2 vakken 20-6- 2013 Gr. 8 10 ODB de Branink 0573- 401876 Astrid Ruumpol Loopspringen, Estafette
2 vakken 20-6- 2013 Gr.8 11 ODB de Branink 0573- 401876 Dirk Kok Aangepaste balspelen, soleren, mikken en steunspringen
3 vakken 2-7- 2013 Gr. 6 12 ODB de Branink 0573- 401876 Ilonka Mulder Aangepaste balspelen, soleren, mikken en steunspringen
3 vakken 2-7- 2013 Gr. 7 13 ODB de Branink 0573- 401876 Anneke Nieboer Aangepaste balspelen, soleren, mikken en steunspringen 3 vakken 2-7- 2013 Gr. 5 14 ODB de Branink 0573- 401876 Yvonne de Boer Aangepaste balspelen, soleren, mikken en steunspringen 3 vakken 2-7- 2013 Gr. 8 15 ODB de Branink 0573- 401876 Alja de Lange Aangepaste balspelen, soleren, mikken en steunspringen 3 vakken 2-7- 2013 Gr. 8 16 ODB de Branink 0573- 401876 Hetty Dijkman Bewegen op muziek, schommelen, badmintonnen en tikspelen 3 vakken 11-7- 2013 Gr. 5 17 ODB de Branink 0573- 401876 Dirk Kok Bewegen op muziek, schommelen, badmintonnen en tikspelen 3 vakken 11-7- 2013 Gr. 6 18 ODB de Branink 0573- 401876 Ilonka Mulder
Bewegen op muziek, touwklimmen, badmintonnen en tikspelen 3 vakken 11-7- 2013 Gr. 7 19 ODB de Branink 0573- 401876 Astrid Ruumpol
Bewegen op muziek, touwklimmen, badmintonnen en tikspelen 3 vakken 11-7- 2013 Gr. 8 20 ODB de Branink 0573- 401876 Casper Bruinink
Bewegen op muziek, touwklimmen, badmintonnen en tikspelen 3 vakken 11-7- 2013 Gr. 8
De leerlijnen waar ik tijdens deze stageperiode nog geen les in heb gegeven zijn: Over de kop gaan, springen, hardlopen en stoeispelen. De groep(en) aan wie ik tijdens deze stageperiode nog geen les heb gegeven zijn: Groep 3 en 4. De naam van jouw mentor die je hoofdzakelijk begeleid heeft: Ilonka Mulder (ODB de Branink)
1. Lesvoorbereiding les 1
Zakelijke gegevens Naam student: Lynn ter Bals Stageschool: Menno ter Braakschool Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham datum: 1-11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 45 groep: 1,2
Inhoudelijke gegevens Vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs Activiteit: Een toestelles in het speellokaal: Parcour
Componenten van de les Beginsituatie van de leerlingen: - De leerlingen kennen de regels om naar het speellokaal te gaan. - De leerlingen weten wat ze moeten doen met de kleren die ze uittrekken. - De leerlingen hebben vaker een toestelles gehad. - Er zullen veel verschillen zitten in de ontwikkeling van motoriek.
Doelen Persoonlijk leerdoel (gericht op competenties): - Tijdens deze toestelles hou ik de tijd goed in de gaten en werk hier ook naar. Zo heb ik geen tijd over aan het einde, maar ook geen tijd te kort. - Ik stel duidelijke grenzen door deze vooraf met de leerlingen te bespreken. Zo weet iedere leerling wat er van hem of haar verwacht wordt en is het ook makkelijker consequent te blijven Lesdoelen Proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen: - De leerlingen zijn aan het einde van de les de energie kwijt en hebben veel beweging gehad (dat is wat de mentor graag ziet). - De leerlingen die normaal weinig beweging krijgen worden gestimuleerd constant in beweging te blijven door aanmoediging, maar ook doordat de gymles uitdagend is en om beweging vraagt. - Aan het einde van de les heeft iedereen weer geoefend met de grove motoriek
lesfase
tijd
didactische route (wat doen de kinderen?) leerstof leerling leefwereld
interventies van de leerkracht
organisatie en hulpmiddelen inleiding
4
6 - De leerlingen pakken de schoenen uit de bak en trekken deze zo snel mogelijk aan, daarna gaan ze (zoals ze gewend zijn) op de witte lijn zitten. - De leerlingen zwemmen als vissen door het water.
- De leerkracht helpt de leerlingen waar nodig.
- De leerkracht heeft hierbij een sturende rol en geeft aan hoe de leerlingen moeten zwemmen Bak met schoenen van de leerlingen.
Manieren van zwemmen: - Snel - Langzaam - Samen - In drietallen - Vrolijke vis - Boze vis - Verdrietige vis
- Twee houten blokjes; zodra ik de blokjes tegen elkaar sla, zijn de leerlingen stil en staan ze ook stil op hun plek.
kern
4
- De leerlingen luisteren naar de uitleg en de regels van het parcours.
- Stelt regels op met de kinderen waar ze zich tijdens het parcours aan moeten houden.
Regels tijdens parcours: 1. Zolang iemand voor jou nog op het toestel zit blijf jij in de ring staan 2. Zodra er met de blokjes wordt geklapt sta je stil op je plek met je monden op slot.
Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben? - Doordat ik de leerlingen begeleid bij enkele toestellen weet ik waar ze moeite mee hebben - Doordat ik achteraf de vraag stel wat vond je leuk, makkelijk, moeilijk kan ik bepalen of het niveau goed was.
4
20
- De leerlingen kijken naar n leerlingen die het parcours even kort voordoet
- De leerlingen volgen in groepjes van vier het parcours
- Loopt met een leerling mee door het parcours en laat zo zien wat de bedoeling is.
- Twee aanwezige leerkrachten begeleiden bij de lastige onderdelen.
- Leerling die het even voordoet voor de rest van de klas
- Zie parcours hieronder. afsluiting
5
- De leerlingen rennen een rondje door het lokaal
- De leerlingen huppelen een rondje door het lokaal
- De leerlingen lopen een rondje door het lokaal
- Gaat staan waar de leerlingen steeds een nieuw rondje begint, zo moeten de leerlingen heel even stoppen na ieder rondje en kan de rest weer aansluiten.
Regel: Niet over de toestellen, alle voeten blijven op de grond.
1. Schuin naar boven klimmen in het net. 1. Over de bank naar boven lopen 2. Over de balken van het toestel lopen 2. Op de kast gaan staan 3. Via de glijbaan weer naar beneden 3. Van de kast springen beide voeten op de mat
1. Van de ene naar de andere kant van de 1. Een koprol maken op de daarvoor wipwap lopen. bestemde mat.
Reflectie les 1 Voorafgaand aan de les was ik erg zenuwachtig. Het is voor mij een hele andere situatie met de kinderen dan in de klas. Ze zijn veel vrijer. Ik was blij dat ik vooraf goed uitgedacht had hoe alles eruit moest zien en ook voorbeelden bedacht had bij bijvoorbeeld het zwemmen van de vis. Het was erg leuk om te zien hoe de kinderen het thema van de gymles konden koppelen aan het thema in de klas (activiteitencyclus). Wel merkte ik dat 20 minuten vrij lang was voor het parcours, ben daarom ook iets eerder gestopt dan gepland. De kinderen deden erg enthousiast mee. De opzet van de toestellen was goed, samen met mijn mentor heb ik vooraf gekeken naar veiligheid en kwam tot de conclusie dat het verstandiger was de glijbaan en het springen van de kast verder uit elkaar te zetten. Fijn, die tips! Tijdens de les, bij de toestellen, vond ik het erg fijn dat mijn mentor in de buurt was, want eigenlijk had ik meerdere (3 van de 4) toestellen waarbij eigenlijk wel een leerkracht kon helpen. Dit gaf mijn mentor mij ook mee als tip. Later heb je niet iemand die je helpt, dan moet je het ook allemaal alleen kunnen redden zonder ongelukken. Verder vond Brenda het idee van de les erg leuk en ook dat de les een aansluiting had bij het thema. Voor een eerste gymles vond ik het erg goed gaan en kijk uit naar de volgende les!
2. Lesvoorbereiding 2
Zakelijke gegevens naam student: Lynn ter Bals stageschool: Menno ter Braakschool Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham datum: 3 -11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 60min. groep: 1,2
Inhoudelijke gegevens vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs activiteit: De leerlingen hebben een les bewegingsonderwijs binnen het thema onderwaterwereld, aansluitend bij het thema bewegen op muziek (vooral in de inleiding terug te vinden).
Componenten van de les beginsituatie van de leerlingen: - De leerlingen kennen het speellokaal en de bijbehorende regels - De leerlingen kennen de begrippen als: Snel, langzaam, hoog, laag, overkant enz. - De leerlingen zullen na de inleiding een klein moment van rust nodig hebben, want ze hebben nog niet een heel groot uithoudingsvermogen. Doelen persoonlijk leerdoel (gericht op competenties): - Tijdsindeling zoals vermeld in POP. - Vooraf duidelijke regels stellen zodat de leerlingen weten wat er van ze verwacht wordt. - Niet alleen maar strak, strak, strak. Durven loslaten, het is bewegingsonderwijs. Lesdoelen proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen: - De leerlingen oefenen met de begrippen: Snel, langzaam, hoog, laag enz. en leren actief wat het inhoud (product/kennis). - De leerlingen zijn aan het einde van de les hun energie kwijt en hebben voldoende beweging gehad (product/). - De leerlingen beoefenen hun grove motoriek (proces/vaardigheid)
lesfase
tijd
didactische route (wat doen de kinderen?) leerstof leerling leefwereld
interventies van de leerkracht
organisatie en hulpmiddelen inleiding
5
10 X - De leerlingen kleden zich om en gaan op de banken van het speellokaal zitten.
X - De leerlingen lopen rond door het speellokaal in het tempo en op de manier die de leerkracht aangeeft.
- Helpt leerlingen omkleden en maakt een afspraak met de leerlingen
- Vertelt de leerlingen hoe ze zich door het lokaal moeten bewegen en geeft het tempo aan doormiddel van de blokjes (tegen elkaar aantikken).
- Drie banken in het speellokaalspeellokaal staan klaar - Afspraak: Zodra er met twee blokjes wordt geklapt staan de leerlingen stil op hun plek, met de monden op slot.
20 X - De leerlingen gaan weer op de banken zitten, zodat ze even kunnen uitrusten.
X - De leerlingen gaan op aanwijzingen van de leerkracht rond het doek staan.
X - De leerlingen bewegen het doek als de golven van de ze en krijgen hierbij enkele opdrachten.
X - Op twee leerlingen na gaat iedereen in een cirkel in het midden van de klas zitten.
- Legt parachute klaar
- Wijst aan welke leerling waar gaat staan, rond de parachute
- Begeleidt de leerlingen bij het bewegen van het doek en geeft hierbij enkele opdrachten
- Ruimt de parachute op samen met twee leerlingen. De rest van de leerlingen
- Parachute
- Parachute
- Opdrachten: 1. Hoge golven 2. Lage golven 3. Rustige zee 4. Wilde zee 5. Doek omhoog 6. Doek heel laag. Bij 5 en 6 zullen steeds twee leerlingen elkaar kruisen naar de overkant, later wordt dit met 4 leerlingen.
- Parachute (opgevouwen) - Kast - Leerlingen die helpen
Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben? - Ik vraag onder het aankleden wat de leerlingen van de les vonden (met argumenten) - Doordat ik niet alles vast zet (want vind het niveau hierbij moeilijk te bepalen) kan ik spelen met de dingen die ik bijvoorbeeld verander.
krijgen de instructie om een cirkel te vormen in het midden van de gymzaal.
afsluiting
10
8 X - De leerlingen doen samen een spelletje als afsluiting.
X - De leerlingen kleden zich aan en gaan terug naar de klas.
- Vertelt de leerlingen wat de bedoeling van het spel is
1. De leerlingen zitten in een cirkel. 2. En leerling gaat achter de deur staan. 3. In die kring verandert er iets (voorwerp/leerling). 4. De leerling moet raden wat er anders is.
Reflectie les 2
Naar deze les keek ik al veel meer uit dan de eerste. Ik wist nu ongeveer hoe de leerlingen op mij zouden reageren en hoe anders het om een vrije les als gym te geven. De start was dan ook veel soepeler ging veel vlotter. De materialen lagen vooraf goed klaar en een korte en duidelijke uitleg volgde. De leerlingen wisten goed wat er van ze verwacht werd en gedroegen zich hier ook naar. De inleiding, lopen als vissen op het ritme van de blokjes, verliep goed. Er was een duidelijk verschil te zien tussen de leerlingen als het ging om ritmegevoel. De ene leerling liep op de maat van het geluid, de ander keek vooral naar wat andere leerlingen deden. Toch was het een geslaagde inleiding. De kern verliep ook goed, maar had er niet zon goed gevoel over als bij de inleiding. De opdracht was wel duidelijk voor de leerlingen en ze begonnen ook enthousiast, maar de groep was te groot. Dit had als gevolg dat een deel van de leerlingen niet continu in beweging kon zijn en zich een beetje gingen vermaken met buurman of buurvrouw. Gelukkig liep het niet uit de hand en werden ze niet vervelend, maar dit is wel iets om te onthouden voor de volgende keer. Mijn mentor gaf hiervoor als tip het lokaal in twee delen te splitsen en een groepje kinderen met een bekend spel aan de slag te laten gaan en met het andere deel de opdracht van de parachute uit te voeren. Ze vond de opdracht zelf namelijk wel leuk, maar deelde mijn mening dat niet iedere leerling actief kon zijn. Het afsluitend spelletje was dan ook goed voor de verandering, maar ook deze les iets eerder gestopt dan vooraf bedoeld.
3. Lesvoorbereiding 3
Zakelijke gegevens Naam student: Lynn ter Bals Stageschool: Menno ter Braakschool Iselinge klas: VR2B mentor/mentrix: Brenda Kevelham datum: 8-11-2011 aantal leerlingen: 18 tijd: 45 groep: 1,2
Inhoudelijke gegevens Vak of vormingsgebied: Bewegingsonderwijs Activiteit: Een toestelles in het speellokaal: Balanceren
Componenten van de les Beginsituatie van de leerlingen: - De leerlingen kennen de regels om naar het speellokaal te gaan. - De leerlingen weten wat ze moeten doen met de kleren die ze uittrekken. - De leerlingen hebben vaker een toestelles gehad, maar van de leerkracht weet ik dat ze balanceren best lastig zullen vinden - Er zullen veel verschillen zitten in de ontwikkeling van motoriek.
Doelen Persoonlijk leerdoel (gericht op competenties): - Tijdens deze toestelles hou ik de tijd goed in de gaten en werk hier ook naar. Zo heb ik geen tijd over aan het einde, maar ook geen tijd te kort. - Ik stel duidelijke grenzen door deze vooraf met de leerlingen te bespreken. Zo weet iedere leerling wat er van hem of haar verwacht wordt en is het ook makkelijker consequent te blijven. Lesdoelen Proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen: - De leerlingen zijn aan het einde van de les de energie kwijt en hebben veel beweging gehad (dat is wat de mentor graag ziet). - De leerlingen die normaal weinig beweging krijgen worden gestimuleerd constant in beweging te blijven door aanmoediging, maar ook doordat de gymles uitdagend is en om beweging vraagt. - Aan het einde van de les heeft iedereen weer geoefend met de grove motoriek. - Aan het einde van de les heeft iedere leerling geprobeerd te balanceren, hoe moeilijk ze het ook vinden.
lesfase
tijd
didactische route (wat doen de kinderen?) leerstof leerling leefwereld
interventies van de leerkracht
organisatie en hulpmiddelen inleiding
4
6 - De leerlingen pakken de schoenen uit de bak en trekken deze zo snel mogelijk aan, daarna gaan ze (zoals ze gewend zijn) op de witte lijn zitten. - De leerlingen lopen rondjes door de zaal op het ritme dat de leerkracht aangeeft.
- De leerkracht helpt de leerlingen waar nodig.
- De leerkracht geeft het ritme aan door middel van twee blokjes. Bak met schoenen van de leerlingen.
Twee houten blokjes om het ritme aan te geven.
kern
4
4 - De leerlingen luisteren naar de uitleg en de regels van het balanceren.
- De leerlingen kijken naar n leerlingen die het balanceren bij alle oefeningen even kort voordoet, - De leerkracht stelt regels op met de kinderen waar ze zich tijdens het parcours aan moeten houden.
- Loopt met een leerling mee die het balanceren op alle toestellen laat zien, om Regels tijdens balanceren: 1. Zolang iemand voor jou nog op het toestel kom jij er nog niet op 2. Zodra er met de blokjes wordt geklapt sta je stil op je plek, ben je stil en kijk je naar de leerkracht. 3. Vraag om hulp als je bang bent dat het niet goed gaat.
- Leerling die het even voordoet voor de rest van de klas, plus de toestellen die al
Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben? - Doordat ik de leerlingen begeleid bij enkele toestellen weet ik waar ze moeite mee hebben. - Doordat ik achteraf de vraag stel wat vond je leuk, makkelijk, moeilijk kan ik bepalen of het niveau goed was.
20
- De leerlingen gaan in groepen de verschillende onderdelen van het balanceren langs.
duidelijk te maken wat de bedoeling is.
- Leerkracht heeft de groep verdeeld over de toestellen en begeleidt waar nodig. klaar staan.
- Zie opstelling balanceren op de volgende pagina. afsluiting
5
- De leerlingen spelen het spel kat en muis.
- Leerkracht vertelt dat de leerlingen kat en muis spelen. De leerlingen kennen dit spel.
Lintjes voor de muizen. Regel: Niet over de toestellen, alle voeten blijven op de grond.
Van de ene naar de andere kant van de wipwap lopen.
Over een rechtopstaande bank lopen en over een omgekeerde bank lopen
Over de bank naar boven en weer naar beneden lopen (Naar beneden aan de hand van iemand anders) .
Over de bank lopen naar het wandrek, door het wandrek klimmen om er weer uit te komen.
Leerlingen gaan op het blok staan en tillen steeds een been op. Ze moeten proberen te blijven staan. (6 blokken)
Reflectie les 3
Grappig om te zien dat de ene kleuter echt gevoel heeft voor ritme en de ander totaal niet. Ik probeerde de tip te geven om naar leerlingen te kijken die het al heel goed konden, alleen werkte dit averechts. Zo kwam de leerlingen die het al lastig vonden nog meer in de knoop en de leerlingen die het goed konden ook. Ik denk omdat ze nu teveel gingen nadenken. Vooraf werd door mijn mentor aangegeven dat de jongste leerlingen sommige dingen met balanceren erg lastig zouden vinden of niet zouden durven. Dat klopte inderdaad. Gelukkig kon ik heel veel leerlingen helpen door aan te moedigen, iets samen te doen of juist iets voor te doen. Het bleek voor deze kleuters wel heel moeilijk te zijn op een been te balanceren op de blokken. Daarvoor heb ik met ze eerst op de grond geoefend (door ook af en een leerling een beetje vast te houden), daarna mochten ze het op het blok proberen. Doordat dit een uitdaging was waren ze wel fanatiek (op enkele bangeriken na, maar dat geeft niet). Verder was het niveau, ook door de andere gegeven gymlessen, aardig goed ingeschat en de tijd vloog voorbij! Wel jammer dat ik soms meerdere handen nodig had, waardoor mijn mentor moest helpen. Zou het graag helemaal alleen kunnen. Dit is dan ook het leerpunt van deze les.
4. Lesvoorbereiding 4 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Materiaal 4 banken, 3 matjes, 7 pilonnen, 6 touwtjes, lange mat, pilaren, 1 bal (2 e voor de zekerheid), stopwatch
Opstelling (tekening + uitleg) Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant, touwtje terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste over te touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 4 (nr. 1 op ODB de Branink) Datum 20-6-2013 Tijd 8.45-9.30 Groep 5 Aantal leerlingen 30 leerlingen Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen. Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht). Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen (heeft inzicht) en kan andere leerlingen helpen.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht. Deze vraagt een leerling dit onderdeel voor onderdeel te laten zien. Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal is het zo dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan alleen maar scoren in je eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je ervoor zorgen dat de bal bij de scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van overgooien, minimaal vijf keer voordat hij richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met de bal. Er wordt pas gescoord als er vijf keer overgegooid is met hetzelfde team, daarna de scoorman de bal ontvangt en op de grond drukt. Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat). - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt. - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet
Reflectie les 4
s Morgens bij aankomst op school ben direct begonnen met het klaarzetten van onderdelen voor de gymlessen van die dag. Een voordeel, en zeker met deze hoeveelheid materialen, is dat de opzet grotendeels hetzelfde blijft, maar met opbouw van niveau. Zo is het mogelijk de bewegingstijd optimaal te benutten en geen tijd verloren te laten gaan aan de opbouw en het afbreken van materialen. Een goed begin is het halve werk zeggen ze wel eens. In dit geval klopt het, alleen verliep het begin juist niet goed. Bij het klaarzetten van de materialen had ik rekening gehouden met de afstand tussen de banken die dienden als hordes bij de estafette. Helaas, na minder dan 5 minuten bleef een jongen met zijn voet achter een bank haken en struikelde naar voren. Hij probeerde zich te herstellen maar viel daardoor veel verder pas echt: tegen de volgende bank. Na gehuil, behoorlijk wat bloed en een snee in het hoofd ging (heeeeeeeel fijn) zijn lerares met hem mee. Later hoorde ik dat het gehecht was. Dit gaf me echt een rotgevoel. Dat rotgevoel heb ik de rest van de dag gehouden, al zei de leerkracht dat het totaal niet mijn schuld was en het iedereen had kunnen overkomen. Wat een begin! Hierbij weet ik ook dat ik het heel prettig zou vinden een EHBO- diploma te hebben. Na dit ongelukje was bij de kinderen de spanning te voelen. Ook als het ging om over de banken te springen met een aanloop. Ik heb de leerlingen allemaal zo ver kunnen krijgen gewoon door te gaan, ook al was dat rustiger en voorzichtiger. Ze deden allemaal goed mee! Ze toch ook erg enthousiast over de opdrachten die ze moesten doen Het balspel was vrij ingewikkeld voor ze, heb het meerdere keren (ook tijdens het spelen) moeten uitleggen. Gelukkig was de estafette wel zo ingericht dat ze het wel zelf konden en ik ook echt de mogelijkheid had om eindvakbal te begeleiden.
5. Lesvoorbereiding 5 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Materiaal 4 banken,3 matjes,7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, 2 ballen (3 e voor moeilijkheid),stopwatch
Opstelling (tekening + uitleg) Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant, touwtje terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste over te touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 5 Datum 20-6-2013 Tijd 9.30-10.15 Groep 6 Aantal leerlingen 30 leerlingen Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen. Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht). Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen (heeft inzicht) en kan andere leerlingen helpen.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Als de leerlingen willen kunnen ze ook een synchroon ronde doen (met z`n tween alles tegelijk). Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal is het zo dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan alleen maar scoren in je eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je ervoor zorgen dat de bal bij de scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van overgooien, minimaal vijf keer voordat hij richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met de bal. Er wordt pas gescoord als er vijf keer overgegooid is met hetzelfde team, daarna de scoorman de bal ontvangt en op de grond drukt.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 5 In principe was de basis van deze les hetzelfde als de vorige. Echter waren deze leerlingen iets ouder en heb ik dus de moeilijkheidsgraad aangepast door de hoogte van de sprongen te verhogen, de regels van het estafettelopen zelf aangescherpt (er meer een competitie van gemaakt) en de afstand tussen sprongen bij de banken te verkleinen en bij de matten (over pionnen) te vergroten. Daarnaast werd eindvakbal gespeeld met 2 ballen en later zelfs met drie. Het verschil tussen de leerlingen was dan ook goed zichtbaar. Bij de eerste groep die eindvakbal ging spelen werd al snel duidelijk dat de leerlingen het best lastig vonden. Dus bij deze groep heb ik het nog uitgebreider uitgelegd en zelf de bal in de handen genomen en voorgedaan wie dan waar zou staan. Dit visueel maken van het spel werkte goed. Ook heb ik aan het einde van mijn uitleg een ander kind het spel laten uitleggen om te controleren of ze het daadwerkelijk snapten. Ook bij deze groep viel het balspel erg in de smaak. Ze vonden het weer eens wat anders dan wat ze normaal deden. De estafette verliep goed, al duurde het voor sommige kinderen wat te lang, doordat ze soms bij onderdelen moesten wachten en niet in beweging konden zijn. Zelf heb ik de leerlingen die moeite hadden met het touwtje springen en het hordelopen proberen te ondersteunen. Ook heb ik voor een veilige sfeer gezorgd door kinderen elkaar te laten helpen op een positieve manier (de groep stilgelegd en dit kort bespreekbaar gemaakt. Goh, ik zie dat M. heel goed helpt doordat ze op een positieve en aardige manier tips geeft. Vergeleken met de eerste les had ik hier een heel goed gevoel bij!
6. Lesvoorbereiding 6 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Materiaal 4 banken,3 matjes,7 pilonnen, 4 touwtjes, lange mat, pilaren, 2 ballen (3 e voor moeilijkheidsgraad),stopwatch
Opstelling (tekening + uitleg) Start bij de pilon, een aanloop over de banken, touwtje pakken en al springend naar de andere kant, touwtje terugbrengen naar de volgende speler, hordelopen en slalommen om de pionnen en als laatste over te touwtjes tussen de pilaren (worden verhoogd indien te simpel).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 6 Datum 20-6-2013 Tijd 10.30-11.15 Groep 6 Aantal leerlingen 19 leerlingen Naam activiteit Estafette en balspel (eindvakspel)
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Balspel/eindvakspel: De zwakkere beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, maar krijgt niet de kans te scoren. Probeert wel goed samen te spelen. Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Balspel/eindvakspel: De gemiddelde beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en speelt goed samen (heeft inzicht). Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. Balspel/eindvakspel: De goede beweger kan de bal vangen als hij gegooid wordt en naar een ander werpen, krijgt de kans om te scoren en scoort ook regelmatig. De goede beweger speelt goed samen (heeft inzicht) en kan andere leerlingen helpen.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (2 rondjes om de zaal).
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Als de leerlingen willen kunnen ze ook een synchroon ronde doen (met z`n tween alles tegelijk). Voor eindvakbal hebben we 4 spelers in het veld staan en 2 scoorders achter de lijn. Bij voetbal is het zo dan je moet scoren in het doel van de tegenpartij, hier is het juist andersom. Je kan alleen maar scoren in je eigen doel en dus bij je eigen scoorman. Om te kunnen scoren moet je ervoor zorgen dat de bal bij de scoorman komt. Dit moet gedaan worden doormiddel van overgooien, minimaal vijf keer voordat hij richting doel gaat. Er mag niet gelopen worden met de bal. Er wordt pas gescoord als er vijf keer overgegooid is met hetzelfde team, daarna de scoorman de bal ontvangt en op de grond drukt.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde (stopwatch).
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 6
De tweede keer een groep 6 op die dag, achter elkaar. In eerste instantie vond ik het erg jammer dat ik dan twee keer exact dezelfde les zou moeten geven, maar toen ik eenmaal bezig was vond ik het toch wel erg goed. Zo heb ik namelijk gezien dat dezelfde les, met hetzelfde niveau compleet anders kan zijn door een andere groep. De groep had aanzienlijk minder leerlingen, maar toch waren ze net zo aanwezig als die andere groep. Alleen de uitleg duurde al veel langer, wat ik erg jammer vond. Er waren meerdere leerlingen die het niet helemaal begrepen of gewoon niet luisterden naar de uitleg. Zo merkte ik hoe strak je soms moet handelen om in een vrije situatie de les goed te laten verlopen. Uiteindelijk verliep de les nog aardig. Al denk ik dat het, zeker voor een groep als deze, beter zou zijn om meerdere onderdelen te hebben. Het duurde voor sommigen gewoon echt te lang, waardoor ze met andere dingen bezig gingen. Het spel werden ze uiteindelijk wel enthousiast over, dus heb er voor gekozen de les af te maken door met de hele groep te rouleren met dit spel. Iedere keer als iemand gegooid had moest hij wisselen met een volgende speler van het eigen team. Het leek even chaos, maar en of ze in beweging waren!!
7. Lesvoorbereiding 7 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estafette als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 7 Datum 20-6-2013 Tijd 11.15-12.00 Groep 7 Aantal leerlingen 25 leerlingen Naam activiteit Estafette
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.
Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) uitgevoerd
Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Te beginnen bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten een koprol maken (in slalomvorm), dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een koprol op de dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken. Pas als iedereen zit is het groepje klaar. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt (zeker bij de oefenrondes). - Snelheid is goed, maar zorg dat je jezelf en anderen geen pijn doet. - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 7
Nog een stapje moeilijker qua niveau. Deze les vraagt om meer uithoudingsvermogen en lenigheid dan de vorige lessen van de lagere groepen. Bij de start van de les heb ik enkele leerlingen, die snel klaar waren met omkleden, gevraagd om de laatste materialen voor de gymles klaar te zetten. In eerste instantie zei ik het dat ik het erg prettig vond om de materialen vooraf zelf allemaal klaar te hebben staan, maar dat is niet altijd te realiseren. Nu bleek, door leerlingen te laten helpen, dat het reuze mee valt hoe lang ze erover doen! Ze vinden het leuk om je te helpen en ik vind dat ze er ook best wat van leren (veiligheid, inzicht). Eenmaal gestart met de les, heb ik de leerlingen de korte warming-up laten doen. Twee rondjes rennen vond ik meer dan genoeg. In de lesvoorbereiding stond beschreven dat dit 5 rondjes moesten zijn, maar ik had zelf het gevoel dat ze dan al te moe waren om veilig aan de estafette te beginnen. Wat vonden ze het leuk om op muziek te lopen! De estafette zelf verliep goed. Wel merkte ik dat het niet logisch was om bij de pion te beginnen, daar was te weinig ruimte om met de hele groep te starten en dan moesten ze buitenom teruglopen. Zo liepen ze de anderen in de weg, ook nog terwijl ze hun best deden om dat niet te doen. Enkele leerlingen hadden moeite met een rechte koprol of kwamen niet onder het touw door zonder het hele touw mee te nemen, deze leerlingen heb ik tips gegeven (hoofd beter naar je kin brengen, recht over je rug en niet over een schouder rollen, platter op de grond gaan liggen en alleen armen en voeten gebruiken) Na vier keer de ronde te hebben gelopen merkte ik dat de leerlingen behoorlijk uitgeput waren, dus ben ik gestopt met de estafette. Ik heb de leerlingen uitgelegd dat we tijd hadden voor een spel en de leerlingen zelf een spel laten kiezen. Dit werd iemand is hem, niemand is hem. Niet optimaal, maar te verwachten. Ze waren zelf helemaal blij, dus heb ze op die manier even laten bewegen! Als laatste, gelukkig was het een rustige opdracht, het spel met de hoepel. Leuk!
8. Lesvoorbereiding les 8 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estafette als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 8 Datum 20-6-2013 Tijd 13.00-13.45 Groep 7 Aantal leerlingen 25 leerlingen Naam activiteit Estafette
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.
Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) uitgevoerd
Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Te beginnen bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten een koprol maken (in slalomvorm), dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een koprol op de dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken. Pas als iedereen zit is het groepje klaar. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt (zeker bij de oefenrondes). - Snelheid is goed, maar zorg dat je jezelf en anderen geen pijn doet. - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 8 Door de basis hetzelfde te laten (qua niveau) als bij de andere groep 7, dacht ik dat de les er ongeveer hetzelfde uit zou gaan zien. Dit was totaal niet zo. Ook hier zat veel niveauverschil in. Deze leerlingen hadden geen geduld om de uitleg af te wachten en wilden direct aan de slag. Voor een groep als deze zou het handig zijn opdrachtkaarten te maken (zoals besproken tijdens een bijeenkomst van de leergang bewegingsonderwijs), zodat ze zelf aan de slag kunnen met het uitvoeren van deze les en deze minder leerkracht gebonden wordt. Na bij de andere groep 7 gemerkt te hebben dat 5 rondes hardlopen veel te veel zou zijn, heb ik bij deze groep direct aangegeven dat twee rondes warmlopen voldoende was. Omdat ik wel aan zag komen dat ze alle energie daar direct in zouden stoppen, heb ik verteld dat warmlopen bedoeld is om de spieren op te warmen en niet om meteen alle energie te verbruiken. Bij de estafette liepen de leerlingen eerst een oefenronde. Dit om het parcours te verkennen. Voor veel leerlingen is dit een goede optie, maar voor sommigen zorgde dit al voor vermoeide lichamen. Aan de ene kant is het goed dat ze nog niet met een volledige snelheid (als wedstrijd) starten als ze nog niet precies weten (hebben gevoeld) hoe het parcours verloopt, maar aan de andere kant is het voor leerlingen die een mindere conditie hebben al snel vermoeiend om daarna de ronde nog een keer op volle kracht te lopen. Tijdens de wedstrijd waren de leerlingen wel enorm fanatiek, bijna zo fanatiek dat er geen rekening werd gehouden met de andere leerlingen (onbewust). Hiervoor heb ik de les even stilgelegd, besproken wat ik zag en vervolgens ging het veel beter. Ik merk echt dat zo aan het einde van de dag de lessen al veel beter gaan, alsof ik er steeds iets meer aan gewend raak.
9. Lesvoorbereiding 9
Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is. - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 9 Datum 20-6-2013 Tijd 13.45-14.30 Groep 8 Aantal leerlingen 20 leerlingen Naam activiteit Estafette
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.
Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) uitgevoerd
Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden. Bij de start staat een mand met pittenzakken, deze moet iedere leerling meenemen over het parcours en doorgeven aan de volgende. Pas als de laatste de pittenzak in de mand legt en iedereen op de grond zit is het afgelopen. De leerlingen beginnen dan bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten slalommen om de pionnen, dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een achterwaartse koprol op de dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast (open trapezode, zodat ze niet er bovenop kunnen staan) om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 9
Wow, wat is groep 8 al veeeeeel verder qua beweging! Ik wist dat het verschil groot was, maar zo groot! Het gaat direct veel harder, sneller en de strijd zit er enorm in. Wel erg leuk om te zien, maar ook erg belangrijk om duidelijk te maken dat het wel veilig moet zijn en dat ze rekening moeten houden met anderen. Dat iedereen op eigen niveau mee doet, omdat iedereen zijn best doet. Goed dat ik van te voren de moeilijkheid verhoogd heb door de koprol achterstevoren te laten doen en de gehele ronde een pittenzak mee te laten nemen. Zo hebben ze minder de kans vals te spelen en dat maakt het spel extra spannend als de pittenzak op de grond valt.
Bij de warming-up (uit ervaring bij de vorige groep) heb ik de leerlingen eerst twee rondes laten warmlopen, om vervolgens de leerlingen zelf oefeningen te laten bedenken (tijdens het lopen) die op de muziek konden worden uitgevoerd. Zo wijk ik wel erg van de voorbereiding af, maar weet ik dat het beter zal verlopen. Het blijkt maar weer dat leerlingen het erg leuk vinden als ze zelf inbreng hebben. De leerlingen waren aan het einde van de warming-up warm, maar ook enthousiast en nog niet helemaal uitgeput. Precies goed dus.
Het laatste spel, het spel met de hoepels, was voor groep 8 minder een succes. Dit vonden ze niet iets voor gym. Daar hadden ze wel gelijk in. Hoe leuk het ook was voor de lagere groepen, groep 8 wil meer uitdaging.
10. Lesvoorbereiding 10 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De leerlingen houden (in twee groepen) een estaffete als onderdeel van het bewegingsthema loopspringen. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn bekend met wat een estafette is. - De leerlingen weten wat de regels zijn in het gymlokaal en hoe ze binnen moeten komen na het omkleden. - De leerlingen zijn het gewend om een groot deel van de gymlessen zelfstandig uit te voeren (omdat er ook maar 1 begeleider is).
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 10 Datum 20-6-2013 Tijd 14.30-15.15 Groep 8 Aantal leerlingen 22 leerlingen Naam activiteit Estafette
Leerdoelen Zwakke beweger Estafette: De zwakkere beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een rustig tempo, motorisch gezien kan hij alles uitvoeren, eventueel met hulp. Een mooie koprol (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) maken is nog lastig.
Gemiddelde beweger Estafette: De gemiddelde beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een goed tempo. Neemt de hordes ruim. Koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst) uitgevoerd
Goede beweger Estafette: De goede beweger kan de hordes nemen en de route met het springtouw afleggen op een vlot tempo. Neemt de hordes ruim en heeft er geen enkele moeite mee. De koprollen worden goed (handen uit elkaar, recht rollen en kin op de borst), vlot en soepel uitgevoerd.
Warming-up Doordat er zoveel materiaal klaarstaat is er niet de ruimte om een uitgebreide warming-up te doen. De leerlingen gaan daarom kort hardlopen (5 rondjes om de zaal) op muziek.
Instructie De estafette die de leerlingen gaan lopen wordt uitgelegd door de leerkracht door het onderdeel voor onderdeel te laten zien. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden. Bij de start staat een mand met pittenzakken, deze moet iedere leerling meenemen over het parcours en doorgeven aan de volgende. Pas als de laatste de pittenzak in de mand legt en iedereen op de grond zit is het afgelopen. De leerlingen beginnen dan bij de pion, daarna als hordeloop over de banken. Vervolgens touwtjespringen over de mat, touwtje terugbrengen voor de volgende. Op de drie matten slalommen om de pionnen, dan onder de touwtjes doorkruipen (het touwtje mag niet aangeraakt worden), ze lopen binnendoor richting de hoepels, daar halen ze zichzelf door de hoepel. Ze maken een achterwaartse koprol op de dikke mat en als laatste klimmen ze over de kast (open trapezode, zodat ze niet er bovenop kunnen staan) om vervolgens buitenom terug te lopen en de volgende speler aan te tikken. Na enkele oefenrondes wordt er tegen elkaar gestreden.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen).
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht evt. enkele onderdelen samen doen met de leerling om te oefenen tot het lukt. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde, doormiddel van een stopwatch.
Afsluiting Klein samenwerkingsspelletje met hoepels. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen. Deze groepen moeten afzonderlijk een kring maken en elkaar bij de hand vasthouden. Deze cirkel mag niet doorbroken worden terwijl iedere leerling zijn of haar lichaam door de hoepel moet.
Reflectie les 10 Een compleet andere groep 8 dan de vorige. Het enthousiasme, de beweeglijkheid en het fanatisme dat die andere groep in zich had, is bij deze groep niet te bekennen. Al zuchtend en kreunend kwamen ze het gymlokaal binnen. Het werd mij al snel duidelijk dat ze er geen zin in hadden. Daarom heb ik direct duidelijk gemaakt wat de bedoeling was (zelf zo enthousiast mogelijk) en laten weten wat ik van de leerlingen verwachtten. Na enig tegensputteren begonnen ze toch aan de warming-up. De rondes werden netjes gelopen, maar echt zin om zelf iets te bedenken hadden ze niet. Toen ik zei dat ze dan als warming-up 25 keer moesten opdrukken en sit-ups doen, wilden ze toch nog zelf wat verzinnen. Jammer dat het zo moet gaan, maar wel goed om als leerkracht ook een groep als deze te ervaren. Ik heb hier veel van geleerd. Al was ik aan het einde van de les behoorlijk moe! De estafette deden de leerlingen aardig goed mee, blijkbaar vonden ze dit een leuk onderdeel. Toch denk ik, ook al was het niet helemaal verkeerd, dat er voor groep 8 nog wel wat onderdelen in hadden kunnen zitten die wat pittiger waren. Dat geldt voor beide groepen. Het was lastig om dat tijdens deze les te doen, doordat de school verwacht dezelfde lesopbouw te zien gedurende de hele dag. Wel goed dat ik toch nog niveauverschillen heb kunnen maken. Er werd wel al snel duidelijk dat er grote verschillen in het maken van een koprol zit. Om de leerlingen te ondersteunen die dit moeilijk vinden, heb ik ze geholpen bij het maken van een koprol. Uiteindelijk lukte zo goed als iedereen het wel, ondanks de inzet!
11. Lesvoorbereiding 11 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De gymzaal wordt verdeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het eerste deel wordt pleerbal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel duurt 8 minuten. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen kennen het spel pleerbal. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht. - Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd worden.
Materiaal Pleerbal: minivolleybal, 8 dunne matjes rechtop tegen de muren. Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-2 delen). Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.
Opstelling (tekening + uitleg) Pleerbal: 14 leerlingen beginnen bij het onderdeel pleerbal. 8 leerlingen gaan voor een matje staan en proberen de matjes van de tegenspelers te raken door een bal te werpen, als een matje geraakt is wordt er gewisseld met de leerlingen die op de bank zitten. Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pion. Vanuit daar hebben ze de ruimte om een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar de leerling de handen zal plaatsen. Mikken en soleren: De leerlingen slalommen al stuiterend met een bal om de pionnen heen en lopen zo richting korf. Deze route staat twee keer opgesteld, dus na een aantal keer geoefend te hebben spelen ze tegen elkaar! Ze proberen vanaf een aangegeven punt (per groep verschillend) de bal in de korf te mikken.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 11 Datum 2-7-2013 Tijd 8.45-9.30 Groep 6 Aantal leerlingen 30 leerlingen Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen, mikken en soleren.
Leerdoelen Zwakke beweger Pleerbal: De zwakkere beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte, maar heeft moeite met echt mikken. Neemt niet snel initiatief en wacht tot de bal bij hem komt, omdat hij de mat niet goed durft te verlaten. Hij kan de mat wel redelijk verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Soleren en mikken: Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de leerling begeleiden om over de kast te komen. Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.
Gemiddelde beweger Pleerbal: De gemiddelde beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt ook regelmatig een van de matten. Probeert initiatief te tonen door verder van de mat te komen om een bal te pakken. Hij kan de mat wel redelijk tot goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim over de kast. Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal keren gooien.
Goede beweger Pleerbal: De goede beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt vrijwel altijd een van de matten. Neemt veel initiatief door verder van de mat te komen richting de middellijn om een bal te pakken. Hij kan de mat wel goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Heeft inzicht in het spel. Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen goed. Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.
Warming-up De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.). Instructie Pleerbal: De leerlingen kennen dit spel, dus geeft de leerkracht maar een korte uitleg. Er wordt gegooid met de bal, niet geschopt en de leerlingen die wissel zijn wachten in een rij op de bank, zodat ze goed kunnen zien wie er aan de beurt is.
Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.
Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de volgende. Na n of twee oefenrondes spelen ze tegen elkaar.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen). - Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen). Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de kast te springen.
Afsluiting Drie is teveel: De kinderen staan in twee kringen om elkaar heen, zodat er tweetallen achter elkaar staan. Een kind is de tikker. Een ander kind heeft geen plek en rent om de kring heen. Als het rennende kind achter een tweetal gaat staan, is het vrij. Maar, let op: drie is teveel! Het voorste kind van het drietal kan nu getikt worden en moet om de kring heen rennen.
Reflectie les 11
Yes, de warming-up was een binnenkomer! De leerlingen gaven aan dat ze het erg leuk vonden dat het eens wat anders was dan de standaard rondes die ze normaal moeten lopen. Door aan te geven hoe lang ze een bepaalde oefening moesten doen en niet hoe vaak, kon iedere leerling op eigen kracht de warming-up doen. Het ene kind kan namelijk het neptouwtjespringen 25 keer volhouden, terwijl de ander met 10 keer nog moeite heeft. Iedereen deed fanatiek mee! Pleerbal was een bekend spel voor de leerlingen, maar ze vonden het erg leuk om te doen. Door ervoor te kiezen om pleerbal te doen en het soleren en mikken (wat ze allebei zelfstandig kunnen) had ik zelf de handen vrij om het steunspringen te begeleiden. Dit was dus een goede keuze. Het steunspringen zelf ging aardig goed! Bij de instructie van de les heb ik een leerling voor laten doen wat de bedoeling was en uitgelegd waar de leerlingen aan moesten denken (minitrampoline, plaatsing handen, landing). Tijdens de les werd al snel duidelijk dat er veel verschillen in niveau waren en moesten sommigen leerlingen nog echt gevangen worden. Andere leerlingen daarentegen gingen zo goed dat ze bijna tegengehouden moesten worden aan het einde van de mat. Naar wat instructies en soms voordoen hoe bijvoorbeeld de handen op de kast geplaatst moesten worden ging bijna iedere leerling vooruit! In het begin van het steunspringen was ik een beetje bang dat ik de leerlingen niet goed zou kunnen vangen, maar dat viel reuze mee! Gelukkig heb ik mijn lengte mee en had ik ook genoeg kracht.
12. Lesvoorbereiding 12 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel duurt 8 minuten. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen kennen het spel hakobal niet. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht. - Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd worden.
Materiaal Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal. Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel). Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.
Opstelling (tekening + uitleg) Hakobal: 10 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord. Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar de leerling de handen zal plaatsen. Mikken en soleren: De leerlingen (8) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen. Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 12 Datum 2-7-2013 Tijd 9.30-10.15 Groep 7 Aantal leerlingen 28 leerlingen Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen, mikken en soleren.
Leerdoelen Zwakke beweger Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel. Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de leerling begeleiden om over de kast te komen. Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.
Gemiddelde beweger Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en toe een poging om te scoren. Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim over de kast. Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal keren gooien.
Goede beweger Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt. Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook. Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen goed. Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.
Warming-up De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.). Instructie Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.
Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.
Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de volgende.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen). - Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen). Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de kast te springen.
Afsluiting Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen). Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8 leerlingen).
Reflectie les 12
Het was goed dat deze groep niet groter was dan 28. Zo was iedereen continu in beweging en had ik goed het overzicht. Als de groep groter was geweest hadden de leerlingen bij het mikken en soleren en het steunspringen minder kans gehad om veel te kunnen bewegen. Door niet teveel leerlingen bij het steunspringen te hebben was het mogelijk het overzicht over de rest van de groep te bewaren en af en toe (door eerst tegen de volgende springer te zeggen dat hij of zij even moest wachten) tips en aanwijzingen te geven aan de rest van de groep of individuele leerlingen. Het steunspringen verliep bij deze leerlingen heel anders dan bij groep 6. Deze leerlingen hadden vrijwel geen hulp meer nodig! De kast heb ik een deel hoger gemaakt, omdat ik merkte dat de leerlingen anders te hoog insprongen in de trampoline. Vooraf twijfelde ik aan de afsluiting, of hij wel uit zou dagen. Maar tijdens de afsluiting werd al snel duidelijk dat dat wel zo was. De rest van de les was intensief genoeg, dus voor de leerlingen was het goed dat dit een samenwerkingsspel was waarbij de leerlingen niet conditioneel of met kracht bezig waren.
13. Lesvoorbereiding 13 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het eerste deel wordt pleerbal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel duurt 8 minuten. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen kennen het spel pleerbal. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht. - Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd worden.
Materiaal Pleerbal: minivolleybal, 8 dunne matjes rechtop tegen de muren. Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-2 delen). Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.
Opstelling (tekening + uitleg) Pleerbal: 15 leerlingen beginnen bij het onderdeel pleerbal. 8 leerlingen gaan voor een matje staan en proberen de matjes van de tegenspelers te raken door een bal te werpen, als een matje geraakt is wordt er gewisseld met de leerlingen die op de bank zitten. Steunspringen: De leerlingen (10) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar de leerling de handen zal plaatsen. Mikken en soleren: De leerlingen slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 13 Datum 2-7-2013 Tijd 10.30-11.15 Groep 5 Aantal leerlingen 20 leerlingen Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen, mikken en soleren.
Leerdoelen Zwakke beweger Pleerbal: De zwakkere beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte, maar heeft moeite met echt mikken. Neemt niet snel initiatief en wacht tot de bal bij hem komt, omdat hij de mat niet goed durft te verlaten. Hij kan de mat wel redelijk verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Soleren en mikken: Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de leerling begeleiden om over de kast te komen. Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.
Gemiddelde beweger Pleerbal: De gemiddelde beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt ook regelmatig een van de matten. Probeert initiatief te tonen door verder van de mat te komen om een bal te pakken. Hij kan de mat wel redelijk tot goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim over de kast. Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal keren gooien.
Goede beweger Pleerbal: De goede beweger kan de bal werpen richting de andere helft van de ruimte en raakt vrijwel altijd een van de matten. Neemt veel initiatief door verder van de mat te komen richting de middellijn om een bal te pakken. Hij kan de mat wel goed verdedigen door de ballen af te weren met handen of voeten. Heeft inzicht in het spel. Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen goed. Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.
Warming-up De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.).
Instructie Pleerbal: De leerlingen kennen dit spel, dus geeft de leerkracht maar een korte uitleg. Er wordt gegooid met de bal, niet geschopt en de leerlingen die wissel zijn wachten in een rij op de bank, zodat ze goed kunnen zien wie er aan de beurt is.
Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.
Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de volgende.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen). - Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen). Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de kast te springen.
Afsluiting Drie is teveel: De kinderen staan in twee kringen om elkaar heen, zodat er tweetallen achter elkaar staan. Een kind is de tikker. Een ander kind heeft geen plek en rent om de kring heen. Als het rennende kind achter een tweetal gaat staan, is het vrij. Maar, let op: drie is teveel! Het voorste kind van het drietal kan nu getikt worden en moet om de kring heen rennen.
Reflectie les 13
Tijdens deze soortgelijke (niveauverschil in spel, in soleren en mikken en in hoogte van de kast) les als les 10, werd al snel duidelijk dat deze groep een jaar jonger was. Ondanks dat de kast een deel lager was dan bij de vorige groep, waren er veel meer leerlingen die echt hulp nodig hadden bij het steunspringen. Dat kon zijn omdat ze zich niet genoeg afzetten op de trampoline, waardoor ze niet over de kast kwamen. Anderen waren juist ongecontroleerd en zetten zich veel te hard af in de trampoline, wat als gevolg had dat ze veel te hard over de kast zwaaiden en niet goed neerkwamen. De leerkracht van deze groep had dat door en vond het naar mijn idee nogal eng om dit aan een student over te laten. Ze wilde graag zelf deze leerlingen vangen. Ik heb met haar overlegd dat ik er was om juist dat te leren en dat dat minder goed zou gaan als ze het uit handen zou nemen. Uiteindelijk gaf ze toe en het begeleiden, vangen en tips geven ging goed! Dit gaf de leerkracht aan het einde van de les ook toe! Gelukkig. Ook deze groep vond het pleerbal erg leuk, maar ze waren minder fanatiek dan de eerste groep bij het mikken en soleren. Daarom heb ik de les even kort stilgelegd en verteld wat ik zag. Namelijk dat de opdracht er niet uitzag zoals ik hem had uitgelegd. Daarbij heb ik nog een keer verteld wat ik van de leerlingen verwachtte. Het positieve gevolg was, dat ik kon zien dat ze er echt iets mee deden. Het afsluitend spel (drie is teveel) was leuk voor deze groep. Misschien nog wel leuker dan voor groep 6 (voor hen misschien te kinderlijk).
14. Lesvoorbereiding 14 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel duurt 8 minuten. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen kennen het spel hakobal niet. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht. - Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd worden.
Materiaal Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal. Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel). Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.
Opstelling (tekening + uitleg) Hakobal: 16 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord. Steunspringen: De leerlingen (15) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar de leerling de handen zal plaatsen. Mikken en soleren: De leerlingen (15) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen. Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 14 Datum 2-7-2013 Tijd 11.15-12.00 Groep 8 Aantal leerlingen 20 leerlingen Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen, mikken en soleren.
Leerdoelen Zwakke beweger Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel. Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de leerling begeleiden om over de kast te komen. Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.
Gemiddelde beweger Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en toe een poging om te scoren. Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim over de kast. Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal keren gooien.
Goede beweger Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt. Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook. Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen goed. Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.
Warming-up De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.). Instructie Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.
Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.
Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de volgende.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen). - Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen). Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de kast te springen.
Afsluiting Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen). Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8 leerlingen).
Reflectie les 14
Groep 8 was erg enthousiast over het spel hakobal. Ook de lerares van de groep (ze vroeg of ik de spelregels even wilde opschrijven op een ander formulier dan de lesvoorbereiding). Ik merkte dat bij de andere groepen de uitleg van het spel niet direct duidelijk was en heb er daarom voor gekozen dat groep 8 het met enkele leerlingen voor ging doen. Zo was het spel direct visueel voor de leerlingen en konden ze meteen goed van start. Ze lieten merken dat het eens wat anders was dan altijd voetbal of trefbal! Leuk! Door de ervaring die ik had opgedaan bij de vorige lessen (dezelfde groepen 8), wist ik dat deze groep een leuke en enthousiaste groep zou zijn. De les pakte dan ook uit zoals ik hem vooraf bedacht had. Doordat de leerlingen zelfstandig met de andere twee onderdelen aan de slag konden, had ik mijn handen vrij voor het steunspringen. Deze leerlingen konden al veel zelf en vroegen zelfs om meer uitdaging, want ze vroegen of ze ook handstand-overslag over de kast mochten maken. Eerst was ik hier wat huiverig voor en stond ik dit niet toe. De leerkracht van deze groep kwam naar me toe en vroeg waarom ik dit niet toestond. Dit was voor haar namelijk een teken dat de leerlingen enthousiast waren en vertrouwen hadden in zichzelf. Daar kon ik haar geen ongelijk in geven en heb de leerlingen die goed de wendsprong konden maken zelf de keuze gelaten wat ze wilden doen. Wel moesten deze leerlingen voordat ze zouden springen aangeven wat ze gingen doen. Eerst was dit spannend, maar ben erg blij dat ik dit gedaan heb!
15. Lesvoorbereiding 15 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De gymzaal wordt opgedeeld in drie delen. Per deel voeren de leerlingen een andere activiteit uit. In het eerste deel wordt hakobal gespeeld, in het tweede deel wordt een combinatie gemaakt van soleren en mikken en als laatste gaan de leerlingen steunspringen (een wendsprong over de kast). Ieder onderdeel duurt 8 minuten. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen kennen het spel hakobal niet. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, soleren en mikken op een korf. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, steunspringen over de kast. Sommige leerlingen zullen hierbij nog hulp nodig hebben van de leerkracht. - Sommige leerlingen zullen de wendsprong (steunspringen) eng vinden en moeten gemotiveerd worden.
Materiaal Hakobal: 2x pilaar, 4x dunne mat, pilonnen voor de scoorcirkel, scorebord, bal. Steunspringen (wendsprong): minitrampoline, dikke mat, kast (-1 deel). Mikken en soleren: 8x pilon, 4x bal, 2x korf.
Opstelling (tekening + uitleg) Hakobal: 16 leerlingen beginnen bij het onderdeel hakobal. 8 per team, waarvan 2 keepers. Deze keepers staan in het doel, het maakt niet uit aan welke kant er gescoord wordt. De leerlingen mogen alleen scoren buiten de aangegeven cirkel. Ze mogen niet lopen met de bal dus er moet samengespeeld worden. Diegene die scoort zet zelf een punt bij op het scorebord. Steunspringen: De leerlingen (15) maken een lange rij achter de pilon. Vanuit daar hebben ze de ruimte om een aanloop te nemen voordat de in de minitrampoline springen. Ze plaatsen beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien beide benen over de kast. Ze landen op beide voeten. De leerkracht staat aan de kant waar de leerling de handen zal plaatsen. Mikken en soleren: De leerlingen (15) slalommen al stuiterend met een bal om de pilonnen heen en lopen zo richting korf. Ze proberen vanaf een aangegeven punt de bal in de korf te mikken. De afstand tussen de leerlingen zijn minimaal 3 pilonnen. Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 15 Datum 2-7-2013 Tijd 13.00-13.45 Groep 8 Aantal leerlingen 22 leerlingen Naam activiteit Leerlijnen: Steunspringen, aangepaste balspelen, mikken en soleren.
Leerdoelen Zwakke beweger Hakobal: De zwakke beweger vangt de bal van de medespelers en speelt deze door. Neemt zelf geen initiatief om te scoren, omdat hij te weinig inzicht heeft in het spel. Steunspringen: De zwakkere beweger heeft moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht moet de leerling begeleiden om over de kast te komen. Soleren en mikken: De zwakkere beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, maar in een vrij traag tempo. Het mikken op de korf mislukt nog regelmatig.
Gemiddelde beweger Hakobal: De gemiddelde beweger speelt goed samen met teamgenoten, heeft inzicht in het spel en doet af en toe een poging om te scoren. Steunspringen: De gemiddelde beweger heeft vrijwel geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling alleen af en toe te ondersteunen om goed op de mat te landen. Komt wel ruim over de kast. Soleren en mikken: De gemiddelde beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed tempo. Hij verliest de bal maar heel af en toe. Het mikken op de korf lukt meer dan de helft van het aantal keren gooien.
Goede beweger Hakobal: De goede beweger kan goed samenspelen, heeft inzicht in het spel en staat vaak op het goede punt. Doet veel pogingen tot scoren en dit lukt ook. Steunspringen: De goede beweger heeft geen moeite met het maken van de wendsprong, de leerkracht hoeft deze leerling niet te ondersteunen. Deze leerling brengt zijn heupen tot boven de schouders en strekt zijn benen goed. Soleren en mikken: De goede beweger kan met de bal al stuiterend het parcour volgen, in een goed en snel tempo. Hij verliest de bal niet. Het mikken op de korf lukt meer dan van het aantal keren gooien.
Warming-up De leerlingen zoeken een plekje binnen het middelste veld, maar blijven van de materialen af. Het is een statische warming-up. Om te beginnen gaan de leerlingen stappen op de plaats. Daarna doen ze alsof ze aan het touwtje springen zijn. Vervolgens doen ze alsof ze met een bal aan het dribbelen zijn en als laatste doen ze alsof ze een vechtsport beoefenen. Dit doen ze door me hun handen te stoten (Recht naar voren, naar links, naar rechts, om en om, schuin naar beneden enz.). Instructie Hakobal: De leerlingen hebben twee teams van 8 spelers, waarvan twee keepers. De keepers staan in het doel, dus op de matjes. Er mogen ook geen andere spelers in dit gebied komen. De andere spelers verplaatsen zich in het veld met de bal door over te gooien. Ze mogen niet lopen met de bal. Vanaf buiten de cirkel mogen ze een poging doen om te scoren. Alleen door werpen. De keeper mag handen en voeten gebruiken om de bal uit het doel te houden. Diegene die scoort zet zelf het punt bij op het scorebord.
Steunspringen: Een van de leerlingen doet dit voor terwijl de leerkracht vertelt dat de leerlingen een ruime aanloop moeten nemen en goed in het midden van de trampoline moeten springen. Daarna plaatsen ze beide handen aan n zijde van de kast en zwaaien ze hun benen over de andere kant. Het is de bedoeling dat ze op beide voeten op de dikke mat landen.
Soleren en mikken: Een van de leerlingen laat de route zien waar ze moeten soleren. Het is eerst belangrijker dat ze de bal onder controle houden dan dat ze het snel doen. Daarna kunnen ze proberen te versnellen. Aan het einde mikken ze de bal in de korf. Ze lopen terug met de bal en geven hem aan de volgende.
Regels - Je gaat je voorganger niet voorbij (alleen op de banken mag dat) - Je helpt elkaar als je ziet dat iets niet lukt - Als er gefloten wordt, gaan de leerlingen op de grond zitten met de mond dicht (dus niet op toestellen). - Met pleerbal werpen de leerlingen alleen, er wordt dus niet tegen de bal geschopt.
Leerhulp Zwakke bewegers Leerlingen helpen elkaar, daarbij zal de leerkracht de leerlingen die het steunspringen lastig vinden ondersteunen en proberen tips te geven (bijv. beter inspringen, benen hoger, handen anders plaatsen). Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd tot het sneller voldoen van een ronde soleren en mikken. Daarbij wordt hij bij het steunspringen uitgedaagd zijn lichaam zo gestrekt mogelijk te houden en zo hoog mogelijk over de kast te springen.
Afsluiting Een handje helpen: De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van twee leerlingen (max. drie leerlingen). Deze leerlingen gaan met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten en halen de armen in elkaar (de leerlingen zitten nu 'vast' aan elkaar). Op het teken van de leerkracht proberen zij, door samen te werken, op te staan. Als dit goed gaat worden de groepjes samengevoegd (2 leerlingen, 4 leerlingen, 8 leerlingen).
Reflecties les 15
Ook bij deze groep wist ik van te voren een beetje wat ik kon verwachten. De vorige dag dat ik deze groep 8 les gegeven had kwam ik erachter dat het verschil met de andere groep 8 enorm was. Ook tijdens deze les bleek dat weer. De motivatie was er niet, ze hadden totaal geen zin om wat te gaan doen. Het viel mee dat ze deze keer wel deden wat ik vroeg (al was het niet enthousiast). Toch waren er een paar leerlingen die totaal niet deden wat er van ze verwacht werden. Bij het spel hakobal (waar ik dus niet aanwezig kon zijn i.v.m. de begeleiding van de wendsprong) gingen deze leerlingen gewoon op de grond zitten in plaats van mee te doen. Ze probeerden andere leerlingen, die wel mee deden, af te leiden. Ze gingen een gesprek voeren met iemand aan de andere kant van de zaal enz. Dit vond ik erg vervelend. Niet alleen omdat ze niet deden wat er van ze verwacht werd en daardoor niet aan de bewegingsdoelen voldeden, maar ook omdat ze op deze manier de les voor de andere leerlingen aan het verpesten waren. Daarom heb ik er op dat moment (na twee keer waarschuwen en duidelijk te maken hoe ze zich moesten gedragen) ervoor gekozen om deze leerlingen de gymzaal uit te sturen. Ze moesten van mij in de klas aan het werk gaan en na de les bij mij terugkomen. Eigenlijk vond ik dit geen goede oplossing, want het zorgde ervoor dat ze alsnog niet hoefden te bewegen (want daar hadden ze toch geen zin in) en ze zouden de leerdoelen van die les niet halen. Voor de andere leerlingen werd het toen beter, veel gingen er vanaf toen beter mee doen. Kortom deze les ben ik drukker geweest met de leerlingen in beweging te houden dan dat ik me kon richten op de zwakkere beweger of juist de sterkere beweger. Jammer, maar toch leerzaam!
16. Lesvoorbereiding 16 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen. In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen de leerlingen met touwen schommelen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, schommelen met een touw en een halve draai maken. - De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).
Materiaal Bewegen op muziek: Muziek en radio. Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen). Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de touwen, 4 banken als start, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten. Tikspel: Geen materiaal voor nodig.
Opstelling (tekening + uitleg) Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan regelen. Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen). Schommelen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten, daarvoor twee op twee banken als start waar de leerlingen vanaf gaan schommelen. Er hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de touwen liggen matjes. Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 16 Datum 9-7-2013 Tijd 8.45-9.30 Groep 5 Aantal leerlingen 30 leerlingen Naam activiteit Bewegen op muziek, schommelen, tikspel en badminton
Leerdoelen Zwakke beweger Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren. Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand. Schommelen: De zwakkere beweger kan van de kast af komen met het touw, dus schommelen. Echter lukt het de zwakkere beweger niet om een halve draai te maken onder het schommelen. Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor deze leerling.
Gemiddelde beweger Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het ritme zoeken, maar het lukt dan wel. Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het andere veld kan plaatsen. Schommelen: De gemiddelde beweger kan de kast gemakkelijk af komen met het touw en daarna het touw goed in beweging houden, schommelen. Deze leerling krijgt het ook voor elkaar om een halve draai te maken tijdens het schommelen. Tikspel: Deze leerling kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te maken.
Goede beweger Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren. De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door samen een oefening te doen. Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is
beweeglijk in het veld. Schommelen: De goede beweger heeft geen moeite met het schommelen, de halve draai maken en het eenvoudig van het touw afspringen op het hoogste punt. Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het aanpassingsvermogen van deze leerling.
Warming-up De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij (om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.
Instructie De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:
Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.
Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle terug komt.
Schommelen: Iedereen zit op de banken achter de schommelen (1 laag). Daar wacht je tot je aan de beurt bent. Als je eenmaal aan de beurt bent klim je op de banken daarvoor, maar je moet dan wel eerst het touw pakken. Als je op de bank staat doe je het touw tussen je benen en spring je rustig van de bank, zodat je gaat schommelen. Pas als je dit goed kunt probeer je op het touw te spring vanaf de bank (dus niet tussen je benen). Ik zal bij dit onderdeel staan.
Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een stok. Deze stok mag niet los gelaten worden. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten.
Regels - Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten. - De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt. - De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit. - De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met schommelen, om ongelukken te voorkomen.
Leerhulp Zwakke bewegers Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij het schommelen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de halve draai. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de opdracht iets moeilijker.
Afsluiting De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat rustigere muziek, als cooling down.
Reflecties les 16
De derde dag dat de gymlessen door mij gegeven werden. Ik wist van iedere groep wat ik ongeveer kon verwachten. Ik was bekend met de niveauverschillen en de leerlingen waar ik extra aandacht aan moest schenken. Het zelfvertrouwen was daardoor groter en dat was terug te zien in de les. Het verliep erg goed. De inleiding, het bewegen op muziek, verliep goed. Wel merkte ik het verschil in ritmegevoel. Gelukkig had ik tijdens de instructie verteld dat leerlingen elkaar moesten helpen. Dit vonden ze erg leuk om te doen! Het ging dan ook erg goed. Erg leuk om te zien dat leerlingen goed op elkaar kunnen leunen door tegelijk een oefening uit te voeren. Met badmintonnen en het tikspel waren de leerlingen al bekend. Ze konden hierdoor direct aan de slag en werd de bewegingstijd optimaal benut. Bij het badmintonnen werd al wel snel duidelijk dat enkele leerlingen hier echt moeite mee hadden. Deze leerlingen kwamen dan ook niet toe aan een wedstrijd. Het was goed zichtbaar dat de betere leerlingen elkaar opzochten en de mindere badmintonners ook. Echter heeft het dan weinig effect voor de minder goede. Zo worden ze niet echt geholpen om beter te worden. Dit heb ik aan de groep uitgelegd en verteld dat ze dan juist moeten wisselen! Zodat iedereen de kans krijgt goed te oefenen. Als je dan onderling steeds wisselt kom je en tegenover goede en minder goede leerlingen te staan, dat is alleen maar goed! De leerlingen waren zo enthousiast bezig en de rondes waren niet al te lang, daarom heb ik ervoor gekozen de afsluiting achterwege te laten. In plaats daarvan heb ik, om toch de les af te sluiten, heel kort met de leerlingen besproken wat ze ervan vonden.
17. Lesvoorbereiding 17 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen. In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen de leerlingen met touwen schommelen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, schommelen met een touw en een halve draai maken. - De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).
Materiaal Bewegen op muziek: Muziek en radio. Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen). Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de touwen, 4 banken als start, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten. Tikspel: Geen materiaal voor nodig.
Opstelling (tekening + uitleg) Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan regelen. Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen). Schommelen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten, daarvoor twee op twee banken als start waar de leerlingen vanaf gaan schommelen. Er hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de touwen liggen matjes. Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 17 Datum 9-7-2013 Tijd 9.30-10.15 Groep 6 Aantal leerlingen 19 leerlingen Naam activiteit Bewegen op muziek, schommelen, tikspel en badminton
Leerdoelen Zwakke beweger Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren. Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand. Schommelen: De zwakkere beweger kan van de kast af komen met het touw, dus schommelen. Echter lukt het de zwakkere beweger niet om een halve draai te maken onder het schommelen. Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor deze leerling.
Gemiddelde beweger Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het ritme zoeken, maar het lukt dan wel. Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het andere veld kan plaatsen. Schommelen: De gemiddelde beweger kan de kast gemakkelijk af komen met het touw en daarna het touw goed in beweging houden, schommelen. Deze leerling krijgt het ook voor elkaar om een halve draai te maken tijdens het schommelen. Tikspel: Deze leerling kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te maken.
Goede beweger Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren. De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door samen een oefening te doen. Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is
beweeglijk in het veld. Schommelen: De goede beweger heeft geen moeite met het schommelen, de halve draai maken en het eenvoudig van het touw afspringen op het hoogste punt. Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het aanpassingsvermogen van deze leerling.
Warming-up De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij (om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.
Instructie De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:
Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.
Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer dan 15 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle terug komt.
Schommelen: Iedereen zit op de banken achter de schommelen (1 laag). Daar wacht je tot je aan de beurt bent. Als je eenmaal aan de beurt bent klim je op de banken daarvoor, maar je moet dan wel eerst het touw pakken. Als je op de bank staat doe je het touw tussen je benen en spring je rustig van de bank, zodat je gaat schommelen. Pas als je dit goed kunt probeer je op het touw te spring vanaf de bank (dus niet tussen je benen). Ik zal bij dit onderdeel staan. Iedere leerling probeert hierbij de halve draai te maken. Aan het einde van het schommelen, probeert iedereen zo van het touw te springen dat ze landen op twee voeten.
Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween (Om het moeilijker te maken met zn drien). Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een stok. Deze stok mag niet los gelaten worden. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten.
Regels - Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten. - De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt. - De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit. - De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met schommelen, om ongelukken te voorkomen.
Leerhulp Zwakke bewegers Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij het schommelen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de halve draai. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de opdracht iets moeilijker.
Afsluiting De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat rustigere muziek, als cooling down.
Reflecties les 17 Vrijwel dezelfde les als groep 5, maar enkele voorwaarden wat moeilijker gemaakt. Zoals het aantal keren overspelen en het tikspel. Ook werd van groep 6 verwacht dat iedereen probeerde de halve draai te maken en aan het einde netjes van het touw afsprongen. Waarbij ze natuurlijk landden op twee voeten. Dit was een goede keuze i.v.m. het niveau van de leerlingen. Het verschil, zoals de andere dagen ook al duidelijk werd, tussen groep 5 en groep 6 is groot! In deze groep werd als snel duidelijk dat de jongens het bewegen op muziek een stuk minder leuk vonden dan de meisjes. Althans vooraf. Gedurende de oefeningen viel het niet tegen welke inzet ze toonden. Ze probeerden het wel! Ook hier waren de leerlingen bekend met het badmintonnen en het tikspel, waardoor ik de handen vrij had om te begeleiden bij het schommelen. Enkele leerlingen waren veel te overmoedig en sprongen direct vanaf de banken op het touw, terwijl ik vooraf duidelijk had verteld dat dat niet de bedoeling was. Deze leerlingen kregen daarom direct een waarschuwing. Ik heb ze weer achteraan in de rij gezet, zodat ze eerst naar andere leerlingen mochten kijken wat ook alweer de bedoeling was. Daarna ging het beter. Deze groep was sneller klaar per ronde (dat was te merken aan de motivatie, de inzet zwakte sneller af dan bij de andere groep), dus had ik aan het einde nog tijd om de cooling down te doen op muziek.
18. Lesvoorbereiding 18 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen. In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen bij het goed op het touw kunnen blijven staan. - De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).
Materiaal Bewegen op muziek: Muziek en radio. Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen). Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten. Tikspel: Geen materiaal voor nodig.
Opstelling (tekening + uitleg) Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan regelen. Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen). Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de touwen liggen matjes. Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 18 Datum 9-7-2013 Tijd 10.30- 11.15 Groep 7 Aantal leerlingen 25 leerlingen Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en badminton
Leerdoelen Zwakke beweger Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren. Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand. Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het omslaan van het touw om de voeten. Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor deze leerling.
Gemiddelde beweger Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het ritme zoeken, maar het lukt dan wel. Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het andere veld kan plaatsen. Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen. Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten). Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te maken.
Goede beweger Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.
De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door samen een oefening te doen. Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is beweeglijk in het veld. Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem. Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het aanpassingsvermogen van deze leerling.
Warming-up De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij (om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.
Instructie De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:
Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.
Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle terug komt.
Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan, dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!
Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween, daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een lintje die je vastmaakt aan je pols. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.
Regels - Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten. - De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt. - De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit. - De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om ongelukken te voorkomen.
Leerhulp Zwakke bewegers Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de opdracht iets moeilijker.
Afsluiting De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat rustigere muziek, als cooling down.
Reflecties les 18
Mijn eigen groep, plus dat het de derde dag gym geven was, dus ik voorzag geen problemen. Het niveau van de les was verhoogd door het schommelen te vervangen door touwklimmen en het tikspel te veranderen door de leerlingen letterlijk aan elkaar vast te maken met een lintje. De andere groepen konden elkaar nog loslaten door de stok te laten vallen, hier kon dat niet. Dit ging goed. De leerlingen gingen ook zelfstandig aan de slag met het tikspel en het badmintonnen. Hier hoefde ik vrijwel niet naar om te kijken. Dus ik had mijn handen echt vrij voor het touwklimmen. Het niveau was goed ingeschat en de verschillen bij het touwklimmen ook. De ene leerling kon nauwelijks op het touw blijven staan, terwijl de ander al bijna aan het plafond zat. Wel heb ik de leerlingen die hier moeite mee hadden geholpen met het staan op het touw. Door eerst het touw om de voeten te slaan, zodat ze konden zien en voelen hoe het moest. Daarna moesten ze het zelf proberen (steeds een stapje meer). Iedere leerling kon aan het einde van de les op het touw staan! Super. Voor de betere beweger was het een uitdaging andere leerlingen te helpen. Dit ging goed. Het is erg mooi om te zien, hoe simpel eigenlijk, leerlingen elkaar kunnen helpen. Zelfs de jongens van deze groep waren enthousiast over het bewegen op muziek. Wat een topgroep is het toch ook! Toch kwam ik ook bij deze groep niet meer toe aan de cooling down. Niet erg, want ze waren verder heel actief! Maar er zaten ook zeker rustmomenten in. Perfect afgestemd dus.
19. Lesvoorbereiding 19 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen. In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen bij het goed op het touw kunnen blijven staan. - De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).
Materiaal Bewegen op muziek: Muziek en radio. Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen). Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten. Tikspel: Geen materiaal voor nodig.
Opstelling (tekening + uitleg) Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan regelen. Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen). Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de touwen liggen matjes. Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 18 Datum 9-7-2013 Tijd 11.15 12.00 Groep 8 Aantal leerlingen 20 leerlingen Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en badminton
Leerdoelen Zwakke beweger Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren. Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand. Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het omslaan van het touw om de voeten. Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor deze leerling.
Gemiddelde beweger Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het ritme zoeken, maar het lukt dan wel. Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het andere veld kan plaatsen. Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen. Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten). Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te maken.
Goede beweger Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren.
De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door samen een oefening te doen. Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is beweeglijk in het veld. Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem. Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het aanpassingsvermogen van deze leerling.
Warming-up De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij (om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.
Instructie De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:
Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.
Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle terug komt.
Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan, dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!
Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween, daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een lintje die je vastmaakt aan je enkels. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.
Regels - Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten. - De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt. - De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit. - De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om ongelukken te voorkomen.
Leerhulp Zwakke bewegers Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de opdracht iets moeilijker.
Afsluiting De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat rustigere muziek, als cooling down.
Reflecties les 19
Deze groep 8, tegen verwachtingen in, deed goed mee met het bewegen op muziek. Vooral het onderdeel waarbij ze zelf oefeningen mochten bedenken vonden ze leuk. Het moest af en toe wel een beetje worden tegengehouden, omdat ze oefeningen gingen bedenken die niet helemaal door de beugel konden. Zoals verwacht was het niveau van groep 8 hoger dan groep 7, waardoor ze sneller door de opdrachten gingen. Het badmintonnen hadden veel leerlingen al goed onder de knie, het touwklimmen ook (al waren er enkele leerlingen die er nog echt moeite mee hadden) en het tikspel ging goed. Gelukkig had ik vooraf bedacht dat de leerlingen (niet zoals groep 5,6 met een stok en niet zoals groep 7 met een lintje om hun pols) aan elkaar zouden zitten door een lint te bevestigen om de enkels. Dit maakte het lastiger! Het vroeg om samenwerking en samen het voetenwerk cordineren. Doordat veel leerlingen alles zelfstandig konden, had ik nu ook de ruimte om bij alle onderdelen aan te moedigen. Ik hoefde alleen maar de leerlingen die het touwklimmen echt lastig vonden te begeleiden en dat aantal viel reuze mee! Door het hogere tempo van deze leerlingen hadden we aan het einde van de les ruim de tijd om de cooling down te doen. Nu konden de leerlingen die nog geen oefening hadden bedacht dat nog doen. Het zag er alleen niet meer uit als cooling down, omdat ze de gekste en meest fanatieke bewegingen bedachten. Dat heb ik toegestaan, omdat het zo leuk om te zien was dat het uit de leerlingen zelf kwam en ze goed aan het bewegen waren!
20. Lesvoorbereiding 20 Lesvoorbereiding praktijk Leergang bewegingsonderwijs Verantwoord Leuk Leren Divers Actie Activiteit De les bestaat uit drie onderdelen. De inleiding zal aansluiten bij de leerlijn bewegen op muziek (de inleiding zal dan ook langer zijn dan een normale inleiding). Bij de kern wordt de zaal verdeeld in drie delen. In het eerste deel gaan de leerlingen badmintonnen, het tweede deel gaan de leerlingen touwklimmen en in het laatste deel wordt er een tikspel gedaan. Arrangement Beginsituatie - De leerlingen zijn nu bekend met mij als gymleerkracht. - De leerlingen hebben vrijwel nooit een les met het thema bewegen op muziek. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, badmintonnen. - De leerlingen kunnen, in verschillende mate, in het touw klimmen. De problemen zullen vooral liggen bij het goed op het touw kunnen blijven staan. - De leerlingen kunnen zelfstandig het tikspel en het badminton uitvoeren, bij het schommelen op de touwen zal de leerkracht af en toe moeten helpen (bij de halve draai).
Materiaal Bewegen op muziek: Muziek en radio. Badminton: badmintonrackets, shuttle, gespannen net (aan palen). Schommelen: 5 touwen, waarvan drie voor schommelen en twee met een grote knoop, matjes onder de touwen, 2 banken om de andere leerlingen op te laten zitten. Tikspel: Geen materiaal voor nodig.
Opstelling (tekening + uitleg) Inleiding bewegen op muziek: De materialen van de les staan al klaar, de leerlingen verdelen zich over de zaal tussen deze materialen. Daar is genoeg ruimte voor. De radio staat bij de leerkracht, zodat deze de muziek kan regelen. Badminton: Voorafgaand aan de les wordt het net gespannen, liggen de badmintonrackets en de shuttle in een mand (waar de leerlingen ze aan het einde ook weer in leggen). Touwklimmen: Er staan twee banken naast elkaar achter de touwen waar de leerlingen op kunnen zitten. Er hangen 5 touwen voor deze banken. Waarvan drie touwen gewoon hangen en in twee touwen een knoop zit (om en om). Onder de touwen liggen matjes. Tikspel: De leerlingen gebruiken het derde gedeelte van de zaal tot aan de buitenste lijn.
Naam student Lynn ter Bals Lesnummer Les 18 Datum 9-7-2013 Tijd 11.15 12.00 Groep 8 Aantal leerlingen 20 leerlingen Naam activiteit Bewegen op muziek, touwklimmen, tikspel en badminton
Leerdoelen Zwakke beweger Bewegen op muziek: De zwakke beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren, echter heeft hij wel moeite met het aanhouden van een ritme. De leerkracht kan samen met deze leerlingen proberen het ritme van deze leerlingen te verbeteren door samen de oefeningen uit te voeren. Badmintonnen: De zwakkere beweger heeft moeite met het overspelen van de shuttle. Deze leerling raakt de shuttle niet goed met het badmintonracket. Ofwel hij raakt hem niet, raakt hem niet goed of op de rand. Touwklimmen: De zwakkere beweger heeft moeite met het gaan staan op het touw, probeer vooral op kracht van de armen naar boven te komen. Een leerdoel voor deze leerling is de eerste stap van het touwklimmen: het omslaan van het touw om de voeten. Tikspel: De zwakkere beweger wordt sneller getikt door de tikkers. Hij heeft ook moeite met het samenwerken om te tikken. Het gaat beter als zijn partner zich aanpast naar hem, want andersom aanpassen is lastig voor deze leerling.
Gemiddelde beweger Bewegen op muziek: De gemiddelde beweger kan de oefeningen die worden voorgedaan uitvoeren op het ritme van de muziek. Zeker de makkelijkere ritmes. Bij moeilijkere ritmes moet deze leerling soms opnieuw het ritme zoeken, maar het lukt dan wel. Badmintonnen: De gemiddelde beweger heeft geen moeite met het overspelen van de shuttle. Dit kan ook meerdere keren achter elkaar. Een leerpuntje voor de gemiddelde beweger zou zijn dat hij de shuttle in het andere veld kan plaatsen. Touwklimmen: De gemiddelde beweger kan zichzelf goed op het touw houden doordat de eerste stap van het touwklimmen (het omslaan van het touw om de voeten) goed gaat. Deze gemiddelde beweger heeft nog wel moeite met het helemaal tot bovenaan te klimmen, o.a. doordat hij toch nog te veel moet leunen op de armen. Een leerdoel zou zijn: meer voetenwerk, minder met de armen. Daarnaast moet er gelet worden op het naar beneden glijden (i.v.m. het kwijt zijn van de krachten). Tikspel: De gemiddelde beweger kan goed ontkomen aan de tikkers en de enkele keren dat hij getikt wordt gaat het samenwerken om andere leerlingen te tikken goed, maar hebben niet samen het vermogen om snelheid te maken.
Goede beweger Bewegen op muziek: De goede beweger kan goed alle ritmes volgen en de oefeningen gemakkelijk uitvoeren. De uitdaging voor deze leerling zou zijn om andere leerlingen die er meer moeite mee hebben te helpen, door samen een oefening te doen. Badmintonnen: De goede beweger kan goed overspelen met badminton, hij kan de shuttle plaatsen en is beweeglijk in het veld. Touwklimmen: De goede beweger heeft geen moeite met touwklimmen tot aan het hoogste punt. Ook het naar beneden klimmen, dus niet glijden, is geen probleem. Tikspel: De goede beweger kan goed samenspelen en heeft inzicht in het spel. Deze leerling kan samenspelen met de andere leerlingen op een effectieve manier. Het spel verloopt vlot en soepel, onder andere door het aanpassingsvermogen van deze leerling.
Warming-up De warming-up voor deze les is een lange inleiding met als thema bewegen op muziek. De leerlingen gaan hierbij op verschillende ritmes oefeningen uitvoeren. De eerste drie oefeningen worden door de leerkracht voorgedaan (lopen op het ritme, stappen opzij, stap- sluit aan- stap). Daarna mogen de leerlingen zelf een oefening bedenken op het ritme. Eerst zullen hiervoor de leerlingen gekozen worden die alle ritmes goed onder de knie hebben. Daarna de leerlingen die het ook willen proberen, ze krijgen hier eventueel hulp bij (om het goede ritme te vinden) van de leerlingen die het goed kunnen of de leerkracht.
Instructie De leerlingen krijgen de instructie aan het begin van de les, maar wel voor de gehele les. Zodat het vlot verloopt en iedereen optimaal kan bewegen. De volgende instructie wordt hierbij gegeven:
Bewegen op muziek: Jullie krijgen zo verschillende nummers te horen. Hiervoor loop je door de zaal, maar je raakt geen materialen aan. Die gebruiken we straks pas. Eerst lopen jullie door de zaal en je probeert het ritme van de muziek te volgen. Daarna krijgen jullie van mij enkele opdrachten om het ritme van de muziek in een bepaalde pas te lopen. Als je ziet dat je buurman hier moeite mee heeft, help hem of haar dan! Dat kan heel makkelijk door voor diegene te gaan staan en samen de oefening uit te voeren. Daarna zal ik enkele leerlingen vragen om ook een oefening te bedenken.
Badmintonnen: Bij het badmintonnen gaan jullie proberen zo vaak mogelijk over te spelen. Pas als je meer dan 12 keer kan overspelen, maak je er een wedstrijd van. Het doel is goed kunnen overspelen, niet direct een wedstrijd spelen. Om goed te kunnen overspelen moet je ervoor zorgen dat je shuttle in het midden van je badmintonracket raakt. Daarbij moet je bewegelijk blijven zodat je snel kunt reageren als de shuttle terug komt.
Touwklimmen: Je maakt een rij op de banken. Dus zolang je niet aan de beurt bent, zit je op de bank. Tenzij je iemand kunt helpen (als de leerkracht handen te kort heeft). Als je aan de beurt bent zorg je er eerst voor dat je goed het touw om je voeten hebt geslagen (laat een leerling voordoen hoe dat moet), door het touw om n voet te slaan en er met de andere voet op te gaan staan. Dan probeer je zo hoog mogelijk naar boven te klimmen, door steeds je voeten hoger op dezelfde manier in het touw te krijgen. Ben je bovenaan, dan klim je ook weer zo naar beneden. Niet glijden dus, want dat doet zeer aan je handen!
Tikspel: In het laatste vak wordt een tikspel gespeeld. Je bent niet alleen een tikker, maar met zn tween, daarna zelfs met zn drien. Je probeert de andere leerlingen te tikken, maar je bent aan elkaar verbonden door middel van een lintje die je vastmaakt aan je enkels. Dit koppel moet iedereen proberen te tikken. Pas dan wordt er gewisseld van tikkers. De getikte spelers gaan aan de zijkant zitten, totdat er wordt gewisseld van tikkers. Als het langer duurt dan 4 minuten, wordt er sowieso gewisseld.
Regels - Er wordt tijdens het bewegen op muziek niet aan de andere materialen gezeten. - De leerlingen helpen elkaar als het bij anderen niet lukt. - De leerlingen gaan zitten op de grond met de mond dicht als de leerkracht fluit. - De leerlingen blijven op de banken zitten als ze niet aan de beurt zijn met het touwklimmen, om ongelukken te voorkomen.
Leerhulp Zwakke bewegers Over het algemeen worden deze leerlingen geholpen door de andere leerlingen. Vooral bij de onderdelen badminton en het tikspel. Verder begeleidt de leerkracht bij het schommelen en het bewegen op muziek. Bij het touwklimmen begeleidt de leerkracht door leerlingen vast te houden, tips te geven of te helpen bij de het omslaan van het touw om de voeten. Bij het bewegen op muziek helpen ook de sterke leerlingen doordat andere leerlingen het voor kunnen doen en ze samen de oefeningen kunnen uitvoeren. Ze leunen dan als het ware op de betere beweger. Daarbij doet de leerkracht dit ook. Betere beweger De betere beweger wordt uitgedaagd doordat ze de andere leerlingen moeten helpen. Dat wil zeggen dat ze niet alleen moeten nadenken over zichzelf, maar ook over de ander. Ze hebben bij ieder onderdeel ook de opdracht iets moeilijker.
Afsluiting De leerlingen herhalen de oefeningen op muziek. Ze lopen door de zaal op de maat. Deze keer op wat rustigere muziek, als cooling down.
Reflecties les 20
Voorafgaand aan deze les had ik er niet heel veel zin in. Ik wist nu hoe negatief de groep was en dat ze totaal geen motivatie zouden tonen. Toch heb ik vlak voor de les de knop om kunnen zetten en kon ik zelf positief aan de les beginnen. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik de kop niet gek liet maken. Dit hielp. Nu ik zelf weer rustig en positiviteit uitstraalde hadden een paar leerlingen er meer zin in. Niet iedereen kreeg ik enthousiast mee, maar er werd wel gedaan wat ik van ze verwachtte. Ook omdat ik voorafgaand aan de les heel erg duidelijk, maar positief tegen ze ben geweest. Verder leek het niveau deze keer veel op die van de andere groep 8, wat er voor zorgde dat ik ook hier tijd had om bij alle onderdelen aan te moedigen en tips te geven. Voor deze leerlingen was dat extra goed, want als je geen oog hebt voor de meest leerlingen zakt het bewegen al snel naar een nulpunt.
Ik ben blij dat ik al deze lessen aan al deze verschillende groepen mocht geven. Hierdoor heb ik veel ervaring opgedaan en is mijn zelfvertrouwen wat betreft het bewegingsonderwijs gegroeid. Nu vind ik het zelfs heel leuk om te geven! Wel kan ik nog veel leren en dat hoop ik te doen door tijdens bijvoorbeeld volgend jaar tijdens mijn Lio veel gymlessen te geven.