Lang HaarS

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 67

Hair Level Lang haar

Docentenhandleiding

Inhoudsopgave

Didactische informatie ........................................................................................................ 2


Vragen en antwoorden lesboek Lang haar ......................................................................... 3
1. Kenmerken van lang haar........................................................................................... 3
2. Gereedschappen, materialen en producten................................................................ 8
3. Haaronderzoek en diagnose..................................................................................... 13
4. Verantwoord en systematisch werken ...................................................................... 18
5. Voorwerk .................................................................................................................. 27
6. Opsteken .................................................................................................................. 32
7. Vlechten.................................................................................................................... 37
8 Twisten ..................................................................................................................... 42
9. Knopen ..................................................................................................................... 46
10. Haarversiering en haarwerk...................................................................................... 49
Deelkwalificatiecases ....................................................................................................... 55
Kennistoets....................................................................................................................... 62
Didactische informatie
In feite is hoofdstuk 1 van het lesboek, Kenmerken van lang haar, verrijkingsstof. Het is
lesstof die niet direct gerelateerd is aan een of meerdere eindtermen. Niettemin bevat dit
hoofdstuk naar ons idee belangrijke informatie voor het inzicht van de leerling: wanneer
spreken we over lang haar, wat is er specifiek aan de verzorging van lang haar en welke
technieken kun je gebruiken om het haar voor te bewerken?

In hoofdstuk 5, Voorwerk, staat naast de inleiding een barcode. Deze barcode stuurt een
filmpje aan waarin alle technieken van voorwerk te zien zijn: ontwarren en polijsten, dode
haarpunten verwijderen, omvormen met warmte, touperen, een staart maken en het
vastzetten van haarpartijen. Deze technieken kunt u afzonderlijk bekijken door op de
barcode te klikken naast de betreffende techniek.

Op de cd-rom staat bij het eerste onderdeel: Verzorgen en voorbewerken, in het


stappenplan het onderdeel Verwijderen van dode haarpunten. Als u deze stap aanklikt,
laat het filmpje de technieken van het draaien van de haarpunten en het knippen van de
haarpunten zien. U kunt deze technieken ook afzonderlijk aanklikken.
Hetzelfde geldt voor het vastzetten van haarpartijen. Als u deze stap aanklikt laat het
filmpje het verspringend en het kruislings vastzetten zien. Ook deze technieken kunt u
weer afzonderlijk aanklikken.

Bij het onderdeel haarversiering en haarwerk, stuurt het filmpje bij de stap haarwerk en
opvulmateriaal twee technieken aan: functioneel en versiering. Bij de stap functionele
haarversiering zijn twee technieken te zien: allereerst ziet u het verwerken van functionele
versiering in een Grace Kellyrol, daarna ziet u het verwerken van een haarstuk in de
Grace-Kellyrol. Deze laatste techniek hoort niet hier, maar bij het onderdeel versiering.
Vragen en antwoorden lesboek Lang haar

1. Kenmerken van lang haar

Vragen

1. (1.1 begrip)
Welke lengte heeft haar dat je moet kunnen invlechten?

Je spreekt van lang haar als het vanuit de nek gemeten minstens 25 cm lang is. Om het te
kunnen invlechten moet het bovenhaar ook lang zijn. Bij haar dat op één lengtelijn geknipt
is, zal het bovenhaar dan wel zo’n 50 cm lang zijn.

2. (1.1 begrip)
In de praktijk spreek je van lang haar als het haar voldoende lengte heeft om het in te
vlechten of op te steken. Bij mannen is dat echter niet gebruikelijk. Wanneer noem jij het
haar van een man lang?

Het antwoord kan variëren.

3. (1.2 inzicht)
a. Noem minstens drie beroepen waarbij loshangend haar gevaarlijk is.
b. Noem ook minstens drie beroepen waarbij loshangend haar ongewenst is. Omschrijf
ook waarom het in die beroepen ongewenst is.

a. Voorbeelden: automonteur, brandweerman, machinebankwerker.


b. Bijvoorbeeld: kok, verpleegkundige, sportinstructeur, verkoopster levensmiddelen. De
leerling moet onderscheid kunnen maken in praktische, hygiënische en
veiligheidsredenen.

4. (1.2 inzicht)
Welke stemming vind jij bij de volgende kapsels passen?
Antwoord naar eigen inzicht van de leerling, ter beoordeling aan de docent.

5. (1.2 inzicht)
Bekijk de tekeningen van lang haar in verschillende culturen aan het eind van paragraaf
1.2. Welke culturen herken je?

Indiaan(s), Geisha-Japan, Afrikaans.

Opdrachten

1. (1.1 evaluatie)
Veel meisjes in de leeftijd van zes tot tien hebben lang haar. Bespreek in een groepje
welke kapsels jullie geschikt vinden voor deze leeftijdsgroep en welke niet. Geef
argumenten voor je mening.
Geschikt: knoop-, vlecht-, en twisttechnieken. Minder geschikt voor deze doelgroep:
Grace Kelly-rol, horizontale rol, losse/vaste krullen.

2. (1.1 studie)
Hoe hard groeit haar? Zoek dit op in je eigen boeken of de schoolbibliotheek. Reken uit
hoelang het ongeveer duurt voordat iemand met een gemillimeterd kapsel het haar op één
lengte tot op de schouders heeft.

Haar groeit ongeveer 1 cm per maand. Het bovenhaar moet zo’n 30 cm groeien (nekhaar
15 à 20 cm), dus dat duurt ongeveer 2 jaar.

3. (1.1 studie)
a. Haar groeit niet tot in de eeuwigheid. Zoek op hoe lang haren normaal gesproken
ongeveer worden. Zoek ook op wat de recordlengte van haar is. Kijk hiervoor
bijvoorbeeld op internet of in de schoolbibliotheek.
b. Hoelang schat jij het haar van deze Indiase vrouw?

a. Meestal worden haren niet langer dan 75 cm, maar het record ligt boven de 2 meter.
Zie www.healthyhairdresser.nl.
b. De vrouw zal tussen de 1 meter 50 en 1 meter 60 lang zijn. Als je het gedeelte van de
grond tot het eind van haar haar bekijkt, zal dit ongeveer 30 cm zijn. Het haar van de
Indiase vrouw is dus ergens tussen de 1 meter 15 en de 1 meter 35 lang.

4. (1.2 inzicht)
Strandvakanties zijn leuk, maar kunnen rampzalig zijn voor het haar. Bespreek in een
groepje wat zand, zee en zon met lang haar kunnen doen en welke maatregelen je kunt
nemen om het haar toch mooi te houden.

Het antwoord kan variëren. Bijvoorbeeld:


• Het haar van te voren niet kleuren.
• Een conditioner, crèmebehandeling, haarmasker, eventueel kleurshampoo
gebruiken.
• Het haar opsteken en pet of hoedje op.
• Speciale producten gebruiken die het haar hiertegen beschermen.

Cases
Aan het eind van ieder hoofdstuk tref je een case aan. In de case wordt een situatie
beschreven die zich voordoet in salon La Primadonna. Je moet je voorstellen dat jij in die
salon werkt en op de beschreven situatie moet reageren.

De salon
La Primadonna is een middelgrote salon met acht werkplaatsen en vier wasunits. De
salon ligt in het centrum van een oud stadje met ongeveer 30.000 inwoners. La
Primadonna heeft een grote kring van vaste klanten, niet alleen uit de stad zelf, maar uit
de wijde omgeving. Op maandag is de salon gesloten. Op donderdag is de salon ook
tijdens de koopavond geopend.
De collega's
Met jou meegerekend werken er zeven mensen in de salon. De mensen met wie jij
samenwerkt, zijn:
• Manon, de eigenaresse en salonmanager, 32 jaar.
• Christel, topstylist, 43 jaar.
• Roos, haarstylist 3, 25 jaar.
• Merita, haarstylist, 24 jaar.
• Danny, juniorstylist B, 19 jaar.
• Bianca, juniorstylist A, 17 jaar.

Case

Titel
Daar komt de bruid

Tijd
20 minuten.

Gevalsbeschrijving
Mariska is een sportieve vrouw van 25 jaar met lang, donkerblond haar. Ze heeft een
afspraak met Christel. Ze gaat namelijk trouwen in augustus en wil nu alvast afspraken
maken over haar bruidskapsel. Twee weten meer dan één, denkt Christel en ze vraagt jou
om ook bij het gesprek aanwezig te zijn.
Christel vraagt Mariska welke trouwjapon ze heeft uitgezocht. Het wordt een lange,
strakke jurk die vanuit de knieholte wat wijder uitloopt. De jurk heeft een open halslijn en is
vrij druk bezet met pareltjes. Een sleep van drie meter zal het geheel compleet maken.
Mariska heeft eigenlijk nog geen idee wat ze met haar haar wil. Wel lijkt het haar leuk om
iets in het haar te verwerken, maar ze weet niet precies wat.

Haaronderzoek levert de volgende gegevens op:


• Haarlengte: (toenemende lengten) voorpartij ongeveer 20 cm,
• Nekpartij: ongeveer 35 cm. Deze partijen zijn op elkaar aangesloten.
• Haardichtheid: normaal
• Haardikte: normaal
• Haarstructuur: steil
• Haarconditie: matig
• Gezichtvorm: ovaal
• Halslengte: lang.

Christel en Mariska praten nog een tijdje verder. De ideeën vliegen over en weer. Jij
luistert er aandachtig naar. Aan het einde van het gesprek kiest Mariska een kapsel en
Christel gaat aan de slag met het proef-bruidskapsel.

Casedoelen
• Je denkt na over de informatie die je nodig hebt om deze klant te kunnen
adviseren.
• Je zoekt uit welke versieringen er in een kapsel verwerkt kunnen worden.
• Je leert hoe je een klant kunt laten zien hoe een kapsel gaat worden.

Vragen
Bespreek de volgende vragen eerst in tweetallen. Schrijf jullie antwoorden op. Je hebt hier
ongeveer tien minuten de tijd voor. Daarna bespreken jullie de antwoorden met de hele
klas. Vul jullie eigen antwoorden aan als dat nodig is.

1.
Wat had je nog meer willen weten over de jurk en alles wat erbij hoort?

Bijvoorbeeld de kleur van de jurk, het soort bruidsboeket, de kleding van de bruidegom?
Eventueel:hoort er bij de jurk een hoofdtooi voor de bruid? Vraag een foto van de
bruidsjurk.

2.
Aan welke haarversiering kun je denken en hoe kom je erachter wat Mariska mooi zal
vinden?

Er zijn veel soorten versieringen, zoals: (kunst)bloemen, pareltjes en siersteentjes,


diadeempjes, allerlei soorten sierspelden. Je kunt Mariska het beste afbeeldingen en
voorbeelden laten zien.

3.
Welke kapsels zou je Mariska kunnen adviseren?

Bijvoorbeeld: losse/vaste krullen, Grace Kelly-rol met een variatie, een geknoopt kapsel.

4.
Op welke manier kun je Mariska een beeld geven van de verschillende
kapselmogelijkheden?

Afbeeldingen en voorbeelden laten zien en daarna een aantal kapsels uitproberen.

5.
Welk kapsel zou jij Mariska adviseren? Maak er een schets van of zoek een passend
plaatje. Zet erbij welke versiering je wilt gebruiken.

Antwoord ter beoordeling aan de docent.

Opdrachten

1.
Vraag aan je praktijkbegeleider of een collega of ze je wil laten zien welke soorten
haarversieringen er in de salon aanwezig zijn. Maak een lijstje van de beschikbare
materialen en zet erbij hoe je ze in een kapsel kunt gebruiken.

Deze opdracht zal per leerling anders uitgewerkt worden. U kunt ter illustratie een aantal
versieringen laten zien die op school aanwezig zijn en bespreken waar ze voor gebruikt
worden.
2.
Vraag aan je praktijkbegeleider hoe vaak er klanten in de salon komen voor een
bruidskapsel, hoe zo’n behandeling in zijn werk gaat en wat de kosten zijn. Vergelijk je
antwoorden met je klasgenoten.

U kunt deze opdracht uitbouwen door de antwoorden in tabelvorm op het bord te noteren,
vervolgens een gemiddeld aantal behandelingen per week uit te rekenen, de gemiddelde
prijs, uitschieters naar boven en onderen te benoemen etc.
2. Gereedschappen, materialen en producten

Vragen

1. (2.1 kennis)
Welke borstels gebruik je bij een langhaarbehandeling en waarvoor gebruik je ze?

Een ontwarborstel of een bombé-borstel om het haar door te borstelen en klitten te


verwijderen, een polijstborstel met een rechte of holle spiegel om het haar te polijsten.

2. (2.1 kennis)
a Welke soorten spelden ken je?
b Zeg van elke soort speld in welk geval jij die zou gebruiken.

Schuifspeldjes: altijd als je lang haar verwerkt.


Steekspeldjes: om haar onzichtbaar vast te zetten, om schuifspeldjes weg te werken en
extra stevigheid te geven.
Ponyspeldjes: afwerken van kleine haarpartijen.
Extra lange speldjen: vastzetten van grote haarpartijen en knotten.

3. (2.1, kennis)
Wanneer gebruik je watergolfrollers of warmterollers bij een langhaar behandeling?

Je gebruikt ze om het haar voor te bewerken. De rollers geven meer volume en


veerkracht aan het haar.

4. (2.1 toepassing)
Je kunt haar op verschillende manieren vastzetten: met elastiekjes, klemmetjes,
kammetjes of speldjes. Wanneer kies jij voor welke manier?

Elastiekjes: bij opsteken om het haar eerst in een staart vast te zetten, soms als
versiering.
Klemmetjes: als functionele versiering.
Kammetjes: als fuctionele versiering en bij een horizontale rol.
Speldjes: om het haar vast te zetten, soms ook als functionele versiering.
Alle bovenstaande materialen zijn ook als decoratieve versieringen te gebruiken.

5. (2.1 toepassing)
Je kunt verschillende producten gebruiken om het kapsel beter in model te krijgen en te
houden: versteviging, gel, glansspray, lak of wax. Wanneer kies jij voor welk product en
waarom?

Versteviging: bij het watergolven.


Gel: tijdens het opsteken en als afwerking van lokjes.
Glansspray: als afwerking, om glans te geven.
Lak: als afwerking, fixeren van het kapsel.
Wax: om plukjes te accentueren.
6. (2.1 inzicht)
Waar moet je op letten als je werkt met een krultang?

De hete krultang mag niet tegen de huid van de klant aan komen. Daarom plaats je een
kam van gummi tussen de hoofdhuid en de tang.

7. (2.2 kennis)
Waar moet een kapper op letten op als hij nieuwe gereedschappen, producten of
materialen voor de salon gaat aanschaffen?

Alles wat je in de salon gebruikt moet veilig zijn, je moet er goed en gemakkelijk mee
kunnen werken, het moet duurzaam zijn en de prijs moet in verhouding staan tot de
kwaliteit.

8. (2.2 kennis)
Wat betekent de volgende zin: ‘Het materiaal waar je mee werkt moet duurzaam zijn’?

Het materiaal waar je mee werkt moet een poos meegaan, en niet na een paar keer
gebruik al kapotgaan.

Opdrachten

1. (2.1 groepsopdracht)
Bert uit Sesamstraat verzamelt paperclips. Raar? Hij is niet de enige. Er zijn verzamelaars
met duizenden verschillende paperclips, netjes gesorteerd op model, grootte, materiaal,
kleur enzovoort.
Iets dergelijks kun je ook doen met haarspeldjes.

a Verzamel een week lang thuis en in de salon verschillende haarspeldjes. Overleg dit
wel even met je begeleider.
b Terug op school leg je alle haarspeldjes van alle klasgenoten bij elkaar.
c Breng ordening in de verzameling aan.

Bespreek met de leerlingen waar de haarspeldjes voor te gebruiken zijn. Maak


onderscheid tussen functioneel en decoratief.

2. (2.1 toepassingsopdracht)
Schrijf op welke soorten rollers er bij jou in de salon worden gebruikt. Kijk naar
verschillende materialen en afmetingen. Benoem elke soort roller en omschrijf welk
resultaat ermee kan worden bereikt.

Het antwoord kan per leerling verschillen.

3. (2.2 groepsopdracht)
a Kijk wat jij op dit ogenblik aan gereedschappen bij je hebt: kam, borstel, speldjes
enzovoort. Leg die spullen voor je op tafel.
b Verdeel de klas nu in groepjes van vier. Doe het zo dat in elk groepje verschillende
soorten gereedschappen aanwezig zijn.
c Beoordeel de gereedschappen die voor jullie liggen nu op kwaliteit. Kijk naar veiligheid,
gebruiksgemak, functionaliteit en duurzaamheid. Één persoon uit de groep noteert de
bevindingen in een schema.

Bespreek klassikaal de uitkomsten en selecteer een aantal voorbeelden van materialen


met een goede en slechte kwaliteit.

4. (2.2 studieopdracht)
Je kunt deze opdracht alleen of met z'n tweeën uitvoeren.
a Verzamel minstens zes (verpakkingen van) stylingproducten. Zoek naar verschillende
producten en verschillende merken.
b Lees wat elke fabrikant op de verpakking vermeldt over toepassingsmogelijkheden,
gebruiksvoorschriften en veiligheidsvoorschriften. Verwerk je bevindingen in een
overzichtelijke tabel.
c Geef bij elk product aan of er op de verpakking informatie ontbreekt die volgens jou wel
belangrijk is.

De uitwerkingen zullen variëren. Geef de leerlingen aanwijzingen voor het maken van een
tabel. U kunt ook zelf verschillende producten verzamelen en in de klas neerzetten. De
leerlingen kunnen dan in groepjes de informatie verzamelen en de opdracht uitwerken.

Case

Titel
Een kapsel met slagen

Tijd
15 minuten.

Gevalsbeschrijving
Mevrouw Verburg is 80 jaar, maar nog kerngezond. Haar zoon is dertig jaar getrouwd en
heeft voor deze gelegenheid een leuke dag georganiseerd. Geen uitbundig feest, maar
een boottocht voor vrienden en familie, met aansluitend een etentje. Het belooft een
leuke, maar lange dag te worden.
Uiteraard wil mevrouw Verburg bij deze gelegenheid goed voor de dag komen. Ze zal een
donkerblauwe rok dragen met bijpassende blazer en eronder een zilverkleurige blouse.
Haar gedachten gaan uit naar een kapsel met wat slagen. Ze wil wel een paar dagen
plezier hebben van haar bezoek aan de kapper.
Manon en jij zijn in gesprek met mevrouw Verburg als Manon even wordt weggeroepen.
Ze vraagt jou het gesprek voort te zetten en vast de benodigde gereedschappen,
materialen en producten klaar te zetten.

Mevrouw Verburg heeft op haar voorhoofd een lokje opzij. De lengte daarvan is zo’n 8 cm.
De bovenlengte schat jij in op 20 cm en de lengte vanuit de nek gemeten is ongeveer 40
cm. Het haar is heel ruim ingeplant en op de kruin zit een kalend plekje. Haar grijze, licht
gepermanente haar ziet er verder nog goed uit. Mevrouw Verburg heeft een lang gevormd
gezicht en een normale halslengte.
De wens van mevrouw Verburg is volgens jou met wat hulpmiddelen heel goed uit te
voeren.
Je legt alles klaar wat nodig is om het gewenste kapsel te maken, zodat Manon gelijk aan
de slag kan als ze terugkomt.

Casedoelen
• Op grond van een haaronderzoek inschatten of de wens van de klant uitvoerbaar
is.
• Bepalen welke gereedschappen, materialen en producten je nodig hebt om het
gewenste kapsel te maken.

Vragen

Verwerk de antwoorden op de volgende vragen in een overzichtelijk schema.

1.
Je wilt de wens van mevrouw Verburg uitvoeren. Welk advies zou je haar geven?
Omschrijf het kapsel en waarom je dat advies geeft. Houd hierbij rekening met de
haarkenmerken en de uiterlijke kenmerken van de klant.

Mevrouw Verburg wil graag slagen in het haar. Omdat ze een lichte permanent heeft en
het haar erg ruim is ingeplant, kun je voor extra volume en stevigheid het haar eerst
watergolven. Daarna kun je het haar opsteken, waarbij je het kale plekje op de kruin
bedekt. Het lokje aan de voorkant kun je naar opzij opmaken en licht touperen, of iets in
het gezicht laten vallen. Het haar aan de zijkant werk je niet strak naar achteren, maar
met wat slagen in het gezicht. Zo lijkt haar gezicht wat minder lang.

2.
Welke gereedschappen en materialen leg je klaar? Geef daarbij steeds aan waarvoor je
het gaat gebruiken.

Rollers voor het watergolven, een kam voor lichte toupage, ontwarborstel en polijstborstel
om het haar door te borstelen en te polijsten, diverse speldjes en kammetjes om het haar
vast te zetten.

3.
Welke producten leg je klaar? Waarvoor ga je die gebruiken?

Versteviging voor gepermanent haar (voor het watergolven), een glansspray of lak voor
de afwerking van het kapsel.

4.
Waar moet je bij een mevrouw van deze leeftijd rekening mee houden? Noem minimaal 3
dingen.

Het kapsel moet bij haar leeftijd passen. Je gebruikt dus geen felgekleurde of glinsterende
speldjes en kammetjes. Ook extreme kapsels passen niet goed bij een oude dame.
Bovendien spreek je de mevrouw aan met u en help je haar met het plaatsnemen of
opstaan, als dat nodig is.
5.
Zou je mevrouw Verburg een haarversiering aanraden? Waarom wel of niet? Welk soort
en kleur haarversiering zou het worden?

Bij een kapsel met slagen is de structuur meestal wat druk, versiering in het haar is dus
niet nodig. Het kan wel, maar gezien de leeftijd en kleding van de klant is het aan te raden
een bescheiden versiering te gebruiken die past bij de kleur van de kleding: donkerblauw
of zilver.
3. Haaronderzoek en diagnose

Vragen

1. (3.1, inzicht)
Waarom is het voor een beginnend kapper verstandig om met een diagnose, advies en
behandelingsformulier te werken?

Omdat je dan systematisch alle aspecten die van belang zijn naloopt en niets vergeet.

2. (3.1 Kennis)
Waar moet je op letten als je dik of zeer lang haar opsteekt?

Dik of zeer lang haar zakt snel uit. Om dat te voorkomen kun je:
• het haar goed onder spanning houden;
• het haar eerst watergolven;
• versteviging gebruiken;
• voldoende schuifspeldjes gebruiken;
• schuifspeldjes kruislings zetten;
• wat toupage bij de huid plaatsen.

3. (3.1 Kennis)
Wanneer adviseer je om het haar eerst te watergolven?

Als het haar extra ondersteuning kan gebruiken, bijvoorbeeld: als het dun en gauw vet is,
als het haar erg poreus is. Maar ook bij steil haar dat moet golven of krullen.

4. (3.1 Inzicht)
Je wilt een haarpartij die van nature naar voren groeit, per se naar achteren kappen. Hoe
bereik je dat het haar blijft zitten zoals jij wilt?

Watergolven, touperen en goed vastzetten met schuifjes. Maar het haar blijft altijd beter in
model als je het met de groeirichting mee kapt.

5. (3.2, verrijking)
a. Welk kapsel zou jij iemand met een rond gezicht beslist afraden? Leg uit waarom.
b. Welk kapsel vind jij minder geschikt voor iemand met een opvallend lange hals? Leg uit
waarom.

a. Het antwoord kan variëren, maar motivatie moet te maken hebben met het feit dat
volume aan de zijkant het hoofd breder laat lijken.
b. Het haar hoog naar boven en glad (strak) naar achteren: daardoor zou de lange hals te
veel opvallen.

6. (3.3, inzicht)
Het is belangrijk dat je precies weet wat de klant wil. Je kunt daar achterkomen door
vragen te stellen. Welke vragen kun je stellen om de wens van de klant te achterhalen?
Voor welke gelegenheid, binnen of buiten, bij welke kleding, welke make-up, eenmalig of
voor langere tijd, hoe gaat de omgeving (bijvoorbeeld de bruid) gekapt, wat vindt de klant
mooi en niet mooi (krullen, steil, vlechten, extensions, klassiek, sportief), enzovoort.

7. (3.3, inzicht)
Waarom is het belangrijk dat je de afspraken die je met de klant maakt samenvat en door
de klant laat bevestigen?

Als je zeker weet dat de klant instemt met wat je gaat doen, is de kans het grootst dat de
klant achteraf tevreden is over de behandeling.

Opdrachten

1. (3.1, toepassing)
Hoeveel haren denk je dat de volgende personen gemiddeld per vierkante centimeter
hebben? Maak een schatting.
a. Een jongen van 18 met een dichte haarinplant.
b. Een vrouw van 40 met een ruime haarinplant.
c. Een man van 70 met een normale haarinplant.

De leerlingen moeten de antwoorden herleiden van de volgende gegevens:


Afhankelijk van de grootte van het hoofd is de gemiddelde haardichtheid:
• bij 25-jarigen: ongeveer 600 haren per vierkante centimeter;
• bij 50-jarigen: ongeveer 300 haren per vierkante centimeter.
a. De jongen van 18 zal in ieder geval meer dan 600 haren per vierkant centimeter
hebben.
b. De vrouw van 40: ongeveer 300 haren of minder per vierkante cm. (ruime haarinplant).
c. De man van 70: minder dan 300 haren per vierkante cm. (hij is tenslotte ruimschoots
ouder dan 50).

2. (3.1, toepassing)
a. Kopieer het voorbeeld DAB-plan uit de bijlage.
b. Zoek een model met lang haar, doe een haaronderzoek en vul het diagnosegedeelte
op het DAB-plan zo volledig mogelijk in.
c. Laat je docent het ingevulde formulier beoordelen.

Het ingevulde formulier is ter beoordeling aan de docent. Nadat de leerling de diagnose
heeft gesteld kan er in overleg met het model ook een advies en een behandelingsplan
worden opgesteld.

3. (3.1 en 3.2, inzicht)


Een vrouw van een jaar of dertig met lang haar komt de salon binnen. Ze gaat vanavond
naar een feest in de stijl van de jaren vijftig. Ze wil een passend kapsel, maar heeft
eigenlijk geen idee hoe dat eruit zou moeten zien.
a. Zoek uit hoe de haarmode in de jaren vijftig was.
b. Zoek voorbeelden van kapsels uit de jaren vijftig die je de klant kunt laten zien.
c. Kies een van de voorbeelden en bepaal aan welke eisen het haar en de
gezichtsvorm moeten voldoen voor een goed resultaat.
Bij welke gezichtsvorm en bij welk haar het kapsel past, is afhankelijk van het door de
leerling(en) uitgezochte voorbeeld. Beoordeel of de leerling zijn antwoord goed
beargumenteerd heeft.

4. (3.2, toepassing)
Je ziet hier portretfoto'
s van mensen.
a. Bepaal van elk gezicht de basisvorm: rond, vierkant, langwerpig of ovaal.
b. Wat kun je zeggen over de halslengte van deze mensen?
c. Is er een verband tussen de vorm van het gezicht en de halslengte?

a. Foto links: Gezichtsvorm hoekig met stevige kaaklijn, foto midden: gezicht rond, foto
rechts: gezicht ovaal.
b. De linker en rechterafbeeldingen tonen mensen met een gemiddelde neklengte. De
middelste afbeelding toont een vrouw met een korte nek.
c. Degene met een rond gezicht heeft een korte nek. Zulke overeenkomsten zul je vaker
zien, maar het gaat niet altijd op. Bekijk met de leerlingen ook eens andere
gezichtsvormen en halslengten en kijk of ze daar een verband tussen zien.

5. (3.2 Groepsopdracht)
Welke vorm heeft jouw gezicht? Ga met leerlingen met dezelfde gezichtsvorm in dezelfde
hoek van het klaslokaal zitten:
• een hoek voor de ronde gezichten;
• een hoek voor de langwerpige gezichten;
• een hoek voor de vierkante gezichten;
• een hoek voor de ovale gezichten.
a. Ga in de hoek staan waar jij volgens jezelf thuishoort.
b. Kijk wie er nog meer in jouw hoek staan. Klopt het dat jullie dezelfde gezichtsvormen
hebben?
c. Overleg als groep of je vindt dat de mensen in de andere hoeken goed staan.

Leg de leerlingen uit waar ze moeten gaan staan, stuur de discussie en vraag de
leerlingen na hun overleg naar hun conclusies. Er zullen ook leerlingen zijn die een
gecombineerde gezichtsvorm hebben.

6. (3.3 Groepsopdracht)
Rollenspel. Werk in tweetallen. Een van jullie is klant, de ander is kapper.
• Als klant (met lang haar) bezoek je de salon omdat je broer morgen gaat trouwen.
Voor de gelegenheid wil je iets bijzonders met je haar doen. Wat precies, weet je
nog niet. (Bepaal zelf wat voor soort feest het wordt, waar het gehouden wordt,
welke kleding je draagt en dergelijke.)
• Als kapper probeer je door vragen te stellen de wens van de klant duidelijk te
krijgen. Je mag de klant daarbij niet beïnvloeden: het gaat om wat de klant wil en
(nog) niet om wat mogelijk en passend is.
Aan het einde van het gesprek vat je de wens van de klant samen en schrijf je die op.
Als de wens duidelijk en goed onder woorden is gebracht, wissel je van rol.

Deze opdracht kan ook voor de klas uitgevoerd worden en door de andere leerlingen
worden geëvalueerd.
7. (3.1 - 3.3 Toepassing)
Zoek een model met lang haar en maak een behandelingsplan. Gebruik daarbij (een
kopie van) het DAB-plan in deel 3.
Laat je plan door de docent controleren.

Controleer of de leerling het DAB-plan correct heeft ingevuld. Hierna kunt u de leerling
instructies geven om de geplande behandeling uit te voeren.

Case

Titel
Hollywood, here we come!

Tijd
25 minuten.

Gevalsbeschrijving
Marjan is een leuke meid om te zien en vlot in de omgang. Bij tijden kan ze vreselijk uit
haar dak gaan. En dat is ze het komend weekend van plan!
Ze heeft net haar opleiding afgerond (geslaagd!) en om dat te vieren wordt er een
speciaal feest georganiseerd: een Hollywood-party. Daar wil Marjan schitteren. Ze heeft
een uitdagende, knalrode glitterjurk gehuurd. Nu wil ze een kapsel dat past bij deze
glamouroutfit.
Roos zal Marjan behandelen. Ze roept jou er even bij. Roos vermoedt - terecht natuurlijk -
dat jij en Marjan aardig op dezelfde golflengte zitten. Samen met Marjan en Roos praat je
door over een passend kapsel voor de gelegenheid.

Haaronderzoek levert de volgende gegevens op:


- Haarlengte: alles op één lengte, vanuit de nek gemeten ongeveer 40 cm
- Haardichtheid: normaal
- Haardikte: normaal
- Krulsterkte: krullend
- Haarconditie: goed
- Gezichtvorm: vierkant
- Halslengte: kort

Casedoelen
- Je weet welke informatie je nodig hebt om te kunnen adviseren over een kapsel voor
een bijzondere gelegenheid.
- Je kunt een gesprek met de klant voeren over ideeën en mogelijkheden voor een
bijzonder kapsel.
- Je weet hoe je een klant kunt laten zien hoe een kapsel gaat worden.

Vragen

Bespreek de onderstaande vragen in groepjes van drie. Schrijf jullie antwoorden op.
1.
Wat zou je nog meer willen weten over de party en over Marjans jurk om tot het beste
advies te komen?

Bijvoorbeeld: lengte en belijning (halslijn) van de jurk, hoe zullen de andere gasten
gekleed gaan, zal er uitbundig gedanst worden?

2.
Op welke manier kun je Marjan een beeld geven van de verschillende mogelijkheden?

Voorbeelden laten zien uit tijdschriften en modellenboeken, het haar omhoog houden of in
de richting kammen van hoe een kapsel kan worden, uitleg geven.

3.
Wat is volgens jou een echt “Hollywood-kapsel”?

De leerlingen kunnen hierover discussiëren. Het antwoord is enigszins afhankelijk van wat
op dit moment de trends zijn in de ‘filmwereld’. In ieder geval zal het voor dit feest iets zijn
met veel glitter en glamour. U kunt de leerlingen ook de opdracht geven een aantal
schetsen te maken van kapsels die ze hierbij vinden passen.

Opdracht

Speel met je groepje van drie de situatie na:


• Jij speelt jezelf (kapper) en voert het gesprek met Marjan.
• Een ander groepslid speelt Marjan (klant).
• De derde speelt Roos. Roos houdt zich zo veel mogelijk op de achtergrond. Ze maakt
korte aantekeningen. Ze let vooral op de volgende punten:
- Hoe verloopt het gesprek?
- Krijg jij (de kapper) een goed beeld van wat Marjan het liefst zou willen?
- Geef jij (de kapper) Marjan een goed beeld van de mogelijkheden en van hoe het
kapsel eruit zal gaan zien?
Bespreek na afloop kort (ongeveer vijf minuten) hoe de gesprekken verliepen. Gebruik
daarbij de aantekeningen die ‘Roos’ heeft gemaakt. Bespreek ook wat je als Marjan of
kapper zijnde van het gesprek vond.

Begeleid het rollenspel en evalueer met de leerlingen wat ze moeilijk vinden bij het
achterhalen van de wens van de klant. Geef de leerlingen hiervoor tips, of laat ze elkaar
zelf tips geven.
4. Verantwoord en systematisch werken

Vragen

1. (4.1, kennis)
Bij het maken van een geknoopt kapsel kom je erachter dat de klant een kale plek op het
achterhoofd heeft. Heb je nu systematisch gewerkt en waarom wel of niet?

Nee. Dit had je moeten ontdekken in de voorbereidingsfase en dan had je er tijdig wat aan
kunnen doen.

2. (4.1 en 4.2, kennis)


Wat valt allemaal onder de voorbereiding van een langhaarbehandeling?

Wees zo volledig mogelijk.


De wens van de klant achterhalen, haaronderzoek doen, advies geven, een DAB-plan
invullen, het haar ontwarren, wassen, verzorgen, dode punten verwijderen, watergolven of
met warmte omvormen, doorborstelen, touperen, gereedschappen, materialen en
producten klaarleggen.

3. (4.2, kennis)
Waarom is veelvuldig contact met water schadelijk voor je handen?

Zie voor meer informatie over de huid het boek Haaronderzoek/haarverzorging.


Het water maakt de huid week en tast de vetlaag aan, waardoor de huid ontvankelijker
wordt voor het indringen van allerlei schadelijke stoffen; zoals permanentvloeistoffen. Dit
vergroot de kans op kapperseczeem.

4. (4.2, kennis)
Bij Haaronderzoek en haarverzorging heb je geleerd dat haar uit verhoornd materiaal
bestaat. Gelukkig maar, anders zou je het niet pijnloos kunnen knippen. Maar wat versta
je als kapper dan onder dode haarpunten?

Haarpunten die beschadigd of gespleten zijn (split ends) en daardoor pluizen en/of
afbreken.

5. (4.2, inzicht)
Een klant met erg lang haar wil er een klein stukje vanaf hebben. Kun jij nu als kapper
meteen aan de slag? Leg uit waarom wel of niet.

Nee. Een ‘klein stukje’ moet specifieker aangeduid worden, bijvoorbeeld in centimeters en
met de vingers. De vraag van de klant is nu te persoonlijk; de één zal 1 cm onder een
klein stukje verstaan en de ander 5. Als kapper loop je dan het risico dat de klant niet
tevreden is met het eindresultaat.

6. (4.2, inzicht)
Bij een klant die regelmatig in de salon komt, hoef je niet een diagnose- en adviesgesprek
te houden. Ben je het hier mee eens of oneens en leg uit waarom.
Van een klant die regelmatig in de salon komt, zijn de diagnosegegevens bekend (die
staan in de computer). Toch bekijkt de kapper het haar en de hoofdhuid van de klant wel,
want er kunnen veranderingen opgetreden zijn (bijv. roos) en uiteraard moet de kapper
ook weten wat de klant wenst. Er is dus nog steeds sprake van een diagnose- en
adviesgesprek, alleen kan dit sneller dan met een nieuwe klant.

7. (4.3, kennis)
Noem twee aandachtspunten op arbogebied, die speciaal gelden voor een
langhaarbehandeling.

• Knippen: een klant met erg lang haar kun je beter laten staan bij een knipbehandeling,
anders is je werkhoogte nooit goed in te stellen.
• Föhnen: bij het föhnen van lang haar sta je een flinke tijd met de föhn in de hand. Het is
daarom bijvoorbeeld handig de föhn boven het mondstuk beet te pakken, zodat je
armen niet boven je schouders komen en je ellebogen naar beneden wijzen.

8. (4.3, inzicht, arbo)


Roos heeft al een tijdje last van haar armspieren en vraagt daarom aan de nieuwe
stagiaire of zij de langhaartechnieken vlechten en opsteken voor haar rekening wil nemen
bij de klanten. Er zijn er vandaag drie achter elkaar. Wat vind je van deze oplossing en
waarom?

Niet goed. Nu krijgt de stagiaire meer van hetzelfde te doen, waardoor de kans groot is
dat de stagiaire op haar beurt ook last krijgt van de armspieren. Het is beter als Chantal
haar werkhouding onder de loep neemt en haar eigen werk probeert af te wisselen. De
stagiaire kan eventueel de eerste en de derde klant voor haar rekening nemen, en een
andere collega de tweede. Voor alle collega’s geldt tenslotte dat ze hun werkzaamheden
moeten afwisselen.

9. (4.3, kennis)
In welke gevallen kies je ervoor het haar te watergolven? Noem er minimaal drie.
Futloos en steil haar om het meer volume te geven; dik en steil haar om het makkelijker te
kunnen hanteren; als er veel krullen in het kapsel moeten komen; als een kapsel lang mee
moet gaan. Je kiest voor watergolf in plaats van warmterollers als het haar toch eerst
moet worden gewassen.

10. (4.4, inzicht)


Na afloop van een behandeling is de klant dik tevreden met haar Grace-Kellyrol. Jij ziet
echter dat er bobbels in de rol zitten en dat hij van onderen aan het uitzakken is. Wat doe
je?

De leerling hoort het werk dan alsnog te corrigeren en uit te leggen aan de klant dat ze dit
gaat doen. De klant heeft het misschien niet gezien of een ander zal haar erop wijzen.
Hoe dan ook, het kapsel moet voldoen aan de eisen en als dit niet het geval is, corrigeer
je het.

Opdrachten
1. (4.2, toepassing)
a. Ontwar het lange haar van je mannequin, model of medeleerling.
b. Was het haar en denk daarbij goed aan de aandachtspunten.
c. Maak het natte haar handdoekdroog en kam het door.
d. Föhn het haar droog.

Begeleid de leerlingen en wijs ze op aandachtspunten:


- juiste houding bij de wasbakken;
- goed aansluiten van de nek bij de wasbak;
- controleren van de temperatuur van het water;
- wastechniek, aanbrengen van shampoo, uitspoelen van shampoo;
- handdoek om het haar;
- stoel op de juiste hoogte instellen;
- doorkammen beginnen in de nek en bij de punten;
- het haar föhnen in de natuurlijke valling in de juiste werkhouding

2. (4.3 en 4.4, toepassing: arbo)


Bij de eerstvolgende praktijkles ga je letten op de houding van een klasgenoot tijdens de
vaktechniek. Let op onderstaande punten en maak er een kort verslag van. Bespreek dit
verslag met je klasgenoot na afloop.
In je verslag verwerk je de volgende gegevens:
• Datum en tijd van de praktijkles.
• Soort praktijkles (welk onderdeel van lang haar?)
• Naam klasgenoot.
• Arbo-aspecten van de handeling waar je op let:
A. houding van de rug;
B. houding van de armen;
C. houding ten opzichte van het werkgebied;
D. stand van de benen (op twee benen staan en knieën ontspannen);
E. soort schoenen;
F. gebruik van materialen en gereedschappen;
G. gebruik van producten;
H. gebruik kappersfiets en/of pompstoel;
I. gebruik handschoenen.

Deze opdracht kunnen de leerlingen zelfstandig uitvoeren. U kunt de opdracht eventueel


klassikaal nabespreken en nog eens aandacht aan de juiste werkhouding schenken.

2. (4.1 – 4.4, inzicht)


Hieronder staan allerlei handelingen. Orden die aan de hand van de indeling:
vooruitkijken, uitvoeren en terugkijken.
A. Je handen wassen.
B. De kaptafel met een doekje afnemen.
C. Het haar ontwarren.
D. De klant een modellenboek laten zien.
E. Een paar piekjes haar bijknippen.
F. De hoogte van de staart aanpassen.
G. De gezichtsvorm van de klant bekijken.
H. De klant vragen of er dooie haarpuntjes geknipt mogen worden.
I. De klant een kop koffie aanbieden.
J. Met je hand het kapsel gladstrijken.
K. Vragen of je een conditioner mag gebruiken.
L. De klant een advies geven over het behoud van het kapsel.
M. Versiering in het haar aanbrengen.
N. Afstemmen met de klant of de klant opvulling in het haar wil.
O. De klant het resultaat met behulp van een spiegel laten zien.

A. Je handen wassen: vooruitkijken.


B. De kaptafel met een doekje afnemen: vooruitkijken.
C. Het haar ontwarren: vooruitkijken.
D. De klant een modellenboek laten zien: vooruitkijken.
E. Een paar piekjes haar bijknippen: terugkijken (of vooruitkijken).
F. De hoogte van de staart aanpassen: uitvoeren of terugkijken.
G. De gezichtsvorm van de klant bekijken: vooruitkijken.
H. De klant vragen of er dooie haarpuntjes geknipt mogen worden: vooruitkijken.
I. De klant een kop koffie aanbieden: vooruitkijken en uitvoeren.
J. Met je hand het kapsel gladstrijken: uitvoeren of terugkijken.
K. Vragen of je een conditioner mag gebruiken: vooruitkijken.
L. De klant een advies geven over het behoud van het kapsel: terugkijken.
M. Versiering in het haar aanbrengen: uitvoeren.
N. Afstemmen met de klant of de klant opvulling in het haar wil: vooruitkijken.
O. De klant het resultaat met behulp van een spiegel laten zien: terugkijken.

Case

Titel
Versieren? Niet verprutsen!

Tijd
60 minuten

Gevalsbeschrijving
Veerle is een meisje van 18 jaar met lang haar in toenemende lengten. Ze heeft vanavond
een tuinfeest, want haar ouders zijn twintig jaar getrouwd. Ze wil haar haar graag met
losse krullen laten opsteken. Ook wil ze er een aantal vrolijke versieringen in. Ze heeft al
een foto bij zich van het kapsel dat ze leuk vindt.
Jij gaat Veerles haar opsteken. Er is allerlei materiaal beschikbaar in de salon. Je hebt al
vaker losse krullen geoefend op modellen. Maar dit is de eerste keer dat je een klant zo’n
behandeling geeft. En dat wil je natuurlijk niet verprutsen! Een beetje zenuwachtig ben je
wel…

Casedoel
- Je kunt systematisch alle fasen van een behandeling uitwerken.

Vragen

Om je voor te bereiden op een behandeling, is het verstandig alle fasen vooraf te


overdenken.
1.
In welke drie fasen kun je de behandeling verdelen?

Vooruitkijken (voorbereiden), uitvoeren en terugkijken (evalueren).

2.
Je weet al wat de wens van Veerle is. In welke fase moet je naar de wens van de klant
vragen?

In de voorbereidingsfase, oftewel tijdens het vooruitkijken.

3.
Wat moet je nog doen om te kunnen beslissen of dit kapsel geschikt is voor Veerle?

Je moet haar en huid onderzoeken en kijken naar de uiterlijke kenmerken van Veerle. Op
basis daarvan stel je een diagnose en geef je advies. Ook vul je een DAB-plan in.

Opdrachten

1.
Zoek één of meerdere plaatjes van kapsels die je vindt passen bij de omschrijving van
Veerle. Vergelijk ze met die van je medeleerlingen. Je kunt er ook een leuke collage van
maken. Je hebt dan weer nieuwe ideeën voor kapsels met losse krullen.
Bespreek de afbeeldingen met de leerlingen: past het bij de wens van Veerle en bij het
soort feest?

Analyseer hoe de kapsels gemaakt zijn.

2.
Werk de behandeling uit aan de hand van het werksysteem en op basis van één van de
uitgezochte kapsels:
a. Schrijf op welke stappen je neemt tijdens het vooruitkijken (inclusief welke materialen je
klaarlegt).
b. Schrijf stapsgewijs op hoe je de behandeling uitvoert.
c. Schrijf op waarop je let tijdens het terugkijken.

Deze opdracht kun je alleen of met een groepje van drie maken. Als je met z’n drieën
bent, verdeel dan de taken. Daarna kun je met elkaar de antwoorden doorspreken.
Bespreek met de leerlingen globaal hoe je te werk gaat bij de behandeling. U kunt dit ook
doen aan de hand van een kleine demonstratie, waarbij u de stappen vooruitkijken,
uitvoeren en terugkijken toelicht.

Case

Titel
Arbeidsomstandigheden

Tijd
60 minuten

Gevalsbeschrijving
In salon La Primadonna is er op arbogebied nog veel te verbeteren. Uit een RI&E komt
het volgende beeld naar voren:
“De wasbakken zijn te laag en te diep om verantwoord mee te kunnen werken. De
werknemers moeten op deze manier in een onnatuurlijke houding staan en dat werkt
rugpijn in de hand.
Er is een strikte taakverdeling tussen het personeel: de stagiaire begroet klanten en wast
het haar, de haarstylisten verrichten de vaktechnieken, de salonmanager rekent met
klanten af etc.
De pauzes worden gehouden wanneer het rustig is in de salon. Dit betekent de ene dag
dat het personeel ieder uur een kwartier pauze heeft, en de andere dag betekent dit dat
het personeel vier uur achter elkaar doorwerkt.
Er zijn kappersfietsen aanwezig, maar de personeelsleden maken hier praktisch geen
gebruik van.
De werksfeer is zeer goed in de salon, men is collegiaal en gaat hartelijk met elkaar om.
Drie werknemers hebben pijn aan hun schouders en bovenarmen, een werknemer heeft
nekpijn en een werknemer maakt melding van kapperseczeem.
De föhns voldoen niet aan de ergonomische normen die vastgesteld zijn voor de
kappersbranche.
Het kapperspersoneel stáát het grootste deel van de dag”.

Casedoelen
• je leert bepaalde begrippen die met arbo te maken hebben;
• je kunt herkennen waar in deze salon knelpunten op het gebied van arbo zitten;
• je bedenkt oplossingen voor deze knelpunten.

Vragen

1.
Waar staat RIE voor? Wat houdt het in? Als je het niet weet, zoek dan de informatie op in
de deelkwalificatie hygiëne, arbo en milieu.

RIE staat voor Risico- Inventarisatie en -Evaluatie. Elke werkgever is verplicht om op


gestructureerde wijze aandacht te besteden aan arbeidsomstandigheden- en
verzuimbeleid, waarbij het verzamelen van informatie de eerste stap is. Daarom is in de
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) vastgelegd dat elk bedrijf de risico' s op het gebied
van veiligheid, gezondheid en welzijn (VGW) moet inventariseren en beoordelen. De
resultaten van deze Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) moeten schriftelijk worden
vastgelegd. Aan de hand van de RI&E moet een stappenplan worden gemaakt om de
knelpunten te verbeteren of op te lossen.
Een RI&E vindt ongeveer eens in de vier jaar plaats of eerder als er grote verbouwingen
of organisatorische veranderingen hebben plaatsgevonden.

2.
Wat heeft de werksfeer met arbo te maken? Leg uit.

Bij de zorg voor goede arbeidsomstandigheden, gaat het zowel om de veiligheid,


gezondheid als het welzijn van mensen op hun werkplek (VGW).
De werksfeer heeft invloed op het welbevinden van de werknemers in de arbeidssituatie.
Door werkdruk, ruzies, slechte communicatie en dergelijke kan de werksfeer negatief
beïnvloed worden en dus het welbevinden van de werknemers.

3.
De föhns voldoen niet aan de ergonomische normen. Wat betekent ‘ergonomisch’? Zoek
het eens op in een woordenboek als je het niet weet.

Ergonomie is het aanpassen van producten of systemen aan de verwachtte


gebruikersgroep. De föhns zijn dus niet zó gemaakt dat ze voor de gezondheid van een
kapper geschikt zijn.

4.
Wat kunnen ergonomische normen voor een föhn zijn? Geef een paar voorbeelden.

Gewicht van de föhn (hoe lichter, hoe beter).


Het zwaartepunt van de föhn (bepaalt samen met het gewicht hoeveel kracht er op het
polsgewricht staat. Het zwaartepunt moet dicht bij de pols liggen en niet in de mond van
de föhn).
De vorm van het handvat moet goed in beide handen liggen (bij föhnen wordt vaak van
hand gewisseld) en zodanig zijn dat de pols in een neutrale middenstand staat.
Geluidsniveau van de föhn.
Het snoer (weer afhankelijk van waar het stopcontact zit).

5.
Waarom wordt in het rapport gemeld dat het personeel de hele dag staat? Wat kan dit
voor gevolgen hebben?

De hele dag staan is niet gezond: het kan spataderen veroorzaken. Verder kan het
rugklachten en klachten aan de voeten met zich meebrengen. Het is beter om gedurende
de dag van houding te veranderen, dit is ook beter voor de bloedsomloop. Het personeel
kan staan en zitten afwisselen door gebruik te maken van de kappersfiets. Ook worden
schoenen met een platte hak geadviseerd, om klachten aan rug, benen en voeten tegen
te gaan.

Opdrachten

Werk de volgende twee opdrachten in tweetallen uit.

1.
Stel aan de hand van de case een plan van aanpak op om alle problemen die in de case
worden genoemd op te lossen. In je plan van aanpak wordt eerst het probleem
omschreven, vervolgens hoe het opgelost moet worden. Geef tevens aan wie voor dit
alles verantwoordelijk is en wie het moet uitvoeren. Maak een schatting van de kosten die
met deze operatie gemoeid zijn.
Maak hierbij eventueel gebruik van internet, het arboconvenant en/of je HAM-boek. Indien
je van internet gebruik maakt, noteer dan de sites waarop je je informatie hebt gevonden.

2.
Geef in je verslag elk probleem een prioriteitcijfer. Met andere woorden: welk probleem
moet het eerst worden opgelost omdat dit het belangrijkst is voor het welzijn van het
personeel? Welk probleem moet vervolgens worden opgelost, enzovoorts.
De prioriteit (belangrijkheid) van de problemen wordt als volgt met cijfers aangeven:
1. = wettelijke verplichting, groot risico, direct oplossen.
2. = wettelijke verplichting, planning maken om probleem dit jaar op te lossen.
3. = wordt geadviseerd door deskundigen op arbogebied, bij voorkeur op termijn
oplossen.

Voor de uitwerking van de opdrachten, kun je gebruik maken van het volgende schema.
P* Wat is het Wat is de Wie is verant- Wie voert Wat
probleem? oplossing? woordelijk? het uit? gaat dat
kosten?

P* = Prioriteit
P* Wat is het Wat is de Wie is Wie voert Wat
probleem? oplossing? verant- het uit? gaat dat
woordelijk kosten?
?
2 Risico op In hoogte Directeur Leiding- 2000,-
rugklachten ten instelbare gevende
gevolge van wastafels
onjuiste plaatsen, zodat
werkhouding bij de gewerkt kan
wastafels. worden op de
juiste hoogte.
Tevens zorgen
voor voldoende
ruimte om voeten
onder de wastafels
te plaatsen.
2 Kans op Zorgen voor Leiding- Leiding- Geen
eczeemklachten afwisseling in gevende gevende
aan handen ten taken bij
gevolge van medewerkers.
veelvuldig wassen
van het haar van
klanten.
3 Onregelmatige Bekijken of het Leiding- Leiding- Geen
pauzes; kans op werk anders gevende gevende
oververmoeidheid. georganiseerd en
verdeeld kan
worden.
2 Werkzaamheden Voorlichting door Directeur Arbo- 500,-
worden deskundige over adviseur
voornamelijk fysieke belasting
staand uitgevoerd. en maatregelen
Er wordt om klachten te
nauwelijks gebruik voorkomen.
gemaakt van
kappersfietsen.
2 Arbo- en Stel beleid op en Directeur Leiding- Kosten
ziekteverzuimbelei zorg voor gevende adviseur
d ontbreekt. uitvoering van dat i.s.m.
beleid. deskundig
e van de
Arbodiens
t
2 Medewerkers met Medewerkers Directeur Leiding- geen
klachten zijn niet informeren over gevende
op de hoogte van arbozaken en i.s.m.
de mogelijkheid folders arbodienst Arbodiens
het spreekuur van opvragen. t
de bedrijfsarts te
bezoeken.
P* = prioriteit
1 = wettelijke verplichting, groot risico, direct oplossen.
2 = wettelijke verplichting, planning maken om probleem dit jaar op te lossen.
3 = wordt geadviseerd door deskundigen op arbogebied, bij voorkeur op termijn
oplossen.
5. Voorwerk

Vragen

1. (5.1, kennis)
a. Hoe ga je te werk als je lang haar ontwart? Noem drie aandachtspunten.

• Je werkt van onderen (nek) naar boven.


• Je werkt in passés.
• Je zorgt dat alle klitten eruit zijn en borstelt het haar helemaal glad.

b. Welke borstel gebruik je daarvoor?

Een borstel met een bol beslag, met plastic pennetjes of dierlijk haar.

2. (5.2, kennis en inzicht)


Hoe herken je dode punten in lang haar?

De punten liggen niet glad maar steken een beetje naar buiten, ze zijn pluizig en vaak wit
verkleurd door pigmentverlies.

3. (5.2 toepassing)
Welke twee manieren zijn er om dode punten uit lang haar te verwijderen?

• Dunne haarpartijen (doorsnede ca. 1,5 cm) opdraaien om de lengteas en de haren die
uitsteken wegknippen.
• Onderaan een stukje van het haar knippen.

4. (5.3, begrip)
Wat is het grote voordeel van warmterollers boven watergolfrollers?

Tijdwinst: je hoeft het haar niet eerst te wassen en het haar hoeft ook niet te drogen.

5. (5.3 toepassing)
a. Stel, je hebt een model met sterk golvend of krullend haar. Hoe maak je het haar
steiler?
b. Schrijf op hoe je het beste resultaat kunt behalen en bespreek dat met je docent.

a. Met zeer grove rollers, maar beter met de föhn.


b. Het beste resultaat behaal je door het haar onder spanning te drogen en daarbij een
grote, dikke föhnborstel te gebruiken.

6. (5.4 begrip)
Waarom is het niet verstandig om tijdens de voorbewerking het haar over de hele lengte
te touperen?

Je krijgt dan een warboel van uitstaand haar dat zich niet meer glad laat borstelen. Het is
trouwens wat anders als je een ruig kapsel wilt maken.
7. (5.5, kennis )
Hoe zet je een paardenstaart stevig vast?

Je doet twee schuifspeldjes aan een elastiekje, zet één schuifje vast, draait het elastiekje
om het haar en zet het tweede schuifje in tegenovergestelde richting vast. Of je gebruikt
een langhaarelastiekje met twee haakjes op dezelfde manier. Voor dik haar kun je twee
elastiekjes aan elkaar koppelen.

Opdrachten

1. (5.3, analyse)
Welk voorwerk is volgens jou verricht aan dit kapsel? Noem de behandelingen en schrijf je
argument erbij.

altijd: onwarren, vervolgens omvorming (er zit slag in het kapsel en voor stevigheid) en
touperen (om richting en stevigheid aan de krullen te geven).

2. (5.1 toepassing)
Ontwar en polijst het haar van iemand met lang haar. Let erop dat je geen klitten laat
zitten. Zorg dat je de huid niet te veel belast door te hard aan de haren te trekken.
Controleer dit door te vragen aan je model of je haar geen pijn doet.
Laat het resultaat door je docent controleren.

Geef eerst een korte demonstratie en laat dan de leerlingen de opdracht uitvoeren. Let
erop of ze de technieken beheersen om trekken aan de hoofdhuid te voorkomen en of ze
in de nek beginnen en dan naar boven toe werken.

3. (5.2 toepassing)
Verwijder bij het model uit de vorige opdracht eventuele dode punten uit het haar door
middel van de ‘opdraaimethode’.
Laat het resultaat door je docent controleren.

Demonstreer de methode van het opdraaien van passés en het knippen van de
beschadigde punten. Laat de leerlingen het daarna zelf uitvoeren.

4. (5.3 toepassing)
Het haar goed gelijkmatig afdelen en inrollen is nog niet zo eenvoudig. Dat moet je
regelmatig oefenen. Bij verschillende haarlengten, met verschillende soorten rollers en
met verschillende patronen.
a. Teken een aantal verschillende inlegpatronen in overleg met je docent.
Zoek een model met lang haar of gebruik een mannequin. Borstel het haar en maak
het nat. Rol het haar daarna in zoals je op één van de tekeningen hebt aangegeven.
c. Oefen zo de verschillende patronen. Kies voor elk patroon een andere soort roller.
Gebruik ook rollers met verschillende diameters. Bespreek elke keer het resultaat met
je docent.
d. Schrijf na elke keer kort op wat de moeilijkheden waren bij dat patroon en dat soort
roller. Noteer ook de tips die je docent je heeft gegeven.
e. Je hoeft niet alle tekeningen achter elkaar af te werken. Doe er nu een paar en grijp in
de komende tijd af en toe eens naar deze oefening terug.

Bespreek een aantal inlegpatronen met de leerlingen. U kunt ook zelf voor de leerlingen
een aantal patronen uitwerken. Geef de leerlingen instructies en geef tijdens het inrollen
tips en aanwijzingen. Laat de patronen ook drogen en uitborstelen. De opdracht kan
gespreid over een aantal lessen uitgevoerd worden.

5. (5.3, inzicht en toepassing)


Probeer ook enkele patronen uit met warmterollers, dus met droog haar. Laat ook nu je
docent je werk beoordelen en schrijf op hoe het ging. Maakt het veel verschil of je inrolt in
nat haar of in droog haar?
De leerlingen kunnen een model of hun mannequin gebruiken voor het oefenen van de
inlegpatronen. Laat ze in ieder geval één keer met een model oefenen.
Verschil tussen watergolven en warmterollers: nat haar inrollen is meer werk en duurt
langer, maar de krullen worden steviger en blijven langer zitten.

6. (5.3, inzicht en toepassing)


Oefen het omvormen met de krultang.
a. Neem steeds een passé op en probeer met de krultang allerlei effecten te bereiken,
van licht golvend tot fijn krullend en alles wat je daartussenin maar kunt bedenken.
b. Schrijf op hoe je de verschillende effecten hebt gemaakt. Je kunt ook verschillende
soorten tangen gebruiken.
c. Bespreek de resultaten met je docent en vul je aantekeningen zo nodig verder aan.

Laat de leerlingen ontdekken dat de variaties afhankelijk zijn van de soort tang
(verschillende dikten, plat, rond, enkel, dubbel, wafelijzer), hoe lang je de krul laat vormen,
of je de tang inrolt of alleen doorhaalt en of je de hele lengte of alleen een deel van het
haar inrolt.

7. (5.4, toepassing)
a. Zoek een model met lang en fijn tot normaal haar. Geef het haar optimaal volume door
het bij de huid te touperen. Vergeet niet het haar na het touperen weer glad te
borstelen.
b. Deel nu een passé af en toupeer die over de hele lengte.
c. Bespreek je werk met je docent en maak daarvan aantekeningen.

Controleer of het haar geschikt is om te touperen. Geef aanwijzingen en instructies voor


de juiste, effectieve beweging van de kam.

8. (5.5, toepassing)
Oefen het maken van een paardenstaart met een elastiekje en twee schuifspeldjes. Werk
het elastiekje weg met een plukje haar.

Doe de techniek eerst voor. Geef tijdens het uitvoeren van de opdracht aanwijzingen.
Controleer of de staart op het midden van het achterhoofd stevig vastzit en of het
elastiekje netjes is weggewerkt.
Case

Titel
Zaken met Zweden

Tijd
15 minuten.

Gevalsbeschrijving
Mevrouw Wagenaar is een charmante dame van rond de vijftig. Haar man is directeur van
een grote, goed bekendstaande meubelfabriek. Hij heeft zojuist een belangrijke
overeenkomst gesloten met een Zweedse houtexporteur. Om dat te vieren heeft hij zijn
zakenrelatie uitgenodigd voor een etentje in een chic restaurant. De beide echtgenotes
zijn er ook bij aanwezig.
Voor de gelegenheid wil mevrouw Wagenaar een mooi opgestoken kapsel. Bij La
Primadonna is ze daarvoor aan het goede adres. Roos is gespecialiseerd in dat soort
kapsels. Na enig over en weer gepraat valt de keuze van mevrouw Wagenaar op een
kapsel met mooie, vastgestoken krullen en een gedeeltelijke verticale rol (Grace Kelly-rol).

Roos en jij onderzoeken het haar van mevrouw Wagenaar en stellen het volgende vast:
- Haarlengte: voorpartij ongeveer 10 cm; bovenpartij en nekpartij ongeveer
20 cm.
- Haardichtheid: ruim ingeplant.
- Haardikte: normaal.
- Krulsterkte: krullend.
- Haarconditie: zeer poreus als gevolg van het vele kleuren en permanenten.
- Gezichtsvorm: rond.
- Halslengte: normaal.

Jullie conclusie is dat de wens van mevrouw Wagenaar wel uitvoerbaar is, maar dat er
veel voorwerk verricht moet worden.

Casedoel
- Je kunt op grond van gegevens uit het haaronderzoek beoordelen welk voorwerk nodig
is om de wens van de klant te realiseren.

Vragen

Bespreek de volgende vragen in tweetallen.


1.
Bij het opsteken van het haar van deze klant moet je met bepaalde technische aspecten
rekening houden.
Welke technische aspecten zijn dat en waarom vind je ze belangrijk?

• De haarinplant is ruim. Je moet eventuele ‘kale’ plekken camoufleren of aanvullen met


haarwerk.
• De haarconditie is poreus; het haar moet dus voorzichtig worden behandeld.
• Het haar krult; dit kan invloed hebben op de keus van rollers.
2.
Welke voorbehandelingen zou jij uitvoeren en waarom?
[V>]Kijk voor meer informatie over voorwerk in het deel 1, hoofdstuk 4 Verantwoord en
systematische werken.[V>]

Mogelijke voorbehandelingen:
• Een haarmasker of conditioner, vanwege de slechte conditie van het haar.
• Dode punten verwijderen.
• Watergolven, om volume te krijgen en omdat dat poreus haar het minst belast. Omdat
het haar van nature al krult, gebruik je wat grovere rollers.
• Eventueel een passende versteviger voor glans op het haar.
• Geen toupage vanwege de slechte conditie.
• Eventueel haarwerk in het haar verwerken.

3.
Welke gereedschappen en materialen leg je klaar voor de behandeling?

• Grove kam en borstels om het haar te ontwarren en te polijsten.


• Schaar om dode punten te verwijderen.
• Rollers en puntkam voor watergolven en touperen.
• Schuifjes en speldjes om het haar vast te zetten.
• Eventueel haarwerk en een decoratieve of functionele versiering.
6. Opsteken

Vragen

1. (6.1, kennis)
Waarvoor gebruik je bij de chignon ponyspeldjes?

Om de zijkanten onzichtbaar vast te zetten.

2. (6.2, inzicht)
Als je schuifspeldjes kruislings vastzet, steek je elk speldje over het vorige heen. Waarom
doe je dat?

Zo kunnen de speldjes niet wegzakken en blijft de vastgestoken haarpartij stevig zitten.

3. (6.2, inzicht)
Als je een verticale rol wilt maken, kun je het haar ook vastzetten door de schuifspeldjes
verspringend te plaatsen. In welke gevallen zou jij voor deze techniek kiezen?

Schuifspeldjes verspringend vastzetten kun je doen bij fijn haar. Je krijgt dan een minder
brede rand van schuifjes. Het kruislings vastzetten zit steviger, en is dus vooral belangrijk
in dik haar.

4. (6.2, inzicht)
Als je een verticale rol gaat maken, zet je eerst het haar op het achterhoofd vast. Waarom
moet je het haar 1 cm van het midden vastzetten?

Om de rol precies in het midden te krijgen. De speldjes waarmee je de rol vastzet, kun je
nu aan de andere kant van de (denkbeeldige) middenlijn plaatsen.

5. (6.3, inzicht)
Waarom moet je bij een horizontale rol het haar altijd aan de bovenkant touperen?

Omdat de onderkant van het haar door het inrollen aan de buitenkant van de rol komt te
zitten. Door de bovenkant te touperen, komt de toupage onzichtbaar in de rol te zitten.

6. (6.3, inzicht)
Vul in:
Als je een horizontale rol hoger plaatst wordt hij ……, doordat …….

Als je een horizontale rol hoger plaatst wordt hij groter, door dat je het haar vanuit de
nekpartij verder omhoog moet brengen voor je de rol maakt. Je hebt dus meer lengte van
dat haar in de rol zitten.

7. (6.3, kennis)
Welke variaties zijn er mogelijk bij een horizontale rol?

Een horizontale rechte rol, een rondlopende rol, een diagonale rol.
8. (6.3, inzicht)
Bij een horizontale rol werk je vanaf de beide buitenkanten naar het midden. Waarom
maak je zo' n rol niet gewoon van links naar rechts?

Je loopt dan grote kans dat de rol scheef of onregelmatig van dikte wordt.

9. (6.3, kennis)
Hoe kun je ervoor zorgen dat de beide helften van de horizontale rol in het midden netjes
op elkaar aansluiten?

Door de laatste, middelste streng een beetje uit elkaar te trekken.

10. (6.3, inzicht)


Als je een verticale rol maakt, kun je haarpartijen apart houden, die komen dan niet in de
rol. Kan dat bij een horizontale rol ook?

Dat kan wel, maar het is moeilijk en levert vaak geen mooie resultaten op.

Opdrachten

1. (6.1, toepassing)
Oefen het maken van een chignon vanuit een staart. Let erop dat de chignon mooi
symmetrisch is en dat de speldjes onzichtbaar worden weggewerkt.
Geef een demonstratie en laat de leerlingen dan zelf oefenen.

2. (6.2, inzicht)
Zoek een model met lang haar.
a. Zet het haar op het achterhoofd in verticale richting verspringend vast met
schuifspelden.
b. Beoordeel of het haar goed vastzit en niet kan wegzakken.
c. Haal de schuifspeldjes uit het haar en zet het haar opnieuw vast, maar nu
kruislings. Werk in verticale richting van onder naar boven, ongeveer 1 cm uit het
midden van het achterhoofd.
d. Hoe stevig zit het haar nu vast?
e. Welke vastzettechniek vind jij het prettigst en welke geeft het beste resultaat?
f. Laat de speldjes in het haar zitten. Bij de volgende opdracht ga je hiermee verder.

Doe de beide technieken voor en laat de leerlingen ervaren welke techniek het stevigst is.

3. (6.2, toepassing)
Ga verder met het model uit opdracht 2.
a. Verwerk het vastgezette haar tot een verticale rol. Volg de stappen van het
stappenplan.
b. Laat het resultaat door een medeleerling beoordelen. Intussen beoordeel jij de verticale
rol die een medeleerling heeft gemaakt. Let erop of de rol stevig is en of de haren mooi
glad zitten.
c. Bespreek met elkaar wat goed is en wat misschien beter had gekund.
d. Als je nog niet helemaal tevreden bent over je rol, begin dan een keer opnieuw. Laat je
medeleerling meekijken en tips geven.

Instrueer de leerlingen waar ze op moeten letten bij het uitvoeren en controleren van de
verticale rol. Evalueer de techniek aan het einde van de les, door een aantal verticale
rollen te bespreken.

4. (6.3, toepassing)
Als je de verticale rol onder de knie hebt, ga je de horizontale rol uitproberen. Zoek een
model met lang haar en kies of je rechte of een rondlopende rol maakt.
Maak een horizontale rol, waarbij je het stappenplan uit dit hoofdstuk volgt. Laat het
resultaat door je docent beoordelen.
Wijs de leerlingen op de andere manier van touperen en van het vaststeken van de
schuifjes. Geef ze ook aanwijzingen voor het netjes oprollen van de passés. Evalueer een
aantal resultaten en geef nog extra tips.

5. (6.4, toepassing en inzicht)


Hieronder zie je een opgestoken kapsel waarbij een partij apart is gehouden en
vastgestoken is in losse krullen. Dit kapsel ga je namaken. Je kunt ook zelf een afbeelding
van een soortgelijk kapsel zoeken en dat namaken.

a. Bespreek het afgebeelde kapsel met een medeleerling. Probeer samen zo precies
mogelijk stap voor stap te beschrijven hoe dit kapsel is gemaakt. Schrijf de stappen op.
b. Zoek een model met lang haar. Maak het afgebeelde kapsel na. Volg daarbij het
stappenplan dat je hebt gemaakt.
c. Je medeleerling heeft hetzelfde kapsel volgens hetzelfde stappenplan gemaakt. Als het
goed is, lijken de kapsels die jullie hebben gemaakt dus op elkaar en op het kapsel van
de afbeelding. Is dat zo? Klopte jullie stappenplan? Bespreek dat met elkaar en met je
docent.
d. Als je nog eens wilt oefenen, kun je het kapsel namaken dat bij het stappenplan is
afgebeeld.

U kunt het afgebeelde kapsel en de stappen ook klassikaal met de leerlingen bespreken.
De leerlingen kunnen natuurlijk ook op hun mannequin oefenen.

6.
Bedenk met een medeleerling een variatie op de opsteektechnieken uit dit hoofdstuk.
a. Maak een tekening van het kapsel dat je wilt maken en bespreek het met je docent.
b. Maak nu allebei het kapsel op je mannequin en vergelijk het resultaat. Bespreek wat je
moeilijk vond en maak het kapsel opnieuw, tot je helemaal tevreden bent.

Bespreek het bedachte kapsel met de leerlingen en kijk of het uitvoerbaar is. Geef
aanwijzingen voor het uitvoeren ervan.

Case

Titel
Variaties op een staart
Tijd
75 minuten.

Gevalsbeschrijving
Hester Nederhorst is een nichtje van je. Ze is 21 jaar en draagt haar lange, krullende haar
altijd in een staart. Ze vraagt jou of je ideeën hebt om het haar op een andere manier op
te steken. Uit een gesprekje over haar wensen trek je de volgende conclusies:
• Hester wil de kapsels graag zelf kunnen maken. Daarom denk je aan een aantal
opsteekvariaties vanuit een staart.
• Hester is een sportief type en houdt van speelse, niet te strakke kapsels.
• Hester wil graag tips voor zowel alledaagse kapsels als voor moderne en feestelijke
kapsels.
• Hesters haar is dik (0,10 mm) en gezond en ze heeft een ovaal gezicht met fijne
gelaatstrekken.
• Het haar is op één lengtelijn geknipt en is vanuit de nek gemeten 15 cm lang.

Casedoelen
• Je bedenkt variaties op de basis-opsteektechnieken.
• Je leert rekening te houden met de mogelijkheden van de klant.

Vragen

1.
Lees nog eens door wat de kenmerken van Hesters haar zijn.
a. Welke technieken vind je voor Hesters haar heel geschikt? Waarom?
b. Welke technieken vind je voor Hesters haar juist niet geschikt? Waarom?

a. Het haar is dik en op één lengtelijn geknipt. Het zal daardoor wat zwaar zijn.
Opsteektechnieken vanuit een staart zijn daarom voor haar haar geschikt: dat zit
stevig en zakt niet snel uit.
b. Hesters haar is niet per se voor een bepaalde techniek ongeschikt. Maar je moet het
wel extra stevig vastzetten, vooral als je het niet vanuit een staart opsteekt. De staart
moet je ook niet té hoog maken, omdat het haar in de nek niet heel erg lang is.

2.
Welke kapsels zijn voor een klant moeilijk om bij zichzelf te maken?

Vooral de horizontale rol en de chignon zijn moeilijk bij jezelf te maken. Vooral omdat je er
slecht bij kunt, en niet goed kunt zien of je het regelmatig opsteekt.

Opdrachten

1.
Zoek een aantal afbeeldingen van opsteekkapsels vanuit een staart, die voor Hester
geschikt zouden zijn.

De uitgezochte kapsels moeten geschikt zijn voor het haar van de klant en moeten
aansluiten op haar wensen.
2.
Je gaat nu vier opsteekmogelijkheden bedenken.
a. Bedenk twee simpele, alledaagse kapsels voor Hester. Bedenk ook één modern en
één feestelijk opsteekkapsel. Gebruik hiervoor de afbeeldingen die je uitgezocht hebt,
de informatie uit dit hoofdstuk en je eigen fantasie.
b. Maak voor elk kapsel een kort stappenplan waarin je omschrijft hoe je dat kapsel
maakt. Plak de bijpassende afbeelding ernaast, of maak er tekeningen bij.
c. Maak voor het opsteken van een van de kapsels een uitgebreide beschrijving voor de
klant.

a. De kapsels moeten geschikt zijn om voor de klant te maken.


b. Controleer of de stappenplannen duidelijk zijn.
c. De beschrijving voor de klant moet zo zijn, dat het begrijpelijk en uitvoerbaar is voor de
klant.
7. Vlechten

Vragen

1. (7.1, kennis)
a. Bij vlechten kun je beginnen vanuit een staart. Hoe kun je het elastiekje waarmee je die
staart vastzet, netjes wegwerken?
b. Waarom is het niet altijd nodig om het elastiekje eerst weg te werken?

a. Door er een dunne haarpartij omheen te draaien, die je vastzet met een speldje.
b. Als je de vlecht oprolt en vastzet, verdwijnt het elastiekje vanzelf uit het oog.

2. (7.1 en 7.2, inzicht)


a. Waarom moet je bij alle besproken technieken het haar meestal op een constante
spanning houden?
b. In welke gevallen kun je ervoor kiezen de spanning op het haar te verminderen en wat
voor een effect bereik je daarmee?

a. Om een mooi gelijkmatig resultaat te krijgen en om te voorkomen dat het haar uitzakt
(bij invlechten).
b. Bij een visgraatvlecht en een inside-vlecht kun je de spanning bewust wat
verminderen, je krijgt dan een losser effect met lussen; bij invlechten vanuit de nek
vlecht je naar de voorkant toe steeds losser.

3. (7.1, inzicht)
Wat zou je met een gewone standaardvlecht kunnen doen om er toch iets bijzonders van
te maken?

Je kunt bijvoorbeeld de vlecht oprollen tot een knot; er versieringen (linten) of (gekleurde)
haarstrengen in verwerken.

4. (7.1, inzicht)
Je kunt vier strengen op twee manieren vlechten.
a. Welke twee manieren zijn dat?
b. De resultaten zijn heel verschillend. Waardoor ontstaat dat verschil?

a. Een ronde en een platte vlecht.


b. Bij de ronde vlecht werk je een streng steeds van de ene buitenkant naar de andere
buitenkant, terwijl je bij de platte vlecht de strengen steeds van de buitenkant naar het
midden werkt.

5. (7.2, inzicht)
Invlechten kun je op twee verschillende manieren doen: je maakt een inside- of een
outside-vlecht.
a Omschrijf het verschil in techniek (hoe je het haar vlecht).
b Omschrijf het verschil in effect (hoe het eruit komt te zien).
a. Inside-vlecht: je haalt de opgenomen partijen over de vlecht heen. Outside-vlecht: je
haalt de partijen onder de vlecht door.
b. Inside-vlecht: de vlecht komt onder het haar te liggen. Outside-vlecht: de vlecht komt
op het haar te liggen.

6. (7.2, inzicht)
Waarom moet je je handen dicht bij het hoofd houden als je invlecht?

Om te voorkomen dat de opgenomen haarpartijen lussen vormen en de vlecht niet stevig


genoeg zit.

7. (7.2, kennis)
Hoe werk je bij een visgraat verder nadat je al het haar hebt opgenomen? Noem
verschillende mogelijkheden.

- Tot het einde op dezelfde manier doorgaan en daarbij steeds passés uit de staart zelf
opnemen. Onderaan zet je de vlecht vast met een elastiekje.
- Het onderste stuk met drie strengen vlechten en naar binnen klappen.

8. (7.3, inzicht)
Vlechten met vijf strengen wordt ook wel weven genoemd. Kun jij die benaming
verklaren?

Het resultaat lijkt wat de structuur betreft op een geweven stukje stof of op een geweven
matje.

9. (7.3, inzicht)
Kun je ook met meer dan vijf strengen vlechten? En wat voor effect zou je dan krijgen?

Dat is mogelijk. Het effect is vergelijkbaar met vlechten met vijf strengen; naarmate je
meer strengen gebruikt, wordt het ' weefsel'fijner.

10. (7.1 - 7.3, inzicht )


Waarom heb je meer haarlengte nodig als je met vier of meer strengen vlecht?

Hoe meer strengen je gebruikt, hoe breder de vlecht wordt. Je hebt dan meer haarlengte
nodig om toch nog een aardig lange vlecht te krijgen.

Opdrachten

Zoek voor de volgende opdrachten een of meerdere modellen met lang haar, of voer de
opdrachten uit op een mannequin.

1. (7.1, toepassing)
a. Maak een standaardvlecht met drie strengen.
b. Laat je vlecht beoordelen door een klasgenoot. Beoordeel intussen de vlecht die je
klasgenoot heeft gemaakt. Let erop of de aanzet van de staart netjes is weggewerkt en
of de vlecht mooi regelmatig is.
c. Bespreek met elkaar de resultaten en noteer zo nodig waar je de volgende keer beter
op moet letten.

Wijs de leerlingen waar ze op moeten letten en geef adviezen en aanwijzingen.

2. (7.1, toepassing en groepsopdracht)


a. Maak een ronde vlecht met vier strengen. Volg het stappenplan.
b. Bespreek samen met twee klasgenoten de vlechten die jullie hebben gemaakt. Noteer
op welke punten jullie het stappenplan zouden willen verduidelijken of uitbreiden.

Evalueer de vlechten en geef daarna een demonstratie. In dit geval hebben de leerlingen
de vlecht eerst zelf geprobeerd te maken. Ze moeten dan zelf uitvinden hoe ze te werk
moeten gaan. Maar u kunt natuurlijk ook de demonstratie vooraf geven.

3. (7.1, toepassing)
Maak een platte vlecht met vier strengen, zoals in het stappenplan is aangegeven. Laat
het resultaat door je docent beoordelen.

Instrueer de techniek en geef aanwijzingen tijdens het uitvoeren van de opdracht.

4. (7.2, toepassing)
a. Maak een bovenliggende vlecht.
b. Laat je vlecht door een medeleerling beoordelen en beoordeel intussen de vlecht die je
medeleerling heeft gemaakt. Let erop of de opgenomen haarpartijen overal even groot
zijn en of ze geen lussen maken. Bespreek de resultaten met elkaar.

Laat de leerlingen in het boek en/of op de cd-rom de instructies voor deze techniek
bestuderen. Controleer of de leerlingen de juiste techniek gebruiken en hoe ze elkaar
beoordelen.

5. (7.2, toepassing en groepsopdracht)


a. Maak een onderliggende vlecht.
b. Bespreek samen met twee klasgenoten de vlechten die jullie hebben gemaakt.
c. Als je nog niet helemaal tevreden bent met het resultaat, maak je de onderliggende
vlecht nog een keer. Als je tevreden bent, laat je de onderliggende vlecht door je
docent beoordelen.

Geef instructies en/of laat de leerlingen de techniek op de cd-rom bekijken. Laat daarna
de opdracht uitvoeren en beoordeel de resultaten.

6. (7.3, verrijking, toepassing)


a. Maak een visgraat. Kies er in dit geval bewust voor om de opgenomen partijen in
lussen te laten hangen. Werk het kapsel af door de vlecht naar binnen te rollen en vast
te zetten.
b. Als je het haar aan de zijkanten in lussen laat hangen, is het de kunst om dat aan
beide kanten op dezelfde manier te doen. Kijk bij een medeleerling of dat bij hem/haar
is gelukt. Intussen kijkt je medeleerling hoe jij het ervan afgebracht hebt. Bespreek met
elkaar hoe je te werk moet gaan om een visgraat met lussen tot een harmonisch kapsel
te maken.

Begeleid de leerlingen bij het uitvoeren van de opdracht. U kunt er ook voor kiezen eerst
een strak gevlochten visgraat te laten maken. Leerlingen die dit al goed kunnen kunt u
dan de variatie met lussen laten uitvoeren, terwijl andere leerlingen de strakke techniek
verder oefenen.

7. (7.3, inzicht en toepassing)


Werk in tweetallen.
a. Je hebt in het stappenplan gezien hoe je met vijf strengen kunt weven. Jullie gaan nu
samen uitzoeken hoe dat met zeven strengen gaat.
b. Zoek een model met lang haar. Deel het haar in zeven gelijke strengen af.
c. Overleg met elkaar hoe je die zeven strengen tot een gelijkmatig patroon kunt weven.
Probeer dat uit en beschrijf de werkwijze in een stappenplan. Maak tekeningen om het
te verduidelijken.
d. Laat je docent het kapsel en het stappenplan beoordelen.

Deel eventueel zelf de tweetallen in, om voor geschikte combinaties qua niveau te zorgen.
Verwijs voor het maken van het stappenplan naar het stappenplan voor het weven met vijf
strengen. Dit kunnen de leerlingen als voorbeeld gebruiken. Geef aanwijzingen en tips.

Case

Titel
Wij hebben ongelofelijke haast

Tijd
30 minuten

Gevalsbeschrijving
Anna Welling is een pittige tante van 38 jaar. Ze heeft het druk. Naast haar werk als
slager heeft ze '
s avonds vaak allerlei bijeenkomsten. Vanavond heeft ze een
regiovergadering, waar ze de cijfers van haar filiaal moet verantwoorden. Spannend dus.
Anna komt, zoals afgesproken, rechtstreeks uit haar werk naar de salon. Ze heeft weinig
tijd. Na de kapper moet ze nog even vlug naar huis. En dan gelijk de auto in naar de
vergadering. Ze heeft de kleren die ze vanavond zal dragen, voor het gemak
meegenomen. Het zijn een zwartleren broek met bijpassend jasje en een witte blouse.
Anna heeft een klein, ovaal gezicht en een korte hals. Ze draagt haar kastanjebruine haar
met rode lokken vaak in een lage knot. In de slagerij draagt ze altijd een petje. Ze weet
vaak niet zo goed raad met haar haarlengte van 60 cm zonder pony. Van zichzelf heeft ze
wat krullen, een normale inplant en zeer fijn haar.

Zoals gezegd: Anna heeft weinig tijd. Ze vraagt jou wat je in een klein half uurtje met het
haar kunt doen.

Casedoelen
- Je kunt bepalen welk goed blijvend kapsel je in korte tijd kunt maken bij iemand met
lang haar.
- Je kunt in een stappenplan beschrijven hoe je een bepaald kapsel maakt en hoeveel
tijd je daarmee bezig zult zijn.
- Je kunt een klant met lang haar dagelijkse kapsels adviseren waarmee ze voldoet aan
de strenge hygiëne-eisen die in de levensmiddelenbranche gelden.

Vragen

1.
Anna weet niet zo goed wat ze in de slagerij met haar haar aanmoet. Ze wil er ook tijdens
haar werk leuk uitzien, maar hygiëne staat natuurlijk voorop: een petje is verplicht. Wat
kun jij haar adviseren?

Er zijn vele mogelijkheden om haar haar op te steken en in te vlechten. Kijk of de


oplossingen van de leerlingen hygiënisch, maar ook praktisch zijn voor iemand die in een
slagerij werkt en niet zo veel tijd heeft.

2.
Vind je dat het kapsel van Anna past bij haar uiterlijke kenmerken? Leg uit.

Op zich wel. Iemand met een klein gezicht, moet het haar niet te veel in het gezicht
dragen. En iemand met een korte hals, kan het haar beter omhoog dragen

3.
Is het dagelijks dragen van een petje slecht voor je haar?

Nee, dit is niet bewezen (onderzoek Haarcentrum)

Opdrachten

1. Welke kapsels zou je bij Anna kunnen maken? Bedenk minstens drie mogelijkheden.
Houd er rekening mee dat de kapsels bij de kleding en de gelegenheid moeten passen
en dat ze snel te maken moeten zijn.
2. Kies uit de mogelijkheden die je bedacht hebt, een kapsel uit. Bekijk wat je nodig hebt
om dit kapsel te maken.
3. Beschrijf in een eenvoudig stappenplan hoe je dit kapsel gaat maken. Geef bij elke stap
aan hoeveel tijd ermee gemoeid is.
4. Bespreek in groepjes van drie of vier leerlingen welke kapsels jullie voor Anna bedacht
hebben.
5. Bekijk elkaars stappenplannen en beoordeel of de beschreven kapsels in een half
uurtje te maken zijn. Stel zo nodig je stappenplan bij.
6. Bespreek jouw antwoord op vraag 1 - 3 met de anderen. Maak een lijstje met tips.
Hierop zet je wat Anna allemaal met haar haar kan doen voor haar werk in de slagerij.

Bij opdracht 1-6: Bespreek de gekozen kapsels, de stappenplannen en de hulpmiddelen


die de leerlingen hebben opgeschreven. Houd in de gaten of de leerlingen de tijd redelijk
hebben ingeschat die voor het maken van het kapsel nodig is. Laat eventueel het
bedachte kapsel op een mannequin maken.
8 Twisten

Vragen

1. (8.1, inzicht)
Als je met twee strengen twist, moet je beide strengen dezelfde kant opdraaien. Waarom
moet dat?

Al het haar in de gedraaide staart heeft dan dezelfde looprichting. Je kunt de strengen dan
in elkaar draaien door ze in tegengestelde richting om elkaar te draaien.

2. (8.1, inzicht)
Je kunt ook met drie strengen twisten. Wanneer zou jij daarvoor kiezen?

Met drie strengen is het resultaat compacter. Je kunt daarvoor kiezen als je erg lang haar
moet verwerken of als je dit compacte effect wil bereiken (bijvoorbeeld in fijn haar).

3. (8.2, kennis)
Wat is het verschil tussen los twisten en intwisten?

Bij het los twisten draai je de passé vanaf de hoofdhuid in, bijvoorbeeld vanuit een staart.
Bij het intwisten draai je de strengen óp de huid, net als bij invlechten. Je kunt er dan
steeds een streng bij nemen.

4. (8.1 en 8.2, inzicht)


Voor welke doelgroep is twisten heel geschikt?

Voor kinderen en tieners, maar ook in feestkapsels voor jonge vrouwen, gecombineerd
met bijvoorbeeld krullen en/of knopen.

5. (8.1 en 8.2, inzicht)


Waarom is twisten niet zo geschikt voor sterk krullend haar?
Als je het haar nat twist, kan het nog enigszins. Droog twisten kan een rommelig effect
geven omdat je de twist niet mooi glad krijgt doordat de puntjes uit de twist “springen”.

6. (8.1 en 8.2, inzicht)


Een klant is bang dat ze, als ze haar getwiste kapsel er uit haalt, allemaal knopen in het
haar heeft. Welk advies geef je haar?

Voorzichtig alle speldjes eruit halen, even met de vingers de twisten los”slaan”, in de
nekpartij beginnen en dan naar het voorhoofd toe de plukken vanaf de punt naar de
hoofdhuid toe in kleine stukjes voorzichtig doorkammen.

Opdrachten

1. (8.1 en 8.2, toepassing)


Zoek een model met lang haar en oefen verschillende twisttechnieken:
- een losse twist met één en met twee strengen.
- intwisten met één, twee en drie strengen.

Adviseer de leerlingen eerst de techniek te kiezen die het dichtst bij hun niveau ligt. Alle
genoemde technieken moeten een keer geoefend worden.

2. (8,1 en 8.2, toepassing)


Maak een kapsel met behulp van één of meer twisttechnieken. Je mag zelf weten of je
met twee of met drie strengen twist. Een paar voorbeelden zijn:
- een kapsel waarbij je het haar aan beide zijden van het hoofd intwist;
- een kapsel met de contouren ingetwist en op het achterhoofd losse twisten vanuit een
staart;
- losse twisten vanuit meerdere staarten;
- intwisten naar één zijkant toe.

Wanneer je tevreden bent over het resultaat, laat je het door je docent beoordelen.
Bespreek vooraf enkele mogelijkheden en vraag de leerlingen eerst een plan of tekening
te maken van het door hun gekozen of bedachte kapsel. De leerlingen kunnen de twisten
ook combineren met andere vlecht- of opsteektechnieken.

Case

Titel
Een kleine twist

Tijd
60 minuten

Gevalsbeschrijving
Marloes is de vijfjarige dochter van een vriendin van je. Binnenkort is er een bruiloft en
Marloes is gevraagd om bruidsmeisje te zijn. Marloes zal een crèmekleurig jurkje dragen
met rode hartjes. Marloes heeft een pony en haar oren zijn wat groot. Haar fijne
donkerblonde en steile haar komt tot op haar schouders.
Het wordt een kapsel met twisten.

Casedoelen
- Je denkt na over een passend ‘twistkapsel’ voor Marloes.
- Je leert rekening houden met de specifieke kenmerken van deze jonge klant.
- Je kunt een vrolijk en feestelijk kinderkapsel bedenken en maken.

Vragen

1.
Welke aandachtspunten zijn er bij het maken van een kapsel voor een kind? Noem
minimaal 2 punten.
Je moet bijvoorbeeld extra goed letten op de houdbaarheid van het kapsel, op je
werkhouding, op passende versieringen, op het voorzichtig doorkammen van het haar
(het haar is vaak fijner en klit sneller), enzovoorts.

2.
Hou je bij een kind ook een diagnose- en adviesgesprek? Zo ja, waar let je dan op; zo
nee, waarom niet?

Ja, maar dat gaat in samenspraak met de ouder van het kind. Maar ook kinderen hebben
hun eigen wensen! Betrek dus ook het kind bij het gesprek en laat het meebeslissen over
het kapsel en de versieringen.

3.
Marloes heeft vrij grote oren. Hoe kun je hier bij het kapsel rekening mee houden?

Je kunt het haar bijvoorbeeld iets over de oren laten hangen en losjes intwisten. Je kunt
ook enkele plukken uit de contourlijn van de zijpartijen los laten hangen en met de
krultang omvormen.

4.
Wat zijn punten waar je extra op moet letten, gezien de haarsoort van Marloes? En wat
doe je om die punten op te lossen?

Het haar is fijn en steil en zal misschien snel klitten. Om dat te voorkomen kun je
eventueel eerst een lotion of conditioner gebruiken. Het kan ook zijn dat het haar juist heel
glad is en dat de twist snel uit het haar glijdt. Dan kun je bijvoorbeeld een beetje
schuimversteviger gebruiken, zodat de twisten wat beter blijven zitten.
Het haar is steil. Als je plukjes los wil laten hangen is dat niet zo’n mooi gezicht. Je kunt
de plukjes met een krultang laten krullen of een paar plukjes aan de voorkant ietsje korter
knippen (in overleg!).
Het haar is fijn, waardoor de twistjes misschien erg dun blijven. Dit kun je oplossen door
extra (gekleurde) haarstrengetjes en/of andere versieringen te gebruiken.

Opdrachten

1.
Verzin een kapsel waarbij je diverse twisttechnieken gebruikt en dat bij de omschrijving
van Marloes past. Teken op een kop globaal wat de bedoeling is en bespreek dit met een
klasgenoot.

Bespreek eventueel van te voren klassikaal enkele mogelijkheden. Laat de leerlingen hier
zelf een keuze uit maken of een variant op bedenken. Leerlingen die hier moeite mee
hebben kunt u laten samenwerken met een ander of zelf ondersteunen.

2.
a. Schrijf je plan van aanpak voor Marloes op. Denk hierbij aan de gekozen technieken en
alle benodigdheden.
b. Bespreek je plan met een klasgenoot, bespreek wat je goed vindt aan elkaars plan en
wat je minder goed vindt.
Technieken: afhankelijk van het te maken kapsel.
Benodigdheden: verzorgende of verstevigende producten, grove kam, puntkam,
schuifspeldjes en ponyspeldjes, (gekleurde) elastiekjes, krultang, decoratieve materialen.

3.
Maak vervolgens je twistkapsel en bepreek dit na afloop met je docent.
Beoordeel of het kapsel past bij de omschrijving van Marloes en geef feedback op de
gebruikte technieken en versieringen. Controleer ook de houdbaarheid van het kapsel.
9. Knopen

Vragen

1. (9.1 en 9.2, inzicht)


Waarom is het bij knopen belangrijk dat je de knopen goed aantrekt en het haar op
spanning houdt terwijl je knoopt?

Omdat de knopen anders uitzakken en je een onregelmatig kapsel krijgt. Voor lossere
knopen kun je de knopen wel minder strak aantrekken.

2. (9.1 en 9.2, inzicht)


Stel je maakt een kapsel waarbij je het haar met een middenscheiding in twee partijen
verdeeld. Je zou dan met een collega kunnen afspreken dat je ieder een zijkant inknoopt.
Is dat verstandig? Waarom wel of niet?

Jij en je collega zullen de knopen nooit precies even strak, even dik en op dezelfde plek
aanbrengen. Er is dan geen balans tussen de beide geknoopte haarpartijen.

Opdrachten

1. (9.1, toepassing)
Een simpel kapsel is binnen vijf minuten gemaakt door twee staarten in elkaar te knopen.
Zoek een model met lang haar en probeer dit uit. Je kunt hiervoor gebruik maken van het
stappenplan aan het eind van § 9.1

Laat de leerlingen experimenteren. Dat kan ook door op verschillende plaatsen op het
hoofd steeds twee staarten te laten knopen.

2. (9.2, toepassing)
Zoek een model met lang haar.
a. Trek een middenscheiding in het haar en knoop de beide helften in.
b. Bedenk zelf hoe je het kapsel afwerkt.
c. Laat het resultaat beoordelen door je docent.

Laat de leerlingen eventueel eerst oefenen met een simpeler knoopkapsel. Leg eventueel
ook allerlei functionele en decoratieve versieringen klaar, waar de leerlingen mee kunnen
experimenteren.

3. (9.1 en 9.2, kennis)


Maak drie tekeningen met het verschil tussen de hier onder omschreven drie technieken.
Omschrijving:
Je kunt het haar met een scheiding in twee zijpartijen verdelen. Op de beide zijkanten kun
je de verschillende technieken loslaten:
- invlechten
- intwisten
- inknopen.
Bij alle drie die technieken kun je de beide partijen in de nek weer bij elkaar brengen en
verder verwerken.
De kapsels die zo ontstaan, lijken enigszins op elkaar, maar vertonen toch duidelijke
verschillen. Teken die verschillen.
U kunt de leerlingen drie hoofden laten intekenen, met in elke tekening een andere
techniek. Het is handig als ze van de technieken foto’s in het boek opzoeken en met
elkaar vergelijken.

Case

Titel
Amazing Annabel

Tijd
60 minuten

Gevalsbeschrijving
Annabel Muilenburg is een ondernemende dertiger. Je ziet haar de laatste tijd vaak, want
ze heeft net om de hoek een pandje gehuurd. Daar begint ze een trendy kledingzaakje.
De verbouwing en inrichting heeft Annabel steeds goed in de gaten gehouden. Ze wil per
se dat haar winkel helemaal haar eigen smaak en persoonlijkheid uitstraalt. En dat is
gelukt. Morgen is de opening van Amazing Annabel.
Bij die gelegenheid zal ze een spijkerbroek met lange, wijde pijpen dragen. Daarbij een
opengewerkt shirt en een bijpassende kaki riem, die schuin over haar heupen hangt.
Ze wil een kapsel dat bij haar past, opvallend maar zeker niet stijf of overdreven chic. Zelf
denkt ze aan ‘iets met knopen’.
Annabel heeft een tamelijk vierkant gezicht en een lange hals. Haar haar is ongeveer 50
cm lang en nog nooit geverfd of gepermanent. Het is steil, dicht ingeplant en van normale
dikte.

Samen met Annabel bekijk je allerlei voorbeelden van geknoopte kapsels en kies je een
geschikt voorbeeld uit.

Casedoelen
- Je kunt een geschikt kapsel kiezen voor deze gelegenheid en voor deze moderne
klant.
- Je weet te motiveren waarom het gekozen kapsel in dit geval geschikt is.
- Je kunt in een stappenplan beschrijven hoe het gekozen kapsel tot stand komt.

Opdrachten

Werk in groepjes van twee of drie.


1. Zoek als groep minstens drie duidelijke afbeeldingen van geknoopte kapsels.
2. Kies uit jullie voorbeelden het kapsel dat het meest geschikt is voor Annabel. Schrijf op
waarom dit kapsel volgens jullie geschikt is voor de opening van Amazing Annabel.
3. Bestudeer het kapsel zorgvuldig. Door goed te kijken moet je erachter zien te komen
hoe het kapsel precies is gemaakt. Maak dan een stappenplan. Beschrijf daarin
nauwkeurig hoe het kapsel gemaakt is. Verduidelijk de stappen zo nodig met
tekeningetjes.
4. Let erop of er geen stappen vergeten zijn, en of de stappen duidelijk zijn omschreven.
Als het stappenplan volgens jullie goed is, lever je het in bij je docent.
Doe de afbeelding van het beschreven kapsel erbij!

Bij opdracht 1 t/m 4: Laat de leerlingen eerst alle opdrachten goed doorlezen en geef ze
de gelegenheid vragen te stellen. Daarna kunnen ze in groepjes van twee of drie aan de
slag. Zorg ervoor dat er voldoende tijdschriften aanwezig zijn om de opdracht te kunnen
uitvoeren. De leerlingen kunnen deze ook zelf van huis meenemen.
De opdrachten bij deze case kunnen afgesloten worden met het daadwerkelijk maken van
het kapsel op een model of mannequin.
10. Haarversiering en haarwerk

Vragen

1. (10.1, kennis)
a. Wat is het verschil tussen een decoratieve en een functionele versiering?
b. En wat is de overeenkomst?

a. Een functionele versiering draagt bij aan de stevigheid van het kapsel (het zet het haar
vast), een decoratieve versiering niet.
b. Beide zijn ‘versierend’; ze zijn bedoeld om het kapsel mooier te maken.

2. (10.1, toepassing)
Laat je fantasie werken. Zet je antwoorden op de volgende vragen in een schema (1
kolom met de antwoorden op vraag a, 1 kolom met de antwoorden op vraag b en 1 met de
antwoorden op c.
a. Welke ongebruikelijke dingen kun je zoal als decoratieve versiering in een kapsel
toepassen? Noem er minstens vijf.
b. Bedenk hoe je de dingen die je hebt genoemd in het haar kunt vastzetten.
c. Bij welke gelegenheden zou je de door jou gekozen versieringen goed kunnen
toepassen?

a. Je kunt bijvoorbeeld decoratieve versieringen maken van veren, kettingen, bloemen,


stoffen, folie, linten.
b. In principe moet elke versiering met schuifspelden vastgezet kunnen worden.
c. Bijzondere versieringen kun je bijvoorbeeld goed toepassen bij themafeesten.

3. (10.2, kennis)
In lang haar kun je haarwerk gebruiken als versiering of om extra volume te krijgen.
a. Hoe ga je te werk als je het haarwerk als versiering gebruikt?
b. En wat is je werkwijze als het haarwerk voor extra volume moet zorgen?

a. Je brengt het haarwerk van tevoren in de gewenste vorm en bevestigt het daarna
opvallend in het kapsel.
b. Je zet het haarwerk in het eigen haar vast en verwerkt het daarna onzichtbaar in het
kapsel.

4. (10.2, kennis)
Waar moet je rekening mee houden als haarwerk van synthetisch haar is gemaakt?

Synthetisch haar krijgt makkelijk een elektrische lading (statische elektriciteit) en kan
slecht tegen de warmte van de droogkap en föhn. De temperatuur moet niet hoger zijn
dan 50ºC.

5. (10.2, inzicht)
Wat denk je, kun je haarwerk ook met warmterollers of met een krultang modelleren?
Als het van natuurlijk haar is gemaakt wel; synthetisch haar verdraagt geen hoge
temperaturen.

6. (10.2, kennis)
We hebben het hier alleen over de toepassing van haarwerk in lang haar. Waar wordt
haarwerk nog meer voor gebruikt?

Toupet, hele pruiken, gedeeltelijke pruiken om kort haar langer te maken.

7. (10.3, inzicht)
Waarom is het verstandig om haarwerk na het wassen te behandelen met antistatische en
antiklitproducten?

Om het makkelijk te kunnen verwerken en om beschadiging en losraken van de haren te


voorkomen.

8. (10.3, kennis)
Waar moet je op letten als je haarwerk gaat ontwarren?

Het haarwerk moet goed vastzitten op de werkkop, maar niet zo strak dat je het montuur
uit model trekt.

9. (10.4, kennis, verrijking)


Waar worden hairextensions voor gebruikt?

Voor haarverlenging, haarkleuring, extra volume of verandering van coupe.

10. (10.4, kennis, verrijking)


Waarom moeten extensions na een maand of vier à vijf vervangen worden?

Omdat het eigen haar doorgroeit en de bevestiging dan te goed zichtbaar wordt (je ziet
een soort uitgroei) en omdat het eigen haar geleidelijk uitvalt.

Opdrachten

1. (10.1, kennis)
Werk in groepjes van drie.
Versieringen bepalen in belangrijke mate de uitstraling van een kapsel. Uitbundige,
zuurstokroze strikken zijn niet voor iedereen en elke gelegenheid geschikt.
a. Verzamel minstens tien heel verschillende functionele haarversieringen.
b. Maak met elkaar van elke versiering een omschrijving. Geef daarin aan welke
uitstraling die versiering aan een kapsel zal geven en voor welke gelegenheid zo'n
kapsel geschikt zou zijn.

Zorg eventueel voor de benodigde materialen. De leerlingen kunnen ook spullen van huis
meenemen. De antwoorden zijn ter beoordeling aan de docent.

2. (10.1, toepassing)
Zoek een model met lang haar.
a. In de vorige opdracht heb je minstens tien functionele versieringen verzameld. Kies er
daaruit één (of meer) en verwerk die in een passend kapsel.
b. Bespreek het resultaat met je twee groepsgenoten uit de vorige opdracht. Kijk daarbij
nog eens naar de omschrijvingen die jullie hebben gemaakt. Geven de versieringen de
kapsels inderdaad de bedoelde uitstraling?

Laat de leerlingen met verschillende functionele versieringen experimenteren.

3. (10.1, toepassing )
a. Zoek thuis, op school of in de salon naar een bijzondere, puur decoratieve
haarversiering. Het mag van alles zijn.
b. Zoek een model met lang haar. Bedenk een kapsel waarin jouw versiering tot zijn recht
zal komen. Het mag best een beetje bizar worden.
c. Maak het kapsel en breng de versiering erin aan.
d. Bespreek het resultaat met je docent. Kijk ook eens naar de kapsels die je klasgenoten
gemaakt hebben.

Zorg voor leuke, uitdagende materialen en laat de leerlingen vrij experimenteren. Laat de
versieringen aanbrengen in eerder gemaakte kapsels, of combineer de opdracht met het
oefenen van een vlecht- of opsteektechniek.

4. (10.2, toepassing)
Het leuke van haarwerk is dat je in alle rust kunt bedenken wat voor versiering je ervan
gaat maken. Je kunt eens wat uitproberen. Valt het tegen, dan begin je gewoon weer
opnieuw.
a Werk in groepjes van drie. Bedenk in een half uurtje zo veel mogelijk versieringen die je
van haarwerk kunt maken. Geef korte omschrijvingen of maak schetsjes.
b Kies voor jezelf een ontwerp uit en ga dat maken. Bedenk vooraf goed welke
gereedschappen en materialen je nodig hebt. Je twee groepsgenoten maken intussen
een van de andere ontwerpen. Help elkaar als dat nodig is.
c Bespreek samen de resultaten met je docent. Bewaar de haarstukjes voor de volgende
opdracht.
Uitwerking ter beoordeling aan de docent.

5. (10.2, toepassing)
Werk in het groepje van de vorige opdracht.
a Ieder van jullie gaat nu een haarstukje uit de vorige opdracht verwerken in een kapsel.
Niet het stukje dat je zelf gemaakt hebt, maar dat van een van je groepsgenoten.
Bespreek met zijn drieën welke kapsels geschikt zijn voor de gemaakte haarstukjes.
b Zoek een model met lang haar dat qua kleur en haartype overeenkomt met het haar
van het haarstukje. Maak het besproken kapsel en verwerk daarin het haarstukje.
c Bespreek samen de resultaten met je docent.

Uitwerking ter beoordeling aan de docent.

6. (10.2, toepassing)
Zoek een model met lang haar.
a Bedenk een kapsel waarbij je extra volume nodig hebt.
b Zoek haarwerk uit met haar dat overeenkomt met het haar van het model.
c Maak het kapsel. Let erop dat je het haarwerk onzichtbaar in het eigen haar verwerkt.
d Bespreek het resultaat met je docent.

Uitwerking ter beoordeling aan de docent.

7. (10.4, studieopdracht)
Hairextensions passen bij een jong, modern levensgevoel. Het is een onderwerp
waarover op internet ontzettend veel te vinden is. Je gaat dat eens bekijken. Je moet voor
deze opdracht wel over een computer met een internetaansluiting en een printer
beschikken.
a Bezoek op internet enkele sites over hairextensions (zoek op Nederlandstalige sites,
anders word je bedolven onder de informatie). Kijk en lees op welke manieren de
extensions in het haar bevestigd worden. Maak daarvan een overzicht.
b Op veel sites is ook iets te vinden over de prijs van extensions. Maak ook daarvan een
overzicht.
c Het zal je intussen opgevallen zijn dat extensions lang niet altijd als haarverlengers
gebruikt worden. Minstens zo vaak dienen ze als versiering. Zoek twee of drie kapsels
met versierende extensions die jou bijzonder aanspreken. Print die afbeeldingen uit.
d Maak groepjes van vier. Bekijk samen jullie prints uit de vorige opdracht. Zoek twee
heel verschillende kapsels uit en probeer te achterhalen hoe die kapsels zijn gemaakt.
Schrijf dat op. Probeer ook in te schatten hoeveel tijd en geld die kapsels ongeveer
zullen kosten. Gebruik daarbij de gegevens die je bij a en b hebt verzameld.

Uitwerking ter beoordeling aan de docent.

Case

Titel
Showtime!

Tijd
45 minuten

Gevalsbeschrijving
Rieki Boot is een goede vriendin van je. Ze is leerling modeontwerpster en mag samen
met drie medestudenten een show geven. Ieder mag twee modellen presenteren.
Rieki houdt van extravagante, kleurige kleding met veel asymmetrische vormen. De twee
modellen die haar kleding zullen showen, moeten natuurlijk in stijl gekapt worden. Iets
voor jou?

Els, Rieki'
s eerste model, heeft lichtblond, lang haar. Ze showt een rok met verschillende
lengten en van verschillende stoffen. Daarboven draagt ze een hesje dat op dezelfde
manier is gemaakt.
Het andere model, Marja, heeft donkerblond haar tot op de schouders met een uitgegroei.
Ze draagt iets gewaagdere kleding: een transparante jurk die op bepaalde plaatsen een
dubbele stof heeft. De paarse voile hangt soepel om haar ranke lijf.

Els heeft zeer dik, steil haar. Hoewel het haar geverfd is, is de kwaliteit ervan goed te
noemen. Els is aan de kleine kant, heeft een rond gezicht en een korte hals.
Marja daarentegen heeft zeer slap haar dat normaal is ingeplant, maar doordat het
geblondeerd is geweest, is de kwaliteit ervan uiterst slecht. Haar fijne haar golft iets. Met
haar vierkante gezicht en lange hals steekt ze boven iedereen uit.

Casedoelen
- Je kunt kapsels voor een speciale gelegenheid bedenken en daarbij creatief omgaan
met haarversieringen.
- Je kunt aan een klant duidelijk maken hoe het kapsel dat jij in je hoofd hebt, eruit zal
zien.

Opdrachten

1.
Bedenk twee mogelijke kapsels voor Els. Gebruik versieringen die bij de gelegenheid, de
kleding en het model passen.

Let erop dat de kapsels passen bij de kenmerken van Els: dik, lang, steil, geverfd haar,
klein postuur, rond gezicht, korte hals.

2.
Bedenk eveneens twee kapsels voor Marja. Ook in deze kapsels verwerk je passende
versieringen.

Let erop dat de kapsels passen bij de uiterlijke kenmerken van Marja: donker, halflang
haar op één lengtelijn, slap, fijn, geblondeerd haar dat erg beschadigd is en iets golft,
lang, slank postuur met vierkant gezicht en lange hals.

3.
a. Een klasgenoot speelt Rieki. Leg haar duidelijk uit welke kapsels jij voor Els en Marja in
gedachten hebt. Het gaat erom dat Rieki een duidelijk beeld krijgt van de
eindresultaten. (Hoe je dat voor elkaar krijgt, is voor haar als klant minder interessant.)
Ga uitgebreid in op de versieringen die je gebruikt en de effecten die je daarmee
bereikt. Rieki kan eventueel nog nieuwe ideeën voor versieringen aandragen. Aan het
eind van jullie gesprek kiest Rieki voor beide modellen een kapsel uit.
b. Nu draai je de rollen om. Jij speelt Rieki en een andere klasgenoot vertelt jou over haar
plannen voor Els en Marja. Stel vragen als iets je niet duidelijk is. Kies uiteindelijk voor
beide modellen een versierd kapsel dat perfect is afgestemd op de te showen kleding.

Leg de leerlingen het rollenspel uit. De leerling die de kapsels uitlegt moet letten op het
duidelijk verwoorden van de kapsels. De leerling die Rieki speelt moet kritisch luisteren en
vragen stellen, om de kapsels zo duidelijk mogelijk voor ogen te krijgen.
Het is ook een leuk idee om de leerling die Rieki speelt een tekening te laten maken van
de omschreven kapsels. Vervolgens kan de andere leerling dan zien of zijn omschrijving
goed is overgekomen. Dit kan leiden tot discussie: Waardoor zijn de verschillen ontstaan?
Wat was niet duidelijk?

4.
a. Je hebt nu met Rieki afgesproken hoe Els en Marja gekapt zullen gaan op de show.
Kies een van beide kapsels uit. Zet zo duidelijk mogelijk op papier hoe dat kapsel eruit
komt te zien. Maak schetsjes als je dat makkelijker vindt.
b. Laat het resultaat aan Rieki zien. Is het precies zoals zij het zich heeft voorgesteld?
Stel je omschrijving eventueel nog bij en lever hem daarna in bij je docent. Vergeet niet
erbij te zetten voor welk model het kapsel bedoeld is.

Deze opdracht is eventueel te combineren met opdracht 3: beide leerlingen maken een
tekening van hun eigen bedachte kapsel en van de omschrijving van de ander. Daarna
kunnen de tekeningen naast elkaar worden gelegd.
Klassikaal kunt u de opdrachten en tekeningen nabespreken. Mogelijke bespreekpunten
zijn:
- Hoe heb je rekening gehouden met de kenmerken van Els en Marja?
- Wat vind je wel en niet passen bij Els en waarom?
- Wat vind je wel en niet passen bij Marja en waarom?
- Hoe kun je met het opsteken van het haar iemand langer of kleiner laten lijken?
- Hoe kun je met het opsteken iemands gezicht smaller of ovaler laten lijken?
- Wat vind je passen bij de kleding van Els?
- Wat vind je passen bij de kleding van Marja?
- Waar ben je tegenaan gelopen bij het omschrijven van de kapsels? Hoe kun je dat
oplossen? Wat vind je de beste manier? Wat zijn aandachtspunten?
Deelkwalificatiecases

Case

Titel
Alweer de verticale rol?

Tijd
50 minuten

Gevalsbeschrijving
Mevrouw Verhoeven komt elke week in de salon om haar haar te laten wassen en
opsteken. Ze draagt het altijd in een Grace Kelly-rol. Dat staat haar goed en ze draagt
haar haar graag netjes uit haar gezicht. Ze houdt van deze klassieke stijl. Maar steeds
dezelfde rol is wel wat saai. Morgen komt ze weer en je collega Merita vertelt dat
mevrouw Verhoeven komende week jarig is. Ze vraagt of jij ideeën hebt voor een ander
kapsel.

Merita geeft je de volgende gegevens:


Leeftijd: 51
Haardikte: fijn
Haardichtheid: normaal
Haarconditie: beschadigd haar door regelmatig verven
Krulsterkte: steil
Haarlengte: 20 cm (vanuit de nek), in toenemende lengten geknipt

Casedoelen
• Je maakt een advies voor een kapsel op basis van de gegevens van de klant.
• Je leert rekening te houden met de leeftijd en stijl van de klant.
• Je kunt beslissen welke stappen wel en niet geschikt zijn voor deze klant.
• Je kunt bedenken wat je voor een bepaalde behandeling allemaal nodig hebt.

Vragen

1.
Kun je op basis van de gekregen gegevens tot een goed advies komen? Zo nee, wat zou
je dan nog meer willen weten over mevrouw Verhoeven?

Om een preciezere keuze te kunnen maken heb je bijvoorbeeld informatie nodig over:
uiterlijke kenmerken, stijl van kleden, haarkleur, type persoon, en preciezer de wensen
van de klant.

2.
Welke voorbehandeling, langhaartechnieken en materialen zou jij in ieder geval níét
gebruiken bij deze mevrouw? Schrijf ze op en schrijf erbij waarom niet.
Bijvoorbeeld:
- Te sterk touperen, want het haar is erg beschadigd.
- Krultang of ‘hot sticks’, eveneens omdat het haar beschadigd is.
- Vlechten, twisten of een modern kapsel met losse krullen in het gezicht, want dat
past niet bij de stijl (en de leeftijd) van de klant.
- Malle gekleurde decoraties of hairextensions in het haar, want die passen beter bij
een meer trendy klant.

Opdrachten

1.
Je gaat bepalen wat er mogelijk is bij mevrouw Verhoeven en wat niet. Ook kies je een
techniek en bedenk je wat je daar allemaal voor nodig hebt. Voer hiervoor de volgende
opdrachten uit:

a. Kruis aan welke technieken je bij mevrouw Verhoeven mogelijk vindt.


Twisten
Knopen
Vlechten
Invlechten
Opsteken met losse krullen
Verticale rol
Horizontale rol
Haarwerk
Hairextensions
Anders, namelijk…

b. Overleg met een medeleerling waarom jullie bepaalde technieken wel of niet geschikt
vinden. Schrijf het op.
Wel geschikt vinden wij: ……, omdat……
Niet geschikt vinden wij: ……, omdat……

c. Kies uit de aangekruiste technieken (bij a) één techniek of een combinatie van
technieken voor mevrouw Verhoeven.

d. Kruis aan welk voorwerk je bij mevrouw Verhoeven gaat verrichten als je de gekozen
techniek(en) wilt uitvoeren.
Ontwarren
Wassen
Verzorgend product aanbrengen
Beschadigde punten verwijderen, draaitechniek
Beschadigde punten verwijderen, onderkant knippen
Knippen
Föhnen
Touperen
Omvormen met warmterollers
Omvormen met krultang
Watergolven
………

e. Welke benodigdheden leg je klaar? Kruis ze aan en vul de lijst zo nodig aan.
Ontwarborstel
Polijstborstel
Grove kam
Puntkam
Elastiekjes
Kammetjes
Schuifspeldjes
Steekspeldjes
Ponyspeldjes
Extra lange spelden
Watergolfrollers
Warmterollers
Ronde krultang
Platte krultang
Föhn
Versieringen
Haarwerk
Mousse
Gel
Wax
Haarlak
……………………
……………………

Bespreek de opdrachten 1. a tot en met e met de leerlingen:


Waarom hebben ze bepaalde keuzes wel of niet gemaakt. Bespreek of die keuzes
verstandig zijn. Denk daarbij aan de volgende punten:
• Het haar moet gewassen worden, want de mevrouw komt onder andere daarvoor.
• Het haar moet dus ook gedroogd. Bespreek de verschillende mogelijkheden.
• De benodigdheden moeten passen bij de gekozen handelingen en technieken.
• De gekozen technieken en benodigdheden moeten passen bij een vrouw van 51, die
van een klassieke stijl houdt en beschadigd haar heeft.

2.
Je hebt nu een goed plan bedacht om mevrouw Verhoeven een nieuw kapsel te geven ter
gelegenheid van haar verjaardag. Maar mevrouw Verhoeven weet hier nog niets van!
Omdat zij altijd hetzelfde kapsel heeft, zul je je beste beentje voor moeten zetten om haar
over te halen jouw kapsel eens te proberen.
a. Schrijf op wat je precies tegen mevrouw Verhoeven zou zeggen om haar te overtuigen.
b. Bespreek dit met je klasgenoten en bepaal met z’n allen wie de beste
‘overtuigingstechniek’ heeft.

Eventueel kunt u de leerlingen vragen hun ‘verhaal’ voor mevrouw Verhoeven bij u in te
leveren. U kunt dan een selectie maken van verschillende manieren om een klant te
overtuigen een nieuw kapsel uit te proberen, en deze aan de klas voorleggen.
Laat de leerlingen bijvoorbeeld nadenken over de volgende punten:
- Wordt de klant serieus genomen en in haar waarde gelaten?
- Past de aanspreektoon bij de leeftijd van de klant?
- Zijn er goede argumenten gebruikt?
- Wat doe je als de klant negatief of aarzelend reageert?
Tip:
Deze situatie leent zich ook uitstekend voor een rollenspel tussen klant en kapper!

Case 2

Titel
Slecht humeur

Tijd
40 minuten

Gevalsbeschrijving
Je collega Christel komt ’s morgens de kapsalon binnen met een slecht humeur. De reden
wordt je niet helemaal duidelijk, want Christel is kortaf en mijdt zo veel mogelijk contact
met collega’s. Een jong meisje met lang donkerbruin haar komt binnen. Christel stuift erop
af en laat het meisje plaatsnemen bij de wasbakken.

Vanaf de plek waar jij een klant helpt, kun je goed horen en zien wat er gebeurt:
• Het meisje zegt dat ze haar haar wil laten opsteken voor een feestje.
• Christel stapelt het haar boven op het hoofd, wast het haastig en laat haar op een stoel
plaatsnemen.
• Tijdens het doorkammen hoor je het meisje een paar keer ‘au’ zeggen.
• Als je Christels kam leent, zitten er allemaal lange donkerbruine haren in.
• Christel föhnt het haar van het meisje droog met een ventilatieborstel en een ronde
borstel.
• Terwijl Christel het haar in een paardenstaart vastzet, vraagt ze het meisje of zij het
goed vindt dat ze een vlecht maakt en die boven op het hoofd vastzet. Het meisje zegt:
‘Euh… ja, dat is misschien wel leuk. Maar kan er dan wel een versiering in?’
• Christel werkt door, zonder een poging te doen een gesprek aan te gaan.

Het eindresultaat is een opgestoken vlecht met een paar gekleurde klemmetjes vastgezet.
Ook zijn er een paar gekleurde haarstrengetjes in verwerkt. Aan de voorkant zijn een paar
steile piekjes gemaakt met een platte krultang.

Casedoelen
- Je kunt omschrijven wat er fout ging tijdens deze behandeling en manieren noemen om
ze te voorkomen.
- Je kunt punten noemen waar je rekening mee moet houden in de omgang met klanten.
- Je leert omgaan met een slecht humeur: van jezelf of van een collega.

Vragen

Geef antwoord op de onderstaande vragen. Vergelijk ze daarna met die van een
klasgenoot.

1.
Denk je dat het meisje tevreden is met haar kapsel? Waarom wel of waarom niet?
Het kan goed zijn dat het meisje ontevreden is. Er is nauwelijks met haar overlegd, en
tijdens de hele behandeling wordt er weinig met haar gepraat. Ze krijgt niet de kans om te
vertellen wat zij leuk vindt, waar het kapsel voor is, enzovoort. Er zijn wel versieringen
aangebracht, maar het is maar de vraag of het meisje het gekozen kapsel en de gebruikte
versieringen zelf had gewild.

2.
Welke fouten heeft Christel gemaakt? Noem er minstens vijf.
Fouten zijn bijvoorbeeld:
• Christel vraagt niet naar de wens van de klant.
• Ze is niet vriendelijk in de omgang met de klant.
• Ze vraagt niet om wat voor feest het gaat.
• Ze bekijkt niet eerst rustig de conditie van het haar.
• Ze wast het haar te haastig.
• Ze kamt het haar veel te hardhandig: de haren vallen uit en het meisje roept ‘au’.
• Ze föhnt het haar, terwijl het meisje misschien wel krullen wil.
• Ze zet een paardenstaart vast, terwijl ze nog helemaal niet weet wat het meisje wil.
• Ze dringt het meisje haar eigen idee op.

3.
Hoe komt het dat Christel die fouten maakte?

Ze was uit haar humeur en verdiepte zich niet in de klant. Daardoor gaf ze de klant geen
enkele kans te zeggen wat ze precies wilde.

4.
Hoe had Christel de fouten kunnen voorkomen?

Ze had moeten vragen om wat voor feest het ging, welke wensen het meisje precies had,
ze had voorbeelden kunnen laten zien en kunnen overleggen wat het meisje leuk vindt.
Ook had ze goed moeten kijken naar het haar en de uiterlijke kenmerken van het meisje.
Ook had Christel ervoor moeten zorgen dat ze niet meer zo chagrijnig was. Dan had ze
misschien wat minder hard aan het haar getrokken…

Opdrachten

Maak de volgende opdrachten met één of twee klasgenoten.

1.
Bedenk wat je tegen je collega zou zeggen als ze zo’n slecht humeur heeft. Zou je haar
tijdens de behandeling op de vingers tikken? Bespreek ook wat je doet als ze niet wil dat
je je ermee bemoeit.
Bespreek de uitkomsten van de opdracht. De discussie kan ook klassikaal gevoerd
worden. Een belangrijk aandachtspunt is dat de klant niet de dupe moet worden van het
slechte humeur van de kapper. Daarnaast moet je je collega serieus nemen. Misschien
heeft ze een probleem. Je kunt haar echter niet verplichten daar over te praten. Voer een
gesprek over haar slechte humeur niet waar de klanten bij zijn. Dan breng je iemand in
verlegenheid.
2.
Ook als je uit je humeur bent, moet je klanten helpen. Bedenk een aantal punten waar je
dan rekening mee moet houden. Hoe moet je dan met de klanten omgaan?

Deze opdracht kan ook goed in groepjes uitgevoerd worden.


Schrijf de punten als tips op het bord of op een flap-over. Voorbeelden:
• Probeer eerst wat minder humeurig te worden, vóór je een klant gaat helpen. Praat
erover met een collega, of vraag of zij een klant (tijdelijk)van je overneemt.
• Probeer tóch goed naar de klant te luisteren. Blijf klantvriendelijk.
• Maak er juist iets extra leuks van. Dat kikkert je misschien weer op!
• Laat zo min mogelijk merken van jouw probleem of slechte humeur.
• Blijf beseffen dat je met een klant te maken hebt.
• Bied je excuses aan als je bijvoorbeeld bot bent geweest.

3.
Heb je zelf wel eens meegemaakt dat je in een slecht humeur was en klanten moest
helpen?
• Hoe ging je hiermee om?
• Denk je dat een klant het aan je gemerkt heeft?

Deze discussieopdracht kan klassikaal of in groepjes worden besproken. Ook kunt u de


leerlingen de opdracht geven te kijken of ze de tips uit de vorige opdracht in hun geval
hadden kunnen toepassen.

Case 3

Titel
Eerst aan het werk, dan uit je bol!

Tijd
40 minuten

Gevalsbeschrijving
Dit zijn twee klanten die allebei voor het eerst in de salon komen. Het is erg druk, en je
hebt geen tijd voor een uitgebreid haaronderzoek. Ze willen allebei het haar ingevlochten
hebben, omdat ze vanavond gaan helpen in de keuken van een restaurant. Het hoeven
geen chique kapsels te zijn, maar ze mogen hun haar niet los dragen.
Daarna gaan de twee meiden lekker op stap in de stad. Tja, dan willen ze eigenlijk er wel
wat anders uitzien…

Casedoelen
- Je leert een snelle inschatting maken van de mogelijkheden met het haar van de
klanten.
- Je bedenkt variaties die bij de verschillen van de meisjes passen.
- Je maakt een berekening voor een langhaarbehandeling.
Vragen

1.
Wat kun je op basis van de eerste indruk zeggen over de haaraspecten van de twee
klanten? Omschrijf het haar van beide meisjes.

De leerlingen kunnen zien dat er verschil is in krulsterkte, lengte, coupe en haardikte.

2.
Is het haar van beide meisjes geschikt om te vlechten? Waarom wel of niet?

Het haar moet lang genoeg zijn om te vlechten. In sterk krullend haar is het bovendien
moeilijk om een mooie strakke vlecht te maken. Het haar van het linker model is minder
geschikt om te vlechten. Opsteken is een beter alternatief.

3.
Welke soort langhartechniek vind je geschikt voor de meisjes? Bedenk er voor ieder één.
Antwoord ter beoordeling aan de docent.

Opdrachten

1.
Na het werk in het restaurant gaan de meisjes uit in hun favoriete discotheek. Ze willen
hun haar er dan op een simpele manier wat vlotter uit laten zien.
a. Bedenk voor ieder meisje twee verschillende manieren om haar kapsel aan te passen.
In totaal omschrijf je dus vier verschillende kapsels.
b. Schrijf bij elke variatie kort op hoe je de klant uitlegt hoe ze dat moet maken. Maak dus
vier korte stappenplannen.
c. Schrijf op welke materialen of producten de meisjes nodig zullen hebben.

Uitwerking ter beoordeling aan de docent.

2.
Na de behandeling en adviezen reken je af met de twee klanten. Noteer je berekening en
bespreek dit in de klas. Als je de prijzen niet uit je hoofd weet, informeer je daarnaar in de
salon waar je werkt of stage loopt.

Uitwerking ter beoordeling aan de docent. Kijk of de leerlingen naast de prijs van de
behandeling ook rekening hebben gehouden met het gebruik van finishingproducten en
dergelijke.
Kennistoets
De deelkwalificatie Lang Haar sluit je af met een praktijkexamen. Je wordt dus niet
schriftelijk getoetst op je op theoretische kennis.
Maar, om een goed praktijkexamen af te kunnen leggen, moet je natuurlijk wel
theoretische kennis hebben. Vandaar deze toets. Door de vragen te beantwoorden kun je
controleren of je de theorie over lang haar voldoende beheerst.

Kruis de juiste antwoorden aan. Er is steeds maar één antwoord goed.

Deel 1 - Basiskennis
Hoofdstuk 1

1. Vanaf welke lengte, vanuit de nek gemeten, spreek je van lang haar?
A Vanaf 15 cm.
B Vanaf 25 cm.
C Vanaf 35 cm.

2. Bij welke beroepen is loshangend lang haar ongewenst?


A serveerster – notaris – huisarts
B postbode – banketbakker – politieagent
C automonteur – brandweerman – kok

3. Hoe hard groeit haar?


A 1 cm per week.
B 1 cm per maand.
C 1 cm per drie maanden.

Hoofdstuk 2

4. Welke eisen moet je aan je gereedschap stellen?


A decoratief – functioneel – mooi
B decoratief – veilig – goedkoop
C veilig – functioneel – duurzaam

5. Wat is juist?
A Een ponyspeld is een kleine uitvoering van een extra lange speld.
B Een ponyspeld is een kleine uitvoering van een schuifspeld.
C Een ponyspeld is een kleine uitvoering van een steekspeld.

6. Welk gereedschap gebruik je om het haar glad en glanzend te krijgen?


A Een grote ontwarborstel.
B Een punt- of vorkkam.
C Een borstel met een holle spiegel.

7. Wat is de logische volgorde waarin je de volgende producten gebruikt?


A versteviging – lak – glansspray
B versteviging – glansspray – lak
C lak – glansspray – versteviging

Hoofdstuk 3

8. Waarom maak je eerst een diagnose van het haar?


A Omdat je daarmee kunt bepalen wat mogelijk is met het haar.
B Omdat je daarmee een professionele indruk maakt.
C Omdat je er daarmee achter kunt komen wat de klant precies wil.

9. Hoe kom je er als kapper achter wat de klant wil?


A Door een diagnose van het haar te maken.
B Door goed te kijken wat bij de klant past.
C Door vragen te stellen en voorbeelden te tonen.

10. Wat is juist?


A Vlechttechnieken zijn heel geschikt voor zeer lang haar.
B Hoe langer het haar, hoe meer mogelijkheden je hebt.
C Zeer lang haar kun je niet opsteken, dan zou je het eerst moeten knippen.

11. Wat doe je als de klant een kapsel wil waarvan jij vindt dat het niet bij haar past?
A De klant is koning, dus je doet altijd wat de klant wil.
B Je zegt dat dat kapsel haar niet zal staan.
C Je overlegt samen welke mogelijkheden er zijn.

12. Wanneer spreek je van de haardikte ‘normaal’?


A 0,01 mm
B 0,03 mm
C 0,06 mm

13. Bekijk de afbeelding. Welke vorm heeft dit gezicht?


A rond
B vierkant
C langwerpig

14. Wat kun je het beste doen bij iemand met een lange hals?
A De nek vrijhouden.
B Losse plukken in de nek laten hangen.
C De nadruk op de zijkant van het hoofd leggen.

15. Wanneer is een kapsel geslaagd?


A Als de klant tevreden is.
B Als de kapper tevreden is.
C Als de klant en de kapper tevreden zijn.

Hoofdstuk 4

16. Welke drie fasen kent elke behandeling?


A vooruitkijken – uitvoeren – terugkijken
B diagnose stellen – modelleren – afwerken
C kennismaking – behandeling – afscheid

17. Wat versta je onder evaluatie?


A afronding
B beoordeling
C nabespreking

18. Wat versta je onder het voorwerk?


A Met de klant bespreken wat voor kapsel je gaat maken.
B Een haardiagnose maken.
C Het haar zo bewerken, dat je het gewenste kapsel kunt maken.

19. Bij welke fase van de behandeling hoort het afwerken van een kapsel?
A het vooruitkijken
B het uitvoeren
C het terugkijken

20. Welke vorm heeft de spiegel van een grote ontwarborstel?


A Een holle vorm.
B Een bolle vorm.
C Dat maakt niet uit.

21. Waarom moet je bij het ontwarren onderaan in de nekpartij beginnen?


A Je moet toch ergens beginnen.
B Dat is voor de klant het prettigst.
C Dan beschadig je het haar het minst.

22. Hoe kun je beschadigde en gespleten punten uit het haar verwijderen zonder wat van
de lengte af te halen?
A Door het haar zorgvuldig te polijsten.
B Door een paar centimeter van het haar af te knippen.
C Door dunne haarpartijen om de lengte-as te draaien en de uitstekende
haarpunten af te knippen.

23. Je kunt haar op verschillende manieren omvormen. Met welke methode blijft het haar
het langst in vorm?
A Met een watergolfbehandeling.
B Omvormen met de krultang.
C Omvormen met de föhn.

24. Wat is juist?


A Plastic rollers zijn hygiënisch, klitten niet en gaan snel kapot.
B Borstelrollers zijn moeilijk in te draaien, makkelijk vast te zetten en gaan lang mee.
C Klittenbandrollers zijn makkelijk vast te zetten, klitten snel en geven een zwakke
krul.
25. Waarin gebruik je warmterollers?
A In nat haar.
B In droog haar.
C Zowel in nat als in droog haar.

26. Door te föhnen kun je …


A krullend haar steiler maken.
B steil haar fijne krullen geven.
C een langhaarkapsel meer stevigheid geven.

27. Wat betekent touperen?


A Een toupet plaatsen.
B Tegenkammen.
C Stevigheid geven.

28. Waarom toupeer je bepaalde haarpartijen?


A Om meer krullen te krijgen.
B Om meer glans te krijgen.
C Om volume en stevigheid te krijgen.

Deel–2 - Vaktechniek

Hoofdstuk 5 Voorwerk

29. Wat zijn drie hulpmiddelen om het haar met warmte om te vormen?
A Krultang, föhn of warmterollers.
B Droogkap, watergolfrollers en pinnetjes.
C Warmterollers, puntkam en ontwarborstel.

30. Wat is de stevigste manier om een staart vast te zetten?


A Met een haarelastiekje.
B Met een haarelastiekje en twee schuifspeldjes.
C Met schuifspeldjes die je kruislings plaatst.

31. Hoe ga je te werk voor het stevig touperen van lang haar?
A Je neemt een grove passé op en beweegt de kam steeds op en neer.
B Je neemt een dunne passé op en beweegt de kam tegen de haarrichting in.
C Je neemt een grove passé op en kamt in één keer van punt naar aanzet.

Hoofdstuk 6 Lang haar opsteken

32. Als je een haarpartij vastzet, werk je van onderen naar boven. Waarom is dat?
A Om uitzakken te voorkomen.
B Omdat je de schuifspeldjes dan onzichtbaar kunt wegwerken.
C Omdat je dan in een goede werkhouding staat.

33. Voordat je een horizontale rol maakt, toupeer je het haar meestal. Doe je dat aan de
bovenkant of aan de onderkant van een haarpartij?
A Aan de bovenkant, want die komt aan de binnenkant van de rol.
B Aan de onderkant, want dat zit het stevigst.
C Dat maakt niet uit.

34. Waar op het achterhoofd moet je het haar eerst vastzetten als je een verticale rol wilt
maken?
A Twee cm voorbij het midden.
B Precies in het midden.
C Eén cm voorbij het midden.

35. Een horizontale rol maak je door steeds smalle haarpartijen op te rollen. Wat is daarbij
de beste werkvolgorde?
A Vanuit het midden afwisselend naar rechts en links.
B Vanaf de ene zijkant naar de andere zijkant.
C Afwisselend vanaf beide zijkanten naar het midden.

Hoofdstuk 7 Vlechten

36. Als je een ronde vlecht met vier strengen maakt, leg je steeds de buitenste streng ...
A over de twee middelste strengen.
B onder de twee middelste strengen.
C onder de ene en over de andere middelste streng.

37. Welke techniek levert de langste vlecht op?


A Vlechten met drie strengen.
B Vlechten met vier strengen.
C Vlechten met vijf strengen.

38. Bij invlechten neem je steeds nieuwe haarpartijen op. Wat is juist?
A Als je de nieuwe haarpartijen over de vlecht heen oppakt, krijg je een ronde
vlecht.
B Als je de nieuwe haarpartijen over de vlecht heen oppakt, lijkt de vlecht onder het
haar te liggen.
C Als je de nieuwe haarpartijen onder de vlecht door oppakt, lijkt de vlecht onder het
haar te liggen.

Hoofdstuk 8 Twisten

39. Naar welke kant draai je het haar bij twisten met twee strengen?
A De linkerstreng draai je naar links en de rechterstreng naar rechts.
B De linkerstreng draai je naar rechts en de rechterstreng naar links.
C Je draait beide strengen dezelfde kant op.

40. Voor welk type haar zijn vlechten en twisten vooral geschikt?
A Voor steil en golvend haar.
B Voor sterk krullend en kroezend haar.
C Voor fijn of beschadigd haar.

Hoofdstuk 9 Knopen
41. In welk van deze kapsels is de knooptechniek toegepast.
A Alleen in kapsel 1.
B Alleen in kapsel 2.
C In kapsel 1 en in kapsel 2.

Hoofstuk 10 Haarversiering en haarwerk

42. Wat is juist?


A Een decoratieve versiering is alleen bedoeld om het kapsel mooier te maken.
B Een functionele versiering kun je uit het haar halen zonder dat er iets met het kapsel
gebeurt.
C Een functionele versiering heeft als enige functie het haar vast te zetten

43. Wanneer blijft een sierspeld het beste zitten?


A Als de haarpartij iets dikker is dan de ronding in de speld.
B Als de haarpartij precies even dik is als de ronding in de speld.
C Als de haarpartij iets dunner is dan de ronding in de speld

44. Wat is juist?


A Hairextensions zijn alleen geschikt om het haar te verlengen.
B Met hairextensions kun je het haar maximaal 30 cm verlengen.
C Met hairextensions kun je het haar langer maken en volume en kleur geven

45. Wat is juist?


A Haarwerk kun je als aanvulling op het eigen haar en als versiering gebruiken.
B Haarwerk kun je niet als versiering gebruiken.
C Haarwerk is alleen bedoeld voor mensen die kaal zijn

You might also like