Mssapychologie Deel 8

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 14

Bruikbare maatstaven.

De relatieve scala
gaan uit van de hartstochtelijk bewogen volksmenigte, die tot daden
overgaat. Bij dergelijke gebeurtenissen moeten de afzonderlijke daaraan
deelnemende mensen een diepgaande verandering van hun normaal",
dat wil hier zeggen hun gewoon gedrag de dag leggen.
Dat dit ook op een verandering van het karakter duidt, wordt enige
sociale psychologen, gelijk men zich uit het vorige hoofdstuk zal
herinneren, bestreden. Hun verklaring komt hierop neer, elk der
betrokken individuen zich buiten de massa precies zo gedragen, als het
de moed daartoe had.
Dit is echter slechts voor enkele individuen juist, voor vele andere
daarentegen niet. Bij de behandeling der zogenaamde massamisdaden
zullen wij hierop nog uitvoerig moeten terugkomen. Maar nog
afgezien daarvan, kan een bespreking van de vraag of er eigen
n verandering van de mensen in de massa te constateren is en welke
facetten der menselijke persoonlijkheid daarbij in ieder geval zij
betrokken, eerst dan tot een resultaat leiden, wanneer men
overdrachtelijk gesproken over een bruikbare maatstaf beschikt. Zulk
een maatstaf, met behulp waarvan men vergelijkingsmateriaal kan
verkrijgen, heeft tot dusver ontbroken. Hij is echter niet moeilijk
verwerven, indien men van de volgende overweging uitgaat. Wanneer
wij meningsuitingen van medemensen verstandig of dwaas noemen, hun
daden edel of slecht, hun gehele gedrag verstandig of zinneloos, dan
geven wij daarmee een subjectieve waardering misschien slechts een
vooroordeel (een stereotype") van onze eigen groep te kennen. Wij
delen echter geen feiten mede, die met resultaten van andere
waarnemers objectief vergelijkbaar en dus Mac wetenschappelijk te
gebruiken zijn.
Het gedrag van onze proefpersonen wordt daarom niet gemeten aan een
ideaal, dat naar onze opvatting bepalend voor hen behoorde te zijn,
maar aan hun eigen maatstaf, die in het gewone leven, naar de ervaring
leert, beslissend voor hen is.

De bruikbaarheid van zulk een maatstaf voor de exacte


massapsychologie wordt in dit boek systematisch beproefd. De hieraan
ten grondslag liggende beschouwingswijze is in het voorafgaande reeds
herhaaldelijk aangeduid, vooral bij de vermelding van verschillende
theorien over de massale verstandsvertroebelingen. Deze methode zij
voortaan als die van de relatieve scala of ook de glijdende scala
aangemerkt.
Volgens deze methode dienen wij dus B.V. niet te beoordelen, welke
meningen op dwaling en welke op waarheid berusten. Wij gaan, zo
nodig, slechts na, of de voorstellingen, die enige of vele personen zich
eenparig eigen maken, onmiskenbaar in tegenspraak zijn met de stand
van hun eigen kennis en de eisen van hun eigen verstand.
De politieke partij, de staatkundige opvatting, de levensbeschouwing, die
de enkeling beweert te zijn toegedaan, wordt op deze wijze voor ons
onderzoek bijzaak. Van belang is, te ontdekken, of het betrokken individu
in de massa door handelingen of uitlatingen plotseling zijn tot dusver
gehuldigde opvattingen en beginselen, zijn tot dusver gevolgde zeden en
idealen verloochent.
Er staat ons dus een objectief bruikbare maatstaf voor een bij een
massa-actie b.v. ingetreden verstandsvermindering en gevoelsverruwing
ten dienste. Deze is niet afgeleid van de persoonlijke waardering van de
waarnemer, maar van de normen der waargenomen personen, de
normen, die zij steeds hebben verkondigd en waaraan zij zich doorgaans
hebben gehouden.
Het verstandelijk overleg van het individu kan in de massa worden
uitgeschakeld, zonder dat daarmee a priori beslist is, of de betrokken
persoonlijkheid hierdoor naar een lager niveau wordt getrokken of om zo
te zeggen boven zichzelf uitgeheven wordt.
Zo kan b v. de overrompeling van het weloverwogen denken door een
massastemming iemand, wiens bekrompen verstand hem gewoonlijk
slechts tot aarzelende voorzichtigheid en enghartige
Aanspoort, gedurende enige tijd hulpvaardiger, socialer: beter maken.
Het terugdringen van het wikkende en de verstand leidt op zijn

hoogtepunt tot onderdrukking van drang tot zelfbehoud en tot heldhaftige


zelfopoffering voor de Medemens.
Het kan ook tot het andere uiterste leiden: tot meedogenloze hardheid
jegens de naaste, tot ongelooflijke ruwheden. Het betreft volstrekt niet
altijd verschillend aangelegde naturen, waarde ene misschien een
wezensverandering ten goede, de andere ten kwade ondergaat. Neen,
beide komen vaak bij een en dezelfde voor: Licht en donker, toewijding
aan de een, onmenselijkheid de ander, en dat alles in voortdurende
wisseling.
wanneer wij nu een waardering wensen te geven van deze tegeninvloeden der collectiviteit op het gevoelsleven haar leden, spreken wij in
het ene geval van blinde woede der massa, in het van meeslepende
geestdrift der menigte. En wanneer wij de r geven aan een compromis,
kan er sprake zijn van woedende geestdrift of edele toorn.
Bij het exacte onderzoek daarentegen komt het niet op een morele
waardering der massadaden als goed of slecht aan. Het neemt de
hetzij hooggespannen, hetzij zwakker ontwikkelde
gewetensvoorschriften, zedelijkheidsbegrippen, geboden van
menselijkheid der betrokkenen tot richtsnoer en poogt na te gaan, of en
in het gedrag van de betrokken personen hiermee op een voor
ongebruikelijke wijze in strijd komt, dan wel of en in hoeverre ten voor
hen ongebruikelijke wijze de eisen en geboden, die zij plegen op te
leggen, nog te boven gaan.
De scherpte van het begripsmatige denken van het individu behoeft-door
de opwindende gemeenschap met anderen in de massa" t niet altijd te
worden geschaad. Het kan onder bepaalde omstandigheden in zekere
opzichten sterk geprikkeld en bevorderd worden.
weliswaar is de achteruitgang van het denkvermogen, de
schijnverandering van verstandige lieden in onverstandige, als ook
goedhartige in onmensen, altijd sterker opgevallen en scherpe
waargenomen dan het tegenovergestelde proces ener opvoedende
veredelende werking, een proces dat als logisch en natuurlijk
beschouwd. Maar juist de omkering van de natuurlijke duidelijker
gezegd : menswaardige loop der dingen is immers een nieuw bewijs
van de immense kracht, welke hierbij in het spel moet zijn.

Met behulp van de relatieve scala kan men ook duidelijker aantonen, dat
en waarom bij verschijnselen van de zoeven geschetste aard de
woorden suggestie, massasuggestie, propaganda op zichzelf zeer
weinig verklaren, dat zij stellig niet de dieper liggende oorzaken van
gemeenschappelijke geestverwarringen aanduiden, maar slechts
oppervlakkige symptomen daarvan.
Immers, de ene keer zijn de mensen vatbaar voor suggesties, die in de
lijn van hun eigen intellectuele en ethische normen liggen een proces,
dat normaal" en in ieder geval alledaags is en door leken nauwelijks ooit
onder de rubriek suggestie" wordt opgenomen; de andere keer geven
dezelfde mensen zich aan suggesties over, die deze normen in het
gezicht slaan en die zij dan ook op andere dagen en onder andere
omstandigheden als weerzinwekkend afwijzen.
Dit hangt niet, zoals men veelal veronderstelt, eenvoudig van de kunsten
en de kunde (van de suggestiviteit") van propagandisten af, maar van
de zeer veranderlijke ontvankelijkheid (van de suggestibiliteit") van
enkele of vele mensen, die op dat ogenblik voor de zwarte suggestie om
het zo uit te drukken ontvankelijker wensen te zijn, dan voor de
velerlei witte suggesties, waarvoor zij zich op dat ogenblik afsluiten. Met
andere woorden : men kan iemand niets suggereren, indien hij niet tot op
zekere hoogte daarbij meewerkt. leder suggestie-proces doorloopt een
stadium van beslissend belang: dat van het zichzelf suggereren.
Bat het psychisme der autosuggestie de pijler is, waarop suggestie en
massasuggestie berusten," verklaart de psychiater Berthold Stokvis,
'eider van het psychologisch laboratorium der Leidse Universiteitskliniek,
met de grootste nadruk in zijn werk over de Psychologie der Suggestie
en Autosuggestie (1947). Hij heeft daarin een afzonderlijk hoofdstuk
gewijd zowel aan de betekenis der autosuggestie bij de onzichtbare
collectiviteit" als bij de zichtbare collectiviteit". (Aan de langdurige
samenwerking met Dr. Stokvis, spoedig na het verschijnen van de eerste
druk van Denkend Mens en Menigte begonnen, is schrijver dezes
menige bemoedigende bevestiging- en vele belangrijke aanvullingen van
diepte-psychologische aard ver verschuldigd (hij heeft daarvan voor
deze tweede druk dankbaar gebruik gemaakt)

Zelfs voor hetgeen er op verhitte massabijeenkomsten plaats Mg in vele


gevallen de verklaring niet toereikend, dat er een gevoelsmatige
besmetting (massasuggestie", hier eigenlijk juisterwisselsuggestie") in
het spel is.
Verder dient men voor ogen te houden, dat de toestanden van
gemeenschappelijke verstandsvertroebeling, vooral in de grote,
onzichtbare collectiviteiten, dikwijls van zeer lange duur zijn; niet zelden
duren ze langer dan een mensenleven. Alleen reeds daarom kunnen ze
finiet vereenvoudigd worden verklaard als een verblinding, die door het
wilde opwekken van effecten is bewerkt. Immers, toestanden van
hartstochtelijke opwinding duren niet zo lang met onverminderde kracht.
Voor ons massapsychologisch onderzoek is het van minder belang de
werkingen van een op meerdere of vele mensen gelijktijdig
roepende suggestie (ook dit heet massasuggestie") na te gaan. Ons is
het er veeleer om te doen, te ontdekken waardoor de betrokken
personen reeds te voren in een geestestoestand waren geraakt, die hen
juist voor deze suggestie ontvankelijk maakte -- of zelfs verlangend
daarnaar.
Dit geldt ook voor de rol, die de suggestieve propaganda bij de yeel
omvattende (soms zelfs de hele aarde omvattende)
verstandsvertroebelingen in de onzichtbare massa wordt toegeschreven;
de verstandsvertroebehlingen, die als misvorming van de openbare
mening aan de dag treden. De propaganda is meer symptoom dan
oorzaak van de toestand, die reeds ingetreden moet zijn, opdat de
propaganda als gewenst of ook maar als draaglijk wordt beschouwd en
niet van de hand wordt gewezen of zelfs zoals wel eens waar te
nemen is precies tegenovergestelde suggesties opwekt.
Op dit terrein van onderzoek is de methode der relatieve scala ons ook
behulpzaam bij het uitbannen van de even misleidende als hardnekkige
voorstelling, alsof het grote aantal der dwazen op deze aarde schuldig is
aan de massale verstandsvertroebelingen.
b. Misbruik van het intelligentiequotint
Men moet zich niet laten afschrikken door de reusachtige menigte der
met zwakke verstandelijke vermogens begaafden, die op het papier der

statistici te voorschijn is gekomen, sinds men door middel van tests, de


intelligentie, eerst van schoolkinderen en daarna van rekruten, is gaan
meten.
In Groot-Brittanni en de Verenigde Staten ging men tot dit onderzoek
der dienstplichtigen in de eerste wereldoorlog over, om uit de nieuw
gevormde legers een snelle en doelmatige keus van superieuren te
kunnen doen. Aan de hand van de beroemd geworden Amerikaanse
legertest werden in de eerste jaren na de oorlog door vakgeleerden
berekeningen en gevolgtrekkingen gepubliceerd, waarvan vele kranten
zich als van een sensatie meester maakten.
De test wil niet de verworven kennis vaststellen, maar de over gerfde
begaafdheid, de graad der aangeboren intelligentie. Deze graad wordt in
cijfers uitgedrukt, overeenkomstig een door de Franse psycholoog Alfred
Binet indertijd voor leerplichtige kinderen uitgewerkt procede, met behulp
waarvan met inachtneming van de ouderdom van de proefpersoon
een voor diens hele levensduur
geldig intelligentiequotint wordt berekend, afgekort IQ
uitgesproken als Iku".
Het IQ voor de gemiddelde graad van begaafdheid heeft men op 100
gesteld. Een IQ kleiner dan go kenmerkt de zwakbegaafde, een, dat
kleiner is dan 7o, de zwakzinnigen. Anderzijds laat men in stijgende lijn,
aansluitend aan de middelmatig begaafden, bij een IQ van I a) de meer
begaafden beginnen, en bij IQ 130 de hoogbegaafden.
Men kan de indeling der IQ-groepen ook enigszins anders regelen. Maar
in ieder geval kwam men destijds tot het schrikwekkende resultaat, dat
bijna een vierde van de bevolking der Verenigde Staten tot de
zwakbegaafden moest worden gerekend, de zwakzinnigen inbegrepen.
Toen de resultaten van een dergelijk onderzoek, dat door professor
Forest A. Kingsbury, hoogleraar in de psychologie te Chicago, was
verricht, in Europese kranten kwamen dit gebeurde in 1923, kort na
de machtsaanvaarding door Mussolini, kort voor het opkomen van de
Hitlerbeweging klonken er in fascistisch gezinde kringen stemmen, die
een zelfvoldaan leedvermaak tegenover het democratische Amerika
verrieden. Het brede publiek vernam echter weldra, dat intelligentietests

op leerplichtige kinderen in verschillende Europese landen volkomen


gelijkluidende verhoudingscijfers tussen onder begaafden, middelmatig
en hoogbegaafden opleverden. De definitieve bevestiging werd
vervolgens geleverd door
Legertests, die in en na de tweede wereldoorlog door enige staten lob
bet oude werelddeel op touw werden gezet.
komt b.v. de Nederlandse psycholoog Jacob Luning Prak op grond van
zijn langdurige onderzoekingen van leerplichtigen in zijn boek ik: de
Polen van het Intellect (Amsterdam 1948) tot de gevolgtrekking: niet
meer dan 15% der kinderen is in staat een boven de eisen der
volksschool uitgaand onderricht te volgen (IQ I 10-120); en slechts 2 .5%
is in staat, later een academische studie met succes te voltooien
van Het aandeel van die kinderen, voor wie het elementaire
vollksschoolonderwijs reeds te moeilijk is en die daaruit niet het
bebeoogde voordeel kunnen trekken, geeft hij met niet minder dan 25%
loan ',IQ, 70-90) ; het percentage zwakzinnigen bedraagt 2.5% waaronder 1.5% idioten en imbecielen.
Als de meedogenloze cijfers zelfs in een land met een onderwijstraditie
en een peil der volksontwikkeling als Nederland een zo schrikwekkend
beeld opleveren, dan begrijpt men, dat de gedachte aan hun vele
onintelligente medemensen voor tal van intelligente tijdgenoten tot een
nachtmerrie is geworden.
Uit de bevolkingsstatistiek komen zij bovendien te weten, dat de andere
gezinnen, waaruit de meeste zwakbegaafden voortkomen, veel meer
kinderen ter wereld brengen dan de beter gesitueerde gezinnen, waaruit
de meeste begaafden stammen.
UIt deze inderdaad juiste constatering wordt dan de conclusie getrokken,
dat de beschaafde landen overbevolkt dreigen te werden met een
negatieve selectie van onbekwame schepselen, die uit Naar midden niet
het noodzakelijke aantal bekwame en vindingrijke persoonlijkheden zal
kunnen voortbrengen, om onze cultuur in stand
Houden, laat staan verder te ontwikkelen.

Nu zijn de cijfers der intelligentietests ongetwijfeld betrouwbaar en zelfs


onontbeerlijk voor de praktische doeleinden, waarvoor ze zijn uitgewerkt
en waarop ze zijn toegepast. Deze doeleinden omvatten een selectie der
kinderen voor het voor hen geschikte schooltype (binnen de grenzen van
het tegenwoordige, nog niet voldoende met de moderne inzichten in
overeenstemming gebrachte schoolsysteem); voorts in combinatie met
andere tests voor het overleg bij de beroepskeuze, eveneens met het
oogmerk, dat in het bedrijfsleven
Iedere arbeider de met zijn bekwaamheden overeenstemmende plaats
verkrijgt, en nog meer van deze aard. De uitkomst van deze selectie
hangt niet van de persoonlijke opvatting van de onderzoeker af. Of hij in
een laag intelligentiequotint meer het product van de overgerfde
aanleg wil zien of meer het product van het milieu, waarin een op de
zuigeling overgegane aanleg misschien is verkwijnd, dit verandert niets
aan de door hem in cijfers vastgelegde tegenwoordige bruikbaarheid of
onbruikbaarheid van bepaalde personen voor bepaalde taken. Maar wie
uit de hierbij verkregen resultaten, gelijk zo juist geschilderd, het bewijs
wil afleiden, dat de grote menigte der zwakbegaafden begonnen is, de
knappe koppen onder de bevolking te overwoekeren, smokkelt in zijn
conclusie twee onbewezen beweringen mee.
Hij beweert in de eerste plaats, dat het intelligentiequotint slechts de
aangeboren en daarom onveranderlijke bekwaamheden der
proefpersoon aangeeft, zonder zich door de aangeleerde
bekwaamheden (of het ontbreken daarvan) op een dwaalspoor te laten
brengen.
Deze opvatting was ook de uitvinder en zijn heden nog vele gebruikers
van deze testmethode toegedaan hoewel de meesten zich wel ervan
bewust zijn, dat de onveranderlijke factor der erfelijkheid en de
veranderlijke factor van het milieu, dus de omgeving, waarvan het
individu zijn aan te leren bekwaamheden verkrijgt, in de praktijk
nauwelijks zuiver te scheiden zijn.
Bijvoorbeeld: een betrekkelijk groot deel der ouders met goed verstand
(aanleg-factor) zal het klaarspelen, zijn kinderen gunstige mogelijkheden
voor opvoeding en geestelijke opwekking in huis en school te bieden
(milieu-factor) ; daarentegen zal het percentage uit' het geheel der

zwakbegaafde ouders, dat het ook maar tot een hiervoor noodzakelijk
inkomen brengt, zeer veel kleiner zijn. Een uit intelligente ouders
geboren kind, waarbij men intelligentie heeft geconstateerd, komt dus in
de regel ook uit een maatschappelijke omgeving, die meer bevorderlijk is
voor het functioneren der intelligentie. Dit zal zich meestal zelfs dan nog
voelbaar maken, wanneer de atmosfeer in zijn ouderlijk huis minder
vreedzaam zou zijn, dan ze in de kleine, overvolle woning van een arm
gezin bij uitzondering wel is te vinden.
Zeker, de erfelijkheid volgt natuurwetten, die van mensen onafhankelijk
zijn. Aan de erfelijke aanleg is dus niets te veranderen, niet door
opvoeding en scholing. Maar hoe ver reikt de invloed
deze biologische erfenis en hoe ver de invloed der door mensen
geschapen of gemodelleerde omgeving op ons lichaam en onze geest ?
Men vindt deze vraag naar de krachtsverhouding tussen erfelijkheid en
omgeving o.a. zeer duidelijk beantwoord in een opstel van Irrnhard J.
Stern Human heredity and environment in de voorjaars aflevering van
jaargang 195o van het tijdschrift Science and Society tool_ XIV, no. 2).
De schrijver herinnert aan de ontdekking, die de ria het begin van dit
boek reeds eenmaal genoemde) antropoloog Franz Boas reeds in het
jaar 1911 heeft gepubliceerd. Boas had geconstateerd, dat de
nakomelingen van immigranten in de Verenigde staten onder de invloed
der nieuwe omgeving (zowel de fysieke als de sociale) veranderingen
vertoonden in de hoofdvorm, de gestalte, het lichamelijk gewicht
kortom in een hele reeks eigenschappen, die tot op dat ogenblik als
erfgoed van het ras werden beschouwd (Senate Documents 208, 6te
Congres, Washington i 911). Talrijke studies van andere onderzoekers
over kinderen van immigranten uit Japan, China, Mexico, over kinderen
van uit de Zuidelijke naar de Noordelijke delen der Verenigde Staten
verhuisde negers enz. sloten zich in de loop der jaren hierbij aan.
Indien men echter reeds met veranderingen in de lichaamsbouw wan de
mens zulke ervaringen opdoet, hoeveel voorzichtiger moeten Tot dan
nog zijn, wanneer wij de geestelijke structuur van de mens willen
beoordelen naar de mate,' waarin zij door erfelijkheid is bepaald en
waarin zij door de omgeving geschapen en veranderd wordt ! Het jonge
kind verwerft het vermogen tot spreken en begripsmatig denken immers

alleen door zijn maatschappelijk milieu, dus door andere mensen. De


aanleg, die het daarvoor meebrengt, komt alleen door deze zijn
omgeving tot ontplooiing en tot functioneren.
Ben hele reeks psychologen en pedagogen is dan ook doende om
experimenteel aan te tonen, dat de maatschappelijke omgeving, waarin
het individu heeft leren spreken en denken, veel meer gericht in de
schaal legt dan het gebruikelijke intelligentiequotint aangeeft. Dit is
metterdaad bevestigd door onderzoekingen met behulp van veranderde
tests, die op de verschillende milieus en de daarin gevormde
denkgewoonten afgestemd waren. Ook experimenten op scholen voor
abnormale kinderen onthulden bij deze of gene pupil, dat zijn IQ kon
worden verbeterd, in enkele gevallen zelfs zeer aanzienlijk. Dit zijn
echter tot nu toe slechts uitzonderingsgevallen geweest, die veel moeite
en tijd hebben gekost.
Wij willen dan ook uit al hetgeen hier naar voren is gebracht geen
verdergaande conclusie trekken, dan dat in de strijdvraag, of de invloed
der erfelijkheid of die van het milieu op de menselijke intelligentie wordt
overschat, bewering tegenover bewering staat. Hieruit vloeit echter reeds
de dwingende conclusie voort:
Het mag volgens de huidige stand van onzekennis en onze ervaring
geenszins als bewezen en uitgemaakt worden beschouwd, dat de
gemiddelde intelligentie der naar inkomen en verstand armere
bevolkingslagen onder geen omstandigheden op een hoger niveau kan
worden gebracht.
De tweede onbewezen bewering volgt de eerste op de voet en luidt
ongeveer : Het is een bewezen en tastbaar feit, dat wij aan een
onstuimig neergaande beweging ten prooi zijn, in het verloop waarvan er
weldra nog veel minder met intelligentie begiftigde mensen zullen zijn
dan te voren.
Dit zou, indien wij de indeling van Luning Prak als grondslag nemen, het
volgende betekenen. De middelmatig begaafden vormen tegenwoordig
45% van de bevolking, de zwakbegaafden 25%. Zij worden in evenwicht
gehouden door de 25% bekwamen en begaafden. Ook de beide uiterste
vleugels houden elkaar in evenwicht: zowel de hoogbegaafden als de
zwakzinnigen vormen 2 %% der bevolking. Indien genoemde

onheilspellende ontwikkeling inderdaad aan de gang was, zouden de


zwakbegaafden begonnen moeten zijn, boven hun 25% uit te groeien.
Dit is echter tot dusver niet gebeurd.
Vestigt men hierop de aandacht, dan krijgt men ten antwoord, dat dit dan
helaas heel zeker voor de naaste toekomst te vrezen is.
Wanneer men zich aan voorspellingen waagt, behoort men ook de
ervaringen van het verleden in aanmerking te nemen en zich of te
vragen, hoe de bewuste ontwikkeling tot dusver is verlopen.
Nu beschikken wij wat het verleden betreft met uitzondering van de
laatste 100 jaar slechts over spaarzame en onvolledige gegevens
voor een op feiten steunende beoordeling omtrent de geestelijke
belangstelling der gewone mensen van het toenmalige
meerderheidstype. Maar dat wat hiervan bewaard en toegankelijk is
gebleven, en vooral het steeds toenemende vergelijkingsmateriaal uit de
laatste honderd jaar, geven ons geen recht te veronderstellen, dat
Vroeger de verdeling der verstandelijke begaafdheid over de totale
bevolking ooit een gunstiger beeld heeft opgeleverd. Niets wijst erop, dat
de wereld er in dit opzicht op achteruit is gegaan; vele tekenen wekken
de indruk, dat de ontwikkeling van het denkvermogen van talrijke
mensen uit de armere volksklassen tot dusver omhoog is gegaan.
Hiermee is nochtans niet bewezen, dat het in deze gunstige richting zal
verder gaan. Maar de tegenovergestelde, zo verwonderlijk populaire
veronderstelling, dat er nu heel zeker een eind zal komen aan de
toenemende ontwikkeling van de gemiddelde intelligentie, wordt tegen
deze achtergrond nog duidelijker herkenbaar als datgene wat zij is : als
een onbewezen bewering.
Deze bewering is als een zogenaamd algemeen erkend feit in tal
aan boeken opgenomen, welke zeer verschillende auteurs vanuit zeer
verschillende uitgangspunten tot een en hetzelfde resultaat komen. Ze
geloven n.l. in de ongeremde vermeerdering der aan geld en
begaafdheid arme volkslagen de wortel van alle kwaad te hebben
ontdekt; de meesten hunner verwachten van een beter inzicht in dit
maatschappelijke gevaar de bevrijding der mensheid van haar huidige

noden en zo ver gaan sommigen zelfs van haar internationale


spanningen.
De dikwijls in zeer grote oplage verspreide, in een
populairwetenschappelijk gewaad gehulde boeken van dit soort zijn een
uit massapsychologisch oogpunt interessant teken van onze tijd. Ze
komen voort uit de bezorgdheid over de loop der dingen in de wereld der
grote politiek, die zich van al onze tijdgenoten heeft meester gemaakt
en tegelijkertijd uit de behoefte, te mogen geloven, dat =en het
wondermiddel voor alle kwalen heeft gevonden, althans in bet boek van
een ander beschreven zal vinden.
Over het verstand van een individu zal men, sedert de dieptepsychologie
de blik voor de gecompliceerde en vaak schijnbaar tegenstrijdige aard
der psychische processen heeft gescherpt, zelden zo oppervlakkig en
vermetel oordelen als vele wereldverbeteraars tegenwoordig doen,
wanneer zij over het verstand der massa" met haar in werkelijkheid niet
minder gecompliceerde, veelvormige psych wisselwerkingen spreken.
Voorgaande afleveringen zijn door het aanklikken van onderstaande
cijfers te lezen.
1 2 3 4 5 6 7

Mvgr. Yaakov Siepman & Jolanda Molleman


Namens de werkgroep `Tolereer geen Intolerantie`

Diverse boeken stellen wij u regelmatig gratis ter beschikking. Een


vrijwillig bijdrage aan het Digibieb-project, klein of groot, is zeer welkom.
Met bijdrage kunnen wij u blijvend up-to-date onderzoeken verstrekken,
en uw Digibieb aanvullen. Naam en bankrekeningnummer: J.P.
Siepman Sneek ING3607055 onder vermelding van: donatie-boeken.
Iets anders. Wij van de werkgroep willen op
onzewebsitewww.tolereergeenintolerantie.nl in samenwerking met
gelijkgestemde websites zoalsPopNed, E.J.Bron, Filantropius en
anderen wekelijks een videocolumn met een NieuwOnderwerp plaatsen.

Ongeveer vergelijkbaar met die van Pat CondellenDanny Ayalon.Onze


bedoeling is dan ook diverse schrijvers te vragen om een column te
schrijven,die o.a. ikzelf dan voordraag. Ook willen we interviews houden
met diverseBNers,debatten filmen en willen we onze lezingen opnemen,
zodat onze lezers die door omstandigheden niet in staat waren om er bij
aanwezig te zijn alsnog inde gelegenheid stellen het te zien. Eveneens
zijn we van plan om documentaires te maken over diverse
spraakmakende onderwerpen die niet algemeen bekend zijn bij het
brede publiek.Maar ook onderwerpen die juist meer in het daglichtmoet
komen. Documentaires worden gemaakt onder de enthousiaste enzeer
deskundige begeleiding van RoelfJan Wentholt. Wij zijn dus op zoek
naar een videocamera. De Camcorder die wij op het oog hebben is
een Sony HXRNX30 . 2e hands is ook prima. De genoemde camera
komt in de diverse testen als beste uit de bus. In het bijzonder voor
de doeleinden waarvoor wij deze camera willen gebruiken. Helaas
hebben wij van de werkgroep niet de financile middelen om zon
Camera aan te schaffen. Onze huidige financile middelen worden
gebruikt om e-boeken aan te schaffen.
Kosten Camcorder bedragen 2000,00 met toebehoren.
Daarom vragen wij u dan ook uiterst vriendelijk om financile
ondersteuning om dit project te doen slagen. Iedere bijdrage is welkom,
want vele kleine bijdragen worden gezamenlijk groot. Helaas zijn we,
of gelukkig, geen anti-Isral organisatie, want dan hadden we een
aanvraag kunnen indienen bij n van de anti-Israel NGOs.
Er zijn geen pro-Isral organisaties die o.a. mede gefinancierd worden
door de regering of organisaties waar we een verzoek kunnen indienen
waarmen een verzoek ter ondersteuning kan indienen. Iedere bijdrage
van U is daarom dan ook zr welkom. Met uw bijdrage kunnen wij de
benodigde camera en toebehoren aanschaffen en u blijvend up-to-date
informatie, debatten, lezingen/ bijeenkomsten, bevindingen en
documentaires inde toekomstlaten zien en horen. U kunt de zeer
welkome bijdrage aan hetVideo-project overmaken op:

J, P. Siepman ING 3607055 onder vermelding van videoproject

You might also like