Professional Documents
Culture Documents
Practicum RCKring
Practicum RCKring
RC-kring - 1
We wensen te weten welke stroom zal lopen in een netwerk dat een weerstand en een condensator in serie bevat (fig. 1).
Figuur 1 Netwerk met een weerstand R en condensator C in serie. De constante spanningsbron V kan afwisselend in en uit dit netwerk gesloten worden met behulp van schakelaar S. Alhoewel een elektrische stroom niet door een condensator kan stromen, zullen toch tijdelijke stromen optreden in ketens die een condensator bevatten. Deze stromen zullen aanleiding geven tot het opbouwen van een lading op de platen van de condensator als een constante spanningsbron V aangesloten wordt en tot het wegvloeien van die lading als de spanningsbron verwijderd wordt.
- 1/9 -
RC-kring - 2
Grootheden die veranderen in verloop van de tijd noteren we met een kleine letter: vb. v R en v C het spanningssignaal over resp. de weerstand en de condensator; i de stroom door het netwerk; Constante waarden (waarden die niet veranderen in de tijd) noteren we met hoofdletter: vb. de constante spanningsbron V. Bijgevolg worden ook maximale waarden en amplitudes met hoofdletter geschreven: vb. Vm de amplitude van het aangelegde spanningssignaal; VR de amplitude van het spanningssignaal over de weerstand;
V = Ri + V =R dq q + dt C
q C
met i =
(1)
dq dt
(2)
Vergelijking (2) is een differentiaalvergelijking waarin alleen de veranderlijken q en t voorkomen. De oplossing wordt gegeven door:
q = CV (1 e t / RC )
Verder zien we dat:
(3) (4)
i=
We kunnen dus ook schrijven:
dq V t / RC = e dt R q = V (1 e t / RC ) C
vC =
en
(5) (6)
v R = iR = Ve t / RC
Figuur 2 toont het grafisch verloop van
Merk op dat:
- voor t = 0 - voor t
De stroom in de RC-keten is in het begin dus V/R en wordt uiteindelijk nul; de lading op de condensatorplaten is in het begin nul en wordt uiteindelijk CV. De grootheid = R C in vergelijkingen (3) tot en met (6) heeft de dimensie van de tijd en wordt de tijdsconstante van de RC-keten genoemd.
- 2/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 3
Uit de betrekking (5) volgt dat na een tijd gelijk aan de spanning over C toegenomen is tot 63% van de eindwaarde V (reken dit na). Uit de betrekking (6) volgt dat de raaklijn in de topwaarde van v R in fig. 2 de t-as snijdt in het punt t = RC (ga dit na!).
R
De oplossing van (7) is: q = q0 e dat als t = RC , q = q0.e
-1
dq q + =0 dt C
(7)
t / RC
= 0,37 q0 ).
De ontladingsstroom loopt nu in tegengestelde zin van de opladingsstroom. Neemt men opnieuw t = 0 als omschakeltijdstip, dan wordt het spanningsverloop over R en C gegeven door:
v R = Ve t / RC vC = Ve t / RC
Figuur 3 toont het grafisch verloop van vR en vC .
(8) (9)
Indien men de schakelaar S in figuur 1 afwisselend schakelt in de standen b en a, en in elke stand vasthoudt gedurende een gelijk aantal malen de tijdsconstante, dan wordt de condensator afwisselend opgeladen en ontladen. Figuur 4 geeft het hiermee corresponderende spanningsverloop over de totale RC-keten ( = v R + v C ), over R en over C.
- 3/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 4
ontladen van de condensator met (1) de spanning over het totale netwerk; (2) de spanning over de weerstand; (3) de spanning over de condensator Gebruikt men een functiegenerator (ingesteld op kanteelspanning) die verbonden is met de RC-keten zoals in figuur 5, dan bekomt men in de meetketen analoge spanningsvormen zoals in figuur 4 indien de periode van de kanteelspanning beduidend groter is dan de tijdsconstante . Is bijvoorbeeld de generatorfrequentie ingesteld op
0 =
1 9, 2
dan is de kleinste rekenkundige waarde die v R bereikt vooraleer een spanningssprong optreedt gelijk aan 1% van de amplitude V van de kanteelspanning (reken dit na!).
Figuur 5 Netwerk met een weerstand R en condensator C in serie. De functiegenerator ) of sinusspanning ( ). (Gener.) kan ingesteld worden op kanteelspanning (
- 4/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 5
2.1 Filterwerking
5). De index i staat voor ingangsspanning en Vm stelt dus de amplitude (= topwaarde) van die ingangsspanning voor. Dan kunnen we schrijven
vi = Vm sin t =
q dq + Ri en i = C dt
(11)
i (t ) = I m sin ( t + )
Im = Vm 1 R2 + C 1 RC
2
(12)
met (13)
en
tg =
(14)
Daar de fasehoek positief is blijkt dat de stroom voorloopt op de spanning. Als we de spanning over de weerstand R beschouwen als een uitgangsspanning v R en v i is de ingangsspanning (figuur 5), dan kunnen we de volgende betrekkingen schrijven.
v R = Ri = RI m sin ( t + ) = VR sin ( t + )
VR = RVm 1 R2 + C 1 1 1+ RC
2 2
(15)
v R beschouwen:
(16)
of
VR = Vm
In het bijzonder zal (reken na!): voor lage frequenties (d.w.z. voor
(17)
en VR 0
1 2
(d.w.z. voor
):
= 45 en VR =
voor hoge frequenties (d.w.z. voor
Vm 0, 71Vm 2
Vergelijking (17) is grafisch voorgesteld voor bepaalde waarden van R en C in figuur 6 (R = 105 en C = 0,16 F).
- 5/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 6
Figuur 6 Frequentiekarakteristiek (amplitudeverhouding van het signaal over de weerstand tot het signaal over het totale netwerk, in functie van de generatorfrequentie) voor een netwerk met weerstand en condensator in serie (R=105 en C=0,16 F). Let op: beide schalen zijn logaritmisch voorgesteld! Bij figuur 6 kunnen we de volgende opmerkingen maken: 1. Bij lage frequenties is VR klein 2. Bij hoge frequenties is VR gelijk aan Vm (in de figuur ongeveer vanaf 10 Hz) Omdat lage frequenties verzwakt worden en de hoge frequenties niet, noemt men dit circuit een RC-hoge-doorlaat-filter (gemeten over R !).
v R = VmRC sin(t +
)
(18)
v R = VmRC cos t
Als we nu vi afleiden (differentiren) bekomen we:
dv i = Vm cos t dt v R = RC dv i dt
(19)
(20)
De betekenis van vergelijking (20) is dat als RC 0 het RC-filter netwerk de operatie differentiren uitvoert; d.w.z. het uitgangssignaal over R is evenredig met de afgeleide naar de tijd van het ingangssignaal. Deze eigenschap wordt toegepast in computers. Nu kan men ook bewijzen dat de spanning v C op de condensator evenredig is met de integraal van de ingangsspanning v i wanneer RC . Neem de algemene uitdrukkingen q = Cv en Hieruit volgt: en: v =
dq dv =C dt dt
dv 1 dq 1 = = i dt C dt C
1 idt C
- 6/9 -
RC-kring - 7
vC =
(21)
Als we nu onderstellen dat RC (dus R en C zeer groot), dan is kunnen we schrijven voor vergelijking (21)
Im =
Vm en = 0 en R
(22)
vC =
Vm cos t RC
vC =
1 v i dt RC
(23)
Werkopdracht
Het gedrag van de RC-kring wordt experimenteel onderzocht in het geval van aangelegde kanteel- en sinusspanningen. Deze spanningen worden geleverd door een functiegenerator. Enkel het spanningsverloop over R wordt onderzocht en dit met behulp van een twee-kanaals-oscilloscoop (zie figuur 7 en notas over oscilloscoop). De twee kanalen kunnen in Y-t-mode afzonderlijk geregeld worden maar gebruiken wel dezelfde tijdsbasis.
(a)
(b)
Figuur 7 (a) Afbeelding uit opdracht 3.1 van het oscilloscoopscherm met het spanningssignaal van de generator bovenaan en het spanningssignaal over de weerstand onderaan. (b) overzicht van het bedieningspaneel van de oscilloscoop. Alvorens over te gaan tot de definitieve metingen is het aan te raden zich vertrouwd te maken met het gebruik van de generator (zie figuur 8) en de oscilloscoop. Bekijk hiervoor rechtstreeks het uitgangssignaal van de generator met de oscilloscoop (respecteer de verbindingen met de massa!) en controleer ingestelde en afgelezen frequenties en amplitudes van de kanteel- en de sinusspanningen. Bij het uitvoeren van de hieropvolgende werkopdracht is het aan te raden een zo groot mogelijke uitgangsspanning van de functiegenerator (amplitude = MAX) te gebruiken. Zet symmetry en D.C. offset op nul (wit streepje naar boven). Plaats bij de oscilloscoop beide kanalen in DC-mode.
- 7/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 8
Figuur 8 Bedieningspaneel van de functiegenerator met de voornaamste regelknoppen: bovenaan: frequentiebereik en functievorm midden: ingestelde frequentie en eenheid onderaan:frequentie-fijnregeling (frequency), signaalsymmetrie (symmetry), amplitude, gelijkspanningsbasis (D.C. offset).
Opmerking
Let op de verbindingen met de aarde!!!
Figuur 9 Schema van de aansluiting van het RC-netwerk met de functiegenerator en de oscilloscoop.
- 8/9 -
Practicum Natuurkunde
RC-kring - 9
Bekijk eerst het signaal van de functiegenerator en zijn verticale positie t.o.v. de 0 V lijn (te zien in GND-mode). Het signaal moet er ongeveer uitzien zoals in figuur 4(1), met de spanning die wisselt tussen een constante positieve waarde en 0 V. Stel de frequentiegenerator in op de waarde 0 zoals bepaald door (10) en ga na met de oscilloscoop of we een spanningsvorm bekomen zoals in figuur 4(2). (Dit moet niet geschetst worden !) Ga nu eerst na hoe figuur 4(2) verandert voor
1 =
Schets deze figuren voor 3 periodes en voor de frequenties 1 , 2 en 3 (let op de juiste positie t.o.v. de GNDlijn !!). Vermeld duidelijk de meetomstandigheden zoals de generatorfrequentie, de tijdbasis en de Y-versterking van de oscilloscoop. Trek een besluit over de verschillen tussen de 3 schetsen. Beantwoord hierbij o.a. volgende vragen : Waarom is de spanning over de weerstand gedurende een halve periode negatief ? Bij welke schetsen komt de spanning over de weerstand niet terug naar nul en waarom ? Stel de generator terug in op frequentie 1. We zullen nu grafisch de tijdsconstante bepalen (zie figuur 2(a)). Stel hiervoor de oscilloscoop zodanig in dat het hele scherm ingenomen wordt door n figuur zoals figuur 2(a) en dat het af te lezen -interval een zo groot mogelijk aantal schermverdelingen bevat (grootste nauwkeurigheid). Schets de figuur op uw verslagblad en vermeld weer de meetomstandigheden. Lees de experimenteel gevonden tijdsconstante af en vergelijk ze met de berekende -waarde.
1 1 3 , 2 = en 3 = . 10 2
1 en vergelijk met de 2
- 9/9 -