Professional Documents
Culture Documents
Mssapychologie Deel 8
Mssapychologie Deel 8
Mssapychologie Deel 8
De relatieve scala
gaan uit van de hartstochtelijk bewogen volksmenigte, die tot daden
overgaat. Bij dergelijke gebeurtenissen moeten de afzonderlijke daaraan
deelnemende mensen een diepgaande verandering van hun normaal",
dat wil hier zeggen hun gewoon gedrag de dag leggen.
Dat dit ook op een verandering van het karakter duidt, wordt enige
sociale psychologen, gelijk men zich uit het vorige hoofdstuk zal
herinneren, bestreden. Hun verklaring komt hierop neer, elk der
betrokken individuen zich buiten de massa precies zo gedragen, als het
de moed daartoe had.
Dit is echter slechts voor enkele individuen juist, voor vele andere
daarentegen niet. Bij de behandeling der zogenaamde massamisdaden
zullen wij hierop nog uitvoerig moeten terugkomen. Maar nog
afgezien daarvan, kan een bespreking van de vraag of er eigen
n verandering van de mensen in de massa te constateren is en welke
facetten der menselijke persoonlijkheid daarbij in ieder geval zij
betrokken, eerst dan tot een resultaat leiden, wanneer men
overdrachtelijk gesproken over een bruikbare maatstaf beschikt. Zulk
een maatstaf, met behulp waarvan men vergelijkingsmateriaal kan
verkrijgen, heeft tot dusver ontbroken. Hij is echter niet moeilijk
verwerven, indien men van de volgende overweging uitgaat. Wanneer
wij meningsuitingen van medemensen verstandig of dwaas noemen, hun
daden edel of slecht, hun gehele gedrag verstandig of zinneloos, dan
geven wij daarmee een subjectieve waardering misschien slechts een
vooroordeel (een stereotype") van onze eigen groep te kennen. Wij
delen echter geen feiten mede, die met resultaten van andere
waarnemers objectief vergelijkbaar en dus Mac wetenschappelijk te
gebruiken zijn.
Het gedrag van onze proefpersonen wordt daarom niet gemeten aan een
ideaal, dat naar onze opvatting bepalend voor hen behoorde te zijn,
maar aan hun eigen maatstaf, die in het gewone leven, naar de ervaring
leert, beslissend voor hen is.
Met behulp van de relatieve scala kan men ook duidelijker aantonen, dat
en waarom bij verschijnselen van de zoeven geschetste aard de
woorden suggestie, massasuggestie, propaganda op zichzelf zeer
weinig verklaren, dat zij stellig niet de dieper liggende oorzaken van
gemeenschappelijke geestverwarringen aanduiden, maar slechts
oppervlakkige symptomen daarvan.
Immers, de ene keer zijn de mensen vatbaar voor suggesties, die in de
lijn van hun eigen intellectuele en ethische normen liggen een proces,
dat normaal" en in ieder geval alledaags is en door leken nauwelijks ooit
onder de rubriek suggestie" wordt opgenomen; de andere keer geven
dezelfde mensen zich aan suggesties over, die deze normen in het
gezicht slaan en die zij dan ook op andere dagen en onder andere
omstandigheden als weerzinwekkend afwijzen.
Dit hangt niet, zoals men veelal veronderstelt, eenvoudig van de kunsten
en de kunde (van de suggestiviteit") van propagandisten af, maar van
de zeer veranderlijke ontvankelijkheid (van de suggestibiliteit") van
enkele of vele mensen, die op dat ogenblik voor de zwarte suggestie om
het zo uit te drukken ontvankelijker wensen te zijn, dan voor de
velerlei witte suggesties, waarvoor zij zich op dat ogenblik afsluiten. Met
andere woorden : men kan iemand niets suggereren, indien hij niet tot op
zekere hoogte daarbij meewerkt. leder suggestie-proces doorloopt een
stadium van beslissend belang: dat van het zichzelf suggereren.
Bat het psychisme der autosuggestie de pijler is, waarop suggestie en
massasuggestie berusten," verklaart de psychiater Berthold Stokvis,
'eider van het psychologisch laboratorium der Leidse Universiteitskliniek,
met de grootste nadruk in zijn werk over de Psychologie der Suggestie
en Autosuggestie (1947). Hij heeft daarin een afzonderlijk hoofdstuk
gewijd zowel aan de betekenis der autosuggestie bij de onzichtbare
collectiviteit" als bij de zichtbare collectiviteit". (Aan de langdurige
samenwerking met Dr. Stokvis, spoedig na het verschijnen van de eerste
druk van Denkend Mens en Menigte begonnen, is schrijver dezes
menige bemoedigende bevestiging- en vele belangrijke aanvullingen van
diepte-psychologische aard ver verschuldigd (hij heeft daarvan voor
deze tweede druk dankbaar gebruik gemaakt)
zwakbegaafde ouders, dat het ook maar tot een hiervoor noodzakelijk
inkomen brengt, zeer veel kleiner zijn. Een uit intelligente ouders
geboren kind, waarbij men intelligentie heeft geconstateerd, komt dus in
de regel ook uit een maatschappelijke omgeving, die meer bevorderlijk is
voor het functioneren der intelligentie. Dit zal zich meestal zelfs dan nog
voelbaar maken, wanneer de atmosfeer in zijn ouderlijk huis minder
vreedzaam zou zijn, dan ze in de kleine, overvolle woning van een arm
gezin bij uitzondering wel is te vinden.
Zeker, de erfelijkheid volgt natuurwetten, die van mensen onafhankelijk
zijn. Aan de erfelijke aanleg is dus niets te veranderen, niet door
opvoeding en scholing. Maar hoe ver reikt de invloed
deze biologische erfenis en hoe ver de invloed der door mensen
geschapen of gemodelleerde omgeving op ons lichaam en onze geest ?
Men vindt deze vraag naar de krachtsverhouding tussen erfelijkheid en
omgeving o.a. zeer duidelijk beantwoord in een opstel van Irrnhard J.
Stern Human heredity and environment in de voorjaars aflevering van
jaargang 195o van het tijdschrift Science and Society tool_ XIV, no. 2).
De schrijver herinnert aan de ontdekking, die de ria het begin van dit
boek reeds eenmaal genoemde) antropoloog Franz Boas reeds in het
jaar 1911 heeft gepubliceerd. Boas had geconstateerd, dat de
nakomelingen van immigranten in de Verenigde staten onder de invloed
der nieuwe omgeving (zowel de fysieke als de sociale) veranderingen
vertoonden in de hoofdvorm, de gestalte, het lichamelijk gewicht
kortom in een hele reeks eigenschappen, die tot op dat ogenblik als
erfgoed van het ras werden beschouwd (Senate Documents 208, 6te
Congres, Washington i 911). Talrijke studies van andere onderzoekers
over kinderen van immigranten uit Japan, China, Mexico, over kinderen
van uit de Zuidelijke naar de Noordelijke delen der Verenigde Staten
verhuisde negers enz. sloten zich in de loop der jaren hierbij aan.
Indien men echter reeds met veranderingen in de lichaamsbouw wan de
mens zulke ervaringen opdoet, hoeveel voorzichtiger moeten Tot dan
nog zijn, wanneer wij de geestelijke structuur van de mens willen
beoordelen naar de mate,' waarin zij door erfelijkheid is bepaald en
waarin zij door de omgeving geschapen en veranderd wordt ! Het jonge
kind verwerft het vermogen tot spreken en begripsmatig denken immers