Professional Documents
Culture Documents
De School Van de Koningin in Wulveringem: Een Renovatiestudie
De School Van de Koningin in Wulveringem: Een Renovatiestudie
De School Van de Koningin in Wulveringem: Een Renovatiestudie
EEN RENOVATIESTUDIE
Haaike Peeters
Promotoren: Prof. Dr. Inge Bertels & Prof. Dr. Ir. Arch. Ine Wouters
Vrije Universiteit Brussel
Faculteit Ingenieurswetenschappen
Vakgroep Architectonische Ingenieurswetenschappen
Academiejaar 2010-2011
Afstudeerwerk ingediend voor het behalen van de graad van
Master in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur
INHOUDSTAFEL
Voorwoord
Abstract
Inleiding
0.1.
Onderwerp
0.2.
Kadering binnen het project 2014-2018
0.2.1.
0.2.2.
0.3.
0.4.
0.5.
0.6.
Het inventarisatieproject
De UNESCO-bescherming
Doelstelling
Methodologie
Structuur
Algemene identificatie
1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
1.6.
Aanleiding
Het westelijk front
Belgi in de Eerste Wereldoorlog
8
9
11
12
12
12
14
15
15
16
17
19
20
20
20
21
Oorlogsrealiteit en onderwijs
22
1.2.1.
1.2.2.
1.2.3.
1.2.4.
22
23
24
26
26
1.3.1.
1.3.2.
26
30
40
1.4.1.
1.4.2.
1.4.3.
40
48
52
Gebruiksgeschiedenis
Synthese
53
56
5
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
2.6.
2.1.1. Hoofdvleugels
2.1.2. Zijvleugels
60
61
Indeling
74
2.2.1. Functies
2.2.2. Toegang
74
74
Materiaalgebruik
74
2.3.1. Gevels
2.3.2. Vloeren
74
77
2.3.3. Dakbedekking
2.3.4. Schrijnwerk
82
83
Constructie
84
2.4.1. Muuropbouw
2.4.2. Dakopbouw
2.4.3. Vloeropbouw
84
86
88
Kleurgebruik
Synthese
89
91
3.2.
3.3.
93
94
3.1.1. Metselwerk
3.1.2. Schrijnwerk
94
102
Interieur
103
3.2.1. Binnenmuren
3.2.2. Tegels
3.2.3. Houten dakstructuur
103
104
105
Synthese
106
Hoofdstuk 4: Waardebepaling
4.1.
Basis van de waardebepaling
4.2.
Erfgoedwaarde van de site
4.2.1. Historische waarde
4.2.2. Sociaal-culturele waarde
59
60
107
108
108
108
111
4.3.
4.4.
4.5.
4.6.
111
112
112
112
Waarderingsplattegrond
Synthese
113
115
117
118
118
5.2.
5.3.
5.4.
5.5.
5.6.
118
120
5.2.1. Sterktes
5.2.2. Zwaktes
5.2.3. Kansen
5.2.4. Bedreigingen
120
120
121
121
121
121
122
123
123
124
124
5.5.1. Metselwerk
5.5.2. Schrijnwerk
5.5.3. Houten dakstructuur
124
126
127
Synthese
128
Conclusie
Afbeeldingenlijst
Afkortingenlijst
Bibliografie
Bijlagen
129
131
137
138
142
VOORWOORD
Gedurende mijn opleiding is mijn interesse meer en meer uitgegaan naar
de omgang met en renovatie van gebouwen. In deze tijden van duurzame
architectuur vormt renovatie in mijn ogen een van de belangrijkste aspecten:
veel oudere gebouwen hebben immers dringend nood aan verbeteringen
en een renovatie kan in veel gevallen vermijden dat het gehele gebouw
gesloopt moet worden.
De School van de Koningin lijkt op het eerste gezicht niet meer dan een
van de vele boerderijen in de Westhoek en het eerste bezoek aan de site
was confronterend: het gebouw is sterk verwaarloosd en heeft ingrijpende
veranderingen ondergaan. Toch is het met wat inlevingsvermogen mogelijk
zich de grandeur en statigheid voor te stellen, die het gebouw vroeger
moet gehad hebben. Een herbestemming kan zorgen voor de broodnodige
herwaardering en ik hoop dan ook met mijn meesterproef een bijdrage
te leveren aan de op handen zijnde renovatie en aan de kennis van het
oorlogspatrimonium.
Deze meesterproef zou nooit tot stand zijn kunnen komen zonder de hulp van
een aantal personen, die ik hier dan ook wens te vermelden.
In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn onderzoekspromotoren Inge
Bertels en Ine Wouters, die mij niet alleen veel hebben bijgeleerd door hun
begeleiding, advies en feedback, maar mij ook steeds hebben gesteund
gedurende de gehele periode waarin ik aan de meesterproef gewerkt heb.
Daarnaast wil ik Jonas Lindekens en Thierry Berlemont bedanken voor
hun begeleiding tijdens het ontwerpproces, die mij geleerd heeft steeds
zelfkritisch te blijven en mijzelf tot het uiterste uit te dagen.
Tevens wil ik de eigenaar, Dirk Gheldof, zijn architect, Eric Maeyaert en de
mensen van het Agentschap R-O Vlaanderen Team Onroerend Erfgoed,
Dominique Vieren en Hannelore Decoodt, bedanken. Dankzij hen heb ik de
mogelijkheid gekregen om een onderzoek rond dit gebouw uit te voeren.
8
Wat betreft het onderzoek gaat mijn dank ook uit naar Gustaaf Janssens
van het Archief van het Koninklijk Paleis, zonder wiens hulp ik nooit zoveel
nuttige informatie had kunnen terugvinden. Maurits Timperman en Jozef
Ameeuw wil ik eveneens bedanken voor hun opbouwende kritiek op het
eerste hoofdstuk en het verschaffen van aanvullende informatie hiervoor.
Inzicht in mijn ontwerpthema heb ik gekregen dankzij rondleidingen
door en/of gesprekken met Ralf Bas (De Grubbe, Everberg), Geert Bots
(De Markt, Mol) en Magda Massoels (De Hutten, Mol). Eric De Corte (De
Zande, Ruiselede) wil ik in het bijzonder vermelden, omdat hij - naast een
rondleiding en gesprek - mij de mogelijkheid heeft gegeven om een aantal
vergaderingen bij te wonen over de bouw van een nieuwe instelling.
Tenslotte wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun steun. In het
bijzonder dank ik mijn ouders, omdat ze mij gedurende gans mijn studie
steeds alle kansen geboden hebben, en mijn broer, die als geen ander
zorgde voor het broodnodige tegengewicht voor de gemoedswisselingen,
die nu eenmaal gepaard gaan met het schrijven van een meesterproef.
ABSTRACT
Nederlandse versie
De School van de Koningin is een uitzonderlijk relict van Wereldoorlog I.
Van de gehele site is slechts n gebouw overgebleven, de pouponnire of
kinderkribbe, die al jaren staat te verkommeren. Een renovatie / restauratie
en herbestemming van het gebouw zijn dan ook dringend gewenst om een
verdere achteruitgang te voorkomen.
Wanneer men de renovatie grondig wil aanpakken, is een diepgaand
vooronderzoek noodzakelijk. Deze meesterproef tracht hier een antwoord
op te bieden.
Er wordt aangevangen met een situering van het relict binnen de context van
het project 2014-2018 en de op handen zijnde UNESCO-erkenning. Een
analyse van de geschiedenis van de site en een architectonische analyse van
de pouponnire vormen de aanzet tot herkenning van de kwaliteiten van het
gebouw. Na dit historische en architectonische onderzoek, volgt een opstelling
van het actuele schadebeeld, waarna kan overgegaan worden tot een
waardebepaling van het relict. Tot slot wordt een visie op de instandhouding
van de pouponnire ontwikkeld, gevolgd door een aantal scenarios voor de
herbestemming (die een vooronderzoek vormen voor de herbestemming tot
jeugdinstelling, uitgewerkt in het ontwerpportfolio) en oplossingen voor het
onderhoud en herstel van het gebouw.
Version franaise
Lcole de la reine est une relique extraordinaire de la Premire Guerre
mondiale. Sur lensemble du site ne reste quun seul btiment, la pouponnire,
qui est en tat de dprir depuis plusieurs annes. Une rnovation /
restauration et conversion de ldifice sont donc urgentes pour viter une
dtrioration mutuelle de limmeuble.
Pour une rnovation en profondeur, une tude prliminaire appronfondie est
ncessaire. Cette mmoire vise fournir une rponse.
INLEIDING
0.1. Onderwerp
12
13
Hollandstellung
Kustverdediging
IJzerfront
Ieperboog
Mesenboog
N
Zwaartepunt van
het RUP [0.1]
0.2.2. De UNESCO-bescherming10
Om door de UNESCO als werelderfgoed te worden erkend, moet aan een
aantal eisen voldaan worden, met als voornaamste de inzet van alle mogelijke
eigen instrumenten om het erfgoed te beschermen. Zoals in het onderdeel
Het inventarisatieproject besproken, is (West-)Vlaanderen hier volop
mee bezig. Een andere voorwaarde is dat het erfgoed een uitzonderlijke,
universele waarde moet hebben, wat hier het geval is aangezien deze
plaatsen de materile getuigen vormen van een conflict zoals de wereld er nog
nooit n had gezien: een jarenlange oorlog, waarbij miljoenen mensen het
leven hebben gelaten. In die optiek is het onweerlegbaar een mondiaal conflict:
een gigantische ontplooiing van troepen, verzameld van overal ter wereld, op
een heel beperkte oppervlakte, gedurende een eindeloos aanslepende periode.
De concentratie van al deze elementen in de Westhoek en het noorden van
Frankrijk was en is ongezien. Deze elementen hebben er trouwens ook toe
geleid dat de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in West-Vlaanderen en
Noord-Frankrijk na het beindigen van de oorlog vrij snel geaccepteerd en
gerecupereerd werden als monumenten voor de vrede.11
Sinds 2 april 2002 staat het project op de tentatieve lijst van UNESCO.
In 2008 werd hieraan nog een wijziging doorgevoerd, zodat het dossier
ook openstaat voor een Franse deelname en nu gekend is onder de naam
Gedenktekens en monumenten van de Grote Oorlog: de Westhoek en
aangrenzende regios. Op die manier bekomt men een grensoverschrijdend
dossier, waarin de Belgische provincie West-Vlaanderen en de Franse
departementen Nord, Pas de Calais, Somme en Aisne vertegenwoordigd zijn.
De voorbereiding van dit dossier gebeurt door een Europees interregionaal
project De Groote Oorlog Herdacht - Mmoire de la Grande Guerre, dat
10 Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010); GELEYNS, P., De erkenning als
Unesco-werelderfgoed van het WO I-erfgoed in de Westhoek, Interne infosessie: Erfgoed van
de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010); Interreg
IV, De Groote Oorlog herdacht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.interreg-fwvl.
eu/nl/projet-detail.php; Martin, J., Herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog 2014-2018,
Geraadpleegd op 31/05/2010, http://wereldoorlog1418.nl/herdenking-wo1; Unesco,
Tentative lists: Lieux de mmoire et monuments de la Grande Guerre: le Westhoek et Rgions
voisines, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://whc.unesco.org/en/tentativelists/1710
11 Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010)
0.3. Doelstelling
Voor de beschermingsprocedure van Onroerend Erfgoed is een korte
historische beschrijving opgesteld12, maar een grondigere analyse van het
gebouw is aangewezen, aangezien er nu werken gepland zijn. Het gebouw
is immers gedurende jaren verwaarloosd, zodat drastische ingrepen nodig
zijn. Een grondig onderzoek dringt zich dan ook op, zodat een restauratie
kan gebeuren met respect voor de oorspronkelijke visie en de bakstenen
architectuur.
Het doel van het onderzoek is dan ook in te gaan op het historische kader
van het gebouw, zowel de architecturale context van het gehele complex
met het bakstenen gebouw en de houten barakken als de sociale context
van de organisatie van het onderwijs tijdens de Eerste Wereldoorlog. De
historische en materiaalkundige analyse van het gebouw en de opmaak van
het schadebeeld leiden tot een waardebepaling. Op basis hiervan kunnen
restauratierichtlijnen opgesteld worden en kan gekeken worden naar de
toekomst van het gebouw.
0.4. Methodologie
De belangrijkste bron voor het onderzoek is het gebouw zelf, aangezien
de opstelling van het schadebeeld niet mogelijk is zonder opmetingen en in
situ onderzoek. Het schadebeeld van de houten spanten werd hierbij enkel
gebaseerd op visueel onderzoek, aangezien de eigenaar geen toestemming
gaf voor houtboringen.
Als tweede, belangrijke bron is het reeds vermelde dossier van Onroerend
Erfgoed, opgesteld voor de beschermingsprocedure, een belangrijk
uitgangspunt voor dit onderzoek.
Archivalisch en literatuuronderzoek vormden eveneens een omvangrijke bron
van informatie, met als voornaamste doel het terugvinden van historische
informatie (fotos, plannen, beschrijvingen) over het gebouw. De meeste
gegevens waren terug te vinden in het Archief van het Koninklijk Paleis: enkel
12 Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier School
van de Koningin te Veurne (Wulveringem), 2009
15
in dit archief werden fotos van het bakstenen gebouw gevonden (twee
fotos van de noordelijke gevel en twee luchtfotos). Daarnaast besloeg
de informatie in dit archief voornamelijk de periode voor de bouw van
de kinderkribbe: verscheidene fotos van de complexen Marie-Jos en
Charles-Thodore werden teruggevonden, aangevuld met documenten
over het gezondheidsaspect van het onderwijs (inspectieverslagen
betreffende de hygine, gezondheidsfiches van de kinderen, betalingen
van linnen, eten) en brieven van kinderen aan de koningin. Deze geven
weliswaar een goed beeld van de situatie in de school, maar geven vrij weinig
informatie over het architecturaal aspect van de site (zoals bijvoorbeeld de
bouw van nieuwe barakken, aankoop van bouwmaterialen, betalingen van
bouwvakkers of aannemers).
In het Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis wordt de school genoemd
in een aantal verslagen van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn,
daterend uit de periode 1921-1923. Hierdoor kan een beeld gevormd
worden van het gebruik van de School van de Koningin van vlak na de
Eerste Wereldoorlog tot aan de verkoop aan de oorspronkelijke eigenares
van de site.
Het Stadsarchief Veurne beschikt over een tekst van inspecteur Dochy13
over onderwijs tijdens de eerste wereldoorlog waarin de Gestichten van
Wulveringem kort besproken worden.
Zowel het Documentatiecentrum van het Koninklijk Museum van het Leger en
de Krijgsgeschiedenis als de dienst Stedelijke Musea Ieper hebben nog een
aantal fotos van het schoolcomplex ter beschikking, die dateren van voor
de bouw van de kinderkribbe.
In andere archieven het Algemeen Rijksarchief, de Stadsarchieven van
Ieper en Diksmuide, de Rijksarchieven van Kortrijk en Brugge, het Provinciaal
Archief West-Vlaanderen en Documentatiecentrum Monumenten en
Landschappen Brussel was geen informatie te vinden. Tevens werd contact
opgenomen met het Amerikaanse Rode Kruis en met archeoloog Birger
Stichelbaut, die met behulp van GIS-technologie en luchtfotografische
interpretatie luchtfotos van de periode 1914-1918 in een GIS-platform
13 DOCHY, B., Onderwijstoestanden te Veurne en Omliggende tijdens de Oorlog 1914-1918,
Drukkerij Sansen, Poperinge, 1955
16
0.5. Structuur
De meesterproef omvat zowel een onderzoeks- als een ontwerpluik en
deze scriptie weerspiegelt dit. De inleiding kadert dit onderzoek binnen
de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog. In het eerste hoofdstuk
wordt de site geanalyseerd. De ruimtelijke situering, op schaal van de
omgeving en van de site, wordt behandeld en er wordt ingegaan op het
gehele complex. Hierbij worden de ontstaansreden toegelicht aan de hand
van de organisatie van de kinderopvang in het buitenland en in Belgi en
14 VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams
Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008
17
HOOFDSTUK 1
ANALYSE VAN HET SCHOLENCOMPLEX TE WULVERINGEM
verbrak Itali in 1914 zijn verdrag en sloot het een jaar later zelfs aan bij
de Triple Entente.
Er ontstond een oorlog op verschillende fronten: enerzijds het westelijke front,
dat van belang is voor dit onderzoek, en het oostelijke. Anderzijds waren er
ook veldslagen in de kolonies en tegen het Turkse Rijk. Deze verscheidenheid
aan fronten en het grote aantal landen dat bij de oorlog betrokken was,
hebben geleid tot de benaming van wereldoorlog.
1.1.1. Aanleiding
De moord op de Oostenrijks-Hongaarse aartshertog en kandidaattroonopvolger Frans-Ferdinand en zijn echtgenote Sophie door de
revolutionaire Bosnische student Gavrilo Princip vormde de rechtstreekse
aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. De oorlogsverklaring van Oostenrijk
aan Servi leidde immers tot een kettingreactie aan oorlogsverklaringen. Dit
was echter slechts de spreekwoordelijke druppel geweest van een conflict
dat er al langer zat aan te komen. Aan het eind van de 19e eeuw was immers
een strijd om de economische macht in Europa ontstaan: het Duitse keizerrijk
met zijn groeiende koloniale ambities en zijn sterk uitbreidende vloot vormde
een bedreiging voor Groot-Brittanni, dat tot dan toe de grootste zeemacht
was. Ook Frankrijk, dat in 1870 nog de Frans-Duitse oorlog verloor, wilde
een Duitse economische, politieke en militaire overmacht vermijden. Dit
leidde in het begin van de 20e eeuw tot de oprichting van twee grote
allianties: de Triple Alliance met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Itali
en de Triple Entente met Frankrijk, Groot-Brittanni en Rusland. Uiteindelijk
1 BAUWENS, J., De IJzer Het ultieme front, Tweede druk, Davidsfonds Uitgeverij nv., Leuven,
2008; DECOODT, H., Inleiding op de Eerste Wereldoorlog, Interne infosessie: Erfgoed van
de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; DHAENE, J.S. & GYSEL, A., 365 fotos 19141918, Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2009; The Long, Long Trail (2010), Geraadpleegd op
19/06/2010, http://www.1914-1918.net; TIMPERMAN, M., Liber memorialis van de OnzeLieve-Vrouw-Hemelvaartparochie van Wulveringem, Voorbereiding bronuitgave, Veurne, 2010;
VERMEIREN, E. e.a., 2008
20
22
3 In de literatuur werd nergens teruggevonden dat er nieuwe gebouwen geplaatst zijn, zoals
wel het geval was in Wulveringem.
23
24
Turnles onder
leiding van een
legeradjudant
[1.3]
Jongens in
militaire kleding
[1.4]
25
1.2.4. Terminologie
Tot slot is het belangrijk even stil te staan bij de gehanteerde terminologie.
Over het algemeen, wanneer er in de archieven en literatuur gesproken wordt
over Scholen van de Koningin, bedoelt men daarmee het scholencomplex
in Wulveringem. Deze benaming wordt echter niet consequent enkel hiervoor
aangewend. Enerzijds gebruikt men de benaming soms voor alle scholen
waar koningin Elisabeth bij betrokken was, zodat ook de schoolkolonies in
het buitenland hiertoe gerekend worden. Anderzijds komt de benaming soms
voor bij specifieke instellingen: de schoolkolonie Le Glandier in Frankrijk
wordt bestempeld als een School van de Koningin en de Villa St. Joseph
in De Panne wordt in een rapport van inspecteur Hellebuyck beschouwd als
derde deel van de Scholen van de Koningin, naast de delen Marie-Jos
en Charles-Thodore. Aangezien de inspecteur echter schrijft dat cole
St. Joseph: tablie prcdemment La Panne, et transfre provisoirement
ici9 kan er van uitgegaan worden, dat de leerlingen van deze school
tijdelijk werden overgebracht naar de scholen in Wulveringem en dat zo
ook hun school kortstondig een School van de Koningin werd. Dat dit maar
voorlopig was, wordt bevestigd door andere inspectieverslagen10, waarin
enkel sprake is van de cole Charles-Thodore en de Jardin Marie-Jos
en nooit een afdeling St. Joseph wordt vermeld.
In deze thesis wordt dan ook steeds de school in Wulveringem bedoeld,
wanneer gesproken wordt over de School van de Koningin. Indien het
gaat over andere schoolkolonies met deze naam, dan wordt dit specifiek
vermeld.
Knokke-Heist
Blankenberge
De Haan
26
Damme
Oostende
Brugge
Jabbeke
Oudenburg
Middelkerke
Gistel
Nieuwpoort
Beernem
Ichtegem
Koksijde
De Panne
Zedelgem
Oostkamp
Koekelare
Torhout
Diksmuide
Veurne
Kortemark
Wingene
Lo-Reninge
Houthulst
Dentergem
Oostrozebeke
Ingelmunster Wielsbeke
Moorslede
Ieper
Meulebeke
Roeselare Izegem
LangemarkPoelkapelle
Poperinge
Tielt
Pittem
Ardooie
Staden
Vleteren
Ruiselede
Lichtervelde
Hooglede
Alveringem
Zonnebeke
Lendelede
Ledegem
Waregem
Harelbeke
Kuurne
Deerlijk
Wevelgem
Anzegem
Wervik
Heuvelland
Zuienkerke
Bredene
Menen
Kortrijk
Zwevegem
Avelgem
Mesen
Spiere-Helkijn
vluchtweg dienen. Vanaf oktober 1918 stond in het station continu een trein
klaar voor de eventuele evacuatie van gewonden.
Daarnaast vormden de Staatsbaan Veurne-Ieper en het waternet
twee andere belangrijke transportaders. De vandaag verdwenen gracht
tegenover de school sloot immers aan op de Krommegracht, die op haar
beurt uitmondde in het Lo-kanaal en zo een verbinding vormde met Veurne.
Om dezelfde redenen werd in Vinkem in 1917 een veldhospitaal van het
Rode Kruis opgericht, ter ondersteuning van het hospitaal LOcan in De
Panne, waar het rond die tijd steeds minder veilig was.
Na de oorlog groeiden de dorpskernen van zowel Wulveringem en Vinkem,
wat in 1970 leidde tot een samenvoeging. Sindsdien staan beide dorpen
bekend onder de naam Beauvoorde, genoemd naar het kasteel in het
dorpscentrum (Fig. 1.8 - Nr. 3). Het landschap (Fig. 1.9) wordt gekenmerkt
door een grote aanwezigheid van weiden, akkers en boerderijen (tevens de
laatste functie van de school).
Het wegennet is zeer gefragmenteerd uitgebouwd: naar bijna elke
boerderij loopt wel een weg, maar dit zijn meestal eenvakswegen, die vaak
ook doodlopen aan de laatste boerderij die ze bedienen. De voormalige
steenwegen van groot verkeer zijn vandaag tweevaksbanen, de grind-,
tarmac- of betonwegen zijn tegenwoordig eenvaksbanen (Fig. 1.8). De
school zelf ligt aan een van de doorlopende wegen van de steenweg naar
het dorp.
Adinkerke
Veurne
Wulveringem
Poperinge
Ieper
Spoorlijn Adinkerke-Poperinge
[1.6]
27
28
me
gr
ht
ac
K ro
ar
va
Lo
-ka
Lo
eg
tw
al
na
STEENKERKE
tra a
en
Krommegrac h t
Mo
Mo
ere
svl
ap
ha
iet
e rs
en
ks t
raa
t
b e ek
Leis
elestraat
Leiselestraat
Gemeentegrens
Staatsbaan
Steenweg van groot verkeer
Grind-, tarmac- of betonweg
Waterloop
Dorspkern
in k
te
VINKEM
g
we
st
rrie
me
raat
me
rri
e
at
LEGENDE
Pr i v a
ote
Gr
in
LEISELE
tje
t ra
eg
erw
at
s
ap
ha
Zom
tra
es
rri
me
ij
r sd
ee
h
in g
Ren
e
t r aatj
ks
ne
r
Ke
Kle
i
Kle
e
gh
Sc
3 aa
r
sst
p
r
Do 1
EM
UT
HO
rd
e
ef
per
ni n
Re
ra a
mst
ge
o
vo
au l d
Be stee
ka
re
Kw
ad
est
ra
at
at
stra
n
eri
Alv
d ijk
RIN
G
e
Ketsew
at
at
Sc
Lo
ra
est
bb
EM
ew
ts
OEREN
AL
VE
Ke
tra
at
ra
rst
eg
ak
ke
M ol e n s
Rin
gs
lo
on
e-Ie
Veurn
sbaan
Staat
Bo
aa
s tr
WULVERINGEM
at
stra ek
ren
be
Oe
re n
Oe
VE
UR
NE
BULSKAM
P
1
2
3
4
s tr
aa
t
IZENBERGE
29
(Fig. 1.15, Fig. 1.18 & Fig. 1.19) voorzien voor de kinderen van 0 tot 3 jaar.
Tijdens WO I was de site (Fig. 1.10 & Fig. 1.11) ongeveer 11 hectare groot.
Ze grensde in het noorden aan de Lobbestraat en in het oosten aan de
Molendreef. Het terrein bestond uit twee aparte eenheden, een gedeelte
Charles-Thodore (Fig. 1.12) voor kinderen van 8 tot 15 jaar en een
gedeelte Marie-Jos (Fig. 1.13) voor de 3 tot 8-jarigen.
Het directeurspaviljoen (Fig. 1.14 & Fig. 1.20) bevond zich in het gedeelte
Marie-Jos en tussen beide afdelingen stonden een houten kerk (Fig.
1.14 & Fig. 1.21) met een verblijf voor de aalmoezenier, de groep voor de
stroomvoorziening en een garage.
Luchtfoto van de site (afdeling Marie-Jos kerk pouponnire), gekeken vanaf het noorden [1.11]
32
lest
eshil
Katj
Een militaire stafkaart van 1890 toont duidelijk dat al voor de oorlog twee
hoeves op het terrein van de School van de Koningin gelegen waren (Fig.
1.16). Net zoals de meeste hoeves in de omgeving waren deze omwald en
omringd door erven en boomgaarden. Ze vormden in 1915 de basis voor
de opbouw van de afdelingen Charles-Thodore en Marie-Jos15.
t
raa
estra
at
ole
nd
re
Lobb
ef
De huidige site (Fig. 1.17) is vijf hectare groot en grenst enkel aan de
noordelijke kant aan een straat; aan de andere zijdes wordt het omsloten
door velden. Op het terrein, dat toegankelijk is via een dreef (Fig. 1.26),
staan naast het bakstenen gebouw (Fig. 1.24 & Fig. 1.25) ook nog twee
stallen en een loods (Fig. 1.27). Deze laatste werd in 1956 toegevoegd en
in 1991 uitgebreid. Zowel de noordelijk (Fig. 1.28) als de zuidoostelijk (Fig.
1.29) gelegen stal dateren van rond 1946.
2
1
Legende
Gebouwen
Omwallingen
Erven
Boomgaarden
Wegen
Dreven
33
34
35
Directeurspaviljoen [1.20]
Kerk [1.21]
36
37
38
39
40
41
2
1
Tussen beide afdelingen liep een weg (Fig. 1.34), die langs de kerk (Fig.
1.34 - Nr. 1), de twee grootste groentetuinen van de school (Fig. 1.34 - Nr.
2) en de verzamelplaats (Fig. 1.34 - Nr. 3) liep.
Beide afdelingen beschikten over water via een aantal grachten die langs
en op de site liepen. Waar deze exact gesitueerd waren, is niet duidelijk af
te leiden uit de luchtfotos; enkel twee voorlopige inplantingsplannen van de
afdeling Marie-Jos tonen een van de grachten (Fig. 1.35 & Fig. 1.36).
42
43
4 10
9
3
6
7
6
8
2
De vijf slaapzalen (Fig. 1.37 - Nr. 4), waarvan n met bureau, werden
ondergebracht in grotere houten barakken, gelegen langs de ingangsweg.
Deze zalen (Fig. 1.39) omvatten twee kleine slaapkamers voor de oppassers,
de slaapzaal, een badkamer, een vestiaire en twee wcs.
Achteraan de site bevonden zich een grote hangar (Fig. 1.37 - Nr. 5) en
barakken met een kleermakers- en schoenmakersatelier, een keuken, een
slagerij, een bewaarplaats voor meel en de refters voor de zusters en het
18 AKP, 10/05/1919
19 In het inspectieverslag staat immers enkel bij de infirmeries de aanduiding en briques.
44
3
Hypothetische reconstructie van een slaapzaal [1.39]
4
5
Legende
1 Slaapzaal
2 Slaapkamers voor oppassers
3 Badkamer
4 Vestiaire
5 Wcs
45
14
10
11
4 5 4 9
7
8
6
13
12
2
N
15
47
1.4.2. Barakken
De barakken op de site waren bijna allemaal gelijkaardig qua structuur (Fig.
1.43). Onderzoek naar het type barak geeft twee mogelijke benamingen:
enerzijds was er de barak type Fortem, een Belgische barak (Fig. 1.44).
Anderzijds had een van de refters van de School van de Koningin dezelfde
structuur als deze van de kapel van het hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer
(Fig. 1.45 & Fig. 1.46). Deze barakken stonden bekend onder de naam
barakken van de Section Sanitaire Automobile of S.S.A.-barakken en
werden gebruikt voor de hospitalen in Beveren-aan-de-IJzer (Fig. 1.47) en
Adinkerke (Fig. 1.48).
Aangezien beide types zo sterk op elkaar lijken (van de barak type
Fortem is er geen vergelijking met het binnenzicht mogelijk), gaat het hier
waarschijnlijk gewoon om een dubbele benaming.
Structuur van de barak [1.43]
48
De barakken waren opgebouwd uit houten portieken (Fig. 1.43 & Fig. 1.49),
die elke 1,5m herhaald werden. Ze waren 6m breed, 25m lang en hadden
een hoogte van 5m (tot in de nok van de lichtschacht). Een aantal barakken
op de site hadden licht afwijkende afmetingen, maar hadden wel dezelfde
(of zeer sterk gelijkende structuur) en waren dus gebaseerd op hetzelfde
basistype. Deze lichte structuur liet een snelle opbouw van de barakken toe.
49
50
51
beplanking. Op fotos uit 1917 is tevens nog te zien dat aan de kerk twee
kwartcirkelvormige apsidiolen werden toegevoegd.
1.4.3. Decoratie
De reden dat men dit deed, past in de filosofie van de school: men wilde de
kinderen zo onbezorgd mogelijk laten opgroeien en hen de gruwelen van
de oorlog besparen.
1.5. Gebruiksgeschiedenis
De oorspronkelijke site met de barakken heeft steeds een functie als school
gehad, maar de pouponnire op zich werd later, nadat de barakken
afgebroken werden, gebruikt als boerderij.
Op 15 augustus 1915, een maand nadat het idee voor een schoolkolonie
achter het front ontstond, ging de afdeling Marie-Jos open. Een paar
weken later, op 5 september 1915 opende ook de afdeling CharlesThodore haar deuren. In hetzelfde jaar groeide het aantal kinderen al
aan van 40 naar 300; in 1916 ving men er 500 kinderen op en tegen het
einde van de oorlog in 1918 waren dat er meer dan 600 geworden.
Met de gevonden informatie is het onmogelijk te achterhalen welke barak
wanneer gebouwd werd. Wel geven drie inspectieverslagen21 van 1915 een
beeld van de vooruitgang op de site.
In het eerste verslag van 31 augustus 1915 beschreef men de benodigde
gebouwen voor de afdeling Charles-Thodore; hieruit blijkt dat op dat
moment de ziekenafdeling, de keuken en opslagplaatsen nog genstalleerd
dienden te worden (hetzij in bestaande, hetzij in nieuwe gebouwen).
53
was ondertussen al een klasgebouw afgewerkt; een tweede moest men nog
bouwen.
In het derde inspectieverslag van 23 november 1915 ging men niet meer
in op de gebouwen, maar wel op de benodigdheden voor de kinderen.
Vermoedelijk waren alle geplande gebouwen toen dus afgewerkt.
In de periode 1916-1917 werden waarschijnlijk geen nieuwe gebouwen
meer bijgebouwd, al is het wel mogelijk dat een paar uitbreidingen
gebeurden. In 1917, met de deelname van de Verenigde Staten aan de
oorlog, werden plannen gemaakt voor de bouw van de pouponnire:
We are to build an extension to the home for children now maintained by
the Queen of Belgium, and for that work have an appropriation of 100 000
francs.23
Het einde van de oorlog en de offensieven aan het front verhinderden
echter de voltooiing van het gebouw in 1918. Een luchtfoto, bevestigd aan
een inspectieverslag van 191924 (Fig. 1.10 & Fig. 1.61), en een luchtfoto van
19 juli (Fig. 1.11 & Fig. 1.62) tonen de pouponnire in opbouw. In het verslag
werd het gebouw beschreven als nouveau btiment dit pouponnire, en
briques: non achev, ni pavements, ni portes, ni vitres. Aile Ouest non couverte.
23 BICKNELL, E., With the Red Cross in Europe 1917-1922, Washington, 1938
24 AKP, 10/05/1919
De pouponnire op een luchtfoto bij het verslag van 10 mei 1919 [1.61]
54
25 Er bestaat voor de afdeling Marie-Jos een fiche van Julia Berten, waarop staat
dat zij pas op 12 december 1919 is aangekomen op de School van de Koningin. Dit lijkt
onwaarschijnlijk, aangezien alle andere fiches data tonen tot januari 1919. Bovendien is op
enkele fiches de datum achteraf gewijzigd, dus is het aannemelijker dat Julia Berten op 12
december 1918 aankwam.
26 JANSSENS, P., 2001
27 Er is nergens informatie gevonden over deze nieuwe bestemming.
28 AKP, Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
29 Op de fotos zijn immers nog bomen met volgroeid bladerdek te zien, wat er op wijst dat
de fotos gedurende de zomer genomen werden.
1.6. Synthese
56
hospitalen, voornamelijk door het gebruik van barakken van het S.S.A.type. Deze barakken konden zeer snel opgetrokken worden omwille van
hun draagstructuur van houten portieken, die vervolgens bekleed werden
met bitumenkarton en houten latten. Daar waar men bij de hospitalen echter
geen aandacht besteedde aan het esthetische aspect van de barakken,
speelde dit bij de scholen wel een rol: zowel aan de buiten- als aan de
binnenkant werkte men met beschilderingen en motieven.
De School van de Koningin toonde zich daarnaast ook vernieuwend op
gebied van onderwijs en werd daarin deels gevolgd door een aantal
kolonies in het buitenland. De keuze voor gemengd onderwijs werd echter
door geen enkele andere organisatie overgenomen, zodat de school in
Wulveringem op dat gebied een gesoleerd geval was.
De geschiedenis van de site toont duidelijk aan dat ze tot de overname
in 1931 steeds een belangrijke rol gespeeld heeft in de opvang van
kinderen in nood. Ook na de afbraak van de barakken bleef het bakstenen
gebouw deze functie vervullen met de opvang van Russische kinderen. Na
de overname door Maria Forcinal ging deze functie weliswaar verloren,
maar werd het gebouw toch nog door verschillende generaties gebruikt als
boerderij.
57
HOOFDSTUK 2
ARCHITECTURALE ANALYSE VAN DE POUPONNIRE
Nadat in het vorige hoofdstuk de gehele site werd bestudeerd, wordt in dit
hoofdstuk de pouponnire zelf geanalyseerd. Het gebouw wordt zowel in
zijn oorspronkelijke toestand voor zover deze bekend is als in zijn huidige
toestand onderzocht en dit vanuit een architectonische invalshoek. Hierbij
wordt achtereenvolgens ingegaan op de volumewerking en de indeling van
het gebouw, het materiaalgebruik en de opbouw van de constructie om
tenslotte te eindigen met het kleurgebruik.
2.1. Volumewerking
De pouponnire bestaat uit twee hoofdvleugels (Fig. 2.1 & Fig. 2.2 - rood)
met twee U-vormige zijvleugels (Fig. 2.1 & Fig. 2.2- grijs), die in dezelfde
klassieke stijl in baksteen zijn opgetrokken.
2.1.1. Hoofdvleugels
60
7,49
6,68
III
II
8,25
41,16
13,6
7,66
8,18
17,17
18,57
N
14,12
8,09
VI
3,98
6,68
5,54
8,94
21,45
8,39
7,78
6,32
6,19
14,34
2.1.2. Zijvleugels
De westelijke aanbouw (Vleugel IV) heeft slechts n bouwlaag en heeft
eveneens een zadeldak. Hier valt de horizontaliteit van de gevel op,
benadrukt door enerzijds de afwisseling tussen metselwerkverbanden1 en
door anderzijds de verschillende inspringende muurvelden en ramen van
telkens dezelfde hoogte (twee meter), maar met verschillende breedtes. De
smalle hoge ramen worden telkens gegroepeerd per drie. Aan de noordzijde
(Fig. 2.3) is deze vleugel toegankelijk via twee deuren; aan de westzijde
(Fig. 2.9) is er n deur, terwijl aan de zuidzijde (Fig. 2.5) geen toegang
voorzien is. Aan de binnenkoer is in elke gevel van de westelijke vleugel een
deur voorzien (Fig. 2.11, Fig. 2.13 & Fig. 2.17).
Van Vleugel IV zijn voornamelijk de westgevel (Fig. 2.9 t.o.v. Fig. 2.10) en
de gevels aan de binnenkoer (Fig. 2.11 t.o.v. Fig. 2.12, Fig. 2.13 t.o.v. Fig.
2.14 & Fig. 2.17 t.o.v. Fig. 2.18) vrij herkenbaar gebleven. Verschillende
raamopeningen zijn weliswaar dichtgemetseld of vervangen door kleinere
ramen, maar de oorspronkelijke toestand kan nog steeds afgelezen worden.
61
62
63
64
65
66
67
68
69
I.0.3
I.0.1
IV.0.3
IV.0.2
IV.0.1
III.0.1
I.0.2
IV.0.4
IV.0.5
III.0.2
IV.0.6
IV.0.7
II.0.4
II.0.3
II.0.1
III.0.3
II.0.2
70
IV.0.2a
Hal
IV.0.
1b
IV.0.1a
Badkamer
IV.0.1c
Hal
IV.0.3
Stal
IV.0.2b
I.0.4
Inkomhal
I.0.3a
Keuken
I.0.3b
Leefruimte
I.0.1b
WC
I.0.1a
Hal
IV.0.1d
I.0.2
III.0.1a
Kelder
III.0.1b
Garage
III.0.1c
IV.0.4a
Stal
III.0.2
Stal
IV.0.4b
Stal
IV.0.5
Stal
IV.0.6
Stal
IV.0.7
Stal
II.0.4a
II.0.4b
III.0.3
Stal
II.0.3
II.0.1
Hal
II.0.2
71
I.1.2
I.1.1
II.1.4
II.1.3
II.1.1
II.1.2
72
I.1.2a
I.1.1
I.1.2c
I.1.2b
II.1.4
II.1.3
Duiventil
II.1.1
Hal
II.1.2
Duiventil
73
2.2. Indeling
2.2.1. Functies
De oorspronkelijke functionele indeling van het gebouw (Fig. 2.19) is niet meer
te achterhalen, aangezien noch originele plannen, noch een beschrijving van
het gebouw werden teruggevonden.
Vermoedelijk bevonden zich in het gebouw slaapzalen voor de jongste
kinderen, een eetzaal (met waarschijnlijk een keuken), speel- en
verzorgingsruimtes en lokalen voor het personeel.
Gezien de vrij gesloten opbouw rond de binnenkoer lijkt het logisch dat
deze als buitenspeelterrein werd gebruikt. Een interne speelzaal bevond
zich vermoedelijk in n van de grotere ruimtes (III.0.1, III.0.2, III.0.3, IV.0.3,
IV.0.4 en/of IV.0.5), net zoals de slaapzalen, terwijl de kleinere ruimtes
eerder dienst zullen gedaan hebben als verzorgingslokalen. Wegens de zeer
jonge leeftijd van de kinderen werden de ruimtes op de bovenverdieping
(Fig. 2.21) waarschijnlijk enkel gebruikt door het aanwezige personeel, dat
hier mogelijk sliep. Het gaat hier uiteraard enkel om hypothesen, die pas
kunnen bevestigd of weerlegd worden indien meer onderzoeksmateriaal ter
beschikking zou zijn.
De huidige indeling van het gebouw is bijna volledig gekend: op het gelijkvloers
(Fig. 2.20) is de noordelijke zijde deels omgebouwd tot woonruimte voor
het boerengezin, terwijl de rest van het gebouw getransformeerd werd in
stallen en opslagruimtes2.
Het woongedeelte bestaat op het gelijkvloers van Vleugel I uit een keuken
(I.0.3a) met leefruimte (I.0.3b) en een toilet (I.0.1a). Van kamer I.0.2 is de
functie niet gekend, maar gezien zijn ligging gaat het hier vermoedelijk om
een berging.
In Vleugel IV bevinden zich daarnaast nog een badkamer (IV.0.1a), een
toegangshal vanuit de stallen (IV.0.2a), een kleine bergruimte (IV.0.1b) en
twee grote kamers (IV.0.2b en IV.0.1c), die vermoedelijk dienst deden als
slaapkamers.
2 De ruimtes waarbij geen functie vermeld staat, waren waarschijnlijk opslagruimtes (behalve
ruimtes IV.0.2b en IV.0.1c); echter kan dit niet met volledige zekerheid bevestigd worden.
74
2.2.2. Toegang
Op historische fotos (Fig. 1.10 & Fig. 1.11) is duidelijk te zien dat er een
weg liep van de straat, langs de kerk, naar de pouponnire, zodat kan
besloten worden dat het gebouw ook vroeger vanaf de noordelijke zijde
(de straatzijde) werd benaderd. Desondanks is hier toch geen uitgesproken
hoofdtoegang aanwezig. Deze bevindt zich in de zuidelijke hoofdvleugel, al
zijn in de westelijke gevel en de noordelijke nog respectievelijk n en twee
deuren voorzien. De reden waarom dit zo is, is onduidelijk.
Een van de aanpassingen die de nieuwe eigenaars dan ook doorvoerden,
was het maken van een nieuwe toegang. Hiervoor werd aan de noordgevel
een kleine ruimte (I.0.4) aangebouwd, die nu dienst doet als inkomhal van
de woonruimte en toegang geeft tot de keuken en de daarmee verbonden
leefruimte.
De andere oorspronkelijke deuren werden - op deze in de westgevel na allen dichtgemetseld. In de plaats zijn er nu twee poorten en een garagepoort
in de noordgevel en een poort en twee staldeuren in de zuidgevel.
2.3. Materiaalgebruik
2.3.1. Gevels
In het gebouw zijn twee soorten bakstenen gebruikt: een geeloranjegekleurde (Fig. 2.23) en een roodgekleurde. Beide soorten zijn
ongeperforeerde bakstenen van 220x100x70mm groot (Fig. 2.24). Dit
soort volle, handgevormde stenen zijn typisch voor deze bouwperiode3 en
leunen qua afmetingen aan bij de baksteenformaten uit Noord-Frankrijk4.
De stenen dragen geen stempel of andere productievermeldingen, maar
3 CAMPBELL, J., Baksteen - Geschiedenis-Architectuur-Technieken, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003
4 PEIRS, G., Baksteenarchitectuur in Europa, Lannoo, Tielt, 1994
Halfsteensverband [2.27]
Baksteenverbanden [2.28]
Rood = staand verband / Grijs = halfsteensverband
Fragment uit de westelijke gevel met afwisseling
tussen het staand verband (rood) en het
halfsteensverband (grijs) [2.29]
Hierdoor waren deze rode stenen waarschijnlijk van mindere kwaliteit dan
de gele stenen, die werden aangevoerd en op een professionelere manier
werden gemaakt. Aangezien de traditionalisten tijdens de wederopbouw
het historische beeld nastreefden (in tegenstelling tot de modernistische
strekking), gebruikten zij de weinige gele stenen enkel voor de voorgevel
en werden de zij- en achtergevels in de minder kwaliteitsvolle rode steen
uitgevoerd.8 Dat de School van de Koningin volledig in geel-oranje bakstenen
is uitgevoerd, geeft zo via het materiaalgebruik aan dat het om een
prestigeproject ging. De rode stenen hebben hier een eerder decoratieve
toepassing, ondermeer voor het rode kruis in de gevel (Fig. 2.25).
76
2.33). Dezelfde soort tegels, maar dan in rechthoekige vorm (11 cm x 22,5
cm), zijn toegepast als venstertabletten (Fig. 2.34). Door de beschadiging
is echter te merken dat de rode vloertegels cementtegels zijn (onder de
rode kleur is immers gewoon de grijze cementkleur te zien), terwijl de
venstertabletten terracottategels zijn (die ook onder de bovenste rode laag,
nog steeds een rode kleur vertonen). De vloertegels zijn gelegd met een
kleine voeg (2-4 mm), terwijl de tegels in het venstertablet zonder voegwerk
tegen elkaar geplaatst zijn.
zeer eenvoudig, wat er op wijst dat men een simpele, snel te realiseren
bouwmethode volgde, zodat het gebouw snel gebruikt kon worden.
2.3.2. Vloeren
2.3.2.1. Tegels10
Door de aanpassingen die aan het gebouw gebeurd zijn, blijven er op het
gelijkvloers nog slechts een paar ruimtes over met de originele vloerbekleding
uit tegels (Fig. 2.31). De keuze voor tegels is waarschijnlijk gebeurd vanuit
praktisch oogpunt: tegels zijn immers vrij eenvoudig schoon te houden, wat
in ruimtes waar men met kleine kinderen werkte, zeker een pluspunt was.
De in originele staat verkerende vloeren zijn geplaveid met rode en witte
vierkante, ongedecoreerde cementtegels, waarbij de witte gebruikt worden
om decoratieve figuren te maken (Fig. 2.32) of ruimtes te omboorden (Fig.
10 De dateringen van de tegels zijn gebaseerd op gesprekken met Prof. Dr. Arch. Ann
Verdonck (23/12/2010) en Ir. Arch. Liesbeth Dekeyser (23/11/2010)
78
Afbeelding
Omschrijving vloer
Rode tegel (klein)
Afmetingen (l x b)
15,5x15,5cm2
Originaliteit
Origineel
Ruimte
I.0.1a/b - I.0.3b - II.0.1- II.0.2 - II.04a/b
Witte tegel
15,5x15,5cm
Origineel
20x20cm
IV.0.4a
30x30cm
Niet origineel
IV.0.2a
20x10cm
Niet origineel
IV.0.1a/b
Beige tegel
25x25cm
Niet origineel
IV.0.2b
Blauw-gele tegel
15x15cm
Niet origineel
IV.0.1c/d
Roodgemarmerde tegel
15x15cm
Niet origineel
I.0.3a
Geelgemarmerde tegel
15x15cm
Niet origineel
I.0.3a
Groengemarmerde tegel
15x15cm
Niet origineel
I.0.3a
22,5x22,5cm
I.0.2
Niet origineel
I.0.4
Beton
Niet origineel
Baksteen
Vermoedelijk origineel
Aarde
79
80
81
2.3.3. Dakbedekking
Het gebouw is momenteel deels afgewerkt met dakpannen en deels met
golfplaten. De gebruikte dakpannen zijn afkomstig van de pannenfabriek
op de Pottelberg in Kortrijk, zoals ook vermeld staat op de achterzijde.
Uit de vorm van de pan is af te leiden dat het gaat om het wijdverspreide
type Stormpan 44 in de kleur natuurrood (Fig. 2.38, Fig. 2.39 & Fig.
2.40). Hoewel de Pottelbergfabriek al in 1850 actief was11 en het dus zeker
mogelijk is dat de pannen origineel zijn, is op fotos van 1921 (Fig. 1.18 &
Fig. 1.19) te zien dat het dak van de school niet met pannen bekleed was,
maar met leien. Hiervan zijn echter geen originelen bewaard gebleven en
ook in de archieven werd hierover niets teruggevonden, zodat het onmogelijk
is te achterhalen over welk type het hier ging. Wanneer en waarom de leien
vervangen werden door pannen is niet duidelijk.
Pottelberg stormpan - achterzijde (2010) [2.38]
82
2.3.4. Schrijnwerk
In het hele gebouw is gebruik gemaakt van houten schrijnwerk, zowel voor
de ramen als de deuren.
De vensters hebben een kleine, verticale roedeverdeling, waarbij de grotere
vensters kruisvensters12 zijn, terwijl de kleinere gewone draaivensters zijn.
Hoewel een groot deel hiervan verwijderd of vervangen werd, zijn aan
de stallen nog een aantal originele ramen bewaard. Hierdoor is te zien
dat de ramen afweken van de traditionele kruisvensters, waar de onderste
ramen draaibaar zijn en het bovendeel vast (Fig. 2.41). Bij de ramen van de
pouponnire echter zijn zowel het onderste als het bovenste deel draaibaar
(Fig. 2.42). Tijdens latere verbouwingen werden de ramen van de noordgevel
van het woongedeelte vervangen door T-vensters13 (Fig. 2.43).
12 Dit zijn vensters die door een middenstijl en een tussendorpel in vieren worden verdeeld.
13 Bij T-vensters wordt het raam door een tussendorpel in tween opgedeeld. Het bovenste
deel bestaat uit n ruit, terwijl het onderste deel door een middenstijl opnieuw in twee
draaiende delen wordt verdeeld.
T-venster [2.43]
83
2.4. Constructie
2.4.1. Muuropbouw
De buitenmuren van de pouponnire zijn opgebouwd uit een dragend
binnenblad van n steenlengte14 en een niet-dragende halfsteense
buitengevel. Aan de binnenzijde zijn de muren meestal bezet met een
cementmortel of pleisterlaag, die geschilderd werd.
In Fig. 2.46 is de muuropbouw uitgetekend voor respectievelijk het halfsteensen het staand verband, waarbij de opbouw getoond wordt voor een hoek,
de aansluiting van een dragende en niet-dragende muur op de buitengevel
en de aansluiting van twee dragende binnenmuren. Bij het staande verband
wordt enkel de hoekaansluiting getoond, aangezien de opbouw van de
binnenmuren op dezelfde manier als bij het halfsteensverband gebeurd.
Ter verduidelijking wordt de hoekverbinding uitvergroot weergegeven,
waarbij enkele lagen van een inspringend muurveld (in halfsteensverband)
met daarop aansluitend enkele lagen van een niet-inspringend muurveld (in
staand verband) getoond worden (Fig. 2.44).
Bij het halfsteensverband worden de bakstenen in de hoeken zo geplaatst
dat afwisselend een kop-strek en strek-kop te zien. Het inspringende
muurveld eindigt afwisselend in een volledige steen (220x100x70mm) en
een halve steen (100x100x70mm).
Bij een opening in de muur wordt het deurkader bevestigd tussen de gevel
en de dragende binnenmuur, via een houten klos in de binnenmuur (Fig.
2.45). Deze klos neemt de plaats van een baksteen in; een techniek die
zowel in de binnen- als in de buitenmuren te zien is.
14 Een muur met een dikte van n steenlengte of twee steenbreedtes wordt ook een steense
muur genoemd; een halfsteense muur is n steenbreedte dik.
84
85
2.4.2. Dakopbouw
De structuur van het dak bestaat uit houten spanten (Fig. 2.50).
In Vleugel IV, die een zadeldak heeft, gaat het om een eenvoudig A-vormig
spant (Fig. 2.47), opgebouwd uit grote houten balken. De structuur in Vleugel
IV is niet de oorspronkelijke, gezien het hout nog bijna niet verweerd is (dit
in tegenstelling tot de structuur in Vleugel III).
De spanten in Vleugel III (Fig. 2.48 & Fig. 2.49) zijn trapeziumvormig en zijn
later verstevigd met een tweede structuur die er tegen aan is bevestigd.
Hier gaat het wel nog steeds om de oorspronkelijke structuur. Wat opvalt
aan de structuur is dat deze in de langsrichting van het dak geplaatst is
i.p.v. in de dwarsrichting, zoals gebruikelijk is. Dit is te verklaren door de
dragende muren: de twee dragende (buiten)muren in dwarsrichting liggen
verder uit elkaar dan de twee dragende (binnen)muren in de langsrichting,
zodat een grotere overspanning nodig zou zijn dan nu het geval is.
86
87
2.4.3. Vloeropbouw
Op het gelijkvloers (Fig. 2.53) zijn drie lagen bakstenen op elkaar gemetseld,
die als fundering voor de vloer dienen. Hierop is aarde aangestampt,
waar dan vervolgens de vloerafwerking (tegels) op ligt. Dit is te zien in de
zuidelijke hoofd- en zijvleugel, waar een van de vloeren werd uitgebroken
en de bakstenen funderingslaag van de aanpalende ruimte zichtbaar is.
88
Voor de vloeren van de verdiepingen (Fig. 2.54) werd een dragende structuur
uit houten balken gemaakt, die bestaat uit primaire balken met loodrecht
erop geplaatst de secundaire balken. Hierop is een houten plankenvloer
bevestigd. Op sommige plaatsen is de houten balkenstructuur niet meer
zichtbaar, omdat er vezelplaat of tegels aan bevestigd zijn.
Vloeropbouw verdieping (2010) [2.54]
2.5. Kleurgebruik
Aan de buitenzijde van het gebouw worden geen kleuren gebruikt als
accentuering van de structuur of decoratie. Het gebouw komt dan ook veel
statiger over, aangezien het quasi volledig in de geel-oranje baksteenvariant
is opgebouwd. De rode baksteen komt prominent naar voor in de kruizen in
de gevels van de hoofdgebouwen en verwijst zo nadrukkelijk naar het Rode
Kruis, dat dit gebouw mee financierde.
89
90
De rode stenen zijn op sommige plaatsen ook gebruikt voor het omboorden
van de inspringende vlakken in de gevel (Fig. 2.55). Dit zet zich echter niet
consequent door over het gehele gebouw, aangezien in andere gevels gebruik
gemaakt is van de gele baksteensoort voor het omboorden (Fig. 2.56).
Binnenin koos men wel voor een uitbundiger kleurgebruik, zoals op sommige
muren nog steeds te zien is. Zo zijn nog duidelijk donkerrode (Fig. 2.57) en
oranje (Fig. 2.58) verven op de muren van het zuidelijk hoofdgebouw te
zien. De donkerrode verf is vermoedelijk een kalkverf van ossenbloed met
poederpigment van rode oker15.
In de gang is de onderste strook van de muur (Fig. 2.59) lichter van kleur dan
de bovenste (beige t.o.v. oranje), wat onlogisch is. Waarschijnlijk was hier dus
oorspronkelijk een lambrisering of behangpapier aangebracht, dat met een
fijn bruin lijntje gescheiden werd van de oranje verflaag.
Dat de oranje en donkerrode kleuren origineel zijn, is vrijwel zeker, aangezien
de zuidelijke kant van het gebouw later dienst deed als stal en het dus weinig
waarschijnlijk is dat de eigenaar hier zelf nog zou geschilderd hebben.
In het noordelijk hoofdgebouw zijn restanten terug te vinden van een blauwe
verflaag, die tweemaal overschilderd werd in rood en groen (Fig. 2.60).
2.6. Synthese
De pouponnire is opgebouwd uit vier vleugels en vertoont een expressieve
gevelopbouw door de afwisseling van raampartijen en verdiepte muurvelden.
De metselwerkverbanden versterken de reeds aanwezige horizontale
gelaagdheid in de beide zijvleugels, terwijl de uit twee bouwlagen bestaande
hoofdvleugels eerder verticaal benadrukt worden.
De oorspronkelijke materialen zijn slechts in beperkte mate bewaard
gebleven: zo zorgden verschillende aanpassingen aan de vloerbedekking
voor het gebruik van een groot aantal recentere tegelsoorten, terwijl de
originele leien op het dak volledig vervangen werden.
Hoewel de oprichting van een bakstenen gebouw vrij uniek was, is de structurele
opbouw van de vloeren en daken niet uitzonderlijk voor die bouwperiode.
Ook de muuropbouw is niet zeldzaam te noemen, al was de toepassing van
een (weliswaar zeer smalle) spouw nog niet volledig ingeburgerd.
Tenslotte werd, net zoals bij de barakken, ook in de pouponnire met kleur
gewerkt om de ruimtes te verfraaien.
Oranje en beige verf, afgebiesd met een bruin randje (2010) [2.59]
91
HOOFDSTUK 3
ACTUEEL SCHADEBEELD
3.1. Exterieur
3.1.1. Metselwerk
3.1.1.1. Scheuren
Het metselwerk heeft - ondanks de vele aanpassingen in de latere periode weinig te lijden onder structurele problemen. Baksteen is dan ook het meest
vormstabiele constructiemateriaal, zodat onvoldoende draagkracht van de
fundering of een grondverzakking nodig is vooraleer scheuren optreden1.
Verbouwingen waarbij raamopeningen e.d. dichtgemetseld worden, zoals bij
de pouponnire op verschillende plaatsen het geval is, geven dan ook zelden
aanleiding tot scheurvorming, omdat zelfs bij gebruik van verschillende
soorten bakstenen de vormstabiliteit gelijkaardig is.
Wanneer echter met andere materialen dan metselwerk gewerkt wordt,
ontstaan mogelijk wel scheuren. Dit doet zich bij de pouponnire voor in
de noordgevel (Fig. 3.13), waar een grote scheur van de dakrand tot
halverwege het raam loopt (Fig. 3.1). Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten
aan de betonnen balk die in het metselwerk werd geplaatst om een nieuwe
poort te kunnen plaatsen. Aangezien beton - in tegenstelling tot metselwerk
- wel een bepaalde uitzetting heeft, komen krachten op het metselwerk te
staan, wat scheuren veroorzaakt.
1 Belgische Baksteenfederatie, Handboek baksteenmetselwerk, november 2008
94
3.1.1.2. Neerslag
Schade aan buitenmetselwerk is vaak een indirect gevolg van de invloeden
van het klimaat op het gebouw. Dit is zeer duidelijk te zien op de gevels van
de binnenkoer (Fig. 3.17, Fig. 3.18 & Fig. 3.20), waar sinds het verwijderen
van de dakbedekking de regen vrij spel heeft. Op een periode van een
aantal maanden (Fig. 3.2 & Fig. 3.3) heeft het aflopende regenwater er
toe geleid dat het metselwerk bovenaan een duidelijke groene, exogene2
neerslag vertoont. Daarentegen doet dit fenomeen zich niet voor op de
gevels van Vleugel III (Fig. 3.13, Fig. 3.14 & Fig. 3.15), aangezien daar de
dakbedekking nog aanwezig is.
Naast de neerslag door aflopend water, zijn op het gebouw ook plekken
te zien met enerzijds een zwarte neerslag (Fig. 3.4) en anderzijds een witte
neerslag (Fig. 3.5), wat kan wijzen op een neerslag van zouten.
In de fundering zijn (gezien de bouwperiode) hoogstwaarschijnlijk geen
vochtwerende schermen aangebracht, waardoor het metselwerk in contact
staat met water of vochtige grond. Wanneer dit gebeurt, nemen de stenen
het vocht op door capillariteit. Hoe ernstig dit probleem wordt, is afhankelijk
van de porositeit, de porinverdeling, de drogingsmogelijkheden van
het vochtige oppervlak en het zoutgehalte. Dit opstijgend vocht bereikt
normaalgezien een maximumhoogte van 0,8 tot 1,2m.3 De neerslag die te
zien is op de zuid- en de westzijde van de binnenkoer (Fig. 3.18 & Fig.
3.20) bereikt een hoogte van ongeveer 1 meter (tot aan de onderrand van
de ramen).
Een van de grootste problemen met opstijgend vocht, is dat ze zouten, die
afkomstig zijn uit het bouwmateriaal zelf of uit de bodem, doet migreren.
Wanneer metselwerk gedurende verschillende jaren wordt blootgesteld
2 Men spreekt van een exogene neerslag, wanneer deze zijn oorzaak vindt in externe
factoren (vb. regen, lucht). Een endogene neerslag betreft een neerslag die er door het
materiaal zelf komt (vb. verwering).
3 DE NAEYER, A. e.a., Handboek Onderhoud, Renovatie, Restauratie (Aflevering 2), Kluwer
Editorial, Mechelen, 1999
95
Indien de buitenmuur continu vochtig blijft, kan dit op termijn er ook voor
zorgen dat de dragende binnenmuur vochtig wordt, wat een negatieve
invloed heeft op het binnenklimaat in het gebouw.
3.1.1.3. Begroeiing
Op het gebouw is op verschillende plaatsen begroeiing te bemerken,
voornamelijk aan de noord- en de oostgevel (Fig. 3.13 & Fig. 3.15).
Het gaat enerzijds om mosvorming in de onderste lagen van het metselwerk,
te wijten aan opstijgend vocht.
Anderzijds is er ook begroeiing door klimplanten (voornamelijk klimop),
die momenteel - behalve op esthetisch vlak - geen invloed heeft op het
metselwerk. Op lange termijn kan de vegetatie echter scheuren veroorzaken
en het voegwerk zwaar beschadigen.
96
97
98
99
100
101
3.1.2. Schrijnwerk
Hoewel een groot deel van het schrijnwerk in de pouponnire niet meer
origineel is, bevinden er zich wel nog originele raamkaders in het gebouw.
Deze zijn echter allen zo goed als onbruikbaar geworden door aantasting en
vervorming. Door verwaarlozing van het schilderwerk zijn de afwerklagen
sterk verweerd. Hierdoor kan het vocht niet alleen gemakkelijk tussen de
bewegende en vaste delen dringen, maar kan ook in het hout indringen
(capillaire absorptie), wat het vochtgehalte van het hout verstoort en er voor
zorgt dat verbindingen gaan openstaan (Fig. 3.21) 8.
Insijpelend vocht heeft er dan ook voor gezorgd dat de houten raamkaders
binnenin zijn beginnen verrotten (Fig. 3.22). Aan de binnenkoer is eveneens te
zien dat de houten kaders vervormd zijn, waardoor deze ramen onbruikbaar
geworden zijn (Fig. 3.23).
8 Monumentenwacht Vlaanderen, Onderhoud van houten buitenschrijnwerk, 2004
102
Hetzelfde doet zich voor bij een aantal houten deuren, die vooral onderaan
sporen van verrotting vertonen. Door de vochtindringing treedt ook hier
vervorming op, wat slepende deuren tot gevolg heeft. In de inkom van de
zuidelijke hoofdvleugel zijn de sporen hiervan op de tegels duidelijk te zien
(Fig. 3.24).
3.2. Interieur
3.2.1. Binnenmuren
De binnenmuren zijn structureel in orde, maar vertonen vooral
afwerkingsschade. De originele verflagen zijn sterk beschadigd: door ze
niet bij te werken zijn ze op sommige plaatsen beginnen afbladderen (Fig.
3.25). Daarnaast zijn er in de zuidelijke hoofdvleugel die in de latere
gebruiksperiode behoorde tot de stallingen moedwillige beschadigingen
aangebracht door de kinderen, die woorden en figuren in de muren gekrast
hebben (Fig. 3.26). Naast deze krassen zijn ook grotere witte plekken te
zien, waar de pleisterlaag zichtbaar wordt; ook dit is vermoedelijk te
beschouwen als gebruiksschade.
103
3.2.2. Tegels
104
9 WOUTERS, I., Cursus Technieken voor renovatie en reconversie 4. Evolutie en herstel hout,
Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 2010
105
3.3. Synthese
Door de langdurige verwaarlozing van het gebouw (eerst door het deels
gebruik als stallen, daarna door leegstand) is er veel schade. De schade
aan het metselwerk is echter vrij beperkt en slechts uitzonderlijk ook van
invloed op de structurele sterkte ervan.
Hetzelfde kan gezegd worden van de tegels, waarvan er weliswaar een
aantal beschadigd zijn, maar dit quasi steeds in zeer beperkte mate.
Erger is het gesteld met de houten elementen in het gebouw: enerzijds
aan de buitenzijde het schrijnwerk, dat eigenlijk volledig moet vervangen
worden. Anderzijds zijn een aantal houten spanten op verbindingspunten
zwaar aangetast door rot, zodat een (al dan niet deelse) vervanging
absoluut noodzakelijk is. Bovendien zijn er ook op alle balken10 sporen van
houtworm te zien. Diepgaander onderzoek is hier echter nodig om te kunnen
concluderen of de beschadigingen van een zodanige grootteorde zijn dat ze
een vervanging van de structuur vereisen.
106
HOOFDSTUK 4
WAARDEBEPALING
108
109
8 Zoals vermeld in het eerste hoofdstuk is de precieze datum waarop de barakken werden
afgebroken niet gekend.
111
112
aangezien het als een vrij gesloten geheel opgevat is rond de binnenkoer.
Anderzijds biedt de site zelf hier voldoende mogelijkheden voor. De ligging
van de site, vlakbij de steenweg Ieper-Veurne heeft een grote kwaliteit: de
site combineert een goede transportmogelijkheid met een rustige omgeving.
4.5. Waarderingsplattegrond
De waarde van het gebouw wordt samengevat in een waarderingsplattegrond,
een zogenaamd knipperlichtplan. Het gaat hier om een ingekleurde
plattegrondtekening, waarop de monumentale waarde in drie categorien
wordt opgesplitst:
- Categorie 1 (rood) - Hoge monumentwaarde: het gaat hier om delen van
het gebouw waarvan het behoud noodzakelijk is
- Categorie 2 (oranje) - Positieve monumentwaarde: deze categorie omvat
de gebouwdelen waarvan het behoud wenselijk is
- Categorie 3 (groen) - Indifferente monumentwaarde: hierbij gaat het
over delen van het gebouw waarbij een aangepaste vervanging mogelijk
is (ondermeer omdat de oorspronkelijke toestand niet gekend is)
Bij deze analyse wordt categorie 2 nogmaals opgesplitst, in enerzijds
gebouwdelen waarvan het herstel zeer wenselijk is en sterk aangeraden
wordt (categorie 2A). Anderzijds zijn er de gebouwdelen, waarvan het
herstel weliswaar wenselijk is, omdat de oorspronkelijke - en waardevollere
- toestand gekend is, maar waar dit herstel niet noodzakelijk is, omdat
het gebouwdeel door aanpassingen zeer sterk afwijkt van zijn originele
toestand (categorie 2B).
Wanneer specifiek ingegaan wordt op de waarderingsplattegrond van de
School van de Koningin (Fig. 4.6), omvat categorie 1 (rood) die delen van
het gebouw die zich nog in de oorspronkelijke toestand bevinden (vb. de
gevels van de hoofdvleugels aan de binnenkoer).
Het verschil tussen categorie 2A en 2B (Fig. 4.5) wordt gellustreerd aan de
hand van twee ramen in de noordelijke gevel (Fig. 2.3 & Fig. 2.4). Hoewel
het ene raam (Fig. 2.3 - eerste raam van links) werd dichtgemetseld en zich
dus niet meer in zijn originele toestand bevindt, is nog steeds duidelijk de
omtrek te herkennen, door de bewaarde latei en het kleurverschil tussen de
oorspronkelijke en de later toegevoegde bakstenen.
Het andere raam daarentegen (Fig. 2.3 - tweede raam van links) is helemaal
niet meer waarneembaar, omdat op deze plaats een nieuwe poort werd
geplaatst.
Aangezien van beide ramen de oorspronkelijke toestand gekend is en
deze ook hersteld kan worden, behoren ze niet tot categorie 3. Ze hebben
echter beiden niet evenveel positieve waarde, omdat het ene raam veel
herkenbaarder is. Het linkse raam behoort dan ook tot categorie 2A en
het behoud ervan is sterk aangeraden. Daarentegen is mits een goede
argumentatie het herstel van het andere raam minder noodzakelijk, omdat
het hier om een veel ingrijpender herstel gaat.
113
114
4.6. Synthese
De grootste waarde van het bakstenen gebouw ligt in zijn historische en
sociaal-culturele achtergrond. De architectuur van het gebouw op zich is niet
uitzonderlijk; echter gezien de historische context wel zeldzaam, aangezien
bakstenen gebouwen vrij zelden werden opgericht tijdens de oorlog. De
weinig gekende voorbeelden vinden allemaal hun toepassing in het militaire
aspect van de oorlog. De pouponnire vormt dan ook een uitzonderlijke
getuige van een bakstenen infrastructuur voor de burgerbevolking. Bovendien
heeft de expressieve gevel een esthetische functie, terwijl expressiviteit in
het metselwerk van militaire bakstenen gebouwen een functionele reden
heeft. Dat men hier in de moeilijke oorlogstijden aandacht aan besteedde,
toont het belang van de school aan.
Wat de toekomst betreft, is de oorspronkelijke toestand en opbouw van
het gebouw duidelijk waardevoller dan de latere transformaties en de
huidige toestand. Daar waar de oorspronkelijke elementen nog behouden
zijn (vb. de muren met originele verf, de originele tegels), gaat er dan ook
115
HOOFDSTUK 5
TOEKOMST VAN DE POUPONNIRE
Als derde stap na de bespreking van het verleden en het heden van de
pouponnire in de vorige hoofdstukken, wordt nu ingegaan op de toekomst
ervan. In de eerste plaats wordt een visie op de instandhouding ontwikkeld,
die enerzijds beargumenteert waarom het behoud van de site van belang is
en anderzijds instrumenten hiervoor aanreikt.
Om een reconversie van de pouponnire uit te kunnen werken, moet een
sterkte- en zwakteanalyse gemaakt worden, aangevuld met mogelijke
kansen en bedreigingen. Daarom wordt als tweede onderdeel van dit
hoofdstuk een SWOT-analyse1 gemaakt van de site. Daarna worden een
aantal functievoorstellen gedaan, waarop eveneens een SWOT-analyse
wordt toegepast. De uiteindelijk gekozen functie, die wordt uitgewerkt in het
ontwerpportfolio, wordt kort toegelicht.
Tot slot eindigt dit hoofdstuk met een aantal technische richtlijnen voor het
onderhoud en herstel van het gebouw, waarmee een aanzet wordt gegeven
voor de uitvoering in de praktijk.
118
9 ICOMOS, International charter for the conservation and restoration of monuments and
sites (The Venice Charter), 2nd International congress of architects and technicians of historic
monuments, Venice, 1964
119
5.2.1. Sterktes
De pouponnire heeft een grote uitzonderlijkheidswaarde: het is een unieke
getuige van de organisatie van onderwijs in het onbezette gebied. Bovendien
is het niet alleen een van de weinige overgebleven bakstenen gebouwen die
tijdens WO I in het vrije Belgi werden opgericht, maar ook het enige dat
geen militaire maar een burgerlijke functie had.
De ligging en bereikbaarheid van de site is een tweede sterkte en ook
een van de redenen waarom juist daar een school werd opgericht: er was
in die tijd immers een verbinding met de trein, het kanaal en de rijksweg.
Het merendeel van deze transportmogelijkheden is verdwenen, maar de
nabijheid van de steenweg Veurne-Ieper zorgt nog steeds voor een goede
bereikbaarheid. Daarnaast ligt ook het centrum van het dorp Beauvoorde
vlakbij en is de site gelegen in een zeer rustige omgeving.
5.2.2. Zwaktes
De authenticiteit van de functie en de context zijn bij de School van de
Koningin moeilijker te beoordelen, aangezien het gebouw zijn oorspronkelijke
functie niet meer uitoefent en zijn originele context verdwenen is.
Wat betreft de context, gaat - wanneer de traditionele context niet meer
bestaat (zoals bij de pouponnire het geval is) - de voorkeur uit naar behoud
van een overeenkomstige schaal van de naaste omgeving.20
Het Charter van Veneti schrijft daarnaast voor dat een sociaal nuttige functie
de voorkeur heeft bij een herbestemming, in zoverre hiervoor de indeling
van een gebouw niet moet aangepast worden.21 In het volgende onderdeel
van dit hoofdstuk worden een aantal mogeljke functies voorgesteld, waarbij
ook aandacht gaat naar functies die een sociaal nut kunnen hebben.
18 ICOMOS, 1964 (Artikel 9)
19 ICOMOS, 2003 (Artikel 3.9)
20 ICOMOS, 1964 (Artikel 6)
21 ICOMOS, 1964 (Artikel 5)
120
5.2.3. Kansen
5.2.4. Bedreigingen
5.3.1.1. Sterktes
23 Aangezien de stenen juist op die plaatsen neergezet zijn, waar weinig of niets meer
overgebleven is dat herinnert aan gebeurtenissen of gebouwen uit de oorlog, is het zeker
nuttig een informatieve aanvulling op de stenen te voorzien.
Door in te zetten op zorg voor kinderen en/of jongeren (in nood), wordt een
sterke link gelegd met de oorspronkelijke functie van de pouponnire. Zeker
121
bij de keuze voor een crche wordt de functie zelfs letterlijk overgenomen.
Dit soort functie zorgt niet voor een afhankelijkheid van de vierjarige
herdenking van 2014 tot 2018.
moet dan ook rekening mee worden gehouden, net zoals het Charter van
Veneti voorschrijft.
5.3.2.1. Sterktes
Deze invulling laat geen volledige publieke ontsluiting van het gebouw toe.
Afhankelijk van de geslotenheid, kan er wel een mogelijkheid gecreerd
worden om het gebouw op zon- en feestdagen of op een aantal specifieke
dagen (vb. 11 november en Open Monumentendag) toch open te stellen.
Deze functie laat toe het gebouw volledig te ontsluiten voor het publiek
en zijn oorspronkelijke functie en context te belichten door middel van het
gevonden archiefmateriaal.
5.3.1.3. Kansen
Ook wanneer een bezoek aan het gebouw zelf niet mogelijk is, neemt dit niet
weg dat een deel van de site voor toeristen kan opengesteld worden. De
plaats waar vroeger de kerk stond (Fig. 1.14) ligt immers vlakbij de straat,
zodat men de footprint kan weergeven (vb. door het terrein plaatselijk te
verhogen). Binnen deze footprint, die vlakbij de naamsteen komt te liggen,
kan dan een informatiebord geplaatst worden. Indien mogelijk kan ook het
zicht op de pouponnire vanaf de straat gevrijwaard worden.
Een tweede kans ligt in de ontwikkeling van de site: bij de grotere functies
(lang verblijf) zal het gebouw zelf immers onvoldoende zijn, zodat nieuwe
gebouwen voorzien moeten worden. Dit biedt de gelegenheid de oude
context te herwaarderen met een moderne interpretatie van de inplanting24
en/of het materiaalgebruik.
5.3.1.4. Bedreigingen
Bij de uitbreiding moet er over gewaakt worden de landschappelijke eenheid
niet te verstoren. Zowel in de vroegere als in de huidige situatie komen immers
voornamelijk gebouwen voor met maximaal n verdieping, waardoor de
twee dorpskerken tot een verre afstand duidelijk waarneembaar zijn. Hier
24 De site is vandaag weliswaar kleiner dan ze vroeger was, waardoor vb. de footprint
van de barakken buiten de site valt. Desondanks kan een interpretatie gemaakt worden van
de inplanting door te kijken naar de onderlinge schikking van de gebouwen.
122
5.3.2.2. Zwaktes
De vraag stelt zich of een museum op die plaats genoeg bezoekers kan
trekken, zeker gezien de concurrentie van het Ieperse In Flanders Fields
museum.
5.3.2.3. Kansen
De link met de oorspronkelijke functie kan versterkt worden door het museum
specifiek op kinderen te richten: door de collectie op een interactieve en
eenvoudige manier voor te stellen, kunnen kinderen zo bijleren over de
oorlog en de leefwijze van hun (over)grootouders, toen ze hun leeftijd
hadden. Dit onderscheid tegenover andere - op volwassenen gerichte
- oorlogsmusea biedt de pouponnire ook de kans een sterke positie op
te bouwen. Het nieuwe museum is dan immers geen concurrent, maar een
partner, zodat collecties uitgewisseld kunnen worden om ook tijdelijke,
kleinere tentoonstellingen te voorzien. Dit kan eveneens gebeuren door
samenwerking met andere erfgoedinitiatieven in de buurt.
Een tweede mogelijkheid - die gecombineerd kan worden met het museum is ontwikkeling van een documentatiecentrum. In de archieven25 is immers nog
veel waardevol materiaal over de school bewaard. Er bestaan verschillende
verslagen over de lessen: een dagindeling, de inhoud van de lessen en de
vorderingen van de kinderen. Daarnaast zijn er ook inspectieverslagen over
de hygine, waarin ingegaan wordt op epidemien in de school en hoe men
25 Meer specifiek gaat het hier over het Archief van het Koninklijk Paleis waar de meeste
informatie bewaard gebleven is.
er mee omging (vb. het in quarantaine plaatsen van een afdeling of het
apart plaatsen van nieuwe kinderen gedurende de eerste dagen). Deze
verslagen bevatten eveneens diagrammen met ondermeer de groei van de
kinderen, waarin hun lengte en gewicht in functie van hun leeftijd worden
uitgezet. Een fichebak met fiches sanitaires van elk kind vervolledigt dit
materiaal.
Voor geschiedkundig onderzoek naar de manier van lesgeven of de
geneeskunde voor kinderen tijdens de oorlog kan dit een belangrijke bron
van informatie vormen en een documentatiecentrum zou hierin een rol kunnen
spelen.
5.3.2.4. Bedreigingen
Zolang de herdenking van 100 jaar WO I duurt, zal er voldoende
interesse in het museum zijn. Daarna stelt zich echter de vraag of het dorp
Beauvoorde voldoende aantrekkingskracht heeft om een eigen museum te
kunnen openhouden.
5.3.3.1. Sterktes
Deze functie speelt rechtstreeks in op de toename van toerisme die de
Westhoek te wachten staat.
5.3.3.2. Zwaktes
Er is geen of slechts een heel zwakke link met de oorspronkelijke functie.
5.3.3.3. Kansen
De mogelijkheid bestaat om in een deel van het gebouw een kleine
tentoonstelling te voorzien over de site.
Door zijn ligging kan men hier de mogelijkheid aanbieden om te overnachten
5.3.3.4. Bedreigingen
Net zoals bij de museumfunctie stelt zich de vraag of het vakantieverblijf
kan overleven, ook na de vierjarige herdenkingsperiode. Een jeugdherberg
heeft hier misschien nog de meeste kansen, aangezien jaarlijks grote
groepen Britse jongeren de Westhoek bezoeken.
5.3.4. Privwoning
5.3.4.1. Sterktes
De huidige plannen om van het gebouw een eengezinswoning te maken,
hebben als voordeel dat de volledige financiering door een privpersoon
kan opgenomen worden en dat dus niet moet gewacht worden op
overheidsinitiatieven.
5.3.4.2. Zwaktes
Deze functie legt noch een link met de oorspronkelijke functie, noch met het
toerisme in de Westhoek.
5.3.4.3. Kansen
Gezien de grootte van het gebouw bestaat de mogelijkheid dat de
eigenaar in een deel ervan een kleine tentoonstelling rond het gebouw en
zijn context voorziet. Wanneer dit los van de woning kan georganiseerd
worden (vb. tentoonstelling in Vleugel III, woning in de andere vleugels), kan
de expositie opengesteld worden, zonder dat de eigenaar zich hier zelf
mee moet bezighouden.
Indien tentoonstelling en woning een geheel vormen, is dit natuurlijk moeilijker
te realiseren, maar dan kan ervoor geopteerd worden het gebouw op een
aantal specifieke dagen open te stellen.
123
0.3.4.4. Bedreigingen
De grootste bedreiging die met een privfunctie gepaard gaat, is dat deze
te ingrijpende aanpassingen aan het gebouw vergt. Zo zal de indeling van
de ruimtes aan de persoonlijke smaak van de eigenaar aangepast worden,
wat het risico inhoudt dat bestaande muren zullen verdwijnen en nieuwe op
andere plaatsen toegevoegd. Hier is een rol weggelegd voor het Agentschap
R-O Vlaanderen - Team Onroerend Erfgoed, die in samenspraak met de
eigenaar de beste keuzes moet maken.
Wat ook de nieuwe bestemming van het gebouw wordt, een restauratie is in
ieder geval nodig. Daarom worden hier een aantal voorstellen gedaan om
het gebouw te onderhouden en de schade, zoals besproken in Hoofdstuk 3,
te herstellen.
5.5.1.1. Scheuren27
Indien mogelijk moet bij dit soort constructies eigenlijk een voeg voorzien
worden, maar omdat het streefdoel een herstel van de oorspronkelijke
toestand is, zullen deze lateien mogelijk verwijderd worden. In dat geval kan
de voorkeursoplossing gekozen worden, namelijk lateien in voorgespannen
baksteen.
Deze functie heeft als grootste nadeel dat het gebouw niet voor het grote
publiek ontsloten kan worden; echter kan dit deels opgevangen worden
door de voorstellen die in de SWOT-analyse26 al kort worden besproken.
124
5.5.1. Metselwerk
5.5.1.2. Neerslag28
Wanneer het slechts om een onderhoud gaat, kan gekozen worden voor een
reiniging met verzadigde stoom. Deze methode is immers beter geschikt voor
oppervlakkige vervuiling, aangezien diep en sterk hechtend vuil niet wordt
verwijderd. Een groot voordeel van deze methode is dat ze het patina van
de gevelmaterialen behoudt.
Bovenstaande methodes zijn weliswaar een goede oplossing om de neerslag
op de stenen te verwijderen, maar daarnaast is het ook zeer belangrijk de
oorzaak van het probleem aanpakken, namelijk het opstijgend grondvocht.
Het blokkeren van opstijgend vocht kan op verschillende manieren gebeuren,
maar steeds boven het niveau van de grond die in rechtstreeks contact met
het metselwerk staat en boven het niveau van de afgewerkte binnenvloer.
worden aan de volgende strook. Bij een andere methode, het zogenaamde
proced Schner-Turm (Fig. 5.2), worden roestvrije metalen golfplaten in
een horizontale voeg geperst.
Hoewel deze systemen een goede duurzaamheid hebben, kunnen ze grote
esthetische schade veroorzaken. Bovendien geldt dat hoe dikker de muren,
hoe minder geschikt deze methode is. Aangezien de muren van de pouponnire
vrij dik zijn en de gevels een van de meest waardevolle aspecten van het
gebouw zijn, wordt beter geopteerd voor een minder ingrijpende methode.
Een voorbeeld hiervan is de injectie van vochtwerende producten, die best
zo dicht mogelijk boven het niveau van de grond wordt uitgevoerd. Baksteen
heeft, net zoals alle steenachtige materialen, een hoge oppervlakte-energie,
wat betekent dat het watermoleculen aantrekt en vocht opneemt door
capillaire zuiging. De genjecteerde vochtwerende producten verlagen deze
oppervlakte-energie en maken het materiaal daardoor waterafstotend.
Om dit uit te voeren moeten in een voeg evenwijdig met de grond gaten
geboord worden (Fig. 5.3), waarin het product onder druk wordt genjecteerd.
5.5.1.3. Begroeiing29
De vegetatie op de pouponnire bestaat uit mossen en klimplanten. Hoewel
dunne moslagen op zich geen bedreiging vormen voor het metselwerk,
kunnen ze wel dikker worden. Omdat het mos water vasthoudt en opdroging
belet, veroorzaakt het een snellere verwering van de baksteen.
Mossen kunnen verwijderd worden door de muur stevig te borstelen, echter
wanneer dit te vaak gebeurt, kan de muur sneller afslijten. Daarom kan
ook gekozen worden voor stomen, zeker wanneer het gaat om grote
muuroppervlakken.
De klimplanten kunnen wel grotere schade veroorzaken, zeker wanneer de
onderliggende structuur al enige problemen vertoont. Zo kunnen bestaande
scheuren en barsten groter worden door de groei van wortels, waardoor er
29 Monumentenwacht Vlaanderen, Vegetatie op en rond gebouwen, 2004
126
5.5.2. Schrijnwerk31
Gezien de vergevorderde problemen bij het originele houten schrijnwerk is
het bijna onmogelijk dit nog te herstellen. Er kan overwogen worden om de
delen die nog in goede staat verkeren te behouden en de rest te vervangen
door houten inzetstukken of door een uit epoxyharsmortel vervaardigde
prothese. Nadeel van deze laatste is wel de beperktere weerstand tegen
30 WTCB, Gids voor de restauratie van metselwerk Deel 4: Restauratie van gevelmaterialen,
2006
31 Monumentenwacht Vlaanderen, Biologische aantastingen in hout, 2005; Monumentenwacht
Vlaanderen, Onderhoud van houten buitenschrijnwerk, 2004
hitte.
Hoewel deze oplossing aansluit bij het streefdoel om de oorspronkelijke
materialen zoveel mogelijk te bewaren, dient de vraag te worden gesteld
of dit hier wel de beste oplossing is. Het gaat weliswaar om uitzonderlijk
schrijnwerk, aangezien afgeweken wordt van de opbouw van het traditionele
kruisvenster, maar het is misschien beter het gehele raam met nieuwe
materialen, maar volgens de oude technieken te reconstrueren en zo ook de
stap te zetten naar dubbele beglazing.
Eens vervangen of hersteld is het belangrijk het buitenschrijnwerk steeds zo
zuiver mogelijk te houden, omdat vuil en stof vocht aantrekken en zo het
vochtgehalte en de kans op zwamvorming vergroten. Inwendige condensatie
kan dan weer vermeden worden door het schrijnwerk aan de binnenzijde
minder dampdoorlatend te maken dan aan de buitenzijde (vb. door een
extra afwerkingslaag).
127
5.6. Synthese
128
CONCLUSIE
AFBEELDINGENLIJST
Inleiding
[0.1] Zwaartepunt van het RUP
Bron: VERBOVEN, H., Van trench map tot RUP (1914-2014), Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
Hoofdstuk 1
[1.1] von Schlieffenplan - Bron: The Long, Long Trail (2010), Geraadpleegd op 19/06/2010, http://www.1914-1918.net
[1.2] Frontlijnen 1914-1918 - Bron: DHAENE, J.S. & GYSEL, A., 365 fotos 1914-1918, Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2009, p.21
[1.3] Turnles onder leiding van een legeradjudant - Bron: AMEEUW, J., Beauvoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog, De Beauvoordse Dorpsgazette, 21, nr. 2
(Redactie: S. Duron), 2003, p. 13
[1.4] Jongens in militaire kleding - Bron: Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
[1.5] Situering van de Westhoek en Veurne in West-Vlaanderen - Bron: Auteur, op basis van CAxent, Geraadpleegd op 02/03/2010,
http://everyoneweb.com/WA/DataFilesregiocaxent/Vlaanderen.jpg
[1.6] Spoorlijn Adinkerke-Poperinge - Bron: Auteur, op basis van Wiebevl (08/02/2009), Spoorlijn 76, Geraadpleegd op 26/06/2010,
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/32/Spoorlijn76.png
[1.7] De dorpskernen van Wulveringem en Vinkem - Bron: Militaire stafkaart Sectie Furnes, 1890
[1.8] De dorpen Wulveringem en Vinkem - Bron: Auteur, op basis van DENDOOVEN, L., Dit is West-Vlaanderen - Derde deel, Sint-Andries Brugge, 1962
[1.9] Luchtfoto van Wulveringem - Bron: Auteur
[1.10] Luchtfoto van de site, gekeken vanaf het zuiden - Bron: Albert-Elisabeth, Ecole de Sa Majest la Reine Wulveringhem - Etat des lieux (Inspecteur Van
Hecke), 10/05/1919
[1.11] Luchtfoto van de site (afdeling Marie-Jos kerk pouponnire), gekeken vanaf het noorden - Bron: QUINTYN, E., Zele tijdens de Grote Oorlog,
Samburo, Zele, 1987
[1.12] Indeling van de site Afdeling Charles-Thodore - Bron: Auteur
[1.13] Indeling van de site Afdeling Marie-Jos - Bron: Auteur
[1.14] Indeling van de site Kerk (links) en directeurspaviljoen (rechts) - Bron: Auteur
[1.15] Indeling van de site Kinderkribbe - Bron: Auteur
[1.16] Hoeves waarrond de afdelingen Charles-Thodore (links) en Marie-Jos (rechts) werden opgebouwd - Bron: Auteur, op basis van Militaire stafkaart
Sectie Furnes, 1890
[1.17] De huidige (stippellijn) en de voormalige (streepjeslijn) site - Bron: Auteur
[1.18] Zicht op de noordgevel van de pouponnire - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
[1.19] Zicht op de noord- en westgevel van de pouponnire - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
[1.20] Directeurspaviljoen - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
[1.21] Kerk - Bron: Collection Janine Binon, Guerre 14-18, Infirmires, Hpital de lOcan La Panne, coles de la Reine Elisabeth, online geraadpleegd op:
http://pallas.cegesoma.be/pls/opac/plsp.getplsdoc?rn=109900&lan=N&htdoc=general/opac_dsc.htm, 15/11/2010
[1.22] Speelzaal en konijnenren Charles-Thodore - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
[1.23] Slaapzaal - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
131
[1.24]
[1.25]
[1.26]
[1.27]
[1.28]
[1.29]
[1.30]
[1.31]
[1.32]
[1.33]
[1.34]
[1.35]
[1.36]
[1.37]
[1.38]
[1.39]
[1.40]
[1.41]
[1.42]
[1.43]
[1.44]
[1.45]
[1.46]
[1.47]
[1.48]
[1.49]
[1.50]
[1.51]
132
[1.52]
[1.53]
[1.54]
[1.55]
[1.56]
[1.57]
[1.58]
[1.59]
[1.60]
[1.61]
[1.62]
[1.63]
[1.64]
Basis van de kerk uit baksteen - Bron: Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
Opbouw van de kerktoren - Bron: Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
Structuur van de toren met afgewerkte spits - Bron: Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
Aanbouw aan de kerk - Bron: Wulveringem nr. 16095, Ecole de la Reine. La chapelle, 08/08/1917
Slaapzalen van de afdeling Marie-Jos, gelegen langs de ingangsweg - Bron: CHATELLE, A., Leffort belge en France pendant la guerre (1914 -1918),
Parijs, 1934
Geschilderde draagstructuur - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
Decoratie aan de dakrand - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
Speelzaal - Bron: Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
Interieur van de kerk - Bron: Albert-Elisabeth Album 40, 15/08/1916
De pouponnire op een luchtfoto bij het verslag van 10 mei 1919 - Bron: Albert-Elisabeth, Ecole de Sa Majest la Reine Wulveringhem - Etat des lieux
(Inspecteur Van Hecke), 10/05/1919
De pouponnire op een luchtfoto van 19 juli - Bron: QUINTYN, E., Zele tijdens de Grote Oorlog, Samburo, Zele, 1987
Kadaster van 1931 (links) en 1946 (rechts) - Bron: Kadaster
Kadaster van 1956 (links) en 1979 (rechts) - Bron: Kadaster
Hoofdstuk 2
[2.1] Volumetrie van de pouponnire Bron: Auteur
[2.2] Vereenvoudigd grondplan met nummering van de vleugels en de belangrijkste afmetingen Bron: Auteur
[2.3] Noordgevel - Originele toestand Bron: Auteur
[2.4] Noordgevel - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.5] Zuidgevel - Originele toestand Bron: Auteur
[2.6] Zuidgevel - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.7] Oostgevel - Originele toestand Bron: Auteur
[2.8] Oostgevel - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.9] Westgevel - Originele toestand Bron: Auteur
[2.10] Westgevel - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.11] Binnenkoer noordzijde - Originele toestand Bron: Auteur
[2.12] Binnenkoer noordzijde - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.13] Binnenkoer zuidzijde - Originele toestand Bron: Auteur
[2.14] Binnenkoer zuidzijde - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.15] Binnenkoer oostzijde - Originele toestand Bron: Auteur
[2.16] Binnenkoer oostzijde - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.17] Binnenkoer westzijde - Originele toestand Bron: Auteur
[2.18] Binnenkoer westzijde - Huidige toestand Bron: Auteur
[2.19] Vermoedelijk grondplan (gelijkvloers) van de originele toestand Bron: Auteur
[2.20] Grondplan (gelijkvloers) van de huidige toestand Bron: Auteur
[2.21] Vermoedelijk grondplan (verdieping) van de oorspronkelijke toestand Bron: Auteur
133
[2.22]
[2.23]
[2.24]
[2.25]
[2.26]
[2.27]
[2.28]
[2.29]
[2.30]
[2.31]
[2.32]
[2.33]
[2.34]
[2.35]
[2.36]
[2.37]
[2.38]
[2.39]
[2.40]
[2.41]
[2.42]
[2.43]
[2.44]
[2.45]
[2.46]
[2.47]
[2.48]
[2.49]
[2.50]
[2.51]
[2.52]
[2.53]
[2.54]
[2.55]
[2.56]
134
[2.57]
[2.58]
[2.59]
[2.60]
Hoofdstuk 3
[3.1] Scheur in metselwerk (2010) Bron: Auteur
[3.2] Westelijke gevel van de binnenkoer (26-10-2009) Bron: Auteur
[3.3] Westelijke gevel van de binnenkoer (06-01-2010) Bron: Auteur
[3.4] Zwarte neerslag (2010) Bron: Auteur
[3.5] Witte uitbloeiing (2010) Bron: Auteur
[3.6] Vegetatiegroei (mos) op metselwerk (2010) Bron: Auteur
[3.7] Vegetatiegroei (klimplanten) op metselwerk (2010) Bron: Auteur
[3.8] Ontbrekende en loszittende stenen in de gevel (2010) Bron: Auteur
[3.9] Ontbrekende stenen (2010) Bron: Auteur
[3.10] Afbrokkelende stenen (2010) Bron: Auteur
[3.11] Afschilfering (2010) Bron: Auteur
[3.12] Verpulvering (2010) Bron: Auteur
[3.13] Schadebeeld (metselwerk) van de noordgevel Bron: Auteur
[3.14] Schadebeeld (metselwerk) van de zuidgevel Bron: Auteur
[3.15] Schadebeeld (metselwerk) van de oostgevel Bron: Auteur
[3.16] Schadebeeld (metselwerk) van de westgevel Bron: Auteur
[3.17] Schadebeeld (metselwerk) van de noordzijde van de binnenkoer Bron: Auteur
[3.18] Schadebeeld (metselwerk) van de zuidzijde van de binnenkoer Bron: Auteur
[3.19] Schadebeeld (metselwerk) van de oostzijde van de binnenkoer Bron: Auteur
[3.20] Schadebeeld (metselwerk) van de westzijde van de binnenkoer Bron: Auteur
[3.21] Openstaande houten verbinding (2010) Bron: Auteur
[3.22] Aangetast houten schrijnwerk (2010) Bron: Auteur
[3.23] Vervorming van het houten schrijnwerk (2010) Bron: Auteur
[3.24] Vermolmd hout van de deur met sporen van de slepende deur op de tegels (2010) Bron: Auteur
[3.25] Afbladderende verflaag (2010) Bron: Auteur
[3.26] Muur met originele verf - Verbleekte en beschadigde verflaag (2010) Bron: Auteur
[3.27] Verzakte tegels (2010) Bron: Auteur
[3.28] Beschadigde tegels (2010) Bron: Auteur
[3.29] Beschadigde tegels (2010) Bron: Auteur
[3.30] Houtworm (2010) Bron: Auteur
[3.31] Houtrot (2010) Bron: Auteur
[3.32] Houtrot (2010) Bron: Auteur
135
[3.33]
[3.34]
[3.35]
[3.36]
Hoofdstuk 4
[4.1] President Poincarr (midden, met bolhoed) en Koningin Elisabeth (rechts van hem) tijdens een bezoek aan de School van de Koningin
Bron: Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
[4.2] Militaire keuken te Lo-Reninge Bron: VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Militaire keukens Belgisch leger (WO I), Geraadpleegd op
05/10/2010, http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/70222
[4.3] Bakstenen militaire installatie te Lo-Reninge Bron: VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Bakstenen militaire installatie Zavelhoek
(Lo - WOI), Geraadpleegd op 05/10/2010, http://inventaris.vioe.be/woi/relict/99
[4.4] Naamsteen van de School van de Koningin (2010) Bron: Auteur
[4.5] Muurdeel van categorie 2A en muurdeel van categorie 2B (2010) Bron: Auteur
[4.6] Waarderingsplattegrond Bron: Auteur
Hoofdstuk 5
[5.1] Fasen van de manuele plaatsing van een dichtingsmembraan Bron: DE NAEYER, A. e.a., Handboek Onderhoud, Renovatie, Restauratie (Aflevering 2),
Kluwer Editorial, Mechelen, 1999
[5.2] Uitvoering van het proced Schner-Turm Bron: DE NAEYER, A. e.a., Handboek Onderhoud, Renovatie, Restauratie (Aflevering 2), Kluwer Editorial,
Mechelen, 1999
[5.3] Schikking van de boorgaten en injectie van de producten Bron: DE NAEYER, A. e.a., Handboek Onderhoud, Renovatie, Restauratie (Aflevering 2),
Kluwer Editorial, Mechelen, 1999
[5.4] Versterking van een knooppunt met polymeerchemische herstelling Bron: WOUTERS, I., Cursus Technieken voor renovatie en reconversie 4. Evolutie
en herstel hout, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 2010
[5.5] Versterking van de balkkop met polymeerchemische herstelling Bron: WOUTERS, I., Cursus Technieken voor renovatie en reconversie 4. Evolutie en
herstel hout, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 2010
[5.6] Versterking van de balkkop zonder polymeerchemische herstelling Bron: WOUTERS, I., Cursus Technieken voor renovatie en reconversie 4. Evolutie
en herstel hout, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 2010
136
AFKORTINGENLIJST
-
AE = Priv-secretariaat Albert-Elisabeth (te vinden in het Archief van het Koninklijk Paleis)
AKP = Archief van het Koninklijk Paleis
ICOMOS = International Council on Monuments and Sites
Interreg IV = subsidieprogramma dat sinds 1990 de samenwerking stimuleert tussen regios uit verschillende lidstaten van de Europese Unie. Interreg IV is de
vierde fase van dit interregionaal programma en loopt van 2007 tot en met 2013.
KCML = Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen
ONE = Oeuvre Nationale de lEnfance
RUP = Ruimtelijk Uitvoeringsplan
S.S.A. = Section Sanitaire Automobile
UNESCO = United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
VIOE = Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed
WO I = Eerste Wereldoorlog
137
BIBLIOGRAFIE
Archiefbronnen
Archief van het Koninklijk Paleis te Brussel
- Albert-Elisabeth Album 40, 15/08/1916
- Albert-Elisabeth Album 50, 05/09/1915
- Albert-Elisabeth Album 92, 03/12/1921
- Albert-Elisabeth nr. 757, 2eme Rapport concernant ladaption des organismes Marie-Jos et Charles-Thodore en organismes scholaires & prescolaires
- Albert-Elisabeth nr. 757, Inspectieverslagen, 1915
- Albert-Elisabeth nr. 757, Jardin Marie-Jos 3me rapport
- Albert-Elisabeth nr. 759, Inspectieverslag (Inspecteur Hellebuyck), 16/09/1917
- Albert-Elisabeth nr. 759, Installations hospitalires de la Ferme Veramme
- Albert-Elisabeth, Ecole de Sa Majest la Reine Wulveringhem - Etat des lieux (Inspecteur Van Hecke), 10/05/1919
Algemeen Rijksarchief te Brussel
- JANSSENS, P., Belgische veldhospitalen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Brussel (Algemeen Rijksarchief Studies over de Eerste Wereldoorlog 1), 2001
Archief van The American National Red Cross
- BICKNELL, E., With the Red Cross in Europe 1917-1922, Washington, 1938
Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
- Wulveringem nr. 16095, Ecole de la Reine. La chapelle, 08/08/1917
Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij te Brussel
- Collection Janine Binon, Guerre 14-18, Infirmires, Hpital de lOcan La Panne, coles de la Reine Elisabeth, online geraadpleegd op:
http://pallas.cegesoma.be/pls/opac/plsp.getplsdoc?rn=109900&lan=N&htdoc=general/opac_dsc.htm, 15/11/2010
Gepubliceerde werken (boeken / verslagen / technische documenten)
- BAUWENS, J., De IJzer Het ultieme front, Tweede druk, Davidsfonds Uitgeverij nv., Leuven, 2008
- Belgisch Staatsblad, Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten, gewijzigd bij de decreten van 18 december
1992, 22 februari 1995, 22 december 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001, 21 november 2003 en 30 april 2004, 2004
- Belgische Baksteenfederatie, Handboek baksteenmetselwerk, 2008
- CAMPBELL, J., Baksteen - Geschiedenis-Architectuur-Technieken, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003
- CHATELLE, A., Leffort belge en France pendant la guerre (1914 -1918), Parijs, 1934
- CORNILLY, J. e.a., Bouwen aan wederopbouw 1914/2050. Architectuur in de Westhoek, Stevens Print, Merelbeke, 2009
- DHAENE, J.S. & GYSEL, A., 365 fotos 1914-1918, Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2009
- DE LAUNOY, J., Oorlogsverpleegsters in bevolen dienst (1914-1918), Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 2000
138
DE NAEYER, A. e.a., Handboek Onderhoud, Renovatie, Restauratie (Aflevering 2), Kluwer Editorial, Mechelen, 1999
DENDOOVEN, L., Dit is West-Vlaanderen - Derde deel, Sint-Andries Brugge, 1962
DOCHY, B., Onderwijstoestanden te Veurne en Omliggende tijdens de Oorlog 1914-1918, Drukkerij Sansen, Poperinge, 1955
EVRARD, E. e.a., Asklepios onder de wapens - 500 jaar militaire geneeskunde in Belgi, Wetenschappelijke vereniging van de militaire Medische dienst, 1991
GESQUIRE, J., Veurne tijdens de Wereldoorlog 1914-1918: Dagboek (Bijdragen tot de geschiedenis van West-Vlaanderen), Genootschap voor
Geschiedenis, Brugge, 1979
ICOMOS, International charter for the conservation and restoration of monuments and sites (The Venice Charter), 2nd International congress of architects and
technicians of historic monuments, Venice, 1964
ICOMOS, Principles for the analysis, conservation and structural restoration of architectural heritage (The Victoria Falls Charter), ICOMOS 14th General
Assembly, Victoria Falls, 2003
Labo S, Studie Omgaan met de wederopbouwarchitectuur in de frontstreek van 14-18, Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Universiteit Gent, Ieper,2008
Monumentenwacht Vlaanderen, Biologische aantastingen in hout, 2005
Monumentenwacht Vlaanderen, Onderhoud van houten buitenschrijnwerk, 2004
Monumentenwacht Vlaanderen, Vegetatie op en rond gebouwen, 2004
PEIRS, G., Baksteenarchitectuur in Europa, Lannoo, Tielt, 1994
QUINTYN, E., Zele tijdens de Grote Oorlog, Samburo, Zele, 1987
VAN DEN BERGHE, F., Geschiedenis van de Latijnsche Schoole en van het Bisschoppelijk College te Veurne, Veurne, 1952
VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008
WTCB, Gids voor de restauratie van metselwerk Deel 3: Gevelreiniging, 2004
WTCB, Gids voor de restauratie van metselwerk Deel 4: Restauratie van gevelmaterialen, 2006
WTCB, Opvoegen van metselwerk, Technische voorlichting 208, 1998
Ongepubliceerde werken
- GOULARD, C., La protection et lvacuation de lenfance belge du front entre 1914 et 1919 travers les archives de la Reine lisabeth, Mmoire Facults de
Philosophie et Lettres, Universit Catholique de Louvain, 2004-2005
- Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier School van de Koningin te Veurne (Wulveringem), 2009
- Militaire stafkaart Sectie Furnes, 1890
- RIGO, L., Lenfance belge en exil pendant la Grande Guerre: des enjeux humanitaires aux enjeux politiques, Mmoire Facults de Philosophie et Lettres,
Universit Libre de Bruxelles, 2004-2005
- TIMPERMAN, M., Liber memorialis van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie van Wulveringem, Voorbereiding bronuitgave, Veurne, 2010
- TIMPERMAN, M., Oorlogsdagboek van de eerste schoolkolonie te Parijs: mei 1914 juni 1919, Voorpublicatie, Veurne, 2010
- WOUTERS, I., Cursus Technieken voor renovatie en reconversie 4. Evolutie en herstel hout, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 2010
Artikels uit tijdschriften
- AMEEUW, J., Beauvoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog, De Beauvoordse Dorpsgazette, 21, nr. 1 (Redactie: S. Duron), 2003, p. 23-25
- AMEEUW, J., Beauvoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog, De Beauvoordse Dorpsgazette, 21, nr. 2 (Redactie: S. Duron), 2003, p. 13-16
- AMEEUW, J., Beauvoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog, De Beauvoordse Dorpsgazette, 21, nr. 3 (Redactie: S. Duron), 2003, p. 15-18
- AMEEUW, J., Beauvoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog, De Beauvoordse Dorpsgazette, 22, nr. 2 (Redactie: S. Duron), 2004, p. 28-29
139
Websites
- Archeonet (09/11/2009), 100 jaar Groote Oorlog moet Westhoek op wereldkaart zetten, Geraadpleegd op 31/05/2010,
http://www.archeonet.be/?p=9115
- Arend041 (02/04/2008), Halfsteensverband in metselwerk, Geraadpleegd op 13/12/2010,
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Halfsteensverband_001.svg
- Arend041 (31/03/2008), Staandverband in metselwerk, Geraadpleegd op 13/12/2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Staandverband_001.svg
- Betrouwbaar Baksteen, Productieproces baksteen, Geraadpleegd op 19/04/2011,
http://www.betrouwbaarbaksteen.nl/images1/betrouwbaarbaksteen/bestanden/01-01%20productieproces%20baksteen.pdf
- CAxent, Geraadpleegd op 02/03/2010, http://everyoneweb.com/WA/DataFilesregiocaxent/Vlaanderen.jpg
- Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010,
http://iv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=500
- Dirk Van Mechelen (21/08/2006), Persmededeling Inventaris 1914 2014: Het erfgoed van Wereldoorlog I in kaart gebracht, Geraadpleegd op
31/05/2010, http://www.dirkvanmechelen.be/2006/inventaris-1914-2014-het-erfgoed-van-wereldoorlog-i-in-kaart-gebracht
- Geologie van Nederland, Bodems, Geraadpleegd op 19/04/2011, http://www.geologievannederland.nl/ondergrond/bodems
- Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010,
http://www.heemkunde-vlaanderen.be/?p=2773
- Interreg IV, De Groote Oorlog herdacht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.interreg-fwvl.eu/nl/projet-detail.php
- Kevers, P. (18/05/2010), Belgische spoorlijnen, Geraadpleegd op 26/06/2010, http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm
- Koramic, Pottelberg Stormpan 44 natuurrood, Geraadpleegd op 19/04/2011, http://www.koramic.com/servlet/Satellite?pagename=Wienerberger/SR_
Product/ProductStandard05&c=SR_Product&cid=1173096186314&lpi=1151395989604&sl=kor_be_home_nl
- Martin, J., Herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog 2014-2018, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://wereldoorlog1418.nl/herdenking-wo1
- Mdecins de la Grande Guerre (2005), Photographies prises par le Pharmacien de 1e classe TONNEAU et tires dun album photos appartenant Patrick
Bossaert Derache, Geraadpleegd op 19/07/2010, http://www.1914-1918.be/photo.php?image=photos/service_sante_cabour/023_cabour.jpg
- Onroerend Erfgoed (2006), Databank, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.erfgoed.net/beschermingen/fiche.php?pv=W&id=003095
- The Long, Long Trail (2010), Geraadpleegd op 19/06/2010, http://www.1914-1918.net
- Unesco, Tentative lists: Lieux de mmoire et monuments de la Grande Guerre: le Westhoek et Rgions voisines, Geraadpleegd op 31/05/2010,
http://whc.unesco.org/en/tentativelists/1710
- VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Bakstenen militaire installatie Zavelhoek (Lo - WOI), Geraadpleegd op 05/10/2010,
http://inventaris.vioe.be/woi/relict/99
- VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Bouwcentrum de Pottelberg, bedrijfsgebouw, Geraadpleegd op 05/10/2010
http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/60896
- VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Militaire keukens Belgisch leger (WO I), Geraadpleegd op 05/10/2010,
http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/70222
- VIOE, De inventaris van het Wereldoorlogerfgoed: Naamsteen School van de koningin (Wulveringem - WOI), Geraadpleegd op 05/10/2010,
http://inventaris.vioe.be/woi/relict/990
- Vlaams Bouwmeester (2010), Open Oproepen - Projecten overzicht, Geraadpleegd op 31/05/2010,
http://www.vlaamsbouwmeester.be/renderers/open_oproepen/render_openoproep.aspx?44225a06-f22a-4ad0-83ff-fe3b0ebe3613
- Wiebevl (08/02/2009), Spoorlijn 76, Geraadpleegd op 26/06/2010, http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/32/Spoorlijn76.png
140
Workshops / congressen
- BUIJS, J., De geplande VIOE (ontsluitings)initiatieven, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
- BULCAEN, T., Ontwerpatelier Wederopbouwarchitectuur in de Westhoek, 12-17-26/11/2009
- DECOODT, H., Inleiding op de Eerste Wereldoorlog, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
- GELEYNS, P., De erkenning als Unesco-werelderfgoed van het WO I-erfgoed in de Westhoek, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel,
04/12/2009
- GOOSSENS, M., Overzicht van realisaties sedert 2002 een stand van zaken, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
- VERBOVEN, H., Van trench map tot RUP (1914-2014), Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
141
BIJLAGEN
142
143