Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 99

Blok 1

Lynn ter Bals


Praktijk 20 gegeven lessen
Leergang
bewegingsonderwijs
Inhoud
Overzicht stage activiteiten bewegingsonderwijs blok 1

Naam student: Lynn ter Bals
Lesnummer Naam
School
Telefoon
School
Naam
mentor
Leerlijnen Org.vorm Datum Groep

1 Menno ter
Braakschool
0545-
471279
Brenda
Kevelham
Parcour
Klauteren
Balanceren)

Klassikaal 1-11-
2011
0/1/2
2 Menno ter
Braakschool
0545-
471279
Brenda
Kevelham
Bewegen op
muziek

Klassikaal 3-11-
2011
0/1/2
3 Menno ter
Braakschool
0545-
471279
Brenda
Kevelham
Balanceren


Klassikaal 8-11-
2011
0/1/2
4 ODB de
Branink
0573-
401876
Hetty
Dijkman
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr. 5
5 ODB de
Branink
0573-
401876
Dirk Kok Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr. 6
6 ODB de
Branink
0573-
401876
Astrid
Ruumpol
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr. 6
7 ODB de
Branink
0573-
401876
Astrid
Ruumpol
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr. 7
8 ODB de
Branink
0573-
401876
Ilonka
Mulder
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr.7
9 ODB de
Branink
0573-
401876
Casper
Bruinink
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr. 8
10 ODB de
Branink
0573-
401876
Astrid
Ruumpol
Loopspringen,
Estafette

2 vakken 20-6-
2013
Gr.8
11 ODB de
Branink
0573-
401876
Dirk Kok Aangepaste
balspelen,
soleren,
mikken en
steunspringen

3 vakken 2-7-
2013
Gr. 6
12 ODB de
Branink
0573-
401876
Ilonka
Mulder
Aangepaste
balspelen,
soleren,
mikken en
steunspringen




3 vakken 2-7-
2013
Gr. 7
13 ODB de
Branink
0573-
401876
Anneke
Nieboer
Aangepaste
balspelen,
soleren,
mikken en
steunspringen
3 vakken 2-7-
2013
Gr. 5
14 ODB de
Branink
0573-
401876
Yvonne
de Boer
Aangepaste
balspelen,
soleren,
mikken en
steunspringen
3 vakken 2-7-
2013
Gr. 8
15 ODB de
Branink
0573-
401876
Alja de
Lange
Aangepaste
balspelen,
soleren,
mikken en
steunspringen
3 vakken 2-7-
2013
Gr. 8
16 ODB de
Branink
0573-
401876
Hetty
Dijkman
Bewegen op
muziek,
schommelen,
badmintonnen
en tikspelen
3 vakken 11-7-
2013
Gr. 5
17 ODB de
Branink
0573-
401876
Dirk Kok Bewegen op
muziek,
schommelen,
badmintonnen
en tikspelen
3 vakken 11-7-
2013
Gr. 6
18 ODB de
Branink
0573-
401876
Ilonka
Mulder

Bewegen op
muziek,
touwklimmen,
badmintonnen
en tikspelen
3 vakken 11-7-
2013
Gr. 7
19 ODB de
Branink
0573-
401876
Astrid
Ruumpol

Bewegen op
muziek,
touwklimmen,
badmintonnen
en tikspelen
3 vakken 11-7-
2013
Gr. 8
20 ODB de
Branink
0573-
401876
Casper
Bruinink

Bewegen op
muziek,
touwklimmen,
badmintonnen
en tikspelen
3 vakken 11-7-
2013
Gr. 8

De leerlijnen waar ik tijdens deze stageperiode nog geen les in heb gegeven zijn:
Over de kop gaan, springen, hardlopen en stoeispelen.
De groep(en) aan wie ik tijdens deze stageperiode nog geen les heb gegeven zijn:
Groep 3 en 4.
De naam van jouw mentor die je hoofdzakelijk begeleid heeft:
Ilonka Mulder (ODB de Branink)




1. Lesvoorbereiding les 1

Zakelijke gegevens
Naam student: Lynn ter Bals
Stageschool: Menno ter Braakschool
Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham
datum: 1-11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 45 groep: 1,2

Inhoudelijke gegevens
Vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs
Activiteit: Een toestelles in het speellokaal: Parcour

Componenten van de les
Beginsituatie van de leerlingen:
- De leerlingen kennen de regels om naar het speellokaal te gaan.
- De leerlingen weten wat ze moeten doen met de kleren die ze uittrekken.
- De leerlingen hebben vaker een toestelles gehad.
- Er zullen veel verschillen zitten in de ontwikkeling van motoriek.

Doelen
Persoonlijk leerdoel (gericht op competenties):
- Tijdens deze toestelles hou ik de tijd goed in de gaten en werk hier ook naar. Zo heb ik geen tijd
over aan het einde, maar ook geen tijd te kort.
- Ik stel duidelijke grenzen door deze vooraf met de leerlingen te bespreken. Zo weet iedere
leerling wat er van hem of haar verwacht wordt en is het ook makkelijker consequent te blijven
Lesdoelen
Proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen:
- De leerlingen zijn aan het einde van de les de energie kwijt en hebben veel beweging gehad (dat is
wat de mentor graag ziet).
- De leerlingen die normaal weinig beweging krijgen worden gestimuleerd constant in beweging te
blijven door aanmoediging, maar ook doordat de gymles uitdagend is en om beweging vraagt.
- Aan het einde van de les heeft iedereen weer geoefend met de grove motoriek






lesfase

tijd

didactische route (wat doen de kinderen?)
leerstof leerling leefwereld

interventies van de leerkracht

organisatie en hulpmiddelen
inleiding



4


6
- De leerlingen pakken de schoenen uit de bak en trekken deze zo snel
mogelijk aan, daarna gaan ze (zoals ze gewend zijn) op de witte lijn zitten.
- De leerlingen zwemmen als vissen door het water.




- De leerkracht helpt de
leerlingen waar nodig.

- De leerkracht heeft hierbij
een sturende rol en geeft aan
hoe de leerlingen moeten
zwemmen
Bak met schoenen van de
leerlingen.

Manieren van zwemmen:
- Snel
- Langzaam
- Samen
- In drietallen
- Vrolijke vis
- Boze vis
- Verdrietige vis


- Twee houten blokjes; zodra
ik de blokjes tegen elkaar
sla, zijn de leerlingen stil en
staan ze ook stil op hun plek.

kern



4



- De leerlingen luisteren naar de uitleg en de regels van het parcours.



- Stelt regels op met de
kinderen waar ze zich tijdens
het parcours aan moeten
houden.


Regels tijdens parcours:
1. Zolang iemand voor jou
nog op het toestel zit blijf jij
in de ring staan
2. Zodra er met de blokjes
wordt geklapt sta je stil op je
plek met je monden op slot.

Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben?
- Doordat ik de leerlingen begeleid bij enkele toestellen weet ik waar ze moeite mee hebben
- Doordat ik achteraf de vraag stel wat vond je leuk, makkelijk, moeilijk kan ik bepalen of het niveau goed was.










4

20

- De leerlingen kijken naar n leerlingen die het parcours even kort voordoet


- De leerlingen volgen in groepjes van vier het parcours


- Loopt met een leerling mee
door het parcours en laat zo
zien wat de bedoeling is.

- Twee aanwezige
leerkrachten begeleiden bij de
lastige onderdelen.


- Leerling die het even
voordoet voor de rest van de
klas

- Zie parcours hieronder.
afsluiting





5

- De leerlingen rennen een rondje door het lokaal

- De leerlingen huppelen een rondje door het lokaal

- De leerlingen lopen een rondje door het lokaal



- Gaat staan waar de leerlingen
steeds een nieuw rondje
begint, zo moeten de
leerlingen heel even stoppen
na ieder rondje en kan de rest
weer aansluiten.

Regel: Niet over de
toestellen, alle voeten
blijven op de grond.

1. Schuin naar boven klimmen in het net. 1. Over de bank naar boven lopen
2. Over de balken van het toestel lopen 2. Op de kast gaan staan
3. Via de glijbaan weer naar beneden 3. Van de kast springen beide voeten op de
mat














1. Van de ene naar de andere kant van de 1. Een koprol maken op de daarvoor
wipwap lopen. bestemde mat.









Reflectie les 1
Voorafgaand aan de les was ik erg zenuwachtig. Het is voor mij een hele andere situatie met de
kinderen dan in de klas. Ze zijn veel vrijer. Ik was blij dat ik vooraf goed uitgedacht had hoe alles eruit
moest zien en ook voorbeelden bedacht had bij bijvoorbeeld het zwemmen van de vis. Het was erg
leuk om te zien hoe de kinderen het thema van de gymles konden koppelen aan het thema in de klas
(activiteitencyclus). Wel merkte ik dat 20 minuten vrij lang was voor het parcours, ben daarom ook
iets eerder gestopt dan gepland. De kinderen deden erg enthousiast mee. De opzet van de toestellen
was goed, samen met mijn mentor heb ik vooraf gekeken naar veiligheid en kwam tot de conclusie dat
het verstandiger was de glijbaan en het springen van de kast verder uit elkaar te zetten. Fijn, die tips!
Tijdens de les, bij de toestellen, vond ik het erg fijn dat mijn mentor in de buurt was, want eigenlijk
had ik meerdere (3 van de 4) toestellen waarbij eigenlijk wel een leerkracht kon helpen. Dit gaf mijn
mentor mij ook mee als tip. Later heb je niet iemand die je helpt, dan moet je het ook allemaal alleen
kunnen redden zonder ongelukken.
Verder vond Brenda het idee van de les erg leuk en ook dat de les een aansluiting had bij het thema.
Voor een eerste gymles vond ik het erg goed gaan en kijk uit naar de volgende les!


2. Lesvoorbereiding 2

Zakelijke gegevens
naam student: Lynn ter Bals
stageschool: Menno ter Braakschool
Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham
datum: 3 -11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 60min. groep: 1,2

Inhoudelijke gegevens
vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs
activiteit: De leerlingen hebben een les bewegingsonderwijs binnen het
thema onderwaterwereld, aansluitend bij het thema bewegen op
muziek (vooral in de inleiding terug te vinden).

Componenten van de les
beginsituatie van de leerlingen:
- De leerlingen kennen het speellokaal en de bijbehorende regels
- De leerlingen kennen de begrippen als: Snel, langzaam, hoog, laag, overkant enz.
- De leerlingen zullen na de inleiding een klein moment van rust nodig hebben, want ze
hebben nog niet een heel groot uithoudingsvermogen.
Doelen
persoonlijk leerdoel (gericht op competenties):
- Tijdsindeling zoals vermeld in POP.
- Vooraf duidelijke regels stellen zodat de leerlingen weten wat er van ze verwacht wordt.
- Niet alleen maar strak, strak, strak. Durven loslaten, het is bewegingsonderwijs.
Lesdoelen
proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen:
- De leerlingen oefenen met de begrippen: Snel, langzaam, hoog, laag enz. en leren actief wat
het inhoud (product/kennis).
- De leerlingen zijn aan het einde van de les hun energie kwijt en hebben voldoende beweging
gehad (product/).
- De leerlingen beoefenen hun grove motoriek (proces/vaardigheid)

lesfase

tijd

didactische route (wat doen de kinderen?)
leerstof leerling leefwereld


interventies van de
leerkracht

organisatie en
hulpmiddelen
inleiding



5







10
X
- De leerlingen kleden zich om en gaan op de banken van het
speellokaal zitten.




X
- De leerlingen lopen rond door het speellokaal in het tempo en op de
manier die de leerkracht aangeeft.





- Helpt leerlingen omkleden
en maakt een afspraak met
de leerlingen




- Vertelt de leerlingen hoe
ze zich door het lokaal
moeten bewegen en geeft
het tempo aan doormiddel
van de blokjes (tegen elkaar
aantikken).

- Drie banken in het
speellokaalspeellokaal
staan klaar
- Afspraak: Zodra er met
twee blokjes wordt
geklapt staan de leerlingen
stil op hun plek, met de
monden op slot.

- Blokjes
- Verschillende
bewegingsonderdelen:
1. Snelle vissen
2. Langzame vissen
3. Duikende vissen
4. Springende vissen
5. Stille vissen
6. Slome vissen


kern











2

3



20
X
- De leerlingen gaan weer op de banken zitten, zodat ze even kunnen
uitrusten.

X
- De leerlingen gaan op aanwijzingen van de leerkracht rond het doek
staan.

X
- De leerlingen bewegen het doek als de golven van de ze en krijgen
hierbij enkele opdrachten.







X
- Op twee leerlingen na gaat iedereen in een cirkel in het midden van
de klas zitten.

- Legt parachute klaar


- Wijst aan welke leerling
waar gaat staan, rond de
parachute

- Begeleidt de leerlingen bij
het bewegen van het doek
en geeft hierbij enkele
opdrachten







- Ruimt de parachute op
samen met twee leerlingen.
De rest van de leerlingen

- Parachute



- Parachute


- Opdrachten:
1. Hoge golven
2. Lage golven
3. Rustige zee
4. Wilde zee
5. Doek omhoog
6. Doek heel laag.
Bij 5 en 6 zullen steeds
twee leerlingen elkaar
kruisen naar de overkant,
later wordt dit met 4
leerlingen.


- Parachute (opgevouwen)
- Kast
- Leerlingen die helpen



Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben?
- Ik vraag onder het aankleden wat de leerlingen van de les vonden (met argumenten)
- Doordat ik niet alles vast zet (want vind het niveau hierbij moeilijk te bepalen) kan ik spelen met de dingen die ik bijvoorbeeld verander.



krijgen de instructie om een
cirkel te vormen in het
midden van de gymzaal.

afsluiting





10







8
X
- De leerlingen doen samen een spelletje als afsluiting.






X
- De leerlingen kleden zich aan en gaan terug naar de klas.

- Vertelt de leerlingen wat
de bedoeling van het spel is

1. De leerlingen zitten in
een cirkel.
2. En leerling gaat achter
de deur staan.
3. In die kring verandert
er iets
(voorwerp/leerling).
4. De leerling moet raden
wat er anders is.

Reflectie les 2

Naar deze les keek ik al veel meer uit dan de eerste. Ik wist nu ongeveer hoe de leerlingen op mij
zouden reageren en hoe anders het om een vrije les als gym te geven. De start was dan ook veel
soepeler ging veel vlotter. De materialen lagen vooraf goed klaar en een korte en duidelijke uitleg
volgde. De leerlingen wisten goed wat er van ze verwacht werd en gedroegen zich hier ook naar. De
inleiding, lopen als vissen op het ritme van de blokjes, verliep goed. Er was een duidelijk verschil te
zien tussen de leerlingen als het ging om ritmegevoel. De ene leerling liep op de maat van het geluid,
de ander keek vooral naar wat andere leerlingen deden. Toch was het een geslaagde inleiding.
De kern verliep ook goed, maar had er niet zon goed gevoel over als bij de inleiding. De opdracht was
wel duidelijk voor de leerlingen en ze begonnen ook enthousiast, maar de groep was te groot. Dit had
als gevolg dat een deel van de leerlingen niet continu in beweging kon zijn en zich een beetje gingen
vermaken met buurman of buurvrouw. Gelukkig liep het niet uit de hand en werden ze niet
vervelend, maar dit is wel iets om te onthouden voor de volgende keer. Mijn mentor gaf hiervoor als
tip het lokaal in twee delen te splitsen en een groepje kinderen met een bekend spel aan de slag te laten
gaan en met het andere deel de opdracht van de parachute uit te voeren. Ze vond de opdracht zelf
namelijk wel leuk, maar deelde mijn mening dat niet iedere leerling actief kon zijn.
Het afsluitend spelletje was dan ook goed voor de verandering, maar ook deze les iets eerder gestopt
dan vooraf bedoeld.


3. Lesvoorbereiding 3

Zakelijke gegevens
Naam student: Lynn ter Bals
Stageschool: Menno ter Braakschool
Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham
datum: 8-11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 45 groep: 1,2

Inhoudelijke gegevens
Vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs
Activiteit: Een toestelles in het speellokaal: Balanceren

Componenten van de les
Beginsituatie van de leerlingen:
- De leerlingen kennen de regels om naar het speellokaal te gaan.
- De leerlingen weten wat ze moeten doen met de kleren die ze uittrekken.
- De leerlingen hebben vaker een toestelles gehad, maar van de leerkracht weet ik dat ze balanceren
best lastig zullen vinden
- Er zullen veel verschillen zitten in de ontwikkeling van motoriek.

Doelen
Persoonlijk leerdoel (gericht op competenties):
- Tijdens deze toestelles hou ik de tijd goed in de gaten en werk hier ook naar. Zo heb ik geen tijd
over aan het einde, maar ook geen tijd te kort.
- Ik stel duidelijke grenzen door deze vooraf met de leerlingen te bespreken. Zo weet iedere
leerling wat er van hem of haar verwacht wordt en is het ook makkelijker consequent te blijven.
Lesdoelen
Proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen:
- De leerlingen zijn aan het einde van de les de energie kwijt en hebben veel beweging gehad (dat is
wat de mentor graag ziet).
- De leerlingen die normaal weinig beweging krijgen worden gestimuleerd constant in beweging te
blijven door aanmoediging, maar ook doordat de gymles uitdagend is en om beweging vraagt.
- Aan het einde van de les heeft iedereen weer geoefend met de grove motoriek.
- Aan het einde van de les heeft iedere leerling geprobeerd te balanceren, hoe moeilijk ze het ook
vinden.


lesfase

tijd

didactische route (wat doen de kinderen?)
leerstof leerling leefwereld

interventies van de leerkracht

organisatie en hulpmiddelen
inleiding



4


6
- De leerlingen pakken de schoenen uit de bak en trekken deze zo snel
mogelijk aan, daarna gaan ze (zoals ze gewend zijn) op de witte lijn zitten.
- De leerlingen lopen rondjes door de zaal op het ritme dat de leerkracht
aangeeft.




- De leerkracht helpt de
leerlingen waar nodig.

- De leerkracht geeft het ritme
aan door middel van twee
blokjes.
Bak met schoenen van de
leerlingen.

Twee houten blokjes om het
ritme aan te geven.



kern







4








4
- De leerlingen luisteren naar de uitleg en de regels van het balanceren.






- De leerlingen kijken naar n leerlingen die het balanceren bij alle
oefeningen even kort voordoet,
- De leerkracht stelt regels op
met de kinderen waar ze zich
tijdens het parcours aan
moeten houden.





- Loopt met een leerling mee
die het balanceren op alle
toestellen laat zien, om
Regels tijdens balanceren:
1. Zolang iemand voor jou
nog op het toestel kom jij er
nog niet op
2. Zodra er met de blokjes
wordt geklapt sta je stil op je
plek, ben je stil en kijk je
naar de leerkracht.
3. Vraag om hulp als je bang
bent dat het niet goed gaat.

- Leerling die het even
voordoet voor de rest van de
klas, plus de toestellen die al


Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben?
- Doordat ik de leerlingen begeleid bij enkele toestellen weet ik waar ze moeite mee hebben.
- Doordat ik achteraf de vraag stel wat vond je leuk, makkelijk, moeilijk kan ik bepalen of het niveau goed was.










20




- De leerlingen gaan in groepen de verschillende onderdelen van het
balanceren langs.

duidelijk te maken wat de
bedoeling is.


- Leerkracht heeft de groep
verdeeld over de toestellen en
begeleidt waar nodig.
klaar staan.


- Zie opstelling balanceren
op de volgende pagina.
afsluiting





5

- De leerlingen spelen het spel kat en muis.



- Leerkracht vertelt dat de
leerlingen kat en muis spelen.
De leerlingen kennen dit spel.

Lintjes voor de muizen.
Regel: Niet over de
toestellen, alle voeten
blijven op de grond.

Van de ene naar de andere kant van de
wipwap lopen.




Over een rechtopstaande bank lopen en
over een omgekeerde bank lopen




Over de bank naar boven en weer naar beneden lopen
(Naar beneden aan de hand van iemand anders) .






Over de bank lopen naar het wandrek, door het wandrek klimmen
om er weer uit te komen.



Leerlingen gaan op het blok staan en tillen steeds
een been op. Ze moeten proberen te blijven
staan. (6 blokken)





Reflectie les 3

Grappig om te zien dat de ene kleuter echt gevoel heeft voor ritme en de ander totaal niet. Ik probeerde
de tip te geven om naar leerlingen te kijken die het al heel goed konden, alleen werkte dit averechts.
Zo kwam de leerlingen die het al lastig vonden nog meer in de knoop en de leerlingen die het goed
konden ook. Ik denk omdat ze nu teveel gingen nadenken.
Vooraf werd door mijn mentor aangegeven dat de jongste leerlingen sommige dingen met balanceren
erg lastig zouden vinden of niet zouden durven. Dat klopte inderdaad. Gelukkig kon ik heel veel
leerlingen helpen door aan te moedigen, iets samen te doen of juist iets voor te doen. Het bleek voor
deze kleuters wel heel moeilijk te zijn op een been te balanceren op de blokken. Daarvoor heb ik met
ze eerst op de grond geoefend (door ook af en een leerling een beetje vast te houden), daarna mochten
ze het op het blok proberen. Doordat dit een uitdaging was waren ze wel fanatiek (op enkele
bangeriken na, maar dat geeft niet).
Verder was het niveau, ook door de andere gegeven gymlessen, aardig goed ingeschat en de tijd vloog
voorbij! Wel jammer dat ik soms meerdere handen nodig had, waardoor mijn mentor moest helpen.
Zou het graag helemaal alleen kunnen. Dit is dan ook het leerpunt van deze les.


4. Lesvoorbereiding 4
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema
loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na
het omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren
(omdat er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 6 touwtjes, lange mat, pilaren, 1 bal (2
e
voor de zekerheid), stopwatch

Opstelling (tekening + uitleg)
Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant,
touwtje terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste
over te touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 4 (nr. 1 op ODB de Branink)
Datum 20-6-2013
Tijd 8.45-9.30
Groep 5
Aantal leerlingen 30 leerlingen
Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een
rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp.
Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen.
Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op
een goed tempo. Neemt de hordes ruim.
Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een
ander werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht).
Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee.
Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen
(heeft inzicht) en kan andere leerlingen helpen.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te
doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht. Deze vraagt een
leerling dit onderdeel voor onderdeel te laten zien.
Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal
is het zo dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan
alleen maar scoren in je eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je
ervoor zorgen dat de bal bij de scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van
overgooien, minimaal vijf keer voordat hij richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met
de bal. Er wordt pas gescoord als er vijf keer overgegooid is met hetzelfde team, daarna de
scoorman de bal ontvangt en op de grond drukt.
Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat).
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt.
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling
om te oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze
groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel
mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet





Reflectie les 4

s Morgens bij aankomst op school ben direct begonnen met het klaarzetten van onderdelen voor de
gymlessen van die dag. Een voordeel, en zeker met deze hoeveelheid materialen, is dat de opzet
grotendeels hetzelfde blijft, maar met opbouw van niveau. Zo is het mogelijk de bewegingstijd
optimaal te benutten en geen tijd verloren te laten gaan aan de opbouw en het afbreken van materialen.
Een goed begin is het halve werk zeggen ze wel eens. In dit geval klopt het, alleen verliep het begin
juist niet goed. Bij het klaarzetten van de materialen had ik rekening gehouden met de afstand tussen
de banken die dienden als hordes bij de estafette. Helaas, na minder dan 5 minuten bleef een jongen
met zijn voet achter een bank haken en struikelde naar voren. Hij probeerde zich te herstellen maar
viel daardoor veel verder pas echt: tegen de volgende bank. Na gehuil, behoorlijk wat bloed en een
snee in het hoofd ging (heeeeeeeel fijn) zijn lerares met hem mee. Later hoorde ik dat het gehecht was.
Dit gaf me echt een rotgevoel. Dat rotgevoel heb ik de rest van de dag gehouden, al zei de leerkracht
dat het totaal niet mijn schuld was en het iedereen had kunnen overkomen. Wat een begin!
Hierbij weet ik ook dat ik het heel prettig zou vinden een EHBO- diploma te hebben.
Na dit ongelukje was bij de kinderen de spanning te voelen. Ook als het ging om over de banken te
springen met een aanloop. Ik heb de leerlingen allemaal zo ver kunnen krijgen gewoon door te gaan,
ook al was dat rustiger en voorzichtiger. Ze deden allemaal goed mee! Ze toch ook erg enthousiast
over de opdrachten die ze moesten doen
Het balspel was vrij ingewikkeld voor ze, heb het meerdere keren (ook tijdens het spelen) moeten
uitleggen. Gelukkig was de estafette wel zo ingericht dat ze het wel zelf konden en ik ook echt de
mogelijkheid had om eindvakbal te begeleiden.


5. Lesvoorbereiding 5
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema
loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren
(omdat er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken,3 matjes,7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, 2 ballen (3
e
voor moeilijkheid),stopwatch

Opstelling (tekening + uitleg)
Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant, touwtje
terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste over te
touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 5
Datum 20-6-2013
Tijd 9.30-10.15
Groep 6
Aantal leerlingen 30 leerlingen
Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een
rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp.
Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen.
Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een
goed tempo. Neemt de hordes ruim.
Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht).
Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee.
Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen (heeft
inzicht) en kan andere leerlingen helpen.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen.
De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Als de leerlingen willen kunnen ze ook een synchroon ronde doen (met z`n
tween alles tegelijk).
Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal is
het zo dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan alleen
maar scoren in je eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je ervoor
zorgen dat de bal bij de scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van overgooien,
minimaal vijf keer voordat hij richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met de bal. Er wordt
pas gescoord als er vijf keer overgegooid is met hetzelfde team, daarna de scoorman de bal ontvangt
en op de grond drukt.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze
groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag
niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.



Reflectie les 5
In principe was de basis van deze les hetzelfde als de vorige. Echter waren deze leerlingen iets ouder
en heb ik dus de moeilijkheidsgraad aangepast door de hoogte van de sprongen te verhogen, de regels
van het estafettelopen zelf aangescherpt (er meer een competitie van gemaakt) en de afstand tussen
sprongen bij de banken te verkleinen en bij de matten (over pionnen) te vergroten. Daarnaast werd
eindvakbal gespeeld met 2 ballen en later zelfs met drie. Het verschil tussen de leerlingen was dan ook
goed zichtbaar. Bij de eerste groep die eindvakbal ging spelen werd al snel duidelijk dat de leerlingen
het best lastig vonden. Dus bij deze groep heb ik het nog uitgebreider uitgelegd en zelf de bal in de
handen genomen en voorgedaan wie dan waar zou staan. Dit visueel maken van het spel werkte goed.
Ook heb ik aan het einde van mijn uitleg een ander kind het spel laten uitleggen om te controleren of
ze het daadwerkelijk snapten. Ook bij deze groep viel het balspel erg in de smaak. Ze vonden het weer
eens wat anders dan wat ze normaal deden.
De estafette verliep goed, al duurde het voor sommige kinderen wat te lang, doordat ze soms bij
onderdelen moesten wachten en niet in beweging konden zijn. Zelf heb ik de leerlingen die moeite
hadden met het touwtje springen en het hordelopen proberen te ondersteunen. Ook heb ik voor een
veilige sfeer gezorgd door kinderen elkaar te laten helpen op een positieve manier (de groep stilgelegd
en dit kort bespreekbaar gemaakt. Goh, ik zie dat M. heel goed helpt doordat ze op een positieve en
aardige manier tips geeft.
Vergeleken met de eerste les had ik hier een heel goed gevoel bij!




6. Lesvoorbereiding 6
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat
er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken,3 matjes,7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, 2 ballen (3
e
voor moeilijkheidsgraad),stopwatch

Opstelling (tekening + uitleg)
Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant, touwtje
terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste over te
touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).


Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 6
Datum 20-6-2013
Tijd 10.30-11.15
Groep 6
Aantal leerlingen 19 leerlingen
Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig
tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp.
Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen,
maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen.
Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed
tempo. Neemt de hordes ruim.
Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander
werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht).
Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee.
Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen,
krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen (heeft inzicht) en
kan andere leerlingen helpen.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De
leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Als de leerlingen willen kunnen ze ook een synchroon ronde doen (met z`n tween
alles tegelijk).
Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal is het zo
dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan alleen maar scoren in je
eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je ervoor zorgen dat de bal bij de
scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van overgooien, minimaal vijf keer voordat hij
richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met de bal. Er wordt pas gescoord als er vijf keer
overgegooid is met hetzelfde team, daarna de scoorman de bal ontvangt en op de grond drukt.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen
moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken
worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.




Reflectie les 6

De tweede keer een groep 6 op die dag, achter elkaar. In eerste instantie vond ik het erg jammer dat ik
dan twee keer exact dezelfde les zou moeten geven, maar toen ik eenmaal bezig was vond ik het toch
wel erg goed. Zo heb ik namelijk gezien dat dezelfde les, met hetzelfde niveau compleet anders kan
zijn door een andere groep. De groep had aanzienlijk minder leerlingen, maar toch waren ze net zo
aanwezig als die andere groep. Alleen de uitleg duurde al veel langer, wat ik erg jammer vond. Er
waren meerdere leerlingen die het niet helemaal begrepen of gewoon niet luisterden naar de uitleg. Zo
merkte ik hoe strak je soms moet handelen om in een vrije situatie de les goed te laten verlopen.
Uiteindelijk verliep de les nog aardig. Al denk ik dat het, zeker voor een groep als deze, beter zou zijn
om meerdere onderdelen te hebben. Het duurde voor sommigen gewoon echt te lang, waardoor ze met
andere dingen bezig gingen. Het spel werden ze uiteindelijk wel enthousiast over, dus heb er voor
gekozen de les af te maken door met de hele groep te rouleren met dit spel. Iedere keer als iemand
gegooid had moest hij wisselen met een volgende speler van het eigen team. Het leek even chaos,
maar en of ze in beweging waren!!


7. Lesvoorbereiding 7
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estafette als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat
er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, hoepels, dikke mat, 2 kasten, 2 matjes

Opstelling (tekening + uitleg)





Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 7
Datum 20-6-2013
Tijd 11.15-12.00
Groep 7
Aantal leerlingen 25 leerlingen
Naam activiteit Estafette

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig
tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar,
recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.

Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed
tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst)
uitgevoerd

Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit
elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De
leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Te beginnen bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens
touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten een koprol
maken (in slalomvorm), dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze
lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een koprol op de
dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende
speler aan te tikken. Pas als iedereen zit is het groepje klaar.
Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt (zeker bij de oefenrondes).
- Snelheid is goed, maar zorg dat je jezelf en anderen geen pijn doet.
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen
moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken
worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.





Reflectie les 7

Nog een stapje moeilijker qua niveau. Deze les vraagt om meer uithoudingsvermogen en lenigheid dan
de vorige lessen van de lagere groepen.
Bij de start van de les heb ik enkele leerlingen, die snel klaar waren met omkleden, gevraagd om de
laatste materialen voor de gymles klaar te zetten. In eerste instantie zei ik het dat ik het erg prettig
vond om de materialen vooraf zelf allemaal klaar te hebben staan, maar dat is niet altijd te realiseren.
Nu bleek, door leerlingen te laten helpen, dat het reuze mee valt hoe lang ze erover doen! Ze vinden
het leuk om je te helpen en ik vind dat ze er ook best wat van leren (veiligheid, inzicht).
Eenmaal gestart met de les, heb ik de leerlingen de korte warming-up laten doen. Twee rondjes rennen
vond ik meer dan genoeg. In de lesvoorbereiding stond beschreven dat dit 5 rondjes moesten zijn,
maar ik had zelf het gevoel dat ze dan al te moe waren om veilig aan de estafette te beginnen. Wat
vonden ze het leuk om op muziek te lopen!
De estafette zelf verliep goed. Wel merkte ik dat het niet logisch was om bij de pion te beginnen, daar
was te weinig ruimte om met de hele groep te starten en dan moesten ze buitenom teruglopen. Zo
liepen ze de anderen in de weg, ook nog terwijl ze hun best deden om dat niet te doen. Enkele
leerlingen hadden moeite met een rechte koprol of kwamen niet onder het touw door zonder het hele
touw mee te nemen, deze leerlingen heb ik tips gegeven (hoofd beter naar je kin brengen, recht over je
rug en niet over een schouder rollen, platter op de grond gaan liggen en alleen armen en voeten
gebruiken)
Na vier keer de ronde te hebben gelopen merkte ik dat de leerlingen behoorlijk uitgeput waren, dus
ben ik gestopt met de estafette. Ik heb de leerlingen uitgelegd dat we tijd hadden voor een spel en de
leerlingen zelf een spel laten kiezen. Dit werd iemand is hem, niemand is hem. Niet optimaal, maar te
verwachten. Ze waren zelf helemaal blij, dus heb ze op die manier even laten bewegen! Als laatste,
gelukkig was het een rustige opdracht, het spel met de hoepel. Leuk!













8. Lesvoorbereiding les 8
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estafette als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat
er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, hoepels, dikke mat, 2 kasten, 2 matjes

Opstelling (tekening + uitleg)





Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 8
Datum 20-6-2013
Tijd 13.00-13.45
Groep 7
Aantal leerlingen 25 leerlingen
Naam activiteit Estafette

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig
tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar,
recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.

Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed
tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst)
uitgevoerd

Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit
elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De
leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Te beginnen bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens
touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten een koprol
maken (in slalomvorm), dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze
lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een koprol op de
dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende
speler aan te tikken. Pas als iedereen zit is het groepje klaar.
Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt (zeker bij de oefenrondes).
- Snelheid is goed, maar zorg dat je jezelf en anderen geen pijn doet.
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen
moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken
worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.



Reflectie les 8
Door de basis hetzelfde te laten (qua niveau) als bij de andere groep 7, dacht ik dat de les er ongeveer
hetzelfde uit zou gaan zien. Dit was totaal niet zo. Ook hier zat veel niveauverschil in. Deze leerlingen
hadden geen geduld om de uitleg af te wachten en wilden direct aan de slag. Voor een groep als deze
zou het handig zijn opdrachtkaarten te maken (zoals besproken tijdens een bijeenkomst van de
leergang bewegingsonderwijs), zodat ze zelf aan de slag kunnen met het uitvoeren van deze les en
deze minder leerkracht gebonden wordt.
Na bij de andere groep 7 gemerkt te hebben dat 5 rondes hardlopen veel te veel zou zijn, heb ik bij
deze groep direct aangegeven dat twee rondes warmlopen voldoende was. Omdat ik wel aan zag
komen dat ze alle energie daar direct in zouden stoppen, heb ik verteld dat warmlopen bedoeld is om
de spieren op te warmen en niet om meteen alle energie te verbruiken.
Bij de estafette liepen de leerlingen eerst een oefenronde. Dit om het parcours te verkennen. Voor veel
leerlingen is dit een goede optie, maar voor sommigen zorgde dit al voor vermoeide lichamen.
Aan de ene kant is het goed dat ze nog niet met een volledige snelheid (als wedstrijd) starten als ze
nog niet precies weten (hebben gevoeld) hoe het parcours verloopt, maar aan de andere kant is het
voor leerlingen die een mindere conditie hebben al snel vermoeiend om daarna de ronde nog een keer
op volle kracht te lopen.
Tijdens de wedstrijd waren de leerlingen wel enorm fanatiek, bijna zo fanatiek dat er geen rekening
werd gehouden met de andere leerlingen (onbewust). Hiervoor heb ik de les even stilgelegd,
besproken wat ik zag en vervolgens ging het veel beter.
Ik merk echt dat zo aan het einde van de dag de lessen al veel beter gaan, alsof ik er steeds iets meer
aan gewend raak.



9. Lesvoorbereiding 9

Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is.
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat
er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, hoepels, dikke mat, 2 kasten, 2 matjes

Opstelling (tekening + uitleg)




Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 9
Datum 20-6-2013
Tijd 13.45-14.30
Groep 8
Aantal leerlingen 20 leerlingen
Naam activiteit Estafette

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig
tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar,
recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.

Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed
tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst)
uitgevoerd

Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit
elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De
leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Bij de start staat een mand met pittenzakken, deze moet iedere leerling meenemen over het parcours en
doorgeven aan de volgende. Pas als de laatste de pittenzak in de mand legt en iedereen op de grond zit is
het afgelopen.
De leerlingen beginnen dan bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen
over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten slalommen om de pionnen, dan
onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de
hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een achterwaartse koprol op de dikke mat en als
laatste klimmen ze over de kast (open trapezode, zodat ze niet er bovenop kunnen staan) om vervolgens
buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken.
Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen
moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken
worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.





Reflectie les 9

Wow, wat is groep 8 al veeeeeel verder qua beweging! Ik wist dat het verschil groot was, maar
zo groot! Het gaat direct veel harder, sneller en de strijd zit er enorm in. Wel erg leuk om te zien,
maar ook erg belangrijk om duidelijk te maken dat het wel veilig moet zijn en dat ze rekening moeten
houden met anderen. Dat iedereen op eigen niveau mee doet, omdat iedereen zijn best doet. Goed
dat ik van te voren de moeilijkheid verhoogd heb door de koprol achterstevoren te laten doen en
de gehele ronde een pittenzak mee te laten nemen. Zo hebben ze minder de kans vals te spelen en
dat maakt het spel extra spannend als de pittenzak op de grond valt.

Bij de warming-up (uit ervaring bij de vorige groep) heb ik de leerlingen eerst twee rondes laten
warmlopen, om vervolgens de leerlingen zelf oefeningen te laten bedenken (tijdens het lopen) die
op de muziek konden worden uitgevoerd. Zo wijk ik wel erg van de voorbereiding af, maar weet
ik dat het beter zal verlopen. Het blijkt maar weer dat leerlingen het erg leuk vinden als ze zelf
inbreng hebben. De leerlingen waren aan het einde van de warming-up warm, maar ook enthousiast en
nog niet helemaal uitgeput. Precies goed dus.

Het laatste spel, het spel met de hoepels, was voor groep 8 minder een succes. Dit vonden ze niet
iets voor gym. Daar hadden ze wel gelijk in. Hoe leuk het ook was voor de lagere groepen, groep 8
wil meer uitdaging.





10. Lesvoorbereiding 10
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is.
- De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het
omkleden.
- De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat
er ook maar 1 begeleider is).

Materiaal
4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, hoepels, dikke mat, 2 kasten, 2 matjes

Opstelling (tekening + uitleg)




Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 10
Datum 20-6-2013
Tijd 14.30-15.15
Groep 8
Aantal leerlingen 22 leerlingen
Naam activiteit Estafette

Leerdoelen
Zwakke beweger
Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig
tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar,
recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.

Gemiddelde beweger
Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed
tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst)
uitgevoerd

Goede beweger
Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot
tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit
elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.

Warming-up
Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De
leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.

Instructie
De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor
onderdeel te laten zien. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Bij de start staat een mand met pittenzakken, deze moet iedere leerling meenemen over het parcours en
doorgeven aan de volgende. Pas als de laatste de pittenzak in de mand legt en iedereen op de grond zit is
het afgelopen.
De leerlingen beginnen dan bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen
over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten slalommen om de pionnen, dan
onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de
hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een achterwaartse koprol op de dikke mat en als
laatste klimmen ze over de kast (open trapezode, zodat ze niet er bovenop kunnen staan) om vervolgens
buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken.
Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te
oefenen tot het lukt.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.

Afsluiting
Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen
moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken
worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.



Reflectie les 10
Een compleet andere groep 8 dan de vorige. Het enthousiasme, de beweeglijkheid en het fanatisme dat
die andere groep in zich had, is bij deze groep niet te bekennen. Al zuchtend en kreunend kwamen ze
het gymlokaal binnen. Het werd mij al snel duidelijk dat ze er geen zin in hadden. Daarom heb ik
direct duidelijk gemaakt wat de bedoeling was (zelf zo enthousiast mogelijk) en laten weten wat ik van
de leerlingen verwachtten. Na enig tegensputteren begonnen ze toch aan de warming-up. De rondes
werden netjes gelopen, maar echt zin om zelf iets te bedenken hadden ze niet. Toen ik zei dat ze dan
als warming-up 25 keer moesten opdrukken en sit-ups doen, wilden ze toch nog zelf wat verzinnen.
Jammer dat het zo moet gaan, maar wel goed om als leerkracht ook een groep als deze te ervaren. Ik
heb hier veel van geleerd. Al was ik aan het einde van de les behoorlijk moe!
De estafette deden de leerlingen aardig goed mee, blijkbaar vonden ze dit een leuk onderdeel. Toch
denk ik, ook al was het niet helemaal verkeerd, dat er voor groep 8 nog wel wat onderdelen in hadden
kunnen zitten die wat pittiger waren. Dat geldt voor beide groepen. Het was lastig om dat tijdens deze
les te doen, doordat de school verwacht dezelfde lesopbouw te zien gedurende de hele dag. Wel goed
dat ik toch nog niveauverschillen heb kunnen maken.
Er werd wel al snel duidelijk dat er grote verschillen in het maken van een koprol zit. Om de
leerlingen te ondersteunen die dit moeilijk vinden, heb ik ze geholpen bij het maken van een koprol.
Uiteindelijk lukte zo goed als iedereen het wel, ondanks de inzet!


11. Lesvoorbereiding 11
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De gymzaal wordt verdeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het
eerste deel wordt pleerbal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en
mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel
duurt 8 minuten.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen kennen het spel pleerbal.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen
hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht.
- Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd
worden.

Materiaal
Pleerbal: minivolleybal, 8 dunne matjes rechtop tegen de muren.
Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-2 delen).
Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.

Opstelling (tekening + uitleg)
Pleerbal: 14 leerlingen beginnen bij het onderdeel pleerbal. 8 leerlingen gaan voor een matje staan en
proberen de matjes van de tegenspelers te raken door een bal te werpen, als een matje geraakt is wordt er
gewisseld met de leerlingen die op de bank zitten.
Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pion. Vanuit daar hebben ze de ruimte om
een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van
de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar
de leerling de handen zal plaatsen.
Mikken en soleren: De leerlingen slalommen al stuiterend met een bal om de pionnen heen en lopen zo
richting korf. Deze route staat twee keer opgesteld, dus na een aantal keer geoefend te hebben spelen ze
tegen elkaar! Ze proberen vanaf een aangegeven punt (per groep verschillend) de bal in de korf te mikken.








Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 11
Datum 2-7-2013
Tijd 8.45-9.30
Groep 6
Aantal leerlingen 30 leerlingen
Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen,
mikken en soleren.



Leerdoelen
Zwakke beweger
Pleerbal: De zwakkere beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte, maar heeft moeite
met echt mikken. Neemt niet snel initiatief en wacht tot de bal bij hem komt, omdat hij de mat niet goed durft
te verlaten. Hij kan de mat wel redelijk verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten.
Soleren en mikken:
Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de
leerling begeleiden om over de kast te komen.
Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij
traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.

Gemiddelde beweger
Pleerbal: De gemiddelde beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt ook
regelmatig een van de matten. Probeert initiatief te tonen door verder van de mat te komen om een bal te
pakken. Hij kan de mat wel redelijk tot goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten.
Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de
leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim
over de kast.
Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed
tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal
keren gooien.

Goede beweger
Pleerbal: De goede beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt vrijwel altijd
een van de matten. Neemt veel initiatief door verder van de mat te komen richting de middellijn om een bal te
pakken. Hij kan de mat wel goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Heeft inzicht in
het spel.
Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft
deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen
goed.
Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel
tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.


Warming-up
De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een
statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan
het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen
ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar
links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).
Instructie
Pleerbal: De leerlingen kennen dit spel, dus geeft de leerkracht maar een korte uitleg. Er wordt gegooid met
de bal, niet geschopt en de leerlingen die wissel zijn wachten in een rij op de bank, zodat ze goed kunnen
zien wie er aan de beurt is.

Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime
aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze
beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling
dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.

Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst
belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te
versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de
volgende. Na n of twee oefenrondes spelen ze tegen elkaar.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).
- Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden
ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen).
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt
hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de
kast te springen.

Afsluiting
Drie is teveel: De kinderen staan in twee kringen om elkaar heen, zodat er tweetallen achter elkaar staan.
Een kind is de tikker. Een ander kind heeft geen plek en rent om de kring heen. Als het rennende kind achter
een tweetal gaat staan, is het vrij. Maar, let op: drie is teveel! Het voorste kind van het drietal kan nu getikt
worden en moet om de kring heen rennen.



Reflectie les 11

Yes, de warming-up was een binnenkomer! De leerlingen gaven aan dat ze het erg leuk vonden
dat het eens wat anders was dan de standaard rondes die ze normaal moeten lopen. Door aan te
geven hoe lang ze een bepaalde oefening moesten doen en niet hoe vaak, kon iedere leerling op
eigen kracht de warming-up doen. Het ene kind kan namelijk het neptouwtjespringen 25 keer
volhouden, terwijl de ander met 10 keer nog moeite heeft. Iedereen deed fanatiek mee!
Pleerbal was een bekend spel voor de leerlingen, maar ze vonden het erg leuk om te doen.
Door ervoor te kiezen om pleerbal te doen en het soleren en mikken (wat ze allebei zelfstandig
kunnen) had ik zelf de handen vrij om het steunspringen te begeleiden. Dit was dus een goede keuze.
Het steunspringen zelf ging aardig goed! Bij de instructie van de les heb ik een leerling voor laten
doen wat de bedoeling was en uitgelegd waar de leerlingen aan moesten denken (minitrampoline,
plaatsing handen, landing). Tijdens de les werd al snel duidelijk dat er veel verschillen in niveau waren
en moesten sommigen leerlingen nog echt gevangen worden. Andere leerlingen daarentegen
gingen zo goed dat ze bijna tegengehouden moesten worden aan het einde van de mat. Naar wat
instructies en soms voordoen hoe bijvoorbeeld de handen op de kast geplaatst moesten worden
ging bijna iedere leerling vooruit!
In het begin van het steunspringen was ik een beetje bang dat ik de leerlingen niet goed zou kunnen
vangen, maar dat viel reuze mee! Gelukkig heb ik mijn lengte mee en had ik ook genoeg kracht.






12. Lesvoorbereiding 12
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het
eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en
mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel
duurt 8 minuten.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen kennen het spel hakobal niet.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen
hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht.
- Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd
worden.

Materiaal
Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal.
Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel).
Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.

Opstelling (tekening + uitleg)
Hakobal: 10 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers
staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren
buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene
die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord.
Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om
een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van
de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar
de leerling de handen zal plaatsen.
Mikken en soleren: De leerlingen (8) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo
richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de
leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen.
Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 12
Datum 2-7-2013
Tijd 9.30-10.15
Groep 7
Aantal leerlingen 28 leerlingen
Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen,
mikken en soleren.



Leerdoelen
Zwakke beweger
Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief
om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel.
Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de
leerling begeleiden om over de kast te komen.
Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij
traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.

Gemiddelde beweger
Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en
toe een poging om te scoren.
Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de
leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim
over de kast.
Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed
tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal
keren gooien.

Goede beweger
Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt.
Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook.
Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft
deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen
goed.
Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel
tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.







Warming-up
De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een
statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan
het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen
ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar
links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).
Instructie
Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het
doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers
verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten
de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten
gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.

Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime
aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze
beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling
dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.

Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst
belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te
versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de
volgende.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).
- Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden
ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen).
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt
hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de
kast te springen.

Afsluiting
Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen).
Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de
leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te
werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8
leerlingen).




Reflectie les 12

Het was goed dat deze groep niet groter was dan 28. Zo was iedereen continu in beweging en had ik
goed het overzicht. Als de groep groter was geweest hadden de leerlingen bij het mikken en soleren en
het steunspringen minder kans gehad om veel te kunnen bewegen. Door niet teveel leerlingen bij het
steunspringen te hebben was het mogelijk het overzicht over de rest van de groep te bewaren en af en
toe (door eerst tegen de volgende springer te zeggen dat hij of zij even moest wachten) tips en
aanwijzingen te geven aan de rest van de groep of individuele leerlingen.
Het steunspringen verliep bij deze leerlingen heel anders dan bij groep 6. Deze leerlingen hadden
vrijwel geen hulp meer nodig! De kast heb ik een deel hoger gemaakt, omdat ik merkte dat de
leerlingen anders te hoog insprongen in de trampoline.
Vooraf twijfelde ik aan de afsluiting, of hij wel uit zou dagen. Maar tijdens de afsluiting werd al snel
duidelijk dat dat wel zo was. De rest van de les was intensief genoeg, dus voor de leerlingen was het
goed dat dit een samenwerkingsspel was waarbij de leerlingen niet conditioneel of met kracht bezig
waren.











13. Lesvoorbereiding 13
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het
eerste deel wordt pleerbal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en
mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel
duurt 8 minuten.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen kennen het spel pleerbal.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen
hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht.
- Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd
worden.

Materiaal
Pleerbal: minivolleybal, 8 dunne matjes rechtop tegen de muren.
Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-2 delen).
Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.

Opstelling (tekening + uitleg)
Pleerbal: 15 leerlingen beginnen bij het onderdeel pleerbal. 8 leerlingen gaan voor een matje staan en
proberen de matjes van de tegenspelers te raken door een bal te werpen, als een matje geraakt is wordt er
gewisseld met de leerlingen die op de bank zitten.
Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om
een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van
de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar
de leerling de handen zal plaatsen.
Mikken en soleren: De leerlingen slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo
richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de
leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen.








Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 13
Datum 2-7-2013
Tijd 10.30-11.15
Groep 5
Aantal leerlingen 20 leerlingen
Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen,
mikken en soleren.



Leerdoelen
Zwakke beweger
Pleerbal: De zwakkere beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte, maar heeft moeite
met echt mikken. Neemt niet snel initiatief en wacht tot de bal bij hem komt, omdat hij de mat niet goed durft
te verlaten. Hij kan de mat wel redelijk verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten.
Soleren en mikken:
Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de
leerling begeleiden om over de kast te komen.
Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij
traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.

Gemiddelde beweger
Pleerbal: De gemiddelde beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt ook
regelmatig een van de matten. Probeert initiatief te tonen door verder van de mat te komen om een bal te
pakken. Hij kan de mat wel redelijk tot goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten.
Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de
leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim
over de kast.
Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed
tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal
keren gooien.

Goede beweger
Pleerbal: De goede beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt vrijwel altijd
een van de matten. Neemt veel initiatief door verder van de mat te komen richting de middellijn om een bal te
pakken. Hij kan de mat wel goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Heeft inzicht in
het spel.
Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft
deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen
goed.
Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel
tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.


Warming-up
De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een
statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan
het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen
ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar
links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).

Instructie
Pleerbal: De leerlingen kennen dit spel, dus geeft de leerkracht maar een korte uitleg. Er wordt gegooid met
de bal, niet geschopt en de leerlingen die wissel zijn wachten in een rij op de bank, zodat ze goed kunnen
zien wie er aan de beurt is.

Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime
aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze
beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling
dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.

Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst
belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te
versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de
volgende.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).
- Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden
ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen).
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt
hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de
kast te springen.

Afsluiting
Drie is teveel: De kinderen staan in twee kringen om elkaar heen, zodat er tweetallen achter elkaar staan.
Een kind is de tikker. Een ander kind heeft geen plek en rent om de kring heen. Als het rennende kind achter
een tweetal gaat staan, is het vrij. Maar, let op: drie is teveel! Het voorste kind van het drietal kan nu getikt
worden en moet om de kring heen rennen.







Reflectie les 13

Tijdens deze soortgelijke (niveauverschil in spel, in soleren en mikken en in hoogte van de kast) les als
les 10, werd al snel duidelijk dat deze groep een jaar jonger was. Ondanks dat de kast een deel lager
was dan bij de vorige groep, waren er veel meer leerlingen die echt hulp nodig hadden bij het
steunspringen. Dat kon zijn omdat ze zich niet genoeg afzetten op de trampoline, waardoor ze niet
over de kast kwamen. Anderen waren juist ongecontroleerd en zetten zich veel te hard af in de
trampoline, wat als gevolg had dat ze veel te hard over de kast zwaaiden en niet goed neerkwamen.
De leerkracht van deze groep had dat door en vond het naar mijn idee nogal eng om dit aan een
student over te laten. Ze wilde graag zelf deze leerlingen vangen. Ik heb met haar overlegd dat ik er
was om juist dat te leren en dat dat minder goed zou gaan als ze het uit handen zou nemen.
Uiteindelijk gaf ze toe en het begeleiden, vangen en tips geven ging goed! Dit gaf de leerkracht aan
het einde van de les ook toe! Gelukkig.
Ook deze groep vond het pleerbal erg leuk, maar ze waren minder fanatiek dan de eerste groep bij het
mikken en soleren. Daarom heb ik de les even kort stilgelegd en verteld wat ik zag. Namelijk dat de
opdracht er niet uitzag zoals ik hem had uitgelegd. Daarbij heb ik nog een keer verteld wat ik van de
leerlingen verwachtte. Het positieve gevolg was, dat ik kon zien dat ze er echt iets mee deden.
Het afsluitend spel (drie is teveel) was leuk voor deze groep. Misschien nog wel leuker dan voor groep
6 (voor hen misschien te kinderlijk).






14. Lesvoorbereiding 14
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het
eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en
mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel
duurt 8 minuten.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen kennen het spel hakobal niet.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen
hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht.
- Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd
worden.

Materiaal
Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal.
Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel).
Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.

Opstelling (tekening + uitleg)
Hakobal: 16 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers
staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren
buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene
die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord.
Steunspringen: De leerlingen (15) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om
een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van
de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar
de leerling de handen zal plaatsen.
Mikken en soleren: De leerlingen (15) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo
richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de
leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen.
Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 14
Datum 2-7-2013
Tijd 11.15-12.00
Groep 8
Aantal leerlingen 20 leerlingen
Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen,
mikken en soleren.



Leerdoelen
Zwakke beweger
Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief
om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel.
Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de
leerling begeleiden om over de kast te komen.
Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij
traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.

Gemiddelde beweger
Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en
toe een poging om te scoren.
Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de
leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim
over de kast.
Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed
tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal
keren gooien.

Goede beweger
Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt.
Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook.
Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft
deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen
goed.
Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel
tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.







Warming-up
De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een
statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan
het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen
ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar
links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).
Instructie
Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het
doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers
verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten
de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten
gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.

Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime
aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze
beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling
dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.

Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst
belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te
versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de
volgende.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).
- Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden
ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen).
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt
hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de
kast te springen.

Afsluiting
Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen).
Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de
leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te
werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8
leerlingen).




Reflectie les 14

Groep 8 was erg enthousiast over het spel hakobal. Ook de lerares van de groep (ze vroeg of ik de
spelregels even wilde opschrijven op een ander formulier dan de lesvoorbereiding). Ik merkte dat bij
de andere groepen de uitleg van het spel niet direct duidelijk was en heb er daarom voor gekozen dat
groep 8 het met enkele leerlingen voor ging doen. Zo was het spel direct visueel voor de leerlingen en
konden ze meteen goed van start. Ze lieten merken dat het eens wat anders was dan altijd voetbal of
trefbal! Leuk! Door de ervaring die ik had opgedaan bij de vorige lessen (dezelfde groepen 8), wist ik
dat deze groep een leuke en enthousiaste groep zou zijn. De les pakte dan ook uit zoals ik hem vooraf
bedacht had. Doordat de leerlingen zelfstandig met de andere twee onderdelen aan de slag konden, had
ik mijn handen vrij voor het steunspringen. Deze leerlingen konden al veel zelf en vroegen zelfs om
meer uitdaging, want ze vroegen of ze ook handstand-overslag over de kast mochten maken. Eerst was
ik hier wat huiverig voor en stond ik dit niet toe. De leerkracht van deze groep kwam naar me toe en
vroeg waarom ik dit niet toestond. Dit was voor haar namelijk een teken dat de leerlingen enthousiast
waren en vertrouwen hadden in zichzelf. Daar kon ik haar geen ongelijk in geven en heb de leerlingen
die goed de wendsprong konden maken zelf de keuze gelaten wat ze wilden doen. Wel moesten deze
leerlingen voordat ze zouden springen aangeven wat ze gingen doen. Eerst was dit spannend, maar ben
erg blij dat ik dit gedaan heb!








15. Lesvoorbereiding 15
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het
eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en
mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel
duurt 8 minuten.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen kennen het spel hakobal niet.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen
hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht.
- Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd
worden.

Materiaal
Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal.
Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel).
Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.

Opstelling (tekening + uitleg)
Hakobal: 16 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers
staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren
buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene
die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord.
Steunspringen: De leerlingen (15) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om
een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van
de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar
de leerling de handen zal plaatsen.
Mikken en soleren: De leerlingen (15) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo
richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de
leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen.
Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 15
Datum 2-7-2013
Tijd 13.00-13.45
Groep 8
Aantal leerlingen 22 leerlingen
Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen,
mikken en soleren.



Leerdoelen
Zwakke beweger
Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief
om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel.
Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de
leerling begeleiden om over de kast te komen.
Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij
traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.

Gemiddelde beweger
Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en
toe een poging om te scoren.
Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de
leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim
over de kast.
Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed
tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal
keren gooien.

Goede beweger
Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt.
Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook.
Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft
deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen
goed.
Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel
tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.







Warming-up
De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een
statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan
het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen
ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar
links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).
Instructie
Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het
doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers
verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten
de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten
gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.

Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime
aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze
beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling
dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.

Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst
belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te
versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de
volgende.

Regels
- Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat)
- Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt
- Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op
toestellen).
- Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden
ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen).
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt
hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de
kast te springen.

Afsluiting
Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen).
Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de
leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te
werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8
leerlingen).






Reflecties les 15

Ook bij deze groep wist ik van te voren een beetje wat ik kon verwachten. De vorige dag dat ik deze
groep 8 les gegeven had kwam ik erachter dat het verschil met de andere groep 8 enorm was. Ook
tijdens deze les bleek dat weer. De motivatie was er niet, ze hadden totaal geen zin om wat te gaan
doen. Het viel mee dat ze deze keer wel deden wat ik vroeg (al was het niet enthousiast).
Toch waren er een paar leerlingen die totaal niet deden wat er van ze verwacht werden. Bij het spel
hakobal (waar ik dus niet aanwezig kon zijn i.v.m. de begeleiding van de wendsprong) gingen deze
leerlingen gewoon op de grond zitten in plaats van mee te doen. Ze probeerden andere leerlingen, die
wel mee deden, af te leiden. Ze gingen een gesprek voeren met iemand aan de andere kant van de zaal
enz. Dit vond ik erg vervelend. Niet alleen omdat ze niet deden wat er van ze verwacht werd en
daardoor niet aan de bewegingsdoelen voldeden, maar ook omdat ze op deze manier de les voor de
andere leerlingen aan het verpesten waren. Daarom heb ik er op dat moment (na twee keer
waarschuwen en duidelijk te maken hoe ze zich moesten gedragen) ervoor gekozen om deze leerlingen
de gymzaal uit te sturen. Ze moesten van mij in de klas aan het werk gaan en na de les bij mij
terugkomen. Eigenlijk vond ik dit geen goede oplossing, want het zorgde ervoor dat ze alsnog niet
hoefden te bewegen (want daar hadden ze toch geen zin in) en ze zouden de leerdoelen van die les niet
halen. Voor de andere leerlingen werd het toen beter, veel gingen er vanaf toen beter mee doen.
Kortom deze les ben ik drukker geweest met de leerlingen in beweging te houden dan dat ik me kon
richten op de zwakkere beweger of juist de sterkere beweger. Jammer, maar toch leerzaam!






16. Lesvoorbereiding 16
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de
inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen.
In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen de leerlingen met
touwen schommelen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, schommelen met een touw en een halve draai maken.
- De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de
touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).

Materiaal
Bewegen op muziek: Muziek en radio.
Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen).
Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de
touwen, 4 banken als start, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten.
Tikspel: Geen materiaal voor nodig.

Opstelling (tekening + uitleg)
Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal
tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan
regelen.
Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in
een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen).
Schommelen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten,
daarvoor twee op twee banken als start waar de leerlingen vanaf gaan schommelen. Er hangen 5 touwen voor
deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de
touwen liggen matjes.
Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 16
Datum 9-7-2013
Tijd 8.45-9.30
Groep 5
Aantal leerlingen 30 leerlingen
Naam activiteit Bewegen op muziek, schommelen, tikspel en
badminton




Leerdoelen
Zwakke beweger
Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij
wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het
ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren.
Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de
shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand.
Schommelen: De zwakkere beweger kan van de kast af komen met het touw, dus schommelen. Echter lukt het
de zwakkere beweger niet om een halve draai te maken onder het schommelen.
Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken
om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor
deze leerling.

Gemiddelde beweger
Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het
ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het
ritme zoeken, maar het lukt dan wel.
Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook
meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het
andere veld kan plaatsen.
Schommelen: De gemiddelde beweger kan de kast gemakkelijk af komen met het touw en daarna het touw
goed in beweging houden, schommelen. Deze leerling krijgt het ook voor elkaar om een halve draai te maken
tijdens het schommelen.
Tikspel: Deze leerling kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het
samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te
maken.

Goede beweger
Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.
De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door
samen een oefening te doen.
Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is

beweeglijk in het veld.
Schommelen: De goede beweger heeft geen moeite met het schommelen, de halve draai maken en het
eenvoudig van het touw afspringen op het hoogste punt.
Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen
met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het
aanpassingsvermogen van deze leerling.

Warming-up
De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan
hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht
voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een
oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed
onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij
(om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.

Instructie
De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot
verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:

Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar
je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het
ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek
in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat
kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik
enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.

Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer
dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct
een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden
van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle
terug komt.

Schommelen: Iedereen zit op de banken achter de schommelen (1 laag). Daar wacht je tot je aan de beurt
bent. Als je eenmaal aan de beurt bent klim je op de banken daarvoor, maar je moet dan wel eerst het touw
pakken. Als je op de bank staat doe je het touw tussen je benen en spring je rustig van de bank, zodat je
gaat schommelen. Pas als je dit goed kunt probeer je op het touw te spring vanaf de bank (dus niet tussen je
benen). Ik zal bij dit onderdeel staan.

Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween.
Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een stok.
Deze stok mag niet los gelaten worden. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er
gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten.

Regels
- Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten.
- De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt.
- De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit.
- De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met schommelen, om
ongelukken te voorkomen.








Leerhulp
Zwakke bewegers
Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen
badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij
het schommelen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de halve
draai. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen
doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij
doet de leerkracht dit ook.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze
niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de
opdracht iets moeilijker.

Afsluiting
De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat
rustigere muziek, als cooling down.






Reflecties les 16

De derde dag dat de gymlessen door mij gegeven werden. Ik wist van iedere groep wat ik ongeveer
kon verwachten. Ik was bekend met de niveauverschillen en de leerlingen waar ik extra aandacht aan
moest schenken. Het zelfvertrouwen was daardoor groter en dat was terug te zien in de les. Het verliep
erg goed. De inleiding, het bewegen op muziek, verliep goed. Wel merkte ik het verschil in
ritmegevoel. Gelukkig had ik tijdens de instructie verteld dat leerlingen elkaar moesten helpen. Dit
vonden ze erg leuk om te doen! Het ging dan ook erg goed. Erg leuk om te zien dat leerlingen goed op
elkaar kunnen leunen door tegelijk een oefening uit te voeren.
Met badmintonnen en het tikspel waren de leerlingen al bekend. Ze konden hierdoor direct aan de slag
en werd de bewegingstijd optimaal benut. Bij het badmintonnen werd al wel snel duidelijk dat enkele
leerlingen hier echt moeite mee hadden. Deze leerlingen kwamen dan ook niet toe aan een wedstrijd.
Het was goed zichtbaar dat de betere leerlingen elkaar opzochten en de mindere badmintonners ook.
Echter heeft het dan weinig effect voor de minder goede. Zo worden ze niet echt geholpen om beter te
worden. Dit heb ik aan de groep uitgelegd en verteld dat ze dan juist moeten wisselen! Zodat iedereen
de kans krijgt goed te oefenen. Als je dan onderling steeds wisselt kom je en tegenover goede en
minder goede leerlingen te staan, dat is alleen maar goed!
De leerlingen waren zo enthousiast bezig en de rondes waren niet al te lang, daarom heb ik ervoor
gekozen de afsluiting achterwege te laten. In plaats daarvan heb ik, om toch de les af te sluiten, heel
kort met de leerlingen besproken wat ze ervan vonden.



17. Lesvoorbereiding 17
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de
inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen.
In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen de leerlingen met
touwen schommelen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, schommelen met een touw en een halve draai maken.
- De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de
touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).

Materiaal
Bewegen op muziek: Muziek en radio.
Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen).
Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de
touwen, 4 banken als start, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten.
Tikspel: Geen materiaal voor nodig.

Opstelling (tekening + uitleg)
Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal
tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan
regelen.
Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in
een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen).
Schommelen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten,
daarvoor twee op twee banken als start waar de leerlingen vanaf gaan schommelen. Er hangen 5 touwen voor
deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de
touwen liggen matjes.
Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 17
Datum 9-7-2013
Tijd 9.30-10.15
Groep 6
Aantal leerlingen 19 leerlingen
Naam activiteit Bewegen op muziek, schommelen, tikspel en
badminton




Leerdoelen
Zwakke beweger
Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij
wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het
ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren.
Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de
shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand.
Schommelen: De zwakkere beweger kan van de kast af komen met het touw, dus schommelen. Echter lukt het
de zwakkere beweger niet om een halve draai te maken onder het schommelen.
Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken
om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor
deze leerling.

Gemiddelde beweger
Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het
ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het
ritme zoeken, maar het lukt dan wel.
Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook
meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het
andere veld kan plaatsen.
Schommelen: De gemiddelde beweger kan de kast gemakkelijk af komen met het touw en daarna het touw
goed in beweging houden, schommelen. Deze leerling krijgt het ook voor elkaar om een halve draai te maken
tijdens het schommelen.
Tikspel: Deze leerling kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het
samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te
maken.

Goede beweger
Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.
De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door
samen een oefening te doen.
Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is

beweeglijk in het veld.
Schommelen: De goede beweger heeft geen moeite met het schommelen, de halve draai maken en het
eenvoudig van het touw afspringen op het hoogste punt.
Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen
met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het
aanpassingsvermogen van deze leerling.

Warming-up
De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan
hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht
voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een
oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed
onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij
(om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.

Instructie
De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot
verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:

Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar
je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het
ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek
in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat
kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik
enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.

Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer
dan 15 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct
een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden
van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle
terug komt.

Schommelen: Iedereen zit op de banken achter de schommelen (1 laag). Daar wacht je tot je aan de beurt
bent. Als je eenmaal aan de beurt bent klim je op de banken daarvoor, maar je moet dan wel eerst het touw
pakken. Als je op de bank staat doe je het touw tussen je benen en spring je rustig van de bank, zodat je
gaat schommelen. Pas als je dit goed kunt probeer je op het touw te spring vanaf de bank (dus niet tussen je
benen). Ik zal bij dit onderdeel staan.
Iedere leerling probeert hierbij de halve draai te maken. Aan het einde van het schommelen, probeert
iedereen zo van het touw te springen dat ze landen op twee voeten.

Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween
(Om het moeilijker te maken met zn drien). Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan
elkaar verbonden door middel van een stok. Deze stok mag niet los gelaten worden. Dit koppel moet
iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant
zitten.

Regels
- Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten.
- De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt.
- De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit.
- De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met schommelen, om
ongelukken te voorkomen.








Leerhulp
Zwakke bewegers
Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen
badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij
het schommelen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de halve
draai. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen
doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij
doet de leerkracht dit ook.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze
niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de
opdracht iets moeilijker.

Afsluiting
De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat
rustigere muziek, als cooling down.




Reflecties les 17
Vrijwel dezelfde les als groep 5, maar enkele voorwaarden wat moeilijker gemaakt. Zoals het aantal
keren overspelen en het tikspel. Ook werd van groep 6 verwacht dat iedereen probeerde de halve draai
te maken en aan het einde netjes van het touw afsprongen. Waarbij ze natuurlijk landden op twee
voeten. Dit was een goede keuze i.v.m. het niveau van de leerlingen. Het verschil, zoals de andere
dagen ook al duidelijk werd, tussen groep 5 en groep 6 is groot!
In deze groep werd als snel duidelijk dat de jongens het bewegen op muziek een stuk minder leuk
vonden dan de meisjes. Althans vooraf. Gedurende de oefeningen viel het niet tegen welke inzet ze
toonden. Ze probeerden het wel!
Ook hier waren de leerlingen bekend met het badmintonnen en het tikspel, waardoor ik de handen vrij
had om te begeleiden bij het schommelen. Enkele leerlingen waren veel te overmoedig en sprongen
direct vanaf de banken op het touw, terwijl ik vooraf duidelijk had verteld dat dat niet de bedoeling
was. Deze leerlingen kregen daarom direct een waarschuwing. Ik heb ze weer achteraan in de rij gezet,
zodat ze eerst naar andere leerlingen mochten kijken wat ook alweer de bedoeling was. Daarna ging
het beter.
Deze groep was sneller klaar per ronde (dat was te merken aan de motivatie, de inzet zwakte sneller af
dan bij de andere groep), dus had ik aan het einde nog tijd om de cooling down te doen op muziek.


18. Lesvoorbereiding 18
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de
inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen.
In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in
het laatste deel wordt er een tikspel gedaan.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen
bij het goed op het touw kunnen blijven staan.
- De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de
touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).

Materiaal
Bewegen op muziek: Muziek en radio.
Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen).
Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de
touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten.
Tikspel: Geen materiaal voor nodig.

Opstelling (tekening + uitleg)
Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal
tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan
regelen.
Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in
een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen).
Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er
hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit
(om en om). Onder de touwen liggen matjes.
Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 18
Datum 9-7-2013
Tijd 10.30- 11.15
Groep 7
Aantal leerlingen 25 leerlingen
Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en
badminton




Leerdoelen
Zwakke beweger
Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij
wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het
ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren.
Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de
shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand.
Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht
van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het
omslaan van het touw om de voeten.
Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken
om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor
deze leerling.

Gemiddelde beweger
Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het
ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het
ritme zoeken, maar het lukt dan wel.
Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook
meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het
andere veld kan plaatsen.
Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het
touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel
moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen.
Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar
beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten).
Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt
gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om
snelheid te maken.

Goede beweger
Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.

De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door
samen een oefening te doen.
Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is
beweeglijk in het veld.
Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het
naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem.
Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen
met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het
aanpassingsvermogen van deze leerling.

Warming-up
De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan
hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht
voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een
oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed
onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij
(om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.

Instructie
De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot
verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:

Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar
je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het
ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek
in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat
kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik
enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.

Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer
dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct
een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden
van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle
terug komt.

Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij
je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor
dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw
om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar
boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan,
dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!

Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween,
daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden
door middel van een lintje die je vastmaakt aan je pols. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas
dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld
van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.

Regels
- Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten.
- De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt.
- De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit.
- De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om
ongelukken te voorkomen.




Leerhulp
Zwakke bewegers
Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen
badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij
het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het
omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat
andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het
ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze
niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de
opdracht iets moeilijker.

Afsluiting
De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat
rustigere muziek, als cooling down.






Reflecties les 18

Mijn eigen groep, plus dat het de derde dag gym geven was, dus ik voorzag geen problemen. Het
niveau van de les was verhoogd door het schommelen te vervangen door touwklimmen en het tikspel
te veranderen door de leerlingen letterlijk aan elkaar vast te maken met een lintje. De andere groepen
konden elkaar nog loslaten door de stok te laten vallen, hier kon dat niet. Dit ging goed. De leerlingen
gingen ook zelfstandig aan de slag met het tikspel en het badmintonnen. Hier hoefde ik vrijwel niet
naar om te kijken. Dus ik had mijn handen echt vrij voor het touwklimmen. Het niveau was goed
ingeschat en de verschillen bij het touwklimmen ook. De ene leerling kon nauwelijks op het touw
blijven staan, terwijl de ander al bijna aan het plafond zat. Wel heb ik de leerlingen die hier moeite
mee hadden geholpen met het staan op het touw. Door eerst het touw om de voeten te slaan, zodat ze
konden zien en voelen hoe het moest. Daarna moesten ze het zelf proberen (steeds een stapje meer).
Iedere leerling kon aan het einde van de les op het touw staan! Super. Voor de betere beweger was het
een uitdaging andere leerlingen te helpen. Dit ging goed. Het is erg mooi om te zien, hoe simpel
eigenlijk, leerlingen elkaar kunnen helpen.
Zelfs de jongens van deze groep waren enthousiast over het bewegen op muziek. Wat een topgroep is
het toch ook!
Toch kwam ik ook bij deze groep niet meer toe aan de cooling down. Niet erg, want ze waren verder
heel actief! Maar er zaten ook zeker rustmomenten in. Perfect afgestemd dus.


19. Lesvoorbereiding 19
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de
inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen.
In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in
het laatste deel wordt er een tikspel gedaan.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen
bij het goed op het touw kunnen blijven staan.
- De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de
touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).

Materiaal
Bewegen op muziek: Muziek en radio.
Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen).
Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de
touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten.
Tikspel: Geen materiaal voor nodig.

Opstelling (tekening + uitleg)
Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal
tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan
regelen.
Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in
een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen).
Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er
hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit
(om en om). Onder de touwen liggen matjes.
Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 18
Datum 9-7-2013
Tijd 11.15 12.00
Groep 8
Aantal leerlingen 20 leerlingen
Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en
badminton




Leerdoelen
Zwakke beweger
Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij
wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het
ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren.
Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de
shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand.
Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht
van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het
omslaan van het touw om de voeten.
Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken
om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor
deze leerling.

Gemiddelde beweger
Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het
ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het
ritme zoeken, maar het lukt dan wel.
Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook
meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het
andere veld kan plaatsen.
Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het
touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel
moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen.
Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar
beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten).
Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt
gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om
snelheid te maken.

Goede beweger
Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.

De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door
samen een oefening te doen.
Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is
beweeglijk in het veld.
Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het
naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem.
Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen
met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het
aanpassingsvermogen van deze leerling.

Warming-up
De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan
hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht
voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een
oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed
onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij
(om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.

Instructie
De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot
verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:

Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar
je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het
ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek
in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat
kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik
enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.

Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer
dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct
een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden
van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle
terug komt.

Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij
je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor
dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw
om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar
boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan,
dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!

Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween,
daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden
door middel van een lintje die je vastmaakt aan je enkels. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas
dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld
van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.

Regels
- Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten.
- De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt.
- De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit.
- De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om
ongelukken te voorkomen.




Leerhulp
Zwakke bewegers
Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen
badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij
het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het
omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat
andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het
ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze
niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de
opdracht iets moeilijker.

Afsluiting
De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat
rustigere muziek, als cooling down.





Reflecties les 19

Deze groep 8, tegen verwachtingen in, deed goed mee met het bewegen op muziek. Vooral het
onderdeel waarbij ze zelf oefeningen mochten bedenken vonden ze leuk. Het moest af en toe wel een
beetje worden tegengehouden, omdat ze oefeningen gingen bedenken die niet helemaal door de beugel
konden.
Zoals verwacht was het niveau van groep 8 hoger dan groep 7, waardoor ze sneller door de opdrachten
gingen. Het badmintonnen hadden veel leerlingen al goed onder de knie, het touwklimmen ook (al
waren er enkele leerlingen die er nog echt moeite mee hadden) en het tikspel ging goed. Gelukkig had
ik vooraf bedacht dat de leerlingen (niet zoals groep 5,6 met een stok en niet zoals groep 7 met een
lintje om hun pols) aan elkaar zouden zitten door een lint te bevestigen om de enkels. Dit maakte het
lastiger! Het vroeg om samenwerking en samen het voetenwerk cordineren.
Doordat veel leerlingen alles zelfstandig konden, had ik nu ook de ruimte om bij alle onderdelen aan te
moedigen. Ik hoefde alleen maar de leerlingen die het touwklimmen echt lastig vonden te begeleiden
en dat aantal viel reuze mee!
Door het hogere tempo van deze leerlingen hadden we aan het einde van de les ruim de tijd om de
cooling down te doen. Nu konden de leerlingen die nog geen oefening hadden bedacht dat nog doen.
Het zag er alleen niet meer uit als cooling down, omdat ze de gekste en meest fanatieke bewegingen
bedachten. Dat heb ik toegestaan, omdat het zo leuk om te zien was dat het uit de leerlingen zelf kwam
en ze goed aan het bewegen waren!


20. Lesvoorbereiding 20
Lesvoorbereiding praktijk
Leergang bewegingsonderwijs
Verantwoord Leuk Leren Divers Actie
Activiteit
De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de
inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen.
In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in
het laatste deel wordt er een tikspel gedaan.
Arrangement
Beginsituatie
- De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht.
- De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen.
- De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen
bij het goed op het touw kunnen blijven staan.
- De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de
touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).

Materiaal
Bewegen op muziek: Muziek en radio.
Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen).
Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de
touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten.
Tikspel: Geen materiaal voor nodig.

Opstelling (tekening + uitleg)
Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal
tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan
regelen.
Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in
een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen).
Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er
hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit
(om en om). Onder de touwen liggen matjes.
Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.

Naam student Lynn ter Bals
Lesnummer Les 18
Datum 9-7-2013
Tijd 11.15 12.00
Groep 8
Aantal leerlingen 20 leerlingen
Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en
badminton




Leerdoelen
Zwakke beweger
Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij
wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het
ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren.
Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de
shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand.
Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht
van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het
omslaan van het touw om de voeten.
Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken
om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor
deze leerling.

Gemiddelde beweger
Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het
ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het
ritme zoeken, maar het lukt dan wel.
Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook
meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het
andere veld kan plaatsen.
Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het
touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel
moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen.
Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar
beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten).
Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt
gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om
snelheid te maken.




Goede beweger
Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.
De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door
samen een oefening te doen.
Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is
beweeglijk in het veld.
Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het
naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem.
Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen
met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het
aanpassingsvermogen van deze leerling.

Warming-up
De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan
hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht
voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een
oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed
onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij
(om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.

Instructie
De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot
verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:

Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar
je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het
ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek
in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat
kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik
enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.

Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer
dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct
een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden
van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle
terug komt.

Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij
je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor
dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw
om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar
boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan,
dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!

Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween,
daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden
door middel van een lintje die je vastmaakt aan je enkels. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas
dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld
van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.

Regels
- Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten.
- De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt.
- De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit.
- De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om
ongelukken te voorkomen.

Leerhulp
Zwakke bewegers
Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen
badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij
het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het
omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat
andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het
ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook.
Betere beweger
De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze
niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de
opdracht iets moeilijker.

Afsluiting
De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat
rustigere muziek, als cooling down.





Reflecties les 20

Voorafgaand aan deze les had ik er niet heel veel zin in. Ik wist nu hoe negatief de groep was en dat ze
totaal geen motivatie zouden tonen. Toch heb ik vlak voor de les de knop om kunnen zetten en kon ik
zelf positief aan de les beginnen. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik de kop niet gek liet maken.
Dit hielp. Nu ik zelf weer rustig en positiviteit uitstraalde hadden een paar leerlingen er meer zin in.
Niet iedereen kreeg ik enthousiast mee, maar er werd wel gedaan wat ik van ze verwachtte. Ook
omdat ik voorafgaand aan de les heel erg duidelijk, maar positief tegen ze ben geweest.
Verder leek het niveau deze keer veel op die van de andere groep 8, wat er voor zorgde dat ik ook hier
tijd had om bij alle onderdelen aan te moedigen en tips te geven. Voor deze leerlingen was dat extra
goed, want als je geen oog hebt voor de meest leerlingen zakt het bewegen al snel naar een nulpunt.

Ik ben blij dat ik al deze lessen aan al deze verschillende groepen mocht geven. Hierdoor heb ik veel
ervaring opgedaan en is mijn zelfvertrouwen wat betreft het bewegingsonderwijs gegroeid. Nu vind ik
het zelfs heel leuk om te geven! Wel kan ik nog veel leren en dat hoop ik te doen door tijdens
bijvoorbeeld volgend jaar tijdens mijn Lio veel gymlessen te geven.

You might also like