Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 110

Rapport

Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta


19 juli 2012
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project
Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke
maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio
Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie
nu of op termijn kunnen worden gentegreerd in lopende en toekomstige
gebiedsontwikkelingen. Het project moet de volgende drie hoofdproducten
opleveren:
Een regionale adaptatieagenda met concrete maatregelen voor de korte,
middellange en lange termijn.
Ruimtelijke opgaven met strategische keuzes die voortvloeien uit de
adaptatie-agenda.
Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van de Eemshaven
en het havengebied van Delfzijl.
Integrale klimaatadaptatie in perspectief
Het project IKE heeft vooral meer inzicht opgeleverd in de belangrijkste
onderwerpen voor klimaatadaptatie, de omvang van de problematiek,
de termijn waarop deze spelen en de richting van mogelijke concrete
klimaatadaptatiemaatregelen. Over enkele belangrijke onderwerpen zijn
in het eindrapport geen keuzes gemaakt, omdat daarvoor meer kennis en
tijd nodig zijn om de maatschappelijke discussie over ruimtelijke keuzes en
investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren en voldoende draagvlak bij
betrok-ken partijen te verwerven. Voor die onderwerpen doet het rapport wel
suggesties voor realistische oplossingsrichtingen.
Het project heeft een aantal waardevolle suggesties opgeleverd voor een
klimaatbestendigere Eemsdelta. Die kunnen een goede regionale bijdrage
Samenvatting
betekenen aan de discussies die nog moeten worden gevoerd in het kader van
het nationaal Deltaprogramma (kustveiligheid en zoetwatervoorziening) en en
het noordelijk project Droge Voeten 2050 (wateroverlast).
Het project doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende nieuwe
urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de waterschappen en
de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte termijn al grotendeels
invulling geven aan het klimaatbestendiger maken van de regio. Bijvoorbeeld
door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren van waterberging en
het moderniseren van het stedelijk waterbeheer.
Klimaatscenarios en klimaateffecten
Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te bepalen is
gewerkt met de totale bandbreedte van de KNMI06-klimaatscenarios en dus niet
alleen met de meest pessimistische scenarios. Die laatste zijn echter belangrijk
omdat ze aangeven in welke richting het klimaat uiteindelijk zal veranderen en
welke soort maatregelen we moeten nemen om er ook op langere termijn geen
spijt van te krijgen.
Voor de kustverdediging is als bovengrensbenadering ook rekening gehouden
met het Deltascenario voor de lange termijn van de Deltacommissie, dat uitgaat
van een snellere klimaatverandering en meer invloed van afsmeltende en
afkalvende ijskappen. In dat scenario wordt in 2100 een zeespiegelstijging van
120 cm verwacht.
Bodemdaling en relatieve zeespiegelstijging
De zeespiegelstijging wordt versterkt door bodemdaling als gevolg van
aardgaswinning, veenoxydatie en klink. De kruin van de zeedijk zal door de
gaswinning tot 2050 nog ongeveer 0-15 cm en door veenoxydatie en klink nog
maximaal 10 cm dalen. Dat is totaal dus 0-25 cm. Deze daling is het grootst tussen
Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard.
De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in de W-scenarios
maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa een meter in 2100.
Indien we uit-gaan van de zeespiegelstijging die door de Deltacommissie wordt
aangehouden liggen deze getallen 15 resp. 35 cm hoger.
Adaptatiemaatregelen
Op basis van de gebiedskenmerken en de te verwachten klimaateffecten is
voor de volgende themas onderzocht wat de noodzaak en mogelijkheden voor
klimaatadaptatie zijn:
Kustveiligheid
Watertekort
Wateroverlast
Hittestress
Kustveiligheid
Dit thema is van eminent belang voor een klimaatbestendige ontwikkeling van
de Eemsdelta. In het rapport zijn alleen voor de Eemshaven keuzes gemaakt. Voor
Delfzijl geldt een specifieke situatie, waarbij nog nader onderzoek nodig is.
Voor het grootste deel van de kust is gewerkt met de volgende twee
hoofdalternatieven:
traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de bestaande
zeedijk)
verbrede kustverdediging (robuuster en flexibeler met meer kansen voor
andere functies)
Om beide alternatieven goed met elkaar te kunnen vergelijken zijn ze in
het rapport gescheiden behandeld. In de praktijk zullen ze ook deels naast
elkaar kunnen worden toegepast op basis van maatwerk. Beide alternatieven
hebben voor- en nadelen. Een verbrede kustverdediging leidt tot verlies aan
areaal hoogwaardige landbouwgrond en geeft mede daardoor hogere kosten.
Voordelen zijn:
grotere robuustheid en flexibiliteit
bijdrage aan het herstel van het Eems-estuarium
kansen voor recreatie, natuur, wonen en alternatieve landbouw
mogelijkheden voor bufferwerking tegen zoute kwel
innovatieve kustverdediging als exportproduct
Om een verantwoorde keuze tussen de alternatieven te kunnen maken is verdere
onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een vergelijking van
de voor- en nadelen en de kosten en baten van de alternatieven. Het moment
van een eventuele omschakeling van een traditionele naar een verbrede
kustverdediging kan worden bepaald aan de hand van het daadwerkelijke tempo
van de zeespiegelstijging. Dat zal doorgaans op (middel)lange termijn gebeuren.
De maatregelen die nodig zijn om de huidige kustverdediging op korte termijn
op orde te brengen mogen een latere omschakeling niet onmogelijk maken.
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Er zijn vijf verschillende kustzones op basis van specifieke gebiedskenmerken
onderscheiden. Er zijn drie groene dijktrajecten en twee specifieke hotspots
Eemshaven en Delfzijl. Hierna worden eerst de trajecten met de voorgestelde
aanpak in de beide varianten beschreven en vervolgens de hotspots.
Westelijk van de Eemshaven
Dit traject ligt relatief beschut achter de zandplaten van de Waddenzee.
Bovendien liggen hier langs het meest westelijke deel van de kust kwelders.
Verder liggen er in het achterland slaperdijken die in het algemeen voldoende
hoog en stabiel zijn om de gevolgen van een overstroming te kunnen beperken.
Van een klein gedeelte (800 m) voldoet de buitenbekleding niet. De stabiliteit
van de bekleding voldoet over het grootste deel van dit dijktraject juist aan de
normen.
Tussen Eemshaven en Delfzijl
Hier ontbreken slaperdijken waardoor de gevolgen van een dijkdoorbraak
relatief groot zullen zijn. De zeedijk ligt vrij onbeschut, zodat golfwerking, ook
al is die niet frontaal bij noordelijke winden, hier sterk kan doorwerken. De
bodemdaling is hier ook relatief groot.
De zeedijk voldoet op veel plaatsen niet aan de toetsingsnormen voor het
buitentalud en voor de macrostabiliteit aan de binnenzijde. Versterking zal
veel inspanning en geld kosten. Overwogen kan worden om hier een verbrede
kustverdediging te realiseren. Daar is in principe ruimte voor.
Dit gebied leent zich goed voor het uitvoeren van een pilotproject in het
kader van het Deltaprogramma, waarbij onder meer gekeken wordt naar de
voor- en nadelen en de kosten en baten van een verbrede kustverdediging en
naar de relaties met het concept van meerlaagse kustveiligheid.
Het eindrapport bevat een voorstel voor een dergelijke pilot dat in overleg
met het Deltaprogramma is ontwikkeld.
Dollardkust (Delfzijl-Nieuwe Statenzijl)
Hier zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld dan in het
noorden van Groningen. De getijwerking is langs dit traject het grootst. Daarom
is een landwaartse kustverdediging hier het meest effectief voor herstel van het
Eems-estuarium. Bovendien zijn de kwelders hier goed ontwikkeld en is een
voorlandversterking daardoor minder opportuun. De buitenbekleding van de
huidige zeedijk voldoet op enkele plaatsen niet aan de normen. De bodemdaling
is hier gering.
In deze drie groene kustzones wordt de volgende aanpak voorgesteld.
2012-2020
Tot 2020 wijken de traditionele en de verbrede variant niet van elkaar af.
Er worden maatregelen genomen om de huidige primaire kering aan de
toetsingsnormen te laten voldoen. Het fundament van de zeedijk wordt
verstevigd door voorlandversterking met kwelders en biobouwers. Hiervoor
kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen worden gebruikt. De
voorlandversterking komt tevens de stabiliteit van de dijk ten goede, waardoor
bepaalde onderhoudsmaatregelen achterwege kunnen blijven. Waar al
kwelders liggen, zoals langs de Dollard en een deel van de kust ten westen
van de Eemshaven, hoeft geen of slechts een beperkte voorlandversterking
te worden toegepast. Coupures, doorgangen en kunstwerken in slaperdijken
worden afsluitbaar gemaakt. Met name langs de Dollardkust moeten bepaalde
slaperdijken worden versterkt om voldoende hoogte en stabiliteit te hebben.
Zoet-zoutovergangen met vispassages kunnen worden aangelegd of verbeterd.
2020-2030
In de traditionele variant wordt de zeedijk na 2020 verder verhoogd en verbreed
zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Tussen de Eemshaven en
Delfzijl wordt achter de zeedijk een slaperdijk aangelegd om de gevolgen van
een eventuele dijkdoorbraak te beperken.
In de verbrede variant wordt de huidige zeedijk overslagbestendig gemaakt. De
aangepaste en deels versterkte slaperdijken worden verder opgewaardeerd om
incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen vangen.
Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt op gemiddeld 500 m achter de huidige
zeedijk een nieuwe slaperdijk aangelegd.
Na 2030
Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt begonnen met de voorbereiding van
intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk. De
slaperdijk wordt beperkt versterkt. Vervolgens wordt de slaperdijk in alle trajecten
verder opgewaardeerd tot primaire kering. Door de golfbrekende werking van
de overslagbestendige dijk hoeft de slaperdijk niet zo hoog te worden als een
enkelvoudige kering. De overslagbestendige dijk wordt doorlatend gemaakt
met afsluitbare inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart. Tussen
de slaperdijk en de overslagbestendige dijk wordt zoutwater toegelaten en
intergetijdegebied met gedempt tij en zoet-zoutovergangen ontwikkeld.
Eventueel wordt hierachter een zoetwatergebied aangelegd als buffer tegen
zoute kwel en/of voor de zoetwaterbehoefte.
In de beide hotspots is de aanpak als volgt.
Eemshaven
Een deel van de haventerreinen en bedrijfsgebouwen in de Eemshaven ligt
buitendijks. Door de zeespiegelstijging zal het buitendijkse gebied in 2050
eens per 30 tot 150 jaar onder water komen. Dat is circa 5 keer zo vaak als in de
huidige situatie. De daardoor toenemende overstromingsschade maakt het
voor Groningen Seaports en de afzonderlijke bedrijven financieel haalbaar om
op basis van maatwerk maatregelen te nemen. Te denken valt aan gefaseerde
terreinophoging, gebruik van mobiele kades en/of overstromingsbestendige
bedrijfsvoering. Dergelijke maatregelen zijn goed in de levenscyclus van
bedrijven in te passen.
Om de binnendijkse bedrijvigheid te beschermen moeten de zeekeringen tussen
2020 en 2030 circa 50 cm worden verhoogd. Het is van belang dat de hiervoor
benodigde ruimte daar nu voor wordt gereserveerd.
Delfzijl
Er wordt n op n aangesloten bij de plannen die in het kader van het project
MARCONI worden ontwikkeld. Daarin wordt ernaar gestreefd om verhoging
van de huidige primaire kering (damwand) voorlopig te voorkomen door
het opwaarderen van de beschermende functie van de schermdijk, die voor
Delfzijl langs in de Eems ligt. Onderzocht wordt of dit mogelijk is, of dat toch de
bestaande primaire kering moet worden opgehoogd.
Tot 2020 wordt de schermdijk opgehoogd. Dit wordt gekoppeld aan het plaatsen
van een rij windturbines op de schermdijk en de aanleg van een vooroever.
Door het programma Building with Nature wordt uitgezocht hoe dit kan worden
uitgevoerd.
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Na 2020 wordt de vooroever verder ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze kan de
schermdijk verder opgewaardeerd worden tot primaire kering of kan de zeedijk
langs het Chemiepark verder verhoogd worden.
Stormvloedkering in de Eems (Menkemadam)
De aanleg van een stormvloedkering in de Eems tussen Nederland (Eemshaven)
en Duitsland (Emden) biedt een alternatieve mogelijkheid voor kustverdediging.
De Menkemadam is daar een voorbeeld van. Binnen het Programma naar
een Rijke Waddenzee zal het idee van deze stormvloedkering nader worden
beoordeeld. In afwachting van de resultaten daarvan gaan we er vooralsnog
vanuit dat de kustlijn van de Eemsdel-ta ongewijzigd blijft.
Zoetwatervoorziening
Toename watertekort in droge perioden
Nu ontstaat in een extreem droge periode van 20 dagen in de Eemsdelta een
zoetwatertekort van ongeveer 0,35 miljoen m3. Dat komt onder meer omdat
de aanvoercapaciteit van IJsselmeerwater te Gaarkeuken gelimiteerd is. Door
de klimaatverandering kunnen droge situaties vaker voorkomen en extremer
worden. Dit leidt tot een toename van het tekort aan zoetwater.
In de klimaatscenarios met ongewijzigde luchtstromingspatronen (G en W)
verandert het huidige tekort nauwelijks. In de scenarios met toenemende
oostenwinden in de zomer (G+ en W+) neemt de vraag naar zoetwater in de
Eemsdelta over juli en augustus in een extreem droog 2050 echter met 1,8 en 3,5
miljoen m3 toe.
Daar komt een toename van de (proces)watervraag bij door met name de
ontwikkeling van de industrie in de Eemshaven. Die bedraagt over juli en
augustus 1 tot 2,5 miljoen m3 en die staat dus los van de klimaatverandering.
Onderstaande tabel toont hoe het huidige zoetwatertekort in de toekomst kan
toenemen.
Klimaatscenario
Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm
3
)
Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal
G 0 1-2,5 1-2,5
G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3
W 0 1-2,5 1-2,5
W+ 3,5 1-2,5 4,5-6
De verwachte toename van het watertekort t.o.v. de huidige situatie zou dus
aanzienlijk kunnen zijn. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om het tekort
te beperken.
Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in
het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de
toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van
rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regios in Nederland zal er
een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid
van IJsselmeerwater.
Adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening
De mogelijkheid bestaat om het toenemende watertekort op te vangen door
meer drinkwater (grondwater) te gebruiken en/of meer zeewater te ontzilten. Dat
gebeurt nu ook al. Het is echter kostbaar en weinig duurzaam. Het is dus zaak om
in te zetten op andere maatregelen.
- Verminderen waterverbruik
Om verspilling tegen te gaan en zuinig gebruik van grondstoffen en energie te
bevorderen, moet te allen tijde getracht worden om het waterverbruik terug te
dringen. Mogelijkheden daarvoor zijn:
Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te
gaan.
Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en
cascadering van waterstromen.
In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente
gewassen ontwikkelen en bodemstructuur verbeteren om waterbergend en
vochtleverend vermogen te vergroten.
- Vasthouden en bergen van water
Meer water vasthouden en bergen binnen de regio door verbreden van
watergangen, aanleg van kleinschalige bergingsgebieden en flexibel
peilbeheer.
Benutten van grootschalige waterbergingsgebieden buiten de regio voor
zoetwatervoorziening door extra peilopzet.
- Waterfabriek voor industriewatervoorziening
Aanvoer van oppervlaktewater door een buisleiding vanuit het Eemskanaal
naar de Eemshaven met spaarbekken als buffer en drinkwater als back-up.
North Water heeft hiervoor een haalbaarheidsstudie gedaan. Het plan
is vooralsnog uitgesteld omdat er onvoldoende financile steun bij de
bedrijven is.
Water vasthouden en bergen
Er is globaal nagegaan in hoeverre de regio zelf de verwachte toename van het
watertekort zou kunnen dekken door het vasthouden en bergen van water (in
het Deltaprogramma wordt de waterbehoefte de komende tijd nauwkeuriger
bepaald).
De extra watervraag van de industrie zou door de aanleg van een spaarbekken
bij de Eemshaven kunnen worden opgevangen. Daarnaast zou naar schatting 1
miljoen m3 water opgeslagen kunnen worden in natuurvriendelijke oevers van
waterlopen in de regio. In scenario G en W zou dat soelaas kunnen bieden, echter
in de andere scenarios niet.
In scenario G+ en W+ zou dan nog circa 800 resp. 2.500 hectare berging in open
water nodig zijn. Dat is 1 tot 3 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer, nog
afgezien van het spaarbekken bij de Eemshaven. Dat zou een onaanvaardbare
aanslag op de beschikbare ruimte en de bijzondere landschappelijke kwaliteit
van de Eemsdelta betekenen.
We moeten er verder rekening mee houden dat het opzetten van
oppervlaktewaterpeilen in de zomer strijdig kan zijn met het ecologisch
functioneren van waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese
Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden
zullen waterstanden in de zomer immers juist moeten uitzakken.
De conclusie is dat het vergroten van de opslagcapaciteit van zoetwater in de
Eemsdelta, afhankelijk van het klimaatscenario, maar ten dele een oplossing
biedt.
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Ten westen en zuiden van de regio bevinden zich waterbergingsgebieden, die in
extreem natte perioden kunnen worden ingezet om wateroverlast in kwetsbare
gebieden te voorkomen. Dit zijn veelal natuur- en landbouwgebieden, die vanuit
hun functie ongeschikt zijn om daarnaast ook als voorraadbekken te dienen.
Verder kan de waterstand in bepaalde meren (o.a. Oldambtmeer) tijdelijk worden
verhoogd (0,5 m) om in extreem natte situaties water te bergen. Dit biedt in
principe ook mogelijkheden om zoetwater op te slaan voor droge situaties. Het is
echter de vraag of die voorraadfunctie te verenigen valt met de andere functies
van het betreffende meer (wonen, recreatie, natuur). Dan ligt het eerder voor de
hand om elders een groot bekken aan te leggen waarin een grote fluctuatie van
de waterstand mogelijk is en dat zowel voor extreem natte als droge situaties
dienst kan doen. Binnen het Deltaprogramma wordt momenteel onderzocht hoe
de zoetwatervoorziening in de toekomst eruit kan zien. De resultaten daarvan
zijn in 2014 beschikbaar.
Wateroverlast
Wateroverlast vanuit de boezemsystemen
De gemiddelde neerslag in de winter zal in 2050 met 4-14% zijn toegenomen
t.o.v. de periode 1976 t/m 2005. Daardoor zal meer water op de boezemsystemen
van de waterschappen worden geloosd. De mogelijkheden om overtollig
boezemwater via spuisluizen op het buitenwater te lozen nemen tegelijkertijd af
door zeespiegelstijging en bodemdaling. Langs bepaalde boezemtrajecten zal
o.a. door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een hogere veiligheid vereist zijn. In
het project Droge Voeten 2050 wordt momenteel onderzocht welke maatregelen
noodzakelijk zijn om tot 2050 voldoende veiligheid tegen wateroverlast te
kunnen bieden. Dat kan bijvoorbeeld gaan om verhoging van boezemkaden,
aanleg van waterbergingsgebieden en de bouw van gemalen. De resultaten zijn
in 2014 beschikbaar.
Het is niet de verwachting dat grootschalige waterbergingsgebieden in de
Eemsdelta moeten worden aangelegd. Waarschijnlijk zal in Delfzijl op termijn
de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit moeten worden vergroot. De ruimte
die daarvoor nodig is, moet nu al worden gereserveerd. Wanneer dat om
bedrijventerrein gaat, kan dat financile consequenties hebben. Er moet ook
ruimte worden gereserveerd voor het verbreden van boezemkaden.
Regionale wateroverlast
In polders zullen door de toenemende neerslag in de winter de watergangen
steeds vaker buiten hun oevers treden. Dit is op te lossen met sterkere
poldergemalen en ruimere watergangen maar daardoor neemt de belasting
op de boezemsystemen echter toe. Het kan daarom zinvol zijn om de
pompcapaciteit niet te vergroten en zo in extreem natte situaties meer water in
de polders vast te houden in plaats van op de boezem te lozen.
De zwaardere zomerse piekbuien zullen in bebouwd gebied steeds vaker
wateroverlast op straat en in kelders veroorzaken. Dat is deels afvalwater uit
riolen. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater vervuilen, ook
in het buitengebied.
Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun
waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra
aandacht en inspanning voor.
10
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Hittestress
Hittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel
mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied bij oudere en
zieke mensen en in de landbouw.
Bebouwd gebied
Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden en is in de Eemsdelta dus
een relatief beperkte opgave. De herstructurering van woonwijken in de regio
biedt echter kansen voor meer water en vooral meer groen in de openbare
ruimte. Daarbij kunnen combinaties met maatregelen tegen wateroverlast
worden gezocht. De transformatie van de bestaande woningvoorraad in de regio
biedt kansen om woningen en andere gebouwen niet alleen energiezuiniger,
maar tegelijk klimaatbestendiger te bouwen.
Landbouw
De landbouwsector doet onderzoek naar andere teeltmethoden met een
koelend effect, het telen van hitte- en droogtegevoelige gewassen en het
verbeteren van de bodemstructuur om. Veehouders moeten wellicht in de
toekomst meer investeren in de koeling van stallen.
1 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Inhoudsopgave
Samenvatting
1 De opgave 3
2 Ontwikkelingen in de regio 7
3 Klimaatadaptatie in de kustzone 9
4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening 35
5 Wateroverlast 47
6 Hittestress 53
7 Hotspot Eemshaven 55
8 Hotspot Delfzijl 61
9 Pilot kustverdediging kustzone
Eemshaven - Delfzijl 65
10 Pilot zoetwatervoorziening
industriewater Eemshaven 69
11 Agenda Klimaatadaptatiemaatregelen 73
Bijlagen
2
Figuur 1. Schematische weergave van de samenhang tussen het project IKE en andere planvormingstrajecten incl. globale tijdsplanning.
3 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
1 De opgave
1.1 Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta in perspectief
In het kader van het Bestuursakkoord Eemsdelta wordt door de provincie
Groningen en de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum
samen met de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aas gewerkt aan een
integrale ontwikkelingsvisie voor de regio Eemsdelta. Klimaatverandering heeft
een belangrijke invloed op deze toekomstige regionale ontwikkeling. Daarom
is in het bestuursakkoord een afzonderlijk project Integrale Klimaatadaptatie
Eemsdelta (IKE) opgenomen. Het doel is om de klimaatbestendigheid van de
regio te vergroten met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteiten en
de sociaal-economische potenties.
Er is tot op heden al veel energie gestoken in het vergaren van kennis over
klimaatadaptatie. Als vervolg hierop is in het project IKE getracht om zo
concreet mogelijke, uitvoerbare, gebiedsgerichte maatregelen voor te stellen.
Dit is gedaan via suggesties voor gebiedsgerichte oplossingsrichtingen,
het formuleren van geen-spijt-maatregelen en het beknopt uitwerken van
pilotprojecten voor kustverdediging en zoetwatervoorziening.
Er zijn meerdere oplossingen voor klimaatverandering. Daarom zijn er
bijvoorbeeld voor kustverdediging en zoetwatervoorziening verschillende
alternatieven voorgesteld. Dit betekent dat er in dit rapport over enkele
belangrijke onderwerpen nog geen keuzes gemaakt (kunnen) worden. En
dit werd met dit onderzoek ook niet beoogd. Het project heeft meer inzicht
opgeleverd in de belangrijkste onderwerpen voor klimaatadaptatie, de
omvang van de problematiek, de termijn waarop deze spelen en de richting
van mogelijke concrete klimaatadaptatiemaatregelen. Dat inzicht is nodig
om de maatschappelijke discussie over belangrijke ruimtelijke keuzes en
investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren.
Voor het maken van die keuzes en het nemen van die beslissingen is meer tijd
nodig. In het licht van het voorgaande heeft de provincie Groningen mede
namens de andere partners Royal Haskoning opdracht gegeven om in het
project IKE de volgende producten op te leveren:
1. Een regionale klimaatadaptatieagenda met concrete maatregelen voor de
korte, middellange en lange termijn.
2. Ruimtelijke opgaven met keuzes die voortvloeien uit klimaatadaptatie.
3. Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van twee
regionale hotspots.
Deze resultaten dienen als input voor het Deltadeelprogramma Wadden en
Zoetwater en het project Droge Voeten 2050, dat ingaat op de vragen rondom
wateroverlast vanuit de boezemsystemen. Het project IKE is te beschouwen
als een belangrijke bijdrage van de regio aan deze programmas (bottom up
benadering). De keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen zullen in het kader
van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta, het Deltaprogramma en het project
Droge Voeten 2050 worden gemaakt, op basis van uitgebreid onderzoek. Deze
kunnen vervolgens vastgelegd worden in ruimtelijke plannen (structuurvisies
en bestemmingsplannen). In figuur 1 is de plaats van het project IKE in relatie tot
bovengenoemde planvormingstrajecten schematisch weergegeven.
4
Figuur 2. Projectbied Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta Figuur 3 Focusgebieden IKE
5 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
1.2 Projectgebied en afbakening onderwerpen
1.2.1 Projectgebied
Het projectgebied betreft de gemeenten Eemsmond, Loppersum, Appingedam
en Delfzijl. Daarnaast is ook de kustzone van de gemeente Oldambt betrokken
in de analyse van mogelijke klimaateffecten en de formulering van maatregelen.
Voor twee belangrijke locaties, de regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl,
is nader ingezoomd op de implicaties van klimaatverandering (zie figuur 2).
Klimaatverandering houdt niet op bij de grenzen van gemeenten, provincies en/
of landen, waar nodig is over de grenzen van het projectgebied heen gekeken.
Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen in het Eems-Dollardestuarium en de
zoetwatervoorziening.
1.2.2 Onderwerpen en tijdsperspectief
De onderwerpen waar in het project IKE op ingegaan wordt zijn:
1. Kustveiligheid
2. Watertekort/zoetwatervoorziening
3. Wateroverlast
4. Hittestress
De geformuleerde klimaatmaatregelen zijn voor zover mogelijk gerangschikt
naar:
1. Korte termijn (2012 2015)
2. Middellange termijn (2015 2025)
3. Lange termijn (2025 2050)
De begrenzing van deze periodes zijn arbitrair en in dit document worden ook
andere begrenzingen gebruikt. In alle gevallen zijn dit slechts indicaties.
1.3 Werkwijze
In het project zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
1. Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de
belangrijkste spelers in het gebied bepaald. Vervolgens is in een
actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid
van betrokken partijen om mee te werken aan een klimaatbestendige
Eemsdelta.
2. Er is geanalyseerd in hoeverre de aspecten kustveiligheid,
waterhuishouding, landbouw, ecologie, stedelijk gebied en landschap
benvloed worden door toekomstige veranderingen in het klimaat. De
projectgroep IKE (zie bijlage 3) heeft op basis van deze analyse aangegeven
dat de meeste aandacht nodig is voor de aspecten kustveiligheid en
zoetwatervoorziening (zie figuur 3). De aspecten wateroverlast, hittestress
(in stedelijk gebied) en landbouw zijn eveneens nader beschouwd.
3. Daarnaast is ingezoomd op klimaatadaptatiemaatregelen voor de twee
regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl.
4. De klimaatadaptatiemaatregelen zijn zoveel mogelijk gebiedsgericht en
integraal uitgewerkt naar maatregelen voor de korte, middellange en lange
termijn. En er is globaal aangegeven welke partijen hierbij betrokken dienen
te worden.
5. In twee integrale werksessies (Eemsdelta Nu en Later) zijn met
stakeholders uit het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en
zoetwatervoorziening verder uitgewerkt (zie bijlage 2 voor uitkomsten).
Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten en is nagegaan
welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft van een
bepaalde adaptatiemaatregel.

6
Dit biedt aanknopingspunten voor financiering en voor de rolverdeling bij
de totstandkoming van de maatregel.
6. Daarnaast zijn met een aantal belangrijke partners (m.n. waterschappen,
landbouw, rijk) n-op-n gesprekken gevoerd om hun standpunten
zo goed mogelijk in de voorstellen voor klimaatadaptatiemaatregelen te
verwerken en zo tot een zoveel mogelijk gedragen klimaatadaptatieagenda
te komen.
1.4 Stakeholder participatie
De kracht van eigenaarschapvormde een belangrijk uitgangspunt bij het
komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke
vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch
en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling
gekregen door twee essentile onderdelen in het proces. Allereerst is een
beeld gevormd van het krachtenveld in de regio door middel van interviews.
Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie Eemsdelta, nu en later
samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van
adaptatiemaatregelen in de focusgebieden.
De resultaten van de krachtenveldanalyse en de werksessies zijn weergegeven in
bijlage 2. Samenvattend zijn de volgende conclusies te trekken:
1. Door het druk (en bont) geheel aan projecten en programmas met ieder
een eigen dynamiek en afstemmingscircuit is het voor de stakeholders niet
altijd even gemakkelijk om op de juiste niveaus en in het juiste project hun
bijdrage in te brengen.

2. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het realiseren van concrete
maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in een nieuw
praatcircuit.
3. De scope van de belangrijkste stakeholders is vooral gericht op de korte
termijn. Organisaties als LTO, Groningen SeaPorts en waterschappen zijn
zelf al actief als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk
bijvoorbeeld aan de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de
pootgoedacademie, het vergroten van het waterbergend vermogen van het
landschap of de voorbereiding van een Green Deal.
4. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij een
belangrijke rol voor de provincie. De toegevoegde waarde voor de
Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project IKE ligt vooral in de
vertaling van de (middel)lange termijn naar adaptatiemaatregelen.
Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als het gaat om de
kustverdediging en de zoet-watervoorziening.
1.5 Ontwikkeling alternatieven kustveiligheid en
zoetwatervoorziening
Voor de themas kustveiligheid en zoetwatervoorziening zijn denkbare
alternatieven voor klimaatadaptatiemaatregelen ontwikkeld. Hierbij is gewerkt
vanuit extremen in klimaatscenarios (G en W+) en in oplossingsrichtingen (bijv.
traditioneel en verbrede kustverdediging). Deze werkwijze verschaft ons een
goed beeld in de bandbreedte van mogelijke maatregelen waarbij de effecten
globaal en waardenvrij zijn weergegeven. Hiermee is niet gezegd dat de
gepresenteerde alternatieven ook de maatregelen zijn die als zodanig uitgevoerd
gaan worden. Vaak zijn combinaties mogelijk van klimaatadaptatiemaatregelen
7 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
die in de alternatieven gepresenteerd worden. Hiermee is ook gezegd dat
er door de projectgroep IKE nog geen keuze voor een klimaatmaatregel is
gemaakt. Hiervoor wordt voorgesteld om nader onderzoek te doen om voor
kustverdediging en zoetwatervoorziening inrichtingsvarianten te ontwikkelen
en deze te beoordelen op doelbereik, effecten en kosten en baten. In de
klimaatadaptatieagenda (hoofdstuk 11) is ook aangegeven dat ruimtelijke
reserveringen noodzakelijk zijn om klimaatmaatregelen te kunnen nemen. Het is
van belang om zich te realiseren dat hiervoor goede afstemming nodig is tussen
grondbezitters (landbouw, GSP, particulieren en ondernemers) en overheden
die de nodige klimaatmaatregelen zullen faciliteren en mogelijk financile
consequenties kunnen hebben.
Code Naam Toelichting
G Gematigd 1
o
C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990
geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa
G Gematigd+ 1
o
C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990
zomers warmer en droger door meer oostenwind
winters zachter en natter door meer westenwind
W Warm 2
o
C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990
geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa
W+ Warm+ 2
o
C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990
zomers warmer en droger door meer oostenwind
winters zachter en natter door meer westenwind
9 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
2 Ontwikkelingen in de regio
2.1 Klimaat en doorwerking in beleid
2.1.1 Klimaatscenarios
Het tempo en de mate waarin ons klimaat verandert zijn onzeker omdat we
de werking van het klimaatsysteem nog onvoldoende kennen. Om zo goed
mogelijk met deze onzekerheden om te gaan, heeft het KNMI vier verschillende
scenarios ontwikkeld, de KNMI06-scenarios. Deze scenarios zijn allemaal
aannemelijk, maar met de huidige kennis is niet aan te geven welk scenario het
meest waarschijnlijk is. Hoe ons klimaat verandert is vooral afhankelijk van de
wereldwijde temperatuurstijging en van veranderingen in de stromingspatronen
van de lucht in onze omgeving (West-Europa) en de daarmee samenhangende
veranderingen in de wind. De indeling van de scenarios is daarom op deze twee
aspecten gebaseerd (bron: Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie provincie
Groningen 2012; (zie figuur 4).
In elk KNMI06-scenario komen de volgende aspecten van de klimaatverandering
in Nederland en omgeving terug:
zachte winters en warme zomers komen vaker voor;
de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme
neerslaghoeveelheden nemen toe;
extreme regenbuien in de zomer worden heviger, maar het aantal zomerse
regendagen wordt juist minder;
de veranderingen in het windpatroon zijn klein ten opzichte van de
natuurlijke grilligheid;
de zeespiegel blijft stijgen. Figuur 4. Overzicht van de vier KNMI'06-klimaatscenario's voor Nederland met legenda.
10
In tabel 1 zijn de klimaatveranderingen rond 2050 ten opzichte van het basisjaar
1990 (beschreven met klimaatgegevens van 1976 t/m 2005) gekwantificeerd
per klimaatscenario. De veranderingen rond 2100 ten opzichte van het basisjaar
1990 zijn ongeveer twee keer zo groot.
2.2 Belangrijke regionale ontwikkelingen
Naast de klimaatontwikkelingen zijn er ook andere belangrijke regionale
ontwikkelingen in de Eemsdelta waar rekening mee moet worden gehouden
bij de keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen. In de uitwerking van de
klimaatadaptatiemaatregelen is rekening gehouden met bodemdaling,
industrile ontwikkeling, ontwikkeling in de ecologie, de landbouw en
bevolkingskrimp.
2.1.2 Keuze klimaatscenario en klimaatadaptatiemaatregelen
Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te
bepalen is in het project IKE uitgegaan van de totale bandbreedte van de
klimaatscenarios en dus niet alleen van de meest pessimistische scenarios. Die
laatste scenarios zijn echter van belang omdat ze aangeven in welke richting
het klimaat uiteindelijk zal veranderen en welke soort maatregelen we moeten
nemen om er ook op langere termijn geen spijt (no regret) van te krijgen. De
G-scenarios leiden uiteindelijk tot dezelfde effecten als de W-scenarios, alleen
duurt het ongeveer twee keer zo lang. Beleid volgens de W-scenarios zal dus
doorgaans leiden tot het eerder starten met nemen van adaptatiemaatregelen.
Als de klimaatverandering vervolgens minder snel doorzet, kan het uitvoeren
van maatregelen worden getemporiseerd. De noodzaak wordt echter niet
minder. Daarom moeten adaptatiemaatregelen robuust en flexibel zijn,
zodat ze aangepast kunnen worden aan de daadwerkelijk optredende
klimaatveranderingen, ook als die sneller verlopen dan verwacht. Bij het ontwerp
van maatregelen moet hier rekening mee worden gehouden. De maatregelen
mogen adaptatie aan een snellere klimaatverandering in ieder geval niet kunnen
frustreren.
2050 G G+ W W+
Winter (dec t/m feb)
Gemiddelde temperatuur
+0,9C +1,1C +1,8C +2,3C
Gemiddelde neerslaghoeveelheid
+4% +7% +7% +14%
10-daagse neerslagsom die eens per 10 jaar
wordt overschreden
+4% +6% +8% +12%
Zomer (juni t/m aug)
Gemiddelde temperatuur
+0,9C +1,4C +1,7C +2,8C
Gemiddelde neerslaghoeveelheid
+3% -10% +6% -19%
Dagsom van de neerslag die eens per 10 jaar
wordt overschreden
+13% +5% +27% +10%
Potentile verdamping
+3% +8% +7% +15%
Intensiteit piekbuien
+13% +5% +27% +10%
Zeespiegel
Absolute stijging 15-25
cm
15-25
cm
20-35
cm
20-35
cm
Tabel 1. Klimtaatveranderingen en zeespiegelstijging in 2050 per klimaatscenario. Bron: KNMI.
11 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3 Klimaatadaptatie in de kustzone
3.1 Effecten klimaatverandering en bodemdaling op
kustverdediging
Door de stijgende zeespiegel zal de kans op overstromingen toenemen, als
er verder geen maatregelen worden getroffen. Dit effect wordt nog versterkt
doordat de zeekering in de toekomst verder zal dalen door de bodemdaling,
vooral als gevolg van de aardgaswinning. De gevolgen van een overstroming
hangen onder meer af van de plaats waar die optreedt. De lager gelegen
gebieden zijn het meest kwetsbaar. De aanwezigheid van slaperdijken achter de
zeedijken kan een rol spelen om de gevolgen van een overstroming te beperken.
3.2 Verwachte zeespiegelstijging
De verwachte zeespiegelstijging bedraagt in 2050 in de G-scenarios 15-25 cm
en in de W-scenarios 20-35 cm. Rond het jaar 2100 is die 35-60 cm resp. 40-85
cm. De Deltacommissie heeft samen met het KNMI gezocht naar een plausibele
bovengrens voor de zeespiegelstijging om Nederland ook voor de lange termijn
veilig te maken tegen overstromingen. In dit scenario van de deltacommissie ligt
de bovengrens van de zeespiegelstijging in 2100 op 120 cm, circa 35 cm hoger
dan in de W-scenarios.(http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/aanvullend/DC/
index.php ).
3.3 Bodemdaling
In het projectgebied speelt bodemdaling door aardgaswinning, veenoxydatie en
klink.
De daling van de primaire waterkering door de aardgaswinning zal tot 2050 nog
ongeveer 0-15 cm bedragen (Statusrapport NAM 2010). Deze daling is het grootst
tussen Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard. Bodemdaling
als gevolg van veenoxydatie en klink zal tot 2050 maximaal 10 cm bedragen
(Schetsboek Klimaateffecten; Deltares, 2008). De totale daling van de primaire
kering kan hierdoor variren tussen 0 en 25 cm.
Door de bodemdaling stijgt de zeespiegel extra t.o.v. de kruin van de zeedijken
(zie figuur 5). De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in
de W-scenarios maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa
een meter in 2100. Indien we uitgaan van de zeespiegelstijging die door de
Deltacommissie wordt aangehouden liggen deze getallen 35 cm hoger. Hierbij
is geen rekening gehouden met een eventuele stijging van de te verwachten
hoogte van de golfslag.
Figuur 5. Absolute en relatieve zeespiegelstijging.
12
3.4 Kustveiligheid
Kustveiligheid is van onbetwist belang en dient te allen tijde te worden
gewaarborgd. Het voldoen hieraan kan door in te zetten op:
een traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de dijk) of
een verbrede kustverdediging die robuuster en flexibeler is en die meer
kansen biedt aan meekoppeling van andere functies (zie kader).
In de volgende paragrafen worden mogelijkheden voor traditionele en verbrede
kustverdediging naast elkaar gezet. Dit betekent dat er nog geen keuze of
voorkeur voor n van de alternatieven wordt uitgesproken. Hiervoor is eerst
verdere onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een
vergelijking van de voor- en nadelen en de kosten en baten van de beschreven
alternatieven.
3.4.1 Adaptieve kustverdediging: robuustheid en flexibiliteit
Bij het ontwerpen van de alternatieven is rekening gehouden met de duurzame
veiligheid, waarbij de robuustheid en de flexibiliteit van belang zijn.
Robuust wil zeggen dat het systeem bestand is tegen extreme gebeurtenissen
en voldoet voor verschillende toekomstige ontwikkelingen. De robuustheid
van een verbrede kustverdediging is een gevolg van de toepassing van een
dubbele kering en de breedte van de verdedigingszone. Bij een verbrede
kustverdediging heeft de eerste dijk een golfdempende werking. Voor dijken is
de energie die gepaard gaat met een golfaanval de voornaamste oorzaak van een
dijkdoorbraak. De 2e dijk heeft een kerende werking en kan worden aangelegd
met een lagere kruinhoogte en een flauwer talud. Het eventueel verhogen van
ComCoast (Combined Functions in Coastal Defence Zones) is een Europees project, waarin
onderzoek is gedaan naar brede waterkeringen die overslag- of doorbraakbestendig zijn.
Met het oog op versnelde zeespiegelstijging door klimaatverandering, zijn via een aantal
pilots verschillende mogelijke toepassingen verkend van veilige en aantrekkelijke manieren
van kustbeheer (www.comcoast.org).
Voorbeelden van ComCoast-oplossingen zijn:
golfoverslagbestendige dijken;
verbetering van de golfreducerende werking van de vooroever;
de aanleg van kwelders met getijbeweging in de primaire zeewering door gebruik
van in- en uitlaatwerken of door binnendijks verleggen van de zeewering.
Op deze manier is er ook ruimte
voor natuur, nieuwe vormen van
landbouw, recreatie, meegroeiende
kustverdediging. Voor de haalbaarheid
van deze nieuwe mogelijkheden is veel
aandacht nodig voor communicatie,
stakeholderoverleg, draagvlak en
governance.
13 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
het veiligheidsniveau van 1 keer per 4000 naar 1 keer per 10000 jaar is hierdoor
relatief makkelijk te realiseren doordat deze 2e dijk minder hoeft te worden
verhoogd dan bij een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Als laatste
versterkt een verbrede kustverdediging het kustfundament, waardoor het beter
bestand is tegen extreme gebeurtenissen.
Flexibiliteit
Flexibel houdt in dat het systeem zich aanpast of eenvoudig is aan te passen aan
wijzigende omstandigheden. In een verbrede kustverdediging wordt gebruik
gemaakt van het natuurlijke proces van sedimentatie van slib en zand. Hierdoor
kan de kustzone meegroeien met de zeespiegelstijging. Dit kan niet bij een
traditionele enkellijns dijk. Daarnaast is er ook flexibiliteit t.a.v. aanpassen van
het veiligheidsniveau indien gewenst. In een verbrede kustverdediging is dit
eenvoudiger te bereiken dan in een enkellijns traditionele kustverdediging. Dit
betekent ook lagere kosten voor onderhoud en aanpassing aan toekomstige
ontwikkelingen.
Overstromingsrisicobenadering
Tot voor kort zijn de veiligheidsnormen gebaseerd op de kans dat een dijk
het zou begeven. Tegenwoordig zoals verwoord in de voorbereidingen op
het Deltaplan 2015 wil men uitgaan van overstromingsrisicos en het aantal
slachtoffers als gevolg van deze overstroming. De risicobenadering is gebaseerd
op een meerlaagsveiligheid. Dat bestaat uit preventie, ruimtelijke inrichting
en rampenbestrijding. In een traditionele kustverdediging ligt de nadruk
vooral op de preventieve kant (beperken van de kans op doorbraak). In een
verbrede kustverdediging ligt de nadruk op preventie en gevolgbeperking (bijv.
slaperdijken of comcoast-concepten).
Nadeel is het verlies van belangrijk pootaardappelgebied waarvan het exacte
oppervlak en de baten ook bepaald zullen moeten worden (nota ruimtelijke
inrichting en waterveiligheid 2011).
3.4.2 Kustveiligheid en het Deltadeelprogramma Wadden
Het Deltadeelprogramma Wadden heeft als doel het ontwikkelen van een
integrale aanpak voor de veiligheid van de kust van de Waddeneilanden en het
vasteland. De insteek is om waterveiligheid te integreren met natuur en recreatie
en duurzame economische activiteiten.
Het Deltaprogramma wil nagaan op welke wijze we de klimaatveranderingen
vr kunnen blijven. Hierbij wordt aangemoedigd om nieuwe strategien
te ontwikkelen die een mogelijk alternatief kunnen vormen voor de huidige
traditionele dijkversterkingen op locaties waar dit ook goed kan. Hierbij kan
worden gedacht aan het meer benutten van natuurlijke processen (natuurlijke
sedimentatie met ophoging van het land (de dijk) door mosselbanken,
zeegrasvelden, kweldervorming) en een meer innovatieve en multifunctionele
kustversterking met goede koppelkansen voor de natuur- en recreatiefunctie. In
de Kustvisie van de provincie Groningen (2008) wordt zoveel mogelijk gestreefd
naar multifunctionele kustverdediging, zij het dat hierin zeer nadrukkelijk de
voorkeur wordt uitgesproken voor zeewaartse verbreding. Op locaties waar dit
moeilijk is wordt gepleit voor het inzetten op traditionele kustverdediging door
het verhogen en verbreden van de huidige primaire waterkering.
Adaptieve kustverdediging in de Eemsdelta dient zo goed mogelijk op
bovenstaande uitdagingen in te spelen, door:
optimale meekoppelingen van meerdere functies, ingebed in een
totaalontwikkelingsconcept;
14
15 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
een adaptief versterkingsconcept dat rekening houdt met afwijkende
klimaatscenarios;
oplossingen die bijdragen aan het tegengaan van de verslechterende
omstandigheden (herstel gulden snede, het evenwicht tussen de
getijwerking en de lengte, breedte en diepte van het estuarium, verbetering
waterkwaliteit, invang slib, herstel zout-zoetovergangen);
oplossingen die zo natuurlijk mogelijk zijn en zo mogelijk zelf meegroeien
met de zeespiegelrijzing.
3.5 Kustverdediging in de Eemsdelta
Delen van de zeekeringen in Groningen zijn afgekeurd in de derde
toetsingsronde en voldoen op dit moment niet aan de daarin gestelde norm.
De directe veiligheidsopgave ligt dus in het versterken van de huidige keringen
tot de huidige veiligheidsnorm (1 keer per 4.000 jaar). Deze veiligheidsnorm is
onder meer afhankelijk van de economische functies die achter de dijk liggen.
Daarom is in het Westen van het land de veiligheidsnorm hoger (1 keer per
10.000 jaar). Door het toenemend belang van de Eemshaven (25-30% van de
Nederlandse energieproductie) en Delfzijl (20% van de Nederlandse chemie),
de aanwezigheid van de gasvelden en (toekomstige) gasrotonde neemt het
economisch belang achter de dijken wel toe. Volgens de laatste informatie uit het
Deltadeelprogramma Wadden zal dit (nog) niet leiden tot een verscherping van
de veiligheidsnormen voor de Groningse dijken naar 1 keer per 10.000 jaar.
Specifiek voor de Eems-Dollard is de onbalans in de gulden snede van het
estuarium, dat is het evenwicht tussen het getij en de lengte, breedte en diepte
van het estuarium. Daardoor neemt het verschil tussen eb en vloed (de getijslag)
steeds verder toe, vooral in de Dollard, achterin het estuarium.
Een belangrijke driver hiervoor is de diepe en relatief rechte toegang naar het
estuarium en de afname van intergetijdegebied. Verder heeft het water in de
Ems in Duitsland een hoge slibvracht met steeds toenemende slibdepositie,
wat vooral wordt toegeschreven aan de sterke getij-asymmetrie (Winterwerp in
Ocean Dynamics, 2011).
In het project IKE onderscheiden we vijf verschillende kustzones op basis van
specifieke gebiedskenmerken:
1. Westelijk van de Eemshaven (Noordpolderzijl - Eemshaven)
2. Eemshaven (hotspot)
3. Eemshaven - Delfzijl
4. Delfzijl (hotspot)
5. Dollardkust (Delfzijl - Nieuwe Statenzijl)
Voor deze gebieden worden zoveel mogelijk alternatieven beschreven die
uitgaan van enerzijds een traditionele kustverdediging en anderzijds een
multifunctionele kustverdediging.
16
Figuur 6. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 7 Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020)
17 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.6 Westelijk van de Eemshaven
3.6.1 Gebiedskenmerken en opgave
Dit kustgedeelte ligt relatief beschut achter de ondiepe Waddenzee met
zandplanten. Kenmerkend voor het dijkgedeelte van Lauwersmeer tot en met
Eemshaven is de aanwezigheid van slaperdijken. Deze kunnen een gunstige rol
spelen bij het verminderen van overstromingsrisicos. De slaperdijken langs dit
traject zijn in het algemeen voldoende hoog en stabiel (dit in tegenstelling tot
die langs de Dollard, Royal Haskoning, 2011). Het land achter de dijk ligt hoger
(oude kwelderwallen) en is een belangrijk landbouwgebied.
Het gedeelte tussen het Lauwersmeer en de Eemshaven voldoet thans nagenoeg
aan de veiligheidseisen. Alleen van een klein stuk dijk nabij de Eemshaven
voldoet de buitenbekleding niet (slechts 800 m). Daarnaast voldoet de stabiliteit
van de bekleding over het grootste deel van dit dijktraject net aan de norm.
De opgave voor dit kustgedeelte is voor de korte termijn het herstel van de
buitenbekleding en bij verdergaande zeespiegelrijzing versterking van de
gehele bekleding. Bij voortgaande zeespiegelstijging zal de dijk aangepast
moeten worden. Dit kan zowel op een traditionele manier als met verbrede
kustverdediging. Specifiek voor dit gebied is dat de slaperdijken een rol
kunnen spelen bij het realiseren van de kustveiligheid. Hiertoe zullen coupures,
doorgangen en kunstwerken goed afsluitbaar moeten worden gemaakt.
Innovatiemogelijkheden richten zich hier op het toepassen van een innovatieve
dijkbekleding of op het voorkmen van versterking van de bekleding. Ten
aanzien van dat laatste kan een verdergaande kwelder/voorlandversterking
dienstig zijn.
3.6.2 Maatregelen traditionele kustverdediging westelijk van de Eemshaven
Periode 2012-2020 (figuur 6)
De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en
zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt
moeten worden om te voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Het
kustfundament zou hier verder versterkt kunnen worden door ontwikkeling van
het voorland (kwelders en biobouwers).
Periode na 2020 (figuur 7)
In de periode na 2020 kan dan worden ingezet om de huidige primaire kering
verder te verhogen zodat deze voldoet aan de dan geldende normen.
18
Figuur 8. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 9. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030)
19 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.6.3 Maatregelen verbrede kustverdediging westelijk van de Eemshaven
In dit deel wordt ingezet op een verbrede kustverdediging met een combinatie
van zowel een zeewaartse als een landwaartse verbreding. Ook alln een
zeewaartse kustverdediging is mogelijk als uit het maatschappelijke debat blijkt
dat dit wenselijk is.
In deze kustzone kan de huidige kustverdediging van groene zeedijken
grotendeels gehandhaafd blijven. De maatregelen worden gefaseerd uitgevoerd
en kunnen zodoende worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende
klimaatverandering.
Periode 2012-2020 (figuur 8)
De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en
zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt
moeten worden om weer te voldoen aan de toetsingsnormen. In dezelfde
periode wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en
nieuw te vormen kwelders voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de
dijk. Daarnaast worden de coupures, doorgangen en kunstwerken voorzien van
afsluitwerken.
Periode 2020-2030 (figuur 9)
In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig
gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd
zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk wordt
opgevangen.
20
Figuur 10. Verbrede kustverdediging (2030-2050) Figuur 11. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050)
21 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Belangrijk is om te constateren dat het verbrede kustverdedigingsconcept
een robuust maar ook flexibel concept is dat in dit deel nog op verschillende
manieren kan worden ingevuld. De keuze wordt bepaald door de keuze voor
de locatie van de primaire waterkering en het wel of niet toepassen van het
concept van verbrede kustverdediging en de richting hiervan. Dit is pas echt
aan de orde richting 2020. Het is belangrijk dat in de tijd tussen nu en 2020
geen maatregelen worden getroffen die ertoe leiden dat een van de twee
kustverdedigingsconcepten niet meer kan worden toegepast. De tussentijd kan
gebruikt worden om de huidige dijk op orde te brengen en nader onderzoek
te doen naar de technische aspecten (kustverdediging, klimaatscenarios,
meekoppelkansen voor natuur, landbouw en recreatie), inrichtingsvarianten, de
voor- en nadelen, de kosten en baten maar zeker ook naar de wijze waarop de
verschillende belangen in het gebied het beste kunnen worden gediend.
Periode na 2030 (figuur 10 en 11)
In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt
(via inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater
toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en
worden intergetijdegebieden en zoet-zoutovergangen gecreerd. De voormalige
slaperdijk wordt nu uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied
achter de nieuwe primaire kering een zoetwatergebied worden aangelegd dat
zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen die
tijd in dit gebied groot zal zijn. Deze maatregelen vergroten zo gelijktijdig de
veiligheid en maken het mogelijk om natuur verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd
kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden
uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten.
We zijn ons ervan bewust dat bij de verbrede kustverdediging de zeewaartse
kustverdediging mogelijk op gespannen voet staat met de Natura2000-
doelstellingen die gelden voor de Waddenzee. Tegelijkertijd geldt ook dat
het creren van een intergetijdegebied op gespannen voet staat met de
landbouwbelangen in dit gebied.
22
23 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.7 Eemshaven Delfzijl
3.7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave
De veiligheid van dit gebied wordt gewaarborgd door een enkele primaire
kering. Slaperdijken ontbreken in dit deel van het kustgebied. De gevolgen
van een eventuele dijkdoorbraak zijn groot. Het zeewater kan doordringen tot
aan de gaswinningslocaties en de stad Groningen. Achter de dijk liggen rijke
landbouwgronden met belangrijke pootaardappelgebieden met een hoge
economische waarde. Tevens loopt hier de belangrijke verbindingsweg N33
tussen de Eemshaven en Delfzijl-Veendam-Assen en liggen grotere kernen zoals
Spijk en Holwierde. De kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl grenst aan
het Eems-estuarium dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan ruimte om
op natuurlijke wijze te kunnen functioneren. Het dijktraject ligt vrij onbeschut,
zodat zwaardere golfwerking, ook al is die niet frontaal bij noordelijke wind, hier
sterk kan doorwerken. Daarnaast speelt in dit gebied achter de huidige primaire
waterkering een relatief sterke bodemdaling die de relatieve zeespiegelstijging
nog vergroot.
De huidige dijk voldoet op veel plaatsen niet aan de normering. Dit geldt voor
het buitentalud maar ook voor de macrostabiliteit van de dijk aan de binnenzijde.
Klimaatverandering zal hier doorwerken in een hogere zeespiegel (met daarbij
opgeteld de bodemdaling) en mogelijk tot een zwaardere golfbelasting.
De laatste inzichten voor het Waddengebied laten zien dat de aanzanding
(plaatvorming) in dit deel van de Waddenzee sneller gaat dan de zeespiegelstij-
ging. Dit zou betekenen dat de golfbelasting minder snel toeneemt of mogelijk
zelfs afneemt.
Het versterken van dit dijkgedeelte tot het huidige vereiste beschermingsniveau
zal veel inspanning en geld kosten, laat staan het versterken van de dijk in
anticipatie op klimaatverandering. Het ligt dus voor de hand om hier kritisch naar
te kijken en in de geest van het Delta-programma te overwegen een alternatieve
en meer integrale kustbescherming te realiseren. Voor het gebied zijn thans geen
grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Het gebied is relatief leeg en heeft
daarmee in principe ruimte voor een brede waterkerende zone (volgens het
ComCoast-principe), in plaats van de huidige enkellijns-verdediging. Hiermee is
ook de veiligheid sterk gebaat (zie bijvoorbeeld de Comcoast-Breebaart studie).
Het is dus een uitdaging om, naast het duurzaam realiseren van veiligheid, ook
optimaal recht te doen aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium.
Voor dit deel van de kustzone zijn verschillende varianten ontwikkeld: een
harde traditionele kustverdediging en een innovatieve brede kustverdediging
(zowel zee- als landwaarts). In beide varianten geldt dat de veiligheidsnormen
behaald kunnen worden. Deze maatregelen kunnen gefaseerd worden
uitgevoerd. Hierdoor kan optimaal geanticipeerd worden op de optredende
klimaatveranderingen en andere relevante ruimtelijke ontwikkelingen.
24
Figuur 12. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 13 Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030)
25 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.7.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Eemshaven - Delfzijl
Periode 2012-2020 (figuur 12)
De eerste fase van 2012 tot 2020 is zowel voor de traditionele als de verbrede
kustverdedigingsvariant gelijk en begint met het versterken van de primaire
waterkering (voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd
kunnen de vooroevers bij de bestaande zeedijk worden ontwikkeld, gebruik
makend van baggerspecie uit de vaargeulen. Dit verstevigt de basis van de
zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van Watum loopt. Tevens kan
dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet verbeterd of aangelegd
worden. De keuze voor een traditionele of verbrede variant kan later gemaakt
worden, afhankelijk van de dan geldende inzichten t.a.v. klimaatverandering en
kustveiligheid.
Periode na 2020 (figuur 13 en 14)
In de traditionele variant kan de N33 mogelijk als slaperdijk gebruikt worden,
achter de verhoogde en versterkte primaire waterkering. Het nadeel is dat er een
vrij groot gebied ligt tussen de primaire kering en de slaperdijk waardoor bij een
overstroming de relatief grote strijklengte van de wind tot een sterke golfslag
op de slaperdijk kan leiden. Hierdoor zou de slaperdijk verder moeten worden
verhoogd. Een ander punt is dat belangrijke plaatsen als Spijk en Holwierde
onder water kunnen lopen of omdijkt moeten worden. Een ander traject van een
slaperdijk zou dan ook wenselijk zijn.
Figuur 14. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2030)
26
Figuur 15. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 16. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030)
27 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.7.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Eemshaven - Delfzijl
Een gefaseerde opwaardering van de huidige kering in combinatie met een
verbreding van de kustverdediging (zowel zeewaarts als landwaarts). Hierdoor
krijgt de Eems meer ruimte om als een gezonde rivier te gaan functioneren.
Dit betekent een verbetering van de veiligheid, ecologisch herstel en minder
baggerwerk, maar ook verlies van (hoogwaardig) landbouwareaal. De keuze
hiervoor zal zeer gedegen onderbouwd moeten worden door technische studies
van verschillende inrichtingsvarianten (zie ook bijlage 2, kosten-batenanalyses
en intensieve communicatie met de bewoners en stakeholders uit de regio.
Ook hier is het de vraag in hoeverre de voorlandontwikkeling bijdraagt aan de
realisatie van de Natura2000-doelen en het functioneren van de Eems-estuarium
in zijn algemeenheid. Ook zal nader ingegaan moeten worden op de mate waarin
de landbouwbelangen geschaad worden door het landwaarts creren van de
intergetijdegebieden. Deze aspecten zullen zeker ter sprake moeten komen in
bovenvermelde onderzoeken en/of in het pilotproject voor de kustverdediging.
Periode 2012-2020 (figuur 15)
De eerste fase van 2012 tot 2020 is gelijk aan de traditionele variant en begint
met het versterken van de primaire waterkering (voldoen aan de normen van
de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd kunnen de vooroevers bij de bestaande
zeedijk worden ontwikkeld, gebruik makend van baggerspecie uit de vaargeulen.
Dit verstevigt de basis van de zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van
Watum loopt. Tevens kan dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet
verbeterd of aangelegd worden.
Periode 2020-2030 (figuur 16)
In de volgende fase van 2020 tot 2030 wordt de primaire kering
overslagbestendig gemaakt. Tevens wordt begonnen met de aanleg van
een tweede dijk achter de primaire kering, de slaperdijk. Het tussenliggende
gebied kan op termijn als intergetijdegebied ingericht worden. Een breedte
van gemiddeld 500 meter is voldoende voor een goede werking als
intergetijdegebied. De tweede dijk wordt zodanig ontworpen dat er zo weinig
mogelijk:
infrastructuur en woningen worden aangetast
landbouwgrond verloren gaat
essentile assets (bijvoorbeeld gaswinningstation) in het intergetijdegebied
terecht komen
bestaande landschappelijke/cultuurhistorische structuren worden aangetast
28
Figuur 17. Verbrede kustverdediging (2030 - 2040) Figuur 18. Verbrede kustverdediging (na 2040)
29 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Periode 2030-2040 (figuur 17)
In de derde fase van 2030 tot 2040 wordt er een start gemaakt met de aanleg
van een intergetijdegebied. Dit kan in verschillende vormen, zoals in de
polder Breebaart via een duiker of door de aanleg van afsluitbare inlaten in de
huidige primaire kering. De tweede dijk wordt versterkt maar is nog beperkt
waterkerend. Door de voorlandversterking hoeft deze toekomstige primaire
waterkering minder hoog aangelegd te worden dan wanneer er sprake is van een
enkelvoudige waterkering. Dit kan vanwege het ontbreken van golfaanval op
deze tweede dijk.
Periode na 2040 (figuur 18)
In de fase vanaf 2040 wordt de tweede dijk opgewaardeerd tot primaire
waterkering. De overslagbestendige dijk kan nu doorlatend worden uitgevoerd.
Hierdoor ontstaan voor vissen meerdere ingangen. Indien dit gekoppeld wordt
aan de afwatering van zoetwater ontstaan nieuwe zoet-zoutovergangen in een
intergetijdegebied met gedempt tij.
Een eerste vergelijking tussen een traditionele kustverdediging en verbrede
kustverdediging tussen Eemshaven en Delfzijl
Een verbrede kustverdediging (dubbellijns) in de kustzone tussen Eemshaven
en Delfzijl is duurder dan een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Dit
heeft vooral te maken met het feit dat er meer grondoppervlak nodig is om
een brede waterkerende zone krijgen. Daar staat tegen over dat een verbrede
kustverdediging een aantal voordelen kent die een traditionele kustverdediging
niet kent.

De voordelen van de verbrede kustverdedigingsvariant zijn:
duurzame veiligheid door een robuuste en flexibele kustverdediging;
de ontwikkeling van een volwaardig intergetijdegebied (ca. 500ha);
groene en aantrekkelijke bufferzone (natuur, recreatie, bijzondere
woonvormen, aangepaste landbouw, ontwikkeling kennis van nieuwe
kustverdedigingsconcepten (ex-portartikel) tussen de industrile gebieden
van Eemshaven en Delfzijl (contramal);
goede mogelijkheden om zoetwaterbekkens te combineren met zoet-
zoutovergangen en als buffer tegen de zoute kwel;
In deze vergelijking is geen rekening gehouden met de baten. Een goed
uitgevoerde MKBA voor twee inrichtingsvarianten zal meer inzicht verschaffen en
helpen om een duidelijke keuze te kunnen maken.
Nadeel is het verlies van areaal in een belangrijk pootgoedaardappelgebied
waarvan het exacte oppervlak en kosten en baten nader bepaald moeten
worden.
30
Figuur 19. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 20. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020)
31 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.8 Dollardkust (Oldambt)
3.8.1 Gebiedsbeschrijving en opgave
In dit gebied zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld als in het
noordelijk deel van Groningen. Het achterland is eveneens rijke landbouwgrond
waarop veelal graan wordt verbouwd. De getijwerking is in dit gebied het grootst.
Daarom is een landwaartse kust-verdediging hier meer voor de hand liggend
om het Eems-Dollard-estuarium weer meer ruimte te kunnen geven, hetgeen
bij zal dragen aan de afname van de troebelheid van het estuarium. De huidige
zeewering voldoet op dit moment nagenoeg aan de veiligheidsnormen van de
derde toetsingsronde.
3.8.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Dollardkust
Periode 2012-2020 (figuur 19)
De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en
zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden om te
voldoen aan de veiligheidsnormen van de toetsingsronde.
Periode 2012-2020 (figuur 19)
In de periode na 2020 kan dan worden ingezet op verdere verhoging van de
huidige primaire kering zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Het
landgebruik blijft zowel aan de land- als zeezijde hetzelfde.
3.8.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Dollardkust
In dit deel wordt ingezet op een landwaarts verbrede kustverdediging. Hier kan
de huidige kustverdediging van groene zeedijken grotendeels gehandhaafd
blijven. De maatregelen wor-den gefaseerd uitgevoerd en kunnen zodoende
worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende klimaatverandering.
Periode 2012-2020 (figuur 21)
De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en
zal alleen op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden
om zo te voldoen aan de toetsingsnormen. Waar nodig worden de slaperdijken
versterkt en coupures en doorgangen afsluitbaar gemaakt. In dezelfde periode
wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en nieuw te
vormen vooroever (kwelders) voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de
dijk. Daarnaast kan ingezet worden op het vergroten van de capaciteit van de
natuurlijke wateren Westerwoldse Aa en Termunterzijldiep en kunnen de huidige
zoet-zoutovergangen met vispassages op deze locaties verbeterd worden
(bestaand beleid).
Periode 2020-2030 (figuur 22)
In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig
gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd
zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk opgevangen
kan worden.
32
Figuur 21. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 22. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030) Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050)
33 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Periode na 2030 (figuur 23 en 24)
In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt
(via inlaatwerken en duikers zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater
toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en
worden intergetijdegebieden gecreerd. De voormalige slaperdijk wordt nu
uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied achter de nieuwe
primaire kering een zoetwatergebied (Reiderwolderpolder)worden aangelegd
dat zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen
die tijd in dit gebied groot kan zijn. Deze maatregelen vergroten de veiligheid en
dragen tevens bij aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium. Tegelijkertijd
kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden
uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten.
Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050)
Figuur 24. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050)
34
35 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
3.9 Stormvloedkering in de Eems: De Menkemadam
De plannenmaker Aaldrik Menkema, afkomstig uit de regio, heeft een totaalplan
ontwikkeld voor de Eemsdelta. Hierin verbindt een stormvloedkering, de
Menkemadam geheten (zie figuur 25), Emden in Duitsland met de Eemshaven
in Nederland. In het kader van de klimaatverandering zou de aanleg van de
Menkemadam de verhoging en/of verbreding van 60 km zeedijk kunnen
voorkomen.
De Menkemadam heeft een aantal voordelen zoals het verkorten van de kustlijn
en een snelle verbinding tussen Nederland en Duitsland. Andere mogelijke
voordelen zijn het toelaten van een gedempt tij waardoor er minder slib in
het Eems-Dollard-estuarium in beweging komt. Dit kan een positieve bijdrage
leveren aan het herstel van het leven in de Eems-Dollard. Het chemiepark Delfzijl
komt achter een stormvloedkering te liggen en heeft hierdoor minder last van
hoogwater bij noorder- en noordwesterstorm. Ook Delfzijl zelf komt achter de
stormvloedkering te liggen waardoor ook daar een minder hoge dijk nodig is.
Een nadeel is dat een van de laatste open estuaria van Europa wordt afgesloten,
wat mogelijk strijdig is met de natuurdoelstellingen volgens de Europese Vogel-
en Habitatrichtlijn (Natura 2000). Ook voor de scheepvaart is het estuarium
minder goed toegankelijk vanwege de aanwezigheid van sluizen en een minder
diepe vaargeul.
Voor een goede beschouwing is het nodig om het plan verder op zijn waarde te
onderzoeken, dit zal gebeuren in het kader van het Programma voor een Rijke
Waddenzee
Figuur 25. Stormvloedkering de Menkemadam
36
37 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening
4.1 Watertekort en wateraanvoer
In het projectgebied zijn verschillende functies die zoetwater nodig hebben.
Zo heeft de scheepvaart voldoende zoetwater in de kanalen nodig om te
kunnen varen. De landbouw heeft zoetwater nodig voor beregening en er is
zoetwater nodig om verzilting van het zoete oppervlaktewater tegen te gaan.
Uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland (2011) blijkt dat
Noord-Nederland nagenoeg ieder jaar te maken heeft met een neerslagtekort
in het voorjaar en de zomer. Er verdampt meer zoetwater dan er aan regen valt.
Dit betekent dat zoetwater naar de Eemsdelta moet worden aangevoerd om de
gewenste functies daar te kunnen handhaven. Dit zoetwater komt vanuit het
IJsselmeer en wordt via de Friese boezem en Gaarkeuken naar Groningen en
Drenthe aangevoerd (zie figuur 26). De huidige waterinfrastructuur is zodanig
dat er maximaal 24 m3/s via Gaarkeuken doorgevoerd kan worden. Hiervan
gaat circa 20 m3/s door naar het beheergebied van het waterschap Hunze & Aas
(groot deel naar de Veenkolonin) en circa 4 m3/s is bestemd voor het deel van
de provincie Groningen boven het Eemskanaal (waterschap Noorderzijlvest).
Deze verdeling van zoetwater is vastgelegd in zgn. waterakkoorden.
Figuur 26. Zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem bij een Rijnaanvoer van 1200 m3/sec
(bron: deltadeelprogramma zoetwater)
38
De exacte zoetwatervraag in Noord-Nederland wordt nader bepaald in het kader
van het Deltadeelprogramma Zoetwater. De resultaten worden in 2014 verwacht
4.1.2 Zoetwatervraag en economische ontwikkelingen
Naast een toename in de watervraag t.g.v. klimaatverandering wordt ook een
toename van de watervraag verwacht vanwege de ontwikkeling van de industrie
in het projectgebied. Dat betreft vooral de Eemshaven. In de studie Regionale
Knelpuntenanalyse Noord-Nederland is de verwachting opgenomen dat deze
economische ontwikkeling leidt tot een toename van de watervraag in de
Eemshaven en Delfzijl naar totaal 10 tot 15 miljoen m3/jaar. Ook in de landbouw
wordt door het overschakelen op intensieve teelten een (onbekende) toename
van de watervraag verwacht. Overigens kunnen industrie en landbouw ook
een minder sterke toename of zelfs een afname van de watervraag laten zien
als door deze sectoren meer wordt ingezet op waterbesparing en -hergebruik,
alternatieve beregeningsmethoden of hitte- en zouttolerante gewassen.
4.1.3 Watervraag en waterbeschikbaarheid in balans ?
Het is onduidelijk in hoeverre een toenemende zoetwatervraag vanwege de
economische ontwikkelingen en een eventueel afnemend aanbod van zoetwater
door de klimaatverandering kunnen worden opgevangen. Indien niet aan
de watervraag van een bepaalde functie in het gebied kan worden voldaan
is sprake van een potentieel knelpunt. Of er dan ook daadwerkelijk sprake is
van een knelpunt is afhankelijk van de plaats van die functie in de zogeheten
verdringingsreeks. Op basis van deze verdringingsreeks wordt het beschikbare
zoetwater verdeeld over de verschillende functies.
4.1.1 Zoetwatervraag en klimaatverandering
Als gevolg van klimaatverandering zal de vraag naar zoetwater vanwege
toenemende verdamping en het stijgen van de zeespiegel (toename verzilting)
kunnen veranderen. Daardoor kan de vraag naar IJsselmeerwater toenemen. Niet
alleen vanuit het Noorden is er een zoet-watervraag aan het IJsselmeer maar ook
vanuit andere delen van het land. Bepalend voor het vullen van het IJsselmeer is
het zomerhalfjaar (veel verdamping, weinig aanvoer).

In de klimaatscenarios G en W (zie paragraaf 2.1.1) verschilt de verhouding tussen
neerslag en verdamping nauwelijks van het huidige klimaat. De toename van de
verdamping wordt vrijwel volledig gecompenseerd door een verwachte toename
van de neerslag in de zomer. Dat wil zeggen dat het in de zomer gemiddeld
nauwelijks droger wordt. Het wordt wel natter in de winter. Dit kan mogelijkheden
bieden voor het vasthouden en bergen van water.
In scenario G+ en W+ wordt het s zomers door de veranderingen in de
luchtstroming (meer oostenwinden) daarentegen gemiddeld aanzienlijk
droger. Het regent minder (10-19%) en er verdampt meer (8-15%), waardoor
het gemiddelde neerslagtekort in de zomer flink toeneemt (18-34%). Voor
de verwachte rivierafvoeren geldt iets vergelijkbaars. In scenario G blijven de
maandgemiddelde zomerafvoeren van de grote rivieren - Rijn en Maas - nagenoeg
gelijk. In scenario W+ nemen de rivierafvoeren in de zomer sterk af. Er zal dan
vaker laagwater op de rivieren zijn, weinig aanvulling van het IJsselmeer en weinig
waterafvoer door de Nieuwe Waterweg. De druk op het IJsselmeerwater is in
het W+-scenario het grootst en in het G-scenario gelijk aan de huidige situatie
(Syntheserapport Deltadeelprogramma Zoetwater, 2011) .
39 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Categorie 1
Veiligheid en voorkomen
van ononmkeerbare schade
1. stabiliteit van
waterkeringen
2. klink en zetting (veen
en hoogveen)
3. natuur (gebonden aan
bodemgesteldheid)

gaat voor
Categorie 2
Nutsvoorzieningen
1. drinkwatervoorzieningen
2. energievoorziening


gaat voor
Categorie 3
Kleinschalig hoogwaardig
gebruikt
1. tijdelijke beregening
kapitaalintensieve
gewassen
2. proceswater


gaat voor
Categorie 4
Overige belangen
(economische
maatschappelijke afweging)
scheepvaart
landbouw
natuur (zolang geen
onomkeerbare schade
optreedt)
industrie
waterrecreatie
binnenvisserij
overige functie
Figuur 27. De landelijke verdringingsreeks
In knelpuntsituaties is het de vraag in hoeverre de regio zelf kan bijdragen aan
het verminderen van de zoetwaterbehoefte en het vergroten van het regionale
aanbod van zoetwater. Indien het tekort aan zoetwater niet kan worden
aangevuld rest niets anders dan dit (tijdelijk) te accepteren en zich hierop aan
te passen. Dat is nu in droge perioden ook al het geval. Door de economische
ontwikkelingen en mogelijk ook door de klimaatverandering zullen dergelijke
situaties in de toekomst echter steeds vaker voor kunnen komen.
4.2 Eemsdelta zelfvoorzienend voor zoetwater?
Voor de aanvoer van water is het projectgebied vrijwel volledig afhankelijk
van het IJsselmeer. Om een inschatting te kunnen maken of de Eemsdelta
zelfvoorzienend kan zijn voor de zoetwaterbehoefte is uitgegaan van de
getallen uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011. Uit
deze studie blijkt dat de doorvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is. In het
projectgebied betekent dit dat er watertekorten ontstaan voor de doorspoeling
van het Eemskanaal, via gemaal Rozema en de sluis te Nieuwe Statenzijl.
Daarnaast wordt in deze studie ook gesproken over tekort aan bodemvocht
voor de landbouw t.g.v. lagere grondwaterstanden in droge periodes. Dit
wordt nu buiten beschouwing gelaten aangezien het bodemvochttekort
in het projectgebied beperkt is t.o.v. de rest van Noord-Nederland (zoals de
Veenkolonin). De exacte getallen moeten komen uit de nadere onderzoeken die
in het kader van het Deltadeelprogramma Zoetwater worden uitgevoerd (zoals
de Veenkolonin).
40
5.2.1 Knelpunt zoetwatertekort huidige situatie en 2050
Afname wateraanbod klimaatverandering
In de huidige situatie bevat het IJsselmeer genoeg water om het Noorden van
voldoende zoetwater te voorzien in een extreem droog jaar (1976 als referentie).
Echter doordat de aanvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is kan het
watertekort niet (volledig) worden aangevuld vanuit het IJsselmeer. In de huidige
situatie doet een dergelijk scenario zich eens in de 60 jaar voor, de verwachting
is dat dit in het W+-scenario eens in de 10 jaar zal zijn (bron: Regionale
Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011).
Het watertekort (zie tabel 2) in een extreem droog jaar bedraagt in de huidige
situatie totaal circa 3,5 miljoen m3 over een periode van 20 dagen. Een groot deel
van het aangevoerde water gaat naar de Veenkolonin. We schatten dat circa
10% naar de Eemsdelta gaat, dus dan is het tekort daar circa 0,35 miljoen m3
over die periode (mondelinge communicatie met waterschap Noorderzijlvest en
Hunze & Aas).
In het W+-scenario wordt volgens de studie Regionale Knelpuntenanalyse
Noord-Nederland in een extreem droog 2050 een tekort van totaal circa 28
miljoen m3 over een periode van 10 dagen en van totaal circa 35 miljoen m3
over de maanden juli en augustus (62 dagen) verwacht. Het totale tekort voor
de Eemsdelta is dan circa 3,5 miljoen m3 over juli en augustus. Een aanzienlijke
toename t.o.v. de huidige situatie dus.
Dit watertekort heeft betrekking op doorspoeling en peilhandhaving van
het oppervlaktewatersysteem, beregening voor de landbouw en andere
onttrekkingen uit het oppervlaktewater.
scenario m3/s
periode
(dagen)
totaal m3
watertekort
projectgebied m3 (10%)
Huidig 2 20 3.456.000 345.600
Decade 32 10 27.648.000 2.764.800
juli t/m aug 7 62 34.819.200 3.481.920
Tabel 2. Watertekort in huidige situatie en 2050 voor het W+-scenario in een extreem droog jaar (referentiejaar 1976 ).
Watervraag industrie
Vanwege de economische ontwikkeling in m.n. de Eemshaven wordt een
toekomstige watervraag (proceswater) verwacht van circa 600 tot 1600 m3/
uur (studie North Water, 2009). Dit komt overeen met circa 5 tot 15 miljoen m3
per jaar. In de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland wordt
uitgegaan van circa 10 tot 15 miljoen m3 per jaar. In de maanden juli en augustus
bedraagt de vraag naar industriewater dan circa 1 tot 2,5 miljoen m3.
Totale toename watervraag
Als we de toename van de watervraag voor de industrie (1 tot 2,5 miljoen
m3) optellen bij de afname van het wateraanbod door klimaatverandering
volgens het scenario W+ (3,5 miljoen m3) dan bedraagt de toename van de
zoetwaterbehoefte over juli en augustus in een extreem droog 2050 totaal
maximaal 4,5 tot 6 miljoen m3.
Klimaatscenario
Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm
3
)
Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal
G 0 1-2,5 1-2,5
G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3
W 0 1-2,5 1-2,5
W+ 3,5 1-2,5 4,5-6
Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario
41 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
In de andere klimaatscenarios zal de toename van het watertekort kleiner zijn.
In scenario G+ is de som van de toename van de verdamping en de afname van
de neerslag in de zomer de helft van die in het scenario W+. De toename van
het watertekort zal dan ook ongeveer de helft zijn. In scenario G en W neemt het
huidige watertekort door de klimaatverandering echter nauwelijks toe. Tabel 3
geeft een overzicht van de verwachte toename van het zoetwatertekort in de
Eemsdelta.
De conclusie is dat het huidige watertekort in de scenarios met toename van
de oostenwinden (G+ en W+) in de Eemsdelta aanzienlijk zal toenemen door de
klimaatverandering. De toename door de ontwikkeling van de industrie ligt in
dezelfde orde van grootte.
Deze watertekorten kunnen in de huidige omstandigheden niet geleverd
worden vanuit het IJsselmeer. Dit betekent dat - bij behoud van de huidige
functies - zoetwater uit andere bronnen in het projectgebied of een zeer nabij
gelegen gebied moet worden aangevoerd.
4.2.2 Klimaatadaptatiemaatregelen voor zoetwaterbeschikbaarheid
Om het zoetwatertekort in een extreem droog 2050 in het W+-scenario te
kunnen overbruggen is gekeken welke maatregelen en bronnen ingezet kunnen
worden, mede gelet op duurzaamheid. Waar mogelijk kan het zoetwatertekort
gekoppeld worden aan perioden van wateroverlast (bijv. waterberging) en het
vasthouden van hemelwater in het watersysteem. Ook kan gekeken worden
welke maatregelen de sectoren (natuur, landbouw en industrie) zelf kunnen
nemen en welke maatregelen meer een overheidstaak zijn.
1. Verminderen waterverbruik:
a. Verminderen doorspoelen van oppervlaktewater om verzilting tegen te
gaan door het waterschap.
b. Verminderen waterverbruik in de industrie door waterbesparing,
hergebruik en cascadering van waterstromen.
c. In de landbouw kan men minder of precieser beregenen,
droogteresistente gewassen ontwikkelen en de bodemstructuur
verbeteren om het waterbergend en vochtleverend vermogen van de
bodem te vergroten.
2. Aanpassen peilbeheer en creren nieuwe bergingsgebieden:
a. Meer water in het systeem houden door toepassen van de trits
vasthouden, bergen en afvoeren, verbreden van watergangen, creren
van bergingsgebieden en meer toepassen van flexibel peilbeheer
(vooral in het weidegebied). Dit zijn maatregelen die vooral door het
waterschap genomen kunnen/moeten worden.
b. Landbouw kan als blauwe diensteen zoetwatervoorraad
aanleggen (bijv. in verbrede watergangen of in nieuw aan te leggen
bergingsgebieden);
3. Koppeling van piekberging met zoetwatervoorziening.
a. In het beheergebied van Hunze en aas en Noorderzijlvest zijn en
worden ten zuiden van het projectgebied Eemsdelta verschillende
piekbergingen aangelegd (bijv. Westerbroeksemadepolder, Blauwe
Stad, Meerstad). Door hier een extra water te bergen kan dit mogelijk
bijdragen aan de zoetwatervoorziening.
Klimaatscenario
Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm
3
)
Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal
G 0 1-2,5 1-2,5
G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3
W 0 1-2,5 1-2,5
W+ 3,5 1-2,5 4,5-6
Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario
43 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
4. Aanleg van industriewatervoorziening (waterfabriek):
a. Aanvoer van industriewater vanuit het Eemskanaal i.p.v. gebruik
maken van grondwater (drinkwater) dan wel water via een
ontziltingsinstallatie;
Bovenstrooms (Drenthe) wordt zoveel mogelijk zoetwater vastgehouden
(combinatie met EHS). Dit water kan langzaam worden afgegeven aan lager
gelegen gebieden, met name aan de Eemskanaal-Dollardboezem. In de
Eemsdelta zelf kan ook meer water worden vastgehouden door het verbreden
van de grotere waterlopen zoals het Grote Tjariet, het Spijksterriet of het
inrichten van nieuwe waterbergingsgebieden die mogelijk gecombineerd
kunnen worden met natuur en/of recreatieve functies. Met name de lage
delen van het projectgebied zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Hierbij zou het mes aan twee kanten kunnen snijden doordat wateroverlast in
de lager gelegen delen kan worden voorkomen. Deze locaties liggen vaak in
veengebieden. Het vernatten van deze gebieden kan verdere bodemdaling door
veenoxydatie tegengaan en ook de CO2- uitstoot verminderen.
De Eemshaven heeft een specifieke positie. Het benodigde proceswater
kan daar eventueel opgeslagen worden in een spaarbekken dat
gecombineerd zou kunnen worden met glastuinbouw en/of recreatie. De
bronnen van het benodigde zoetwater kan henelwater zijn, effluent van
rioolwaterzuiveringsinstallaties of eemskanaal water zijn. Belangrijk is dat het
voldoet aan de juiste kwaliteitseisen.
4.2.4 Ruimtebeslag voor vasthouden en bergen van zoetwater
In paragraaf 4.2.1 is berekend dat 4,5 tot 6 miljoen m3 zoetwater nodig is om de
maanden juli en augustus te kunnen overbruggen in een extreem droog 2050
in het W+-scenario. We kunnen vervolgens uitrekenen welke grondoppervlakte
beschikbaar moet zijn om die hoeveelheid water te kunnen vasthouden en
bergen. We hanteren hierbij de volgende uitgangspunten:
De toegestane fluctuatie van de waterstand is 0,5 meter.
Door verdamping en wegzijging van oppervlaktewater naar het grondwater
is het rendement van een waterberging circa 20% (van 1 m3 water blijft dus
netto ongeveer 0,2 m3 over voor de watervraag).
Elke m3 berging vraagt dan een oppervlakte van 10 m2 (10 m2 x 0,5 m x 20% = 1
m3). De totaal benodigde oppervlakte voor waterberging is dan 4.500 tot 6.000
hectare. Dit komt overeen met 6 tot 8 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer
(Blauwestad). Dat betekent een enorme aanslag op de beschikbare ruimte en het
landschap in de Eemsdelta. Er zijn echter enkele mogelijkheden binnen de regio
om dit ruimtebeslag te verkleinen.
De toename van de vraag naar proceswater voor de industrie in de Eemshaven
(1 tot 2,5 miljoen m3) zou opgevangen kunnen worden door de aanleg van een
afzonderlijk spaarbekken gevoed met Eemskanaalwater. Bij een toegestane
waterstandfluctuatie van n meter en 20% rendement zou dit bekken een
oppervlakte van 500 tot 1.250 hectare moeten hebben.
Verbreding van 100 km waterloop (Tjariet, Spijksterriet) met 5 m
natuurvriendelijke oever aan weerszijden en een waterstandfluctuatie van 0,5 m
levert bij 20% rendement daarnaast nog eens 1 miljoen m3 water op.
44
Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening
45 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening
Tabel 4 geeft een overzicht van de mogelijkheden om de verwachte toename
van het watertekort in de Eemsdelta te dekken via het vasthouden en bergen van
water.
Dit overzicht toont dat in het droogste scenario (W+) nog ruimte moet worden
gezocht voor 2,5 miljoen m3 water. Dat vraagt 2.500 hectare grond. Dit is
nog steeds erg veel (3 keer het Oldambtmeer) en we moeten concluderen
dat de regio op die manier niet zelfvoorzienend kan zijn in 2050. In de minst
droge scenarios (G en W) zullen de problemen veel kleiner zijn. Daar is geen
klimaatadaptatie van de zoetwatervoorziening nodig en kunnen we wellicht voor
de toename van de watervraag door de industrie met een kleiner spaarbekken
toe. In het scenario G+ is de klimaatopgave de helft van die in scenario W+. Na
aanleg van een spaarbekken voor de industrie en het benutten van berging in
natuurvriendelijke oevers is daar nog 800 hectare aan extra berging nodig. Dat is
ongeveer de oppervlakte van het Oldambtmeer.
Klimaatscenario
Watertekort/vooraad over juli en augustus in een extreem droog 2050 (in Mm
3
)
Toename tekort Spaarbekken Berging in oevers Extra berging
G 1-2,5 1-2,5 1 0
G+ 2,8-4,3 1-2,5 1 0,8
W 1-2,5 1-2,5 1 0
W+ 4,5-6 1-2,5 1 2,5
Tabel 4. Mogelijkheden dekking verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario
Bij het opzetten van oppervlaktewaterpeilen in de zomer moet er rekening mee
worden gehouden dat dit strijdig kan zijn met het ecologisch functioneren van
waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water
(KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden zullen waterstanden in
de zomer immers juist uitzakken.
Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in
het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de
toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van
rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regios in Nederland zal er
een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid
van IJsselmeerwater.
46
Figuur 30 Dwarsprofel van een kunstmatig bassin voor de voorziening van industriewater Eemshaven
Fig. 29 Dwarsprofel van een verbrede watergang met natuurvriendelijke oevers
Waterberging Tjariet (hoog peil) Waterberging Tjariet (normaal peil)
voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil) voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil)
47 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor
situaties van watertekort in het G-scenario in 2050 lijken beperkt te zijn:
Inzetten op verbrede waterlopen i.v.m. uitvoering van de KRW.
Eventueel inzetten op de realisatie van een spaarbekken bij de Eemshaven
dat gevoed wordt met Eemskanaalwater.
4.2.7 Gefaseerde invoering adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening
Van belang is om de daadwerkelijke verandering van het klimaat en de
economische ontwikkelingen goed te volgen en hierop de adaptatiestrategie af
te stemmen en de benodigde maatregelen uit te voeren. Dit komt ten goede aan
een effectieve en goed getimede inzet van middelen. Tevens zullen de resultaten
uit het Deltadeelprogramma Zoetwater gevolgen hebben voor de te nemen
klimaatadaptatiemaatregelen. Deze gevolgen zullen nader in beeld gebracht
moeten worden.
Verder verdient het aanbeveling om in een maatschappelijke kosten-
batenanalyse (MKBA) de kansen en knelpunten nader te onderbouwen van
bijv. de aanleg van een spaarbekken bij de Eemshaven, zodat bestuurders en
betrokkenen zowel technisch-inhoudelijk (klimaatscenario, benodigd oppervlak)
als sociaal-economisch een goede afweging kunnen maken en hun keuze
kunnen bepalen.
4.2.5 Zoetwater voor landbouw en natuur
Vergroting van de opslagcapaciteit lijkt dus slechts ten dele een bijdrage
te kunnen leveren aan het watertekort in het projectgebied. Voor een
exactere onderbouwing zal dit nader uitgewerkt worden in het kader van het
Deltadeelprogramma Zoetwater. Niettemin lijkt door de landbouw op termijn
niet te ontkomen aan andere teelten en teeltmethoden die beter bestand zijn
tegen droge en zilte situaties.
In principe zou droogte in de landbouw kunnen worden bestreden door irrigatie
van gewassen. Daardoor zal de watervraag echter sterk toenemen. Bovendien zal
men in een deel van de regio vaker te maken krijgen met beregeningsverboden
vanwege gevaar op besmetting met de plantenziekte bruinrot.
Ook voor natuur lijkt er minder zoetwater beschikbaar. Dit kan betekenen dat
ook in de verbrede waterlopen (Tjariet, Spijksterriet) een overgang zal komen
naar een natuur van zoete naar zilte omstandigheden. In figuur 29 en 30 zijn
mogelijke profielen gegeven voor een verbrede waterloop (Tjariet) en een
spaarbekken ten zuiden van de Eemshaven (gevoed vanuit het Eemskanaal).
4.2.6 Ruimtelijke consequenties zoetwatervoorziening
De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor
situaties van watertekort in het W+-scenario in 2050 zijn:
Reservering van circa 5 m brede zones voor de aanleg van natuurvriendelijke
oevers aan weerszijden langs de waterlopen (realisatie voor 2027 i.c.m. KRW).
Reservering van gronden voor de aanleg van nieuwe bergingsgebieden (voor
2050 in geval van W+-scenario).
Reservering van ruimte voor de aanleg van een transportleiding en pompen
voor de levering van industriewater voor de Eemshaven in de periode 2015-
2020.
48
Figuur 31. Waterschap Noorderzijlvest Figuur 32. Waterschap Hunze & Aas
49 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
5 Wateroverlast
5.1 Klimaateffect wateroverlast
Door de toenemende winterneerslag neemt de kans op wateroverlast
in poldergebieden toe en moet meer water vanuit de polders op de
boezemsystemen (de hoofdstelsels van kanalen, meren en plassen die worden
gebruikt voor de aan- en afvoer van oppervlaktewater) worden uitgeslagen.
Doordat ook meer water vanaf de vrij afwaterende, hoger gelegen zandgronden
naar beneden stroomt, neemt de kans op wateroverlast door overstroming
van boezemkaden toe. Dit risico wordt nog eens versterkt omdat de stijgende
zeespiegel het steeds moeilijker maakt om overtollig boezemwater op de
Waddenzee of de Eems-Dollard te lozen.
5.2 Beschrijving watersystemen en opgave
In het projectgebied komen de volgende boezemsystemen voor:
Waterschap Noorderzijlvest:
Noordpolder
Spijksterpompen
Fivelingo
Waterschap Hunze & Aas:
Duurswold
Oldambt
Fiemel
Eemskanaal-Dollard
Voor de afwatering van het boezemwater hebben de waterschappen de
beschikking over vijf spuilocaties in Delfzijl (bron: Maritieme concepten in beeld,
2009):
1. Gemaal De Drie Delfzijlen (Noorderzijlvest) voor het deelstroomgebied
Fivelingo dat op het Damsterdiep loost.
2. Gemaal Duurswold (Hunze & Aas) dat via het afwateringskanaal Duurswold
het boezemwater van het gebied Duurswold loost.
3. De oude zeesluis (Hunze & Aas) als n van de spuilocaties van de
Eemskanaal-Dollardboezem.
4. De nieuwe zeesluis (Provincie) waarvan de kleine sluis ook dient als n van
de spuilocaties van de Eemskanaal-Dollardboezem.
5. Gemaal Rozema (Hunze & Aas) in Termunterzijl, dat voor twee
boezemsystemen kan lozen. Naast lozing voor de Oldambtboezem, kan het
bijspringen om het overtollige water van het Eemskanaal af te voeren via
een afwateringskanaal van het Havenkanaal naar het Termunterzijldiep.
6. Gemaal Fiemel nabij het Punt van Reide voor het watersysteem Fiemel.
Daarnaast hebben de volgende boezemsystemen een afwateringsmogelijkheid
in het noorden van de provincie:
7. Spijksterpompen loost via het gelijknamige gemaal op de Eems.
8. Noordpolder loost via het gemaal Noordpolderzijl op de Waddenzee.
9. De spuisluizen van Nieuwe Statenzijl als spuilocatie aan de oostzijde van de
Eemskanaal-Dollardboezem.
Overtollig boezemwater wordt zo veel mogelijk onder vrij verval geloosd. Dit
kan alleen als de waterstand op de Eems voldoende laag is. Bij hoog water
worden de gemalen ingeschakeld. De gemalen zijn veelal voorzien van
vispassagemogelijkheden.
50
Figuur 33 Overstromingsgevoelige gebieden uit POP Groningen 2009 - 2013
51 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Boezemkaden en waterbergingsgebieden
Om wateroverlast vanuit de boezem te voorkomen zijn regionale waterkeringen
(boezemkaden) en waterbergingsgebieden aangelegd die het achterland
moeten beschermen in situaties van hoogwater. In de huidige situatie wordt een
kans op overstroming aangehouden van gemiddeld eens per 100 jaar (1:100).
Die norm moet bereikt zijn op 1 januari 2015. De waterschappen zorgen voor
de aanleg en het onderhoud van de boezemkaden en waterbergingsgebieden.
In het projectgebied zijn de boezemkaden vooral terug te vinden in de lage
delen langs het Damsterdiep en het Eemskanaal en in de Duurswoldboezem
rond het Schildmeer en langs het Duurswoldkanaal en het Termunterdiep. In het
projectgebied bevinden zich geen waterbergingsgebieden, deze zijn ten zuiden
van het projectgebied te vinden.
Zoals te zien is in figuur 33 blijkt dat de risicos voor overstroming vanuit
de boezems (vanuit het achterland) beperkt zijn tot de lage delen van het
projectgebied. Dit is met name langs het Eemskanaal, het Damsterdiep, de
Duurswoldboezem en de Oldambtboezem.
Opgave wateroverlast
Volgens de klimaatscenarios neemt de hoeveelheid neerslag in het
winterhalfjaar toe. Het overtollige water wordt binnen de boezemsystemen
gehouden door boezemkaden langs meren en kanalen en door
waterbergingsgebieden. Deze moeten het land voldoende bescherming bieden
tegen wateroverlast vanuit de binnenwateren. Daarnaast is het voor de afvoer
van overtollig boezemwater via sluizen en gemalen van groot belang dat deze
capaciteit op orde is.
Boezemkaden
In 2011 is door de provincies Groningen en Drenthe een Quick Scan uitgevoerd
naar maatregelen die wateroverlast vanuit de boezemsystemen in de toekomst
moeten voorkomen in het licht van de bodemdaling en klimaatverandering
(bron: Brief aan Provinciale Staten van Groningen 21 januari 2011, Quick scan
HOWA 3). In deze scan is rekening gehouden met toename van de hoeveelheid
neerslag, versnelde zeespiegelstijging, doorgaande bodemdaling t.g.v.
aardgaswinnnig en een geactualiseerde veiligheidsnormering. Daarbij is
uitgegaan van een veiligheidsnorm van 1:300 langs grote delen van de boezem
van Hunze & Aas en 1:1000 bij de stad Groningen. Achter de kaden met een
norm van 1:300 ligt een belangrijk deel van het voor ons land zeer belangrijke
aardgasveld Slochteren met installaties. Ook bevinden zich hier laaggelegen
stedelijke gebieden van Groningen en Winschoten. De resultaten gelden voor
het jaar 2050 met een doorkijk naar 2100 en zijn voorlopig.
De belangrijkste conclusies zijn:
Waterschap Noorderzijlvest
Hoewel de veiligheid in de boezem in 2015 aanmerkelijk zal zijn verbeterd,
wordt met de geplande maatregelen de gewenste veiligheidsnorm in 2015
nog niet overal bereikt. Onderzoek naar aanvullende maatregelen om overal
aan te norm te voldoen is nodig.
Waterschap Hunze & Aas
De Eemskanaal-Dollardboezem voldoet in 2015 overal aan de norm
van 1:100, wanneer ook enkele noodbergingsgebieden als regulier
bergingsgebied (dus eerder) kunnen worden ingezet. Dit is nodig omdat het
verhogen van boezemkaden enige vertraging heeft opgelopen.
52
5.3 Regionale wateroverlast
Niet alleen vanuit de boezemsystemen in de Eemsdelta neemt de kans op
wateroverlast toe als gevolg van de klimaatverandering. Ook vanuit poldersloten
en in bebouwd gebied is door de toenemende neerslag vaker wateroverlast te
verwachten. Deze regionale wateroverlast kan zowel na langdurige neerslag in
de winter als na extreme zomerbuien optreden. De gemiddelde neerslag over
december, januari en februari zal volgens de KNMI06-scenarios rond 2050 4 tot
14% hoger liggen dan in de periode 1976 t/m 2005. In de zomermaanden zal de
hoeveelheid neerslag die eens per tien jaar op n dag valt toenemen met 5 tot
27%.
De capaciteit van poldergemalen zal door de toenemende neerslag in de
winter steeds vaker tekort schieten, waardoor polderwatergangen vaker
buiten hun oevers zullen treden. Om dit tegen te gaan zou de capaciteit van de
poldergemalen kunnen worden vergroot. Daardoor krijgen de boezemsystemen
in natte perioden echter meer polderwater te verwerken. Afhankelijk van de
situatie kan het daarom zinvol zijn om de pompcapaciteit niet te vergroten en
zo in natte perioden meer water in de polders vast te houden in plaats van op de
boezem te lozen.
De zwaardere zomerse piekbuien zullen vooral in bebouwd gebied vaker tot
problemen leiden, zoals water op straat en in kelders. Dat zal deels afvalwater
zijn dat uit rioolstelsels treedt, omdat die de grote hoeveelheid regenwater niet
kunnen verwerken. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater
vervuilen, ook in het buitengebied.
In 2050 voldoet de boezem ter plaatse van een aantal kadetrajecten niet aan
de norm van 1:300 en wordt zowel in 2015 als in 2050 bij de stad Groningen
de norm van 1:1000 niet gehaald.
Verwacht wordt dat op termijn de norm voor de gehele boezem verhoogd
moet worden naar tenminste 1:300 en dat als gevolg van uitbreiding van
bebouwing (bijvoorbeeld Meerstad) voor meer kadetrajecten een norm van
1:1000 gewenst is.
Onderzoek naar aanvullende maatregelen om ook in de toekomst overal aan
de norm te voldoen is nodig.
Spuicapaciteit Delfzijl
Daarnaast dient vanwege de planontwikkelingen in Delfzijl (MARCONI) en uit
nautische overwegingen (vernieuwen zeesluizen) rekening te worden gehouden
met de mogelijkheid om nieuwe spuicapaciteit te creren ten noorden en/of ten
zuiden van Delfzijl (zie ook hotspot Delfzijl, hoofdstuk 8).
Studie droge Voeten 2050
In het kader van de studie Droge Voeten 2050 wordt onderzocht of en welke
aanvullende maatregelen tegen wateroverlast vanuit de boezem nodig zijn om
in 2025 de dan gewenste veiligheidsnorm in de boezems van Noorderzijlvest en
Hunze & Aas te bereiken. Hierbij zullen ook de verwachte klimaatveranderingen
een belangrijke rol spelen. Die maatregelen moeten ook in 2050 en 2100 nog
bijdragen aan de veiligheid in de boezem, dus het moeten duurzame, geen-
spijtmaatregelenzijn. De resultaten worden verwacht in 2014.
53 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun
waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra
aandacht en inspanning voor.
Dat kan gaan om meer pompcapaciteit voor het afvoeren van de neerslag,
maar ook om meer ruimte voor het tijdelijk opslaan van de overtollige neerslag,
bijvoorbeeld in lokale waterbergingsgebieden of in bergingsvijvers en -singels
waarin de waterstand kan fluctueren. Door deze goed te ontwerpen ligt hier ook
een mogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving te verhogen.
Oude gemengde rioolstelsels kunnen worden vervangen door nieuwe
gescheiden stelsels met afzonderlijke afvoer van afvalwater naar de
rioolwaterzuiveringsinstallatie en van relatief schone neerslag naar vijvers en
sloten.
Het is verder belangrijk om de mogelijkheden voor infiltratie van regenwater
in de bodem te vergroten. Dat kan door verkleining of het waterdoorlatend
uitvoeren van het verharde oppervlak. Infiltratie in de bodem kan ook worden
bevorderd door de aanleg van ondiepe greppels met drainage (wadis) in
woonwijken. Ook op huis- en straatniveau kunnen maatregelen getroffen
worden bijv. vegetatiedaken of regentonnen, maar vooral minder verhard
oppervlak in tuinen toe te staan.
55 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Landbouw
De landbouwsector doet zelf al het nodige onderzoek om beter met situaties
van extreme warmte en droogte om te kunnen gaan. Maatregelen betreffen
vooral andere teeltmethoden met een koelend effect, het telen van hitte- en
droogtegevoelige gewassen en het verbeteren van de bodemstructuur
om perioden van hitte en droogte beter te kunnen overbruggen. Voor
veehouders kan het betekenen dat meer moet worden genvesteerd in de
temperatuurbeheersing in de omgeving van dieren.
6 Hittestress
Hittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel
mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied en in de
landbouw.
Bebouwd gebied
Bij mensen kan hittestress leiden tot een zodanig vochtverlies door overmatige
transpiratie dat men zich onwel gaat voelen of dat zelfs een hartaanval of
beroerte optreedt. Vooral ouderen en zieken zijn er gevoelig voor en moeten
goed drinken onder dergelijke omstandigheden. In het recente verleden hebben
hittegolven in Parijs en ook Nederland aanwijsbaar een toename van de sterfte
onder ouderen veroorzaakt.
Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden. In de Eemsdelta is het
daarom een relatief beperkte opgave. Toch zou bijvoorbeeld de herstructurering
van woonwijken in de regio aangegrepen kunnen worden om meer water
en vooral meer groen in de openbare ruimte te realiseren. Daarbij kunnen
combinaties met maatregelen tegen wateroverlast worden gezocht.
Woningen en andere gebouwen kunnen klimaatbestendiger worden
gebouwd, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik
van warmtepompen voor koeling. De transformatie van de bestaande
woningvoorraad in de regio biedt wellicht kansen om zulke verbeteringen door
te voeren.
56
Figuur 34. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 35. Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030)
57 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
7 Hotspot Eemshaven
7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave
De Eemshaven is een belangrijke economische motor voor het Noorden. In
de bouwsteen Groene Havenvisie zijn als bijdrage voor de Ontwikkelingsvisie
Eemsdelta twee modellen ontwikkeld. In beide gevallen wordt het
huidige bedrijventerrein van de Eemshaven volgebouwd. Enerzijds met
energieproducerende en chemische bedrijven en anderzijds met bedrijven die
vooral gespecialiseerd zijn in groene energie en chemie.
Voor het bepalen van de effecten van klimaatverandering op de Eemshaven
zijn wij ervan uitgegaan dat het huidige oppervlak in 2050 volgebouwd is met
bedrijven en dat er geen verdere uitbreiding heeft plaatsgevonden. De vragen
vanuit klimaatverandering voor de Eemshaven zijn:
Kunnen we de Eemshaventerreinen drooghouden door zeedijken
en buitendijkse ophoging of met technische voorzieningen zoals
eilanden en dammen?
Is extra aanvoer van oppervlaktewater nodig om te voorzien
in de toenemende waterbehoefte van de industrie of zijn er alternatieve
mogelijkheden voor watervoorziening?
De Eemshaven is ontwikkeld in de jaren 70 van de vorige eeuw in een periode dat
klimaatverandering nog niet op de agenda stond. Nu loopt de huidige primaire
kering achter de haven langs, maar is tegelijkertijd min of meer ingeklemd tussen
het ruimtelijke beslag van diverse havenactiviteiten.
Het is eigenlijk ongewenst dat de primaire kering de begrenzing vormt van een
aantal haven- c.q. bedrijfsterreinen en havenbekkens omdat verbreding van
de dijk dan moeilijk wordt. Er zou daarom een reserveringsstrook beschikbaar
moeten blijven voor toekomstige aanpassingen van de primaire kering. De bouw
van een onverwoestbare deltadijkin het huidige trac van de primaire kering is
in feite onmogelijk zonder het genoemde ruimtebeslag op te heffen.
7.1.1 Kustveiligheid in de Eemshaven
Voor de kustverdediging van de eemshaven onderscheiden we twee
hoofdgevallen:
de primaire kering is gentegreerd in de haven (figuur 36)
de primaire kering ligt voor de haven langs (figuur 37 t/m 39)
Primaire kering buiten de haven
De primaire kering zou bijvoorbeeld voor de haven langs kunnen worden gelegd
in een trac over de landwaartse begrenzing van de havendammen. Het nadeel
hiervan is dat er grote investeringen nodig zijn voor een stormvloedkering
of zeesluizen in dit trac. Eventuele zeewaartse uitbreiding van de haven
zou daarnaast worden belemmerd door een dergelijke oplossing. Daarom
beschouwen we deze mogelijkheid niet als realistisch. De beperkte ruimte en de
aard van het gebied bieden weinig mogelijkheden voor ComCoast-concepten
van kustverdediging. Er wordt daarom uitgegaan van een verhoging van de
bestaande zeedijken.
Relatieve zeespiegelstijging Eemshaven
Voor het Eemshaventerrein is voorzien dat in 2050 een relatieve
58
Figuur 36. Traditionele ontwikkeling (vanaf- 2030)
59 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
zeespiegelstijging op zal treden van maximaal 50 cm. Dit is gebaseerd op een
absolute zeespiegelstijging van maximaal 35 cm volgens het deltascenario.
Daar moet de bodemdaling door aardgaswinning, klink en veenoxydatie nog
bij worden opgeteld. Die bedraagt tot 2050 nog ongeveer maximaal 10 cm ter
plaatse van de Eemshaven.
Eemshaven binnendjiks
De huidige primaire waterkeringen dienen in de periode 2020-2030
maximaal met 50 cm opgehoogd te worden om met de klimaatveranderingen
(Deltascenario) mee te kunnen bewegen. Dit kan gerealiseerd worden binnen
de beperkte ruimte van de huidige primaire en secundaire zeekering. Het is dan
ook noodzakelijk hiervoor de beperkte ruimte die nu beschikbaar is voor het
ophogen van de primaire kering te reserveren.
Eemshaven buitendijks
De huidige kadeterreinen binnen de Eemshaven liggen op ongeveer 4,5
m+NAP (oudere kades) tot 5 m+NAP (nieuwere ophogingen). De frequentie van
onderlopen van de terreinen is momenteel circa eens per 150 tot 800 jaar.
In 2050 zouden de kades op 4,5 m+NAP volgens het Deltascenario ongeveer
eens per 30 jaar overstromen en de terreinen op 5 m+NAP eens in de 150 jaar.
Heel globaal zou dus de (gekapitaliseerde) overstromingsschade met een
factor 5 toenemen, uitgaande van de huidige investeringen en bijbehorende
overstromingsschade. Dit betekent dat voor de buitendijkse haventerreinen
maatwerkoplossingen getroffen moeten en ook kunnen worden zoals het
ophogen van de haventerreinen of het aanleggen van mobiele kades.
Tevens kunnen de bedrijven zelf hun essentile voorzieningen zodanig in het
bedrijf localiseren dat bij een overstroming de bedrijfsvoering gewoon door kan
gaan. Dit wordt overigens al gedaan.
Uit een analyse van de huidige buitendijkse bedrijvigheid blijkt dat het
aanpassen aan de zeespiegelstijging in het gehanteerde Deltascenario goed
mogelijk is en niet tot grote problemen zal leiden. Het moment van aanpassing
is goed inpasbaar in de levenscyclus van het bedrijf zelf. Bij groot onderhoud
of renovatie aan de assets van het bedrijf kan gelijktijdig de noodzakelijke
klimaatadaptatiemaatregel worden uitgevoerd. Hierdoor kan worden voldaan
aan de overstromingsnormen.

7.1.2 Zoetwatervoorziening in de Eemshaven
Naast de veiligheid speelt ook de zoetwatervoorziening voor de levering
van proceswater voor de industrie. Op dit moment wordt circa 1 miljoen m3
drinkwater als proceswater gebruikt en worden ontziltingsinstallaties gebruikt
om aan de watervraag (en leveringszekerheid) te kunnen voldoen.
Om aan de toenemende watervraag t.g.v. uitbreiding van de productie en het
afnemende wateraanbod door de klimaatverandering te kunnen voldoen, zal de
industrie zelf een bijdrage moeten leveren door zoveel mogelijk te besparen op
water en in te zetten op hergebruik en cascadering van proceswater.
In een studie van North Water (2009) is water uit het Eemskanaal aangemerkt
als de beste bron voor gebruik als proceswater. Om een periode van droogte te
kunnen overbruggen is het raadzaam dit kanaalwater tijdelijk op te slaan in een
spaarbekken.
60
Figuur 37. Ontwikkeling buitendijks (2012-2020) Figuur 38. Ontwikkeling buitendijks (2020 - 2030) Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030)
61 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Dit spaarbekken kan ten zuiden van de Eemshaven liggen en gecombineerd
worden met de geplande uitbreiding van de glastuinbouw (drijvende,
zelfvoorzienende kassen) zie figuur 38 en 39. Dit spaarbekken kan verder ook
gecombineerd worden met bijv. een recreatiefunctie.
Door dit spaarbekken op een juiste manier in te richten kan tevens een goede
afscheiding worden gecreerd tussen het industrielandschap van de Eemshaven
en het cultuurhistorisch wierdenlandschap.
Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030)
62
63 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
8 Hotspot Delfzijl
8.1 Gebiedsbeschrijving en opgave
Delfzijl is een havenstadje aan het werelderfgoed van de Waddenzee, maar deze
kwaliteit komt momenteel onvoldoende tot uitdrukking. De waterstaatswerken
waaronder de zeewering vormen een grote barrire tussen het stadscentrum
en de zee. Omdat in Delfzijl de ruimte voor een dijklichaam ontbrak, is de
zeewering uitgevoerd als stalen damwand. Eerder gemaakte keuzes voor
gemalen en spuisluizen hebben geleid tot een vergelijkbare barrire voor de
watersport.
Een speerpunt in de omgang met de bevolkingskrimp is het vitaliseren van
het stadscentrum en het versterken van het maritieme karakter van Delfzijl.
De stad moet aantrekkelijker worden. Met een veilige waterkering die gn
barrire vormt naar de buitendijkse gebieden, maar er juist een verbinding
mee legt. Delfzijl wil de beleving van havens, waddennatuur, industrie en
waterstaatswerken aantrekkelijker maken.
De combinatie van optredende zeespiegelstijging en bodemdaling stelt steeds
hogere eisen aan de waterkering, sluizen en gemalen. Gelet op de ervaringen
uit het verleden neemt daardoor in Delfzijl de angst toe dat de toch al negatieve
ruimtelijke situatie verder zal verslechteren (bron: Visie Maritieme Zone Delfzijl,
2012).
Met MARCONI naar een gezamenlijke visie
De betrokken overheidspartners begonnen in 2009 aan het project Maritieme
Concepten In Beeld (MARCONI) om een gezamenlijke aanpak op te stellen
vanuit n gemeenschappelijk gedragen, inspirerende ruimtelijke visie. Deze
visie plaatst de ruimtelijke problematiek van de haven, stad, industrie en zee
in de tijd, waarbij bescherming tegen de zee en afvoer van het boezemwater
randvoorwaarden vormen.
De visie stoelt op de ruimtelijke waarden die de betrokken partijen gezamenlijk
formuleerden. Voor de optimalisatie wordt gebruik gemaakt van concepten voor
de maritieme zone die de MARCONI-partners eerder ontwikkelden.
Doelstellingen en ambities voor de maritieme zone
De MARCONI-partners onderschrijven de volgende doelstellingen of ambities: .
1. Veiligheid tegen overstromingen en waterafvoer voor grote delen van
Groningen en Drenthe
2. Wonen bij de zee , haven en bruisend centrum
3. Werken (Haven, industrie, toerisme)
4. Natuur van het Waddengebied
5. (Water)recreatie: varen, surfen, strand, fietsen, wandelen, terras, rust,
e.d.
6. Beleving maritiem karakter:
Water (zoet zout, binnen- en buitendijks)
Weidsheid van de zee
Zeeklimaat ervaren
Natuurlandschap en bijzondere soorten
Variatie aan waterstaatswerken
Scheepvaart en havenbedrijvigheid
Industrieel landschap
Cultuurhistorie
7. Duurzame energie: windmolens, vergroening chemiepark
8. Duurzame ontwikkeling gericht op het werelderfgoed Waddenzee
64
Figuur 41 Mogelijke ontwikkeling Delfzijl (vanaf 2020) Figuur 40 Ruimtelijke Visie Maritieme zone Delfzijl (bron Maritieme zone Delfzijl 2012)
65 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Klimaatopgaven
De klimaatopgave voor Delfzijl is vooral het handhaven van de kustveiligheid. De
buitenbekleding van de huidige waterkering moet nu al aangepast worden en
vanaf 2020 moet de kering ook worden verhoogd. Belangrijk is dat versterking
van de huidige primaire kering een grote invloed heeft op de ruimtelijke kwaliteit
van het centrum van Delfzijl. Daarom wordt onderzocht welke rol de schermdijk
kan spelen in de kustveiligheid, zodat de huidige primaire kering (door Delfzijl
en langs het chemiepark) minder versterkt en/of verhoogd behoeft te worden.
Wellicht dat op termijn de schermdijk opgewaardeerd kan worden tot de
primaire kering, dit zou ten goede komen aan de ruimtelijke kwaliteit van Delfzijl.
Een keuze voor verhoging schermdijk of huidige primaire kering is nog niet
gemaakt en dient nader onderzocht te worden. De betekenis van de schermdijk
wordt verder onderzocht in het kader van een project van Building with Nature.
Daarnaast zal in de toekomst de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit mogelijk
vergroot moeten worden omdat de mogelijkheid om overtollig boezemwater
onder vrij verval te lozen kleiner wordt als gevolg van de zeespiegelstijging.
Vanuit nautische overwegingen is er de wens om de capaciteit van de huidige
zeesluizen te vergroten voor de duwvaart, dit zal ook effect hebben op de
spuimogelijkheden van overtollig boezemwater. Verder zal er op de schermdijk
een rij windmolens worden geplaatst (start van de werkzaamheden is voorzien in
2013).
In januari 2012 is door de stuurgroep MARCONI de Visie Maritieme Zone Delfzijl
aangenomen en aangegeven dat er behoefte is aan nader onderzoek om verder
te komen in het planvormings- en realisatietraject. Door de projectgroep IKE is
besloten om deze visie en onderzoeksvragen 1 op 1 over te nemen, voor zover
zij aansluiten op de klimaatadaptatie. Inmiddels wordt vanuit het programma
Building with Nature gewerkt aan een onderzoeksvoorstel waarin onderstaande
vragen beantwoord zullen worden. De antwoorden dienen binnen een
redelijke termijn (eind 2012) te worden opgeleverd. Zodat dit eventueel nog
meegenomen kan worden in de plannen en realisatie van de plaatsing van
windmolens op de schermdijk.
De onderzoeksvragen zijn:
1. Kan de schermdijk de waterveiligheid van de achterliggende primaire
kering ondersteunen?.
2. Zet verschillende varianten van de schermdijk naast elkaar
3. Welke effecten heeft een vooroever of kwelderwal voor de schermdijk
bij delfzijl op de hydrologische en hydromorfologische processen in de
Bocht van Watum.
a. Effect op slibhuishouding
b. Effect op ecologie
c. Stromingspatronen
4. Wat zijn de mogelijkheden en de gevolgen van het door de gemeente
gewenste badstrand?
5. De aanleg van windmolens op de schermdijk begint in 2012. Wat
is het advies aan Groningen Seaports voor de aanleg van een
onderhoudsweg, de hoogte van de schermdijk en het talud aan de
zeekant?
Een voorbeeld van een multifunctionele schermdijk is hieronder weergegeven.
66
67 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
9 Pilot kustverdediging kustzone
Eemshaven - Delfzijl
9.1 Huidige visie
Kustversterking zal in de toekomst nodig zijn langs de kust van het Groningse
Eemsdeltagebied. Binnen het project IKE leent met name het kustdeel tussen
de Eemshaven en Delfzijl zich voor een innovatieve en multifunctionele aanpak.
Dit kustgedeelte voldoet op dit moment niet aan de toetsingsnormen en een
eventuele dijkdoorbraak kan zeer ernstige gevolgen hebben omdat het water
dan direct tot de gasvelden bij Slochteren en de stad Groningen zou kunnen
reiken.
De verwachte zeespiegelstijging zal de aanval op de dijken verder versterken.
Het gaat hierbij vooral om relatieve zeespiegelrijzing en in mindere mate om
zwaardere golfaanval. Dit laatste is minder belangrijk omdat de golfaanvallen
op de kust tussen de Eemshaven en Delfzijl voornamelijk evenwijdig aan
de zeewering lopen en sterk worden gebroken voordat ze de dijk bereiken.
Bovendien vindt er meer aanzanding plaats in de Waddenzee, waardoor de
golfoploop vermindert. Dit deel van de kust leent zich goed voor innovatieve en
multifunctionele kustverdediging omdat:
het benodigde ruimtebeslag van de waterkering in dit gebied relatief
makkelijk beschikbaar kan worden gemaakt (goed te bereiken)
het gebied niet dicht is bebouwd
in de Eemsdelta sprake is van een grote relatieve zeespiegelstijging
een grote bijdrage kan worden geleverd aan de kennisontwikkeling
over kustverdediging (aansluiting bij het project IJkdijk, waar sensoren
zwakke plakken in de dijk registreren)
extra inzicht kan worden verkregen in het omgaan met de grote tegenstelling
tussen economische en ecologische belangen (verbrede kustzone als
ecologische tegenhanger van de economische motor Eemshaven)
9.2 Meerlaagse kustveiligheid
Voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl zijn twee
hoofdoplossingsrichtingen geformuleerd. De ene sluit aan bij de traditionele
manier van dijkversterking en de andere bij het gedachtengoed van ComCoast
(zie paragraaf 3.7 en verder / bijlage 1). Deze alternatieven zullen verder
uitgewerkt moeten worden waarbij rekening wordt gehouden met het principe
van de meerlaagse kustveiligheid. Dat principe gaat uit van de volgende drie
veiligheidslagen:
1. De sterkte van de kustverdediging zelf die een doorbraak moet voorkomen.
2. Het beperken van de gevolgen door een geschikte inrichting van het gebied
achter de kustverdediging.
3. Het bestrijden van de calamiteit mocht de dijk doorbreken.
In een pilotproject Kustverdediging Eemsdelta stellen we voor om specifiek
te richten op de eerste twee aspecten door het ontwikkelen van geschikte
inrichtingsvarianten die uitgaan van een meer traditionele of een verbrede
kustverdediging.
De doelen hierbij zijn om:
Te voldoen aan de waterveiligheidsnormen voor waterkeringen rekening
houdend met relatieve bodemdaling en nieuwe technische inzichten en
klimaatverandering.
Kennis over proces en analyses van Deltaprogramma Wadden bij
de doelgroep te brengen (o.a. besluitvormingsproces, MKBA/SLA,
maatregelenboek N&H, veiligheids-opgave Waddengebied, kwelders irt
waterveiligheid, innovatieve dijken, mogelijke strategien);
68
Het denken in overstromingsrisicos ipv overschrijdingskansen te
bevorderen
andere veiligheidsfilosofien toepassen (gebiedsgerichte
veiligheidsbenadering, MLV)
9.3 Ontwikkeling alternatieven kustzone Eemshaven -
Delfzijl en beoordeling doelbereik en effecten
In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor
kustversterking (traditioneel en verbreed, zowel landwaarts als zeewaarts)
gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee
doelstellingen ten grondslag:
het garanderen van de hoogwaterveiligheid (tijdhorizon nader bepalen bijv.
200 jaar)
het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische,
sociale en culturele kwaliteiten)
9.3.1 Werkwijze uitwerking alternatieven
De uitwerking van de alternatieven vraagt om het combineren van een
groot aantal ruimtelijke, maatschappelijke en technische uitgangspunten en
voorwaarden. Dit kan door zowel te ontwerpen als de ontwerpen te beoordelen.
Bij het formuleren van de alternatieven is het goed om uit te gaan van de
lagenbenadering waarbij de ondergrond, de netwerken en de occupatie
(functies) ruimtelijk goed op elkaar zijn afgestemd. De ondergrond heeft daarbij
een sterk sturende functie, hier worden dan ook de meest fundamentele keuzes
gemaakt.
De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd worden
rondom vijf kernbelangen. De ontwerpen voor de kustverdediging zullen hierop
beoordeeld worden (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA):
Ontwerpopgave:
Wat zijn de vereiste veiligheidsniveaus in de verschillende klimaatscenarios
en welke tijdhorizonten passen daarbij?
Welke constructies voor traditionele en verbrede kustverdediging zijn
mogelijk (bio-bouwers, kwelders, inlaatconstructies, zoet-zoutovergangen)?
Welke trackeuzes voor nieuwe dijken (vanuit de ondergrond, netwerken
(gasleidingen), menselijke functies) zijn mogelijk?
Welke technische ontwerpen horen hierbij (breedte, hoogte, dijkprofielen,
ruimtebeslag)?
Kunnen we gebruik maken van natuurlijke processen en zo ja hoe?
Wat zijn effecten op stromingspatronen in de Eems-Dollard,
slibhuishouding, ecologie en zoute kwel?
Etc.
In de bijlage 1 zijn voorbeelden weergegeven van een verbrede kustverdediging.
9.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten
De ontwerpen worden beoordeeld rond zes kernbelangen:
Veiligheidsbelang (veiligheid tegen overstromingen door hoogwater in
verschillende klimaatscenarios)
Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de
streek)
69 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Cultureel belang (leesbaarheid van de geschiedenis, cultuur,
wierdenlandschap)
Economisch belang (landbouw, industrile en recreatieve
verdienmogelijkheden, financiering)
Ecologisch belang (bijdrage aan herstel Eems-Dollard estuarium,
Natura2000-doelen, ecosysteemdiensten)
Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te
verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena)
9.4 Interactief en iteratief proces
De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De ontwerpen worden
verder aangescherpt tot n of twee voorkeursalternatieven. De ontwerpen
komen tot stand middels interactieve werksessies met deskundigen,
belanghebbenden, overheid, bedrijfsleven en bewoners uit de streek. In een later
stadium kan dan een concrete uitvoerbare pilot voor een beperkt deel van de
kustzone worden beschreven.
De alternatieven kunnen ontwikkeld worden in een schetsontwerpatelier,
waarbij met stakeholders en deskundigen de alternatieven nader worden
uitgewerkt. Hierbij worden de huidige kennis (hydrologische studies e.d.) en
gebiedskennis/ervaringsdeskundigen ingezet om kwalitatief de mogelijke
strategien/oplossingsrichtingen te schetsen voor de beperking van
overstromingsrisicos.
Dit kan aangevuld worden met technisch rekenen met door Stowa/HKV
ontwikkelde methodiek waarmee concrete maatregelen/ingrepen in het
ruimtelijke terrein op effectiviteit en kosten kunnen worden doorgerekend.
Deze methodiek is ontwikkeld/toegepast op een viertal cases en heeft zich in de
praktijk al bewezen en is nu toepasbaar.
Het voordeel van deze interactieve en iteratieve werkwijze is dat:
De gebiedsopgave als een gedeelde opgave wordt gezien;
Een gedeeld beeld ontstaat over mogelijke strategien (met
koppelingen van doelen voor waterveiligheid en economie en ecologie)
Er ruimte is voor creatieve strategien en oplossingen voor
gebiedsopgaven, die kansrijkheid zijn.
Een gedeeld beeld ontstaat van kennisagenda (wat weten we al en wat
moeten we nog weten voor het maken van een).
9.5 Tijdplanning
De werkzaamheden kunnen medio 2012 gestart worden en eind 2012, begin
2013 afgerond worden. Hiermee loopt dit goed in de pas met de planning die
het deltaprogramma aanhoudt, waarbij in 2013 kansrijke strategien dienen te
worden opgeleverd. Dit als voorbereiding op de deltabeslissing begin 2015.
70
9.6 Afstemming met deltadeelprogramma Wadden
Dit voorstel voor een pilot is besproken met het Deltadeelprogramma Wadden.
In nader overleg is door DP Wadden aangegeven om zo mogelijk de scope van
dit pilotonderzoek uit te breiden en ook de volgende punten mee te nemen in
het pilot onderzoek:
buitendijksgebied (Eemshaven, Delfzijl haven),
vitale infrastructuur (energie: buitendijks + NAM),
binnendijksgebied (landelijk + stedelijk).
Ook pleit het deltaprogramma voor een meer integrale benadering waarbij
naast de Kustveiligheid ook de zoetwatervoorziening integraal in deze pilot
meegenomen zou kunnen worden.
71 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
10 Pilot zoetwatervoorziening
industriewater Eemshaven
10.1 Huidige visie
In het project IKE is tijdens een bijeenkomst Eemsdelta Nu en Lateris door
een aantal stakeholders aangegeven dat de zoetwatervoorziening en m.n.
die van de industrie een belangrijke opgave is voor de komende decennia (zie
hoofdstuk 3). Afhankelijk van de daadwerkelijk optredende klimaatverandering
(G-of W+-scenario ) zal de vraag naar zoetwater (vanuit klimaat) gelijk blijven of
sterk toenemen (zie hoofdstuk 5. Onafhankelijk van de klimaatverandering is de
verwachting dat de vraag naar zoetwater voor de industrie zal toenemen door de
komst van de energiecentrales van NUON, RWE en Advanced Power en diverse
andere bedrijvigheid. Volgens de studie regionale knelpunten analyse zal de
watervraag in de nabije toekomst ca. 10 15 miljoen m3 / jaar bedragen. In de
studie van North water wordt aangegeven dat de watervraag max. 1600 m3/uur
bedraagt (15 miljoen m3 per jaar).
De vraag voor de Eemshaven bestaat uit industriewater van verschillende
kwaliteiten voor o.a. andere demiwater, proceswater en bluswater.
Dit zou geleverd kunnen worden d.m.v. een centrale multi-client
industriewatervoorziening. In een studie heeft North water verschillende
bronnen bestudeerd voor de productie van het industriewater.
Hierbij is gekeken naar drinkwater, zeewater, grondwater, effluent van
rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) en oppervlaktewater
Uit deze studie is naar voren gekomen dat water afkomstig uit het Eemskanaal
(Emskanaal-Dollard boezem) hiervoor het beste geschikt is vanwege, de
afstand, leveringszekerheid en de kwaliteit (laag chloride gehalte). Omdat ook
de landbouw, de scheepvaart en het teruggaan van de zoutindringing (via
het Eemskanaal) grote belangen zijn, die behoefte hebben aan water uit het
Eemskanaal wordt voorgesteld een pilot uit te voeren naar zoetwatervoorziening
voor de industrie van de Eemshaven.

Figuur 42 Visie multi-client Industriewatervoorziening Eemshaven (bron notitie North water 2009)
72
10.2 Oplossingsrichtingen industriewatervoorziening
Eemshaven
In het kader van levering van industriewater vanuit het Eemskanaal kan gekozen
worden voor verschillende manieren. Twee hoofdrichtingen zijn:
Directe levering vanuit het Eemskanaal
Directe levering vanuit Eemskanaal via een buffer (spaarbekken) nabij de
Eemshaven. Hierbinnen zijn 2 alternatieven mogelijk:
a. een met technische variant met meekoppeling van
glastuinbouw;
b. een landschappelijke variant met meekoppeling van
glastuinbouw en recreatie en landschap
10.3 Ontwikkeling alternatieven zoetwatervoorziening
Eemshaven en beoordeling doelbereik en effecten
In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor
industriewatervoorziening
gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee
doelstellingen ten grondslag:
het garanderen van industriewater van voldoende kwaliteit
het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische,
sociale en culturele kwaliteiten)
Belangrijke eisen en voorwaarden dienen te komen vanuit de multi-client
industriewatervoorziening.
10.3.1 Uitwerking alternatieven
De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd
worden rondom een aantal randvoorwaarden. De ontwerpen voor de
industriewatervoorziening zullen beoordeeld worden op een aantal
kernbelangen (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA):
Ontwerpopgave:
Benodigd volume industriewater en waterkwaliteit, inventarisatie en keuze
van potentiele bronnen (ook in verhouding tot andere zoetwatervragers en
de klimaatscenarios);
Trace keuze buisleiding en grootte en locatie keuze van spaarbekken
(eventueel modulair uit te breiden);
Uitwerken van de technische en landschappelijke inrichtingsvarianten
van het spaarbekken (benodigd landoppervlak, beschikbaar volume,
peilbeheer, waterkwaliteit, landschappelijke kwaliteit, recreatieve
ontwikkelingsmogelijheden);
10.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten
De ontwerpen worden beoordeeld rond de volgende kernbelangen:
Economisch belang (leveringszekerheid zoetwater industrie,
recreatieve verdienmogelijkheden, afweging belang glastuinbouw en
waterbeschikbaarheid voor overige landbouw in de regio, financiering);
Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de
streek)
73 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Ecologisch belang (vermindering van watergebruik van grondwater en
milieubelasting huidige zoetwaterbronnen, aantasting of meerwaarde van/
voor natuur)
Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te
verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena)
10.3.3 Interactief en iteratief proces
De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De provincie Groningen
kan trekker zijn van dit project. Medewerking nodig van waterleidingbedrijf,
North water, waterschappen, bedrijven, GSP, LTO, individuele landbouw
ondernemers, direct omwonenden. De ontwerpen worden verder aangescherpt
tot n voorkeursalternatieven. De ontwerpen komen tot stand middels
interactieve werksessies.
10.3.4 Tijdplanning
Start werkzaamheden medio 2012
Eind werkzaamheden eind 2012 - begin 2013

75 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
11 Agenda Klimaatadaptatiemaatregelen
Het project IKE doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende
nieuwe urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de
waterschappen en de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte
termijn al grotendeels invulling geven aan het klimaatbe-stendiger maken van
de regio. Bijvoorbeeld door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren
van waterberging en het moderniseren van het stedelijk waterbeheer.
Het is zaak om alle lopende trajecten en ruimtelijke ingrepen goed te
analyseren op hun effecten op in de toekomst noodzakelijk te nemen
klimaatadaptatiemaatregelen.De milieueffectrapportage (m.e.r.) en watertoets
zijn daar geschikte instrumenten voor. Het is wel van belang dat dan ingezoomd
wordt op de lange termijn en dat de bandbreedte over de verschillende
klimaatscenarios in beschouwing wordt genomen om maatregelen te nemen
waar we later geen spijt van krijgen.
Daarnaast is het belangrijk om de klimaatontwikkelingen te blijven
monitoren, meer kennis te ontwikkelen over klimaatverandering en
klimaatadaptatiemaatregelen en het publiek voor te lichten over de effecten
van klimaatverandering op hun leefomgeving. Verder zullen in de komende tijd
vooral het project Droge Voeten 2050 en de Deltadeelprogrammas Wadden en
Zoetwater de nodige inzichten verschaffen.
11.1 Korte termijn (tot 2015)
11.1.1 Kustverdediging
- Versterken primaire waterkeringen
De waterschappen nemen maatregelen om de primaire waterkeringen te laten
voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Voor de dijktrajecten
westelijk van de Eemshaven en tussen de Eemshaven en Delfzijl kan dit
eventueel in combinatie met voorlandversterking worden uitgevoerd. De keuze
voor een traditionele of verbrede kering hoeft nu nog niet gemaakt te worden.
- Pilot Kustverdediging
Uitvoeren van pilot voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl waarin
traditionele kustverdediging vergeleken wordt met verbrede kustverdediging
in een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Dit is input voor
Deltadeelprogramma Wadden. Eventuele ruimtelijke reserveringen voor
verbrede kustverdediging en/of slaperdijken moeten later vastgelegd worden in
gemeentelijke bestemmingsplannen (zie hoofdstuk 9).
- Onderzoek MARCONI
In het kader van het project MARCONI wordt nader onderzoek gedaan naar
de mogelijke bijdrage van de schermdijk te Delfzijl aan de kustveiligheid,
worden ontwerpen ontwikkeld en effecten op ecologie, slibhuishouding en
stromingspatronen bepaald.
- Uitvoeren MARCONI
Mogelijke opwaardering van de schermdijk te Delfzijl in combinatie met aanleg
van windmolens op de schermdijk volgens de gekozen inrichtingsvariant.
Eventuele ruimtelijke reserveringen voor aanpassingen aan de schermdijk,
verbreding van de zeedijk langs het Chemiepark te Delfzijl en voorzieningen ten
behoeve van extra spui- en/of gemaalcapaciteit moeten later worden vastgelegd
in het gemeentelijk bestemmingsplan (zie hoofdstuk 8).
76
11.1.2 Zoetwatervoorziening
- Terugdringen waterverbruik.
Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te
gaan.
Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en
cascadering van waterstromen.
In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente gewassen
ontwikkelen en de bodemstructuur verbeteren om het waterbergend en
vochtleverend vermogen te vergroten.
In woningbouw en stedelijk gebied bevorderen van waterbesparende
maatregelen.
Doorspoelen met regenwater
- Vasthouden en bergen van water
Water vasthouden op hogere gronden dat deels via het grondwater kan
worden benut.
Waterberging in natuurvriendelijke oevers.
Kleinschalige voorraadberging.
Flexibel peilbeheer.
Hergebruik van gezuiverd effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

- Pilot Zoetwatervoorziening
Uitvoeren van een pilotproject voor de zoetwatervoorziening van de industrie in
de Eemshaven, waarbij inrichtingsvarianten voor de aanleg van een buisleiding
en spaarbekken worden vergeleken en beoordeeld met een maatschappelijke
kosten-batenanalyse (MKBA) als input voor het Deltadeelprogramma Zoetwater.
Eventuele ruimtelijke reserveringen moeten later in gemeentelijke
bestemmingsplannen worden opgenomen.
11.1.3 Wateroverlast
- Vergroten veiligheid boezemsystemen
De waterschappen gaan de komende jaren verder met het verhogen van hun
boezemkaden. In het project Droge Voeten 2050 worden voorstellen gedaan
voor maatregelen die tot 2050 voldoende bescherming tegen wateroverlast
vanuit de boezemsystemen moeten bieden. Om een toekomstige vergroting van
de spui- en/of gemaalcapactiteit te Delfzijl mogelijk te maken, moeten daar nu al
de benodigde ruimtelijke reserveringen voor worden gedaan.
- Verminderen wateroverlast bebouwd gebied
Gemeenten gaan samen met de waterschappen door met het uitvoeren
van maatregelen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan en
rioolsystemen te verbeteren (bestaand beleid).
Eventuele ruimtelijke reserveringen voor versterken van boezemkaden moeten
later worden opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
11.1.4 Hittestress
- Openbare ruimte
Kansen benutten om bij herstructurering van woonwijken meer groen en water
te realiseren.
- Klimaatbestendig bouwen
Kansen benutten om woningen en andere gebouwen klimaatbestendiger te
bouwen, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik van
warmtepompen voor koeling.
77 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
11.1.5 Landbouw
- Agrarische innovatie
In overleg met de landbouwsector agrarische pilotprojecten ontwikkelen en
uitvoeren gericht op een klimaatbestendige productie.
11.2 Middellange termijn (2015-2025/2030)
11.2.1 Kustverdediging
- De groene dijktrajecten

Traditionele en verbrede variant (tot 2020)
Versterken van primaire keringen om aan de toetsingsnormen te voldoen.
Waar nodig het fundament van de zeedijk verstevigen door
voorlandversterking (niet langs de Dollardkust) met kwelders en
biobouwers. Hiervoor kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen
worden gebruikt.
Ruimte reserveren in gemeentelijke bestemmingsplannen voor de aanleg
van een nieuwe slaperdijk tussen de Eemshaven en Delfzijl en voor
versterking van bestaande slaperdijken langs de Dollardkust.
Coupures, doorgangen en kunstwerken in bestaande slaperdijken
afsluitbaar maken. Slaperdijken langs de Dollardkust op hoogte brengen en
stabiliseren.
Aanleggen en verbeteren van zoet-zoutovergangen met vispassages.
Traditionele variant (2020-2030)
Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze
voldoet aan de dan geldende normen.
Tussen de Eemshaven en Delfzijl achter de zeedijk een slaperdijk aanleggen
om de gevolgen van een eventuele dijkdoorbraak te beperken.
Verbrede variant (2020-2030)
Ruimte reserveren voor verbreding van de kustverdediging.
De huidige zeedijken overslagbestendig maken.
De aangepaste en deels versterkte slaperdijken verder opwaarderen om
incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen
vangen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl op gemiddeld 500 m achter de
huidige zeedijk een nieuwe slaperdijk aanleggen.
- Dijktraject Eemshaven
De primaire en secundiare zeekeringen verhogen om de binnendijkse
bedrijvigheid te beschermen. Zonodig extra ruimte voor verbreding van de
primaire kering reserveren.
Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals
gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige
bedrijfsvoering.

- Dijktraject Delfzijl
Afhankelijk van de gekozen inrichtingsvariant en de ontwikkelingen in
het project MAR-CONI de schermdijk verder ophogen en inrichten met
voorlandversterking of het versterken van de zeedijk langs het Chemiepark.
78 78
11.2.2 Zoetwatervoorziening
- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn
al worden genomen voor de zoetwatervoorziening.
- Waterfabriek voor industriewatervoorziening
Afhankelijk van de te maken keuze aanvoer van oppervlaktewater door een
buisleiding vanuit het Eemskanaal naar de Eemshaven met spaarbekken
als buffer en drinkwater als back-up. Regelen van de benodigde ruimtelijke
reserveringen.
11.2.3 Wateroverlast
- Uitvoeren van maatregelen uit de studie Droge Voeten 2050 om de
bescherming tegen wateroverlast tot 2050 op orde te kunnen houden inclusief
het regelen van de benodigde ruimtelijke reserveringen.

- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn
al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan.
11.2.4 Hittestress
Zie korte termijn.
11.2.5 Landbouw
Zie korte termijn.
11.3 Lange termijn 2025-2050
11.3.1 Kustverdediging
- De groene dijktrajecten
Traditionele variant (2030-2050)
Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze
voldoet aan de dan geldende normen.
Verbrede variant (2030-2050)
Tussen de Eemshaven en Delfzijl beginnen met de voorbereiding van het
intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk en de
slaperdijk langs dit traject eerst beperkt versterken.
Vervolgens in alle groene dijktrajecten de slaperdijk verder opwaarderen
tot primaire kering en de overslagbestendige dijk doorlatend maken
met afsluitbare inlaatwerken en duikers. Daarna zoutwater toelaten
tussen de beide dijken zodat intergetijdegebied met gedempt tij en zoet-
zoutovergangen tot ontwikkeling komt.
Keuze maken tussen het tegengaan van zoute kwel met een zoetwaterbuffer
achter de slaperdijk of de verzilting accepteren en plaatselijk overgaan op
zilte teelten. De buffer kan ook worden benut voor de zoetwatervoorziening.
Klassieke compartimentering door herstel slaperdijken.
79 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
- Dijktraject Eemshaven
Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals
gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige
bedrijfsvoering.
- Dijktraject Delfzijl
Afhankelijk van de gemaakte keuze verder versterken van de schermdijk of
de zeedijk langs het Chemiepark zodat wordt voldaan aan de dan geldende
normen.
11.3.2 Zoetwatervoorziening
- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte
termijn al worden genomen voor de zoetwatervoorziening (o.a. verminderen
watergebruik, vasthouden en bergen van water).
11.3.3 Wateroverlast
- Eventueel uitvoeren van studie naar maatregelen om de bescherming tegen
wateroverlast vanuit de boezemsystemen ook na 2050 op orde te kunnen
houden.
- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte en
middellange termijn al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied
tegen te gaan.
11.3.4 Hittestress
zie korte termijn
11.3.5 Landbouw
zie korte termijn
Bijlage 1
Mogelijke maatregelen intergetijdegebied
Overzicht van mogelijke maatregelen voor het bevorderen van intertijdegebied
(merendeels ComCoast principes overgenomen uit het saltmarsh creation
handbook).
Figure 1.1 Generalised division of Britsh saltmarsh into three zones (high, middle and low
marsh) based on elevation in relation tot tidal height.
Figure 1.2 Wavebreaks (1) placed in a shoreline parallel orientation to protect an area of
existing saltmarsh (2) backed by a sea defence structure (3).
Afbeelding 1.1. Horsey Island, Hamford Water in Essex (Case study 3), where wavebreaks, polders
and sediment recharge have been employed to build-up an eroded foreshore.
83 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Figure 1.3 A polder system (1) consisting of woven brushwood fencing (2) placed seaward of an
existing saltmarsh (3) backed by a sea defence structure (4) tot enhance accretion of fne sediment.
Figure 1.4 Sediment recharge through placement of discrete piles of fne sediment (1) on foreshore
around low water (LW) marsh. Natural processes disperse the sediment landwards to build up the
eroding saltmarsh (2) fronting sea defence structure (3).
Figure 1.5 Sediment recharge trough the placement of fne sediment on the foreshore (1) behind a
containment structure (2) to build up an eroding saltmarsh (3) fronting a sea defence structure (4).
Figure 1.6 Managed realignment of the coastline to create saltmarsh habitat. The existing sea
defence structure (1) is breached to allow tidal inundation of the low-lying area landwards (2).
This technique may require the construction of a new line of sea defence (3) and a drainage system
(4). The breach may be made to low water level (5) to allow unrestricted tidal fow or to a higher
level (6) to permit regulated tidal exchange. In the latter case some form of sluice (7) is required to
regulate drainage.
84
Bijlage 2
Stakeholders en klimaatverandering
in de regio
87 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
De kracht van eigenaarschapvormde een belangrijk uitgangspunt bij het
komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke
vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch
en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling
gekregen door twee essentile onderdelen in het proces. Allereerst is een
beeld gevormd van het krachtenveld in de regio door middel van interviews.
Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie Eemsdelta, nu en later
samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van
adaptatiemaatregelen in de focusgebieden. Bij deze werksessies is een nieuwe
werkvorm gentroduceerd: het businessmodel Canvas. Een werkvorm om de
bekende opgaven als businessmodel te benaderen en zo open te staan voor
nieuwe en andere ideen gericht op de haalbaarheid van oplossingen. In dit
hoofdstuk worden kort de bevindingen van deze op eigenaarschap gerichte
onderdelen van het project uiteengezet.
Interviews als eerste beeld van eigenaarschap en het krachtenveld
Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de belangrijkste
spelers in het gebied bepaald. Hierbij is een sneeuwbalmethode gehanteerd.
Vanuit de eerste gesprekken met een aantal stakeholders en het eigen
netwerk is bepaald wie genterviewd werden. Op basis van de gesprekken is
in een actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid
van stakeholders om mee te werken aan een klimaatbestendige Eemsdelta.
Er zijn gesprekken gevoerd met verschillende organisaties, waaronder SBE
(Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta), Groningen Seaports, LTO Noord,
Hanzehogeschool, Eemsdelta Green, Waddenvereniging, gemeente Delfzijl en
provincie Groningen.
Deze organisaties vervullen een belangrijke rol in de Eemsdelta. Zo is SBE de
belangenbehartiger voor de (industrile) bedrijvigheid in de regio. Ook zet
SBE zich actief in bij verschillende projecten/programmas zoals Ecologie en
Economie in Balans en Eemsdelta Green. LTO vormt eveneens een belangrijke
stakeholder: 90% van het projectgebied wordt voor agrarische doeleinden
gebruikt. Groningen Seaports (GSP) is de exploitant van de twee economische
clusters in het projectgebied en eveneens ontwikkelaar van de Groene
Havenvisie, een visiedocument over de duurzame realisatie van de economische
ambities van GSP. De visie toont welke economische ambities GSP nastreeft en
hoe ingespeeld wordt op duurzaamheid en de belangen van de omgeving. De
gemeente Delfzijl is initiator en uitvoerder van het integrale project MARCONI
dat is gericht op stedelijke ontwikkeling in een maritieme omgeving.
Dit vormen enkele relevante ontwikkelingen voor de klimaatadaptatieagenda.
Tegelijkertijd bleek uit de interviews de drukte rondom de ontwikkeling van
de Eemsdelta. Zo bestaat het project Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 uit
tien bouwstenen. In het figuur hieronder is dit gevisualiseerd. Hier is inzichtelijk
gemaakt welke programmas en projecten relevant zijn en welke focus zij
hebben. Het gaat hierbij om vier verschillende themas als focus:
1. agrarisch grondgebruik en landelijk gebied
2. Industrie & economie
3. Water (veiligheid en zoetwater voorziening)
4. Ecologie en natuur
Binnen de cirkel (integraal) van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 zijn de
bouwstenen opgenomen. Daarbuiten zijn andere programmas, zoals Droge
Voeten 2050 en Eemsdelta Green weergegeven. Een druk (en bont) geheel aan
88
In
te
grale klim
aa
ta
d
a
p
t
a
t
ie
E
e
m
s
d
e
l t a
Bu
ize
n
z
o
n
e
E
c
o
lo
g
ie
e
n
e
c
o
n
o
m
i e
i n
b
a
l a
n
s
M
a
r c o
n
i D
e
l f z
i j l
O
n
tw
ik
k
e
lin
g
sv
is
ie
E
e
m
s
d
e
lt
a
2
0
3
0
G
ro
e
n
e
H
a
v
e
n
v
is
ie
Woon- en
le
e
fb
a
a
r
h
e
id
s
p
la
n P
e
r
s
p
e
c
t
ie
f la
n
d
e
lijk gebied
M
a
rco
n
i D
e
lfz
ijl
L
a
n
d
b
o
u
w
a
ctieplan
P
r
o
g
r
m
m
a
R
i j k
e
W
a
d d e n z e e
E
e
m
sd
e
lta
G
re
e
n
D e l t a p r o g r a m m a : D e e l p r o r g r a m
m
a s Z o e t w
a t e r v o
o
r z i e
n
i n
g
e
n
W
a
d
d
e
n
g
e
b
i e
d
D
r o
g
e
V
o
e
t e
n
2
0
5
0
K
l i m
a
a
t
e
n
la
n
d
b
o
u
w
-
B
o
e
r
e
n
o
p
w
e
g
n
a
a
r
e
e
n
k
lim
a
a
tb
e
s
te
n
d
ig
e
p
ro
d
u
ctie
I n
t
e
g
r a
a
l M
a
n
a
g
e
m
e
n
t p
l a
n
W
a
t e
r ( v
e
i l i g
h
e
i
d
e
n
z
o
e
t
w
a
t
e
r

v
o
o
r
z
i
e
i
n
i
n
g
)

A
g
r
a
r
i
s
c
h

g
r
o
n
d
g
e
b
r
u
i
k
e
n
l
a
n
d
e
lijk
g
e
b
ie
d
In
d
u
s
t
r
ie
&
e
c
o
n
o
m
i
e
(
s
t
e
d
e
l
i
j
k
/
i
n
d
u
s
t
r
i
e
e
l
)
E
c
o
l
o
g
i
e

e
n
n
a
t
u
u
r
89 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
projecten en programmas met ieder een eigen dynamiek en afstemmingscircuit.
Op basis van de stakeholderanalyse blijkt naast deze drukte een tweede
belangrijk aandachtspunt. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het
realiseren van concrete maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in
een nieuw praatcircuit. Naast het project IKE bestaan ook andere trajecten waar
aansluiting kan worden gezocht.
Een derde belangrijk aandachtspunt betreft de scope van de belangrijkste
stakeholders. Organisaties als LTO, GSP en de waterschappen zijn zelf al actief
als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan
de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de pootgoedacademie,
het vergroten van het waterbergend vermogen van het landschap of de
voorbereiding van een Green Deal. Hierbij wordt in het bijzonder gericht op de
korte termijn. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij
een belangrijke rol voor de provincie. Voor de lange termijn zijn klimaateffecten
steeds beter merkbaar en is adaptatie in toenemende mate noodzakelijk. De
toegevoegde waarde voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project
IKE ligt daarom vooral op de vertaling van de (middel)lange termijn naar
adaptatiemaatregelen. Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als
het gaat om de kustverdediging en de zoetwatervoorziening.
Aan de slag met businessmodellen
In twee integrale werksessies (Eemsdelta nu en later) zijn met stakeholders uit
het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en zoetwatervoorziening
verder uitgewerkt. Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten
en is nagegaan welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft
van een bepaalde adaptatiemaatregel. Dit biedt aanknopingspunten voor
financiering en de rolverdeling bij de totstandkoming van de maatregel. Hiertoe
is het businessmodel Canvas per focusgebied als werkvorm gebruikt. Het
businessmodel en de toepassing daarvan voor de drie focusgebieden worden
hieronder toegelicht.
Business model canvas
Wat is een businessmodel? Een businessmodel beschrijft alle facetten die
invloed hebben op het creren van een bepaalde meerwaarde. Deze modellen
worden in het bedrijfsleven gebruikt om na te gaan of een nieuw product of
een nieuwe dienst levensvatbaaris, of om bestaande producten en diensten te
optimaliseren. Men zou zich kunnen afvragen waarom een businessmodel wordt
toegepast voor de klimaatadaptatieagenda van de Eemsdelta. Het ant-woord is
dat het tegenwoordig ook voor ruimtelijke ontwikkelingsopgaven noodzakelijk
is om na te gaan welke waarde wordt gecreerd en wie er eventueel bereid zijn
om hiervoor te betalen. Door dit in beeld te brengen wordt sneller duidelijk wat
de haalbaarheid is van een bepaalde oplossing.
Alex Osterwalder heeft een eenvoudig en praktisch toepasbaar businessmodel
ontwikkeld, het businessmodel Canvas. Het businessmodel is opgebouwd uit
negen bouwstenen:
Value propositions: Een beschrijving van de waarde die wordt
gecreerd.
Customer segments: Een beschrijving van de klant of klantgroep waar
het bedrijf zich met de value propositions op richt. Hier worden
karakteristieken beschreven van een (potentile) klant.
Distribution channels: De manier waarop een bedrijf in contact komt
90
met haar klanten. Hier worden de marketing- en distributie strategie
beschreven.
Customer relationships: Het managen van de relatie tussen het bedrijf
en klanten (of klantsegmenten).
Key resources: Bronnen (geld, kennis, medewerkers etc) die nodig zijn
om de waarde te kunnen creren.
Key activities: De kern activiteiten die nodig zijn voor het uitvoeren van
het business model.
Key partners: Partners en toeleveranciers die invloed hebben op het
succes van het businessmodel.
Cost structure: Welke kosten moeten worden gemaakt om de waarde
te creren? Denk hierbij aan de activiteiten die moeten worden
uitgevoerd en de bronnen die nodig zijn.
Revenue streams: Op welke manier kunnen de benodigde inkomsten
worden gegenereerd? Wie kan meebetalen, in welke mate, op welke
manier en in welke fase?
Bovenstaande bouwstenen zijn in het Canvas model samengevat in de figuur
hiernaast. Deze figuur is tijdens de brainstormsessies voor IKE toegepast voor de
drie geselecteerde focusgebieden.
Focusgebied Kustzone
Een groep van ongeveer 10 personen heeft een aantal businessmodellen
ontwikkeld voor de kustzones. Dit bleek een bijzondere uitdaging te zijn. De
deelnemers hebben ook hun eigen businessmodel met een pitch gedeeld.
Juist dit delen heeft de discussie goed aangewakkerd en werd daarmee als
waardevolervaren. Opvallend feit was de compleetheid van de voor-stellen
Figuur bijlage 2.1 Canvas-model
van de deelnemers. Het merendeel van de deelnemers ging zelfstandig met de
volledige opgave voor de kustzone aan de slag.
Een duidelijke constatering aan de hand van de discussie was de focus op de
kustzone Eemshaven-Delfzijl. Voor de kustzone ten westen van de Eemshaven
werd blijkbaar minder urgentie ervaren om in te grijpen. De kustzone
Eemshaven-Delfzijl kent een andere situatie. Een eventuele doorbraak heeft
grote gevolgen, omdat het water dan direct tot de gasvelden en de stad
Groningen zou kunnen reiken. Tegelijkertijd spelen in dit gebied allerlei
91 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
ontwikkelingen. Het unieke estuarium vertroebelt, mede vanwege de
baggerwerkzaamheden om de vaargeul open te houden. De industrien in de
Eemshaven en het Chemiepark breiden uit. De landbouwsector teelt de beste
aardappelen van de wereld en de energiemarkt is booming-business, voor de
regio en de rest van Nederland. Tegelijkertijd is de verwachting dat de zeespiegel
stijgt en de golfbelasting toeneemt.
Ook voegde de discussie een nieuw perspectief toe: Wat gebeurt er als niets
gebeurt? Welke maatregelen kunnen worden genomen op basis van no regret?
Wat is dan het probleem? Vooralsnog blijken tal van mogelijkheden en keuzes
te bestaan als het gaat om de ontwikkeling van de Eemsdelta. Mogelijkheden
en afhankelijkheden. Juist in deze bandbreedte moet bepaald worden wat de
urgenties zijn en welke keuzes moeten worden gemaakt.
Focusgebied Delfzijl
Dit focusgebied bestaat uit de gemeente Delfzijl, de industrie van het
Chemiepark en de haven van Delfzijl. Belangrijke opgaven in dit gebied zijn de
veiligheid tegen overstroming en de leefkwaliteit c.q. krimp van Delfzijl. Om de
veiligheid in de toekomst te garanderen zijn op de middellange termijn ingrepen
nodig aan de waterkering. De grote vraag is of daarvoor de huidige waterkering
in de stad moet worden aangepakt of dat er een oplossing kan worden
gevonden buiten de stad.
De pitchesaan de hand van het Canvasmodel lieten vooral zien dat er een grote
driveis om Delfzijl de kansen te laten benutten die er zijn. Om de leefkwaliteit
van de stad te vergroten, de huidige krimp een halt toe te roepen, de industrie
meer ruimte te bieden en meer mo-gelijkheden voor recreatie te realiseren.
Deze kansen kunnen volgens de deelnemers vooral worden benut wanneer de
waterkering in de stad niet meer zou hoeven worden verhoogd of wellicht zelfs
kan worden verlaagd. In hoofdstuk 8 (hotspot Delfzijl) worden de technische
mogelijkheden hiervoor verder uitgewerkt. In deze Canvas-sessie is met name
gesproken over de waarde die dit zou toevoegen aan de stad, de haven en de
industrie. Er zijn toekomstbeelden geschetst met een stadsstrand voor Delfzijl,
windenergie in de haven en bio-based industrie. Ook een data-hotel, een tweede
zandmotor en een modern werkeiland Neeltje Jans zijn genoemd als mogelijke
elementen van nieuwe proposities. De extra financiering die nodig is om deze
waarden te creren zou volgens de deelnemers kunnen worden opgebracht
door combinaties van verschillende partijen. Daarbij natuurlijk de partijen
die aan de lat staan voor de waterveiligheid (waterschappen, Rijkswaterstaat,
Deltaprogramma) en het omgaan met krimp (de gemeente Delfzijl en de
provincie Groningen). Maar ook de andere partijen die baat hebben bij de
geschetste toekomstbeelden. Zoals bijvoorbeeld de industrie, Groningen
Seaports, de producent van de windenergie op de Schermdijk, Groninger
Landschap en toekomstige horecaondernemers. Een maatschappelijke kosten-
batenanalyse is gewenst om de haalbaarheid van deze toekomstschets nader te
onderzoeken.
Focusgebied Zoetwater
Het focusgebied Zoetwater beslaat het gehele projectgebied. Zoetwater wordt
voor verschilllende doeleinden gebruikt zoals peilbeheer t.b.v. verschillende
functies (scheepvaart, natuur, etc.), verziltingsbestrijding en beregening. In het
kader van klimaatverandering bleken twee onderwerpen hoog op de agenda
92
te staan van de deelnemers. Het eerste onderwerp betrof het nemen van de
eigen verantwoordelijkheid van de landbouw, door in te zetten op optimali-satie
van zoetwatervoorzieningen zoals: precisieberegening, drainagemethoden,
vervolgens het verbeteren van de bodemkwaliteit (structuur, organisch
stofgehalte, bodemleven) en tenslotte op nieuwe gewassen die droogteresistent
en/of hitte- en/of zouttolerant zijn. Het voor-deel van deze verbeteringen is
dat ze ten eerste bijdragen aan een hogere productiviteit (op-brengst) en als
bijkomend effect hebben dat deze werkwijzen bijdragen aan adaptatie aan te
verwachten veranderingen in het klimaat. Boeren kunnen op eigen initiatief
en relatief snel deze maatregelen al treffen waarbij de voor de hand liggende
maatregelen al op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Het veranderen
van teelten zal meer tijd vragen en wordt dan ook vooral gezien op de langere
termijn, omdat hiervoor verdelingsprocessen noodzakelijk is (bijv. zouttolerante
pootaardappel).
Het tweede onderwerp betrof de levering van zoetwater aan de industrie i.v.m.
leveringszekerheid voor de toekomst en duurzaamheid (nu grondwater en
ontziltingsinstallaties vervangen door oppervlaktewater uit het Eemskanaal)Bij
verschillende partijen aan tafel, met name gemeenten, werden koppelkansen
gezien met natuur en recreatiemogelijkheden of bijzondere woonvormen. De
levering van zoetwater kan bijv. via spaarbekkens of via waterbergingsgebieden
of via een waterleiding vanuit het Eemskanaal of het effluent van
rioolwaterzuiveringsinstallatie.
93 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Een nieuwe kans
Voor de provincie geldt bovendien een kans om meer gehoor te geven
aan de activiteiten die al worden uitgevoerd door andere partijen om
als Eemsdelta te laten zien wat er gebeurt. Denk aan de Eemsdelta
Green, de adaptatiemaatregelen van de agrarische sector en de
inspanningen van de waterschappen om de wateroverlast te voorkomen
en zoetwatervoorziening op niveau te houden. Hiervoor zou de
provincie niet als instituut moeten optreden, maar als behartiger van
het gebied Groningen/Eemsdelta. Voor de provincie ligt hier bovendien
een mogelijke uitdaging om meer te vragen aan andere partijen wat zij
nodig hebben om blijvend vorm te geven aan hun ambities om te streven
naar een toekomstbestendige Eemsdelta. Natuurlijk kan de provincie
tegelijkertijd aangeven welke waarde zij nastreeft en wat dit voor de
provincie waard is.
Voor de korte termijn werd vooral ingezet op eigen verantwoordelijkheid voor de
industrie (waterbesparing, cascadering).
Voor de aanleg van de pijpleiding en de spaarbekkens werd gedacht aan een
consortium bestaande uit overheid en bedrijfsleven. Belangrijke partners zijn
provincie, gemeenten, bedrijven, waterschappen, waterbedrijf en mogelijk
investeerders. Als belangrijke sleutelactiviteiten werden bestempeld het
onderzoeken van het benodigd volume, de beschikbare bronnen, de benodigde
waterkwaliteit. Als belangrijke middelen werden bestempeld draagvlak en
organise-rend vermogen voor het industriewater bij het facilitair bedrijf.
De ervaring uit deze twee sessies is in onderstaande gedachte geformuleerd
als nieuwe kans voor de rol van de provincie Groningen in het proces van
klimaatverandering.
94
Bijlage 3
Stakeholders
97 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012
Het project is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met een groot aantal
stakeholders uit de regio. Hieronder zijn de deelnemers weergegeven van de
projectgroep
Samenstelling projectteam IKE
Gemeenten
Leonie van den Akker (Loppersum)
Arjen Kuik (Eemsmond)
Herman Wessels (Appingedam)
Ingrid Wijngaarde (Delfzijl)
Hans de Wolf (Oldambt, agendalid)
Havenschap en bedrijfsleven
Sjaak de Boer (Groningen Seaports)
Jos Kimkes (Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta)
Landbouw
Peter Prins (LTO Noord)
Douwe-Jan Sietsma (LTO Noord)
Natuurorganisaties
Jelle Brandsma (Groninger Landschap, agendalid)
Ester Kuppen (Waddenvereniging, agendalid)
Erik de Waal (Natuur- en Milieufederatie Groningen,
agendalid)
Provincie Groningen
Lieuwe van den Berg
Rob Burkunk (projectleider)
Geert Meijerink
Dianne Renkema (projectsecretaris)
Gert Jan Swaving (agendalid)
Meinte van der Velde
Peter de Vries
Tim Willems-Kruize
Rijk
Christiaan Wallet (Ministerie van I&M, agendalid)
Waterbedrijf
Mario Post (Waterbedrijf Groningen)
Waterschappen
Kees de Jong (Noorderzijlvest)
Willem Kastelein (Hunze en Aa's)
Vrijgegeven door:
F. (Frans) Jorna
19 juli 2012
......................
Chopinlaan 12
Postbus 8064
9702 KB Groningen
+31 (0)50 521 42 14
info@groningen.royalhaskoning.com
www.royalhaskoning.com
TELEFOON
E-MAIL
INTERNET
NAAM
KLANT
Auteur
L. (Lucie) Terwel, H. (Harald) Blonk,
G.J. (Gert Jan) Akkerman, H. (Hans)
Verhoogt, A. (Anoula) Voerman, G. (Geert)
Wilms, L. (Lies) van Nieuwerburgh, F. (Frans)
Jorna, M. (Michiel) Brink, B. (Bart) Peerbolte
Provincie Groningen
NUMMER
STATUS
DATUM
9W9987.A0/R004/HVER/MCH/Gron
Eindrapport
19 juli 2012
NAAM
DATUM
PARAAF
NAAM
FUNCTIE
TELEFOON
MOBIEL
E-MAIL
Projectleiding
H. (Hans) Verhoogt
projectleider
+31 (0)50 5214 226
+31 (0)6 15 54 96 92
h.verhoogt@royalhaskoning.com

You might also like