Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

H

et idee om in Belgi restweefsels van


verwijderde tumoren centraal te verza-
melen, is niet nieuw, zegt Liesbet Van
Eycken, algemeen directeur van het Kankerregister.
Al in 2007 staken de oncologen en pathologen van
het UZ Leuven, UZ Gent, Saint-Luc, Erasme en Bor-
det de koppen bij elkaar om een biobank-netwerk te
vormen. De Stichting tegen Kanker en de FNRS zorg-
den toen voor de eerste financile ondersteuning.
Een jaar later al traden UZ Antwer-
pen, UZ Brussel en het CHU van
Luik toe, alsook het Kankerregister.
Maar een echte structurele ver-
dieping kwam er met het Kanker-
plan, aldus Michiel Callens, voor-
zitter van het Kankerregister. Na
een goedkeuringsprocedure werden
elf ziekenhuizen erkend als deel nemende partners.
Vervolgens werd door het Kankerregister en de part-
ners een conceptueel design uitgewerkt, werden de
lastige privacy-issues geregeld en een sterk bevei-
ligd internetplatform uitgewerkt voor gegevensuit-
wisseling.
Het is nooit de bedoeling geweest om tumor -
stalen samen te brengen in n centrum, legt Van
Eycken uit. Voor de virtuele tumorbank worden de
stalen volgens strikte procedures door de elf erkende
centra gecollecteerd, behandeld en lokaal gestoc-
keerd. De pathologische en medische gegevens wor-
den echter centraal samengebracht in een elektroni-
sche gegevensbank. De virtuele bank vormt als het
ware een catalogus van wat de deelnemende zieken-
huizen in stock hebben aan tumorweefsel om te ge-
bruiken voor wetenschappelijk onderzoek.
Op termijn zal elke kankerpatint beter worden
van de tumorbank, maakt UCL-radioloog Vincent
Grgoire zich sterk. Prof. Grgoire
was binnen het netwerk een voor-
trekker van het eerste uur en is de
eerste voorzitter van de weten-
schappelijke stuurgroep van de tu-
morbank. Volgens hem hebben kan-
keronderzoekers nood aan instru-
menten om fundamentele inzichten
uit onderzoek op cel- en diermodellen te vertalen
naar kanker bij de mens. De tumorbank zal een be-
langrijk hulpmiddel zijn om de translatie van con-
cept naar preklinische en ten slotte klinische evalu-
atie te versnellen.
Peter Raeymaekers
> Blz. 8: Belgische Virtuele Tumorbank staat
in de steigers
Donderdag houden het Kankerregister en de universitaire oncologische centra van Belgi een
(academisch) feestje. Samen met minister Onkelinx openen ze de Belgische Virtuele Tumorbank. De
bank moet een belangrijke stimulans worden voor het kankeronderzoek in Belgi. Artsenkrant geeft
u vandaag een voorproefje.

noIsidonine
2
32ste jaar nr 2266 - Dinsdag 2 oktober 2012 - 1,50 - Halfwekelijks blad - P309577 - ACTUAMEDICA - RAKETSTRAAT 50, BUS 14 - 1130 BRUSSEL
Verkiezingen 2012
24
De referentie voor huisartsen en specialisten www. artsenkrant.com
Febelgen wil goedkoop voorschrijven herzien > blz. 8
BELGI - BELGIQUE
P.B.-P.P.
B-331
4
DOMUS MEDICA TREKT IN
BIJ APOTHEKERS
WACHTPOSTEN IN BUDGETTAIR
KEURSLIJF
ARTSEN IN DE KIESSTRIJD
Dit wordt een belangrijke
stimulans voor
kankeronderzoek
in ons land
Minister Muyters doet
sportprotocol uit de doeken
In een interview met Artsenkrant licht Vlaams minister van Sport Philippe
Muyters (N-VA) het hoe en het waarom toe van het screeningsprotocol voor
sporters, dat binnenkort definitief wordt gelanceerd. Dit verhaal moet alle
partijen winst opleveren: sporters, artsen, ziekenfondsen, zelfs de weten-
schap, stelt hij.
Tijs Ruysschaert
> Blz. 22-23: Protocol wordt geen batterij testen

J
D
B
Belgische Tumorbank gaat van start met 12.000 stalen
Minister, om met de deur in huis te
vallen: waarom een sportmedisch on-
derzoeksprotocol?
Philippe Muyters: Als minister van
Sport wil ik zoveel mogelijk mensen, zo
lang mogelijk gezond aan het sporten krij-
gen zonder daarbij drempels op te wer-
pen die maken dat iemand niet gaat spor-
ten. Om dat verantwoord te laten gebeu-
ren, heb je een gestandaardiseerde fysie-
ke check-up nodig.
Een onderzoek dat kan dienen voor
alle sporters, met andere woorden?
Neen, zeker niet. Verschillende discipli-
nes vragen een verschillende aanpak.
Vandaag zien we dat sommige federa-
ties hun leden vragen om een dokters -
attest voor te leggen. Maar van specifici-
teit is daar amper sprake. Nochtans is dat
essentieel: de vraag is wat je moet onder-
zoeken bij welke sporter, uiteraard zonder
factoren als leeftijd, fysieke conditie en
medische voorgeschiedenis uit het oog te
verliezen. Door bij een controle de ken-
merken van verschillende sporttakken in
rekening te brengen, kun je op een gerich-
te manier blessures voorkomen. Of kun je
bijvoorbeeld mensen aanraden om niet
sport X, maar sport Y te beoefenen.
Die gerichte focus van het onderzoek
heeft overigens niet enkel voordelen voor
de atleet, maar ook voor de dokter. Die
weet zo precies wat hij moet nakijken n
wat niet.
Toch lijkt een gemeenschappelijk
gedeelte voor alle sporttakken onver-
mijdelijk. Waarom durft niemand daar
een percentage op te kleven?
Ik kan me best inbeelden dat een be-
paald aspect van het protocol, neem nu
het opmeten van de bloeddruk, bij 80 of
zelfs 90% van alle sporten terug zal ko-
men. En misschien voer je bij de helft van
de sporten voor 10 of 20% hetzelfde on-
derzoek uit. Maar dat is nog wat anders
dan zeggen dat het protocol een truncus
communis (het gemeenschappelijke gedeelte van
het onderzoek, red.) van 90% heeft. In dat ge-
val zou iemand die aan liggend karabijn-
schieten doet, haast op volledig dezelfde
manier getest worden als een marathon-
loper. En dat zou dan weer betekenen dat
het onderzoek niet alleen nuttig is voor
alle sporters, maar voor de hele bevol-
king. Misschien valt
daar iets voor te zeg-
gen, maar dat is mate-
rie voor onze collegas
van Volksgezondheid
en niet voor de minis-
ter van Sport.
Wij praten dus lie-
ver niet over een ge-
meenschappelijk gedeelte van zoveel of
zoveel procent. Dit wordt geen batterij
testen die we zomaar op elke sporter toe
zullen passen. De link met het sportspeci-
fieke is essentieel. Dat is trouwens ook de
reden waarom dit onderzoek moet verlo-
pen via sport- en keuringsartsen of via
huisartsen die hiervoor een specifieke op-
leiding hebben gevolgd.
Kwam het initiatief voor dit protocol
eigenlijk van die sport- en keurings-
artsen?
De vereniging van Sport- en Keurings-
artsen (SKA) steekt hier inderdaad veel
tijd in en speelt een cruciale rol. Maar ver-
geet niet dat dit geen verhaal van vandaag
op morgen is, eerder een kwestie van
voortschrijdend in-
zicht. De vraag om
duidelijkheid over
een lichamelijk ge-
schiktheidsonder-
zoek voor sporters
bestaat al meer dan
20 jaar. Alleen ge-
beurde er nooit iets
concreets met de input van artsen, spor-
ters, ziekenfondsen, de overheid, enzo-
voort. Het kwam er dus op aan ergens te
filteren wat doen we wl en wat nit en
de koe bij de horens te vatten. En dat doen
we nu.
Hebben de recente plotse overlijdens
van enkele jonge sporters daar mee
voor gezorgd?
Die schokkende overlijdens waren voor-
al voor de buitenwereld het teken dat er
eindelijk iets gedaan moest worden. Voor
ons waren ze een aanleiding om iets snel-
ler te communiceren over onze plannen.
Toen die dramatische gebeurtenissen
zich voordeden, waren wij al een hele poos
bezig met de uitwerking van het protocol.
Ondanks de publieke druk hebben we ons
niet laten verleiden tot overhaasting een
voorstander van occasioneel beleid ben ik
nooit geweest. De uitwerking van dit
project vergt nu eenmaal tijd, doordat er
zoveel partijen bij de realisatie ervan be-
trokken zijn. Maar we zijn op de goede weg.
Over welke partijen hebt u het dan?
Om te beginnen het artsenkorps. We
hadden absoluut informatie nodig vanuit
die hoek, het is immers niet de taak van
de politiek om te zeggen wat waar en wan-
Interview met Vlaams minister van Sport Philippe Muyters (N-VA)
Protocol wordt geen batterij testen
Het screeningsprotocol voor sporters
is nakend, zo kondigden we al enkele
malen aan in onze krant. In
afwachting van de definitieve
lancering spraken we met Vlaams
minister van Sport Philippe Muyters
(N-VA) over het hoe en het waarom
van het protocol. Dit verhaal moet
alle partijen winst opleveren:
sporters, artsen, ziekenfondsen en
zelfs de wetenschap.
22 ARTSENKRANT Dinsdag 2 oktober 2012 Nr. 2266
A C T U A L I T E I T
Dat het Nationale
Intermutualistische College op dit
moment zegt dat het niet zomaar in
ons verhaal wil meestappen, vind ik
niet onlogisch


J
D
B
Vlaams minister van Sport Philippe Muyters: sowieso zullen we erop toezien dat het screeningsprotocol betaalbaar blijft voor iedereen.
A C T U A L I T E I T
neer onderzocht moet worden. Die info
verzamelen, was echter verre van eenvou-
dig, want een eenduidig antwoord biedt
de beschikbare wetenschappelijke litera-
tuur niet. Toch maken we ons sterk dat we
de sporter, de federaties en de artsen een
bruikbaar werkinstrument aanreiken dat
zal bijdragen aan onze doelstelling: zoveel
mogelijk Vlamingen op een gezonde ma-
nier aan het bewegen krijgen en houden.
Dat aanreiken valt trouwens letterlijk
op te vatten. We dringen niets op, een arts
moet aan zijn patint kunnen zeggen dat
hij zich niet achter het protocol schaart,
dat hij anders denkt over het medisch on-
derzoek van sporters. En de patint heeft
het volste recht om dat te geloven.
Maar zelf staat u volledig achter wat
op tafel ligt?
Natuurlijk. De vereniging van Sport- en
Keuringsartsen is niet over een nacht ijs
gegaan. Na analyse van de beschikbare
wetenschappelijke
literatuur en in over-
leg met deskundi-
gen uit diverse disci-
plines zoals cardio-
logie, pneumologie,
orthopedie,... heeft
ze een basisonder-
zoeksprotocol gefor-
muleerd. En nu worden de sportfederaties
betrokken in de verfijning daarvan per dis-
cipline.
Voor die federaties is daarnaast nog
een tweede belangrijke functie weggelegd,
namelijk sporters bewustmaken van het
nut en van de beperkingen van een pre-
ventief sportmedisch onderzoek. Al geldt
hier opnieuw dat we niets verplicht opleg-
gen. Ons verhaal is weloverwogen en ge-
fundeerd, maar de sportbonden die erin
meestappen, doen dat vrijwillig.
Andere partijen zijn de sporters zelf
zonder draagvlak heeft dit project nooit
kans op slagen en de ziekenfondsen.
Voor die laatste is dit een interessant pro-
ject omdat het dient om blessures en ge-
zondheidsproblemen te voorkomen. En
dat kan hen winst opleveren.
Toch raadde het Nationale Intermu-
tualistische College (NIC) de zieken-
fondsen onlangs aan om niet tussen te
komen in de kosten voor de screening
van (jonge) sporters.
Dat het NIC nu, terwijl de contouren
van het protocol nog niet zijn bekend -
gemaakt, zo reageert, vind ik niet meer
dan logisch. Laat ons eerst het geheel af-
werken en duidelijk maken wat de meer-
waarde is. We moeten kunnen aantonen
dat we de sportspecifieke en niet de brede
sociale gezondheidszorg op ons nemen.
Als dat het geval is, kunnen we met alle
wapens in handen een gesprek met de
ziekenfondsen aangaan. En ik ben ervan
overtuigd dat de bereidheid bij het NIC er
dan wel zal zijn.
U begrijpt echter dat sommige partij-
en zich intussen zorgen maken? Zo
vreest het SVH dat armere gezinnen
zich geen screening kunnen veroorlo-
ven. Stel dat zon sportscreening 60
euro kost en volledig ten laste van de
ouders valt, dan krijgen ouders van vijf
kleine voetballertjes het wel erg lastig.
Vooreerst wil ik geen standaardprijs
noemen voor zon onderzoek. Mogelijk
valt het voor de ene patint wat duurder
uit dan voor de andere afhankelijk van
wat allemaal onderzocht moet worden
of vraagt de ene arts wat meer dan de an-
dere afhankelijk van de tijd die hij aan
het onderzoek spendeert.
En om verder te
gaan op de haalbaar-
heid: sowieso zullen
we erop toezien dat
het betaalbaar blijft
voor iedereen. De
kostprijs mag men-
sen niet tegenhouden
om aan sport te doen.
Vaak anticiperen clubs of federaties op
soortgelijke financile problemen bij hun
leden door een stukje solidarisering in te
bouwen. Daarnaast denken we dat de zie-
kenfondsen een rol zullen spelen via hun
aanvullende verzekering. En ook de verze-
keringsmaatschappijen kunnen mee op
de boot springen. Heel wat federaties heb-
ben een verplichte bijkomende verzeke-
ring bovenop de ziekteverzekering, daar
liggen dus mogelijkheden.
Je mag trouwens niet uit het oog verlie-
zen dat zon onderzoek besparingen kan
opleveren. Blessures kosten ook geld. Ie-
dere sporter die uitvalt met een letsel dat
voorkomen had kunnen worden, is er een
te veel. Van belang is dus dat we in elk ge-
val niet vervallen in de redenering we
doen iets niet omdat sommigen het niet
kunnen. Voor die laatsten moeten we ge-
woon een oplossing vinden.
Vraag is of daar nog voldoende tijd
voor is. Hier en daar is er sprake van
een lancering van het cardioluik van
het protocol in oktober. Dat is dus nu.
Waarschijnlijk wordt het eerder iets
voor het einde van dit jaar. Wat mij be-
treft, is het niet de be-
doeling om het proto-
col gespreid te presen-
teren. Als we het in-
voeren, heb ik liever
dat dat in zijn geheel
gebeurt. Al kan het wel zijn dat we over
bepaalde technische aspecten eerder com-
municeren via de vakpers. Uit de hoek van
de zorgprofessionals komen daar immers
vragen over. Zo stellen sommige artsen
zich terecht de vraag welke workload dit
alles met zich meebrengt. Het is maar wat
normaal dat we hen zo snel mogelijk info
bezorgen over de tools die zij in handen
krijgen om alles goed uit voeren.
Welke tools worden dat?
We ontwikkelen software die sport- en
keuringsartsen en opgeleide huisartsen
snel en duidelijk de weg moet wijzen. Als
een patint langskomt en aangeeft sport
X te willen doen, dan moet het program-
ma tonen waar de dokter op moet letten
en welke onderzoeken hij uit moet voeren,
rekening houdend met wat al in het
patintendossier staat.
Door het screeningsprotocol te integre-
ren in dat softwarepakket, wordt het onder-
zoeksproces voor de arts een soort fuzzy logic.
Hij zal op een eenvoudige manier de ver-
schillende stappen kunnen doorlopen, maar
nog altijd kunnen beslissen om ervan af te
wijken. Hier doe ik een extra test, of dat
onderzoek laat ik weg, want deze patint liet
dit een maand geleden nog checken.
Belangrijk is ook dat het softwarepakket
de dynamiek van het screeningsprotocol
mee ondersteunt. De voortdurende
stroom van nieuwe gegevens zal het
protocol finetunen. Het systeem moet
zichzelf voortdurend verfijnen.
Ik vergelijk dat graag met het principe van
de nulbegroting, waarbij de regering tel-
kens opnieuw kijkt of een bepaalde uitgave
wel nuttig en nodig is. Hier net hetzelfde:
voor elk nieuw stukje informatie kijken we
of het al dan niet nuttig is om op te nemen
in de screening voor een welbepaalde sport.
Een voorbeeld:
als elke sport- of
keuringsarts het
systeem aanvult
met de parameters
van iedere mara-
thonloper die hij onderzoekt, kan na ver-
loop van tijd blijken dat een bepaald as-
pect niet langer nagekeken hoeft te wor-
den omdat geen van de lopers er last van
heeft gehad. Of omgekeerd: dat het on-
derzoeksprotocol net aangevuld moet
worden met een veel voorkomende bles-
sure. Zon levende database levert een
schat aan informatie op.
Hoe wilt u ten slotte de sporters zelf
warm maken voor de screening?
Dat is een kwestie van responsabilise-
ring. Via de campagne Gezond Sporten
willen we de mensen laten nadenken over
hoe ze gezond aan sport kunnen doen en
over wat de specifieke risicos van hun
sport zijn. Daarnaast willen we hen laten
weten dat ze, als ze naar de dokter gaan,
zich op een gestandaardiseerde manier
kunnen laten testen.
Maar niet elke doelgroep is even mak-
kelijk te bereiken met een informatie-
campagne.
Dat klopt. Zoals eerder gezegd is daar
een belangrijke rol weggelegd voor de fe-
deraties. Zij zijn ideaal geplaatst om hun
leden bewust te maken van en te informe-
ren over zon preventieve screening. Fede-
raties bereiken bovendien ook steeds meer
mensen die niet-georganiseerd sporten,
bijvoorbeeld door fiets- of looptochten te
organiseren. Tijdens dergelijke evene-
menten kunnen zij die niet-aangesloten
sporters inlichten over het belang van een
medisch geschiktheidsonderzoek. Zolang
ze maar niet de indruk creren dat sporten
gevaarlijk is. Natuurlijk zijn aan sommige
sporten risicos verbonden. En ja, je zal
altijd mensen vinden met straffe verhalen
over sportblessures. Maar dat neemt niet
weg dat sporten veel beter is voor de
gezondheid dan in de zetel hangen. Niet
geschoten, altijd mis.
Tijs Ruysschaert
23 ARTSENKRANT Dinsdag 2 oktober 2012 Nr. 2266
Sportbeleid is gemeenschapsmaterie. Interessant
om dus even over de taalgrens te kijken. Hoe zit het
in Walloni, is daar ook sprake van een sport-
screeningsprotocol?
Minister Muyters: Met mijn Waalse collega-minis-
ter van Sport Andr Antoine (CDh) onderhoud ik erg
goede contacten. Die relatie is begonnen met doping.
(lacht) Neen, niet door samen aan de doping te zitten
al is minister zijn een zwaar beroep (lacht) maar
door het ontwerpen van de Dopingdecreten ten tijde
van het Europese voorzitterschap van Belgi (2010,
red.). In die periode hebben we elkaar vaak gezien
en ontstond er een erg vlotte wisselwerking tussen
ons. Ik noem het een volwassen confederalisme. Die
band is blijven bestaan, en ook nu leren we nog van
elkaar. Zo volgt Andr momenteel nauwgezet onze
vorderingen met dit protocol. En als het een succes
wordt, zal hij een vergelijkbaar initiatief doorvoeren.
Daar ben ik zeker van.
Aan de doping met Waalse minister van Sport
Ik vergelijk de opbouw van het
protocol graag met het principe van
de nulbegroting, waarbij de regering
telkens opnieuw kijkt of een bepaalde
uitgave wel nuttig en nodig is
De vraag om duidelijkheid over een
lichamelijk geschiktheidsonderzoek voor
sporters bestaat al meer dan 20 jaar

You might also like