Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 276

VOC | CB3

Hydrauliek
4247LKJ8308
COLOFON
2013 Kenteq, Hilversum
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag
worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand dan wel openbaar
gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opname, of
enige andere wijze, zonder voorafgaande toestemming van
de uitgever.
Ondanks alle zorg die aan dit lesmateriaal is besteed
kunnen auteurs, redacteuren en uitgever geen
aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die
zou kunnen voortvloeien uit enige fout, die in dit leermiddel
zou kunnen voorkomen.
Overal waar u in dit leermiddel de mannelijke vorm hij
aantreft, wordt ook de vrouwelijke vorm zij bedoeld.
Kenteq
Olympia 6-8
1213 NP Hilversum
Postbus 81
1200 AB Hilversum
T (035) 750 4208
www.kenteq.nl
serviceteam@kenteq.nl
Inhoudsopgave
1 Inleiding Hydrauliek 7
1.1 Wat is hydrauliek? 7
1.2 Waarom hydrauliek? 7
1.3 Waar wordt hydrauliek toegepast? 7
1.4 Voor- en nadelen van hydrauliek 8
2 Vragen inleiding Hydrauliek 9
3 Grondbeginselen van hydrauliek 11
3.1 Vloeistoffen zijn nauwelijks samendrukbaar 11
3.2 Vloeistoffen nemen geen eigen vorm aan. 11
4 Vragen grondbeginselen van hydrauliek 15
5 Opbouw van een hydraulische installatie 17
5.1 Toegepaste componenten 18
5.2 Indeling van hydraulische systemen 23
5.3 Veiligheid 24
5.4 Schematechniek 24
6 Vragen Opbouw hydraulische installatie 25
7 Hulpapparatuur 27
7.1 Inleiding 27
7.2 Oliereservoir 27
7.3 Controle- en bewakingsapparatuur 29
7.4 Conditioneringsapparatuur 32
7.5 Afsluiters 38
8 Vragen hulpapparatuur 39
9 Basisschakelingen 43
9.1 Leerdoelen 43
9.2 Inleiding 43
9.3 Case 44
9.4 Accumulatoren 44
9.5 Differentiaalcilinder 48
9.6 Basisschakelingen met cilinders 48
9.7 Open en gesloten systeem 50
9.8 Samenvatting 51
10 Vragen 53
11 Meerkeuze vragen 55
12 Open vragen 57
13 Pompen en motoren 59
13.1 Leerdoelen 59
13.2 Inleiding 59
13.3 Case 59
13.4 Omzetting van energie 60
13.5 Typen pompen en motoren 61
13.6 Typen nader uitgewerkt 62
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 3
13.7 Basisschakelingen 71
13.8 Drukverliezen in een hydraulisch systeem 75
13.9 Samenvatting 76
14 Vragen 79
15 Meerkeuze vragen 83
16 Open vragen 89
17 Hydraulische vloeistof 93
17.1 Leerdoelen 93
17.2 Inleiding 93
17.3 Case 93
17.4 Hydraulische vloeistoffen 94
17.5 Leidingen, slangen en verbindingen 101
17.6 Accumulatoren 103
17.7 Opslag van hydraulische vloeistof 109
17.8 Conditionering van hydraulische vloeistof 115
17.9 Samenvatting 127
18 Vragen 131
19 Meerkeuze vragen 137
20 Open vragen 147
21 Druk 149
21.1 Leerdoelen 149
21.2 Inleiding 149
21.3 Case 149
21.4 Drukregelkleppen 151
21.5 Samenvatting 164
22 Vragen 165
23 Meerkeuzevragen 171
24 Open vragen 177
25 De richting van de volumestroom 181
25.1 Leerdoelen 181
25.2 Inleiding 181
25.3 Case 181
25.4 Terugslagkleppen 182
25.5 Stuurschuiven 186
25.6 Samenvatting 193
26 Vragen 195
27 Meerkeuzevragen 199
28 Volumestroom 205
28.1 Leerdoelen 205
28.2 Inleiding 205
28.3 Case 205
28.4 Het krachtenevenwicht 206
28.5 Stroomregelkleppen 208
28.6 Samenvatting 214
VOC | CB3 | 2013-09-18

4 Inhoudsopgave
29 Vragen 215
30 Meerkeuzevragen 219
31 Open vragen 225
32 Stroming en leidingen 227
32.1 Leerdoelen 227
32.2 Inleiding 227
32.3 Case 227
32.4 Stroming 228
32.5 Continuteitsregel 230
32.6 Viscositeit 232
32.7 Het getal van Reynolds 238
32.8 Stromingstoestand 239
32.9 De wet van Bernoulli 241
32.1
0
Nomogrammen 244
32.1
1
Leidingkarakteristiek 252
32.1
2
Samenvatting 253
33 Vragen 255
34 Veiligheid en milieu 257
34.1 Inleiding 257
34.2 Onderhoud en reparatie 258
35 Onderhoud 261
35.1 Soorten onderhoud 261
35.2 Preventief onderhoud 262
35.3 Correctief of storingsafhankelijk onderhoud 263
35.4 Methodisch storingzoeken 264
35.5 Uit bedrijf nemen 266
35.6 Uitvoering 266
35.7 Soorten afdichting in de hydrauliek 268
35.8 In bedrijf nemen 269
36 Vragen Veiligheid en onderhoud van hydraulische installaties 271
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 5
VOC | CB3 | 2013-09-18

6 Inhoudsopgave
1 Inleiding Hydrauliek
1.1 Wat is hydrauliek?
Hydrauliek is een vorm van
aandrijftechniek. Kracht en beweging
worden hierbij overgebracht en onder
controle gehouden door middel van
vloeistoffen onder druk.
Hydraulische kantbank: toepassing van hydrauliek
Andere vormen van aandrijftechniek zijn:
mechanisch
elektrisch
pneumatisch.
1.2 Waarom hydrauliek?
Hydrauliek wordt toegepast, omdat:
met hydrauliek zeer grote krachten kunnen worden overgebracht
met hydrauliek zeer nauwkeurige bewegingen kunnen worden gemaakt bij
lage n hoge snelheden
hydraulische apparatuur deze eigenschappen op een zeer compacte manier
combineert.
1.3 Waar wordt hydrauliek toegepast?
Hydrauliek wordt toegepast in:
zware machinebouw
scheepsbouw
vliegtuigbouw
wegenbouwmachines
landbouwwerktuigen
gereedschapswerktuigen
mobiel intern transport
Grondverzet- of graafmachine (excavator)
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 7
1.4 Voor- en nadelen van hydrauliek
De voordelen van een hydraulisch systeem heeft ten opzichte van een mechanisch
systeem zijn:
een hydraulisch systeem van geringe afmetingen kan al zeer grote krachten
opwekken
een hydraulisch systeem is eenvoudig te regelen en te sturen
hydrauliek werkt veilig: een hydraulisch systeem kan eenvoudig worden
beveiligd tegen overbelasting
er zijn minder bewegende delen dan bij een mechanisch systeem, dus treedt
er ook minder slijtage op
het systeem is zelfsmerend
energietransport en energieomzetting zijn flexibel, waardoor een hydraulisch
systeem eenvoudig kan worden uitgebreid of aangepast.
Er zijn echter ook nadelen verbonden aan het werken met hydrauliek:
de storingsgevoeligheid: onzorgvuldige montage en gebrekkig onderhoud
leidt onherroepelijk tot storingen in een hydraulisch systeem
storingen in een hydraulisch systeem zijn vaak moeilijk op te sporen
hydraulische vloeistof is meestal brandgevaarlijk
hydraulische systemen zijn gevoelig voor temperatuurverschillen
hydraulische systemen zijn gevoelig voor vuil
het rendement is laag door inwendige verliezen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

8 Inleiding Hydrauliek
2 Vragen inleiding Hydrauliek
1. Noem vier vormen van aandrijftechniek.
2. Noem drie voordelen van een hydraulisch systeem ten opzichte van een
mechanisch systeem.
3. Noem drie nadelen van een hydraulisch systeem ten opzichte van een
mechanisch systeem.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 9
VOC | CB3 | 2013-09-18

10 Vragen inleiding Hydrauliek
3 Grondbeginselen van hydrauliek
Bij de hydraulica maken we gebruik van de natuurkundige eigenschappen van
vloeistoffen.
Deze eigenschappen zijn:
vloeistoffen zijn nauwelijks samendrukbaar
vloeistoffen nemen geen eigen vorm aan
de druk op een vloeistof in een afgesloten ruimte plant zich in alle richtingen
gelijkmatig voort.
3.1 Vloeistoffen zijn nauwelijks samendrukbaar
Het volume van een bepaalde
hoeveelheid vloeistof is nagenoeg
constant, ongeacht de druk op die
vloeistof. We zeggen dat vloeistoffen
nauwelijks samendrukbaar zijn. Hierdoor
kunnen we met hydrauliek zeer
nauwkeurige bewegingen overbrengen.
We kunnen aantonen dat vloeistoffen
bijna niet samendrukbaar zijn. We vullen
daarvoor een glazen fles geheel met
vloeistof en sluiten hem goed af met een
kurk. Als je nu de kurk met kracht
omlaag drukt, springt de fles stuk. De
reden daarvoor is dat de vloeistof geen
kant uit kan, waardoor een hoge druk
wordt opgebouwd.
Vloeistoffen zijn nauwelijks samendrukbaar
3.2 Vloeistoffen nemen geen eigen vorm aan.
Vloeistoffen nemen de vorm aan van elke
ruimte waarin ze worden gegoten. Door
deze eigenschap kan een vloeistof in elk
kanaal van willekeurige vorm en
afmeting stromen.
Vloeistoffen nemen geen eigen vorm aan
Continuteitswet
Voor vloeistofstromen geldt de
continuteitswet. Deze wet houdt in dat
bij een kleinere doorlaat de
stroomsnelheid groter wordt.
Voor vloeistoffen geldt de continuteitswet
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 11
De druk op een vloeistof in een afgesloten ruimte plant zich in alle
richtingen gelijkmatig voort.
Druk die ontstaat, plant zich in alle
richtingen gelijkmatig voort.
Dat houdt in, dat de druk in een systeem
overal even groot is.
Dit is de wet van Pascal, naar wie de
eenheid van druk is vernoemd
(1 Pa = 1 N/m
2
). Deze eigenschap kun je
aantonen met behulp van twee cilinders
met gelijke diameters.
De druk in een systeem is overal even groot (Wet van
Pascal)
Je verbindt de twee cilinders met elkaar, waarna je ze met olie of water vult.
Vervolgens plaats je op iedere cilinder een zuiger die op de vloeistofkolom rust. Als
je nu op de rechterzuiger een drukkracht van 10 Newton uitoefent, dan gaat deze
omlaag. De linker zuiger wordt hierdoor omhoog gedrukt met dezelfde kracht en
over dezelfde afstand:
kracht F1 = kracht F2
afstand a1 = afstand a2
Met behulp van vloeistoffen zijn we in staat om een uitgeoefende kracht te
vergroten. Ook dit grondbeginsel van hydrauliek is op eenvoudige wijze te
verduidelijken. Je neemt twee cilinders, maar nu met verschillende diameters.
Je verbindt ze met elkaar en vult ze met
olie of water. Oefen nu een kleine
drukkracht uit op de kleinste zuiger F.
Hierdoor veroorzaak je een druk in de
vloeistof.
Druk is kracht gedeeld door oppervlak
De formule voor het berekenen van druk luidt:
p
F
A
=
waarbij:
p = druk in Pa (Pascal)
F = kracht in N (Newton)
A = oppervlak in m
2
De druk p die je veroorzaakt, is de uitgeoefende kracht F, gedeeld door het
oppervlak A van de zuiger, dus: p = F / A (druk p in Pa ofwel N/m
2
). Je weet
inmiddels dat de druk p in een vloeistof zich in alle richtingen gelijkmatig
voortplant.
De andere zuiger heeft nu bijvoorbeeld een tweemaal groter oppervlak 2 x A. Dan
wordt de kracht die de vloeistof op de zuiger uitoefent ook tweemaal zo groot,
namelijk:
(2 A) p = 2 (A p) = 2 F
Formule:
VOC | CB3 | 2013-09-18

12 Grondbeginselen van hydrauliek
p
F
A
F
A
= =
1
1
2
2
De verplaatsing van de grote zuiger is echter de helft van de verplaatsing van de
kleine zuiger. Hetzelfde geldt dus ook voor de snelheid.
Voorbeeld
De linkerzuiger heeft een oppervlakA
1
van 10 cm
2
e
n
de rechterzuiger een
oppervlak A
2
van 100 cm
2
. Door nu op
de linkerzuiger een kracht uit te oefenen
van F
1
= 100 N ontstaat er een druk op
de olie van 100 N op 10 cm
2
= 10 N/
cm
2
. Deze druk wordt onverminderd
door de olie voortgeplant tot onder de
rechterzuiger.
De kracht op deze grote zuiger wordt dan
10 N/cm
2
* 100 cm
2
= 1000 N. Dit is dus
10 x zoveel.
Met behulp van vloeistoffen een uitgeoefende kracht
vergroten
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 13
VOC | CB3 | 2013-09-18

14 Grondbeginselen van hydrauliek
4 Vragen grondbeginselen van hydrauliek
1. In de hydrauliek maken we gebruik van de natuurkundige eigenschappen van
vloeistoffen.Welke eigenschappen zijn dat en hoe maken we hier in de
hydrauliek gebruik van?
2. Bereken de maximale kracht die aan de grote zuiger kan optreden.
Afb. 7 Hoe groot is de kracht F
2
op de grote zuiger?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 15
VOC | CB3 | 2013-09-18

16 Vragen grondbeginselen van hydrauliek
5 Opbouw van een hydraulische installatie
Een hydraulische installatie bestaat uit verschillende componenten. De installatie
bevat de componenten die minimaal benodigd zijn om het systeem op een juiste
en veilige manier te laten werken.
De opbouw van een hydraulische installatie
In de afbeelding zie je links de installatie schematisch weergegeven. Rechts zie je
de weergave van het hydraulisch schema in genormaliseerde symbolen.
Links de schematische weergave, rechts de genormaliseerde symbolen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 17
5.1 Toegepaste componenten
Componenten die veel in een hydraulisch systeem worden toegepast zijn:
reservoir
medium
oliefilter
pomp
overstroomklep
stuurschuif
terugslagklep
snelheidsregeling
cilinder
hydromotor
olieleiding.
Reservoir
De belangrijkste functie van het
reservoir (ofwel olietank) is het opslaan
van de hydraulische olie. Daarnaast kan
de retour-olie in het reservoir afkoelen,
zodat de olietemperatuur binnen de
gestelde grenzen blijft.
Schematische weergave van een reservoir
Tevens kan de retour-olie in het reservoir
tot rust komen, waardoor luchtbellen en
vuildeeltjes kunnen worden
afgescheiden.
Hier zie je enkele symbolen voor een
reservoir.
Symbolen voor een reservoir
Medium
De belangrijkste functie van het medium (de hydraulische vloeistof) is het dragen
van de hydraulische energie. Als vloeistof wordt vaak minerale olie gebruikt. Ook
andere vloeistoffen komen voor.
Het medium wordt niet als een afzonderlijke component aangeduid. Er bestaat dan
ook geen symbool voor.
VOC | CB3 | 2013-09-18

18 Opbouw van een hydraulische installatie
Oliefilter
Eventueel aanwezige vuildeeltjes worden
door middel van een filter uit de olie
verwijderd.
Symbool voor een oliefilter
Pomp
De pomp verplaatst het medium door het
systeem en kan druk in het systeem
opbouwen. Als de pomp wordt
aangedreven, ontstaat er aan de
zuigzijde van de pomp een onderdruk.
Hierdoor wordt vanuit het reservoir olie
aangezogen.
Schematische weergave van een hydraulische pomp
Je ziet het algemene symbool voor een
hydraulische pomp. Een dicht driehoekje
wordt gebruikt voor hydrauliek. Een
open driehoekje staat voor pneumatiek.
Symbool voor een hydraulische pomp
Overstroomklep
De overstroomklep (ook wel
veiligheidsklep genoemd) begrenst de
maximum werkdruk in het systeem. De
veiligheidsklep is op een bepaalde
werkdruk ingesteld. Wanneer geen olie
door de verbruiker(s) wordt afgenomen
of wanneer het systeem overbelast
raakt, wil de druk p in het systeem boven
de ingestelde waarde uitstijgen.
Daardoor gaat de klep open en stroomt
de olie retour naar het reservoir.
De druk kan nu niet meer verder
oplopen.
Schematische weergaven van een overstroomklep
Je ziet hier het symbool voor een
veerbelaste veiligheidsklep.
Symbool voor een veerbelaste veiligheidsklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 19
Stuurschuif
Met een stuurschuif kan de oliestroom in
de gewenste richting worden gestuurd.
Hiermee kun je een cilinder uit of in laten
bewegen en eventueel in een
tussenstand laten stoppen.
Schematische weergaven van een stuurschuif
Je ziet dat de volgende drie
mogelijkheden:
olietoevoer P stroomt door naar A
olietoevoer P stroomt door naar B
olietoevoer P wordt geblokkeerd.
Symbool voor een 4/3 stuurschuif met
hefboombediening en veercentrering.
De retourolie wordt via R afgevoerd. De stuurschuif heeft vier aansluitingen: A, B,
P en R. Deze stuurschuif noemen we een 4/3 stuurschuif.
VOC | CB3 | 2013-09-18

20 Opbouw van een hydraulische installatie
Terugslagklep
Snelheidsregelaar
Een regelbare smoring dient als
snelheidsregeling en bepaalt de
hoeveelheid olie die van of naar de
cilinder kan stromen. Dit bepaalt de
snelheid waarmee bijvoorbeeld een
zuiger kan bewegen.
Schematische weergave en symbool van een
regelbare smoring
Cilinder
Met een hydraulische cilinder kan de
oliedruk worden omgezet in een
mechanische kracht bij een rechtlijnige
beweging. Deze kan worden gebruikt
voor bijvoorbeeld het verplaatsen van
een last of voor het klemmen van een
product.
De kracht F die een hydraulische cilinder
afgeeft is afhankelijk van het oppervlak
A van de zuiger en de heersende oliedruk
p op de zuiger: F = A x p
Schematische weergave van een cilinder
In de afbeelding zie je het symbool van
een dubbelwerkende cilinder met
instelbare buffering.
Symbool voor een cilinder
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 21
Hydromotor
Een hydromotor zet oliedruk om in
mechanisch koppel voor een roterende
overbrenging.
Schematische weergave van een hydromotor
Hiernaast zie je het symbool voor een
hydromotor.
Symbool voor een hydromotor
Olieleidingen
Olieleidingen worden gebruikt om de
verschillende componenten met elkaar
te verbinden. Hierdoor kan de olie door
het systeem circuleren en de energie
worden getransporteerd.
Hydraulische leidingen
In schema's teken je leidingen met
symbolen, zoals je hier kunt zien.
Symbolen voor olieleidingen
VOC | CB3 | 2013-09-18

22 Opbouw van een hydraulische installatie
5.2 Indeling van hydraulische systemen
We kennen een indeling van hydraulische systemen naar twee hoofdtypen, te
weten:
gesloten kringloop
open kringloop.
Gesloten kringloop
Een gesloten kringloop wordt vaak in de mobiele hydrauliek of kleine enkelvoudige
systemen toegepast. In een systeem met een gesloten kringloop wordt geen
voorraadreservoir toegepast. De retourolie wordt hier direct weer door de pomp
aangezogen en in het systeem geperst.
Open kringloop
Met betrekking tot een open kringloop kunnen we twee systemen onderscheiden,
namelijk:
het open-centersysteem of constantvolumesysteem
het gesloten-centersysteem of constantedruksysteem.
Open-centersysteem (constant-volumesysteem)
In het open-centersysteem geeft de
stuurschuif in de neutrale stand een open
verbinding met het reservoir. De olie die
de pomp levert, stroomt vrijwel drukloos
terug naar de tank.
Als je de stuurschuif verschuift, dan past
de pompdruk zich automatisch aan de
benodigde oliedruk in cilinder of
hydromotor aan. Het voordeel is minder
energieverlies en dus ook minder
warmteontwikkeling.
Open-centersysteem (constant-volumesysteem)
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 23
Gesloten-centersysteem (constante-druksysteem)
In een gesloten-centersysteem staat de
stuurschuif in de neutrale stand
gesloten. De oliestroom wordt
geblokkeerd. Het systeem tot aan de
stuurschuif staat daardoor constant
onder druk.
Dit betekent een hoge reactiesnelheid
van het systeem wanneer de stuurschuif
bediend wordt. De olie in het hiernaast
getekende systeem wordt via een
veiligheidsklep afgevoerd. Dit kan
verschillende nadelen met zich
meebrengen. Daarom wordt dit systeem
vaak gebruikt in combinatie met een
regelbare pomp of drukvat
(accumulator).
Gesloten-centersysteem (constante-druksysteem)
5.3 Veiligheid
Het werken aan een hydraulische installatie kan gevaarlijk zijn als je niet de juiste
voorzorg in acht neemt. In verband met de veiligheid zijn er daarom een aantal
maatregelen voorgeschreven, waarmee je rekening moet houden.
5.4 Schematechniek
Om de werking van een hydraulische installatie te verklaren, maken we gebruik
van schematechniek. In de praktijk werken we daarvoor met symbolen. Het
symbool geeft alleen de functie van een component weer. De gebruikte symbolen
zijn vastgelegd in normbladen, bijvoorbeeld NEN 3348.
VOC | CB3 | 2013-09-18

24 Opbouw van een hydraulische installatie
6 Vragen Opbouw hydraulische installatie
1. Benoem de componenten in het afgebeelde hydraulische schema en geef van
iedere component de belangrijkste functie aan.
Benoem de componenten
1
2
3
4
5
6
7
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 25
8
9
2. Waaraan herken je een systeem met een gesloten kringloop?
3. Een systeem met een open kringloop kan in twee systemen worden
onderverdeeld. Welke systemen zijn dat?
VOC | CB3 | 2013-09-18

26 Vragen Opbouw hydraulische installatie
7 Hulpapparatuur
7.1 Inleiding
Naast allerlei hoofdonderdelen komt er in iedere hydraulische installatie ook
hulpapparatuur voor. Hiervan zijn de volgende onderdelen voorbeelden:
oliereservoir
controle- en bewakingsapparatuur
conditioneringsapparatuur
afsluiters.
7.2 Oliereservoir
Opslag (oliereservoir)
Het oliereservoir (kortweg olietank
genoemd) is een vast onderdeel van elke
hydraulische installatie. De voornaamste
taak van de olietank is de opslag van
olie.
Omdat er altijd voldoende voorraad moet
zijn, zal een moderne installatie beveiligd
zijn tegen een te laag olieniveau. De
beveiliging geeft bij een te laag niveau
een stuursignaal, waardoor de pomp
wordt uitgeschakeld. Om te voorkomen
dat deze situatie optreedt, is tijdige
controle van het niveau belangrijk.
Opbouw van een oliereservoir
Koeling
Tijdens het bedrijf van hydraulische installaties ontstaan energieverliezen door
mechanische wrijving en leidingweerstand. Deze energieverliezen hebben
warmteontwikkeling tot gevolg. Omdat de bedrijfstemperatuur van de olie niet
hoger mag worden dan 40 60 C is koeling noodzakelijk. Dit gebeurt voor een
deel door de warmteafgifte van de olietank.
Door de tank vrij op te stellen en een zo gunstig mogelijk oppervlak te geven kan
vaak een goede warmteafvoer via de wanden worden bereikt. Indien het koelend
oppervlak van de tank onvoldoende is voor een optimale bedrijfstemperatuur,
worden vaak oliekoelers toegepast.
Luchtafscheiding
Hydraulische olie bevat bij normale omstandigheden altijd een kleine hoeveelheid
lucht. De lucht is volledig in de olie opgenomen, waardoor deze niet merkbaar
aanwezig is.
Doordat de olie door bochten in het leidingwerk en door kleine openingen in de
systeemcomponenten stroomt, zal de stroming vaak turbulent zijn. Door de
wervelingen zullen er zich belletjes vormen van de opgenomen lucht. Deze
luchtbelletjes kunnen problemen geven bij het aanzuigen van de olie door de
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 27
pomp. Daarom moet de tank groot genoeg zijn, zodat de olie voldoende verblijftijd
in de tank heeft om de afscheiding van lucht te laten plaatsvinden.
Vuilbezinking
Door slijtage van bewegende delen van de installatie komt er vuil in de olie terecht.
Een gedeelte van dit vuil zal door natuurlijke vuilbezinking in de tank achterblijven.
Daarnaast zullen doorgaans oliefilters gemonteerd zijn om ook het fijnste vuil van
de olie te scheiden.
Om goed te functioneren moet de tank dus een bepaalde inhoud hebben. De
tankinhoud staat in een bepaalde verhouding tot de pompopbrengst.
Bij stationaire systemen is deze verhouding minimaal 5 x de pompopbrengst. Bij
een pompopbrengst van 20 l/min zal de tankinhoud dus minimaal 100 liter moeten
bedragen.
Symbolen voor reservoirs
Een reservoir kan met verschillende symbolen worden aangeduid, afhankelijk van
de uitvoering.
Symbool voor een reservoir met verbinding naar
de buitenlucht
Symbool voor een gesloten of drukdicht
reservoir met leidingen onder het
vloeistofniveau
Symbool voor een reservoir met in- of uitlaat in
de tankbodem
Symbool voor een reservoir met in- of uitlaat
beneden het olieniveau
Opbouw van de olietank
De opbouw van de olietank omvat de
volgende onderdelen:
1. tankwand
2. vulopening met zeef
3. keerschotten (labyrintplaten)
4. beluchtingsfilter
5. fijn gaas voor luchtafscheiding
6. retourleiding
7. aflopende bodem met aftapplug
8. aanzuigfilter
9. oliepeilglas
Schematische weergave van de opbouw van een
olietank
VOC | CB3 | 2013-09-18

28 Hulpapparatuur
Keerschotten
De keerschotten in de tank zorgen ervoor
dat de olie op een rustige manier in
beweging blijft.
Hierdoor krijgt de eventueel aanwezige
lucht de tijd om te ontsnappen en kan
het vuil zich onderin de tank verzamelen.
De olie stroomt over het eerste schot
heen, zodat het vuil onderin de tank
blijft. Het tweede schot is zodanig
geplaatst, dat de olie gedwongen wordt
om er onderdoor te stromen. Hierdoor
zullen de luchtbelletjes zich van de olie
afscheiden. Daarnaast geven de
keerschotten ook stevigheid aan de tank.
Schematische weergave van keerschotten in een
olietank
Fijnfilter
Een fijnfilter in een olietank dient voor extra luchtafscheiding.
Hiermee worden ook de zeer kleine luchtbelletjes afgevangen.
Beluchtingsfilter
Omdat het olieniveau in een tank wisselt door schommelingen in de afname door
de verbruikers, zal er lucht in en uit de tank moeten kunnen stromen. Dit gebeurt
via het beluchtingsfilter, waardoor de tank kan ademen. Om te voorkomen dat er
via deze open verbinding vuil in de tank komt, is deze voorzien van een fijnfilter.
Retourleiding
Het uiteinde van de retourleiding is afgeschuind onder een hoek van 45 om een
rustige uitloop van de olie te verzekeren. De aansluiting van de retourleiding
bevindt zich onder het laagste olieniveau.
7.3 Controle- en bewakingsapparatuur
Om een hydraulisch systeem goed te kunnen laten functioneren, moet het gehele
proces voortdurend worden bewaakt. Hiervoor maken we gebruik van controle- en
bewakingsapparatuur.
Controle is beperkt tot de uitlezing van een bepaalde systeemgrootheid, zoals
druk, niveau of temperatuur. Bewaking houdt in dat de uitgelezen grootheid wordt
omgezet in een verwerkbaar signaal en vervolgens wordt gebruikt voor de
besturing van de installatie. Een aantal controle- en bewakingsapparaten zullen
hieronder aan de orde komen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 29
Drukmeting
Met een manometer kunnen we de
oliedruk meten.
Bij druk onderscheiden we absolute druk
en relatieve druk. Relatieve druk kan op
zijn beurt overdruk of onderdruk zijn. In
de hydrauliek meten we meestal de
overdruk ten opzichte van de
atmosferische druk.
Drukmeter (manometer)
Symbool
Hier zie je het symbool voor een
manometer.
Het symbool voor een druk- of manometer
Niveaumeting
Wanneer het olieniveau in een
hydraulische installatie tot onder het
minimum daalt, heeft dit ernstige
gevolgen voor de juiste werking.
Bovendien kan droogloop tot aanzienlijke
schade aan de pomp leiden. Om dit te
voorkomen is de tank voorzien van een
niveaumeter.
Het meest eenvoudige controleapparaat
is het peilglas. Dit heeft echter geen
bewakingsfunctie, omdat het geen
signaal afgeeft waarmee de installatie
kan worden bestuurd.
Peilglas
Symbool
Het symbool voor een niveaumeter.
Het symbool voor een niveaumeter
VOC | CB3 | 2013-09-18

30 Hulpapparatuur
Temperatuurmeting
De viscositeit van de olie is van invloed is
op de werking van de installatie. Omdat
de viscositeit afhankelijk is van de
olietemperatuur, is controle en bewaking
hiervan belangrijk. Een olietank is dan
ook standaard uitgerust met een
temperatuurmeter.
Wanneer deze de mogelijkheid heeft
voor het afgeven van een signaal, dan
kan dit worden gebruikt voor de
bewaking van de installatie.
Temperatuurmeter
Symbool
Het symbool voor een
temperatuurmeter.
Het symbool voor een temperatuurmeter
Volumestroommeting
Voor de controle en bewaking van de
volumestroom worden er
volumestroommeters of flowmeters in de
leiding geplaatst.
De meest toegepaste
volumestroommeters werken volgens
het verdringerprincipe met ovaalwiel of
tandwiel, zoals hiernaast afgebeeld. De
rotatiesnelheid is recht evenredig met de
volumestroom. Een Wijzer of
elektronische omzetter zorgt dan voor de
indicatie.
Schematische weergave van een
volumestroommeter
Symbool
Het symbool voor een
volumestroommeter.
Het symbool voor een volumestroommeter
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 31
7.4 Conditioneringsapparatuur
Om de installatie zo lang en zo goed mogelijk te laten werken, moet de
hydraulische olie voortdurend in de juiste conditie worden gehouden. Dit gebeurt
door middel van speciale conditioneringsapparatuur, waarmee men de olie kan:
filteren
koelen
verwarmen.
Filteren
Vuil is de grootste vijand van een hydraulische installatie. Het werkt nadelig op de
levensduur van de installatie en op de storingvrije werking. In een hydraulische
installatie kan vervuiling op verschillende manieren optreden. Een bron van
vervuiling wordt gevormd door slijtage van bewegende delen in pompen, kleppen
en cilinders. Er kan ook vuil van buitenaf de installatie binnendringen bij de
zuigerstangafdichting van de cilinder en de olietankbeluchting, maar ook tijdens
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden. Het vuil wordt uit de olie verwijderd
door deze te filteren.
Symbool
Het algemene symbool voor een filter.
Het symbool voor een filter
Plaats in de installatie
Voor de plaatsing van het oliefilter komt de retourleiding het meest in aanmerking
(middelste afbeelding).
Mogelijkheden voor de plaats van een filter in de installatie
Als het filter in de zuigleiding wordt aangebracht, houdt dit in dat alleen een
grofmazig filter kan worden gebruikt. Een fijnmazig zuigfilter heeft namelijk zoveel
weerstand dat het gevolg kan zijn dat de pomp een vacum in de olie trekt. Door
de optredende cavitatie (implosies) kan de pomp ernstig beschadigd raken.
Plaatsen we het oliefilter in de persleiding, dan moeten het huis en het
filterelement tegen hoge drukken bestand zijn. Omdat een persfilter een speciale
constructie vereist, zou dit in de meeste gevallen een onnodig dure oplossing zijn.
VOC | CB3 | 2013-09-18

32 Hulpapparatuur
In de praktijk wordt het filter dus gewoonlijk in de retourleiding geplaatst
(afbeelding links). Dit maakt het mogelijk om een fijnmazig en constructief vrij
eenvoudig retourfilter toe te passen. In grote en speciale installaties wordt ook wel
een afzonderlijk systeem voor het reinigen van de olie gebruikt.
Veiligheidsklep
Een filterhuis is voorzien van een veiligheidsklep of bypass. Als een filter sterk
vervuild raakt, loopt de weerstand ervan erg hoog op. Door de optredende hoge
druk ontstaat het risico op breuk van het filterelement. Hierdoor zou al het
uitgefilterde vuil weer in de olie terecht kunnen komen. Om deze reden wordt bij
een zekere vervuilingsgraad van het filter de oliestroom ongefilterd doorgelaten
via de bypass.
Symbool
Het symbool voor een veiligheidsklep.
Het symbool voor een veiligheidsklep
Vervuilingsindicator
Om te voorkomen dat de olie ongefilterd in de tank terechtkomt, is het filterhuis
meestal voorzien van een vervuilingsindicator. Deze indicator reageert op het
drukverschil voor en na het filter en zal bij een zekere vervuilingsgraad een signaal
afgeven. Op deze manier wordt men tijdig gewaarschuwd wanneer het
filterelement aan vervanging of reiniging toe is. Tegelijk wordt ermee voorkomen
dat de veiligheidsklep moet openen, waardoor de olie ongefilterd moet worden
doorgelaten via de bypass.
Symbool
Het symbool van een filter met
vervuilingsindicator (het lampje).
Symbool van filter met vervuilingsindicator
Het symbool voor een eenheid bestaande
uit een oliefilter, vervuilingsindicator en
bypass.
Symbool voor een eenheid bestaand uit een oliefilter,
vervuilingsindicator en bypass
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 33
Filterelement
Filters onderscheiden zich qua uitvoering van elkaar door het toegepaste
filterelement. De keuze van het filterelement is afhankelijk van het soort vuil dat
je in een installatie kunt tegenkomen, bijvoorbeeld stof, zand, water en
metaaldeeltjes. Maar ook de toegepaste componenten spelen een rol bij de keuze
van een bepaalde uitvoering.
Filterelementen kunnen worden onderverdeeld in:
oppervlaktefilters
dieptefilters
magneetfilters
een combinatie van diepte- en magneetfilters.
Oppervlaktefilter
Een oppervlaktefilter bestaat uit een huis, waarin een filterelement is aangebracht.
Het filterelement is meestal samengesteld uit vilt, doek of papier. De olie stroomt
door het filter, waardoor het vuil in het filterelement achterblijft.
Doordat grof en fijn vuil door n filterlaag wordt afgevangen, raakt een
oppervlaktefilter vaak snel vervuild.
Dieptefilter
Daarom worden de meeste
filterelementen tegenwoordig uitgevoerd
als dieptefilter.
Het filterelement van een dieptefilter
bestaat uit een aantal laagjes
filtermateriaal. Deze laagjes zijn in een
omhulsel gevat dat het filtermateriaal de
nodige stevigheid biedt. Om het werkend
oppervlak te vergroten is het
filterelement als een harmonica
uitgevoerd.
Dieptefilter (opengewerkt)
Magneetfilter
Bij een magneetfilter bestaat het filterelement uit op elkaar gestapelde metalen
plaatjes. De olie moet zich een weg banen tussen de gevormde spleten door.
Metaaldeeltjes blijven aan de buitenzijde van het filterelement achter.
Combinatiefilter
Er wordt tegenwoordig nagenoeg geen gebruik meer gemaakt van een enkelvoudig
magneetfilter.
VOC | CB3 | 2013-09-18

34 Hulpapparatuur
Het magneetfilter komt wel voor in combinatie met een filterelement, meestal een
dieptefilter.
Schematische weergave van een combinatiefilter
De olie stroomt eerst langs de magneet, waardoor eventuele ijzerdeeltjes
achterblijven. Vervolgens wordt de voorgereinigde olie door het dieptefilter geleid.
Door deze combinatie van dieptefilter en magneetfilter ontstaat een optimale
filterwerking.
Filterfijnheid
Filterelementen hebben een bepaalde grofheid. Het begrip dat hiervoor gebruikt
wordt is 'filterfijnheid.
De filterfijnheid heeft betrekking op de afmetingen van de vuildeeltjes die kunnen
worden gevangen. De filterfijnheid wordt uitgedrukt in micrometers of microns (1
micron = 1 micrometer = 1 m). Voor een retourfilter geldt 10 micron als normale
waarde. Dat wil echter niet zeggen dat alle vuildeeltjes van 10 micron en groter
uit de olie zullen worden gefilterd.
Onderhoud
Voor elk filter geldt dat onderhoud noodzakelijk is. Filterelementen moeten
regelmatig worden vervangen of schoongemaakt. De onderhoudsfrequentie
waarmee dit moet gebeuren is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden waarin
de filters zijn toegepast.
Meestal wordt de periode tussen twee onderhoudsbeurten vermeld in het
bijbehorende onderhoudsschema.
Bij het demonteren van een filter in een hydraulische installatie moeten de
toevoer- en afvoerleiding worden afgestopt en het filter worden afgetapt. Daarna
mag pas met schoonmaken en olie verversen worden begonnen.
Koelen
In een hydraulische installatie wordt energie door de pomp afgegeven aan de olie.
Een deel van deze energie wordt in warmte omgezet door de wrijving die de olie
ondervindt in de nauwe kanalen. Als de olietemperatuur te hoog oploopt, gaan
bepaalde eigenschappen van de olie achteruit. Wat we onder te hoog moeten
verstaan, is niet zonder meer te zeggen. De fabrikant zal altijd de geadviseerde
bedrijfstemperatuur van de olie aangeven.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 35
Als de warmte die de installatie langs natuurlijke weg aan de omgeving afstaat
onvoldoende is, moeten we de olie gedwongen koelen. Hiervoor worden oliekoelers
toegepast.
Plaats in de installatie
Om dezelfde redenen als bij oliefilters kan de oliekoeler het best in de retourleiding
worden geplaatst. Voor een optimale warmteoverdracht is het belangrijk om het
uitwendige van een oliekoeler schoon te houden. Stof en vuil vormen namelijk een
ongewenste isolatielaag. Oliekoelers kunnen in twee groepen worden
onderverdeeld:
luchtgekoelde oliekoelers
watergekoelde oliekoelers.
Luchtgekoelde oliekoeler
Bij de luchtgekoelde oliekoeler wordt de olie door een buizensysteem gevoerd.
Langs dit buizensysteem wordt een luchtstroom geblazen die de vloeistofwarmte
opneemt.
Opbouw en principe van een luchtgekoelde oliekoeler
Watergekoelde oliekoeler
Een watergekoelde oliekoeler is meestal opgebouwd uit een mantel waarin een
pijpenstelsel is aangebracht. Het koelwater stroomt door de pijpen, terwijl de olie
door de mantel wordt geleid.
VOC | CB3 | 2013-09-18

36 Hulpapparatuur
1. Olieafvoer
2. Olietoevoer
3. Pijpenbundel
4. Watertoevoer
5. Waterafvoer
Watergekoelde oliekoeler (opengewerkt)
Om het koelend effect te vergroten zijn tussen de pijpenbundels soms
keerschotten geplaatst. Hierdoor wordt de olie gedwongen langs de pijpen met het
koelwater geleid. Meestal wordt in watergekoelde oliekoelers het
tegenstroomprincipe toegepast. Dit wil zeggen dat de oliestroom en de
koelwaterstroom tegengesteld gericht zijn. Hierdoor kan een geleidelijke
warmteoverdracht plaatsvinden.
Symbool
Het symbool van een oliekoeler kan op twee
manieren worden weergegeven. Het
symbool kan met en zonder de leidingen
voor het koelmedium worden afgebeeld.
Oliekoeler met en zonder
aanduiding van de leidingen
voor het koelmedium
Verwarmen
Omgekeerd kan het ook noodzakelijk zijn
om de olie te verwarmen. Dit kan het
geval zijn in een koude omgeving. De
viscositeit van de olie is dan te hoog en
door de dikke olie treden er verstoringen
op. Om dit te voorkomen, wordt er vaak
een elektrisch verwarmingselement in de
olie geplaatst. Zon verwarmingselement
is geheel gesloten en kan rechtstreeks
aan de tankwand worden bevestigd.
Een andere mogelijkheid is om de olie
hydraulisch te verwarmen. Dit gebeurt
door de olie onder druk rond te pompen,
waarvoor een speciale pomp gemonteerd
is.
Verwarmingselement
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 37
Symbool
Het symbool voor een
verwarmingselement.
Het symbool voor een verwarmingselement
7.5 Afsluiters
Afsluiters worden toegepast voor het openen en sluiten van verschillende delen
van een installatie. In de meeste gevallen wordt als afsluiter een kogelkraan
toegepast.
Symbool
Het symbool voor een afsluiter.
Het symbool voor een afsluiter
VOC | CB3 | 2013-09-18

38 Hulpapparatuur
8 Vragen hulpapparatuur
1. Wat is de voornaamste functie van een reservoir in een hydraulische
installatie?
2. Welke functies heeft een reservoir nog meer?
3. Welke niveaus onderscheiden we bij een olietank?
4. Wat betekent dit symbool?
5. Waarom zijn in de olietank keerschotten aangebracht?
6. Waarom moet de olietank van een beluchtingsfilter voorzien zijn?
7. Wat is het verschil tussen controleren en bewaken?
8. Bij druk onderscheiden we absolute druk en relatieve druk. Welke druk
meten we met een manometer?
9. Teken het symbool voor een niveaumeter .
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 39
10. Waarom worden er oliefilters gebruikt in een hydraulische installatie?
11.
a. Waar in de installatie kan het oliefilter het best worden geplaatst?
a. Hoe noemen we een filter in de retourleiding?
12. Teken het symbool voor een oliefilter met bypass en vervuilingsindicator.
13.
a. Wat is het belangrijkste verschil tussen een oppervlaktefilter en een
dieptefilter?
a. Wat is het voordeel van een dieptefilter?
VOC | CB3 | 2013-09-18

40 Vragen hulpapparatuur
14. Waarop moet je letten bij het demonteren van een oliefilter in een
hydraulische installatie?
15. Wat is de functie van een koeler in een hydraulische installatie?
16. Welke plaats in de installatie komt het meest in aanmerking voor de
oliekoeler?
17. Hoe werkt een luchtgekoelde oliekoeler?
18. Hoe werkt een watergekoelde oliekoeler?
19. Teken het symbool voor een oliekoeler zonder aanduiding van de leidingen
voor het koelmedium.
20.
a. Wat is de functie van een verwarmingselement in een hydraulische
installatie?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 41
a. Welke andere manier om de olie te verwarmen ken je?
VOC | CB3 | 2013-09-18

42 Vragen hulpapparatuur
9 Basisschakelingen
9.1 Leerdoelen
Na bestudering van dit leerobject:
kun je de bij accumulatoren behorende basisschakelingen lezen en tekenen;
kun je de accumulatorgrootte bepalen met behulp van een nomogram;
kun je een differentiaalschakeling lezen en tekenen en de eigenschappen
noemen van zon schakeling;
kun je een gelijkloopschakeling lezen en tekenen;
kun je een volgordeschakeling lezen en tekenen;
kun je open en gesloten systeem omschrijven;
kun je een hydrostatische aandrijving met suppletiepomp tekenen.
9.2 Inleiding
De schakelingen die je in voorgaande blokken hebt leren kennen, zijn
basisschakelingen. Basisschakelingen moet je goed begrijpen alvorens je naar
ingewikkelde hydraulische schemas kunt gaan kijken. In de wat ingewikkelder
schemas zijn de basisschakelingen steeds weer te herkennen. Omdat
basisschakelingen belangrijk zijn, worden er in dit blok nog een aantal behandeld.
Dit zijn:
schakeling met een tandwielstroomdeler;
acculaadklep
differentiaalschakeling;
gelijkloopschakeling;
volgordeschakeling;
hydrostatische aandrijving (schakeling van een gesloten systeem).
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 43
9.3 Case
Een tandwielstroomdeler wordt ingezet
als een oliestroom in twee of meer
stromen verdeeld moet worden. Zij
worden bijvoorbeeld toegepast in
persen, heftafels en transportvloeren.
Basisschakeling met een tandwielstroomdeler
9.4 Accumulatoren
Accumulatoren worden voor vele
doeleinden gebruikt. Je vindt ze in allerlei
toepassingen, zoals mijnbouw,
staalfabrieken, spuitgietmachines,
gereedschapsmachines en
bouwmachines.
Balgaccumulator
Basisschakelingen bij accumulatoren
Twee basisschakelingen zie je steeds weer toegepast: de acculaadklep en de
drukschakelaar. Deze zorgen ervoor dat de gewenste maximale werkdruk wordt
bereikt en dat de vloeistof in de accu deze druk ook krijgt. Bovendien zorgen ze
VOC | CB3 | 2013-09-18

44 Basisschakelingen
ervoor dat de accu na verbruik (drukdaling) weer wordt geladen. Zo wordt de
systeemdruk tussen twee grenswaarden gehouden.
Een accumulator in een hydraulisch systeem moet zijn voorzien van een
mogelijkheid tot ontladen als de installatie wordt uitgeschakeld.
Acculaadklep
Doel van de acculaadklep is de druk tussen twee grenswaarden te houden.
Een drukregelklep (met uitwendige stuurdruk) in combinatie met een veerbelaste
terugslagklep is de acculaadklep (1). Wordt de ingestelde druk (100 bar) van de
drukregelklep bereikt, dan schakelt de acculaadklep zodanig, dat de pomp
drukloos gaat rondpompen. Als er olie uit de accumulator naar de cilinder stroomt,
daalt de druk. Als de druk circa 20% is gedaald (80 bar), gaat de klep dicht en gaat
de volumestroom van de pomp weer naar de accumulator en de cilinder. De
maximale druk in de accu wordt begrensd door de drukregelklep (2). Dit is een
hydraulische regeling voor het laden van een accumulator.
Het laden van de accumulator wordt hydraulisch geregeld
Drukschakelaar
Een elektrische regeling wordt verkregen met een drukschakelaar. De
acculaadklep heeft een vaste instelling van verschildruk tussen p
max
en p
min
,
afhankelijk van de constructie van de klep. Bij een elektrisch-hydraulische
drukschakelaar zijn de schakelpunten in te stellen. De benodigde drukken kunnen
precies op het systeem worden afgestemd.
Wordt in het schema van figuur 3 p
max
bereikt en is de accumulator (1) geladen,
dan wordt door de drukschakelaar (2) een elektrische schakelimpuls afgegeven,
waardoor de elektromagneet van de 2/2-schuif (3) wordt bekrachtigd. De pomp
gaat drukloos rondpompen. Bij verbruik van vloeistof daalt de druk tot de
ingestelde p
min
. De drukschakelaar zorgt ervoor dat schuif (3) wordt gesloten. De
pomp levert aan de cilinder en laadt de accumulator. De maximale druk in de accu
wordt begrensd door de drukregelklep (4). Met de kranen (5) en (6) kan de accu
worden geleegd en/of van het systeem worden gescheiden.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 45
Het laden van de accumulator wordt elektrisch geregeld
Bepaling afmetingen accumulator
Om accumulatoren te berekenen heb je een aantal gegevens nodig. In de eerste
plaats moet je het systeem kennen waarin je de accumulator wilt toepassen. Ook
moet je weten waarvoor je de accumulator nodig hebt. De benodigde gegevens
zijn dan:
de arbeidscyclus van het systeem;
het doel van de accumulator;
de minimale werkdruk p
1
;
de maximale werkdruk p
2
.
In een gasdrukbelaste accu breng je de stikstof op een bepaalde druk, de
stikstofvoordruk p
0
. De stikstofvoordruk is afhankelijk van het doel van de
accumulator. Veel gebruikte waarden zijn:
p
0
afhankelijk van het doel van de accumulator;
0,5 p
1
tegengaan van temperatuurschommelingen;
0,6 p
1
tegengaan van drukschommelingen;
0,9 p
1
energiereserve;
p
1
tegengaan van leidingslagen.
Naast de druk is het volume van de accumulator belangrijk. Dit volume bepaalt de
hoeveelheid vloeistof die je kunt benutten. In figuur 4a, b en c zij de een
principeschets van een zuigeraccumulator. Hierin is:
V
0
het stikstofvolume met de zuiger op de bodem;
V
1
het volume na de afgifte van vloeistof;
V
2
het volume na de opname van de vloeistof;
V de hoeveelheid vloeistof die de accumulator moet leveren, ofwel de
capaciteit van de accu (= V
1
V
2
)
VOC | CB3 | 2013-09-18

46 Basisschakelingen
Principewerking van een zuigeraccumulator
Een cilinder heeft een slagvolume van
15 10
-3
m
3
en moet per minuut vijf
slagen maken waarbij dit slagvolume
nodig is. In 4 seconden moet de cilinder
uit. In de daarop volgende 8 seconden is
geen q
v
van de pomp nodig. Dit wordt
vijfmaal in 60 seconden herhaald.
Arbeidscyclus van een hydraulisch systeem
Zonder accumulator zou de pomp in 4 seconden 15 liter moeten leveren. Dit is 225
liter per minuut. Bekijk je n arbeidsgang van 4 + 8 = 12 seconden, dan is de 15
liter in 12 seconden nodig. Het restant kan worden opgeslagen voor de volgende
slag, als er een accumulator aanwezig is.
Zonder accu was een pomp van nodig van

15
4
3 75 = , / l s

. Met accu voldoet een
pomp van

15
12
1 25 = , / l s

. Deze levert gedurende de slag van 4 seconden aan de
cilinder:

4 15
12
5

= liter
Zonder accumulator moet de pomp 15 liter leveren. De accumulator moet V 15
5 = 10 liter extra leveren.
Een andere veel gebruikte methode om accumulatoren te berekenen is het gebruik
van nomogrammen). Als je de grootte (inhoud) van de accu hebt bepaald, kun je
nu controleren of de accu voor het doel (V = 10 liter) geschikt is.
Nomogram voor het bepalen van de afmetingen van een balgaccumulator. Isotherme
toestandsverandering (n = 1)
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 47
9.5 Differentiaalcilinder
Een differentiaalcilinder is een
dubbelwerkende cilinder, waarvan de
grootten van de oppervlakken van zuiger
en zuigerstang zich verhouden als 2:1.
Met andere woorden: de stangzijde van
de zuiger heeft de helft van het
werkzaam oppervlak van de totale
zuiger. Uit de figuur blijkt dat de
volumestroom van de pomp wordt
toegelaten aan beide zijden van de
zuiger. Aan beide zijden heerst ook
dezelfde druk. Deze situatie ontstaat op
hetzelfde moment.
Schakeling van een differentiaalcilinder
Als de zuiger beweegt, wordt de retourvloeistof van de stangzijde aan de
volumestroom van de pomp toegevoegd. In feite stroomt de vloeistof van
stangzijde naar bodemzijde.
Het lijkt of de zuiger hydraulisch is geblokkeerd. Het verschil in oppervlakte maakt,
dat op de zuiger aan de bodemzijde (volgens F = p A) een grotere kracht staat
dan aan de stangzijde. De zuigerstang gaat uit. Aan de stangzijde staat dezelfde
druk, maar op de helft van het zuigeroppervlak. Daarom zijn met de ingaande en
uitgaande beweging de krachten gelijk.
Bij de uitgaande beweging is de hoeveelheid vloeistof aan de stangzijde altijd de
helft van de benodigde hoeveelheid aan de bodemzijde. De andere helft wordt door
de pomp geleverd. De q
v
aan bodemzijde is tweemaal zo groot als de q
v
aan
stangzijde. Omdat ook A tweemaal zo groot is aan de bodemzijde, zijn de
snelheden (volgens q
v
= v A) van de ingaande en uitgaande slag gelijk.
9.6 Basisschakelingen met cilinders
Volgordeschakeling
Bij een volgordeschakeling wordt de 4/3-stuurschuif aan beide zijden door een
elektromagneet bediend. Wordt de linkerzijde bekrachtigd dan komt het linkerblok
in en gaan beide cilinders in. Als geen van de magneten is bekrachtigd, brengen
de veren de schuif weer in de middenstand. Als de rechtermagneet is bekrachtigd,
gaat cilinder C
1
als eerste uit, omdat cilinder C
2
geen volumestroom ontvangt (de
toevoerleiding bevat een drukregelklep). Pas als cilinder C
1
volledig uit is, loopt de
druk op tot boven de aan de drukregelklep ingestelde waarde en gaat cilinder C
2
uit. De drukregelklep werd in de toepassing waarbij het systeem moest worden
beveiligd een veiligheidsklep genoemd. Nu is het een volgordeklep.
Bij dit soort volgordeschakelingen moet je ermee rekening houden dat de
ingestelde druk ook kan worden bereikt als bijvoorbeeld cilinder C
1
door een niet-
gewenste oorzaak tot stilstand komt.
VOC | CB3 | 2013-09-18

48 Basisschakelingen
Cilinders werken in volgorde
Gelijkloopschakelingen
Als twee of meer cilinders tegelijkertijd en met dezelfde snelheid moeten bewegen,
spreken we van gelijkloop. We kunnen zorgen voor gelijkloop door de
zuigerstangen van de twee cilinders mechanisch met elkaar te verbinden
Als deze verbinding niet aanwezig is en de ene cilinder wordt meer belast dan de
andere, dan kiest de vloeistof de weg van de minste weerstand. De rechtercilinder
gaat eerst uit en de gelijkloop komt niet tot stand. Zelfs als we de last exact in het
midden plaatsen, kan door verschil in wrijving van bijvoorbeeld de afdichting
verschil optreden.
Alleen gelijkloop als zuigerstangen door de balk verbonden worden
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 49
Bij gelijkloop wordt de retourvloeistof
van de eerste cilinder wordt gebruikt om
de tweede cilinder uit te sturen. Hierbij
moet de hoeveelheid vloeistof uit cilinder
1 wel gelijk zijn aan de hoeveelheid in
cilinder 2.
Mogelijke gelijkloop
Je kunt ook een schakeling bouwen
waarbij het mogelijk is om twee gelijke
cilinders te nemen voor de gelijkloop.
Ingaande en uitgaande slagen zijn gelijk.
De last moet ook gelijk zijn, anders volgt
de vloeistof weer de weg van de minste
weerstand.
Zeker gelijkloop
9.7 Open en gesloten systeem
Om een motor met twee stromingsrichtingen, vast slagvolume en twee
draairichtingen aan te drijven, kunnen we gebruik maken van een pomp met twee
stromingsrichtingen, variabel slagvolume en n draairichting. De stuurschuif kan
hier vervallen. Deze schakeling wordt veel in hydrostatische aandrijvingen
toegepast, zoals de aandrijving van zware machines. Omdat het slagvolume van
de pomp kan variren, is de volumestroom naar de motor te benvloeden bij
constant toerental van de pomp. Het toerental van de motor is daarmee ook
variabel.
De pomp met twee stromingsrichtingen kan er bovendien voor zorgen dat de
draairichting van de hydromotor kan wisselen. Een dergelijke hydrostatische
aandrijving, waarbij de volumestroom van de pomp rechtstreeks naar de motor
wordt geleid, noemen we een gesloten systeem. De retourstroom van de motor
wordt hier weer rechtstreeks naar de zuigzijde van de pomp gestuurd.
VOC | CB3 | 2013-09-18

50 Basisschakelingen
Hydrostatische aandrijving Hydrostatische aandrijving, pomp en motor van
het axiale plunjertype
Dit wil niet zeggen dat een gesloten
systeem geen reservoir heeft. Voor
lekolie, koeling, vuilafscheiding
enzovoort is wel degelijk een reservoir
nodig. De lekolie moet weer worden
aangevuld in het gesloten systeem.
Daarvoor zorgt de suppletiepomp.
Hydrostatische aandrijving met suppletiepomp
9.8 Samenvatting
Veel voorkomende schakelingen noem je basisschakelingen. Dit geldt voor
schakelingen met accumulatoren en met cilinders, maar ook moet pompen en
motoren. In dit blok is een aantal van deze schakelingen behandeld.
De afmetingen van een accumulator kunnen worden bepaald met behulp van een
nomogram of door berekening.
Om de systeemdruk tussen twee grenswaarden de houden, gebruik je een
acculaadklep.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 51
De eigenschappen van een differentiaalcilinder, mits goed geschakeld, zijn:
snelheden van ingaande en uitgaande slag gelijk;
te leveren kracht van ingaande en uitgaande slag gelijk.
Gelijkloop van cilinders is mogelijk door:
de zuigerstangen met elkaar te verbinden:
de dekselzijde van cilinder 1 te verbinden met de bodemzijde van cilinder 2;
twee cilinders met doorlopende zuigerstangen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

52 Basisschakelingen
10 Vragen
1.
a. Waar zit in figuur 0 de tandwiel-stroomdeler?
b. Uit welke componenten bestaat de tandwielstroomdeler?
c. Verklaar hoe gelijkloop van beide cilinders mogelijk is.
2. Leg uit wat er gebeurt als de druk zakt tot 100 bar.
3. De accumulator in het voorbeeld is bedoeld voor energiereserve. De
minimumwerk-druk is 100 bar en de maximumwerkdruk is 150 bar.
Bepaal de accumulatorgrootte V
0
met behulp van figuur 4.
4.
a. Stel dat je na berekening een accumulator kiest met een V
0
van 40 liter.
Wat is dan het beschikbare olievolume V?
b. Hoe groot is het beschikbare olievolume bij een gekozen V
0
van 30
liter?
5.
a. Welk instrument wordt veel gebruikt samen met accumulatoren om de
systeemdruk tussen twee grenswaarden te houden?
b. Verklaar het werkingsprincipe.
6. Gaat de zuigerstang nu wel uit?
Verklaar.
7.
a. Wat moet je doen om de zuigerstang weer in te laten gaan?
b. Hoe groot is de snelheid van de ingaande beweging ten opzichte van
de uitgaande beweging?
Welke wet geldt hier?
c. Hoe verhouden zich trekkracht en drukkracht van deze cilinder tot
elkaar?
Welke wet geldt hier?
8. Wat betekent dit voor de afmetingen van de beide cilinders?
9. Toon met (een) formule(s) aan dat de laatste zin van voorgaande tekst waar
is.
10. Waarvoor zorgt de suppletiepomp van figuur 13 nog meer?
11. Teken een hydraulisch schema van:
a. een acculaadklep met hydraulische regeling;
b. een differentiaalschakeling;
c. een gelijkloopschakeling;
d. een volgordeschakeling;
e. een hydrostatische aandrijving met suppletiepomp.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 53
VOC | CB3 | 2013-09-18

54 Vragen
11 Meerkeuze vragen
1. Wat versta je onder een differentiaal cilinder?
A. Een cilinder met doorlopende zuigerstang.
B. Een cilinder die de zelfde eigenschappen heeft als een twee traps
telescoopcilinder.
C. Een dubbelwerkende cilinder, waarvan de oppervlakten van zuiger en
zuigerstang zich verhouden als 2 : 1.
D. Een dubbelwerkende cilinder met aan n zijde van de zuiger een
buffering.
2. Noem twee belangrijke eigenschappen van een differentiaalcilinder.
A. - grote krachten bij in- en uitgaande slag;
- gelijke snelheid bij in- en uitgaande slag.
B. - trek en drukkrachten zijn gelijk;
- gelijke snelheid bij in- en uitgaande slag.
C. - gelijke snelheid bij in- en uitgaande slag;
- kleine trekkracht en grote drukkracht.
D. - gelijke drukken aan beide zijden van zuiger;
- gelijke volumestromen aan beide zijden van de zuiger.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 55
VOC | CB3 | 2013-09-18

56 Meerkeuze vragen
12 Open vragen
1. Gegeven: snelheidsregeling
Fig. T.2
In figuur T.2 wordt de snelheid van de cilinder in een hydraulisch systeem
geregeld door L en R.en A bodem : A deksel = 2 : 1
a. Gevraagd:Hoe groot is de druk aan dekselzijde en bodemzijde als
smoring L resp. R geheel worden dichtgedraaid?
b. Is dit een uitlaat- of toevoersmoring?
c. Welk nadeel volgt uit de antwoorden van a?
d. Maak een schema waarin de regeling zodanig is gewijzigd dat dit nadeel
niet kan optreden.
2.
a. Teken een schema van een volgordeschakeling met de volgende
componenten:
4/3-stuurschuif (elektrisch bediend);
twee dubbelwerkende cilinders;
volgorde klep;
pomp;
filter;
veiligheidsklep.
b. Welke klep heeft de hoogste drukinstelling?
3. Teken een gelijkloopschakeling en beschrijf de werking.
4. Teken een gedetailleerd symbool voor een dubbelwerkende hydraulische
cilinder met enkele zuigerstang en instelbare buffers aan beide zijden van de
zuiger, de oppervlakteverhouding van de zuigerzijden is 2 : 1 .
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 57
VOC | CB3 | 2013-09-18

58 Open vragen
13 Pompen en motoren
13.1 Leerdoelen
Na bestudering van dit leerobject:
ben je bekend met verschillende in de hydrauliek gebruikte pompen en
motoren;
kun je een karakteristiek van een verdringerpomp maken;
kun je opbrengstregelingen omschrijven;
kun je met de belangrijkste kenmerkende eigenschappen van pompen en
motoren werken;
heb je inzicht in de werking van pompen en motoren;
kun je de meest voorkomende basisschakelingen begrijpen;
heb je enig inzicht in de fabrieksdocumentatie en kun je een juiste
pompkeuze maken.
13.2 Inleiding
Een hydraulische pomp is een hydrostatische component. In deze component
wordt mechanische energie omgezet in hydraulische energie. De hydraulische
energie afkomstig uit de pomp wordt in cilinders en/of hydromotoren weer
omgezet in mechanische energie.
13.3 Case
De hydraulische laadklep
Bij het wegtransport zijn laadkleppen
belangrijke hulpmiddelen bij het laden
en lossen. De laadklep van de afbeelding
bevindt zich tijdens het transport op de
plaats van de deuren aan de achterkant
van het chassis van een vrachtauto. De
belangrijkste functies zijn het heffen en
het dalen. De aandrijving zit in een
aparte kast. Alle componenten, met
uitzondering van de hydraulische
cilinders met hun leidingen en slangen,
zijn opgenomen in deze kast. De pomp
wordt aangedreven door een 24 V-
gelijkstroomelektromotor. De bediening
van de stuurschuiven gebeurt met
elektromagneten. De volgende
afbeelding is het hydraulisch schema van
een laadklep.
Een hydraulische laadklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 59
Hydraulische schema van laadklep
13.4 Omzetting van energie
In de afbeelding zie je dat de pomp dezelfde energieomzettingen kent als de
hydromotor. De richting van omzetting verschilt.
Blokschema
VOC | CB3 | 2013-09-18

60 Pompen en motoren
De afbeeldingen zijn symbolen van
pomp en motor. De driehoek geeft de
richting van de hydraulische energie
aan. De richting is ook bepalend voor
het onderscheid tussen pomp en
motor.
Pomp: hydraulische energie naar
buiten gericht
Motor: hydraulische energie naar
binnen gericht
Symbool van een pomp Symbool van een
motor
Pompen kunnen ook als motor worden gebruikt. Dit is alleen mogelijk als er geen
veerbelaste zuigkleppen en perskleppen aanwezig zijn. De pomp heeft een
zuigzijde en een perszijde. De zuigzijde is verbonden met het reservoir en de
perszijde met de rest van het hydraulische systeem. De constructie van een pomp
of motor is voor het symbool niet van belang.
De druk in een hydraulisch systeem wordt niet bepaald door de pomp,
maar door de weerstand in het systeem.
In de afbeelding zie je het drukverloop na de pomp.
Weerstanden in een systeem met de daarbij horende drukken
13.5 Typen pompen en motoren
Geen enkele andere groep hydraulische componenten kent zoveel verschillende
constructieve uitvoeringen als de groep pompen en motoren. Een indeling in typen
kan dan ook worden gemaakt aan de hand van een aantal criteria, zoals
constructie, werkingswijze, werkdruk en volumestroom.
Kijken we naar de werkingswijze, dan zijn er twee hoofdgroepen pompen te
onderscheiden, namelijk:
impulspompen;
verdringerpompen.
Impulspompen
Impulspompen zijn pompen waarbij de toename van hydrostatisch energie uit
kinetische energie wordt verkregen. De volumestroom is afhankelijk van de
uitgaande druk. Hoe hoger de druk, des te kleiner de volumestroom. De afdichting
tussen zuigzijde en perszijde is slecht.
Tot deze groep worden gerekend centrifugaalpompen, turbines,
koppelomvormers, enzovoort. Deze worden zelden in verband gebracht met
hydraulische systemen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 61
In de afbeelding zie je de karakteristiek
van zo'n pomp. Hoe hoger de druk, des
te kleiner de opbrengst. Het toerental is
bij deze karakteristiek (grafiek) gelijk.
De volumestroom wordt geregeld door
een afsluiter of smoring in de persleiding.
Karakteristiek impulspomp
Verdringerpompen
Verdringerpompen zijn pompen waarbij de toename van hydrostatisch energie
wordt verkregen uit de potentile energie (drukenergie). Met een enkele
uitzondering behoren alle hydraulische pompen tot deze groep. De werking berust
op het principe van vergroting en verkleining van het volume.
De volumestroom q
v
is in de eerste plaats afhankelijk van het toerental van de
aandrijvende as. Binnen een groot drukgebied is de verhouding tussen de
omwentelingssnelheid en de volumestroom vrijwel constant. De inwendige
afdichting moet dan ook goed zijn bij deze pompen. In het algemeen worden hierin
tandwielen, schotten en zuigers (plunjers) gebruikt. We kunnen hierdoor een
nadere indeling naar type maken, terwijl per type nog verschillende varianten
mogelijk zijn.
En van deze varianten is de mogelijkheid tot variatie in de volumestroom. Deze
berust op het principe van verandering van de inwendige afmetingen, zodat het
vloeistofvolume dat de pomp per omwenteling passeert, kan worden gewijzigd. De
volgende pomptypen zijn op deze manier te onderscheiden:
handpompen;
tandwielpompen (met uitwendige of inwendige vertanding);
schottenpompen;
plunjerpompen (radiaal en axiaal).
In de afbeelding zie je de karakteristiek
van een verdringerpomp. Hierbij blijft
het toerental van de pomp gelijk.
Naarmate de druk toeneemt wordt de
opbrengst iets kleiner. Dit komt door
verliezen in de pomp.
Karakteristiek verdringerpomp
13.6 Typen nader uitgewerkt
Nu gaan we verder in op het werkingsprincipe van de pompen, terwijl we ook
aangeven voor welke hydraulische grootheden als druk, slagvolume, enzovoort
deze typen in de handel beschikbaar zijn.
VOC | CB3 | 2013-09-18

62 Pompen en motoren
Het slagvolume (V) is het verdrongen (pomp) of opgenomen (motor) volume per
slag of omwenteling.
Handpompen
Pompen die zijn ontworpen om met de hand te worden bediend, zijn handpompen.
Een handpomp toegepast in een hydraulische installatie is een translatiepomp van
het plunjertype (translatie is een rechtlijnige beweging). De handpompen worden
hoofdzakelijk toegepast als reservepomp, als bijvoorbeeld bij uitval van de
elektrische aandrijving noodbediening mogelijk moet zijn.
Omdat de bedienaar in het algemeen slechts een beperkte handkracht kan
opbrengen (250 tot 300 N), hebben handpompen een korte slag en een klein
plunjeroppervlak. Te onderscheiden zijn enkelwerkende en dubbelwerkende
handpompen.
Enkelwerkende handpompen
Bij enkelwerkende handpompen vindt gedurende een deel van de cyclus de
zuigwerking en gedurende het overige deel de perswerking plaats.
Enkelwerkende handpomp Symbool van een handpomp
Werkingsprincipe
Bij neergaande plunjer wordt de hydraulische vloeistof via de zuigklep
aangezogen. Bij opgaande plunjer wordt het aangezogen volume via de persklep
in het systeem gepompt. Zuigslagen en persslagen wisselen elkaar dus af,
waardoor een pulserende werking ontstaat.
Werkdruk en slagvolume
p = =3 tot 2800 bar
V = 4 tot 320 cm
3
Dubbelwerkende handpompen
Bij dubbelwerkende handpompen worden de persslagen over de hele cyclus
uitgevoerd. De plunjer is hier vervangen door een zuiger met zuigerstang, waarin
bovendien een persklep is aangebracht. De zuiger en zuigerstang hebben een
oppervlakteverhouding van 2:1.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 63



Dubbelwerkende handpomp
Werkingsprincipe
Bij stijgende zuiger wordt de hydraulische vloeistof, die zich rondom de
zuigerstang bevindt, via de persklep naar het systeem geperst. Tegelijkertijd zuigt
de pomp via de zuigklep een tweemaal zo grote hoeveelheid aan. Bij neergaande
zuiger gaat de persklep in de zuiger open en gaat de zuigklep dicht. De vloeistof
onder de zuiger (1) komt nu in de ruimte rondom de zuigerstang (2) en wordt voor
slechts de helft in het systeem gepompt. Deze pomp pompt dus zowel bij de
zuigslag als bij de persslag, waardoor de pulserende werking slechts half zo groot
is als die van een enkelwerkende handpomp.
Werkdruk en slagvolume
p = 3 tot 2800 bar
V = 4 tot 320 cm
3
Tandwielpompen
De meest voorkomende en meest bekende hydraulische pompen zijn de
tandwielpompen. De verdringende werking wordt hier verkregen door twee of
meer tandwielen die in aangrijping zijn. Onderscheid wordt gemaakt naar de plaats
van de tanden aan het (tand)wiel.
VOC | CB3 | 2013-09-18

64 Pompen en motoren
Tandwielpomp met uitwendige vertanding
Tandwielpomp met uitwendige vertanding
Werkingsprincipe
En van de tandwielen wordt aangedreven en het andere tandwiel wordt in
ingrijping meegenomen. Begrensd door de tandflanken, het huis waarin de
tandwielen draaien en de beide deksels, vormen zich kamers waarin de vloeistof
opgesloten zit. Bij draaiende tandwielen wordt deze vloeistof langs de wand van
het pomphuis van de zuigzijde naar de perszijde gevoerd. Komen twee tanden uit
ingrijping, dan ontstaat een volumevergroting en daarmee onderdruk. Hierdoor
wordt vloeistof aangezogen en meegevoerd. Indien een tand vervolgens weer een
tandholte vult, wordt de daarin aanwezige vloeistof verdrongen en aan de perszijde
het systeem in geperst.
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 2 tot 315 bar
V = 0,008 tot 500 cm
3
n = 600 tot 7000 min
-1
Tandwielpompen met inwendige vertanding
Dit zijn pompen met een tandwiel met inwendige vertanding, in ingrijping met n
of meer tandwielen met uitwendige vertanding. Deze combinatie bewerkstelligt
een wezenlijk langere ingrijping en daardoor een betere afdichting en een beter
zuigbereik en drukbereik.
Tandwielpomp met inwendige vertanding, met symbool
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 65
Werkingsprincipe
Als bij tandwielen met uitwendige vertanding. De tandkuilen van het
buitentandwiel staan in verbinding met zuigzijde en perszijde. Het vulstuk zorgt
voor de geleiding van het tandwiel met uitwendige vertanding en neemt zo de taak
van de binnenzijde van het huis over. De vloeistof wordt via de tandkuilen
aangevoerd.
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 27 tot 330 bar
V = 0,08 tot 500 cm
3
n = 600 tot 10 000 min
-1
Schottenpompen
Kenmerkend voor dit type pompen zijn al dan niet bewegende plaatjes (schotten),
die heen en weer schuiven in gleuven.



Schottenpomp; schotten in rotor, excentriciteit = e
Werkingsprincipe
De schotten vormen met het huis en de rotor verdringingsruimten. Door de
excentrische plaatsing van de rotor worden deze groter (zuig) of kleiner (pers).
Het slagvolume is te verstellen en zelfs de stromingsrichting is om te keren door
verandering van de excentriciteit. De draairichting blijft hierbij gelijk.
VOC | CB3 | 2013-09-18

66 Pompen en motoren
Omkering van stromingsrichting bij gelijkblijvende draairichting
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 6 tot 300 bar
V =
0,06 tot 480 cm
3
n =
700 tot 3000 min
-1
Plunjerpompen
Plunjerpompen zijn pompen waarbij een vloeistofvolume wordt verdrongen door
middel van heen-en-weergaande plunjer. De plaatsing van deze plunjers in dit type
pompen maakt een verdere onderverdeling mogelijk.
Lineaire plunjerpompen
Een lineaire plunjerpomp is een pomp met meer dan n plunjer. De plunjers zijn
parallel aan elkaar in n vlak gegroepeerd. Zuigslagen en persslagen wisselen
elkaar af. Kleppen zijn noodzakelijk.
Lineaire plunjerpomp, met symbool
Werkingsprincipe
Een roterende krukas drijft de plunjers aan, waardoor de zuigslagen en persslagen
ontstaan.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 67
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 160 tot 630 bar
V =
0,4 tot 15 000 cm
3
n =
50 tot 6000 min
-1
Radiale plunjerpompen met roterend plunjerblok
Dit zijn pompen met meer dan n plunjer. Ze zijn radiaal gerangschikt en het
plunjerblok roteert.
Radiale plunjerpomp met roterend plunjerblok, met symbool
Werkingsprincipe
Met behulp van de in het pomphuis verstelbare ring is de excentriciteit ten opzichte
van het plunjerblok in te stellen. Hierdoor worden naast een verstelbaar
slagvolume en een traploos variabele opbrengst tevens twee stromingsrichtingen
verkregen. Een steekas verzorgt via twee gescheiden kanalen de vloeistoftoevoer
en vloeistofafvoer.
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 0 tot 1200 bar
V =
0,2 tot 50 000 cm
3
n =
50 tot 4000 min
-1
Radiale plunjerpompen met stilstaand plunjerblok
Dit zijn pompen met meer dan n plunjer. Ze zijn radiaal gerangschikt en het
plunjerblok staat stil.
VOC | CB3 | 2013-09-18

68 Pompen en motoren



Radiale plunjerpomp met stilstaand plunjerblok, met symbool
Werkingsprincipe
Een roterende as met excenter drijft de plunjers aan. Verandering van slagvolume
wordt verkregen door verandering van excentriciteit. Toevoer en afvoer van
vloeistof gebeurt door kanalen in het plunjerblok.
Werkdruk, slagvolume en toerental
Als bij radiale plunjerpompen met roterend plunjerblok.
Axiale plunjerpompen met stilstaande slagplaat en draaiend plunjerblok (s.s.d.p)
Dit zijn pompen met meer dan n plunjer, die parallel aan de hoofdas zijn
gegroepeerd. De plunjers kunnen worden verplaatst door een schuinstaande plaat
(slagplaat), die niet mee draait.
Axiale plunjerpomp (s.s.d.p), met symbool
Werkingsprincipe
Het plunjerblok wordt aangedreven. Hierdoor zetten de plunjers, die mee draaien
in het plunjerblok, zich af tegen de slagplaat onder een hoek . Tevens zijn er
mogelijkheden voor omkering van de stromingsrichting.
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 1 tot 4000 bar
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 69
V =
0,0001 tot 66 000 cm
3
n =
45 tot 8000 min
-1
Axiale plunjerpompen met draaiende slagplaat en draaiend plunjerblok (d.s.d.p)
Dit zijn pompen met meer dan n plunjer, die parallel aan de as van het
plunjerblok zijn gegroepeerd. Het plunjerblok is schuin geplaatst ten opzichte van
de as van de slagplaat. Slagplaat en plunjerblok roteren.



Axiale plunjerpomp (d.s.d.p.), met symbool
Werkingsprincipe
De plunjerstangen zijn scharnierend in de slagplaat bevestigd en drijven zo het
plunjer-blok aan. Niervormige openingen vormen de zuigsleuf en perssleuf. De
hoek bepaalt de plunjerslag en dus het slagvolume. Tevens zijn er mogelijkheden
voor omkering van de stromingsrichting.
Werkdruk, slagvolume en toerental
Als bij axiale plunjerpompen (s.s.d.p.)
Axiale plunjerpompen met draaiende slagplaat en stilstaand plunjerblok (d.s.s.p)
Dit zijn pompen met meer dan n plunjer, die parallel aan de hoofdas zijn
gegroepeerd in een stilstaand plunjerblok. Een schuinstaande slagplaat wordt
aangedreven.



Axiale plunjerpomp (d.s.s.p.), met symbool
VOC | CB3 | 2013-09-18

70 Pompen en motoren
Werkingsprincipe
De aangedreven slagplaat verplaatst de plunjers, die door veren op deze slagplaat
worden gedrukt. Toevoer en afvoer van vloeistof vindt plaats door kanalen in het
plunjerblok. De hoek van de slagplaat is niet te verstellen, zodat dit een pomp
met een constante opbrengst is.
Werkdruk, slagvolume en toerental
p = 100 tot 700 bar
V =
0,2 tot 66 000 cm
3
n =
75 tot 8000 min
-1
13.7 Basisschakelingen
Aan de basis van ieder hydraulisch systeem staat de pomp. Deze pomp zorgt voor
de volumestroom. De druk wordt verkregen doordat deze volumestroom in het
systeem weerstand ondervindt. Enkele veelvoorkomende schakelingen waarbij de
pomp centraal staat, worden basisschakelingen voor pompen genoemd. Dit geldt
ook voor motoren en andere componenten.
Pompen
Met constant slagvolume
Als pompen niet nodig zijn om een
hydraulisch systeem te voorzien van
vloeistof onder druk, kun je de
aandrijving uitschakelen. Het opnieuw
starten kost echter weer extra energie.
Bij gereedschapswerktuigen komt het
voor dat werkstukken moeten worden
geplaatst of weggehaald. Om nu niet
steeds de pomp te hoeven in- en
uitschakelen kun je gebruikmaken van
een schema als getekend in de
afbeelding. Dit is de eenvoudigste
manier om de pomp te ontlasten. Een
hefboombediende 2/2-klep zorgt voor
een mogelijkheid om de volledige
volumestroom van de pomp drukloos te
laten rondpompen naar het reservoir. Dit
veroorzaakt minder
temperatuurverhoging van de vloeistof
dan het gebruik van de veiligheidsklep
(P = p q
v
). De aanduiding 2/2 betekent
hier: 2 poorten en 2 standen.
Drukloos rondpompen door bediening van 2/2-
stuurschuif
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 71
Een betere methode is het gebruik van
bijvoorbeeld een eindschakelaar.
Bediening van een 4/3-stuurschuif zorgt
voor het uitgaan van de zuigerstang. Als
de zuigerstang in de eindstand is
aangekomen, wordt de schakelaar
bediend. Deze bekrachtigt een
elektromagneet. De magneet bedient de
2/2-klep (let op het symbool). De weg
naar het reservoir is vrij en zo mogelijk
zonder veel weerstand. Zodra de 4/3-
schuif wordt geschakeld om de
zuigerstang weer in te laten gaan, komt
deze los van de schakelaar en kan de
2/2-klep onder invloed van de veer weer
in de gesloten stand komen.
Drukloos rondpompen door toepassing van
eindschakelaar
Met variabel slagvolume
De afbeelding is het symbool van een pomp met een variabel slagvolume met een
lekaansluiting. Deze pompen worden steeds belangrijker als het gaat om
economische en energiebesparende systemen.
Het slagvolume wordt benvloed door het veranderen van de stand van
bijvoorbeeld de slagplaat (plunjerpompen) of de excentriciteit (schottenpompen).
Dit zijn mechanisch, hydraulisch of elektrisch aangestuurde veranderingen. In de
afbeelding is dit een druk-teruggekoppeld verstelmechanisme. Deze stuurdruk
wordt in evenwicht gehouden door een instelbare veerkracht.
Pompen met een variabel slagvolume worden ook wel 'drukgecompenseerde'
pompen genoemd. Deze leveren de maximale volumestroom tot de ingestelde
veerdruk wordt bereikt. Dan begint de verstelling van bijvoorbeeld de slagplaat,
zodanig dat de volumestroom kleiner wordt (zie volgende afbeelding).
Symbool van een drukgeregelde pomp
Pompkarakteristiek van een drukgeregelde pomp
VOC | CB3 | 2013-09-18

72 Pompen en motoren
De vraag van de gebruikers (motoren of cilinders) naar minder volumestroom
wordt gehonoreerd. Als bijvoorbeeld bij het klemmen van een werkstuk geen
volumestroom nodig is maar wel druk, dan zal de stuurdruk de slagplaat zodanig
verstellen dat de pomp bijna geen volumestroom meer levert. Wat er nu nog wordt
geleverd, is blijkbaar nodig voor de inwendige lekkage van het systeem en van de
pomp zelf.
De afbeelding is een principeschets van een dergelijke pomp. De
systeemweerstand kan worden gesimuleerd door de variabele smoring. Hoe meer
de smoring wordt dichtgedraaid, des te kleiner zal de volumestroom zijn. Als de
smoring volledig is geopend, zal de pomp zich gedragen als een pomp met constant
slagvolume. Dit komt doordat de veerdruk zoals ingesteld aan de pomp nog niet
zal zijn bereikt.
Drukgeregelde pomp in circuit Drukgeregelde pomp in schema
Motoren
Aandrijving met pompen met constant slagvolume
Om een motor met n stromingsrichting, vast slagvolume en n draairichting
aan te drijven, is een elektromagnetisch bediende 2/2-stuurschuif voldoende. Bij
bediening van deze schuif wordt de hydromotor aangedreven. In de niet-bediende
stand stroomt de volumestroom terug naar het reservoir. De terugslagklep in de
retourleiding zorgt voor een retourdruk van 5 bar, om de lagers van de motor te
voorzien van voldoende vloeistof voor de smering.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 73
Aandrijving van een motor met n
draairichting door een pomp met vast
slagvolume
Aandrijving van een motor met n
draairichting door een pomp met vast
slagvolume
Om een motor met twee stromingsrichtingen, vast slagvolume en twee
draairichtingen aan te drijven kan gebruik worden gemaakt van een 4/3-
stuurschuif zoals in afbeelding a. De veren zorgen voor een 'automatische'
terugkeer in de middenstand. Deze middenstand is afgesloten. Na het schakelen
van de 4/3-schuif in deze middenstand moet de motor dan ook echt tot stilstand
komen en niet door massatraagheidskrachten worden gedwongen om door te
draaien. Als je de stuurschuif (afbeelding b) gebruikt, ontstaat er in de
middenstand een verbinding van ingang en uitgang van de hydromotor.
(a) Aandrijving van een motor met twee
draairichtingen door een pomp met vast
slagvolume
(b) Stuurschuif met open middenstand
VOC | CB3 | 2013-09-18

74 Pompen en motoren
In de meeste gevallen is het noodzakelijk om de bewegende massa en de
hydromotor snel af te remmen. De motor wordt in dat geval aangedreven door de
massa en gaat als pomp werken. De stuurschuif van bovenstaande afbeelding a
zal met de gesloten middenstand voor een extreem hoge druk zorgen. In dit geval
raakt de zwakste schakel in het systeem defect.
In de afbeelding wordt het systeem beschermd tegen drukpieken als gevolg van
de bewegende massa. Omdat de motor en dus de last twee draairichtingen
hebben, moeten er hier ook twee drukregelkleppen worden geplaatst. Deze
worden afgesteld op een bepaalde druk. Dit is dan tevens de druk die is nodig als
retourdruk om de motor af te remmen. Daarom worden de drukregelkleppen ook
wel remkleppen genoemd.
Een andere mogelijkheid wordt getoond in het schema van de volgende afbeelding.
Hier is n drukregelklep vervangen door vier terugslagkleppen. De
terugslagkleppen zijn in een zogenaamde Graetz-schakeling opgenomen, zodat de
motor in beide richtingen door n drukregelklep wordt afgeremd.
Schakeling met remkleppen Graetz-schakeling
De aandrijvingen getekend in dit hoofdstuk vallen onder de categorie: open
systeem
13.8 Drukverliezen in een hydraulisch systeem
In de inleiding heb je gezien dat de druk niet wordt bepaald door de pomp, maar
door het systeem. De pomp levert slechts een volumestroom. Deze volumestroom
ondervindt op weg van het reservoir naar de (lineaire) motor een bepaalde
weerstand. De grootste weerstand wordt veroorzaakt door de last. Om weerstand
te overwinnen is druk nodig. Daarom is de druk bij de pomp hoger dan bij de
motor. Als je een hydraulisch systeem ontwerpt, moet je voor zo weinig mogelijk
weerstanden zorgen. Anders houd je voor zo weinig mogelijk weerstanden zorgen.
Anders houd je voor de last te weinig druk over.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 75
De afbeelding is een grafische voorstelling van de optredende drukverliezen in een
eenvoudige hydraulisch systeem.
Drukverliezen in een hydraulisch systeem
13.9 Samenvatting
In dit blok heb je kennis gemaakt met de belangrijkste energieomzettende
componenten: pompen en motoren.
De hydraulische cilinders worden ook gerekend tot de (lineaire) motoren. Pompen
en motoren zijn behandeld onder n noemer, namelijk pompen, want er zijn
nauwelijks constructieve verschillen.
De pompen in hydraulische systemen zijn van het 'verdringer'-type. De onderdelen
in deze pompen maken een verdere onderverdeling mogelijk. De meest
voorkomende pomptypen zijn:
handpompen;
tandwielpompen;
schottenpompen;
plunjerpompen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

76 Pompen en motoren
Bij pompen en motoren horen bepaalde kenmerkende eigenschappen, die
belangrijk zijn voor een beter begrip en voor het maken van bepaalde
berekeningen.
In de afbeelding zie je een schematische indeling van hydrostatische pompen.
Schematische indeling van hydrostatische pompen
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 77
VOC | CB3 | 2013-09-18

78 Pompen en motoren
14 Vragen
1.
a. Hoe noem je de componenten 1 t/m 12?
b. Wat is de functie van de schuiven 10?
c. Als de heftijd 15 seconden moet zijn en de beide hefcilinders een
middellijn hebben van 10 cm, wat moet de pomp dan aan q
v
kunnen
leveren als de slag van deze cilinders 15 cm is voor het volledig heffen
van het plateau?
d. De beide sluitcilinders hebben een middellijn van 8 cm. Binnen 10
seconden moet de klep dicht zijn. De cilinders maken hierbij een slag
van 15 cm. Hoeveel q
v
, moet de pomp nu leveren?
e. Wat moet je dan in ieder geval als eis aan een pomp stellen?
2.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 79
a b
Wat is het verschil tussen de aandrijvingen volgens bovenstaande
afbeeldingen voor:
a. het tot stilstand komen van de hydromotor;
b. het doordraaien van de motor als gevolg van de met de motoras
verbonden doordraaiende massa?
3.
a. Wat zou er gebeuren als er wel een flinke massa aan de motor is
verbonden die tegelijk met de motor moet stoppen?
b. Wat zou je doen als het niet erg is als de massa en dus de motor nog
even doordraait?
4.
VOC | CB3 | 2013-09-18

80 Vragen
Ga na welke route de retourstroom aflegt bij het rechtsom- en
linksomdraaien van de motor in de afbeelding.
5. Geef een verklaring waarom de zogenaamde remkleppen de vloeistof niet
rechtstreeks terugvoeren naar het reservoir.
6. Wanneer kunnen pompen niet als motor worden gebruikt?
7. Noem minimaal drie typen hydraulische pompen.
8. Wat wordt verstaan onder het slagvolume van een pomp?
9.
De afbeelding is een principeschets van een pomp met variabel slagvolume.
a. Welk type pomp is hier getekend?
b. Als de rotor in de aangegeven richting draait, benoem dan de sleuven
a en b.
c. In welke stand staat de zuiger c?
d. Wat gebeurt er als c verder naar links wordt verplaatst?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 81
VOC | CB3 | 2013-09-18

82 Vragen
15 Meerkeuze vragen
1. Pompen kunnen ook als motor worden gebruikt. Dit is alleen mogelijk als:
A. het om kleine volumestromen gaat.
B. de hydromotor geen veerbelaste kleppen heeft.
C. de pomp geen veerbelaste zuigen perskleppen heeft.
D. het een schottenpomp is.
2. De druk in een hydraulisch systeem wordt bepaald door:
A. de weerstand van het systeem.
B. de pomp.
C. de drukvallen en snelheid van de vloeistofstroom.
D. de weerstand in het systeem en de uitwendige belasting.
3. Wat versta je onder verdringerpompen?
A. Pompen waarbij de toename van hydrostatische energie wordt
verkregen uit kinetische energie.
B. Pompen waarbij de toename van hydrostatische energie wordt
verkregen uit potentile energie. Hierbij wordt overdruk verkregen
door volumeverkleining en onderdruk door volumevergroting.
C. Pompen die vloeistoffen wegdrukken door impulsen.
D. Pompen waarvan de vloeistofstroom afhankelijk is van de uitgaande
druk.
4. Wat versta je onder het effectief slagvolume?
A. het werkelijk verdrongen volume.
B. het geometrisch slagvolume.
C. het slagvolume dat wordt berekend aan de hand van twee metingen
van volumestroom bij een minimale druk en verschillende snelheden.
D. het geometrisch slagvolume.
5. Wat versta je onder een pomp met variabel slagvolume?
A. een pomp, waarvan het theoretisch slagvolume verstelbaar is.
B. een pomp, waarvan het effectief slagvolume verstelbaar is.
C. dit is een pomp met een variabel toerental. Toerental hoger,
volumestroom groter.
D. een pomp met een constant toerental van de aandrijving, waarbij de
volumestroom traploos kan variren.
6. Een pomp met een constant toerental van de aandrijving, waarbij de
systeemdruk stijgt, leidt in een installatie tot:
A. constant afgegeven vermogen van de pomp omdat bij hogere druk de
volumestroom afneemt (P = q
v
x p )
B. een dalend volumetrisch rendement.
C. minder lekverlies.
D. een kleiner slagvolume.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 83
7. Een pomp in een laadklep installatie gaat iets slijten.
Welk gevolg heeft dit?
A. de laadklep gaat niet meer omhoog.
B. de druk daalt bij de pomp.
C. de druk stijgt bij de pomp.
D. de volumestroom blijft gelijk.
8. De systeemweerstand veroorzaakt een drukverlies p, die wordt berekend
met de formule:
A. p = k x q
v

2
B. P = k x v
2
C. p = q
v
x k
D. P = q
v
x p
9. Wat geeft het hydromechanisch rendement aan?
A. De totale verliezen in een pomp.
B. Het mechanisch verlies dat ontstaat door wrijving van de bewegende
delen zoals: pompas en lagers, plunjer en cilinder, etc.
C. Het product van hydraulisch en mechanisch rendement.
D. Alleen het verlies als gevolg van stroming door de component.
10. Een elektromotor drijft een pomp aan. Het afgegeven vermogen van de
elektromotor is 30 kW bij een toerental van 800 omw./min. Het drukverschil
tussen zuig- en perszijde is 150 bar. De pomp levert een effectieve
volumestroom van 80 l/min. Het hydromechanisch rendement is 90 %.
Bereken het volumetrisch rendement.
A. 74 %
B. 67 %
C. 40 %
D. 80 %
11. Zie figuur T.1.
VOC | CB3 | 2013-09-18

84 Meerkeuze vragen
Fig. T.1
Wat is de functie van de elektrisch 2/2 bediende klep?
A. Om de overstroomklep te ontlasten.
B. Om de pomp uit te schakelen als er geen arbeid wordt verricht.
C. Om de pomp te ontlasten en minder temperatuursverhoging van de
vloeistof te geven.
D. Om de cilinder op elk moment tijdens de in- en uitgaande slag te laten
stoppen.
12. Pompen met variabel slagvolume worden steeds meer toegepast als het gaat
om...
A. lekverliezen te verminderen van een pomp.
B. een constante snelheid te krijgen bij een wisselende belasting.
C. overbelasten van aandrijfmotoren te voorkomen.
D. energiebesparende systemen.
13. Bij pompen met variabel slagvolume wordt de maximale volumestroom
minder ...
A. door verstelling van de slagplaat.
B. bij het bereiken van een druk, die gelijk is aan de ingestelde veerdruk.
C. door het bereiken van het maximale lekverlies.
D. door het bereiken van het maximale vermogen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 85
Fig. T.2
VOC | CB3 | 2013-09-18

86 Meerkeuze vragen
Fig. T.3
1. Vergelijk figuur T.2 met figuur T.3 wat betreft het doordraaien van de motor
tengevolge van de massatraagheid.
Dit kan men het beste voorkomen door:
A. ervoor te zorgen dat er geen verbinding is van de motoruitgang met de
motoringang.
B. een terugslagklep te plaatsen.
C. zowel a en b.
D. tijdens het stoppen van de motor ook de pomp uit te schakelen.
2. Stel dat je een hydraulisch schema hebt ontworpen en je gaat over tot de
aanschaf van de verschillende componenten. Met welke belangrijke
gegevens ga je dan naar de pompenfabrikant?
A. Te leveren volumestroom, rendement en vermogen.
B. Toerental, slagvolume, rendement, maximaal toelaatbare druk en
draairichting.
C. Levensduur, te leveren arbeid, wel of niet gevoelig voor cavitatie,
hydraulische vloeistof en inbouwmaten.
D. Het vermogen en de inbouwmaten.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 87
VOC | CB3 | 2013-09-18

88 Meerkeuze vragen
16 Open vragen
1. Teken het symbool van een hydromotor.
2. In welke twee hoofdgroepen kunnen we pompen naar werkwijze indelen?
3. Geef de lettersymbolen van:
theoretisch slagvolume;
effectief slagvolume;
geometrisch slagvolume;
theoretisch draaimoment.
4. Teken het symbool van een pomp met variabel slagvolume en twee
stromingsrichtingen.
1. Gegeven: Een pomp met een theoretische volumestroom van 25 l/min.
en een toerental van 1000 omw./min.
Het lekverlies is 1,2 l/min.
Gevraagd:
a. Het effectief slagvolume in cm
3
.
b. Het volumetrisch rendement.
5. Het totaal rendement van een pomp is 78 % en het hydromechanisch
rendement 90 %.
Bereken het volumetrisch rendement.
6. Gegeven: zie figuur T.4.
A B
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 89
C D
Fig. T.4
a. Gevraagd:Geef de juiste benaming van de pompen uit figuur T.4.
b. Beschrijf de werking van elke pomp.
c. Teken van elke pomp het symbool.
7. Beschrijf duidelijk (aan de hand van een tekening) de verstelling van de slag
van een pomp met variabel slagvolume.
8. Een pomp wordt aangedreven door een elektromotor. De pomp drijft een
motor aan. De motor is verbonden met een zware last.
Aan deze installatie worden de volgende eisen gesteld:
de last moet met een hoge snelheid worden verplaatst;
bij het stoppen van de beweging moet de last een grote vertraging
hebben;
bij het stoppen mogen er in het systeem geen te grote drukpieken
ontstaan;
de pomp heeft n stromingsrichting;
de motor heeft twee draairichtingen.
Teken hiervan het schema met daarin de volgende componenten:
elektromotor;
pomp;
veiligheidsklep;
4/3-stuurschuif;
2 remkleppen (drukregelkleppen);
motor.
9. Wat versta je onder een gesloten systeem?
10. Geef een beschrijving van de symbolen uit figuur T.5.
VOC | CB3 | 2013-09-18

90 Open vragen
1 2
Fig. T.5
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 91
VOC | CB3 | 2013-09-18

92 Open vragen
17 Hydraulische vloeistof
17.1 Leerdoelen
Na bestudering:
kun je functies van hydraulische vloeistoffen in een hydraulisch systeem
opnoemen;
kun je eigenschappen van hydraulische vloeistoffen geven;
kun je eisen die aan hydraulische vloeistoffen worden gesteld, noemen;
kun je de eisen die aan een goed ontworpen reservoir worden gesteld,
omschrijven;
kun je doel en functie van accumulatoren noemen en de werking ervan
verklaren;
kun je leidingen en slangen onderscheiden naar functie en veel gebruikte
verbindingen omschrijven;
weet je wat het doel is van filtratie;
kun je een aantal filtertypen noemen;
weet je welke eisen je moet stellen aan een goed filtratiesysteem;
ben je bekend met het begrip 'filterfijnheid';
kun je een juist filter kiezen voor een systeem;
kun je de verschillende soorten reservoirs onderscheiden;
ben je bekend met de overige opslagcondities;
weet je wat de gevolgen en oorzaken zijn van verontreinigingen, maar ook
van water en lucht in een hydraulisch systeem.
17.2 Inleiding
Een hydraulische installatie is in staat energie om te zetten. In de hydraulische
installatie moet de energie worden getransporteerd van bijvoorbeeld pomp naar
motor. De wijze waarop deze hydraulische energie wordt getransporteerd en de
middelen die daarvoor nodig zijn, worden beschreven.
17.3 Case
Hydraulische vloeistof in een multifunctionele tractor
Deze shovel heeft een hydrostatische
aandrijving. Daarnaast is er hydraulische
appparatuur opgebouwd. Stel dat deze
machine eigendom is van een
verhuurbedrijf waar jij
onderhoudsmanager bent. De shovel
wordt verhuurd voor drie maanden
(januari, februari en maart). Je weet dat
er een schottenpomp in het hydraulisch
systeem zit. Je betwijfelt echter of deze
pomp wel bestand is tegen de dikke olie
in deze maanden.
Shovel met hydrostatische aandrijving
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 93
In het schema is een vereenvoudigde
grafische voorstelling van het verloop
van 'dikke' en 'dunne' olie met
verandering van temperatuur
aangegeven. A en B zijn twee
verschillende soorten olie. De installatie
is gevuld met olie A.
Vereenvoudigde viscositeit-temperatuurgrafiek
17.4 Hydraulische vloeistoffen
In een hydraulische aandrijving kan in principe iedere vloeistof als medium
dienstdoen. Zo is water een bij uitstek geschikte hydraulische vloeistof. Vooral
vroeger werd dit gebruikt. Aan de tegenwoordig toegepaste hydraulische
aandrijvingen worden echter nogal wat eisen gesteld. Enkele daarvan zijn:
levensduur;
bedrijfszekerheid;
kosteneffectiviteit;
energieoverdracht.
Dit zorgt ervoor dat er aan de
hydraulische vloeistoffen veel aandacht
wordt besteed. Bij het bepalen van de
juiste hydraulische vloeistof moet je je
eerst afvragen wat het
toepassingsgebied is en wat de
gebruiksomstandigheden zijn. Het
maakt nogal wat uit of je een
hydraulische vloeistof moet kiezen voor
vliegtuighydrauliek, waar de
omgevingstemperatuur regelmatig
beneden het vriespunt daalt, of voor een
gereedschapsmachine in een werkplaats
met een constante temperatuur.
Laboratoriumonderzoek aan hydraulische
vloeistoffen
Taken van de hydraulische vloeistof
De V-snaar in de personenauto dient als middel om energie over te dragen. Hierbij
wordt energie getransporteerd van de ene as naar de andere. Bij een hydraulische
installatie wordt de taak van de V-snaar overgenomen door de hydraulische
vloeistof. Dit is de hoofdtaak van een hydraulische vloeistof: het transporteren van
energie.
Andere taken van deze vloeistof zijn:
smeren van bewegende delen, bijvoorbeeld schuiven, zuigerstangen en
lagers;
beschermen van metaaloppervlakken tegen corrosie;
VOC | CB3 | 2013-09-18

94 Hydraulische vloeistof
afvoeren van verontreinigingen zoals slijtagedelen, vuildelen, water en lucht;
afvoeren van verlieswarmte ontstaan door wrijvings- en lekverliezen.
Je ziet dat de hydraulische vloeistof een belangrijk element in de hydrauliek is.
Voor het uitvoeren van de hoofdtaak zijn in principe alle vloeistoffen geschikt.
Vanwege de smeer- en anticorrosiefunctie wordt in meer dan 90% van de gevallen
minerale olie als hydraulische vloeistof gebruikt.
Een hydraulische vloeistof bezit van huis uit bepaalde eigenschappen. Deze
eigenschappen kunnen worden verbeterd en/of worden aangevuld met nieuwe
eigenschappen. Daarom worden aan de vloeistof ook chemische producten
toegevoegd, de zogenaamde additieven of dopes.
Eigenschappen van hydraulische vloeistoffen
Viscositeit
Viscositeit is de weerstand van een vloeistof tegen stromen. De weerstand wordt
gevormd door de inwendige wrijving. Het is de belangrijkste grootheid van een
hydraulische vloeistof.
In de hydrauliek werkt men meestal met de kinematische viscositeit. De meest
gebruikte eenheid is de mm
2
/s. Dit is gelijk aan de cSt (centistokes). Het
lettersymbool hiervan is de n (nu). Als er staat n = 22 mm
2
/s dan betekent dit dat
de viscositeit 22 centistokes is. Als er geen temperatuur bij is aangegeven, dan is
internationaal (ISO) afgesproken dat dit geldt bij 40 C.
Meestal is het lastig om te onthouden of een hoge viscositeit hoort bij een lage
temperatuur of bij een hoge temperatuur. Een hulpmiddel hierbij is het volgende:
De relatie hoge temperatuur en dunne olie is bekend. Met het gezegde (zie
afbeelding): 'tijd' is 'teit' wordt bedoeld dat je de tijd opneemt die nodig is om een
vloeistof door een nauwe trechter te laten stromen. Het is dan logisch dat een
dikkere vloeistof er langer over doet dan een dunne. We zeggen dan dat de dikke
vloeistof, die met de 'hoge tijd', een hoge 'viscositeit' heeft. Ga je de vloeistof
verwarmen, dan zal deze vloeistof men een lagere (kortere) tijd door de trechter
stromen en een lagere viscositeit hebben.
a b
Verband tussen viscosi'teit'... ...en `tijd'
Olie met een lage viscositeit veroorzaakt vooral bij hogedruksystemen grote
inwendige lekverliezen. Om het volumetrisch rendement te handhaven, mag de
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 95
viscositeit bij de bedrijfstemperatuur dus niet te laag zijn. Bovendien veroorzaakt
een te lage viscositeit een te hoge pompslijtage.
Een te hoge viscositeit veroorzaakt traag schakelen van schuiven en kleppen. Ook
bij het starten van een installatie mag de viscositeit niet te hoog zijn, anders wordt
de weerstand in de zuigleiding van de pomp te groot. Dit kan weer aanleiding
geven tot cavitatie in de pomp met kans op ernstige beschadiging van de pomp.
Viscositeitsklassen
De viscositeit van een hydraulische vloeistof heeft steeds betrekking op een
bepaalde temperatuur. De ISO heeft dit genormaliseerd en ingedeeld in
viscositeitsklassen (viscosity grades).
Een hydraulische vloeistof aangeduid met ISO-VG 32 heeft bij 40 C een viscositeit
van 32 mm
2
/S (32 cSt) met een tolerantie van 10%
Viscositeitsklasse
ISO-VG min. waarde max. waarde
150 135,0 165,0
100 90,0 110,0
68 61,2 74,8
46 41,4 50,6
32 28,8 35,2
22
15
10
ISO- viscosity grade
Viscositeit en temperatuur
In een grafiek waarin de viscositeit op een logaritmische schaal is uitgezet, wordt
de relatie tussen viscositeit en temperatuur een rechte lijn. Iedere lijn in deze
grafiek hoort bij een andere hydraulische vloeistof.
VOC | CB3 | 2013-09-18

96 Hydraulische vloeistof
Viscositeit-temperatuurgrafiek
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 97
Viscositeitsindex
Het viscositeit-temperatuurgedrag wordt
uitgedrukt in de viscositeitsindex (VI).
Dit is een waardering voor het snel of
minder snel veranderen van de
viscositeit als de temperatuur verandert.
Normale hydraulische vloeistoffen
hebben een VI van ongeveer 100. De
'multigrade' -olin worden minder snel
dun bij stijgende temperatuur en hebben
een VI van 150 tot 200.
Uit de grafiek zijn de voordelen van deze
vloeistoffen met een hoge
viscositeitsindex af te leiden. De grafiek
geeft de viscositeitsgrenzen zoals ze in
het algemeen voor plunjerpompen
gelden.
Grafiek voor maximale en minimale waarden van
viscositeit voor plunjerpompen
Viscositeiten voor pompen
tandwielpomp schottenpom
p
plunjerpomp stuurschuif
min. v (cST) 15 20 10 3
max. v (cST) 1000 850 1000 380
Aanbevolen maximale en minimale viscositeiten voor pompen
Temperaturen
De starttemperatuur voor een systeem uit de industrie-hydrauliek ligt in het
algemeen tussen de 5 C en 20 C . Tijdens bedrijf wordt de vloeistof circa 50
graden warmer, zodat de bedrijfstemperatuur meestal niet hoger is dan 70 C (in
extreme omstandigheden 80 C). Indien een zeer nauwkeurige regeling is vereist,
wordt de hydraulische vloeistof door verwarming of koeling op een constante
temperatuur gehouden van 50 C tot 60 C.
De starttemperatuur voor bouwmachines, systemen in de offshore en de
scheepvaart ligt lager, voornamelijk tussen de-10 C en 20 C. Deze systemen
hebben door ruimtegebrek dikwijls kleinere reservoirs. Hierdoor kan de vloeistof
niet zo snel afkoelen. Ook hebben deze systemen dikwijls een hogere belasting dan
de systemen uit de industrie-hydrauliek. De vloeistof kan hier tijdens bedrijf wel
60 tot 70 graden in temperatuur toenemen.
Bij een wat hoge omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld in de zomer, kan de
bedrijfstemperatuur wel op 90 C uitkomen (in extreme omstandigheden op 100
C). Een hoge temperatuur van de hydraulische vloeistof is ongunstig in verband
met de veroudering. Dit geldt ook voor het rendement van het systeem en de
slijtage van de pomp. Afdichtingen, slangen en filters krijgen een kortere
levensduur. Bij een eventuele lekkage loopt dunne olie sneller weg dan dikke en
neemt het brandrisico toe.
Een ander gevolg van een hoge olietemperatuur is de vergroting van het volume.
Dit kan vaak niet worden verwaarloosd.
VOC | CB3 | 2013-09-18

98 Hydraulische vloeistof
Per graad temperatuurverhoging en bij atmosferische druk wordt het
volume 0,07% vergroot.
Het voorgaande betekent dat bij een reservoirinhoud van 100 liter en een
temperatuurstijging van 50 graden het volume met 3,5 liter toeneemt. Hiermee
moet je wel degelijk rekening houden als je voor die 100 liter vloeistof een
reservoir moet ontwerpen.
Oxidatie
Onder oxidatie verstaan we het verbinden van een stof met zuurstof. Hydraulische
vloeistoffen komen in ruime mate met zuurstof uit de lucht in aanraking en hebben
een grote kans om reageren met zuurstof. Als dan bovendien de olie in de
zogenaamde 'hot spots' met zeer hoge piektemperaturen in aanraking komt,
kunnen afbraakproducten worden gevormd. Je kunt deze herkennen aan een
sterke geur- en kleurverandering van de olie. De afbraakproducten zorgen ervoor
dat ongewenst water en ongewenste lucht langzamer worden afgescheiden van de
olie.
Oxidatie benvloedt de levensduur van de olie ongunstig. De aanwezigheid van
ijzer- en koperdeeltjes in de olie bevordert de oxidatie sterk (katalytische werking).
Corrosie
En van de taken van een hydraulische vloeistof is het voorkomen van de
aantasting van metalen (corrosie). Corrosie kan ontstaan door:
invloed van water;
aantasting door de olie zelf (van brons en messing);
afbraakproducten die een zuur karakter hebben.
Om deze taak beter te kunnen uitvoeren wordt gebruikgemaakt van speciale dopes
(anti-corrosie-dope).
Samendrukbaarheid
Als je een hydraulische vloeistof vergelijkt met lucht, kun je zeggen dat een
hydraulische vloeistof niet samendrukbaar is. In werkelijkheid is dit niet geheel
juist. Vooral bij de regelhydrauliek is het dynamisch gedrag van de complete
aandrijving belangrijk. De 'stijfheid' van de oliekolom is maatgevend voor alle
bewegingen en trillingen. Daarom kan bij hoge drukken en grote volumina de
samendrukbaarheid niet altijd worden verwaarloosd. Als vuistregel geldt:
De samendrukbaarheid (volumevermindering) bedraagt ongeveer 0,5%
tot 1% 100 bar druktoename.
Contaminatie
Contaminatie (verontreiniging) van de olie veroorzaakt circa 70% van de storingen
in een hydraulisch systeem. Daarom wordt er in dit blok uitgebreid aandacht aan
besteed. Verontreinigingen in de olie zijn:
vaste stoffen;
lucht;
water.
Het is aan te bevelen om 'nieuwe' hydraulische vloeistoffen te filtreren voordat je
het systeem hiermee vult.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 99
Bepaling vervuilingsgraad hydraulische vloeistoffen
Voer de olie wordt door een filtermembraan. Dit filter in het membraan heeft
bijvoorbeeld een porinwijdte van 1,2 micrometer. Vuildeeltjes blijven hierop
achter en kunnen met behulp van een microscoop nader worden geanalyseerd.
Brandgevaar
Minerale olin zijn brandbaar. Als een hydraulisch systeem onder druk staat en
lekkage of leidingbreuk optreedt en de olie in aanraking komt met sterk verhit
metaal of met open vuur, is er brandgevaar. Daarom worden in staalfabrieken,
vliegtuigen en gevechtstanks in vele gevallen zogenaamde moeilijk brandbare
hydraulische vloeistoffen toegepast,zie afbeeldingen. Deze vloeistoffen zijn niet
geheel onbrandbaar, maar het vlampunt is verhoogd. Dat kan heel eenvoudig door
er water bij te voegen. Dit betekent dat een damp-luchtmengsel van deze vloeistof
even opvlamt en daarna weer dooft als er een vlammetje bij wordt gehouden. De
temperatuur waarbij dit gebeurt is het vlampunt. Als de temperatuur hoog genoeg
is, vallen veel van deze vloeistoffen uiteen in brandbare en niet brandbare delen.
Milieu
Door de toenemende zorg voor het milieu worden aan hydraulische vloeistoffen en
systemen de hoogste eisen gesteld. Lekkage wordt in veel gevallen voorkomen
door een betere manier van afdichten van leidingen en verbindingen. Olie-
analysesystemen worden ontwikkeld om zo min mogelijk olie te hoeven
vervangen, waardoor de kans op morsen ook afneemt. Hoewel de minerale olin
nog steeds de basis vormen van de hydraulische vloeistoffen, worden steeds weer
andere olin ontwikkeld. Zo is een onderzoek naar een biologisch snel afbreekbare
olie nog niet afgesloten.
Classificatie
Minerale hydraulische olin
Volgens de norm ISO 6743/4 zijn de minerale hydraulische olin als volgt
geclassificeerd en gecodeerd:
HH Minerale olie zonder dopes
ook wel genoemd zuiver minerale olie of smeerolie. Deze olie vindt in de
hydrauliek nauwelijks nog toepassing.
HL Minerale olie met dopes
deze worden in het algemeen toegepast in installaties met werkdrukken tot
circa 200 bar. Een anti-oxidatiedope wordt toegepast tegen veroudering van
de olie onder invloed van hoge temperaturen.
HM Minerale olie bestand tegen hoge druk
toepassing boven 200 bar. Dit is een olie waarbij ervoor wordt gezorgd dat
ondanks de hoge druk geen metallisch contact tussen bewegende delen
ontstaat. Een uiterst dun laagje hecht zich aan het materiaal om de wrijving
te verminder en slijtage te voorkomen.
HV Minerale olie met een hoge viscositeitsindex
dit is olie met dezelfde eigenschappen als de HM-olin, maar nu met een
extra hoge VI.
Het is gebruikelijk deze classificatie te combineren met de ISO-VG en deze dan op
de verpakking van de minerale olie te zetten.
Moeilijk brandbare hydraulische stoffen
De moeilijk brandbare hydraulische vloeistoffen zijn als volgt gecodeerd:
HFA Olie-in-water-emulsie
VOC | CB3 | 2013-09-18

100 Hydraulische vloeistof
maximaal 20% olie, de rest is water. Heeft een lage viscositeit en daarom
veel lekverlies. Moet worden voorzen van een anticorrosiedope. Wordt
overwegend in mijnbouw gebruikt.
HFB Water- in-olie-emulsie
maximaal 40% water, de rest is het brandbare deel (60% olie). Wordt
daarom weinig toegepast. De moeilijk-brandbaarheid is niet veel beter dan
bij minerale olin.
HFC Water/glycolmengsel
minimaal 35% water. Antislijtage-eigenschappen zijn beter dan bij HFA en
HFB. Toegepast in mijnbouw en in spuitgietmachines.
HFD Watervrije synthetische vloeistoffen (onder andere fosfaatesters)
zijn giftig en agressief. Ten opzichte van de minerale olin zijn de moeilijk-
brandbaarheidseigenschappen zeer goed. Worden toegepast in de
luchtvaart. Een verdere onderverdeling is mogelijk. Deze vloeistoffen kunnen
niet zonder meer als vervanger dienen voor de minerale olie in een bepaald
systeem. Speciale aandacht behoeven de afdichtingen (bijvoorbeeld O-
ringen), verfsoorten, enzovoort.
Soortelijke massa
De soortelijke massa van een vloeistof is de verhouding tussen de massa en het
volume. Dit geldt bij een bepaalde temperatuur (15 C). De eenheid is kg/m
3
. De
soortelijke massa is afhankelijk van de temperatuur maar ook van de druk.
Als een minerale olie warmer wordt, wordt het volume groter. Omdat de massa
niet verandert, wordt de soortelijke massa (lettersymbool , rho) kleiner. Als
vuistregel wordt gebruikt.
De volumevermeerdering van een vloeistof is circa 0,07% per graad
temperatuurverhoging.
Een vat met 100 liter minerale olie dat 20 graden in temperatuur wordt verhoogd,
moet dus in ieder geval een inhoud hebben van 100 liter met daarbij: (0,07/100)
100 20 = + 1,4 liter. Het vat moet dus in totaal 101,4 liter kunnen bevatten,
anders loopt de olie eruit.
Zit de olie in een afgesloten vat er wordt de temperatuur verhoogd, dan stijgt de
druk:
Er wordt gerekend met een drukverhoging van 9 bar per graad
temperatuurverhoging.
17.5 Leidingen, slangen en verbindingen
In het voorgaande heb je gezien dat de hydraulische vloeistof een transportmiddel
is van energie. Als je bedenkt wat het woord hydrauliek betekent, dan moet er iets
aan worden toegevoegd. Door middel van een vloeistof onder druk wordt energie
overgedragen. De hydraulische energie en het transport daarvan worden bepaald
door de hydraulische grootheden druk en volumestroom:
In een hydraulische installatie stroomt de vloeistof (q
v
) van een plaats met hoge
druk naar een plaats met lagere druk. Dit verschil in druk wordt drukverschil
genoemd of kortweg p (delta p). Zelfs ten gevolge van deze stroming ontstaat
een drukverlies. Dit drukverlies wordt ook uitgedrukt in een drukverschil, dus een
p. Eigenlijk moet de formule voor het hydraulisch vermogen luiden:
p p q
v
=
De hydraulische vloeistof moet de gelegenheid krijgen om te stromen. Hiervoor
zijn allerlei hulpmiddelen zoals leidingen en slangen nodig. Een hydraulische
installatie bestaat uit vele aparte componenten, zoals pompen, motoren, cilinders,
stuur- en regelschuiven, enzovoort. Deze moeten met elkaar in verbinding staan.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 101
Daarom is ook veel aansluitmateriaal zoals wartels, koppelstukken en koppelingen
nodig.
Om het vermogensverlies te beperken, moet uitwendige lekkage worden
vermeden. Ook de milieuaspecten gaan een steeds grotere rol spelen, waardoor
goede afdichtingen en afdichtingsmaterialen vereist zijn.
Leidingen
In hydraulische installaties onderscheiden we naar functie:
werkdrukleidingen
stuurdrukleidingen
retourleidingen
lekleidingen
zuigleidingen
Deze leidingen zijn voornamelijk van naadloos getrokken stalen buis gemaaktl.
Verbindingen
Voor een lekdichte verbinding van leidingen onderling of van leidingen aan
componenten worden diverse onderdelen gebruikt. De meest voorkomende zijn:
Snijringkoppeling
De wartel en de snijring zitten om
het leidinguiteinde. De leiding met
snijring wordt in het conische
gedeelte van het koppelstuk
geplaatst. De wartel verzorgt de
klemming, andere
afdichtingsmiddelen zijn niet
nodig.
Snijringkoppeling (voor en na het aandraaien van de
wartelmoer)
Felskoppeling
Het uiteinde van de leiding is met speciaal gereedschap trompetvorming
uitgefelst. De wartel verzorgt de klemming van het leidinguiteinde op het
koppelstuk. Ook hier worden geen andere afdichtingsmiddelen gebruikt.
Felskoppeling en snijringkoppeling met huls
VOC | CB3 | 2013-09-18

102 Hydraulische vloeistof
O-ringafdichting
Het leidinguiteinde wordt voorzien van een koppelstuk met een groef, met
daarin een O-ring. Dit koppelstuk wordt door de wartel in het (tegen)
koppelstuk geklemd. Hierbij zorgt de O-ring voor de afdichting. Een veel
gebruikte methode is het lassen van de koppelstukken aan de leidingen
(laskegel).
Flenskoppeling
Twee flenzen worden aan de leiding/componentuiteinden gelast en
vervolgens aan elkaar geklemd door middel van bouten. De flenzen hebben
een groef met daarin een O-ring voor de afdichting.
Snelkoppelingen
Indien bepaalde componenten
regelmatig moeten worden
ontkoppeld, worden
snelkoppelingen toegepast.
Meestal zijn beide
koppelingshelften voorzien van
kleppen om in de ontkoppelde
toestand lekkage te voorkomen.
Als de hydraulische vloeistof nog
onder druk staat, is het opnieuw
koppelen dikwijls niet mogelijk. Er
zijn uitvoeringen die dit wel
mogelijk maken. Hoofdzaak is dat
de (ont)koppeling snel en zonder
gereedschap kan plaatsvinden.
Snelkoppeling
Slangen
Slangen worden toegepast als
componenten opzichte van elkaar
bewegen. Een starre leiding voldoet dan
niet meer. Het materiaal is meestal
synthetisch rubber met een gevlochten
of geweven tussenlaag ter versterking.
Hydrauliekslang
17.6 Accumulatoren
Het hoofddoel van een accumulator in het opslaan van energie. Als het nodig is,
kan deze energie weer naar behoefte worden toegevoegd aan het systeem. De
opgeslagen energie is potentile energie. De energie wordt omgezet in
hydraulische energie (volumestroom en druk).
In de afbeelding wordt de opgeslagen druk in accumulator A gebruikt om last B te
verplaatsen. Van de beschikbare 100 bar wordt 90 bar gebruikt om de weerstand
te overwinnen. De resterende 10 bar wordt gebruikt om de vloeistof te
verplaatsen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 103
Opgeslagen energie
Typen
Hydraulische accumulatoren worden verdeeld in drie typen (naar wijze van
belasting):
gewichtsbelaste accumulatoren;
veerbelaste accumulatoren;
hydropneumatische accumulatoren.
a b c
Gewichtsbelaste, veerbelaste en hydropneumatische accumulator
Van de genoemde typen wordt het hydropneumatische het meest gebruikt. De
term hydropneumatisch wil zeggen dat gebruik wordt gemaakt van de
samendrukbaarheid van een gas.
Je ziet dat er bij de gewichtsbelaste en de veerbelaste accumulator gebruik is
gemaakt van een zuiger. Bij de drukbelaste is dit niet het geval, daar staat de
hydraulische vloeistof in direct contact met het gas.
Een zuiger geeft wrijving en heeft daardoor een bepaalde traagheid van werken.
Als de zuiger ontbreekt, vervalt dit nadeel. Een nieuw nadeel is dat gas nu in
vloeistof kan worden opgelost, vooral bij hoge druk. Bij verlaging van de druk
treedt dit gas weer uit, kan zich ergens in het systeem nestelen en storingen
veroorzaken. Deze accumulatoren zonder scheidingswand en met olie als
hydraulische vloeistof komen weinig voor. Omdat lucht en oliedamp bij compressie
een explosief mengsel vormen, mag geen lucht in een accumulator worden
gebruikt. Een inert gas zoals stikstof (N
2
) is wel geschikt.
De hydropneumatische accumulatoren met scheidingswand worden verder
onderverdeeld in:
membraanaccumulatoren;
VOC | CB3 | 2013-09-18

104 Hydraulische vloeistof
balgaccumulatoren;
zuigeraccumulatoren.
Membraanaccumulator
Deze constructie wordt gebruikt voor kleine hoeveelheden vloeistof (tot 5 liter).
Aan de bovenzijde zit het gasvulventiel. Aan de onderzijde zit een kunststofknop
die moet verhinderen dat het rubber van het membraan wordt beschadigd door de
scherpe kanten van de in (- en uit) stroomopening voor olie.
Membraanaccumulatoren kunnen werken met een drukverhouding van:
P P
max min
: : = 10 1
Membraanaccumulator
Balgaccumulator
Als scheidingswand tussen gas en olie wordt een rubberen zak gebruikt. Deze zak
biedt weinig weerstand tegen vervorming en heeft daardoor een hoog rendement
en weinig vertraging in de drukopbouw. Het verlies van gas(druk) is gering. Minder
gunstig is de drukverhouding. Aanbevolen wordt een drukverhouding van:
P P
max min
: : = 4 1
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 105
Balgaccumulator
Zuigeraccumulator
Het scheidingselement tussen de gasruimte en olieruimte is een 'zwevende' zuiger.
Ondanks de gebruikte afdichtingen kan hier stikstoflekkage optreden. Door de
relatief hoge wrijvingskracht is de reactietijd ook niet optimaal. Een voordeel van
de zuigeraccumulator is de grote drukverhouding die hier mogelijk is.
Zuigeraccumulator
Werking
De accumulator van afbeelding a t/m f bestaat uit een vloeistofdeel en een gasdeel.
Deze delen zijn gescheiden door een elastische balg. Omdat de hydraulische
vloeistof als niet samendrukbaar wordt beschouwd, wordt de energie door het
verkleinen van het gasvolume opgeslagen. Dit gasvolume krijgt voordat de
accumulator in bedrijf wordt gesteld, een bepaalde voordruk (afbeelding b). Het
vloeistofdeel staat in verbinding met het hydraulisch systeem. De pomp levert de
vloeistof en zodra de stikstofvoordruk wordt overschreden, stroomt er olie in de
VOC | CB3 | 2013-09-18

106 Hydraulische vloeistof
accumulator (afbeelding c). Hierdoor stijgt de druk van zowel olie als stikstof. Bij
het bereiken van de maximale systeemdruk p
max
is het gasvolume het
kleinst(afbeelding d). Als nu een gebruiker (bijvoorbeeld een cilinder) om vloeistof
vraagt, stroomt dit uit de accumulator. Bij de olieafname (afbeelding e) expandeert
de stikstof en drukt de olie terug in het systeem.
Werking van een balgaccumulator
Doel
Het hoofddoel van een accumulator is opslag van energie. Deze energie is weer te
splitsen in volumestroom en druk. Een andere doelstelling is het voorkomen van
drukschommelingen. Zo kom je tot de volgende functiebeschrijving:
verzorgen van een volumestroom;
handhaven van druk;
opvangen van drukstoten.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 107
Verzorgen van volumestroom
Als een machine niet continu hoeft te
werken maar slechts zo nu en dan
(intermitterend), is het niet nodig
hiervoor een (dure) pomp met groot
slagvolume te nemen. In het diagram
van afbeelding b wordt bijvoorbeeld voor
het uitsturen van een cilinder met
doorlopende zuigerstang gedurende vijf
seconden twee liter gevraagd. Dit is 24
1/min aan q
v
. Na de uitgaande slag van
de cilinder staat deze vijf seconden stil.
Dan pas moet de cilinder weer in,
enzovoort. Als een pomp wordt gebruikt
met een q
v
van 24 1/min, dan voldoet
deze voor de cilinderfunctie. In de tijd
dat de cilinder stilstaat, wordt vermogen
omgezet in warmte. Deze energie kan
beter worden opgeslagen. Als een
accumulator wordt ingeschakeld, wordt
deze energie opgeslagen gedurende de
vijf seconden dat de cilinder niet
beweegt. Bij hetzelfde toerental kan de
pomp tweemaal zo klein worden
gekozen.
Handhaven van druk
In de afbeelding worden twee klemcilinders gebruikt om een werkstuk op zijn
plaats te houden. Door de 4/2-stuurschuiven A en B onbediend te laten, gaan de
cilinders A en B uit. Tijdens het klemmen wordt de druk geregeld door de instelling
van de pomp. Ook de accumulator wordt geladen met vloeistof onder deze
ingestelde druk.
VOC | CB3 | 2013-09-18

108 Hydraulische vloeistof
Klemcilinders
De klemfunctie van cilinder A moet nu worden opgeheven, maar die van B moet
blijven. Door schuif A te bedienen gaat cilinder A weer terug. De druk in de A-
leiding en ook bij de pomp daalt sterk. De druk in de B-leiding blijft gehandhaafd
doordat de accumulator voldoende vloeistof onder druk heeft om de optredende
lekverliezen te compenseren.
Opvangen van drukstoten
Drukstoten in een hydraulisch systeem worden veroorzaakt door de
massatraagheidskrachten van lasten die zijn bevestigd aan cilinders of motoren.
Ook als een volumestroom plotseling wordt geblokkeerd, door bijvoorbeeld het
snel sluiten van een klep, ontstaat een drukpiek. Een accumulator in een systeem
vangt de drukstoot op en transporteert deze niet verder door het systeem. Indien
er uitwendige krachten op een cilinder werken die een drukstoot veroorzaken, kan
een accumulator ook uitkomst bieden.
17.7 Opslag van hydraulische vloeistof
Hydraulische vloeistof kun je op twee manieren opslaan:
in het reservoir van het hydraulisch systeem;
in vaten, bussen, flessen, enzovoort.
Opslag lijkt een eenvoudige zaak. Je zorgt voor een flinke bak of drum en je kunt
de hydraulische vloeistof bewaren in of in de buurt van het hydraulisch systeem.
Er zijn echter nogal wat eisen waaraan een goed reservoir moet voldoen. Ook is
het niet aan te bevelen zomaar elk vat te gebruiken om de vloeistof te bewaren
tot je die nodig hebt. In dit blok behandelen we de verschillende soorten reservoirs
en de specifieke eisen die moeten worden gesteld aan een goed reservoir en
overige opslagmiddelen.
Hoe komt dat water in het hydraulisch systeem?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 109
Een reservoir van een hydraulisch systeem is op het chassis van een vrachtauto
gebouwd. De pomp van dit systeem wordt aangedreven door de hoofdmotor via
de PTO (Power Take Off). De pomp is tussen de chassisbalken gebouwd. Het
reservoir is hoger geplaatst, zodat de zuigzijde van de pomp een overdruk kent.De
afbeelding is de principeschets.
De ontwerper van dit hydraulische systeem herinnerde zich nog enkele eisen
waaraan een reservoir moet voldoen. Hij zorgde ervoor dat de zuigleiding in deze
opstelling ruim boven de bodem van het reservoir uitstak, om te voorkomen dat
vuil, water en andere verontreinigingen direct vanaf de reservoirbodem werden
meegezogen. Het is een maatregel om de pomp te beschermen.
Pas in een laat stadium van de productie werd voldaan aan een eveneens redelijke
ontwerpeis, namelijk dat er een aftapmogelijkheid aanwezig is om, indien nodig,
de olie te kunnen wisselen. Dit aftappunt werd geplaatst in de bocht van de
zuigleiding. Dit is immers het laagste punt (afbeelding). Het resultaat was dat er
na analyse water in de olie werd geconstateerd. Na diverse malen wisselen van de
olie bleef dit water voorkomen.
Overdruk aan zuigzijde pomp Laagste punt van reservoir?
Doel en plaats van reservoirs
Een reservoir in een hydraulisch systeem heeft de volgende taken:
opslag van de systeemvloeistof;
afscheiding van verontreinigingen;
scheiden van de meegevoerde lucht van de vloeistof;
koelen van de vloeistof.
In hydraulische systemen vind je reservoirs op drie manieren geplaatst:
Gentegreerd in de totale machine
Een 'dode' ruimte wordt vaak benut om er een reservoir te plaatsen. De vorm
wordt dan meestal aangepast aan die ruimte. Dit heeft vaak tot resultaat dat
aan de opslagtaak van het reservoir wordt voldaan. Maar ruimte voor het
realiseren van de overige taken is er dan meestal niet meer. Je ziet dit veel
in mobiele toepassingen.
Op afstand geplaatst
Als ruimte geen belemmerende factor is, zie je reservoirs dikwijls verwijderd
van de rest van het hydraulische systeem geplaatst, bijvoorbeeld in
industrile toepassingen. Dit is een goede oplossing, omdat diverse
voorzieningen kunnen worden aangebracht om de overige taken te vervullen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

110 Hydraulische vloeistof
Als onderdeel van een hydraulisch
aggregaat
Een (vaak rechthoekige) tank
vormt het reservoir. Deze tank is
voorzien van een deksel dat stevig
genoeg is om te fungeren als basis
voor andere componenten. De
andere componenten zijn:
elektromotoren, kleppen, filters,
enzovoort.
Hydraulisch aggregaat
Typen reservoirs
In het algemeen vind je drie typen reservoirs:
Reservoirs die in verbinding staan met de buitenlucht
Dit zijn de meest voorkomende typen reservoirs. Het verbruik van vloeistof
door de gebruikers (cilinders en motoren) zorgt voor een verandering in
vloeistofniveau. Er moet dan wel voor worden gezorgd dat omgevingsvuil
niet het reservoir in wordt gezogen.
Door de olie meegevoerde lucht kan eenvoudig uit het reservoir verdwijnen.
Reservoirs onder druk
Hierbij wordt de zuigzijde van de pomp ook voorzien van vloeistof met een
overdruk. Dit moet cavitatie verhinderen. Bovendien heeft omgevingsvuil in
deze ontwerpen geen kans om in het reservoir te komen. Een nadeel is dat
uit oplossing gekomen en/of uit het systeem meegevoerde lucht niet anders
dan via speciale ontluchtingspunten kan worden verwijderd.
Reservoir onder druk door balgaccumulator
naast de tank
Reservoir onder druk door balg in de tank
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 111
Losse balg Reservoir onder druk door systeemdruk
Speciale voorvulreservoirs
Dit zijn constructies bestaande uit een voorvulreservoir, een vulpomp en een
vulfilter. Het voorvulreservoir staat meestal lager dan het hoofdreservoir.
Een vulpomp en een vulfilter zorgen voor een 'schone' vulling van het
hoofdreservoir. Verontreinigingen van de 'schone' nieuwe vloeistof blijven in
het hulpreservoir achter.
Meestal wordt een filterwagen gebruikt om te vullen en/of te spoelen.
Reservoir met hulpreservoir Filterwagen
Ontwerpeisen voor een reservoir
Een goed reservoir moet voldoen aan de volgende ontwerpeisen en criteria.
VOC | CB3 | 2013-09-18

112 Hydraulische vloeistof
Exploded view van reservoir
1. Aanzuigleidingen moeten onder alle gebruiksomstandigheden beneden de
oliespiegel aanzuigen. Hierbij moet de aanzuigopening boven de bodem
blijven.
2. Lekleidingen en retourleidingen moeten onder alle gebruiksomstandigheden
beneden de oliespiegel uitkomen. Hierbij moeten de uitstroomopeningen
(afhankelijk van de afmetingen van het reservoir) zo mogelijk ten minste 10
cm boven de bodem blijven.
3. Tussen retourleidingen en zuigleidingen moeten een vuilschot en een
luchtschot zijn aangebracht. Indien noodzakelijk worden extra
scheidingsschotten gemonteerd ter beperking van de oliebewegingen.
Overigens moet de oliestroom zoveel mogelijk langs de want van het
reservoir worden geleid. De weg die de olie in het reservoir aflegt tussen
retourleiding en zuigleiding moet zo lang mogelijk zijn om de olie gelegenheid
te geven verontreinigingen af te scheiden.
Vuilschot Luchtschot
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 113
Scheidingsschotten
4. Het reservoir behoort voorzien te zijn van een beluchtings- en
ontluchtingsopening met een luchtfilter fijner dan of gelijk aan het
systeemfilter, tenzij het is geconstrueerd als drukvat.
5. Een reservoir onder druk moet voorzien zijn van een veiligheidsklep tegen
het optreden van te hoge drukken, bijvoorbeeld na ondeskundig vullen.
6. Het reservoir moet voorzien zijn van een schuin aflopende bodem. Op het
laagste punt moet een aftappunt zijn aangebracht.
7. Het reservoir moet inwendig corrosiebestendig zijn. Het gehele inwendige
oppervlak moet zorgvuldig worden gereinigd. Vocht, vuil, spaanders,
lasproducten, schilfers, slakken, vezelachtige materialen en andere
verontreinigingen moeten worden verwijderd.
8. Het reservoir moet toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud via
openingen die (afhankelijk van de afmetingen) ten minste een diameter van
200 mm hebben. Zo mogelijk moet het laagste punt van n opening op
gelijke hoogte zijn met het laagste punt van de bodem.
9. Eventueel op of aan het reservoir gemonteerde componenten moeten met
tapeinden in blinde gaten worden bevestigd. Tapbouten zijn alleen
toegestaan indien plaatsgebrek dit noodzakelijk maakt.
10. De constructie van het reservoir dient zodanig te zijn dat de hoeveelheid
warmte die vrijkomt door energieomzetting (vermogensverlies), weer kan
worden afgestaan bij normale bedrijfscondities. Dit is vooral belangrijk
wanneer geen speciale warmtewisselaars (oliekoelers) in het systeem zijn
opgenomen.
11. Het reservoir moet boven het maximumniveau de inhoud van het systeem
kunnen opnemen. Rekening moet worden gehouden met de variabele inhoud
van componenten als cilinders en accumulatoren en met uitzetting door
warmte.
12. Het reservoir moet worden voorzien van een bij voorkeur afsluitbaar peilglas
dat bij een gedefinieerde rusttoestand van het systeem het oliepeil aangeeft.
Merktekens voor het toegestane minimum- en maximumniveau moeten
onuitwisbaar worden aangebracht.
1. De vulopening moet gemakkelijk bereikbaar zijn en voorzien zijn van een
filter met voldoende fijnheid. Dit filter moet inwendig worden beschermd met
een metalen rooster. Filter en rooster mogen alleen met behulp van
gereedschap kunnen worden verwijderd. Indien het systeemontwerp dit
toelaat, moeten speciale vul- en spoelaansluitingen worden aangebracht,
VOC | CB3 | 2013-09-18

114 Hydraulische vloeistof
zodat het reservoir met een extern filteraggregaat gevuld en gespoeld kan
worden.
2. Alle doorgaande openingen in de bovenzijde van het reservoir moeten in
verhogingen van 20 tot 25 mm worden aangebracht.
17.8 Conditionering van hydraulische vloeistof
In hydraulische systemen gaan grote volumestromen onder hoge druk door nauwe
spleten. Daarom zijn deze installaties veel gevoeliger voor verontreinigingen
(vooral vaste deeltjes) dan andere machines. Het is begrijpelijk dat de aandacht
van een ontwerper in eerste instantie uitgaat naar de gevraagde systeemprestatie.
Hij moet dit realiseren met behulp van een aantal hydraulische componenten zoals
pompen, kleppen, cilinders en motoren.
Voor een goed storingvrij functioneren wordt steeds meer aandacht geschonken
aan de conditionering van de vloeistof. Filters zijn hierbij essentile componenten.
In dit blok wordt hieraan veel aandacht besteed.
Een verontreinigd hydraulisch systeem
Het hydraulische systeem van de afbeelding bestaat uit: reservoir (1), zuigfilter
(2), pomp (3), persfilter (4), 4/2-stuurschuif (5), cilinder (6), retourfilter (7),
externe filtermogelijkheid (8) en een luchtfilter (9). Het reservoir wordt gevuld met
de drum (10).
Verontreiniging in een hydraulisch systeem
De vloeistof wordt uit het reservoir opgezogen inclusief het daarin verzamelde vuil.
Een zuigfilter moet de pomp beschermen. Om een te grote onderdruk in de
zuigleiding te voorkomen, moet het zuigfilter niet te fijn zijn.
De pomp vermaalt het aanwezige grove vuil en produceert daardoor meer en
kleinere vuildelen. Achter de pomp is een persfilter gemonteerd. De werking van
dit persfilter is afhankelijk van het drukverschil over het filterelement. Ook de
mogelijke volumestroom door het filter is belangrijk. De ingaande zuigerstang van
de cilinder brengt (kleine) vuildelen in het systeem langs de stangafdichting.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 115
Wanneer je het systeem rechtstreeks vanuit het vat vult, kan er ook vuil in het
systeem komen.
Het luchtfilter moet stofdelen van buiten weren.
Taak van filters
Een hydraulisch filter is een component die tot taak heeft onoplosbare
verontreinigingen tegen te houden. Het element dat daarvoor zorgt, is het
filterelement. Dit element is opgesloten in een filterhuis. Samen met de filterkop
vormen zij het filter.
Symbool van een filter
Filterelement(en), filterkop en filterhuis
De meest voorkomende typen hydraulische filters zijn:
Dit filter laat alleen doorstroming toe
door het element. Een omloop is niet
mogelijk.
Doorstroomfilters
VOC | CB3 | 2013-09-18

116 Hydraulische vloeistof
De vloeistof stroomt door het element.
Zodra dit element verstopt raakt,
ontstaat een drukverschil over dit
element. Als dit drukverschil groter is
dan de ingestelde druk van de klep,
stroomt de vloeistof ongefilterd via een
omloop.
Doorstroomfilter met omloop (bypass)
Dit filter is dubbel uitgevoerd. Je kunt
door bediening van afsluiters kiezen welk
filter in werking is: het ene, het andere
of beide (parallel). Zodra er n
filterelement vervuild raakt, kun je dit
wisselen zonder het systeem uit te
schakelen. Je hoeft slechts om te
schakelen naar het andere filter.
Duplexfilter
Dit is een filter met twee in serie
geplaatste filterelementen. Het eerste
kan in dit geval grover zijn dan het
tweede.
Tweetrapsfilter
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 117
Dit is een filter zoals je dat ook in de auto
tegenkomt. Het element is tegelijkertijd
het huis. Het is afschroefbaar van de
kop.
Spin-on filter
De vloeistof kan op verschillende manieren door het element stromen. Je moet
letten op de ingang en de uitgang.
Als de uitgang zich aan de binnenzijde van het element bevindt, is dit een van
buiten naar binnen filtrerend element. Zit de uitgang aan de buitenzijde dan is dit
een van binnen naar buiten filtrerend element.
Een van buiten naar binnen filterend element Een van binnen naar buiten filterend element
Filterelementen die vervuild raken, leveren meer weerstand tegen doorstroming
van de vloeistof. Dit merk je doordat er een drukverschil over het element
VOC | CB3 | 2013-09-18

118 Hydraulische vloeistof
ontstaat. Hoe meer vervuiling, hoe groter het drukverschil. Er zijn apparaten die
dit drukverschil meten en zo een indicatie geven van de verzadiging van het
element, de zogenaamde vervuilingsindicatoren. De signalering is mechanisch of
elektrisch.
Filter met vervuilingsindicator Filter met vervuilingsindicator (doorsnede)
Het symbool van een filter met
vervuilingsindicator (het lampje).
Symbool van filter met vervuilingsindicator
Filterelementen kun je soms reinigen en weer opnieuw plaatsen. Dit zijn de
regenereerbare elementen. Voor gebruik in de meeste hydraulische systemen
wordt tegenwoordig de voorkeur gegeven aan elementen die je moet vervangen.
Dit zijn de wegwerpelementen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 119
Filterelementen die uitsluitend
ferromagnetische deeltjes uit de
vloeistof verwijderen worden
magneetelementen genoemd. Je vindt
deze meestal in reservoirs gecombineerd
met de aftapstop.
Magneetelement als 'filter'
Het filtratiesysteem
De keuze van een filter en de juiste plaats daarvan in een hydraulisch systeem
verdient evenveel aandacht als de keuze van andere componenten zoals pompen,
kleppen en cilinders. Veel systeemontwerpers vinden het plaatsen van een filter
nog steeds een bijzaak en handelen als volgt:
Kiezen van het filtratieniveau
Niet verder kijken dan de documentatie van de filterfabrikant. Helaas geven veel
fabrikanten nog steeds een algemeen filtratieniveau zoals 25 micrometer aan,
zonder rekening te houden met werkdruk en systeemprestaties. Voor sommige
componenten kan een hoger vervuilingsniveau acceptabel zijn. Dit kan het geval
zijn bij vroegere pompontwerpen, waarvan vele lange tijd storingvrij hebben
gefunctioneerd, slechts beschermd door een 130 micron filter. Tegenwoordig zijn
de toleranties van de componenten 5 tot 15 micrometer.
En micrometer (1 ) is n miljoenste meter. Dit is met het menselijk oog niet te
zien. Een korrel keukenzout is 100 en de gemiddelde doorsnede van een
hoofdhaar is 70 . De zeer nauwe tolerantie van de bewegende delen van de
hydraulische componenten vraagt om een hoge beschermingsstandaard.
VOC | CB3 | 2013-09-18

120 Hydraulische vloeistof
Hoe groot is een micrometer?
Bepalen van de plaats van het filter in het systeem
Weer worden vaak de algemene aanbevelingen van de filterfabrikant aangehouden
zonder te letten op de specifieke systeemeigenschappen.
Bepalen van de afmetingen van het filter
Soms kiest men voor een bepaald filter alleen omdat de filterpoortmaten
overeenkomen met de diameter van de aan te sluiten leidingen. Dit zorgt er
overigens wel voor dat aanbevolen snelheden van de vloeistof niet worden
overschreden volgens:
q A
v
=n
Veel belangrijker en vaak over het hoofd gezien zijn het filterrendement en de
vuilopnamecapaciteit.
Het filterrendement wordt uitgedrukt in de kans waarmee kan worden verwacht
dat een vuildeeltje van een bepaalde grootte wordt tegengehouden. De
vuilopnamecapaciteit is de massa van de door het filter tegengehouden vuildeeltjes
bij een bepaald drukverschil.
We moeten toegeven dat de hierboven beschreven benaderingswijze acceptabele
resultaten opleverde. Echter, 70% van alle storingen in hydraulische systemen
wordt veroorzaakt door een slechte conditie van de hydraulische vloeistof. Dit
rechtvaardigt een systematische benadering van het vervuilingsprobleem. Dit
wordt nog belangrijker als je kijkt naar de omstandigheden waaronder sommige
systemen moeten functioneren.
De invloed van verontreinigingen
Verontreinigingen veroorzaken problemen omdat sommige taken van de
hydraulische vloeistof worden aangetast. De taken van hydraulische vloeistoffen
zijn:
transporteren van energie;
smeren van bewegende delen;
beschermen tegen corrosie;
afvoeren van verlieswarmte;
afvoeren van verontreinigingen.
De energietransportfunctie wordt aangetast doordat kleine openingen in kleppen
of schuiven verstopt kunnen raken. Bovendien kunnen kritische plaatsen van deze
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 121
componenten eroderen door vuildelen die met hoge snelheid deze plaatsen
passeren, vaak onder hoge druk.
Erosie door vuildelen
De smeerfunctie wordt op drie manieren
aangetast.
Deeltjes kleiner dan de speling (1); gelijk aan speling
(2) en groter dan de speling (3)
1. Door deeltjes kleiner dan de speling
Dit zeer fijne vuil verzamelt zich in de spleten en blokkeert de doorgang van
de smeerolie, zeker als de klep niet veel beweegt en er vele deeltjes zijn.
Dit verschijnsel heet silting.
2. Door deeltjes van gelijke afmeting als de speling
Deze deeltjes schuren langs bewegende delen en doorbreken de smeerfilm
van de olie.
3. Door deeltjes groter dan de speling
Ook deze deeltjes blokkeren de toegang tot bewegende delen en zorgen
daardoor voor minder smeerolie.
Een hydraulisch systeem zet de
energieverliezen om in warmte. De
hydraulische vloeistof moet de warmte
afvoeren naar koelers of een reservoir.
Als veel vuil wordt meegevoerd, kan dit
een laag vormen op de wanden van
bijvoorbeeld een reservoir. De
warmteoverdracht aan de reservoirwand
wordt bemoeilijkt.
Vervuilde systemen zijn warmer
VOC | CB3 | 2013-09-18

122 Hydraulische vloeistof
De huidige werkdrukken van
hydraulische apparatuur variren van ca.
140 tot 250 bar Veel vuil blijft in ruimten
geperst achter waar het aanzienlijke
schade kan aanrichten.
In kleine oliereservoirs circuleert de olie
sneller en is er dus minder gelegenheid
voor vuildeeltjes om zich af te scheiden.
Vuil wordt tussen schuif en huis geperst
Hogere toegelaten olietemperaturen resulteren in dunnere olie en daardoor in
sommige gevallen in minder bescherming tegen slijtage. Dit benvloedt het
vervuilingsniveau ongunstig.
Als gebruiker van een hydraulische installatie wil je een grote betrouwbaarheid.
Dit moet eenvoudig te realiseren en niet te kostbaar zijn. Als je ervan uitgaat dat
het systeemontwerp juist is, is dit niet al te moeilijk mits je met schone olie werkt.
Soorten verontreiniging
In een hydraulisch systeem kun je verschillende soorten verontreiniging
tegenkomen. Verontreiniging zou je kunnen omschrijven als Alles wat niet in de
vloeistof thuishoort.
Verontreiniging is ongewenst vast, vloeibaar of gasvormig materiaal, aanwezig in
de vloeistof.
Als verontreiniging komt voor:
vrij water (koelwater, regenwater of condens);
lucht (in de vorm van vrije lucht) of stikstof;
vaste deeltjes (slijtagedeeltjes, stof, rubber, vezels, enzovoort).
Bij een goed ontworpen reservoir is het mogelijk de verontreiniging in het reservoir
te houden of eruit te verwijderen. Om de juiste maatregelen te kunnen nemen,
moet je weten hoe de verontreiniging in het systeem komt.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 123
Hoe komen verontreinigingen in het systeem?
Verontreiniging kan op drie manieren het systeem komen:
1. Initieel vuil
Dit is vuil dat al in het systeem zit bij de eerste ingebruikname. Dit is erin
gekomen door:
montagewerkzaamheden;
eerste vulling met schone vloeistof;
reeds vervuilde hydraulische componenten.
2. Omgevingsvuil
Dit kan in het systeem terechtkomen door beluchtings- en
ontluchtingsopeningen van het reservoir. Een juist luchtfilter is vaak de
oplossing. Schraapveren in cilinders die het vuil van zuigerstangen af moeten
schrapen, moeten in orde zijn. Afhankelijk van het gebruik kun je ook iets
aan de omgeving zelf doen. Zo moet je niet met een slijptol werken als er
twee meter verderop in de werkplaats aan hydrauliek wordt gewerkt.
3. Gevormd vuil
VOC | CB3 | 2013-09-18

124 Hydraulische vloeistof
Dit ontstaat in het systeem door slijtage van onderdelen. Het kan bestaan uit
deeltjes ijzer, koper, silicium, aluminium, enzovoort, afhankelijk van de
samenstelling van de hydraulische componenten. Ook kunnen chemische
reacties van de vloeistof of biologisch vuil in het systeem ontstaan.
Eisen waaraan een filtratiesysteem moet voldoen
Dat vuil in een hydraulische systeem terechtkomt is niet te vermijden, maar je kunt
het wel binnen de perken houden. Er moet een acceptabel vervuilingsniveau voor
het systeem worden verkregen. Ook moet het systeem zichzelf schoon kunnen
houden. Er is dus een filtratiesysteem nodig, dat aan de volgende eisen voldoet:
het moet mogelijk zijn de initile vervuiling terug te brengen tot een
acceptabel niveau, binnen een acceptabele tijd, zonder daarbij slijtage aan
de beschadiging aan hydraulische componenten te veroorzaken;
het moet mogelijk zijn niet alleen het gewenste vervuilingsniveau te
verkrijgen, maar ook te handhaven, inclusief een redelijke veiligheidsfactor;
het onderhoudspersoneel moet deskundig zijn;
filters moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden;
om aan de gebruikerseisen tegemoet te komen, moet er een indicatie
aanwezig zijn die te filterconditie aangeeft;
in continu werkende installaties moet het mogelijk zijn de filterelementen te
wisselen tijdens bedrijf;
de filters moeten beschikken over voldoende vuilopnamecapaciteit om een
acceptabel interval te krijgen tussen elementwisselingen;
het plaatsen van een filter in een systeem mag geen ongewenst effect
hebben op de prestaties van de overige componenten;
het systeem moet voorzien zijn van een bemonsteringspunt om een
representatief monster te kunnen nemen om het vervuilingsniveau te
bepalen en aan de hand daarvan adequate maatregelen te treffen.
Water in het systeem
Water kan op verschillende manieren in een hydraulisch systeem komen, namelijk
door:
condensatie van lucht in open reservoirs
lekkage door reservoirdeksels, vuldoppen of inspectieluiken
lekkage van oliekoelers
een regenbui tijdens het vullen
ingaande zuigerstangen met water erop
slechte opslag van olievaten
Het effect van water op een hydraulisch systeem kan desastreus zijn. Als water in
het systeem bevriest, raken smoringen, kleppen en schuiven of cilinders
geblokkeerd. Bij hoge temperaturen verdampt het water en veroorzaakt de
waterdamp al snel pompcavitatie. Ook kan bij hoge temperaturen de zuurstof uit
het water met de olie reageren en de oliemoleculen afbreken. Bij deze reactie
worden zuren en gumachtige substanties gevormd, die de smerende
eigenschappen van de hydraulische vloeistof nadelig benvloeden. De viscositeit
van de olie stijgt en de bescherming tegen corrosie neemt af.
Naast methoden als centrifugeren en luchtdrogen bestaat er de mogelijkheid om
water te verwijderen met filters die voorzien zijn van absorberend materiaal.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 125
Lucht in het systeem
In een hydraulisch systeem kan zich lucht en/of damp bevinden: we spreken van
gassen. Gassen kunnen in drie vormen in een hydraulisch systeem aanwezig zijn:
als vrij gas in een vrije ruimte in een hoog punt van het systeem
als bellen die worden meegesleept met de vloeistofstroom
opgelost in de vloeistof.
Vrij gas is meestal lucht. Het kan reeds in het systeem aanwezig zijn bij het vullen
of zijn toegetreden bij het wisselen van een component. Het kan zich ook hebben
verzameld doordat bellen zich afscheiden van de vloeistofstroom. De
meegesleepte bellen ontstaan als de vloeistof het vrije gas uit een vrije ruimte
sleurt, vooral als plaatselijk hoge vloeistofsnelheden worden gecreerd. De locale
omzetting van druk in snelheid kan de druk reduceren tot beneden de dampdruk
van de vloeistof. Dampbellen van de vloeistof kunnen dan in de vloeistofstroom
verschijnen.
Opgeloste lucht is aanwezig in bijna alle hydraulische vloeistoffen. Als het uit
oplossing komt, wordt het meegesleept in de vorm van bellen.
De hoeveelheid lucht die in oplossing kan zijn is proportioneel met de druk
en omgekeerd evenredig met de temperatuur
Lucht komt uit oplossing bij warme olie en ook op die punten in het systeem waar
een plaatselijk verlaagde druk is. Als je een smoring in een leiding aanbrengt,
neemt de snelheid van de vloeistof toe volgens:
q A
v
=n
Ter plaatse van de smoring zakt de druk en treedt de lucht uit. De inlaatzijde van
de pomp (a) vormt een restrictie waardoor een drukval ontstaat en lucht en/of
oliedamp uittreedt.
De snelheid waarmee de lucht weer oplost, is afhankelijk van de druk. Hoe hoger
de druk, hoe sneller de lucht wordt opgelost. Als de bellen groter worden gaat dit
moeilijker: zij blijven als meegesleepte bellen in de vloeistof zichtbaar in plaats van
erin op te lossen. De gevormde bellen worden door de pomp meegenomen naar
een gebied van hoge druk. Daar wordt de lucht weer opgelost in de olie (b).
Het verschijnsel van absorptie van de bellen bij hogere druk kan zeer schadelijk
uitwerken op bijvoorbeeld stuurkanten van stuurschuiven. Het imploderen van een
luchtbel kan plaatselijk extreem hoge snelheden veroorzaken.
a b
Zuigzijde pomp en naar perszijde pomp
VOC | CB3 | 2013-09-18

126 Hydraulische vloeistof
Een luchtbel die onder hoge druk komt vervormd tot een pinda. Als deze
uiteindelijk implodeert, wordt een microstraal olie weg gespoten. De microstraal
kan enkele microns tot honderdsten van microns groot worden. De snelheid van
de olie ligt tussen de 20 en 130 m/s. Als deze hoge snelheden voorkomen in de
buurt van metaaldelen, kunnen deze hoge snelheden worden omgezet in extreem
hoge piekdrukken. Dit verschijnsel staat bekend als cavitatie. Cavitatie kan
versnelde slijtage van met name plunjerpompen en motoren veroorzaken en
negatief uitwerken op de stuurkanten van essentile kleppen en schuiven.
Een luchtbel onder hoge druk gebracht
Minerale olie bevat (net als andere vloeistoffen) gassen in opgeloste vorm. Dit
oplossend vermogen is tot aan een druk van circa 300 bar proportioneel met de
druk.
De opgeloste lucht heeft geen invloed op de samendrukbaarheid van de olie.
Mogelijke oorzaken van lucht in een hydraulisch systeem zijn:
een niet-juist ontwerp van het reservoir
onjuiste ontluchtingsmethode
stikstoflekkage van een aanwezige accumulator
onjuiste hydraulische vloeistof
te laag vloeistofniveau
retourleiding komt uit boven het vloeistofniveau
defecte pompasafdichting.
17.9 Samenvatting
Hydraulische vloeistoffen
Hydraulische vloeistof transporteert energie, smeert bewegende delen, beschermt
tegen corrosie en voert verontreinigingen en verlieswarmte af. De belangrijkste
begrippen zijn:
viscositeit;
viscositeitsklassen en -index;
oxidatie en corrosie;
samendrukbaarheid;
contaminatie;
soortelijke massa.
Een hoge viscositeitsindex (VI) geeft een vlakke karakteristiek. Een vlakke
karakteristiek wil zeggen dat de invloed van de temperatuur op de viscositeit
gering is.
De hydraulische vloeistoffen zijn geclassificeerd en gecodeerd. De klasse wordt
bepaald door de viscositeit bij 40 C. De codering van hydraulische vloeistoffen
gebeurt als volgt met letters.
Minerale olin:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 127
HH zonder dope;
HL met dope;
HM bestand tegen hoge druk;
HV met hoge viscositeitsindex.
Moeilijk brandbare hydraulische vloeistoffen:
HFA olie in water (20/80);
HFB water in olie (40/60);
HFC water/glycol (35/65);
HFD watervrije synthetische vloeistoffen.
Het hydraulisch vermogen wordt bepaald met de formule:
P p q
v
=
Slangen, leidingen en verbindingen
Het hydraulisch vermogen wordt met behulp van slangen, leidingen en
verbindingen getransporteerd.
Je kunt leidingen onderscheiden naar functie:
werkdrukleidingen;
stuurdrukleidingen;
retourleidingen;
lekleidingen;
zuigleidingen.
De meest gebruikte verbindingen zijn:
snijringkoppeling;
felskoppeling;
O-ringafdichting;
flenskoppeling;
snelkoppeling.
Accumulatoren
Accumulatoren worden gebruikt voor:
opslag van energie;
verzorgen van een volumestroom;
handhaven van druk;
opvangen van drukstoten.
Accumulatoren worden verdeeld naar wijze van belasting:
gewichtsbelast;
voorbelast,
hydropneumatisch.
Bij accumulatoren wordt stikstof gebruikt als gas omdat lucht en olie onder druk
een explosief mengsel vormen.
Hydropneumatische accumulatoren hebben als scheidingswand:
membraan:
balg;
zuiger.
Reservoirs
Een reservoir is niet zomaar een bak met olie. Voor een goede systeemprestatie
moet je aan de constructie van een reservoir een aantal eisen stellen. In dit blok
zijn de eisen behandeld.
VOC | CB3 | 2013-09-18

128 Hydraulische vloeistof
De taken van een reservoir zijn:
opslag van de systeemvloeistof;
afscheiden van verontreinigingen;
scheiden van lucht en olie;
koelen van de olie.
Verontreinigingen:
bij atmosferische druk zit in olie 9% lucht opgelost;
opgeloste lucht geeft geen problemen in hydraulische systemen zolang deze
maar opgelost blijft;
hoe hoger de druk, hoe meer lucht kan worden opgelost;
bij verlaging van druk wordt de lucht weer uitgescheiden;
lucht komt ook uit oplossing bij verhoging van temperatuur.
Soorten verontreiniging zijn:
water;
lucht;
vuildelen.
Verontreiniging komt in het systeem als:
initieel vuil;
omgevingsvuil;
gevormd vuil.
Een enkel deeltje van 5 of 10 micron kan een systeemstoring veroorzaken als dit
deeltje op een kritiek tijdstip op de verkeerde plaats opduikt.
Filtratie
Voor de conditionering van hydraulische vloeistoffen staan ons verschillende
componenten ter beschikking. Filters zijn belangrijke componenten in een
hydraulisch systeem. Je kunt de volgende typen onderscheiden:
doorstroomfilters;
doorstroomfilters met omloop;
duplexfilters;
tweetrapsfilters;
spin-on filters.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 129
VOC | CB3 | 2013-09-18

130 Hydraulische vloeistof
18 Vragen
1. Wat gebeurt er met de olie als de temperatuur daalt?
2.
Welke olie is het minst gevoelig voor verandering in temperatuur?
3. Welke opdracht zou je geven voordat de tractor naar de klant gaat?
4.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 131
Lees in de grafiek van de afbeelding af wat de ISO-VG is van de vloeistof die
hoort bij de bovenste lijn.
5. Als in de specificaties van een hydraulische vloeistof staat aangegeven: v =
4,2 cSt bij 100 C en v = 100 cSt bij 10 C, wat is dan de ISO-VG?
Geef aan welke lijn uit bovenstaande afbeelding hier wordt bedoeld.
6. Teken in bovenstaande afbeelding globaal de lijn in van de vloeistof met
aanduiding ISO-VG 150.
7.
Viscositeitsklasse
ISO-VG min. waarde max. waarde
VOC | CB3 | 2013-09-18

132 Vragen
150 135,0 165,0
100 90,0 110,0
68 61,2 74,8
46 41,4 50,6
32 28,8 35,2
22
15
10
Vul in de tabel de ontbrekende minimum- en maximumwaarden in.
8. Bestudeer de grafiek van figuur 6 en kies wat in onderstaande beweringen
van toepassing is.
Hydraulische vloeistoffen met een hoge VI:
hebben en vlakke/steile karakteristiek;
zorgen voor gemakkelijker/moeilijker aanlopen bij lage temperaturen;
veroorzaken meer/minder slijtage bij hoge temperaturen;
leveren minder/meer gevaar voor pompcavitatie;
veroorzaken meer/minder inwendige lekkage bij hoge temperaturen.
9. Wat gebeurt er met een vloeistof met een lage VI?
10. Wat wordt bedoeld met de aanduiding HL 46?
11. Verklaar waardoor er in een hydraulische installatie stroming van vloeistof
ontstaat.
12. Wat is de belangrijkste taak van een hydraulische vloeistof?
13. Noem de meest voorkomende verbindingen.
14. Maak een schets van een verbinding met een O-ringafdichting.
15.
a. Hoe groot mag de wrijvingskracht van last B maximaal zijn?
b. Wat gebeurt er als de zuiger van A op de bodem komt?
c. Welke hydraulische component heb je nodig als je dit verschillende
malen wilt herhalen?
16. Als het toerental van de aandrijving 1500 min
-1
is, welk(e) pomp
(slagvolume) is dan nodig bij dit systeem zonder accumulator?
17. Welke pomp kun je kiezen als je een accumulator inbouwt?
18.
De 4/3-stuurschuif in de afbeelding kent de standen a, b en c.
In welke stand en hoe lang moet je de schuif schakelen:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 133
a. voor het vullen van de accu;
b. voor de ingaande slag;
c. voor de uitgaande slag?
19.
a. Wat doet de drukgeregelde pomp als de druk bij A wegvalt?
b. Stel dat cilinder B zodanig is geplaatst dat de temperatuur van de
minerale olie met 50 C wordt verhoogd door een externe warmtebron.
De inhoud van de cilinder is 40 liter. Tot hoe hoog zal de druk dan
oplopen als voor het klemmen al 100 bar nodig is en er geen
accumulator is ingeschakeld?
c. Hoeveel olie moet de accumulator minimaal kunnen bevatten als deze
wel wordt geplaatst?
d. Noem aan de hand van vraag 19b en c een volgend doel van een
accumulator.
e. Welke functie heeft de terugslagklep?
20.
VOC | CB3 | 2013-09-18

134 Vragen
a. In het schema van de afbeelding wordt de 4/3-schuif plotseling
gesloten als de cilinder uitgaat. Teken in het schema een accumulator
om de drukpiek op te vangen.
b. Met gesloten stuurschuif wordt een uitwendige trekkracht op de
zuigerstang uitgeoefend. Teken in het schema een accumulator om de
drukpiek op te vangen.
21. Wat zijn de taken van een hydraulische vloeistof?
22. Wat versta je onder viscositeit en in welk SI-eenheid wordt deze uitgedrukt?
23. Wat betekent de codering HFC 22?
24. Waartoe worden accumulatoren gebruikt in hydraulische systemen?
25. Hoe kun je in een accumulator stikstof van olie gescheiden houden?
26.
a. Waarom verzamelt zich water op de bodem van een oliereservoir?
b. Wat is het effect van een oliewisseling in dit geval?
c. Waar zou je het aftappunt beter kunnen plaatsen?
27. Waarom moeten retourleidingen onder het vloeistofniveau van het reservoir
uitkomen?
28. Waarom moeten de retourleiding en de zuigleiding zo ver mogelijk van elkaar
verwijderd worden geplaatst?
29. Welk nut heeft een luchtfilter voor een oliereservoir?
30. Noem drie typen reservoirs.
31. Op welke plaatsen kun je blijkbaar filters in een systeem bouwen?
32.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 135
a. Welk filter mis je in de afbeelding?
b. Op welke plaatsen in dit systeem is het mogelijk dat vuil binnendringt?
c. Teken het hydraulische schema.
1. Uit welke elementen is een filter opgebouwd?
2. Welke typen filters ken je?
33.
a. Teken het symbool van een filter met een bypass en een
vervuilingsindicator.
b. Welke van de twee moet je qua drukverschil het hoogste afstellen?
1. Op welke manieren kan vuil in een systeem komen en wat kun je
ertegen doen?
34. Welk type filter zou je plaatsen als je het element moet kunnen verwisselen
tijdens bedrijf?
35.
a. Hoe voorkom je dat er water in een systeem terechtkomt?
b. Hoe krijg je water een systeem uit?
36. In welke vormen komt lucht voor in een hydraulisch systeem?
37. Wat is cavitatie?
38. Merk je dat er opgeloste lucht in een systeem aanwezig is?
39. Welke soorten verontreiniging ken je?
40. Verklaar de werking van een vervuilingsindicator.
41. Op welke wijze wordt de smeerfunctie van de hydraulische vloeistof
aangetast?
42. Noem vier eisen waaraan een filtratiesysteem moet voldoen.
43. Hoe komt opgeloste lucht uit oplossing?
44. Teken de symbolen van een filter en een filter met vervuilingsindicator.
VOC | CB3 | 2013-09-18

136 Vragen
19 Meerkeuze vragen
1. Wat is de hoofdtaak van hydraulische vloeistof?
A. Smeren van bewegende delen, koeling, geluiddemping en het afvoeren
van verontreinigingen.
B. Informatieoverdracht.
C. Energieoverdracht.
D. Krachten vergroten.
2. Wat versta je onder dopes?
A. Additieven.
B. Toevoegingen om de druk te verlagen.
C. Toevoegingen met als doel de eigenschappen te verbeteren.
D. Dit zijn additieven die in de hydrauliek verboden zijn.
3. De grootte van de viscositeit hangt af van:
A. de weerstand van het hydraulisch systeem.
B. de temperatuur.
C. de snelheid van de vloeistof en daarmee de weerstand (deze neemt
kwadratisch toe met de snelheid), die ontstaat door de in- en
uitwendige wrijving.
D. het temperatuurverschil.
4. Een hydraulische vloeistof met een viscositeitsklasse (ISO - VG) van 68 heeft
bij een temperatuur van 100 C
(zie bijlage) een ...
A. dynamische viscositeit van 68.
B. kinematische viscositeit van 68.
C. kinematische viscositeit van 8,6.
D. viscositeit van 86.
5. Wat geeft de viscositeitsindex aan?
A. De mate waarin de viscositeit gevoelig is voor temperatuurverandering.
B. De algehele kwaliteit van de vloeistof.
C. De viscositeit bij een temperatuur van 40 C.
D. De mate waarin de olie gevoelig is voor dopes.
6. Een hoge temperatuur van de hydraulische vloeistof leidt tot ...
A. het traag schakelen van schuiven en kleppen
B. cavitatie van de pomp.
C. grotere drukvallen, hoger rendement, lange levensduur van het filter.
D. lager rendement, slijtage aan pomp en een kortere levens duur van:
slangen, afdichtingen en filters.
7. De meeste storingen in een hydraulisch systeem worden veroorzaakt door:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 137
A. verontreinigingen.
B. slechte koeling.
C. slechte filtering.
D. verkeerd gekozen olie.
8. Een nadeel van minerale olie is:
A. hij is oxidatiegevoelig.
B. hij heeft een lage VI.
C. hij heeft een laag vlampunt.
D. hij heeft een laag smerend vermogen.
9. Wat wordt bedoeld met de aanduiding HM 68?
A. Viscositeitsklasse van 68, minerale olie bestand tegen hoge druk.
B. Deze olie mag niet gebruikt worden voor drukken die hoger zijn dan 68
bar.
C. De viscositeit is bij een temperatuur 40 C 68 cSt, minerale olie zonder
dopes.
D. Viscositeitsklasse 68, minerale olie met een hoge VI.
10. Bij accumulatoren worden de hydro-pneumatische nog het meeste
toegepast.
Wat is hiervan de reden?
A. Deze accumulatoren hebben een hogere capaciteit.
B. Ze zijn lichter.
C. De andere soorten hebben een zuiger, die vertragend werkt.
D. Ze geven een dempende werking.
11. Waarom hebben hydro-pneumatische accumulatoren een scheidingswand?
A. Zonder scheidingswand kan het gas worden opgelost in de olie en later
afgescheiden worden.
B. Zonder scheidingswand is het niet mogelijk vloeistof onder druk te
brengen.
C. Gas is samendrukbaar en olie niet.
D. Om te voorkomen dat er een explosief mengsel ontstaat.
VOC | CB3 | 2013-09-18

138 Meerkeuze vragen
Fig. T.1
12. In de bovenstaande afbeelding zie je een schema met twee klemcilinders.
Met welk doel is in dit schema een een pomp met variabel slagvolume
opgenomen?
A. Om de accumulator te vullen met de ingestelde druk van de pomp.
B. Tijdens het klemmen geen is volumestroom nodig, wel druk en om
lekverliezen te compenseren
C. Om lekverliezen te verminderen.
D. Om temperatuurschommelingen van de vloeistof op te vangen.
13. Zie bovenstaande afbeelding.
Met welk doel zijn in dit schema accumulatoren toegepast?
A. Accu's voor teruggaande beweging.
B. Accu's voor het handhaven van de druk aan stangzijde.
C. Accu's voor intermitterend bedrijf.
D. Om de klemcilinders afzonderlijk te kunnen bedienen.
14. Zie bovenstaande afbeelding.
Welk bezwaar zou er zijn als we de twee accumulatoren vervangen door n
accumulator, weer aangesloten boven de twee terugslagkleppen?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 139
A. De cilinders gaan niet meer uit of in.
B. De teruggaande slag gaat te snel.
C. Als n cilinder ontklemt, gaat dit ten koste van de klemkracht van de
andere cilinder.
D. Dit geeft onvoldoende energiebesparing van de pomp met variabel
slagvolume.
15. Zie bovenstaande afbeelding.
Wat ontbreekt er nog in dit schema voor een goede werking van de
accumulatoren?
A. Een filter met terugslagklep.
B. Een mogelijkheid om de accumulator drukloos te maken.
C. Smoorkleppen tussen cilinder en 4/2-schuif.
D. Remkleppen.
1. Een ander woord voor drum is:
A. een aggregaat.
B. een accumulator.
C. een vat.
D. een pomp.
2. Een reservoir heeft in een hydraulisch systeem de volgende taken:
A. - opslag;
- koeling;
- smering;
- geluiddemping.
A. - opslag;
- koeling;
- afscheiding van: verontreinigingen en meegevoerde lucht.
A. - afscheiding van verontreinigingen;
- scheiden van de meegevoerde lucht van de vloeistof;
- op bedrijfstemperatuur houden van de olie;
- smering van de pomp.
A. - opslag van de systeemvloeistof;
- conditionering van de olie;
- aftappen van olie.
1. Reservoirs worden op verschillende manieren in een hydraulisch
systeem geplaatst.
Bij welke manier worden de taken van het reservoir het minste vervuld?
A. Ingeval het reservoir op afstand wordt geplaatst.
B. Ingeval het reservoir is opgenomen als onderdeel van een
hydraulisch aggregaat.
C. Ingeval het reservoir in een eenheid van pomp, motor en koeler
is opgenomen.
D. Ingeval het reservoir is gentegreerd in de totale machine.
2. Noem een of meer voordelen van een reservoir onderdruk.
A. - voorkomt cavitatie bij de pomp;
- omgevingsvuil kan niet in het reservoir komen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

140 Meerkeuze vragen
A. - de door de olie meegevoerde lucht kan eenvoudig uit het reservoir
verdwijnen.
B. - de uit het systeem meegevoerde lucht kan gemakkelijk verdwijnen.
C. - verontreinigingen blijven in het reservoir achter;
- reservoir makkelijk te vullen en te spoelen.
1. Waarom moet een lekleiding onder het vloeistofniveau van het
reservoir worden aangebracht?
A. Op deze wijze kunnen de verontreinigingen beter worden
afgescheiden.
B. Hierdoor kan het reservoir beter "ademen".
C. De meegevoerde lucht uit het systeem kan zich op deze wijze
beter afscheiden.
D. Om schuimvorming te voorkomen.
2. Waarom moet een reservoir worden voorzien van een schuin aflopende
bodem?
A. Om schuimvorming te voorkomen.
B. Het vuil gaat dan naar het laagste punt.
C. Op het laagste punt moet een aftappunt zijn aangebracht.
D. Hierdoor ontstaat een stroming naar het laagste punt, waardoor
met de olie de verontreinigingen bij het aftappen, worden
verwijderd.
3. Wat versta je onder schuim?
A. Olie met een lage viscositeit.
B. Olie met een hoge viscositeit.
C. Witkleurige olie.
D. Grote hoeveelheden opgeloste lucht in de olie in de vorm van
luchtbellen.
4. Wat kan het gevolg zijn van schuimvorming in een hydraulische
installatie?
A. Een hogere bedrijfstemperatuur.
B. Een hogere systeemdruk en corrosie van de diverse
componenten.
C. - sterk geruis in de installatie;
- schokkende bewegingen van cilinders en hydromotoren.
A. Snellere veroudering (oxidatie) van de olie.
1. Wat versta je onder conditionering van hydraulische vloeistof?
A. Conditionering is het schoonhouden van hydraulische vloeistof.
B. Conditionering is het onderhouden van de hydraulische vloeistof
zodanig dat deze voortdurend optimale prestatie kan leveren.
C. Conditionering van hydraulische vloeistof is het op de juiste
temperatuur houden van de vloeistof. Bij de bovengrens koelen
en bij de ondergrens verwarmen. Dit wordt gedaan d.m.v.
warmtewisselaars.
D. Conditionering van hydraulische vloeistof is uitsluitend het
installeren van filter(s) op de juiste plaats(en) en het juiste filter
type(n).
16. Waarom zijn hydraulische installaties veel gevoeliger voor
verontreinigingen?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 141
A. Hydraulische installaties zijn altijd enigszins vettig en dit trekt stof
(verontreinigingen) aan.
B. In hydraulische installaties gaan grote volumestromen onder hoge druk
door nauwe spleten.
C. Hydraulische installaties staan bloot aan grote
temperatuurschommelingen.
D. De componenten van hydraulische installaties bestaat uit materiaal dat
niet slijtvast is.
17. Welke taak heeft een hydraulische filter?
A. Oplosbare verontreinigingen tegen te houden.
B. Vaste deeltjes tegen te houden.
C. Onoplosbare verontreinigingen tegen te houden.
D. a en c samen.
18. Wat versta je onder doorstroomfilter?
A. Bij dit filter is alleen doorstroming mogelijk door het filter.
B. Als er geen verstopping van het filter is, doorstroming door het filter en
bij verstopping stroming via de "bypass".
C. Dit is een filter met een omloopleiding
D. Dit is een filter dat bij goed functioneren alleen doorstroming toelaat
door het element. Bij te veel vervuiling kan door bediening van de
afsluiters het doorstroomfilter worden uitgeschakeld.
19. Wat versta je onder een tweetrapsfilter?
A. Dit is een doorstroomfilter met een omloopeiding die ook is voorzien
van een filterelement. Het filterelement in de omloopleiding is wat
grover.
B. Twee filters parallel geschakeld.
C. Dit is een duplexfilter.
D. Dit is een filter met twee in serie geplaatste filterelementen.
20. Wat versta je onder een spin-on filter?
A. In een spin-on filter zitten twee filterelementen. De filterelementen zijn
in serie geschakeld. Het eerste filterelement is grover dan het tweede
filterelement.
B. Dit is een filter volgens het Full-Flow systeem zoals je dat ook in de auto
tegenkomt.
C. Bij een spin-on filter is het filterelement tevens het huis. Het filter is
van de kop afschroefbaar.
D. Dit is een filter volgens het bypass systeem zoals je dat ook in de auto
tegenkomt.
21. Filterelementen die vervuild raken leveren meer weerstand tegen
doorstroming van de vloeistof.
Welke invloed heeft deze vervuiling op de druk over het element?
A. De druk voor het element daalt.
B. De druk na het element stijgt.
C. Het drukverschil over het element daalt.
D. Het drukverschil over het element wordt groter.
VOC | CB3 | 2013-09-18

142 Meerkeuze vragen
22. Storingen in een hydraulisch systeem kunnen worden veroorzaakt door een
slechte conditie van de hydraulische vloeistof. Hoe groot is het percentage
van storingen tengevolge van een slechte conditie van de hydraulische
vloeistof?
A. 30 %
B. 50 %
C. 70 %
D. 90 %
23. Lees vraag 8 nog eens. Welke invloed heeft de hoogte van druk op dit
percentage?
A. Druk heeft geen invloed op het storingspercentage tengevolge van een
slechte conditie van de hydraulische vloeistof.
B. Hoe groter de druk, hoe groter het storingspercentage bij vraag 8.
C. Hoe groter de druk, hoe kleiner het storingspercentage bij vraag 8.
D. Hoe groter de druk, hoe groter het storingspercentage tengevolge van
de afdichtingen.
24. Wat versta je onder initieel vuil?
A. Vuil dat al voor de ingebruikname in de installatie aanwezig is.
B. Vrij water, lucht en vaste deeltjes.
C. Dit is omgevingsvuil.
D. Dit is gevormd vuil.
25. Wat zijn de gevolgen van water op een hydraulisch systeem?
A. Verhoogde slijtage, verstoppingen van smoringen en schoksgewijze
werking van de componenten.
B. Bij bevriezing blokkering van componenten, cavitatie, vorming van
zuren en gumachtige substanties en corrosie.
C. Snelle oxidatie van de olie.
D. Onherstelbare schade aan de componenten.
26. Welk verband bestaat er tussen de hoeveelheid lucht in oplossing in een
vloeistof en de druk of de temperatuur?
A. De hoeveelheid lucht in oplossing is rechtevenredig met de druk en de
temperatuur.
B. De hoeveelheid lucht in oplossing is proportioneel met de druk om
omgekeerd evenredig met de temperatuur.
C. De hoeveelheid lucht in oplossing is omgekeerd evenredig met de
temperatuur en is niet afhankelijk van de druk.
D. De hoeveelheid lucht in oplossing is omgekeerd evenredig met de druk
en proportioneel met de temperatuur.
27. In welke vormen komt lucht voor in een hydraulisch systeem?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 143
A. Als:
- vrij gas;
- bellen;
- in oplossing.
B. Als:
- condensaat;
- damp;
- oliemist.
C. Als:
- olienevel;
- bellen;
- explosief mengsel.
D. Als:
- stikstofoxide;
- oliemist;
- waterdamp;
- zuren.
28. Wat is cavitatie?
A. Imploderen van dampbellen bij een overgang van hoge druk naar een
lage druk,waardoor extreem hoge piekdrukken voorkomen.
B. Imploderen van lucht/dampbellen bij een overgang van lage druk naar
een hoge druk, waardoor extreem hoge piekdrukken voorkomen.
C. Exploderen van luchtbellen bij een overgang van lage druk naar een
hoge druk, waardoor extreem lage drukpieken voorkomen.
D. Exploderen van dampbellen bij een overgang van hoge druk naar een
lage druk, waardoor extreem lage drukpieken voorkomen.
29. Wat kan het gevolg zijn van cavitatie?
A. Lage vloeistofsnelheid.
B. Lage drukken.
C. Koken van de vloeistof bij kamertemperatuur.
D. Slijtage van pompen.
30. Cavitatie kan veroorzaakt worden door een:
A. - lage temperatuur;
- hoge druk;
B. - lage viscositeit;
- korte zuigleiding bij de pomp;
- grof zuigfilter.
C. - hoge temperatuur;
- lage druk;
- lange zuigleiding;
- fijn zuigfilter;
- vervuild filter.
D. - grote zuigleidingdiameter;
- lage vloeistofsnelheid;
- grote persleidingdiameter;
- filter in de retourleiding.
31. In welke mate heeft opgeloste lucht in hydraulische vloeistof invloed op de
samendrukbaarheid van de vloeistof?
VOC | CB3 | 2013-09-18

144 Meerkeuze vragen
A. De samendrukbaarheid neemt toe.
B. Opgeloste lucht heeft geen invloed op de samendrukbaarheid.
C. De samendrukbaarheid neemt af.
D. Tot 100 bar heeft opgeloste lucht geen invloed op de
samendrukbaarheid.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 145
VOC | CB3 | 2013-09-18

146 Meerkeuze vragen
20 Open vragen
1. Noem naast de hoofdtaak van hydraulische vloeistof nog eens drie taken.
2. Waarom wordt mineraleolie nog het meest toegepast?
3. Geef van kinematische viscositeit het lettersymbool en de eenheid.
4. Wat kan een te hoge viscositeit veroorzaken?
5. Een olie wordt minder snel dun bij stijgende temperatuur.
Heeft deze olie een hoge of een lage VI?
6. Geef een beschrijving van de symbolen uit figuur T.2.
fig. T.2
7. Waarom moet een zuigleiding in een reservoir ruim boven de onderzijde van
het reservoir uitsteken?
8. Wat versta je onder oliemist?
9. Noem vier ontwerpeisen voor een reservoir.
10. Benoem de genummerde onderdelen van het oliereservoir van figuur T.3 bij
de juiste naam.
fig. T.3
1. Wat versta je onder een duplexfilter?
2. Noem vier plaatsen waar je filters in een systeem kunt inbouwen.
3. Waar zit de uitgang bij:
een van "buiten naar binnen" filtrerend element;
een van "binnen naar buiten" filtrerend element?
4. Teken het symbool van een filter met vervuilingsindicator.
5. Op welke plaatsen vind je meestal filters met een magneetelement?
6. Geeft lucht in hydraulische vloeistof opgelost problemen in
hydraulische systemen?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 147
7. Zie het schema van figuur T.4.
fig. T.4
a. Geef de juiste benaming van deze filtratie.
b. Noem twee voordelen van deze filtratie.
VOC | CB3 | 2013-09-18

148 Open vragen
21 Druk
21.1 Leerdoelen
Na bestudering van dit leerobject:
kun je een aantal hydraulische drukregelkleppen noemen, zoals:
overstroomklep;
volgordeklep;
remklep;
reduceerklep;
kun je de functie, werking en toepassing van hydraulische drukregelkleppen
beschrijven;
ken je de symbolen en basisschakelingen van hydraulische
drukregelkleppen.
21.2 Inleiding
In een systeem onder druk is het belangrijk dat je de druk zelf kunt bepalen. Dit
doe je door op bepaalde plaatsen in een hydraulisch systeem kleppen in te bouwen.
Deze kleppen begrenzen de druk op een maximale waarde, zorgen voor een
bepaalde volgorde van bijvoorbeeld uitsturing van cilinders of reduceren de druk
naar een lagere waarde. In dit leerobject worden diverse typen drukregelkleppen
behandeld.
21.3 Case
Het automatisch drukloos rondpompen
Het principe van hydraulische kleppen en schuiven berust op een
krachtenevenwicht. Hydraulische druk op n kant van een klepoppervlakte geeft
een kracht. Aan de andere kant van de klep moet dan bijvoorbeeld een
mechanische veer zitten voor het evenwicht. De veerkracht kan worden
ondersteund door een kracht veroorzaakt door een stuurdruk. De systeemdruk is
in evenwicht met de stuurdruk plus de veer.
De overstroomklep (5) van de onderstaande afbeelding is hiervan een voorbeeld.
Het is de bedoeling om met behulp van deze klep zo weinig mogelijk energie om
te zetten in warmte, als de zuigerstang van de cilinder gedurende langere tijd in
ingetrokken positie staat en de aandrijving niet wordt uitgeschakeld.
In de symbolenschemas worden stuurleidingen (en lekleidingen) aangegeven met
een streeplijn. Dit kunnen zowel uitwendige als inwendige stuurleidingen zijn. De
overige leidingen, drukleidingen en retourleidingen, worden aangegeven met een
ononderbroken lijn. De verschillen zie je in de onderstaande afbeelding.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 149
Automatisch drukloos rondpompen
De werking is als volgt. In de bovenstaande afbeelding wordt de hefboom van de
4/2-stuurschuif (1) bediend, zodat poort P met poort B is verbonden. Hierdoor gaat
de cilinder uit. De retourstroom kan via de poorten A en T naar het reservoir. De
2/2-stuurschuif met rolnok (2), die door de zuigerstang wordt bediend, staat in
gesloten positie. Hierdoor is de terugslagklep (3) gesloten. In de stuurleiding (4)
is geen volumestroom, wel stuurdruk. Op de schuif van klep (5) staat aan de
linkerkant de systeemdruk en aan de rechterkant de stuurdruk en de veerkracht.
Het schema in de bovenstaande afbeelding geeft de bediende situatie. De
schakeling die is opgebouwd is de nullastschakeling.
In de eerste afbeelding hieronder is de hefboom van de 4/2-stuurschuif losgelaten.
De verbindingen P-A en B-T komen tot stand. De cilinder gaat in. De terugslagklep
blijft gesloten tot de cilinder volledig in is.
In de tweede afbeelding stuurt de nok op de zuigerstang de rolbediende 2/2-
stuurschuif open. Hierdoor wordt de druk links van de terugslagklep verlaagd.
Deze klep gaat open en de druk in de stuurleiding wordt ook lager. Rechts van de
overstroomklep werkt nu alleen de veer. In de getekende stand van cilinder en
4/2-stuurschuif stroomt de vloeistof over de klep (5) onder lage druk terug in het
reservoir. Het nagenoeg drukloos rondpompen is automatisch gerealiseerd.
VOC | CB3 | 2013-09-18

150 Druk
4/2-stuurschuif niet bediend 2/2-stuurschuif bediend door
zuigerstang
21.4 Drukregelkleppen
Drukregelkleppen worden gebruikt voor het regelen van de druk. We kennen de
volgende soorten:
overstroomklep (veiligheidsklep);
volgordeklep;
remklep;
reduceerklep.
Overstroomklep
Een overstroomklep (afbeelding) is een drukregelklep die wordt toegepast om de
druk in een systeem tot een maximumwaarde te begrenzen. Bij overschrijding van
die druk laat de klep de hydraulische vloeistof ontsnappen naar een reservoir. De
meest bekende benaming is de functionele benaming: veiligheidsklep.
De bediening van deze klep gebeurt door de druk zelf. Een drukbediening waarbij
de positie van de bewegende delen direct wordt gestuurd door wijziging van de
(stuur)druk, wordt directe drukbediening genoemd. Een drukbediening waarbij de
positie van de bewegende delen indirect wordt gestuurd door wijziging van de
(stuur)druk, door middel van tussenschakeling van een voorstuurklep wordt
indirecte drukbediening genoemd. We kunnen de drie meest bekende
uitvoeringsvormen indelen volgens deze bedieningsvormen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 151
Overstroomklep
Direct bediend type
Deze afbeelding is de meest eenvoudige vorm van een direct gestuurde
overstroomklep.
Direct bediende veiligheidsklep
Deze bestaat uit een beweegbaar element, de klep (1) waarop de hydraulische
systeemdruk staat. Deze druk resulteert in een kracht F = p A. De klep wordt
gesloten gehouden door een kracht veroorzaakt door een veer (2). De veerkracht
is in te stellen door de draaiknop (3). Indien de systeemdruk een zodanige kracht
op de klep veroorzaakt dat deze de kracht van de veer overschrijdt, zal de klep
van de zitting komen. De openingsdruk is bereikt. De hydraulische vloeistof
stroomt naar het reservoir. De hoeveelheid vloeistof die naar het reservoir stroomt
is afhankelijk van de opening die de klep maakt. Deze opening wordt bepaald door
het doorstromend oppervlak A in de continuteitswet:
q A
v
= n
Het drukverschil over de klep is afhankelijk van de snelheid v en de soortelijke
massa , volgens:
p =
1
2
2
r n
Zodat geldt:
n
r
=
2 p
Met een karakteristieke waarde o voor de klep wordt de hoeveelheid vloeistof die
door de klep ontwijkt naar het reservoir gelijk aan:
VOC | CB3 | 2013-09-18

152 Druk
q A
p
v
=

a
r
2
Aangezien de druk in het reservoir te verwaarlozen is, is de A p de systeemdruk.
Voor de klep is dit de openingsdruk. Als deze openingsdruk wordt bereikt, zal er
slechts een kleine hoeveelheid vloeistof ontsnappen, waarna de druk direct weer
onder de ingestelde waarde komt en de klep dichtgaat. Vervolgens loopt de druk
weer op. De klep gaat op de zitting klapperen. Dit type is instabiel. Als de druk
hoger wordt dan de openingsdruk, zal de klep meer lichten en kan er meer q
v
door
de klep. Wordt de druk zo hoog dat de klep volledig opengaat, dan kan de gehele
pompopbrengst overstromen. Een dergelijke overstroomklep werkt daarom met
een bepaalde (druk)bandbreedte. Dit betekent dat tussen bijvoorbeeld een
openingsdruk van 120 bar en een volledig open stand bij 130 bar steeds meer olie
door de klep stroomt. Deze waarden zijn meestal bij de klep vermeld.
Voorgestuurd type (indirect bediend)
In de afbeelding hieronder zie je een indirect bediende voorgestuurde
tweetrapsklep. Een kleine (voor)stuurklep wordt op zijn zitting gehouden door een
relatief lange veer met een relatief kleine kracht. Doordat de oppervlakte van deze
klep klein is, is de kracht uitgeoefend door de systeemdruk ook klein. Dit
minimaliseert de negatieve effecten van de direct werkende klep aanzienlijk.
De hoofdklep wordt op zijn zitting gehouden door de resulterende kracht ten
gevolge van de druk op verschillende oppervlakken A en a. Als de stuurklep
opengaat, gaat er iets van de vloeistof die op A werkt, naar het reservoir. Hierbij
ontstaat een tijdelijke onbalans in druk, waardoor de hoofdklep van zijn zitting
wordt getild. Dit gebeurt zo snel dat de (openings)drukband van de stuurklep
smaller is dan die bij een direct bediend type.
Deze klep is stabieler dan het direct gestuurde type. Bovendien kan dit type op
afstand bestuurd worden om de pomp te ontlasten bij een onbelast aanlopen.
Indirect bediende veiligheidsklep
De volgende afbeelding is een patroonklep met de functie van overstroomklep.
Deze moderne klep bestaat uit een huls (1), een klep (patroon) (2) en een veer
(3). De klep kan in de huls bewegen. Aan de onderzijde dicht de klep af op een
zitting (4). Huls, klep en veer worden in een boring geplaatst van een blok (5). In
dit blok zijn kanalen geboord voor de aansluitingen op de klep. A is de
drukaansluiting, B de retouraansluiting naar het reservoir, X de
stuurdrukaansluiting en Y de aansluiting voor de afvoer van de stuurolie. Als
afsluiting fungeert een deksel (6) met daarin kanalen voor de stuurdruk. Deze
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 153
patroonklep wordt voorgestuurd door een voorstuurklep (7). De werking van deze
overstroomklep is als volgt.
De systeemdruk staat op klep (2). In deze patroon zit een gaatje (smoring).
Hierdoor heerst de systeemdruk ook in de kamer van de veer en staat dezelfde
druk op de voorstuurklep (7). De patroon is hydraulisch gebalanceerd omdat niet
alleen de druk boven en onder de patroon gelijk is, maar ook de oppervlakte. Veer
(3) houdt de klep gesloten. De instelbare veer (9) houdt het voorstuurklepje (8)
gesloten. Als de druk bij A stijgt, stijgt de druk bij klepje (8) en kan dit klepje
opengaan. De vloeistof kan stromen van A door de smoring naar de veerkamer en
vervolgens door klepje (8) naar de retour. Zodra door klepje (8) meer vloeistof
kan wegstromen dan door de smoring kan worden toegevoerd, ontstaat er een
drukverschil over de smoring. De druk in de veerkamer daalt. Hierdoor wordt het
krachtenevenwicht verstoord en gaat de hoofdklep open. De verbinding A-B is
gemaakt. De stuurolie kan inwendig (via B) of uitwendig (via Y) worden afgevoerd.
De hoofdklep gaat ook open als de stuurdruk bij X wordt verlaagd. Dit kan door
een tweede voorstuurklep in de stuurleiding bij X te schakelen.
Overstroomklep in patroonklepuitvoering
Omdat de patroonkleppen betrekkelijk nieuw zijn, zie je voor deze kleppen twee
soorten symbolen in de schemas.In deze afbeelding zie je het symbool van de
patroonklep.
Symbool van overstroomklep in patroonklep-uitvoering
VOC | CB3 | 2013-09-18

154 Druk
Acculaadklep
De maximumsysteemdruk kan worden
geregeld met een accumulator en een
acculaadklep. De volgende afbeelding is
een voorgestuurde drukregelklep met
een uitwendige stuurpoort X. De
maximumsysteemdruk hangt af van de
instelling van de laadklep. In de
afbeelding hieronder, zie je het
bijbehorende symbool.
De stuurdruk komt in de afbeelding van
de accumulator (na de terugslagklep).
Als een vooraf ingestelde waarde wordt
bereikt, gaat de voorstuurklep open en
laat de hoofdklep de volumestroom van
de pomp naar de tank stromen. De bij
geopende hoofdklep aanwezige
stuuroliestroom moet uitwendig naar T
worden afgevoerd.
Drukregelklep met uitwendige stuurdruktoevoer en -
afvoer
Schakeling met acculaadklep Symbool (schakelt door drukontlasting)
Drukgeregelde pomp
Een drukgeregelde pomp kan functioneren als een overstroomklep. Om
veiligheidsredenen mag een overstroomklep met een functie van veiligheidsklep,
ook bij een systeem met een drukgeregelde pomp, niet ontbreken. De drukregeling
wordt verkregen door een hydraulische cilinder die de pomponderdelen van positie
laat veranderen. De cilinder werkt tegen een veer (afbeelding). Daartussen zit een
ring, die door de cilinder wordt verplaatst als de druk stijgt. Hoe hoger de druk aan
de pompuitgang wordt, hoe meer de ring wordt verplaatst naar de nulslagpositie.
Er wordt geen olie meer verdrongen anders dan om de inwendige lekkage op te
heffen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 155
Drukgeregelde pomp
Terwijl de rotor met de schotten dan nog steeds roteert, wordt er geen olie
geleverd aan het systeem en stijgt de druk niet. Deze druk wordt de uitlaatdruk
bij debiet nul genoemd. Als het systeem olie verbruikt, zakt de druk. De veer drukt
de ring weer naar rechts en de pomp gaat opnieuw olie leveren. In principe is de
functie gelijk aan die van een overstroomklep. Echter, doordat de olie niet via een
klep wordt afgevoerd, wordt geen energie omgezet in warmte.
Deze pompregeling heeft een hoger rendement dan een overstroomklep. Als een
overstroomklep en een drukgeregelde pomp worden gebruikt, moet de klep
worden afgesteld op een druk die 15 tot 20 bar hoger is dan de uitlaatdruk van de
pomp bij debiet nul.
Volgordeklep
Een volgordeklep is een gewoonlijk gesloten, inwendig voorgestuurde klep. Deze
blijft gesloten tot de druk in het primaire circuit het vooraf ingestelde drukniveau
van de klep bereikt. Als dit gebeurt, gaat volgordeklep 2 open om te zorgen dat er
olie stroomt naar het secundaire circuit. Deze regeling wordt veel gebruikt bij een
cilinder in het primaire circuit, om een cilinder in het secundaire circuit aan te
sturen nadat deze het eind van de slag heeft bereikt. Klep (2) gaat weer dicht als
de stuurschuif van de eerste cilinder wordt geopend om deze cilinder weer te laten
ingaan. Om voortijdige werking van de tweede cilinder te voorkomen, moet de
bedrijfsdruk van cilinder (1) lager zijn dan de ingestelde waarde van klep (2).
VOC | CB3 | 2013-09-18

156 Druk
Volgordeklep (2)
Remklep
Een speciale plaats nemen de remkleppen in (onderstaande afbeeldingen). Deze
hebben meestal een ingebouwde terugslagklep zoals in de afbeelding is
aangegeven. Ze worden gebruikt om een vrije val van een last van een cilinder of
van een motor te voorkomen, maar ook om een gecontroleerde weerstand in een
leiding in te bouwen.
De werking is als volgt: de 4/3-stuurschuif wordt bediend om de last te laten
zakken. Zowel de last als de druk aan de stangzijde veroorzaken een druk aan de
P-poort van de remklep. Door de stuurdruk in de interne stuurleiding wordt de
schuif naar rechts verplaatst tegen de veerkracht in. Het evenwicht dat ontstaat,
zorgt voor een gecontroleerde opening en daardoor voor een gecontroleerde
snelheid van dalen.
Remkleppen komen voor in twee typen: directe en indirect bediende remkleppen.
De remklep is ontworpen om een bepaald machinedeel in een stationaire positie
te houden, tot een vooraf bepaald stuursignaal (stuurdruk) wordt gegeven. Deze
houdfunctie wordt gehandhaafd onafhankelijk van de last of uitwendige krachten.
Schakeling met remklep Direct bediende remklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 157
Direct bediende remklep
Een direct bediende remklep is een normaal gesloten 2/2-klep met dezelfde
constructie als een overstroomklep. De volgende afbeeldingen zijn het
vereenvoudigde symbool en het gedetailleerde symbool ervan.
a b
Vereenvoudigd symbool en gedetailleerd symbool van een direct bediende remklep
Als voorbeeld van een direct gestuurde remklep in een hydraulisch systeem nemen
we een pers (onderstaande afbeelding).
Zonder de remklep zal het gewicht van het stempel ervoor zorgen dat het stempel
ongecontroleerd valt. Dit kan gebeuren als je de 4/3-stuurschuif in de stand
cilinder uit schakelt. Kan de volumestroom aan de bodemzijde de zuiger niet meer
volgen, dan valt de last. Plaats je een remklep direct achter de dekselpoort van de
cilinder, dan heb je een retourdruk gecreerd die werkt op de ringoppervlakte van
de zuiger.
Toepassing van een direct bediende remklep in een schakeling van een hydraulische pers
Voorbeeld
Gegeven:
De gegevens van de bovenstaande afbeelding
Gevraagd:
a. De minimumwaarde van de instelling van de remklep.
b. De druk p
1
om de cilinder uit te sturen.
c. De maximale kracht van de pers.
Oplossing
Oplossing:
a. Het ringoppervlak is:
VOC | CB3 | 2013-09-18

158 Druk
p
4
2 4 2
100 9 71 435 71 435 10 = =

( ) , , cm m
F p A
r
=
2
p
F
A
Pa bar
r
2
4
5
40000
71 435 10
56 10 56 = =

= =

,
Voor de zekerheid wordt de klep op 60 bar afgesteld.
a. Uit het krachtenevenwicht volgt:
F F F
L 1 2
0 + =
p A p A F
Z R L 1 2
=
p
1 4
4 5 4
100 10 60 10 71 435 10 40000 =
p
,
p Pa bar
1
5
2 86 10 2 86 = = , ,
b. De overstroomklep van het systeem is afgesteld op 80 bar. De druk aan de
bodemzijde van de cilinder kan dan niet hoger oplopen tijdens het persen.
Het krachten evenwicht tijdens het persen is getekend in de onderstaande
afbeelding.
Hieruit volgt de cilinderkracht F
C
:
F F F F
L C 1 2
0 + =
F F F F
C L
= +
1 2
F
C
= +

80 10 100 10 60 10 71 435 10 40000
5
4
4 5 4 p
,
F N
C
= + = 62800 42861 40000 59939
F kN
C
= 60
Uit de berekening in het voorbeeld kun je opmaken dat de druk veroorzaakt door
de remklep een kracht opwekt (42 861 N) die van de cilinderkracht moet worden
afgetrokken. In feite wordt het gewicht van het stempel hierdoor gelimineerd. Om
dit te voorkomen, kun je een op afstand gestuurde remklep toepassen.
Krachtenevenwicht tijdens het persen
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 159
Remklep met afstandsbesturing
De eerste afbeelding hiernaast is het
vereenvoudigde symbool van een
voorgestuurde remklep met
afstandsbesturing, de tweede afbeelding
het gedetailleerde symbool. Let daarbij
op de stuurleiding (3), die van de
afstandsbesturing komt. De
toevoerleiding (1) is ook doorverbonden
met hetzelfde te sturen oppervlak van de
klep (stuurdruk inwendig de klep,
stuurleiding getekend onder 45). Een
ingebouwde terugslagklep (2) zorgt voor
een ongehinderde volumestroom van
poort (4) naar poort (1). Op de klep
werken twee drukken. De inwendige
stuurdruk zorgt voor opening van de klep
als de druk door schokken of
temperatuurverhoging zo hoog oploopt,
dat de veerinstelling wordt
overschreden. De uitwendige stuurdruk
opent de klep als de last een nauwkeurig
gecontroleerde beweging moet maken.
De stuurdruk wordt meestal door de
bedienaar zelf gecreerd. De afvoer van
de stuurolie is uitwendig (5).
Vereenvoudigd symbool van een voorgestuurde
remklep met afstandsbesturing
Gedetailleerd symbool van een voorgestuurde
remklep met afstandsbesturing
De afbeelding hiernaast is het
gedetailleerde symbool van voorgaande
op afstand bestuurde remklep. De klep
wordt afgesteld op 10 bar. In stand 1 is
de klep gesloten. De installatie laat de
last niet vallen. De druk p
2
is nog steeds
56 bar. Als de cilinder wordt uitgestuurd,
balanceert het stempel nog steeds
gedurende de uitgaande slag. Dreigt de
cilinder sneller te zakken dan de vloeistof
kan volgen, dan ontstaat bij p
1
een
onderdruk. Ook in de stuurleiding
gebeurt dit. Het gevolg is dat de klep
dicht gaat. De cilinder wordt nog steeds
omlaag gestuurd. De druk p
1
loopt weer
op en wordt gelijk aan de ingestelde druk
van 10 bar.
Als het stempel de te persen plaat
bereikt, loopt de druk aan de zuigerzijde
van de cilinder op. Zodra deze druk
boven de 10 bar uitkomt, wordt de druk
aan de stangzijde gelijk aan 0 bar.
Gedetailleerd symbool van een direct bediende
remklep met afstandsbesturing (n bepaalde
eindstand met overlap, oneindig aantal
tussenstanden)
De volgende afbeelding toont een hoogwerker. Verschillende bewegingen worden
gecontroleerd uitgevoerd met behulp van remkleppen. Remkleppen worden ook in
systemen met hydraulische motoren gebruikt. Ze zijn vooral nodig als het gevaar
bestaat dat de last doordraait door de massatraagheid. Een direct bediende
remklep zoals geschakeld in het volgende schema levert in de retourleiding echter
een extra weerstand. Deze is goed voor de remwerking, maar is een te grote
belasting voor de gewone aandrijving van de motor. We passen in dit geval een
VOC | CB3 | 2013-09-18

160 Druk
kruising van de direct werkende en de op afstand bestuurde voorgestuurde
remklep toe. De stuurdruk wordt afgetapt van de persleiding. Zolang de druk in de
persleiding boven de ingestelde 10 bar blijft, staat de klep volledig open en levert
geen extra weerstand. Wanneer de last wil weglopen van de vloeistoftoevoer in
de persleiding, zakt de stuurdruk onder de 10 bar en gaat de klep dicht. Deze gaat
pas weer open als de ingestelde waarde van bijvoorbeeld 80 bar in de retourleiding
wordt bereikt. Dit is de instelling van het directe gedeelte van de klep. De last
wordt afgeremd.
Toepassing van remkleppen in een hoogwerker Toepassing direct bediende remklep bij
motoren
Toepassing met minder weerstand in de retourleiding
Reduceerklep
In de volgende afbeelding is een reduceerklep in doorsnede getekend. In de
rustsituatie (zie ook bijbehorend symbool) is er verbinding tussen P en A. Hiervoor
zorgt de veer aan de linkerzijde. Je noemt deze stand normaal geopend. (Als je
dit vergelijkt met een overstroomklep, dan is een overstroomklep normaal
gesloten.) Loopt de druk bij A op, wordt de schuif naar links gestuurd en ontstaat
er een smoring (1) in de doorstroming van P naar A. De druk bij A daalt. De schuif
gaat weer naar rechts. In de veerkamer zit lekolie. Deze lekolie oefent druk uit op
de schuif. Overschrijdt de druk in de veerkamer de ingestelde veerkracht van het
klepje (2), dan valt deze druk weg en kan de schuif naar links bewegen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 161
Indirect bediende reduceerklep met toepassing en symbool
Reduceerkleppen zijn de enige normaal geopende drukregelkleppen in een
hydraulisch systeem. Zij voelen de systeemdruk achter de klep en houden deze
druk op een vooraf ingestelde waarde. Er zijn twee basisvormen waarin ze worden
gebruikt:
vaste gereduceerde druk (gehandhaafd in een systeemdeel);
variabele gereduceerde druk (varirend met de systeemdruk).
Reduceerkleppen voor vaste gereduceerde druk
In de onderstaande afbeelding is een direct bediende 2/2-reduceerklep afgebeeld.
De uitgangsdruk bij A staat onder de schuif (1). De kracht veroorzaakt door deze
druk wordt vergeleken met de kracht uitgeoefend door de veer (2). Wordt de
ingestelde veerdruk overschreden, dan beweegt de schuif naar boven en gaat de
verbinding P-A dicht. De druk wordt onafhankelijk van de volumestroom door de
klep geregeld. De regelschuif kan iedere gewenste positie innemen.
Direct bediende reduceerklep met symbool (voor vaste gereduceerde druk)
VOC | CB3 | 2013-09-18

162 Druk
Reduceerkleppen voor variabele gereduceerde druk
Als op een cilinder een uitwendige kracht
voorkomt, dan is een eenvoudige
reduceerklep zoals getoond in de vorige
afbeelding niet meer voldoende. De door
de uitwendige kracht veroorzaakte
drukverhoging moet eerst via een
overstroomklep worden ontlast. In de
volgende afbeelding zie je een
combinatie van een overstroomklep en
een reduceerklep. Deze twee kleppen
worden in n component
samengebouwd en vormen zo een 3/2-
reduceer-klep. Bij een stijgende druk in
de cilinder onderbreekt deel (1) in eerste
instantie de verbinding P-A en sluit
daardoor de toevoer van de pomp naar
de cilinder af. Daarna zorgt het gedeelte
(2) ervoor dat de verbinding A-T tot
stand komt. De afbeelding is van het
direct bediende type.
Net zoals overstroomkleppen kunnen
reduceerkleppen direct en (voor grotere
volumestromen) indirect bediend
worden.
Direct bediende reduceerklep met toepassing en
symbool (voor variabele gereduceerde druk)
Indirect bediende reduceerklep als patroonklep
Ook in de patroonklepuitvoering komen
reduceerkleppen voor. De volgende
afbeelding is een patroonklep met
voorsturing.
De werking van deze klep is
vergelijkbaar met die van een
overstroomklep, maar er is n
essentieel verschil. Het stuursignaal bij
een overstroomklep komt gewoonlijk
van een uitwendige bron
(afstandsbesturing). Het stuursignaal
(X) voor een reduceerklep komt van de
uitgangsdruk (A) van de klep. De
volumestroom door de klep van (B) naar
(A) blijft gehandhaafd, tot de hoofdklep
(patroon 1) de doorgang smoort en
vervolgens de verbinding B-A afsluit. Via
de smoring (2) staat de druk van A ook
in de veerkamer (3) en op de
voorstuurklep (5). Deze voorstuurklep
wordt gesloten gehouden door de
instelbare veer (6). Als de druk bij A
wordt verhoogd, zal de druk via X in de
stuurleiding (4) en op (5) ook hoger
worden. Hierdoor gaat de voorstuurklep
(5) open en daalt de druk in (3). De
patroon (1) schuift omhoog en de
verbinding B-A wordt afgesloten. De
stuurolie door de klep (5) kan
wegstromen via de externe aansluiting.
Voorgestuurde reduceerklep in patroonklep-
uitvoering
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 163
21.5 Samenvatting
In dit blok zijn de componenten behandeld die de druk in een hydraulisch systeem
regelen. Daarom is hun benaming: drukregelkleppen. Zij regelen de druk vr of
achter de klep.
Kleppen die de druk voor de klep regelen zijn:
overstroomkleppen (veiligheidskleppen);
volgordekleppen;
remkleppen.
Kleppen die de druk achter de klep regelen zijn:
reduceerkleppen.
De werking is afhankelijk van de wijze waarop het bedienend element van de klep
wordt voorzien van druk. Dit kan direct of indirect zijn. De indirecte sturing wordt
ook voorsturing genoemd, omdat hierbij een voorstuurklep een rol speelt. Het
onderscheid naar constructie blijft hoofdzakelijk beperkt tot de vorm van het
bedienend element: klep of schuif. Als algemene benaming heeft desondanks
klep de voorkeur.
Tegenwoordig wordt steeds meer gebruik gemaakt van de constructieve uitvoering
die bekend staat onder de naam patroonklep.
VOC | CB3 | 2013-09-18

164 Druk
22 Vragen
1.
Arceer de leidingen van de schemas van de afbeeldingen afhankelijk van de
druk.
2.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 165
a. Wat is de functie van de terugslagklep in de afbeelding?
b. Wat is de functie van de schroefspil op overstroomklep (5)?
c. Waardoor wordt de rondpompdruk in de afbeelding bepaald?
3. Welke component zorgt in bovenstaande afbeeldingen voor de
afstandsbesturing?
1.
VOC | CB3 | 2013-09-18

166 Vragen
a. Moet de veer (9) in de afbeelding een sterke veer zijn?
b. Met welke veer wordt de systeemdruk ingesteld: (3) of (9)?
4. Teken het symbolenschema van de afbeelding uit vraag 2 waarbij je de
veiligheidsklep vervangt door een veiligheidsklep van het type patroonklep.
5.
Completeer onderstaande afbeelding zodanig dat je de directe stuurleiding
van de bovenstaande afbeelding vervangt door een stuurleiding die komt van
p
1
(geen voorsturing).
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 167
6.
a. Wat is p
2
in deze situatie?
b. In welke stand staat de klep?
7.
a. In welke stand staat de klep nu?
b. Wat is met deze klep de perskracht (cilinderkracht F
C
)?
8. Completeer de afbeelding zodanig, dat de motor twee draairichtingen heeft
en de last in beide richtingen wordt afgeremd.
9. Een drukgeregelde pomp heeft een uitlaatdruk bij debiet nul van 210 bar. De
pomp wordt in een hydraulisch systeem gebouwd.
a. Heb je nu nog een veiligheidsklep nodig?
b. Als er al een veiligheidsklep in het systeem aanwezig is, op welke
waarde moet je deze dan afstellen?
c. Wat gebeurt er als je de veiligheidsklep afstelt op 210 bar?
1.
VOC | CB3 | 2013-09-18

168 Vragen
Karakteristiek van een overstroomklep
In de afbeelding zijn de karakteristieken voor p en q
v
van een direct en
indirect bediende overstroomklep afgebeeld.
Welke klep hoort bij a en welke bij b?
10. Wat is het verschil tussen een normaal geopende en een normaal gesloten
klep?
11. Welke drukregelkleppen ken je?
12. Teken de symbolen van:
a. een reduceerklep;
b. een overstroomklep.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 169
VOC | CB3 | 2013-09-18

170 Vragen
23 Meerkeuzevragen
1. Wat is de functie van een overstroomklep?
A. De druk te reduceren.
B. Om na deze klep een constante druk te verkrijgen.
C. Druk in een systeem tot een maximum waarde te begrenzen.
D. overtollige vloeistof af te voeren naar het reservoir.
2. Bij een overstroomklep is het drukverschil over de klep afhankelijk van:
A. Soortelijke massa en de snelheid.
B. snelheid en het doorstromend oppervlak.
C. weerstand en het doorstromend oppervlak.
D. karakteristieke waarde van de klep en het doorstromend oppervlak.
Fig. T.1
3. Bestudeer figuur T.1 goed.
Welk doel wordt met dit schema bereikt?
A. Een veiligheid door overstroomklep (5).
B. Een veiligheid alleen bij ingetrokken zuigerstang.
C. Energie besparing wanneer gedurende lange tijd de zuigerstang uit
staat.
D. Zo min mogelijk energie in warmte om te zetten bij ingetrokken
zuigerstang.
4. Zie figuur T.1.
Bekijk het krachtenevenwicht van de plunjer in de overstroomklep als de
zuigerstang van de cilinder uit staat. In deze situatie is het
krachtenevenwicht:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 171
A. systeemdruk is in evenwicht met de veer.
B. systeemdruk is in evenwicht met de veer plus minimum stuurdruk die
ontstaat door de terugslagklep.
C. systeemdruk is in evenwicht met de veer plus stuurdruk.
D. systeemdruk is in evenwicht met de veer plus de maximum stuurdruk
die ingesteld wordt met de schroefspil.
5. Idem als vraag 4, maar nu staat de zuigerstang van de cilinder ingetrokken.
A. Systeemdruk maakt evenwicht met de veer plus de minimum
stuurdruk.
B. Systeemdruk maakt evenwicht met de veer.
C. Systeemdruk maak evenwicht met de veer plus de maximum
stuurdruk.
D. Systeemdruk maakt evenwicht met de veer plus stuurdruk.
6. Welke voordelen heeft een indirect bediende overstroomklep t.o.v. een direct
bediende?
A. Hij is veiliger en stabieler.
B. Hij gaat niet klapperen.
C. Hij vraagt een kleiner bedieningskracht.
D. Hij is stabieler en is op afstand te bedienen.
7. Welk component zorgt in figuur T.1 voor de afstand besturing van component
5?
A. De terugslagklep.
B. 2/2-stuurschuif.
C. 4/2-stuurschuf.
D. De regelschroef op de overstroomklep.
Fig. T.2
8. Figuur T.2 is een patroonklep met de functie van over stroomklep.
De verbinding van A naar B ontstaat:
VOC | CB3 | 2013-09-18

172 Meerkeuzevragen
A. door een hoge systeemdruk op klep 2 met een groot oppervlak wordt
deze klep 2 omhoog gedrukt.
B. door drukstijging bij A, waardoor klepje 8 opent, hier door ontstaat er
over de smoring in klep 2 een drukverschil.
C. door drukstijging bij A of als de stuurdruk bij X wordt verlaagd.
D. bij een krachtenevenwicht van systeemdruk is in even wicht met de
veer.
9. Zie figuur T.2.
Veer 9 hoeft geen sterke veer te zijn omdat de oppervlakte van de klep ook
relatief klein is.
Hoe zit dit met veer 3?
A. De veer moet sterk zijn omdat de verbinding A naar B alleen kan
ontstaan door drukstijging bij A.
B. De veer moet niet sterk zijn, want bij gesloten klep 2 heerst ook de
systeemdruk boven klep 2. Bij drukstijging bij A, wordt de druk ook
boven klep 2 in de zelfde mate hoger.
C. De veer moet sterk zijn omdat het dan niet werkt als de stuurdruk bij
X wordt verlaagd.
D. Veer 3 moet sterk zijn zodat, als er geen druk bij A is, klep 2 met
voldoende kracht afsluit.
10. Wat versta je onder een drukgeregelde pomp?
A. Een pomp waarvan het slagvolume door de druk geregeld wordt.
B. Een pomp met een vast slagvolume.
C. Een pomp met ingebouwde veiligheid.
D. Een pomp die variabele druk levert.
11. Een drukgeregelde pomp kan functioneren als een over stroomklep
(veiligheidsklep).
Waarom mag bij gebruik van een drukgeregelde pomp in een systeem, een
overstroomklep niet ontbreken?
A. Een overstroomklep werkt beter.
B. Een drukgeregelde pomp kan geen hoge drukken verwerken.
C. In combinatie met een overstroomklep wordt er minder energie in
warmte omgezet.
D. Om veiligheidsredenen.
12. Bij gebruik van een overstroomklep en drukgeregelde pomp is de afstelling
als volgt:
A. de overstroomklep moet ongeveer 20 bar lager afgesteld staan dan de
uitlaatdruk van de pomp bij debiet nul.
B. overstroomklep ongeveer 1 bar hoger afstellen dan de pomp.
C. de overstroomklep moet ongeveer 15 bar hoger afgesteld staan dan de
uitlaatdruk van de pomp bij debiet nul.
D. overstroomklep afstellen op een druk die gelijk is aan de uitlaatdruk
van de pomp bij debiet nul.
13. Welk voordeel heeft het gebruik van een drukgeregelde pomp om de
maximum systeemdruk te begrenzen t.o.v. een veiligheidsklep?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 173
A. Minder storing gevoelig.
B. Werkt nauwkeuriger.
C. Er wordt minder energie omgezet in warmte.
D. Volumestroom is afhankelijk van de uitlaatdruk.
Fig. T.3
14. In figuur T.3 zie je een persinstallatie met een stempel van 50 kN.
Wat is het nadeel (of nadelen) van deze opbouw?
VOC | CB3 | 2013-09-18

174 Meerkeuzevragen
A. Geen remklep met afstandsbesturing en de last van 50 kN is niet
gebalanceerd.
B. - de last van 50 kN komt niet ten goede van de perskracht, want er is
ook druk nodig voor de remklep.
- de last zal bij een versnellende neergaande beweging niet meer
gecorrigeerd worden.
C. Het gewicht van de stempel wordt door de remklep gelimineerd.
D. De neergaande beweging zal ongecontroleerd verlopen.
a
b
c
d
Fig. T.4
15. In figuur T.4 zie je de bediening van een hydromotor (in beide richtingen).
De hydromotor drijft een zware last aan, die geleidelijk tot stilstand moet
worden gebracht.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 175
Welk schema voldoet aan deze eis?
VOC | CB3 | 2013-09-18

176 Meerkeuzevragen
24 Open vragen
1. Wat versta je onder een indirect bediende overstroomklep?
2. Teken het symbool van:
indirect bediende overstroomklep
volgordeklep
reduceerklep
3. Teken het schema met een acculaadklep. De volgende componenten moeten
in het schema worden opgenomen.
dubbel werkende cilinder
4/3 stuurschuif, dubbelzijdig elektrisch bediend, automatische
middenstand ((gesloten)
accumulator
overstroomklep
voorgestuurde drukregelklep met een externe stuurpoort X
veerbelaste terugslagklep
pomp
De ingaande slag van de zuigerstang moet altijd gemaakt worden, ook al
raakt de pomp defect.
4. Geef een toepassing van een volgordeklep.
5. Drukloos rond pompen
a. Noem twee methoden om hydraulische olie drukloos rond te pompen.
b. Teken van n methode een schema.
6. Noem twee toepassingen van een remklep
7. Wat is de functie van een reduceerklep?
Fig. T.5
8. Beschrijf de werking van reduceerklep uit figuur T.5.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 177
Fig. T.6
9. Welk nadeel heeft het reduceerventiel uit figuur T.6?
10. Waar komt het stuursignaal vandaan bij een reduceerklep in patroon
uitvoering?
Fig. T.3
11. Gegeven: een persinstallatie, zie figuur T.3.
Gevraagd:
a. Op welke minimum waarde moet de remklep worden ingesteld?
b. De remklep wordt afgesteld op 60 bar. Hoe groot moet dan P1 zijn om
de cilinder uit te sturen.
c. De overstroomklep (veiligheidsklep) is afgesteld op 75 bar. Welke
maximale kracht kan de pers verrichten?
VOC | CB3 | 2013-09-18

178 Open vragen
Fig. T.7
12. In figuur T.7 zie je een laadkraan. Maak het bijbehorend schema verder af.
De last moet een gecontroleerde beweging maken, d.w.z. geen voorijlen bij
ingaande slag.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 179
VOC | CB3 | 2013-09-18

180 Open vragen
25 De richting van de volumestroom
25.1 Leerdoelen
Na bestudering van dit leerobject:
kun je toepassingen van stuurschuiven en terugslagkleppen omschrijven;
kun je de symbolen van stuurschuiven en terugslagkleppen tekenen en
herkennen;
kun je de begrippen overlap en negatieve overlap omschrijven;
kun je de werking van een indirect bediende plunjerklep beschrijven;
ken je de poortcoderingen van een stuurschuif;
ken je enkele constructieve uitvoeringen van kleppen met hun voor- en
nadelen;
weet je wat wordt verstaan onder radiale balancering van kleppen;
weet je waarom indirect bediende plunjerkleppen worden toegepast.
25.2 Inleiding
Het in een bepaalde richting sturen van energie doe je met kleppen, schuiven en
ventielen. Een apparaat dat de richting bepaalt van een doorstromend medium
wordt dikwijls schuif of ventiel genoemd.
Afhankelijk van de constructie (klep of schuif) benoem je ook deze componenten.
De benaming ventiel kom je hoofdzakelijk in de pneumatiek tegen. In dit blok
worden diverse typen kleppen en schuiven behandeld.
25.3 Case
Het uitsturen, vastzetten en insturen van een cilinder
In de afbeelding zie je een eenvoudige hydraulische schakeling, waarbij de
bewegingsrichting van de zuigerstang wisselt. Bovendien kun je de zuigerstang
blokkeren in een bepaalde positie. De stuurschuif waarmee dit gebeurt, heeft drie
standen (drie vakken), wordt bediend door een hefboom en wordt in iedere stand
geborgd (arretering). Vier poorten zijn op de schuif aangesloten.
De stand van de stuurschuif bepaalt de richting van de cilinder
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 181
25.4 Terugslagkleppen
Uitvoeringsvormen van terugslagkleppen
Een belangrijke groep van kleppen wordt gevormd door de terugslagkleppen. Dit
zijn kleppen die stroming slechts in n richting doorlaten. Om een lekvrije
afdichting te verkrijgen, wordt als klepelement gewoonlijk een kogel of een kegel
gebruikt. Je kunt verschillende uitvoeringsvormen onderscheiden. We behandelen
er vier:
onbelaste terugslagklep;
door veer belaste terugslagklep;
voorgestuurde terugslagklep;
terugslagklep als patroonklep.
Onbelaste terugslagklep
Zoals uit de afbeelding blijkt, is een terugslagklep een klep met twee standen en
twee poorten (een 2/2-klep). De klep gaat open als de inlaatdruk bij A hoger is dan
de uitlaatdruk bij B. Doorstroming is alleen mogelijk van A naar B. De veer in de
klep heeft geen andere functie dan de kogel op de zitting te houden. De veer kan
klein zijn en levert geen noemenswaardige kracht bij indrukken.
Terugslagklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

182 De richting van de volumestroom
Gedetailleerd symbool terugslagklep Vereenvoudigd symbool terugslagklep
Door veer belaste terugslagklep
Hierbij sluit het klepelement door veerkracht. Montage is in een willekeurige stand
mogelijk. Een terugslagklep zonder veer moet altijd verticaal worden gemonteerd,
zodat het klepelement door het eigen gewicht op de zitting komt. Een
terugslagklep met een zwaardere veer gaat open als de ingangsdruk hoger is dan
de uitgangsdruk plus de veerdruk. Figuur a is het gedetailleerde symbool. De twee
evenwijdige lijnen geven aan dat een oneindig aantal tussenstanden van de klep
mogelijk is. Er zijn twee uiterste standen. Figuur b is het vereenvoudigde symbool.
a b
Figuur a en b Gedetailleerd en vereenvoudigd symbool veerbelaste terugslagklep
Voorgestuurde terugslagklep
Hierbij wordt f het openen f het sluiten
van de klep door stuurdruk bediend. In
de afbeelding en b is de voorgestuurde
terugslagklep veerbelast. Doorstroming
van A naar B is mogelijk als de druk bij A
de veerdruk kan overwinnen. Van B naar
A is geen doorstroming mogelijk, tenzij
de stuurdruk X de plunjer omhoog
schuift en zo de klep opendrukt. Figuur a
is het gedetailleerde symbool en b de
vereenvoudigde versie.
Voorgestuurde terugslagklep
a b
Figuur a en b Gedetailleerd en vereenvoudigd symbool voorgestuurde terugslagklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 183
Terugslagklep als patroonklep
De afbeelding is een doorsnedetekening
van een terugslagklep in
patroonklepuitvoering. De patroonklep
bestaat uit een huls (1), een patroon (2)
en een veer (3). De patroon beweegt in
de huls. Aan de onderzijde van de huls
dicht de patroon af op een zitting.
Terugslagklep in patroonklepuitvoering
Hiernaast zie je het symbool ervan.
Symbool voor patroonklep (terugslagklep)
VOC | CB3 | 2013-09-18

184 De richting van de volumestroom
Toepassing terugslagkleppen
Toepassingen
In het bovenstaande schema zijn diverse terugslagkleppen ingebouwd. Klep 1
heeft de taak om te voorkomen dat de vloeistof uit het systeem wegloopt als de
pomp stilstaat. De pomp zal dan als motor worden aangedreven. Klep 2 zorgt voor
een bepaalde retourdruk in de retourleiding. De vier kleppen (3) rond de
stroomregelklep (4) vormen een hydraulische gelijkrichterschakeling. Het doel
hiervan is om de cilinder in beide richtingen met gecontroleerde snelheid te sturen.
Als de terugslagkleppen (3) een patroonklepuitvoering hebben, zijn ze gemonteerd
in een boring van een blok. In dit blok zijn meer kanalen aangebracht voor de
verschillende noodzakelijke verbindingen. Hierdoor wordt veel leiding- en
aansluitmateriaal bespaard en wordt een compacter hydraulisch systeem
verkregen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 185
Boringen in een blok voor opname patroonkleppen
Besturingsblok
Hiernaast staat een schema met een
gestuurde terugslagklep. Deze klep moet
de zuiger in iedere stand vasthouden.
Door de druk in de leiding B en die in de
stuurleiding X wordt de klep open
gestuurd en kan de cilinder zakken. Door
de last op de cilinder kan het gebeuren
dat de last sneller daalt dan de pomp kan
aanvullen. De druk in de stuurleiding valt
dan weg en de klep gaat dicht. De klep
gaat pas weer open als er druk aan de
stangzijde aanwezig is. Om te
verhinderen dat de cilinder stotend
omlaag komt, is een snelheidsregelklep
(2) ingebouwd.
Toepassing gestuurde terugslagklep
25.5 Stuurschuiven
Stuurschuiven zijn apparaten waarmee n of meer verbindingswegen tussen de
aansluitpoorten kunnen worden geopend of gesloten. Om de verschillende poorten
goed uit elkaar te kunnen houden, zijn ze volgens ISO 9461 als volgt gecodeerd:
P inlaatpoort (pressure);
T uitlaatpoort (tank);
A, B werkpoort;
X, Y stuurpoort;
V stuurpoort van componenten die geactiveerd worden door drukverlaging
(vent);
L lekpoort (leakage);
M meetpunten (measuring).
Als een elektromagneet ervoor zorgt dat een poort (A) onder druk komt, dan moet
deze elektromagneet dezelfde lettercodering (a) krijgen. Als deze poortcodering
VOC | CB3 | 2013-09-18

186 De richting van de volumestroom
consequent wordt aangehouden op de symbolenschemas en op de componenten
zelf, kun je de kleppen en schuiven bijna niet verkeerd aansluiten.
De kraan van de onderstaande afbeelding heeft een inlaatpoort P en een werkpoort
A. Twee standen zijn mogelijk: open of dicht. Standen worden getekend als
rechthoeken. De poorten zijn P en A. De kraan is dan een 2/2-klep (twee poorten
en twee standen). Om van de ene in de andere stand te komen, moet je de
vierkanten verschuiven tussen de poorten P en A. In de afbeelding van de twee
standen van een 2/2 klep, is de schuif verplaatst van de geopende stand naar de
gesloten stand.
2/2-Klep De twee standen van een 2/2-klep
Constructieve uitvoeringen
De benamingen klep en schuif worden door elkaar gebruikt. Kleppen of schuiven
zijn er in vele uitvoeringen. Het belangrijkste onderscheid kan worden gemaakt
naar constructie. Zijn ze voorzien van een zitting voor een kogel, kegel of schotel,
dan worden ze meestal klep genoemd. Zit er een gedeelte in waarbij de
verbindingswegen geopend of gesloten kunnen worden door een langs een
oppervlak schuivend deel, waarbij translatie en/of draaiing mogelijk zijn, dan
noemen we dit meestal een schuif.
We bespreken drie uitvoeringsvormen:
draaischuif;
schotelklep;
plunjerstuurschuif.
Draaischuif
In een draaibare zuiger zijn kanalen aangebracht. Omdat bij het schakelen een
roterende beweging moet plaatsvinden, is dit soort kleppen hoofdzakelijk
handbediend. Een nadeel hierbij is dat de druk van het systeem en de druk in de
klep de zuiger aan n zijde tegen het huis drukt.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 187
Een draaischuif is een 3/3-stuurschuif
Schotelklep
Het voordeel van schotelkleppen is dat
deze kleppen absoluut dicht heten te
zijn. Het nadeel is dat in axiale richting
een evenwicht in krachten slechts
beperkt mogelijk is. Daarom zijn relatief
grote schakelkrachten nodig en zijn ze,
met directe bediening, slechts geschikt
voor kleinere doorstroomhoeveelheden.
De vorm van het afdichtend klepelement
is bepalend voor de naam van de klep.
Zo kennen we ook kogelkleppen en
kegelkleppen.
Een schotelklep is een 2/2-klep
VOC | CB3 | 2013-09-18

188 De richting van de volumestroom
Stuurschuif
De stuurschuif is een voorbeeld waarbij
het verschil tussen klep en schuif
duidelijk wordt. Het bewegend gedeelte
is de stuurschuif. De verdikkingen aan de
schuif zijn plunjers. De complete
component is de stuurschuif. Vandaar de
benaming plunjerstuurschuif. Dit is de
meest voorkomende vorm.
In een boring in een huis met
verschillende ringvormige kamers
beweegt een schuif. Deze schuif heeft op
diverse plaatsen een kleinere diameter,
zodat de kamers in het huis met elkaar
in verbinding kunnen worden gebracht.
Als deze kamers dan weer op hun beurt
in verbinding staan met de
aansluitpoorten, kunnen deze poorten
met elkaar in verbinding worden
gebracht (het openen of sluiten van
verbindingswegen tussen poorten),
afhankelijk van de stand van de plunjer.
4/3-stuurschuif
Als er druk op de P-poort staat, zijn de krachten naar links en rechts op de plunjers
even groot. De schuif is axiaal gebalanceerd. De ringvormige kamers rond de
plunjers zorgen ervoor dat de krachten aan de omtrek van de plunjers ook gelijk
zijn. De schuif is radiaal gebalanceerd. Dit is ook te bereiken door de plunjers te
voorzien van groeven. De rechtlijnige bewegingen maken de plunjerstuurschuiven
geschikt voor bediening door elektromagneten en ook voor hydraulische,
pneumatische en mechanische bediening. De afdichting wordt hier gevormd door
de speling tussen plunjer en huis en is afhankelijk van de viscositeit van de olie,
het drukverschil over de schuif en de lengte van de spleet. Lekkage, hoe gering
ook, is hier altijd wel aanwezig. De uiteindelijke grootte van de speling is een
afweging tussen fabricagekosten, vuilgevoeligheid en afdichting. In het algemeen
ligt de speling tussen de 5 en 15 micrometer. Bij reparatie is het weinig zinvol om
plunjer of huis te vervangen door een nieuw(e) omdat meestal beide versleten zijn.
Bij de fabricage worden deze daarom gepaard.
Radiale balancering door kamer in huis Radiale balancering door groeven in
plunjer
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 189
Elektromagneet met mogelijkheid voor handbediening
Overlap en negatieve overlap
Als de plunjer een lengte heeft zodanig dat tijdens het omschakelen gedurende
korte tijd de poorten van elkaar gescheiden zijn, dan spreek je van een overlap.
Overlap heeft als voordeel dat bij het omschakelen de druk niet plotseling wegvalt,
maar als nadeel dat drukpieken kunnen ontstaan.
De klep van de onderstaande afbeeldingen heeft twee standen en vier poorten,
P.A, B en T (de twee T-poorten zijn inwendig met elkaar verbonden). De getekende
stand is de (gesloten) middenstand. Gaat de schuif naar links, dan ontstaan de
verbindingen P-A en B-T. Gaat de schuif naar rechts, dan ontstaan de verbindingen
P-B en A-T. Het is daarom een 4/2-stuurschuif. De overlap zorgt voor de (gesloten)
middenstand. De overgangsstand kan in het symbool worden aangegeven met
gestreepte lijnen.
Staan tijdens het omschakelen de poorten voor een korte tijd (gedurende de
middenstand) met elkaar in verbinding, dan is dit een negatieve overlap. Voordeel
hiervan is het omschakelen zonder piekdrukken. Het nadeel is dat de druk voor
korte tijd wegvalt, zodat de last kan dalen. Dit is een 4/2-stuurschuif met open
middenstand.
VOC | CB3 | 2013-09-18

190 De richting van de volumestroom
Overlap en b symbool van 4/2-stuurschuif met gesloten overgangsstand
Negatieve overlap en het symbool van een 4/2-stuurschuif met geopende overgangsstand
Indirect bediende plunjerstuurschuiven
Als grote plunjerstuurschuiven met een elektromagneet worden gestuurd, vereist
dit een groot inbouwvolume bij directe bediening. Daarom gaat men over op
indirecte bediening. Hierbij wordt een voorstuurschuif op de hoofdschuif gebouwd.
De feitelijke bediening van de plunjerstuurschuif is nu weer hydraulisch, terwijl de
kleinere voorstuurschuif wel elektrisch wordt bediend.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 191
De werking is als volgt: Door bekrachtiging van magneet b wordt de
voorstuurschuif naar links bewogen. De stuurolie van X komt, achter de
hoofdschuif langs, via de voorstuurschuif in de linkerveerkamer van de
hoofdschuif. De hoofdschuif beweegt naar rechts. De verbindingen P-B en A-T
komen tot stand. De stuurolie in de rechterveerkamer kan via de voorstuurschuif
en de Y-poort wegstromen. Deze plunjerstuurschuif heeft een uitwendige
stuurolietoevoer en -afvoer.
Je kunt deze stuurschuif ook gebruiken met een inwendige toevoer en afvoer van
stuurolie. Je moet de pluggen (1) en (2) dan verwijderen en de poorten X en Y
afstoppen. De stuurdruk komt dan rechtstreeks van de P-poort en de afvoer van
de stuurolie kan via de T-poort. Ga dit na in de volgende afbeeldingen.
In laatste afbeelding zie je het vereenvoudigde symbool van een indirect bediende
plunjer-stuurschuif.
Indirect bediende plunjerstuurschuif
VOC | CB3 | 2013-09-18

192 De richting van de volumestroom
Gedetailleerd symbool van indirect bediende plunjerstuurschuif
Vereenvoudigd symbool van indirect bediende plunjerstuurschuif
25.6 Samenvatting
In dit blok zijn de kleppen en schuiven behandeld die te maken hebben met de
richting van de hydraulische energie. Ze zijn in twee groepen te verdelen:
met zitting (kleppen);
met plunjer (kleppen of schuiven).
Beide typen kunnen direct of indirect worden gestuurd. Ze worden elektrisch,
mechanisch, door druk of met de hand bediend. De meest voorkomende
benamingen zijn:
terugslagkleppen;
stuurschuiven.
Terugslagkleppen laten de stroming slechts in n richting door. Stuurschuiven
openen of sluiten n of meer verbindingswegen tussen de aansluitpoorten.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 193
VOC | CB3 | 2013-09-18

194 De richting van de volumestroom
26 Vragen
1.
a. Hoe noem je deze stuurschuif?
b. Teken het complete symbool van deze schuif.
c. Beschrijf de werking van de schakeling in de afbeelding.
2. Als de ingangspoort A is en de uitgangspoort B, teken dan in de afbeelding
de letters A en B.
3.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 195
a. Wat gebeurt er als magneet b niet meer wordt bekrachtigd?
b. Verklaar de werking van de voorgestuurde plunjerstuurschuif van de
afbeeldingen, als elektromagneet a wordt bekrachtigd.
4.
a. In afbeelding 2 uit vraag 3 zijn in de stuurleidingen tussen X en P en
tussen Y en T onderbrekingen aangebracht. Wijs deze aan in afbeelding
1 uit vraag 3.
b. Welk klepsymbool in afbeelding 2 uit vraag 3 is de hoofdklep: de
bovenste of de onderste?
c. Heeft de klep van de afbeeldingen uit vraag 3 een overlap of een
negatieve overlap?
VOC | CB3 | 2013-09-18

196 Vragen
5. Teken het gedetailleerde en het vereenvoudigde symbool van een
voorgestuurde terugslagklep waarbij de stuurdruk de klep sluit.
6. Wat is het juiste antwoord?
Directe bediening betekent dat:
a. bediening gebeurt door tussenkomst van een voorstuurklep.
b. onmiddellijke bediening is vereist.
c. de bediening rechtstreeks op de klep werkt.
d. alleen handbediening mogelijk is.
7.
Verklaar tot in detail het symbool van de afbeelding.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 197
VOC | CB3 | 2013-09-18

198 Vragen
27 Meerkeuzevragen
1. Het sturen van energie in de hydrauliek doe je met:
A. een pomp.
B. een schuif of klep.
C. een ventiel.
D. indirecte bediening.
Fig. T.1
2. Het symbool uit figuur T.1 is van een :
A. 3/4-schuif hendelbediend
B. 4/3-schuif pedaalbediend
C. 4/3-schuif hendelbediend
D. 4/3-schuif hendelbediend met automatische middenstand
Fig. T.2
3. Het symbool uit figuur T.2 is van een:
A. 4/3-schuif indirekt elektrisch bediend met automatische middenstand.
B. 4.3-schuif indirekt elektrisch bediend met gesloten automatische
middenstand.
C. 4/3-stuurschuif indirekt bediend.
D. 3/4-schuif indirekt elektrisch bediend met automatische middenstand.
Fig. T.3
4. Het symbool uit figuur T.3 is van een:
A. 4/3-stuurschuif indirekt hydraulisch bediend met geopende
middenstand.
B. 4/3-stuurschuif indirekt bediend met automatische midden stand.
C. 4/3-schuif dubbel direkt elektrisch bediend met automati sche
middenstand (met H-doorlaat).
D. 4/3-schuif elektrisch bediend met geopende H-middenstand doorlaat.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 199
Fig. T.4
5. Figuur T.4 is de schets van een:
A. gestuurde veiligheidsklep.
B. onbelaste terugslagklep.
C. voorgestuurde terugslagklep.
D. terugslagklep als patroonklep.
6. Terugslagkleppen laten stroming in n richting door.
Welke functie(s) verrichten ze nog meer?
A. volumestroom en snelheid te regelen.
B. het sturen van stuurschuiven.
C. lekvrije afdichting te verkrijgen en retourdruk op te bouwen.
D. ze hebben in systemen maar n functie van doorlaat of geen doorlaat
van oliestroom.
Fig. T.5
7. In figuur T.5 zie je een patroonklep met stuurleiding X.
De stuurleiding is drukloos (c.q. de 4/2 stuurschuif is bediend).
A. Doorstroming is in beide richtingen mogelijk.
B. Alleen doorstroming van A naar B.
C. Alleen doorstroming van B naar A.
D. Geen doorstroming mogelijk.
8. Zie figuur T.5.
Op stuurleiding X staat stuurdruk (stuurschuif niet bediend).
VOC | CB3 | 2013-09-18

200 Meerkeuzevragen
A. Alleen doorstroming van A naar B mogelijk.
B. Alleen doorstroming van B naar A.
C. Doorstroming van B naar A bij een bekrachtigde spoel en van en van A
naar B bij een bekrachtigde spoel.
D. Doorstroming van A naar B bij een naar verhouding lage stuurdruk.
9. Zie figuur T.5.
Stuurleiding X is nu verbonden met poort B (4/2 bediend).
A. Alleen doorstroming van B naar A.
B. In beide richtingen doorstroming mogelijk.
C. Alleen van A naar B bij zeer hoge druk op B.
D. X verbonden met B komt niet voor.
10. Een 4/2-stuurschuif met negatieve overlap heeft het volgende nadeel:
A. er ontstaan piekdrukken.
B. in de overlap valt de druk iets af.
C. het omschakelen kost te veel kracht.
D. groot lekverlies.
Fig. T.6
11. In figuur T.6 zie je twee voorgestuurde terugslagkleppen.
Welke functie verrichten ze in dit schema?
A. Gelijkrichting.
B. Cilinder in bepaalde stand blokkeren.
C. Om er voor te zorgen dat in de middenstand van stuurschuif de cilinder
zijn slag afmaakt.
D. De heengaande- en teruggaande slag hebben dan de zelfde snelheid.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 201
Fig. T.7
12. Wat is de functie van de terugslagklep in figuur T.7?
A. Hij zorgtvoor een retourdruk.
B. Hij gaat cavitatie tegen.
C. Hij treedt inwerking bij verstopt filter.
D. Geeft gelijkrichting aan de retourstroom.
13. Een voordeel van een schotelklep is:
A. hij is geschikt voor grotere doorstroomhoeveelheden.
B. hij is radiaal en axiaal goed gebalanceerd.
C. hij geeft bij directe bediening kleine schakelkrachten.
D. de goede afdichting.
14. Indirecte bediening wordt toegepast als:
A. directe bediening een groot inbouwvolume voor de plunjerklep vergt.
B. een grote bedieningskracht beschikbaar is.
C. een kleine plunjerklep met een elektromagneet wordt gestuurd.
D. de feitelijke bediening weer hydraulisch is.
VOC | CB3 | 2013-09-18

202 Meerkeuzevragen
Fig. T.8
15. Indirect bediende plunjerklep, zie figuur T.8.
De pluggen 1 en 2 zijn verwijderd. De magneet a wordt bekrachtigd.
Er is dan stroming van:
A. poort P naar B, poort A naar T, olie van de rechterkant hoofdklep gaat
naar Poort T.
B. poort P naar A, poort B naar T, olie van de linkerkant hoofdklep gaat
naar T.
C. poort P naar rechterkant hoofdklep, poort P naar A, poort B naar T, olie
van de linkerkant hoofdklep gaat naar T.
D. poort X naar rechterkant hoofdklep, poort P naar A, poort B naar T, olie
van de linkerkant hoofdklep gaat naar Y.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 203
VOC | CB3 | 2013-09-18

204 Meerkeuzevragen
28 Volumestroom
28.1 Leerdoelen
Na bestudering van dit leerobject:
kun je de basisschakelingen van stroomregelkleppen en
stroomverdeelkleppen tekenen;
kun je de functie, werking, symbolen en toepassing van belangrijke
stroomregelkleppen en stroomverdeelkleppen verklaren.
28.2 Inleiding
Wanneer de snelheid van een cilinder of
een motor te groot is of te veel varieert
ten opzichte van de gewenste waarde, is
het gebruikelijk om een voorziening te
maken die de volumestroom regelt. De
meest eenvoudige regeling is een
(instelbare) smoring die wordt
ingebouwd in de leiding, bijvoorbeeld
zoals geschetst in de afbeelding. Door
deze smoring zal er minder vloeistof naar
de cilinder stromen. De resterende
volumestroom gaat via de
overstroomklep naar het reservoir terug.
Dit soort voorzieningen noemen we
stroomregelkleppen. Deze en andere
typen stroomregelkleppen worden in dit
blok behandeld.
Instelbare smoring
28.3 Case
Snelheidsregeling van de uitgaande slag van een cilinder
De cilinder in de afbeelding is de aanzetcilinder van een betonboormachine.
Hiervan moet de ingaande slag snel en de uitgaande slag (boren) gecontroleerd
plaatsvinden. Als de boor wisselende weerstand ondervindt, moet de
aanzetsnelheid gelijk blijven. Een stroomregelklep is ingebouwd aan de
uitgangspoort. De terugslagklep zorgt dat een snelle retourbeweging mogelijk is.
De retourstroom uit de cilinder probeert via de stroom-regelklep (1) en haar
naaldafsluiter (2) naar de 4/2-stuurschuif te stromen en als deze schuif open staat,
naar het reservoir. Als de boor plotseling door het beton schiet, wil de zuiger met
stang sneller naar buiten bewegen. De retourstroom wordt groter. De druk voor
de naaldafsluiter loopt op. De plunjer (3) beweegt naar rechts en veroorzaakt een
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 205
smoring van de retourstroom. Zo blijft de aanzetsnelheid van de boor, ondanks de
verminderde last, constant.
Als je de stroomregelklep vervangt door een (instelbare) smoorklep, heeft het
verschil in belasting wel invloed op de snelheid.
Aanzetcilinder van boormachine
Verschil in werking tussen smoorklep en stroomregelklep
28.4 Het krachtenevenwicht
Zoals je in de voorgaande blokken hebt gezien, werken de hydraulische kleppen,
schuiven en ventielen vanuit het principe van een krachtenevenwicht: de
hydraulische kracht werkend tegen een mechanische veer. Vooral bij de kleppen
en schuiven die de volumestroom regelen, is dit principe van belang. De
hydraulische kracht kan worden ontwikkeld aan n zijde van een kleponderdeel,
VOC | CB3 | 2013-09-18

206 Volumestroom
zoals bij het voorstuurklepje van een overstroomklep, de schuif in een
reduceerklep of in een volgordeklep. De hydraulische kracht is gelijk aan de druk
op dat element, vermenigvuldigd met de effectieve oppervlakte van dat element.
Volgens Pascal:
F p A =
Als aan de andere kant geen veer zit, is
de opening maximaal. De olie passeert
de klep met een laag drukverschil over
die klep. Om op enige wijze te kunnen
regelen, moet er een methode worden
bedacht om de opening van het element
te benvloeden door de beweging van dat
element (klep of schuif) te beperken. Dit
wordt gerealiseerd door een veer.
Het krachtenevenwicht
De kracht die de veer levert, wordt bepaald door de vergelijking:
veerkracht = veerconstante indrukking
F c x
v
=
In eenheden:
N
N
m
m =
Bij het ontwerpen van hydraulische systemen is het gebruikelijk om de veer enige
voorspanning te geven. Dit doe je door de veer een afstand x
i
in te drukken en
ingedrukt te houden. Zo breng je de hydraulische kracht (F = p A) in evenwicht
met de veerkracht. In een overstroomklep is dit de kracht die zorgt voor de
openingsdruk. Indien de klep van de zitting wordt gelicht gedurende de normale
klepfunctie, wordt de veer verder ingedrukt (A x). Deze actie levert een nieuwe
evenwichtspositie, gebaseerd op de vergelijking:
p A F F c x x
v i
= = = + ( )
Op deze wijze wordt voor iedere druk in
het hydraulisch systeem een nieuwe
evenwichtspositie verkregen. De relatie
wordt in de grafiek weergegeven.
Drukval over de klep in relatie tot de volumestroom
Een tweede belangrijk aspect waarmee tijdens het ontwerp rekening moet worden
gehouden is het effect van de drukval over de smoring (het klepelement) in relatie
tot de volumestroom door de klep. Deze relatie wordt uitgedrukt in de volgende
formule:
drukval = constante (volumestroom)
2
p k q
v
= ( )
2
De grootte van constante k is afhankelijk van de klepsoort. De grafiek geeft dit ook
aan. Deze grafiek is typerend voor een overstroomklep. In een systeem gebaseerd
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 207
op een krachtenevenwicht, zoals een hydraulisch systeem, is het niet mogelijk om,
als de druk vr de klep wordt verhoogd, deze druk ook continu op dezelfde waarde
te houden. Als door drukverhoging de veer verder wordt ingedrukt en de klep open
gaat, zakt de druk vr de klep onmiddellijk weer. Dit proces herhaalt zich. De klep
beweegt daarom continu. Het doorstromend oppervlak van de klep varieert mee.
De klep neemt een nieuwe evenwichtspositie in langs de lijn in de grafiek. Daarom
hebben overstroomkleppen geen stapsgewijze karakteristiek maar een
karakteristiek met een exponentile vorm. Bij elke systeemdruk p beneden de
openingsdruk blijft de klep gesloten. De doorstromende hoeveelheid q
v
is 0. In
het drukgebied tussen de openingsdruk p en de afgestelde waarde p
max
varieert
de volumestroom tussen 0 en
qmax
. Als de volledige pompopbrengst overstroomt
naar het reservoir, is de systeemdruk maximaal (de afgestelde waarde van de
overstroomklep).
Dit principe geldt voor alle drukregelingen en hoeveelheidsregelingen in
hydraulische systemen.
28.5 Stroomregelkleppen
Stroomregelkleppen worden gebruikt voor het regelen van de volumestroom. We
onderscheiden de volgende soorten:
smoorklep (al dan niet instelbaar);
gecompenseerde stroomregelklep;
stroomverdeelklep.
Net als bij een overstroomklep wordt de hoeveelheid vloeistof die door de
stroomregelklep stroomt, bepaald door:
q A
p
v
=

a
r
2
waarin:
q
v
= de volumestroom door de klep;
o = een waarde afhankelijk van het type klep;
A = het doorstromend oppervlak van de klep;
A p = het optredende drukverschil over de klep;
= de soortelijke massa van de vloeistof.
Smoorklep
Een smoorklep is een klep waarin ingangs- en uitgangspoort zijn verbonden door
een kanaal. Hierin is een weerstand aangebracht. Is deze weerstand vast, dan
spreken we van een niet-instelbare restrictie. Is deze weerstand binnen bepaalde
grenzen instelbaar, dan is het een instelbare restrictie. De onderstaande figuren
geven de verschillen.
Een restrictie kan een gat zijn geboord in een fitting, of een gekalibreerde afsluiter
met V-vormige groeven. In ieder geval is het mogelijk de restrictie nauwkeurig
instelbaar te maken. Je ziet in de onderstaande figuren dat deze restricties
weerstand geven aan de doorstroming. De druk vr de restrictie loopt op. Deze
druk is een bron van potentile energie die wordt omgezet in kinetische energie.
De mate waarin dit gebeurt is afhankelijk van:
de grootte van de doorstroomopening;
het drukverschil over de restrictie;
de temperatuur van de vloeistof.
Als de opening gelijk blijft en de temperatuur ook, dan is alleen het drukverschil
over de opening bepalend. Hoe groter het drukverschil, hoe meer volumestroom.
VOC | CB3 | 2013-09-18

208 Volumestroom
Niet-instelbare smoring Instelbare smoring
Als je in een tube tandpasta knijpt, komt er een kleine hoeveelheid op je
tandenborstel. Ga je er op staan, dan komt er veel meer tandpasta uit de tube. De
druk in de tube vergeleken met de druk van de buitenlucht (drukverschil over de
opening) is bij het staan groter dan bij het knijpen.
Wat willen we met dit voorbeeld duidelijk maken? Restricties waarbij gebruik wordt
gemaakt van een smoorklep, zijn niet geschikt voor het regelen van de
volumestroom als de druk vr of achter de restrictie verandert doordat
bijvoorbeeld de belasting verandert.
Gecompenseerde stroomregelklep
Stroomregelklep (serie-uitvoering)
Deze is moderner dan de al dan niet instelbare smoorklep. De klep (afbeelding)
bestaat uit een restrictie die de volumestroom voelt als een drukverschil over
deze restrictie. De compenserende plunjer (werkend als een instelbare restrictie)
stelt zich in, afhankelijk van de variaties in de inlaat- en uitlaatdruk. Deze
compenserende werking veroorzaakt een nauwkeurige regeling van de
volumestroom. Het krachtenevenwicht op de plunjer wordt bepaald door de
volgende vergelijking:
p A p A F
v 2 3
= +
( ) p p A F
2 3
=
v
( ) tan ( ) p p
F
A
cons t slappe veer
v
2 3
= =
Drukval:
( )( ) tan
,
p p p
F
A
cons t
v
2 3 2 3
= =
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 209
Voor evenwicht van de beweegbare
restrictie (de plunjer) moet de
drukval(Ap 2,3) over de niet-
beweegbare restrictie blijkbaar constant
zijn. Als de last kleiner wordt, daalt p
3
.
Omdat p
2
nog op dezelfde waarde blijft,
wordt het verschil tussenp
2
en p
3
groter.
Deze waarde moet nu juist constant
blijven. De enige oplossing om dit te
bereiken is ook p
2
te verlagen. Dit
gebeurt doordat bij verlaging van p
3
(ook
in de veerkamer) de plunjer naar rechts
beweegt. De plunjer maakt daardoor de
doorgang van p
1
naar p
2
kleiner en p
2
daalt. De Ap
2,3
blijft constant. Omdat
geldt Ap = k (q
v
)
2
, blijft ook de
volumestroom gelijk, onafhankelijk van
de last.
Gecompenseerde stroomregelklep (serie-uitvoering)
Gecompenseerde stroomregelklep (symbool) Gecompenseerde stroomregelklep met
terugslagklep
Stroomregelklep met een overstroom (paralleluitvoering)
In de drukgecompenseerde
stroomregelklep van de afbeelding
hiernaast, wordt het teveel in
ingangsdebiet afgevoerd naar het
reservoir of naar een andere gebruiker.
De hoeveelheid wordt geregeld door een
instelbare restrictie, die wordt bediend
door de compensatieplunjer. Deze
stroomregeling heeft als voordeel dat
minder energieverlies optreedt. De
onderstaande afbeeldingen zijn het
gedetailleerde symbool en het
vereenvoudigde symbool. De pijlpunt (1)
geeft aan dat er drukcompensatie is.
Gecompenseerde stroomregelklep
(paralleluitvoering)
VOC | CB3 | 2013-09-18

210 Volumestroom
Gecompenseerde stroomregelklep (gedetailleerd en vereenvoudigd symbool)
Stroomregelklep met temperatuurcompensatie (serie-uitvoering)
De viscositeit verandert met de
temperatuur, maar ook de speling tussen
de kleponderdelen is afhankelijk van de
temperatuur. Daarom kan de
stromingshoeveelheid aan de uitgang
van een stroomregelklep worden
benvloed door
temperatuurschommelingen. De
afbeelding laat zien dat de instelbare
restrictie nu niet met de hand wordt
bediend, maar door een
temperatuurgevoelig element. De
onderstaande symbolen zijn het
gedetailleerde symbool en het
vereenvoudigde. De thermometer geeft
de temperatuurcompensatie aan.
Stroomregelklep met temperatuurcompensatie
Stroomregelklep met temperatuurcompensatie (gedetailleerd en vereenvoudigd symbool)
Stroomverdeelklep
De stroomverdeelklep is de uitvoeringsvorm van de drukgecompenseerde stroom-
regelklep, die het ingangsdebiet volgens een vaste verhouding in twee gescheiden
uitgangsdebieten verdeelt. De klep kan gelijke hoeveelheden leveren in twee
separate leidingen A en B of in een vooraf ingestelde verhouding. Deze klep kan
bijvoorbeeld worden gebruikt om twee cilinders gelijk te laten lopen. De
stuurleidingen van A en B zorgen voor stuurdruk op de kopse kanten van de
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 211
plunjer. Afhankelijk van de belastingen van de cilinders wordt de restrictie in de
ene richting meer geopend terwijl de andere in gelijke mate sluit. Op deze manier
wordt de drukval over beide restricties gelijkgehouden, zodat twee gelijke
volumestromen naar A en B gaan.
Gecompenseerde stroomverdeelklep
Symbool gecompenseerde stroomverdeelklep
Hieronder is een hydraulisch schema van een kraanboom (cilinder) en een hijslier
(motor). Bij het op- of aftoppen en bij het tegelijkertijd zakken of hijsen moet de
last op een constante hoogte worden gehouden. Dit kan door de volumestroom
naar motor en cilinder in een vaste verhouding te laten stromen, onafhankelijk van
de last.
VOC | CB3 | 2013-09-18

212 Volumestroom
Toepassing stroomverdeelklep
De stroomverdeelklep van de onderstaande afbeelding is er een in de patroonklep-
uitvoering. Als de volumestroom door poort A de neiging heeft groter te worden,
doordat bijvoorbeeld de belasting minder wordt, zorgt de grotere drukval over
patroon 1 ervoor dat de patroon verschuift. De opening naar poort A wordt kleiner.
De opening naar poort B wordt groter. De beide volumestromen worden weer
gelijk. Meestal is de verhouding 50/50. Andere verhoudingen zijn ook mogelijk.
Stroomverdeelklep als patroonklep
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 213
28.6 Samenvatting
Snelheden van cilinders en motoren zijn te regelen als je de volumestroom kunt
regelen. Dit doe je door het inbouwen van smoorkleppen in het systeem. Als de
last verandert en je wilt de snelheid toch gelijkhouden, dan moet je
drukgecompenseerde stroomregelkleppen toepassen. Om gelijkloop van
bijvoorbeeld cilinders te verkrijgen kun je stroomverdeelkleppen toepassen.
Kleppen die de volumestroom regelen zijn:
smoorkleppen;
gecompenseerde stroomregelkleppen;
stroomverdeelkleppen.
De relatie tussen de volumestroom door en de drukval over deze kleppen wordt
bepaald door de formule:
p k q
v
= ( )
2
VOC | CB3 | 2013-09-18

214 Volumestroom
29 Vragen
1.
a. Verklaar de werking van het schema van de afbeelding als de last groter
wordt.
b. Wat gebeurt er met de druk ter plaatse van x in het maatglas van de
afbeelding
2. Welke relatie bestaat er tussen q
v
en p bij:
a. een smoorklep;
b. een gecompenseerde stroomregelklep?
3.
Verklaar wat er inwendig met de stroomregelklep van de afbeelding gebeurt
als de druk aan de uitgang stijgt.
4.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 215
De overstroomklep van de afbeelding is afgesteld op 40 bar. De pomp levert
20 l/min.
De restrictie is afgesteld op een doorlaat van 15 l/min (cilinder onbelast).
a. Wat is de drukval over de restrictie?
b. Hoeveel liter gaat er door de overstroomklep?
c. Welk vermogen wordt er omgezet in warmte?
d. Wat is de snelheid van de uitgaande slag?
e. Hoe groot is de k-factor van de restrictie?
5.
In hetzelfde systeem van de afbeelding wordt een last verplaatst door de
cilinder.
Hiervoor is een druk nodig van 15 bar.
a. Wat is nu de drukval over de restrictie?
b. Welk vermogen wordt er omgezet in warmte?
c. Wat is de snelheid van de uitgaande slag?
VOC | CB3 | 2013-09-18

216 Vragen
6.
a. In vraag 4 wordt de instelbare restrictie vervangen door de
drukgecompenseerde stroomregelklep van de afbeelding. De
ingebouwde veer in deze klep vertegenwoordigt een waarde van 7 bar.
Wat is de snelheid van de uitgaande slag?
b. De last wordt verzwaard zodat een druk van 35 bar nodig is om de last
te verplaatsen. Omdat de overstroomklep stond afgesteld op 25 bar
boven de werkdruk (25 + 15 = 40), wordt nu de overstroomklep
afgesteld op 35 + 25 = 60 bar. Wat is de snelheid van de uitgaande
slag?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 217
VOC | CB3 | 2013-09-18

218 Vragen
30 Meerkeuzevragen
1. De snelheid van een cilinder of motor is afhankelijk van:
A. de druk.
B. de volumestroom.
C. de viscositeit.
D. de druk en de volumestroom.
2. De volumestroom door een smoring hangt af van:
A. de afmeting van de smoringdoorlaat.
B. de drukval over de smoring.
C. de viscositeit.
D. de afmeting van de smoringdoorlaat, drukval over de smoring en de
viscositeit.
3. Stroomregelkleppen kun je onderscheiden in de volgende soorten:
A. overstroomkleppen, drukregelkleppen en volgordekleppen.
B. terugslagkleppen en plunjerkleppen.
C. smoorkleppen, gecompenseerde stroomregelkleppen en
stroomverdeelkleppen.
D. reduceerkleppen en overstroomkleppen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 219
Fig. T.1
4. In figuur T.1 zie je een aanzetcilinder van een betonboormachine.
Hoe wordt component (1) genoemd?
A. Smoorklep met terugslagklep.
B. Smoorklep met instelbare restrictie.
C. Gecompenseerde stroomregelkep.
D. Stroomverdeelklep.
VOC | CB3 | 2013-09-18

220 Meerkeuzevragen
Fig. T.2
5. Waarom is een aandrijving volgens het schema van figuur T.2 niet geschikt
voor een betonboor?
A. De snelheid van de uitgaande slag en teruggaande slag is op deze wijze
niet afzonderlijk te regelen.
B. De uitgaande slag, is de aanzet, heeft een grotere snelheid dan de
ingaande slag.
C. Bij het sterk smoren ontstaan grote verliezen
D. De aanzetsnelheid is niet afzonderlijk van de teruggaande slag in te
stellen en de aanzetsnelheid is niet onafhankelijk van de belasting.
6. Zie figuur T.2.
Bij uitgaande zuigerstang neemt de belasting van de cilinder toe.
Wat gebeurt er tijdens deze toename met de druk voor de smoring, de druk
na de smoring, de volumestroom naar de cilinder en de volumestroom naar
de overstroomklep?
A. De druk:
voor de smoring stijgt.
na de smoring stijgt.
De volumestroom:
naar de cilinder neemt af.
naar de overstroomklep neemt toe.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 221
A. De druk:
voor de smoring daalt.
na de smoring daalt.
De volumestroom:
naar de cilinder neemt af.
naar de overstroomklep neemt toe.
A. De druk:
voor de smoring blijft gelijk.
na de smoring stijgt.
De volumestroom:
naar de cilinder blijft gelijk.
naar de overstroomklep blijft gelijk.
A. De druk:
voor de smoring blijft gelijk.
na de smoring stijgt.
De volumestroom:
naar de cilinder neemt af.
naar de overstroomklep neemt toe.
7. Noem een belangrijk voordeel van een gecompenseerde stroomregelklep
met overstroom in paralleluitvoering t.o.v. een stroomregelklep in serie-
uitvoering.
A. Minder energieverlies.
B. Ongevoelig voor temperatuursveranderingen.
C. Ongevoelig voor soort vloeistof.
D. Stelt zich sneller en nauwkeuriger in bij wisselende belasting.
Fig. T.3a
VOC | CB3 | 2013-09-18

222 Meerkeuzevragen
Fig. T.3b
8. Figuur T.3.a en T.3.b (symbool) is een stroomregelklep in parallel uitvoering.
Wat gebeurt er met de druk voor- en na de vaste restrictie en met de
volumestroom als de druk aan de uitgang daalt?
A. De druk voor de restrictie blijft gelijk en na de restrictie daalt de druk.
De volumestroom blijft gelijk.
B. De druk voor en na de restrictie daalt evenveel. De volumestroom blijft
gelijk.
C. De druk voor de restrictie daalt meer dan de druk na de restrictie. De
volumestroom blijft gelijk.
D. De druk voor de restrictie blijft gelijk en na de restrictie daalt de druk.
De volumestroom wordt groter.
9. Snelheidregeling m.b.v. een smoorklep en een terugslagklep kan op twee
manieren, namelijk door de toevoer te smoren of de afvoer te smoren.
Welk nadeel heeft toevoersmoring?
A. Niet toe te passen om de snelheid van een negatief belaste cilinder te
regelen.
B. Toevoersmoring kan tot onaanvaardbare hoge drukken leiden.
C. Toevoersmoring kan bij lage cilindersnelheden een schokkende
beweging veroorzaken als er bijna geen retourdruk is.
D. Deze smoring geeft meer energieverlies.
10. Wat versta je onder een stroomregelklep met temperatuurscompensatie?
A. Bij deze klep is volumestroom afhankelijk van de last en onafhankelijk
van de viscositeit.
B. Bij deze klep is volumestroom afhankelijk van de ingangsdruk en
onafhankelijk van de temperatuur.
C. Bij deze klep is de volumestroom onafhankelijk van de last en
afhankelijk van de temperatuur.
D. Bij deze klep is de volumestroom onafhankelijk van de belasting en
onafhankelijk van de temperatuur.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 223
VOC | CB3 | 2013-09-18

224 Meerkeuzevragen
31 Open vragen
1. Teken het symbool van:
smoorklep met instelbare restrictie
gecompenseerde stroomregelklep
stroomregelklep met overstroom in paralleluitvoering (gedetailleerd)
stroomverdelerklep
2. Schrijf de formule op die de relatie aangeeft tussen volumestroom en de
drukval over een smoorklep.
3. Verklaar waardoor een stroomregelklep met overstroom (parallel uitvoering)
minder energieverlies heeft dan een stroomregelklep in serie-uitvoering.
4. Waarom moeten parallel stroomregelkleppen in de toevoerleiding worden
opgenomen?
5. Gelijkoopschakeling
Maak het schema af. De schakeling moet tijdens de uitgaande
zuigerbeweging gelijkloop garanderen.
De volgende componenten moeten worden gebruikt:
twee cilinders
stroomverdeelklep
twee terugslagkleppen
4/3 stuurschuif
pomp
overstroomklep
filter
Fig. T.4
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 225
VOC | CB3 | 2013-09-18

226 Open vragen
32 Stroming en leidingen
32.1 Leerdoelen
Na bestudering:
kun je het onderscheid tussen laminaire en turbulente stroming verklaren;
kun je de continuteitsregel toepassen;
weet je wat viscositeit is en kun je waarden uit viscositeitsgrafieken aflezen;
kun je het getal van Reynolds berekenen;
kun je de stromingsweerstand van een leidingstelsel berekenen;
kun je de wet van Bernoulli toepassen;
kun je nomogrammen en leidingtabellen lezen ten aanzien van
vloeistofsnelheden en leidingafmetingen.
32.2 Inleiding
Het transporteren van vaste stoffen (in korrelvorm), vloeistoffen en gassen wordt
steeds meer via pijpleidingen gedaan, vooral in de petrochemische industrie. Het
doel van dit transport kan zijn:
het overbrengen van het medium;
het overbrengen van soorten energie zoals warmte en arbeid.
Om een systeem zo efficint mogelijk te laten werken, moet aan een aantal
voorwaarden worden voldaan, zoals:
een niet te hoge snelheid van het medium;
sterke materialen toepassen die niet aangetast worden door het medium;
gebruik van een aantal appendages en regelingen om het systeem veilig te
laten werken.
32.3 Case
Pijpleidingbeleid
De pijpleiding heeft als vervoermiddel, vooral sinds de naoorlogse ontwikkelingen
op het gebied van olieraffinage en de daarmee verbonden chemische en
petrochemische industrie, een belangrijke rol gespeeld. Mede door de
bereikbaarheid van de Rotterdamse haven voor de allergrootste schepen, zijn
pijpleidingen aangelegd voor vervoer van ruwe olie naar Vlissingen, de Antwerpse
en Duitse raffinaderijen. Door deze pijpleidingen wordt 45 miljoen ton per jaar
vervoerd. In het Rotterdamse havengebied ligt een lengte van meer dan 1200 km
aan pijpleidingen voor vervoer van grondstoffen van raffinaderijen naar diverse
industrien.
Pijpleidingen zijn het belangrijkste vervoermiddel van haven en industriegebied
naar de binnenvaart. Je ziet ze niet, hoort ze niet en ruikt ze niet. Het havengebied
Rotterdam wil daarom dat de pijpleiding, naast de transportmiddelen water, spoor
en weg, als vierde gelijkwaardig transportmiddel wordt gezien.
Men wil een pijpleiding voor ethyleen aanleggen van Antwerpen naar de
Maasvlakte. Deze is van groot belang. Het wordt een zogenaamde 'common
carrier'-pijpleiding, die in principe door ieder bedrijf kan worden gebruikt. Een
aantal bedrijven heeft al belangstelling. De kern van het beleid, met als motto:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 227
'van havenbeheerder tot mainportmanager', is de positieversterking van het
haven- en industriecomplex in Europees perspectief, nu en op langere termijn. De
nieuwe pijpleiding is een goed voorbeeld van actieve werving voor het aantrekken
van nieuwe industrien.
Voor alle bestaande leidingen wordt
gestreefd naar de invoering van een
kwaliteitsborging (pipeline integrity
management). Met het oog op de
toekomst wil men een buisleidingnet
realiseren voor distributie van
restwarmte (afkoeling van de
raffinaderijen) naar de Westlandse
glastuinbouw. Het gemeentelijk
havenbedrijf Rotterdam (GHB) heeft
actiepunten geformuleerd voor de
uitwerking van het pijpleidingbeleid,
zoals de verbetering van het imago van
leidingen als geruisloze en
milieuvriendelijke vervoersdragers.
Derden moeten gemakkelijker gebruik
kunnen maken van de leidingen door
gezamenlijk gebruik, waardoor de
exploitatiekosten omlaag kunnen.
Dit moet leiden tot verregaande
stimulering van het gebruik van
leidingen als vervoermiddel tussen
chemische fabrieken onderling. Ook
moeten de mogelijkheden worden
onderzocht van nieuwe
leidingtechnieken voor kleinere
bulkstromen en het gebruik van
leidingen voor stoffen in andere
verschijningsvormen dan vloeistoffen en
gassen.
Botlekgebied
32.4 Stroming
Een stroming is het in beweging zijn van een hoeveelheid vloeistof, gas of
andere stoffen.
Stroming ontstaat door drukverschil in het medium. Hoe groter het drukverschil,
des te sneller de stroming.
Het gericht transporteren van vloeistoffen en gassen gebeurt meestal door
pijpleidingen. Bij het gebruik van pijpleidingen voor het transporteren van een
bepaald medium spelen de volgende factoren een rol:
de snelheid van het medium;
de viscositeit (dikvloeibaarheid) van het medium;
het drukverschil in de leiding;
de hoeveelheid medium;
de doorlaat in de pijpleiding.
Stromingen zijn te verdelen in:
laminaire stroming;
turbulente stroming.
VOC | CB3 | 2013-09-18

228 Stroming en leidingen
Laminaire stroming
In 1883 nam Reynolds de volgende proef. Uit een groot vat stroomt water in een
gladde pijp met goed afgeronde instroming. Bij de instroomopening wordt met een
zeer dun buisje kleurstof ingespoten. Bij kleine watersnelheden blijkt de kleurstof
als een draad met het water mee te stromen. De vloeistofdeeltjes volgen in dit
geval rechte banen, evenwijdig aan de buiswand. Dit heet een laminaire stroming.
De vloeistof stroomt in dunne evenwijdige laagjes met verschillende snelheden,
ten gevolge van de dikvloeibaarheid (viscositeit). In een ronde pijpleiding is de
snelheid langs de wand nul en in het midden maximaal.
Laminaire vloeistofstroming
Snelheidsverdeling bij laminaire stroming
Turbulente stroming
Toen Reynolds tijdens zijn proef het water in de pijp sneller liet stromen, traden
er storingen op in de kleurstofdraad. Deze storingen groeiden snel aan tot volledige
menging van de kleurstof met het water. Er treden nu in de stroming kennelijk
snelheidsveranderingen op, zowel in richting als in grootte. De snelheid in n punt
is niet meer constant maar fluctueert, waardoor er wervelingen ontstaan. Dit heet
een turbulente stroming. De wervelingen ontstaan door inwendige
vloeistofwrijvingen en traagheidskrachten die weer een gevolg zijn van de
viscositeit van de vloeistof. Wat viscositeit precies is, wordt in leerobject
'Viscositeit' behandeld.
Als je kijkt naar de snelheden in een buis die overal dezelfde doorsnede heeft, dan
blijkt dat de gemiddelde snelheid (v
gem
) in een laminaire stroming gelijk is aan
de gemiddelde snelheid in een turbulente stroming.
Turbulente vloeistofstroming
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 229
Gemiddelde snelheid
32.5 Continuteitsregel
Bij een bepaalde vloeistofopbrengst bestaat een verhouding tussen de snelheid en
de doorlaat, de zogenaamde continuteitsregel. Deze continuteitsregel zegt dat de
opbrengst in elke willekeurige doorsnede gelijk is als er geen volumeverliezen zijn
en de druk en temperatuur gelijkblijven. Per seconde komt er in doorsnede a-a
evenveel vloeistof langs als in doorsnede b-b en in doorsnede c-c.
Continuteitsregel
Er geldt voor de opbrengst:

v
A v =
waarin:
uv= opbrengst (of debiet of capaciteit) in m
3
/s (Griekse letter phi)
A = de inwendige oppervlakte van de pijp of kanaal in m
2
v = de snelheid van het medium in m/s
Opbrengst in a-a = opbrengst in b-b = opbrengst in c-c:

v
A v A v A v = = =
1 1 2 2 3 3
De continuteitsregel zegt:
A v c =
waarin:
A = oppervlakte
v = snelheid
c = constante
Als er in plaats van volume met massa als opbrengst of capaciteit wordt gewerkt,
dan wordt de continuteitsregel voor een vloeistof:

m
A v = r
waarin:
um = de massaopbrengst (of massadebiet) in kg/s
= de soortelijke massa in kg/m
3
A = de oppervlaktedoorlaat in m
2
VOC | CB3 | 2013-09-18

230 Stroming en leidingen
v = de snelheid in m/s
Er kan ook gerekend worden met het soortelijke volume, 0 (Griekse letter thta).
J
r
=
1
waarin:
0= soortelijk volume in m
3
/kg
= soortelijke massa in kg/m
3
Voorbeeld 1
Gegeven:
Door een ronde pijp met een inwendige diameter van 150 mm stroomt water met
een snelheid van 2 m/s.
Gevraagd:
Hoeveel m
3
water stroomt per uur door deze leiding?
Oplossing:

v
A v =

v
m h = =
p
4
2 3
0 15 2 3600 127 23 , , /
Bij vloeistofstromingen geldt de continuteitsregel ook bij wisselende temperatuur
en druk. De volumeveranderingen ten gevolge van druk- en
temperatuurveranderingen zijn zo klein, dat deze meestal verwaarloosd kunnen
worden. Doordat gassen samendrukbaar zijn en bij temperatuurveranderingen de
druk verandert, moet wel rekening worden gehouden met de druk en temperatuur.
In de praktijk rekent men bij gassen meestal met normaalomstandigheden, dat wil
zeggen bij een temperatuur van 0 C (of 273 K) en een druk van 1 bar absoluut
(of 10
5
Pa).
Er geldt:
r
J
n
n
=
1
waarin:

n
= de soortelijke massa van 1 normaal m
3
(m
n

3)
gas in kg/m
n

3
0
n
= het soortelijk volume van 1 normaal kg gas in m
n

3
/kg
In tabel 1 zijn voor een aantal gassen de normaal soortelijke massa (
n
) en het
normaal soortelijk volume (0
n
) gegeven.
gas of damp naam
0
n
(in m
n

3
/
kg)

n
(in kg/m
n
3
)
CO
2
koolstofdioxide 0,506 1,977
CO koolstofmonoxide 0,800 1,250
- lucht 0,773 1,293
SO
2
zwaveldioxide 0,342 2,927
N
2
stikstof 0,799 1,251
O
2
zuurstof 0,700 1,429
NH
3
ammoniak 0,793 1,261
H
2
waterstof 11,136 0,0898
H
2
O waterdamp 1,244 0,804
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 231
CH
4
methaan 1,395 0,717
C
2
H
6
ethaan 0,737 1,356
C
3
H
8
propaan 0,499 2,004
C
4
H
10
butaan 0,370 2,700
- aardgas 1,200 0,833
Tabel 1 Normaal soortelijk volume en normaal soortelijke massa van enkele gassen en dampen
Als een gas niet bij 1 bar en 0 C wordt verplaatst, dan wordt de opbrengst (F
v
)
berekend met de volgende formule:

v
abs
T
p
=
0
273
1
waarin:

0

= het volume van normaalgas in m
n

3
/s (dat wil zeggen: het normaalgas heeft
een druk van 1 bar en een temperatuur van 0 C)
Voorbeeld 2
Gegeven:
Door een leiding stroomt per uur 70 m
3
aardgas met een druk van 2,5 bar overdruk
en een temperatuur van 21 C.
Gevraagd:
Hoeveel kg aardgas stroomt er per uur door deze leiding, als de soortelijke massa
van aardgas 0,833 kg/m
n

3
is?
Oplossing:
=
0
273
1 T
p
abs
70
294
273
1
2 5 1
70
273
294
3 5
1
277 5
0 0
3
=
+
= =
,
,
, m
n

0
3
227 5 = , m aardgas per uur
n

m
kg aardgas per uur = = =
0
227 5 0 833 189 5 r , , ,
Als de snelheid van een gas onder normale omstandigheden (v
0
) bekend is, dan
kan de werkelijke snelheid (v) berekend worden met de formule:
v v
T
p
abs
=
0
273
1
waarin:
v en v
0
in m/s
T in K
p
abs
in bar
Deze formules gelden voor ideale gassen. Ideale gassen zijn gassen die de wet van
Boyle-Gay Lussac blijven volgen, dat wil zeggen dat ze zich als een gas met zijn
kenmerkende eigenschappen blijven gedragen.
32.6 Viscositeit
Viscositeit is een getal dat de weerstand aangeeft van een stromend medium
(vloeistof) tegen vervormingen, veroorzaakt door de inwendige wrijving tussen die
deeltjes. Je kunt ook zeggen dat de viscositeit een maat is voor de taaiheid,
VOC | CB3 | 2013-09-18

232 Stroming en leidingen
stroperigheid of dikvloeibaarheid van een vloeistof. Een voorbeeld maakt dit
duidelijk:
Vloeibare honing en keukenstroop laten zich even dik op brood smeren, echter het
uitsmeren van honing gaat veel gemakkelijker dan van stroop. Honing is minder
viskeus of anders gezegd, honing heeft een lage viscositeit en stroop heeft een
hoge viscositeit.
De viscositeit van een vloeistof kunnen we indelen in dynamische viscositeit of
absolute viscositeit en kinematische viscositeit.
Voor het bepalen van de dynamische viscositeit of absolute viscositeit zijn in de
normen NEN 3026 en NEN 3803 methoden beschreven waarbij
buisviscositeitsmeters worden toegepast. Je kunt de viscositeit ook bepalen door
een bepaalde hoeveelheid van een medium vanuit een reservoir door een
genormaliseerde opening te laten stromen. De uitstroomtijd van het medium wordt
vergeleken met de uitstroomtijd van dezelfde hoeveelheid water van een bepaalde
temperatuur. De uitkomst wordt uitgedrukt in graden Engler (E).
De absolute of dynamische viscositeit () wordt uitgedrukt in cP (centi-Poise) of
Pa s = N s/m
2
. We kunnen opmerken dat geldt:
1 1 10 1 10
2 3 3
Pa s N s m cP of cP Pa s = = =

/
De dynamische viscositeit van water bij 20 C is 1 cP.
In de stromingsleer wordt veel gebruikgemaakt van de kinematische viscositeit.
De kinematische viscositeit (0) is gelijk aan de dynamische viscositeit () gedeeld
door de soortelijke massa (). De kinematische viscositeit wordt uitgedrukt in cSt
(centi-Stokes). Er geldt dus:
J
h
r
=
waarin:
0 = kinematische viscositeit in m
2
/s = 10
6
cSt
De kinematische viscositeit van water bij 20 C is 1 cSt.
In het algemeen wordt de viscositeit van vloeistoffen bij toenemende druk iets
hoger. Bij temperatuurstijging van vloeistoffen neemt de viscositeit sterk af.
De viscositeit is bij ideale gassen onafhankelijk van de druk, maar wordt hoger bij
stijgende temperatuur. In de afbeelding is de dynamische viscositeit van (a)
glycerine, (b) olijfolie, (c) water en (d) lucht als functie van de temperatuur T
weergegeven.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 233
Dynamische viscositeit als functie van de temperatuur
Viscositeitsklassen
Tijdens gebruik en transport van vloeistoffen moet de viscositeit van de
vloeistoffen vaak aan bepaalde eisen voldoen. Een voorbeeld is het transport van
dikvloeibare stoffen, zoals smeerolie in motoren en machines. In de Verenigde
Staten heeft de Society of Automotive Engineers (de vereniging van
automobieltechnici, SAE) eisen opgesteld waaraan de viscositeit van motorolie
moet voldoen. Bij een bepaalde temperatuur van de olie moet deze een bepaalde
viscositeit hebben. Olin die bij lage temperatuur zijn getest, krijgen een getal met
daarachter een W van winter. Olin die bij 100 C gemeten zijn, krijgen alleen
maar een getal. Aan deze getallen gaan de letters SAE vooraf. Zo ontstaat een
viscositeitsaanduiding als SAE 20W-20, die betekent dat de olie in klasse 20 valt,
zowel in de winter als in de zomer. De 20 vr de W heeft te maken met lage
temperaturen (winter) en de 20 achter de W met hoge temperaturen (zomer). Zo
zijn bijvoorbeeld bij viscositeiten van 5W, 10W en 15W de weerstanden gelijk bij
respectievelijk -25 C, -20 C en -15 C. Daaruit blijkt dat hoe lager het getal vr
de W is, des te hoger de viscositeit is. Het getal geeft de viscositeitsklasse aan.
VOC | CB3 | 2013-09-18

234 Stroming en leidingen
Viscositeitsindex
De viscositeit verandert bij temperatuurverandering en wordt aangegeven met
viscositeitsklassen. Door toevoeging van andere stoffen ('dopes') is het mogelijk
om de viscositeitsverandering bij temperatuurverandering anders te laten
verlopen. Er ontstaat een andere viscositeitsklasse. De mate waarin de viscositeit
van olie verandert, afhankelijk van de temperatuur, wordt aangegeven door het
begrip viscositeitsindex. De viscositeitsindex wordt in een getal uitgedrukt. Hoe
hoger het getal, des te minder verandert de viscositeit bij verandering van
temperatuur. Zo kan door toevoeging van dopes aan de monograde oliesoort SAE
20W-20 een multigrade oliesoort SAE 20W-40 gemaakt worden. SAE 20W is de
basisolie en 40 geeft de viscositeitsindex aan. 20W-40 wil zeggen dat de olie zich
in de winter als olie in de klasse 20 gedraagt en in de zomer als olie in de klasse
40. Om de viscositeitsindex te verhogen, hebben de toegevoegde stoffen de naam
viscositeitsverbeteraars gekregen.
In de diagram worden verticaal de kinematische viscositeit (0) en de dynamische
viscositeit () ten opzichte van, horizontaal, de temperatuur in C voor water
weergegeven.
Viscositeitsverloop ten opzichte van de temperatuur door viscositeitsverbeteraars
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 235
Viscositeit-temperatuurdiagram voor water
In de onderstaande diagram wordt (verticaal) de kinematische viscositeit (0) ten
opzichte van (horizontaal) de absolute druk (p
abs
) weergegeven voor oververhitte
stoomsoorten, met verschillende temperatuur.
Viscositeit-drukdiagram voor oververhitte stoom
In de diagram hieronder worden (verticaal) de kinematische viscositeit en de
dynamische viscositeit ten opzichte van (horizontaal) de temperatuur van lucht en
rookgassen weergegeven.
VOC | CB3 | 2013-09-18

236 Stroming en leidingen
Viscositeit-temperatuurdiagram voor lucht en rookgassen
In de volgende diagram worden verticaal de dynamische en de kinematische
viscositeit weergegeven voor diverse soorten olie en horizontaal de bijbehorende
temperatuur.
Viscositeit-temperatuurdiagram voor diverse olin
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 237
32.7 Het getal van Reynolds
Tijdens een stroming treden weerstanden op ten gevolge van het langs elkaar
schuiven van dunne lagen. Bij het opvoeren van de snelheid treden wervelingen
op door inwendige vloeistofwrijving en traagheidskrachten.
Om erachter te komen of een stroming laminair of turbulent is, heeft Reynolds
proefondervindelijk (empirisch) een formule samengesteld. Aan het dimensieloze
getal, het Reynolds-getal (Re), dat je via deze formule kunt bepalen, kun je zien
of een stroming laminair of turbulent is. Is het Reynolds-getal kleiner dan 2200,
dan is de stroming laminair. Is het getal groter dan 4000, dan is de stroming
turbulent. De Reynolds-getallen tussen 2200 en 4000 liggen in het kritische gebied
of overgangsgebied.
Het Reynolds-getal (Re) kun je als volgt berekenen:
Re =
r
h
v D
gem inw
waarin:
Re = dimensieloos Reynolds-getal
= soortelijke massa medium in kg/m
3
v
gem
= gemiddelde stroomsnelheid in m/s
D
inw
= inwendige leidingdiameter in m
q = absolute of dynamische viscositeit (Griekse letter ta) in N s/m
2
= cP 10
-5
Omdat geldt:
J
h
r
=
waarin:
0 = kinematische viscositeit van het medium (Griekse letter nu) in m
2
/s = cSt
10
-6
kunnen we het Reynolds-getal ook berekenen met:
Re =
v D
inw
J
We kunnen ook zeggen:
Re =
v D
inw
r
h
Voorbeeld 3
Gegeven:
Door een leiding met een inwendige diameter van 15 mm stroomt water met een
snelheid van 0,8 m/s. De temperatuur van het water is 40 C. Het water heeft een
kinematische viscositeit van 0,67 cSt.
Gevraagd:
Bepaal het Reynolds-getal.
Oplossing:
Re
, ,
,
, =

=

v D
inw
J
0 8 0 015
0 67 10
17910 4
6
VOC | CB3 | 2013-09-18

238 Stroming en leidingen
32.8 Stromingstoestand
Onder een stromingstoestand wordt de toestand verstaan waarin een
vloeistofstroom verkeert. Je moet daarbij denken aan de snelheid, druk en
temperatuur. De stromingstoestand kan door diverse factoren veranderen:
de viscositeit (dikvloeibaarheid) van het medium;
de soortelijke massa van het medium;
de stroomsnelheid;
de stroomrichting;
de doorsnedevorm van de leidingen (rond, ovaal, vierkant of rechthoekig);
de lengte van de leiding;
het aantal bochten en appendages (afsluiters, filters, meet- en
regelapparatuur);
wervelingen;
weerstanden als inwendige wrijving, botsingen en de wrijving tussen medium
en wanden van leidingen en appendages.
Op enkele van deze factoren gaan we nader in.
Factoren die de stromingstoestand veranderen
Viscositeit
De viscositeit is erg belangrijk bij een stroming. Een dikvloeibare vloeistof (hoge
viscositeit) heeft meer energie nodig om met een bepaalde snelheid te stromen,
dan een dunvloeibare vloeistof (lage viscositeit). De viscositeit is afhankelijk van
de temperatuur van de te verplaatsen vloeistof. Hoe lager de temperatuur, des te
hoger is de viscositeit of hoe hoger de temperatuur, des te lager is de viscositeit.
Soortelijke massa
De invloed van de soortelijke massa heeft betrekking op het vermogen om de
stroming op snelheid te houden. Hoe groter de soortelijke massa van het medium
is, hoe meer energie er nodig is om een stroming in stand te houden.
Stroomsnelheid en stroomrichting
De stroomsnelheid kan laminair of turbulent zijn. Is de snelheid laag, dan is de
stroming in een rechte leiding meestal laminair. Naarmate de snelheid hoger
wordt, ontstaat in de stroom steeds meer turbulentie. Richtingveranderingen en
oppervlakteveranderingen bevorderen het ontstaan van turbulentie.
Leidingdoorlaat
Een vormverandering van de leidingdoorlaat heeft invloed op de stroming.
Voorbeelden van vormveranderingen zijn:
van dun naar dik;
van rond naar vierkant;
van rond naar rechthoekig;
van vierkant naar rechthoekig.
Richtingveranderingen in bochten en splitsingen benvloeden eveneens de
stroming.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 239
Vormverandering van de leidingdoorlaat
Richtingveranderingen in leidingen
Appendages
Om een stroming te kunnen regelen, zijn appendages nodig. Deze appendages
benvloeden de stromingstoestand, doordat er meestal richting- en
snelheidsveranderingen in plaatsvinden. In de appendages zijn de doorlaten vaak
kleiner, waardoor snelheidsveranderingen ontstaan die extra weerstand
veroorzaken. De ontstane extra weerstanden uiten zich in drukverliezen. Enkele
voorbeelden van appendages zijn:
diverse soorten afsluiters en kleppen;
koppelingen en expansiestukken;
filters;
meet- en regelapparatuur waarbij de voelers in de stroom geplaatst zijn.
Diverse appendages
Stromingsweerstanden
Weerstanden in stromingen ontstaan door:
VOC | CB3 | 2013-09-18

240 Stroming en leidingen
inwendige wrijving in het medium;
wrijving tussen het medium en de leidingwanden;
botsingen door richtingveranderingen en obstakels zoals bochten,
appendages en verandering van de doorlaat;
wervelingen en gevolge van snelheidsverschillen.
In een stroming zijn weerstanden verliezen die zich uiten in drukverschillen. Deze
drukverschillen kosten energie. Om in een stroming zo weinig mogelijk
energieverlies te krijgen, moeten de weerstanden zo laag mogelijk gehouden
worden.
Inwendige wrijving
Vloeistofdeeltjes die in een stroming bewegen, schuiven langs elkaar. Dit
veroorzaakt wrijving. De wrijving tussen de vloeistofdeeltjes is n van de
stromingsweerstanden. Deze stromingsweerstanden zijn afhankelijk van de
viscositeit van de vloeistof en de snelheid waarmee de vloeistof stroomt. Hoe hoger
de viscositeit is, des te moeilijker is het om de vloeistof te laten stromen. De
viscositeit is een maat voor de inwendige wrijving. De viscositeit is afhankelijk van
de temperatuur.
Hoe groter de snelheid van de vloeistofstroom, hoe groter ook de
stromingsweerstanden.
Stromingswrijving
Leidingweerstanden
Leidingen zijn van een bepaald materiaal gemaakt, afhankelijk van de
toepassingen. Door de structuur en de oppervlaktegesteldheid van de gebruikte
materialen ontstaan bepaalde weerstanden tussen het materiaal en de
vloeistofstroom. Deze weerstanden zijn wrijvingsverliezen. Hoe groter de
vloeistofsnelheid is, des te groter zijn de wrijvingsverliezen.
Weerstanden in appendages
Meestal zijn in leidingsystemen appendages gemonteerd zoals afsluiters, kleppen,
filters, verdeelstukken, bochten en opnemers. Appendages verstoren de stroming,
waardoor extra weerstanden optreden. Deze extra weerstanden zijn ook verliezen.
32.9 De wet van Bernoulli
Volgens de continuteitsregel is in elke doorsnede in een leiding de opbrengst gelijk
als er geen lekverliezen zijn en geen drukveranderingen en
temperatuurveranderingen plaatsvinden. Ook geldt:
'oppervlakte maal snelheid is constant';
'oppervlakte maal snelheid is gelijk aan de opbrengst (capaciteit)'.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 241
In ieder deeltje op deze aarde zit energie opgeslagen. Dit noemen we potentile
energie (stilstaande energie). Als we deze energie vrijmaken, ontstaat dynamische
energie (bewegingsenergie). Denk maar aan een berg sneeuw die na het in
beweging komen een lawine vormt.
Volgens Bernoulli is de hoeveelheid energie van een bepaalde massa in een
stroming in elke willekeurige doorsnede gelijk, als we geen rekening houden met
wrijving en geen arbeid toevoeren of afvoeren. Dit houdt in dat in punt B in
doorsnede A1 evenveel energie aanwezig is als in punt C in doorsnede A
2
.
Vloeistofstroming
De hoeveelheid energie die punt B passeert, bestaat uit potentile energie,
dynamische energie en, omdat de stroom tegen een heersende druk p in beweegt,
statische drukenergie (arbeid).
Nemen we als massa 1 N, dan bevindt zich in punt B:
potentile energie (in Nm):
g m h g h =
1 1
waarin:
g = versnelling van de zwaartekracht in m/s
2
h
1
= hoogte meetpunt ten opzichte van de vloer in m
dynamische energie (in Nm):
1
2 1
2 1
2
2
= m v
v
waarin:
v
1
= snelheid medium in m/s
statische drukenergie:

m v
= r
waarin:
Fm
= massa in kg
Fv
= volume in m
3
= soortelijke massa in kg/m
3
VOC | CB3 | 2013-09-18

242 Stroming en leidingen

v
v A =
1 1
waarin:
A
1
= oppervlakte in m
2
F v A r en v
A
m
m
= =

1 1 1
1

r
waarin:
r = soortelijke massa in kg/m
3
W F s =
waarin:
W = arbeid in Nm
F = kracht in N
s = weg in m
W A p v =
1 1 1
waarin:
p = druk in het meetpunt in N/m
2
(pascal)
W A p
A
p
m m
=

=

1 1
1
1

r r
Omdat u
m
= 1 kg, geldt voor W:
W
p p
=

=
1 1
1
r r
In punt B bevindt zich:
g h
v p
of g h
v
p = + + +
1
1
2
1
1
1
2
1
2 2 r
r r
waarin:
g = versnelling van de zwaartekracht in m/s
2
h
1
= hoogte meetpunt ten opzichte van de vloer in m
v
1
= snelheid medium in m/s
p
1
= druk in het meetpunt in N/m
2
(pascal)
r = soortelijke massa in kg/m
3
In punt C bevindt zich dezelfde hoeveelheid energie als in punt B, dat wil zeggen:
r r r r + + = + + g h
v
p g h
v
p
1
1
2
1 2
2
2
2
2 2
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 243
Voorbeeld 4
Gegeven:
Door een verticale, verschraalde, leiding
stroomt vloeistof met een soortelijke
massa van 950 kg/m. De snelheid in
punt A is 3 m/s en in punt B 4 m/s. De
druk in punt A is 3,5 10
5
Pa. Punt A ligt
1 meter boven de grond en punt B 2
meter. De factor g = 9,8 m/s
2
.
Gevraagd:
Hoe groot is de druk in punt B?
Oplossing:
r r r r + + = + + g h
v
p g h
v
p
1
1
2
1 2
2
2
2
2 2
950 9 8 1 950
3
2
3 5 10 950 9 8 2 950
4
2
2
5
2
2
+ + = + + , , , p
p Pa
2
363585 26220 337365 = =
32.10 Nomogrammen
Een nomogram is een samengestelde grafische voorstelling van grafieken. Uit een
nomogram kun je onbekende factoren aflezen. Bij een stroming in een leiding
spelen de opbrengst, de snelheid, de doorlaat en de weerstanden een grote rol.
Om met een zo hoog mogelijk rendement te kunnen werken, is het nodig om met
een aantal afspraken en gegevens rekening te houden, die vaak uit nomogrammen
kunnen worden afgelezen.
Nomogrammen voor leidingen
Voor het berekenen van een doortocht van een leiding is het belangrijk om te
weten hoe groot de opbrengst en de snelheid van het medium is. Om de verliezen
VOC | CB3 | 2013-09-18

244 Stroming en leidingen
niet te groot te laten worden, werkt men in de ontwerpfase met
aannamesnelheden die door ervaring bekend zijn.
Nomogrammen voor bepaling van de leidingdiameter
In tabel 2 zijn voor een aantal gassen en vloeistoffen de gemiddelde snelheden in
bepaalde omstandigheden gegeven. Bij lange leidingen worden de laagste
snelheden gebruikt en naarmate de leidingen korter zijn, kan van hogere
snelheden worden uitgegaan.
medium opmerkingen v (in m/s)
stoomleidingen L.D. stoom tot 10 bar 15 tot 20
M.D. stoom 10-40 bar 20 tot 40
H.D. stoom 40-125 bar 30 tot 60
afgewerkte stoom 50
voedingsleidingen normale zuigleidingen 1
idem bij centrifugaalpompen 1,5 tot 2
lange zuigleidingen (lengte 40-50 m.) 0,75
persleidingen 1,5 tot 3
condensaatleidingen 1 tot 1,5
waterleidingen drink- en verbruikswater 0,6 tot 0,7
hoofdleidingen 1 tot 3
olieleidingen smeerolie 0,5 tot 1
brandstofolie 5 tot 20
gasleidingen plaatselijke verbruiksgasleidingen 0,8 tot 1,2
afstandsgasleidingen 25 tot 60
rookgassen in ketels 10 tot 25
schoorstenen 5 tot 15
Tabel 2 Gemiddelde snelheden in leidingen
Voorbeeld 5
Gegeven:
Door een leiding moet per uur 10 m
3
drinkwater stromen met een snelheid van 0,6
m/s.
Gevraagd:
Hoe groot moet de inwendige diameter van de leiding zijn?
Oplossing:
= A v
A D =
p
4
2
= =
p p
4
2
4
2
200
3600
0 6 D v D ,
D m mm = = 0 0768 76 8 , ( , )
De gevonden diameter (voorbeeld 5) wordt naar boven of naar beneden afgerond
tot een gangbare diameter die in de handel verkrijgbaar is. In tabel 3 staan in de
eerste twee kolommen standaardafmetingen, tussen twee dikke lijnen de
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 245
gangbare wanddikten en daarbuiten afwijkende wanddikten, die op bestelling
gemaakt kunnen worden. We kiezen in het geval van voorbeeld 5 een
buitendiameter van 82,5 mm en een wanddikte van 2,6 mm. De inwendige
diameter is 82,5 - (2 2,6) = 77,3 mm, dus ruimschoots voldoende.
Tabel 3 Afmetingen van pijpleidingen
Voorbeeld 6
Gegeven:
Door een leiding moet 0,2 normaal m
3
aardgas per seconde stromen. Het
distributienet heet een druk van 2 bar en een temperatuur van 22 C.
Gevraagd:
Hoe groot moet de inwendige diameter zijn, als de minimale gassnelheid 0,8 m/s
is?
Oplossing:
F
T
p
m s
v
abs
v v
= =
+
=
0
3
273
1
0 2
295
273
1
2 1
0 072 , , /
F A v D v D D m mm
v
= = = = =
p p
4
2
4
2
0 072 0 8 0 3385 338 5 , , , ( , )
VOC | CB3 | 2013-09-18

246 Stroming en leidingen
De minimale inwendige diameter is 338,5 mm. Volgens tabel 3 wordt het een
leiding met een buitendiameter van 355,6 mm en een wanddikte van 5,6 mm. De
inwendige diameter is dan 355,6 - (2 5,6) = 344,4 mm, dus ruim voldoende.
Nomogrammen in verband met de toelaatbare bedrijfsdruk
Voor het berekenen van pijpleidingen waarin een overdruk heerst, is het belangrijk
om de wanddikte te berekenen op sterkte. De wanddikte is afhankelijk van de druk
die in de leiding heerst. De toelaatbare treksterkte is afhankelijk van het materiaal
waarvan de leiding is gemaakt. De wanddikte kan berekend worden met de
formule:
d
p D
z p
inw
t toel
=

2 s
,
waarin:
d = de wanddikte in mm
p = de overdruk in N/mm
2
D
inw
= de inwendige diameter van de pijpleiding in mm
z = een verzwakkingsfactor (kan variren van 0,6 tot 1, afhankelijk van de situatie)
o s
t,toel
= de toelaatbare treksterkte bij de bedrijfstemperatuur in N/mm
2
De berekende wanddikte moet nog worden verhoogd met:
1 mm, ten gevolge van intering tijdens de levensduur van de pijpleiding;
12,5% van de wanddikte, in verband met fabricageafwijkingen (toleranties).
De formule wordt dan:
d
p D
z p
mm
inw
t toel
=


+


2
1 1 125
s
,
,
Onderstaand is een tabel weergegeven waarin de toelaatbare treksterkte (o
t,toel
)
van verschillende soorten materialen is uitgezet tegen de temperatuur (T) van de
pijpleiding.
Voorbeeld 7
Gegeven:
Door een stoomleiding stroomt oververhitte stoom met een druk van 120 bar en
een temperatuur van 300 C. We gebruiken een stalen leiding (Fe440) met een
minimale inwendige diameter van 50 mm.
Gevraagd:
Hoe groot moet de wanddikte van deze leiding minimaal zijn als we z = 0,7 nemen?
Oplossing:
d
p D
z p
mm
inw
t toel
=


+


2
1 1 125
s
,
,
Volgens de afbeelding is de toelaatbare treksterkte van Fe440 bij 300 C gelijk aan
160 N/mm
2
p = 120 bar = 120 10
-5
N/m
2
= 12 N/mm
2
.
d mm =


+

=
12 50
2 0 7 160 12
1 1 125 4 3
,
, ,
Met behulp van tabel 3 kiezen we pijp met een uitwendige diameter van 60,3 mm
met een wanddikte van 4,5 mm. De inwendige diameter is nu 51,3 mm.
We moeten ook nog controleren of de werkelijk optredende treksterkte (spanning)
onder de toelaatbare treksterkte blijft:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 247
4 5
12 51 3
2 0 7 12
1 1 125 ,
,
,
, =


+


s
t
o
t
= 155,14 N/mm
2
. Dit is minder dan 160 N/mm
2
, dus de afmetingen zijn juist.
Toelaatbare spanning ten opzichte van de temperatuur voor diverse materialen
Nomogrammen voor bepaling van de stromingstoestand
Hieronder is de diagram van Moody. Daarin kun je de weerstandscofficint ()
verticaal aflezen, als het Reynolds-getal (Re) (horizontaal) en de pijpdiameter
(verticaal, rechts) bekend zijn. In het laminaire gebied (Re < 2200) is de
weerstandscofficint () altijd gelijk aan:
l =
64
Re
VOC | CB3 | 2013-09-18

248 Stroming en leidingen
Moody-diagram
Voor het berekenen van het drukverlies van een stroming in een pijpleiding of
kanaal wordt gebruik gemaakt van de formule:
p
l
D
v
inw
= l r
2
2
waarin:
Dp = het drukverlies in de rechte leiding in N/m
2
of Pa
= de weerstandscofficint (dimensieloos)
l = de pijplengte in m
D
inw
= de inwendige pijpdiameter in m
v = de snelheid van het medium in m/s
= de soortelijke massa van het medium in kg/m
3
Voor rechte leidingen kunnen we voor en k-waarde invullen:
k
l
D
leid
inw
= l
p k
v
leid
=
2
2
r
waarin:
A p in N/m
2
Bij rechthoekige en vierkante pijpen kan niet uit het Moody-diagram bepaald
worden. Dit kunnen we wel doen als we een vervangende diameter invoeren, de
zogenaamde hydraulische diameter (D
hydr
):
D
A
omtrek
hydr
=
4
waarin:
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 249
A
hydr
= de hydraulische diameter in m
A = de inwendige oppervlakte van de doorlaat in m
2
omtrek = de inwendige omtrek van de doorlaat in m
In een leidingsysteem bevinden zich meestal een aantal bochten, afsluiters,
instroom en uitstroom, kleppen, enzovoort. We kunnen de weerstanden van deze
appendages vergelijken met een aantal meter pijplengte en drukken deze uit met
een vergelijkende k-waarde. Het drukverlies kunnen we dan berekenen met de
formule:
p k k k
v
leiding afsluiter bocht
= + + + ( )
2
2
r
waarin:
A p in N/m
2
In de onderstaande tabel zijn de k-waarden gegeven van een aantal appendages
en van bochten en T-stukken.
Voorbeeld 8
Gegeven:
Per seconde stroomt 0,5 m
3
oververhitte stoom met een druk van 25 10
-5
Pa en
een temperatuur van 300 C door een stoomleiding. De stoom stroomt met een
gemiddelde snelheid van 50 m/s. De stoomleiding is gemaakt van 13CrMo44.
Gevraagd:
a. De inwendige diameter van de leiding.
b. De wanddikte van de leiding als z = 0,7, corrosietoeslag = 1 en
tolerantietoeslag = 1,125.
c. Welke afmetingen neem je aan en waarom?
d. Het Reynolds-getal.
e. Het drukverlies in een rechte leiding van 30 m (soortelijke massa van de
stoom = 12,3 kg/m
3
).
Oplossing
Oplossing:
a.

v inw
A v D v D D m mm = = = = =
p p
4
2
4
2
0 5 50 0 1128 112 8 , , ( , )
b.
d
p D
z p
mm
inw
t toel
=


+


2
1 1 125
s
,
,

t,toel
is voor 13CrMo44 gelijk aan 140 N/mm
2
. p = 25 bar = 2,5 N/mm
2
d mm =


+

=
2 5 112 8
2 0 7 140 2 5
1 1 125 2 76
, ,
, ,
, ,
a. De uitwendige diameter is minimaal 112,8 + 2 2,76 = 118,32 mm. We
nemen dan een buis met een buitendiameter van 121 mm en een wanddikte
van 3,2 mm (tabel 3).
b.
Re , , =

= =
v D
D mm
inw
inw
J
121 2 3 2 114 6
Voor stoom van 26 bar absoluut en 300 C geldt: J = 2,45 10
-6
Re
,
,
, ( , ) =

50 0 1146
2 45 10
2338775 5 2 3 10
6
6
VOC | CB3 | 2013-09-18

250 Stroming en leidingen
a.
p
l
D
v
inw
= l r
2
2
Uit het Moody-diagram blijkt, dat = 0,0152; D
inw
= 114,6 mm
p Pa = = 0 0152
30
0 1146
50
2
12 3 803 5
2
,
,
, ,
Tabel met k-waarden van diverse appendages
Voorbeeld 9
Gegeven:
In de pijpleiding uit voorbeeld 8 zitten drie gegoten haakse bochten, een
schuifafsluiter met verende schuif en een terugslagklep.
Gevraagd:
Hoe groot is het drukverlies in de pijpleiding?
Oplossing:
p k k k k
v
leiding afsluiter bochten terugslagklep
= + + + ( )
2
2
r
k
l
D
leiding
inw
= l
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 251
l = = = 0 0152 30 114 6 , , , , l m D mm
inw
k
leiding
= = 0 0152
30
0 1146
3 98 ,
,
,
v m s kg m k k k
bochten afsluiter te
= = = = = 50 12 3 3 0 9 2 7 0 52
3
/ , , / , , , , , , r
rrugslagklep
= 2 5 ,
p N m bar = + + + = ( , , , , ) , , / ( , ) 3 98 2 7 0 52 2 5
50
2
12 3 149137 5 1 49
2
2
32.11 Leidingkarakteristiek
Het drukverlies in een leiding berekenen we met de formule:
p
l
D
v
inw
= l r
2
2
In deze formule zitten als vaste waarden: de weerstandscofficint, de verhouding
tussen lengte en inwendige diameter en de soortelijke massa. Er is dus een
bepaalde verhouding tussen het drukverschil en de snelheid in het kwadraat. Het
drukverschil loopt sneller op dan de snelheid. Als we deze twee waarden in een
grafiek uitzetten, met horizontaal de snelheid of capaciteit en verticaal het
drukverschil, dan zien we dat de gevormde lijn geen rechte lijn is.
Leidingkarakteristiek
VOC | CB3 | 2013-09-18

252 Stroming en leidingen
32.12 Samenvatting
Bij het stromen van gassen en vloeistoffen door leidingsystemen moet men
rekening houden met een aantal factoren die de stroming benvloeden. Enkele van
deze factoren zijn:
laminaire of turbulente stroming;
viscositeit;
temperatuur van het medium;
snelheid van het medium;
weerstanden (in verband met wrijvings- en stromingsverliezen);
richtingveranderingen in bochten en appendages;
diameterveranderingen.
Door gegevens te verzamelen uit tabellen en nomogrammen en deze in
berekeningen te verwerken, is het mogelijk om systemen te ontwerpen waarvan
het totale rendement hoog is.
Overzicht formules:
Continuteitsregel

v
A v =

m v
= r
Wet van Bernoulli
r r + + = g h
v
p cons t
2
2
tan
Temperatuurcorrectie bij gassen

v
abs
T l
p
=
0
273
Snelheidscorrectie bij gassen
v v
T l
p
abs
=
0
273
Bepaling wanddikte d
d
p D
z p
inw
t toel
=

2 s
,
Reynolds-getal
Re
,
=


p D
z p
inw
t toel
2 s
Drukverliezen
p k k k
v
leiding afsluiter bocht
= + + + ( )
2
2
r
k
l
D
leiding
inw
= l
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 253
D
A
omtrek
inw
=
4
VOC | CB3 | 2013-09-18

254 Stroming en leidingen
33 Vragen
1. Welk transportmiddel heeft zich na de Tweede Wereldoorlog snel ontwikkeld?
2. Welke voordelen heeft transport via pijpleidingen?
3. Welke actiepunten voor een goed pijpleidingbeleid heeft het GHB
geformuleerd?
4. Wat versta je onder een laminaire stroming en een turbulente stroming?
5. Waardoor ontstaat een turbulente stroming?
6. Wat versta je onder de continuteitsregel?
7. Waarom geldt de continuteitsregel niet voor gassen?
8. Wat moet je doen om de continuteitsregel toch te kunnen gebruiken bij
gassen?
9. Wat versta je onder viscositeit?
10. Hoe wordt de kinematische viscositeit uitgedrukt?
11. Wat versta je onder viscositeitsklassen?
12. Wat versta je onder viscositeitsindex?
13. Bepaal uit figuur 7 de dynamische viscositeit van oliefolie met een
temperatuur van 40 C.
14. Welke kinematische viscositeit heeft:
a. water met een temperatuur van 50 C;
b. stoom met een druk van 10 bar en een temperatuur van 350 C;
c. olie 800 RwI met een temperatuur van 65 C?
1. Welke factoren kunnen de stromingsweerstanden benvloeden?
15. Waarom is het berekenen van de wanddikte belangrijk bij het bepalen van
de afmetingen van pijpleidingen?
16. Door een lagedrukstoomleiding stroomt per uur 2000 kg verzadigde stoom
met een druk van 5 bar overdruk en een snelheid van 20 m/s. De soortelijke
massa van de stoom is 2,62 kg/m
3
.
a. Bepaal de inwendige diameter van de leiding.
b. Welke pijpafmetingen neem je volgens tabel 3?
17. Door een gasleiding stroomt 500 normaal kubieke meter aardgas per uur met
een temperatuur van 20 C en een druk van 4 bar overdruk. De gebruikte
leiding heeft als afmetingen: C 609,6 6,3 mm.
a. Bereken de gassnelheid onder normale omstandigheden.
b. Bereken de werkelijke gassnelheid.
18. In een pijp met een inwendige diameter van 101,6 mm heerst een druk van
60 bar overdruk en een temperatuur van 200 C. De verzwakkingsfactor z =
0,8.
a. Bereken de wanddikte als de pijp gemaakt is van Fe440.
b. Welke wanddikte neem je volgens tabel 3?
19. Door een leiding met een inwendige diameter van 10 mm stroomt water met
een snelheid van 0,7 m/s en een temperatuur van 20 C.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 255
a. Bepaal het Reynolds-getal.
b. Is deze stroming laminair of turbulent?
20. Door de leiding in de afbeelding stroomt stookolie 3500 RwI met een
temperatuur van 50 C. De olie stroomt met een snelheid van 2,5 m/s. De
soortelijke massa van de olie is 950 kg/m
3
.
a. Bereken hoeveel kg olie er per uur door de leiding stroomt.
b. Bepaal het Reynolds-getal.
c. Bereken het drukverlies tussen A en B, als de weerstandscofficint van
de regelklep 1,5 is en de uitstroomweerstandscofficint in punt B 0,4
is.
21. Een rechthoekig kanaal heeft als inwendige afmetingen 500 300 mm. Het
kanaal is 60 m lang. In het kanaal zijn twee haakse bochten gelast met elk
een k-waarde van 1,8. Door het kanaal stroomt 3 kg rookgas per seconde,
met een soortelijke massa van 1,235 kg/m
3
. De temperatuur van de
rookgassen is 260 C, terwijl de druk 0,8 bar overdruk is.
a. Bereken de gassnelheid in het kanaal.
b. Bepaal het Reynolds-getal behorende bij deze stroming.
c. Bereken het drukverlies over dit kanaal.
VOC | CB3 | 2013-09-18

256 Vragen
34 Veiligheid en milieu
34.1 Inleiding
Bij hydraulische installaties is veiligheid
van groot belang. Dit geldt voor de
installatie, maar vooral voor de mensen
die ermee omgaan. Veiligheid heeft ook
betrekking op de omgeving.
Olie hoort thuis in de installatie,... niet in het milieu.
Voorschriften
Bij het werken aan en in de buurt van hydraulische installaties moeten de volgende
veiligheidsvoorschriften strikt worden opgevolgd:
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door
vakbekwame mensen worden uitgevoerd
Voor aanvang van de werkzaamheden moet de installatie volgens de juiste
procedure uit bedrijf worden genomen en moet de druk van het systeem
worden gehaald.
Belangrijk
Neem verder altijd het volgende in acht:
Bestudeer de installatiegegevens.
Deze zijn te verkrijgen uit het
hydraulisch schema, de
onderhoudsvoorschriften of van de
leverancier.
Gebruik de beschikbare
persoonlijke
beschermingsmiddelen
(veiligheidsbril, overall,
veiligheidsschoenen e.d.).
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Vaak is het raadzaam of zelfs verplicht om tijdens de werkzaamheden
gehoorbescherming te dragen. Vermijd door het dragen van handschoenen dat de
huid in aanraking komt met vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
Wees extra voorzichtig in de buurt van draaiende en bewegende delen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 257
34.2 Onderhoud en reparatie
Voor een veilig en storingsvrij werkende installatie is onderhoud van essentieel
belang. Een hydraulisch systeem moet voorzien zijn van een onderhoudsconcept.
Voer dit onderhoudsconcept altijd zorgvuldig uit.
Voorbereiding
Ga vr aanvang van onderhoud en reparatie na welke fabrikantgegevens er op
de installatie van toepassing zijn en welke specifieke eisen er gesteld worden aan
de installatie.
Bestudeer het hydraulisch schema van de installatie voordat je aan het werk gaat.
Hiermee kunnen onveilige situaties worden voorkomen. Een hydraulisch schema
is altijd in de ruststand getekend. Soms kan een stuurschuif ook in ruststand
bediend zijn, bijvoorbeeld door een elektrische bediening. Overtuig je er daarom
van dat de installatie elektrisch veilig is.
Uit bedrijf nemen
Algemeen
Let bij het uit bedrijf nemen van een
installatie altijd op de juiste
werkvolgorde en de veilige eindpositie.
Zolang de geheven delen van
bijvoorbeeld liften of heftrucks niet
volledig gedaald zijn, staat het systeem
nog onder druk.
Als er dan een slang moet worden
verwisseld, zal er door het gewicht van
het geheven deel druk in de slang
kunnen heersen. Soms moeten
werktuigdelen met balken of
hulpstukken ondersteund worden om
onderhoud te kunnen plegen.
Zorg er bij installaties met een
accumulator voor dat er geen
onverwachte beweging kan ontstaan
door de energie die nog in de
accumulator aanwezig is, ook als de
pomp niet meer draait. Wees er dus
zeker van dat de accumulator volkomen
drukloos is.
Hydraulische installatie buiten bedrijf
Beveiliging
Als een installatie uit bedrijf is genomen, neem dan altijd de juiste
voorzorgsmaatregelen om de installatie te beveiligen:
Breng een veiligheidsslot aan op de installatie of vergrendel deze op een
andere manier. Hierdoor kan de installatie niet per ongeluk worden gestart.
Stel de installatie elektrisch veilig door middel van bijvoorbeeld een
werkschakelaar.
Zorg er altijd voor dat de directe omgeving ontoegankelijk is voor anderen.
Zet indien nodig de werkomgeving af met een hek of een lint.
VOC | CB3 | 2013-09-18

258 Veiligheid en milieu
Uitvoering
Wees er bij het vervangen van
onderdelen zeker van dat je
componenten monteert die aan de
vereiste specificaties voldoen. Let op de
voorgeschreven druk en de plaats van de
aansluitingen. Hanteer bij het gebruik
van meetslangen de juiste
aansluitvolgorde, dus eerst op het
meetpunt.
Let er bij het verversen van de olie op dat
je de juiste olie gebruikt. Gebruik het
juiste gereedschap en draag de
voorgeschreven veiligheidskleding.
Vermijd ook elk contact van de olie met
de huid en de ogen door het dragen van
de juiste persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Werk in uitvoering
Lekkage van olie is een veel voorkomend probleem. Probeer nooit lekkages op te
sporen door met je hand over een slang of een leiding te gaan. Een dunne oliestraal
onder hoge druk snijdt als een mes door de huid!
Gebruik het juiste gereedschap. Bij onderhoud of reparatie aan leidingwerk hebben
steeksleutels de voorkeur boven een Engelse sleutel of een waterpomptang.
Vervuilde filters zijn gevaarlijk voor het milieu en behoren dus met het chemisch
afval te worden afgevoerd. Ook gebruikte olie moet op de juiste manier worden
afgevoerd.
In bedrijf stellen
Het in bedrijf stellen moet eveneens altijd volgens de voorgeschreven procedure
worden uitgevoerd. Wanneer dit onzorgvuldig gebeurt, kan een last ongewild in
beweging komen!
Zorg er bij het in gebruik nemen van een nieuwe installatie voor dat gelekte olie
niet in het milieu terecht kan komen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 259
VOC | CB3 | 2013-09-18

260 Veiligheid en milieu
35 Onderhoud
Onderhoud is voor een machines en
installaties van groot belang om
ongewenste stilstand, en dus
productieverlies, te voorkomen.
Werk in uitvoering
Het onderhoud aan een installatie moet altijd op voorschrift van de leverancier of
vanuit het onderhoudsconcept gebeuren. Steeds vaker wordt bij het onderhoud
van installaties gebruik gemaakt van geavanceerde meetapparatuur, waarmee je
snel en gemakkelijk kunt vaststellen in hoeverre een installatie onderhoud nodig
heeft. Door het zorgvuldig bewaken van de conditie van de installatie kan een
optimale standtijd van de componenten worden bereikt en kan ongeplande
stilstand van de installatie worden voorkomen.
Bij grote hydraulische installaties is het vaak zinvol om de olie te bemonsteren en
door een laboratorium te laten onderzoeken op vervuiling en veroudering.
35.1 Soorten onderhoud
Aan een installatie kunnen twee soorten
onderhoud worden gepleegd:
preventief
correctief
De oliespuit: preventief (dagelijks) onderhoud
Preventief onderhoud
Preventief onderhoud richt zich op het voorkomen van storingen.
Correctief onderhoud
Correctief onderhoud is gericht op het verhelpen van storingen.
Correctief onderhoud wordt daarom ook wel storingsafhankelijk onderhoud
genoemd. Ook wordt de term curatief onderhoud gebruikt.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 261
35.2 Preventief onderhoud
Preventief onderhoud is verder in te
delen in gebruiksafhankelijk en
toestandsafhankelijk onderhoud.
Gebruiksafhankelijk onderhoud heeft
een periodiek karakter. Dat wil zeggen
dat het onderhoud plaatsvindt na een
voorgeschreven tijd of aantal draaiuren.
Toestandsafhankelijk onderhoud wordt
afgestemd op de conditie van de
installatie die tijdens een inspectie is
vastgesteld.
Inspectie van een lasersnijmachine
Reiniging
De meeste storingen in de hydrauliek ontstaan door vuil. Het regelmatig reinigen
van de installatie bevordert de levensduur dan ook aanmerkelijk. Hoe vaak dit
moet gebeuren is afhankelijk van het gebruik, de omgeving en de soort installatie.
Zorg er ook bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden voor dat er geen vuil
de installatie binnendringt. Let er bij het schoonmaken op dat er geen
reinigingsmiddelen in de olie terechtkomen of onderdelen beschadigd raken. Neem
zonodig eerst de installatie uit bedrijf in verband met de veiligheid.
Gebruiksafhankelijk onderhoud
Periodiek moeten ten minste de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
verversen van de olie
schoonmaken of vervangen van filters
smeren van draaipunten
reinigen van oliekoeler (indien aanwezig).
Toestandsafhankelijk onderhoud
Het regelmatig controleren van kritische delen van de installatie is van grote
invloed op de storingsvrije werking en de levensduur.
Bij de meeste installaties wordt een vast inspectieschema gehanteerd, waarin staat
welke controles op welk tijdstip of na hoeveel draaiuren moeten worden
uitgevoerd. Veelal kunnen de periodieke controles worden uitgevoerd door middel
van visuele inspectie. Door te kijken, te luisteren en te voelen kan vaak worden
vastgesteld of het onderdeel nog in de juiste conditie verkeert of dat het aan
vervanging toe is.
Bij het uitvoeren van controles aan een installatie is de veiligheid van groot belang.
Let er op dat je niet aan draaiende delen komt en houd een veilige afstand tot
bewegende delen. Neem indien nodig de installatie uit bedrijf. Overleg hiervoor
met de gebruiker.
Inspectiepunten
Dagelijks moeten de volgende punten worden gecontroleerd:
vervuilingsindicatoren
uitwendige lekkages
VOC | CB3 | 2013-09-18

262 Onderhoud
beschadigingen
ongewone geluiden.
Eenmaal per week of per maand (afhankelijk van het gebruik) moet gecontroleerd
worden op:
olieniveau
olietemperatuur.
Periodiek moet ook worden gecontroleerd op:
olieconditie
oliedrukken en -snelheden
gasdruk en bevestiging van accumulatoren
instelwaarden
scheuren en slijtage van kwetsbare onderdelen (slangen e.d.)
vervuiling van de installatie.
35.3 Correctief of storingsafhankelijk onderhoud
Een installatie kan defect raken door
achterstallig preventief onderhoud. Van
sommige onderdelen is echter
nauwelijks te voorspellen wanneer ze
aan vervanging toe zijn. Zo zal
leidingwerk niet direct in aanmerking
komen voor periodieke vervanging!
Daarnaast kunnen er ook onverwachte
afwijkingen optreden. We spreken dan
van een storing.
Kapotte hydrauliekleiding
Een storing is een onvoorziene afwijking van de gewenste situatie, zonder dat we
direct de oorzaak kennen. Wanneer de oorzaak van een afwijking direct bekend is,
spreken we van een defect.
Soorten storingen
Er zijn verschillende soorten storingen mogelijk waardoor een machine of
installatie niet meer naar behoren werkt:
mechanisch, bijvoorbeeld een gebroken veer of een verbogen onderdeel
elektrisch, bijvoorbeeld een niet functionerende sensor
hydraulisch, bijvoorbeeld een lekkende koppeling of afdichting.
Zwevende storing
Wanneer de installatie soms wel en soms weer niet goed functioneert, spreken we
van een zwevende storing. De storing treedt willekeurig op, waardoor deze vaak
lastig op te sporen is. Zwevende storingen worden vaak veroorzaakt door slechte
(elektrische) verbindingen, roest of vuildeeltjes.
Informatiebronnen
Wanneer een storing wordt gemeld, is het de taak van de storingsmonteur om deze
te verhelpen. De monteur heeft voor het opsporen van de storing een aantal
informatiebronnen tot zijn beschikking, zoals:
tekeingen en schema's van de machine of installatie
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 263
het logboek van de machine
afstelvoorschriften van fabrikant en/of gebruiker
een werkmethodiek voor het storingzoeken (stappenmethode)
procedures voor het uit en in bedrijf nemen.
Verder heeft de monteur uiteraard de beschikking over meetapparatuur,
gereedschappen en reserveonderdelen voor het uitvoeren van het
storingsonderhoud.
Repareren of vervangen?
Zodra de oorzaak van de storing is
vastgesteld, is de volgende stap het
herstellen van het defect.
Wanneer de storing door een loszittende
of beschadigde leiding of iets dergelijks
is veroorzaakt, kan de monteur het
defect ter plekke herstellen door
reparatie of vervanging van het
betreffende onderdeel.
Zoeken en herstellen van een storing
Blijkt het defect in een component te zitten, dan wordt deze component zonder
meer vervangen. Op de onderhoudsafdeling wordt dan verder nagegaan of het
zinvol is om tot reparatie van de component over te gaan. Vaak echter is de
aanschaf van een nieuw component voordeliger dan reparatie van de oude
component. Weggooien is in dat geval de beste optie.
35.4 Methodisch storingzoeken
Het methodisch storingzoeken is erop gericht om de installatie zo snel mogelijk
weer goed laten functioneren. Door een snelle opsporing kunnen we de stilstandtijd
en dus het productieverlies zo veel mogelijk beperken.
Het opsporen van storingen is in de meeste gevallen een moeizaam karwei. Toch
hebben we belang bij een snelle vaststelling van de oorzaak van de storing. Om
dit mogelijk te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van een vaste methodiek
waarmee de oorzaak van de storing stapsgewijs kan worden achterhaald. Deze
manier van storingzoeken noemen we de stappenmethode. De stappenmethode
omvat een tiental stappen, welke hieronder worden toegelicht.
1. De storingsmelding
De monteur ontvangt een (mondelinge of schriftelijke) storingsmelding, waarin
tenminste vermeld is in welke machine of welk gedeelte van het systeem de storing
optreedt en indien mogelijk ook nadere bijzonderheden worden gemeld.
2. Opnemen van de situatie
De monteur begeeft zich naar de machine of de installatie om de situatie ter
plaatse op te nemen en de storingsmelding te kunnen bevestigen.
VOC | CB3 | 2013-09-18

264 Onderhoud
3. Informatie verzamelen
De monteur verzamelt de volgende informatie:
hydraulische schemas en tekeningen
afstelvoorschriften van fabrikant en/of gebruiker
de monteur informeert bij de machinebediener naar de aard van de storing
de monteur verzoekt de bediener om de storing te tonen, als kan worden
aangenomen dat dit geen gevaar oplevert. De monteur let goed op als de
storing optreedt
4. Informatie rangschikken
De monteur rangschikt de verkregen informatie en kan zo het storingsgebied
verkleinen.
5. Achterhalen van de aard van de storing
De monteur moet nu bepalen wat de meest waarschijnlijke aard van de storing is.
Hierbij wordt nagegaan of het om een mechanische, elektrische of hydraulische
storing gaat.
6. Storing opsporen
Bij het opsporen van de storing moet de monteur uitgaan van de laatst
geschakelde stand van de installatie. Dat is immers de stand van de installatie
waarbij de storing is ingetreden.
7. Onderzoeken van de oorzaak
Nadat de monteur de aard en de plaats van de storing heeft vastgesteld, is de
volgende stap het achterhalen van de oorzaak van de storing.
8. Defect herstellen
Soms wordt een storing veroorzaakt door een betrekkelijk eenvoudig defect, zoals
een verbroken contact of een loszittende bedieningsklep. In dat geval kan het
defect ter plaatse worden hersteld. Bij defecten die niet direct kunnen worden
gerepareerd moet de component worden vervangen.
9. Test en eindcontrole
Wanneer het defect is hersteld, test de monteur het betreffende deel van de
installatie op de juiste werking. Hij voert ook een eindcontrole uit op de werking
van de gehele installatie.
10. Administratie
Nadat de eindcontrole is verricht, vult de monteur de storingsgegevens in het
logboek in. Deze gegevens omvatten in ieder geval:
datum van de reparatie
naam van de monteur
oorzaak van de storing
gerepareerde en/of vervangen componenten
duur van het storingsoponthoud
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 265
35.5 Uit bedrijf nemen
Voordat er onderhoud kan worden gepleegd, zal de installatie eerst uit bedrijf
moeten worden genomen. Het uit bedrijf nemen van een hydraulische installatie
moet altijd volgens voorschrift gebeuren. De procedure voor het uit bedrijf nemen
is afhankelijk van de soort installatie en de toegepaste componenten.
35.6 Uitvoering
We zullen hieronder wat nader ingaan op enkele veel voorkomende
onderhoudswerkzaamheden.
Olie bijvullen of vervangen
Bij het controleren van het olieniveau
moet je onmiddellijk tot actie overgaan
als de tank niveau laag aangeeft. Je
kunt dan nog bijvullen zonder dat de
installatie uitvalt of - erger nog - er
schade aan de installatie ontstaat.
Bij een te laag olieniveau zal de
elektrische bewaking vaak de pomp
uitschakelen, waardoor onnodig
productieverlies optreedt.
Het juiste olieniveau ligt tussen de niveaus hoog een
laag
Let er op dat de toegepaste olie aan de voorgeschreven soort en viscositeit voldoet.
De olietank mag nooit tot helemaal bovenin worden gevuld. Er moet altijd lucht
boven het olieniveau zijn. Vul de tank dus maximaal tot het aangegeven vulniveau.
Zorg ervoor dat er tijdens het bijvullen van de olie geen vuil in de tank komt. Maak
bij voorkeur gebruik van een vulinstallatie. Deze bestaat uit een voorraadvat, een
pomp en een filter.
Draaipunten smeren
Het smeren van de draaipunten van de installatie (cilinderbevestiging e.d.) gebeurt
periodiek. Meestal wordt dit door het bedienend personeel gedaan.
VOC | CB3 | 2013-09-18

266 Onderhoud
Oliefilter vervangen
Bij een hydraulische installatie moeten
we regelmatig het oliefilter vervangen.
Van reinigen is alleen sprake bij metalen
filterelementen.
De meeste filterelementen zijn echter
wegwerpfilters van karton of doek.
Deze kunnen niet worden gereinigd en
moeten zonder meer worden vervangen.
Behandel filters voorzichtig. Zelfs een
licht beschadigd filter zal zijn taak niet
volledig kunnen vervullen. Bewaar
nieuwe filters op een schone plaats,
zodat ze altijd klaar zijn voor gebruik.
Controleer van tevoren of het juiste filter
aanwezig is en of dit niet beschadigd is.
Let erop dat de fabriekscodering van het
filter overeenkomt met de
voorgeschreven specificatie. Laat het
filter zo lang mogelijk in de verpakking.
Het vervangen van het oliefilter gaat in
zijn werk als hieronder beschreven. Let
op: de volgorde en wijze van handelen
kan per installatie variren.
Schematische weergave van een oliefilter
Demontage
Neem de installatie veilig uit bedrijf en beveilig de werkplek.
Laat de olie uit het filterhuis lopen. Let hierbij op de aanwezigheid van
metaaldeeltjes.
Demonteer het filterhuis met het juiste gereedschap.
Neem het vervuilde filter uit het filterhuis. Deponeer het filter na afloop van
de werkzaamheden bij het chemisch afval.
Reinig het filterhuis en de overige onderdelen zorgvuldig. Zorg er hierbij voor
dat er geen vuil in het systeem terechtkomt.
Reinig metalen filterelementen met de voorgeschreven reinigingsvloeistof en
borstel. Droog het element met perslucht.
Let altijd op de aanwijzingen van de fabrikant.
Montage
Controleer voor aanvang van de montage eerst de pakkingen van het
filterhuis.
Controleer of de veiligheidsklep goed werkt.
Monteer de nieuwe pakking.
Monteer het filterelement.
Monteer het filterhuis.
Ontluchting
Zorg ervoor dat het systeem goed ontlucht is, voordat het in bedrijf wordt
genomen. De meeste filters zijn hiervoor van ontluchtingsschroeven voorzien.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 267
Draai deze schroeven pas dicht wanneer bij het doorpompen alleen nog maar olie
tevoorschijn komt.
Controle
Meestal kan de juiste werking van een
filter worden gecontroleerd door met de
hand te voelen of het filterhuis warm
wordt. Als het filter te sterk vervuild is,
wordt het uitgeschakeld en blijft dus
koud. In een sterk vervuild filter stroomt
de olie namelijk door de bypass en niet
door het filter.
Sommige oliefilters zijn voorzien van een
vervuilingsindicator. Wanneer het
filterelement te sterk vervuild raakt, zal
het drukverschil over het filter
toenemen. De indicator reageert
wanneer het drukverschil een bepaalde
waarde bereikt.
Verzameling oliefilters
Afdichtingen vervangen
Let bij het vervangen en monteren van afdichtingen altijd op de juiste maatvoering
en eventuele beschadigingen, zowel bij gebruikte als bij nieuwe dichtringen. Uit
een gescheurde, ingesneden of ongelijkmatig afgesleten dichtring kan iets worden
afgeleid over de toestand van de constructie.
35.7 Soorten afdichting in de hydrauliek
In de hydrauliek komen veel verschillende soorten afdichtingen voor. We zullen er
een aantal kort behandelen.
O-ring
Een in de hydrauliek vaak toegepaste
afdichting is de O-ring.
Schematische weergave van de toepassing van een
o-ring
O-ringen worden vervaardigd uit natuurrubber of synthetisch rubber.
Natuurrubber is slecht bestand tegen de inwerking van hydraulische olie. Om deze
reden worden synthetische rubbersoorten toegepast.
O-ringen worden meestal gebruikt voor statische of weinig bewegende
afdichtingen. De vereiste hardheid van een O-ring is afhankelijk van de constructie
waarin deze wordt toegepast. Een O-ring met de juiste hardheid heeft voldoende
mechanische sterkte om de oliedruk te weerstaan, maar is voldoende vervormbaar
om een goede afdichting te verkrijgen. De hardheid van de O-ring wordt
opgegeven in graden Shore.
VOC | CB3 | 2013-09-18

268 Onderhoud
De montage van O-ringen moet altijd zorgvuldig gebeuren. Let hierbij op de maat
van de Oring en de bemating van de kamer waarin deze moet passen.
Manchetring
Manchetringen zijn zeer geschikt voor
dynamische toepassingen. Deze worden
daarom vaak gebruikt voor de afdichting
tussen zuiger en cilinder. Door de
oliedruk wordt de lip tegen de wand
aangedrukt, waardoor een goede
afdichting wordt verkregen.
Schematische weergave van de toepassing van een
manchetring
Schraapring of afstrijkring
Tussen de cilinder en de zuigerstang
wordt een schraapring of afstrijkring
toegepast. Deze moet ervoor zorgen dat
stof en vuil aan de zuigerstang niet in het
systeem terechtkomt. Deze afdichting is
vaak een van de kwetsbare plekken in
een hydraulische installatie.
Schematische weergave van de toepassing van
schraap- of afstrijkring
Naast de hierboven genoemde afdichtingen zijn er nog vele soorten verkrijgbaar,
met uiteenlopende eigenschappen en toepassingsmogelijkheden. Elke soort
afdichting heeft een eigen montagevoorschrift. Is het montagevoorschrift niet met
het product meegeleverd, vraag dit dan op bij de leverancier. Want een goede
afdichting staat of valt met een goede montage!
35.8 In bedrijf nemen
Ook het in bedrijf nemen van een hydraulische installatie gebeurt volgens een
vaste procedure, afhankelijk van de soort installatie en de toegepaste
componenten. Toch gelden ook hierbij altijd een aantal basisregels.
Controleren
Controleer het olieniveau.
Controleer de instelling van de kleppen en schuiven.
Instellen
Stel de drukregelkleppen in op een veilige waarde.
Stel de overstroomklep in op een lage waarde.
Stel de reduceerklep in op een lage waarde.
Stel de remkleppen (lastbeheersingskleppen) in op een hoge waarde.
Zet de snelheidsregeling bijna dicht.
Zet de stuurschuiven in de juiste positie.
Voorzorg
Zorg dat de omgeving vrij is.
Zorg dat de installatie in de veilige stand staat.
Zorg na montage of onderhoud van de pomp dat de motor altijd of de
draairichting juist is.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 269
Inschakelen
Schakel de installatie in.
Het inregelen van de installatie verloopt altijd volgens een vaste procedure, welke
per installatie kan verschillen. Wel wordt altijd de pompdruk als eerste ingeregeld
en dan pas de snelheid. De specificaties zijn in het hydraulisch schema te vinden.
VOC | CB3 | 2013-09-18

270 Onderhoud
36 Vragen Veiligheid en onderhoud van
hydraulische installaties
1. Noem twee veiligheidsvoorschriften waaraan je je moet houden bij het
werken aan hydraulische installaties.
2. Welke persoonlijke beschermingsmiddelen kun je gebruiken bij het uitvoeren
van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden?
3. Welke voorzorgsmaatregel moet je nemen bij het verrichten van onderhoud
aan een vorkheftruck?
4. Welke veiligheidsmaatregelen neem je als een installatie uit bedrijf is
genomen?
5. Wat moet je in elk geval niet doen om een olielekkage op te sporen?
6. Hoe moeten vervuilde filters en gebruikte olie worden behandeld?
7. Welke gevaren kunnen zich voordoen bij het werken aan of in de buurt van
een hydraulische installatie?
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 271
8. Noem twee redenen waarom het belangrijk is om een hydraulische installatie
in goede conditie te houden.
9. Wat is het verschil tussen preventief onderhoud en correctief onderhoud?
10. Wat is het verschil tussen gebruiksafhankelijk onderhoud en
toestandsafhankelijk onderhoud?
11. Noem de verschillende vormen van onderhoud.
12. Hoe wordt de conditie van een installatie periodiek meestal gecontroleerd?
13. Waarop moet een hydraulische installatie dagelijks ten minste gecontroleerd
worden?
14. Wat is het verschil tussen een storing en een defect?
VOC | CB3 | 2013-09-18

272 Vragen Veiligheid en onderhoud van hydraulische installaties
15. Welke drie soorten storingen ken je?
16.
a. Wat verstaan we onder een zwevende storing?
a. Waardoor worden zwevende storingen vaak veroorzaakt?
17. Welke informatiebronnen heeft de storingsmonteur tot zijn beschikking voor
het opsporen van een storing?
18. Waarop is het methodisch storingzoeken gericht?
19. Wat houdt de stappenmethode in?
20. Geef in het schema de juiste werkvolgorde aan om een storing te zoeken met
de stappenmethode.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 273
21. Bij het daadwerkelijk opsporen van de storing moet de monteur uitgaan van
de laatst geschakelde stand van de installatie. Waarom?
22. Wat doen we met een defect component dat niet ter plaatse kan worden
gerepareerd?
23. Welke gegevens noteert de storingsmonteur in het logboek na de
eindcontrole?
24. Beschrijf de achtereenvolgende stappen voor het demonteren van een
vervuild oliefilter.
25. Geef door middel van een schets aan hoe een manchetring afdicht.
VOC | CB3 | 2013-09-18

274 Vragen Veiligheid en onderhoud van hydraulische installaties
Verklaar de werking.
VOC | CB3 | 2013-09-18

Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014 275
VOC | CB3 | 2013-09-18

276 Vragen Veiligheid en onderhoud van hydraulische installaties

You might also like