Cellen H16 Celcommunicatie

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 14

1

Robert-Jan Arke
Hoofdstuk 16 Celcommunicatie

Celsignalering in 3 stappen:
reception transductie response
Dierlijke cel reageert op een set van extracellulaire signalen
signaalmoleculen in het medium; geen signalen meeste cellen plegen apoptose

Algemene beginselen van celsignalering
signaal transductie: het proces waarbij 1 type signaal omgezet is naar een ander type
communicatie:
signaling cel produceert signaalmolecuul
herkenning van signaalmolecuul door target cel
target cel reageert op signaalmolecuul
Receptoreiwitten van de target cel herkennen en
reageren op specifiek op het signaalmolecuul.




Signalen via boodschappers:
1. hormonen
2. neurotransmitters
3. groeifactoren



Cel-cel contact: [figure 16.3]
A. Endocrien: hormoon in bloedstroom naar cel met de specifieke receptor
B. Paracrien: signaal verspreid zich door extracellulaire vloeistof naar cel in de nabije
omgeving (als locale bemiddelaar) bij infectie of snelle celtoename
bij een verwonding
autocriene signalering: reageren op de signalen die de cel zelf geproduceerd
heeft kankercellen doen dat soms
C. Neuronaal: axonen die neurotransmitters loslaten uit de synaps in de synapsspleet
snelle en specifieke aflevering aan individuele doelcellen: een
neurotransmitter bereikt de target cel in minder dan 1 msec.
D. Contact-afhankelijk: membraangebonden moleculen op cel bindt met receptor op
andere cel kleinste afzetgebied & geen secretie.
bijvoorbeeld tijdens embryonale ontwikkeling
Membraangebonden remmende signaaleiwitten zorgen ervoor via receptoren op de
cellen rondom bijv. een zenuwcel, dat die cellen zich niet ook tot zenuwcellen
specialiseren waardoor ze eventueel epitheelcellen blijven. [figure 16.4]
Endocriene signalering is de meest specifieke.




2
Robert-Jan Arke
Het signaal van een celoppervlakte receptor is over t algemeen overgebracht in het
innerlijke van de target cel via een reeks van intracellulaire signaalmoleculen, die handelen
in volgorde en tenslotte veranderen ze de activiteit van effectoreiwitten, die vervolgens
invloed hebben op het gedrag van de cel.
De intracellulaire reeks en de intracellulaire effectoreiwitten waarop het werkt, verschillen
per type cel waardoor verschillende typen cellen op hetzelfde signaal reageren op
verschillende manieren.
Dus de informatie overgebracht door het signaal is afhankelijk hoe de target cel het signaal
ontvangt en interpreteert.

De transductie als reactie op een signaal kan snel of langzaam zijn, afhankelijk wat er moet
gebeuren zodra de boodschap is ontvangen.
Snel omdat het signaal de activiteit van eiwitten en andere moleculen benvloedt die al
aanwezig zijn binnenin de target cel, wachtend op hun orders.
Langzaam omdat de response van de extracellulaire signalen veranderingen in
genexpressie vereist en de productie van nieuwe eiwitten.

















[figure 16.7]

Dezelfde ligand, bijv. acetylcholine, kan aan verschillende receptoren binden en zorgen voor
een andere respons: verlaagde snelheid en kracht van contractie, secretie en contractie:









[figure 16.5]
3
Robert-Jan Arke
2 typen signalen:
1. Signalen die aan receptoren op het celoppervlak binden.
te groot of te hydrofiel om het membraan te passeren
2. Signalen die de membraan kunnen passeren en aan intracellulaire receptoren binden
(bijv. estradiol, testosteron, NO).
klein genoeg of hydrofoob genoeg

2 typen receptoren:
A. Intracellulaire receptoren
B. Celoppervlakte receptoren

A. Intracellulaire receptoren
sterode hormonen: vertrouwen op intracellulaire receptor eiwitten
Voorbeelden: cortisol, estradiol, testosteron en thyrode hormonen
receptor die cortisol naar de kern brengt, heeft een NLS
(nucleair lokalisatie sequentie)
Zijn hydrofoob passeren plasmamembraan en
binden aan receptoreiwitten in het cytosol of in de
nucleus: beide zijn nucleaire receptoren, omdat als ze
gebonden zijn met een hormoon, functioneren ze als
transcriptiefactoren/-regulators:
hormoonbinding receptor ondergaat conformatie
verandering dat daardoor het eiwit activeert
toestemming om de transcriptie van specifieke
doelgenen te stimuleren of te remmen. [figure 16.10]
Sterode hormoon: reguleert verschillende sets met
genen in verschillende celtypes.
Testosteron heeft groot effect: helpt alle kenmerken te
ontwikkelen dat mannen van vrouwen onderscheidt.

Sommige opgeloste gassen kunnen door het membraan de
cel in slippen en reguleren direct de activiteit van specifieke intracellulaire eiwitten.
NO: uit de cel die het genereert en gaat buurcellen binnen [figure 16.11]
gesynthetiseerd van arginine en werkt als lokale bemiddelaar in vele
weefsels. Alleen lokaal, omdat NO snel omgezet is in nitraten en nitrieten.
Endotheelcellen: cellen rondom bloedcellen laten NO vrij in response door
stimulatie door zenuwuiteinden NO zorgt voor relaxen van gladde spiercellen:
bloedvatverwijding, waardoor bloed vrijer stroomt medicijnen & Viagra
NO bindt & activeert het enzym guanylyl cyclase stimulering formatie uit GTP
van cyclisch GMP vormt volgende link in de NO-signaalketen.
Viagra blokkeert enzym dat cGMP afbreekt.






4
Robert-Jan Arke

Te grote of te hydrofiele moleculen binden aan
receptoreiwitten. Die zetten de boodschap om in een nieuwe
vorm, in intracellulaire signalerende moleculen. Die worden
weer omgezet in anderen binnen in de cel, net zo lang totdat:
een metabolisch enzym in actie wordt gekikt
het cytoskelet tot een nieuwe configuratie wordt gerukt
een gen aan- of uitgezet wordt
Uiteindelijke resultaat: celresponse [figure 16.12]

Componenten van deze intracellulaire signaleringspaden
voeren n of meer cruciale functies uit:
1. Ze kunnen simpel het signaal vooruit heruitzenden en
daardoor het signaal helpen te verspreiden door de cel.
2. Ze kunnen het ontvangen signaal versterken, dus een
paar extracellulaire signaal moleculen zijn genoeg om een grote intracellulaire
response te veroorzaken.
3. Ze kunnen signalen ontvangen van meer
dan n intracellulair signaleringspad en
ze samenvoegen voordat ze een signaal
vooruit heruitzenden.
4. Ze kunnen het signaal verspreiden naar
meer dan n signaleringspad of
effectoreiwit, takken creren in het
informatie stroomschema en een
complex response veroorzaken.
Vele stappen in een signaleringspad zijn open
voor modulatie door andere factoren
(intracellulaire en extracellulaire factoren).

[figure 16.13]

Vele van de intracellulaire signaleringseiwitten
gedragen zich als moleculaire schakelaars:
ontvangst van een signaal veroorzaakt dat ze
omgeschakeld worden van inactief naar actief.
Ze kunnen dan andere ook actief maken en ze
blijven net zo lang actief totdat een ander proces ze inactief maakt.

Samenvatting intracellulaire receptoren:
Deze receptoren bevinden zich in het cytosol of kern.
Signaalmolecuul passeert membraan (sterode hormonen, NO gas etc.).
Signaalmolecuul bindt aan specifieke receptor.
Soms is receptor een transcriptiefactor en dan verandert receptor van conformatie,
zodat een signaalsequentie vrijkomt die dit complex naar de kern brengt.
In de kern fungeert het complex als transcriptiefactor.

5
Robert-Jan Arke
B. Celoppervlakte receptoren
Alle celoppervlakte receptoreiwitten binden aan een extracellulair signaleringsmolecuul en
vertalen de boodschap in n of meer intracellulaire signaalmoleculen.
3 typen oppervlakte receptoren:
1. Ionkanalen: staan een stroom van ionen door het plasmamembraan toe, wat de
membraanpotentiaal verandert en een elektrische stroom produceert.











2. G-eiwit-gekoppelde receptoren: activeren membraanbinding van G-eiwitten, die
vervolgens of een enzym of een ionkanaal in het plasmamembraan activeren, dat
weer een cascade van andere effecten veroorzaakt.












3. Enzym-gekoppelde receptoren: werken als enzymen of verenigen met enzymen
binnenin de cel. Zodra de receptoren gestimuleerd zijn, activeren enzymen een
variteit van intracellulaire signaleringspaden.












6
Robert-Jan Arke
Belangrijke concepten bij signaaltransductie
1. Signalering door fosforylatie
2. Signalering door GTP-binding

1. Signalering door fosforylatie
Een eiwit kinase zorgt voor fosforylatie door een fosfaatgroep van ATP te nemen en aan een
schakeleiwit te voegen. Een eiwit fosfatase defosforyleert door de fosfaatgroep te
verwijderen.
De activiteit van elk eiwit, dat is gereguleerd door fosforylatie, hangt af van de balans tussen
de activiteiten van de kinases die fosforyleren en de fosfatasen die defosforyleren.
Vele van de schakeleiwitten gecontroleerd door fosforylatie zijn hun eigen eiwit kinasen en
deze zijn vaak georganiseerd in fosforylatie cascades: n eiwit kinase, geactiveerd door
fosforylatie, fosforyleert de volgende eiwit kinase in de reeks: signaal vooruit zenden.
De 3 aminozuren die gefosforyleerd kunnen worden:
1. tyrosine (Tyr): door tyrosine kinase
2. serine (Ser): door serine kinase
3. threonine (Thr): door threonine kinase
Fosforylatie: -OH wordt vervangen door een fosfaatgroep.
[figure 16.14A]

[figure 16.14]


2. Signalering door GTP-binding
Deze schakeling tussen een actieve en inactieve vorm hangt af of ze GTP of GDP gebonden
aan zich hebben. Eenmaal geactiveerd door GTP-binding, hebben deze eiwitten GTP-
hydrolysatie (GTPase) activiteit en zetten zichzelf uit door hun GTP-binding te hydrolyseren
naar GDP.
[figure 16.14B]
7
Robert-Jan Arke
G-eiwit-gekoppelde receptoren
G-eiwit-gekoppelde receptoren (GPCRs) zorgen voor verdere response van vele
verschillende extracellulaire signaalmoleculen, van verschillende liganden: licht, reuk,
hormonen (adrenaline), neurotransmitters, locale bemiddelaars, etc.
Ongeveer de helft van alle drugs die bekend zijn, werkt via GPCRs.
Elke GPCR is gemaakt van een enkele polypeptideketen die 7x door het membraan zit:
7-passeer transmembraan receptoreiwitten. Bacterin hebben ook GPCRs.

GPCR activatie & inactivatie in 6 stappen:
1. Activatie van de receptor aan de buitenkant zorgt voor een bindingsplaats voor een
heterotrimeer G-eiwit aan de binnenkant.
Heterotrimeer G-eiwit: -subeenheid bevat GDP of GTP; -subeenheid n -
subeenheid kunnen signaleren; membraangebonden; laterale diffusie mogelijk.
2. Uitwisseling van GDP voor GTP.
3. Dissociatie (loslaten) van G-eiwit van de receptor en dissociatie van -subeenheid en
-subeenheid.
4. Activatie van targeteiwit (enzym), die van vorm verandert door G (of G).
5. Actief enzym transporteert signaal verder.
6. Inactivatie van G door hydrolyse van GTP en het associren van G.


























[figure 16.17+18]

8
Robert-Jan Arke
Actieve G-eiwitten:
kunnen ionkanalen reguleren, bijv. K
+
-kanalen:
Het hartritme wordt verlaagt bij vrijlating van acetylcholine, dat aan een GPCR op het
oppervlakte van de hartspiercellen bindt. Deze GPCR activeert het G-eiwit, G
i
. Hier is
het -complex de actieve signaleringscomponent. Het complex bindt aan de
intracellulaire kant van een K
+
-kanaal in het plasmamembraan van de hartspiercel,
waardoor het ionkanaal gedwongen wordt te openen. K
+
stroomt de cel uit,
waardoor het de elektrische prikkelbaarheid van de cel remt. Deze stroom stopt
zodra de -subeenheid gehydrolyseerd is en dus t G-eiwit weer in inactieve vorm is.
[figure 16.19]
















kunnen membraangebonden enzymen activeren, bijv. adenylaat cyclase, fosfolipase-C:
De interacties van G-eiwitten met enzymen leidt tot de productie van intracellulaire
signaleringmoleculen. De 2 meest frequente enzymen:
o adenylaat cyclase: zorgt voor de productie van cyclisch AMP
o fosfolipase-C: zorgt voor de productie van inositol trifosfaat en diacylglycerol
De 2 enzymen worden geactiveerd door verschillende typen G-eiwitten. Het
koppelen van de G-eiwitten kan stimulerend of remmend werken.
De intracellulaire signaleringmoleculen die voortgebracht worden in deze cascades
worden second messengers genoemd (first messengers zijn de liganden). Ze worden
in grote hoeveelheden geproduceerd.
[figure 16.20]










9
Robert-Jan Arke
Activatie van adenylaat cyclase
De second messenger cAMP wordt gesynthetiseerd uit ATP (verwijdering van 2
fosfaatgroepen) door adenylaat cyclase, dat geactiveerd wordt door een geactiveerd -
eenheid van het G-eiwit G
s
, en cAMP wordt weer afgebroken door cAMP fosfodiesterase.
Deze fosfodiesterase wordt geremd door cafene in het zenuwsysteem en het is continue
actief in de cel. ATP cAMP AMP
cAMP oefent het meest van zn effecten uit door het enzym cyclisch-AMP-afhankelijk eiwit
kinase (PKA) te activeren. Dit enzym is normaal inactief in een complex met een ander eiwit.
De binding van cAMP zorgt voor een vormverandering dat de actieve kinase vrijlaat.
Geactiveerd PKA katalyseert de fosforylatie van bepaalde serines of threonines op bepaalde
intracellulaire eiwitten.
Bij opgewonden of angst: adrenaline bindt aan GPCRs consequenties
verschillen per celtype, maar alle celreacties bereiden het lichaam voor op actie.
Snel:
Afbraak van glycogeen in
spiercellen m.b.v. cAMP en PKAs:
[figure 16.23]
Langzaam:
PKA fosforyleert transcriptieregulators die de
transcriptie van bepaalde genen activeren:
[figure 16.24]






























10
Robert-Jan Arke
Snelle afbraak van cAMP voor snelle signalering, omdat:
Snelle afbraak van cAMP houdt de intracellulaire cAMP concentraties laag. Hoe lager de
cAMP concentraties, hoe groter en sneller de verhoging bereikt wordt van activatie van
adenylaat cyclase, wat nieuw cAMP maakt.

Samenvatting adenylaat cyclase, enz.:
Activatie G-eiwit gekoppelde receptoren binding en activatie G-eiwit activatie
adenylaat cyclase dat cAMP vormt uit ATP cAMP activeert PKA PKA: activeert
genexpressie, afbraak glycogeen en afbraak triacylglycerol tot vetzuren.

Activatie van fosfolipase-C
Sommige GPCRs activeren fosfolipase-C. Eenmaal geactiveerd, fosfolipase-C
knipt/hydrolyseert inositol fosfolipide (PIP2) inositol fosfolipide paden. Inositol
fosfolipide wordt in 2 signaleringsmoleculen geknipt:
1. inositol 1,4,5-trifosfaat (IP
3
)
IP
3
verspreid zich in het cytosol, bindt zich aan Ca
2+
-kanalen in het ER membraan, die
open gaan. Er zijn actieve pompen die het Ca
2+
weer het ER in pompen.
2. diacylglycerol (DAG)
Diacylglycerol activeert m.b.v. Ca
2+
eiwit kinase C (PKC), dat een reeks intracellulaire
eiwitten fosforyleert net zoals PKA.















[figure 16.25]

Samenvatting fosfolipase-C, enz.:
Activatie G-eiwit gekoppelde receptoren binding en activatie G-eiwit activatie
fosfolipase-C geactiveerd fosfolipase-C knipt PIP2 in IP
3
en diacylglycerol IP
3
opent
Ca
2+
-kanaal in ER membraan Ca
2+
concentratie in cytosol wordt verhoogd Ca
2+
en DAG
activeren PKC.

Calmoduline: los in het cytosol en als Ca
2+
daaraan bindt, ondergaat het een
vormverandering dat waardoor het om eiwitten (activiteit verandert) kan wikkelen.
CaM-kinases: een doelgroep eiwitten waar calmoduline zich om wikkelt, waarna deze
kinases andere processen benvloeden door eiwitten te fosforyleren.
11
Robert-Jan Arke
Verhoging van Ca
2+
concentratie heeft vele biologische processen tot gevolg:
Bevruchting eicel
Spiercontractie
Secreterende cellen veroorzaken Ca
2+
secretie
Concentratie vrij Ca
2+
in cytosol van een niet stimulerende cel is 10
-7
M.

Second messengers
Zijn kleine moleculen waarvan de concentratie goed gereguleerd moet worden en worden
snel afgebroken.
1. cAMP
2. cGMP
3. IP
3

4. DAG


Enzym-gekoppelde receptoren
Het cytoplasmatische domein van deze receptoren werken als een enzym of vormen een
complex met een ander eiwit dat als een enzym werkt.
Tyrosine kinase receptor (TKR ( maak ik er zelf van))
(1) Een TKR zit in het plasmamembraan met 1 -helix.
(2) Binding van een signaalmolecuul zorgt ervoor dat 2 receptoren een dimeer vormen.
(3) Dit veroorzaakt de activatie van hun kinase functie, met het resultaat dat elke receptor
de ander fosforyleert: 6 fosfaatgroepen binden aan de tyrosines van de dimeer.
(4) Deze dienen als bindingsplaatsen voor vele verschillende intracellulaire
signaleringseiwitten. Sommige eiwitten worden gefosforyleerd, andere dienen uitsluitend als
adapters, die de receptor aan andere signaleringseiwitten koppelen.
Alle fosforylaties op t complex worden ongedaan gemaakt door tyrosine fosfatase eiwitten.
Soms worden TKRs en GPCRs opgenomen door endocytose en vernietigd door vertering in
lysosomen.
12
Robert-Jan Arke
Ras eiwit
Ras: een klein G(TP-bindend)-eiwit, dat is gebonden aan een lipide staart in het membraan.










[figure 16.31]
monomerische GTPases: kleine eiwitten die GTP binden, zoals Ras.
Ras lijkt op de -subeenheid van een G-eiwit en functioneert ongeveer hetzelfde. Interactie
met een aan een adapter geactiveerd Ras activeringseiwit zet Ras aan om GDP uit te
wisselen voor GTP, waardoor het actief wordt. Ras maakt zichzelf inactief door zijn GTP-
binding te hydrolyseren naar GDP-binding en stimuleert celvermeerdering.
Als Ras actief is, bevordert het de activatie van een fosforylatie cascade waarin series van
serine/threonine kinases de volgende fosforyleren en activeren.
MAP-kinase signalering module:
Geactiveerd Ras activeert MAP-kinase-kinase-kinase, dat (meerdere) MAP-kinase-
kinase(s) activeert via fosforylatie en dat vervolgens MAP-kinase activeert via
fosforylatie. MAP kinase fosforyleert verschillende effectoreiwitten, zoals
transcriptieregulators die bijv. celvermeerdering stimuleren. Dat verschilt per cel. Aan
de receptor kan bijv. een groeifactor binden, die de cascade aanzet.


















[figure 16.32]
Het Ras-gen is een proto-oncogen: als het gemuteerd is, is de GTPase activiteit in Ras
genactiveerd en kan het zichzelf dus niet uitschakelen: ongecontroleerde celvermeerdering.
13
Robert-Jan Arke
Samenvatting Ras & MAP-kinase, enz.:
Tyrosine kinase receptor wordt geactiveerd (door bijv. groeifactor) adapter eiwit bindt
aan een gefosforyleerd tyrosine hierdoor wordt een Ras activeringseiwit actief Ras-
GDP wordt Ras-GTP Ras-GTP activeert MAP-kinase-kinase-kinase MAP-kinase-kinase-
kinase activeert via fosforylatie MAP-kinase-kinase MAP-kinase-kinase activeert via
fosforylatie MAP-kinase MAP-kinase kan voor verschillende responsen zorgen.

PI-3 kinase
Vele van de extracellulaire signaaleiwitten die dierlijke cellen stimuleren te overleven, te
groeien en te vermeerderen werken via tyrosine kinase receptoren.
fosfoinositide-3 kinase (PI-3 kinase): zeer belangrijk enzym in een signaleringspad dat TKRs
activeert om celgroei en -overleving te bevorderen. Dit enzym fosforyleert inositol
fosfolipiden in het plasmamembraan en deze fosfolipiden worden aanlegplaatsen voor
specifieke intracellulaire signaleringseiwitten uit het cytosol.
n van de belangrijkste van deze eiwitten is het eiwit kinase-Akt (eiwit kinase B: PKB). Akt
bevordert de groei en overleving van veel celtypes, vaak door het inactiveren van het
signaaleiwit via fosforylatie, zoals het eiwit Bad. Bad o.a. zet apoptose aan celoverleving.
PI-3 kinase Akt pad activeert ook Tor Tor stimuleert celgroei.







[figure 16.33]

Cytokines (een paar hormonen en vele lokale bemiddelaars) binden aan receptoren die
transcriptieregulators kunnen activeren directere route: Jak-STAT pad.
Eenmaal geactiveerd worden die regulators STATs genoemd. Deze directe signalering wordt
gebruikt door bijv. interferonen: cytokines geproduceerd door genfecteerde cellen.
JAKs zijn cytoplasmatische tyrosine kinases en worden geactiveerd als een cytokine of
hormoon aan de receptor bindt. Eenmaal geactiveerd, de JAKs fosforyleren en activeren
STATs, die vervolgens naar de celkern trekken waar ze transcriptie stimuleren.












[figure 16.39]
14
Robert-Jan Arke
Amplificatie: Ieder katalytisch eiwit in een signaal transductie pad amplificeert het signaal
door activering van verschillende kopien van de volgende component in het pad.

Samenvatting signalerende paden:




























[figure 16.42]

You might also like