In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie nu of op termijn kunnen worden geïntegreerd in lopende en toekomstige gebiedsontwikkelingen
In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie nu of op termijn kunnen worden geïntegreerd in lopende en toekomstige gebiedsontwikkelingen
In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie nu of op termijn kunnen worden geïntegreerd in lopende en toekomstige gebiedsontwikkelingen
19 juli 2012 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie nu of op termijn kunnen worden gentegreerd in lopende en toekomstige gebiedsontwikkelingen. Het project moet de volgende drie hoofdproducten opleveren: Een regionale adaptatieagenda met concrete maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn. Ruimtelijke opgaven met strategische keuzes die voortvloeien uit de adaptatie-agenda. Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van de Eemshaven en het havengebied van Delfzijl. Integrale klimaatadaptatie in perspectief Het project IKE heeft vooral meer inzicht opgeleverd in de belangrijkste onderwerpen voor klimaatadaptatie, de omvang van de problematiek, de termijn waarop deze spelen en de richting van mogelijke concrete klimaatadaptatiemaatregelen. Over enkele belangrijke onderwerpen zijn in het eindrapport geen keuzes gemaakt, omdat daarvoor meer kennis en tijd nodig zijn om de maatschappelijke discussie over ruimtelijke keuzes en investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren en voldoende draagvlak bij betrok-ken partijen te verwerven. Voor die onderwerpen doet het rapport wel suggesties voor realistische oplossingsrichtingen. Het project heeft een aantal waardevolle suggesties opgeleverd voor een klimaatbestendigere Eemsdelta. Die kunnen een goede regionale bijdrage Samenvatting betekenen aan de discussies die nog moeten worden gevoerd in het kader van het nationaal Deltaprogramma (kustveiligheid en zoetwatervoorziening) en en het noordelijk project Droge Voeten 2050 (wateroverlast). Het project doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende nieuwe urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de waterschappen en de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte termijn al grotendeels invulling geven aan het klimaatbestendiger maken van de regio. Bijvoorbeeld door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren van waterberging en het moderniseren van het stedelijk waterbeheer. Klimaatscenarios en klimaateffecten Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te bepalen is gewerkt met de totale bandbreedte van de KNMI06-klimaatscenarios en dus niet alleen met de meest pessimistische scenarios. Die laatste zijn echter belangrijk omdat ze aangeven in welke richting het klimaat uiteindelijk zal veranderen en welke soort maatregelen we moeten nemen om er ook op langere termijn geen spijt van te krijgen. Voor de kustverdediging is als bovengrensbenadering ook rekening gehouden met het Deltascenario voor de lange termijn van de Deltacommissie, dat uitgaat van een snellere klimaatverandering en meer invloed van afsmeltende en afkalvende ijskappen. In dat scenario wordt in 2100 een zeespiegelstijging van 120 cm verwacht. Bodemdaling en relatieve zeespiegelstijging De zeespiegelstijging wordt versterkt door bodemdaling als gevolg van aardgaswinning, veenoxydatie en klink. De kruin van de zeedijk zal door de gaswinning tot 2050 nog ongeveer 0-15 cm en door veenoxydatie en klink nog maximaal 10 cm dalen. Dat is totaal dus 0-25 cm. Deze daling is het grootst tussen Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard. De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in de W-scenarios maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa een meter in 2100. Indien we uit-gaan van de zeespiegelstijging die door de Deltacommissie wordt aangehouden liggen deze getallen 15 resp. 35 cm hoger. Adaptatiemaatregelen Op basis van de gebiedskenmerken en de te verwachten klimaateffecten is voor de volgende themas onderzocht wat de noodzaak en mogelijkheden voor klimaatadaptatie zijn: Kustveiligheid Watertekort Wateroverlast Hittestress Kustveiligheid Dit thema is van eminent belang voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de Eemsdelta. In het rapport zijn alleen voor de Eemshaven keuzes gemaakt. Voor Delfzijl geldt een specifieke situatie, waarbij nog nader onderzoek nodig is. Voor het grootste deel van de kust is gewerkt met de volgende twee hoofdalternatieven: traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de bestaande zeedijk) verbrede kustverdediging (robuuster en flexibeler met meer kansen voor andere functies) Om beide alternatieven goed met elkaar te kunnen vergelijken zijn ze in het rapport gescheiden behandeld. In de praktijk zullen ze ook deels naast elkaar kunnen worden toegepast op basis van maatwerk. Beide alternatieven hebben voor- en nadelen. Een verbrede kustverdediging leidt tot verlies aan areaal hoogwaardige landbouwgrond en geeft mede daardoor hogere kosten. Voordelen zijn: grotere robuustheid en flexibiliteit bijdrage aan het herstel van het Eems-estuarium kansen voor recreatie, natuur, wonen en alternatieve landbouw mogelijkheden voor bufferwerking tegen zoute kwel innovatieve kustverdediging als exportproduct Om een verantwoorde keuze tussen de alternatieven te kunnen maken is verdere onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een vergelijking van de voor- en nadelen en de kosten en baten van de alternatieven. Het moment van een eventuele omschakeling van een traditionele naar een verbrede kustverdediging kan worden bepaald aan de hand van het daadwerkelijke tempo van de zeespiegelstijging. Dat zal doorgaans op (middel)lange termijn gebeuren. De maatregelen die nodig zijn om de huidige kustverdediging op korte termijn op orde te brengen mogen een latere omschakeling niet onmogelijk maken. Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Er zijn vijf verschillende kustzones op basis van specifieke gebiedskenmerken onderscheiden. Er zijn drie groene dijktrajecten en twee specifieke hotspots Eemshaven en Delfzijl. Hierna worden eerst de trajecten met de voorgestelde aanpak in de beide varianten beschreven en vervolgens de hotspots. Westelijk van de Eemshaven Dit traject ligt relatief beschut achter de zandplaten van de Waddenzee. Bovendien liggen hier langs het meest westelijke deel van de kust kwelders. Verder liggen er in het achterland slaperdijken die in het algemeen voldoende hoog en stabiel zijn om de gevolgen van een overstroming te kunnen beperken. Van een klein gedeelte (800 m) voldoet de buitenbekleding niet. De stabiliteit van de bekleding voldoet over het grootste deel van dit dijktraject juist aan de normen. Tussen Eemshaven en Delfzijl Hier ontbreken slaperdijken waardoor de gevolgen van een dijkdoorbraak relatief groot zullen zijn. De zeedijk ligt vrij onbeschut, zodat golfwerking, ook al is die niet frontaal bij noordelijke winden, hier sterk kan doorwerken. De bodemdaling is hier ook relatief groot. De zeedijk voldoet op veel plaatsen niet aan de toetsingsnormen voor het buitentalud en voor de macrostabiliteit aan de binnenzijde. Versterking zal veel inspanning en geld kosten. Overwogen kan worden om hier een verbrede kustverdediging te realiseren. Daar is in principe ruimte voor. Dit gebied leent zich goed voor het uitvoeren van een pilotproject in het kader van het Deltaprogramma, waarbij onder meer gekeken wordt naar de voor- en nadelen en de kosten en baten van een verbrede kustverdediging en naar de relaties met het concept van meerlaagse kustveiligheid. Het eindrapport bevat een voorstel voor een dergelijke pilot dat in overleg met het Deltaprogramma is ontwikkeld. Dollardkust (Delfzijl-Nieuwe Statenzijl) Hier zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld dan in het noorden van Groningen. De getijwerking is langs dit traject het grootst. Daarom is een landwaartse kustverdediging hier het meest effectief voor herstel van het Eems-estuarium. Bovendien zijn de kwelders hier goed ontwikkeld en is een voorlandversterking daardoor minder opportuun. De buitenbekleding van de huidige zeedijk voldoet op enkele plaatsen niet aan de normen. De bodemdaling is hier gering. In deze drie groene kustzones wordt de volgende aanpak voorgesteld. 2012-2020 Tot 2020 wijken de traditionele en de verbrede variant niet van elkaar af. Er worden maatregelen genomen om de huidige primaire kering aan de toetsingsnormen te laten voldoen. Het fundament van de zeedijk wordt verstevigd door voorlandversterking met kwelders en biobouwers. Hiervoor kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen worden gebruikt. De voorlandversterking komt tevens de stabiliteit van de dijk ten goede, waardoor bepaalde onderhoudsmaatregelen achterwege kunnen blijven. Waar al kwelders liggen, zoals langs de Dollard en een deel van de kust ten westen van de Eemshaven, hoeft geen of slechts een beperkte voorlandversterking te worden toegepast. Coupures, doorgangen en kunstwerken in slaperdijken worden afsluitbaar gemaakt. Met name langs de Dollardkust moeten bepaalde slaperdijken worden versterkt om voldoende hoogte en stabiliteit te hebben. Zoet-zoutovergangen met vispassages kunnen worden aangelegd of verbeterd. 2020-2030 In de traditionele variant wordt de zeedijk na 2020 verder verhoogd en verbreed zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt achter de zeedijk een slaperdijk aangelegd om de gevolgen van een eventuele dijkdoorbraak te beperken. In de verbrede variant wordt de huidige zeedijk overslagbestendig gemaakt. De aangepaste en deels versterkte slaperdijken worden verder opgewaardeerd om incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen vangen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt op gemiddeld 500 m achter de huidige zeedijk een nieuwe slaperdijk aangelegd. Na 2030 Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt begonnen met de voorbereiding van intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk. De slaperdijk wordt beperkt versterkt. Vervolgens wordt de slaperdijk in alle trajecten verder opgewaardeerd tot primaire kering. Door de golfbrekende werking van de overslagbestendige dijk hoeft de slaperdijk niet zo hoog te worden als een enkelvoudige kering. De overslagbestendige dijk wordt doorlatend gemaakt met afsluitbare inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart. Tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk wordt zoutwater toegelaten en intergetijdegebied met gedempt tij en zoet-zoutovergangen ontwikkeld. Eventueel wordt hierachter een zoetwatergebied aangelegd als buffer tegen zoute kwel en/of voor de zoetwaterbehoefte. In de beide hotspots is de aanpak als volgt. Eemshaven Een deel van de haventerreinen en bedrijfsgebouwen in de Eemshaven ligt buitendijks. Door de zeespiegelstijging zal het buitendijkse gebied in 2050 eens per 30 tot 150 jaar onder water komen. Dat is circa 5 keer zo vaak als in de huidige situatie. De daardoor toenemende overstromingsschade maakt het voor Groningen Seaports en de afzonderlijke bedrijven financieel haalbaar om op basis van maatwerk maatregelen te nemen. Te denken valt aan gefaseerde terreinophoging, gebruik van mobiele kades en/of overstromingsbestendige bedrijfsvoering. Dergelijke maatregelen zijn goed in de levenscyclus van bedrijven in te passen. Om de binnendijkse bedrijvigheid te beschermen moeten de zeekeringen tussen 2020 en 2030 circa 50 cm worden verhoogd. Het is van belang dat de hiervoor benodigde ruimte daar nu voor wordt gereserveerd. Delfzijl Er wordt n op n aangesloten bij de plannen die in het kader van het project MARCONI worden ontwikkeld. Daarin wordt ernaar gestreefd om verhoging van de huidige primaire kering (damwand) voorlopig te voorkomen door het opwaarderen van de beschermende functie van de schermdijk, die voor Delfzijl langs in de Eems ligt. Onderzocht wordt of dit mogelijk is, of dat toch de bestaande primaire kering moet worden opgehoogd. Tot 2020 wordt de schermdijk opgehoogd. Dit wordt gekoppeld aan het plaatsen van een rij windturbines op de schermdijk en de aanleg van een vooroever. Door het programma Building with Nature wordt uitgezocht hoe dit kan worden uitgevoerd. Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Na 2020 wordt de vooroever verder ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze kan de schermdijk verder opgewaardeerd worden tot primaire kering of kan de zeedijk langs het Chemiepark verder verhoogd worden. Stormvloedkering in de Eems (Menkemadam) De aanleg van een stormvloedkering in de Eems tussen Nederland (Eemshaven) en Duitsland (Emden) biedt een alternatieve mogelijkheid voor kustverdediging. De Menkemadam is daar een voorbeeld van. Binnen het Programma naar een Rijke Waddenzee zal het idee van deze stormvloedkering nader worden beoordeeld. In afwachting van de resultaten daarvan gaan we er vooralsnog vanuit dat de kustlijn van de Eemsdel-ta ongewijzigd blijft. Zoetwatervoorziening Toename watertekort in droge perioden Nu ontstaat in een extreem droge periode van 20 dagen in de Eemsdelta een zoetwatertekort van ongeveer 0,35 miljoen m3. Dat komt onder meer omdat de aanvoercapaciteit van IJsselmeerwater te Gaarkeuken gelimiteerd is. Door de klimaatverandering kunnen droge situaties vaker voorkomen en extremer worden. Dit leidt tot een toename van het tekort aan zoetwater. In de klimaatscenarios met ongewijzigde luchtstromingspatronen (G en W) verandert het huidige tekort nauwelijks. In de scenarios met toenemende oostenwinden in de zomer (G+ en W+) neemt de vraag naar zoetwater in de Eemsdelta over juli en augustus in een extreem droog 2050 echter met 1,8 en 3,5 miljoen m3 toe. Daar komt een toename van de (proces)watervraag bij door met name de ontwikkeling van de industrie in de Eemshaven. Die bedraagt over juli en augustus 1 tot 2,5 miljoen m3 en die staat dus los van de klimaatverandering. Onderstaande tabel toont hoe het huidige zoetwatertekort in de toekomst kan toenemen. Klimaatscenario Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm 3 ) Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3 W 0 1-2,5 1-2,5 W+ 3,5 1-2,5 4,5-6 De verwachte toename van het watertekort t.o.v. de huidige situatie zou dus aanzienlijk kunnen zijn. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om het tekort te beperken. Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regios in Nederland zal er een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid van IJsselmeerwater. Adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening De mogelijkheid bestaat om het toenemende watertekort op te vangen door meer drinkwater (grondwater) te gebruiken en/of meer zeewater te ontzilten. Dat gebeurt nu ook al. Het is echter kostbaar en weinig duurzaam. Het is dus zaak om in te zetten op andere maatregelen. - Verminderen waterverbruik Om verspilling tegen te gaan en zuinig gebruik van grondstoffen en energie te bevorderen, moet te allen tijde getracht worden om het waterverbruik terug te dringen. Mogelijkheden daarvoor zijn: Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te gaan. Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en cascadering van waterstromen. In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente gewassen ontwikkelen en bodemstructuur verbeteren om waterbergend en vochtleverend vermogen te vergroten. - Vasthouden en bergen van water Meer water vasthouden en bergen binnen de regio door verbreden van watergangen, aanleg van kleinschalige bergingsgebieden en flexibel peilbeheer. Benutten van grootschalige waterbergingsgebieden buiten de regio voor zoetwatervoorziening door extra peilopzet. - Waterfabriek voor industriewatervoorziening Aanvoer van oppervlaktewater door een buisleiding vanuit het Eemskanaal naar de Eemshaven met spaarbekken als buffer en drinkwater als back-up. North Water heeft hiervoor een haalbaarheidsstudie gedaan. Het plan is vooralsnog uitgesteld omdat er onvoldoende financile steun bij de bedrijven is. Water vasthouden en bergen Er is globaal nagegaan in hoeverre de regio zelf de verwachte toename van het watertekort zou kunnen dekken door het vasthouden en bergen van water (in het Deltaprogramma wordt de waterbehoefte de komende tijd nauwkeuriger bepaald). De extra watervraag van de industrie zou door de aanleg van een spaarbekken bij de Eemshaven kunnen worden opgevangen. Daarnaast zou naar schatting 1 miljoen m3 water opgeslagen kunnen worden in natuurvriendelijke oevers van waterlopen in de regio. In scenario G en W zou dat soelaas kunnen bieden, echter in de andere scenarios niet. In scenario G+ en W+ zou dan nog circa 800 resp. 2.500 hectare berging in open water nodig zijn. Dat is 1 tot 3 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer, nog afgezien van het spaarbekken bij de Eemshaven. Dat zou een onaanvaardbare aanslag op de beschikbare ruimte en de bijzondere landschappelijke kwaliteit van de Eemsdelta betekenen. We moeten er verder rekening mee houden dat het opzetten van oppervlaktewaterpeilen in de zomer strijdig kan zijn met het ecologisch functioneren van waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden zullen waterstanden in de zomer immers juist moeten uitzakken. De conclusie is dat het vergroten van de opslagcapaciteit van zoetwater in de Eemsdelta, afhankelijk van het klimaatscenario, maar ten dele een oplossing biedt. Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Ten westen en zuiden van de regio bevinden zich waterbergingsgebieden, die in extreem natte perioden kunnen worden ingezet om wateroverlast in kwetsbare gebieden te voorkomen. Dit zijn veelal natuur- en landbouwgebieden, die vanuit hun functie ongeschikt zijn om daarnaast ook als voorraadbekken te dienen. Verder kan de waterstand in bepaalde meren (o.a. Oldambtmeer) tijdelijk worden verhoogd (0,5 m) om in extreem natte situaties water te bergen. Dit biedt in principe ook mogelijkheden om zoetwater op te slaan voor droge situaties. Het is echter de vraag of die voorraadfunctie te verenigen valt met de andere functies van het betreffende meer (wonen, recreatie, natuur). Dan ligt het eerder voor de hand om elders een groot bekken aan te leggen waarin een grote fluctuatie van de waterstand mogelijk is en dat zowel voor extreem natte als droge situaties dienst kan doen. Binnen het Deltaprogramma wordt momenteel onderzocht hoe de zoetwatervoorziening in de toekomst eruit kan zien. De resultaten daarvan zijn in 2014 beschikbaar. Wateroverlast Wateroverlast vanuit de boezemsystemen De gemiddelde neerslag in de winter zal in 2050 met 4-14% zijn toegenomen t.o.v. de periode 1976 t/m 2005. Daardoor zal meer water op de boezemsystemen van de waterschappen worden geloosd. De mogelijkheden om overtollig boezemwater via spuisluizen op het buitenwater te lozen nemen tegelijkertijd af door zeespiegelstijging en bodemdaling. Langs bepaalde boezemtrajecten zal o.a. door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een hogere veiligheid vereist zijn. In het project Droge Voeten 2050 wordt momenteel onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om tot 2050 voldoende veiligheid tegen wateroverlast te kunnen bieden. Dat kan bijvoorbeeld gaan om verhoging van boezemkaden, aanleg van waterbergingsgebieden en de bouw van gemalen. De resultaten zijn in 2014 beschikbaar. Het is niet de verwachting dat grootschalige waterbergingsgebieden in de Eemsdelta moeten worden aangelegd. Waarschijnlijk zal in Delfzijl op termijn de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit moeten worden vergroot. De ruimte die daarvoor nodig is, moet nu al worden gereserveerd. Wanneer dat om bedrijventerrein gaat, kan dat financile consequenties hebben. Er moet ook ruimte worden gereserveerd voor het verbreden van boezemkaden. Regionale wateroverlast In polders zullen door de toenemende neerslag in de winter de watergangen steeds vaker buiten hun oevers treden. Dit is op te lossen met sterkere poldergemalen en ruimere watergangen maar daardoor neemt de belasting op de boezemsystemen echter toe. Het kan daarom zinvol zijn om de pompcapaciteit niet te vergroten en zo in extreem natte situaties meer water in de polders vast te houden in plaats van op de boezem te lozen. De zwaardere zomerse piekbuien zullen in bebouwd gebied steeds vaker wateroverlast op straat en in kelders veroorzaken. Dat is deels afvalwater uit riolen. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater vervuilen, ook in het buitengebied. Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra aandacht en inspanning voor. 10 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Hittestress Hittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied bij oudere en zieke mensen en in de landbouw. Bebouwd gebied Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden en is in de Eemsdelta dus een relatief beperkte opgave. De herstructurering van woonwijken in de regio biedt echter kansen voor meer water en vooral meer groen in de openbare ruimte. Daarbij kunnen combinaties met maatregelen tegen wateroverlast worden gezocht. De transformatie van de bestaande woningvoorraad in de regio biedt kansen om woningen en andere gebouwen niet alleen energiezuiniger, maar tegelijk klimaatbestendiger te bouwen. Landbouw De landbouwsector doet onderzoek naar andere teeltmethoden met een koelend effect, het telen van hitte- en droogtegevoelige gewassen en het verbeteren van de bodemstructuur om. Veehouders moeten wellicht in de toekomst meer investeren in de koeling van stallen. 1 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Inhoudsopgave Samenvatting 1 De opgave 3 2 Ontwikkelingen in de regio 7 3 Klimaatadaptatie in de kustzone 9 4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening 35 5 Wateroverlast 47 6 Hittestress 53 7 Hotspot Eemshaven 55 8 Hotspot Delfzijl 61 9 Pilot kustverdediging kustzone Eemshaven - Delfzijl 65 10 Pilot zoetwatervoorziening industriewater Eemshaven 69 11 Agenda Klimaatadaptatiemaatregelen 73 Bijlagen 2 Figuur 1. Schematische weergave van de samenhang tussen het project IKE en andere planvormingstrajecten incl. globale tijdsplanning. 3 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 1 De opgave 1.1 Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta in perspectief In het kader van het Bestuursakkoord Eemsdelta wordt door de provincie Groningen en de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum samen met de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aas gewerkt aan een integrale ontwikkelingsvisie voor de regio Eemsdelta. Klimaatverandering heeft een belangrijke invloed op deze toekomstige regionale ontwikkeling. Daarom is in het bestuursakkoord een afzonderlijk project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) opgenomen. Het doel is om de klimaatbestendigheid van de regio te vergroten met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteiten en de sociaal-economische potenties. Er is tot op heden al veel energie gestoken in het vergaren van kennis over klimaatadaptatie. Als vervolg hierop is in het project IKE getracht om zo concreet mogelijke, uitvoerbare, gebiedsgerichte maatregelen voor te stellen. Dit is gedaan via suggesties voor gebiedsgerichte oplossingsrichtingen, het formuleren van geen-spijt-maatregelen en het beknopt uitwerken van pilotprojecten voor kustverdediging en zoetwatervoorziening. Er zijn meerdere oplossingen voor klimaatverandering. Daarom zijn er bijvoorbeeld voor kustverdediging en zoetwatervoorziening verschillende alternatieven voorgesteld. Dit betekent dat er in dit rapport over enkele belangrijke onderwerpen nog geen keuzes gemaakt (kunnen) worden. En dit werd met dit onderzoek ook niet beoogd. Het project heeft meer inzicht opgeleverd in de belangrijkste onderwerpen voor klimaatadaptatie, de omvang van de problematiek, de termijn waarop deze spelen en de richting van mogelijke concrete klimaatadaptatiemaatregelen. Dat inzicht is nodig om de maatschappelijke discussie over belangrijke ruimtelijke keuzes en investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren. Voor het maken van die keuzes en het nemen van die beslissingen is meer tijd nodig. In het licht van het voorgaande heeft de provincie Groningen mede namens de andere partners Royal Haskoning opdracht gegeven om in het project IKE de volgende producten op te leveren: 1. Een regionale klimaatadaptatieagenda met concrete maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn. 2. Ruimtelijke opgaven met keuzes die voortvloeien uit klimaatadaptatie. 3. Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van twee regionale hotspots. Deze resultaten dienen als input voor het Deltadeelprogramma Wadden en Zoetwater en het project Droge Voeten 2050, dat ingaat op de vragen rondom wateroverlast vanuit de boezemsystemen. Het project IKE is te beschouwen als een belangrijke bijdrage van de regio aan deze programmas (bottom up benadering). De keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen zullen in het kader van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta, het Deltaprogramma en het project Droge Voeten 2050 worden gemaakt, op basis van uitgebreid onderzoek. Deze kunnen vervolgens vastgelegd worden in ruimtelijke plannen (structuurvisies en bestemmingsplannen). In figuur 1 is de plaats van het project IKE in relatie tot bovengenoemde planvormingstrajecten schematisch weergegeven. 4 Figuur 2. Projectbied Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta Figuur 3 Focusgebieden IKE 5 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 1.2 Projectgebied en afbakening onderwerpen 1.2.1 Projectgebied Het projectgebied betreft de gemeenten Eemsmond, Loppersum, Appingedam en Delfzijl. Daarnaast is ook de kustzone van de gemeente Oldambt betrokken in de analyse van mogelijke klimaateffecten en de formulering van maatregelen. Voor twee belangrijke locaties, de regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl, is nader ingezoomd op de implicaties van klimaatverandering (zie figuur 2). Klimaatverandering houdt niet op bij de grenzen van gemeenten, provincies en/ of landen, waar nodig is over de grenzen van het projectgebied heen gekeken. Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen in het Eems-Dollardestuarium en de zoetwatervoorziening. 1.2.2 Onderwerpen en tijdsperspectief De onderwerpen waar in het project IKE op ingegaan wordt zijn: 1. Kustveiligheid 2. Watertekort/zoetwatervoorziening 3. Wateroverlast 4. Hittestress De geformuleerde klimaatmaatregelen zijn voor zover mogelijk gerangschikt naar: 1. Korte termijn (2012 2015) 2. Middellange termijn (2015 2025) 3. Lange termijn (2025 2050) De begrenzing van deze periodes zijn arbitrair en in dit document worden ook andere begrenzingen gebruikt. In alle gevallen zijn dit slechts indicaties. 1.3 Werkwijze In het project zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: 1. Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de belangrijkste spelers in het gebied bepaald. Vervolgens is in een actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid van betrokken partijen om mee te werken aan een klimaatbestendige Eemsdelta. 2. Er is geanalyseerd in hoeverre de aspecten kustveiligheid, waterhuishouding, landbouw, ecologie, stedelijk gebied en landschap benvloed worden door toekomstige veranderingen in het klimaat. De projectgroep IKE (zie bijlage 3) heeft op basis van deze analyse aangegeven dat de meeste aandacht nodig is voor de aspecten kustveiligheid en zoetwatervoorziening (zie figuur 3). De aspecten wateroverlast, hittestress (in stedelijk gebied) en landbouw zijn eveneens nader beschouwd. 3. Daarnaast is ingezoomd op klimaatadaptatiemaatregelen voor de twee regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl. 4. De klimaatadaptatiemaatregelen zijn zoveel mogelijk gebiedsgericht en integraal uitgewerkt naar maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn. En er is globaal aangegeven welke partijen hierbij betrokken dienen te worden. 5. In twee integrale werksessies (Eemsdelta Nu en Later) zijn met stakeholders uit het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en zoetwatervoorziening verder uitgewerkt (zie bijlage 2 voor uitkomsten). Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten en is nagegaan welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft van een bepaalde adaptatiemaatregel.
6 Dit biedt aanknopingspunten voor financiering en voor de rolverdeling bij de totstandkoming van de maatregel. 6. Daarnaast zijn met een aantal belangrijke partners (m.n. waterschappen, landbouw, rijk) n-op-n gesprekken gevoerd om hun standpunten zo goed mogelijk in de voorstellen voor klimaatadaptatiemaatregelen te verwerken en zo tot een zoveel mogelijk gedragen klimaatadaptatieagenda te komen. 1.4 Stakeholder participatie De kracht van eigenaarschapvormde een belangrijk uitgangspunt bij het komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling gekregen door twee essentile onderdelen in het proces. Allereerst is een beeld gevormd van het krachtenveld in de regio door middel van interviews. Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie Eemsdelta, nu en later samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van adaptatiemaatregelen in de focusgebieden. De resultaten van de krachtenveldanalyse en de werksessies zijn weergegeven in bijlage 2. Samenvattend zijn de volgende conclusies te trekken: 1. Door het druk (en bont) geheel aan projecten en programmas met ieder een eigen dynamiek en afstemmingscircuit is het voor de stakeholders niet altijd even gemakkelijk om op de juiste niveaus en in het juiste project hun bijdrage in te brengen.
2. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het realiseren van concrete maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in een nieuw praatcircuit. 3. De scope van de belangrijkste stakeholders is vooral gericht op de korte termijn. Organisaties als LTO, Groningen SeaPorts en waterschappen zijn zelf al actief als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de pootgoedacademie, het vergroten van het waterbergend vermogen van het landschap of de voorbereiding van een Green Deal. 4. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij een belangrijke rol voor de provincie. De toegevoegde waarde voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project IKE ligt vooral in de vertaling van de (middel)lange termijn naar adaptatiemaatregelen. Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als het gaat om de kustverdediging en de zoet-watervoorziening. 1.5 Ontwikkeling alternatieven kustveiligheid en zoetwatervoorziening Voor de themas kustveiligheid en zoetwatervoorziening zijn denkbare alternatieven voor klimaatadaptatiemaatregelen ontwikkeld. Hierbij is gewerkt vanuit extremen in klimaatscenarios (G en W+) en in oplossingsrichtingen (bijv. traditioneel en verbrede kustverdediging). Deze werkwijze verschaft ons een goed beeld in de bandbreedte van mogelijke maatregelen waarbij de effecten globaal en waardenvrij zijn weergegeven. Hiermee is niet gezegd dat de gepresenteerde alternatieven ook de maatregelen zijn die als zodanig uitgevoerd gaan worden. Vaak zijn combinaties mogelijk van klimaatadaptatiemaatregelen 7 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 die in de alternatieven gepresenteerd worden. Hiermee is ook gezegd dat er door de projectgroep IKE nog geen keuze voor een klimaatmaatregel is gemaakt. Hiervoor wordt voorgesteld om nader onderzoek te doen om voor kustverdediging en zoetwatervoorziening inrichtingsvarianten te ontwikkelen en deze te beoordelen op doelbereik, effecten en kosten en baten. In de klimaatadaptatieagenda (hoofdstuk 11) is ook aangegeven dat ruimtelijke reserveringen noodzakelijk zijn om klimaatmaatregelen te kunnen nemen. Het is van belang om zich te realiseren dat hiervoor goede afstemming nodig is tussen grondbezitters (landbouw, GSP, particulieren en ondernemers) en overheden die de nodige klimaatmaatregelen zullen faciliteren en mogelijk financile consequenties kunnen hebben. Code Naam Toelichting G Gematigd 1 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa G Gematigd+ 1 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 zomers warmer en droger door meer oostenwind winters zachter en natter door meer westenwind W Warm 2 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa W+ Warm+ 2 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 zomers warmer en droger door meer oostenwind winters zachter en natter door meer westenwind 9 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 2 Ontwikkelingen in de regio 2.1 Klimaat en doorwerking in beleid 2.1.1 Klimaatscenarios Het tempo en de mate waarin ons klimaat verandert zijn onzeker omdat we de werking van het klimaatsysteem nog onvoldoende kennen. Om zo goed mogelijk met deze onzekerheden om te gaan, heeft het KNMI vier verschillende scenarios ontwikkeld, de KNMI06-scenarios. Deze scenarios zijn allemaal aannemelijk, maar met de huidige kennis is niet aan te geven welk scenario het meest waarschijnlijk is. Hoe ons klimaat verandert is vooral afhankelijk van de wereldwijde temperatuurstijging en van veranderingen in de stromingspatronen van de lucht in onze omgeving (West-Europa) en de daarmee samenhangende veranderingen in de wind. De indeling van de scenarios is daarom op deze twee aspecten gebaseerd (bron: Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie provincie Groningen 2012; (zie figuur 4). In elk KNMI06-scenario komen de volgende aspecten van de klimaatverandering in Nederland en omgeving terug: zachte winters en warme zomers komen vaker voor; de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme neerslaghoeveelheden nemen toe; extreme regenbuien in de zomer worden heviger, maar het aantal zomerse regendagen wordt juist minder; de veranderingen in het windpatroon zijn klein ten opzichte van de natuurlijke grilligheid; de zeespiegel blijft stijgen. Figuur 4. Overzicht van de vier KNMI'06-klimaatscenario's voor Nederland met legenda. 10 In tabel 1 zijn de klimaatveranderingen rond 2050 ten opzichte van het basisjaar 1990 (beschreven met klimaatgegevens van 1976 t/m 2005) gekwantificeerd per klimaatscenario. De veranderingen rond 2100 ten opzichte van het basisjaar 1990 zijn ongeveer twee keer zo groot. 2.2 Belangrijke regionale ontwikkelingen Naast de klimaatontwikkelingen zijn er ook andere belangrijke regionale ontwikkelingen in de Eemsdelta waar rekening mee moet worden gehouden bij de keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen. In de uitwerking van de klimaatadaptatiemaatregelen is rekening gehouden met bodemdaling, industrile ontwikkeling, ontwikkeling in de ecologie, de landbouw en bevolkingskrimp. 2.1.2 Keuze klimaatscenario en klimaatadaptatiemaatregelen Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te bepalen is in het project IKE uitgegaan van de totale bandbreedte van de klimaatscenarios en dus niet alleen van de meest pessimistische scenarios. Die laatste scenarios zijn echter van belang omdat ze aangeven in welke richting het klimaat uiteindelijk zal veranderen en welke soort maatregelen we moeten nemen om er ook op langere termijn geen spijt (no regret) van te krijgen. De G-scenarios leiden uiteindelijk tot dezelfde effecten als de W-scenarios, alleen duurt het ongeveer twee keer zo lang. Beleid volgens de W-scenarios zal dus doorgaans leiden tot het eerder starten met nemen van adaptatiemaatregelen. Als de klimaatverandering vervolgens minder snel doorzet, kan het uitvoeren van maatregelen worden getemporiseerd. De noodzaak wordt echter niet minder. Daarom moeten adaptatiemaatregelen robuust en flexibel zijn, zodat ze aangepast kunnen worden aan de daadwerkelijk optredende klimaatveranderingen, ook als die sneller verlopen dan verwacht. Bij het ontwerp van maatregelen moet hier rekening mee worden gehouden. De maatregelen mogen adaptatie aan een snellere klimaatverandering in ieder geval niet kunnen frustreren. 2050 G G+ W W+ Winter (dec t/m feb) Gemiddelde temperatuur +0,9C +1,1C +1,8C +2,3C Gemiddelde neerslaghoeveelheid +4% +7% +7% +14% 10-daagse neerslagsom die eens per 10 jaar wordt overschreden +4% +6% +8% +12% Zomer (juni t/m aug) Gemiddelde temperatuur +0,9C +1,4C +1,7C +2,8C Gemiddelde neerslaghoeveelheid +3% -10% +6% -19% Dagsom van de neerslag die eens per 10 jaar wordt overschreden +13% +5% +27% +10% Potentile verdamping +3% +8% +7% +15% Intensiteit piekbuien +13% +5% +27% +10% Zeespiegel Absolute stijging 15-25 cm 15-25 cm 20-35 cm 20-35 cm Tabel 1. Klimtaatveranderingen en zeespiegelstijging in 2050 per klimaatscenario. Bron: KNMI. 11 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3 Klimaatadaptatie in de kustzone 3.1 Effecten klimaatverandering en bodemdaling op kustverdediging Door de stijgende zeespiegel zal de kans op overstromingen toenemen, als er verder geen maatregelen worden getroffen. Dit effect wordt nog versterkt doordat de zeekering in de toekomst verder zal dalen door de bodemdaling, vooral als gevolg van de aardgaswinning. De gevolgen van een overstroming hangen onder meer af van de plaats waar die optreedt. De lager gelegen gebieden zijn het meest kwetsbaar. De aanwezigheid van slaperdijken achter de zeedijken kan een rol spelen om de gevolgen van een overstroming te beperken. 3.2 Verwachte zeespiegelstijging De verwachte zeespiegelstijging bedraagt in 2050 in de G-scenarios 15-25 cm en in de W-scenarios 20-35 cm. Rond het jaar 2100 is die 35-60 cm resp. 40-85 cm. De Deltacommissie heeft samen met het KNMI gezocht naar een plausibele bovengrens voor de zeespiegelstijging om Nederland ook voor de lange termijn veilig te maken tegen overstromingen. In dit scenario van de deltacommissie ligt de bovengrens van de zeespiegelstijging in 2100 op 120 cm, circa 35 cm hoger dan in de W-scenarios.(http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/aanvullend/DC/ index.php ). 3.3 Bodemdaling In het projectgebied speelt bodemdaling door aardgaswinning, veenoxydatie en klink. De daling van de primaire waterkering door de aardgaswinning zal tot 2050 nog ongeveer 0-15 cm bedragen (Statusrapport NAM 2010). Deze daling is het grootst tussen Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard. Bodemdaling als gevolg van veenoxydatie en klink zal tot 2050 maximaal 10 cm bedragen (Schetsboek Klimaateffecten; Deltares, 2008). De totale daling van de primaire kering kan hierdoor variren tussen 0 en 25 cm. Door de bodemdaling stijgt de zeespiegel extra t.o.v. de kruin van de zeedijken (zie figuur 5). De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in de W-scenarios maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa een meter in 2100. Indien we uitgaan van de zeespiegelstijging die door de Deltacommissie wordt aangehouden liggen deze getallen 35 cm hoger. Hierbij is geen rekening gehouden met een eventuele stijging van de te verwachten hoogte van de golfslag. Figuur 5. Absolute en relatieve zeespiegelstijging. 12 3.4 Kustveiligheid Kustveiligheid is van onbetwist belang en dient te allen tijde te worden gewaarborgd. Het voldoen hieraan kan door in te zetten op: een traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de dijk) of een verbrede kustverdediging die robuuster en flexibeler is en die meer kansen biedt aan meekoppeling van andere functies (zie kader). In de volgende paragrafen worden mogelijkheden voor traditionele en verbrede kustverdediging naast elkaar gezet. Dit betekent dat er nog geen keuze of voorkeur voor n van de alternatieven wordt uitgesproken. Hiervoor is eerst verdere onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een vergelijking van de voor- en nadelen en de kosten en baten van de beschreven alternatieven. 3.4.1 Adaptieve kustverdediging: robuustheid en flexibiliteit Bij het ontwerpen van de alternatieven is rekening gehouden met de duurzame veiligheid, waarbij de robuustheid en de flexibiliteit van belang zijn. Robuust wil zeggen dat het systeem bestand is tegen extreme gebeurtenissen en voldoet voor verschillende toekomstige ontwikkelingen. De robuustheid van een verbrede kustverdediging is een gevolg van de toepassing van een dubbele kering en de breedte van de verdedigingszone. Bij een verbrede kustverdediging heeft de eerste dijk een golfdempende werking. Voor dijken is de energie die gepaard gaat met een golfaanval de voornaamste oorzaak van een dijkdoorbraak. De 2e dijk heeft een kerende werking en kan worden aangelegd met een lagere kruinhoogte en een flauwer talud. Het eventueel verhogen van ComCoast (Combined Functions in Coastal Defence Zones) is een Europees project, waarin onderzoek is gedaan naar brede waterkeringen die overslag- of doorbraakbestendig zijn. Met het oog op versnelde zeespiegelstijging door klimaatverandering, zijn via een aantal pilots verschillende mogelijke toepassingen verkend van veilige en aantrekkelijke manieren van kustbeheer (www.comcoast.org). Voorbeelden van ComCoast-oplossingen zijn: golfoverslagbestendige dijken; verbetering van de golfreducerende werking van de vooroever; de aanleg van kwelders met getijbeweging in de primaire zeewering door gebruik van in- en uitlaatwerken of door binnendijks verleggen van de zeewering. Op deze manier is er ook ruimte voor natuur, nieuwe vormen van landbouw, recreatie, meegroeiende kustverdediging. Voor de haalbaarheid van deze nieuwe mogelijkheden is veel aandacht nodig voor communicatie, stakeholderoverleg, draagvlak en governance. 13 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 het veiligheidsniveau van 1 keer per 4000 naar 1 keer per 10000 jaar is hierdoor relatief makkelijk te realiseren doordat deze 2e dijk minder hoeft te worden verhoogd dan bij een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Als laatste versterkt een verbrede kustverdediging het kustfundament, waardoor het beter bestand is tegen extreme gebeurtenissen. Flexibiliteit Flexibel houdt in dat het systeem zich aanpast of eenvoudig is aan te passen aan wijzigende omstandigheden. In een verbrede kustverdediging wordt gebruik gemaakt van het natuurlijke proces van sedimentatie van slib en zand. Hierdoor kan de kustzone meegroeien met de zeespiegelstijging. Dit kan niet bij een traditionele enkellijns dijk. Daarnaast is er ook flexibiliteit t.a.v. aanpassen van het veiligheidsniveau indien gewenst. In een verbrede kustverdediging is dit eenvoudiger te bereiken dan in een enkellijns traditionele kustverdediging. Dit betekent ook lagere kosten voor onderhoud en aanpassing aan toekomstige ontwikkelingen. Overstromingsrisicobenadering Tot voor kort zijn de veiligheidsnormen gebaseerd op de kans dat een dijk het zou begeven. Tegenwoordig zoals verwoord in de voorbereidingen op het Deltaplan 2015 wil men uitgaan van overstromingsrisicos en het aantal slachtoffers als gevolg van deze overstroming. De risicobenadering is gebaseerd op een meerlaagsveiligheid. Dat bestaat uit preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbestrijding. In een traditionele kustverdediging ligt de nadruk vooral op de preventieve kant (beperken van de kans op doorbraak). In een verbrede kustverdediging ligt de nadruk op preventie en gevolgbeperking (bijv. slaperdijken of comcoast-concepten). Nadeel is het verlies van belangrijk pootaardappelgebied waarvan het exacte oppervlak en de baten ook bepaald zullen moeten worden (nota ruimtelijke inrichting en waterveiligheid 2011). 3.4.2 Kustveiligheid en het Deltadeelprogramma Wadden Het Deltadeelprogramma Wadden heeft als doel het ontwikkelen van een integrale aanpak voor de veiligheid van de kust van de Waddeneilanden en het vasteland. De insteek is om waterveiligheid te integreren met natuur en recreatie en duurzame economische activiteiten. Het Deltaprogramma wil nagaan op welke wijze we de klimaatveranderingen vr kunnen blijven. Hierbij wordt aangemoedigd om nieuwe strategien te ontwikkelen die een mogelijk alternatief kunnen vormen voor de huidige traditionele dijkversterkingen op locaties waar dit ook goed kan. Hierbij kan worden gedacht aan het meer benutten van natuurlijke processen (natuurlijke sedimentatie met ophoging van het land (de dijk) door mosselbanken, zeegrasvelden, kweldervorming) en een meer innovatieve en multifunctionele kustversterking met goede koppelkansen voor de natuur- en recreatiefunctie. In de Kustvisie van de provincie Groningen (2008) wordt zoveel mogelijk gestreefd naar multifunctionele kustverdediging, zij het dat hierin zeer nadrukkelijk de voorkeur wordt uitgesproken voor zeewaartse verbreding. Op locaties waar dit moeilijk is wordt gepleit voor het inzetten op traditionele kustverdediging door het verhogen en verbreden van de huidige primaire waterkering. Adaptieve kustverdediging in de Eemsdelta dient zo goed mogelijk op bovenstaande uitdagingen in te spelen, door: optimale meekoppelingen van meerdere functies, ingebed in een totaalontwikkelingsconcept; 14 15 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 een adaptief versterkingsconcept dat rekening houdt met afwijkende klimaatscenarios; oplossingen die bijdragen aan het tegengaan van de verslechterende omstandigheden (herstel gulden snede, het evenwicht tussen de getijwerking en de lengte, breedte en diepte van het estuarium, verbetering waterkwaliteit, invang slib, herstel zout-zoetovergangen); oplossingen die zo natuurlijk mogelijk zijn en zo mogelijk zelf meegroeien met de zeespiegelrijzing. 3.5 Kustverdediging in de Eemsdelta Delen van de zeekeringen in Groningen zijn afgekeurd in de derde toetsingsronde en voldoen op dit moment niet aan de daarin gestelde norm. De directe veiligheidsopgave ligt dus in het versterken van de huidige keringen tot de huidige veiligheidsnorm (1 keer per 4.000 jaar). Deze veiligheidsnorm is onder meer afhankelijk van de economische functies die achter de dijk liggen. Daarom is in het Westen van het land de veiligheidsnorm hoger (1 keer per 10.000 jaar). Door het toenemend belang van de Eemshaven (25-30% van de Nederlandse energieproductie) en Delfzijl (20% van de Nederlandse chemie), de aanwezigheid van de gasvelden en (toekomstige) gasrotonde neemt het economisch belang achter de dijken wel toe. Volgens de laatste informatie uit het Deltadeelprogramma Wadden zal dit (nog) niet leiden tot een verscherping van de veiligheidsnormen voor de Groningse dijken naar 1 keer per 10.000 jaar. Specifiek voor de Eems-Dollard is de onbalans in de gulden snede van het estuarium, dat is het evenwicht tussen het getij en de lengte, breedte en diepte van het estuarium. Daardoor neemt het verschil tussen eb en vloed (de getijslag) steeds verder toe, vooral in de Dollard, achterin het estuarium. Een belangrijke driver hiervoor is de diepe en relatief rechte toegang naar het estuarium en de afname van intergetijdegebied. Verder heeft het water in de Ems in Duitsland een hoge slibvracht met steeds toenemende slibdepositie, wat vooral wordt toegeschreven aan de sterke getij-asymmetrie (Winterwerp in Ocean Dynamics, 2011). In het project IKE onderscheiden we vijf verschillende kustzones op basis van specifieke gebiedskenmerken: 1. Westelijk van de Eemshaven (Noordpolderzijl - Eemshaven) 2. Eemshaven (hotspot) 3. Eemshaven - Delfzijl 4. Delfzijl (hotspot) 5. Dollardkust (Delfzijl - Nieuwe Statenzijl) Voor deze gebieden worden zoveel mogelijk alternatieven beschreven die uitgaan van enerzijds een traditionele kustverdediging en anderzijds een multifunctionele kustverdediging. 16 Figuur 6. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 7 Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020) 17 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.6 Westelijk van de Eemshaven 3.6.1 Gebiedskenmerken en opgave Dit kustgedeelte ligt relatief beschut achter de ondiepe Waddenzee met zandplanten. Kenmerkend voor het dijkgedeelte van Lauwersmeer tot en met Eemshaven is de aanwezigheid van slaperdijken. Deze kunnen een gunstige rol spelen bij het verminderen van overstromingsrisicos. De slaperdijken langs dit traject zijn in het algemeen voldoende hoog en stabiel (dit in tegenstelling tot die langs de Dollard, Royal Haskoning, 2011). Het land achter de dijk ligt hoger (oude kwelderwallen) en is een belangrijk landbouwgebied. Het gedeelte tussen het Lauwersmeer en de Eemshaven voldoet thans nagenoeg aan de veiligheidseisen. Alleen van een klein stuk dijk nabij de Eemshaven voldoet de buitenbekleding niet (slechts 800 m). Daarnaast voldoet de stabiliteit van de bekleding over het grootste deel van dit dijktraject net aan de norm. De opgave voor dit kustgedeelte is voor de korte termijn het herstel van de buitenbekleding en bij verdergaande zeespiegelrijzing versterking van de gehele bekleding. Bij voortgaande zeespiegelstijging zal de dijk aangepast moeten worden. Dit kan zowel op een traditionele manier als met verbrede kustverdediging. Specifiek voor dit gebied is dat de slaperdijken een rol kunnen spelen bij het realiseren van de kustveiligheid. Hiertoe zullen coupures, doorgangen en kunstwerken goed afsluitbaar moeten worden gemaakt. Innovatiemogelijkheden richten zich hier op het toepassen van een innovatieve dijkbekleding of op het voorkmen van versterking van de bekleding. Ten aanzien van dat laatste kan een verdergaande kwelder/voorlandversterking dienstig zijn. 3.6.2 Maatregelen traditionele kustverdediging westelijk van de Eemshaven Periode 2012-2020 (figuur 6) De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt moeten worden om te voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Het kustfundament zou hier verder versterkt kunnen worden door ontwikkeling van het voorland (kwelders en biobouwers). Periode na 2020 (figuur 7) In de periode na 2020 kan dan worden ingezet om de huidige primaire kering verder te verhogen zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. 18 Figuur 8. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 9. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030) 19 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.6.3 Maatregelen verbrede kustverdediging westelijk van de Eemshaven In dit deel wordt ingezet op een verbrede kustverdediging met een combinatie van zowel een zeewaartse als een landwaartse verbreding. Ook alln een zeewaartse kustverdediging is mogelijk als uit het maatschappelijke debat blijkt dat dit wenselijk is. In deze kustzone kan de huidige kustverdediging van groene zeedijken grotendeels gehandhaafd blijven. De maatregelen worden gefaseerd uitgevoerd en kunnen zodoende worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende klimaatverandering. Periode 2012-2020 (figuur 8) De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt moeten worden om weer te voldoen aan de toetsingsnormen. In dezelfde periode wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en nieuw te vormen kwelders voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de dijk. Daarnaast worden de coupures, doorgangen en kunstwerken voorzien van afsluitwerken. Periode 2020-2030 (figuur 9) In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk wordt opgevangen. 20 Figuur 10. Verbrede kustverdediging (2030-2050) Figuur 11. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050) 21 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Belangrijk is om te constateren dat het verbrede kustverdedigingsconcept een robuust maar ook flexibel concept is dat in dit deel nog op verschillende manieren kan worden ingevuld. De keuze wordt bepaald door de keuze voor de locatie van de primaire waterkering en het wel of niet toepassen van het concept van verbrede kustverdediging en de richting hiervan. Dit is pas echt aan de orde richting 2020. Het is belangrijk dat in de tijd tussen nu en 2020 geen maatregelen worden getroffen die ertoe leiden dat een van de twee kustverdedigingsconcepten niet meer kan worden toegepast. De tussentijd kan gebruikt worden om de huidige dijk op orde te brengen en nader onderzoek te doen naar de technische aspecten (kustverdediging, klimaatscenarios, meekoppelkansen voor natuur, landbouw en recreatie), inrichtingsvarianten, de voor- en nadelen, de kosten en baten maar zeker ook naar de wijze waarop de verschillende belangen in het gebied het beste kunnen worden gediend. Periode na 2030 (figuur 10 en 11) In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt (via inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en worden intergetijdegebieden en zoet-zoutovergangen gecreerd. De voormalige slaperdijk wordt nu uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied achter de nieuwe primaire kering een zoetwatergebied worden aangelegd dat zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen die tijd in dit gebied groot zal zijn. Deze maatregelen vergroten zo gelijktijdig de veiligheid en maken het mogelijk om natuur verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten. We zijn ons ervan bewust dat bij de verbrede kustverdediging de zeewaartse kustverdediging mogelijk op gespannen voet staat met de Natura2000- doelstellingen die gelden voor de Waddenzee. Tegelijkertijd geldt ook dat het creren van een intergetijdegebied op gespannen voet staat met de landbouwbelangen in dit gebied. 22 23 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.7 Eemshaven Delfzijl 3.7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave De veiligheid van dit gebied wordt gewaarborgd door een enkele primaire kering. Slaperdijken ontbreken in dit deel van het kustgebied. De gevolgen van een eventuele dijkdoorbraak zijn groot. Het zeewater kan doordringen tot aan de gaswinningslocaties en de stad Groningen. Achter de dijk liggen rijke landbouwgronden met belangrijke pootaardappelgebieden met een hoge economische waarde. Tevens loopt hier de belangrijke verbindingsweg N33 tussen de Eemshaven en Delfzijl-Veendam-Assen en liggen grotere kernen zoals Spijk en Holwierde. De kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl grenst aan het Eems-estuarium dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan ruimte om op natuurlijke wijze te kunnen functioneren. Het dijktraject ligt vrij onbeschut, zodat zwaardere golfwerking, ook al is die niet frontaal bij noordelijke wind, hier sterk kan doorwerken. Daarnaast speelt in dit gebied achter de huidige primaire waterkering een relatief sterke bodemdaling die de relatieve zeespiegelstijging nog vergroot. De huidige dijk voldoet op veel plaatsen niet aan de normering. Dit geldt voor het buitentalud maar ook voor de macrostabiliteit van de dijk aan de binnenzijde. Klimaatverandering zal hier doorwerken in een hogere zeespiegel (met daarbij opgeteld de bodemdaling) en mogelijk tot een zwaardere golfbelasting. De laatste inzichten voor het Waddengebied laten zien dat de aanzanding (plaatvorming) in dit deel van de Waddenzee sneller gaat dan de zeespiegelstij- ging. Dit zou betekenen dat de golfbelasting minder snel toeneemt of mogelijk zelfs afneemt. Het versterken van dit dijkgedeelte tot het huidige vereiste beschermingsniveau zal veel inspanning en geld kosten, laat staan het versterken van de dijk in anticipatie op klimaatverandering. Het ligt dus voor de hand om hier kritisch naar te kijken en in de geest van het Delta-programma te overwegen een alternatieve en meer integrale kustbescherming te realiseren. Voor het gebied zijn thans geen grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Het gebied is relatief leeg en heeft daarmee in principe ruimte voor een brede waterkerende zone (volgens het ComCoast-principe), in plaats van de huidige enkellijns-verdediging. Hiermee is ook de veiligheid sterk gebaat (zie bijvoorbeeld de Comcoast-Breebaart studie). Het is dus een uitdaging om, naast het duurzaam realiseren van veiligheid, ook optimaal recht te doen aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium. Voor dit deel van de kustzone zijn verschillende varianten ontwikkeld: een harde traditionele kustverdediging en een innovatieve brede kustverdediging (zowel zee- als landwaarts). In beide varianten geldt dat de veiligheidsnormen behaald kunnen worden. Deze maatregelen kunnen gefaseerd worden uitgevoerd. Hierdoor kan optimaal geanticipeerd worden op de optredende klimaatveranderingen en andere relevante ruimtelijke ontwikkelingen. 24 Figuur 12. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 13 Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030) 25 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.7.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Eemshaven - Delfzijl Periode 2012-2020 (figuur 12) De eerste fase van 2012 tot 2020 is zowel voor de traditionele als de verbrede kustverdedigingsvariant gelijk en begint met het versterken van de primaire waterkering (voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd kunnen de vooroevers bij de bestaande zeedijk worden ontwikkeld, gebruik makend van baggerspecie uit de vaargeulen. Dit verstevigt de basis van de zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van Watum loopt. Tevens kan dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet verbeterd of aangelegd worden. De keuze voor een traditionele of verbrede variant kan later gemaakt worden, afhankelijk van de dan geldende inzichten t.a.v. klimaatverandering en kustveiligheid. Periode na 2020 (figuur 13 en 14) In de traditionele variant kan de N33 mogelijk als slaperdijk gebruikt worden, achter de verhoogde en versterkte primaire waterkering. Het nadeel is dat er een vrij groot gebied ligt tussen de primaire kering en de slaperdijk waardoor bij een overstroming de relatief grote strijklengte van de wind tot een sterke golfslag op de slaperdijk kan leiden. Hierdoor zou de slaperdijk verder moeten worden verhoogd. Een ander punt is dat belangrijke plaatsen als Spijk en Holwierde onder water kunnen lopen of omdijkt moeten worden. Een ander traject van een slaperdijk zou dan ook wenselijk zijn. Figuur 14. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2030) 26 Figuur 15. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 16. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030) 27 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.7.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Eemshaven - Delfzijl Een gefaseerde opwaardering van de huidige kering in combinatie met een verbreding van de kustverdediging (zowel zeewaarts als landwaarts). Hierdoor krijgt de Eems meer ruimte om als een gezonde rivier te gaan functioneren. Dit betekent een verbetering van de veiligheid, ecologisch herstel en minder baggerwerk, maar ook verlies van (hoogwaardig) landbouwareaal. De keuze hiervoor zal zeer gedegen onderbouwd moeten worden door technische studies van verschillende inrichtingsvarianten (zie ook bijlage 2, kosten-batenanalyses en intensieve communicatie met de bewoners en stakeholders uit de regio. Ook hier is het de vraag in hoeverre de voorlandontwikkeling bijdraagt aan de realisatie van de Natura2000-doelen en het functioneren van de Eems-estuarium in zijn algemeenheid. Ook zal nader ingegaan moeten worden op de mate waarin de landbouwbelangen geschaad worden door het landwaarts creren van de intergetijdegebieden. Deze aspecten zullen zeker ter sprake moeten komen in bovenvermelde onderzoeken en/of in het pilotproject voor de kustverdediging. Periode 2012-2020 (figuur 15) De eerste fase van 2012 tot 2020 is gelijk aan de traditionele variant en begint met het versterken van de primaire waterkering (voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd kunnen de vooroevers bij de bestaande zeedijk worden ontwikkeld, gebruik makend van baggerspecie uit de vaargeulen. Dit verstevigt de basis van de zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van Watum loopt. Tevens kan dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet verbeterd of aangelegd worden. Periode 2020-2030 (figuur 16) In de volgende fase van 2020 tot 2030 wordt de primaire kering overslagbestendig gemaakt. Tevens wordt begonnen met de aanleg van een tweede dijk achter de primaire kering, de slaperdijk. Het tussenliggende gebied kan op termijn als intergetijdegebied ingericht worden. Een breedte van gemiddeld 500 meter is voldoende voor een goede werking als intergetijdegebied. De tweede dijk wordt zodanig ontworpen dat er zo weinig mogelijk: infrastructuur en woningen worden aangetast landbouwgrond verloren gaat essentile assets (bijvoorbeeld gaswinningstation) in het intergetijdegebied terecht komen bestaande landschappelijke/cultuurhistorische structuren worden aangetast 28 Figuur 17. Verbrede kustverdediging (2030 - 2040) Figuur 18. Verbrede kustverdediging (na 2040) 29 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Periode 2030-2040 (figuur 17) In de derde fase van 2030 tot 2040 wordt er een start gemaakt met de aanleg van een intergetijdegebied. Dit kan in verschillende vormen, zoals in de polder Breebaart via een duiker of door de aanleg van afsluitbare inlaten in de huidige primaire kering. De tweede dijk wordt versterkt maar is nog beperkt waterkerend. Door de voorlandversterking hoeft deze toekomstige primaire waterkering minder hoog aangelegd te worden dan wanneer er sprake is van een enkelvoudige waterkering. Dit kan vanwege het ontbreken van golfaanval op deze tweede dijk. Periode na 2040 (figuur 18) In de fase vanaf 2040 wordt de tweede dijk opgewaardeerd tot primaire waterkering. De overslagbestendige dijk kan nu doorlatend worden uitgevoerd. Hierdoor ontstaan voor vissen meerdere ingangen. Indien dit gekoppeld wordt aan de afwatering van zoetwater ontstaan nieuwe zoet-zoutovergangen in een intergetijdegebied met gedempt tij. Een eerste vergelijking tussen een traditionele kustverdediging en verbrede kustverdediging tussen Eemshaven en Delfzijl Een verbrede kustverdediging (dubbellijns) in de kustzone tussen Eemshaven en Delfzijl is duurder dan een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Dit heeft vooral te maken met het feit dat er meer grondoppervlak nodig is om een brede waterkerende zone krijgen. Daar staat tegen over dat een verbrede kustverdediging een aantal voordelen kent die een traditionele kustverdediging niet kent.
De voordelen van de verbrede kustverdedigingsvariant zijn: duurzame veiligheid door een robuuste en flexibele kustverdediging; de ontwikkeling van een volwaardig intergetijdegebied (ca. 500ha); groene en aantrekkelijke bufferzone (natuur, recreatie, bijzondere woonvormen, aangepaste landbouw, ontwikkeling kennis van nieuwe kustverdedigingsconcepten (ex-portartikel) tussen de industrile gebieden van Eemshaven en Delfzijl (contramal); goede mogelijkheden om zoetwaterbekkens te combineren met zoet- zoutovergangen en als buffer tegen de zoute kwel; In deze vergelijking is geen rekening gehouden met de baten. Een goed uitgevoerde MKBA voor twee inrichtingsvarianten zal meer inzicht verschaffen en helpen om een duidelijke keuze te kunnen maken. Nadeel is het verlies van areaal in een belangrijk pootgoedaardappelgebied waarvan het exacte oppervlak en kosten en baten nader bepaald moeten worden. 30 Figuur 19. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 20. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020) 31 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.8 Dollardkust (Oldambt) 3.8.1 Gebiedsbeschrijving en opgave In dit gebied zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld als in het noordelijk deel van Groningen. Het achterland is eveneens rijke landbouwgrond waarop veelal graan wordt verbouwd. De getijwerking is in dit gebied het grootst. Daarom is een landwaartse kust-verdediging hier meer voor de hand liggend om het Eems-Dollard-estuarium weer meer ruimte te kunnen geven, hetgeen bij zal dragen aan de afname van de troebelheid van het estuarium. De huidige zeewering voldoet op dit moment nagenoeg aan de veiligheidsnormen van de derde toetsingsronde. 3.8.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Dollardkust Periode 2012-2020 (figuur 19) De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden om te voldoen aan de veiligheidsnormen van de toetsingsronde. Periode 2012-2020 (figuur 19) In de periode na 2020 kan dan worden ingezet op verdere verhoging van de huidige primaire kering zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Het landgebruik blijft zowel aan de land- als zeezijde hetzelfde. 3.8.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Dollardkust In dit deel wordt ingezet op een landwaarts verbrede kustverdediging. Hier kan de huidige kustverdediging van groene zeedijken grotendeels gehandhaafd blijven. De maatregelen wor-den gefaseerd uitgevoerd en kunnen zodoende worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende klimaatverandering. Periode 2012-2020 (figuur 21) De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en zal alleen op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden om zo te voldoen aan de toetsingsnormen. Waar nodig worden de slaperdijken versterkt en coupures en doorgangen afsluitbaar gemaakt. In dezelfde periode wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en nieuw te vormen vooroever (kwelders) voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de dijk. Daarnaast kan ingezet worden op het vergroten van de capaciteit van de natuurlijke wateren Westerwoldse Aa en Termunterzijldiep en kunnen de huidige zoet-zoutovergangen met vispassages op deze locaties verbeterd worden (bestaand beleid). Periode 2020-2030 (figuur 22) In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk opgevangen kan worden. 32 Figuur 21. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 22. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030) Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050) 33 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Periode na 2030 (figuur 23 en 24) In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt (via inlaatwerken en duikers zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en worden intergetijdegebieden gecreerd. De voormalige slaperdijk wordt nu uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied achter de nieuwe primaire kering een zoetwatergebied (Reiderwolderpolder)worden aangelegd dat zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen die tijd in dit gebied groot kan zijn. Deze maatregelen vergroten de veiligheid en dragen tevens bij aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium. Tegelijkertijd kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten. Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050) Figuur 24. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050) 34 35 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 3.9 Stormvloedkering in de Eems: De Menkemadam De plannenmaker Aaldrik Menkema, afkomstig uit de regio, heeft een totaalplan ontwikkeld voor de Eemsdelta. Hierin verbindt een stormvloedkering, de Menkemadam geheten (zie figuur 25), Emden in Duitsland met de Eemshaven in Nederland. In het kader van de klimaatverandering zou de aanleg van de Menkemadam de verhoging en/of verbreding van 60 km zeedijk kunnen voorkomen. De Menkemadam heeft een aantal voordelen zoals het verkorten van de kustlijn en een snelle verbinding tussen Nederland en Duitsland. Andere mogelijke voordelen zijn het toelaten van een gedempt tij waardoor er minder slib in het Eems-Dollard-estuarium in beweging komt. Dit kan een positieve bijdrage leveren aan het herstel van het leven in de Eems-Dollard. Het chemiepark Delfzijl komt achter een stormvloedkering te liggen en heeft hierdoor minder last van hoogwater bij noorder- en noordwesterstorm. Ook Delfzijl zelf komt achter de stormvloedkering te liggen waardoor ook daar een minder hoge dijk nodig is. Een nadeel is dat een van de laatste open estuaria van Europa wordt afgesloten, wat mogelijk strijdig is met de natuurdoelstellingen volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000). Ook voor de scheepvaart is het estuarium minder goed toegankelijk vanwege de aanwezigheid van sluizen en een minder diepe vaargeul. Voor een goede beschouwing is het nodig om het plan verder op zijn waarde te onderzoeken, dit zal gebeuren in het kader van het Programma voor een Rijke Waddenzee Figuur 25. Stormvloedkering de Menkemadam 36 37 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening 4.1 Watertekort en wateraanvoer In het projectgebied zijn verschillende functies die zoetwater nodig hebben. Zo heeft de scheepvaart voldoende zoetwater in de kanalen nodig om te kunnen varen. De landbouw heeft zoetwater nodig voor beregening en er is zoetwater nodig om verzilting van het zoete oppervlaktewater tegen te gaan. Uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland (2011) blijkt dat Noord-Nederland nagenoeg ieder jaar te maken heeft met een neerslagtekort in het voorjaar en de zomer. Er verdampt meer zoetwater dan er aan regen valt. Dit betekent dat zoetwater naar de Eemsdelta moet worden aangevoerd om de gewenste functies daar te kunnen handhaven. Dit zoetwater komt vanuit het IJsselmeer en wordt via de Friese boezem en Gaarkeuken naar Groningen en Drenthe aangevoerd (zie figuur 26). De huidige waterinfrastructuur is zodanig dat er maximaal 24 m3/s via Gaarkeuken doorgevoerd kan worden. Hiervan gaat circa 20 m3/s door naar het beheergebied van het waterschap Hunze & Aas (groot deel naar de Veenkolonin) en circa 4 m3/s is bestemd voor het deel van de provincie Groningen boven het Eemskanaal (waterschap Noorderzijlvest). Deze verdeling van zoetwater is vastgelegd in zgn. waterakkoorden. Figuur 26. Zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem bij een Rijnaanvoer van 1200 m3/sec (bron: deltadeelprogramma zoetwater) 38 De exacte zoetwatervraag in Noord-Nederland wordt nader bepaald in het kader van het Deltadeelprogramma Zoetwater. De resultaten worden in 2014 verwacht 4.1.2 Zoetwatervraag en economische ontwikkelingen Naast een toename in de watervraag t.g.v. klimaatverandering wordt ook een toename van de watervraag verwacht vanwege de ontwikkeling van de industrie in het projectgebied. Dat betreft vooral de Eemshaven. In de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland is de verwachting opgenomen dat deze economische ontwikkeling leidt tot een toename van de watervraag in de Eemshaven en Delfzijl naar totaal 10 tot 15 miljoen m3/jaar. Ook in de landbouw wordt door het overschakelen op intensieve teelten een (onbekende) toename van de watervraag verwacht. Overigens kunnen industrie en landbouw ook een minder sterke toename of zelfs een afname van de watervraag laten zien als door deze sectoren meer wordt ingezet op waterbesparing en -hergebruik, alternatieve beregeningsmethoden of hitte- en zouttolerante gewassen. 4.1.3 Watervraag en waterbeschikbaarheid in balans ? Het is onduidelijk in hoeverre een toenemende zoetwatervraag vanwege de economische ontwikkelingen en een eventueel afnemend aanbod van zoetwater door de klimaatverandering kunnen worden opgevangen. Indien niet aan de watervraag van een bepaalde functie in het gebied kan worden voldaan is sprake van een potentieel knelpunt. Of er dan ook daadwerkelijk sprake is van een knelpunt is afhankelijk van de plaats van die functie in de zogeheten verdringingsreeks. Op basis van deze verdringingsreeks wordt het beschikbare zoetwater verdeeld over de verschillende functies. 4.1.1 Zoetwatervraag en klimaatverandering Als gevolg van klimaatverandering zal de vraag naar zoetwater vanwege toenemende verdamping en het stijgen van de zeespiegel (toename verzilting) kunnen veranderen. Daardoor kan de vraag naar IJsselmeerwater toenemen. Niet alleen vanuit het Noorden is er een zoet-watervraag aan het IJsselmeer maar ook vanuit andere delen van het land. Bepalend voor het vullen van het IJsselmeer is het zomerhalfjaar (veel verdamping, weinig aanvoer).
In de klimaatscenarios G en W (zie paragraaf 2.1.1) verschilt de verhouding tussen neerslag en verdamping nauwelijks van het huidige klimaat. De toename van de verdamping wordt vrijwel volledig gecompenseerd door een verwachte toename van de neerslag in de zomer. Dat wil zeggen dat het in de zomer gemiddeld nauwelijks droger wordt. Het wordt wel natter in de winter. Dit kan mogelijkheden bieden voor het vasthouden en bergen van water. In scenario G+ en W+ wordt het s zomers door de veranderingen in de luchtstroming (meer oostenwinden) daarentegen gemiddeld aanzienlijk droger. Het regent minder (10-19%) en er verdampt meer (8-15%), waardoor het gemiddelde neerslagtekort in de zomer flink toeneemt (18-34%). Voor de verwachte rivierafvoeren geldt iets vergelijkbaars. In scenario G blijven de maandgemiddelde zomerafvoeren van de grote rivieren - Rijn en Maas - nagenoeg gelijk. In scenario W+ nemen de rivierafvoeren in de zomer sterk af. Er zal dan vaker laagwater op de rivieren zijn, weinig aanvulling van het IJsselmeer en weinig waterafvoer door de Nieuwe Waterweg. De druk op het IJsselmeerwater is in het W+-scenario het grootst en in het G-scenario gelijk aan de huidige situatie (Syntheserapport Deltadeelprogramma Zoetwater, 2011) . 39 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Categorie 1 Veiligheid en voorkomen van ononmkeerbare schade 1. stabiliteit van waterkeringen 2. klink en zetting (veen en hoogveen) 3. natuur (gebonden aan bodemgesteldheid)
gaat voor Categorie 2 Nutsvoorzieningen 1. drinkwatervoorzieningen 2. energievoorziening
gaat voor Categorie 3 Kleinschalig hoogwaardig gebruikt 1. tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen 2. proceswater
gaat voor Categorie 4 Overige belangen (economische maatschappelijke afweging) scheepvaart landbouw natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt) industrie waterrecreatie binnenvisserij overige functie Figuur 27. De landelijke verdringingsreeks In knelpuntsituaties is het de vraag in hoeverre de regio zelf kan bijdragen aan het verminderen van de zoetwaterbehoefte en het vergroten van het regionale aanbod van zoetwater. Indien het tekort aan zoetwater niet kan worden aangevuld rest niets anders dan dit (tijdelijk) te accepteren en zich hierop aan te passen. Dat is nu in droge perioden ook al het geval. Door de economische ontwikkelingen en mogelijk ook door de klimaatverandering zullen dergelijke situaties in de toekomst echter steeds vaker voor kunnen komen. 4.2 Eemsdelta zelfvoorzienend voor zoetwater? Voor de aanvoer van water is het projectgebied vrijwel volledig afhankelijk van het IJsselmeer. Om een inschatting te kunnen maken of de Eemsdelta zelfvoorzienend kan zijn voor de zoetwaterbehoefte is uitgegaan van de getallen uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011. Uit deze studie blijkt dat de doorvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is. In het projectgebied betekent dit dat er watertekorten ontstaan voor de doorspoeling van het Eemskanaal, via gemaal Rozema en de sluis te Nieuwe Statenzijl. Daarnaast wordt in deze studie ook gesproken over tekort aan bodemvocht voor de landbouw t.g.v. lagere grondwaterstanden in droge periodes. Dit wordt nu buiten beschouwing gelaten aangezien het bodemvochttekort in het projectgebied beperkt is t.o.v. de rest van Noord-Nederland (zoals de Veenkolonin). De exacte getallen moeten komen uit de nadere onderzoeken die in het kader van het Deltadeelprogramma Zoetwater worden uitgevoerd (zoals de Veenkolonin). 40 5.2.1 Knelpunt zoetwatertekort huidige situatie en 2050 Afname wateraanbod klimaatverandering In de huidige situatie bevat het IJsselmeer genoeg water om het Noorden van voldoende zoetwater te voorzien in een extreem droog jaar (1976 als referentie). Echter doordat de aanvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is kan het watertekort niet (volledig) worden aangevuld vanuit het IJsselmeer. In de huidige situatie doet een dergelijk scenario zich eens in de 60 jaar voor, de verwachting is dat dit in het W+-scenario eens in de 10 jaar zal zijn (bron: Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011). Het watertekort (zie tabel 2) in een extreem droog jaar bedraagt in de huidige situatie totaal circa 3,5 miljoen m3 over een periode van 20 dagen. Een groot deel van het aangevoerde water gaat naar de Veenkolonin. We schatten dat circa 10% naar de Eemsdelta gaat, dus dan is het tekort daar circa 0,35 miljoen m3 over die periode (mondelinge communicatie met waterschap Noorderzijlvest en Hunze & Aas). In het W+-scenario wordt volgens de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland in een extreem droog 2050 een tekort van totaal circa 28 miljoen m3 over een periode van 10 dagen en van totaal circa 35 miljoen m3 over de maanden juli en augustus (62 dagen) verwacht. Het totale tekort voor de Eemsdelta is dan circa 3,5 miljoen m3 over juli en augustus. Een aanzienlijke toename t.o.v. de huidige situatie dus. Dit watertekort heeft betrekking op doorspoeling en peilhandhaving van het oppervlaktewatersysteem, beregening voor de landbouw en andere onttrekkingen uit het oppervlaktewater. scenario m3/s periode (dagen) totaal m3 watertekort projectgebied m3 (10%) Huidig 2 20 3.456.000 345.600 Decade 32 10 27.648.000 2.764.800 juli t/m aug 7 62 34.819.200 3.481.920 Tabel 2. Watertekort in huidige situatie en 2050 voor het W+-scenario in een extreem droog jaar (referentiejaar 1976 ). Watervraag industrie Vanwege de economische ontwikkeling in m.n. de Eemshaven wordt een toekomstige watervraag (proceswater) verwacht van circa 600 tot 1600 m3/ uur (studie North Water, 2009). Dit komt overeen met circa 5 tot 15 miljoen m3 per jaar. In de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland wordt uitgegaan van circa 10 tot 15 miljoen m3 per jaar. In de maanden juli en augustus bedraagt de vraag naar industriewater dan circa 1 tot 2,5 miljoen m3. Totale toename watervraag Als we de toename van de watervraag voor de industrie (1 tot 2,5 miljoen m3) optellen bij de afname van het wateraanbod door klimaatverandering volgens het scenario W+ (3,5 miljoen m3) dan bedraagt de toename van de zoetwaterbehoefte over juli en augustus in een extreem droog 2050 totaal maximaal 4,5 tot 6 miljoen m3. Klimaatscenario Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm 3 ) Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3 W 0 1-2,5 1-2,5 W+ 3,5 1-2,5 4,5-6 Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario 41 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 In de andere klimaatscenarios zal de toename van het watertekort kleiner zijn. In scenario G+ is de som van de toename van de verdamping en de afname van de neerslag in de zomer de helft van die in het scenario W+. De toename van het watertekort zal dan ook ongeveer de helft zijn. In scenario G en W neemt het huidige watertekort door de klimaatverandering echter nauwelijks toe. Tabel 3 geeft een overzicht van de verwachte toename van het zoetwatertekort in de Eemsdelta. De conclusie is dat het huidige watertekort in de scenarios met toename van de oostenwinden (G+ en W+) in de Eemsdelta aanzienlijk zal toenemen door de klimaatverandering. De toename door de ontwikkeling van de industrie ligt in dezelfde orde van grootte. Deze watertekorten kunnen in de huidige omstandigheden niet geleverd worden vanuit het IJsselmeer. Dit betekent dat - bij behoud van de huidige functies - zoetwater uit andere bronnen in het projectgebied of een zeer nabij gelegen gebied moet worden aangevoerd. 4.2.2 Klimaatadaptatiemaatregelen voor zoetwaterbeschikbaarheid Om het zoetwatertekort in een extreem droog 2050 in het W+-scenario te kunnen overbruggen is gekeken welke maatregelen en bronnen ingezet kunnen worden, mede gelet op duurzaamheid. Waar mogelijk kan het zoetwatertekort gekoppeld worden aan perioden van wateroverlast (bijv. waterberging) en het vasthouden van hemelwater in het watersysteem. Ook kan gekeken worden welke maatregelen de sectoren (natuur, landbouw en industrie) zelf kunnen nemen en welke maatregelen meer een overheidstaak zijn. 1. Verminderen waterverbruik: a. Verminderen doorspoelen van oppervlaktewater om verzilting tegen te gaan door het waterschap. b. Verminderen waterverbruik in de industrie door waterbesparing, hergebruik en cascadering van waterstromen. c. In de landbouw kan men minder of precieser beregenen, droogteresistente gewassen ontwikkelen en de bodemstructuur verbeteren om het waterbergend en vochtleverend vermogen van de bodem te vergroten. 2. Aanpassen peilbeheer en creren nieuwe bergingsgebieden: a. Meer water in het systeem houden door toepassen van de trits vasthouden, bergen en afvoeren, verbreden van watergangen, creren van bergingsgebieden en meer toepassen van flexibel peilbeheer (vooral in het weidegebied). Dit zijn maatregelen die vooral door het waterschap genomen kunnen/moeten worden. b. Landbouw kan als blauwe diensteen zoetwatervoorraad aanleggen (bijv. in verbrede watergangen of in nieuw aan te leggen bergingsgebieden); 3. Koppeling van piekberging met zoetwatervoorziening. a. In het beheergebied van Hunze en aas en Noorderzijlvest zijn en worden ten zuiden van het projectgebied Eemsdelta verschillende piekbergingen aangelegd (bijv. Westerbroeksemadepolder, Blauwe Stad, Meerstad). Door hier een extra water te bergen kan dit mogelijk bijdragen aan de zoetwatervoorziening. Klimaatscenario Toename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm 3 ) Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3 W 0 1-2,5 1-2,5 W+ 3,5 1-2,5 4,5-6 Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario 43 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 4. Aanleg van industriewatervoorziening (waterfabriek): a. Aanvoer van industriewater vanuit het Eemskanaal i.p.v. gebruik maken van grondwater (drinkwater) dan wel water via een ontziltingsinstallatie; Bovenstrooms (Drenthe) wordt zoveel mogelijk zoetwater vastgehouden (combinatie met EHS). Dit water kan langzaam worden afgegeven aan lager gelegen gebieden, met name aan de Eemskanaal-Dollardboezem. In de Eemsdelta zelf kan ook meer water worden vastgehouden door het verbreden van de grotere waterlopen zoals het Grote Tjariet, het Spijksterriet of het inrichten van nieuwe waterbergingsgebieden die mogelijk gecombineerd kunnen worden met natuur en/of recreatieve functies. Met name de lage delen van het projectgebied zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen. Hierbij zou het mes aan twee kanten kunnen snijden doordat wateroverlast in de lager gelegen delen kan worden voorkomen. Deze locaties liggen vaak in veengebieden. Het vernatten van deze gebieden kan verdere bodemdaling door veenoxydatie tegengaan en ook de CO2- uitstoot verminderen. De Eemshaven heeft een specifieke positie. Het benodigde proceswater kan daar eventueel opgeslagen worden in een spaarbekken dat gecombineerd zou kunnen worden met glastuinbouw en/of recreatie. De bronnen van het benodigde zoetwater kan henelwater zijn, effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties of eemskanaal water zijn. Belangrijk is dat het voldoet aan de juiste kwaliteitseisen. 4.2.4 Ruimtebeslag voor vasthouden en bergen van zoetwater In paragraaf 4.2.1 is berekend dat 4,5 tot 6 miljoen m3 zoetwater nodig is om de maanden juli en augustus te kunnen overbruggen in een extreem droog 2050 in het W+-scenario. We kunnen vervolgens uitrekenen welke grondoppervlakte beschikbaar moet zijn om die hoeveelheid water te kunnen vasthouden en bergen. We hanteren hierbij de volgende uitgangspunten: De toegestane fluctuatie van de waterstand is 0,5 meter. Door verdamping en wegzijging van oppervlaktewater naar het grondwater is het rendement van een waterberging circa 20% (van 1 m3 water blijft dus netto ongeveer 0,2 m3 over voor de watervraag). Elke m3 berging vraagt dan een oppervlakte van 10 m2 (10 m2 x 0,5 m x 20% = 1 m3). De totaal benodigde oppervlakte voor waterberging is dan 4.500 tot 6.000 hectare. Dit komt overeen met 6 tot 8 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer (Blauwestad). Dat betekent een enorme aanslag op de beschikbare ruimte en het landschap in de Eemsdelta. Er zijn echter enkele mogelijkheden binnen de regio om dit ruimtebeslag te verkleinen. De toename van de vraag naar proceswater voor de industrie in de Eemshaven (1 tot 2,5 miljoen m3) zou opgevangen kunnen worden door de aanleg van een afzonderlijk spaarbekken gevoed met Eemskanaalwater. Bij een toegestane waterstandfluctuatie van n meter en 20% rendement zou dit bekken een oppervlakte van 500 tot 1.250 hectare moeten hebben. Verbreding van 100 km waterloop (Tjariet, Spijksterriet) met 5 m natuurvriendelijke oever aan weerszijden en een waterstandfluctuatie van 0,5 m levert bij 20% rendement daarnaast nog eens 1 miljoen m3 water op. 44 Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening 45 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening Tabel 4 geeft een overzicht van de mogelijkheden om de verwachte toename van het watertekort in de Eemsdelta te dekken via het vasthouden en bergen van water. Dit overzicht toont dat in het droogste scenario (W+) nog ruimte moet worden gezocht voor 2,5 miljoen m3 water. Dat vraagt 2.500 hectare grond. Dit is nog steeds erg veel (3 keer het Oldambtmeer) en we moeten concluderen dat de regio op die manier niet zelfvoorzienend kan zijn in 2050. In de minst droge scenarios (G en W) zullen de problemen veel kleiner zijn. Daar is geen klimaatadaptatie van de zoetwatervoorziening nodig en kunnen we wellicht voor de toename van de watervraag door de industrie met een kleiner spaarbekken toe. In het scenario G+ is de klimaatopgave de helft van die in scenario W+. Na aanleg van een spaarbekken voor de industrie en het benutten van berging in natuurvriendelijke oevers is daar nog 800 hectare aan extra berging nodig. Dat is ongeveer de oppervlakte van het Oldambtmeer. Klimaatscenario Watertekort/vooraad over juli en augustus in een extreem droog 2050 (in Mm 3 ) Toename tekort Spaarbekken Berging in oevers Extra berging G 1-2,5 1-2,5 1 0 G+ 2,8-4,3 1-2,5 1 0,8 W 1-2,5 1-2,5 1 0 W+ 4,5-6 1-2,5 1 2,5 Tabel 4. Mogelijkheden dekking verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario Bij het opzetten van oppervlaktewaterpeilen in de zomer moet er rekening mee worden gehouden dat dit strijdig kan zijn met het ecologisch functioneren van waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden zullen waterstanden in de zomer immers juist uitzakken. Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regios in Nederland zal er een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid van IJsselmeerwater. 46 Figuur 30 Dwarsprofel van een kunstmatig bassin voor de voorziening van industriewater Eemshaven Fig. 29 Dwarsprofel van een verbrede watergang met natuurvriendelijke oevers Waterberging Tjariet (hoog peil) Waterberging Tjariet (normaal peil) voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil) voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil) 47 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor situaties van watertekort in het G-scenario in 2050 lijken beperkt te zijn: Inzetten op verbrede waterlopen i.v.m. uitvoering van de KRW. Eventueel inzetten op de realisatie van een spaarbekken bij de Eemshaven dat gevoed wordt met Eemskanaalwater. 4.2.7 Gefaseerde invoering adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening Van belang is om de daadwerkelijke verandering van het klimaat en de economische ontwikkelingen goed te volgen en hierop de adaptatiestrategie af te stemmen en de benodigde maatregelen uit te voeren. Dit komt ten goede aan een effectieve en goed getimede inzet van middelen. Tevens zullen de resultaten uit het Deltadeelprogramma Zoetwater gevolgen hebben voor de te nemen klimaatadaptatiemaatregelen. Deze gevolgen zullen nader in beeld gebracht moeten worden. Verder verdient het aanbeveling om in een maatschappelijke kosten- batenanalyse (MKBA) de kansen en knelpunten nader te onderbouwen van bijv. de aanleg van een spaarbekken bij de Eemshaven, zodat bestuurders en betrokkenen zowel technisch-inhoudelijk (klimaatscenario, benodigd oppervlak) als sociaal-economisch een goede afweging kunnen maken en hun keuze kunnen bepalen. 4.2.5 Zoetwater voor landbouw en natuur Vergroting van de opslagcapaciteit lijkt dus slechts ten dele een bijdrage te kunnen leveren aan het watertekort in het projectgebied. Voor een exactere onderbouwing zal dit nader uitgewerkt worden in het kader van het Deltadeelprogramma Zoetwater. Niettemin lijkt door de landbouw op termijn niet te ontkomen aan andere teelten en teeltmethoden die beter bestand zijn tegen droge en zilte situaties. In principe zou droogte in de landbouw kunnen worden bestreden door irrigatie van gewassen. Daardoor zal de watervraag echter sterk toenemen. Bovendien zal men in een deel van de regio vaker te maken krijgen met beregeningsverboden vanwege gevaar op besmetting met de plantenziekte bruinrot. Ook voor natuur lijkt er minder zoetwater beschikbaar. Dit kan betekenen dat ook in de verbrede waterlopen (Tjariet, Spijksterriet) een overgang zal komen naar een natuur van zoete naar zilte omstandigheden. In figuur 29 en 30 zijn mogelijke profielen gegeven voor een verbrede waterloop (Tjariet) en een spaarbekken ten zuiden van de Eemshaven (gevoed vanuit het Eemskanaal). 4.2.6 Ruimtelijke consequenties zoetwatervoorziening De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor situaties van watertekort in het W+-scenario in 2050 zijn: Reservering van circa 5 m brede zones voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers aan weerszijden langs de waterlopen (realisatie voor 2027 i.c.m. KRW). Reservering van gronden voor de aanleg van nieuwe bergingsgebieden (voor 2050 in geval van W+-scenario). Reservering van ruimte voor de aanleg van een transportleiding en pompen voor de levering van industriewater voor de Eemshaven in de periode 2015- 2020. 48 Figuur 31. Waterschap Noorderzijlvest Figuur 32. Waterschap Hunze & Aas 49 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 5 Wateroverlast 5.1 Klimaateffect wateroverlast Door de toenemende winterneerslag neemt de kans op wateroverlast in poldergebieden toe en moet meer water vanuit de polders op de boezemsystemen (de hoofdstelsels van kanalen, meren en plassen die worden gebruikt voor de aan- en afvoer van oppervlaktewater) worden uitgeslagen. Doordat ook meer water vanaf de vrij afwaterende, hoger gelegen zandgronden naar beneden stroomt, neemt de kans op wateroverlast door overstroming van boezemkaden toe. Dit risico wordt nog eens versterkt omdat de stijgende zeespiegel het steeds moeilijker maakt om overtollig boezemwater op de Waddenzee of de Eems-Dollard te lozen. 5.2 Beschrijving watersystemen en opgave In het projectgebied komen de volgende boezemsystemen voor: Waterschap Noorderzijlvest: Noordpolder Spijksterpompen Fivelingo Waterschap Hunze & Aas: Duurswold Oldambt Fiemel Eemskanaal-Dollard Voor de afwatering van het boezemwater hebben de waterschappen de beschikking over vijf spuilocaties in Delfzijl (bron: Maritieme concepten in beeld, 2009): 1. Gemaal De Drie Delfzijlen (Noorderzijlvest) voor het deelstroomgebied Fivelingo dat op het Damsterdiep loost. 2. Gemaal Duurswold (Hunze & Aas) dat via het afwateringskanaal Duurswold het boezemwater van het gebied Duurswold loost. 3. De oude zeesluis (Hunze & Aas) als n van de spuilocaties van de Eemskanaal-Dollardboezem. 4. De nieuwe zeesluis (Provincie) waarvan de kleine sluis ook dient als n van de spuilocaties van de Eemskanaal-Dollardboezem. 5. Gemaal Rozema (Hunze & Aas) in Termunterzijl, dat voor twee boezemsystemen kan lozen. Naast lozing voor de Oldambtboezem, kan het bijspringen om het overtollige water van het Eemskanaal af te voeren via een afwateringskanaal van het Havenkanaal naar het Termunterzijldiep. 6. Gemaal Fiemel nabij het Punt van Reide voor het watersysteem Fiemel. Daarnaast hebben de volgende boezemsystemen een afwateringsmogelijkheid in het noorden van de provincie: 7. Spijksterpompen loost via het gelijknamige gemaal op de Eems. 8. Noordpolder loost via het gemaal Noordpolderzijl op de Waddenzee. 9. De spuisluizen van Nieuwe Statenzijl als spuilocatie aan de oostzijde van de Eemskanaal-Dollardboezem. Overtollig boezemwater wordt zo veel mogelijk onder vrij verval geloosd. Dit kan alleen als de waterstand op de Eems voldoende laag is. Bij hoog water worden de gemalen ingeschakeld. De gemalen zijn veelal voorzien van vispassagemogelijkheden. 50 Figuur 33 Overstromingsgevoelige gebieden uit POP Groningen 2009 - 2013 51 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Boezemkaden en waterbergingsgebieden Om wateroverlast vanuit de boezem te voorkomen zijn regionale waterkeringen (boezemkaden) en waterbergingsgebieden aangelegd die het achterland moeten beschermen in situaties van hoogwater. In de huidige situatie wordt een kans op overstroming aangehouden van gemiddeld eens per 100 jaar (1:100). Die norm moet bereikt zijn op 1 januari 2015. De waterschappen zorgen voor de aanleg en het onderhoud van de boezemkaden en waterbergingsgebieden. In het projectgebied zijn de boezemkaden vooral terug te vinden in de lage delen langs het Damsterdiep en het Eemskanaal en in de Duurswoldboezem rond het Schildmeer en langs het Duurswoldkanaal en het Termunterdiep. In het projectgebied bevinden zich geen waterbergingsgebieden, deze zijn ten zuiden van het projectgebied te vinden. Zoals te zien is in figuur 33 blijkt dat de risicos voor overstroming vanuit de boezems (vanuit het achterland) beperkt zijn tot de lage delen van het projectgebied. Dit is met name langs het Eemskanaal, het Damsterdiep, de Duurswoldboezem en de Oldambtboezem. Opgave wateroverlast Volgens de klimaatscenarios neemt de hoeveelheid neerslag in het winterhalfjaar toe. Het overtollige water wordt binnen de boezemsystemen gehouden door boezemkaden langs meren en kanalen en door waterbergingsgebieden. Deze moeten het land voldoende bescherming bieden tegen wateroverlast vanuit de binnenwateren. Daarnaast is het voor de afvoer van overtollig boezemwater via sluizen en gemalen van groot belang dat deze capaciteit op orde is. Boezemkaden In 2011 is door de provincies Groningen en Drenthe een Quick Scan uitgevoerd naar maatregelen die wateroverlast vanuit de boezemsystemen in de toekomst moeten voorkomen in het licht van de bodemdaling en klimaatverandering (bron: Brief aan Provinciale Staten van Groningen 21 januari 2011, Quick scan HOWA 3). In deze scan is rekening gehouden met toename van de hoeveelheid neerslag, versnelde zeespiegelstijging, doorgaande bodemdaling t.g.v. aardgaswinnnig en een geactualiseerde veiligheidsnormering. Daarbij is uitgegaan van een veiligheidsnorm van 1:300 langs grote delen van de boezem van Hunze & Aas en 1:1000 bij de stad Groningen. Achter de kaden met een norm van 1:300 ligt een belangrijk deel van het voor ons land zeer belangrijke aardgasveld Slochteren met installaties. Ook bevinden zich hier laaggelegen stedelijke gebieden van Groningen en Winschoten. De resultaten gelden voor het jaar 2050 met een doorkijk naar 2100 en zijn voorlopig. De belangrijkste conclusies zijn: Waterschap Noorderzijlvest Hoewel de veiligheid in de boezem in 2015 aanmerkelijk zal zijn verbeterd, wordt met de geplande maatregelen de gewenste veiligheidsnorm in 2015 nog niet overal bereikt. Onderzoek naar aanvullende maatregelen om overal aan te norm te voldoen is nodig. Waterschap Hunze & Aas De Eemskanaal-Dollardboezem voldoet in 2015 overal aan de norm van 1:100, wanneer ook enkele noodbergingsgebieden als regulier bergingsgebied (dus eerder) kunnen worden ingezet. Dit is nodig omdat het verhogen van boezemkaden enige vertraging heeft opgelopen. 52 5.3 Regionale wateroverlast Niet alleen vanuit de boezemsystemen in de Eemsdelta neemt de kans op wateroverlast toe als gevolg van de klimaatverandering. Ook vanuit poldersloten en in bebouwd gebied is door de toenemende neerslag vaker wateroverlast te verwachten. Deze regionale wateroverlast kan zowel na langdurige neerslag in de winter als na extreme zomerbuien optreden. De gemiddelde neerslag over december, januari en februari zal volgens de KNMI06-scenarios rond 2050 4 tot 14% hoger liggen dan in de periode 1976 t/m 2005. In de zomermaanden zal de hoeveelheid neerslag die eens per tien jaar op n dag valt toenemen met 5 tot 27%. De capaciteit van poldergemalen zal door de toenemende neerslag in de winter steeds vaker tekort schieten, waardoor polderwatergangen vaker buiten hun oevers zullen treden. Om dit tegen te gaan zou de capaciteit van de poldergemalen kunnen worden vergroot. Daardoor krijgen de boezemsystemen in natte perioden echter meer polderwater te verwerken. Afhankelijk van de situatie kan het daarom zinvol zijn om de pompcapaciteit niet te vergroten en zo in natte perioden meer water in de polders vast te houden in plaats van op de boezem te lozen. De zwaardere zomerse piekbuien zullen vooral in bebouwd gebied vaker tot problemen leiden, zoals water op straat en in kelders. Dat zal deels afvalwater zijn dat uit rioolstelsels treedt, omdat die de grote hoeveelheid regenwater niet kunnen verwerken. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater vervuilen, ook in het buitengebied. In 2050 voldoet de boezem ter plaatse van een aantal kadetrajecten niet aan de norm van 1:300 en wordt zowel in 2015 als in 2050 bij de stad Groningen de norm van 1:1000 niet gehaald. Verwacht wordt dat op termijn de norm voor de gehele boezem verhoogd moet worden naar tenminste 1:300 en dat als gevolg van uitbreiding van bebouwing (bijvoorbeeld Meerstad) voor meer kadetrajecten een norm van 1:1000 gewenst is. Onderzoek naar aanvullende maatregelen om ook in de toekomst overal aan de norm te voldoen is nodig. Spuicapaciteit Delfzijl Daarnaast dient vanwege de planontwikkelingen in Delfzijl (MARCONI) en uit nautische overwegingen (vernieuwen zeesluizen) rekening te worden gehouden met de mogelijkheid om nieuwe spuicapaciteit te creren ten noorden en/of ten zuiden van Delfzijl (zie ook hotspot Delfzijl, hoofdstuk 8). Studie droge Voeten 2050 In het kader van de studie Droge Voeten 2050 wordt onderzocht of en welke aanvullende maatregelen tegen wateroverlast vanuit de boezem nodig zijn om in 2025 de dan gewenste veiligheidsnorm in de boezems van Noorderzijlvest en Hunze & Aas te bereiken. Hierbij zullen ook de verwachte klimaatveranderingen een belangrijke rol spelen. Die maatregelen moeten ook in 2050 en 2100 nog bijdragen aan de veiligheid in de boezem, dus het moeten duurzame, geen- spijtmaatregelenzijn. De resultaten worden verwacht in 2014. 53 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra aandacht en inspanning voor. Dat kan gaan om meer pompcapaciteit voor het afvoeren van de neerslag, maar ook om meer ruimte voor het tijdelijk opslaan van de overtollige neerslag, bijvoorbeeld in lokale waterbergingsgebieden of in bergingsvijvers en -singels waarin de waterstand kan fluctueren. Door deze goed te ontwerpen ligt hier ook een mogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving te verhogen. Oude gemengde rioolstelsels kunnen worden vervangen door nieuwe gescheiden stelsels met afzonderlijke afvoer van afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie en van relatief schone neerslag naar vijvers en sloten. Het is verder belangrijk om de mogelijkheden voor infiltratie van regenwater in de bodem te vergroten. Dat kan door verkleining of het waterdoorlatend uitvoeren van het verharde oppervlak. Infiltratie in de bodem kan ook worden bevorderd door de aanleg van ondiepe greppels met drainage (wadis) in woonwijken. Ook op huis- en straatniveau kunnen maatregelen getroffen worden bijv. vegetatiedaken of regentonnen, maar vooral minder verhard oppervlak in tuinen toe te staan. 55 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Landbouw De landbouwsector doet zelf al het nodige onderzoek om beter met situaties van extreme warmte en droogte om te kunnen gaan. Maatregelen betreffen vooral andere teeltmethoden met een koelend effect, het telen van hitte- en droogtegevoelige gewassen en het verbeteren van de bodemstructuur om perioden van hitte en droogte beter te kunnen overbruggen. Voor veehouders kan het betekenen dat meer moet worden genvesteerd in de temperatuurbeheersing in de omgeving van dieren. 6 Hittestress Hittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied en in de landbouw. Bebouwd gebied Bij mensen kan hittestress leiden tot een zodanig vochtverlies door overmatige transpiratie dat men zich onwel gaat voelen of dat zelfs een hartaanval of beroerte optreedt. Vooral ouderen en zieken zijn er gevoelig voor en moeten goed drinken onder dergelijke omstandigheden. In het recente verleden hebben hittegolven in Parijs en ook Nederland aanwijsbaar een toename van de sterfte onder ouderen veroorzaakt. Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden. In de Eemsdelta is het daarom een relatief beperkte opgave. Toch zou bijvoorbeeld de herstructurering van woonwijken in de regio aangegrepen kunnen worden om meer water en vooral meer groen in de openbare ruimte te realiseren. Daarbij kunnen combinaties met maatregelen tegen wateroverlast worden gezocht. Woningen en andere gebouwen kunnen klimaatbestendiger worden gebouwd, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik van warmtepompen voor koeling. De transformatie van de bestaande woningvoorraad in de regio biedt wellicht kansen om zulke verbeteringen door te voeren. 56 Figuur 34. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 35. Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030) 57 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 7 Hotspot Eemshaven 7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave De Eemshaven is een belangrijke economische motor voor het Noorden. In de bouwsteen Groene Havenvisie zijn als bijdrage voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta twee modellen ontwikkeld. In beide gevallen wordt het huidige bedrijventerrein van de Eemshaven volgebouwd. Enerzijds met energieproducerende en chemische bedrijven en anderzijds met bedrijven die vooral gespecialiseerd zijn in groene energie en chemie. Voor het bepalen van de effecten van klimaatverandering op de Eemshaven zijn wij ervan uitgegaan dat het huidige oppervlak in 2050 volgebouwd is met bedrijven en dat er geen verdere uitbreiding heeft plaatsgevonden. De vragen vanuit klimaatverandering voor de Eemshaven zijn: Kunnen we de Eemshaventerreinen drooghouden door zeedijken en buitendijkse ophoging of met technische voorzieningen zoals eilanden en dammen? Is extra aanvoer van oppervlaktewater nodig om te voorzien in de toenemende waterbehoefte van de industrie of zijn er alternatieve mogelijkheden voor watervoorziening? De Eemshaven is ontwikkeld in de jaren 70 van de vorige eeuw in een periode dat klimaatverandering nog niet op de agenda stond. Nu loopt de huidige primaire kering achter de haven langs, maar is tegelijkertijd min of meer ingeklemd tussen het ruimtelijke beslag van diverse havenactiviteiten. Het is eigenlijk ongewenst dat de primaire kering de begrenzing vormt van een aantal haven- c.q. bedrijfsterreinen en havenbekkens omdat verbreding van de dijk dan moeilijk wordt. Er zou daarom een reserveringsstrook beschikbaar moeten blijven voor toekomstige aanpassingen van de primaire kering. De bouw van een onverwoestbare deltadijkin het huidige trac van de primaire kering is in feite onmogelijk zonder het genoemde ruimtebeslag op te heffen. 7.1.1 Kustveiligheid in de Eemshaven Voor de kustverdediging van de eemshaven onderscheiden we twee hoofdgevallen: de primaire kering is gentegreerd in de haven (figuur 36) de primaire kering ligt voor de haven langs (figuur 37 t/m 39) Primaire kering buiten de haven De primaire kering zou bijvoorbeeld voor de haven langs kunnen worden gelegd in een trac over de landwaartse begrenzing van de havendammen. Het nadeel hiervan is dat er grote investeringen nodig zijn voor een stormvloedkering of zeesluizen in dit trac. Eventuele zeewaartse uitbreiding van de haven zou daarnaast worden belemmerd door een dergelijke oplossing. Daarom beschouwen we deze mogelijkheid niet als realistisch. De beperkte ruimte en de aard van het gebied bieden weinig mogelijkheden voor ComCoast-concepten van kustverdediging. Er wordt daarom uitgegaan van een verhoging van de bestaande zeedijken. Relatieve zeespiegelstijging Eemshaven Voor het Eemshaventerrein is voorzien dat in 2050 een relatieve 58 Figuur 36. Traditionele ontwikkeling (vanaf- 2030) 59 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 zeespiegelstijging op zal treden van maximaal 50 cm. Dit is gebaseerd op een absolute zeespiegelstijging van maximaal 35 cm volgens het deltascenario. Daar moet de bodemdaling door aardgaswinning, klink en veenoxydatie nog bij worden opgeteld. Die bedraagt tot 2050 nog ongeveer maximaal 10 cm ter plaatse van de Eemshaven. Eemshaven binnendjiks De huidige primaire waterkeringen dienen in de periode 2020-2030 maximaal met 50 cm opgehoogd te worden om met de klimaatveranderingen (Deltascenario) mee te kunnen bewegen. Dit kan gerealiseerd worden binnen de beperkte ruimte van de huidige primaire en secundaire zeekering. Het is dan ook noodzakelijk hiervoor de beperkte ruimte die nu beschikbaar is voor het ophogen van de primaire kering te reserveren. Eemshaven buitendijks De huidige kadeterreinen binnen de Eemshaven liggen op ongeveer 4,5 m+NAP (oudere kades) tot 5 m+NAP (nieuwere ophogingen). De frequentie van onderlopen van de terreinen is momenteel circa eens per 150 tot 800 jaar. In 2050 zouden de kades op 4,5 m+NAP volgens het Deltascenario ongeveer eens per 30 jaar overstromen en de terreinen op 5 m+NAP eens in de 150 jaar. Heel globaal zou dus de (gekapitaliseerde) overstromingsschade met een factor 5 toenemen, uitgaande van de huidige investeringen en bijbehorende overstromingsschade. Dit betekent dat voor de buitendijkse haventerreinen maatwerkoplossingen getroffen moeten en ook kunnen worden zoals het ophogen van de haventerreinen of het aanleggen van mobiele kades. Tevens kunnen de bedrijven zelf hun essentile voorzieningen zodanig in het bedrijf localiseren dat bij een overstroming de bedrijfsvoering gewoon door kan gaan. Dit wordt overigens al gedaan. Uit een analyse van de huidige buitendijkse bedrijvigheid blijkt dat het aanpassen aan de zeespiegelstijging in het gehanteerde Deltascenario goed mogelijk is en niet tot grote problemen zal leiden. Het moment van aanpassing is goed inpasbaar in de levenscyclus van het bedrijf zelf. Bij groot onderhoud of renovatie aan de assets van het bedrijf kan gelijktijdig de noodzakelijke klimaatadaptatiemaatregel worden uitgevoerd. Hierdoor kan worden voldaan aan de overstromingsnormen.
7.1.2 Zoetwatervoorziening in de Eemshaven Naast de veiligheid speelt ook de zoetwatervoorziening voor de levering van proceswater voor de industrie. Op dit moment wordt circa 1 miljoen m3 drinkwater als proceswater gebruikt en worden ontziltingsinstallaties gebruikt om aan de watervraag (en leveringszekerheid) te kunnen voldoen. Om aan de toenemende watervraag t.g.v. uitbreiding van de productie en het afnemende wateraanbod door de klimaatverandering te kunnen voldoen, zal de industrie zelf een bijdrage moeten leveren door zoveel mogelijk te besparen op water en in te zetten op hergebruik en cascadering van proceswater. In een studie van North Water (2009) is water uit het Eemskanaal aangemerkt als de beste bron voor gebruik als proceswater. Om een periode van droogte te kunnen overbruggen is het raadzaam dit kanaalwater tijdelijk op te slaan in een spaarbekken. 60 Figuur 37. Ontwikkeling buitendijks (2012-2020) Figuur 38. Ontwikkeling buitendijks (2020 - 2030) Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030) 61 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Dit spaarbekken kan ten zuiden van de Eemshaven liggen en gecombineerd worden met de geplande uitbreiding van de glastuinbouw (drijvende, zelfvoorzienende kassen) zie figuur 38 en 39. Dit spaarbekken kan verder ook gecombineerd worden met bijv. een recreatiefunctie. Door dit spaarbekken op een juiste manier in te richten kan tevens een goede afscheiding worden gecreerd tussen het industrielandschap van de Eemshaven en het cultuurhistorisch wierdenlandschap. Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030) 62 63 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 8 Hotspot Delfzijl 8.1 Gebiedsbeschrijving en opgave Delfzijl is een havenstadje aan het werelderfgoed van de Waddenzee, maar deze kwaliteit komt momenteel onvoldoende tot uitdrukking. De waterstaatswerken waaronder de zeewering vormen een grote barrire tussen het stadscentrum en de zee. Omdat in Delfzijl de ruimte voor een dijklichaam ontbrak, is de zeewering uitgevoerd als stalen damwand. Eerder gemaakte keuzes voor gemalen en spuisluizen hebben geleid tot een vergelijkbare barrire voor de watersport. Een speerpunt in de omgang met de bevolkingskrimp is het vitaliseren van het stadscentrum en het versterken van het maritieme karakter van Delfzijl. De stad moet aantrekkelijker worden. Met een veilige waterkering die gn barrire vormt naar de buitendijkse gebieden, maar er juist een verbinding mee legt. Delfzijl wil de beleving van havens, waddennatuur, industrie en waterstaatswerken aantrekkelijker maken. De combinatie van optredende zeespiegelstijging en bodemdaling stelt steeds hogere eisen aan de waterkering, sluizen en gemalen. Gelet op de ervaringen uit het verleden neemt daardoor in Delfzijl de angst toe dat de toch al negatieve ruimtelijke situatie verder zal verslechteren (bron: Visie Maritieme Zone Delfzijl, 2012). Met MARCONI naar een gezamenlijke visie De betrokken overheidspartners begonnen in 2009 aan het project Maritieme Concepten In Beeld (MARCONI) om een gezamenlijke aanpak op te stellen vanuit n gemeenschappelijk gedragen, inspirerende ruimtelijke visie. Deze visie plaatst de ruimtelijke problematiek van de haven, stad, industrie en zee in de tijd, waarbij bescherming tegen de zee en afvoer van het boezemwater randvoorwaarden vormen. De visie stoelt op de ruimtelijke waarden die de betrokken partijen gezamenlijk formuleerden. Voor de optimalisatie wordt gebruik gemaakt van concepten voor de maritieme zone die de MARCONI-partners eerder ontwikkelden. Doelstellingen en ambities voor de maritieme zone De MARCONI-partners onderschrijven de volgende doelstellingen of ambities: . 1. Veiligheid tegen overstromingen en waterafvoer voor grote delen van Groningen en Drenthe 2. Wonen bij de zee , haven en bruisend centrum 3. Werken (Haven, industrie, toerisme) 4. Natuur van het Waddengebied 5. (Water)recreatie: varen, surfen, strand, fietsen, wandelen, terras, rust, e.d. 6. Beleving maritiem karakter: Water (zoet zout, binnen- en buitendijks) Weidsheid van de zee Zeeklimaat ervaren Natuurlandschap en bijzondere soorten Variatie aan waterstaatswerken Scheepvaart en havenbedrijvigheid Industrieel landschap Cultuurhistorie 7. Duurzame energie: windmolens, vergroening chemiepark 8. Duurzame ontwikkeling gericht op het werelderfgoed Waddenzee 64 Figuur 41 Mogelijke ontwikkeling Delfzijl (vanaf 2020) Figuur 40 Ruimtelijke Visie Maritieme zone Delfzijl (bron Maritieme zone Delfzijl 2012) 65 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Klimaatopgaven De klimaatopgave voor Delfzijl is vooral het handhaven van de kustveiligheid. De buitenbekleding van de huidige waterkering moet nu al aangepast worden en vanaf 2020 moet de kering ook worden verhoogd. Belangrijk is dat versterking van de huidige primaire kering een grote invloed heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het centrum van Delfzijl. Daarom wordt onderzocht welke rol de schermdijk kan spelen in de kustveiligheid, zodat de huidige primaire kering (door Delfzijl en langs het chemiepark) minder versterkt en/of verhoogd behoeft te worden. Wellicht dat op termijn de schermdijk opgewaardeerd kan worden tot de primaire kering, dit zou ten goede komen aan de ruimtelijke kwaliteit van Delfzijl. Een keuze voor verhoging schermdijk of huidige primaire kering is nog niet gemaakt en dient nader onderzocht te worden. De betekenis van de schermdijk wordt verder onderzocht in het kader van een project van Building with Nature. Daarnaast zal in de toekomst de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit mogelijk vergroot moeten worden omdat de mogelijkheid om overtollig boezemwater onder vrij verval te lozen kleiner wordt als gevolg van de zeespiegelstijging. Vanuit nautische overwegingen is er de wens om de capaciteit van de huidige zeesluizen te vergroten voor de duwvaart, dit zal ook effect hebben op de spuimogelijkheden van overtollig boezemwater. Verder zal er op de schermdijk een rij windmolens worden geplaatst (start van de werkzaamheden is voorzien in 2013). In januari 2012 is door de stuurgroep MARCONI de Visie Maritieme Zone Delfzijl aangenomen en aangegeven dat er behoefte is aan nader onderzoek om verder te komen in het planvormings- en realisatietraject. Door de projectgroep IKE is besloten om deze visie en onderzoeksvragen 1 op 1 over te nemen, voor zover zij aansluiten op de klimaatadaptatie. Inmiddels wordt vanuit het programma Building with Nature gewerkt aan een onderzoeksvoorstel waarin onderstaande vragen beantwoord zullen worden. De antwoorden dienen binnen een redelijke termijn (eind 2012) te worden opgeleverd. Zodat dit eventueel nog meegenomen kan worden in de plannen en realisatie van de plaatsing van windmolens op de schermdijk. De onderzoeksvragen zijn: 1. Kan de schermdijk de waterveiligheid van de achterliggende primaire kering ondersteunen?. 2. Zet verschillende varianten van de schermdijk naast elkaar 3. Welke effecten heeft een vooroever of kwelderwal voor de schermdijk bij delfzijl op de hydrologische en hydromorfologische processen in de Bocht van Watum. a. Effect op slibhuishouding b. Effect op ecologie c. Stromingspatronen 4. Wat zijn de mogelijkheden en de gevolgen van het door de gemeente gewenste badstrand? 5. De aanleg van windmolens op de schermdijk begint in 2012. Wat is het advies aan Groningen Seaports voor de aanleg van een onderhoudsweg, de hoogte van de schermdijk en het talud aan de zeekant? Een voorbeeld van een multifunctionele schermdijk is hieronder weergegeven. 66 67 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 9 Pilot kustverdediging kustzone Eemshaven - Delfzijl 9.1 Huidige visie Kustversterking zal in de toekomst nodig zijn langs de kust van het Groningse Eemsdeltagebied. Binnen het project IKE leent met name het kustdeel tussen de Eemshaven en Delfzijl zich voor een innovatieve en multifunctionele aanpak. Dit kustgedeelte voldoet op dit moment niet aan de toetsingsnormen en een eventuele dijkdoorbraak kan zeer ernstige gevolgen hebben omdat het water dan direct tot de gasvelden bij Slochteren en de stad Groningen zou kunnen reiken. De verwachte zeespiegelstijging zal de aanval op de dijken verder versterken. Het gaat hierbij vooral om relatieve zeespiegelrijzing en in mindere mate om zwaardere golfaanval. Dit laatste is minder belangrijk omdat de golfaanvallen op de kust tussen de Eemshaven en Delfzijl voornamelijk evenwijdig aan de zeewering lopen en sterk worden gebroken voordat ze de dijk bereiken. Bovendien vindt er meer aanzanding plaats in de Waddenzee, waardoor de golfoploop vermindert. Dit deel van de kust leent zich goed voor innovatieve en multifunctionele kustverdediging omdat: het benodigde ruimtebeslag van de waterkering in dit gebied relatief makkelijk beschikbaar kan worden gemaakt (goed te bereiken) het gebied niet dicht is bebouwd in de Eemsdelta sprake is van een grote relatieve zeespiegelstijging een grote bijdrage kan worden geleverd aan de kennisontwikkeling over kustverdediging (aansluiting bij het project IJkdijk, waar sensoren zwakke plakken in de dijk registreren) extra inzicht kan worden verkregen in het omgaan met de grote tegenstelling tussen economische en ecologische belangen (verbrede kustzone als ecologische tegenhanger van de economische motor Eemshaven) 9.2 Meerlaagse kustveiligheid Voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl zijn twee hoofdoplossingsrichtingen geformuleerd. De ene sluit aan bij de traditionele manier van dijkversterking en de andere bij het gedachtengoed van ComCoast (zie paragraaf 3.7 en verder / bijlage 1). Deze alternatieven zullen verder uitgewerkt moeten worden waarbij rekening wordt gehouden met het principe van de meerlaagse kustveiligheid. Dat principe gaat uit van de volgende drie veiligheidslagen: 1. De sterkte van de kustverdediging zelf die een doorbraak moet voorkomen. 2. Het beperken van de gevolgen door een geschikte inrichting van het gebied achter de kustverdediging. 3. Het bestrijden van de calamiteit mocht de dijk doorbreken. In een pilotproject Kustverdediging Eemsdelta stellen we voor om specifiek te richten op de eerste twee aspecten door het ontwikkelen van geschikte inrichtingsvarianten die uitgaan van een meer traditionele of een verbrede kustverdediging. De doelen hierbij zijn om: Te voldoen aan de waterveiligheidsnormen voor waterkeringen rekening houdend met relatieve bodemdaling en nieuwe technische inzichten en klimaatverandering. Kennis over proces en analyses van Deltaprogramma Wadden bij de doelgroep te brengen (o.a. besluitvormingsproces, MKBA/SLA, maatregelenboek N&H, veiligheids-opgave Waddengebied, kwelders irt waterveiligheid, innovatieve dijken, mogelijke strategien); 68 Het denken in overstromingsrisicos ipv overschrijdingskansen te bevorderen andere veiligheidsfilosofien toepassen (gebiedsgerichte veiligheidsbenadering, MLV) 9.3 Ontwikkeling alternatieven kustzone Eemshaven - Delfzijl en beoordeling doelbereik en effecten In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor kustversterking (traditioneel en verbreed, zowel landwaarts als zeewaarts) gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee doelstellingen ten grondslag: het garanderen van de hoogwaterveiligheid (tijdhorizon nader bepalen bijv. 200 jaar) het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische, sociale en culturele kwaliteiten) 9.3.1 Werkwijze uitwerking alternatieven De uitwerking van de alternatieven vraagt om het combineren van een groot aantal ruimtelijke, maatschappelijke en technische uitgangspunten en voorwaarden. Dit kan door zowel te ontwerpen als de ontwerpen te beoordelen. Bij het formuleren van de alternatieven is het goed om uit te gaan van de lagenbenadering waarbij de ondergrond, de netwerken en de occupatie (functies) ruimtelijk goed op elkaar zijn afgestemd. De ondergrond heeft daarbij een sterk sturende functie, hier worden dan ook de meest fundamentele keuzes gemaakt. De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd worden rondom vijf kernbelangen. De ontwerpen voor de kustverdediging zullen hierop beoordeeld worden (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA): Ontwerpopgave: Wat zijn de vereiste veiligheidsniveaus in de verschillende klimaatscenarios en welke tijdhorizonten passen daarbij? Welke constructies voor traditionele en verbrede kustverdediging zijn mogelijk (bio-bouwers, kwelders, inlaatconstructies, zoet-zoutovergangen)? Welke trackeuzes voor nieuwe dijken (vanuit de ondergrond, netwerken (gasleidingen), menselijke functies) zijn mogelijk? Welke technische ontwerpen horen hierbij (breedte, hoogte, dijkprofielen, ruimtebeslag)? Kunnen we gebruik maken van natuurlijke processen en zo ja hoe? Wat zijn effecten op stromingspatronen in de Eems-Dollard, slibhuishouding, ecologie en zoute kwel? Etc. In de bijlage 1 zijn voorbeelden weergegeven van een verbrede kustverdediging. 9.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten De ontwerpen worden beoordeeld rond zes kernbelangen: Veiligheidsbelang (veiligheid tegen overstromingen door hoogwater in verschillende klimaatscenarios) Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de streek) 69 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Cultureel belang (leesbaarheid van de geschiedenis, cultuur, wierdenlandschap) Economisch belang (landbouw, industrile en recreatieve verdienmogelijkheden, financiering) Ecologisch belang (bijdrage aan herstel Eems-Dollard estuarium, Natura2000-doelen, ecosysteemdiensten) Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena) 9.4 Interactief en iteratief proces De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De ontwerpen worden verder aangescherpt tot n of twee voorkeursalternatieven. De ontwerpen komen tot stand middels interactieve werksessies met deskundigen, belanghebbenden, overheid, bedrijfsleven en bewoners uit de streek. In een later stadium kan dan een concrete uitvoerbare pilot voor een beperkt deel van de kustzone worden beschreven. De alternatieven kunnen ontwikkeld worden in een schetsontwerpatelier, waarbij met stakeholders en deskundigen de alternatieven nader worden uitgewerkt. Hierbij worden de huidige kennis (hydrologische studies e.d.) en gebiedskennis/ervaringsdeskundigen ingezet om kwalitatief de mogelijke strategien/oplossingsrichtingen te schetsen voor de beperking van overstromingsrisicos. Dit kan aangevuld worden met technisch rekenen met door Stowa/HKV ontwikkelde methodiek waarmee concrete maatregelen/ingrepen in het ruimtelijke terrein op effectiviteit en kosten kunnen worden doorgerekend. Deze methodiek is ontwikkeld/toegepast op een viertal cases en heeft zich in de praktijk al bewezen en is nu toepasbaar. Het voordeel van deze interactieve en iteratieve werkwijze is dat: De gebiedsopgave als een gedeelde opgave wordt gezien; Een gedeeld beeld ontstaat over mogelijke strategien (met koppelingen van doelen voor waterveiligheid en economie en ecologie) Er ruimte is voor creatieve strategien en oplossingen voor gebiedsopgaven, die kansrijkheid zijn. Een gedeeld beeld ontstaat van kennisagenda (wat weten we al en wat moeten we nog weten voor het maken van een). 9.5 Tijdplanning De werkzaamheden kunnen medio 2012 gestart worden en eind 2012, begin 2013 afgerond worden. Hiermee loopt dit goed in de pas met de planning die het deltaprogramma aanhoudt, waarbij in 2013 kansrijke strategien dienen te worden opgeleverd. Dit als voorbereiding op de deltabeslissing begin 2015. 70 9.6 Afstemming met deltadeelprogramma Wadden Dit voorstel voor een pilot is besproken met het Deltadeelprogramma Wadden. In nader overleg is door DP Wadden aangegeven om zo mogelijk de scope van dit pilotonderzoek uit te breiden en ook de volgende punten mee te nemen in het pilot onderzoek: buitendijksgebied (Eemshaven, Delfzijl haven), vitale infrastructuur (energie: buitendijks + NAM), binnendijksgebied (landelijk + stedelijk). Ook pleit het deltaprogramma voor een meer integrale benadering waarbij naast de Kustveiligheid ook de zoetwatervoorziening integraal in deze pilot meegenomen zou kunnen worden. 71 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 10 Pilot zoetwatervoorziening industriewater Eemshaven 10.1 Huidige visie In het project IKE is tijdens een bijeenkomst Eemsdelta Nu en Lateris door een aantal stakeholders aangegeven dat de zoetwatervoorziening en m.n. die van de industrie een belangrijke opgave is voor de komende decennia (zie hoofdstuk 3). Afhankelijk van de daadwerkelijk optredende klimaatverandering (G-of W+-scenario ) zal de vraag naar zoetwater (vanuit klimaat) gelijk blijven of sterk toenemen (zie hoofdstuk 5. Onafhankelijk van de klimaatverandering is de verwachting dat de vraag naar zoetwater voor de industrie zal toenemen door de komst van de energiecentrales van NUON, RWE en Advanced Power en diverse andere bedrijvigheid. Volgens de studie regionale knelpunten analyse zal de watervraag in de nabije toekomst ca. 10 15 miljoen m3 / jaar bedragen. In de studie van North water wordt aangegeven dat de watervraag max. 1600 m3/uur bedraagt (15 miljoen m3 per jaar). De vraag voor de Eemshaven bestaat uit industriewater van verschillende kwaliteiten voor o.a. andere demiwater, proceswater en bluswater. Dit zou geleverd kunnen worden d.m.v. een centrale multi-client industriewatervoorziening. In een studie heeft North water verschillende bronnen bestudeerd voor de productie van het industriewater. Hierbij is gekeken naar drinkwater, zeewater, grondwater, effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) en oppervlaktewater Uit deze studie is naar voren gekomen dat water afkomstig uit het Eemskanaal (Emskanaal-Dollard boezem) hiervoor het beste geschikt is vanwege, de afstand, leveringszekerheid en de kwaliteit (laag chloride gehalte). Omdat ook de landbouw, de scheepvaart en het teruggaan van de zoutindringing (via het Eemskanaal) grote belangen zijn, die behoefte hebben aan water uit het Eemskanaal wordt voorgesteld een pilot uit te voeren naar zoetwatervoorziening voor de industrie van de Eemshaven.
Figuur 42 Visie multi-client Industriewatervoorziening Eemshaven (bron notitie North water 2009) 72 10.2 Oplossingsrichtingen industriewatervoorziening Eemshaven In het kader van levering van industriewater vanuit het Eemskanaal kan gekozen worden voor verschillende manieren. Twee hoofdrichtingen zijn: Directe levering vanuit het Eemskanaal Directe levering vanuit Eemskanaal via een buffer (spaarbekken) nabij de Eemshaven. Hierbinnen zijn 2 alternatieven mogelijk: a. een met technische variant met meekoppeling van glastuinbouw; b. een landschappelijke variant met meekoppeling van glastuinbouw en recreatie en landschap 10.3 Ontwikkeling alternatieven zoetwatervoorziening Eemshaven en beoordeling doelbereik en effecten In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor industriewatervoorziening gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee doelstellingen ten grondslag: het garanderen van industriewater van voldoende kwaliteit het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische, sociale en culturele kwaliteiten) Belangrijke eisen en voorwaarden dienen te komen vanuit de multi-client industriewatervoorziening. 10.3.1 Uitwerking alternatieven De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd worden rondom een aantal randvoorwaarden. De ontwerpen voor de industriewatervoorziening zullen beoordeeld worden op een aantal kernbelangen (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA): Ontwerpopgave: Benodigd volume industriewater en waterkwaliteit, inventarisatie en keuze van potentiele bronnen (ook in verhouding tot andere zoetwatervragers en de klimaatscenarios); Trace keuze buisleiding en grootte en locatie keuze van spaarbekken (eventueel modulair uit te breiden); Uitwerken van de technische en landschappelijke inrichtingsvarianten van het spaarbekken (benodigd landoppervlak, beschikbaar volume, peilbeheer, waterkwaliteit, landschappelijke kwaliteit, recreatieve ontwikkelingsmogelijheden); 10.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten De ontwerpen worden beoordeeld rond de volgende kernbelangen: Economisch belang (leveringszekerheid zoetwater industrie, recreatieve verdienmogelijkheden, afweging belang glastuinbouw en waterbeschikbaarheid voor overige landbouw in de regio, financiering); Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de streek) 73 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Ecologisch belang (vermindering van watergebruik van grondwater en milieubelasting huidige zoetwaterbronnen, aantasting of meerwaarde van/ voor natuur) Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena) 10.3.3 Interactief en iteratief proces De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De provincie Groningen kan trekker zijn van dit project. Medewerking nodig van waterleidingbedrijf, North water, waterschappen, bedrijven, GSP, LTO, individuele landbouw ondernemers, direct omwonenden. De ontwerpen worden verder aangescherpt tot n voorkeursalternatieven. De ontwerpen komen tot stand middels interactieve werksessies. 10.3.4 Tijdplanning Start werkzaamheden medio 2012 Eind werkzaamheden eind 2012 - begin 2013
75 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 11 Agenda Klimaatadaptatiemaatregelen Het project IKE doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende nieuwe urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de waterschappen en de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte termijn al grotendeels invulling geven aan het klimaatbe-stendiger maken van de regio. Bijvoorbeeld door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren van waterberging en het moderniseren van het stedelijk waterbeheer. Het is zaak om alle lopende trajecten en ruimtelijke ingrepen goed te analyseren op hun effecten op in de toekomst noodzakelijk te nemen klimaatadaptatiemaatregelen.De milieueffectrapportage (m.e.r.) en watertoets zijn daar geschikte instrumenten voor. Het is wel van belang dat dan ingezoomd wordt op de lange termijn en dat de bandbreedte over de verschillende klimaatscenarios in beschouwing wordt genomen om maatregelen te nemen waar we later geen spijt van krijgen. Daarnaast is het belangrijk om de klimaatontwikkelingen te blijven monitoren, meer kennis te ontwikkelen over klimaatverandering en klimaatadaptatiemaatregelen en het publiek voor te lichten over de effecten van klimaatverandering op hun leefomgeving. Verder zullen in de komende tijd vooral het project Droge Voeten 2050 en de Deltadeelprogrammas Wadden en Zoetwater de nodige inzichten verschaffen. 11.1 Korte termijn (tot 2015) 11.1.1 Kustverdediging - Versterken primaire waterkeringen De waterschappen nemen maatregelen om de primaire waterkeringen te laten voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Voor de dijktrajecten westelijk van de Eemshaven en tussen de Eemshaven en Delfzijl kan dit eventueel in combinatie met voorlandversterking worden uitgevoerd. De keuze voor een traditionele of verbrede kering hoeft nu nog niet gemaakt te worden. - Pilot Kustverdediging Uitvoeren van pilot voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl waarin traditionele kustverdediging vergeleken wordt met verbrede kustverdediging in een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Dit is input voor Deltadeelprogramma Wadden. Eventuele ruimtelijke reserveringen voor verbrede kustverdediging en/of slaperdijken moeten later vastgelegd worden in gemeentelijke bestemmingsplannen (zie hoofdstuk 9). - Onderzoek MARCONI In het kader van het project MARCONI wordt nader onderzoek gedaan naar de mogelijke bijdrage van de schermdijk te Delfzijl aan de kustveiligheid, worden ontwerpen ontwikkeld en effecten op ecologie, slibhuishouding en stromingspatronen bepaald. - Uitvoeren MARCONI Mogelijke opwaardering van de schermdijk te Delfzijl in combinatie met aanleg van windmolens op de schermdijk volgens de gekozen inrichtingsvariant. Eventuele ruimtelijke reserveringen voor aanpassingen aan de schermdijk, verbreding van de zeedijk langs het Chemiepark te Delfzijl en voorzieningen ten behoeve van extra spui- en/of gemaalcapaciteit moeten later worden vastgelegd in het gemeentelijk bestemmingsplan (zie hoofdstuk 8). 76 11.1.2 Zoetwatervoorziening - Terugdringen waterverbruik. Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te gaan. Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en cascadering van waterstromen. In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente gewassen ontwikkelen en de bodemstructuur verbeteren om het waterbergend en vochtleverend vermogen te vergroten. In woningbouw en stedelijk gebied bevorderen van waterbesparende maatregelen. Doorspoelen met regenwater - Vasthouden en bergen van water Water vasthouden op hogere gronden dat deels via het grondwater kan worden benut. Waterberging in natuurvriendelijke oevers. Kleinschalige voorraadberging. Flexibel peilbeheer. Hergebruik van gezuiverd effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
- Pilot Zoetwatervoorziening Uitvoeren van een pilotproject voor de zoetwatervoorziening van de industrie in de Eemshaven, waarbij inrichtingsvarianten voor de aanleg van een buisleiding en spaarbekken worden vergeleken en beoordeeld met een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) als input voor het Deltadeelprogramma Zoetwater. Eventuele ruimtelijke reserveringen moeten later in gemeentelijke bestemmingsplannen worden opgenomen. 11.1.3 Wateroverlast - Vergroten veiligheid boezemsystemen De waterschappen gaan de komende jaren verder met het verhogen van hun boezemkaden. In het project Droge Voeten 2050 worden voorstellen gedaan voor maatregelen die tot 2050 voldoende bescherming tegen wateroverlast vanuit de boezemsystemen moeten bieden. Om een toekomstige vergroting van de spui- en/of gemaalcapactiteit te Delfzijl mogelijk te maken, moeten daar nu al de benodigde ruimtelijke reserveringen voor worden gedaan. - Verminderen wateroverlast bebouwd gebied Gemeenten gaan samen met de waterschappen door met het uitvoeren van maatregelen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan en rioolsystemen te verbeteren (bestaand beleid). Eventuele ruimtelijke reserveringen voor versterken van boezemkaden moeten later worden opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen. 11.1.4 Hittestress - Openbare ruimte Kansen benutten om bij herstructurering van woonwijken meer groen en water te realiseren. - Klimaatbestendig bouwen Kansen benutten om woningen en andere gebouwen klimaatbestendiger te bouwen, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik van warmtepompen voor koeling. 77 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 11.1.5 Landbouw - Agrarische innovatie In overleg met de landbouwsector agrarische pilotprojecten ontwikkelen en uitvoeren gericht op een klimaatbestendige productie. 11.2 Middellange termijn (2015-2025/2030) 11.2.1 Kustverdediging - De groene dijktrajecten
Traditionele en verbrede variant (tot 2020) Versterken van primaire keringen om aan de toetsingsnormen te voldoen. Waar nodig het fundament van de zeedijk verstevigen door voorlandversterking (niet langs de Dollardkust) met kwelders en biobouwers. Hiervoor kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen worden gebruikt. Ruimte reserveren in gemeentelijke bestemmingsplannen voor de aanleg van een nieuwe slaperdijk tussen de Eemshaven en Delfzijl en voor versterking van bestaande slaperdijken langs de Dollardkust. Coupures, doorgangen en kunstwerken in bestaande slaperdijken afsluitbaar maken. Slaperdijken langs de Dollardkust op hoogte brengen en stabiliseren. Aanleggen en verbeteren van zoet-zoutovergangen met vispassages. Traditionele variant (2020-2030) Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl achter de zeedijk een slaperdijk aanleggen om de gevolgen van een eventuele dijkdoorbraak te beperken. Verbrede variant (2020-2030) Ruimte reserveren voor verbreding van de kustverdediging. De huidige zeedijken overslagbestendig maken. De aangepaste en deels versterkte slaperdijken verder opwaarderen om incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen vangen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl op gemiddeld 500 m achter de huidige zeedijk een nieuwe slaperdijk aanleggen. - Dijktraject Eemshaven De primaire en secundiare zeekeringen verhogen om de binnendijkse bedrijvigheid te beschermen. Zonodig extra ruimte voor verbreding van de primaire kering reserveren. Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige bedrijfsvoering.
- Dijktraject Delfzijl Afhankelijk van de gekozen inrichtingsvariant en de ontwikkelingen in het project MAR-CONI de schermdijk verder ophogen en inrichten met voorlandversterking of het versterken van de zeedijk langs het Chemiepark. 78 78 11.2.2 Zoetwatervoorziening - Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn al worden genomen voor de zoetwatervoorziening. - Waterfabriek voor industriewatervoorziening Afhankelijk van de te maken keuze aanvoer van oppervlaktewater door een buisleiding vanuit het Eemskanaal naar de Eemshaven met spaarbekken als buffer en drinkwater als back-up. Regelen van de benodigde ruimtelijke reserveringen. 11.2.3 Wateroverlast - Uitvoeren van maatregelen uit de studie Droge Voeten 2050 om de bescherming tegen wateroverlast tot 2050 op orde te kunnen houden inclusief het regelen van de benodigde ruimtelijke reserveringen.
- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan. 11.2.4 Hittestress Zie korte termijn. 11.2.5 Landbouw Zie korte termijn. 11.3 Lange termijn 2025-2050 11.3.1 Kustverdediging - De groene dijktrajecten Traditionele variant (2030-2050) Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Verbrede variant (2030-2050) Tussen de Eemshaven en Delfzijl beginnen met de voorbereiding van het intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk en de slaperdijk langs dit traject eerst beperkt versterken. Vervolgens in alle groene dijktrajecten de slaperdijk verder opwaarderen tot primaire kering en de overslagbestendige dijk doorlatend maken met afsluitbare inlaatwerken en duikers. Daarna zoutwater toelaten tussen de beide dijken zodat intergetijdegebied met gedempt tij en zoet- zoutovergangen tot ontwikkeling komt. Keuze maken tussen het tegengaan van zoute kwel met een zoetwaterbuffer achter de slaperdijk of de verzilting accepteren en plaatselijk overgaan op zilte teelten. De buffer kan ook worden benut voor de zoetwatervoorziening. Klassieke compartimentering door herstel slaperdijken. 79 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 - Dijktraject Eemshaven Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige bedrijfsvoering. - Dijktraject Delfzijl Afhankelijk van de gemaakte keuze verder versterken van de schermdijk of de zeedijk langs het Chemiepark zodat wordt voldaan aan de dan geldende normen. 11.3.2 Zoetwatervoorziening - Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn al worden genomen voor de zoetwatervoorziening (o.a. verminderen watergebruik, vasthouden en bergen van water). 11.3.3 Wateroverlast - Eventueel uitvoeren van studie naar maatregelen om de bescherming tegen wateroverlast vanuit de boezemsystemen ook na 2050 op orde te kunnen houden. - Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte en middellange termijn al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan. 11.3.4 Hittestress zie korte termijn 11.3.5 Landbouw zie korte termijn Bijlage 1 Mogelijke maatregelen intergetijdegebied Overzicht van mogelijke maatregelen voor het bevorderen van intertijdegebied (merendeels ComCoast principes overgenomen uit het saltmarsh creation handbook). Figure 1.1 Generalised division of Britsh saltmarsh into three zones (high, middle and low marsh) based on elevation in relation tot tidal height. Figure 1.2 Wavebreaks (1) placed in a shoreline parallel orientation to protect an area of existing saltmarsh (2) backed by a sea defence structure (3). Afbeelding 1.1. Horsey Island, Hamford Water in Essex (Case study 3), where wavebreaks, polders and sediment recharge have been employed to build-up an eroded foreshore. 83 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Figure 1.3 A polder system (1) consisting of woven brushwood fencing (2) placed seaward of an existing saltmarsh (3) backed by a sea defence structure (4) tot enhance accretion of fne sediment. Figure 1.4 Sediment recharge through placement of discrete piles of fne sediment (1) on foreshore around low water (LW) marsh. Natural processes disperse the sediment landwards to build up the eroding saltmarsh (2) fronting sea defence structure (3). Figure 1.5 Sediment recharge trough the placement of fne sediment on the foreshore (1) behind a containment structure (2) to build up an eroding saltmarsh (3) fronting a sea defence structure (4). Figure 1.6 Managed realignment of the coastline to create saltmarsh habitat. The existing sea defence structure (1) is breached to allow tidal inundation of the low-lying area landwards (2). This technique may require the construction of a new line of sea defence (3) and a drainage system (4). The breach may be made to low water level (5) to allow unrestricted tidal fow or to a higher level (6) to permit regulated tidal exchange. In the latter case some form of sluice (7) is required to regulate drainage. 84 Bijlage 2 Stakeholders en klimaatverandering in de regio 87 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 De kracht van eigenaarschapvormde een belangrijk uitgangspunt bij het komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling gekregen door twee essentile onderdelen in het proces. Allereerst is een beeld gevormd van het krachtenveld in de regio door middel van interviews. Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie Eemsdelta, nu en later samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van adaptatiemaatregelen in de focusgebieden. Bij deze werksessies is een nieuwe werkvorm gentroduceerd: het businessmodel Canvas. Een werkvorm om de bekende opgaven als businessmodel te benaderen en zo open te staan voor nieuwe en andere ideen gericht op de haalbaarheid van oplossingen. In dit hoofdstuk worden kort de bevindingen van deze op eigenaarschap gerichte onderdelen van het project uiteengezet. Interviews als eerste beeld van eigenaarschap en het krachtenveld Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de belangrijkste spelers in het gebied bepaald. Hierbij is een sneeuwbalmethode gehanteerd. Vanuit de eerste gesprekken met een aantal stakeholders en het eigen netwerk is bepaald wie genterviewd werden. Op basis van de gesprekken is in een actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid van stakeholders om mee te werken aan een klimaatbestendige Eemsdelta. Er zijn gesprekken gevoerd met verschillende organisaties, waaronder SBE (Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta), Groningen Seaports, LTO Noord, Hanzehogeschool, Eemsdelta Green, Waddenvereniging, gemeente Delfzijl en provincie Groningen. Deze organisaties vervullen een belangrijke rol in de Eemsdelta. Zo is SBE de belangenbehartiger voor de (industrile) bedrijvigheid in de regio. Ook zet SBE zich actief in bij verschillende projecten/programmas zoals Ecologie en Economie in Balans en Eemsdelta Green. LTO vormt eveneens een belangrijke stakeholder: 90% van het projectgebied wordt voor agrarische doeleinden gebruikt. Groningen Seaports (GSP) is de exploitant van de twee economische clusters in het projectgebied en eveneens ontwikkelaar van de Groene Havenvisie, een visiedocument over de duurzame realisatie van de economische ambities van GSP. De visie toont welke economische ambities GSP nastreeft en hoe ingespeeld wordt op duurzaamheid en de belangen van de omgeving. De gemeente Delfzijl is initiator en uitvoerder van het integrale project MARCONI dat is gericht op stedelijke ontwikkeling in een maritieme omgeving. Dit vormen enkele relevante ontwikkelingen voor de klimaatadaptatieagenda. Tegelijkertijd bleek uit de interviews de drukte rondom de ontwikkeling van de Eemsdelta. Zo bestaat het project Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 uit tien bouwstenen. In het figuur hieronder is dit gevisualiseerd. Hier is inzichtelijk gemaakt welke programmas en projecten relevant zijn en welke focus zij hebben. Het gaat hierbij om vier verschillende themas als focus: 1. agrarisch grondgebruik en landelijk gebied 2. Industrie & economie 3. Water (veiligheid en zoetwater voorziening) 4. Ecologie en natuur Binnen de cirkel (integraal) van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 zijn de bouwstenen opgenomen. Daarbuiten zijn andere programmas, zoals Droge Voeten 2050 en Eemsdelta Green weergegeven. Een druk (en bont) geheel aan 88 In te grale klim aa ta d a p t a t ie E e m s d e l t a Bu ize n z o n e E c o lo g ie e n e c o n o m i e i n b a l a n s M a r c o n i D e l f z i j l O n tw ik k e lin g sv is ie E e m s d e lt a 2 0 3 0 G ro e n e H a v e n v is ie Woon- en le e fb a a r h e id s p la n P e r s p e c t ie f la n d e lijk gebied M a rco n i D e lfz ijl L a n d b o u w a ctieplan P r o g r m m a R i j k e W a d d e n z e e E e m sd e lta G re e n D e l t a p r o g r a m m a : D e e l p r o r g r a m m a s Z o e t w a t e r v o o r z i e n i n g e n W a d d e n g e b i e d D r o g e V o e t e n 2 0 5 0 K l i m a a t e n la n d b o u w - B o e r e n o p w e g n a a r e e n k lim a a tb e s te n d ig e p ro d u ctie I n t e g r a a l M a n a g e m e n t p l a n W a t e r ( v e i l i g h e i d e n z o e t w a t e r
v o o r z i e i n i n g )
A g r a r i s c h
g r o n d g e b r u i k e n l a n d e lijk g e b ie d In d u s t r ie & e c o n o m i e ( s t e d e l i j k / i n d u s t r i e e l ) E c o l o g i e
e n n a t u u r 89 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 projecten en programmas met ieder een eigen dynamiek en afstemmingscircuit. Op basis van de stakeholderanalyse blijkt naast deze drukte een tweede belangrijk aandachtspunt. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het realiseren van concrete maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in een nieuw praatcircuit. Naast het project IKE bestaan ook andere trajecten waar aansluiting kan worden gezocht. Een derde belangrijk aandachtspunt betreft de scope van de belangrijkste stakeholders. Organisaties als LTO, GSP en de waterschappen zijn zelf al actief als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de pootgoedacademie, het vergroten van het waterbergend vermogen van het landschap of de voorbereiding van een Green Deal. Hierbij wordt in het bijzonder gericht op de korte termijn. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij een belangrijke rol voor de provincie. Voor de lange termijn zijn klimaateffecten steeds beter merkbaar en is adaptatie in toenemende mate noodzakelijk. De toegevoegde waarde voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project IKE ligt daarom vooral op de vertaling van de (middel)lange termijn naar adaptatiemaatregelen. Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als het gaat om de kustverdediging en de zoetwatervoorziening. Aan de slag met businessmodellen In twee integrale werksessies (Eemsdelta nu en later) zijn met stakeholders uit het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en zoetwatervoorziening verder uitgewerkt. Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten en is nagegaan welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft van een bepaalde adaptatiemaatregel. Dit biedt aanknopingspunten voor financiering en de rolverdeling bij de totstandkoming van de maatregel. Hiertoe is het businessmodel Canvas per focusgebied als werkvorm gebruikt. Het businessmodel en de toepassing daarvan voor de drie focusgebieden worden hieronder toegelicht. Business model canvas Wat is een businessmodel? Een businessmodel beschrijft alle facetten die invloed hebben op het creren van een bepaalde meerwaarde. Deze modellen worden in het bedrijfsleven gebruikt om na te gaan of een nieuw product of een nieuwe dienst levensvatbaaris, of om bestaande producten en diensten te optimaliseren. Men zou zich kunnen afvragen waarom een businessmodel wordt toegepast voor de klimaatadaptatieagenda van de Eemsdelta. Het ant-woord is dat het tegenwoordig ook voor ruimtelijke ontwikkelingsopgaven noodzakelijk is om na te gaan welke waarde wordt gecreerd en wie er eventueel bereid zijn om hiervoor te betalen. Door dit in beeld te brengen wordt sneller duidelijk wat de haalbaarheid is van een bepaalde oplossing. Alex Osterwalder heeft een eenvoudig en praktisch toepasbaar businessmodel ontwikkeld, het businessmodel Canvas. Het businessmodel is opgebouwd uit negen bouwstenen: Value propositions: Een beschrijving van de waarde die wordt gecreerd. Customer segments: Een beschrijving van de klant of klantgroep waar het bedrijf zich met de value propositions op richt. Hier worden karakteristieken beschreven van een (potentile) klant. Distribution channels: De manier waarop een bedrijf in contact komt 90 met haar klanten. Hier worden de marketing- en distributie strategie beschreven. Customer relationships: Het managen van de relatie tussen het bedrijf en klanten (of klantsegmenten). Key resources: Bronnen (geld, kennis, medewerkers etc) die nodig zijn om de waarde te kunnen creren. Key activities: De kern activiteiten die nodig zijn voor het uitvoeren van het business model. Key partners: Partners en toeleveranciers die invloed hebben op het succes van het businessmodel. Cost structure: Welke kosten moeten worden gemaakt om de waarde te creren? Denk hierbij aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd en de bronnen die nodig zijn. Revenue streams: Op welke manier kunnen de benodigde inkomsten worden gegenereerd? Wie kan meebetalen, in welke mate, op welke manier en in welke fase? Bovenstaande bouwstenen zijn in het Canvas model samengevat in de figuur hiernaast. Deze figuur is tijdens de brainstormsessies voor IKE toegepast voor de drie geselecteerde focusgebieden. Focusgebied Kustzone Een groep van ongeveer 10 personen heeft een aantal businessmodellen ontwikkeld voor de kustzones. Dit bleek een bijzondere uitdaging te zijn. De deelnemers hebben ook hun eigen businessmodel met een pitch gedeeld. Juist dit delen heeft de discussie goed aangewakkerd en werd daarmee als waardevolervaren. Opvallend feit was de compleetheid van de voor-stellen Figuur bijlage 2.1 Canvas-model van de deelnemers. Het merendeel van de deelnemers ging zelfstandig met de volledige opgave voor de kustzone aan de slag. Een duidelijke constatering aan de hand van de discussie was de focus op de kustzone Eemshaven-Delfzijl. Voor de kustzone ten westen van de Eemshaven werd blijkbaar minder urgentie ervaren om in te grijpen. De kustzone Eemshaven-Delfzijl kent een andere situatie. Een eventuele doorbraak heeft grote gevolgen, omdat het water dan direct tot de gasvelden en de stad Groningen zou kunnen reiken. Tegelijkertijd spelen in dit gebied allerlei 91 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 ontwikkelingen. Het unieke estuarium vertroebelt, mede vanwege de baggerwerkzaamheden om de vaargeul open te houden. De industrien in de Eemshaven en het Chemiepark breiden uit. De landbouwsector teelt de beste aardappelen van de wereld en de energiemarkt is booming-business, voor de regio en de rest van Nederland. Tegelijkertijd is de verwachting dat de zeespiegel stijgt en de golfbelasting toeneemt. Ook voegde de discussie een nieuw perspectief toe: Wat gebeurt er als niets gebeurt? Welke maatregelen kunnen worden genomen op basis van no regret? Wat is dan het probleem? Vooralsnog blijken tal van mogelijkheden en keuzes te bestaan als het gaat om de ontwikkeling van de Eemsdelta. Mogelijkheden en afhankelijkheden. Juist in deze bandbreedte moet bepaald worden wat de urgenties zijn en welke keuzes moeten worden gemaakt. Focusgebied Delfzijl Dit focusgebied bestaat uit de gemeente Delfzijl, de industrie van het Chemiepark en de haven van Delfzijl. Belangrijke opgaven in dit gebied zijn de veiligheid tegen overstroming en de leefkwaliteit c.q. krimp van Delfzijl. Om de veiligheid in de toekomst te garanderen zijn op de middellange termijn ingrepen nodig aan de waterkering. De grote vraag is of daarvoor de huidige waterkering in de stad moet worden aangepakt of dat er een oplossing kan worden gevonden buiten de stad. De pitchesaan de hand van het Canvasmodel lieten vooral zien dat er een grote driveis om Delfzijl de kansen te laten benutten die er zijn. Om de leefkwaliteit van de stad te vergroten, de huidige krimp een halt toe te roepen, de industrie meer ruimte te bieden en meer mo-gelijkheden voor recreatie te realiseren. Deze kansen kunnen volgens de deelnemers vooral worden benut wanneer de waterkering in de stad niet meer zou hoeven worden verhoogd of wellicht zelfs kan worden verlaagd. In hoofdstuk 8 (hotspot Delfzijl) worden de technische mogelijkheden hiervoor verder uitgewerkt. In deze Canvas-sessie is met name gesproken over de waarde die dit zou toevoegen aan de stad, de haven en de industrie. Er zijn toekomstbeelden geschetst met een stadsstrand voor Delfzijl, windenergie in de haven en bio-based industrie. Ook een data-hotel, een tweede zandmotor en een modern werkeiland Neeltje Jans zijn genoemd als mogelijke elementen van nieuwe proposities. De extra financiering die nodig is om deze waarden te creren zou volgens de deelnemers kunnen worden opgebracht door combinaties van verschillende partijen. Daarbij natuurlijk de partijen die aan de lat staan voor de waterveiligheid (waterschappen, Rijkswaterstaat, Deltaprogramma) en het omgaan met krimp (de gemeente Delfzijl en de provincie Groningen). Maar ook de andere partijen die baat hebben bij de geschetste toekomstbeelden. Zoals bijvoorbeeld de industrie, Groningen Seaports, de producent van de windenergie op de Schermdijk, Groninger Landschap en toekomstige horecaondernemers. Een maatschappelijke kosten- batenanalyse is gewenst om de haalbaarheid van deze toekomstschets nader te onderzoeken. Focusgebied Zoetwater Het focusgebied Zoetwater beslaat het gehele projectgebied. Zoetwater wordt voor verschilllende doeleinden gebruikt zoals peilbeheer t.b.v. verschillende functies (scheepvaart, natuur, etc.), verziltingsbestrijding en beregening. In het kader van klimaatverandering bleken twee onderwerpen hoog op de agenda 92 te staan van de deelnemers. Het eerste onderwerp betrof het nemen van de eigen verantwoordelijkheid van de landbouw, door in te zetten op optimali-satie van zoetwatervoorzieningen zoals: precisieberegening, drainagemethoden, vervolgens het verbeteren van de bodemkwaliteit (structuur, organisch stofgehalte, bodemleven) en tenslotte op nieuwe gewassen die droogteresistent en/of hitte- en/of zouttolerant zijn. Het voor-deel van deze verbeteringen is dat ze ten eerste bijdragen aan een hogere productiviteit (op-brengst) en als bijkomend effect hebben dat deze werkwijzen bijdragen aan adaptatie aan te verwachten veranderingen in het klimaat. Boeren kunnen op eigen initiatief en relatief snel deze maatregelen al treffen waarbij de voor de hand liggende maatregelen al op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Het veranderen van teelten zal meer tijd vragen en wordt dan ook vooral gezien op de langere termijn, omdat hiervoor verdelingsprocessen noodzakelijk is (bijv. zouttolerante pootaardappel). Het tweede onderwerp betrof de levering van zoetwater aan de industrie i.v.m. leveringszekerheid voor de toekomst en duurzaamheid (nu grondwater en ontziltingsinstallaties vervangen door oppervlaktewater uit het Eemskanaal)Bij verschillende partijen aan tafel, met name gemeenten, werden koppelkansen gezien met natuur en recreatiemogelijkheden of bijzondere woonvormen. De levering van zoetwater kan bijv. via spaarbekkens of via waterbergingsgebieden of via een waterleiding vanuit het Eemskanaal of het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallatie. 93 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Een nieuwe kans Voor de provincie geldt bovendien een kans om meer gehoor te geven aan de activiteiten die al worden uitgevoerd door andere partijen om als Eemsdelta te laten zien wat er gebeurt. Denk aan de Eemsdelta Green, de adaptatiemaatregelen van de agrarische sector en de inspanningen van de waterschappen om de wateroverlast te voorkomen en zoetwatervoorziening op niveau te houden. Hiervoor zou de provincie niet als instituut moeten optreden, maar als behartiger van het gebied Groningen/Eemsdelta. Voor de provincie ligt hier bovendien een mogelijke uitdaging om meer te vragen aan andere partijen wat zij nodig hebben om blijvend vorm te geven aan hun ambities om te streven naar een toekomstbestendige Eemsdelta. Natuurlijk kan de provincie tegelijkertijd aangeven welke waarde zij nastreeft en wat dit voor de provincie waard is. Voor de korte termijn werd vooral ingezet op eigen verantwoordelijkheid voor de industrie (waterbesparing, cascadering). Voor de aanleg van de pijpleiding en de spaarbekkens werd gedacht aan een consortium bestaande uit overheid en bedrijfsleven. Belangrijke partners zijn provincie, gemeenten, bedrijven, waterschappen, waterbedrijf en mogelijk investeerders. Als belangrijke sleutelactiviteiten werden bestempeld het onderzoeken van het benodigd volume, de beschikbare bronnen, de benodigde waterkwaliteit. Als belangrijke middelen werden bestempeld draagvlak en organise-rend vermogen voor het industriewater bij het facilitair bedrijf. De ervaring uit deze twee sessies is in onderstaande gedachte geformuleerd als nieuwe kans voor de rol van de provincie Groningen in het proces van klimaatverandering. 94 Bijlage 3 Stakeholders 97 Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012 Het project is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met een groot aantal stakeholders uit de regio. Hieronder zijn de deelnemers weergegeven van de projectgroep Samenstelling projectteam IKE Gemeenten Leonie van den Akker (Loppersum) Arjen Kuik (Eemsmond) Herman Wessels (Appingedam) Ingrid Wijngaarde (Delfzijl) Hans de Wolf (Oldambt, agendalid) Havenschap en bedrijfsleven Sjaak de Boer (Groningen Seaports) Jos Kimkes (Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta) Landbouw Peter Prins (LTO Noord) Douwe-Jan Sietsma (LTO Noord) Natuurorganisaties Jelle Brandsma (Groninger Landschap, agendalid) Ester Kuppen (Waddenvereniging, agendalid) Erik de Waal (Natuur- en Milieufederatie Groningen, agendalid) Provincie Groningen Lieuwe van den Berg Rob Burkunk (projectleider) Geert Meijerink Dianne Renkema (projectsecretaris) Gert Jan Swaving (agendalid) Meinte van der Velde Peter de Vries Tim Willems-Kruize Rijk Christiaan Wallet (Ministerie van I&M, agendalid) Waterbedrijf Mario Post (Waterbedrijf Groningen) Waterschappen Kees de Jong (Noorderzijlvest) Willem Kastelein (Hunze en Aa's) Vrijgegeven door: F. (Frans) Jorna 19 juli 2012 ...................... Chopinlaan 12 Postbus 8064 9702 KB Groningen +31 (0)50 521 42 14 info@groningen.royalhaskoning.com www.royalhaskoning.com TELEFOON E-MAIL INTERNET NAAM KLANT Auteur L. (Lucie) Terwel, H. (Harald) Blonk, G.J. (Gert Jan) Akkerman, H. (Hans) Verhoogt, A. (Anoula) Voerman, G. (Geert) Wilms, L. (Lies) van Nieuwerburgh, F. (Frans) Jorna, M. (Michiel) Brink, B. (Bart) Peerbolte Provincie Groningen NUMMER STATUS DATUM 9W9987.A0/R004/HVER/MCH/Gron Eindrapport 19 juli 2012 NAAM DATUM PARAAF NAAM FUNCTIE TELEFOON MOBIEL E-MAIL Projectleiding H. (Hans) Verhoogt projectleider +31 (0)50 5214 226 +31 (0)6 15 54 96 92 h.verhoogt@royalhaskoning.com