Duurzaam Werken (A&M 2006)

You might also like

Download as pdf
Download as pdf
You are on page 1of 64

Enkele suggesties voor syndicalisten

die betrokken zijn bij het afsluiten


van cao’s en sectorconvenanten, of
zetelen in het CPB of de OR.
Duurzaam werken

COLOFON

‘Duurzaam werken. Enkele suggesties voor syndicalisten die betrokken zijn bij het afsluiten
van cao’s en sectorconvenanten, of zetelen in het CPB of de OR’ is een publicatie van
Arbeid & Milieu vzw. Arbeid & Milieu is het samenwerkingsverband tussen de
vakbeweging (ACV, ABVV en ACLVB) en de milieubeweging (BBL) in Vlaanderen.

Deze brochure is verkrijgbaar bij Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem,
tel: 03-218 74 72, e-mail: secretariaat@a-m.be,
http://www.a-m.be

Redactie: Arbeid & Milieu vzw, april 2006


Cartoons: Arnout Fierens

Verantwoordelijke uitgever:
Valérie Vanhoutte, Statiestraat 179, 2600 Berchem

Bijzondere dank aan iedereen die meegewerkt heeft om deze brochure te realiseren!

-2-
Duurzaam werken

Inhoud brochure ‘Duurzaam werken’

1. Inleiding 4

2. Wat is duurzaam werken 5

3. Wat kan je doen als vakbondsafgevaardigde 7

4. Over cao’s en sectorconvenanten 9

5. Suggesties 14
5.1 Duurzaam consumeren in jouw bedrijf 15
5.2 Duurzaam produceren in jouw bedrijf 18
5.3 Wieg tot graf benadering van een product 21
5.4 Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat voor bedrijven 24
5.5 Ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen 28
5.6 Sectorale Noord-Zuid clausule 32
5.7 Duurzame mobiliteit 36
5.8 Bodemsanering van bedrijfsgronden 40
5.9 Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg 43
5.10 Vervanging van schadelijke stoffen 47
5.11 Syndicale informatierechten met betrekking tot energie 52
5.12 Fonds om bij werknemers thuis REG-maatregelen te financieren 56
5.13 Mens en gezinsvriendelijkere bedrijven 57
5.14 Diversiteit in het personeelsbeleid 60
6. Wil je meer weten… 62

7. Afkortingenlijst 63

-3-
Duurzaam werken

1 Inleiding

Duurzaam ondernemen, ook wel maatschappelijk verantwoord ondernemen genaamd, is


in. Hoewel ondernemers nog altijd vooral de economische belangen laten primeren,
hebben ze, al dan niet onder druk van de wetgeving, ook meer en meer aandacht voor de
sociale en ecologische aspecten van hun bedrijfsvoering. Duurzaam ondernemen geeft dan
ook een positief imago aan bedrijven en daar zijn bedrijfsleiders niet ongevoelig voor.
Werknemers, omwonenden en consumenten worden immers kritischer en eisen dat
bedrijven op een sociaal en ecologisch meer verantwoorde manier produceren. Ondanks
deze positieve tendens kunnen de bedrijven toch nog een duwtje in de rug gebruiken. En
precies daar komen de werknemers, en meer bepaald de syndicalisten, in beeld.

Syndicalisten hebben immers via verschillende kanalen de mogelijkheid om werkgevers te


overtuigen van het belang van duurzaam ondernemen en duurzaam werken. Dit kan zowel
op ondernemingsniveau (via de ondernemingsraad, OR, of via het comité ter preventie en
bescherming op het werk, CPB) maar ook interessant is het afsluiten van duurzame cao’s
of sectorconvenanten. Een duurzame cao bijvoorbeeld is een cao waarin niet (alleen) over
loon wordt gepraat, maar waarin de werkgever en werknemer concrete maatregelen
afspreken om het bedrijf in kwestie duurzamer te maken. Duurzaamheid heeft zowel te
maken met milieu, mobiliteit, energie als met de combinatie gezin-arbeid, personeelsbeleid
(bv. gelijke kansen) en de kwaliteit van arbeid.

Deze brochure legt uit wat precies bedoeld wordt met duurzaam werken en geeft een
overzicht van de verschillende mogelijkheden van sociaal overleg. Er wordt ingegaan op
wat een vakbondsafgevaardigde nu effectief kan betekenen op het vlak van duurzaam
werken. Vervolgens worden 14 suggesties voorgesteld die in een duurzame cao of
sectorconvenant aan bod kunnen komen of kunnen besproken worden op het CPB of de
OR. Het gaat onder meer over het ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen,
bedrijfsvervoerplannen, het sociaal aansprakelijkheidscertificaat en over bodemsanering.
Doel van deze publicatie is syndicalisten ideeën verschaffen om zelf een duurzame cao af te
sluiten of actie te ondernemen in het bedrijf. Het vergt wél creativiteit, vooral van de
onderhandelaars, omdat men nieuwe paden moet inslaan.

Bijkomende suggesties en ervaringen zijn steeds welkom op het Arbeid & Milieusecretariaat
(secretariaat@a-m.be; tel: 03-218 74 72)!

-4-
Duurzaam werken

2 Wat is duurzaam werken?

2.1 Duurzame ontwikkeling


Lange tijd werden milieubescherming, armoedebestrijding en economische ontwikkeling
apart bekeken. Duurzame ontwikkeling gaat er echter van uit dat deze drie aspecten in
onderling verband moeten worden bekeken. Bij iedere activiteit moet nagedacht worden
over wat eventueel de negatieve en positieve gevolgen zijn vanuit zowel sociaal,
economisch als ecologisch oogpunt. Daar waar zowel sociale, economische als ecologische
belangen elkaar raken begint duurzame ontwikkeling. Volgende figuur illustreert dit:

Sociaal Duurzame
Ontwikkeling

Economie Ecologie

Aan de hand van de ‘Ecologische Voetafdruk’ worden de principes van duurzame


ontwikkeling wat concreter uitgelegd:

De Ecologische Voetafdruk
De ecologische voetafdruk is een ideaal voorbeeld om aan te tonen dat duurzame
ontwikkeling nodig is, willen we onze planeet niet langer overmatig belasten: een
ecologische voetafdruk is ‘de oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl
van een persoon, stad of land’. Voor alles wat we consumeren, alle afval die we produceren
wordt berekend hoeveel hectare land er nodig is om dat voort te brengen of te verwerken.
Bij een huidige wereldbevolking van minstens 6 miljard mensen, is er voor ieder mens op
aarde zo’n 1,88 ha beschikbaar. Die 1,88 ha noemen we het eerlijke aarde-aandeel.

Op dit moment neemt de gemiddelde wereldburger


echter al 2,87 hectare in beslag! De gemiddelde
ecologische voetafdruk van de mensheid ligt op dit
ogenblik dus reeds boven de ecologische draagkracht
van de aarde! Voornamelijk industrielanden eigenen zich
meer land toe dan er beschikbaar is. Zo beslaat de
voetafdruk van de gemiddelde Amerikaan 12,46 hectare
en die van een gemiddelde Belg 6,59 hectare terwijl de
voetafdruk van een Chinees slechts 1 hectare beslaat en
die van een inwoner van India amper 0,73 ha. Dit
buitensporig milieubeslag van het Noorden, met zijn hoge productie- en
consumptiepatronen, ondermijnt het wereldmilieu en hypothekeert tevens de
ontwikkelingskansen van het Zuiden.

-5-
Duurzaam werken

De ecologische voetafdruk toont aan dat we in het Noorden inspanningen moeten leveren
om onze afdruk binnen de perken te houden. Want dat we boven ‘onze stand’ leven is
duidelijk. Ogenschijnlijk kleine ingrepen maken ook reeds een verschil: een sticker om
reclamedrukwerk te weigeren, vermindert de voetafdruk jaarlijks met 826 m²; de was
drogen zonder droogkast doet de afdruk met 1250 m² afnemen en een dag per week geen
vlees eten brengt jaarlijks per persoon 825 m² op.
(bron: VODO, www.voetafdruk.be)

2.2 Duurzaam werken


Om tot een duurzame ontwikkeling te komen moet iedereen zijn steentje bijdragen, ook de
werknemers en bedrijven! Dit wordt ook wel duurzaam werken of maatschappelijk
verantwoord werken genoemd. Duurzaam werken is nog altijd niet evident want het is een
feit dat bedrijven door de bikkelharde concurrentiestrijd verplicht worden hoge winstcijfers
voor te leggen en daardoor eerder uit zijn op korte termijn winst dan het algemeen belang
dat zich op lange termijn stelt.

Bedrijven die duurzaam werken, laten in hun bedrijfsvoering naast financiële en


economische, ook sociale en milieuoverwegingen meespelen. Bovendien treden ze in
dialoog met hun werknemers, aandeelhouders, leveranciers, klanten, omwonenden, de
overheid en andere belanghebbenden. Duurzaam werken is een ruim concept waaraan een
verschillende invulling kan gegeven worden.

Wat is duurzaam werken niet?


 Energieverspilling
 We laten onze eigen arbeiders in goede omstandigheden werken maar laten een deel van
de productie uitvoeren door kinderen in Pakistan.
 Gebrekkige communicatie met omwonenden
 Verschillende soorten van discriminatie
…
Wat houdt duurzaam werken dan wel in?
 Het opstellen van bedrijfsvervoersplannen
 Werken aan energie-efficiëntie
 Aandacht voor arbeidsomstandigheden bij onderaannemers en leveranciers
 Voorkomen van afval
…

Meer info:
Trivisi (www.trivisi.be) zet Vlaamse bedrijven op het spoor van duurzaam werken
Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO): www.icdo.fgov.be
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO): www.belspo.be/frdocfdd
Centrum voor Duurzame Ontwikkeling: http://cdonet.ugent.be
Billy Globe: www.billy-globe.org/nl_2001/duurzaamondernemen/index.php

-6-
Duurzaam werken

3 Wat kan je doen als vakbondsafgevaardigde?


Overleg en inspraak over sociale, economische en milieuthema's (kortom duurzaam
werken) zijn essentieel in het bedrijf. CPB, OR en syndicale afvaardiging (SA) spelen hier
een belangrijke rol in. Zij moeten beletten dat duurzaam werken een loos modewoord
wordt en het mag dan ook niet ontbreken op de agenda. Enerzijds moeten de klassieke
thema’s (loon- en arbeidsvoorwaarden, veiligheid, preventie, …) in een breder - duurzaam -
kader geplaatst worden. Anderzijds zijn milieu, ruimtelijke ordening, mobiliteit en energie
thema’s die inhoudelijk verder moeten worden uitgebouwd binnen de bedrijven.

3.1 Informatie en adviesrechten


Het is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan om bovenstaande thema’s op de agenda te
plaatsen en om de nodige informatie te krijgen. In ieder geval hebben de leden van het
CPB en de OR van de wetgever een aantal kanalen gekregen langswaar ze belangrijke
informatie en adviesrechten krijgen over milieu en preventie:

 Milieuvergunning: Het is de taak van de leden van het CPB de milieuvergunning in het
oog te houden.Welk soort vergunning is het (klasse I of II)? Hoe lang loopt de vergunning
nog?

 Jaarlijkse toelichting van de werkgever: De werkgever moet één keer per jaar aan het
CPB een toelichting geven bij het milieubeleid van de onderneming. Dit is niet hetzelfde als
het jaarverslag van de coördinator. Het jaarverslag handelt over de activiteiten van de
milieucoördinator, bij de jaarlijkse toelichting gaat het over het milieubeleid van het bedrijf

 Integraal milieujaarverslag: Sinds maart 2005 is het klassieke milieujaarverslag dat


bedrijven jaarlijks vóór 1 april moesten overmaken aan de afdeling Milieuvergunningen van
AMINAL verleden tijd. Het werd vervangen door het integrale milieujaarverslag. Niet
alleen de inhoud is gewijzigd, ook de datum van indiening. Het nieuwe integrale document
moet voor 15 maart bij de Vlaamse milieuadministratie toekomen. Het CPB, de OR en de
SA ontvangen tegelijkertijd een kopie van het verslag. Het verslag bevat, net als het
vroegere milieujaarverslag, de afvalstoffenmelding en de emissiegegevens voor lucht en
water. De deelverslagen geluid en immissies echter worden niet langer opgenomen in het
integrale verslag. Nieuwigheden zijn de aangifte en melding van de lozing van afvalwater,
de aangifte met betrekking tot de vaststelling van de heffing op de winning van grondwater
en informatie over de winning van grondwater. Al deze documenten moesten voordien
afzonderlijk en op verschillende tijdstippen worden ingediend bij verschillende
overheidsinstanties.

 Jaarverslag van de milieucoördinator: Vanaf 4 juli 1996 moeten alle klasse I-bedrijven
een milieucoördinator aanstellen. Die staat in voor de milieuwerking op het bedrijf en hij
moet tevens alle informatie, wetgeving en documenten met betrekking tot het milieu
bewaren en ter beschikking stellen van het CPB. Bij hem kan je dus terecht voor vragen
met betrekking tot het milieu. Ieder jaar voor 1 april moet de coördinator een jaarverslag
afgeven aan de bedrijfsleiding, het CPB en de OR. In dit verslag brengt hij een overzicht
van zijn werkzaamheden.

-7-
Duurzaam werken

 Globaal preventieplan en jaarlijks actieplan en maand- en jaarverslagen van de


diensten voor preventie en bescherming op het werk: Ieder bedrijf is verplicht om een
preventiedienst en een bedrijfsarts te voorzien. Het globaal preventieplan (GPP) en het
jaarlijks actieplan (JAP) zijn de belangrijkste instrumenten bij de organisatie van de
preventie in een onderneming. Het GPP is een document waarin preventiemaatregelen op
lange termijn gestalte krijgen op maat van de onderneming. Het JAP bevat de meer
concrete uitwerking van het GPP. Het is belangrijk dat alle werknemers meewerken aan
deze plannen. Werknemers hebben immers de ervaring op de werkvloer en zijn zeker in
staat suggesties en opmerkingen te geven in verband met het arbeidsprocédé. Daarnaast
zijn er nog de maandverslagen van de preventieadviseur waarin meer bepaald de
arbeidsongevallen en de beroepsziekten moeten worden opgesomd en ook een
samenvatting ervan. Er kunnen ook nog inlichtingen gehaald worden uit het jaarlijkse
verslag van de externe dienst PB.

 Economische financiële informatie (EFI): De ondernemingsraad krijgt elk jaar de


economische financiële informatie van het bedrijf. De kern van de informatie bestaat uit de
bespreking van de jaarrekeningen van de onderneming. Je kan er in zien welke
investeringen de onderneming doorgevoerd heeft. Elke onderneming die het goed meent
met zichzelf, moet vandaag de dag investeren in milieu, al was het maar om aan de
geldende wetgeving te voldoen.

Het is de taak van de afgevaardigden om bovenstaande documenten grondig door te


nemen en te bespreken op het CPB of de OR. Onregelmatigheden moeten zeker
aangekaart worden maar een goede suggestie (bv. eerlijke koffie in de kantine) kan zeker
ook aan bod komen. Maak in ieder geval gebruik van deze rechten! Daarnaast heeft de
vakbond tevens als taak om te controleren of het bedrijf de collectieve
arbeidsovereenkomsten die op bedrijfsniveau, op sectorniveau of op interprofessioneel
niveau zijn afgesloten (zie verder), naleeft. Indien de sectorale cao waartoe het bedrijf
behoort bijvoorbeeld zegt dat het woon-werk verkeer met het openbaar vervoer voor
100% moet terugbetaald worden, dan moet het bedrijf deze overeenkomst naleven.

3.2 Samenwerken
Als vakbondsafgevaardigde heb je heel wat taken. Gelukkig sta je er niet alleen voor. In de
eerste plaats is het aan te raden om samen te werken met de andere vakbonden en syndicale
bedrijfsorganen. Je kan immers veel meer bereiken indien alle afgevaardigden overtuigd zijn
van het nut van duurzaam werken en aan hetzelfde zeel trekken. Aarzel ook niet om extra
informatie te vragen aan de milieucoördinator, de preventieadviseur of de bedrijfsleiding
over onderwerpen waar je minder thuis in bent als bijvoorbeeld ruimtelijke ordening.
Daarnaast moeten bedrijfsmilitanten kunnen rekenen op voldoende ondersteuning van de
gewesten en de centrales: die zouden kunnen instaan voor de basisdienstverlening.
Voorts is het belangrijk dat er samenwerking is tussen de verschillende bedrijven en
sectoren om duurzaam werken in de praktijk te brengen. Informatiedoorstroming is hierbij
essentieel. Indien één sector een duurzame cao onderhandelt heeft is het belangrijk dat de
vakbond hierover communiceert met andere sectoren opdat deze hiervan kan leren.

-8-
Duurzaam werken

4 Over cao’s en sectorconvenanten

Via het CPB en de OR kan het concept ‘duurzaam werken’ goed ingevuld worden maar
ook via de andere vormen van sociaal overleg kan heel wat gerealiseerd worden, denk maar
aan de collectieve arbeidsovereenkomsten en de sectorconvenanten. Dit is dus een oproep
aan alle syndicalisten die betrokken zijn bij deze vorm van overleg.

4.1 Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s)


Sociaal overleg resulteert meestal in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). Dat is een
overeenkomst die tussen werkgeversvertegenwoordigers en afgevaardigden van
werknemers (ABVV, ACV, ACLVB) wordt gesloten om de arbeidsvoorwaarden en
arbeidsomstandigheden van individuele contracten te regelen. Naast lonen en bepaalde
voordelen kunnen zeer uiteenlopende onderwerpen worden opgenomen zoals
werkzekerheid, opleiding, sociale begeleiding, inspraak in de onderneming en zo meer.
Cao’s vormen met andere woorden een aanknopingspunt om maatregelen af te spreken die
een sector en de bedrijven binnen deze sector, duurzamer kunnen maken. Cao’s kunnen,
behalve in een sector, ook op nationaal of ondernemingsvlak worden gesloten. Zij gelden
voor alle werknemers en werkgever(s) in respectievelijk een bepaalde onderneming, sector
of het hele land. Een overzicht van de verschillende cao’s op verschillende niveau’s:

 Op niveau van de onderneming: bedrijfs-cao


Op het niveau van de onderneming of een groep ondernemingen kunnen
bedrijfsovereenkomsten worden gesloten tussen directie en vakbond. Vakbondsafgevaar-
digden, militanten en leden moeten bij het bedrijfsoverleg worden betrokken (de manier
waarop verschilt sterk van sector tot sector, van bedrijf tot bedrijf), maar de eigenlijke
ondertekening van de bedrijfs-cao moet door de vakbondssecretarissen gebeuren. Enkel zij
kunnen de vakbond binden aan een akkoord met de patroons.

 Op bedrijfstak- en sectorniveau: sectorale cao


De Paritaire Comités (PC’s) vormen de belangrijkste pijlers van het sectorale overleg in
België. Momenteel bestaan er zo’n 100 PC’s die zich over bijna alle bedrijfstakken
uitstrekken. Iedere onderneming (en dus iedere werknemer) behoort tot één van deze
paritaire comités (Voor een online overzicht met links naar de paritaire (sub)comités, zie:
http://www.meta.fgov.be/pc/pce/pcep/nlcep11.htm). In deze paritaire comités worden
sectorale cao’s afgesloten die gelden voor alle werknemers van een welbepaalde sector.

-9-
Duurzaam werken

 Op centraal niveau: interprofessionele cao


De Nationale Arbeidsraad (NAR) en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB)
vormen samen de koepel van de overlegstructuur tussen werknemers en werkgevers in
België. Representatieve vertegenwoordigers van werknemersorganisaties (vakbonden) en
werkgeversorganisaties zetelen in beide raden. Binnen de NAR worden interprofessionele
collectieve arbeidsonderhandelingen (cao's) afgesloten, die voor alle sectoren en bedrijven
en dus voor alle werknemers in België bindend zijn. In de CRB overleggen de sociale
partners over de algemene economische toestand (zo is o.a. wettelijk bepaald dat de CRB
moet vaststellen of de concurrentiepositie van de bedrijven in het gedrang komt).

foto: Rob Stevens (ACV)

 Groep van tien: interprofessionele akkoorden


Buiten de formele overleginstanties komen de leidende instanties van werknemers- en
werkgeversorganisaties regelmatig samen. Deze zogeheten ‘groep van 10’ is essentieel voor
de relaties tussen de sociale partners onderling en met de federale regering. Hier worden de
InterProfessionele Akkoorden (IPA’s) afgesloten. Deze centrale akkoorden dienen als
minimumcriteria voor het regeringsbeleid en voor de vertegenwoordigers van werknemers
en werkgevers op sectorniveau, als leidraad bij hun onderhandelingen. Concrete uitwerking
gebeurt via regelgeving (wetten en besluiten) en hierboven besproken interprofessionele
cao’s en sectorale cao’s.

Uiteenlopende thema’s
Bovenstaande cao’s vormen dus een aanknopingspunt om maatregelen af te spreken die
een sector en de bedrijven binnen de sector, duurzamer kunnen maken. Er is reeds al wat
werk verricht want de laatste jaren bespeuren we uiteenlopende onderwerpen in de
afgesloten cao’s die verder gaan dan loonovereenkomsten:

 Permanente vorming: In 2001-2002 werd gestreefd naar een vormingsinspanning van


1,6% van de loonkosten. De meeste sectoren hadden echter tijdens de overlegronde 1999-
2000 hun bijdragen reeds verhoogd, en beslisten hun inspanningen niet verder op te
voeren. Enkele sectoren gingen in tegen deze tendens en verdiepten hun opleidingsbeleid.

- 10 -
Duurzaam werken

 Opleiding en vorming van risicogroepen: In de sectorale akkoorden 1999-2000


hebben tal van sectoren hiervoor extra inspanningen geleverd - hetzij door minstens 0,10%
van de loonkost of door een striktere definiëring van risicogroep.

 Mobiliteit: De wettelijke tussenkomst werd in het


interprofessioneel akkoord 2000 tot 60% verhoogd.
Enkele sectoren stimuleerden in de sectorale
onderhandelingen 2001-2002 het gebruik van het
openbaar vervoer bij hun werknemers door een hogere
terugbetaling van het abonnement. Een aantal sectoren
voerde ook een fietsvergoeding in.

 Personeelsbeleid en diversiteit is een ruim concept, met diverse subthema’s die als
aangrijpingspunt kunnen dienen tijdens de sectorale onderhandelingen.
Gezinsvriendelijke bedrijven: vele sectoren hebben het (minimale) tijdskrediet
van 1 jaar uitgebreid voor hun werknemers.
Arbeidsmarktbewust personeelsbeleid: opleidingskansen geven aan werkzoe-
kenden.
Diversiteit: bv. een racismevrij ondernemingsbeleid uitwerken.
Leeftijdsbewust personeelsbeleid: de bestaande sectorale eindeloopbaan-
regelingen werden voor 2001-2002 in de meeste bedrijfstakken verlengd.

 Oprichting sectorale pensioenfondsen: Nieuw in de sectorale onderhandelingen 2001-


2002 was de oprichting van sectorale pensioenfondsen. Om de bedrijfstakken te stimuleren
eigen pensioenfondsen op te richten, werd met de regering overlegd de bijdragen niet in de
loonnorm op te nemen. Een aantal sectoren namen alvast het voortouw.

Voorbeeld: eerste duurzame cao bij L’Oréal in Libramont – 12 juli 2001


Op 12 juli 2001 werd bij L’Oréal in Libramont (650 werknemers) een historische cao op
bedrijfsniveau afgesloten. Voor het eerst kreeg een eerder abstract begrip als duurzame
ontwikkeling, een concreet gezicht in een bedrijf. De nadruk op een mensvriendelijk
personeelsbeleid hoeft niet haaks te staan op het economisch streven van een bedrijf.
Werknemers die last hebben van spier- en gewrichtsaandoeningen door bandwerk, krijgen
binnen het bedrijf een omscholing om met nieuwe technologieën om te gaan. Ook wordt
de nodige aandacht besteed aan de negatieve gevolgen van stress en flexibiliteit. Jonge
bestaansminimumtrekkers en langdurig werklozen uit de streek krijgen in het bedrijf een
opleiding tot inpakker of vorkheftruckchauffeur. Kaderleden geven hun kennis door aan
lokale kmo’s en sociale werkplaatsen. Een werkgroep Mobiliteit werd opgericht, die
probeert o.a. carpoolen te stimuleren (ook al betaalt het bedrijf de taxirit van en naar het
station).
Er komt ook een jaarlijkse milieubalans, naast de reeds bestaande sociale en financiële
balans. In deze milieubalans worden de vorderingen aangegeven op het vlak van minder
verbruik van elektriciteit en water en een geringere afvalproductie.

Meer info:
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg: http://meta.fgov.be/pa/nla_index.htm

- 11 -
Duurzaam werken

4.2 Sectorconvenanten
Naast de cao is er ook de sectorconvenant als onderhandelingsinstrument voor
syndicalisten die duurzame aspecten in hun sector willen loodsen. Het gaat hier om een
Vlaamse maatregel, gebaseerd op het Vlaams werkgelegenheidsakkoord van 12 februari
2001. Opgelet: de sectorconvenant is niet hetzelfde als de sectorale cao. Waar de cao een
afdwingbare overeenkomst is tussen de sociale partners, is bij de sectorconvenant ook de
overheid betrokken en is ze eerder vrijblijvend. Niemand wordt verplicht een
sectorconvenant af te sluiten. Indien een sector een sectorconvenant afsluit krijgt ze wat
meer ruimte betreffende de precieze invulling ervan terwijl een cao nauwgezet opgevolgd
moet worden. Een sectorconvenant wordt dus afgesloten tussen de sociale partners van
één bepaalde sector en de Vlaamse regering. Opvallend is ook dat sectorconvenanten niet
meteen over koopkracht in de strikte economisch zin van het woord gaan. Door zo’n
sectorconvenant te ondertekenen, verbindt een sector zich ertoe engagementen te nemen
die betrekking hebben op minstens één van de vier volgende thema’s:

het verhogen van de arbeidsdeelname van kansengroepen en het diversiteitsbeleid;


het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt;
het bevorderen van opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling;
het versterken van het mobiliteitsbeleid.

Iedere sector kan zijn eigen accenten leggen. In ruil voor hun engagement krijgen de
sectoren de hulp van sectorconsulenten die moeten zorgen voor de uitvoering van het
convenant.

Reeds vanaf 2002 konden de sectoren zo’n convenant afsluiten. En het moet gezegd, er
zijn er heel wat op ingegaan. Tot op heden zo’n 25 sectoren. Dat komt neer op zo’n 70%
van de Vlaamse arbeidsmarkt op basis van het aantal werknemers in Vlaanderen. De
voornaamste sectoren die nog ontbreken in het lijstje van de sectorconvenants zijn o.a. de
sector van de wasserijen, de sector van de schoonmaak, de distributiesector, de sector van
de internationale handel en de sector van de verzekeringen en banken. Een aantal van deze
sectoren (o.a. distributie, schoonmaak, …) heeft een relatief belangrijk potentieel van
laaggeschoolden waardoor de mogelijkheid tot inschakeling van laaggeschoolden op de
arbeidsmarkt kan worden verhoogd.

Als afgevaardigde is het belangrijk op de hoogte te zijn van het feit of je sector zo’n
sectorconvenant heeft afgesloten en zo ja, hoe lang de convenant nog geldt. Een overzicht
van welke sectoren reeds een convenant afgesloten hebben is te vinden op:
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_convenants.htm. Je kan er tevens
zien hoe lang de convenant nog loopt. Indien je sector nog geen convenant afsloot is je
kans nog niet verkeken. Op 31 maart 2003 sloten de sociale partners en de Vlaamse
regering immers een Vlaams Akkoord 2003-2004. In dit Akkoord is bepaald dat de
maatregel van de sectorconvenants in 2004-2005 wordt verlengd en uitgebreid tot nieuwe
sectoren.

Om de sociale partners op weg te helpen heeft de administratie een aangepast model van
de sectorconvenant en bijhorend actieplan ontworpen die als inspiratie en voorbeeld

- 12 -
Duurzaam werken

kunnen dienen voor de sectoren. Alle sectoren moeten immers zowel een sectorconvenant
opstellen waarin de krijtlijnen en thema’s staan als een sectoraal actieplan die een reeks
voorstellen en concrete acties omvat ter aanvulling van het convenant. De
voorbeeldmodellen van deze documenten, vormen de basis voor de onderhandelingen met
de sectoren die in het najaar 2004 starten over het afsluiten van nieuwe convenants en
verlenging/vernieuwing van bestaande convenants
(www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_modelconvenant.htm).

De overheid roept de sectoren op om vooral aandacht te hebben voor de thema’s


diversiteit en mobiliteit. Wat betreft mobiliteit heeft ongeveer de helft van de sectoren een
engagement genomen om initiatieven te nemen die de mobiliteit van werkzoekenden en
werknemers ten goede komen bijvoorbeeld een uitzendbus om werkzoekenden te
vervoeren naar bedrijventerreinen, een sectoraal mobiliteitsplan, … . Diversiteit gaat over
het toeleiden en opleiden van kansengroepen. Hier engageren al heel wat sectoren zich tot
een zeer brede waaier van initiatieven en concrete acties o.a.: werknemers uit de
kansengroepen opleiden waarvan ten minste een bepaald percentage allochtonen, gratis
aanbieden van taalcursussen, opleidingen aanpassen aan de noden van
arbeidsgehandicapten, campagnes opstarten om leeftijdsbewust personeelsbeleid in
bedrijven te bevorderen en zo meer. Verder in deze brochure vind je nog fiches over de
thema’s mobiliteit en diversiteit.

Meer info:
Website van de Vlaamse gemeenschap:
www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_situering.htm

- 13 -
Duurzaam werken

5 Suggesties

In de deelhoofdstukken hierna doen we een aantal duurzaamheidsuggesties die enerzijds op


korte termijn in een bedrijf haalbaar zouden kunnen zijn. Anderzijds bespreken we enkele
thema’s die op langere termijn eventueel in cao’s, bij voorkeur op sectorniveau, kunnen
worden opgenomen. Zoals gezegd is deze brochure een bundeling van tips die mensen aan
het denken kan zetten om duurzaamheid in de eigen werkomgeving toe te passen.
Vanzelfsprekend is dit slechts een greep uit het aanbod. Er kunnen nog héél wat andere
aspecten opgenomen worden, ieder bedrijf heeft ook zijn eigenheid en specifieke noden.
Voel je vrij om te experimenteren met andere thema’s als dat nodig blijkt. Doel van deze
publicatie is immers werknemers ideeën te verschaffen om zelf duurzaam te werken. Veel
succes!

Overzicht van de thema’s die aan bod komen:


 Duurzaam consumeren in jouw bedrijf
 Duurzaam produceren in jouw bedrijf
 Wieg tot graf benadering van een product
 Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat voor bedrijven
 Ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen
 Sectorale Noord-Zuid clausule
 Duurzame mobiliteit
 Bodemsanering van bedrijfsgronden
 Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg
 Vervanging van schadelijke stoffen
 Syndicale informatierechten met betrekking tot energie
 Fonds om bij werknemers thuis energiezuinige maatregelen te financieren
 Mens en gezinsvriendelijkere bedrijven

- 14 -
Duurzaam werken

Suggestie 1: Duurzaam consumeren in jouw bedrijf


‘Sensibilisering rond een duurzaam aankoopbeleid’

 Leden van het CPB en de OR gaan bewuster letten op het koopgedrag van het
bedrijf en gaan ook hun collega’s en/of werkgever daarop attent maken via CPB en
OR.

Het is ongelooflijk wat een bedrijf allemaal aankoopt om te kunnen functioneren. Een
bedrijf dat duurzaam wil werken, dient dan ook voldoende aandacht te besteden aan die
aankopen door na te gaan of de producten duurzaam zijn: ‘Is bij de productie van de
producten rekening gehouden met sociale en ecologische aspecten, geven ze de
mogelijkheid tot een verantwoord verbruik (bv. energiezuinige toestellen)’? Zowel leden
van de ondernemingsraad (OR) als leden van het comité ter preventie en bescherming op
het werk (CPB) kunnen het aankoopbeleid van een onderneming beïnvloeden. CPB-leden
kunnen hun voorkeur uiten voor milieuvriendelijke, sociaal verantwoorde en veilige
producten. Vakbondsvertegenwoordigers in de OR kunnen het management aanmanen
om mens- en milieuvriendelijke investeringen te doen. Op die manier gaan syndicalisten
bewuster letten op het consumptiegedrag van het bedrijf en maken ze hun collega’s en
werkgever attent op de mogelijkheden van een duurzaam aankoopbeleid in het bedrijf.
Hieronder volgen een aantal suggesties voor vakbondsafgevaardigden die in hun bedrijf
‘duurzaam consumeren’ willen promoten:

-Het bedrijf geeft voorrang aan duurzame producten in zijn


aankoopbeleid: bij de aankoop van producten wordt rekening
gehouden met sociale- en milieucriteria. Het aankoopbeleid van
een bedrijf kan het best op het CPB worden besproken,
omdat werknemers met deze aangekocht stoffen en producten
moeten werken. Vraag de hulp van de preventieadviseur en de Spaarlamp
milieucoördinator (als die er zijn). Zij kunnen het voorbereidende
werk doen en stimulerend werken naar het voltallige CPB. Het is niet altijd eenvoudig na
te gaan welk product het meest duurzaam is. Gelukkig zijn er een aantal websites om ons
daarbij te helpen:

 On-line gids voor duurzame aankopen


www.gidsvoorduurzameaankopen.be
Deze site is in de eerste plaats bedoeld voor de aankoopdiensten van de (federale)
overheid. De lijsten met criteria die er te vinden zijn kunnen van pas komen in het
bestek van een offertevraag. De site kan echter iedereen helpen om ecologisch en
sociaal verantwoorde aankopen te doen, vooral in de kantoor- en huishoudsfeer. Er
worden regelmatig updates gemaakt.

- 15 -
Duurzaam werken

 Milieukoopwijzer
www.milieukoopwijzer.be
Deze site is opgesteld door de Bond Beter Leefmilieu en wil aankoop-
verantwoordelijken van scholen, lokale besturen en administraties een helder en
toegankelijk instrument aanbieden om een milieuverantwoorde aankoop mogelijk te
maken van de meest gebruikte producten. De koopwijzer omvat enerzijds een
inhoudelijk luik, waarin per product de meest relevante milieucriteria toegelicht
worden en anderzijds een praktisch luik waarin de verkrijgbaarheid aan bod komt:
met lijsten van milieusparende merken en hun leveranciers.

-Milieuvriendelijk bedrijfsdrukwerk: Bij het drukken van brochures, briefpapier en


andere documenten, kan het bedrijf milieuvriendelijke eisen stellen zoals het gebruik van
kringlooppapier, drukken met vegetale inkten, levering in gerecycleerde kartons,
verminderd verbruik van fotochemicaliën door toepassing van meer digitale
druktechnieken, nabije ligging drukkerij (minder transport), duurzaam documentenbeheer
(bijv. meer werken met ‘tijdloze’ documenten en losbladige systemen), standaardformaat
(minder papierresten), … .

-Slim papiergebruik (o.a. kringlooppapier): Ook binnen het bedrijf kan vast nog
milieuvriendelijker met papier worden omgesprongen. Papier besparen kan op
verschillende manieren: dubbelzijdig printen, gebruik kringlooppapier, gebruik kladpapier
bij niet-definitieve afdrukken en gewoon minder printen. CPB-leden zouden hun collega’s
hierop attent kunnen maken, onder meer door sensibiliserende affiches naast de printer te
hangen.

-Eerlijke producten: ‘Eerlijke’ koffie en thee (met fair trade label zoals bijvoorbeeld Max
Havelaar) op de vergadertafel en in de kantine.

-Waterbesparende tips: Vaak volstaan enkele kleine ingrepen in het bedrijf om vele liters
water te besparen: spaartoetsen in het toilet, onmiddellijk herstellen van lekkende kranen,
waterbesparende douchekop, het installeren van ééngreepsmengkranen (hierdoor gaat geen
water verloren met het zoeken naar de juiste temperatuur).

 Ook wanneer het gaat over grotere aankopen zoals een productiemachine, moeten
vakbondsafgevaardigden, meestal leden van de OR, nagaan of het bedrijf de meest
duurzame keuze gemaakt heeft. Leden van de OR kunnen de bedrijfsleiding immers advies
geven over het investeringsbeleid van de onderneming. Zo kunnen ze hun werkgevers
aansporen te kiezen voor bijv. de meest energiezuinige optie.

- 16 -
Duurzaam werken

 In vele bedrijven werken onderaannemers, denk maar aan onderhoudsmensen en


herstellers van machines. Het is belangrijk dat ook zij ‘veilige’ producten meebrengen en
gebruiken. Als afgevaardigde kan je hen daar attent op maken, want zij kennen niet altijd de
reglementering van het bedrijf. Spreek er ook je milieucoördinator of preventieadviseur
over aan zodat zij afspraken kunnen laten opnemen in het contract.

Meer info:
-OVAM (de openbare afvalstoffenmaatschappij) heeft in 2001 een ‘handboek milieubewust
consumeren’ uitgegeven. Doel was alle beschikbare kennis en informatie over de milieu-
impact van 10 productgroepen te verzamelen en verspreiden. De brochure is gratis te
downloaden en te bestellen op info@ovam.be.
-www.koopfairtrade.be
-www.gidsvoorduurzameaankopen.be
-www.milieukoopwijzer.be
-Oxfam-Wereldwinkels: www.oww.be

Lees ook:
-Suggestie 2: Duurzaam produceren
-Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product
-Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat

- 17 -
Duurzaam werken

Suggestie 2: Duurzaam produceren in jouw bedrijf

 Leden van het CPB en de OR gaan via hun informatie- en adviesrechten na of


het productieproces in hun bedrijf wel duurzaam verloopt. Ze trachten eveneens
via het CPB en de OR hun werkgever en/of collega’s attent te maken op de
noodzaak van een duurzame productiewijze.

Bedrijven moeten bij de productie van hun producten trachten zo weinig mogelijk
ecologische en sociale schade toe te brengen. Hiervoor kunnen ze onder meer een
beroep doen op de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dit zijn technieken waarbij de
impact op het milieu zoveel mogelijk beperkt wordt en die tegelijkertijd economisch
haalbaar zijn. De vakbond, en meer bepaald de OR en het CPB, heeft via de informatie en
adviesrechten die ze heeft verworven (zie pagina 7), de taak op zich genomen om na te
gaan of het bedrijf duurzaam produceert:

 OR-leden kunnen het bedrijf bijvoorbeeld aanspreken over het inkrimpen van
het bedrijfsafval, energie-efficiëntie of het integraal waterbeheer. Ze hebben immers
de bevoegdheid om het bedrijf advies te geven over milieu-investeringen,
onderzoek en ontwikkeling en de toekomstverwachtingen van het bedrijf.

 Ook het CPB kan toezien op het milieu- en preventiebeleid van het bedrijf
bijvoorbeeld naar aanleiding van de jaarlijkse milieuvergadering waar het
milieujaarverslag en het verslag van de milieucoördinator besproken worden. Beter
is echter om milieuaspecten regelmatig op het CPB ter sprake te brengen en niet te
wachten tot op de jaarlijkse vergadering.

Afgevaardigden hebben de handen vol met het opvolgen van het gewone vakbondswerk en
het preventiebeleid van hun onderneming. De vaak technische materie maakt het er niet
eenvoudiger op. Toch is het enorm belangrijk om als vakbondsafgevaardigde aandacht te

- 18 -
Duurzaam werken

hebben voor het milieubeleid in je bedrijf. Milieuvervuiling leidt immers onvermijdelijk tot
gezondheidsklachten (voor werknemers, consumenten en buurtbewoners) en bedrijven die
het niet nauw nemen met het milieu riskeren hun milieuvergunning kwijt te raken (en dus
spelen ze met de tewerkstelling van hun werknemers). Bovendien spelen ze met de
reputatie van hun bedrijf: consumenten worden immers (terecht) meer en meer
milieubewust.

-MILIEUCHECKLIST-
voor de vakbondsafgevaardigde
 Tot welke klasse behoort je bedrijf? Moet je bedrijf een milieuvergunning hebben en zo
ja, is er een vergunning? Wanneer vervalt de huidige vergunning? Staan er bijzondere
voorwaarden in de vergunning, die specifiek aan jouw bedrijf zijn opgelegd?
 Krijgen de vakbondsafgevaardigden een exemplaar van het milieujaarverslag en het
jaarlijks actieplan (JAP) en dergelijke (zie ook pagina 7)?
 Is er in je bedrijf een milieucoördinator? Wie is bevoegd voor milieuaangelegenheden
indien er geen milieucoördinator is aangesteld?
 Wie is de preventieadviseur (verplicht) in je bedrijf?
 Zijn er al klachten (geluid, stank, …) van omwonenden gesignaleerd. Hoe reageert het
bedrijf hierop?
 Heb je zicht op de emissies in de lucht en de lozingspunten van je bedrijf? Weet je of
voor bepaalde stoffen de normen overschreden worden?
 Heb je zicht op de kwaliteit van de binnenlucht in je bedrijf? Worden de wettelijke
grenswaarden terzake gerespecteerd?
 Zijn de terreinen of het grondwater waarop het bedrijf is gevestigd vervuild en zo ja is er
al gesaneerd of is men het van plan?
 Heb je zicht op de emissies in het afvalwater en de lozingspunten van je bedrijf? Weet je
of voor bepaalde stoffen de normen overschreden worden?
 Wordt er gewerkt aan een zuiniger gebruik en hergebruik van water in het bedrijf? Wordt
er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van gesloten watersystemen?
 Wordt er getracht zo weinig mogelijk afval te produceren en wordt het afval naderhand
gesorteerd?
 Is er in je bedrijf sprake van geluidsoverlast, geuroverlast of lichthinder?
 Komen er werknemers in contact met stralingen?
 Worden er giftige, kankerverwekkende of agressieve producten gebruikt of geproduceerd
in je bedrijf? Wordt er veilig mee omgesprongen?

Voorgaande checklist kan je helpen om het milieubeleid in je onderneming beter op te


volgen en niets over het hoofd te zien. Indien je vragen hebt over het milieu- en
preventiebeleid van je onderneming, aarzel dan niet om aan te kloppen bij de
milieucoördinator of preventieadviseur van je bedrijf. Ook de secretaris van je vakbond kan
je verder helpen.

- 19 -
Duurzaam werken

Meer info:
-Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest (alle info over de
milieuwetgeving): www.emis.vito.be
-Vlaamse navigator milieuwetgeving: hier is alle milieuwetgeving terug te vinden:
http://www.emis.vito.be/navigator/
-Milieu en gezondheid in en om de onderneming: een syndicaal actiepunt (november 2003)!
Dit is een uitgave van Arbeid en Milieu vzw en is gratis aan te vragen bij je vakbond of bij
Arbeid en Milieu.

Lees ook:
-Suggestie 1: Duurzaam consumeren
-Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product:
-Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat

- 20 -
Duurzaam werken

Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product

 Via sectorale cao’s meer informatierechten afdwingen (zowel op sociaal als


milieuvlak) over de gehele productieketen van een product.

Vorige suggesties richtten zich specifiek tot het productieproces binnen het bedrijf maar
duurzaam werken houdt meer in. Voor ieder vervaardigd product moeten zowel de milieu
als sociale aspecten voor de hele productieketen worden bekeken. Bedrijven
concentreren zich in de praktijk nog teveel op het eigen bedrijf, het eigen productieproces,
en houden geen rekening met het milieubeleid en de sociale omstandigheden van hun
onderaannemers en leveranciers. ‘Stroomopwaarts’ speelt bijvoorbeeld de manier waarop
grondstoffen worden gewonnen een rol, of hoe wordt omgesprongen met
werknemersrechten en met kinderarbeid bij leveranciers. ‘Stroomafwaarts’ kan men niet
rond zaken als productveiligheid, het energiegebruik van een product en afvalbeheer.

Voorbeeld

In een bedrijf worden autozetels gemaakt. De productie ervan in het bedrijf gebeurt
op de juiste sociale en ecologische manier: arbeidsrechten worden gerespecteerd,
werknemers worden billijk betaald, er wordt met de Beste Beschikbare Technieken (BBT)
gewerkt, het milieu wordt minimaal belast. Tot daar is alles in orde. De wieg tot graf
benadering vraagt echter om verder te kijken: wat er aan vooraf ging en wat er tijdens en na
gebruik met het product gebeurt? Werden de stoffen onder correcte sociale
omstandigheden geweven, werd tijdens het verven het water gezuiverd, waaruit bestaat de
schuimvulling, wat gebeurt er met de zetels eens ze op het autokerkhof beland zijn,
enzovoort.

Wie echt verantwoord een product wil vervaardigen en verkopen, kan dus niet anders dan
de volledige keten ervan in ogenschouw te nemen. De gezondheidsaspecten, de
milieuaspecten en de sociale aspecten moeten ook buiten de muren van het bedrijf
gerespecteerd worden. De vraag is wel: ‘Hoe doe je dit? Hoe kom je te weten hoe de
productieketens van de verschillende producten die door je bedrijf vervaardigd
worden er uitzien?’ Dat is inderdaad niet eenvoudig! Het bedrijf zelf kent meestal slechts
een klein deel van deze keten, met name de directe toeleveranciers. Weinig bedrijven weten
hoe de hele productieketen eruit ziet, ze willen hiervoor ook geen verantwoordelijkheid
opnemen. Dat laten ze aan hun leveranciers over.

Als afgevaardigde kan het nuttig zijn om de productieketens van je bedrijf wat nader te
bekijken en/of er vragen over te stellen aan de bedrijfsleiding. Een handig hulpmiddel
hierbij is de brochure die het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO) ontwikkeld
heeft. Aan de hand daarvan kan je de volledige productieketen in je bedrijf nagaan, maar
- 21 -
Duurzaam werken

ook in de bedrijven die grondstoffen leveren aan jouw bedrijf. De brochure behandelt
onder meer milieuthema’s als luchtverontreiniging en geurhinder, maar ook sociale zaken
als kinderarbeid en lonen worden onder de loep genomen. Aanvragen kan op:
http://cdonet.ugent.be/product/onderzoek/brochure.htm.

Een eenvoudigere manier om na te gaan of je bedrijf of een toeleverancier de sociale en


ecologische regels respecteert, is te achterhalen of jouw bedrijf of de toeleverancier één of
ander keurmerk behaald heeft. Zo zijn er sociale labels/certificaten, milieulabels/certi-
ficaten en labels die een erkenning van duurzaam beheer geven. Een label wordt meestal
toegekend aan een product terwijl een certificaat voor een gans bedrijf geldt. In suggestie
vier gaan we dieper in op een aantal sociale labels/certificaten. Zo heeft de Belgische
overheid een eigen label geïnstalleerd: het ‘social label’ (www.social-label.be). Een dergelijk
label is een bewijs dat over de gehele productieketen, de fundamentele IAO conventies
gerespecteerd zijn. De aanvraag van een sociaal label zet het bedrijf aan tot een sociaal
verantwoord ketenbeheer. Een voorbeeld van een ecolabel is het Europese ecolabel 'De
Bloem' dat sinds 1992 wordt toegekend aan producten die gedurende de volledige
levenscyclus minder schade aan het milieu berokkenen
(europa.eu.int/comm/environment/ecolabel).

Informatie
Om te achterhalen of jouw bedrijf rekening houdt met de volledige productieketen van het
product en de checklist van het Centrum Duurzame Ontwikkeling (CDO) te kunnen
invullen, heb je informatie nodig. Pas als je alle informatie hebt over de stroomopwaartse
en de stroomafwaartse handelingen, kan je een ketenanalyse maken van de producten die in
je bedrijf worden vervaardigd en/of verkocht. Tracht daarom het recht op die informatie
vast te leggen in een sectorale cao. Op die manier verkrijg je transparantie over de
productieketen. Om goed te kunnen onderhandelen over deze bijkomende inforechten,
moet over de bedrijven (en de vakbonden) heen overleg gepleegd worden om:
 Te onderzoeken waaruit de productieketen van je bedrijf/sector mogelijkerwijs
zou kunnen bestaan. De checklist kan hiervoor een handig hulpmiddel zijn. Het
helpt om zorgvuldig te kunnen nadenken over de weg die het product dat je bedrijf
verkoopt, heeft afgelegd.
 Een gezamenlijk standpunt hieromtrent te vormen.

Eens je dit recht hebt verworven en bijgevolg zicht hebt op de volledige keten, heb je het
materiaal in handen om te onderhandelen, om druk uit te oefenen.

- 22 -
Duurzaam werken

Volgend lovenswaardig voorbeeld van de kleding en de confectiesector kan misschien ook


in jouw sector toegepast worden:

Gedragscode in de kleding en confectiesector met betrekking


tot sociaal verantwoorde productie

In de confectiesector (paritair comité nr. 109) werd in mei 2003 een cao afgesloten tussen
werkgevers en vakbonden waarbij de ondertekenende partijen zich verbinden om alle
confectie-ondernemingen aan te sporen om in de volledige productieketen (eigen
onderneming, onderaannemer, contractant, hoofdleverancier, licentiehouder, …) de
conventies van de IAO na te leven (o.a. geen dwangarbeid, verbod op kinderarbeid,
behoorlijke werkomstandigheden).

De sociale partners willen met deze gedragscode ijveren voor een sociale Belgische
kleding- en confectiesector. Zowel de werknemersorganisaties als de werkgevers-
organisaties zijn er immers van overtuigd dat aandacht voor menswaardige
levensomstandigheden essentieel is voor een duurzame economie en samenleving. Met
deze gedragscode verbinden de sociale partners zich ertoe om zowel de werkgevers als de
werknemers degelijk te informeren over de inhoud van deze gedragscode en om een aantal
eigen en gemeenschappelijke acties op te zetten die binnen het paritaire comité besproken
zullen worden. Daartoe wordt een stappenplan opgesteld. De partijen engageren zich
eveneens om gezamenlijke stappen te zetten opdat een haalbaarheidsstudie kan worden
gestart om de IAO de controle van de arbeidsomstandigheden in de ondernemingen toe te
kennen.
De gedragscode is er in de confectiesector gekomen ter vervanging van allerhande labels
die veel bedrijven in andere sectoren behalen. Omdat confectiebedrijven zich kenmerken
door voortdurend wisselende producten met een zeer korte productieduur duurt de
toekenning van allerhande labels soms langer dan de ontwerp- en productiefase samen.
Daarnaast zijn de kostprijs en opvolging van dergelijke labels voor het gemiddeld Belgisch
confectiebedrijf (meestal KMO’s) te duur.

Meer info:
-Centrum Duurzame Ontwikkeling: http://cdonet.ugent.be/

Lees ook:
-Suggestie 1: Duurzaam consumeren
-Suggestie 2: Duurzaam produceren
-Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat

- 23 -
Duurzaam werken

Suggestie 4: Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat


voor bedrijven

 Via een sectorale cao kunnen bedrijfssectoren er naar streven dat alle
bedrijven in hun sector op termijn sociale producenten zullen worden. De bedrijven
kunnen dit bijvoorbeeld doen door een sociaal aansprakelijkheidslabel te
verwerven.

In suggestie 3 hebben we het sociale aansprakelijkheidscertificaat al kort aangehaald.


Omdat het thema zo belangrijk is, gaan we er hier nog wat dieper op in. Want duurzaam
werken houdt ook in dat het bedrijf aandacht heeft voor sociale thema’s als kinderarbeid,
arbeidsomstandigheden en rechtvaardige verloning. En dit niet alleen in de Vlaamse
vestigingen van het bedrijf, maar in al de vestigingen, waar ook ter wereld. Bedrijven die
zich echt willen engageren betreffende duurzaam werken kunnen proberen een sociaal-
aansprakelijkheidslabel te bekomen. Dat bewijst dat een product in sociaal eerlijke
omstandigheden werd vervaardigd. We stellen je een tweetal certificaten voor:

Het SA 8000 certificaat


Het SA 8000 certificaat werd ontwikkeld door de Amerikaanse organisatie Social
Accountability International (SAI). SA staat dus voor social accountability of ook sociale
aansprakelijkheid. Doel is de arbeidsomstandigheden in bedrijven wereldwijd te verbeteren.
Een bedrijf dat een certificaat wil behalen, moet aan een aantal sociale criteria voldoen – en
dit geldt op termijn ook voor al de onderaannemers en leveranciers van het bedrijf. Het
merendeel van deze criteria zijn gebaseerd op conventies van de internationale
arbeidsorganisatie (IAO). Het certificaat richt zich op negen kernthema’s: kinderarbeid,
gedwongen arbeid, gezondheid en veiligheid, compensatie, arbeidsuren, discriminatie,
discipline, vrije vereniging en collectieve afspraken en managementsystemen. Bedrijven die

- 24 -
Duurzaam werken

graag een dergelijk SA 8000 certificaat willen behalen, worden gecertificeerd door een
onafhankelijk controleorganisme dat daartoe erkend is. Dat controleorganisme onderzoekt
of een bedrijf dat een SA certificaat wil, aan de normen voldoet. Het onafhankelijke
controleorganisme moet overigens advies inwinnen bij vakbonden en NGO’s vooraleer ze
een bedrijf een certificaat kan toewijzen. Tenslotte moet het controleorganisme ook
klachten- en beroepsmogelijkheden voorzien waar individuele werknemers, organisaties, en
andere betrokkenen terecht kunnen ingeval gecertificeerde bedrijven activiteiten aan de dag
zouden leggen die onverenigbaar zijn met het SA 8000 certificaat. Eens een bedrijf het
certificaat behaald heeft, mogen ze ermee uitpakken naar hun consumenten door een label
aan te brengen op hun producten. Gecertificeerde bedrijven worden aan een halfjaarlijkse
controle-audit onderworpen. Meer info over het SA 8000 certificaat is te vinden op
www.cepaa.org.

In augustus 2004 waren 430 bedrijven SA 8000 gecertificeerd, in


44 industriële sectoren en verspreid over 40 landen. In België zijn
zowel het uitzendkantoor Randstad als de lingerieproducent Van
De Velde gecertificeerd:

Van De Velde pakt uit met schone lingerie


De lingerieproducent Van De Velde uit het Oost-Vlaamse Schellebelle kreeg in december
2003 als eerste kledingbedrijf in ons land het SA 8000 label toegekend. Het zijn de
vakbonden die Van De Velde zo ver hebben gekregen door het belang van een duurzaam
ondernemerschap herhaaldelijk aan te kaarten bij de bedrijfsleiding. Tot nog toe (eind
2004) beschikt enkel de Belgische afdeling over het SA 8000 label. Het is de bedoeling om
ook de productie-eenheden in Hongarije, China en Tunesië door te lichten. De Belgische
Van De Velde werknemers vinden immers dat ook hun buitenlandse collega’s recht hebben
op werk in sociaal aanvaardbare omstandigheden. Ze hopen ten laatste begin 2005 ook
voor hen het label te behalen. Het wordt zonder twijfel moeilijker om aan de SA 8000-
normen te voldoen in de lageloonlanden waar Van De Velde voornamelijk produceert, dan
in de afdeling in België. In België vindt immers maar zo’n 7% van de productie plaats.
Toch zien de Belgische textielbonden geen grote problemen, op het gebrek aan sociaal
overleg na. Het ‘spreekrecht’ van de werknemers, en dus de betrouwbaarheid van een audit
die ter plaatse de situatie op de werkvloer onderzoekt, is in Tunesië, China en Hongarije
ook veel beperkter dan bij ons. Daarom heeft de Textielbond ACV Textura nu gesprekken
met plaatselijke vakbondsmensen om hen voor te bereiden op de audit. Als Van De Velde
het SA 8000 certificaat haalt voor zijn buitenlandse productievestigingen, kan het bedrijf
een voorbeeldfunctie vervullen voor de andere Belgische bedrijven, zeggen de bonden.
Meer info: ACV-Textura, Oude Vest 146, Dendermonde, tel: 052/25 95 70, Carl De
Clercq.

- 25 -
Duurzaam werken

Het Belgisch sociaal label


Met de wet van 27 februari 2002 ter bevordering van een sociaal
verantwoorde productie, heeft de Belgische overheid het initiatief
genomen om zelf een keurlabel te creëren. Er gaan immers steeds meer
stemmen op, niet in het minst van de vakbonden, voor een toezicht van
de overheid op de sociale labels. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij het
SA 8000-label. Het Belgische Sociaal Label zal tevens niet worden toegekend
aan een bedrijf in zijn geheel maar zal worden toegekend aan producten of diensten van
een bedrijf, waarbij tijdens alle fases van het productieproces, dus in alle bedrijven die deel
uitmaken van de gehele productieketen, de belangrijkste sociale rechten van de arbeiders
gerespecteerd worden. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de meeste
producten niet in één bedrijf in één land worden geproduceerd, maar in een hele
productieketen waarbij verschillende ondernemingen betrokken zijn. Om het Belgisch
Sociaal Label te bekomen, moeten de producten vervaardigd zijn in omstandigheden waar
respect geldt voor vakbondsvrijheid, het verbod geldt op dwangarbeid, het verbod geldt op
discriminatie, en de strijd tegen kinderarbeid. Elk bedrijf kan de toekenning van het sociale
label aanvragen voor een product dat door haar vervaardigd en/of gecommercialiseerd
wordt en dat in België op de markt wordt gebracht. Het ministerie van Economische zaken
onderzoekt dan of voldaan werd aan de criteria vastgesteld in de wet, en kent het label toe
of weigert het. Iedere drie jaar wordt een nieuwe officiële controle uitgevoerd, om het label
te hernieuwen. In de tussenliggende periode kan al wie vaststelt dat de voorwaarden voor
het toegekende sociaal label niet nageleefd worden, een klacht indienen. Meer info over
het Belgisch sociaal label is te vinden op www.sociaal-label.be.

Randstad Belgium
Randstad is in België een toonaangevende human resources dienstverlener. Het bedrijf zet
dagelijks 18.600 mensen aan het werk en heeft 925 permanente medewerkers en 120
kantoren verspreid over het hele land. Op acht december 2003 verkreeg Randstad Belgium
het Belgisch Sociaal Label. Dit betekent dat binnen de gehele productieketen de 8
basisconventies van de IAO gerespecteerd worden. Voor Randstad leek het een logische
stap om zich te verbinden aan dergelijk initiatief. Het bedrijf wil immers een
voortrekkersrol blijven spelen, zowel in de eigen sector als op algemeen economisch
niveau. Randstad Belgium werd in 2003 niet minder dan acht keer geauditeerd. Sommige
van deze audits werden uitgevoerd voor het verkrijgen van het SA 8000 certificaat. Elk van
deze audits met hun bijbehorende verslagen stelt Randstad in staat de lat steeds hoger te
leggen voor de toepassing van en het respect voor alle kwaliteitsnormen, veiligheidsnormen
en ethische normen. Wat betreft de norm op non-discriminatie bijvoorbeeld, werkte
Randstad in 2002 mee aan 19 “sociale cohesieprojecten” in samenwerking met de overheid,
de sociale economie, de sectoren en de bedrijven. Het resultaat was de duurzame
tewerkstelling van 850 oorspronkelijk kansarme werknemers. Veertien procent van de
Randstad-uitzendkrachten had tevens een andere dan de Belgische nationaliteit.
Meer info: Benoit Van Grieken; 02/474 60 22; benoit_van_grieken@randstad.be

- 26 -
Duurzaam werken

En jouw bedrijf?
De impact van sociale labels en certificaten groeit. Steeds meer bedrijven erkennen de
voordelen van het systeem, zowel voor de werknemers (garantie van goede
arbeidsomstandigheden) als voor de bedrijfsleiding (creatie van een goed bedrijfsimago,
minder arbeidsongevallen). Als afgevaardigde kan je het beleid van je bedrijf attent maken
op het bestaan van dergelijke labels en certificaten en polsen naar de intenties om zo’n
keurmerk aan te vragen. Je kunt wijzen op het economisch voordeel dat er een markt van
bewuste klanten bestaat die graag kiezen voor een product die op een sociaal rechtvaardige
manier tot stand is gekomen. Een sociaal keurmerk hoeft dus geen bijkomende last voor
het bedrijf te zijn. Integendeel, het kan zich zelfs vrij vlug vertalen in nieuwe
afzetmogelijkheden. Dit kan op zijn beurt andere bedrijven aanzetten om ook te streven
naar een dergelijk label of certificaat.

Ambitieuzer zou zijn dat alle bedrijfssectoren in een sectorale cao laten opnemen dat de
bedrijven in hun sector er op termijn naar zullen streven sociale producenten te worden en
dit te bewijzen door een label te behalen. Let wel: een sociaal label is alleen een bewijs van
goed sociaal beheer en zegt niets over het milieubeleid van de onderneming.

Meer info:
-Belgisch sociaal label: www.sociaal-label.be
-SA 8000 certificaat: www.cepaa.org

Lees ook:
-Suggestie 1: Duurzaam consumeren
-Suggestie 2: Duurzaam produceren
-Suggestie 3: Wieg tot grafbenadering van een product

- 27 -
Duurzaam werken

Suggestie 5: Ethisch beleggen van sectorale


pensioenfondsen

 IJveren voor een sectorale cao waarin vastgelegd wordt dat er


pensioenfondsen opgericht zullen worden en dat deze pensioenfondsen op een
ethische manier zullen belegd worden.

Pensioenstelsel: over de eerste, tweede en derde pijler


Dankzij het klassieke pensioenstelsel, de eerste pijler, heeft iedereen recht op een wettelijk
pensioen. Dit wettelijke pensioen is afhankelijk van de beroepsloopbaan en is beperkt tot
een bepaald plafond. Het waarborgt dat iedereen het sociale minimum krijgt. De
financiering van het pensioen gebeurt op basis van een ‘enveloppesysteem’. Dit betekent
dat er een solidariteit bestaat tussen de generaties: de sociale zekerheidsbijdragen van de
huidige actieven worden aangewend voor de betaling van de pensioenen van de huidige
gepensioneerden. Dit solidariteitsprincipe is financieel houdbaar zolang de verhouding
tussen actieven en gepensioneerden relatief contant is. Het probleem is dat die verhouding
meer en meer scheef groeit door de toenemende vergrijzing van onze samenleving.
Enerzijds groeit de groep mensen die betaald moeten worden uit de pensioenkas van de
overheid. Anderzijds groeit de groep mensen die de kas spekken, niet of toch niet even
snel. De overheid is zich bewust van het probleem en heeft daarom het ‘Zilverfonds’
opgericht. Dat fonds zal in de volgende decennia aangewend kunnen worden om enerzijds
de vermindering van de bijdragen van de actieven en anderzijds de verhoging van de
pensioenuitgaven op te vangen.

Ten gevolge van de berekeningswijze van het wettelijke pensioen (op grond van een
begrensd loon), zien de werknemers als ze met pensioen gaan hun beschikbare inkomen
sterker afnemen naarmate hun vroeger loon hoog was. De invoering van een aanvullende
pensioenregeling (tweede pensioenpijler) heeft dan ook tot doel het wettelijke pensioen
aan te vullen en de levenstandaard van de werknemers na hun pensionering op peil te
houden. Let wel: deze tweede pijler geldt alleen als aanvulling op het klassieke stelsel, niet
ter vervanging ervan. Voor deze tweede pijler gaat een percentage van het loon naar een
pensioenfonds, dat ofwel beheerd wordt door je bedrijf, ofwel door de sector waarin je

- 28 -
Duurzaam werken

werkt. Hier hebben de vakbonden een controlefunctie, als medebeheerder van die fondsen.
De werknemer kan zijn pensioen dan opnemen als hij met pensioen gaat.

De overheid moedigt de vorming van die aanvullende pensioenen aan. Daartoe heeft ze de
Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP, 2001) goedgekeurd. De wet maakt de tweede
pijler democratischer en meer solidair. De wet regelt onder meer dat iedereen moet kunnen
genieten van een aanvullend pensioen (en niet alleen werknemers uit grote bedrijven en
bedienden) en dat periodes van ziekte, werkloosheid, invaliditeit, enz. gelijkgesteld worden.
Dat wil zeggen dat je ook in die periodes verder bouwt aan je pensioenfonds. Ook moet er
een syndicaal toezicht zijn op het beheer van het fonds door middel van paritair beheer.
Door de nieuwe wet krijgen de paritaire comités dus de mogelijkheid in een duidelijk
juridisch kader en via sectorale regelingen te zorgen voor meer gedemocratiseerde
aanvullende pensioenen. Zowel het ABVV als het ACLVB hebben brochures over de ‘Wet
op de aanvullende pensioenen’. Vraag ernaar.

In België zijn er reeds verschillende sectorale pensioenspaarplannen opgesteld:


vb: PC 105, het paritaire comité voor de non-ferro metalen, heeft op
19/06/2001 een sectorale cao afgesloten over extra legaal pensioen (cao nr. 58393), die
algemeen bindend is verklaard. Vanaf 1/1/2002 wordt jaarlijks 0,6% van de individuele
brutolonen gestort in een extralegaal pensioenfonds op ondernemingsvlak.

De derde pijler tenslotte heeft betrekking op de individuele aanvullende pensioenvorming,


door middel van pensioenspaarformules bij banken en verzekeringsmaatschappijen.

Ethisch beleggen van de pensioenfondsen


De vakbonden staan achter de idee van de tweede pijler mits ze voldoen aan een aantal
democratische en solidaire principes. Gedeeltelijk voorziet de wet daarin maar de
vakbonden willen de solidariteit doortrekken: het geld van de aanvullende pensioenfondsen
zou uitsluitend op een maatschappelijk verantwoorde manier belegd mogen worden.
Dat wil zeggen dat het mag gebruikt worden voor de financiering van ondernemingen die
maatschappelijk verantwoord werken en die dus de werknemersrechten respecteren en
goede milieuzorgsystemen hebben. Op die manier steun je als spaarder bedrijven die
inspanningen leveren voor een duurzame samenleving. Op een indirecte manier verminder
je zo de sociale ongelijkheid en de druk op het milieu. Dit noemt men ethisch beleggen.

Het is makkelijk te achterhalen of het pensioenfonds van je sector/onderneming het


ethisch beleggen principe hanteert. Artikel 42 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen
verplicht de pensioensinstelling, of de in de cao of in het pensioenreglement aangeduide
rechtspersoon, immers om jaarlijks een verslag op te stellen voor alle betrokken partijen:
inrichter, werkgever en werknemer. Dit verslag moet naast de wijze van financiering, het
rendement van de beleggingen, de kostenstructuur en de eventuele winstdeling ook
informatie bevatten over de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de sociale,
ethische en leefmilieuaspecten ervan. In België vinden we zowel binnen de cao aanvullend
pensioen van de sector garages, maar ook binnen de sectoren metaalhandel, koetswerk en
elektriciens een passage in verband met ethisch beleggen. Jammer genoeg zijn het slechts
holle woorden en is er nog niets omgezet in de praktijk.

- 29 -
Duurzaam werken

Wat kan jij doen als afgevaardigde?


Tracht in eerste instantie na te gaan of je sector of onderneming al een pensioenfonds heeft
en zo ja of het ethisch beleggen-principe geïntegreerd is. Zoniet tracht het dan op de
agenda te plaatsen van de sectorale onderhandelingsronde 2005-2006. De stappen die reeds
binnen een aantal andere sectoren zijn gezet, kunnen zeker als inspiratie dienen. Indien je
sector overweegt een pensioenfonds op te starten, zorg er dan voor dat er rekening
gehouden wordt met duurzaamheidscriteria (sociale, ethische en leefmilieuaspecten).
Vakbonden kunnen immers zeer moeilijk tolereren dat geld uit een sectoraal pensioenfonds
wordt geïnvesteerd in bedrijven die fundamentele arbeidsrechten met voeten treden.
Pensioenfondsen zullen zich overigens niet aansluiten bij een bestaand beleggingsfonds. Ze
zoeken één of meerdere vermogensbeheerders en kunnen daarmee afspreken welke
beleggingscriteria zullen worden toegepast. Dit kunnen zowel bestaande ‘ethische
beleggingsproducten’ zijn (bv. het Ethibel label) als criteria op maat. Het is belangrijk dat
bij de oprichting van een pensioenfonds reeds in een vroeg stadium gesproken wordt over
de criteria die men wenst toe te passen. Dan kunnen deze criteria ook van bij het begin
meegenomen worden in de selectieprocedure en de prijsonderhandelingen met de
vermogensbeheerders. Sectoren die hun pensioenfondsen ethisch willen beleggen, kunnen
voor advies terecht bij Ethibel (zie kader).

- 30 -
Duurzaam werken

Meer info
 Ethibel
Ethibels hoofdactiviteit bestaat uit het screenen en evalueren van bedrijven op het vlak van
maatschappelijke verantwoordelijkheid op vraag van ethische beleggingsfondsen maar ook
op vraag van overheden, ngo’s en zo meer. Indien een bedrijf gescreend en goed bevonden
is door Ethibel, wordt het opgenomen in een lijst, het zogenaamde ‘investeringsregister’.
Beleggingsfondsen die uitsluitend investeren in bedrijven uit deze lijst kunnen het
Europese Ethibel keurmerk krijgen. Naast het Ethibel label biedt Ethibel nog allerlei
andere ethische investeringsproducten en –diensten aan. Momenteel telt ons land zo’n 35
beleggingsfondsen die zichzelf ethisch noemen. Hun aantal groeit snel. Voor meer info kan
je terecht op http://www.ethibel.be; 02/206 11 11.

 Netwerk Vlaanderen
Netwerk Vlaanderen is een pluralistische organisatie die via informatie, vorming en acties
de bestaande geldcultus wil doorprikken en de noodzaak van ‘anders omgaan met geld’ wil
aantonen. Op de site vind je informatie over duurzaam sparen en beleggen en de projecten
die Netwerk Vlaanderen ondersteunt. Netwerk Vlaanderen ontwikkelde immers diverse
duurzame spaar- en beleggingsproducten in samenwerking met banken. Netwerk
Vlaanderen en Houtekiet hebben ook een ‘Gids voor ethisch sparen en beleggen’
uitgegeven. Meer info vind je op www.netwerk-vlaanderen.be.

 Zelf duurzaam sparen


Als particulier is het uiteraard mogelijk om zelf ook ethisch te beleggen of te sparen.
Verschillende banken hebben in hun beleggingsaanbod een ethisch fonds. Let wel: niet alle
fondsen hebben een even diepgaand ethisch karakter. Er bestaan verschillende gradaties of
– zoals ook wordt gezegd – generaties van fondsen. Indien je zou overwegen om geld te
beleggen moet je zich ervan vergewissen welke kwaliteit het beleggingsfonds heeft.

- 31 -
Duurzaam werken

Suggestie 6: Sectorale Noord-Zuid clausule

 Sectoren kunnen in een sectorale cao laten vastleggen dat een bepaald
percentage van de loonmassa naar een internationaal syndicaal project gaat via een
sectorale Noord-Zuid clausule.

Alle Vlaamse vakbonden hebben een internationale dienst. Eén van de taken van die
internationale dienst is het opzetten van ontwikkelingsprojecten in ontwikkelingslanden.
De meeste projecten ondersteunen de syndicale werking in een land waar de vakbond nog
niet goed vertegenwoordigd is waar andere projecten dan weer zaken ondersteunen als het
uitbouwen van een onderwijsnet voor straatkinderen.

De financiering van de projecten gebeurt in alle vakbonden op een gelijkaardige manier.


Om te beginnen wordt er een percentage van de lidgelden in een fonds gestort ter
financiering van de projecten. Daarbovenop krijgen de vakbonden nog extra middelen van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking.
In het InterProfessioneel Akkoord (IPA 2001-2002) van 22 december 2000 vragen de
sociale gesprekspartners om toegang te krijgen tot kredietlijnen en overheidssubsidies om
de samenwerking met hun collega’s in de landen van Oost-Europa en de derde wereld te
ondersteunen. Een vraag waar de overheid op ingegaan is. In het kader vind je een
voorbeeld van zo’n internationaal project voor elk van de vakbonden.

foto: ACLVB

Sectorale Noord-Zuid Clausule


Naast bovenstaande internationale werking van de vakbonden, kunnen ook de sectoren
afzonderlijk een extra inspanning doen om internationale projecten uit te werken en te
steunen. Dit kan bijvoorbeeld door het streven naar een sectorale Noord-Zuid clausule
waarbij een bepaald procent van de loonmassa naar een internationaal syndicaal project
gaat. Op dit moment (eind 2004) beschikt enkel de textiel- en de voedingssector over een
dergelijke clausule.

- 32 -
Duurzaam werken

Textielsector
In de sectorale CAO van 30/03/2001, verlengd door de CAO van 10/04/2003, werd
overeengekomen 0,05% van de loonmassa in de textielsector te reserveren voor
internationale projecten. De textielvakbonden kunnen volgens een bepaalde verdeelsleutel
uit deze middelen putten om samenwerkingsprojecten te financieren. Het gaat vooral om
projecten die de syndicale werking ondersteunen.

Voedingssector
Ook de voedingssector kent zo’n sectorale Noord-Zuidclausule. Vanaf 1 januari 2002 is
0,05% van de loonmassa, geheven door het R.S.Z., bestemd voor de financiering van
ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. De projecten die met het geld gefinancierd
worden moeten wel betrekking hebben op de verbetering van de voedselketen en dienen
ingediend te worden door Belgische organisaties voor ontwikkelingssamenwerking.
Daarnaast moeten de projecten niet alleen goedgekeurd worden door de vakbonden zelf
maar door het paritair comité dat dit fonds beheert.

Meer info:
Wil je ook solidariteitsacties opzetten om de vakbeweging in het zuiden te versterken.
Vraag dan raad aan de internationale dienst van je vakbond:
-ABVV - Internationale Dienst:
Contact: 02/506 83 52 of mail paul.gruselin@abvv.be
-ACV - Dienst Internationale Betrekkingen en Instituut voor Internationale
Arbeidsvorming (I.I.A.V.):
Contact: 02/246 36 00 of mail international@acv-csc.be
-ACLVB - Beweging voor Internationale Solidariteit (BIS):
Contact: 0479/27 52 93 of mail jelmen.haaze@aclvb.be of surf naar www.bis-msi.be
-Wil je meer weten over ontwikkelingssamenwerking in het algemeen dan kan volgende site
je al heel wat verder helpen: Portaal van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging: www.11.be

Enkele voorbeelden van internationale projecten om inspiratie op te doen

ACLVB
De ACLVB ontwikkelt sinds vele jaren programma’s van internationale samenwerking en
daartoe is BIS (Beweging voor Internationale Solidariteit) opgericht. Op basis van de noden
van de lokale vakbonden realiseert BIS tal van projecten met als doel het versterken van de
syndicale structuren buiten Europa. In het kader van een project dat BIS uitvoert om de
sociale vooruitgang en de rechten van de vrouw te promoten, waren er begin oktober 2004
vijf vrouwelijke vakbondsmilitanten uit Mauritanië bij de Liberale Vakbond te gast.
Gedurende een week kregen zij opleiding over thema’s als het versterken van de lokale
vakbondsstructuren en de uitbouw van sociale rechten voor iedereen. Op hun vraag werd
er voornamelijk aandacht geschonken aan de situatie van de werkende vrouw. Vrouwen die
in hun land buitenshuis werken, ondervinden immers grote problemen om hun kinderen
(gemiddeld zes per gezin) op te vangen. Kinderopvang is niet voorzien, evenmin als andere
wettelijke mogelijkheden (zoals tijdskrediet, ouderschapsverlof,…) om hun gezinstaken te
combineren met hun werk.

- 33 -
Duurzaam werken

Vele vrouwen blijven dus thuis om voor de kinderen te zorgen, maar zo hebben ze te
weinig financiële middelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Daarom werd er uitgebreid
stilgestaan bij de Belgische regeling van kinderopvang voor de allerkleinsten, bij de werking
van peuter– en kleuterscholen en bij voor– en naschoolse opvang. (meer info over het
project in Mauritanië van ACLVB: André Bruyneel: 02/558 51 50)

ACV-Kempen gaat Roemeens


Sinds enkele jaren heeft het ACV een algemeen actieplan i.v.m.
ontwikkelingssamenwerking. Het bestaat eruit dat elke centrale en elk verbond een
samenwerkingsverband tot stand brengt met een vakbondspartner uit een ander continent,
een uitbreidingsland bij de Europese Unie of een partner binnen de Europese Unie. Zo
heeft ACV-Kempen sinds maart 1999 een samenwerkingsverband met de Roemeense
vakbond Cartel Alfa uit Valcea. Daarbij gaat veel aandacht naar syndicale vorming,
technische ondersteuning om gezamenlijke projecten te ontwikkelen, dialoog over het
syndicaal beleid en positieve beeldvorming. Van bij de start was het een bewuste keuze om
interprofessionele en ondernemingsmilitanten te betrekken bij het project en de
uitwisselingen. Tijdens die uitwisselingen kwamen heel concrete thema’s aan bod: hoe loopt
het vakbondswerk lokaal en in de ondernemingen, hoe kijken we aan tegen de uitbreiding
van Europa, hoe gaan we om met problemen als werkloosheid, armoede, uitsluiting,…? Er
werden ook al specifieke uitwisselingsprojecten georganiseerd met jongeren en vrouwen.
ACV-Kempen maakt het zijn Roemeense collega’s ook mogelijk om deel te nemen aan
internationale fora waar ook het ACV bij betrokken is. Zo nam ACV-Kempen de kosten
ten laste voor het verblijf van een Roemeense delegatie op het Europees Sociaal Forum in
Parijs. Naast ACV-Kempen hebben ook de verbonden Zuid-West-Vlaanderen en Gent een
samenwerkingsverband met Roemenië (meer info over dit en andere projecten van ACV-
Kempen: Koen Smits: 014/40 30 45)

- 34 -
Duurzaam werken

ABVV-CMB: Syndicale vorming metaalvakbondsleiders in Cuba


Ook de Centrale der Metaalindustrie van België (CMB) heeft een aantal projecten lopen op
het vlak van internationale samenwerking waaronder een project in Cuba. De laatste jaren
kent Cuba immers heel wat economische hervormingen die gepaard gaan met de inbreng
van kapitalistische elementen, saneringen, meer productie en efficiëntie, waardoor de rol
van de vakbond als vertegenwoordiger van de arbeid(st)ers nog belangrijker wordt dan ooit
tevoren. Een goede voorbereiding en vorming van de vakbondsleiders en arbeiders is dus
onontbeerlijk, willen ze hun rol goed vervullen.

Jammer genoeg beschikken de Cubaanse vakbonden over onvoldoende financiële en


technologische middelen om een efficiënte vorming uit te bouwen. Daarom heeft CMB in
samenwerking met CTC (Central de Trabajadores de Cuba) en SNTM (Sindicato Nacional
de Trabajadores de la Industria Metalùrgica) een project uitgewerkt met als algemene
doelstelling de slagkracht van de vakbond van de metaalindustrie in Cuba te versterken
dankzij de realisatie van een vormingsprogramma op provinciaal en op basisniveau. Met dit
project wil het CMB de vakbond materiële hulpbronnen aanbieden om aan vorming te
doen. Zelf beschikken de Cubaanse vakbonden over voldoende menselijke hulpbronnen en
methodologie. De ondersteuning van het vormingsproces van de Cubaanse Metaalvakbond
gebeurt op verscheidene niveaus (land, provincie, gemeente, bureaus en syndicale secties).
Zo zal in elk Provinciaal Comité van de Vakbond een aula hersteld en uitgerust worden.
Ook de vakbondsaula’s op basisniveau in elke provincie zullen versterkt worden, in het
bijzonder door de installatie van computerinfrastructuur, die de permanente communicatie
en de systematische actualisatie van de opgedane kennis zal bevorderen (meer info over dit
en andere projecten van het CMB: Marc Lenders: 02/627 74 20.

- 35 -
Duurzaam werken

Suggestie 7: Duurzame mobiliteit

 Via allerhande maatregelen het woon-werkverkeer voor de werknemers


aangenamer maken en zo tevens de verkeersgroei een halt toeroepen.

Onze wegen slibben hoe langer hoe meer dicht. De files hangen vaak samen met de uren
dat mensen van en naar het werk gaan. Een goed georganiseerd woon-werkverkeer is dus
een must en kent vele voordelen voor de werknemers. Minder lang pendelen tussen thuis
en het werk vermindert de kosten (o.a. brandstof, gezin dat de aankoop van een tweede
wagen kan uitsparen) en zorgt voor minder stress. Werknemers die opteren voor het
openbaar vervoer kunnen hun reistijd ook nuttig invullen.

Vaak zijn werkgevers bereid tot een (beperkte) inspanning inzake tijd en middelen om
bijvoorbeeld studiewerk rond woon-werkverkeer te doen, maar tegelijkertijd schrikken ze
terug voor de financiële en/of organisatorische gevolgen van de invoering van een aantal
maatregelen. Nochtans heeft een goed georganiseerd woon-werkverkeer ook voordelen
voor de werkgever: minder gestresseerde werknemers die tijdig toekomen op het werk, het
vermijden van parkeerproblemen op het bedrijf, een betere bereikbaarheid van het bedrijf
voor leveranciers en klanten en potentiële werknemers, verhoogde veiligheid voor het
personeel en zo meer. Genoeg redenen dus om het mobiliteitsthema op de sociale
onderhandelingstafel te brengen.

Bedrijfsvervoersplan
Wie over een duurzaam woon-werkverkeer spreekt, denkt onmiddellijk aan
bedrijfsvervoersplannen. Een bedrijfsvervoersplan is een middel (voor grote
bedrijven) om het woon-werkverkeer efficiënt en met een minimaal aantal motorvoertuigen
te doen verlopen. Jammer genoeg bestaan er geen kant en klare
bedrijfsvervoersplannen die zomaar door elk bedrijf ingevoerd kunnen
worden: elk bedrijfsvervoersplan is maatwerk.

Om een degelijk bedrijfsvervoersplan uit te werken, zijn er een aantal stappen die gevolgd
moeten worden: een vooronderzoek naar de bereikbaarheid van het bedrijf en de
woonplaats van de werknemers, een enquête bij alle werknemers over hun vervoerskeuzen
en motivering, een analyse van de enquêteresultaten en toetsing aan de
bereikbaarheidsstudie, een reeks individuele reisadviezen en zonodig investeringen in
informatiemateriaal en in voorzieningen voor alternatieve vervoerswijzen. In functie van
het vooronderzoek en de enquête zal het bedrijf een korf van maatregelen samenstellen die
het best aansluit bij de noden van het bedrijf.

- 36 -
Duurzaam werken

Oprichten van een vervoerssubcommissie van de ondernemingsraad (OR): doel is een


constructieve samenwerking tussen de bedrijfsleiding en de afgevaardigden. Dit hoeft niet
veel tijd in beslag te nemen maar een vast aanspreekpunt is belangrijk.
Samenwerking op het vlak van woon-werkverkeer bevorderen tussen verschillende
kleinere bedrijven binnen eenzelfde bedrijvenzone (het is echter zeer moeilijk met alle
bedrijven in een bedrijvenzone hierover te onderhandelen, laat staan akkoord te raken: dus
realistischer is met enkele ondernemingen te starten en de rest later laten aansluiten).
 Herlokalisering van bedrijven in de buurt van stations.
Verhuispremie om werknemers aan te moedigen dichter bij hun arbeidsplaats te komen
wonen.
Arbeidsorganisatie: invoering van flexibele werktijden geeft minder filelast, een
spreiding in aankomst en vertrek van werknemers en het bedrijf kan soepeler inspelen op
de uurregelingen van het openbaar vervoer. Deze flexibele werktijden mogen wel niet ten
koste gaan van de werknemers.
Reiskostenvergoeding: het volledig of meer dan het wettelijk verplichte aandeel
vergoeden van het openbaar vervoersabonnement. Om dit te financieren, kan men de
terugbetaling van de verplaatsingen met de wagen verminderen.
Afspraken tussen bedrijf en openbare vervoersmaatschappij: hogere frequentie van
het openbaar vervoer, betere aansluiting van trein-tram-bus op het spoorvervoer en zo
meer. Samenwerking tussen nabijgelegen bedrijven (eventueel in bedrijvenzones) is
hiervoor wel aangewezen.
Inleggen van een pendelbus tussen een station en het bedrijf.
Carpoolen aanmoedigen door voor hen speciale parkeerplaatsen te voorzien, een
promotiecampagne te voeren, hulp te bieden bij het samenstellen van carpoolteams,
inschrijving in de carpoolbank en zo meer.
Fietsen aanmoedigen door een fiets van de zaak te geven, beveiligde fietsenstallingen te
plaatsen, het installeren van douches en omkleedruimtes, het geven van een billijke
fietsvergoeding (bv. 0,15 euro per km), bedrijfsfietsen ter beschikking stellen aan het
station (traject station-werk) maar ook voor verplaatsingen op het bedrijventerrein.
Het bedrijf beschikt over een dienstreizenreglement waarin wordt aangegeven welke
verplaatsingen op welke manier moeten gebeuren (met bijzondere aandacht voor de meest
duurzame verplaatsing).
Tenslotte is informatie, communicatie en sensibilisering cruciaal! De
voorbeeldfunctie van de directie (een manager op de fiets!) en actieve betrokkenheid van de
vakbondsvertegenwoordigers in eerste instantie, en later van het voltallige personeel is
uiterst belangrijk.

Leden van het CPB of de OR kunnen hun bedrijfsleiding stimuleren om een bedrijfs-
vervoersplan te laten uitvoeren en een maatregelenpakket samen te stellen. Om hun taak
eenvoudiger te maken kan op sectoraal niveau een cao afgesloten worden waarbij alle
bedrijven met meer dan 500 werknemers binnen een bepaalde sector er zich toe verbinden
een bedrijfsvervoersplan op te stellen.

In kleinere bedrijven is het niet altijd nodig (eerst) een bedrijfsvervoersplan op te stellen om
iets aan het woon-werkverkeer te doen en een efficiënte maatregel door te voeren. Zo kan
een bedrijf beslissen om bijvoorbeeld meer dan het wettelijke verplichte aandeel van de

- 37 -
Duurzaam werken

reiskostenvergoeding van het openbaar vervoer terug te betalen. Indien de werkgever


aanvaardt om 80% van het treinabonnement te betalen, dan legt de overheid de resterende
20% bij. Dergelijke afzonderlijke maatregelen kunnen ook opgenomen worden in een
sectorale cao.

Om steviger in hun schoenen te staan over het mobiliteitsdebat, hebben afgevaardigden via
hun vakbond de mogelijkheid om vorming te volgen. Daarnaast heeft ook de overheid een
aantal maatregelen uitgewerkt om een optimalisatie van het woon-werkverkeer te
promoten. Als afgevaardigde kan je er zeker gebruik van maken om je slag thuis te halen:

De Vlaamse Gemeenschap heeft een website opgezet waar al haar initiatieven rond woon-
werkverkeer gebundeld staan (http://www.mobielvlaanderen.be/woonwerk.php). Eén van
die initiatieven is het ideeënboek ‘maatregelen duurzame mobiliteit’. Het bevat een
aantal steekkaarten met daarop de meest innovatieve, meest populaire of makkelijkst
toepasbare mobiliteitsmaatregelen op het vlak van woon-werkverkeer. Het boek is er
gekomen in het kader van het werkgelegenheidsakkoord en moet de bedrijfswereld
ondersteunen en informeren over bestaande maatregelen inzake woon-werkverkeer. Je kunt
je werkgever attent maken op het bestaan ervan. Of je kunt er zelf je licht opsteken. Het
ideeënboek is te downloaden op www.woonwerkverkeer.be/ideeenboek.html.
Een ander initiatief is Mobidesk waardoor sinds 15 maart 2004 provinciale
mobiliteitscoördinatoren aan de slag zijn in de provincies West-Vlaanderen, Oost-
Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg. Zowel lokale overheden en werkgevers maar ook
werknemers kunnen bij deze provinciale coördinatoren terecht met vragen en advies over
woon-werkverkeer en bedrijfsvervoersplannen. Voordeel van deze provinciale
aanspreekpunten is dat de provincies de effecten van het woon-werkverkeer beter kunnen
inschatten en de verbinding kunnen leggen tussen lokale overheden, werkgevers en
werknemers. De coördinatoren trekken ook op het terrein om ter plekke oplossingen uit te
dokteren en maatregelen uit de bestaande vervoersplannen te implementeren.
Voor meer informatie over Mobidesk en de provinciale mobiliteitscoördinatoren van jouw
provincie: www.woonwerkverkeer.be/mobiliteitscoordinatoren.html.

Al heel wat bedrijven hebben werk gemaakt van hun woon-werkverkeer en hebben een
bedrijfsvervoersplan opgesteld, zo ook Agfa-Gevaert:

Agfa-Gevaert Mortsel
Heel wat maatregelen om duurzame mobiliteit te promoten.
Van de 4.465 werknemers die bij Agfa-Gevaert werken (oktober 2004) komt de
meerderheid met de auto naar het werk. Daarnaast komt 8,2% met het openbaar vervoer,
neemt 8,73% de personeelsbus, doet 7,66% aan carpooling en neemt 20,76% de fiets. 3.711
van de werknemers werken in de vestiging te Mortsel. Agfa-Mortsel kampt met een aantal
specifieke problemen waardoor mobiliteit moeilijk op bedrijfsniveau te organiseren valt:
wegens weinig bedrijven in de buurt, is er slechts een beperkte samenwerking mogelijk met
omliggende bedrijven. Doordat zowat de helft van de arbeiders in 3 of 4 ploegen werkt zijn
flexibele werktijden moeilijk te organiseren en zijn de mogelijkheden van het openbaar

- 38 -
Duurzaam werken

vervoer beperkt. Toch probeert Agfa-Mortsel duurzame mobiliteit zoveel mogelijk te


promoten. Een aantal faciliteiten zijn via syndicale weg afgedwongen:
Personeelsbussen: Tussen 7u en 16u30 rijden 10 dagbussen van en naar Lier, Heist-Op-
de-Berg, Aarschot en Gierle. Drie maal daags zijn er ook ploegbussen (8 in totaal). Als
tarief geldt een maandabonnement van het openbaar vervoer.
Carpooling: Carpoolers krijgen parkeerplaatsen kort bij de fabrieksingang. Human
Resources helpt bij het samenstellen van carpoolgroepen. Deze regeling geldt enkel voor
werknemers die met minstens 3 personen samen rijden, of 2 indien de afstand meer dan 50
km bedraagt.
Fietsen: Voor fietsers is er een bewaakte fietsenstalling voorzien, een opfrisruimte (o.a.
douche) en een reparatieset bij de portier. De personeelswinkel verkoopt ook bepaalde
fietsaccessoires (o.a. regenkledij). Agfa voorziet een fietsvergoeding van 0,15 euro per km.
Openbaar vervoer: Bedienden krijgen gedurende de duurtijd van de huidige CAO hun
abonnement terugbetaald. De dienstregelingen van de NMBS en De Lijn worden zoveel
mogelijk verspreid. Systeem derdebetaler van NMBS wordt ernstig overwogen.
Andere initiatieven zijn de oprichting van een vervoerssubcommissie binnen de OR en
in de mate van het mogelijke de invoering van flexibele werktijden vooral n.a.v. de
werken in Mortsel en Antwerpen: minder filelast, een spreiding in aankomst en vertrek van
werknemers. Er wordt ook hulp voorzien bij vervoersproblemen wanneer een werknemers
moet overwerken.
Voor meer info contacteer Ingrid De Herdt, Manager Diensten aan Personeel, Agfa-
Gevaert N.V. (ingrid.deherdt@agfa.com of 03/444 89 30).

Sleutelen aan de bedrijfsmobiliteit is nooit af. Er moeten tijd en middelen worden gestoken
in het onderhoud ervan. Door de steeds wisselende omstandigheden in het privé- en
beroepsleven van de werknemers, is het noodzakelijk steeds bij te sturen, nieuwe noden
te beantwoorden. Zoniet verzwakt de impact zeer snel.

Meer info:
-De Vlaamse Carpoolbank (beheerd door de Lijn i.s.m. Taxistop) op
www.taxistop.be/carpool, tel 09/242 32 15 of mail carpoolbank@taxistop.be
-De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (www.verkeerskunde.be), heeft onder meer een
handboek uitgewerkt over mobiliteit voor vakbondsafgevaardigden. Dit handboek maakt
deel uit van een compleet vormingspakket, waarbij de nadruk ligt op vormingsdagen of
avonden op maat van groepen, aangepast aan hun specifieke problematiek.
-De Vlaamse overheid op www.mobielvlaanderen.be
-De Federale overheid op www.mobilit.fgov.be

- 39 -
Duurzaam werken

Suggestie 8: Bodemsanering van bedrijfsgronden

 Per sector, of sectoroverschrijdend, een fonds oprichten waarmee saneringen


worden betaald. De saneerkost wordt dus collectief door de sector meegedragen.
 Bedrijven die te kampen hebben met een bodemverontreiniging uit het
verleden, doen er goed aan om een financiële voorziening aan te leggen om indien
nodig te besteden aan sanering.
 Bedrijfssectoren en afzonderlijke bedrijven zouden werk moeten maken van
een betere informatiedoorstroming over de bodemvervuiling en eventuele
financiële aspecten (zeker bij grote dossiers) ervan naar de
werknemersvertegenwoordigers.

Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat een deel van de Vlaamse bodem ernstig vervuild
is. Heel wat giftige stoffen zijn de bodem binnengesijpeld en dit betekent een ernstige
bedreiging voor de gezondheid. Het is een probleem van grote omvang dat een goed
georkestreerde aanpak vergt. De Vlaamse regering maakte een begin in 1995 met het
uitvaardigen van het bodemsaneringsdecreet. Dit bodemsaneringsdecreet legt enerzijds
een juridische en administratieve basis voor de inventarisering en sanering van historische
verontreinigingen. Anderzijds vormt het ook de ruggengraat van een preventief beleid
inzake bodemverontreiniging. De bepalingen over de uitvoering van het
bodemsaneringsdecreet zijn vastgelegd in het Vlarebo (Vlaams Reglement voor
Bodemsanering). De OVAM (Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij) kreeg een
centrale taak toebedeeld bij de inventarisering en behandeling van verontreinigde gronden.

De Vlaamse Regering heeft een lijst opgesteld van


inrichtingen of activiteiten die bodemverontreiniging
kunnen veroorzaken. Bij de overdracht van gronden die
op de lijst staan, bij sluiting van een inrichting of bij
stopzetting van een activiteit die op de lijst staat, moet er
een oriënterend bodemonderzoek (OBO) uitgevoerd
worden. Die moet gebeuren door een door OVAM
erkende bodemsaneringsdeskundige. Wanneer uit dit
onderzoek blijkt dat de bodem mogelijk vervuild is, volgt een beschrijvend
bodemonderzoek (BBO), waarna de grond eventueel gesaneerd moet worden. Niet alleen
bij de stopzetting van een activiteit of overdracht van een grond is een OBO verplicht.
Exploitanten van bepaalde categorieën van inrichtingen die bodemverontreiniging kunnen
veroorzaken, worden verplicht tot een periodiek oriënterend bodemonderzoek. De
bedoeling van de onderzoeksplicht is de bodemverontreiniging in Vlaanderen te
inventariseren, om kandidaat-kopers van verontreinigde gronden te informeren en te
beschermen.
Op dit moment zijn er al heel wat vervuilde bodems gekend. Vele bedrijven zijn er zich niet
van bewust een bodemverontreiniging veroorzaakt te hebben. Die verontreinigingen zullen

- 40 -
Duurzaam werken

pas aan het licht komen wanneer er bijvoorbeeld een activiteit stopgezet wordt of een
grond overgedragen wordt en er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd wordt.

Door de Vlaamse wetgeving wordt bodemvervuiling opgedeeld in ‘nieuwe’ en ‘historische’


vervuiling. Een nieuwe bodemverontreiniging is een vervuiling die tot stand kwam na
het decreet van 29 oktober 1995. Indien een nieuwe bodemverontreiniging vastgesteld
wordt, moet de gebruiker van de grond zelf onmiddellijk de sanering laten uitvoeren.
Tenzij hij kan bewijzen dat hij niet zelf verantwoordelijk is voor de vervuiling. Of dat hij op
het ogenblik van de controle, niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de
bodemverontreiniging en er sinds 1 januari 1993 geen inrichting gevestigd was of geen
activiteit werd uitgevoerd die was opgenomen in de lijst van activiteiten of inrichtingen die
bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. In dit geval is de eigenaar (en niet de
gebruiker) saneringsplichtig. Een historische vervuiling is een verontreiniging die tot
stand kwam vóór de inwerkingtreding van het decreet. In dit geval moet enkel gesaneerd
worden indien de bodemverontreiniging een ernstige bedreiging vormt voor de
gezondheid. Er dient hier dus minder snel tot sanering te worden overgegaan. De
saneringsplichtige is niet verplicht te saneren wanneer hij het bewijs levert dat hij de
verontreiniging niet heeft veroorzaakt en hij op het ogenblik dat hij eigenaar of gebruiker
werd van de grond, niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de
bodemverontreiniging.

Wat heb ik als vakbondsafgevaardigde daar nu mee te maken? Wel, om te beginnen gaan
bedrijven die te kampen hebben met een bodemverontreiniging, meestal gebukt onder een
loodzware financiële last. Bodemsaneringen zijn immers heel duur. Meestal proberen
bedrijven de problemen dan ook zo lang mogelijk af te wenden tot de wet hen verplicht de
bodem te saneren. Dit kan het financiële resultaat van het bedrijf een flinke knauw geven.
Een andere reden om je als afgevaardigde in te zetten voor deze problematiek is de impact
op de gezondheid van bodemverontreinigingen. Daarom drie voorstellen om het
saneerproces te bewerkstelligen.

Sectoraal fonds historische bodemverontreiniging


In de praktijk worden de saneringen van historische bodemverontreinigingen meestal door
de overheid gedragen. Met andere woorden: de gemeenschap draait ervoor op. Voor de
vakbonden en de milieubeweging is het niet vanzelfsprekend dat de kosten voor het
opruimen van historische vervuiling volledig door de gemeenschap zouden worden
gedragen. Wel integendeel, de vakbonden zijn eerder voorstander van een systeem van
fondsvorming. Sectoren die veel gronden historisch vervuild hebben, kunnen een fonds
opzetten waarin de bedrijven verhoudingsgewijs bijdragen. Met dit fonds zouden, eventueel
samen met de gemeenschap, de kosten van de sanering van deze historisch vervuilde

- 41 -
Duurzaam werken

gronden betaald kunnen worden. Bij kwaad opzet, geldt uiteraard ‘de vervuiler betaalt’, en
moet de factuur voor de sanering door de vervuiler worden betaald.
Pas op: alle vervuilingen die nieuw zijn vallen onder de wetgeving van het
bodemsaneringsdecreet en moeten uiteraard door het bedrijf in kwestie gesaneerd worden!

Voorbeeld: BOFAS
BOFAS vzw (bodemsaneringsfonds voor tankstations) is een fonds dat opgericht werd ter
ondersteuning van de tankstations die wettelijk tot sanering verplicht zijn of die op
vrijwillige basis tot sanering overgaan. Elke exploitant, eigenaar of feitelijke gebruiker van
een tankstation die aan de wettelijk vastgelegde voorwaarden van het
Samenwerkingsakkoord (hierin staan de regels, werking en organisatie van BOFAS)
voldoet, kan bij BOFAS een aanvraag indienen voor financiële en/of operationele steun bij
de uitvoering van de bodemsanering. BOFAS is operationeel sinds 26 maart 2004. De
financiering van het Fonds gebeurt volgens een 50/50-verhouding. De helft van de kosten
wordt gedragen door de petroleumsector, de andere helft door de automobilist volgens het
principe ‘de vervuiler betaalt’. In de praktijk betekent dit voor een automobilist die
gemiddeld 10.000 km per jaar rijdt, ongeveer 2€ per jaar. BOFAS heeft berekend dat 5.000
tankstations aan de voorwaarden kunnen beantwoorden. Geschat wordt dat 4.000
tankstations een aanvraag zullen indienen. BOFAS zou voor een 1000-tal dossiers het
mandaat krijgen voor het bewerkstelligen en financieren van de sanering, terwijl voor 3000
aanvragen de tussenkomst beperkt zou blijven tot een terugbetaling van de
geprefinancierde kosten. Het Fonds heeft een erkenning voor tien jaar gekregen, met optie
om deze initiële termijn met vijf jaar te verlengen en wil binnen deze termijn zijn opdracht
vervullen.
Meer info: www.bofas.be of tel: 02-788 29 00 of mail info@bofas.be

Provisie aanleggen
Afgevaardigden hebben via de bestaande milieu-informatierechten voldoende toegangs-
mogelijkheden tot de nodige informatie om na te gaan of hun bedrijf in de toekomst
misschien een bodemsanering zal moeten ondergaan (zie ook pagina 7). Indien dit het geval
blijkt, of indien je bedrijf tot een risicosector behoort, kunnen de leden van de
ondernemingsraad (OR) er bij de bedrijfsleiding op aandringen om een som geld (provisie)
opzij te houden om sanering van mogelijke bodemverontreiniging te kunnen betalen zodat
het bedrijf niet in moeilijkheden komt bij de ontdekking van een bodemverontreiniging en
zo de toekomst van het bedrijf – en de daarbij horende tewerkstelling – te garanderen.

Meer info:
-OVAM (Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij): www.ovam.be, tel: 015 284 284,
op deze site vind je ook alle informatie over het bodemsaneringsdecreet en Vlarebo.

- 42 -
Duurzaam werken

Suggestie 9: Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg

 Vakbondsafgevaardigden (OR en CPB) kunnen binnen het bedrijf waar zij


werken impulsen geven voor een duurzamer en intensiever gebruik van het
bedrijfsterrein.
 Syndicalisten kunnen trachten om deel uit te maken van de Gecoro in hun
gemeente of Procoro van hun provincie en op die manier ijveren voor een
duurzamere inplanting en gebruik van bedrijfsterreinen in hun streek.

Het beleid van een bedrijf mag zich niet beperken tot aan de bedrijfsmuren. De relatie met
de omgeving en de manier waarop het bedrijf omgaat met haar bedrijventerreinen, verdient
de nodige aandacht. Soms bezitten bedrijven heel wat gronden terwijl slechts een klein deel
effectief gebruikt wordt. Bedrijven willen deze terreinen toch behouden voor het geval dat
ze eventueel willen uitbreiden. Hierdoor moet de overheid, ondanks het feit dat vele
bedrijventerreinen nog niet volgebouwd zijn, telkens nieuwe gebieden als industriezone
inkleuren om aan de vraag te voldoen. Dat belast onnodig de schaarse open ruimte die ons
nog rest. De beschikbare ruimte op bedrijventerreinen zou intensiever gebruikt kunnen
worden. Dit kan bijvoorbeeld door de kantoren bovenop de productieruimtes te plaatsen
en dus in twee lagen te bouwen.

Met deze fiche willen we je er attent op maken dat ook afgevaardigden kunnen helpen
nadenken over duurzamere manieren waarop de bedrijfsterreinen ingeplant of gebruikt
worden. Vakbondsafgevaardigden in OR en CPB kunnen hun bedrijfsleiders alvast op een
aantal zaken attent maken. We geven je hier een aantal tips over. Er wordt ook aandacht
besteed aan de inspraakmogelijkheden van syndicalisten in de gemeentelijke commissie
voor ruimtelijke ordening (Gecoro) of de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening
(Procoro).

- 43 -
Duurzaam werken

Tips voor afgevaardigden om aan te brengen op de OR of het CPB


Lege ruimtes in het bedrijfsgebouw kunnen een nieuwe functie krijgen: ze kunnen
verhuurd worden als kantoorruimte of ook als vergaderruimte voor de plaatselijke
jeugdbeweging of als leslokalen voor een vormingscentrum, … .

De open ruimte van een bedrijf kan in het weekend opengesteld worden als sportterrein
voor de buurtbewoners.
Bij Milliken Europe NV te Gent is zo’n samenwerking er gekomen. De overdekte parking van het bedrijf
werd omgebouwd tot een sportzaal waar de buurtbewoners tijdens het weekend gebruik kunnen van maken.
Iedere zaterdag en zondag wordt de parking door vrijwilligers opengehouden. Op die manier wordt
tegemoetgekomen aan het gebrek aan open ruimte in de buurt.

Bij bedrijven die een afvalstof produceren die voor een ander bedrijf als grondstof dient,
is het aangewezen dat deze bedrijven bij elkaar in de buurt liggen. Dit om de
transportkosten de kop in te drukken. Dit is uiteraard voornamelijk haalbaar bij nieuwe
bedrijvensites.
Een interessant voorbeeld is de chipsfabrikant Westimex (het vroegere Croky) te Veurne. In hun
afvalwater bevindt zich heel wat zetmeel die ze zelf niet opnieuw kunnen gebruiken. Een Fins bedrijf,
Raiso, dat verpakking produceert heeft zich op het terrein van Westimex gevestigd. Eén van de grondstoffen
bij de productie van hun verpakking is namelijk zetmeel en zo is de cirkel rond.

Om ruimte te sparen kunnen bedrijven een aantal gemeenschappelijke zaken invoeren.
Zo kunnen laad- en loszones en parkings gedeeld worden zodat een gedeelte in
groenruimte omgezet kan worden. Bedrijven kunnen gezamenlijk hun afval stockeren en
eventueel samen windenergie opwekken (windmolen).
Colruyt en Kraft Food liggen naast elkaar op hetzelfde industrieterrein te Halle. Beide bedrijven zijn
verplicht het afvalwater van hun voedselproductie te reinigen. In plaats van elk een installatie te bouwen
hebben ze besloten om in één gezamenlijke waterzuiveringsinstallatie te investeren. Op die manier wordt er
zuiniger gebruik gemaakt van de ruimte en voor beide bedrijven betekent het een financiële
besparing.

Afgevaardigden zouden mee kunnen nadenken over de al dan niet haalbaarheid of


toepasbaarheid van stedenbouwkundige voorschriften die streven naar een duurzaam
materiaalgebruik, waterdoorlatende parkings en zo meer. Wanneer bedrijven nieuwe
bedrijfsgebouwen willen bouwen of renoveren kunnen afgevaardigden hun bedrijfsleiding
tips geven over bijvoorbeeld een doorgedreven isolatie en ventilatie, het gebruik van
hoogrendementsglas en het compact en aaneengesloten bouwen.

Gecoro & Procoro


Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) wordt
grotendeels opgesteld door de overheid. In deze plannen wordt bepaald wat de
bestemming wordt van de resterende open ruimte. Meer nog: de plannen kunnen eisen
stellen naar de inrichting en het beheer van deze ruimtes. Zo kan men eisen dat wie de
grond koopt, een bouwverplichting kent om de speculatieve aankoop van de gronden te
vermijden. Doordat de gemeenten een deel van de plannen en de voorwaarden zelf
opstellen, hebben ze in feite een vrij grote invloed over welke bedrijven zich op hun

- 44 -
Duurzaam werken

grondgebied komen vestigen. Vooruitstrevende gemeenten zouden bijvoorbeeld enkel


bedrijven kunnen toelaten die zich aan een aantal duurzaamheidscriteria houden.
Volgens het decreet van 18 mei 1999 (van kracht sinds 1 mei 2000) moet elke gemeente
(vanaf 10.000 inwoners) een Gecoro (Gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening)
hebben. Dat is hét adviesorgaan voor ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Zo kan
de Gecoro advies geven over het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (RSP) en de
gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP), de uitrusting van straten, de aanleg
van nutsvoorzieningen, bouwvergunningen en zo meer. De voornaamste maatschappelijke
groepen moeten vertegenwoordigd zijn in de commissie. De gemeenteraad beslist zelf aan
welke organisaties en verenigingen zij vraagt kandidaten voor te dragen. Afhankelijk van
het inwonersaantal zijn er minimum 7 en maximum 21 leden.

Het spreekt voor zich dat een sterke aanwezigheid van de vakbonden en de milieubeweging
in de Gecoro wenselijk is. De vakbond en de milieubeweging kunnen er immers voor
zorgen dat er in de plannen ook voorschriften staan die de duurzaamheid ten goede
komen. Informeer dan ook bij je gemeente naar de toelatingsvoorwaarden voor de Gecoro.
Aangezien deze materie niet eenvoudig is, zullen de vakbondsstructuren de afgevaardigden
voldoende moeten steunen. Hier alvast een aantal tips die je als afgevaardigde kan
aankaarten op de Gecoro van je gemeente:
Een minimale bouwhoogte zou door een RUP of BPA kunnen vastgelegd worden. Twee
of meer bouwlagen op elkaar bespaart immers ruimte. Kantoren kunnen in vele gevallen
zonder veel problemen boven de productieruimte komen.
Een meer zuinig ruimtegebruik stimuleren zoals parkings delen en zo meer.
Naast deze tips kun je op de Gecoro ook de tips aankaarten die we al aanhaalden voor
afgevaardigden op het CPB of OR in het begin van deze fiche.

Naast de Gecoro heeft iedere provincie zijn Procoro (Provinciale commissie voor
ruimtelijke ordening) en heeft Vlaanderen zijn Vlacoro (Vlaamse commissie voor
ruimtelijke ordening). Ook in deze commissies moeten de voornaamste maatschappelijke
groepen vertegenwoordigd zijn. Indien een syndicalist een mandaat opneemt in één van
deze raden, dan is het aangewezen dat hij/zij dit laat weten aan de achterban. Op die
manier kan de achterban eventueel vragen stellen of suggesties geven via de syndicalist die
in de Procoro/Vlacoro zetelt.

- 45 -
Duurzaam werken

Arbed-site, Gentbrugge
bron: doublezero.be

In stedelijke gebieden wordt aan leegstaande solitaire (fabrieks)locaties vaak de


economische functie ontrokken ten behoeve van de functie wonen (en kantoren). Dit hoeft
niet altijd het geval te zijn. Niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten kunnen zonder probleem
ingepast worden in deze stedelijke omgeving en vermijden dat buitenstedelijk gebied moet
worden aangesneden. Een voorbeeld hiervan is de ARBED-site in Gentbrugge. Het terrein
(dat uit twee aparte delen bestaat) wordt op dit moment omgetoverd tot een modern
gemengd bedrijventerrein/woongebied/parkgebied. Het bedrijventerrein wordt ontwikkeld
door de stad Gent die de bedrijven koos op basis van een aantal criteria zoals
tewerkstelling, huidige zonevreemdheid, duurzaamheid en het lokaal Gents karakter. Op dit
moment zijn er al een aantal bedrijven gevestigd zoals het callcenter Sebeco en het
Centrum voor Sociale Economie De Punt. Het duurzame karakter tekent zich onder meer
af in het feit dat er één grote centrale gemeenschappelijke parkeerzone is. Dit moet leiden
tot een efficiënter ruimtegebruik per parkeerplaats (vergeleken bij aparte kleinere
parkeerzones per bedrijf). Om zo zuinig mogelijk met de beschikbare ruimte om te
springen, zal er bovendien meerlaags moeten worden geparkeerd.

Meer info:
-Info over de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening is te vinden op
www.ruimtelijkeordening.be
-De provincie Oost-Vlaanderen geeft subsidies voor duurzame bedrijventerreinen:
http://mineco.fgov.be/redir_new.asp?loc=/enterprises/vademecum/Vade27_nl.htm
-Het duurzaam bedrijventerrein Kamp C van de provincie Antwerpen:
www.provant.be/kampc/
-De BBL heeft een folder uitgegeven over de samenstelling en de werking van de Gecoro.
Deze brochure is te downloaden op www.bondbeterleefmilieu.be/theme.php/16
-Op de site van de VVSG is er ook informatie te vinden over ruimtelijke ordening en de
Gecoro: www.vvsg.be/nl/omgeving/ruimtelijke_ordening.shtml

- 46 -
Duurzaam werken

Suggestie 10: Vervanging van schadelijke stoffen: goede


informatiedoorstroming

 Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van de schadelijke stoffen die je bedrijf
gebruikt. Tracht je directie aan te sporen alternatieven te zoeken.

Chemische stoffen: niet altijd onschuldig voor werknemer en consument


Dagelijks worden we geconfronteerd met chemische stoffen. Heel gewone producten -
zoals speelgoed, cosmetica, televisies, waspoeder, kleding en meubilair - bevatten tal van
chemicaliën. Nogal wat van die stoffen blijken schadelijk te zijn voor de gezondheid:
weekmakers in fopspenen, gebromeerde brandvertragers in computers en televisies, om
maar enkele voorbeelden te noemen.

Van sommige van die stoffen is bekend (of bestaat er een sterk vermoeden) dat ze giftig
zijn maar van de meeste stoffen weet men eigenlijk heel weinig. Er bestaat nauwelijks of
geen informatie over de milieu- en gezondheidseffecten van het grootste deel (95%) van de
meer dan 100.000 chemische stoffen die op de markt zijn. Sommige chemische stoffen
blijven jarenlang in het milieu aanwezig en stapelen er zich op. Ze vervuilen ons
drinkwater, de voedselketen, de lucht, de bodem, het grondwater, het regenwater en de
oceanen en tasten de gezondheid aan van mensen en dieren. Sommige kunnen kanker
veroorzaken, andere kunnen vruchtbaarheidsproblemen of geboorteafwijkingen tot gevolg
hebben. Nog andere kunnen beschadigingen aan de hersenen of het zenuwstelsel
teweegbrengen of astmatische problemen veroorzaken.

Het European Agency for Safety and Health at Work rapporteert dat 21 % van de werknemers in
Europa – 32 miljoen mensen – in contact komt met kankerverwekkende stoffen. 22%
ademt giftige dampen, rook of stof in tijdens het werk. 16 % van de werknemers in de EU
komt gedurende een kwart van de werktijd in contact met gevaarlijke stoffen. Volgens de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) leidt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het
werk wereldwijd jaarlijks tot 2.631.000 nieuwe gevallen van chronische
luchtwegaandoeningen. Maar ook huidziekten, kankers en neurologische aandoeningen

- 47 -
Duurzaam werken

komen regelmatig voor als gevolg van het contact met gevaarlijke stoffen op het werk.
Arbeidsgebonden huidziekten kosten de EU naar schatting jaarlijks 600 miljoen €.
Beroepsastma bijvoorbeeld kost 55.000 € per persoon.

Europese oplossing: REACH


Eind oktober ‘03 lanceerde de Europese Commissie een voorstel voor nieuwe Europese
regels voor chemische stoffen. Via een nieuw systeem, REACH (registratie, evaluatie en
autorisatie van chemische stoffen), zouden bedrijven die per jaar één ton of meer van een
bepaalde chemische stof aanmaken of invoeren, die stof in een centrale databank moeten
registreren en er veiligheidsinformatie over moeten leveren. Experten zullen, voor sommige
stoffen, deze veiligheidsgegevens evalueren. Dit is het geval voor stoffen die in hogere
hoeveelheden worden geproduceerd en voor bepaalde zorgwekkende stoffen. Deze
evaluatie kan leiden tot gebruiksbeperkingen of de noodzaak van een vergunning waarin de
gebruiksvoorwaarden en –omstandigheden worden bepaald. Dit voorstel is nog steeds niet
goedgekeurd, onder meer omdat de industriële lobby er alles aan doet om het tegen te
houden. Ze beweren dat de uitvoering van REACH enorme kosten met zich zou
meebrengen voor de sector en stellen dat dit tot verschuivingen zou leiden in
tewerkstelling.

REACH is nochtans absoluut nodig, vinden vakbonden,


consumenten en milieubeweging. REACH garandeert immers
gezondere werkomstandigheden, naast een betere volks-
gezondheid en een betere bescherming van ons leefmilieu.
Momenteel worden op kosten van de overheid (zeer
uitvoerige) risicoanalyses op chemische stoffen uitgevoerd.
Pas wanneer uit een dergelijke studie blijkt dat die stof giftig
is, kan ze worden gebannen. Met als gevolg dat het jaren
duurt vooraleer een stof wordt beoordeeld. REACH zou nu
voor gevolg moeten hebben dat de bewijslast wordt
omgekeerd, en dat producenten eerst moeten aantonen dat
een stof veilig is, vooraleer het op de markt zou worden
gebracht. En dit niet alleen voor nieuwe stoffen, maar ook
voor alle stoffen die nu al op de markt zijn.

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste problemen waarmee werknemers op het
vlak van chemische stoffen geconfronteerd worden. De vakbonden verwachten van
REACH dat het een groot deel van deze problemen zal oplossen.

Informatie: volledig en correct?


Werknemers hebben op het vlak van veiligheid en gezondheid een aantal fundamentele
rechten. Een eerste is een volledig informatierecht. Het zou evident moeten zijn dat
werknemers tenminste op de hoogte worden gebracht van de risico’s waaraan ze worden
blootgesteld. De praktijk bewijst het tegendeel. Meer dan de helft van de werknemers krijgt
zelden of nooit dergelijke schriftelijke informatie over de stoffen waarmee ze werken. Een
opleiding komt nog minder voor. Zowel de Europese als Belgische wetgeving voorziet
nochtans in procedures om de informatiedoorstroming te garanderen. Probleem is dat

- 48 -
Duurzaam werken

werknemers voor deze informatie volledig afhankelijk zijn van hun werkgever. Vooral in
KMO’s waar geen syndicale vertegenwoordiging is, ligt dit moeilijk. Soms krijgt de
werkgever zelf geen informatie van de producent of leverancier. En zelfs al komt de
informatie tot bij de werknemer, dan heeft die geen zekerheid over de volledigheid of de
correctheid van de informatie. REACH kan ervoor zorgen dat over alle chemische stoffen
volledige en correcte informatie bestaat en dat deze informatie bovendien voor iedereen
beschikbaar is, zowel voor werknemers als voor de consument.

Op dit ogenblik worden bepaalde risico’s alleszins teveel onderschat. Dit leidt tot het
onderschatten van de noodzakelijke preventiemaatregelen. Dat hier in ons land, vooral wat
langetermijneffecten betreft, nog één en ander op punt gesteld moet worden, wordt
geïllustreerd door het aantal beroepsgebonden kankers. In België worden die geschat op
4% van alle kankergevallen, ofwel ongeveer 1600 per jaar1. Dit is acht keer het aantal doden
als gevolg van een arbeidsongeval. Schrijnend is dat minder dan 100 kankergevallen per jaar
door het Fonds voor Beroepsziekten worden (h)erkend als beroepsziekte.

 Als afgevaardigde moet je dan ook voortdurend trachten te ijveren om informatie te


krijgen over de schadelijkheid van de stoffen waarmee het personeel te maken krijgt. Zo
zou op de werkvloer bij ieder product een volledig en correct ingevuld
veiligheidsinformatieblad moeten liggen. Deze informatie zou het bedrijf ook ter
beschikking moeten stellen aan consumenten wanneer ze hun product op de markt
brengen. Producenten en invoerders zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van hun
producten en dit voor de gehele levenscyclus van hun producten, met inbegrip van
recyclage en verwijdering.

Preventie van risico’s


Een tweede basisrecht volgt uit dit informatierecht. Als je eenmaal weet wat de risico’s zijn,
dient je bedrijf het personeel volledig te beschermen tegen dergelijke beroepsrisico’s. De
Belgische veiligheids- en gezondheidsreglementering voorziet ook in dit recht, mede onder
impuls van een aantal Europese richtlijnen. Een eerste manier om werknemers te
beschermen tegen beroepsrisico’s is er voor te zorgen dat er geen risico meer is. Het middel
hiertoe is het vervangen van iets wat gevaarlijk is door iets dat niet of minder gevaarlijk is.
Dit heet substitutieverplichting, een plicht die ingeschreven staat in de
welzijnswetgeving. Ook bij het werken met chemische stoffen moet dit waar mogelijk
toegepast worden2. Maar dit is niet altijd even eenvoudig: slechts voor een beperkt aantal
toepassingen zijn er alternatieven op de markt. Waar ze bestaan, worden ze niet altijd
gebruikt wegens ongekend, gewoonte, niet dezelfde kwaliteit, te duur, … . REACH kan het
zoeken naar alternatieven en het toepassen van vervanging bevorderen door bepaalde
stoffen te verbieden en andere aan strenge vergunningsvoorwaarden te onderwerpen.

1
Belgische federatie tegen kanker i.s.m. ligue nationale contre le cancer (Frankrijk) en het Fonds voor
Beroepsziekten: “Beroepsgebonden kankers”, april 2002.
2
Codex over het welzijn op het werk, Titel V, Hoofdstuk 1, art 18 (omzetting van Europese Richtlijn
98/24/EG van 7 april 1998).

- 49 -
Duurzaam werken

Maatregelen om nadelen REACH op te vangen


Om oneerlijke concurrentie te vermijden, vragen vakbonden en milieubeweging dat de EU
stappen onderneemt om de principes van REACH wereldwijd te doen erkennen en om er
in ieder geval voor te zorgen dat producten die ingevoerd worden aan dezelfde regels
moeten voldoen. De (te) hoge kostprijs en de mogelijke impact op de tewerkstelling in
KMO’s kan opgevangen worden door het delen van de kosten tussen producenten en
gebruikers en vooral tussen grote en kleine ondernemingen. Een voorbeeld van
kostenbesparing is het maken van afspraken tussen ondernemingen die dezelfde stoffen
produceren. Zo moet elke stof slechts één keer getest worden. In ieder geval moet gewaakt
worden over het behoud van de wetgeving ter bescherming van de veiligheid en
gezondheid van de werknemers. Nieuwe regels in het kader van REACH mogen deze
wetgeving niet tegenspreken of afzwakken.

Wat kan ik in mijn eigen bedrijf doen?


Vermits schadelijke stoffen gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van werknemers,
buurtbewoners en consumenten is het zeer belangrijk dat bedrijven zo volledig mogelijk
informeren over de producten waar ze mee werken. En dit in begrijpbare taal. Daarom is
het noodzakelijk dat vakbondsvertegenwoordigers in het CPB een aantal zaken kunnen
aankaarten. Met een checklist van vragen, kan je informeren over het gebruik van
gevaarlijke stoffen in jouw bedrijf. Indien er zich problemen met bepaalde stoffen
aandienen, dan kan je de bedrijfsleiding vragen wat ze van plan zijn daartegen te
ondernemen.

Checklist:
Worden er giftige, kankerverwekkende of agressieve producten gebruikt of geproduceerd
in je bedrijf? Is er op elke werkplek een lijst aanwezig met de gevaarlijke producten die er
worden gebruikt of geproduceerd?

- 50 -
Duurzaam werken

Is er in verband met gevaarlijke producten een risicobeoordeling uitgevoerd en zijn de


bevindingen bekend gemaakt?
Wordt het gebruik van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk beperkt door het gebruik van
substitutiematerialen?
Worden de nodige beschermingsmaatregelen toegepast om vrijstelling in de lucht te
voorkomen (afzuiging, filters, …)?
Beschikken de werknemers over doeltreffende persoonlijke beschermingsmaatregelen
(handschoenen, bril, maskers, beschermkledij, …)?
Krijgen de werknemers via een veiligheidsinformatieblad de nodige informatie en
instructies in verband met de risico’s en preventiemaatregelen? Krijgen de werknemers
indien nodig een goede opleiding?
Is elke container voor gevaarlijke stoffen (bv. vaten, flessen, opslagtanks enz.) voorzien
van een etiket met de identiteit van het product en passende waarschuwingen met
betrekking tot de gezondheidsgevaren?

Meer informatie?
Geïnteresseerde werknemers die meer wensen te weten komen over deze thematiek,
kunnen zich wenden tot verschillende adressen. Zo bevat de expertise van de VITO
(Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek - www.vito.be) een schat aan
informatie. Op de site www.meta.fgov.be vind je de regelgeving omtrent gevaarlijke stoffen
op het werk. Ook bij de vakbonden zelf zijn brochures over deze thema’s geschreven:
ABVV: “Veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen en preparaten”, ook te
downloaden op www.abvv.be.
ACV: “Praktische gids gevaarlijke producten” + cd-rom. Deze databank met informatie
over meer dan 800 stoffen is ook consulteerbaar via www.acv-online.be

- 51 -
Duurzaam werken

Suggestie 11: Syndicale informatierechten


met betrekking tot energie

 Gebruik je informatierecht om te weten hoe je bedrijf presteert op het


gebied van energiezuinigheid.

Wie duurzaam wil werken, kan niet voorbij het energiebeleid van zijn bedrijf. Het
energiebeleid wordt steeds meer een strategisch element in de bedrijfsvoering. Energie-
efficiënte bedrijven drukken namelijk hun energiekosten naar beneden door te investeren in
verbeterde processen. Zo moderniseren ze hun bedrijf en verbeteren ze hun
concurrentiepositie. Dàt is op zijn beurt een verzekering voor de tewerkstelling. Daarom is
het van groot belang om dit thema syndicaal op te volgen.

Kyoto
Bovendien betekent energie verbruiken dat er koolstofdioxide (CO2) de lucht in geblazen
wordt. Teveel CO2 in de atmosfeer veroorzaakt de opwarming van de aarde wat allerhande
negatieve gevolgen heeft: meer overstromingen, meer ziektes, toenemende
woestijnvorming in de derde wereld en zo meer. Indien we iets aan deze CO2-uitstoot
willen doen zullen er onder andere inspanningen geleverd moeten worden om ons
energieverbruik in te perken. Met het Kyotoprotocol heeft Vlaanderen naar de industrie toe
twee belangrijke maatregelen getroffen.

Om te beginnen hebben bedrijven met een jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,5 PJ de
mogelijkheid om deel te nemen aan het energie-benchmarkingconvenant. Een vestiging
dat toetreedt tot het convenant (op dit moment zo’n 180 vestigingen), belooft de nodige
investeringen te doen om zijn energie-efficiëntie op te tillen tot het niveau van de
wereldtop in hun sector. Als tegenprestatie beloofde de Vlaamse overheid onder meer deze
bedrijven geen bijkomende CO2-taks op te leggen (tenzij Europa anders zou beslissen) en
hen de nodige emissierechten toe te kennen zodat ze voldoen aan de Europese richtlijn
inzake emissiehandelrechten. Deze bedrijven kunnen dus blijven groeien op voorwaarde
dat ze bewijzen dat ze energie-efficiënt zijn (voor meer info: www.benchmarking.be).

Daarnaast zijn er vanaf 2004 een 500-tal bedrijven die onder de regeling van het Vlaams
Besluit Energieplanning vallen: Bestaande vestigingen met een energiegebruik groter dan 0,1

- 52 -
Duurzaam werken

PJ en minder dan 0,5 PJ dienen bij de eerstvolgende aanvraag tot hernieuwing van hun
milieuvergunning, een conform verklaard energieplan mee te sturen. Zo’n energieplan
bevat een lijst met maatregelen die het specifieke energiegebruik in de inrichting kunnen
verminderen. Bij een wijziging aan een bestaande installatie of bij de oprichting van een nieuwe
inrichting, moet bij de vergunningsaanvraag een energiestudie gevoegd worden. In de
energiestudie dient aangetoond te worden dat de nieuwe inrichting de meest energie-
efficiënte inrichting is die economisch haalbaar is (Beste Beschikbare Technieken) (voor
meer info: www.energiesparen.be).

Bestaande inrichtingen met een energiegebruik van meer dan 0,5 PJ, die niet toegetreden
zijn tot het benchmarkingconvenant, dienen voor 1 januari 2005 in het bezit te zijn van een
conform verklaard energieplan. Tegen 2007 moeten alle rendabele investeringen in energie-
efficiëntie (investeringen die zichzelf terugbetalen in een drie à viertal jaar, door hun
energiebesparing) doorgevoerd zijn.

Syndicale informatierechten
Als afgevaardigde kan je aan de bedrijfsleiding het signaal geven dat werknemers de
klimaatproblemen belangrijk vinden door het thema op de agenda van het CPB en OR te
plaatsen en een aantal voorstellen te lanceren. Als werknemer zie je immers op welke
plaatsen er nog aan energiebesparing kan worden gedaan. Misschien bestaat de
mogelijkheid om gebruik te maken van groene stroom of heeft het bedrijf er voordeel bij
om een warmtekrachtkoppeling te installeren. De Vlaamse overheid voorziet immers heel
wat subsidies waarop het bedrijf aanspraak kan maken. Probleem is dat
vakbondsafgevaardigden tot nog toe vaak enkel geïnformeerd worden wanneer het de
directie past.

Goed nieuws echter want sinds het voorjaar van


2004 heb je het wettelijke recht om rond energie
geïnformeerd te worden. Analoog aan de
verplichtingen die in Vlaanderen gelden voor wat
betreft het milieubeleid van de onderneming, zijn er
nu ook syndicale informatierechten inzake
energie op het niveau van de onderneming. Die
rechten zijn wettelijk ingeschreven in het decreet tot vermindering van de uitstoot van
broeikasgassen, het zogenaamde REG-decreet. Met dit decreet wil het Vlaamse Gewest
onder meer het rationele energiegebruik (REG) bevorderen.

Informatierecht volgens de wet:


REG-decreet, goedgekeurd op 31 maart 2004, Art 17 §5
‘De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en,
in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming of
bij ontstentenis van deze organen, de vakbondsafvaardiging’.

- 53 -
Duurzaam werken

Energieplannen van het bedrijf opvragen


Dit recht betekent dat alle bedrijven die een energieplan en/of energiestudie moeten
opmaken, de vakbonden hierover moeten informeren via hun afgevaardigden in OR en
CPB. Voor de bedrijven die deelnemen aan het benchmarkingconvenant geldt dat de
doorlichting en het investeringsplan uit het convenant gelden als energiestudie en
energieplan. Het informatierecht geldt dus evenzeer voor de resultaten van de studies die in
het kader van het convenant gebeuren. Dit is voor vakbondsafgevaardigden in de
benchmarkbedrijven zeer interessant omdat ze hierdoor strategische informatie kunnen
verkrijgen met betrekking tot de concurrentiepositie van het bedrijf tot de wereldtop. Deze
studies hebben immers tot doel om de afstand tot de wereldtop met betrekking tot energie-
efficiëntie te bepalen.

Het opvolgen van deze plannen is bij uitstek materie voor


de OR. Indien blijkt dat je bedrijf nog een afstand af te
leggen heeft qua energie-efficiëntie, moet het een
besparingsplan opstellen met maatregelen en investeringen.
Binnen de ondernemingsraad heb je steeds het recht om
vragen te stellen over de economische en financiële
informatie (EFI) van je bedrijf, onder meer over de
energie-investeringen die je bedrijf al dan niet van plan is
door te voeren en het kostenplaatje van energie in je
bedrijf. Mogelijk geeft je werkgever zelf informatie over
energie maar indien hij dit niet doet, heb je het recht om
hier zelf vragen over te stellen. Energie-efficiënte
investeringen in een bedrijf betekenen immers ook de concurrentiepositie en de
tewerkstelling verbeteren. Bedenk overigens dat investeren in energie-efficiëntie dikwijls
serieuze aanpassingen aan de productieprocessen betekent. En dat het dus zeker zinvol is
dat je daar met je neus bovenop zit, want dit zal ook zijn consequenties hebben op de
arbeidsorganisatie. Dit zal gepaard moeten gaan met bijkomende opleidingen en het
creëren van nieuwe hoogkwalitatieve jobs.

Hulp van deskundigen


Om de syndicale werking rond energie in een bedrijf te kunnen uitbouwen, moeten
vakbondsvertegenwoordigers een zo goed mogelijk zicht hebben op het energiegebruik en
het energiebeleid van het bedrijf waar ze werken. Een energievragenlijst (zie verder) zou
alvast enkele aanknopingspunten kunnen bieden. Omdat dit soms vrij technisch kan
worden (bijvoorbeeld de afregeling van de aangrijpingskracht van motoren), moet een
vakbondsafgevaardigde er niet voor terugschrikken om de hulp in te roepen van technisch
onderlegde mensen binnen (de preventieadviseur of milieucoördinator) of buiten het
bedrijf (milieudeskundige in jouw vakbond). Een vergadering van CPB of OR kan met
(syndicale) deskundigen van buiten het bedrijf worden voorbereid. Deskundigen kunnen
ook als waarnemer worden uitgenodigd op de OR of CPB vergadering zelf, mits het
respecteren van bepaalde, wettelijke of in het huishoudelijk reglement van OR of CPB
vermelde, te volgen procedures. In de praktijk wordt hier soms te weinig gebruik van
gemaakt. Op de Emis-website (het Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse
Gewest) is heel wat informatie terug te vinden over energie. Indien je niet direct een

- 54 -
Duurzaam werken

antwoord vindt op je vraag, stel deze dan aan de helpdesk. Dan krijg je zo snel mogelijk een
antwoord op je vraag (www.emis.vito.be).

Energievragenlijst
Zegt de milieuvergunning iets over energie? Komt energie aan bod in het jaarlijks
milieuverslag dat de milieucoördinator overmaakt aan het CPB?
Wie is eindverantwoordelijke voor energiezaken in het bedrijf?
Welke primaire energiebron wordt gebruikt in de productie/verwarming: steenkool
(ton/jaar); aardolie/stookolie (liter/jaar); gas (m3/jaar); elektriciteit (kWh/jaar)?
Hoeveel (per jaar)? Wat is de evolutie (over 5 jaar)?
Hoeveel brandstof besteedt het bedrijf per jaar aan transport (binnen en buiten het
bedrijf)? Wat is de evolutie (over 5 jaar)?
Kan er in het productieproces van het bedrijf energie worden bespaard? Waar?
Kan er in de kantoren van het bedrijf energie worden bespaard?
Wordt warmte en/of warm (proces)water op een of andere manier hergebruikt? Zou
dit kunnen binnen het bedrijf?
Koopt het bedrijf groene stroom aan bij een groenestroomproducent? Hoeveel?
Werd reeds een energie-audit uitgevoerd in het bedrijf? Is er een beleid rond
energiebesparing in de onderneming? Wordt dit energiebeleid bekend gemaakt aan alle
werknemers van het bedrijf?

SD-Worx bouwt een nieuw duurzaam kantoor te Kortrijk


SD-Worx heeft recent een nieuw kantoorgebouw in Kortrijk geopend. Bij de bouw is ruim
aandacht besteed aan vooruitstrevende technologische, energiezuinige toepassingen qua
duurzaam bouwen en is ook de nodige aandacht besteed aan het comfort van de
medewerkers. Cenergie (consulent in energiezorg, ingenieursbureau duurzaam bouwen,
projectbegeleider hernieuwbare energie) werkte mee aan dit project (www.cenergie.be).

Meer info:
-VREG (Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt): www.vreg.be
-Informatie over Benchmarking: www.benchmarking.be
-Informatie over groene stroom: energie.greenpeace.org
-Informatie over het Vlaamse energiebeleid: www.energiesparen.be

Lees ook:
-Suggestie 12: Reg-Fonds

- 55 -
Duurzaam werken

Suggestie 12: Fonds om bij werknemers thuis


energiezuinige maatregelen (REG) te financieren

 Bedrijven of sectoren kunnen in een cao laten vastleggen dat er een fonds
opgericht moet worden waarmee werknemers bij hen thuis energiebesparende
maatregelen kunnen financieren.

Sectoren (en/of individuele bedrijven) die de mond vol hebben van duurzaam werken,
zouden de daad op een originele manier bij het woord kunnen voegen: door voor hun
werknemers een fonds in het leven te roepen waarin een bepaald percentage van de
loonmassa (bijvoorbeeld 0,5%) wordt gestort. Dit fonds is dan bedoeld om bij de
werknemers thuis energiebesparende maatregelen mee te helpen financieren, zoals
bijvoorbeeld de aankoop en plaatsing van een zonneboiler.

Het fonds kan aangewend worden door bijvoorbeeld per werknemer binnen de sector,
jaarlijks een forfaitair bedrag af te spreken waarmee men energiezuinige investeringen kan
doorvoeren in de woning. Eventueel zou de werknemer de som gedurende een aantal jaren
op kunnen sparen voor een grotere investering (bijvoorbeeld een hoogrendements-
verwarmingsketel). Een andere mogelijkheid om de middelen van dit fonds te verzilveren,
zou het ontwikkelen van een systeem van duurzame energiecheques kunnen zijn.
Dergelijke energiecheques zouden enkel ter betaling van energiezuinige maatregelen (bv. de
aankoop van spaarlampen of van een spaardouchekop) kunnen worden voorgelegd.
Hierover moeten dan wel wettelijke regelingen worden getroffen, zoals dit het geval is bij
maaltijd- of cultuurcheques.

Het spreekt voor zich dat bovenstaande suggestie nogal ambitieus is. Niet alle sectoren
zullen bereid zijn hierin mee te gaan. Laat je in ieder geval niet te snel ontmoedigen en
spreek er verschillende mensen over aan!

Meer info:
Of werknemers nu al dan niet kunnen genieten van een REG-fonds in hun bedrijf/sector,
iedereen heeft sowieso recht op de premies van de netbeheerders en gemeenten of de
fiscale maatregelen van de overheid bij het invoeren van energiezuinige toepassingen in de
woning. Meer informatie hierover vind je op www.energiesparen.be. Je vindt er enerzijds
op welke premies je recht hebt maar je kan er ook allerlei interessante brochures aanvragen
over rationeel energiegebruik. Deze info is ook aan te vragen op de Vlaamse infolijn:
0800/3 02 01.

Lees ook:
-Suggestie 11: Syndicale informatierechten met betrekking tot energie

- 56 -
Duurzaam werken

Suggestie 13: Mens- en gezinsvriendelijkere bedrijven

 Werknemers moeten hun rechten die verband houden met een betere
onderlinge afstemming tussen arbeid en gezin, arbeidskwaliteit en gezondheid en
welzijn durven op te nemen.
 Afgevaardigden kunnen op het CPB voorstellen lanceren die een mens- en
gezinsvriendelijker bedrijf bevorderen.

Mensvriendelijke bedrijven zijn bedrijven die oog hebben voor


het welzijn van hun werknemers en in het bijzonder voor de
combinatie tussen werk en privéleven. Steeds meer mannen en
vrouwen wensen immers een volwaardig beroepsleven te
combineren met een volwaardig privé- en gezinsleven. Vooral
vrouwen geven in een bepaalde levensfase vaak een stuk van hun
carrière op om voor de kinderen te zorgen. Hier kan wat aan
gedaan worden: bedrijven kunnen gezinsvriendelijke maatregelen
uitwerken, zoals glijdende werktijden of soepele verlofregelingen.
Daarnaast heeft de overheid een resem maatregelen uitgewerkt
met als doel een betere afstemming werk/gezin (denk maar aan
het tijdskrediet of het vaderschapsverlof) en welzijn op het werk.

In de praktijk blijkt het echter niet zo eenvoudig. Zo staan nogal wat bedrijven negatief
tegenover werknemers die een tijdskrediet willen opnemen of deeltijds willen werken. Zelfs
wettelijk geregelde rechten worden niet altijd gerespecteerd door de werkgever. Nochtans
varen niet alleen werknemers hier wel bij. Ook het bedrijf plukt er de vruchten van: betere
prestaties, grotere productiviteit, minder ziekteverzuim en zo meer. Om een bedrijf
mensvriendelijk te maken is er regelmatig overleg nodig tussen de bedrijfsleiding en de
werknemers. Zo kan het bedrijf een enquête bij haar werknemers uitvoeren om na te gaan
wat de reële behoeften van de werknemers zijn. Na inventarisatie van de knelpunten en de
noden kan een actieplan worden opgesteld. Uiteindelijk moeten we tot een cultuur komen
waar werknemers het ‘normaal’ gaan vinden dat zij deze mens- en gezinsvriendelijke
rechten kunnen opnemen in hun bedrijf. Om tot deze cultuur te komen zouden
gezinsvriendelijke bedrijven hun expertise en nuttige ervaringen over de onderlinge
afstemming van arbeid en gezin aan andere bedrijfsleiders kunnen meedelen, bijvoorbeeld
door het organiseren van een vormingssessie. In syndicaal zwakkere sectoren kunnen de
vakbonden werknemers extra ondersteuning bieden door het inrichten van bijvoorbeeld
een sectorale vormingsavond. Afgevaardigden kunnen er op het CPB bij hun werkgever op
aandringen om bepaalde maatregelen door te voeren of uit te bouwen. Een aantal ideeën:

 Arbeidstijd
Meer en meer werknemers zien het traditionele ‘9 tot 5’-werkschema liever aangepast aan
hun persoonlijke gezinssituatie. Dit kan er voor zorgen dat het combineren van werk,
gezin, zorg en vrije tijd iets soepeler verloopt. Deeltijds werken kan bijvoorbeeld via

- 57 -
Duurzaam werken

verschillende roosters worden ingevuld: telkens halve dagen werken of bijvoorbeeld een
week wel en een week niet werken. Een andere mogelijkheid is voltijds werken in de drukke
maanden en 60% in kalmere periodes. In heel wat bedrijven werkt men met glijdende
werkuren. Bij glijdende werkuren bepalen medewerkers zelf, binnen vastgelegde limieten,
wanneer ze hun dagtaak aanvatten of beëindigen. Bij ploeg- en bandwerk is dit moeilijker te
organiseren. Een andere mogelijkheid is het tijdskrediet. Dit wil zeggen dat werknemers
gedurende een bepaalde periode loopbaanonderbreking kunnen opnemen.
(meta.fgov.be/pc/pce/pcet/nlcet11.htm) Ter compensatie van hun loon krijgen ze een
onderbrekingspremie van de RVA en een aanmoedigingspremie van de Vlaamse overheid.
Je vakbond heeft heel wat informatie over de verschillende mogelijkheden om de
arbeidstijd anders in te delen. Vraag ernaar!

 Telewerk
De informatica-evolutie maakt het mogelijk dat bepaalde werknemers niet langer dagelijks
fysiek aanwezig moeten zijn op hun bedrijf. Van thuis uit kan in vele gevallen minstens
even efficiënt gewerkt worden. Een voordeel van telewerk is dat de werknemer tijd en geld
wint op het vlak van woon-werkverkeer. Ook de werkgever wint hier geld op en heeft
bovendien minder kantoorruimte nodig. Minder filestress, een betere combinatie
werk/gezin en meer autonomie en verantwoordelijkheid leidt tevens tot meer
arbeidstevredenheid en een grotere werkmotivatie wat voor beide partijen positief is. De
werkgever moet wel een vergoeding voorzien voor de werknemers die aan telewerk doen
(telefoon, verwarming, elektriciteit).

Een belangrijke waarschuwing alvast: de grens tussen privé en


werk dreigt te vervagen door telewerken. Een strikte
werkplanning is dan ook aangewezen. Bovendien neemt de
voeling met de collega’s af. Afwisselend telewerken en werken op
het bedrijf wordt dan ook aangeraden. Daarenboven is het van
belang dat telewerk moet worden aangeboden als een
mogelijkheid waar werknemers vrijwillig kunnen op ingaan.
Keuzevrijheid is hier heel belangrijk. Vanuit syndicaal oogpunt is
het ook belangrijk om toe te zien dat door het telewerken sociale
verworvenheden zoals inspraak in het bedrijf niet inboeten.

 Financiële voordelen
Meer en meer bedrijven zijn er voor gewonnen om hun werknemers extralegale voordelen
bovenop hun loon te bieden. De keuze is groot: vergoeding woon-werkverkeer,
hospitalisatieverzekering, korting bij aankoop bedrijfsproducten, maaltijd-, sport- of
cultuurcheques, een lening tegen een gunstige rente of een premie of geschenk bij een
geboorte. Dergelijke financiële beloningen verhogen de arbeidsmotivatie. Let wel: uit
onderzoek blijkt dat de grootste arbeidsvreugde volgt uit de jobinhoud en de sociale
contacten en niet zozeer uit financiële beloningen.

 Opleiding en vorming
Om in te kunnen spelen op de vele en snelle veranderingen in de maatschappij, zal ieder
van ons voortdurend moeten bijleren (levenslang leren). Niemand mag hierbij uitgesloten
worden: levenslang leren moet voor iedereen een recht worden, actief en niet actief, oud en
- 58 -
Duurzaam werken

jong, werknemers in KMO’s en grote bedrijven en zo meer. Alle werknemers hebben dan
ook recht op educatief verlof. Voor de vakbonden is het essentieel dat werknemers
inspraak krijgen in hun eigen leertraject. Om werknemers te verzekeren van hun recht op
opleiding, kan in een sectorale cao het recht op een minimaal aantal opleidingsdagen er
werknemer per jaar worden vastgelegd. Op bedrijfsvlak moet dan verder worden
onderhandeld over de opleidingsplannen. Opleidingscheques helpen het bedrijf om de
opleidingen te betalen.

 Gezondheid en welzijn
Een preventief welzijnsbeleid, op vlak van veiligheid en gezondheid, rendeert op termijn:
minder geld kruipt immers in afwezigheden door ziekte, stress en werkongevallen. Zo kan
het bedrijf een halve dag verlof geven aan vrouwen die naar een borstkankerscreening
wensen te gaan of het bedrijf kan begeleiding voorzien voor werknemers met een
alcoholprobleem. Het bedrijf kan ook een kleine sportruimte installeren waar werknemers
over de middag gebruik kunnen van maken. Ook stress moet aangepakt worden door
bijvoorbeeld een bevraging naar de knelpunten. Ook kan er een preventiebeleid uitgewerkt
worden (dat is meer dan de aanstelling van een preventie-adviseur) voor zaken als pesten
en ongewenst seksueel gedrag. Het Comité ter Preventie en Bescherming op het werk
(CPB) kan op haar bijeenkomsten bovenstaande voorstellen aankaarten.

Deze thema’s en bijhorende suggesties zijn slechts een greep uit een heel uitgebreid
aanbod. Als afgevaardigde is het belangrijk je ogen en oren op je bedrijf goed open te
houden en zo te ontdekken waar de werknemers in jouw bedrijf behoefte aan hebben.

Meer info:
-Op de site van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg vind je de
reglementering van heel wat zaken die hierboven behandeld zijn, o.a. de regelgeving over
educatief verlof: meta.fgov.be
-De site www.evenwichtmaaktsterk.be is een project van het Europees Sociaal Fonds in
samenwerking met de Administratie werkgelegenheid en de SERV. Via deze website kan
een bedrijf op een snelle en gratis manier meer inzicht krijgen in het efficiënt combineren
van werk en privé via de Family and Business Quick Scan. Vervolgens kan de Family
and Business Audit uitgevoerd worden wat zorgt voor een nog systematischere inventaris
van alle aspecten die voor dat bedrijf of die organisatie op het vlak van de combinatie werk-
privé van belang zijn.

Lees ook:
-Suggestie 14: Diversiteit

- 59 -
Duurzaam werken

Suggestie 14: Diversiteit in het personeelsbeleid

 De ongelijkheid op de werkvloer wegwerken en alle bevolkingsgroepen het


recht geven op goed werk met goede arbeidsvoorwaarden.

In deze laatste suggestie van de brochure duurzaam werken willen we de aandacht kort
richten op ‘diversiteit’, meer bepaald de verscheidenheid aan werknemers op de werkvloer.
Ondanks de vele bevolkingsverschillen (jong, oud; kortgeschoold, hooggeschoold;
autochtoon, allochtoon; met/zonder handicap; homo, hetero; man, vrouw) die er in
Vlaanderen zijn, is daar op de werkvloer weinig van te merken. Dit is te verklaren door het
feit dat bepaalde groepen, bijvoorbeeld allochtonen en personen met een handicap,
beduidend minder kansen krijgen op de arbeidsmarkt.

De vakbonden hebben vanzelfsprekend oog voor deze


ongelijkheid: iedereen heeft immers evenveel recht op goed
werk met goede arbeidsvoorwaarden. ACV, ABVV en
ACLVB besloten dan ook samen de strijd tegen discriminatie
op de arbeidsmarkt aan te gaan met het Europees project
Colourful Workshop – Kleurrijke Werkvloer. Met dit
sensibiliserende project richten ze zich naar jou, namelijk
vakbondsafgevaardigden in bedrijven. Jullie spelen immers een
belangrijke rol in de strijd tegen discriminatie. Het project
heeft ondermeer een leergids ontwikkeld. Deze gids bevat een
reeks voorbeelden uit bedrijven waar men een diversiteitbeleid
op de werkvloer doorgevoerd heeft. Zo kan men in de
bedrijfskeuken rekening houden met mensen die geen varkensvlees eten door keuzemenu’s
aan te reiken; kunnen er dicht bij de ingang van het bedrijf parkeerplaatsen vrijgehouden
worden voor medewerkers met een handicap en kunnen oudere werknemers ingeschakeld
worden als coach voor jongere werknemers. Uit deze en veel andere voorbeelden kunnen
afgevaardigden ideeën halen om zelf een diversiteitsbeleid op te starten of helpen mee uit te
bouwen. Afgevaardigden, militanten en personeel uit vijftien verschillende bedrijven uit
diverse sectoren en uit vijf Vlaamse provincies werkten mee aan deze gids (de gids is gratis
te downloaden op www.colourfulworkshop.be/files/finale%20leergids.pdf). Er zal ook een
‘handleiding’ en een ‘vormingspakket’ voor diversiteit op de werkvloer verschijnen.

Om militanten, afgevaardigden en secretarissen te helpen het thema ‘diversiteit’ in hun


bedrijf ingang te laten vinden, hebben de vakbonden samen 12 diversiteitsconsulenten in
dienst genomen. Zij motiveren de militanten om op te komen voor een bedrijfscultuur
waar het goed werken is voor mensen met een andere huidskleur, maar ook voor vrouwen,
personen met een handicap en oudere werknemers. Indien je in je bedrijf wil werken rond
het thema diversiteit kan je het best contact opnemen met één van de
diversiteitsconsulenten van je vakbond (zie www.colourfulworkshop.be of
www.vakbondenvoordiversiteit.be).

- 60 -
Duurzaam werken

Ook Trivisi biedt instrumenten aan om je bedrijf op het spoor van duurzaam werken,
ondermeer diversiteit te zetten. Trivisi is een initiatief van de Vlaamse Minister van
Werkgelegenheid, met als doel Vlaamse bedrijven op weg naar duurzaam ondernemen te
zetten. Heel wat bedrijven, NGO’s, sociale partners, mensen uit de academische wereld en
deskundigen dragen bij tot dit proces. Zij proberen instrumenten te ontwikkelen en
wisselen hun ervaringen en beste praktijken op dit gebied uit. Op hun website vindt je
allerlei publicaties over diversiteit die gratis aan te vragen zijn (www.trivisi.be). In de
publicaties bevinden zich tal van tips om diversiteit op de werkvloer te promoten.

Meer info:
Zowel ACV, ACLVB als ABVV hebben naast de publicaties die in het kader van
‘Colourful Workshop’ opgesteld zijn, ook eigen publicaties/websites over het thema
diversiteit en racisme. Voor ACLVB kan je de informatie vinden op
www.aclvbdiversiteit.centerall.com, voor het ABVV op www.welkom.be. Ook het ACV
heeft een aantal brochures over diversiteit, die zijn te bestellen op www.acv-csc.be.

Lees ook:
-Suggestie 13: Mens- en gezinsvriendelijkere bedrijven

- 61 -
Duurzaam werken

6 Wil je meer weten…


ABVV
Hoogstraat 42
1000 Brussel
Tel 02-506 82 11
Fax 02-506 82 29
http://www.abvv.be

ACLVB, Vlaamse Regionale


Poincarélaan 72-74
1070 Brussel
Tel 02-558 51 60
Fax 02-558 51 61
http://www.aclvb.be

ACV
Haachtsesteenweg 579
1031 Brussel
Tel 02-246 31 11
Fax 02-246 30 10
http://www.acv-online.be

Arbeid & Milieu vzw


Statiestraat 179
2600 Berchem
Tel 03-218 74 72
http://www.a-m.be

Bond Beter Leefmilieu


Tweekerkenstraat 47
1000 Brussel
Tel 02-282 17 20
Fax 02-230 53 89
info@bblv.be
http://www.bblv.be

VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek)


Boeretang 200
2400 Mol
Tel 014-33 55 11
Fax 014-33 55 99
http://www.vito.be

Vito-Emis
Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest
http://www.emis.vito.be
Alle info over milieuwetgeving

- 62 -
Duurzaam werken

7 Afkortingenlijst
A&M Arbeid & Milieu vzw
ABVV Algemeen Belgisch Vakverbond
ACLVB Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België
ACV Algemeen Christelijk Vakverbond
BBL Bond Beter Leefmilieu
BBO Beschrijvend Bodemonderzoek
BBT Beste Beschikbare Technieken
BIS Beweging voor Internationale Solidariteit
BPA Bijzonder Plan van Aanleg
CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst
CDO Centrum voor Duurzame Ontwikkeling
CMB Centrale der Metaalindustrie van België
CO2 Koolstofdioxide
CPB Comité voor Preventie en Bescherming op het werk
CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
EFI Economische en Financiële Informatie
EMIS Energie en Milieu Informatiesysteem
EU Europese Unie
Externe dienst PB Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk
FRDO Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
Gecoro Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening
GPP Globaal Preventieplan
IAO Internationale Arbeidsorganisatie
ICDO Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling
IIAV Instituut voor Internationale Arbeidsvorming
Interne dienst PB Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk
IPA Interprofessioneel Akkoord
JAP Jaarlijks Actieplan
KMO Kleine en Middelgrote Onderneming
NAR Nationale ArbeidsRaad
NGO Niet-Gouvernementele Organisatie
OBO Oriënterend Bodemonderzoek
OR Ondernemingsraad
OVAM Openbare Afvalstoffen Maatschappij
OWW Oxfam Wereldwinkel
PA Preventieadviseur
PC Paritair Comité
PJ Petajoule
Procoro Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening

- 63 -
Duurzaam werken

REACH Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische Stoffen


REG Rationeel Energiegebruik
RSP Ruimtelijk Structuurplan
RSZ Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan
SA Syndicale Afvaardiging
SA Sociale Aansprakelijkheid
SAI Social Accountability International
VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
VITO Vlaams Instituut voor Technologische Ontwikkeling
Vlacoro Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening
Vlarebo Vlaams reglement inzake bodemsanering
Vlarem Vlaams Reglement voor de Milieuvergunning
VMM Vlaamse Milieumaatschappij
VODO Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling
VREG Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteit en Gasmarkt
VVSG Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
WAP Wet op de Aanvullende Pensioenen
WHO Wereldgezondheidsorganisatie

- 64 -

You might also like