Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Bec
Samenvatting Bec
Samenvatting Bec
Bonusregeling: extra uitbetaling aan de werknemer die een bijzondere arbeidsprestatie heeft
geleverd (individueel).
Loonkosten per uur:
Productieve uren: uren die in rekening kunnen worden gebracht aan de klant
Niet-productieve uren: uren die niet in rekening kunnen worden gebracht aan de klant (vakantie, atvuren/dagen, feestdagen, verlof, ziekte, persoonlijke verzorging, pauzes, inwerktijd, overleg,
bijscholing/studies, congressen, etc.)
Totale loonkosten voor werkgever:
Bruto loon van de werknemer (dus inclusief alle werknemerslasten) + werkgeverslasten
Kosten van duurzame productiemiddelen
Voorbeeld DPM:
Taxibedrijf
- Kosten
Afschrijvingskosten (aanschafprijs en inruilwaarde)
Vermogenskosten (rentekosten over genvesteerd vermogen)
Complementaire kosten (verzekeren, onderhoud, brandstof)
- Levensduur
Technische levensduur:
- Absoluut: tot de auto letterlijk uit elkaar valt.
- Relatief: tot de auto er niet meer uitziet om klanten fatsoenlijk te vervoeren
Economische levensduur: laagste kosten per km.
- Afschrijvingsmethoden
Vast percentage aanschafwaarde (60.000 33.000) / 3 = 9.000
Vast percentage boekwaarde (met percentage 18,06787%)
Annuteitsmethode
Variabele kosten:
Proportioneel: de prijs per product neemt met dezelfde hoeveelheid toe (rechte lijn)
Progressief:
de kosten worden per dienst hoger (stijgende lijn) bv. overwerk.
Degressief:
de kosten worden per dienst lager (dalende lijn) hoe meer je tegelijk inkoopt
hoe goedkoper de prijs per product.
Vaste/constante kosten:
Capaciteitsgrenzen
Periode: hoe kleiner de periode, hoe meer de kosten een vast karakter hebben
Voorbeelden: aanschaf extra dpm, uitbreiding personeel
Rationele en irrationele overcapaciteit
Rationele capaciteit: de capaciteit die je daadwerkelijk nodig hebt.
Irrationele capaciteit: de capaciteit die de machine maximaal aankan - de capaciteit die je nodig hebt.
Overcapaciteit: die capaciteit die je teveel hebt (door seizoenen)
Voorbeeld:
Stel, we starten een ijssalon naast de subway.
- eerst marktonderzoek!
-
Normale bezetting:
Overcapaciteit seizoen:
Overcapaciteit reserve:
Overcapaciteit ondeelbaarheid:
= 12.000
= 8.000
= 2.000
= 3.000
Kostprijs =
V +
W
C
N
Voorbeeld:
Een fabriek produceert geneesmiddelen met bijbehorende kosten:
Afschrijvingskosten van de machine
100.000 / 10 = 10.000,- per jaar
Huur van de fabriek
5.000,- per jaar
Verzekeringen en elektriciteit
1.000,-
Loonkosten
V
W
C
N
15.000 x 3
15.000 stuks
16.000
16.000 stuks
3 per stuk
1 per stuk
Perioderesultaat
Perioderesultaat = transactieresultaat (op basis van verkoopomvang) + bezettingsresultaat (op basis
van werkelijke productieomvang)
Transactieresultaat = omzet kostprijs van de omzet
Bezettingsresultaat
Bezettingsresultaat = een resultaat (positief of negatief) dat ontstaat door afwijkingen van werkelijke
bezetting ten opzichte van de normale bezetting, voortkomend uit het meer of minder gedekt worden
van de vaste (constante) kosten.
Formule = (W-N) * C/N
Opgave bezettingsresultaat
In een onderneming bedragen de constante productiekosten 200.000,- per periode. De normale
productie is vastgesteld op 10.000 stuks. Voor een komende periode wordt een productie verwacht
van 10.300 stuks.
Bereken het bezettingsresultaat voor de komende periode.
- Bezettingsresultaat
= (W N) * C/N
= (10.300 10.000) * 200.000 / 10.000
= 300 * 20
= 6.000
De daaropvolgende periode zal het bezettingsresultaat negatief zijn ter grootte van 4.000, Bereken hoe groot de verwachte productie voor die periode is.
- Verwachte productie = (W - N) = Bez.r. / C/N
= (? 10.000) = - 4.000 / 200.000/10.000
= (? 10.000) = - 4.000 / 20
? = W = 10.000 + - 200
= 9.800
Kostprijsmethode
Integrale kostprijsmethode AC-methode
Bij deze methode worden alle kosten, ook de vaste kosten, aan de producten toegerekend
Variabelekostencalculatie
DC-methode
Bij deze methode worden alleen de variabele kosten aan de proucten toegerekend. De vaste kosten
worden in een keer ten laste gebracht aan de resultatenrekening. Voorraden worden gewaardeerd
tegen alleen de variabele kosten.
Omzet = afzet * verkoopprijs
Variabele kosten = afzet * variabele kosten per eenheid
10.000 stuks
9.000 stuks
100.000, 135.000,-
Perioderesultaat =
transactieresultaat
(W N) * C / N
11.000 * 60/25
26.400
375.000
Perioderesultaat =
bezettingsresultaat
+
+
Oefening DC
Normale productie en afzet:
10.000 stuks
Verwachte productie en afzet:
9.000 stuks
Kostenoverzicht
Constante fabricagekosten: 100.000 stuks
Variabele fabricagekosten: 135.000 stuks
De verkoopprijs is 60,- per product
Bereken de kostprijs volgens de DC methode
Bereken het perioderesultaat
Verkoopprijs per eenheid:
Variabele kosten per eenheid:
Dekkingsbijdrage per eenheid:
Dekkingsbijdrage * afzet:
Totale vaste kosten:
Perioderesultaat DC:
60
15 (135.000 / 9.000)
45
45 * 9.000 = 405.000
100.000
305.000
Het verschil
Verschil AC - DC
Variabele kosten
- Kosten die afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte
Vaste kosten (constante kosten)
- Kosten die niet afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte
Omzet
Normale bezetting of productie
Werkelijke bezetting of productie
- Er is achteraf gekeken hoeveel er daadwerkelijk geproduceerd is.
Begroot of gerealiseerd
- Kostprijs vooraf / achteraf
Overbezetting / onderbezetting
- Meer / minder dan de normale bezetting
Resultaat (periode-, transactie- en bezettings-)
Winst / verlies
Winstberekening op 2 manieren:
1) Klassieke winstberekening:
TW
= TO - TK
TO
= A x Vp
TK
= TcK = prod. + verk.
TvK = prod. = (v/w) x Prod.
verk. = (v/w) x A
EXAMENSTOF!!!
= Totale Opbrengst
= Totale Kosten
= Afzet
= Verkoopprijs
= Totale constante Kostprijs
= Totale variabele Kostprijs
= Productie
= Verkoop
= Verwachte productie
= Werkelijke productie
= Voorraad Mutatie
= Productie
= Fabricage kostprijs
2) Geanalyseerde winstberekening:
VR = (Vp Kp) x A
(Vp - Kp = de winst per product)
= Verkoop Resultaat
= Verkoopprijs
= Kostprijs
= Afzet
= Constante kosten
= Normale productie
= Verwachte productie
= Werkelijke productie
= Bezettings Resultaat
= Budgetverschil
= Begrote constante kosten
= Werkelijke constante kosten
= Hoeveelheidsverschil
= Standaardhoeveelheid
= Werkelijke hoeveelheid
= Standaardprijs
= Prijsverschil
Voorbeeld:
HV
= (SH kg WH kg) x SP kg
= 100.000 x 1/5 = 20.000
begroot was
21.000
Dus er is 1.000 kg x 2 = 2.000 verlies geleden.
Dus HV = - 2.000
PV
= (SP kg WP kg) x WH kg
= 2 (42.840/21.000kg)
= ( 2 2,04) x 21.000kg = - 840
Dus Pv = - 840
Het verschil is dus 2.000 + 840 = 2.840