Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 309

RAPPORT

DER
LINGE-COMMLSSIE
IN O V E R L E G TUSSCHEN

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIES

GELDERLAND EN

ZUID-HOLLAND

INGESTELD BIJ BESLUIT V A N GEDEPUTEERDE


STATEN DER PROVINCIE GELDERLAND V A N
29 APRIL 1924, N. 130, GEWIJZIGD BIJ BESLUIT
V A N 17 JUNI 1924, N. 249.

ELECTRISCHE DRUKKERIJ G. W. VAN DER WIEL & CO.

ARNHEM 1927.

El

RAPPORT
DER
LINGE-COMMLSSIE
IN O V E R L E G T U S S C H E N G E D E P U T E E R D E STATEN D E R

PROVINCIES

GELDERLAND EN ZUID-HOLLAND

INGESTELD BIJ BESLUIT V A N GEDEPUTEERDE


STATEN DER

PROVINCIE GELDERLAND V A N

29 APRIL 1924, N. 130, GEWIJZIGD BIJ BESLUIT


VAN 17 JUNI 1924, N. 249.

E L E C T R I S C H E D R U K K E R I J G. W . V A N D E R W I E L & C O .

A R N H E M 1927.

INLEIDING.
1. OPDRACHT E N SAMENSTELLING.
Bij besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland van
29 April 1924, N. 130, nader gewijzigd bij besluit van 17 Juni 1924
N. 249, ) werd:
I. ingesteld eene Commissie tot onderzoek naar den toestand met
betrekking tot:
a. de ontwatering van de landstreek, vormende het stroomgebied
van de Linge en van het kanaal van Steenenhoek;
b. de scheepvaart op de Linge en de Korne.
1

II. aan de Commissie opgedragen:


a. het resultaat van haar onderzoek, neergelegd in een rapport
in tweevoud, aan Gedeputeerde Staten van Gelderland en die van ZuidHolland mede te deelen, vergezeld van een uitgewerkt plan, met kostenraming, voor hetgeen in het belang van landbouw, scheepvaart, nijverheid
en volksgezondheid tot verbetering van de bestaande toestanden wordt
doelmatig geacht;
b. de beide Colleges van Gedeputeerde Staten van advies te dienen
omtrent de wijze, waarop de in bedoeld plan aangeduide werken zouden
zijn tot stand tc brengen, omtrent de daarbjj en de ten aanzien van de
instandhouding en exploitatie dier werken te treffen administratieve
maatregelen en voorts omtrent de verhouding, in welke billijkheidshalve
door de betrokken publiekrechtelijke lichamen in de kosten zal zijn bij
te dragen.
III. bepaald, dat de Commissie nopens alle zaken, waaromtrent
zij niet eenparig oordeelt, bij meerderheid van stemmen zal beslissen,
doch dat het aan de leden vrijstaat hun gevoelen, van dat der meerderheid
afwijkend, in eene afzonderlijke nota, in tweevoud, mede te deelen, welke
intusschen zoo tijdig bij de Commissie zal moeten zijn ingediend, dat zij
tegelijk met het rapport der Commissie aan de beide Colleges van Gedeputeerde Staten kan worden overgelegd.
In deze Commissie werden benoemd,
tot lid en voorzitter, Dr. C. L e l y oud-Minister van Waterstaat
te 's-Gravenhage;
tot lid en secretaris, Dr. C. W. L e 1 y, Ingenieur ) van den Rijkswaterstaat te Zutphen;
tot leden:
H . v a n E e t e n , voorzitter der Commissie voor Gemeene Belangen van de Hoogheemraadschappen de Alblasserwaard met Arkel
beneden de Zouwe en de Vijfheerenlanden, te Ameide;
J. M. W. v a n E l z e l i n g e n , Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat van Zuid-Holland, te 's-Gravenhage;
H . v a n E v e r d i n g e n , dijkgraaf van het polderdistrict Buren,
te Zoelmond;
;

1) Deze besluiten zijn genomen in overleg met het College van Gedeputeerde Staten
der provincie Zuid-Holland.
2) Sedert i Februari 1925 Hoofdingenieur.

J. Gr. van H e r w a a r d e n , heemraad van het waterschap van


de Linge-Uitwatering, te Asperen;
D. A. van H e y s t, Hoofdingenieur) van den Rijkswaterstaat,
te 's-Gravenhage;
G. M. J o c h e m s, d der Commissie voor Gemeene Belangen
van de Hoogheemraadschappen de Alblasserwaard met Arkel beneden
de Zouwe en de Vijfheerenlanden, te Vianen;
Mr. Dr. G. K o 1 f f, dijkgraaf van het waterschap van de LingeUitwatering, te Geldermalsen;
C. C. van L i d t h de Jeude, oud-dijkgraaf van het polderdistrict Nederbetuwe, te Tiel;
E. S c h e r p e n h u i j s e n Rom, kapitein der Genie, Chef van
het Centraal Inundatie-Bureau van de Inspectie der Genie, te
's-Gravenhage );
H. S e ij d e n z a a 1, Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat van Gelderland, te Arnhem;
Mr. P. H. A. T y d e m a n, hoofdgerfde van het polderdistrict
Tielerwaard, te Tiel;
Mr. W. F. F. B a r o n van V e r s c h u e r , Burgemeester der
gemeente Beesd.
1

Reeds spoedig na de instelling had de Commissie het verlies te betreuren van haar medelid H. van Eeten, door diens overlijden op
21 Augustus 1924, terwijl op 8 Januari 1925 het lid Mr. P. H. A. T y d em a n overleed, waardoor de Commissie ook diens gewaardeerde medewerking bij haren verderen arbeid moest ontberen.
Ter vervanging van de ontvallen leden werden bij besluiten van
Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland van 24 Februari 1925
N. 208 en van 25 Maart 1925, No. 73, respectievelijk tot lid der Commissie benoemd:
F. J. M i j n l i e f f , dijkgraaf van het polderdistrict Tielerwaard,
te Tiel, en
A. den H a r t o g , voorzitter der Corrmiissie voor Gemeene
Belangen van de Hoogheemraadschappen de Alblasserwaard met Arkel
beneden de Zouwe en de Vijfheerenlanden, te Hoog-Blokland.
:

2. INSTALLATIE.
Op 27 Juni 1924 werd de Commissie, in tegenwoordigheid van de
leden van Gedeputeerde Staten van Gelderland W. B. K r o n e n b u r g
en A. D. P. V. v a n L b e n Seis, het lid van Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland Mr. J. S c h o k k i n g en den Chef der eerste afdeeling
van de provinciale griffie van Gelderland, Mr. J. J. L. v a n H e e s t,
door den Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland
Jhr. S. van C i t t e r s genstalleerd, met het uitspreken van de navolgende rede:
Mijne Heeren.
Het is m een voorrecht en aangename taak U, namens Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gelderland welkom te mogen heeten
en dank te betuigen voor Uwe bereidwilligheid, om zitting te nemen in
de Commissie, welke zal trachten een oplossing te vinden van het
L i n g e-vraagstuk in zijn vollen omvang.
!) Sedert 1 Augustus 1926 Hoofdingenieur-Directeur.
*) Sedert 1 November 1924 Kapitein-Ingenieur bij den staf der Genie te Amsterdam.

5
De eerste gedachte, welke U en mij op deze samenkomst vervult,
zal ongetwijfeld zijn een weemoedige herinnering aan den aanvankelijk
aangewezen Voorzitter, den heer Jolles. Het is U bekend, dat de
Heer Jolles, na eerst het Voorzitterschap te hebben aangenomen, door
een plotseling opgekomen ongesteldheid verplicht meende te zijn, zich
terug te trekken.
Spoedig en schijnbaar volledig ingetreden herstel mocht hem weer
doen besluiten, deze taak, welke hem zeer aantrok, opnieuw op zich te
nemen.
Den 14den Mei, daags voor de voorgenomen installatie Uwer Commissie, herhaalde de ongesteldheid zich in zeer ernstige mate en werd
enkele dagen daarna zijn levensdraad afgesneden.
Nimmer deden Gedeputeerde Staten van Gelderland tevergeefs een
beroep op den Heer Jolles, om zijn uitgebreide kennis en zijn groote
gaven op waterstaatsgebied, ter beschikking van het Gewest te stellen.
Aan de woorden van verdienste, welke zoowel in woord als in schrift
aan de nagedachtenis van den Heer Jolles gewijd zijn, behoef ik niets
toe te voegen, dan alleen, dat het Provinciaal Bestuur zich met groote
erkentelijkheid steeds zijner zal blijven herinneren.
Naast deze aanvankelijk ondervonden teleurstelling was het voor
beide Colleges van Gedeputeerde Staten een groot voorrecht
Dr. C. Lely bereid te vinden, het Voorzitterschap op zich te nemen.
Beide Colleges achten het een eer, diens naam, welke zooveel belooft voor het welslagen van den arbeid, aan deze Commissie te mogen
verbinden.
Dat Dr. C. W. Lely opnieuw bereid is gevonden, het secretariaat
op zich te nemen, heeft Gedeputeerde Staten evenzeer verheugd, waar
het Gewestelijk bestuur van Gelderland met erkentelijkheid terugdenkt
aan de goede diensten, verleend als Secretaris der Commissie voor den
Baakschen Overlaat.
Meer dan een eeuw lang heeft het vraagstuk der Linge-afwatering de Besturen van Zuid-Holland en Gelderland bezig gehouden,
hetgeen niet te verwonderen is, wanneer men er op let, dat het stroomgebied van de Linge en daarop afvloeiende watergangen loopt van
Doornenburg in Gelderland tot Gorcum in Zuid-Holland en de vruchtbaarste streken van beide Gewesten over een oppervlak van tienduizenden H.A. omvat.
Was het aanvankelijk hoofdzakelijk een questie van afwatering
van de Linge, een zorgen, dat het Lingewater geregeld kon afvloeien,
het zich op verschillend gebied ontwikkelend economisch leven heeft
daaraan tal van andere vraagstukken toegevoegd, vraagstukken, welke
men zou kunnen samenvatten onder deze ne rubriek: het inlaten
van water" en wel inlaten in het belang:
van den landbouw bij groote droogte en gebrek aan drinkwater voor vee;
van de scheepvaart, voor den afvoer van landbouw en industrieproducten, in het bzonder der suikerfabrieken;
van de volksgezondheid bij het droogkomen der Linge-bedding;
van de vischmuur voor verversching van het door fabrieksafval
bedorven water;
en ook voor de industrie, bij het droogkomen van inductiepijpen bij
laag water.
Het eigenlijke waterschapsbelang komt bij het eerste punt te voorschijn en hoewel het Bestuur van het Waterschap voor de Linge-uitwatering menigmaal toonde een open oog ook voor de andere genoemde
belangen te hebben, vergat het toch nooit, dat zijn eigenhjke, reglemen-

taire taak, is: bevordering van de waterontlasting der Linge, opdat de


vrije uitloozing der belanghebbende landen zooveel mogelijk verzekerd
zij", en maakte het een en ander maal bezwaar om reglementair aan de
behartiging der overige door mij genoemde belangen verbonden te worden, omdat het vreesde daardoor in conflict te kunnen komen met zijn
hoofdtaak: de goede afwatering.
Ongetwijfeld zullen belangen-conflicten zeer wel kunnen ontstaan
en is het aan te nemen, dat de belangen van waterinlating niet altijd
parallel zullen loopen met de overige, maar toch is in den loop der jaren
herhaaldelijk de vraag op den voorgrond getreden, of voor de toekomst
niet een meer bevredigende toestand zou kunnen worden verkregen,
indien meer nheid werd gebracht in beheer en bestuur van het geheele
Linge-gebied.
De naaste aanleiding tot instelling dezer Commissie is gelegen in
het rapport der Commissie uit de Staten van Gelderland, ingesteld bij
besluit van 20 Juli 1920, tot het verrichten van een onderzoek o.a. naar
den waterafvoer in de provincie Gelderland en waarin op indrukwekkende
wijze de nadeelen van den bestaanden toestand worden uiteengezet.
Het kwam Gedeputeerde Staten van Gelderland voor en zij
achten zich gelukkig, daarbij instemming te vinden van het College
van Zuid-Holland dat het oogenblik gekomen was, om de bespreking
met belanghebbenden, met deskundigen op waterstaatsgebied en ook
met een vertegenwoordiger van het Departement van Oorlog (welk
Departement zoo menigmaal blijk gaf van welwillend streven om de
inundatie-werken aan het belang der landstreek dienstbaar te maken)
om zoodoende te komen tot een finale oplossing der reeds zooveel jaren
hangende questie.
De opdracht, aan Uwe Commissie gegeven, is kort, doch veelomvattend.
Zij luidt: Een onderzoek in te stellen, naar den toestand met betrekking tot:
A. de ontwatering van de landstreek, vormende het stroomgebied
van de Linge en het kanaal van Steenenhoek.
B. de scheepvaart op de Linge en de Korne.
Met de uitdrukking ontwatering van de landstreek vormende het
stroomgebied van de Linge en het kanaal van Steenenhoek, is bedoeld
een mime omschrijving te geven van de taak der Commissie. Met het
woord ontwatering" toch wordt in landbouwkundige geschriften begrepen: de ligging van het grondwaterpeil ten opzichte van het maaiveld,
waarvan zekere minimummaat de levensvoorwaarde vormt van kulv
tuurgewassen. Ontwatering in dien zin bedoeld, omvat dan ook regeling,
beheersching van den waterstand ten behoeve van het landbouwbedrijf,
Aan de Commissie is verder opgedragen:
Het resultaat van haar onderzoek, neergelegd in een rapport aan
Gedeputeerde Staten van Gelderland en Zuid-Holland mede te deelen,
vergezeld van een uitvoerig plan, met kostenberekening, van hetgeen
in het belang van landbouw,"scheepvaart, nijverheid en volksgezondheid,
met verbetering van bestaande toestanden, moet worden doelmatig
geacht.
Teneinde alle mogelijke misverstand weg te nemen vestig ik er nog
de aandacht op, dat ook hier niet alleen wordt gedacht aan ontwatering,
maar wel degelijk ook aan watervoorziening, m.a.w., dat het vraagstuk
der waterinlating, waarover in den aanvang door mij gesproken is,
hieronder begrepen is.
Ten slotte is aan de Commissie opgedragen, de Colleges van Gedeputeerde Staten van advies te dienen, over de wijze, waarop de in dat

plan bedoelde werken zouden zijn tot stand te brengen en omtrent de


daarbij, voor de m-stand-houding te treffen administratieve maatregelen
en voorts omtrent de verhouding, in welke billijkheidshalve door de
betrokken pubhekrechtenjke lichamen in de kosten zal zijn b te dragen.
Hier zal de Commissie zeker niet voor het gemakkelijkste deel van
haar taak staan. Ik weet niet hoe het in Zuid-Holland gesteld is. maar
in Gelderland is menigmaal de roep, de vraag, de aandrang, om op
waterstaatskundig gebied verbetering aan te brengen, gansch onevenredig aan de bereidvaardigheid, om de daaraan verbonden geldelijke
lasten te dragen. Alleen dan, wanneer de op te leggen lasten in alle
opzichten matig genoemd kunnen worden, kan men zich de onmisbare
medewerking der publiekrechtelijke corporaties en van particulieren
verzekeren.
Dit punt zal wel zeer sterk in het oog zijn te houden, waar, vooral
in dezetijden,op belangrijke bijdragen uit de Rijkskas allicht niet te
rekenen valt, hoewel het Rijk men denke ook aan de geschiedenis
der bij de wet van 19 Juh 1881 (S. 129) gevoteerde bijdrage zich
zijne verplichtingen in deze niet onbewust is.
Het verheugt Gedeputeerde Staten zeer, dat alle waterschapsbesturen (op n na) zich aanstonds bereid hebben verklaard, zich in
deze Commissie te doen vertegenwoordigen. Alleen het polderdistrict
Over-Betuwe meende zich van vertegenwoordiging te kunnen onthouden,
uit overweging, dat voor Over-Betuwe de waterlossing thans goed in
orde is, behoudens dat nog steeds op de grens van Over- en Neder-Betuwe
het gemis in het noodige verhang van de waterlssing is gebleken, ofschoon dit bezwaar door zijne werken, wat zijn district betreft, ten deele
is ondervangen.
Deze afzijdige houding, behoeft Uwe Commissie intusschen niet
te weerhouden om hare aandacht aan het Over-Betuwsche Linge-gebied
te wijden.
Met het uitspreken van den wensch, dat het Uwe Commissie moge
gelukken, binnen niet te langen tijd een zoo mogelijk eenvoudige en
practisch uitvoerbare oplossing van het Linge-vraagstuk te hebben gevonden, waardoor Ge belangrijke deelen van Zuid-Holland en Gelderland
aan U zult verplichten, verklaar ik deze Commissie geinstalleerd."
Op deze rede werd door den Voorzitter der Commissie geantwoord:
M i j n h e e r de C o m m i s s a r i s ,
Ik meen uit naam van al mijne medeleden te spreken, wanneer ik
mijne groote instemming betuig met de waardeerende woorden door
U aan den Heer Jolles gewijd. Het is ons een droeve gedachte dat deze
vergadering niet kan worden geleid door hem die wegens bekwaamheid
en plaatselijke bekendheid daarvoor zeker de meest aangewezen persoon
zou zijn geweest.
Mede uit naam mijner medeleden betuig ik U onzen dank voor de
woorden, die G zoo even tot ons hebt gericht en in het bijzonder dank
ik U persoonlijk voor de woorden die mij .betroffen.
De opdracht, welke wij van Gedeputeerde Staten hebben ontvangen,
is een gewichtige, maar tevens moeilijke en wij stellen het dan ook op
hoogen prijs dat dit College ons zijn vertrouwen heeft geschonken, door
ons als Commissie met de oplossing van het aanhangige vraagstuk te
belasten.
Dat vraagstuk heeft betrekking op technische onderwerpen, waarmede echter groote belangen van afwatering, scheepvaart, landbouw,

nijverheid en volkgezondheids betrokken zijn. En de moeilijkheid der


oplossing ligt niet alleen in de techniek der vraagstukken, maar vaak in de
tegenstrijdige belangen, die voor verschillende deelen van het Lingegebied daarbij betrokken zijn, ja ten deele ook in de omstandigheid, dat
die belangen zelve dikwijls met elkander tegenstrijdige eischen hebben,
zooals scheepvaart en afwatering en voorts afhankelijk zijn van plaatselijke ligging. Immers, het ligt voor de hand dat de belangen der inwoners
van de bovenlanden van geheel anderen aard zijn dan die van de benedenlanden.
Het zal dan ook ons streven moeten zijn om door grondig onderzoek
en voortdurend overleg te komen tot een oplossing, die hoewel niet allen
ten volle bevredigend, toch in haar geheel als zoodanig mag worden
beschouwd.
En ik heb vertrouwen, dat de samenstelling der Commissie een
waarborg zal blijken te zjjn om dit doel zooveel mogelijk te benaderen.
In de eerste plaats is het zeker een groot voorrecht dat onze Commissie onder haar midden telt de deskundige adviseurs bq uitnemendheid
voor deze aangelegenheid van Rijk en beide betrokken provincin. De
belangrijke studin die reeds door de Provinciale Waterstaatsdiensten
sedert jaren over dit onderwerp zijn verricht, zullen ons onderzoek in
hooge mate vergemakkelijken.
En eveneens is het een groot voorrecht, dat wjj in ons midden zien
de vertegenwoordigers van verschillende gebieden, die bij de Lingetoestanden belang hebben.
Grondige discussie ook van tegenstrijdige belangen is daardoor
mogelijk en zal bij kalm overleg en wderzijdsche toegevendheid naar
ik vertrouw tot overeenstemming kunnen leiden.
Die overeenstemming in alle gevallen steeds zoo wenschelijk, is
zulks in het bijzonder in dit geval.
Immers die overeenstenuning zal vermoedelijk wel de noodzakelijke
voorwaarde zijn om aan het eind van onze discussin bij het gevraagde
advies over de verhouding waarop door de betrokken pubhekrechtelijke
lichamen in de kosten zal zijn bij te dragen, tevens de hoop te kunnen
koesteren, dat dit advies ook in daden zal worden omgezet.
Hiermede Mijnheer de Commissaris, aanvaardt onze Commissie
hare taak."
3. VERDEELING DER WERKZAAMHEDEN.
Wegens den omvang van den aan haar opgedragen arbeid, werd
deze aanvankelijk verdeeld over twee sub-commissies, te weten:
le. eene sub-commissie ter behandeling van de vraagstukken
betreffende de afwatering, en
2e. eene sub-commissie ter behandeling van de vraagstukken
betreffende de scheepvaart, landbouw, nijverheid en volksgezondheid.
Later werden nog twee sub-commissies ingesteld, waarvan een ter
voorbereiding van de te treffen adroinistratieve maatregelen en een ter
voorbereiding van het door de Commissie te geven advies omtrent de
verhouding in welke door de betrokken publiekrechtelijke chamen in
de kosten zal zijn bij te dragen, een en ander als bedoeld onder 116 van
de aan de Commissie verstrekte opdracht.
4. ONTVANGEN VOORLICHTING.
De Cornmissie acht hier een woord van dank op zijn plaats voor de
vele haar door diverse besturen en particulieren verschafte gegevens
en zoowel mondeling als schriftelijk verstrekte inchtingen.

9
In het bijzonder meent zij hier te moeten noemen de zoo belangrijke
gegevens betreffende in vroeger jaren in de Betuwe verrichte waarnemingen, haar door den heer Ir. W. S. G. T. P o s t te Nijmegen welwillend ter beschikking gesteld, en de zoo zeer gewaardeerde medewerking
die zij mocht ondervinden van den Hoofdingenieur-Directeur van den
Rijkswaterstaat belast met den Algemeenen Dienst, Ir. W. F. S t o e l
te 's-Gravenhage, bij het verschaffen van de voor het onderzoek der
Commissie benoodigde gegevens.
5. INRICHTING VAN HET VERSLAG.
Bij het samenvatten, van de uitkomsten, tot welke het onderzoek
der Commissie heeft geleid, heeft zij gemeend zooveel mogelijk te moeten
uitgaan van den bestaanden toestand en de voorgeschiedenis slechts
ter sprake te brengen waar dit bepaald tot goed begrip van den bestaanden toestand noodig was.
Een volledig geschiedkundig overzicht achtte zij, daar omtrent de
geschiedenis reeds zooveel is gepubliceerd, hier niet noodig. ) Zij meende
te kunnen volstaan met een kort chronologisch overzicht van de meest
belangrijke gebeurtenissen, in hoofdzaak verband houdende met den
waterstaatkundigen toestand, zonder daarbij in beschouwingen te
treden. Dit overzicht, dat geenszins op volledigheid aanspraak kan
maken, is opgenomen in bijlage I.
1

De bestaande toestand van afwatering en waterinlating is beschreven


in Hoofdstuk I. Daarbij is getracht de invloeden van kwel en regen te
scheiden en het verschillend karakter aan te toonen van de vrijstroomende
Linge boven Tiel, waar de hooge standen vrijwel uitsluitend van den
aanvoer van bovenwater en niet noemenswaard van de loozingscapaciteit
te Steenenhoek afhankelijk zijn, en van de als boezem dienstdoende
Linge beneden Geldermalsen, waar de hooge standen in hoofdzaak door
de loozingscapaciteit te Steenenhoek worden beheerscht.
Voorts zijn in dit hoofdstuk een aantal gegevens, in hoofdzaak
betreffende het afvoervermogen onder verschillende omstandigheden,
bijeengebracht, welke ook voor verder uit te voeren berekeningen van
dienst kunnen zijn.
In Hoofdstuk II is de bestaande toestand der scheepvaart behandeld
en zijn eenige vergelijkende cijfers omtrent het scheepvaartverkeer
gegeven, waaruit het belang van de Linge als scheepvaartweg blijkt.
De bezwaren die den bestaanden toestand aankleven, zoowel wat
betreft de afwatering, de scheepvaart, het watergebrek als de waterverontreiniging, zijn bijeengebracht in Hoofdstuk III.
De door de Commissie ontworpen verbeteringswerken zijn behandeld in de Hoofdstukken IVVII, en wel voor de verbetering van de
afwatering afzonderlijk voor het benedengedeelte der Linge in HooMstuk IV en voor het bovengedeelte der Linge in Hoofdstuk V, voor
de verbetering in het belang van de scheepvaart in Hoofdstuk VI en
voor de verbetering van de waterinlating in Hoofdstuk VII.
1) Voor een geschiedkundig overzicht kan o.m. worden verwezen naar:
de Memorie van Toelichting behoorende bij het Reglement voor het waterschap van
de Linge-Uitwatering, voorkomende in de notulen der wintervergadering der Staten van
Gelderland van 1879, blz. 112165, waarvan een uittreksel is gegeven in de Memorie van
Toelichting tot het wetsontwerp tot overdracht der werken en goederen van het Kanaal
van Steenenhoek, bijlagen der Handelingen van de 2de Kamer der Staten-Generaal
18801881;
De Beneden-Linge en hare uitwatering". Geschiedkundig overzicht door Mr. M. Kolff,
oud-Dijkgraaf van- het waterschap van de Linge-Uitwatering, Deil, Juli 1924.

10

In Hoofdstuk VIII zijn de ten aanzien van de instandhouding en


exploitatie der ontworpen werken te treffen administratieve maatregelen
behandeld, terwijl de verhouding, in welke billijkheidshalve door de
betrokken publiekrechtelijke lichamen in de kosten zal zijn bij te dragen,
in Hoofdstuk I X is aangegeven.
Ten slotte is in Hoofdstuk X een kort overzicht gegeven van alle
voorstellen der Commissie.
Al behoeft het nauwelijks vermelding, dat waar het aan het
oordeel der Commissie onderworpen vraagstuk zoo veelzijdig is niet
steeds alle leden met elk onderdeel van dit rapport geheel instemmen,
zoo bestaat toch omtrent de hoofdpunten en de voorstellen der Commissie, zooals die vermeld zijn in Hoofdstuk X , geen verschil van
gevoelen.

H O O F D S T U K I.
BESTAANDE TOESTAND V A N AFWATERING
EN WATERINLATING.
1.

LOOP D E R LINGE.

De Linge begint als wetering i n bet bovengedeelte der Over-Betuwe


onder Doornenburg, aan de binnenzijde van den linker bandijk langs
het Pannerdensch Kanaal (West Pannerdenschen Landsdijk). Een tweede
wetering bereikt de Linge i n den polder Angeren en stroomt evenwijdig
met de Linge daarvan gescheiden door een wal, de weteringswal genaamd.
Van het ontmoetingspunt af wordt de noordelijke de Rijnwetering
en de zuidelijke de Waalwetering genoemd.
Deze weteringen loopen i n westelijke richting ten noorden van Eist,
vereenigen en splitsen zich op verschillende punten, en komen ongeveer
ten noordoosten van Ochten geheel samen, waarna de Linge als n
wetering verder loopt.
De Linge loopt dan westwaarts verder benoorden Tiel, waar zij de
Doode Linge opneemt, bezuiden Buren, waar bij de K l o m p " de Korne
in haar uitloopt, langs Geldermalsen, ontvangt even beneden Tricht het
water van de Bisschopsgraaf, even beneden Enspijk het water van de
Boutensteinsche Wetering, en komt even boven Asperen i n de provincie
Zuid-Holland. Zij loopt dan verder langs Leerdam tot aan den Arkelschen
Dam en vandaar zuidwaarts naar Gorinchem, waar zij oudtijds vrij in
de Merwede uitstroomde.
In 1792 en 1793 is i n de Linge te Gorinchem bij de Korenbrug
een keersluis gebouwd. ) Deze sluis (Korenbrugsluis) is i n 1825 bij den
aanleg van het Zederikkanaal gewijzigd en tot waaiersluis ingericht,
wijd 9.70 M . en met een slagdrempel op 2.55 M . N . A . P .
Tevens is toen aan den mond der haven te Gorinchem een tweede
keersluis gebouwd, wijd 10 M . met slagdrempel op 2.54 M . - N . A . P . ,
welke thans bekend staat als Oude-Merwedesluis te Gorinchem. )
Hierdoor werd het mogelijk de haven van Gorinchem tusschen de
Korenbrugsluis en de Oude-Merwedesluis als schutkolk te gebruiken.
In 1875 werd tusschen deze beide sluizen een zoogenaamde Derde
Waterkeering" met n paar vloeddeuren aangelegd, welke Derde Waterkeering met de Oude-Merwedesluis een schutsluis vormt met een schutlengte tusschen de deuren van ongeveer 64 M .
In 1907 werden aan de Oude-Merwedesluis en aan de Derde Waterkeering een paar ebdeuren aangebracht, zoodat daarna bij lage Merwedestanden het laag afloopen der Linge kon worden tegengegaan.
De loozing geschiedt thans bijna uitsluitend door het Kanaal van
Steenenhoek, dat i n 1819 gereed kwam en waardoor het water van de
Linge bij Steenenhoek door de Steenenhoeksche kanaalsluis (NederHardinxveld) op de Merwede loost.
1

1) Zie: Memorie over het verhang in den waterspiegel van de voornaamste uitwaterende
kanalen en boezems, door den Inspecteur-Generaal van den Waterstaat en der Publieke
Werken J. Blanken Jansz. (gdrukt te Utrecht in 1817).
2) Zie: Handleiding tot de kennis der Waterbouwkunde, enz. door D. J. Storm Buvsine
deel II blz. 14 (uitgaaf 1845).
'
J

12

Een hoogst enkele maal wordt 's zomers op verzoek van het waterschap van de Linge-uitwatering nog wel eens door Gorinchem op de
Merwede geloosd, als na hevigen regenval de polders waterlast hebben en
het Kanaal vanSteenenhoek niet in voldoend korten tijd waterkan afvoeren.
De totale lengte van de Linge van Doornenburg tot Steenenhoek,
waarbij dus het 9.3 K.M. lange Kanaal van Steenenhoek, dat feitelijk
als een verlenging der Linge is te beschouwen, daarbij is gerekend,
bedraagt ongeveer 108 K.M.
Van deze 108 K.M. ggen ongeveer 82 K.M. in Gelderland en 26 K.M.
in Zuid-Holland.
In staat 1 zijn enkele afstanden ) opgegeven, gerekend van de
Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek af.
1

STAAT 1.

Afstand uit
0 punt bij de

Plaatsaanduiding.
~*

Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek


Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem
Sluis aan den Arkelschen Dam
Sluizen te Asperen
Mond Boutensteinsche Wetering
Mond Bisschopsgraaf
Ophaalbrug in den Rijksweg te Geldermalsen
Mond der Korne bij de Klomp"
Mond inundatiekanaal (Wadenoyen)
Groote Brug te Tiel
Vogelenzangsche brug te Echteld
Hemmensche brug te Hemmen
Brug in Rijksweg te Eist
Kasteel Doornenburg

Steenenhoeksche
kanaalsluis te
Steenenhoek.

'

K M

0
9.3
12.8
25.8
36.2
41.6
46.2
48.1
57.0
65.3
69.5
84.0
95.5
108.0

De loozing te Steenenhoek geschiedt door de Steenenhoeksche


kanaalsluis (waaiersluis), wijd ongeveer 10 M., met slagdrempel op
2.44 M. N . A. P. Deze sluis heeft een paar waaierdeuren en een paar
vloeddeuren.
Bij onvoldoende natuurlijke loozing kan het Kanaal worden bemalen
door het in 1865/'66 gebouwde schepradgemaal van ongeveer 156 W.P.K.
Dit schepradgemaal is in het Kanaal geplaatst op ongeveer 150 M.
binnen de Steenenhoeksche kanaalsluis. Naast het schepradgemaal werd
een 2e sluis, de zoogenaamde binnensluis, wijd 11 M., aangelegd.
De kom tusschen beide sluizen vormt een kleinen voorboezem, ter
oppervlakte van ongeveer 1 H.A., waarop het schepradgemaal het water
uitslaat en waaruit het door de Steenenhoeksche kanaalsluis op de Merwede
wordt geloosd.
Het bovengedeelte der Linge is onbedijkt. Bij Kapel-Avezaath
vangt de noordelijke bekading en bij den Drumpter dijk nabij Tiel vangt
de zuidelijke bekading aan. Van den mond der Korne af worden de kaden
volgens het Geldersch Rivierpolderreglement als dijken beschouwd.
1) De afstanden zijn grootendeels overgenomen uit het len'gteproflel van de Linge,
opgenomen in.de kaarten en profielteekeningen van de Linge, behoorende bij de registers
bevattende de beschrijving van de peilschalen, hakkelbouten en andere verkenmerken
langs de Nederlandsche rivieren. (Registers I, II en III. 2e ged., bijlage YIII 4854).
Een nadere opmeting der afstanden is niet uitgevoerd, zoodat kleine verschillen met
den bestaanden toestand niet zijn uitgesloten.

13
De Korne ontstaat bij Buren uit de samenvloeiing van verschillende
waterleidingen, waarvan de Mauriksche wetering de voornaamste is.
, De lengte der Korne van Buren tot de uitmonding in de Linge bij de
Klomp" bedraagt ongeveer 3 K.M.
2. STROOMGEBIED.
Met uitzondering van den in de Tielerwaard gelegen polder Herwijnen, die rechtstreeks op de Waal loost, ontvangt de Linge het water
van alle landen begrensd ten noorden door de bandijken van Neder-Rijn
en Lek, ten westen door den Bazel- en Zouwedijk langs de Oude Zederik
en den Arkelschen dijk langs de Linge tot Gorinchem, ten zuiden door
de bandijken van Merwede en Waal en . ten oosten door de bandijken
van Pannerdensch Kanaal en Neder-Rijn, terwijl op het Kanaal van
Steenenhoek nog de polder Hardinxveld kan loozen. Het stroomgebied
van de Linge is, met onderverdeeling der polderdistricten, op de situatiekaart, bijlage 1, aangegeven.
In staat 2 is een overzicht gegeven van de oppervlakte der
verschillende polders en polderdistricten die op de Linge loozen met
opgaaf van de wijze van loozing. De grootte is voor alle polders berekend
door planimetreering, waarmede de opgaven in diverse jaarboekjes
vermeld niet onbelangrijke afwijkingen vertoonden. Een volledig overzicht van alle dorpspolders met opgaaf van de plaats van loozing op
de Linge is voorts bijeengebracht in bijlage II.
Volgens het in staat 2 gegeven overzicht is het geheele op de Linge
afwaterende gebied groot rond 71.000 H.A., waarvan ongeveer 58.000
H.A. in Gelderland en 13.000 H.A. in Zuid-Holland zijn gelegen. In
deze opgaven is niet begrepen het winterbed van de Linge, groot ongeveer
2100 H.A., waarvan 1600 H.A. in Gelderland en500H.A. in Zuid-Holland.
Van het in Gelderland gelegen gebied heeft ongeveer 36.600 H.A.
vrije loozing, ongeveer 6.400 H.A. windbemaling en ongeveer 15.000 H.A.
machmebemaling.
Van deze 15.000 H.A. loozen echter slechts ruim 8.200 H.A. boven
Asperen op de Linge. Het district Culemborg, de polders Vuren en Dalem
van het district Tielerwaard, de polders Acquoy, Asperen, Heukelum
en Spijk loozen tusschen Asperen en Gorinchem op de Linge.
Het in Zuid-Holland gelegen gebied wordt, behoudens een kleine
buitenpolder, geheel bemalen, gedeeltelijk rechtstreeks op de Linge,
gedeeltelijk via den Zederikboezem.
Teneinde een indruk te verkrijgen hoe de loozing op de Linge over
de geheele lengte van Doornenburg tot Steenenhoek is verdeeld, is in
staat 3 voor verschillende plaatsen langs de Linge, de oppervlakte van
het bovenwaarts gelegen stroomgebied opgegeven, onderverdeeld in
vrije loozing, windbemahng en machmebemaling en met opgaaf vanMe
bemahngscapaciteiten.

14
STAAT

2.

OVERZICHT D E RO P D E LINGE LOOZENDE POLDERS E NPOLDERDISTRICTEN,

Lprovincie

VOLGENS

D E NTOESTAND OP 1 JANUARI
Totaal

'
vlakte.

PPer

N A A M .

,* $
I

1927.

Waarvan met

WindMachine-

loozing.
i

bemalhig.
5

bemaling.
6

Capaciteit
machine, gemalen
(globaal),

H.A.
H.A. H.A. H.A. |
polderdistrict Over-Betuwe . . . 17180 17180
Neder-
. . . 14370 1 4370 )
Buren
5192
888 1856
2448
Culemborg
2500
2500
Tielerwaard ) . . . 13052 4180 4448
4424
polder Beesd
1176
11761

Rhenoy
564
I 564 1

Acquoy
664
664

Marinwaard
768
768

de Geeren
70
70

Asperen )
1326
1326

Heukelum )
1206
1206

Spijk
460
460

M /m.
8

GELDERLAND.

100
120
40

ZUID-HOLLAND.

190 )
90
350 )
60
30
40
30

polders Hoogeind en Schaaijk


,.
Bruinsdel en HoogLeerbroek
Kedichem met Oos-\
terwijk
f

1341
374

1341

I 374

110

Hoog of Klein Oos-J 1340


1340 130
terwijk
l

i Rietveld
/
Gecombineerde polders Nieuw-I
land en Leerbroek
1644
1644 180
Zederikboezem
7300
7300 430 )
Buitenpolder Koornwaard . . .
40

40

Polder de Eng ...


25
25 I ,,
Spijksche Waard
15

15

Polder Hardinxveld )
| 415
415
40
Totaal geheele Linge
71022 36643 6763 27616 1940
II

1) Zonder den polder Herwijnen.


2) De polder Ommeren, groot 643 H.A., heeft behalve vrije loozing, ook een klein
motorgemaal.
3) Blectrisch gemaal aan de Nust voor de polders Beusichem en Zoelmond. groot
1358 H.A., 100 M'/min. (geschat).

Electrisch gemaal voor den polder Tricht, groot 1090 H.A., 90 M'/min.
4) Electrisch gemaal voor de polders Gellicum en Rumpt, groot 1340 H.A., 90 M/min.
Electrisch gemaal voor de polders Haaften en Hellouw, groot 1330 H.A., 100 M*/min.
Electrisch gemaal voor den polder Enspnk, groot 584 H.A., 50 M /min.
Stoomgemaal voor de polders Vuren en Dalem, groot 1170 H.A., 110 M*/min.
5) Van elk der polders Asperen en Heukelum ligt ongeveer 250 H.A. in de provincie
Zuid-Holland.
6) Capaciteit schepradgemaal. Bovendien is er nog een centrifugaalpomp van40 M*/min.
welke alleen werkt als het schepradgemaal wegens hoogen buitenstand niet meer
kan werken (ongeveer 2.70 M. + N.A.P. op de Linge).
7) Loost door een electrisch. gemaal op den boezem van het waterschap de Overwaard". Alleen bij zeer groot waterbezwaar of defect aan het electrisch gemaal
wordt 'door middel van een stoomgemaal op het Kanaal van Steenenhoek geloosd.
J

15
S T A A T

3.

O V E R Z I C H T V A N D E V E R D E E L I N G

I
Plaatsaanduiding.

V A N H E T S T R O O M G E B I E D L A N G S

Bovenwaarts gelegen stroomgebied.

Afstand

uit

.
.
begin pont.

ODtrar, ,
vlakte.

D E L I N G E .

waarvan met

Vrije
loozing.
4

K . M . | H.A. I H.A.

I Oaptwt

machinej
1
gemalen
WindMachine(globaal)
bemaling, bemaling.
5
6
I
7

H.A. I H.A. M /min.


3

Kasteel Doornenburg
Brug in Rijksweg te Eist...
Boerderij Muskushouw
Hemmenscbe brug
Ochtenscbe brug
Groote Brug te Tiel
Mond Inundatiekanaal bij

12.5 4200 4200


19.0 8500 8500
24.0 15000 15000
33.5 19500 19500
42.7 22480 22480

| '
I

Wadenoyen

51.0 25736 25736

Mond der Korne bij de


Klomp"
Mond der Bisscbopsgraaf

59.9 35894 35182 712


... 66.4 41792 35182 4162

Mond der Boutensteinsche


Wetering
71.8 46722136618 6304
Sluizen te Asperen .
82.2 5ll32136618 6304

2448

190

3800 270
8210 550

Pontveer te Kedichem

91.3 58678 36643 6748 15287 1140

95.2 68977 36643 6763 25571 1750

Sluis aan dep Arkelschen


a

Steenenhoekscbe kanaalsluis
te Gorinchem

98.7 70607 36643 6763 27201 1900

Steenenhoeksche kanaalsluis
te Steenenhoek

1108.0 71022136643 6763 1 27616 1940

Op bijlage 2 is de verandering van het stroomgebied van Doornenburg tot Steenenhoek, met dezelfde onderverdeeling als van staat 3,
graphisch voorgesteld.
Hieruit blijkt, dat van Doornenburg tot den mond van het Inundatiekanaal bij Wadenoyen het stroomgebied over 51 K . M . lengte geleidelijk
toeneemt met ongeveer 500 H.A. per K.M. lengte, vandaar tot Kedichem
over 40 K.M. lengte in sterker mate met ruim 800 H.A. per K.M. lengte,
terwijl tusschen Kedichem en den Arkelschen Dam over korte lerigte een
zeer sterke toeneming van ongeveer 10.000 H.A. plaats vindt. (Zederikboezem 7.300 H.A., polders Nieuwland en Leerbroek 1.644 H.A., Kedichem, Oosterwijk en Rietveld 1.340 H.A.).
Zooals uit staat 3 is te zien loozen de machinegemalen in hoofdzaak
tusschen Asperen en Gorinchem. Boven Asperen is de capaciteit 550 M
per minuut en bij Gorinchem 1900 M . per minuut, zoodat tusschen
Asperen en Gorinchem, bij volle werking van alle gemalen, ongeveer
1350 M ./min. of rond 2 millioen M . per etmaal op de Linge wordt uitgeslagen. Opgemerkt zij dat de capaciteit der gemalen als eenigszins globaal
is op te vatten.
3

3. VERHANG.
De Linge is voor ongeveer de bovenhelft een onbedijkt vrij
stroomend riviertje, met tamelijk flauw verhang, ongeveer volgens de
terreinsheUing en voor ongeveer de benedenhelft vervult het de rol

16

van een tusschen dijken gelegen boezem, die bij normalen buitenwaterstand in de Merwede te Steenenhoek vrij kan loozen, doch waarvan bij
hoogen Merwedestand de natuurlijke loozing geheel of ten deele is gestremd, terwijl dan het te Steenenhoek aanwezige stoomgemaal bij lange
na niet in staat is het waterbezwaar te beheerschen.
Het benedengedeelte der Linge, dat de rol van boezem vervult,
van Gorinchem tot Geldermalsen ter lengte van ongeveer 37 K.M.,
vult zich dan geleidelijk met het water dat er van de boven-Linge
instroomt en door een groot aantal gemalen opgebracht wordt, en staat
dan vrijwel op gelijk niveau zonder noemenswaard verhang. Wordt
bovendien aan de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem een stand
bereikt van 2.52 M. + A.P., overeenkomende met 2.44 M. + N.A.P.,
dan wordt, ingevolge de conventie van 21 Maart 1819, aangegaan tusschen de Commissie van aanleg van het Kanaal van Steenenhoek en
Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Alblasserwaard en Watergraaf en Heemraden van het waterschap van den Overwaard, deze sluis
gesloten en slechts zooveel water op het Kanaal van Steenenhoek gelaten,
als te Steenenhoek kan worden geloosd, zoodat het peil op het Kanaal
van Steenenhoek niet boven 2.52 M. + A.P. of 2.44 M. + N.A.P., het
zoogenaamde conventiepeil, stijgt. )
Indien dus de laagwaterstand in de Merwede te Steenenhoek niet
beneden dit conventiepeil daalt, is zelfs alle natuurlijke loozing, ook al is'
de stand op de Linge boven Gorinchem belangrijk hooger, uitgesloten,
en moet het stoomgemaal alleen in de loozing voorzien.
Een dergelijk geval is o.a. in Januari der jaren 1920 en 1926 voorgekomen.
Op 24 Januari 1920 werd in de Linge te Gorinchem een hoogste
stand bereikt van 3.64 M. + N.A.P. of 1.20 M, boven conventiepeil,
te Geldermalsen van 3*69 M. + N.A.P. en te Wadenoyen, bij den mond
van het Inundatiekanaal, een hoogste stand van 3.77 M. + N.A.P. of
slechts 0.13 M. hooger dan te Gorinchem.
Op 9 Januari 1926 werd in de Linge te Gorinchem een hoogste
stand bereikt van 3.77 M. + N.A.P., of 1.33 M. bven conventiepeil en
te Geldermalsen van 3.78 M. + N.A.P., terwijl op dien dag de Linge te
Wadenoyen op 3.89 M. + N.A.P. ) stond, dus slechts 12 c.M. hooger
dan te Gorinchem.
Van Geldermalsen tot Gorinchem, over een afstand van ongeveer
37 K.M., stond het water toen dus vrijwel op gelijk niveau, terwijl van
Geldermalsen tot Wadenoyen over eene lengte van ongeveer 11 K.M.,
het verval slechts 11 c.M. bedroeg.
Boven de Groote Brug te Tiel staat de Linge, zooals nader zal worden
aangetoond, bij den bestaanden toestand niet noemenswaard meer onder
invloed van den stand bij Gorinchem of Steenenhoek en wordt de waterstand in hoofdzaak bepaald door den aanvoer van bovenwater. In
perioden van groot waterbezwaar, na hevigen regenval of bij aanvoer van
veel kwelwater der rivieren tengevolge van hooge rivierstanden op Waal,
Rijn en Lek, bedraagt het verval tusschen de peilschaal bij de brug in den
Rijksweg te Eist en bij de Groote Brug te Tiel ongeveer 4 M., zoodat
over een afstand van ongeveer 30 K . M . het verhang op dit gedeelte van
de vrijstroomende Linge gemiddeld ongeveer 13 c.M. per K.M. bedraagt.
x

1) Door de genoemde Commissie van aanleg van het Kanaal van Steenenhoek werden
ter regeling van deze aangelegenheden bovendien nog conventies gesloten met:
het polder- en gemeentebestuur van Hardinxveld;
Dijkgraaf, Grooten Waardsman en Hoog Dijkheemraden van het land van Arkel beneden
de Zouwe;
'
.
Schout, Waardsman mitsgaders Heemraden van den polder van den Banne van Gorinchem;
Gecommiteerden uit den Raad der Stad Gorinchem.
2) Te Wadenoijen werd op 8 Januari 1926 de hoogste stand bereikt van 3.92 M. + N.A.P.

17
Boven Eist zijn geen waterstanden bekend. Het terrein ligt bij
Doornenburg ongeveer l i M_ hooger dan te Eist, terwijl de afstand langs de
Linge ongeveer 12$ K.M. bedraagt. Het verhang kan op dit Lingevak
boven Eist, afgaande op de terreinshelling, op gemiddeld ongeveer 12 c.M.
per K.M. worden gesteld.
Boven de Zettensche brug, dit is ongeveer 20 K.M. boven de Groote
Brug te Tiel, wordt het water in droge tijden op twaalf punten op afstanden van ongeveer 1 K.M. door zeer eenvoudige stuwen opgehouden.
De bovenste stuw staat ongeveer 8 K.M. boven Eist.
Het Lingevak tusschen Tiel en Geldermalsen vormt den overgang
van de vrijstroomende Linge boven Tiel naar de als boezem dienstdoende
Linge beneden Geldermalsen. Het verhang neemt op dit Lingevak geleidelijk af van ongeveer 13 c.M. per K.M. tot het verhang beneden Geldermalsen, dat bij zeer hooge standen vrijwel 0 is.
In tijden van weinig waterbezwaar staat de Linge beneden Geldermalsen vrijwel horizontaal, evenals bij zeer hooge standen tijdens nagenoeg gestremde loozing.
Op bijlage 3 zijn eenige verhanglijnen van de Linge van Steenenhoek
tot Eist in teekening gebracht, alle herleid op N.A.P. )
Omtrent de op deze bijlage geteekende verhanglijnen kan het volgende
worden opgemerkt:
le. t.o.v. den gemiddelden stand van de maand October 1913, toen de
buitenrivieren ongeveer 0.70 M. onder M.R. ) (Middelbaren Rivierstand) waren.
In deze maand viel een normale hoeveelheid regen van
55 m.M. ). Na 21 October werd te Steenenhoek vrij geregeld eenig
water ingelaten. Tusschen Eist en Tiel is de verhanglijn als een
rechte lijn geteekend, terwijl in werkelijkheid door de werking der
stuwen in de lijn enkele sprongen zullen zijn voorgekomen.
Uit deze verhanglijn valt duidelijk het bovenomschreven onderscheid
te zien tusschen den zoogenaamden boezem beneden Geldermalsen,
waar het water vrijwel horizontaal staat, de geleidelijke overgang
van het verhang van Geldermalsen naar Tiel en het steilere verhang
boven Tiel.
2e. t.o.v. den topstand op 12 April 1905 bij een stand van de Waal
ongeveer l i M. boven M.R., eenigen regenval op de voorafgaande
dagen en natuurlijke loozing te Steenenhoek.
Voor Steenenhoek is de stand tijdens L.W. geteekend. Het
H.W. in het Kanaal was op dien dag te Steenenhoek 1.35M.+N.A.P.
In de Merwede waren L.W. en H.W. respectievelijk 0.68 en 1.61 M.
+ N.A.P.
Tijdens L.W. in de Merwede was toen van Geldermalsen tot Steenenhoek een verval van 90 c.M. over ruim 46 K.M., dus een gemiddeld
verhang van ongeveer 2 c.M. per K.M. Van Geldermalsen naar Tiel
neemt het verhang wr geleidelijk toe en tusschen Tiel en Eist was
het verhang ongeveer 13 c.M. per K.M.
1

1) Daar de correctie voor Tiel (Groote Brug) niet bekend was, werd in 1924 door den
Dienst van den Provincialen Waterstaat een waterpassing uitgevoerd en een correctie
gevonden van 10 c.M., zoodat de standen aan de peilschaal waargenomen ten opzichte
van A. P voor herleiding tot N. A. P., met 10 c.M. zijn verminderd. Voor Asperen
bedraagt de correctie 9 c.M., voor Gorinchem 8 c.M. voor de Lingestanden en 6 c.M. voor
de kanaalstanden, voor Steenenhoek 14 c.M. voor de kanaal&tanden en 12 c.M. voor de
Merwedestanden. Eist, Wadenoyen en Geldermalsen werden ten opzichte van N. A. P.
opgegeven. Met Wadenoyen wordt bedoeld de peilschaal aan den mond van het inundatiekanaal, waarvoor de gegevens door den Eerstaanwezend Ingenieur van de Genie te
Gorinchem zijn verstrekt.
2) M. R. 1911/20 voor de Waal te Nijmegen = 8.66 M. 4- N. A. P.
3) Voor den regenval in de Betuwe is steeds genomen het gemiddelde der regenstations Shjk-Ewijk en Rijswijk (gem. Maurik).

18
3e. t.o.v. den topstand op 18 Maart 1914na hevigenregenval op de voorafgaande dagen en bij hoogen Waalstand van ruim 3i M . boven M.R.
Te Gorinchem was het conventiepeil met 0.22 M . overschreden,
zoodat de Steenenhoeksche kanaalsluis gesloten was. Het stoomgemaal te Steenenhoek was op dien dag 8i uur in werking. In de
Merwede te Steenenhoek waren L . W . en H . W . respectievelijk 2.17
en 2.57 M . + N . A . P . , zoodat daar slechts gedeeltelijk eenige natuurlijke loozing mogelijk was.
In den zoogen aamden boezem van Gorinchem tot Geldermalsen
stond het water vrijwel horizontaal met een verschil van slechts
11 c.M. of een verhang van nog geen / c.M. per K . M . Boven
Geldermalsen neemt het verhang geleidehjk toe en van Tiel tot E b t
was het verhang weer ongeveer 13 c.M. per K . M .
4e. t. o. v. de verhanghjn op 9 Januari 1926, toen op de Linge van
Geldermalsen tot Gorinchem de hoogste stand werd bereikt, eenige
dagen na den hoogst bekenden Waalstand te Nijmegen van ruim
5 M . boven M . R . (13.74 M . + N . A . P . op 4 Januari 1926) en belangrijken regenval in de Betuwe van 26 December 1925 tot 4 Januari
1926, van 95 m.M. in 10 dagen.
1

Te Gorinchem was het conventiepeil met 1.33 M . overschreden,


zoodat de Steenenhoeksche kanaalsluis gesloten was. Het stoomgemaal te Steenenhoek was dien dag gedurende 2 1 | uur in werking.
In de Merwede te Steenenhoek waren L . W . en H . W . respectievelijk
2.53 en 2.66 M . + N . A . P . dus boven conventiepeil, zoodat de natuurlijke loozing vrijwel geheel gestremd was.
In den zoogenaamden boezem boven Gorinchem stond het water
vrijwel horizontaal tot aan Geldermalsen, met een verschil van slechts
1 c.M. tusschen Geldermalsen en Gorinchem over een afstand van
ongeveer 37 K . M . , terwijl bij Wadenoyen op 11 K . M . boven Geldermalsen de Linge nog slechts 11 c.M. hooger stond. Boven Wadenoyen
neemt het verhang geleidelijk toe en van Tiel tot Eist was het verhang
weer bijna 13 c.M. per K . M .
De op bijlage 3 geteekende verhanglijnen kunnen ongeveer een beeld
geven hoe, bij vermeerdering van den afvoer en vernrindering van de
loozing te Steenenhoek, de Linge beneden Tiel zich geleidelijk vult, bij
een vrijwel constant verhang tusschen Tiel en Eist, terwijl daaruit tevens
reeds blijkt, dat de stand te Tiel in hoofdzaak van den aanvoer der
boven-Linge afhangt.
In staat 4 zijn enkele gegevens, betrekking hebbende op de diverse
op bjjlage 3 geteekende verhanglijnen, bijeengebracht.
Opgemerkt zij, dat voor vergelijking van den stand der buitenrivieren steeds de stand op de Waal aan de peilschaal te Nijmegen zal
worden gebezigd. Daar de Waal, Neder-Rjjn
onderweg geen
water van eenige beteekenis in verhouding tot den afvoer van bovenwater
ontvangen, gaan de waterstanden op deze rivieren vrijwel gelijkmatig
op en neer. De overeenkomstige standen op deze rivieren loopen in verschillende jaren slechts weinig uiteen, zoodat de stand van de Waal te
Nijmegen volkomen als maatstaf voor de rivierstanden ter weerszijden
van de Betuwe kan gelden.
e

19
STAAT 4.
Gemiddelde

Omschrijving.
1
Eist (Waalwetering)
Tiel (Groote Brug)
Wadenoyen
Geldermalsen
Asperen (boven de sluis)
Gorinchem Linge

tS"
!
i
Oct.1913.
1905. . 1914.
1926. )
!
t
3
!
4
I
7.45 j
I
2.77 I 3.97
4 46
4 76
3
0.85
1.80
2.77
3.78
0.84
1.50
2.66
3 77
0.80
1.14
2.66
3.77

.
Steenenhoek Kanaal
Steenenhoek L . W . Merwede

0.80
0.75
0.07

> T -

1 8

8 - 0 0

'

"

Waal te Nnmegen (gemiddelde


stand ongeveer 4 dagen te voren)
Werking stoomgemaal
|

Q 9

7.90

2.39
2.22
2.17

10.10
0

3 9

1.14
0.90
0.68

12 30
8* uur

6 1

8 g

2.39
2 26
2.53
2.66

13 70
21f uur

Alle waterstanden in M . ten opzichte van N . A . P .

4. D E W A T E R S T A N D A A N D E G R O O T E B R U G T E T I E L .
In de vorige werd medegedeeld, dat de Linge boven Tiel niet
noemenswaard meer onder den invloed staat van den stand te Gorinchem
of Steenenhoek en de waterstand aan de Groote Brug te Tiel i n hoofdzaak
bepaald wordt door den aanvoer van bovenwater.
Dit wil dus zeggen, dat de waterstand m de Linge te Tiel bij dm bestaanden toestand niet noemenswaard meer afhankelijk is van de loozingscapaciteti te Steenenhoek en het bij een bepaalden toevoer van de Linge
boven Tiel op den stand te Tiel nagenoeg niet van invloed is of de loozing
te Steenenhoek al of niet gestremd is.
Dat de invloed van de loozing te Steenenhoek op den waterstand te
n e l met van veel beteekenis kan zijn, volgt reeds dadelijk uit een vergelijking van de op bijlage 3 geteekende verhanglijnen van 12 Apr 1905
en 18 Maart 1914. Op den eersten dag krachtige loozing te Steenenhoek
en bq L . W . een verval tusschen Geldermalsen en Gorinchem van 0.66 M
op den laatsten dag de sluis te Gorinchem gesloten, dus weinig loozing
en een verval tusschen Geldermalsen en Gorinchem van slechts 0.11 M
terwnl boven Tiel op beide dagen het verhang hetzelfde was, n.1. tusschen
lilst en l i e l een verval van respectievelijk 4.03 M . en 4.02 M .
Hieruit valt af te leiden, dat de veel hoogere stand op de Linge van
Gorinchem tot Geldermalsen op 18 Maart 1914 niet veel opstuwing te
Hel kan hebben veroorzaakt.
Ter nadere bepaling van den invloed van den stand in den zoogenaamden boezem Gorinchem-Geldermalsen en de loozing te Steenenhoek
op den stand te Tiel zn op bijlage 4 eenige verhanglijnen geteekend
van Steenenhoek tot Tiel op dezelfde lengteschaal doch dubbele hoogteschaal van bulage 3, zoodat het verschil duidelijker valt te zien, en wel
inVan^9M&h%Si^ TK *
f 3
dit tevens de hoogste standen
Ie Tiel 4 77 M Z N X P ST* , ?
? ^
' + ' - - n 5- 8 Januari,
IA T
k" * . ?
uari bij open rivier en 5.00 M. + N A P OD
14 Januan b^r,s, te Wadenoyen 3.92 M. * N. A. P. op 8 Januari, te Gorinchem^fna^
i j
^\- van 4-6 Januari, te Steenenhoek Kanaal 2.63 M 4- N A P OD
7 Januari en m de Merwede te Steenenhoek L. W. 3.10 M. + N. A^pf en IL W. 3.40 .
a l

t 0

o p

e n

1 0

n
Jai

o r i n c h

t
o g s t e

d & 6 2

20

voor de dagen 18 Maart 1914, 17 Januari 1915 en 27 Januari 1915. Daar


tusschen Steenenhoek en Gorinchem de lijnen van 18 Maart 1914 en
17 Januari 1915 door elkaar loopen, is de verhanglijn voor 18 Maart 1914
geblokt geteekend.
Op de bijlage is tevens aangegeven het H.W. en L.W. van de Merwede
te Steenenhoek, terwijl voor SteenenhoekGorinchem voor eiken dag
2 lijnen n.1. bij H.W. en L.W. te Steenenhoek zijn geteekend. In werkelijkheid zal in de Linge te Gorinchem ook de invloed van H.W. en L.W.
merkbaar zijn geweest, doch dit wordt niet waargenomen, zoodat daar
slechts n stand kan worden aangegeven.
Op 27 Januari 1915 had, zooals uit den stand van L.W. te Steenenhoek valt te zien, meer geloosd kunnen worden dan toen is geschied,
omdat de Linge toen voor mobilisatiedoeleinden niet tot een lager peil
dan omstreeks 1.50 M. -f- N.A.P. mocht worden afgelaten.
In staat 5 zijn enkele gegevens betrekking hebbende op de op bijlage 4
geteekende verhanglijnen bijeengebracht.
STAAT 5.

Omschrijving.
1

27

17

18

Januari Januari
1915.

1915.

Maart
1914.

,4

Eist (Waalwetering)
I 8.26
8.48
8.48
Tiel (Groote Brug)
4.46
4.46
4 46
Wadenoyen
3.28
3.31
3.39
Geldermalsen
2.37
2.65 | 2.77
Asperen (boven de sluis)
1.88
2.50 I 2.66
Gorinchem Linge
1.67
2.44
2.66

Kanaal
1.64
2.39
Steenenhoek L.W. Kanaal
1.40
2.07
2.22
H.W.

1.59
2.29
2.30
L.W. Merwede
0.86
2.01
2.17
H.W.
1.56
2.61
2.57
Waal te Nijmegen (gemiddelde stand ongeveer 4 dagen te voren)
! 11.75 12.00 | 12.30
Werking stoomgemaal
' 0
| 12 uur 8 uur
Alle waterstanden in M. t/o N.A.P.
Voor de drie dagen was dus de stand te Tiel hetzelfde, terwijl de
standen in den als boezem dienstdoende Linge van Gorinchem tot
Geldermalsen en de loozingsgelegenheid te Steenenhoek zeer verschillend
waren. Te Eist was op 17 Januari 1915 en 18 Maart 1914 de stand hetzelfde, terwijl op 27 Januari 1915 Eist reeds 0.22 M. was gevallen na
17 Januari, tengevolge van den val der bovenrivieren, die zich op de
boven-Linge iets eerder doet gevoelen dan bn Tiel. De afvoer van de
Linge te Tiel zal op de drie dagen dus ongeveer gelijk geweest zijn. Bij
Gorinchem was op 18 Maart 1914 het conventiepeil met 0.22 M. overschreden, de sluis dicht en de afvoer gering, terwijl op 27 Januari 1915
de stand ongeveer 1 M. lager was bij gunstige gelegenheid tot loozing.
Uit deze gegevens valt duidelijk af te leiden, dat op de drie beschouwde dagen de stand te Tiel vrijwel geheel bepaald werd door den aanvoer
van de Linge boven Tiel terwijl de hoogere stand op de Linge beneden

21
Geldermalsen en de loozing te Steenenhoek niet van invloed op den
stand te Tiel is geweest.
Dit w dus zeggen, dat bij den bestaarden toestand bij een afvoer van
de Linge boven Tiel behoorende bij een stand van ongeveer 4.50 M. +
N.A.P. aan de Groote Brug, een stijging van het water op de Linge beneden
Geldermalsen tot enkele d.M. boven het conventiepeil nog geen merkbare
opstuwing in de Linge te Tiel veroorzaakt.

Ten einde na te gaan of er bij een hoogeren stand te Gorinchem dan


van 18 Maart 1914 opstuwing te Tiel, bij een afvoer van de Linge boven
Tiel als op dien dag, valt waar te nemen, zijn op bijlage 5 de verhanglijnen
geteekend voor den hoogsten stand van 23 Januari 1920 en den hoogsten
stand te Tiel op 21 Januari 1915.
De gegevens, op de verhanglijnen betrekking hebbende, en de verschillen der standen voor elk der plaatsen, znn in staat 6 bijeengebracht.
STAAT 6.

, .. .
Omscnrnving.

21

r,

1915

Eist (Waalwetering)
Tiel (Groote Brug)
Wadenoyen
Geldermalsen
Asperen (boven de Sluis)
Gorinchem Linge
Kanaal
Steenenhoek L.W. Kanaal

23

Januari
1

4 7

Januari

Verschil

1920

jonbekend

4.55
4
, .
3
| 2.6O
3.69
I 2.22
3.62
2.04 I 3.62
2.04
2.45
| 1.80
2.37
2.02
2.38
6 2

3 5

7 7

|
I

0 7

4 2

1.09
L40
L58
0.41
! 0 57
I 0.36

L.W. Merwede
1.61
2.36 j 0.75
\
"
I 2.68
0.39
Waal te Nijmegen (gemiddelde stand onge-!
veer 4 dagen te voren)
I 12.00
13.30
1.30
Werking stoomgemaal
4
22 uur

m i "

2 9

U U R

Alle waterstanden in M. t/o N.A.P.


Uit deze gegevens blijkt, dat in Januari 1920 de stand aan de
Groote Brug te Tiel slechts 0.07 M. hooger is geweest dan in Januari 1915
terwnl:
le. bij den hoogsten stand in Januari 1920 het water in de Linge boven
Gorinchem veel hooger stond dan in Januari 1915, te Gorinchem
zelfs 1.58 M.;
2e. in Januari 1920 de natuurHjke loozing vrijwel geheel gestremd was
en de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem was gesloten,
terwnl m Januari 1915 het conventiepeil nog lang niet was bereikt
en nog natuurlijke loozing mogelijk was, daar het L.W. in de Merwede te Steenenhoek toen 1.61 M . + N.A.P. bedroeg of 0.75 M
lager dan in 1920;
3e. de Waal in Januari 1920 belangrijk hooger was dan in Januari 1915.
Uit een vergelijking van deze omstandigheden en de op de bijlage 5
geteekende verhanglijnen, kan met voldoende zekerheid worden afgeleid
dat de opstuwing te Tiel bij den hoogen stand van Januari 1920 tengevolge van den hoogen stand op de beneden-Linge niet meer dan * a

22
1 d.M. kan hebben bedragen en ook toen de hooge waterstand te Tiel in
hoofdzaak het gevolg was van den grooten aanvoer van de Linge boven
Tiel. Hetzelfde geval heeft zich ook voorgedaan in Januari 1926 zooals
uit een vergelijking van de standen opgegeven in de laatste kolom van
staat 4 en de 2e kolom van staat 6 kan blijken.
Het geval zou kunnen worden ondersteld, dat een zeer hooge stand
op de beneden-Linge voorkwam tijdens geringen aanvoer van de Linge
boven Tiel. Men denke zich bijv. het geval, dat een afvoer boven Tiel
behoorende bij de op bijlage 3 geteekende verhangjn voor den gemiddelden waterstand van October 1913, toen de stand aan de Groote Brug
te Tiel 2.77 M. + N.A.P. bedroeg, voorkwam tegelijk met een zeer
hoogen stand op de beneden-Linge als van Januari 1926, met een stand
van 3.77 M. + N.A.P. te Gorinchem.
Indien een dergelijke combinatie zou kunnen voorkomen, waarbij
de stand op de beneden-Linge door gestremde loozing hooger is dan de
stand te Tiel behoorende bij den afvoer van de Linge boven Tiel onder
normale omstandigheden, dan zou inderdaad de stand te Tiel tengevolge
van den hoogen stand op de beneden-Linge niet onbelangrijk kunnen
worden verhoogd.
Een dergelijke combinatie is echter niet mogeKjk. Als toch de Linge
boven Tiel slechts weinig afvoert, moet noodzakelijk ook de Waal laag
zijn, daar bij hoogen Waalstand de Linge boven Tiel veel kwelwater
krijgt af te voeren. E n als de Waal laag is, is ook de loozingsgelegenheid
te Steenenhoek, behoudens tijdens een korte periode van hoog water
op de benedenrivier door stormvloed, ongetwijfeld gunstig, zoodat er
dan zeker ruimschoots gelegenheid bestaat tot natuurlijke loozing, en
overschrijding van het conventiepeil is uitgesloten.
5. VERBAND TUSSCHEN WAALSTAND T E NIJMEGEN E N
LINGESTAND T E TIEL E N T E ELST.
Om aan te toonen dat de waterstand in de Linge te Tiel in hoofdzaak
bepaald wordt door den afvoer van de Linge boven Tiel en dat deze
afvoer in sterke mate afhangt van den rivierstand op de Waal, is de
correlatie bepaald tusschen de standen op de Linge te Eist en te Tiel en
voorts tusschen deze beide en den rivierstand op de Waal te Nijmegen,
en wel uit de gemiddelde waterstanden van de wintermaanden November,
December, Januari en Februari der jaren 19101916.
Hierbij werden de volgende correlatiefactoren ) gevonden:
voor de Lingestanden te Tiel en Eist
r = 0.96 f = 0.01
voor den Lingestand te Tiel en den Waalstand
te Nijmegen
I = 0.92 f = 0.02
voor den Lingestand te Eist en den Waalstand
te Nijmegen
r = 0.90 f - 0.02
Uit deze cijfers blijkt, dat er vrijwel volledige overeensteinniing
bestaat tusschen de Lingestanden te Tiel en te Eist en dat er een zeer
sterk verband bestaat tusschen de standen op de Linge te Tiel en te Eist
en den Waalstand te Nijmegen.
1

1) Als X j

en x , de correspondeerende afwijkingen zijn van het gemiddelde van alle

waarden, dan is de correlatiefactor r = , j'

* ,

en de waarschijnlijke fout van

0.675(1 r)
..
.
ij
den factor f =
waarin n het aantal gegevens waaruit r is bepaald.

23

Doordat de cijfers zijn afgeleid uit de gemiddelde maandstanden


is de invloed van den regenval grootendeels gelimineerd. In perioden
van hevigen regenval toch stijgen zoowel de Linge als de Waal, de laatste
eenige dagen later dan de Linge.
Voor een nadere bestudeering van het onderhavige vraagstuk is
voor de jaren 19031923 het verloop der dagelijksche waterstanden
op de Waal, Linge en Merwede te Steenenhoek in teekening gebracht.
Wegens den omvang van dit werk zijn daarvan geen reproducties gemaakt.
Aan de hand van deze teekeningen was het mogelijk perioden uit te
zoeken, waarbij de invloed van den regenval vrijwel was uitgeschakeld,
zoodat vrijwel uitsluitend het verband tusschen de standen op de Linge
en die op de Waal kon worden afgeleid.
In staat 7 zijn de overeenkomstige standen te Tiel, Eist en Nijmegen
opgegeven, zooals die voor perioden met weinig of geen regenval werden
bepaald.
STAAT 7.
OVEREENKOMSTIGE WATERSTANDEN IN PERIODEN MET WEINIG OP GEEN
REGENVAL.

Waal te Nijmegen.
1.

Linge te Eist.
|

2.

M. + N.A.P.
6.70
8.30
10.00
11.70
13.00

M. + N.A.P.

Linge te Tiel.
3.

M. + N.A.P.

7.35
7.55
7.80
8.07

2.60
2.90
3.42
3.82

8.25

4.17

Op bijlage 6 zijn de standen graphisch voorgesteld en door een


vloeiende lijn verbonden. Hieruit blijkt, dat er een zeer duidelijk vrijwel
lineair verband bestaat tusschen den stand op de Waal te Nijmegen en
de standen op de Linge te Eist en Tiel in perioden met weinig of geen
regenval. Dit verband geeft dus een voorstelling van den invloed van de
kwel van rivierwater op de Lingestanden.
Heeft b.v. de Waal te Nijmegen een stand bereikt van 12 M. +
N.A.P., dan zal eenige dagen later de Linge te Eist een stand bereiken
van 8.10 M. + N.A.P. en de Linge te Tiel van 3.90 M. + N.A.P.
(overeenkomende met 4 M. + A.P. aan de bestaande peilschaal aan de
Groote Brug), wanneer er in de voorafgaande dagen weinig of geen
regen is gevallen.
Als regel komt dat echter niet voor en gaat een hooge rivierstand op
de Waal gepaard met meer of minder regenval in de voorafgaande dagen.
De Linge krijgt dan behalve het kwelwater van de buitenrivieren ook nog
het op het stroomgebied gevallen regenwater af te voeren, waardoor de
waterstand op de Linge hooger wordt dan zou behooren bij den overeenkomstigen Waalstand.
Zoo was b.v. in Januari 1915, toen de Waal te Nijmegen eenige dagen
op ongeveer 12 M. -f N.A.P. stond, de hoogste Lingestand te Eist op
18 Januari 8.50 M. + N.A.P. en te Tiel op 21 Januari 4.55 M. + N.A.P.,
dus te Eist 0.40 en te Tiel 0.65 M. hooger dan met den Waalstand zou
overeenkomen. Deze verhooging was het gevolg van den vrij hevigen
regenval in de Betuwe van 716 Januari van ongeveer 75 m.M. in 10
dagen.

24

Indien een periode van hevigen regenval gepaard ging met een
zeer hoogen Waalstand, zou de stand op de Linge te Tiel zeker nog enkele
d.M. hooger kunnen zijn dan tot nu toe is voorgekomen. Een dergelijke
combinatie, hoewel theoretisch mogelijk, is praktisch echter zeer onwaarschijnlijk, daar een zeer hooge rivierstand op de Waal van omstreeks
13 M. + N.A.P. te Nijmegen alleen kan voorkomen na een zeer hevigen
regenval in het hooger gelegen stroomgebied en eerst eenige dagen na
dien regenval wordt bereikt. Voorts komt de maximum kwel ook pas
eenige dagen na den hoogsten Waalstand op de Linge.
Uit de graphische voorstellingen kon een phaseverschil, tusschen
hoogsten Waalstand te Nijmegen en hoogsten Lingestand te Tiel
tengevolge van kwelwater, van ongeveer 4 dagen worden afgeleid.
Als dus de maximum aanvoer van kwelwater op de Linge bij Tiel wordt
aangevoerd zal reeds de grootste hoeveelheid van den regenval in de
periode, aan den hoogen Waalstand voorafgaande, zijn afgevoerd.
De hoogste stand bij open rivier van Januari 1926 van 4.77 M. +
N.A.P. ) zal vrijwel als een maximum kunnen worden aangenomen.
Sinds November 1882 en Januari 1883, toen de stand nog iets hooger
was, n.1. ongeveer 4.80 M. + N.A.P., is een dergelijke stand bij open
rivier niet bereikt.
1

6. AFVOER VAN D E LINGE T E TIEL.


Wanneer de Linge aan de Groote Brug te Tiel niet noemenswaard
meer onder invloed staat van den stand in de beneden-Linge van Gorinchem tot Geldermalsen en de stand te Tiel dus in hoofdzaak bepaald
wordt door den aanvoer van de Linge boven Tiel, zal er, evenals voor
elke vrjjstroomende rivier, een vrij vloeiend verloopend verband moeten
bestaan tusschen afvoer en waterstand. Ten einde dit verband te kunnen
vaststellen, zijn in November en December 1924 eenige afvoermetingen
op de Linge nabij de Groote Brug te Tiel verricht.
De uitkomsten zijn in staat 8 opgegeven.
STAAT 8.
UITKOMSTEN DER VERRICHTE AFVOERMETINGEN.

Waterstand
aan de
Groote Brug
te Tiel.

Datum.
L

6 November 1924
7

10
11
13
17
20
2
7

4 December

2.

M.+N.A.P.
'
4.04
;

4.04
4.15
4.17
4.16
<3.92
3.69
3.32

3.20

Gemeten
afvoer.

3.

M ./sec.
11.8
3

12.2
11.7
12.3
13.6
10.7
8.5
5.2

4.6

1) In Januari 1926 werd in de Linge te Tiel op 8 en 10 Januari een hoogste stand


bereikt van 4.77 M. + N.A.P. (4*7 M -f AJ>.) bg open water. Na eerst eenigen val
werd daarna op i4 Januari een stand bereikt van 5 M . + N.A.P. door opstuwing ten
gevolge van ijs.

25

Op bijlage 7 zijn de gegevens graphisch voorgesteld. De cijfers van


6 en 7 November en van 10, 11 en 13 November zijn daarbij samengenomen, waardoor de fouten in de afvoermetingen, die bij de grootste
afvoeren zeker 5 a 10% kunnen bedragen, ten deele worden gelimineerd.
Het cijfer dat bij elk der punten van bijlage 7 is gezet, geeft bet aantal
waarnemingen aan waaruit het punt is afgeleid. Hoewel dit aantal
waarnemingen nogbetrekkelijkgeringis, zoodat daaruit niet met voldoende
zekerheid een afvoerkromme is vast te stellen, kan toch de op de bijlage
getrokken vloeiende lijn als een voldoend betrouwbare benadering, van
het verband tusschen waterstand en afvoer, worden aangenomen.
In staat 9 zijn de uit de op bijlage 7 geteekende afvoerkromme
afgeleide afvoeren van de Linge te Tiel bij verschillende standen opgegeven.
STAAT 9.
AFVOER T E TIEL BIJ VERSCHILLENDE STANDEN.

Lingestand aan de
Groote Brug te Tiel.

Afvoer van de Linge


te Tiel.
I

M. + N.A.P.

M ./sec.
3

2.40
2.60
2.80
3.00
3.20
3.40
3.60
3.80
4.00
4.20
4.40
4.60
4.80

0.5
1.4
2.4
3.5
4.6
6.0
7.5
9.3
11.3
13.5
15.8
18.4
21.4

Bij de door den heer Ir. Post verstrekte gegevens werd nog gevonden
een afvoermeting bij de Hemmensche brug van 1 Februari 1890, waarbij
een afvoer werd gevonden van 11 a l l i M /sec. Op dien dag was de stand
aan de Groote Brug te Tiel 4.48 M. + N. A.P.,waarbij volgens de afvoerkromme van bijlage 7 een afvoer zou behooren van 17 M ./sec, of ongeveer 1.5 maal den afvoer bij de Hemmensche brug. Deze cijfers stemmen
zeer goed overeen, wanneer men in aanmerking neemt, dat bij de Hemmensche brug het stroomgebied een oppervlakte heeft van ongeveer
15000 H.A., met een lengte rivierdijk van 50 K.M. en bij de Groote
Brug te Tiel het stroomgebied een oppervlakte van 22480 H.A. met een
lengte rivierdijk van 80 K.M., beide dus ongeveer 1.5 maal zoo groot
als bij de Hemmensche brug.
Volgens de afvoerkromme van bijlage 7 zou bij den hoogsten stand
van 8 en 10 Januari 1926 van 4.77 M. + N.A.P., de afvoer ongeveer
21 M ./sec. hebben bedragen.
De Waal te Nijmegen bereikte eenige dagen tevoren een hoogsten
stand van 13.74 M. + N.A.P., (de Waalstand te Nijmegen ongeveer 4
dagen voor den hoogsten stand in de Linge te Tiel kan op 13.65 a 13.70M.
8

26
-f N.A.P. gesteld worden) waarmede, zonder afvoer van regenwater,
volgens bijlage 6 zou overeenkomen een stand van de Linge te Tiel van
4.35 k 4.40 M. + N.A.P., waarbij de Linge volgens de afvoerkromme zou
afvoeren 15 M ./sec.
Volgens deze berekening zou dus bij den hoogsten stand van Januari
1926 de Linge te Tiel ongeveer 15| M /.sec kwelwater en 5 M ./sec.
regenwater hebben afgevoerd.
De grootste hoeveelheid van het in de voorafgaande regenperiode
in de Betuwe gevallen water was reeds vr den hoogsten stand der
Linge te Tiel op 8 Januari 1926 afgevoerd, en viel niet samen met den
maximum afvoer van kwelwater.
Uit de bijlagen 6 en 7 kan dus, zooals hierboven voor den hoogsten
stand van Januari 1926 is aangetoond, voor eiken rivierstand van de
Waal te Nijmegen ongeveer den daarbij behoorenden afvoer van kwelwater van de Linge te Tiel worden afgeleid.
In staat 10 zijn de op deze wijze gevonden uitkomsten opgegeven.
3

STAAT

10.

AFVOER VAN KWELWATER IN D E LINGE T E TIEL BIJ VERSCHILLENDE


STANDEN VAN D E WAAL TE NIJMEGEN, IN PERIODEN ZONDER REGENVAL.

Bivierstand
van de Waal te
Nijmegen.
L
M. + N.A.P.
7
8
9
10
11
12
13
13.75

Overeenkomstige
stand van de Linge
te Tiel zonder regen.
2 _

Afvoer
van
kwelwater.
3;

M. + N.A.P.
2.60
2.85
3.10
3.35
3.65
3.90
4.20
4.40

M ./sec.

2i
4
5i
8
10i
13*
16
3

De lengte der rivierdijken langs het boven de Groote Brug te Tiel


op de Linge afwaterende stroomgebied bedraagt ongeveer 80 K.M.
Bij den hoogst bekenden rivierstand van 13.74 M. + N.A.P. te
Nijmegen bedraagt dus de gemiddelde kwel voor dit gebied ongev
0.2 M ./sec. per KM. rivierdijk.
Een hooge Lingestand te Tiel bij betrekkelijk lagen Waalstand
kwam voor in April 1903. De Linge stond toen van 2729 April gedurende 3 dagen aan de Groote Brug op 4.45 M. + N.A.P., terwijl de
Waal te Nijmegen 4 dagen te voren op ongeveer 8.50 M. + N.A.P., dit
is even onder M.R., stond.
De hooge Lingestand" was toen in hoofdzaak een gevolg van den
hevigen regenval in de Betuwe op 22, 23, 24 en 25 April van respectievelijk 6.2,25.1, 14.9 en 5.6 m.M. of totaal ongeveer 52 m.M. in 4 dagen,
waarvan in 2 dagen 40 m.M. viel. Volgens de afvoerkromme zou toen
de afvoer geweest zijn 16* M ./sec, waarvan aan kwelwater 3 a 3*
M ./sec. endus aan regenwater 13 a, 13* M ./sec. Bij een stroomgebied
van de Linge boven de Groote Brug te Tiel van ongeveer 22.500 H.A komt
dit overeen met een afvoer van ongeveer 0.6 M ./sec. per 1000 H.A.,
a

27
welk cijfer niet onwaarschijnlijk is te achten, wanneer men de voor
natuurlijke afwatering tamelijk flauwe terreinshelling en de op meerdere
plaatsen tamelijk ongunstigen toestand der weteringen in aanmerking
neemt.
Volgens bovenstaande berekeningen zou dus bij de Groote Brug te
Tiel de maximum afvoer van kwelwater bij den hoogsten Waalstand
ongeveer 15* M ./sec. en de maximum afvoer van regenwater ongeveer
13* M ./sec. bedragen, bij een lengte aan rivierdijk langs het stroomgebied van ongeveer 80 K.M. en een oppervlakte van het stroomgebied
van 22480 H.A. Indien deze beide maxima van kwel- en regenwater
gelijktijdig zouden voorkomen, zou dus de maximum afvoer van de
Linge te Tiel ongeveer 29 M /sec. kunnen bedragen, waarbij dan volgens
de afvoerkromme een stand zou behooren van 5.10 a 5.20 M. + N.A.P.
Bij een dergehjken stand zouden meerdere terreinen onder water komen.
Zooals reeds gezegd, is een combinatie van maximum kwel- en maximum
regenafvoer, hoewel niet absoluut onmogelijk, toch zoo onwaarschijnlijk, dat
daarmede geen rekening behoeft te worden gehouden.
Als maximum afvoer van de Linge aan de Groote Brug te Tiel zal
vermoedelijk met vrij groote zekerheid kunnen worden aangehouden een
afvoer van ongeveer 21 M ./sec., zooals in Januari 1926 is voorgekomen
bij een hoogsten stand van 4.77 M. + N.A.P. op 8 en 10 Januari, terwijl
de voorafgaande regenval in de Betuwe van 26 December 1925 3 Januari
1926 in 10 dagen ongeveer 95 m.M. bedroeg en de Waal te Nijmegen van
van 27 Januari, dus gedurende 6 dagen, boven 13 M. + N.A.P. stond,
met een hoogsten stand van 13.74 M. - f N.A.P. op 4 Januari 1926.
8

7.

H E T MAXIMUM WATEBBEZWAAR V A N D E G E H E E L E
LINGE.

In de vorige is reeds uiteengezet, dat het waterbezwaar van de


Linge bestaat uit een combinatie van regen- en kwelwater. Voor het
boven de Groote Brug te Tiel gelegen stroomgebied van 22480 H A
werd gevonden een vermoedelijk maximum totaal waterbezwaar van
21 M ./sec, terwijl de maxima voor regen- en kwelwater afzonderlijk
respectievelijk ongeveer op 13* en 15* M ./sec. zouden zijn te stellen
Voor het beneden Tiel gelegen stroomgebied is het waterbezwaar
lastiger te benaderen. Een zeer ruwe benadering, die toch eenig inzicht
kan geven, kan worden verkregen door de cijfers, die voor het stroomgebied boven Tiel zijn afgeleid, toe te passen op het geheele stroomgebied.
Bij den bestaanden toestand der afwatering zou de maximum afvoer
van regenwater voor het geheele stroomgebied van 71000 H A
bij een afvoer van 0.6 M ./sec. per 1000 H.A., als hierboven voor 'het
gebied boven Tiel is gevonden, worden 71 x 0.6 = 42.6 M ./sec.
De totale lengte rivierdijk langs het stroomgebied, waarbij de dijk
langs het Kanaal van Steenenhoek niet is medegerekend, omdat de rivierkwel ten deele onder het Kanaal doorgaat en ten deele ook water uit het
Kanaal zal wegkwellen, bedraagt ongeveer 168 K.M., waarvan 80 K.M.
langs het stroomgebied boven de Groote Brug te Tiel.
De maximum hoeveelheid kwelwater voor het geheele stroomgebied
j
8

1 6 8

zou dus op -

g o

2.1 maal het kwelwater voor het stroomgebied boven

Tiel of op 2.1 x 15.5 = 32.5 M/aec. gesteld kunnen worden.


Een combinatie van maximum regen- en kwelwater gelijktijdig zou

28

volgens deze cijfers voor het geheele stroomgebied een waterbezwaar


geven van 42.6 + 32.5 = rond 75 M ./sec. )
Voor het stroomgebied boven Tiel is als waarschflnlijk maximum
waterbezwaar aangehouden 21 M ./sec. bij een mogelijk maximum van
29 BP./sec. Wordt ook deze verhouding voor het geheele stroomgebied
aangehouden, dan zou het waarschijnlijk maximum waterbezwaar zijn
te stellen op:
21
x 75 = 54 M ./sec.
29
Dit cijfer dient, zooals gezegd, slechts als een ruwe benadering te
worden opgevat en zal zeker te klein zijn, omdat van het beneden Tiel
gelegen stroomgebied een gedeelte wmdbemaling en ruim de helft machinebemaling bezit zoodat lager peilen kunnen worden gehandhaafd, dan
bij de vrije loozing i n een slechts flauw hellend terrein mogelijk is.
Een tweede wijze van benadering van het waarschijnlijk maximum
waterbezwaar, waarbij met vrijwel zekerheid kan worden aangenomen
dat het gevonden cijfer te groot zal zijn, kan als volgt geschieden.
Voor het vrij loozende stroomgebied wordt het waterbezwaar berekend i n verhouding van het boven gevonden cijfer van 21 MVsec.
voor het 22480 H . A . groote stroomgebied boven Tiel bij den bestaanden
toestand der afwatering, en voor het overige gebied, dat ongeveer / windbemaling heeft en voor ongeveer */ machinebemaling, wordt het waterbezwaar berekend i n evenredigheid van de capaciteit van de aanwezige
machinegemalen. Hierbij wordt dus uitgegaan van de onderstelling, dat
alle gemalen te gelijk met volle capaciteit werken en de windmolens met
een zelfde capaciteit per te bemalen oppervlakte werken als de machinegemalen.
Volgens staat 2 kan het geheele stroomgebied, wat de wijze van
loozing betreft, als volgt worden verdeeld:
vrije loozing
36.643 H . A .
windbemang
6.763
machinebemabng
27.616
Totaal
71.022 H . A .
De capaciteit van de machine gemalen te zamen is volgens staat 2
ongeveer 1940 M ./min. of 32i M ./sec.
Het waterbezwaar van het door wind- en machinebemang loozende
gebied zou dan worden:
6763 +_27616
^
s
.
27616
en het waterbezwaar van het vrij loozende gebied:
x 21 = 34M ./sec.
22480
Het waarschijnlijk totaal waterbezwaar wordt, op deze wijze berekend, dus 40 + 34 = 74 M ./sec.
Met vrij groote zekerheid kan worden aangenomen, dat het wa
schijnlijk maximum waterbezwaar zal liggen tusschen de twee gev
grenzen van 54 en 74 M^.jsec., zoodat de gemiddelde waarde van r
65 M .}8ec. of ongeveer 5\ milMoen M . per etmaal, zonder groote
wel zal kunnen worden aangenomen.
Dit cijfer komt dus ongeveer overeen met driemaal den maximum
afvoer van de Linge bij Tiel, welke in de vorige op 21 M ./sec. is bepaald.
8

3 6 6 4 3

/ s e c

De aandacht zij er nog op gevestigd, dat het hier berekende waarschijnlijk maximum waterbezwaar bij den bestaanden toestand nog niet
voorkomt, omdat het schepradgemaal aan den Arkelschen Dam bij
i) Met inbegrip van het winterbed der Linge zelf ruim 76 M*./sec,

29

Lingestanden hooger dan ongeveer 2.70 M. + N.A.P. buiten werking


wordt gesteld en dan alleen gemalen wordt met de centrifugaalpomp,
die slechts een capaciteit heeft van 40 M ./min., terwijl de capaciteit
van het schepradgemaal 430 W./min. bedraagt. De aanvoer aan den
Arkelschen Dam wordt dan dus 390 M ./min. of ruim i millioen M .
per etmaal minder.
Dit geval heeft zich ook in Januari 1920 en Januari 1926 voorgedaan.
Bovendien raken bij een zeer hoogen Lingestand ook verscheidene gemalen
der polders uit gemaal, of wel is de opbrengst geringer dan in staat 2 voor
meer normale omstandigheden als capaciteit is opgegeven, zoodat bij
den bestaanden toestand het maximum waterbezwaar nog niet kan voorkomen.
8

8. D E MERWEDESTAND TE STEENENHOEK.
De waterstand in de Merwede te Steenenhoek is afhankelijk van den
zeestand en van den stand op de Waal. Voor het tijdvak 1911/'20 is te
Steenenhoek ongeveer M.E. = 0.15 M. + N.A.P. en M.V. m 1.45 M .
+ N.A.P., het tijverschil bedraagt dan dus 1.30 M. Op bijlage 8 is de
gemiddelde getijkromme van de Merwede te Steenenhoek geteekend,
zooals die ongeveer bij normalen zeestand en middelbaren rivierstand
(M.R). voorkomt. Deze gemiddelde getijkromme is bepaald door interpolatie tusschen de getijkrommen voor Gorinchem en Sliedrecht, volgens
de gegevens voorkomende in Getijkrommen varj plaatsen aan de
Nederlandsche Kust en Benedenrivieren" door M. H . van Berensteyn c.i.
Stijgt de Waal, dan gaat ook de Merwede mee naar boven en wordt
het tijverschil kleiner en de loozingsgelegenheid ongunstiger.
Tusschen L.W. en H.W. in de Merwede te Steenenhoek en den rivierstand op de Waal, waarvoor weer genomen zal worden de stand aan de
peilschaal te Nijmegen, bestaat een bepaald verband, dat is berekend
uit de maandgemiddelden voor het tijdvak 1911/'20 en de hoogste standen
van Januari 1920 en Januari 1926. p bijlage 9 is dit verband graphisch
voorgesteld.
De berekening is tevens uitgevoerd voor L.W. en H.W. te Gorinchem
en het verband tusschen deze standen en den rivierstand te Nijmegen is
op de bijlage met dunne lijnen tevens aangegeven.
Hieruit valt te zien, dat bij hoogere rivierstanden de loozingsgelegenheid te Steenenhoek aanmerkelijk gunstiger is dan te Gorinchem,
daar H.W. en L.W. te Gorinchem in sterkere mate met den rivierstand
stijgen dan H.W. en L.W. te Steenenhoek.
De op bijlage 9 geteekende krommen kunnen in M. ten opzichte van
N.A.P. in de volgende formules worden uitgedrukt:
H.W. Gorinchem = 5.24 1.11 N + 0.08 N
2

L.W.

= 0.53 -

0.44 N + 0.055 N

H.W. Steenenhoek = 2.92 0.52 N + 0.04 N

L.W.

= 2.55 -

0.86 N + 0.067 N

waarin N voorstelt de rivierstand te Nijmegen in M. -f- N.A.P. ) en de


invloed van hooger of lager zeestand niet in rekening is gebracht.
1

1) Daar de rivierstand N te Nijmegen niet onder een bepaald minimum kan dalen
en een vyaarde N = 0 onbestaanbaar, is, is het feitelijk juister de formules niet uit te
drukken in de absolute grootte van N, doch in de afwijkingen van den middelbaren
rivierstand (M.R.) te Nijmegen, welke voor het tijdvak 19lf/20 8.66 M. + N.A.P. bedroeg
Noemt men die afwijkingen van den middelbaren rivierstand a, zoodat dus a = N 8 66
dan worden de formules als volgt:
H.W. Gorinchem = 1.63 + 0.28 a + 0.08 a*
L-W

mm 0.84 + 0.51 a -j- 0.055 a


H.W. Steenenhoek = 1.42 -f 0.17 a + 0.04 a
L.W.

= 0.13 + 0.30 a + 0.067 a


De eerste termen geven hierin dus aan het gemiddeld H.W. en L.W. voor a = 0 dus
bij middelbaren rivierstand.
,

30

Daar hooge zeestanden tengevolge van stormvloed slechts korten


tijd aanhouden en als regel niet veel langer dan 2 a 3 getijden duren, is
het voor de beoordeeling van de loozingsgelegenheid bij groot waterbezwaar minder van belang ook den invloed van den zeestand af te
leiden. Bovendien is juist het waterbezwaar, zooals hiervoor is aangetoond,
in hooge mate afhankelijk van denrivierstand,zoodat bij stijging van
den rivierstand op de Waal het waterbezwaar toeneemt en de loozingsgelegenheid afneemt, terwijl een dergelijk direct verband met den zeestand niet bestaat. Wel zal later bij de beoordeeling van de loozingscapaciteit voor perioden van regenval bij lagere Waalstanden, waarbij
dus niet het maximum-waterbezwaar zal voorkomen, de invloed van den
zeestand op L.W. te Steenenhoek in rekening worden gebracht.
Aan de hand van bovenstaande formules is voor eiken stand van de
Waal te Nijmegen het H.W. en L.W. te Steenenhoek ongeveer te be
rekenen en kan ook de daarbij behoorende gemiddelde getijkromme worden afgeleid.
In staat 11 zijn voorrivierstandente Nijmegen van 8, 9, 10, 11,
12 en 13 M. + N.A.P. de bijbehoorende H.W.- en L.W. standen te Steenenhoek opgegeven, terwijl op bijlage 10 de gemiddelde getijkrommen te Steenenhoek voor die standen van de Waal te Nijmegen op kleine schaal zijn
geteekend.
STAAT 11.
H.W., L.W. E N TIJVERSCHTL TE STEENENHOEK BIJ VERSCHILLENDE
WAALSTANDEN.

,
,
Rivierstand Waal
te Nijmegen.
L

H.W.

Steenenhoek
.
L.W.

Tijverschil.

2.

3.

4.

M. + N.A.P.

M. + N.A.P.

M. + N.A.P.
7
8
9
10
11
12
13

1.24
1.32
1.48
1.72
2.04
2.44
2.92

-0.19
- 0.04
0.24
0.65
1.20
1.88
2.69

M.
1.43
1.36
1.24
1.07
0.84
0.56
0.23

Uit deze gegevens blijkt, dat bij een zeer hoogen stand van de Waal
van 13 M. + N.A.P. te Nijmegen, welke stand in November 1924 gedurende 2 dagen en in Januari 1920 en Januari 1926 gedurende 6 dagen
werd overschreden, en waarbij de Linge een belangrijke hoeveelheid
kwelwater krijgt af te voeren, het L.W. in de Merwede te Steenenhoek
nog boven het conventiepeil van 2.44 M. + N.A.P. blijft, zoodat alle
natuurlijke loozing dan is uitgesloten, tenzij het conventiepeil op het
Kanaal van Steenenhoek wordt overschreden.
Een gunstige omstandigheid, waarmede bij de beoordeeling van de
loozingsgelegenheid te Steenenhoek wel rekening dient te worden gehouden, is echter dat de maximum aanvoer van kwelwater alleen dan
gelijktijdig met den hoogsten Merwedestand zou voorkomen, indien de
hoogste rivierstand langen tijd zou aanhouden, hetgeen evenwel niet het
geval is.
De grootste aanvoer van kwelwater komt toch pas ongeveer 4 dagen

31
na den hoogsten Waalstand op de Linge bij Tiel en dus nog later bij
Steenenhoek, terwijl de hoogste Merwedestand te Steenenhoek slechts
a 1 dag na Nijmegen voorkomt.
Bij den grootsten aanvoer van kwelwater zal dus bij Steenenhoek
de Merwede al weer ongeveer 3 a 4 dagen zijn gevallen.
Een samentreffen van grootsten aanvoer van kwelwater en hoogsten
Merwedestand te Steenenhoek zal dm niet voorkomen.
En wanneer de hooge rivierstand in hoofdzaak veroorzaakt is door
hevigen regenval in vrijwel het geheele stroomgebied van den Rijn in
Duitschland, terwijl dan ook veel regen in Nederland is gevallen, dan zal
de maximum afvoer van regenwater op de Linge voorkomen vr den
hoogsten stand van de Waal te Nijmegen en het in de Betuwe gevallen
regenwater als regel al voor een groot deel zvjn afgevoerd, vr de hoogste
stand van de Merwede te Steenenhoek is bereikt.

9.

D E HOOGWATERPERIODE V A N NOVEMBER 1924.

Een duidelijk voorbeeld van het aan het slot der vorige vermelde levert het verloop der standen tijdens de hoogwaterperiode van
November 1924.
Op bijlage 11 zijn voor het tijdvak van 20 October-30 November
1924 graphisch voorgesteld:
le. de rivierstand van de Waal te Nijmegen;*
2e. de Lingestand te Tiel (Groote Brug);
3e. de Lingestand te Geldermalsen;
-

Asperen (boven de sluis);


5e. het L.W. op de Merwede te Steenenhoek;
4 e

6e. de dagelijksche regenval in de Betuwe, waarvoor weer het geMaurik)

1 8

d e

S t a t i o n s

S1

A ' - t i k en Rijswijk (gemeente


k

Ew

Uit deze bijlage valt het hierboven in 8 geschetste verloop duidelijk


te zien, n.1.:
^
Hevigen regenval van 27 October tot 2 November, totaal 68 m M
in 6 dagen, welke regenval ook over een zeer groote oppervlakte van het
stroomgebied van den Rijn in Duitschland is voorgekomen
Aanvoer van regenwater op de Linge, terwijl de Waal nog laag is,
omstreeks 8. M. + N.A.P. te Nijmegen of ongeveer i M. onder M E
stnging van de Linge te Tiel met een maximum afvoer van regenwater"
op November bij een stand van 4.16 M. + N.A.P. Inmiddels begint
op 1 November de Waal sterk te wassen en ook het L.W. op de Merwede
te Steenenhoek. Tijdens den grootsten aanvoer van regenwater op 3 Novemberis de loozmgsgelegenheid te Steenenhoek nog tamelijk gunstig
Het L.W. te Steenenhoek is nog 0.86 M. -f- N.A.P. en de Linge te Asperen
staat pas op 1.60 M. + N.A.P.
speren
3

Na 3 November valt de Linge te Tiel gedurende een paar dagen


door minder aanvoer van regenwater, tot 6 November, waarna de aanvoer
van kwelwater de overhand krijgt en de Linge te Tiel weer gaat wassen
hoewel er na 3 November niets geen regen meer is gevallen
Te Asperen en Geldermalsen blijft de Linge echter ook na 3 November
regelmatig door stijgen, tengevolge van de verminderde loozing
Van 7-11 November verschillen Asperen en Geldermalsen slechts
zeer weinig en staat het water in den zoogenaamden boezem vrijwel
horizontaal.
Op 7 en 8 November bereikt de Waal te Nijmegen den hoogsten

32

stand, respectievelijk 13.02 en 13.03 M . + N . A . P . en op 8 November


is het L . W . te Steenenhoek het hoogst, n.1. 2.69 M . + N . A . P . , dus 0.25 M .
boven conventiepeil.
De Steenenhoeksche Kanaalsluis te Gorinchem werd op 8 November
om 12 uur 's middags gesloten. Het L . W . in de Merwede is zelfs gedurende
eenige dagen hooger dan de Linge te Asperen. )
De hoogste stand op de Linge te Tiel van 4.18 M . + N . A . P . tengevolge van kwelwater wordt bereikt op 11 November, dus 3 a 4 dagen
na den hoogsten Waalstand te Nijmegen. Op dien dag van grootsten
aanvoer van kwelwater zijn Waal en Merwede alweer gevallen en op
12 November 9 uur n.m. gaat de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem weer geheel open.
Op 17 November is L . W . te Steenenhoek weer gedaald tot 0.50 M .
+ N . A . P . en de Linge te Asperen onder 1.50 M . + N . A . P .
Het Stoomgemaal te Steenenhoek heeft gedurende deze periode
niet gewerkt.
Op bijlage 12 zijn de verhanglijnen van Steenenhoek tot Tiel geteekend voor 3 November bij den grootsten afvoer te Tiel van regenwater, en voor 11 November, bij den grootsten afvoer te Tiel van kwelwater.
Uit de bijlagen 11 en 12 valt duidelijk te zien, dat bij den maximum
afvoer van regenwater de loozingsgelegenheid te Steenenhoek nog vrij g
was en de ongunstigste loozingsperiode te Steenenhoek tusschen de maxi
afvoeren van regen- en kwelwater inviel.
Voorts blijkt ook hier weer de geleidelijke vulling van de benedenLinge van Gorinchem tot Geldermalsen, tengevolge van den geregelden
aanvoer van regen- en kwelwater en de tijdelijk geheel of gedeeltelijk
gestremde loozing te Steenenhoek.
Ook in Januari 1926 is ongeveer een dergelijk verloop, als hierboven
beschreven, voorgekomen.
1

10. A F V O E R V E R M O G E N V A N H E T K A N A A L V A N S T E E N E N HOEK.
Het Kanaal van Steenenhoek heeft bij een waterstand van 1 M .
-1- N . A . P . een doorstroomingsprofiel van ongeveer 122 M . bij een
breedte op den waterspiegel van ongeveer 57* M . De bodem werd aangelegd op 1.85 M . N . A . P . , welke diepte i n het midden nagenoeg
overal aanwezig is. Aan de kanten ontbreekt erongeveerO.10aO.20M.aan.
De beloopen der kanaaldijken zijn boven N . A . P . ongeveer 2 a 2\
op 1 en beneden N . A . P . ongeveer 6 op 1.
Met behulp van de gewone formule V = C V ^ R I waarin R = gemiddelde straal ), I = verhang, en C de snelheidscofficint, voor een
87
2

kanaal met aarden wanden volgens Bazin gelijk aan

l-3_, is voor
+

I/R

verschillende waterstanden op het Kanaal de snelheid en daaruit de


afvoer bij verschillende verhangen berekend.
Het aldus gevonden afvoervermogen is op bijlage 13 graphisch
voorgesteld voor waterstanden van 0.60 tot 2.50 M . + N . A . P . , voor
verhangen van i, 1, H, 2, 2, 3, 3*, 4, 5, 6 en 7 c.M. per K . M .
1) De Lingestand te Gorinchem is op de teekening niet aangegeven, daar deze slechte
weinig met Asperen verschilt.
2) Inhoud gedeeld door natten omtrek.

33

Het Kanaal is 9.3 K.M. lang, zoodat bij een verhang van bijv. 5 c.M.
per K.M. het verval tusschen Gorinchem en Steenenhoek ongeveer
46 c.M. bedraagt, hetgeen geenszins kan worden verwaarloosd.
11. AFVOERVERMOGEN VAN DE SLUIZEN TE STEENENHOEK.
Het Kanaal van Steenenhoek loost op de Merwede door een waaiersluis, de Steenenhoeksche kanaalsluis, met slagdrempel op 2.44 M.
N.A.P., wijd ongeveer 9.50 M. op den slagdrempel en 10 M. op 2. M.
+ N.A.P.
Bij 1 M. + N.A.P. is het doorstroomingsprofiel ruim 33 M .
Op ongeveer 150 M. binnen de waaiersluis ligt in het Kanaal naast
het stoomgemaal de binnensluis, wijd 11 M. met slagdrempel op ongeveer
gelijke diepte als de waaiersluis. De binnensluis gaat alleen dicht als
het stoomgemaal in werking is. De oppervlakte tusschen de binnensluis
en de waaiersluis, groot ongeveer 1 H.A., doet dan dienst als maalkolk.
Het doorstroomingsprofiel van de binnensluis is ongeveer 10%
grooter dan van de waaiersluis, de ligging ten opzichte van de toestrooming is echter ongunstiger, zoodat bij de binnensluis grooter contractie
optreedt.
In 1923 en 1924 zijn door den dienst der Zuiderzeewerken tijdens
spuingen eenige afvoermetingen verricht, ten einde eenige gegevens
omtrent contractie bij sluizen te verkrijgen. Uit de uitkomsten dezer
metingen, welke door de directie der Zuiderzeewerken zijn verstrekt,
kon worden afgeleid, dat voor de beide sluizen tezamen gerekend, de
afvoer met voldoende nauwkeurigheid kan worden berekend volgens
de formule:
Q = 0.8 F t^2 g (H-h)
waarin
Q = afvoer in M /sec,
F = het dcK)rstioorningsprofiel van de waaiersluis in M .,
H = de stand van het Kanaal binnen de binnensluis in M. + N.A.P.,
h = de stand van de Merwede buiten de waaiersluis in M. + N.A.P.,
zoodat dus (Hh) het verval tusschen Kanaal binnen de binnensluis
en Merwede buiten de waaiersluis in M. aangeeft.
Met deze formule is voor verschillende standen van de Merwede
en verschillende vervallen de afvoer berekend.
De uitkomsten zijn op bijlage 14 graphisch voorgesteld voor Merwedestanden van N.A.P., 0.50 M., 1. M., 1.50 M., 2. M. en 2.50 M +
N.A.P.
Uit deze gegevens kan voor eiken buiten- en binnenwaterstand de
afvoer gemakkelijk worden afgelezen.
2

12. DE NATUURLIJKE LOOZING DOOR HET KANAAL VAN


STEENENHOEK.
Om te berekenen hoeveel bij een bepaalden stand van de Linge
te Gorinchem en een bepaalden stand van de Merwede te Steenenhoek
door het Kanaal van Steenenhoek geloosd kan worden, moeten in rekening gebracht worden:
le. het verval in de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem, dat
voor verschillende waterstanden en afvoeren is te berekenen;

34

2e. het verval op het Kanaal tusschen Steenenhoek en Gorinchem, dat


is af te leiden uit bijlage 13;
3e. het verval in de sluizen te Steenenhoek, dat is af te leiden uit bijlage 14.
Daar de 3 genoemde factoren niet direct gelijktijdig in rekening
gebracht kunnen worden, zijn eerst de eerste twee gecombineerd en is
daarmede bijlage 15 samengesteld.
Hierin is graphisch voorgesteld voor afvoeren van 0 tot 60 M ./sec.
de Lingestand te Gorinchem bij kanaalstanden te Steenenhoek om de
0.25 M. van 0.25 M. + N.A.P. tot 2.50 M. + N.A.P.
Uit deze bijlage 15 valt direct af te lezen, dat bijv. bij een afvoer
van 50 M^./sec. bij een kanaalstand te Steenenhoek van 1 M. + N.A.P.
een stand in de Linge te Gorinchem behoort van 1.40 M. + N.A.P.,
dus een totaal verval tusschen de Linge te Gorinchem en het Kanaal te
Steenenhoek binnen de binnensluis van 0.40 M.
Met behulp van bijlage 15 werd vervolgens voor de Merwedestanden
volgens de getijlijnen van bijlage 10, behoorende bij rivierstanden van
de Waal te Nijmegen van 8 M. + tot 13 M. + N.A.P. en voor Lingestanden te Gorinchem van 0.75 M. + tot 3.00 M. -f N.A.P. de afvoer
per getij berekend.
De aldus gevonden uitkomsten zijn in staat 12 opgegeven, waarbij
echter loozingen van meer dan 3 millioen M . per getij niet nader zijn
uitgerekend, daar dergelijke loozingen in de praktijk toch niet voorkomen. Voorts is geen rekening gehouden met het conventiepeil, zoodat
de mogelijke loozingen bij standen te Gorinchem boven conventiepeil,
welke in staat 12 cursief zijn gedrukt, in werkelijkheid niet kunnen
voorkomen, daar dan de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem
gesloten wordt.
3

STAAT 12.
NATUURLIJKE LOOZING DOOR HET KANAAL VAN STEENENHOEK PER GETIJ
TN MILLIOEN M . BIJ WAALSTANDEN VAN 8 TOT 13 M. + N. A. P.
8

Lingepeilte
Gorinchem
inM.+N.A.P.
0.75
1.00
1.25
1.50
1.75

2.00

Waalstand te Nijmegen in M. -f- N.A.P.


;
:
j
i
8
9
10
11
12
13
0.5
0.9
1.4
2.1
2.8

0
0.4
0.9
1.5
2.3

3.0

3.0

3.0

meer dan meer dan meer dani

2.25

2.60
2.75
3.00

0.7
1.2
1.8
2.5
3.0

2.0

meer dan
3.0

0
0
0
0.5
1.1

0
0
0
0
0

0
0
0
0
0

0.2

1.2

2.6
0
meer dan\ 0.1
3.0

2.1
I
!

35

Aangezien het voor een beoordeeling van de loozingscapaciteit en


voor berekening van een eventueel te stichten gemaal overzichtelijker
is om met een gemiddelden afvoer in M ./sec. te werken dan met een
totalen afvoer per etmaal, is de per getij gevonden totalen afvoer omgerekend in een gemiddelden afvoer in M ./sec.
De aldus verkregen uitkomst is op bijlage 16 graphisch voorgesteld.
Hieruit is dus af te lezen hoeveel M ./sec. gemiddeld door het Kanaal
van Steenenhoek geloosd kan worden bij verschillende Lingestanden te
Gonnchem en verschillende Waalstanden te Nijmegen en omgekeerd
dus ook welke stand op de Linge te Gorinchem met de natuurlijke
loozing door het Kanaal van Steenenhoek gehandhaafd kan worden
bij verschillend waterbezwaar en verschillende Waalstanden.te Nijmegen.
Bij de berekening is ondersteld dat de aanvoer op de Linge boven
Gorinchem ook tijdens de krachtigste loozing door het Kanaal van Steenenhoek voldoende is, om den stand te Gorinchem vrijwel op peil te
houden.
Is dit niet het geval, dan zal de stand te Gorinchem tijdelijk dalen
en wordt de loozing door het Kanaal geringer.
In perioden van groot waterbezwaar, waar het voor de berekening
vooral op aankomt, is echter de aanvoer te Gorinchem als regel van dien
aard, dat nagenoeg evenveel kan worden aangevoerd als door het Kanaal
van Steenenhoek wordt afgevoerd, daar alleen al tusschen Gorinchem
en Asperen bij volle werking van alle gemalen op dit slechts 16J K.M.
lange Lingevak, zooals in de laatste alinea van 2 is aangetoond
ongeveer 1350 M ./min. of 22i M ./sec. wordt geloosd.
Boyendien is het profiel van de beneden-Linge zeer ruim, zoodat
zelfs bij maximum waterbezwaar maar een klein verhang noodig is
Bij een stand van 1.50 M. + N.A.P. is tusschen Leerdam en Gorinchem
de gemiddelde profielsinhoud ongeveer 145 M . , zoodat, bij een maximum
afvoer van 65 M ./sec. te Gorinchem, slechts een gemiddeld verhang
van ongeveer 1* c.M. per K.M. zal voorkomen. Bij hoogere standen wordt
dit nog minder, zoodat dan het verhang boven Gorinchem zonder
bezwaar buiten beschouwing kan worden gelaten.
In staat 13 zijn de Lingepeilen, die te Gorinchem met natuurlijke
loozing bij verschillend waterbezwaar en verschillende Waalstanden te
Nijmegen gehandhaafd kunnen worden, opgegeven.
3

STAAT 13.
LTNGEPEIL T E GORINCHEM DAT MET NATUURLIJKE LOOZTNG GEHANDHAAFD
KAN WORDEN BIJ WATERBEZWAAR VAN 1060 M . / S E C .
3

Rivierstand
Waal te
Nijmegen.

Waterbezwaar in M ./sec.
3

,
10

9
110
1
1

13

30

40

50

60

M. f N.A.P. M.+N.A.P. M.+N.A.P. M.+N.A.P. M.+N.A.P. IM + N AJ>

M.-I-N.A.P.

20

lager dan

0.85

1.07

1.24 I

140

'

156
169

0.75

idem

1.00

1.20

1.37

1.53 I

11.03
48

1.25

1.44

1.60

1.73

2.17

1.82
2.27

1.95
2.35

2.04
2.42

2.85

2.90

2.96

2.06

2.78

I 1-67
I

3.02

1.85

2 12

2.52
3 08

36

Opgemerkt zij nog, dat bij de hier uitgevoerde berekeningen niet


gelet is op overschrijding van het conventiepeil, en de berekeningen zijn
uitgevoerd in de onderstelling dat de Steenenhoeksche kanaalsluis te
Gorinchem steeds geopend blijft. Bij sluiting van die sluis wordt d loozing door het Kanaal van Steenenhoek veel minder. In werkelijkheid
zullen de in staat 13 cursief gedrukte peilen, die hooger zijn dan het
conventiepeil van 2.44 M. + N.A.P. te Gorinchem, dus nog worden
overschreden.
Zoo zullen bijv. bij een Waalstand te Nijmegen van 13 M. + N.A.P.
of hooger de in staat 13 opgegeven peilen bij den bestaanden toestand
niet kunnen worden gehandhaafd en nog belangrijk hooger standen op
de Linge te Gorinchem kunnen voorkomen, zooals ook in Januari 1920
en Januari 1926 het geval was, toen te Gorinchem standen van respectievelijk 3.64 en 3.77 M. + N.A.P. werden bereikt. )
1

Tot nu toe is de invloed van den zeestand steeds buiten beschouwing


gelaten, omdat bij hoogere standen van de Waal de invloed van de Waal
op het L.W. in de Merwede te Steenenhoek overwegend is en, zooals
reeds eerder gezegd, juist bij hoogere Waalstanden ook het waterbezwaar
toeneemt.
Wanneer echter in den bestaanden toestand van de loozing verbetering moet worden gebracht, en een lager peil zal moeten worden gehandhaafd dan thans mogeujk is, niet alleen bij het maximum waterbezwaar,
doch ook bij een waterbezwaar van 30 a 40 M ./sec., dan kan bij een
berekening niet steeds alleen afgegaan worden op het L.W. in de Merwede
dat bij normalen zeestand bij een bepaalden stand van de Waal te
Nijmegen voorkomt als opgegeven in staat 11. Het kan dan noodig zijn
met het werkelijk voorgekomen L.W. in de Merwede te Steenenhoek
rekening te houden, dat voornamelijk bij lage Waalstanden, tengevolge
van hoogere of lagere zeestanden, van het normale peil kan afwijken.
Voor een berekening van de natuurlijke loozing, uitgedrukt in
M ./sec, bij verschillende L.W. standen in de Merwede is bijlage 17
samengesteld, waarin die loozing graphisch is voorgesteld voor diverse
Lingepeilen te Gorinchem van 1.00 M. tot 2.75 M. + N.A.P.
Uit deze voorstelling valt voor de diverse Lingepeilen te Gorinchem
direct af te lezen hoeveel per etmaal, gemiddeld in W./sec. uitgedrukt,
geloosd kan worden wanneer het L.W. in de Merwede te Steenenhoek
een bepaalden stand heeft en omgekeerd ook welk L.W. in de Merwede
te Steenenhoek noodig is voor de handhaving van een bepaald Lingepeil
te Gorinchem bij verschillend waterbezwaar.
Het L.W. in de Merwede is daarbij niet lager dan 0.20 M. N.A.P.
aangegeven, daar lager L.W.-standen slechts weinig dagen per jaar
voorkomen bfl zeer lagen zeestand tengevolge van aanhoudenden oostenwind en zeer lagen Waalstand, een combinatie van omstandigheden
waarbij er aan krachtige loozing geen behoefte zal bestaan.
In staat 14 is voorts een overzicht gegeven van de L.W.-standen
in de Merwede te Steenenhoek die noodig zijn om bij verschillend waterbezwaar verschillende peilen te Gorinchem met natuurlijke loozing te
handhaven, waarbij, wanneer een lager peil dan 0.20 M. N.A.P. noodig
zou zijn, dit niet nader is aangegeven, daar dan dus practisch gerekend
kan worden dat handhaving van het peil met natuurlijke loozing niet
meer mogelijk is.
3

1) De in staat 13 cursief gedrukte cgfers kunnen dus slechts een indruk geven welk
peil met natuurlijke loozing eventueel bij opheffing van het conventiepe zou kunnen
worden gehandhaafd*

37
STAAT 14.
L.W. IN D E MERWEDE T E STEENENHOEK, NOODIG VOOR D E HANDHAVING
VAN VERSCHILLENDE LINGEPEILEN T E GORINCHEM BIJ WATERBEZWAAR
VAN 10 60 M ./SEC.
3

Te handhaven
Lingepeil te
Gorinchem.

M.+N.A.P.

Waterbezwaar in M ./sec.
j
i
^
^
3

i
1 Q

3 0

M.+N.A.P.I M.+N.A.P. M.+ N.A.P. M.+N.A.P. M.+NAP. M.+N.A.P.

0.75

0.32 lager dan lager dan'lager dan lager danllager dan

1.00
1.25
1.50
1.75
2.00
2.25
2.50
2.75

0.62
0.95
1.22
1.50
1.80
2.10
2.40
2.65

| -0.20
0.24
0.65
1.00
1.30
1.64
1.98
2.30
2.57

-0.20

I
I

0.32
0.75
1.10
1.47
1.84
2.20
2.49

| -0.20
-

0.04
0.48
0.90
1.30
1.68
2.09
2.40

- 0.20

0.18
0.67
1.11
1.52
1.98
2.31

0.20

-0.18
0.40
0.90
1.35
1.86
2.20

13. H E T STOOMGEMAAL T E STEENENHOEK.


In de vorige is bjj de beschouwingen omtrent de mogelijkheid tot
beheersching van het waterbezwaar alleen met de natuurlijke loozing te
Steenenhoek rekening gehouden en de werking van het stoomgemaal
niet in aanmerking genomen.
Het stoomgemaal te Steenenhoek heeft 6 schepraderen van 8 M.
diameter, waarvan 2 breed 2 M., 2 breed 1.75 M. en 2 breed 1.50 M.,
alzoo te zamen breed 10.50 M., gemeten tusschen de krimpmuren.
De onderkant der raderen ligt op 0.26 M. + N.A.P. en de hoogte
van den opleider is 1.16 M. + N.A.P. Elk scheprad heeft 28 schoepen
dik 2i c.M.
. Bij normale werking maken de schepraderen ongeveer 4 omwentelingen per minuut.
Tot ongeveer een opvoerhoogte van 0.80 M. kan, bij niet te hooge
kanaalstanden, met 6 schepraderen gemalen worden. Bij hooger opvoerhoogte of bij hoogen kanaalstand en een opvoerhoogte van ongeveer
0.50 M., worden de twee buitenste raderen, breed 1.50 M., afgekoppeld
en wordt slechts met 4 raderen gemalen.
Als B de totale breedte der in werking zijnde raderen en d de tasting,
beide uitgedrukt in M., voorstelt, is bij een verlies van ongeveer 5% het
waterverzet per omwenteling ongeveer:
q = B d (23.2 - 3 d).
In staat 15 zijn eenige cijfers gegeven van het gemiddeld waterverzet
in M ./sec. bij 4 omwentelingen per minuut, voor tastingen van 1 M. tot
2.25 M. bij werking met 6 en met 4 raderen.
8

38
STAAT 15.
GEMIDDELD WATERVERZET STOOMGEMAAL T E STEENENHOEK.

Werking met
j
6 raderen.
4 raderen.

Tasting.

M.

M ./sec.
8

1.
1.25
1.50
1.75
2.
2.25

14
17
194
22
24
26

M ./sec.
3

10
12
14
16
17

18h

Hierbij zij in aanmerking genomen, dat een tasting van 2.25 M.


alleen kan voorkomen bij een waterstand in bet Kanaal van 0.26 +
2.25 =* 2.51 M. -f- N.A.P., dus booger dan het conventiepeil en dat bij
zeer hooge Merwedestanden, als in Januari 1920 en Januari 1926 zijn
voorgekomen, slechts met 4 raderen kan worden gemalen.
In perioden van zeer groot waterbezwaar, wanneer tengevolge van
hooge Merwedestanden de natuurlijke loozing te Steenenhoek gestremd
is, zal dus het waterverzet van het gemaal bij onafgebroken werking op
ongeveer 15 a 20 M ./sec. gesteld kunnen worden. Dit is dus ongeveer
i a i van het maximum waterbezwaar.
Bij zeer hooge Merwedestanden is echter een onafgebroken werking
niet mogelijk, omdat in de maalkolk tusschen het stoomgemaal en de
waaiersluis conventioneel tot geen hooger stand dan 2.44 M. + N.A.P.
mag worden opgemalen.
Mettoestemmingvan den Alblasserwaard kan de stand in de maalkolk tot omstreeks 2.90 M. + N.A.P. worden verhoogd.
Een hooger stand kan echter in verband met de hoogte en het profiel
der kaden van de maalkolk niet wordentoegelaten,zoodat juist in perioden
dat de vrije loozing geheel gestremd is en het gemaal het meeste noodig
is, het stoomgemaal niet doorloopend in dienst kan worden gesteld.
Zoo is bijv. gedurende de geheele maand Januari 1920 de Linge te
Gorinchem slechts op 2 dagen even een paar d.M. onder het conventiepeil
van 2.44 M. + N.A.P. geweest, doch was overigens steeds daarboven,
met een maximum van 1.20 M. op 24 Januari.
Het stoomgemaal was de geheele maand in werking. Van de 31 dagen
of 744 uur werd toen gedurende 312 uur door de sluizen geloosd, terwijl
van de overige 432 uur, dat er geen gelegenheid was tot vrije loozing,
het gemaal 296 uur heeft gewerkt en 136 uur niet heeft kunnen malen in
hoofdzaak door den hoogen buitenwaterstand.
Bij de hoogwaterperiode van December 1925 en Januari 1926 was
de Linge te Gorinchem boven het conventiepeil, van 31 Deeember 1925
tot 16 Januari 1926.
Het stoomgemaal is tijdens die hoogwaterperiode eerst in werking
gesteld op 7 Januari te 1 uur n.m. Op 1 en 2 Januari en op 6 Januari des
namiddags had ook gemalen kunnen worden, doch op 3, 4, 5 en des voormiddags van 6 Januari bleef zelfs het L.W. op de Merwede boven het in
de maalkolk mettoestemmingvan den Alblasserwaard toelaatbare peil
van omstreeks 2.90 M. + N.A.P., zoodat toen de werking van het gemaal
onmogelijk was.
3

39

De geringe capaciteit van het gemaal in verhouding tot die van de


natuurlijke loozing is oorzaak dat het gemaal slechts weinig in werking
wordt gebracht.
In staat 16 is een overzicht gegeven van het aantal uren dat het gemaal
in de laatste 20 jaar gewerkt heeft.
STAAT

16.

1907

1908 ! 1909 I .1910


1911
1912
1913
1914
1915
89
1916
1917 111
1918
30
1919
1920 296
1921
1922 | -

_.

575

203 - !-

58[l7

j -

122

20

_
-

_
_
- [ -

- |- - - I - - i -

| -

6 7

- I

1 1 3

I-

_
_

_ I_
| _

69 I 595 I 0

122

20

_
_

_
_

I _

270

142
202
0
Hl
3

1 ?

_
_

_ _
- _
_ _
I

- - - I - -

258 121
316 I 529 I 67

L o

December.

October.

STovember.

_ !_

S0 j a a r .

- - . _ _ _ l _ ' _
1923 - - _ _ _ _ ; _ ' _ I 1924 - _ I _ I _ _ l _ l _ l
1925
|
' I

1926
Totaal in

September.

Augustus.

Juli.

Juni.

Mei.

April.

Maart.

Januari.

Februari.

AANTAL UREN DAT HET STOOMGEMAAL T E STEENENHOEK IN HET 20-JARIG


TIJDVAK 1907 1926 IN WERKING IS GEWEEST.

1 ?

296
0

8 3

339

286 0 ' 0 ' 130 2065

Uit deze cijfers blijkt dus, dat het gemaal in de laatste 20 jaar gedurende 10 jaar in het geheel met in werking is geweest.
Het totaal aantal maaluren in 20 jaar was 2065 of gemiddeld slechts
ruim 100 uur per jaar.
Dat de capaciteit van het gemaal zoo klein is in verhouding tot het
waterbezwaar, is, wanneer men de geschiedenis van de oprichting van
het gemaal nagaat, zeer begrijpelijk.
Het gemaal te Steenenhoek toch werd in de jaren 1865/'66 op voorstel der Commissie van 1856 (zie bijlage I) gesticht, ter opheffing van het
nadeel, dat de toen uitsluitend natuurlijke waterloozing van het Kanaal
van Steenenhoek en van de Linge te Gorinchem ondervond van de verhooging van den waterspiegel op de Merwede, tengevolge van de vorming
der Nieuwe-Merwede door geleidelijke beteugeling der Killen sedert 1850.
Met de stichting van het gemaal te Steenenhoek werd dus geenszins
beoogd een afdoende verbetering te brengen in de ook toen reeds onvoldoende loozing van de Linge bij hooge Merwedestanden, doch werd
slechts beoogd een tegemoetkoming aan de nadeelen die de natuurlijke
loozing ondervond van den verhoogden Merwedestand. En hierbij gold

40

het niet zoozeer de hooge Merwedestanden, waarbij de natuurlijke


loozing van de Linge ook vr de vorming der Nieuwe Merwede gestremd
was, doch de verhooging van de laagwaterstanden op de Merwede bjj
middelbaren rivierstand.
Na de stichting van het gemaal zijn echter de Merwedestanden
geleidelijk weer gedaald en sinds omstreeks 1890 te Steenenhoek zelfs
belangrijk lager dan in vroeger jaren vr de aMuiting der Killen.
Ten einde hieromtrent eenig inzicht te geven zijn in staat 17 voor 10jarige tijdvakken de gemiddelde laagwaterstanden in de Merwede te
Gorinchem en te Steenenhoek opgegeven. Hierbij is de voor rivierstanden
gebruikelijke splitsing in 6 zomermaanden, MeiOctober en 6 wintermaanden, NovemberApril, aangehouden.
Daar de standen te Gorinchem en Steenenhoek, zooals in 8 van dit
Hoofdstuk is aangetoond, van den stand der bovenrivieren afhangen,
en in de 10-jarige gemiddelden voor de rivierstanden nog niet geheel te
verwaarloozen verschillen voorkomen, zijn ter vergelijking de gemiddelde
rivierstanden van de Waal te Nijmegen tevens in staat 17 opgegeven.
STAAT 17.
10-JARIGE GEMIDDELDEN.

6 Wintermaanden
-3.,

lT]JvaK.
1.

6 Zomermaanden

Waal te L.W. te L.W. te Waal te L.W. te L.W. te


mj_
Gorin- SteenenNijGorin- Steenenmegen.
chem.
hoek.
megen.
chem.
hoek.
2.
3.
|
4.
5.
1 6.
1 7.
M 4-N.A.P. M. + N.A.P. M.+N.A.P. M. 4-N.A.P. M.+N.A.P. M. f N.A.P.

1821-1830

9.42

1.47

9.04

0.95

1831-1840

9.37

1.49

0.84

8.73

0.82

0.39

1841-1850

9.46

1.55

1.02

8.92

0.94

0.51

1851-1860

8.84

1.49

U I

8.90

1.31

0.97

1861-1870

9.08

1.88

1.38

8.39

1.18

0.78

1871-1880

9.13

1.86

1.07

8.77

1.34

0.61

1881-1890

8.99

1.46

0.63

8.64

0.98

0.29

1891-1900

8.94

1.25

0.40

8.59

0.77

0.17

1901-1910

8.83

0.97

0.38

8.61

0.69

0.17

1911-1920

9-29

1.28

0.45

8.66

0.81

0-15

Feitelijk zijn de standen voor Gorinchem en Steenenhoek in opeenvolgende 10-jarige tijdvakken slechts goed vergelijkbaar wanneer voor de
bovenrivier de gemiddelde standen nagenoeg gelijk zijn. Indien men b.v.
de gemiddelde standen van het L.W. te Gorinchem in de 10-jarige
perioden 1841-1850 en 1851-1860 vergelijkt, dan zou uit de wintermaanden volgen dat het L.W. nog 6 c.M. is gedaald, terwijl uit de zomermaanden blijkt dat het niet onbelangrijk is gestegen.
Voorts zou bijv. uit een vergelijking der 10-jarige perioden 1 8 5 1 1860 en 1861-1870 volgen, dat het L.W. te Gorinchem m de zomermaanden 13 c.M. zou zijn gedaald, terwijl het in de wintermaanden
39 c.M. zou zijn gestegen.
De oogemchfjnjke dalingen vallen echter geheel te verklaren uit
het verschil in stand der bovenrivier. Voor een juiste vergelijking zou
men dus aan de gemiddelde L.W.-standen te Gorinchem en te Steenenhoek een correctie moeten aanbrengen, door alle op denzelfden bovenrivierstand te herleiden.
Ook dan nog bhjft echter eenige onzekerheid bestaan, daar door de in

41

den loop der jaren uitgevoerde rivierverbeteringen ook de stand der


bovenrivier eenige wijziging zal hebben ondergaan, zoodat bijv. een
gemiddelde stand van 9.00 M. + N.A.P. te Nijmegen, voor de periode
18311840 niet met zekerheid vergelijkbaar is met dien stand voor de
periode 19111920.
Voor het onderhavige doel valt echter uit het verloop der in staat 17
opgegeven L.W.-standen voldoende duidelijk te zien, dat tengevolge
van de vorming der Nieuwe-Merwede door de geleidelijke dichting der
Killen, waarmede in 1850 meer systematisch werd begonnen, de L.W.standen te Gorinchem en Steenenhoek aanvankelijk niet onbelangrijk
zijn verhoogd met een maximum in de 6 wintermaanden 1861 1870,
doch na 1880 weer in nog sterkere mate zijn gedaald. Na 1890 waren
de L.W.-standen, vooral te Steenenhoek, waar het voor de natuurlijke
loozing het meest op aankomt, weer belangrijk lager dan in de jaren
1831 1840 en 1841 1850 vr de systematische vorming der NieuweMerwede, zoodat dus het in de jaren 18651866 te Steenenhoek gestichte
gemaal voor het doel, waarvoor het werd opgericht, feitelijk sinds omstreeks 1890 niet meer noodig is en als zoodanig dus reeds lang had kunnen
worden opgeheven.
Het is niet ondienstig op dit feit de aandacht te vestigen, omdat
thans de geschiedenis wel eens wordt vergeten en het gemaal te Steenenhoek wordt beschouwd als een gemaal, dat in staat zou moeten zijn bij
hooge Merwedestanden het waterbezwaar te beheerschen, zoodat er dan
met eenige geringschatting over wordt gesproken, zonder dat daarvoor
eigenlijk gegronde reden bestaat.
14. D E WATEKINLATING.
In.drogetijden,wanneer de Linge nagenoeg geen regenwater afvoert
en bn' lagen stand der rivieren ook de afvoer van kwelwater van weinig
beteekenis is, kan de Linge niet op het voor landbouw, industrie en
scheepvaart gewenschte zomerpeil van 0.80 a 0.90 M. + N.A.P. worden
gehouden.
Te Steenenhoek wordt dan geregeld tijdens den vloed water ingelaten,
doch daar bij lagen Waalstand het H.W. te Steenenhoek niet hooger
dan 1.20 a 1.30 M. + N.A.P. komt (zie de getijkrommen op bijlage 10
voor Waalstanden te Nijmegen van 7 en 8 M. + N.A.P.), kan dit inlaten
lang niet in voldoende mate gedurende slechts enkele uren per getij
plaats vinden.
Vr 1907 liep dan bovendien nog bij L.W. op de Merwede het te
Steenenhoek tijdens den vloed ingelaten water weer door de Linge door
Gorinchem naar de Merwede terug. Door het aanbrengen in 1907 der
ebdeuren te Gorinchem werd hieraan een einde gemaakt en de toestand
in dit opzicht veel verbeterd, terwijl ook het zeer laag afloopen der Linge
bij langdurige lage Merwedestanden na 1907 kon worden voorkomen.
Vr 1907 stond bijv. de Linge te Asperen gemiddeld ongeveer 55
dagen per jaar lager dan 0.70 M. + N.A.P., terwijl dit na 1907 gemiddeld
slechts ongeveer 16 dagen per jaar voorkwam.
Een peil van 0.80 M. + N.A.P. kon echter ook na 1907 in droge tijden
nog geenszins alleen door inlaten van water te Steenenhoek worden gehandhaafd.
Behalve te Steenenhoek kan langs natuurlijken weg, met toestemming van het militair gezag, water worden ingelaten door het inundatiekanaal TielWadenoyen.

42

In 1904 is dit het eerst beproefd ) en toen dit een succes bleek, daarna
nog herhaald in 1906, 1911, 1919, 1920 en 1921.
In 1911 werd echter door een grondeigenaar, van wien een perceeltje
langs de Linge onder water werd gezet, daarvoor schadevergoeding
geischt, niettegenstaande het onder water zetten van het uitgedroogde
perceel, dat geen voedsel meer aan het vee bood, in zijn voordeel was. )
Voorts kan bij middelbaren rivierstand nog langs natuurlijken
weg water worden ingelaten van uit de Lek door den inlaatduiker in de
haven van Culenborg en van uit de Waal door den inlaatduiker te Tiel.
Voor het oppeilhouden der Linge zijn deze gelegenheden tot waterinlaten niet van beteekenis, terwijl bij lage rivierstanden, wegens te
hooge ligging der duikers, het inlaten niet mogelijk is. Te Tiel kan dan
nog water in de stadsgrachten worden ingemalen met een pomp van
18 P.K. die ongeveer 1.8 M. /niinuut kan oppompen. Het water waarmede op die wijze de stadsgrachten van Tiel worden ververscht, wordt
door den Tielschen polder naar de Linge geloosd.
Op de Boven-Linge bestaat nog geen gelegenheid tot waterinlating
van uit de rivieren langs natuurlijken weg. Dit zou ook slechts mogelijk
zijn, wanneer de rivieren niet lager dan M.B. zijn, daar bij lager rivierstanden slechts waterinlating door oppomping mogelijk is.
Een inrichting tot kunstmatige waterinlating is in 1922 gebouwd door
het polderdistrict Over-Betuwe aan den rechter Waaldijk nabij Huihuizen.
De daar geplaatste electrische pompinstallatie heeft een capaciteit
van ongeveer 8 M?./minuut en verbruikt ongeveer 9 a 10 K.W. In den
zomer van 1925 is de pomp in werking geweest en werd toen waargenomen,
dat de invloed zich niet verder deed gevoelen dan tot aan de Karbrug
in den weg van Bemmel naar Huissen, dit is ongeveer 7 a 8 K.M. beneden
het begin der Linge bij het Kasteel Doornenburg. Op dit Lingevak
watert ongeveer 1/8 gedeelte van het polderdistrict Over-Betuwe, totaal
groot ruim 17000 H.A., af.
Voor de waterinlating van het geheele polderdistrict Over-Betuwe
bleek de installatie van weinig beteekenis te zijn.
1

1) In -1893 werd wel vergunning verleend, doch daarvan geen gebruik gemaakt.
2) Zie De Beneden-Linge en hare uitwatering*. Geschiedkundig overzicht door
Mr. M. Kolft*. Deil, Juli 1924, blz. 68.

H O O F D S T U K II.

BESTAANDE TOESTAND DER SCHEEPVAART.

1. ALGEMEEN 0VEEZICHT.
Ten einde een indruk te verkrijgen van de bestaande scheepvaartbeweging, zal in de eerste plaats een overzicht worden gegeven van de
gegevens, die daaromtrent in de jaarlijks door het Ministerie van Waterstaat uitgegeven scheepvaartstatistieken voorkomen.
In bijlage III zn'n daartoe, voor het 20-jarig tijdvak 1905-1924
de gegevens betreffende de aantallen en laadvermogens der schepen )
volgens de waarnemingen aan de Oude-Merwedesluis te Gorinchem de
sluis aan den Arkelschen Dam, de sluizen te Asperen en de brug te
Geldermalsen bijeengebracht. Voorts zijn voor de sluis te Gorinchem de
sluis aan den Arkelschen Dam en de sluizen te Asperen nog vermeld het
aantal dagen stremming der vaart tengevolge van ijs, schutpe, herstellingswerken of mobilisatiedoeleinden.
De cijfers voor Geldermalsen van aantal en laadvermogen der schepen
toonden zoodanige schommelingen en verschilden zooveel met Asperen
dat twijfel rees omtrent de betrouwbaarheid. Bij een nader ingesteld
onderzoek bleek, dat alleen de cijfers voor de jaren 1908 en 1909 op waarneming berustten, doch daarna de cijfers waren opgegeven volgens
globale schatting.
Aan de cijfers voor Geldermalsen voor de jaren 1910-1924 kan dus
nagenoeg geen waarde worden toegekend.
In de jaren 1925 en 1926 zijn op verzoek der Commissie weer volledige
waarnemingen verricht, welke uitwezen, dat het scheepvaartverkeer,
wat den inhoud betreft, belangrijk grooter is dan uit de op schatting berustende cijfers zou volgen.
In het jaar 1926 zijn ruim 1500 schepen, met een gezamenlijken
inhoud van ruim 170000 ton, de ophaalbrug te Geldermalsen doorgevaren.
In bnlage IV zijn voor Gorinchem, Arkelschen Dam en Asperen alle
toechtingen, die in de statistieken waren vermeld, bijeengebracht.
Voor Geldermalsen waren in de statistieken geen nadere toehchtingen
tot de enters opgegeven.
Uit dezetoehchtingenvalt af te leiden, dat het vervoer in hoofdzaak
bestaat uit grondstoffen voor de industrien, beetwortelen en andere
landbouwproducten.
In staat 18 is voorts een overzicht gegeven van de langs de Linge
tot Geldermalsen en langs de Korne tot Buren gevestigde industrien
waar met 25 of meer arbeiders wordt gewerkt, met opgaaf van het aantal'
arbeiders en het jaarvervoer te water.
1

^K^fj
!

laadvermogen der schepen als vermeld op de biilaeen


en in de diverse staten, hebben steeds betrekking op op- en afvaart tezamen.
c i

a n

f e r s

a a n

a l

e n

44
STAAT 18.
OVERZICHT DER LANGS DE LINGE TOT GELDERMALSEN EN DE K.ORNE TOT
BUREN GEVESTIGDE INDUSTRIEN, WAARIN MET MINSTENS 25 ARBEIDERS
WORDT GEWERKT.

Plaats.

Industrie.

~
Gorinchem Constructiewerkplaats de Vries Kobbe
en Co

Aantal Aan- en
arbei- te^tter
ders. per jaar 1)
S.T. )
2

350

15000

Siroopfabriek fa. Duintjer, Wilkens, Meihuizen en Co


70 I 20000
I Suikerfabriek Hollandia
450 190000
Spijk
Steenfabriek Janssen en Molenberg
25
5000
Heukelum Steenfabriek Terwindt en Veerkamp
70 14000
Leerdam
N.V. Houthandel v/h Varsseveld en Co.
550 60000
Glasfabriek Leerdam" (wit)
1400 60000

Vereenigde glasfabrieken (zwart)


150 | 30000
Asperen... I Steenfabriek Asperen
25
5000
Deil
Steenfabriek fa. Verstegen
40 10000
Geldermalaen
Nederbetuwsche beetwortel Suikerfabriek
200 60000
N. V. Ver. Ned. Chamottefabrieken
140 25000
Buren ... Steenfabriek
40 I 10000
3510

504000

2. SCHEEPVAARTREGLEMENTEN, SCHUTPEILEN EN
BEBAKENING.
Op de scheepvaart op de Linge tusschen de brug in den Rijksstraatweg te Geldermalsen en de Provinciale grens nabij Asperen is van toepassing het reglement, vastgesteld door de Staten van Gelderland bij
besluit van 9 Januari 1907, No. 13a, goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 7 Maart 1907, No. 35.
Volgens dit reglement bedraagt bij een stand van 0.45 M. + N.A.P.
aan het boveneinde der Asperensche Lingesluizen, de grootste geoorloofde diepgang voor zeilvaartuigen 1.55 M. en voor stoomvaartuigen
1.45 M.; bij hoogere en lagere standen vermeerdert of vermindert deze
diepgang in gelijke mate als de waterstand wisselt.
Bij standen beneden 1.50 M. + N.A.P. is de snelheid van stoomvaartuigen beperkt.
Op de scheepvaart op de Linge tusschen de sluis aan den Arkelschen
Dam, wijd 7.90 M., lang 120 M. met slagdrempel op 2.33 M. - N.A.P.,
en de Oude-Merwedesluis te Gorinchem, wijd 10 M., met de Derde Waterkeering een schutsluis vormende, lang ongeveer 64 M. tusschen de deuren,
met slagdrempel op 2.54 M. N.A.P., is van toepassing het bijzonder
reglement van politie voor het kanaal, uitgaande van het Kanaal van
Amsterdam naar de Merwede bij Schotdeuren langs de Linge en door
Gorinchem naar de Merwede, vastgesteld bij Koninklijk besluit van
30 Januari 1894, Stbl. No. 9, laatstelijk gewijzigd bij Koninknjk besluit
van 8 October 1913, Stbl. No. 384.
1) De in deze kolom opgegeven cijfers, opgemaakt in 1925, dienen als een globale
benadering te worden opgevat.
_
2) Met S.T. wordt steeds bedoeld laadvermogen van tonnen van 1000 _ U .

45

Volgens dit reglement zijn de grootste geoorloofde afmetingen der


vaartuigen:
lengte 53 M., breedte 7.50 M., diepgang 2.10 M. en der houtvlotten:
lengte 80 M., breedte 7 M., diepgang 1.25 M., terwijl in de schutsluizen geen houtvlotten langer dan 45 M. worden toegelaten.
Op het Lingevak tusschen den Arkelschen Dam en Asperen, op de
Linge boven Geldermalsen, op de Korne en op het Kanaal van Steenenhoek is geen reglement van toepassing.
Het schutpeil voor de sluis aan den Arkelschen Dam wordt bereikt
bij een Lingestand van 2.36 M. + N.A.P. en voor de Oude-Merwedesluis
te Gorinchem bij een Merwedestand van 3.41 M. -f- N.A.P.
Tijdens de hoogwaterperioden van Januari 1920 en Januari 1926
was de vaart door het overschrijden van het schutpeil bij de sluis aan den
Arkelschen Dam respectievelijk 29 en 16 dagen en bij de OudeMerwedesluis te Gorinchem respectievelijk 22 en 11 dagen gestremd.
De bebakening der geheele Lmge tot aan den mond der Konfe
geschiedt van Rijkswege. Hierop heeft betrekking het Koninklijk besluit
van 5 Juni 1915, Stbl. No. 234, hetwelk de bakendiensten regelt en
voor de Linge twee bakenkwartieren als hoogste aantal vermeldt.
De grenzen dezer kwartieren zn'n bij Ministerieele beschikking
vastgesteld. Thans is de Linge in n bakenkwartier ingedeeld.

3. LINGE VAN GORINCHEM TOT AAN D E N A R K E L S C H E N DAM

Het gedeelte van de Linge tusschen Gorinchem en den Arkelschen


Dam dient voor de scheepvaart naar de aanliggende industrien en naar
de Linge boven den Arkelschen Dam, alsmede voor de doorgaande v,aart
van de Merwede naar de Lek.
Met het aanbrengen in 1907 der ebdeuren in de Oude-Merwedesluis
en Derde Waterkeering te Gorinchem werd een voor de scheepvaart
belangrijke verbetering verkregen, hetgeen o.a. volgt uit de toehchtingen
(bijlage IV) voor de jaren 1908, 1911 en 1921.
In staat 19 zijn voor het verkeer door de Oude-Merwedesluis te
Gorinchem en de sluis aan den Arkelschen Dam, ter vergelijking van
de toeneming van het verkeer door elk der sluizen, de gemiddelden
voor de jaren 1905 en 1906 en voor de jaren 1922, 1923 en 1924 in ronde
cijfers opgegeven, met vermelding van de vermeerdering in procenten.

STAAT 19.
GEMIDDELDE SCHEEPVAARTBEWEGING.

Oude-Merwedesluis
te Gorinchem.

Sluis aan den


Arkelschen Dam.

Aantal ) J g ^ " Aantal. [


S.T.
Gemiddeld 19051906
1922-1924

Vermeerdering in %

...
...

S.T.

10350
16200

835.000
1.470.000

7070
9080

460.000
700.000

56

76

28

52

46

Uit deze cijfers blijkt, dat zoowel voor aantal als inhoud percentsgewijze de vermeerdering te Gorinchem belangrijk grooter is geweest
dan aan den Arkelschen Dam.
Voorts volgt uit de percentsgewijze veel grootere vermeerdering van
laadvermogen dan van aantal, dat het aantal grootere schepen in den
loop der jaren sterk is toegenomen.
Volgens ter plaatse verstrekte inlichtingen geven de binnenvaartuigen (beurtbooten e.d.) die van de Merwede komen en naar het noorden
van het land moeten, na 1907 over het algemeen de voorkeur aan de
vaart door de Linge van Gorinchem naar den Arkelschen Dam boven
de vaart door het Merwedekanaal, omdat het schutten, wegens de kleinere
schutkolken, door de Oude-Merwedesluis te Gorinchem en aan den
Arkelschen Dam vlugger gaat dan door de sluizen in het Merwedekanaal.
De vaste beurtdiensten moeten bovendien veelal te Gorinchem
laden of lossen bij de agentschappen aan de Oude-Haven.
Houtvlotten voor de Linge bestemd gaan tegenwoordig veelal via
het Merwedekanaal en de sluis aan den Arkelschen Dam, daar de OudeMerwedesluis te Gorinchem voor houtvlotten te kort is, (maximum
toegestane lengte der houtvlotten 45 M.), zoodat de meeste houtvlotten
daar in twee of drie gedeelten gesplitst moeten worden, hetgeen bij de
vaart door het Merwedekanaal niet noodig is.
Derijnschepen,die te Gorinchem op de Linge worden geschut,
zijn in hoofdzaak voor de Linge bestemd voor aanvoer van kolen en
grondstoffen voor de langs de Linge gevestigde industrien. In 1924
werden volgens bijlage III te Gorinchem op de Linge 246 rijnschepen
geschut, waarvan 18 voor Amsterdam en 228 voor de Linge. Voorts
werden in dat jaar 104 Belgische schepen geschut, waarvan 93 voor de
Linge en 11 voor Amsterdam. Het grootste rjjnschip dat te Gorinchem
op de Linge geschut is, had een laadvermogen van ruim 600 ton.
Volgens ruwe schatting van den sluismeester te Gorinchem is van
het totale verkeer door de Oude-Merwedesluis te Gorinchem ruim 3/5
bestemd voor de Linge en ongeveer 2/5 doorgaande vaart naar of van
het Merwedekanaal.
STAAT 20.
GEMIDDELDE SCHEEPVAAB.TBEWEGING 1922/1924.

T T

Vaarwater.

, ,

Aantal \ ,

Waarnemmgspunt.

'I

Linge

I Oude-Merwedesluis te

Gemiddeld

laadverm 0

gen

mogen. | P schip.
er

S.T.

S.T

Gorinchem

16200

1.500.000

91

sluis

16400

1.500.000

89

14000 \ 1.500.000

100

Meppelerdiep... Schutsluis te ZwartVaarweg Groningen-Lemmer


Apeldoornsch
Kanaal
Zuid-Wlems- j
vaart
Willemsvaart...
Maas
IJssel
Neder-Rijn ...

Totaal

laad ver-

"hp-np

Nieuwe Lemstersluis...
Schutsluiste Dieren ...j

4600

400.000

94

Sluis No. 16 bij Weert


Sluizen te Katerveer
Hedel
Zutphen
j
Arnhem

8300
23000
10800
13900
25000

2.400.000
2.000.000
1.700.000
2.000.000
3.300.000

286
88
162
145
132

47

Ten einde een indruk te verkrijgen van de beteekenis van het


scheepvaartverkeer door de Oude-Merwedesluis te Gorinchem zijn in
staat 20 eenige vergelijkende cijfers opgegeven, gemiddeld over de jaren
19221924, van aantal en laadvermogen van de scheepvaart door genoemde sluis en op eenige andere waarnemingspunten, overgenomen
uit de statistieken dr scheepvaartbeweging.
Het verkeer door de Oude-Merwedesluis te Gorinchem komt dus
ongeveer overeen met het verkeer door de sluis te Zwartsluis in het
Meppelerdiep en door de Lemstersluis in den vaarweg GroningenLemmer, voor welken laatsten vaarweg reeds lang verbeteringsplannen
hangende zijn.
Aan de Linge tusschen Gorinchem en den Arkelschen Dam zijn
eenige industrien gevestigd, waarvan de twee belangrijkste zijn de
Constructiewerkplaats' De Vries Robb en Co. en de suikerfabriek
Hollandia" van de Centrale Suikermaatschappij.
Eerstgenoemde heeft vast 350 man in dienst en de suikerfabriek
400 a 500, terwn'1 in geval een campagne wordt gehouden, hetgeen sinds
1920 evenwel niet meer is gebeurd, 1200 man in dienst zijn. De suikerfabriek heeft een geregelden aanvoer van kolen en ruwe suiker en afvoer
zoowel in de richting Rotterdam als Amsterdam van geraffineerde
suiker. De aan- en afvoer te water bedraagt ongeveer 190.000 ton per jaar.
De constructiewerkplaats De Vries en Robb Co. verbruikt geen
kolen, daar de fabriek electrisch wordt gedreven met stroom van de
centrale te Dordrecht. De aan- en afvoer bestaat uit ijzer, volgens schatting ongeveer 15.000 ton per jaar.
Voorts zijn aan de Linge nabij Gorinchem nog gevestigd de aardappelmeel- en siroopfabriek fa. Duintjer, Wilkens, Meihuizen en Co "
welke doorloopend met 60 a 70 man werkt, de steenfabriek Janssen en
Molenberg en de houtzagerij de Later". )
De siroopfabriek heeft belang bij de vaart op de Linge tusschen
Gorinchem en den Arkelschen Dam voor een geregelden aanvoer van
grondstoffen. De steenfabriek en houtzagerij hebben geen belangrijk
vervoer te water.
De hier genoemde industrien hebben groot belang bij handhaving
van een lager maximum peil op de Linge dan bij groot waterbezwaar
is voorgekomen, zooals o.a. in Januari 1926, toen de Vries Robb en Co
en de siroopfabriek gedurende ongeveer 2 weken geheel stil hebben
moeten liggen en de suikerfabriek, ofschoon het bedrijf niet heeft stil
gestaan, veel schade heeft geleden omdat de kelders en rookkanalen
kunstmatig door bemaling droog gehouden moesten worden. Ook in
Januari 1920 werd door genoemde industrien belangrijke schade geleden.
Brj den hoogwaterstand van November 1924 (2 67 M + N A P
te Gorinchem) hebben de suikerfabriek en De Vries Robb en Co. 'juist
geen last gehad, doch heeft de siroopfabriek nog 58 c.M. water in de rookkanalen gekregen.
1

4. LINGE VAN DEN ARKELSCHEN DAM TOT ASPEREN.


De scheepvaart op dit Lingevak bestaat, behalve uit de doorgaande
vaart naar de Linge boven Asperen en de beurtvaarten van de Leerdamsche Stoombootmaatschappij, uit de scheepvaart naar de langs dit
vak gelegen industrien, waarvan de belangrijkste zijn de N V Houthandel v/h Varsseveld en Co. te Leerdam, de Glasfabriek Leerdam"
te Leerdam (witglas), de Vereenigde Glasfabrieken Leerdam-Vlaar1) In uitvoering is nog een betonfabriek onder Spijk.

48
dingenSchiedam te Leerdam (zwartglas), de Steenfabriek Terwindt
en Veerkamp te Heukelum en de Steenfabriek Asperen" te Asperen.
De N.V. Houthandel v/h Varsseveld en Co. werkt met ongeveer
550 man, ontvangt het hout veelal per rjjnschip van 500 & 600 ton en
per houtvlot. Zij heeft in 1924 totaal ongeveer 60000 ton te water aanen afgevoerd.
De glasfabrieken ontvangen kolen en grondstoffen per schip van
500 a 600 ton.
De aan- en afvoer te water van de witglasfabriek, welke met ruim
1400 man werkt, bedraagt jaarlijks ongeveer 60000 ton.
De zwartglasfabriek werkt met 150 man en heeft een jaarhjksche
aan- en afvoer te water van ongeveer 30000 ton.
De steenfabriek Terwindt en Veerkamp heeft een jaarproductie van
8 a 9 millioen steenen, waarvan circa 7 millioen of ongeveer 14000 ton
te water worden vervoerd. Grootste schip ongeveer 260 ton.
De steenfabriek Asperen heeft een jaarproductie van 2 a 3 millioen
steenen of ongeveer 5000 ton, die alle te water vervoerd worden.
Van den houthandel v/h Varsseveld en Co., wier terreinen een totale
oppervlakte beslaan van 18 H.A., loopt een gedeelte der opslagterreinen
bij ongeveer 2.40 M. + N.A.P. onder. Die terreinen zijn bij den aanleg
in 1903 en 1909 niet hooger opgehoogd, daar vermoedelijk op grond
van mondeling verstrekte inhchtingen ondersteld werd, dat van waterstaatszijde tegen hoogere ligging bezwaar zou worden gemaakt in verband met de buitendijksche ligging. Bij eene latere uitbreiding is
evenwel de grondslag op 3.50 M. + N.A.P. gelegd. Ook deze hooger
gelegen terreinen zjjn echter bij den abnormalen hoogen stand van
Januari 1926 nog onder water geraakt, zoodat toen de geheele houtopslag
is omgevallen en het bedrijf buitendijks ongeveer 2 weken moest worden
stilgelegd.
Van de witglasfabriek loopen de buitendijks gelegen opslagplaats
en loodsen onder bij een Lingestand van omstreeks 2.50 M. + N.A.P.
De zwartglasfabriek ligt geheel binnendijks en heeft geen last van
hoog water.

5.

LINGE VAN ASPEREN TOT GELDERMALSEN.

Volgens het op dit vaarwater geldende reglement, zie 2, is de


geoorloofde diepgang voor zeilschepen 1.10 M., en voor stoomschepen
1.- M. meer dan de stand der peilschaal aan het boveneinde der Asperensche sluizen boven N.A.P. aanwijst.
Bij den gewenschten zomerstand van 0.80 M. 4- N.A.P. aan het
boveneinde der Asperensche sluizen is dus de maximum geoorloofde
diepgang voor stoomschepen 1.80 M. Gemiddeld per jaar is na het aanbrengen der ebdeuren te Gorinchem in 1907 de stand gedurende nog
70 a 80 dagen per jaar lager geweest.
Bij gunstigen waterstand is dit Lingevak bevaarbaar met schepen
van hoogstens 400 ton.
Ten einde een indruk te verkrijgen van het huidige verkeer bij den
ongunstigen toestand van het vaarwater, zjjn in staat 21 eenige cijfers
opgegeven, gemiddeld over de jaren 19221924, van de scheepvaart
door de sluizen te Asperen in de Linge en op eenige andere waarnemingspunten, overgenomen uit de statistieken der scheepvaartbeweging.

49
STAAT 21.
GEMIDDELDE SCHEEFVAARTBEWEGING 1922/1924.

Vaarwater.

I * ,i
Waarnemingspunt. - ^
Ischepen.

Linge
Kanaal AlmeloNordhorn
Oude-IJssel
Overijsselsch Kanaal

Sluis te Almelo )...


Sluis te Doesburg
Potboofdsluis
te

Apeldoorscb Kanaal

Hezenbergersluis

Sluizen te Asperen )

Reitdiep )

Zeesluis bij Zout- I

Deventer
bij Hattem
8

Totaal
laadver-

a n c a l

kamp

3100

mogen.
S.T.
240.000

Gemiddeld
mogen.
per schip.
S.T.
77
, a a d v e r

1800
80.000
1200 I 100.000

47
90

3200

270.000

86

3100

210.000

68

3000

380.000

125

3900

500.000

126

Roozendaalsche en
Steenbergsche Vliet

Benedensas

Wat aantal en laadvermogen betreft komt bet verkeer ongeveer overeen met dat door de Potboofdsluis te Deventer i n het Overijsselsch kanaal
en door de Hezenbergersluis bij Hattem in het Apeldoornsch kanaal,
tusschen Hattem en Apeldoorn, welk laatste kanaal thans door het Rijk
wordt verruimd. De kosten dezer verruiming zullen ongeveer I J k H
milUoen bedragen.
Tusschen Asperen en Geldermalsen zijn geen groote industrien
aan de Linge gevestigd. De steenfabriek firma Verstegen te Deil, met
een jaarproductie van 5 millioen steenen, vervoert te water ongeveer
10.000 ton per jaar. Grootste schip ongeveer 260 ton.
Te Geldermalsen zqn als belangrijke industrien te noemen de
Nederbetuwsche Beetwortelsuikerfabriek en de Chamottefabriek, welke
beide groote belang hebben bij het verkeer te water.
De Beetwortelsuikerfabriek werkt met 200 man en heeft een jaarBjksche aan- en afvoer te water van ongeveer 60.000 ton; de Chamottefabriek werkt met 140 man en vervoert jaarlijks aan en af te water
ongeveer 25.000 ton.

6.

L I N G E B O V E N G E L D E R M A L S E N E N K O R N E TOT B U R E N .

Boven Geldermalsen wordt de Linge bevaren tot de Klomp",


waar de Korne uitmondt, voor de vaart langs de Korne tot Buren.
De steenfabriek te Buren vervoert jaarlijks te water ongeveer
10000 ton in schepen van 140 ton met navletten tot aan de Klomp.
Voorts heeft op de Korne vervoer plaats van beetwortelen, turfstrooisel
en steenkolen, terwijl nog per beurtschipper stukgoederen worden vervoerd. Zooals reeds i n 1 is opgegeven, zijn in het jaar 1926 door de ophaalbrug te Geldermalsen ruim 1500 schepen gepasseerd met een totaal laadvermogen van ruim 170.000 ton, waarin zijn begrepen de schepen voor
de Chamottefabriek bestemd.
5 * j^
Asperen zijn iets te klein, (zie noot 3 op bijlage III).
. > Gemiddelde van 1922 en 1923, daar in 4924 de statistiek der scheepvaartbewegmg plotseling is gestaakt.
3) Inbegrepen enkele zeeschepen.
t

en

v o o r

50

7. KANAAL VAN STEENENHOEK.


Het Kanaal van Steenenhoek heeft als scheepvaartweg weinig beteekenis. De scheepvaart zou van iets meer beteekenis zjjn, indien er
een open verbinding bestond met de Giessen en de kanaalrechten lager
waren.
In staat 22 is een overzicht gegeven van de scheepvaartbeweging
door de Steenenhoeksche kanaalsluizen te Gorinchem en te Steenenhoek
over het 20-jarig tijdvak 1905-1924.
STAAT 22.
OVERZICHT DER SCHEEPVAARTBEWEGING DOOR D E STEENENHOEKSCHE
KANAALSLUIZEN 1905 1924.

Steenenhoeksche kanaalsluis I Steenenhoeksche kanaalsluis


te Gorinchem.
te Steenenhoek.
Aantal schepen )
|
Aantal schepen.

Jaar.

kleiner dan grooter dan j


100 ton
100 ton
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

I
j

213
897
434
74
60
93
47
76
67
44
17
58
69
147
148
58
127
72
89
189

4
294
162
4
4
4
2
0
0
2
0
0
4
2
1
2
2
4
0
1

nv*oi

1 0 t a a l

217
1191 )
596 )
78
64
97
49
76
67
46
17
58
73
149
149
60
129
76
89
190

I kleiner dan grooter dan


100 ton
100 ton

728
312
398
777
368
452
341
496
446
394
389
357
327
539
602
814
469
672
627
692

2
16
7
12
8
7
8
15
1
8
12
18
20
11
3
16
5
8
9
17

TV+O<>I
1 0 t a a

'

730
328
405
789
376
459
349
511
447
402
401
375
347
550
605
830
474
680
636
709

Over de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem ligt thans een


vaste brug met onderkant op 5.10 M. + N.A.P. Oorspronkelijk lag over
deze sluis een dubbele ophaalbrug, hetgeen ook meer logisch is, daar over
het heele complex van vaarwaters tusschen Gorinchem en Vianen, het
Steenenhoeksche Kanaal en de Linge tot aan de spoorbrug te Geldermalsen alle bruggen beweegbaar zijn.
In 1909 is deze ophaalbrug in een vaste brug veranderd. De ligging
van de vaste brug is voor het drukke landverkeer zeer ongunstig, zoodat te eeniger tijd daarin zeer waarschijnlijk verandering zal moeten
worden gebracht.
1) Hierin zijn niet begrepen de schepen in dienst van De Vries Robb en Co. die
geregeld van de fabriek naar de losplaats bij het station Gorinchem varen.
2) Het groote aantal schepen in 1906 en 1907 doorgelaten, was een gevolg van het
openstellen van de vrije doorvaart in verband met:
het vernieuwen der waaierdeuren in de Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek
in 1906;
het maken van ebdeuren in de Oude-Merwedesluis te Gorinchem in 1907.

HOOFDSTUK

III.

BEZWAREN V A N DEN BESTAANDEN TOESTAND.


A. AFWATERING.

1. ALGEMEEN OVERZICHT.
Ten einde een zoo volledig mogelijk overzicht te verkrijgen der
bezwaren van den bestaanden toestand met betrekking tot de afwatering, achtte de Commissie het gewenscht bij de naaste belanghebbenden
daaromtrent een enqute in te stellen.
Daartoe werd in November 1924 aan alle besturen van polderdistricten, polders, dorpspolders en alle burgemeesters van gemeenten
in het stroomgebied van de Linge een vragenlijst ter invulhng toegezonden, waarbn gewezen werd op het overwegend belang van een juiste
opgaaf van de direct belanghebbenden en op de mogelijkheid dat de
verstrekte gegevens later zouden worden gepubliceerd.
T T, t\? !
, ? TOSenKj * is als bijlage V afgedrukt. De vragen
1 - V nebben betrekking op het waterbezwaar, de vragen V I - V I I I
op het watergebrek, terwijl onder I X gelegenheid was gegeven algemeene
opmerkingen, die voor de Commissie van belang kunnen zijn, kenbaar
te maken.
Totaal werden verzonden 146 vragenlijsten, waarvan 103 aan polderbesturen en 43 aan burgemeesters. Slechts 1 vragenlijst bleef onbeantwoord terwnl brj 3 van de 146 terugontvangen vragenlijsten omtrent het
waterbezwaar en bn 15 omtrent het watergebrek niets was ingevuld
Van de antwoorden der polderbesturen en der burgemeesters o
de vragen I - V omtrent waterbezwaar en vraag IX, algemeene opmerkmgen is de bnlagen VI en VII een overzicht gegeven, beide onderverdeeld in Gelderland en Zuid-Holland.
Volgens deze gegevens wordt in ruim 10000 H.A. of ongeveer 1/7
van het stroomgebied der Linge meer of minder schade geleden door
waterbezwaar.
E

d e

V a n

In staat 23 is aangegeven hoe de oppervlakte, volgens de opgaven


der polderbesturen, over de polderdistricten en polders is verdeeld.

52
STAAT 23.
OPPERVLAKTE WAAR, BIJ DE IN DEN WINTER 1924/'25 GEHOUDEN ENQUTE,
VOLGENS OPGAVEN VAN DE POLDERBESTUREN SCHADE WORDT GELEDEN
DOOR WATERBEZWAAR.

Provincie.

Gelderland.

Ie. Door

2e. Zonder

te komen,

te komen.

POLDERDISTRICT OF POLDER.

district Over-Betuwe

Neder-Betuwe
Buren

Totaal.

I H.A. H X
H A
153
247
400
296 j 350 | 646
180
1060 1240

Tielerwaard

polder Beesd
Rhenoy
Acquoy
Marinwaard
Asperen
I Totaal Gelderland

1044

2662

j 3706

2171 j 5076

7247

270

150
78

Zuidpolder Lakerveld
300
Holland.
Lexmond
50
polders onder Everdingen
200
Hagestein
polder Bolgerjjen
| 400
Bruinsdel en Hoogleer- J
broek
vereenigde polders Kedichem
met Oosterwijk
polder Rietveld

Totaal Zuid-Holland
Totaal Gelderland en Zuid-Holland

950

200
470
30 | 30
70 j 70
35
185
422 I 500

200
250
150
130
100

500
300
350
130
500

374 | 374
902
5

902
5

2111 | 3061

1 3121 I 7187 1 10308

Ten einde een duidelijker beeld te krijgen van den uitslag der
enqute omtrent bet waterbezwaar, znn op een situatiekaart schaal
1: 200.000, bijlage 18, de dorpspolders en polders met verschillende
tinten aangegeven naar gelang er volgens de verstrekte opgaven in
1 10, 1025, 2550 of 50100 % van de oppervlakte schade door
waterbezwaar wordt geleden.
De bij de enqute verstrekte opgaven zijn, zooals hier voor het
polderdistrict Over-Betuwe zal worden aangetoond, geenszins volledig
en de Commissie is van gevoelen dat over het algemeen de toestand
te gunstig is voorgesteld.
Bij de waardeering der uitkomsten van de enqute dient voorts
in het oog gehouden te worden, dat de enqute werd ingesteld in den
winter van 1924 op 1925, dus 5 jaar na de hoogwaterperiode van Januari
1920 en vr de hoogwaterperiode van Januari 1926. Ware na Januari
1926 nogmaals een enqute ingesteld, dan zouden zeer zeker onder den
indruk van het toen ondervonden waterbezwaar door de polderbesturen
grootere oppervlakten zijn opgegeven en meer volledige gegevens zijn
verstrekt.

53

Zoo werden omtrent het waterbezwaar in het polderdistrict OverBetuwe in Januari 1926, kort na den hoogsten stand, volgens informatie
ter plaatse bij de betrokken heemraden voor de oppervlakten, die toen
m de diverse dorpspolders schade hadden geleden, percentages opgegeven
vaneerende van 25 tot 100%, gemiddeld voor het geheele district 60%
van de oppervlakte, of ruim 10.000 H.A.
Bij een in Februari 1926, ongeveer 1 maand na het hoogwater van
Januari 1926, in het polderdistrict Over-Betuwe door de Commissie
ingesteld meer uitgebreid onderzoek, werden volgens plaatselijk verstrekte
inlichtingen voor de oppervlakten die in Januari 1926 van de diverse
dorpspolders van de Over-Betuwe schade hadden geleden, percentages
opgegeven tusschen 0 tot 50%, gemiddeld voor het geheele district 12%
van de oppervlakte of ruim 2100 H.A., terwnl volgens staat 23 bij de
in 1924/'25 gehouden enqute voor de Over-Betuwe slechts was opgegeven 400 H.A. of ongeveer 2*% van de totale oppervlakte.
Uit deze zoo zeer uiteenloopende cijfers van 60, 12 en 2i% kan wel
met zekerheid worden afgeleid, dat de waardeering van het cijfer in
hooge mate afhankehjk is van persoonlijke opvattingen en van het
tndstip waarop dit wordt opgegeven en aan de absolute grootte slechts
geringe waarde kan worden toegekend.
Dit neemt echter niet weg, dat naar de meening der Commissie het
op bnlage 18 geteekende overzicht, zij het ook slechts globaal, toch wel
een algemeen beeld geeft van den bestaanden toestand met betrekking
tot het waterbezwaar, en wel in zooverre, dat hieruit kan blijken, dat
het waterbezwaar zich in het langs de beneden-Linge gelegen stroomgebied m veel sterker mate doet gevoelen dan in de langs de bovenLinge gelegen polderdistricten Over- en Neder-Betuwe, terwijl in deze
districten het bezwaar zich in hoofdzaak doet gevoelen bij de langs de
rivierdijken gelegen landen en in het smalste gedeelte der Betuwe beneden de grens der beide districten, waar de bandeken van Waal en
Lek over ongeveer 10 K.M. lengte op slechts ongeveer 3 K.M. van
elkaar zijn verwijderd.
De uitkomsten van het hierboven bedoelde onderzoek znn geheel
ui overeenstemining met de in Hoofdstuk I gegeven beschrijving van
den bestaanden toestand, waarbij het verschillend karakter van de vrijstroomende boven-Linge en de als boezem dienstdoende beneden-Linge
en de belangrijke mvloed van de kwel uit de rivieren op het waterbezwaar
der Lmge werd aangetoond.
Wegens het verschillend karakter van de boven- en beneden-Linge
zullen de bezwaren die zich bij den bestaanden toestand der afwatering
voordoen ook afzonderlijk voor verschillende Lingevakken moeten
worden behandeld.
Een juiste grens tusschen de vakken valt moeilijk aan te geven.
In 4 van Hoofdstuk I werd aangetoond dat de waterstand in de
Linge bij de Groote Brug te Tiel bij den bestaanden toestand niet noemenswaard meer van de loozingscapaciteit te Steenenhoek afhankelijk
is en in hoofdzaak bepaald wordt door den aanvoer der Linge boven Tiel
terwijl beneden Geldermalsen de Linge als boezem dienst doet, zoodat de
waterstand daar in hoofdzaak beheerscht wordt door de loozingscapaciteit
te Steenenhoek. Het tusschengelegen vak van Tiel tot Geldermalsen vormt
de overgang van de vrijstroomende Linge naar den zoogenaamden boezem
In verband hiermede zullen afzonderlijk worden beschouwd de
3 vakken:

54
lo.
2o.
3o.

beneden Geldermalsen;
boven Tiel;
van Tiel tot Geldermalsen.

Ter beoordeekng van de mate van ovei^hrijding van diverse peilen


en tevens voor later uit te voeren berekeningen, zijn voor verschillende
peilschalen de op de bijlagen 1926 geteekende frequentiekrommen
samengesteld. Een korte toelichting tot die frequentiekrommen is opgenomen in bijlage VIII.

2.

D E LINGE BENEDEN GELDERMALSEN.

Beneden Geldermalsen vormt de Linge een boezem waarop een


groot aantal gemalen uitslaan en waarin de boven-Linge, met een vrijloozend stroomgebied van ongeveer 35000 H . A . , uitloopt, terwijl juist in
perioden van groot waterbezwaar bij hooge rivierstanden de natuurlijke
loozing door het Kanaal van Steenenhoek geheel of ten deele is gestremd,
en het stoomgemaal te Steenenhoek dan bij lange na niet in staat is het
waterbezwaar te beheerschen.
Dat een dergelijke combinatie voor een boezem aan het boveneinde vrije afwatering van ongeveer 35000 H . A . , op den boezem aanvoer
van diverse wind- en machinegemalen, waarvan de machinegemalen een
gezamenlijke capaciteit hebben van ruim 30 M . per sec., en aan
het benedeneinde geheel of gedeeltelijk gestremde natuurlijke loozing
en bemaling met een gemaal dat slechts een capaciteit heeft van hoogstens
15 a 20 M ./sec. tot groote bezwaren aanleiding moet geven, ligt voor
de hand.
3

Daar komt nog bij, dat bij overschrijding van het conventiepeil van
2.44 M . + N . A . P . de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem gesloten
wordt en daardoor niet meer kan worden geloosd dan door het gemaal
te Steenenhoek van het Kanaal kan worden afgemalen. E n voorts dat
dit gemaal bij zeer hooge Merwedestanden niet doorloopend kan werken,
omdat in de maalkolk tot geen hooger stand dan het conventiepeil en
met toestemming van den Alblasserwaard tot hoogstens ongeveer 2.90 M .
+ N . A . P . mag worden opgemalen, terwijl in perioden van groot waterbezwaar zelfs het L . W . in de Merwede te Steenenhoek meerdere dagen
achtereen niet onder dit peil van 2.90 M . + N . A . P . daalt, zoodat dan
alle loozing, zoowel natuurlijk als met het stoomgemaal onmogelijk is.
Verhooging en verzwaring der kaden van de maalkolk en het sluiten
van een nadere overeenkomst met den Alblasserwaard over het zonder
voorafgaande vergunning van het Bestuur van den Alblasserwaard
mogen toelaten van een hooger peil in de maalkolk dan 2.90 M . -f- N . A . P . ,
zou wel eenige verbetering brengen. Het stoomgemaal zou dan ten
minste, zij het met beperkt vermogen, kunnen doorwerken en niet juist
bij het grootste waterbezwaar gedurende korter of langer tijd behoeven
te worden stopgezet wegens te hooge buitenwaterstanden. Van veel belang
zou die verbetering echter niet zijn, daar het hoofdbezwaar, de veel te
geringe capaciteit van het stoomgemaal, n.1. slechts 1/3 a 1/4 van het
maximum waterbezwaar, daarmede toch niet zou zijn verholpen.
Zoowel uit enkele bij de e n q u t e gemaakte opmerkingen als bij besprekingen met belanghebbenden bleek het als een bezwaar voor de
Linge te worden beschouwd, dat bij den Arkelschen Dam het water
van den Zederikboezem op de Linge wordt gemalen en werd aange-

55

drongen de bemaling van den Zederikboezem uitsluitend op de Lek bij


Ameide te doen plaats vinden, waartoe dan het bestaande gemaal te
Ameide zou moeten worden versterkt. De Commissie kan niet inzien,
dat juist de bemaling van den Zederikboezem, die sinds eeuwen tot het
stroomgebied van de Linge behoort ), een grooter bezwaar zou opleveren
dan de loozing van andere polders, die in den loop der tijden tot machinebemaling zijn overgegaan. E n te meer niet daar juist in perioden van zeer
groot waterbezwaar, wanneer het meeste schade wordt geleden, zooals
in Januari 1920 en Januari 1926, het schepradgemaal aan den Arkelschen
Dam met meer kan werken, daar dit bij een stand op de Linge van ongeveer 2.70 M . + N . A . P . moet worden stopgezet. Bij hooger standen wordt
aan den Arkelschen Dam alleen nog met een centrifugaalpomp met een
capaciteit van ongeveer f M ./sec. gemalen, terwijl het schepradgemaal
een vermogen heeft van ruim 7 M ./sec.
1

Doch ook al zou bij den bestaanden toestand zelfs bij het maximum
waterbezwaar het schepradgemaal aan den Arkelschen Dam nog kunnen
doormalen, dan acht de Commissie het toch niet juist gezien speciaal de
loozing van den Zederikboezem op de Linge als een bezwaar aan te merken. Het bezwaar van den bestaanden toestand der Linge beneden
Geldermalsen is gelegen i n het feit, dat de loozingscapaciteit absoluut
onvoldoende is in verhouding tot het waterbezwaar van een boezem met
een stroomgebied van ruim 71000 H . A . , waarvan thans ongeveer 28000
H . A . machmebemahng bezitten. E n dit bezwaar van de onvoldoende
loozingscapaciteit doet zich steeds meer gevoelen naarmate aan de
handhaving van het maximum toelaatbare hoogwaterpeil hooger eischen
worden gesteld en meer en meer tot maclimebemaling der op de Linge
loozende polders wordt overgegaan.
Oudtijds kon de Linge alleen te Gorinchem op de Merwede loozen
en was men wat de loozing betreft geheel afhankelijk van de L . W . standen op de Merwede te Gorinchem.
De verlenging van de Linge met het Kanaal van Steenenhoek bracht
wat de loozingsgelegenheid betreft, zeer zeker een verbetering, die echter
aanvankelijk weinig gewaardeerd werd.
De sluiting van dit Kanaal voor de loozing, bij overschrijding van
het conventiepeil van 2.44 M . + N . A . P . , geeft nog steeds aanleiding
tot ontevredenheid.
Hierbij wordt echter uit het oog verloren, dat zonder het Kanaal
van Steenenhoek het pe van 2.44 M . + N . A . P . op de Linge veel eerder
wordt bereikt, daar reeds bij een rivierstand te Nijmegen van ongeveer
11 M . + N . A . P . , welke rivierstand gemiddeld per jaar nog ongeveer 20
dagen wordt overschreden, het L . W . i n de Merwede te Gorinchem niet
meer onder het conventiepeil daalt, terwijl dan het L . W . i n de Merwede
te Steenenhoek nog tot ongeveer 1.20 M . + N . A . P . afloopt (zie bijlage9).
E n voorts zij, watde geringe capaciteit van het in 1865/'66 te Steenenhoek
gestichte stoomgemaal betreft, bier, zooals reeds in 13 van Hoofdstuk I
sgeschied, er nogmaals uitdrukkelijk op gewezen, dat dit gemaal geenszins
is aangelegd om bij gestremde natuurlijke loozing het waterbezwaar te
beheerschen, doch slechts moest dienen ter tegemoetkoming aan de
nadeelen die de natuurlijke loozing destijds ondervond van de verhooging
der Merwedestanden tengevolge van de geleidelijke beteugeling der
Killen, welke verhooging sinds 1890 niet meer aanwezig was, zoodat het
gemaal voor het doel, waarvoor het werd gesticht, feitelijk reeds krog
met meer noodig is.
van ^e thBnlf^i.I
Wz 93 efblz 124 '

} T
) en
h

h a k k e l b o u t e n

ende
e n

d e

a n d e r e

Registers I, II en III bevattende de beschrijving


verkenmerken langs de rivieren, van "1854,

56
Ten aanzien van de bemaling van den Zederikboezem meent de
Commissie er nog op te moeten wijzen, dat, zooals ook uit de op de
enqute ingekomen antwoorden kan blijken, met het stoomgemaal aan
den Arkelschen Dam, dat eeD vermogen van ongeveer 130 W.P.K.
bezit, in perioden van groot waterbezwaar het gewenschte peil niet
wordt gehandhaafd; bovendien moet bij zeer hooge Lingestanden, zooals gezegd, het gemaal worden stopgezet.
Thans worden ongeveer 90% der op den Zederikboezem loozende
landen bemalen.
De totale capaciteit der gemalen bedraagt volgens globale opgaven
ongeveer 860 M ./min. of ruim 14 M ./sec., waarvan 550 M ./min. of
ruim 9 M ./sec. van de machinegemalen. De capaciteit der op den Zederikboezem uitslaande machinegemalen is dus reeds ongeveer 2 M ./sec.
grooter dan de capaciteit van het gemaal aan den Arkelschen Dam van
ruim 7 M^./sec., zoodat het*- wanneer men daarbij nog de windbemaling
in aanmerking neemt, zeer begrijpelijk is dat ook hier over onvoldoende
loozing wordt geklaagd.
Evenwel wordt door hen, die klagen, uit het oog verloren, dat
genoemd gemaal in 1826 door het Rijk is gesticht in verband met den
aanleg van het Zederikkanaal en dat daarbij niet de bedoeling heeft
voorgezeten, om er voor te zorgen, dat uitsluitend met dit gemaal de
boezem op peil zou worden gehouden.
Inzake de bemaling van den Zederikboezem zijn in bijlage IX
eenige gegevens verzameld, waaruit blijkt, dat destijds het water van
de Zederikvelden geloosd werd te Arkel door een sluis op de Linge en
te Ameide langs de Oude Zederik door drie uitwateringssluizen in den
Lekdijk, benevens twee hooge boezems met in totaal 13 groote windmolens.
De loozingsmiddelen te Ameide zijn echter na de stichting van het
stoomgemaal aan den Arkelschen Dam, vanwege het College van de
Lek, dat het beheer over den Zederikboezem voerde, in 1828 en 1829
opgeruimd, waarbij de sluizen gedicht werden. Van andere zijde is
destijds daartegen ernstig geprotesteerd.
Verder wordt de boezem nog bemalen door het stoomgemaal te
Ameide, dat in de jaren 1890/'93 bij den aanleg van het Merwedekanaal werd gebouwd voor het verwijderen van het meerdere schutwater, dat tengevolge van de nieuwe kanaalwerken op den Zederikboezem
zou worden gebracht. De capaciteit van dit gemaal bedraagt 92 W.P.K.;
bij hooge Lekstanden kan dit niet meer dan ongeveer 2 MVsec.
uitmalen.
3

Wat voorts de langs de Linge gevestigde industrien betreft, ligt


het voor de hand, dat industrien die bij zeer hooge standen schade lijden,
over den onvoldoenden toestand der loozingsmiddelen klagen. De Commissie meent er echter op te moeten wijzen, dat de industrien die zich
in den loop der jaren niet hoogwatervrij buiten de Lingedijken hebben
gevestigd, bij de vestiging het risico hebben aanvaard in perioden
van zeer groot waterbezwaar waterschade te zullen lijden.
Bij de in Januari 1920 en Januari 1926 bereikte standen werden
toch de hoogst bekende standen nog geenszins overschreden.
Ten einde hiervan een indruk te krijgen zjjn in staat 24 de hoogstwaargenomen standen in de Linge te Gorinchem en te Asperen (boven
de sluis) voor de hoogwaterperioden, waarbij sedert 1876 een zeer hooge
stand van 3150 M. -f N.A.P. werd overschreden, opgegeven.

57
STAAT 24.
HOOGSTE WATERSTANDEN IN D E LINGE TE GORINCHEM E N ASPEREN VAN
18761926 WAARBIJ HET PEIL VAN 3.50 M. + N.A.P. WERD OVERSCHREDEN

I
Peilschaal.
Grorinchem ...

23

Maart

8/12

10/14

24

Januari Decemb. Januari Januari Januari

! 1876.
1881.
1882.
1883.
1920. | 1926.
M.-f- N.A.P. M.-f- N.A.P. M.+ N.A.P. M.+N. A.P. M.+N.A.P. M.-f- N.A.P.

(Steenenhoeksche
kanaalsluis.)

Asperen

4.07

3.69

3.70

3.66

3.64

3.77

4.05

3.66

3.71

3.68

3.66

3.77

(boven de sluis). |

Uit deze cijfers blijkt, dat bij de abnormale hoogwaterperiode van


Januari 1926, toen op de bovenrivieren de in de laatste 100 jaar bij open
rivier voorgekomen hoogste standen overal werden overtroffen, op de
Linge van Asperen tot Gorinchem de stand nog ongeveer 0.30 M. onder
den hoogstbekenden stand van Maart 1876 bleef.
Industrien die zich na 1876 aan de beneden-Linge hebben gevestigd, konden in perioden van zeer groot waterbezwaar een hoogsten
stand van ruim 4 M. + N.A.P. verwachten. Doordat tusschen Januari
1883 en Januari 1920, dus in een periode van 37 jaar, geen abnormale
hoogwaterperioden zijn voorgekomen, en, behoudens van 35 Februari
1891 bij ijsbezetting ), zelfs het peil van 3.00 M. + N.A.P. niet is overschreden, werd vermoedelijk geleidelijk aan met den hoogstbekenden
stand van 1876 van ruim 4.00 M. + N.A.P. en de hooge standen der
jaren 1881, 1882 en 1883 van ongeveer 3.70 M. + N.A.P. geen rekening
meer gehouden.
In dit licht bezien is het zeer begrijpelijk, dat in Januari 1920 en
Januari 1926 door de industrien ernstige klachten werden geuit over
de door den hoogen waterstand geleden schade, doch daarbij wordt het
bovenstaande uit het oog verloren.
Wat voorts de loozing der langs de beneden-Linge gelegen polders
betreft, zijn tengevolge van de vooruitgang der landbouwtechniek de
eischen in den loop der jaren ook hier, evenals elders, verscherpt en
wordt thans geklaagd onder omstandigheden waarbij men zich oudtijds
als vanzelfsprekend neerlegde. Vooral ook door de steeds toenemende
machinebemaung ), waardoor ook in de wintermaanden onder normale
omstandigheden het gewenschte peil beter kan worden gehandhaafd,
worden hooge waterstanden thans in veel sterker mate als een bezwaar
gevoeld dan in vroeger jaren.
De Commissie is er van overtuigd, dat bij den huidigen toestand,
m verband met de bestaande behoeften, de capaciteit der loozingsmiddelen van de als boezem dienstdoende beneden-Linge, geheel onvoldoende en verbetering daarvan urgent is. Zij meent er echter op te moeten
wijzen, dat die urgentie voor een groot deel het gevolg is van de hoogere
eischen die thans aan de handhaving van een lager hoogwaterpeil op de
Linge in perioden van groot waterbezwaar worden gesteld, zoowel in
het belang van de op de Linge loozende polders als van de in den loop
der tijden langs de Linge gevestigde industrien.
1

o! nn? peren werd toen een hoogsten stand bereikt van 3.43 M. 4- N.A.P.
ft "w *^ onderzoek der Commissie is in de dorpspolders Enspijk en Tricht de
windbemahng door machine bemaling vervangen, terwijl de dorpspolders Ravenswaaii en
Deil vermoedelijk m 1927 tot machinebemaling zullen overgaan
As

611

58

3.

D E LINGE BOVEN TIEL.

In Hoofdstuk I is reeds aangetoond, dat bij den bestaanden toestand


van de Linge de waterstand te Tiel niet noemenswaard meer afhankelijk
is van de loozingscapaciteit te Steenenhoek, en dat het bjj overschrijding
van een bepaalden aanvoer van de Linge boven Tiel op den stand
aldaar nagenoeg niet van invloed is, of de loozing te Steenenhoek al of
niet is gestremd.
De Linge is boven Tiel een onbedjjkt vrn'stroomend riviertje waarop
22480 H . A . natuurlijk afwateren.
Onder normale omstandigheden van regenval en buitenrivierstanden
heeft de Linge voldoende capaciteit om het aangevoerde regen- en kwelwater af te voeren.
In perioden van groot waterbezwaar is het afvoervermogen echter
lang niet voldoende, zoodat reeds bij een afvoer te Tiel van ongeveer
11 M ./sec. een stand bereikt wordt van 4 M . + N . A . P . aan de Groote
Brug, welke voor de op de Linge afwaterende landen te hoog is, terwijl
de maximum afvoer van de Linge te Tiel op ongeveer 21 M ./sec. kan
worden gesteld, zoodat dus de Linge daar slechts geschikt is om zonder
bezwaar ongeveer de helft van den maximum afvoer af te voeren.
Dat een waterleiding, die reeds bn' de helft van den maximum afvoer
een te hoogen stand bereikt voor de daarop loozende landen, geen voldoende capaciteit bezit, zal duidelijk zjjn. Volgens de frequentiekrommen
voor de Linge te Tiel, bijlage 20, wordt een stand van 4 M . + N . A . P .
aan de Groote Brug te Tiel gemiddeld per jaar ongeveer 15 dagen overschreden in de 4 wintermaanden November, December, Januari en
Februari en 9 dagen in de 8 zomermaanden MaartOctober, totaal dus
gemiddeld 24 dagen per jaar.
Op de boven-Linge ondervindt de afwatering bezwaar wanneer de
Linge te Eist een stand van 8.00 a 8.10 M . + N . A . P . overschrijdt. Volgens
de op bijlage 19 geteekende frequentiekrommen wordt een stand van
8.00 M . + N . A . P . te Eist gemiddeld 27 dagen per jaar overschreden
in de 4 wintermaanden NovemberFebruari en 23 dagen in de 8 zomermaanden MaartOctober, of totaal gemiddeld 50 dagen per jaar.
Uit deze cijfers blijkt duidelijk, dat op de Linge boven Tiel de voor
de natuurlijke afwatering gewenschte standen een groot aantal dagen
worden overschreden, zoodat dus het afvoervermogen te klein is in
verhouding tot het waterbezwaar.
Daar het niet in de Commissie vertegenwoordigde polderdistrict
Over-Betuwe ) met een oppervlakte van 17180H.A. verreweg het grootste
gedeelte van het 22480 H . A . groote stroomgebied der Linge boven Tiel
uitmaakt, achtte de Commissie het gewenscht omtrent het bij de hoogwaterperiode van Januari 1926 ondervonden waterbezwaar, in de verschillende dorpspolders van genoemd district nog een nader onderzoek in
te stellen. De resultaten van dit op 8/10 Februari 1926 ingestelde onderzoek zn'n in bijlage X vermeld, terwijl reeds eerder is opgegeven, dat
volgens dit onderzoek in ongeveer 12% der oppervlakte in perioden van
groot waterbezwaar schade wordt geleden.
De Commissie is van meening, dat ook voor het polderdistrict
Over-Betuwe verbetering der waterloozing gewenscht is, waartoe het
afvoervermogen der Linge zoodanig zal dienen t worden vergroot, dat
het maximum waterbezwaar kan worden afgevoerd bij Lingestanden
8

1) Zqoals .uit het slot der installatierede van den Commissaris der Koningin
(Inleiding 2j kan blijken, meende het polderdistrict Over-Betuwe zich van vertegenwoordiging te kunnen onthouden uit overweging, dat voor Over-Betuwe de waterlossing
thans goed in orde is, behoudens gemis in het noodige verhang op de grens van Overen Neder-Betuwe.

59

die minstens i M. lager zijn dan de bij den bestaanden toestand bereikte
hoogste standen.
Hoewel het te geringe afvoervermogen der Linge de hoofdoorzaak
is van de te hooge standen in perioden van groot waterbezwaar, meent
de Commissie er toch nog op te moeten wijzen, dat, zooals ook uit de
op de enqute ingekomen antwoorden kan blijken, de toestand der diverse
waterleidingen op meerdere plaatsen te wenschen overlaat. Vooral voor
de langs de rivierdijken gelegen polders, die bij hooge rivierstanden het
meest door kwelwater worden bezwaard, zou alleen een verruiming van
de Linge nog geen afdoende verbetering brengen, wanneer niet tevens
de voor sommige polders tamelijk lange waterleidingen worden verbeterd
en behoorlijk worden onderhouden.
4. D E LINGE V A N TIEL TOT GELDERMALSEN.
Tusschen Tiel en Geldermalsen verandert de Linge geleidelijk van
een vrijstroomend riviertje, waarop de polders natuurlijk afwateren
m een tusschen dijken besloten boezem, waarop in perioden van groot
waterbezwaar vrijwel uitsluitend door middel van bemaling wordt
geloosd.
Op dit Lingevak loost rond 14000 H.A. waarvan rond 6000 H A
via de Korne, welke op ongeveer 2 K.M. boven Geldermalsen bij de*
Klomp m de Linge uitmondt.
Bij Tiel wordt de waterstand in hoofdzaak bepaald door den afvoer
van de Linge boven Tiel en wegens het te geringe afvoervermogen in
verhouding tot het waterbezwaar de gewenschte stand bij ongeveer de
helft van het maximum waterbezwaar overschreden, terwijl bij Geldermalsen de. stand behalve van den aanvoer van bovenwater tevens
afhankelijk is van de loozingsgelegenheid te Steenenhoek.
Bij Geldermalsen kan de voor de vrije loozing gewenschte stand
op ongeveer 1.25 a 1.50 M. + N.A.P. worden gesteld.
Volgens de frequentiekrommen van Geldermalsen, geteekend op
bijlage 21, wordt een stand van 1.25 M. + N.A.P. daar gemiddeld per
jaar m de 4 wintermaanden November-Februari 40 dagen en in de
8 zomermaanden Maart-October 53 dagen of totaal per jaar 93 dagen
overschreden. Het aantal dagen dat te Geldermalsen de voor vrije loozing
gewenschte stand overschreden wordt, is dus belangrijk grooter dan op
de boven-Linge.
Alleen door verrmming van de Linge zou hier geen afdoende verbetering kunnen worden verkregen, daar juist in perioden van zeer groot
waterbezwaar wegens de onvoldoende loozingsgelegenheid te Steenenhoek, de stand te Geldermalsen vrijwel geheel bepaald wordt door den
stand op de als boezem dienst doende beneden-Linge. Afdoende verbetering is hier slechts mogelijk, wanneer een verruiming der Linge
gepaard gaat met een verbetering der loozing te Steenenhoek.

B.

SCHEEPVAART.

5. LINGE VAN GORINCHEM TOT ASPEREN.

xr L
Bi

de

en bestaanden toestand der scheepvaart


m Hoofdstuk II is het Lingevak van Gorinchem tot Asperen in verband
met het verschlend karakter der scheepvaart nog onderverdeeld in
v a n

60

het vak boven en beneden den Arkelschen Dam. Wat de bezwaren van
de Linge als scheepvaartweg betreft, kan het vak GorinchemAsperen,
waarlangs de voornaamste industrien zijn gevestigd, gevoegelijk als
een geheel worden behandeld.
De bezwaren voor de scheepvaart doen zich in hoofdzaak gevoelen
bij lage en bq zeer hooge standen.
Bij normale Lingestanden van 0.80 a 1.00 M. + N.A.P. is over het
algemeen de vaardiepte op dit Lingevak voldoende.
De scheepvaart ondervindt hinder van de scherpe bochten bh' Spijk
(bij den Arkelschen Dam) en bij Kedichem en van de vernauwing op
ongeveer 250 M. beneden den overlaat in den Gaddam, terwijl bij lage
waterstanden door schepen van meer dan 2 M. diepgang hinder wordt
ondervonden van een ondiep vak beneden de Spjjksche sluis.
Voorts is het een bezwaar voor de scheepvaart naar de tusschen
Gorinchem en Asperen gevestigde industrien, dat volgens het bestaande,
op de Linge tusschen Gorinchem en den Arkelschen Dam geldende
reglement (zie 2 van Hoofdstuk II), de geoorloofde afmetingen der schepen zijn beperkt tot 53 M. voor de lengte en 2.10 M. voor den diepgang.
Meermalen moeten schepen van meer dan 2.10 M. diepgang gedeeltelijk buiten de sluizen te Gorinchem worden gelost, omdat zij volgens
het reglement zonder voorafgaande vergunning niet mogen worden
toegelaten, ofschoon de beschikbare vaardiepte wel aanwezig is.
De geoorloofde afmetingen zouden tot 58 M . voor de lengte en
2.35 M. voor den diepgang vergroot kunnen worden.
Bjj sterke spuiing door de Steenenhoeksche kanaalsluis ondervinden
kleine schepen, die voorbij de invaart van deze sluis in de richting van
Gorinchem varen, eenigen last van zuiging naar de sluis. Door plaatselijke
verbreeding aan den oostelijken oever kan dit bezwaar worden opgeheven.
Van meer belang zijn de bezwaren die op dit Lingevak worden
ondervonden bij hooge waterstanden.
Bij hoog water staat de Linge bekend als een moeilijk te bevaren
vaarwater, zoodat de streek ten noorden van Leerdam dan bever op de
Keulsche vaart dan op de Linge bevracht. Voor schepen die van de Waal
afkomen wordt b.v. naar Leerdam 50 cent per ton meer vracht gevraagd
dan naar Rotterdam, hoewel de afstand van Gorinchem naar Rotterdam
belangrijk grooter is dan naar Leerdam.
Zooals reeds in het vorige Hoofdstuk is medegedeeld, wordt bij zeer
hooge waterstanden door meerdere langs de Linge gevestigde industrien
belangrijke schade geleden, terwijl bij het bereiken van de schutpeilen
bij de sluizen aan den Arkelschen Dam en de Oude-Merwedesluis te
Gorinchem, hetgeen als regel gepaard gaat met overschrijding van het
conventiepeil en dus ook de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem
dan is gesloten, de Linge geheel is afgesloten, zoodat er geen schip meer
in of uit kan.
Bn' een door de Commissie ter plaatse ingesteld onderzoek verklaarden dan ook alle industrien, zoowel als de Stoombootmaatschappij
Leerdam, groot belang te hebben bij de handhaving van een maximum
hoogwaterpeil, lager dan het schutpeil voor de sluis aan den Arkelschen
Dam van 2.36 M. + N.A.P., zoodat de geregelde doorvaart door die
sluis te allen tijde verzekerd is.
Voorts werd geklaagd over de lage ligging der vaste brug over de
Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem, met onderkant op 5.10 M.
+ N.A.P., waar bij standen boven 1. M. + N.A.P. de doorvaarthoogte
minder dan 4 M. bedraagt.
In hoofdzaak is dit een bezwaar voor de Constructiewerkplaats
De Vries Robb en Co., die groot belang heeft bij een ongehinderde

61
vaart door deze sluis naar en van de losplaats bij bet station Gorinchem,
waarvoor zij met het waterschap van de Linge-Uitwatering een overeenkomst heeft gesloten tot betaling van een vast bedrag per jaar aan
sluisgeld.
Bovendien werd door belanghebbenden gewezen op het voordeel
der grootere breedte van de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem,
n.1. 10.- M . , terwnl door de sluis aan den Arkelschen Dam en de OudeMerwedesluis te Gorinchem geen schepen van grooter breedte dan
7.50 M . kunnen worden toegelaten.
De houthandel v/h Varsseveld en Co. te Leerdam zou liefst een
minimum-peil van 1.50 M . + N . A . P . gehandhaafd willen zien om steeds
met schepen van 2.35 M . diepgang in haar eigen havens te kunnen laden
en lossen.
Die havens hebben een bodemdiepte van 1.50 M . N . A . P . en
schijnen wegens aanwezigheid van een veenlaag bezwaarlijk verdiept
te kunnen worden. Herhaalde pogingen daartoe zijn mislukt; het veen en
modder kwam dan weer naar boven, zoodat volgens de Directie practisch
geen grooter diepte dan 1.50 M . - N . A . P . kan worden onderhouden.
Bij een te Leerdam met diverse industrielen gehouden bespreking
waren ook aanwezig eenige vertegenwoordigers van polderbesturen, die
verklaarden groot belang te hebben bn' handhaving van een lager hoogwaterpeil, zoowel met het oog op de bemahng der polders die op de Linge
uitslaan, als met het oog op de verzekering van een geregelde en veilige
scheepvaart voor afvoer van zuivelproducten. Verhooging van het
zomerpeil op de Linge tot boven 1.00 M . + N . A . P . werd echter voor de
polders een bezwaar geacht.
De belangen van de polders en van de industrin gaan, wat de handhaving van een laag hoogwaterpeil betreft, geheel samen.
Wat betreft het minimum peil zjjn de belangen van de polders in
strijd met die van den houthandel v/h Varsseveld en Co. De overige industrien hebben tegen handhaving van een laag peil geen bezwaar, mits
daarbij voldoende diepgang voor de scheepvaart verzekerd is.
De Commissie is met de polderbesturen van meening, dat verhooging
van het nmnmumpeil tot boven 1 M . + N . A . P . niet zou kunnen worden
toegelaten. Met het oog op de afwateringsbelangen is, zooals nader in
5 van Hoofdstuk I V zal worden aangetoond, voor de Linge een zomerpeil
van 0.80 M . - f N . A . P . aangewezen.
De te Leerdam gevestigde industrien hebben voorts alle belang
bij toMandkommg van een verbinding in oostelijke richting met de
Waal, gepaard met zoodanige verbetering, dat de Linge van Gorinchem
tot de aansluiting aan de Waal bevaarbaar wordt met schepen tot
ongeveer 600 ton laadvermogen.

6.

L I N G E V A N A S P E R E N TOT G E L D E R M A L S E N .

Dit Lingevak staat als vaarwater zeer slecht bekend. Het voornaamste bezwaar is wel de onvoldoende toestand in droge perioden,
waarbij meermalen schepen vastraken en onderweg moeten worden
gelicht.
Voor Geldermalsen wordt dan ook i n den regel de vracht met een
risico premie" verhoogd, zoodat zij tot / 1.- per ton hooger is dan
voor plaatsen langs de Merwede en Nieuwe Maas gelegen.
Zeer hinderlijke ondiepten komen voor tegenover den kolk in Acquoy
in de kom van Rumpt, even boven Rumpt, bij het voetveer te Beesd^
bij het caf Klaverblad" te Deil en achter de Kerk te Geldermalsen!

62

Meermalen is op de ondipste punten niet meer dan 1.40 M. diepte aanwezig.


Geklaagd wordt over een groot aantal te scherpe bochten, waardoor
lange schepen vastraken en voorts over onvoldoende opruiming van het
vuil na het vegen. In den regel laat men het vuil in de Linge wegdrijven,
waarvan vooral de motorschippers veel last ondervinden, daar het vuil
tot dikke koeken van soms 1.- M. dikte samenpakt. Die koeken blijven
veelal in de bochten liggen, waardoor de oevers aanlanden. Ook de
polders loozen het vuil, dat na het vegen der waterleidingen vrij komt,
zoo mogelijk op de Linge, waardoor de hinder nog wordt vergroot.
Gewenscht is afsnijding van de scherpe bocht beneden GelHcum
door verruiming van de Breeknap.
Bij sterken stroom is de doorvaart door de sluizen te Asperen,
waarvan de zuidelijke wijd 6 M. en de noordelijke wijd 7.20 M., beide
met slagdrempel op 1.39 M. N.A.P., zeer moeilijk, zoodat meermalen
eerst een lijn moet worden uitgebracht, om de schepen tegen den stroom
door de sluis te trekken.
Voorts levert de geringe doorvaartwjjdte van de ophaalbrug te
Geldermalsen (6 M.) en de ongunstige ligging van de brug niet haaks op
het vaarwater, waardoor schepen met staanden mast gevaar loopen
tegen de klap aan te komen, een ernstig bezwaar voor de scheepvaart op.
Omtrent de belangen van de te Geldermalsen gevestigde industrien
is door het Departement Geldermalsen van de Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel de als bijlage X I Merbjjgaande
nota opgesteld.
In het bijzonder zjj de aandacht gevestigd op de wenschelijkheid,
die ook reeds door industrielen te Leerdam werd geopperd, van een
verbinding in oostelijke richting met de Waal. Voor de verdere ontwikkeling van handel en nijverheid te Geldermalsen, dat thans voor verbinding
te water met het oosten is aangewezen op den langen omweg via Gorinchem
langs een moeilijk bevaarbaar vaarwater, zou een scheepvaartweg in
oostelijke richting met verbinding met de Waal of de Lek van groot
belang znn.
7. LINGE BOVEN GELDERMALSEN TOT DE KLOMP E N
DE KORNE TOT BUREN.
Het vaarwater op de Linge van Geldermalsen tot de Klomp" is
zeer bochtig, doch heeft bij normale waterstanden voldoende diepte voor
de vaartuigen die de Korne bevaren.
De Korne van de Klomp tot Buren is wegens de vele scherpe bochten
en geringe diepte slechts bevaarbaar met kleine schepen. De minste
diepte is in droge tijden niet meer dan ongeveer 1.10 M.
Door belanghebbenden wordt voor de vaart naar Buren een vaardiepte gewenscht van 1.80 M .

C. WATERGEBREK EN VERONTREINIGING 8. WATERGEBREK.


Zooals reeds in 1 van dit Hoofdstuk is medegedeeld, werden bij
de in den winter van 1924'/25 gehouden enqute ook eenige vragen gesteld omtrent het watergebrek in droge tijden.

63
Een kort overzicht van de antwoorden der polderbesturen en der
burgemeesters is opgenomen i n de bijlagen X I I en X I I I , beide onderverdeeld i n Gelderland en Zuid-Holland.
U i t de ingekomen antwoorden kan i n het algemeen worden afgeleid,
dat de i n Zuid-Holland gelegen polders slechts weinig watergebrek Inden
en van de in Gelderland gelegen polders ter oppervlakte van 58000 H . A . ,
m droge zomers i n ongeveer de helft van de oppervlakte, of rond 29000
H . A . , meer of minder watergebrek wordt geleden, voornamelijk i n de
maanden Juli en Augustus. Deze oppervlakte is ongeveer als volgt over
de polderdistricten verdeeld:
polderdistrict Over-Betuwe
8500 H . A .

Neder-Betuwe
;
10000 H . A .
5000 H X
Tielerwaard
5500 H A . .
B

Totaal

29000 H . A .

Op de situatiekaart schaal 1 * 200 000, bijlage 27, zijn de oppervlakten


die volgens de bjj de enqute verstrekte inlichtingen in droge zomers
meer of minder watergebrek lijden met licht roode kleur aangegeven.
De Commissie meent er, evenals i n 1 van dit Hoofdstuk bij de
behandeling van het waterbezwaar is geschied, op te moeten wijzen,
dat de bij de enqute verstrekte gegevens waaruit bijlage 27 is samengesteld, geenszins op volledigheid aanspraak kunnen maken en, evenals
bij het waterbezwaar, de toestand over het algemeen te gunstig zal zijn
voorgesteld.
Voorts dient ook bij de waardeering der uitkomsten van de enqute
met betrekking tot het watergebrek i n het oog te worden gehouden,
dat de enqute werd ingesteld i n den winter 1924/'25, dus eenige jaren
na den bekend drogen zomer van 1921, zoodat de schade die toen door
watergebrek is geleden, niet meer ten volle i n de antwoorden tot uiting
is gekomen.
Het op bijlage 27 geteekende overzicht geeft echter, naar de Commissie meent, toch wel een algemeen beeld, waaruit blijkt, dat
van het m Gelderland gelegen stroomgebied der Linge i n droge tijden
een groote oppervlakte min of meer watergebrek lijdt, terwijl mede op
grond van nader aan de Commissie verstrekte inkchtingen kan worden
aangenomen, dat i n zeer droge zomers, zooals die van 1911 en 1921, i n
het grootste gedeelte van het stroomgebied der Linge watergebrek wordt
geleden.
De gevolgen van dit watergebrek bestaan in hoofdzaak uit de
verslechtering van den stand van het gras en van andere gewassengebrek aan drinkwater voor het vee; droog loopen van de slooten,
waardoor de perceelsafscheidingen verloren gaan en het vee van verschillende landen door elkaar raakt.
Bn' eenigszins langen duur van dezen toestand worden deze gevolgen
als een aanmerkelijke schade gevoeld.
E n juistonder de omstandigheden, waarin het meeste behoefte bestaat
aan waterinlating, is voor de boven-Linge inlating vanuit de rivieren niet
mogehjk, terwnl voor de beneden-Linge het inlaten tijdens den vloed te
Steenenhoek dan lang niet in voldoende mate gedurende slechts enkele
uren per getij kan plaats vinden, zoodat ook dan de beneden-Linge niet
op het gewenschte peil kan worden gehouden.
Behalve voor landbouw, bepaaldelijk voor een gebied dat voor een
groot gedeelte uit weiland bestaat, levert dit nog een bezwaar op voor

64

de scheepvaart, terwijl bij zeer lage waterstanden op de Linge nog hinder


wordt ondervonden door enkele fabrieken van het medezuigen van slib
in de koelwaterleidingen.
9. WATERVERONTREINIGING.
Na den bijzonder drogen zomer van 1921 werden meerdere klachten
geuit omtrent de verontreiniging van de beneden-Linge door afvalwater
van fabrieken, waardoor belangrijke schade, zoowel in verband met
het slechte drinkwater voor het vee als aan den vischstand was toegebracht, zoodat toen in het Kanaal van Steenenhoek wel 1000 pond
gedoode of bedwelmde visch drijvende zou zjjn gezien.
Bij het door de Commissie omtrent de verontreiniging der benedenLinge ingestelde onderzoek bleek, dat inderdaad in 1921 aanzienlijke
schade aan den vischstand was toegebracht door de suikerfabriek
Hollandia", gelegen aan de Linge nabij Gorinchem, doch bleek tevens
dat het toen een bijzondere omstandigheid betrof.
In het jaar 1921 was n.1. volgens door den bedrijfsleider verstrekte
ichtingen, in deze fabriek een proef genomen met een nieuw raffinadeproced, waarbij in het afvalwater een gehalte aan voor het leven der
visschen schadelijke bestanddeelen aanwezig bleef, dat dus niet in de
fabriek werd teruggehouden, en tengevolge waarvan inderdaad een
groote vischsterfte optrad. Deze sterfte werd nog verergerd door de
abnormale droogte met zeer geringen waterafvoer langs de Linge en
onvoldoende verdunning der schadelijke afvalstoffen. Getracht is nog
eenige verversching te krijgen door inlating van water door het inundatiekanaal op kosten der fabriek Hollandia".
Intusschen werd de toepassing van evenbedoeld procd sedert het
jaar 1921 niet meer herhaald, zoodat ook geen klachten over schade,
aan den vischstand toegebracht, meer zijn vernomen. )
Behalve verontreiniging door de suikerfabriek Hollandia" te
Gorinchem werden nog klachten vernomen omtrent verontreiniging van
de Linge door de Nederbetuwsche beetwortelsuikerfabriek te Geldermalsen.
Deze fabriek had reeds lang een bezinkvijver, om de vaste bestanddeelen uit het afvalwater, alvorens dit in de Linge afvloeit, te laten
bezinken. Deze bezinkvijver had echter geen voldoende capaciteit, zoodat
er inderdaad nog gegronde reden bestond omtrent verontreiniging van
de Linge in zeer droge tijden, wanneer de Linge nagenoeg geen water
afvoert, te klagen. In 1924 is de bezinkvijver belangrijk vergroot, zoodat
de door deze fabriek veroorzaakte verontreiniging belangrijk is verminderd.
Door de overige langs de Linge gevestigde industrien worden geen
schadelijke afvalstoffen, die tot verontreiniging aanleiding kunnen geven,
doch alleen geringe hoeveelheden koelwater, op de Linge geloosd.
x

Uit het omtrent de verontreiniging der beneden-Linge ingestelde


onderzoek meent de Commissie wel te kunnen afleiden, dat er inderdaad
gegronde aanleiding tot klagen heeft bestaan, doch dat door een toevalligen
samenloop van omstandigheden in den drogen zomer van het jaar 1921
de toestand in dit opzicht bijzonder ongunstig is geweest, zoodat deze
geenszins als maatstaf kan dienen voor de beoordeeling, in hoeverre er
4) Bovenstaande mededeelingen betreffende den vischstand op de beneden-Linge in
1921 en volgende jaren werden door den Heer Biegel, Arts te Gorinchem, in zijn qualiteit
als Wethouder, loco-Bnrgemeester, nader mondeling bevestigd, oomede het feit, dat
sedert dien geen ernstige klachten over den toestand van het Lingewater uit een oogpunt
van volksgezondheid, althans in de omgeving der stad Gorinchem, meer werden vernomen.

65
in het algemeen een voor de volksgezondheid schadelijke toestand zou
bestaan.
Het feit dat op de beneden-Linge door fabrieken afvalwater wordt
geloosd waarin schadelijke bestanddeelen kunnen voorkomen, kan echter
in perioden van langdurige droogte, wanneer, zooals bij den bestaanden
toestand, geen behoorlijke waterv-erversching plaats vindt, tot voor de
volksgezondheid nadeelige toestanden aanleiding geven.
Door inlaten van water te Steenenhoek kan daarin geen noemenswaardige verbetering worden gebracht, daar het verontreinigde water
dan grootendeels door het ingelaten water wordt teruggedrongen en een
behoorlijke doorspuiing niet kan worden bereikt.
Alleen door inlating van versch water van boven af, hetzij door het
inundatiekanaal of op andere wijze op de Linge boven Geldermalsen,
kan i n dit opzicht een afdoende verbetering tot stand worden gebracht,
welke op den duur niet zal kunnen uitbHjven.
Bij de enqute werd door het gemeentebestuur van Buren (zie
bn'lage VII), nog de aandacht gevestigd op de verontreiniging van het
grondwater bij den hoogen stand in 1914 toen de Linge voor militaire
doeleinden was opgezet, waaraan de i a het najaar vao 1914 i n Buren
voorgekomen typhusepidemie werd toegeschreven.
De Comnoissie is van meening, dat de opzetting van de Linge in den
zomer van 1914 voor militaire doeleinden, waarbij i n Augustus de waterstand op de beneden-Linge gedurende een 10-tal dagen boven 3 M .
+ N . A . P . werd gehouden, welk peil 's zomers nooit wordt bereikt, een
bijzondere omstandigheid is, die geheel buiten het aan de Commissie ter
onderzoek opgedragen vraagstuk valt, zoodat ook de eventueele gevolgen
daarvan hier verder buiten beschouwing kunnen blijven.

HOOFDSTUK IV.

VERBETERING VAN DE AFWATERING V A N


HET BENEDEN GEDEELTE DER LINGE.

1. INLEIDING.
In Hoofdstuk I is bjj de bescbrijving van den bestaanden toestand
der afwatering uiteengezet, dat de Linge beneden Geldermalsen in
perioden van groot waterbezwaar feitelijk dienst doet als boezem,
waarin de boven-Linge vrij uitstroomt en waarop een aantal gemalen
uitslaan, waarvan de macbinegemalen een gezamenlijke capaciteit
hebben van ruim 30 M^/.sec. terwijl voorts zoowel in Hoofdstuk I als
in Hoofdstuk III werd aangetoond, dat de loozingsgelegenheid te Steenenhoek geheel onvoldoende is in verhouding tot het waterbezwaar en
verbetering daarvan urgent is.
Verbetering van de afwatering van dit als boezem dienstdoende
benedengedeelte der Linge kan langs drie wegen bereikt worden, n.1. door:
le. vermindering van het waterbezwaar;
2e. verbetering van de natuurlijke loozing:
3e. verbetering van de kunstmatige loozing.
2. VERMINDERING VAN HET WATERBEZWAAR.
Van vermindering van het waterbezwaar zonder verkleining van het
stroomgebied kan alleen sprake zijn ten aanzien van het kwelwater.
De afvoer van regenwater kan bezwaarlijk verminderd worden; integendeel valt, bij verbetering van de afwatering van het vrijloozend stroomgebied en uitbreiding van het aantal machinegemalen met intensiever
bemaling der polders, op eenige vermeerdering van den maximum afvoer
van regenwater te rekenen.
En wat het kwelwater betreft, acht de Commissie, hoewel door
een dieper reikende bekleeding der Waal-, Rijn- en Lekdijken met een
kleilaag en aanleg van meerdere kwelkaden de direkte dijkskwel wel
zou kunnen worden verminderd, de uitvoering daarvan, in verband met
de zeer groote lengte van 168 E.M. rivierdijk, veel te kostbaar in verhouding tot het daarmee te bereiken voordeel, terwijl dan bovendien
toch nog de ondergrondsche kwel zou bljjven bestaan, waarvan opheffing
praktisch onuitvoerbaar is te achten.
Vermindering van het waterbezwaar zou dus alleen mogelijk zijn
bij verkleining van het stroomgebied, door een gedeelte van het ruim
71000 H.A. groote stroomgebied van de Linge daaraan te onttrekken
en een andere loozing te geven rechtstreeks op een der buitenrivieren.
Reeds meerdere malen is dit denkbeeld geopperd en zjjn daartoe
plannen ontworpen.
Zoo werd bijv. reeds in het Verslag uitgebracht door de bij Koninklijk

67

besluit van 29 October 1856, No. 71 ingestelde Commissie van onderzoek


over den verhoogden waterspiegel op de rivieren de Waal en Merwede
in bijlage L H a door het L i d H . F . Fgnje van Salverda een plan aanbevolen, tot vermmdering van het waterbezwaar der Linge door aan de
Tielerwaard een afzonderlijke afyoerleiding te geven naar de Merwede bij
Dalem.
Voorts zjjn meerdere plannen ontworpen om de Over-Betuwe een
eigen loozing te geven aan den Neder-Rijn bij Lakemond, het laatst
in 1914.
Het bezwaar van deze plannen is echter, dat daarvoor de stichting
van een gemaal noodig zou zijn met grooter opvoerhoogte dan aan het
benedeneinde der Linge bij Steenenhoek voor bemaling vereischt wordt,
zoodat het dan toch meer voor de hand ligt om het gemaal te Steenenhoek
te versterken en daar n krachtig gemaal te exploiteeren, dan op twee
punten tot bemaling van het stroomgebied over te gaan, en zulks te
eerder, wanneer zooals hier geen extra kosten voor het toeleidingskanaal behoeven gemaakt te worden.
Op n punt zou echter vermindering van het waterbezwaar van de
Linge i n aanmerking kunnen komen, en wel door onttrekking van de
loozing van den Zederikboezem op de Linge.
In 2 van Hoofdstuk III werd er op gewezen, dat de Zederikboezem
met het reeds ruim 100 jaar oude gemaal aan den Arkelschen Dam i n
perioden van groot waterbezwaar niet op peil zou kunnen worden
gehouden. Wanneer vernieuwing en versterking van het gemaal aan
den Arkelschen Dam noodig mocht worden, dan zou er, ten einde de
loozing der boezems gescheiden te houden, aanleiding bestaan nader te
overwegen de loozing van den Zederikboezem van den Arkelschen Dam
te verplaatsen naar de Lek bij Ameide.
Het stroomgebied van de Linge zou dan met ruim 10% worden
verkleind, terwijl het maximum waterbezwaar der Linge daardoor met
een nog grooter percentage zou worden verminderd, omdat de op den
Zederikboezem loozende polders vrijwel alle bemalen worden.

3.

V E R B E T E R I N G V A N D E N A T U U R L I J K E LOOZING.

Verbetering van de natuurlijke loozing zou bereikt moeten worden


hetzij door vergrooting van de capaciteit der thans te Steenenhoek
bestaande loozingsgelegenheid of wel door verlenging van het Kanaal van
Steenenhoek, zoodat de loozing naar een lager punt op de Merwede wordt
verplaatst.
Vergrooting van de capaciteit der thans te Steenenhoek bestaande
loozingsmiddelen zou slechts weinig voordeel opleveren.
De gebrekkige natuurlijke loozing te Steenenhoek toch is slechts
in geringe mate het gevolg van te kleine capaciteit der sluizen of onvoldoenden aanvoer door het Kanaal van Steenenhoek, doch i n hoofdzaak
het gevolg van de te hooge Merwedestanden, juist in perioden van groot
waterbezwaar, waardoor de natuurlijke loozing geheel of gedeeltelijk
is gestremd.
Wel zou door opinximing van het in het Kanaal gebouwde stoomgemaal met de binnensluis, waardoor thans het beschikbare verval tusschen
Kanaal en Merwede niet ten volle wordt benut, en door verruiming van
het kanaalprofiel waardoor het verhang tusschen Gorinchem en Steenenhoek zou worden verminderd, i n perioden van waterbezwaar bij lage
Merwedestanden de natuurlijke loozing te Steenenhoek worden verbeterd.

68

Ook zou een wijziging der conventies ten aanzien van het peil
(conventiepeil), zoodat de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem
te allentijdevoor de loozing van de Linge geopend zou kunnen blijven,
eenige verbetering brengen, doch dit conventiepeil van 2,44 M.+N.A.P.
is voor de Linge reeds te hoog, zoodat de verbetering der loozingsmiddelen
zeker zoodanig zal moeten zijn, dat een dergelijk peil niet meer of althans
slechts bij zeer hooge uitzondering nog zou kunnen worden bereikt.
En dit is met natuurhjke loozing te Steenenhoek, al werd die ook
nog zoo ruim ingericht, in perioden van groot waterbezwaar nimmer
te bereiken, daar bij zeer hooge rivierstanden, wanneer de Linge veel
kwelwater krijgt af te voeren, zelfs het L.W. te Steenenhoek meerdere
dagen achtereen boven het conventiepeil blijft, en uit den aard der zaak
met natuurlijke loozing tot geen lager stand dan L.W. op de Merwede
kan worden geloosd.
Volgens de formule voor het L.W. te Steenenhoek gegeven in 8
van Hoofdstuk I, zal het L.W. aldaar een hoogte van 2.44 M.+N.A.P.
bereiken bn' een rivierstand van de Waal te Nijmegen van 12.70 M.
+ N.A.P. Zoolang dus de Waal te Nijmegen hooger dan 12.70 M.
+N.A.P. is, zal te Steenenhoek ook het L.W. boven conventiepeil
blijven en met natuurlijke loozing, ook al zou die nog zoo ruim zijn,
nooit een lager stand kunnen worden gehandhaafd.
Tijdens de hoogwaterpriode van Januari 1926 heeft een dergelijk geval
zich gedurende 8 dagen voorgedaan. De Waal te Nijmegen stond toen
van 18 Januari boven 12.70 M.+N.A.P. en het L.W. in de Merwede
te Steenenhoek bleef toen van 29 Januari boven het conventiepeil.
Al zou dus voor den afvoer van regenwater bij niet te hooge rivierstanden zeer zeker nog eenige verbetering zjjn te bereiken door vergrooting van de capaciteit der natuurlijke loozing te Steenenhoek, zoo zou
toch juist in perioden van zeer groot waterbezwaar bij hooge rivierstanden,
wanneer veel kwelwater moet worden afgevoerd, met een vergrooting
van de capaciteit der natuurlijke loozing slechts weinig verbetering
worden verkregen.
Het tweede middel om met natuurlijke loozing verbetering te krijgen,
is een verlenging van het Kanaal van Steenenhoek, zoodat de loozing
naar een lager punt op de Merwede wordt verplaatst.
Om daarmede echter een eenigszins belangrijke verbetering te verkrijgen, zou het Kanaal tot nabij de Noord moeten verlengd worden
en ruime afmetingen moeten verkrijgen, daar anders het voordeel der
lagere Merwedestanden weer grootendeels verloren zou gaan door het
op het Kanaal benoodigde verval.
De kosten daarvan zouden zeer belangrijk zijn, terwijl een dergelijke
oplossing met het oog op de belangen van anderen bovendien groote
moeilijkheden zoude medebrengen.
Zonder hieromtrent in nadere beschouwingen te treden, kan deze
oplossing veilig ter zijde worden gesteld.

Een afdoende verbetering van den onvoldoenden toestand der looz


is dus praktisch alleen uitvoerbaar door verbetering van de kunstmat
loozing.

4. VERBETERING VAN DE KUNSTMATIGE LOOZING.


Zooals in 13 van Hoofdstuk I is aangetoond, heeft het bestaande
stoomgemaal te Steenenhoek een veel te geringe capaciteit in verhouding
tot het waterbezwaar, zoodat in perioden van groot waterbezwaar bij

69

geheel of gedeeltelijk gestremde natuurlijke loozing, het effect van het


gemaal van slechts geringe beteekenis is.
Indien de kunstmatige loozing moet worden verbeterd, zoodanig
dat bn' geheel of gedeeltelijk gestremde natuurlijke loozing een belangrijk
lager peil op de Linge kan worden gehandhaafd dan thans mogelijk is,
kan een versterking van het bestaande stoomgemaal te Steenenhoek niet
in aanmerking komen, en zal de eenige oplossing zijn de stichting van een
nieuw gemaal.
Voor stichting van een nieuw gemaal kunnen twee plaatsen in aanmerking komen, n.1. bij Steenenhoek of bij Gorinchem in het Wjjdschild.
Stichting van een nieuw krachtig gemaal bij Gorinchem werd voorgesteld
door de Staats-Commissie, benoemd bij Koninklijk besluit van 13 Febr.
1869, No. 12 tot onderzoek der bezwaren inzake de Nieuwe-Merwede,
ten einde het gemaal onafhankelijk van het Kanaal van Steenenhoek
en de daar langs bestaande dijken te krijgen.
Ongetwijfeld is aan de plaatsing bij Gorinchem boven een plaatsing
bij Steenenhoek het voordeel verbonden, dat met het conventiepeil geen
rekening meer behoeft te worden gehouden.
Wanneer echter met een zeer krachtig gemaal het waterbezwaar
van de Linge zoodanig zal kunnen worden beheerscht, dat overschrijding
van het conventiepeil te Gorinchem niet meer zal voorkomen, dan heeft
dit voordeel geen praktische beteekenis meer.
Tegenover dit vrijwel denkbeeldige voordeel staan echter niet
onbelangrijke nadeelen en wel in hoofdzaak de veel grootere opvoerhoogte bij Gorinchem dan bij Steenenhoek, waardoor een bjj Gorinchem
te stichten gemaal, om in perioden van groot waterbezwaar dezelfde
hoeveelheid te kunnen loozen, bijna het dubbele vermogen zou moeten
krijgen, dan wanneer het gemaal bij Steenenhoek werd geplaatst.
Wel is waar wordt bij Gorinchem het verval op het Kanaal tusschen
Gorinchem en Steenenhoek niet verloren, doch dit verval is veel kleiner
dan het verschil der Merwedestanden bij beide plaatsen, in het bijzonder
in perioden van hooge rivierstanden, waar het vooral op aankomt.
In dit opzicht kan worden verwezen naar 8 van Hoofdstuk I en
naar bijlage 9, waarop het verband tusschen Waalstand te Nijmegen en
H . W . en L . W . op de Merwede te Gorinchem en te Steenenhoek graphisch
is voorgesteld.
Volgens de in 8 van Hoofdstuk I gegeven formules behooren bij
Waalstanden te Nijmegen van 10 M . + N . A . P . en hooger, (waarbij, zooals
in bijlage X I V is aangetoond, met de bestaande natuurlijke loozing het
waterbezwaar in den regel niet meer kan worden beheerscht). deinstaat25
opgegeven H . W . - en L.W.-standen in de Merwede te Gorinchem en
Steenenhoek.
S T A A T
H . W .

25.
E

L . W .

G O R I N C H E M

S T E E N E N H O E K

B L T

V E R S C H I L L E N D E

W A A L S T A N D E N .

Waalstand
^

Gorinchem

Nijmegen.
1

H.W. I L.W.
2
3

M.-l-N.A P.

10
11
12
13

Steenenhoek
H.W. I L.W.
4
5

M+N.A.P. M.-f N.A.P. M.-f-N.A.P. M.4-N.A.P.

2.14
2.71
3.44
4.33

1.63
2.35
3.17
4.11

1.72
2.04
2.44
2.92

0.65
1.20
1.88
2.69

Versch GorinchemSteenenhoek
H . W . I L . W . leemiddeid
6
7
8

M.

M.

0.42
0.67
1.00
1.41

0.98
1.15
1.29
1.42

M .

0.70
0.91
1.14
1.41

70

Volgens de laatste kolom is dus gemiddeld de Merwedestand te


Gorinchem, b een Waalstand te Nijmegen van 10 M.+N.A.P., ongeveer
0.70 M. hooger dan de Merwedestand te Steenenhoek, terwijl bij een
Waalstand van 13 M.+N.A.P., het verschil in Merwedestand ruim
1.40 M. bedraagt.
Wanneer men nu hierbij in aanmerking neemt, dat bij een afvoer
van ongeveer 50 M ./sec. het verval tusschen de Linge te Gorinchem en
het Kanaal bij de uitmonding te Steenenhoek, bij een stand in de Linge
te Gorinchem van 1.50 M.+N.A.P. ongeveer 0.25 M. bedraagt (zie
hiervoor bijlage 15), dan kan hieruit reeds dadelijk bujken, dat de opvoerhoogte voor een gemaal te Gorinchem belangrijk grooter zal zijn dan voor
een gemaal te Steenenhoek.
Bij een Waalstand van 13 M.+N.A.P. en een Lingestand te Gorinchem van 1.60 a 2.00 M. + N.A.P. zou dit een verschil in opvoerhoogte
geven van ongeveer 1.20 M., zoodat de opvoerhoogte te Gorinchem dan
bijna het dubbele zou worden van die te Steenenhoek.
Bovendien zou voor een gemaal in het Wijdschild bij Gorinchem, een
toevoerkanaal van de Linge naar de Merwede beoosten Gorinchem noodig
zjjn ter lengte van ongeveer 1 K.M., met verlegging van de op Gorinchem
aansluitende Diefdijklinie.
Niet alleen zal het gemaal dus veel krachtiger moeten zijn, doch
ook de bijkomende werken zullen te Gorinchem zeker belangrijk kostbaarder zijn dan te Steenenhoek, zonder dat eenig praktisch voordeel
zou worden bereikt.
8

Voor een nieuw gemaal is derhalve Steenenhoek de aangewezen pl

In verband met de sterk wisselende capaciteit die een dergelijk


gemaal zal moeten bezitten, is het gewenscht, de capaciteit te verdeelen
over eenige pompen, zoodat al naar gelang van de behoefte, n of
meerdere pompen in werking kunnen worden gesteld.
Ten behoeve van de keuze van het pomptype werden inlichtingen
gevraagd bij de N.V. Machinefabriek Jaffa", v./h. Louis Smulders en
Co. te Utrecht, welkefirmahet in October 1920 te Lemmer in bedrijf
genomen gemaal van 8 pompen met een gezamenlijke capaciteit van
ongeveer 4000 M ./min. bij 1 M. opvoerhoogte heeft geleverd, en bij
de N.V. Machinefabriek Gebr. Stork en Co. te Hengelo (O.), die de pompen
voor het in November 1920 in dienst gestelde boezemgemaal van het
waterschap Electra" in Groningen, met drie pompen met een gezamenlijke capaciteit van ongeveer 3100 M ./min bij 0.80 M. opvoerhoogte,
heeft geleverd.
In verband met de steeds wisselende opvoerhoogte is als pomptype
de schroefpomp, waarvan het rendement bij wisselende opvoerhoogte
minder uiteenloopt dan bij de centrifugaalpomp, hier aangewezen.
Op grond van de door genoemdefirma'sverstrekte gegevens,
werd als enkelvoudig pomptype aangenomen een schroefpomp, die
in staat is bij 0.80 M. opvoerhoogte 600 M ./min of 10 M ./sec. op te
brengen.
In staat 26 is de opbrengst van een dergelijke pomp opgegeven,
bij opvoerhoogten van 0 tot 2.00 M.
8

71
STAAT 26.
OPBRENGST VAN E E N ENKELVOUDIGE SCHROEPPOMP BIJ VERSCHILLENDE
OPVOERHOOGTEN.

Opvoerhoogte.
M.

Opbrengst.
M ./sec.
3

0
0.50
0.80
100
1.20

11
10.5
10

1-40
1.60

8.5
8

1.80
2.00

7.5
7

9.5
9

Indien het te stichten gemaal in staat zou moeten zijn het in 7


waarschjjnlnk maximum waterbezwaar van
65 M ./sec. te verzetten, zouden minstens 7 pompen noodig zijn Dit
maximum waterbezwaar komt echter slechts zelden en dan gedurende
korten tijd achtereen voor, zoodat het vermogen van het gemaal niet op
dit maximum waterbezwaar berekend behoeft te zijn.
In perioden van zeer groot waterbezwaar kan n.1. overschrijding van het onder normale omstandigheden te handhaven Lingepeil
worden toegelaten, zoodat dan in de als boezem dienst doende benedenLinge, hetgeen meer aan- dan afgevoerd wordt, tijdelijk kan worden
geborgen.
Alvorens na te gaan hoeveel pompen noodig zullen zijn, dient eerst
het onder normale omstandigheden te handhaven Lingepeil te worden
vastgesteld.
V

T w ? ?

b e r e k e n d e

5. TE HANDHAVEN LINGEPEIL.
Omtrent een op de beneden-Linge te handhaven pe werd, in verband
met de belangen der scheepvaart, door het Bestuur van het waterschap
van de Lmge-itwatering met den Rijkswaterstaat ondershands een
regeling getroffen, welke o.m. aan Gedeputeerde Staten van Gelderland
werd medegedeeld m een schrijven van genoemd Bestuur van 27 Januari
1919, No. 11.
Uit dit schrijven meent de Commissie het volgende te moeten
aanhalen:
Iets dergelijks is overeengekomen met den Rijkswaterstaat, toen
ons bestuur zich te goeder trouw verbond, ten behoeve der scheepvaart
een behoorlnken waterstand op de Linge te onderhouden. Dit is eerst
afdoende mogehjk geworden sedert in 1907 in de haven te Gorinchem
ebdeuren znn aangebracht. De ondervinding had geleerd, dat indien
ons bestuur voor een of ander doel de Linge opzette, door by Steenenhoek
den vloed in te laten, bij eenigszins lagen stand van het buitenwater
bet brj vloed ingelaten water bij eb weder door de haven wegstroomde.
Met den Rijkswaterstaat werd toen overeengekomen, dat in die haven
ebdeuren zouden gemaakt worden, doch dat ons bestuur zich te goeder

72
trouw verbond, tenzij waterschapsbelangen dat verhinderen, het
Lingewater te zullen ophouden, in den zomer tot 1 M . + A . P . (0.92 M .
+ N . A . P . ) , in den winter tot 80 c.M.+A.P. (0.72 M . + N . A . P . ) buiten
de Arkelpoort te Gorinchem.
Wij hebben ons steeds aan die afspraak gehouden, met dien vers t a n d e dat ons het peil voor den zomer niet zelden te hoog bleek, zoodat
meestal een speling wordt behouden van 90 c.M. 1 M . , en i n den
winter te laag, omdat als de polders droog zijn, voor de scheepvaart,
ook bij winterdag, somwijlen een hooger peil kan noodig zijn."

Hieruit valt dus af te leiden, dat een peil van 0.92 M . + N . A . P . in


den zomer meermalen te hoog en een peil van 0.72 M . + N . A . P . in den
winter dikwijls te laag bleek.
Bij de vaststelling van een in de toekomst te handhaven peil dient
echter in aanmerking te worden genomen, dat na verbetering der loozingsmiddelen de handhaving van het gewenschte peil veel beter mogelijk
zal zijn dan thans het geval is, terwnl, wat de scheepvaartbelangen
betreft, een lager peil geen bezwaar oplevert, wanneer de gewenschte
vaardiepte maar bij het laagste peil aanwezig is.
Aangezien, zooals uit de door de Commissie ingestelde enqute is
gebleken (zie de bijlagen V I en VII) voor de tusschen Asperen en Geldermalsen op de Linge vrij loozende polders een peil van omstreeks
0.75 a 0.85 M . + N . A . P . gewenscht is, meent de Commissie voor het onder
normale omstandigheden te handhaven Lingepeil te Gorinchem te moeten
voorstellen een peil van 0.80 M . + N . A . P . , dat is dus voor de zomermaanden iets lager en voor de wintermaanden iets hooger dan destijds door
het Bestuur van het Waterschap werd overeengekomen.
Een bezwaar van de handhaving van een normaal peil van 0.80 M .
+ N . A . P . is, dat dit peil 0.15 M . lager is dan het normale Zederikpeil,
zoodat voor dit geringe peilsverschil aan den Arkelschen Dam of door de
sluis aan de Algemeene Begraafplaats te Gorinchem zal moeten worden
geschut. Wanneer echter geen behoefte aan loozing bestaat zal er ook
gen bezwaar tegen bestaan het Lingepeil op het Zederikpeil van 0.95 M .
+ N . A . P . te houden, zoodat dan genoemde sluizen geopend kunnen
bljjven. In droge tijden zal een verhooging tot 0.95 M . + N . A . P . , eventueel
door inlating van water, als nader in Hoofdstuk V I I behandeld, met
het oog op de waterinlating i n de polders zelfs zeer gewenscht zijn.
De bemaling van de Linge behoeft voorts niet op het laagste peil
van 0.80 M . + N . A . P . te worden ingesteld, daar bij een overschrijding
van 1 a 2 d.M. nog geen ernstige bezwaren worden ondervonden.
Eerst wanneer op de Linge te Gorinchem een peil van 1 M . + N . A . P .
wordt overschreden, hetgeen volgens de op bijlage 23 geteekende frequentiekromme bij den bestaanden toestand gemiddeld per jaar nog ruim
100 dagen voorkomt, waarvan 47 dagen i n de 8 zomermaanden Maart
October, zal op bemaling moeten worden gerekend.
De Commissie meent derhalve het te handhaven Lingepeil te Gorinchem als volgt te kunnen aangeven:
0.80 M.+N.A.P. = onder normale omstandigheden met natuurlijk
loozing te handhaven peil, welk peil in droge tijden, wanneer behoef
waterinlating bestaat, tot 0.95 M.+N.A.P. kan worden opgezet;
1.00 M.+N.A.P. = door bemaling te handhaven peil.
6.

H E T T E STICHTEN GEMAAL.

In bijlage X I V is het benoodigde vermogen van het ter verbetering


van de loozing te Steenenhoek te stichten nieuwe gemaal berekend,

73

waarbij in perioden van zeer groot waterbezwaar nog eenige overscbrijding van bet door bemaling te bandbaven peil van 1.M +N.A.P. in de
Linge te Goricbem is toegelaten.
Volgens deze berekening zal met een electriscb gedreven gemaal,
met inachtneming van de zoogenaamde bezette tijden voor poldergemalen (speruren) als aangegeven in 6 van bijlage XIV, een bevredigende verbetering zijn te bereiken met een gemaal van 5 pompen,
elk met een vermogen als aangegeven in staat 26. Bij een opvoerhoogte
van 0.80 M. is het vermogen van dit gemaal ongeveer 535 W.P.K. en
bh' een opvoerhoogte van 1.60 M. ongeveer 850 W.P.K.
Zooals uit de op bijlage 29 geteekende situatie met dwarsdoorsnede
valt te zien, is het gemaal zoodanig ontworpen, dat het rechtstreeks,
dus zonder voorboezem, van uit het Kanaal op de Merwede zal kunnen
uitslaan, en dus ook bij de hoogste Merwedestanden zal kunnen bljjven
doorwerken.
Bij handhaving van een peil van 1 M.+N.A.P. in de Linge te Gorinchem is gerekend op een verval tusschen de Linge en het gemaal van
0.50 M., zoodat de zuigbuizen beneden het peil van 0.50 M.+N.A.P.
zullen moeten uitmonden.
Het bestaande gemaal met de binnensluis zullen volledig worden
opgeruimd, hetgeen de natuurlijke loozing tevens ten goede zal komen,
terwijl de in verband met het conventiepeil verbonden bezwaren van de
maalkolk geheel komen te vervallen.
Bij hooge Merwedestanden zal de Steenenhoeksche kanaalsluis te
Steenenhoek dan echter een grooter waterverschil krijgen te keeren dan
thans het geval is. Daar van deze sluis de muren zijn gescheurd en de
vloer buiten de vloeddeuren en binnen de waaierdeuren eenigermate is
opgeperst, zal op verbetering van de door deze sluis gevormde waterkeering gerekend moeten worden.
De kosten van het gemaal van 5 pompen met ruimte voor 6 pompen
zijn met bijkomende werken, waaronder genoemde verbetering van de
Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek is begrepen, in 7 van
bijlage X I V globaal geraamd op / 900.000.-, terwijl de jaarhjksche
exploitatiekosten, bij een stroomprjjs van 2* cent per K.W.U. 's nachts
en 5 cent per K.W.U. overdag met verbod van gebruik in de speruren,
op / 35.000. zijn begroot.
Ten aanzien van de mwerlringstelling van het gemaal meent de
Commissie nog de aandacht te moeten vestigen op hetgeen in 8 van
bijlage X I V is aangegeven omtrent een tijdige mwerkmgstelling van
het gemaal en afmaling van de Linge tot een peil van 0.80 M.+N.A.P.,
zoodra op den Boven-Rijn te Keulen de stand van 4 M.+0 of ongeveer
40 M.+N.A.P. wordt overschreden, ten einde op deze wijze overschrijdingen van het met bemaling te handhaven Lingepeil van 1 M.+N.A.P.
te Gorinchem tot een minimum te beperken.
Wanneer hieromtrent geen vaste regeling wordt voorgeschreven,
valt ongetwijfeld te voorzien, dat onder dergelijke omstandigheden uit
zuinigheidsoverwegingen te laat met de bemaling zal worden begonnen
of de bemaling niet tijdig genoeg met een voldoend aantal pompen
zal worden ingesteld, waarna dan na eenige dagen het gewenschte peil
meer zal worden overschreden, dan noodig is.
7. VERRUIMING VAN DE BENEDEN-LINGE.
Wanneer ter verbetering van de ontwatering van het beneden-gedeelte
der Linge een krachtig gemaal te Steenenhoek wordt gesticht waarmede,
behoudens in enkele perioden van zeer groot waterbezwaar, een Lingepeil

74

te Gorinchem van 1 M.+N.A.P. zal kunnen worden gehandhaafd, zal


ook de beneden-Linge zoodanig verruimd moeten worden, dat de toevoer
naar het gemaal mogelijk is zonder dat het verhang te groot wordt met
het oog op den stand aan het boveneinde bij Geldermalsen en den mond
der Korne.
Het Kanaal van Steenenhoek is daartoe ruim genoeg, wanneer
dit weer geheel op profiel wordt gebracht, waartoe eenig baggerwerk
noodig zal zijn.
De verruiming van de beneden-Linge zal niet behoeven te worden
berekend op een maximum afvoer der Linge van 65 M ./sec. te Gorinchem bij een stand van 1 M.+N.A.P., daar in het geval van den slechts
zelden voorkomenden maximum afvoer overschrijding van dit peu kan
worden toegelaten.
Wel zal gerekend moeten worden, dat bij volle werking van het
gemaal met 5 pompen waarbij, niet een gemiddelde opvoerhoogte van
1.20 M. het gemaal ongeveer 45 M ./sec. kan uitslaan, het peil van 1 M.
+N.A.P. in de Linge te Gorinchem zal worden gehandhaafd, zoodat bij
dien stand het profiel der beneden-Linge ruim genoeg zal moeten zijn,
voor den aanvoer van 45 M. /sec. zonder dat daarbij de stand aan het
boveneinde van dit Lingevak bh' Geldermalsen en den mond der Korne
voor de loozing te hoog wordt. Beneden Asperen is het bestaande profiel
daartoe voldoende.
Het gemiddeld verhang tusschen Asperen en Gorinchem zal dan
niet meer bedragen dan l i k l i c.M. per K.M., zoodat bij een peil van
1 M.+N.A.P. te Gorinchem de stand te Asperen ongeveer 1.20 a 1.25 M.
+N.A.P. zal zijn.
Tusschen Asperen en den mond der Korne is het profiel echter niet
ruim genoeg. Het verhang zal dan ongeveer 4 c.M. per K.M. bedragen,
zoodat bij den mond der Korne een stand zou worden bereikt van ongeveer 2.15 M.+N.A.P., welke bh' een afvoer van ruim 2/3 van den maximum
afvoer met het oog op de loozing minder gewenscht is.
Daar echter de beneden-Linge behalve voor de afwatering ook verbeterd zal moeten worden voor de scheepvaart en ten behoeve van de
scheepvaart, zooals in Hoofdstuk VI zal worden aangetoond, een veel
ingrijpender verruiming ontworpen is dan alleen voor de afwatering
noodig zou zijn, is de verruiming van de beneden-Linge voor de afwatering
niet nader afzonderlijk berekend.
Wanneer toch de in Hoofdstuk VI voor de scheepvaart ontworpen
verbeteringsplannen van de beneden-Linge tot stand komen, behoeven
in het belang van de afwatering aan de Linge beneden den mond der
Korne geen werken meer te worden uitgevoerd en zal de toestand veel
gunstiger worden, dan in geval met de scheepvaartbelangen geen rekening
behoefde te worden gehouden.
De aanvankelijk, zonder aansluiting aan het Rijnkanaal, voor de
scheepvaart uit te voeren verbeteringswerken zjjn behandeld in 11
van Hoofdstuk VI en globaal geraamd op /1.500.000.
Welk gedeelte hiervan ook noodig zou zijn uitsluitend ten behoeve
van de verbetering der afwatering valt moeilijk geheel zuiver aan te
geven. De ontworpen wijziging der sluizen te Asperen bijv. is noodig
omdat bij verbetering der afwatering de stroomsnelheid in deze sluizen
reeds voor de bestaande scheepvaart te groot zou worden, doch komt toch
ook de afwatering ten goede. Indien op de beneden-Linge niet tevens
op verbetering ten behoeve van de scheepvaart behoefde te worden
gerekend, dan zouden volgens globale schatting alleen ten behoeve van
de afwatering, op de beneden-Linge tusschen Asperen en den mond der
8

75

Korne tot een bedrag van ongeveer / 200.000 veroeteringswerken


moeten worden uitgevoerd.
Voorts zal dan ten beboeve van de bestaande scheepvaart in het
belang van de afwatering het doorstroomingsprofiel der sluizen te
Asperen vergroot moeten worden, waarvoor een bedrag van rond
/ 150.000 is aangenomen. *)
Van de op 1.500.000 geraamde verbeteringswerken der benedenLinge ten behoeve van de scheepvaart kan dus gerekend worden dat
/ 350.000 feitelijk uitsluitend ten behoeve van de afwatering noodig
is, terwijl het overige voor de scheepvaart wordt uitgevoerd doch tevens
ten deele de afwatering ten goede zal komen, doordat bij ruimere profielen voor denzelfden waterafvoer een kleiner verhang noodig is en de
stand bij den mond der Korne bij groot waterbezwaar dus nog meer zal
worden verlaagd dan alleen voor de afwatering noodig zou zijn.
Zooals in 9 van Hoofdstuk VI nader zal worden aangetoond,
kan dan, zoolang het peil van 1 M.+N.A.P. in de Linge te Gorinchem
kan worden gehandhaafd dit is ongeveer tot een afvoer van 45 M ./sec.
te Gorinchem of ruim 2/3 van den maximum afvoer gerekend worden
op een stand van ongeveer 1.20 M.+N.A.P. te Asperen en van ongeveer
1.60 M.+N.A.P. aan den mond der Korne.
3

8. VERBETERING VAN D E AFWATERING V A N HET


STROOMGEBIED.
Wanneer de loozingsmiddelen van de als boezem dienst doende
beneden-Linge zijn verbeterd door de stichting van een krachtig gemaal
te Steenenhoek en de beneden-Linge bovendien is verruimd, is daarmede de afwatering van het op de beneden-Linge loozende stroomgebied
nog niet voor alle onderdeelen in orde.
Wel zal dit het geval zijn voor de polders die thans reeds een
machmebemaung bezitten, waarmede bn' niet te hooge Lingestanden
het gewenschte peil kan worden gehandhaafd, doch die alleen bij zeer
hooge Lingestanden hetzij uit gemaal raken of wel het waterbezwaar
wegens te groote opvoerhoogte niet meer geheel kunnen beheerschen.
De polders die thans echter nog met behulp van windbemaling
op de beneden-Linge loozen, ter oppervlakte van ruim 6700 H.A., en
meerdere polders die vrij loozen, hetzij rechtstreeks op de Linge of wel
via de Korne of via de Mark en de Boutensteinsche wetering en wier
loozing bij zeer hooge Lingestanden thans grootendeels gestremd is,
zullen wel door de verlaging der Lingestanden in veel gunstiger conditie
komen, doch toch nog niet voldoende zijn geholpen.
Om ook de afwatering van het geheele stroomgebied afdoende te
verbeteren zullen voor verscheidene polders nog verbeteringswerken
moeten worden uitgevoerd, hetzij verbetering van bestaande bemaling,
hetzij oprichting van nog niet aanwezige bemaling of wel verruiming
van afvoerleidingen naar de gemalen of naar de Linge.
De Commissie acht het niet op haar weg te liggen dergelijke
eventueel nog gewenschte partieele verbeteringsplannen nader uit te werken, daar die buiten het haar ter onderzoek opgedragen vraagstuk vallen.
Dergelijke verbeteringsplannen dienen door de besturen der betrokken polders te worden opgemaakt.

-1) Gerekend is de helft van de in Hoofdstuk VI op / 300.000 geraamde kosten der


wijziging van de sluizen te Asperen, noodig voor de verbetering van de Linge voor de
scheepvaart met schepen tot 600 ton laadvermogen.

HOOFDSTUK

V.

V E R B E T E R I N G V A N D E A F W A T E R I N G VAN
H E T B O V E N G E D E E L T E D E R LINGE.

1. ALGEMEENE OPZET.
Bn' het opmaken van een plan tot verbetering der afwatering van het
bovengedeelte der Linge dient in de eerste plaats te worden onderzocht
of er aanleiding bestaat, wegens verschillende omstandigheden wat de
loozing betreft, een onderverdeeling te maken, zooals in Hoofdstuk III
bij de behandeling van de bezwaren van den bestaanden toestand is
geschied, of dat het plan als n geheel dient te worden opgezet.
Een ondereerdeeling zou alleen zin hebben, wanneer er reden zou
zijn voor een gedeelte van het vrjjloozend stroomgebied der bovenLinge een afzonderlijke loozing te ontwerpen, waarvoor dan in aanmerking zou komen het gebied der Over-Betuwe.
Zooals reeds terloops in 2 van het vorige Hoofdstuk werd medegedeeld, zjjn daarvoor reeds meermalen plannen gemaakt, het laatst
in 1914.
De aangewezen plaats voor een afzonderlijke loozing der OverBetuwe zou zijn op den Neder-Rn'n bij Lakemond, door de Linge tusschen
de Hemmensche brug en de spoorbrug in den spoorweg KesterenVork
in een naar den Rijndijk bij Lakemond te graven afwateringskanaal
op te nemen.
Om bij de Hemmensche brug bij maximum afvoer geen hooger
stand dan 6.45 M.+N.A.P. te kunnen handhaven, zooals ook in de volgende voor het verbeteringsplan is aangehouden, zou bij den Rijndijk
bij Lakemond ongeveer een hoogste stand van 6.00 M.+N.A.P. moeten
kunnen worden gehandhaafd, terwijl de middelbare rivierstand (M.R.
1911/20) bij Lakemond ongeveer 6.50 M.+N.A.P. bedraagt.
Natuurlijke loozing is daar ter plaatse dus vrijwel geheel uitgesloten.
Deze zou alleen van belang kunnen zijn in de enkele gevallen dat groot
waterbezwaar voorkomt bij lage rivierstanden.
Het bij Lakemond te stichten gemaal zou voorts in staat moeten
zijn een waterbezwaar van rond 15 M. /sec. bij zeer hooge rivierstanden
ongeveer 4$ a 5 M. hoog op te malen, waarvoor een vermogen noodig is
van 900 k 1000 W.P.K.
3

77
Bij de beoordeeling van een dergelijke oplossing, waarbij aan de
Over-Betuwe een eigen loozing zou worden gegeven op den Neder-Rijn,
dient voorts in aanmerking te worden genomen, dat voor de Linge beneden
de Over-Betuwe dan toch steeds het gevaar blijft bestaan, dat in perioden
van zeer groot waterbezwaar door een defect aan het gemaal het water
van de Over-Betuwe toch nog op de beneden-Linge komt, welke dan
echter niet voor den afvoer van water van de Over-Betuwe zou zijn
ingericht. Wordt daarmede bij de verruiming der Linge beneden de
Over-Betuwe wel rekening gehouden, dan vervalt vrijwel het geheele
voordeel van de afzonderlijke loozing.
Een globaal onderzoek der voor- en nadeelen van een afzonderlijke
loozing der Over-Betuwe gaf aanleiding, een dergelijke oplossing als niet
voor uitvoering in aanmerking komende verder buiten beschouwing
te laten.
In de volgende zal derhalve de verbetering van de afwatering
van het bovengedeelte der Linge als n geheel worden behandeld,
waarbij het waterbezwaar van het geheele stroomgebied door de Linge
zal moeten worden afgevoerd.
2.

UITGANGSPUNTEN VOOR H E T VERBETERINGSPLAN.

Voor de berekening van de benoodigde profielsverruiming voor het


verbeteringsplan van de boven-Linge zal moeten worden uitgegaan van
een maximum afvoer in de Linge aan de Groote Brug te Tiel van
21 M. /sec, als aangegeven aan het slot van 6 van Hoofstuk I.
Voor een stroomgebied bij Tiel van rond 22500 H.A. komt deze
maximum afvoer overeen met een afvoercofficint van ruim 0.9 M. /sec
per 1000 H.A. Deze afvoercofficint is vergeleken bij andere afwateringsplannen tamelijk hoog, hetgeen het gevolg is van de omstandigheid,
dat bij de Linge gerekend moet worden op een combinatie van regenen kwelwater, bjj welke combinatie er echter niet op gerekend behoeft te
worden, dat de maximum afvoer van regenwater en de maximum afvoer
van kwelwater gelijktijdig op de Linge zullen voorkomen, in welk geval
de maximum afvoer te Tiel zelfs tot 29 M. /sec. zou kunnen stijgen,
overeenkomende met een afvoercofficint van ongeveer 1.3 M. /sec per
1000 H.A.
3

Een afvoer van 21 M. /sec bij de Groote Brug te Tiel wordt thans
volgens de op bijlage 7 geteekende afvoerkromme bereikt bij een stand
van ongeveer 4.80 M.-f-N.A.P.
Deze stand werd op 30 November 1882 bereikt, doch daarna bij
open rivier niet meer. Bn' het hoogwater van Januari 1926 was de hoogste
stand op 8 en 10 Januari 4.77 M.+N.A.P. dus enkele c.M. lager.
In 3 van Hoofdstuk III werd voor de op de Linge boven Tiel vrij
loozende landen als gewenschte stand aangegeven ongeveer 4 M.+N.A.P.
Op grond hiervan meent de Commissie, dat een verlaging van den
hoogsten stand te Tiel bij een maximum afvoer van 21 M. /sec met 0.75M.
een afdoende verbetering zal brengen. Aan de Groote Brug te Tiel zou
dan bn' den hoogst zelden voorkomenden maximum afvoer een hoogste
stand bereikt worden van 4.05 M.+N.A.P.
Een gehjkwaardige verbetering te Eist
wordt bereikt wanneer bn'
den maximum afvoer te Eist een hoogste stand van 8.05 M.+N.A.P.
wordt aangenomen, hetgeen voor Eist, vergeleken bn' den hoogsten stand
van 58 Januari 1926 van 8.62 M.-f-N.A.P., een verlaging beteekent
van bijna 0.60 M.
3

*) Met Eist wordt hier steeds bedoeld de peilschaal in de lange bii de brug in den
Rijksweg ArnhemNijmegen. (Griftdijk).

78

Bij de Krakdelsche straat, op ongeveer 2\ K.M. beneden bet begin


der Linge bij Doornenburg, zal in verband met de terreinshoogte een
hoogste stand bij maximum afvoer van ongeveer 9.25 M.+N.A.P., dit
is ongeveer 0.50 M. onder maaiveld, moeten worden aangehouden.
Het verhang zal wegens de sterkere terremshelling van het ongeveer
12i K.M. lange vak tusschen de uitmonding van de Huissensche zeeg,
op ongeveer 2\ K.M. boven Bist, en de Zettensche brug, op ongeveer
10 K.M. beneden Bist, niet over de volle lengte tusschen de Krakdelsche
straat en de Groote Brug te Tiel even groot kunnen worden genomen.
Afgaande op de terreinshelhng kan het verhang ongeveer worden aangenomen op:
5 c.M. per K.M. van de Krakdelsche straat tot ongeveer 3 K.M.
daarbeneden;
12 c.M. per K.M. van 3 K.M. beneden de Krakdelsche straat tot de
uitmonding der Huissensche zeeg;
16 c.M. per K.M. van de uitmonding der Huissensche zeeg tot Eist;
14 c.M. per K.M. van Eist tot de Zettensche brug;
13 c.M. per K.M. van de Zettensche brug tot de Groote Brug bij Tiel.
Beneden de Groote Brug te Tiel kan het verhang van 13 c.M. per
K.M. nog over ruim 8 K.M. tot den mond van het inundatiekanaal bn'
Wadenoyen worden aangehouden, zoodat de hoogste stand bij den mond
van het inundatiekanaal bn' maximum afvoer dan ongeveer 3 M. +N.A.P.
zal worden, hetgeen een verlaging beteekent van ongeveer 0.90 M., vergeleken bij den hoogsten stand van 8 Januari 1926 van 3.92 M.+N.A.P.
Beneden Wadenoyen, waar de Linge geleidelijk een ander karakter
krijgt en de waterberging van invloed gaat worden op den maximum
afvoer, zal het verhang ook geleidelijk afnemen zoodat bn' den mond der
Korne bij maximum afvoer der boven-Linge een hoogste stand kan worden aangenomen van 2 M.+N.A.P.
Bij den mond der Korne zal de hoogste stand echter niet meer
alleen bepaald worden door den afvoer van de boven-Linge doch tevens
door de loozing te Steenenhoek, zoodat aldaar van een ander uitgangspunt zal moeten worden uitgegaan.
Zoolang te Gorinchem na stichting van het nieuwe gemaal de stand
van 1 M.+N.A.P. gehandhaafd kan worden, dit is volgens het vorige
Hoofdstuk tot een maximum afvoer te Gorinchem van 45 M. /sec., zal,
na de vemurning der beneden-Linge ten behoeve van de scheepvaart,
bij den mond der Korne een stand van 1.60 M.+N.A.P. kunnen worden
gehandhaafd, dit is dus 0.40 M. lager dan de bij maximum afvoer der
boven-Linge aangenomen stand van 2 M.+N.A.P. Indien echter de afvoer te Gorinchem grooter wordt dan 45 M. /sec zal bet peil van 1 M.
+N.A.P. aldaar worden overschreden en de stand in de als boezem
dienst doende beneden-Linge geleidelijk stijgen. Bij een stand van 1.50 M.
+N.A.P. te Gorinchem zal dan bij den mond der Korne een stand van
2 M.+N.A.P. bereikt worden.
Gedurende enkele perioden van zeer groot waterbezwaar wanneer
te Gorinchem een stand van 1.50 M.+N.A.P. wordt overschreden zal
derhalve, na de verbetering der Linge, bij den mond der Korne ook het
peil van 2 M. +N.A.P. nog worden overschreden. Bij Wadenoyen zal dan
nog eenige opstuwing worden ondervonden doch bij de op ruim 17 K.M.
boven den mond der Korne gelegen Groote Brug te Tiel zal die niet
noemenswaard meer merkbaar zijn, zoodat daar de hoogste stand van
4.05 M.+N.A.P. ook bij overschrijding van het peil van 1.50 M.+N.A.P.
in de Linge te Gorinchem zal kunnen worden gehandhaafd.
Men dient bij de beoordeeling toch ook in aanmerking te nemen, dat
8

79

de maximum afvoer benedenwaarts eerst voorkomt als de boven-Linge


reeds vallende is, zoodat een qverscbrijding van een peil van 1.50 M.-fN.A.P. te Gorinchem vermoedelijk niet zal samenvallen met den hoogsten stand te Tiel van 4.05 M.+N.A.P. bij een maximum afvoer te Tiel
van 21 M. /sec.
8

De maximum afvoer op verschillende punten langs de boven-Linge


zal zoodanig moeten worden bepaald, dat de afvoercofficint geleidelijk
iets kleiner wordt naarmate het stroomgebied grooter wordt en bij
Tiel een afvoer geeft van 21 M. /sec.
Op grond hiervan is aangenomen een afvoercofficint van 1 M. /sec.
per 1000 H.A. bij het begin van de Linge bij Doornenburg geleidelijk
afnemende tot 0.9 M /sec. per 1000 H.A. even boven den mond der
Korne, waar het stroomgebied, zonder de Korne, ongeveer 30.000 H.A.
groot is.
8

In staat 27 zijn voor enkele plaatsen langs de boven-Linge de uitgangspunten voor het verbeteringsplan bijeengebracht.
STAAT 27.
UITGANGSPUNTEN VERBETERINGSPLAN BOVEN-LINGE.

. i
, ...
Plaatsaanduiding.
n

OpperAfstand
vlakte
Profielsinhoud bij
uit begin- bovenHoogste
hoogsten stand.
j
M a x i m u m
s t a nl bij
Doornen- gelegen afvoer, maximum
WaaT
burg), stroomgeafvoer. Rijnwe- Linge. wetewed.
tering.
ring.

6.
7.
8.
p u n t

bi

K.M.
2.5
7.5
12.5
19
22.5
24
33.5
38.5
42.7

Krakdelsche straat
Karbrug
Eist (Rijksweg)
Muskushouw
Zettensche brug
Hemmensche brug...
Ochtensche brug ...
Vogelenzangsche br.
Groote Brug te Tiel..
Mond Inundatiekanaal
51
Mond der Korne ... 60

w a a r t s

M.+
HA. M /sec. N.A.P.
500
0.5
9.25
2300
2.3
8.75
4200
4.2
8.05
8500 )
8.3
7.15
12600
12.2
6.65
15000
14.5
6.45
19500
18.3
5.25
21500
20.1
4.60
22500
21.0
4.05
8

25700
23.5
30000 ) 27.0
3

3.00
2.00

M.

M .M .

3i
3 - 5 *
6
7
12 8
14
15
29
35
36$
38
2

43
45

Op bijlage 31 is de hoogwaterhjn bij maximum afvoer volgens de


cijfers van de 5de kolom en de toeneming van den maximum afvoer,
waarop de verruiming zal moeten worden ingericht, graphisch voorgesteld, terwijl tevens op de teekening de bodemhjn en de gemiddelde
hoogte der oevers is aangegeven.
) De afstanden zijn evenals in de staten i en 3 van Hoofdstuk I grootendeels
overgenomen uit het lengteprofiel behoorende bij de registers der peilschalen enz. van
1854 (zie noot ) bij staat I). Een nadere opmeting der afstanden is niet uitgevoerd, zoodat
kleine verschillen met den bestaanden toestand niet zijn uitgesloten. Het beginpunt bii
Doornenburg is aangenomen op 2*/, K M. boven de Krakdelsche straat.
) Met inbegrip van het stroomgebied der Eldensche Zeeg, die even beneden
Muskushouw in de Rijnwetering uitmondt.
) Het stroomgebied van de Korne niet inbegrepen.

80
3.

NADERE BESCHRIJVING VAN HET VERBETERINGSPLAN.

Ten einde een globale berekening te lninnen uitvoeren van de benoodigde verruiming der boven-Linge, wanneer zij geschikt zal moeten
worden gemaakt om met het beschikbare verhang den maximum afvoer
bij de op bijlage 31 geteekende hoogwaterljjn af te voeren, zijn tusschen
Doornenburg en den mond der Korne op verschillende punten, op ongeveer 2 K . M . onderlingen afstand, dwarsprofielen opgenomen.
Bij het ontwerpen der verruimingen is over het algemeen de bestaande bodemhoogte aangehouden en de profiebvernuming gevonden in verbreeding.
De bestaande bodem ligt bij het begin op ongeveer 1 M . onder de
toekomstige hoogwaterljjn, welke diepte benedenwaarts geleidelijk
toeneemt tot ongeveer 2 M . beneden Tiel.
Bij de uitwerking van een definitief plan zal, nadat omtrent de gesteldheid van den bodem de noodige gegevens zijn verzameld, nog nader
dienen te worden nagegaan, of op meerdere plaatsen de verruiming niet
ten deele door verdieping zal kunnen worden tot stand gebracht, hetgeen
goedkooper is daar dan smaller oeverstrooken voor verbreeding behoeven
te worden aangekocht en bovendien bn' verdieping de stroomsnelheid
iets grooter wordt, zoodat de profielsinhoud iets kleiner kan zijn.
De Commissie meende echter zekerheidshalve behoudens voor
zoover betreft opruiming van plaatselijke ondiepten i n verband met
de mogelijkheid, dat verdieping door de aanwezigheid van fijn zand of
veen bezwaarlijk uitvoerbaar mocht zijn, niet op een doorgaande bodemverdieping te moeten rekenen, hoewel zij het geenszins uitgesloten acht
dat op deze wijze nog eenige bezuiniging zal kunnen worden verkregen.
De voorloopig voor een globale berekening van het grondverzet
aangenomen bodemlijn is op bijlage 31 met bloknjn aangegeven. Uitgaande van deze bodemhjn en de opgemeten dwarsprofielen zijn de benoodigde verruimingen, welke benedenwaarts geleidelijk i n grootte toenemen, voor verschillende punten berekend en werden daarbij de i n
staat 27 vermelde profielsinhouden bij den hoogsten stand bepaald.
Hoewel het oogenschijnfijk voor de hand ligt om, waar de Linge
uit Rijn- en Waalwetering bestaat gescheiden door den zoogenaamden
weteringswal, de verraiming te vinden i n vergraving van dien weteringswal, bleek dit denkbeeld bij nader inzicht bezwaarlijk voor uitvoering vatbaar. Bij algeheele opruiming van den weteringswal zou het profiel veel
grooter worden gemaakt dan noodig is, terwn'1 een gedeeltelijke vergraving
op meerdere plaatsen een bezwaar zou opleveren i n verband met het
gebruik dat van den weteringswal wordt gemaakt als uitweg. In verband
hiermede is de weteringswal bn" het verbeteringsplan i n hoofdzaak intact gelaten en de verruiming over de grootste lengte aan de overliggende
oevers ontworpen.
De boven-Linge heeft een weinig kronkelenden loop, zoodat noemenswaardige vergrooting van het verhang door afsnijding van bochten niet
mogelijk is.
Alleen bn' Drumpt tusschen de Hamsche brug en de Tedingswaardsche sluis komt een korte S-bocht voor, die, vooral ook met het oog op
den ijsafvoer, gerectificeerd dient te worden.
Bij verraiming i n bochten zal voorts zooveel mogelijk de verraiming
aan den bollen oever moeten worden tot stand gebracht terwijl er tevens
voor gezorgd dient te worden, dat de bodem i n de bochten, afhankejk
van den kromtestraal, aan den hollen oever dieper wordt gelegd dan aan
den bollen oever.

81
Wanneer voor de scheepvaart een verbmding van Geldermalsen met
de Waal via Wadenoyen zou worden tot stand gebracht, als zal worden
behandeld in 7 van Hoofdstuk V I , dan zouden de twee bochten tusschen
Wadenoyen en den mond der Korne bij de Oude Weerd" en boven de
Melkwaard" moeten worden afgesneden, hetgeen den waterafvoer tevens
ten goede zal komen, al wordt die afsnijding alleen met het oog op den
waterafvoer niet noodig geoordeeld.
De bij de verruiming uit de Linge te verwijderen grond zal ten deele
langs de oevers i n kaden en overigens in gronddepots kunnen worden
geborgen.

4.

STUWEN.

Boven de Zettensche brug wordt het water in de Linge op 12 plaatsen


door zeer eenvoudige stuwen i n droge tijden opgestuwd. In het op bijlage
31 geteekende lengteprofiel zijn die 12 stuwen aangegeven. Deze stuwen
zullen bij de verruiming kunnen worden behouden. Alleen zal wel op
eenige verbetering van die stuwen dienen te worden gerekend.
Beneden de Zettensche brug zijn geen stuwen aanwezig, zoodat na
de verruiming der Linge in droge tijden de waterstand lager zal zjjn dan
bij den bestaanden toestand.
Hoewel bn" de tegenwoordige landbouwtechniek door velen wordt
aangedrongen op een dieper ontwatering en verhooging van het zomerpeil door opstuwing vermoedelijk niet meer noodig wordt geacht,
meende de Conmussie voor de Betuwe, waar een dergelijke werkwijze
nog niet algemeen wordt toegepast, toch nog op verhooging van het
peil i n droge tijden door stuwen te moeten rekenen. Beneden de bestaande stuwen zijn daartoe een achttal stuwen ontworpen op afstanden
van ongeveer 4 K . M . , zoodat het water bij elke stuw ongeveer 0.50 M .
kan worden opgehouden om de langs de Lingegelegen wei- en bouwlanden
tegen uitdroging te beschermen en vooral bij weilanden voldoende water
in de slooten te houden voor cbinkwater van vee en afscheiding der landerijen. In het op bijlage 31 geteekende lengteprofiel zijn de ontworpen
stuwen met bloklijnen en de bestaande stuwen met getrokken Innen
aangegeven.
De juiste plaats der stuwen zal bij de definitieve uitwerking van het
plan i n verband met plaatselijke omstandigheden nog nader dienen te
worden uitgezocht. De plaatsen zullen zoodanig moeten worden gekozen,
dat zooveel mogelijk ook de op de Linge uitkomende waterleidingen
daarvan voordeel zullen kunnen hebben.

5.

BEGROOTING.

De Commissie heeft geenszins een tot in details uitgewerkt plan


opgemaakt, aangezien daartoe uit den aard der zaak meer volledige
opmetingen moeten worden verricht. Het i n de vorige beschreven plan
tot verbetering der boven-Linge dient dan ook slechts om i n algemeene
trekken aan te geven, op welke wijze de boven-Linge zal moeten worden
verbeterd om een bevredigenden toestand te verkrijgen en voorts om een
betrouwbare globale raming der kosten te kunnen opmaken.
Bij de begrooting is gerekend, dat voor het bergen, van grond in
kaden langs de oevers geen onteigening noodig zal zijn, doch een schadevergoeding aan de eigenaren zal worden uitbetaald van ten hoogste
1 5 0 0 . - per H . A .

82

Voor het grondverzet is een gemiddelde eenheidsprijs aangenomen


van / 1. per M. , in welken prijs geacht is alles wat tot het grondwerk
behoort te zjjn begrepen.
Bij de stuwen dient er rekening mede te worden gehouden, dat de
lager gelegen stuwen wegens het benedenwaarts ruimer wordende profiel
der Linge meer zullen kosten dan de hooger gelegen stuwen. Afgaande
op hetgeen elders in de Provincie Gelderland is tot stand gebracht, is
voor de stuwen een gemiddelde prqs van / 20.000. aangenomen.
De globale raming der kosten van verbetering der boven-Linge
wordt dan als volgt:
3

OMSCHRIJVING.

Hoeveelheid.

Eenheidsprijs.

Bedrag

Aankoop van grond voor


verbreeding

21 H.A.

4.000.-

84.000.-

grond-depots

23 H.A.

4000.-.

92.000.-

1.500.-

60.000.-

1.-

600.000.-

Aankoop van grond voor


Vergoeding voor grond
waarop kaden worden
aangelegd

Vergraving en vervoer naar


depts of verwerking in
kaden (150.000 M. ).
3

...

Nieuwe stuwen
Verbetering bestaande
stuwen
Voorziening bij bruggen
Onvoorzien en ter afronding

Totaal bedrag der raming

',
40 H.A.
600.000 M.

8 stuks

stelpost
,,

/ 20.000.

/ 160.000.-

/ 60.000.
20.000.
124.000.
[ / 1.200.000.

6. VERBETERING VAN DE AFWATERING


VAN HET STROOMGEBIED.
Wanneer de boven-Linge volgens het in de vorige behandelde
plan wordt verbeterd, zoodat de Linge in staat zal zijn het maximum
waterbezwaar af te voeren zonder dat daarbij te hooge standen voorkomen,
is daarmede de afwatering van het geheele op de boven-Linge loozende
stroomgebied nog geenszins in orde.
Wel zal'dit het geval zijn voor de in de nabijheid van de Linge
gelegen landen die direct op de Linge loozen. Voor het verder van de
Linge gelegen stroomgebied, dat door meer of minder lange toevoerleidingen op de Linge loost, zal slechts een afdoende verbetering zijn te
verkrijgen wanneer ook de toevoerleidingen (zeegen) naar de Linge worden
verraimd en geregeld in goeden staat worden onderhouden. In dit opzicht
moge worden verwezen naar de in bijlage X gegeven beschrijvingen van
het waterbezwaar in de diverse dorpspolders van de Over-Betuwe,
waarbij meerdere malen op den onvoldoenden toestand der zeegen de
aandacht werd gevestigd. Bij verbetering der zeegen zullen voor het ophouden van water intijdenvan droogte daarin ook op enkele plaatsen
stuwen noodig zijn.
Voorts zal ook na verbetering der boven-Linge het laag gelegen
Weerbroek" in den dorpspolder Heteren, ter oppervlakte van ongeveer

83
270 H . A . , dat thans reeds bij eenig waterbezwaar waterlast ondervindt,
nog waterlast blijven ondervinden. Voor dit laag gelegen gebied zal met
natuurlijke loozing geen afdoende verbetering zijn te bereiken, zoodat biervoor een partieele bemaling, waaromtrent reeds in 1919 een plan is
opgemaakt, ook na verbetering der Linge nog wenschelijk zal blijven.
Zooals reeds aan het slot van 8 van het vorige Hoofdstuk is gezegd,
acht de Commissie het niet op haar weg te liggen, dergelijke partieele
verbeteringsplannen en de verbetering der toevoerleidingen naar de Linge
nader uit te werken.
Het door de Commissie overeenkomstig de opdracht ontworpen verbeteringsplan bepaalt zich tot de geheele Linge als afvoerweg van het
daarop loozende stroomgebied, terwijl eventueel noodige verbeteringen
van de loozing op de Linge door de betrokken polders, voor elk gebied
afzonderlijk of wel gecombineerd, dienen te worden opgemaakt en uitgevoerd.

HOOFDSTUK

VI.

VERBETERING IN HET BELANG VAN DE


SCHEEPVAART.

1.

BEHOEFTEN VAN DE BESTAANDE SCHEEPVAART.

In de 57 van Hoofdstuk III zijn de bezwaren van den bestaanden toestand met betrekking tot de scheepvaart behandeld.
Ter opheffing van de bestaande bezwaren en ter voorziening in de
behoeften van de bestaande scheepvaart en de industrien acht de
Commissie de volgende wijzigingen en verbeteringen noodig.
Cl.

LINGE V A N GORINCHEM TOT ASPEREN.

1. Handhaving van een minimum-peil, waarbij steeds een vaardiepte van 2.35 M. aanwezig is en van een maximum-peil lager dan het
schutpeil aan den Arkelschen Dam van 2.36 M.+N.A.P.;
2. Afsnijding van de bochten bij Spn'k en Kedichem, door welke
laatste afsnijding tevens de vernauwing beneden den Overlaat in den
Gaddam komt te vervallen;
3. Opruiming van de ondiepte beneden de Spijksche sluis;
4. Verbreeding door teruglegging van den oostelijken Lingeoever
tegenover de invaart naar de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem;
5. Verandering van de vaste brug over de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem in een beweegbare met gunstiger ligging voor het
landverkeer.
Voorts zal nog gewenscht zijn een wijziging van artikel 2 van
het op het Lingevak tusschen Gorinchem en den Arkelschen Dam
geldende bijzonder reglement van politie, zoodat schepen met een
maximum diepgang van 2.35 M. in plaats van 2.10 M. en met een
grootste lengte van 58 M. in plaats van 53 M. ook zonder voorafgaande
vergunning op de Linge te Gorinchem kunnen worden toegelaten.
6.

LINGE V A N ASPEREN TOT GELDERMALSEN.

1. Handhaving van een minimum-peil waarbij steeds een vaardiepte van 2.00 M. aanwezig is.
2. Afsnn'ding van de bocht beneden Gellicum door veiruiming van
de Breeknap;

85
3.
Verbetering van de hinderHjke scherpe bochten;
4. Opniiming van de hmderbjke ondiepten;
5. Verniinung van het dooratroomingsprofiel der sluizen te Asperen;
6. Verbreeding van de doorvaartopening van de ophaalbrug te
Geldermalsen;
7. Betere opruiming van het vuil na het vegen, zoowel in de Linge
als in de op de Linge loozende watergangen.
C.

LINGE B O V E N G E L D E R M A L S E N TOT D E KLOMP E N K O R N E .

1. Handhaving van een mimmum-peil waarbij steeds een vaardiepte van 1.80 M. aanwezig is;
2. Verbetering van de hinderlijke scherpe bochten;
3. Opruiming van de hmderlijke ondiepten.
2.

NIEUWE SCHEEPVAARTVERBINDINGEN.

De Commissie is van meening dat met bovengenoemde verbeteringen niet kan worden volstaan en dat bepaaldelijk voor de langs
de Linge gelegen industrien eene verbinding in oostelijke richting met
de Waal een eerste vereischte moet worden geacht, terwijl voor
Geldermalsen en omgeving bovendien een betere verbinding met
Amsterdam via de Lek van groot belang zou zijn.
Zij meent echter op den voorgrond te moeten stellen, dat onderscheid moet worden gemaakt tusschen verbeteringswerken die reeds
dadelijk voor uitvoering in aanmerking komen en verbeteringswerken
waarvan de uitvoering amaiikelijk kan worden gesteld van de totstandkoming van een AmsterdamRijnkanaal, hier verder kortweg Rijnkanaal genoemd, volgens een der door de bij Koninklijk besluit van
7 Januari 1921, No. 39, ingestelde Staatscommissie genoemde kanaaltrac's Wijk bij Duurstede-Tiel of V i a n e n - T i e l .
Onder laatstgenoemde verbeteringswerken, waarvan de uitvoering
van de totstandkoming van een Rijnkanaal afhankelijk kunnen worden
gesteld, meent zij te moeten rangschikken de hierboven genoemde verbinding i n oostelijke richting met de Waal en de Lek.
Zooals i n dit hoofdstuk nader zal worden uiteengezet, wordt de
verbinding i n oostelijke richting met de Waal en de Lek, wanneer
het bovengenoemde Rijnkanaal mocht totstandkomen, hetzij volgens
het door de Staatscommissie aanbevolen trac Wijkbij DuurstedeTiel
of wel volgens het in het verslag der Staatsconnnissie behandelde trac
VianenTiel, zeer goed mogelijk door een aansluiting te maken van de
Linge via Buren met het Rijnkanaal.
Hoewel, zooals in 7 nader zal worden behandeld, een verbinding
van Geldermalsen i n oostelijke richting met de Waal ook zonder aansluiting aan het Rijnkanaal te zoeken zeer wel mogelijk is via
Wadenoyen, zal toch voordat aan een dergelijke verbinding, die belangrijk kostbaarder is en geen aansluiting aan de Lek geeft, kan
worden gedacht, eerst de beslissing omtrent de uitvoering van het
Rijnkanaal moeten worden afgewacht.
Daar echter de verbinding in oostelijke richting met de Waal en
de Lek gepaard met zoodanige verbetering dat de Linge van
Gorinchem tot de aansluiting aan het Rijnkanaal bevaarbaar wordt met
schepn tot 600 ton laadvermogen de meest verstrekkende der
verbeteringswerken uitmaakt en het aanbeveling zal verdienen, bn' de
aanvankelijk uit te voeren verbeteringswerken ter tegemoetkoming
aan de bestaande behoeften, daarmede reeds dadelijk rekening te houden,

86

is het gewenscht in de eerste plaats in de volgende de voor eventueele


aansluiting aan het Rijnkanaal uit te voeren werken te behandelen.
3. ALGEMEENE EISCHEN WAARAAN E E N DOORGAANDE
VAARWEG ZAL MOETEN VOLDOEN.
Voor de langs de Linge van Gorinchem tot Geldermalsen gevestigde
industrien zal, wanneer een doorgaande vaarweg wordt tot stand gebracht van Gorinchem via Geldermalsen in oostelijke richting aansluitende aan het Rijnkanaal, gerekend moeten worden op scheepvaart met
schepen van ongeveer 600 ton laadvermogen.
Reeds thans wordt de Linge tot Geldermalsen bevaren met schepen
van 400 a 500 ton, en juist voor deze schepen is het van belang om via de
Waal de langs de Linge gevestigde industrien te kunnen bereiken.
De maximum afmetingen zijn voor 600 tons kanaalschepen ongeveer
lengte 65 M., breedte 8.50 M. en diepgang 2.40 M. )
In verband hiermede zal voor de sluizen zijn te rekenen op een
schutkolklengte van 70 M., doorvaartwijdte van 10 M. en slagdrempeldiepte van 3 M. onder den laagsten waterstand.
Het dwarsprofiel van den vaarweg zal zoodanig moeten zijn, dat
schepen van 600 ton bij stilstaand water met een vaarsnelheid van
5 K.M. per uur zullen kunnen varen, zonder dat de economische grens van
de trekkracht der sleepbooten wordt overschreden, terwijl bij stroomend
water met dezelfde trekkracht een vaarsnelheid van minstens 4 K.M.
per uur ten opzichte van den oever moet kunnen worden behouden.
De vaarweg zal moeten worden ingericht voor de dubbele vaart,
zoodat 2 schepen van 600 ton elkaar bij stroomend water kunnen passeeren.
x

4. DWARSPROFIEL.
Het dwarsprofiel zal, in verband met de bovengestelde eischen
omtrent bevaarbaarheid bij stroomend water, verschillend moeten zijn
voor het gedeelte van den vaarweg waar geen of nagenoeg geen stroomsnelheid zal voorkomen en voor het gedeelte waar wel op meer of minder
belangrijke stroomsnelheid zal zijn te rekenen.
Een berekening van het in verschillende vakken in verband met
afvoer en toe te laten stroomsnelheid benoodigde dwarsprofiel, alsmede
een nadere beschrijving van den vorm van het dwarsprofiel is gegeven
in bijlage X V .
Op grond van deze berekeningen meent de Commissie voor den
scheepvaartweg GorinchemLeerdamGeldermalsenRijnkanaal ongeveer de volgende dwarsprofielen te moeten voorstellen:
van de aansluiting aan het Rijnkanaal langs de Korne en de Linge tot
ongeveer 9 K.M. boven Asperen
normaal profiel bij 0.80 M.
+ N . A. P. breed op den
waterspiegel 34 M. (fig. 1
van bijlage 32);
van 9 K . M. boven Asperen tot nabij
Leerdam
normaal profiel geleidelijk
verbreedend op 0.80 M. +
N.A.P. van 34 M. tot 40 M.
(fig. 2 van bijlage 32);
van Leerdam tot Gorinchem
bestaand dwarsprofiel, op
enkele plaatsen vermimd^
) Deze afmetingen komen evenwel bij n schip van 600 ton niet gelijktijdig voor.
Een schip van 65 M. bij 8.50 M. bij 2.40 M., heeft n.1. een laadvermogen van ruim 850 ton.
l

87
5.

TE VOLGEN RICHTING B I J AANSLUITING A A N H E T


RIJNKANAAL.

Op de overzichtskaart schaal 1:200.000, bijlage 34, is bet Rijnkanaal


geteekend, zoowel volgens het door de Staatscommissie aanbevolen trac
Wn'k'bn' DuurstedeTiel als volgens het mede in het verslag der
Staatscommissie behandelde trac VianenTiel. )
Voor aansluiting aan het Rijnkanaal is aangewezen een verbinding
langs de Korne tot Buren en vandaar langs een te graven kanaalvak,
zooals i n rood op bijlage 34 is aangegeven. Het volgen van de Linge
boven de uitmonding der Korne tot de kruising van het Rijnkanaal met
de Linge zou, wegens de hoogere terreinsbgging en de kruising van
meerdere verharde wegen, belangrijk kostbaarder zijn, terwijl bovendien
de vaarweg GeldermalsenTiel dan langer zou worden.
Van den mond der Korne bij ,,de K l o m p " tot aan de uitmonding
van het Rijnkanaal in de Waal nabij Tiel zou de afstand, wanneer de
Linge werd gevolgd, ongeveer 18 K . M . bedragen, terwijl langs Buren
die afstand bij aansluiting aan het trac Wijk bjj DuurstedeTiel
ongeveer 16 K . M . en bij aansluiting aan het trac VianenTiel ongeveer
14 K . M . zou worden.
Bovendien zou het peil van 0.80 M . + N . A . P . bezwaarlijk tot aan de
kruising van de Linge met het Rijnkanaal, op ongeveer 1 K . M . beneden
de Groote brug bij Tiel, kunnen worden doorgevoerd.
De aansluiting aan het Rijnkanaal, volgens het met K . P . op
4 M . + N . A . P . door de Staatsconimissie aanbevolen trac Wijk bn'
DuurstedeTiel, is ontworpen i n den dorpspolder Maurik, bewesten de
lmnsing van het Rijnkanaal met de Maurikscbe wetering, alwaar een
schutsluis zal znn te bouwen met een normaal verval van 3.20 M .
Over een der hoofden van de sluis zal tevens een brug moeten komen.
Het kanaal loopt dan vandaar ongeveer recht op Buren aan.
De waterleidingen die bet kanaal kruisen en alle tot het stroomgebied der Korne bebooren, worden daarin opgenomen, zoodat geen grondduikers noodig zijn.
Nabjj het Rijnkanaal kruist het kanaal den verharden weg van
Rijswijk naar Zoelen, welke over de brug over de sluis nabij het Rijnkanaal kan worden omgelegd. Overigens wordt i n het ruim 5 K . M . lange
kanaal tusschen de brug over de Korne te Buren en de sluis bn' bet
Rn'nkanaal geen brug noodig geacht.
De aansluiting van Buren naar het Rijnkanaal volgens het trac
VianenTiel is van Buren uit ontworpen in noordelijke richting beoosten den Aalsdjjk.
De lengte bedraagt dan tusschen de brug over de Korne te Buren
en de sluis bij het Rijnkanaal ongeveer 2 K . M .
Daar het pand van het Rijnkanaal van den Aalsdjjk tot Tiel door de
Staatscommissie ontworpen is op een peil van 5 M . + N . A . P . , dus 1 M .
hooger dan het peil van het Rijnkanaal Wijk bij DuurstedeTiel, zal
bn' het trac VianenTiel de sluis een normaal verval van 4.20M. krijgen.
Overwogen is nog of het wellicht aanbeveling zou verdienen, bij aansluiting aan het trac VianenTiel, de aansluiting bewesten den Aalsdjjk
tot stand te brengen met het op Zederikboezempeil ontworpen pand van
het Rijnkanaal. In dit geval zou de sluis tusschen de Korne bij Buren en
het Rijnkanaal op ongeveer 1 K . M . benoorden Buren in den Aalsdjjk
moeten komen, om de door dien dijk gevormde waterkeering niet te onderx

) De juiste plaats der trac's is zoo goed mogelijk afgeleid uit de bij het verslag
der Staatscommissie afgedrukte bijlagen 5, 6, 13 en 14 en de in den tekst gegeven
beschrijvingen. De Commissie is voorts niet in beoordeeling getreden van de voorstellen
der Staatscommissie.
l

88
breken. Deze sluis zou gedurende een deel van het jaar, wanneer de peilen
van de Linge en Zederikboezem ongeveer gelijk zijn, open kunnen staan.
Daar beide oplossingen i n kosten niet noemenswaard verschillen, is
de aansluiting aan het Rijnkanaal beoosten den Aalscjk, zoodat deze
waterkeering niet op twee plaatsen behoeft te worden doorbroken, als
de meest gewenschte oplossing aangehouden.
Van Buren naar de Linge zal het kanaal de bestaande Korne kunnen
volgen, die daartoe volgens het normaal dwarsprofiel zal moeten worden
verruimd. De verruiming zal in hoofdzaak aan de oostzijde kunnen vallen,
terwijl ook in Buren voldoende breedte voor vemiiming en verflauwing
van bochten aanwezig is.
Van de uitmonding der Korne i n de Linge bij de K l o m p " wordt
verder het bed der Linge gevolgd met verruiming of verflauwing van
diverse bochten, terwijl bjj Gellicum (Breeknap), Kedichem en Spijk
meer belangrijke bochtafsnijdingen zjjn ontworpen, zooals in rood op
bijlage 34 aangegeven. Door de afsnijding bij Kedichem komt tevens de
bestaande vernauwing beneden den overlaat in de Gaddam te vervallen.
De bochtafsnijdingen kunnen alle in het winterbed der Linge worden
uitgevoerd.
De lengte van de Linge tusschen den mond der Korne en de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem wordt door de ontworpen afsnijdingen verkort van 39 tot 34 K . M .
De bochten zullen zooveel mogelijk een straal krijgen niet kleiner
dan ongeveer 400 M . In een bocht met kleiner straal dan 500 M . zal een
bodemverbreeding zijn aan te brengen.
Bij de uitwerking der plannen is nog onderzocht, of de lange bocht
tusschen Rumpt en Gellicum niet zonder al te ingrijpende veranderingen
zou kunnen worden afgesneden. Wegens de bestaande bebouwing bleek
dit evenwel praktisch niet uitvoerbaar, terwijl de straal dezer bocht niet
van dien aard is, dat zij bezwaren voor de scheepvaart zal opleveren.
Ook een afsnijding tusschen Enspijk en Beesd zou i n het belang van
de scheepvaart zeer gewenscht zijn. Intusschen zouden daarmede de
belangen van Beesd zoodanig geschaad worden, dat de Commissie heeft
gemeend dit niet te moeten voorstellen, daar bovendien door afsnijding
tusschen de dijken toch geen bevredigende oplossing mogelijk zou zijn.
Ter plaatse zal dan op een verbreeding van de Linge zijn te rekenen.
Uit het bovenstaande blijkt, dat voor de aansluiting aan . het Rijnkanaal bij de beide trac's Wjjk bij DuurstedeTiel of VianenTiel
een goede oplossing mogelijk is.
6. K U N S T W E R K E N I N D E N V A A R W E G G O R I N C H E M - R I J N KANAAL.
In den vaarweg GorinchemRijnkanaal zullen de volgende kunstwerken voorkomen:
a. de sluizen te Asperen;
6. de spoorbrug nabij Geldermalsen;
c. de brug voor gewoon verker te Geldermalsen i n den Rijksweg
GeldermalsenCulemborg;
d. de brug voor gewoon verkeer te. Buren;
e. de schutsluis bij de aansluiting aan het Rijnkanaal.
O.

D E SLUIZEN T E ASPEREN.

De sluizen te Asperen bestaan uit:


le. de zuidelijke Lingesluis, wijd ongeveer 6.00 M . , schutkolklengte 19.40 M . , slagdrempel op 1.39 M . N . A . P .

89
2e. de noordelijke Lingesluis, wijd 7.20 M . , met twee keeringen op
een afstand van 7.40 M . en slagdrempel op 1.39 M . N . A . P .
Over elk der beide sluizen is een ophaalbrug aanwezig.
Als schutsluizen doen deze kunstwerken geen dienst daar zij, behalve
in geval van inundatie, altijd openstaan. De afmetingen der sluizen zijn niet
groot genoeg voor de scheepvaart met schepen van 600 ton, terwijl
bovendien na verbetering der loozingsmiddelen zal zijn te rekenen op
een afvoer van ongeveer 35 M ./sec. bij een stand van ongeveer 1.20 M .
+ N . A . P . waarbij de scheepvaart nog goed mogelijk moet zijn.
In verband hiermede zal het noodzakelijk zjjn het doorstroomingsprofiel der sluizen, dat thans bij een stand van 1.20 M . + N . A . P . ongeveer
34 M . bedraagt, aanmerkelijk te verruimen, daar thans reeds bij grooten
afvoer de bestaande scheepvaart wegens te groote stroomsnelheid i n
de sluizen ernstigen hinder ondervindt.
Het bouwen van een derde sluis naast de noordelijke sluis bleek,
aangezien tijdens den bouw de doorgaande Diefdn'ldinie niet onderbroken kan worden, bezwaarlijk uitvoerbaar. In verband hiermede werd
een andere oplossing gezocht welke i n rood op bijlage 35 is aangegeven.
Deze oplossing bestaat hierin, dat een nieuwe sluis wordt gebouwd,
wijd 10 M . met slagdrempel op 2.25 M . N . A . P . of 3.05 M . onder het
op 0.80 M.-(-N.A.P. aangenomen normale Lingepeil, benevens twee
duikers, elk wjjd 3,50 M . met slagdrempel eveneens op 2.25 M . N.A.P.
De bestaande noordelijke Lingesluis kan dan worden opgeruimd. De
nieuwe sluis zal worden afgesloten met een stel puntdeuren naar de
Betuwe keerend tot een hoogte van 7. M + N . A . P . en een stel waaierdeuren, terwijl de afsluiting van elk der beide duikers is gedacht met een
stoneyschuif.
Het gezamenlijke doorstroomingsprofiel van de bestaande zuidelijke
Lingesluis, de nieuwe sluis en de twee duikers zal bij een stand van
1.20 M . + N . A . P . ongeveer 74 M . bedragen, dus meer dan het dubbele
van het thans aanwezige doorstroomingsprofiel.
Zooals op bijlage 35 valt te zien, is de nieuwe sluis ontworpen in
den mond van de op te ruimen noordelijke Lingesluis met de as op ongeveer 50 M . beoosten de as van de bestaande zuidelijke Lingesluis en de
buitenfrontmuur ongeveer in het verlengde van den buitenfrontmuur
dier oude sluis.
Teneinde de loozing te bevorderen en de doorvaart voor vaartuigen
te vergemakkelijken wordt aan weerszijden van de nieuwe sluis een
toeleidingskanaal gemaakt ter lengte van ongeveer 200 Meter, dat met
de as i n het verlengde van de as der nieuwe sluis zal liggen en met een
zeer flauwe bocht i n de Linge zal overgaan.
Tijdens den bouw van de nieuwe sluis moet de hofdwaterkeering
in stand blijven en de waterloozing ongehinderd kunnen doorgaan.
Daarvoor zal eerst een tijdelijk afvoerkanaal zijn te graven, dat aan de
oostzijde en langs den teen van den dijk zal moeten worden voorzien
van een steekbeheiing om afschuiving van grond te voorkomen. Daarna
wordt een kistdam om den put voor den bouw der nieuwe sluis gemaakt,
reikende tot 4. M . + N . A . P . , d.i. ongeveer 20 c.M. boven den buitengewoon hoogen waterstand van de Linge van Januari 1926. De nieuwe
sluis en de beide duikers worden daarin gebouwd en als deze gereed zijn
worden zij door een grondophooging en aanvulling aan de oude zuidelijke
Lingesluis aangesloten. Vervolgens zal de hofdwaterkeering aan de
oostzijde tot de nieuwe sluis i n orde gemaakt worden en de waterloozing
door de nieuwe duikers geleid, waarvoor een gedeelte kistdam van den
bouwput der nieuwe sluis zal moeten worden opgeraimd.
3

90

De oude waterkeering dijk wordt vr de uitmonding der beide


nieuw gemaakte duikers doorgegraven.
Er blijft dan nog over bet opruimen van de bestaande noordelijke
Lingesluis, waarvoor tijdelijk een kistdam zal zijn te plaatsen en het
afwerken van het eiland tusschen de oude zuidelijke Lingesluis en de
nieuwe sluis, alsmede het baggeren van het toeleidingskanaal.
Ten behoeve van den bouwput voor de nieuw te maken sluis en den
nieuw te maken verkeersweg over de sluizen en terreinen, moet de bestaande sluiswachterswoning worden afgebroken en vervangen door
een nieuwe woning, te plaatsen noordelijk van de oude woning.
b.

D E SPOORBRUG NABIJ GELDERMALSEN.

De spoorbrug in den spoorweg Utrecht 's-Hertogenbosch heeft in


de vaargeul een doorvaartwjjdte van 7. M., met onderkant ligger op
6.25 M.+N.A.P. Bn den als normaal Lingepeil aangenomen stand van
0.80 M.+N.A.P. is dus een doorvaarthoogte van ongeveer 5* M. beschikbaar, hetgeen voor de scheepvaart met schepen van hoogstens 600 ton
ruimschoots voldoende is.
De doorvaartwijdte is voor schepen van 600 ton te klein. Naast de
thans door de scheepvaart veelal gebruikte opening is echter nog een
opening wijd 36 M. die voor de scheepvaart kan worden ingericht. De
doorvaarthoogte in deze opening van 36 M. is evenwel 0.20 M. minder,
zoodat bij een stand van 1.75 M. + N.A.P., waarop bij Geldermalsen
bij grooten afvoer toch moet worden gerekend, slechts een doorvaarthoogte van 4.30 M . beschikbaar zou zijn. Bij verbetering der Linge
voor de scheepvaart met schepen van 600 ton laadvermogen, zal bij
genoemden stand ten minste 4$ M . doorvaarthoogte beschikbaar
moeten zijn, zoodat de brug dan 0.20 a 0.30 M . zal moeten worden
verhoogd.

C.

D E RIJKSBRUG T E GELDERMALSEN.

De Rijksophaalbrug te Geldermalsen in den Rijksweg GeldermalsenCulemborg heeft een doorvaartwijdte van 6.00 M., welke niet haaks op
het vaarwater ligt, zoodat schepen met staanden mast gevaar loopen
tegen de klap aan te komen. Voor de vaart met schepen van 600 ton is
gewenscht een doorvaartopening van 10 M .
De aangewezen oplossing zal hier zijn om in de vaste brug over het
winterbed een beweegbaar gedeelte, wijd 10 M., te bouwen en de sterke
bochten in het vaarwater ter weerszijden van de brug tevens af te snijden.
De bestaande ophaalbrug kan dan als beweegbare brug vervallen, terwijl
het bestaande vaarwater dan als plaatselijke haven zal kunnen dienen.
d.

D E BRUG T E B U R E N .

Te Buren ligt bij De Heuf" over de Korne een vaste brug, welke
slechts met kleine aken kan worden doorgevaren. Deze brug zal in een
beweegbare brug met doorvaartwijdte van 10 M. vervangen moeten
worden.

91
e.

D E SCHUTSLUIS BIJ D E UITMONDING IN H E T RIJNKANAAL.

Bjj de uitmonding in het Rijnkanaal zal een schutsluis zijn te bouwen


met normaal verval van 4.20 M. bij aansluiting aan het trac Vianen
Tiel en van 3.20 M. bij aansluiting aan het trac Wijk bij DuurstedeTiel.
Voor schepen van 600 ton wordt een sluiswijdte van 10 M. en schutkolklengte van 70 M. noodig geacht. Over een der sluishoofden zal een
beweegbare brug gebouwd moeten worden.
7. D E VERBINDING I N OOSTELIJKE RICHTING MET D E
WAAL, INDIEN HET RIJNKANAAL NIET TOT STAND KOMT.
In de vorige is de verbinding in oostelijke richting met de W aal
behandeld met een aansluiting aan het ontworpen Rijnkanaal, hetzij
volgens het trac Wijk bij DuurstedeTiel of volgens het trac Vianen
-Tiel.
Aangezien de totstandkoming van het Rijnkanaal tusschen Lek en
Waal volgens een der genoemde trac's nog niet is verzekerd, dient ook
met de mogelijkheid rekening te worden gehouden, dat dit Rijnkanaal
tusschen Lek en Waal volgens een ander trac zou worden aangelegd,
waarbij een aansluiting van de Linge van Geldermalsen af niet meer
goed mogelijk zou zijn.
Dit geval zou zich bfiv. voordoen, wanneer voor het Rijnkanaal het
trac door de Geldersche Vallei werd gevolgd. Terloops zij opgemerkt
dat dit niet in het belang van het Lingegebied zou zijn.
De Commissie meent echter ook te moeten aangeven, op welke
wijze in dat geval een verbinding van de Linge te Geldermalsen in
oostelijke richting met de Waal kan worden tot stand gebracht,
Van Geldermalsen tot aan den mond der Korne blijft voor beide
gevallen dezelfde verbetering van de Linge noodig. Van den mond der
Korne zal dan echter niet meer de Korne, doch de Linge gevolgd moeten
worden tot Wadenoyen, nabij de uitmonding van het inundatiekanaal.
Tusschen den mond der Korne en Wadenoyen zullen dan in de Linge,
behalve de noodige vemnmingen en vernauwingen van kleine bochten,
twee bochtafsnijdingen noodig zijn, n.1. boven de Melkwaard" en bij
de Oude Weerd". Deze boohtafsnijdingen kunnen beide in het winterbed der Linge worden uitgevoerd.
Over dit Lingevak ligt de Wadenoyensche brug voor gewoon verkeer,
waarvoor een nieuwe brug met voldoende doorvaartwijdte en doorvaarthoogte in de plaats zal moeten komen.
Voor de verbinding van de Linge bij Wadenoyen met de Waal kunnen twee oplossingen in aanmerking komen, n.1.:
Ie. door het inundatiekanaal te volgen, dat daartoe dan zal moeten
worden verruimd;
2e. door van de Linge nabij de uitmonding van het inundatiekanaal een geheel nieuw kanaal te graven rechtstreeks naar de
Waal, ongeveer volgens den kortsten afstand.
T

De eerste oplossing ligt oogenscliijnlijk voor de hand, doch blijkt bij


nadere uitwerking niet noemenswaard goedkooper dan de 2de oplossing
en voor de situatie van de bij de Waal te bouwen schutsluis belangrijk
ongunstiger.
Daar n.1. het inundatiekanaal een bovenstrooms gerichte uitmonding
in de Waal heeft, hetgeen voor de uitmonding van een scheepvaartkanaal in een rivier in den regel bezwaarlijk is, zou toch het inundatie-

92
kanaal over de laatste K . M . niet kunnen worden gevolgd en de schutsluis i n een ongeveer L K . M . lang benedenstrooms gericht te graven
kanaal moeten worden gebouwd. Het inundatiekanaal zou dus slechts
over 2. K . M . lengte kunnen worden gevolgd en wegens de veel hoogere
ligging en het beperkte dwarsprofiel belangrijk moeten worden verruimd.
De Commissie is na het door haar daaromtrent ingestelde onderzoek
van meening, dat de eerste oplossing niet voor uitvoering i n aanmerking kan worden gebracht en dus voor de verbinding van de
Linge bij Wadenoyen met de Waal een nieuw kanaal zal dienen te worden
gegraven. D i t kanaal zal dan i n de Waal kunnen uitmonden even beneden
K . M . raai 60, dit is ongeveer 3.5 K . M . beneden de peilschaal te Tiel.
Het ontworpen trac voor de verbinding van de Linge bij Wadenoyen
met de Waal en de tusschen den mond der Korne en Wadenoyen ontworpen bochtafsnijdingen, zijn op de situatieteekening bijlage 34 i n rood
gestippeld aangegeven.
Over het nieuw te graven kanaal van Wadenoyen naar de Waal
zullen twee bruggen voor gewoon verkeer noodig zijn, n.1. n i n den weg
TielGeldermalsen en n over de schutsluis bij de Waal, terwijl voorts
een spoorbrug i n de lijn TielGeldermalsen noodig is. Deze spoorbrug
kan zonder bezwaar als hooge vaste brug met onderkant ligger op 7 M .
+ N . A . P . worden uitgevoerd. De bestaande spoorbaan ligt ter plaatse
ongeveer op 6 M . + N . A . P .
De brug voor gewoon verkeer in den weg TielGeldermalsen kan
eveneens zeer goed als hooge vaste brug worden uitgevoerd en dan gecombineerd worden met de spoorbrug.
Bh' de uitmonding van het verbindingskanaal i n de Waal zal, op
zoodanigen afstand van de Waal, dat een voldoend ruime voorhaven
beschikbaar blijft, een schutsluis zjjn te bouwen met sluiswijdte van
10 M . en schutkolklengte van 70 M . Bij middelbaren rivierstand (M.R.
1911/20 is ter plaatse ongeveer 4.75 M . + N . A . P . ) zal bh' een kanaalpeil
van 0.80M.+N.A.P. het verval ongeveer 4 M . bedragen.
De hoogste Waalstand van Januari 1926 is ter plaatse van de uitmonding van het kanaal ongeveer 9.75 M . + N . A . P . geweest.
Bij dien stand behoeft echter niet meer op schutting te worden gerekend, daar dan bn' de sluizen van het Merwedekanaal het schutpeil
is overschreden. Ook voor de schutsluizen in het door de Staatscommissie
ontworpen Rijnkanaal zijn schutpeilen voorgesteld, waarvan dat voor
de Waalsluis op ruim 1.00 M . onder H . H . W . van Jan. 1926 is aangenomen.
Wordt i n overeenstemming daarmede het schutpeil voor de bij de Waal
te bouwen sluis aangenomen op 8.75 M . + N . A . P . dan zal, daar bij Wadenoyen bij een dergeljjken hoogen rivierstand, waarbij de Linge veel
kwelwater krijgt af te voeren, zeker op een Lingestand van minstens
1.75 M . + N . A . P . kan worden gerekend, het grootste verval waarbij nog
geschut wordt hoogstens 7 M . bedragen, hetgeen geen bezwaar behoeft
op te leveren.
Aangezien het normale kanaalpeil van 0.80 M . + N . A . P . voor de
Linge boven Wadenoyen in droge tijden te laag is, zal, wanneer de Linge
tusschen den mond der Korne en Wadenoyen wordt verruimd volgens
het normaalprofiel, fig. 1 van bijlage 32, i n de Linge even boven de
aftakking van het naar de Waal te graven verbindingskanaal een stuw
noodig zijn, waarmede in droge tijden het water van de Linge op het voor
de bovenwaarts gelegen streek gewenschte peil wordt opgestuwd.
Het verbindingskanaal van Wadenoyen met de Waal kruist op
2 plaatsen de bovenste Zennewijnensche wetering, welke bij de kruispunten i n het kanaal kan worden opgenomen.
De totale lengte van den mond der Korne af tot aan de Waal be-

93

draagt ongeveer 9 K.M., zoodat door deze verbinding de afstand van


Geldermalsen tot de Waal ongeveer 11 K . M . zal worden.
De veiruiming van de Linge tusschen den mond der Korne en Wadenoyen zal bovendien den waterafvoer in perioden van groot waterbezwaar
ten goede komen, daar dan de hoogste stand bij maximum afvoer der
boven-Linge, wegens bet ruimere profiel beneden Wadenoyen, iets lager
zal zijn dan in het verbeteringsplan voor de boven-Linge is aangenomen.
Beneden den mond van het Inundatiekanaal zal de bodem dan op
2.25 M. N.A.P. moeten komen, terwijl de in het verbeteringsplan der
boven-Linge ontworpen stuw tusschen den mond van het Inundatiekanaal en den mond der Korne kan vervallen. De eerste stuw onmiddellijk
boven den mond van het Inundatiekanaal zal dan echter een grooter
waterverschil krijgen te keeren en dus grooter afmetingen verkrijgen,
waardoor de totale kosten der bh' de verbetering van de afwatering der
boven-Linge ontworpen stuwen niet van belang zullen veranderen.
Het doortrekken van het normale Lingepeil van 0.80 M. +N.A.P.
tot aan Wadenoyen zou in droge tijden voor de aanliggende gronden
wel eenig nadeel opleveren. Daar echter door de sluis aan de Waal
te allen tijde op ruime schaal water kan worden ingelaten, zoodat het
kanaalpeil in droge tijden kan worden opgezet, behoeft dit geen overwegend bezwaar op te leveren. De laagste Waalstand bij de sluis aan
de Waal bedraagt ongeveer 2.25 M.+N.A.P., welke stand ongeveer
0.50 M. hooger is dan de gemiddelde zomerstand in de Linge te Wadenoyen bij den bestaanden toestand.
8.

D E AANSLUITING TE GORINCHEM.

Met den aanleg van een doorgaanden vaarweg GorinchemRijnkanaal wordt hoofdzakelijk beoogd, een verbmding tot stand te brengen
van de langs de Linge gevestigde industrien in oostelijke richting met
Waal en Lek.
Op de overzichtskaart, bijlage 34, zijn de langs de Linge en Korne
gevestigde industrien, waarin met meer dan 25 arbeiders gewerkt wordt,
aangegeven.
Wanneer een dergelijke vaarweg tot stand komt, zal het noodzakelijk zijn, dat de schepen die den vaarweg kunnen bevaren, ook aan den
kant van Gorinchem den vaarweg kunnen bereiken of verlaten naar of
van het Merwedekanaal of de Merwede.
Daartoe bestaat thans de gelegenheid:
le. door de sluis aan den Arkelschen Dam, wjjd 7.90 M., lang
120 M. en met slagdrempel op 2.33 M.N.A.P.;
2e. door de Oude-Merwedesluis te Gorinchem, wijd 10 M., die met
de zoogenaamde Derde Waterkeering een schutsluis vormt met schutlengte van ongeveer 64 M. tusschen de deuren, en met slagdrempel op
2.54 M . - N . A . P . ;
3e. door de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem, die als
regel openstaat, wh'd 10 M., lang 24.50 M. en met slagdrempel op 2.35 M.
-N.A.P.
Van alle drie de sluizen is de diepte op den slagdrempel groot genoeg.
Wat de schutkolklengte betreft, is die van de sluis aan den Arkelschen Dam meer dan voldoende, terwijl die gevormd door de OudeMerwedesluis te Gorinchem met de Derde Waterkeering voor de meeste
schepen tot hoogstens 600 ton inhoud nog wel voldoende is te achten,
indien echter ook zonder voorafgaande vergunning een iets grooter
lengte der schepen wordt toegelaten dan 53 M., zooals in het geldende

94

reglement is bepaald. Deze toegestane lengte zou tot 58 M. kunnen


worden vergroot.
De Steenenhoeksche kanaalsluis beeft, indien zij wegens hoogen
waterstand gesloten is, als schutsluis weinig beteekenis. Indien echter na
verbetering der loozingsmiddelen het conventiepeil niet meer zal worden
overschreden, zal deze sluis ook niet meer gesloten behoeven te worden,
zoodat de korte lengte dan geen beletsel meer vormt.
Wat de breedte betreft kunnen door de sluis aan den Arkelschen
Dam schepen tot hoogstens 7.50 M. breedte worden toegelaten, hetgeen
voor het gemiddelde schip van 600 ton te smal is. De zoo veelvuldig
voorkomende zoogenaamde stalen Kempenaars" van 500 ton, die een
breedte hebben van ongeveer 6.60 M., zullen door deze sluis echter steeds
geschut kunnen worden.
De breedte van 10 M. van de Oude-Merwedesluis te Gorinchem is
ruim voldoende. De schepen, die door deze sluis naar of van de Linge
willen varen, zn'n echter gebonden aan de doorvaartwijdte van de Korenbrugsluis wijd 9.70 M., welke breedte intusschen ook voor schepen van
600 ton ruimschoots voldoende is, en aan de doorvaartwijdten van de
over de Groote-Haven te Gorinchem liggende draaibruggen, deVischbrug
en de Petersbrug, van respectievelijk 8.10 M. en 8.30 M .
Volgens het geldende reglement mag de breedte der schepen niet
meer dan 7.50 M. bedragen, welke maat bezwaarlijk zal kunnen worden
vergroot zonder verraiming van de doorvaartwijdte der bruggen. Ook
hier zal het gemiddelde schip van 500 ton wel geschut kunnen worden,
doch schepen van 600 ton als regel niet meer.
De breedte van de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem is
ruim voldoende voor schepen van 600 ton.
Hier geldt echter het bezwaar van de over deze sluis ggende vaste
brug met onderkant op 5.10 M.+N.A.P., zoodat bij het normale kanaalpeil van 0.80 M.+N.A.P. slechts een doorvaarthoogte van 4.30 M .
beschikbaar is, hetgeen als regel voor de scheepvaart niet voldoende is
te achten. Deze doorvaarthoogte zou tot minstens 5 M. moeten worden
vergroot.
Bij eenig waterbezwaar zal echter na verbetering der loozingsmiddelen
een te groote stroomsnelheid in deze sluis voorkomen.
B een waterstand van 1.00 M.+N.A.P. toch is het doorstroomingsprofiel 33.5 M ., zoodat reeds bij een afvoer van 17 M ./sec. de stroomsnelheid grooter dan 0.50 M./sec. zal zijn. Deze sluis zal dus bjj loozing
gedurende een deel van bet jaar wegens te groote stroomsnelheid niet
voor de doorvaart van groote schepen gebruikt kunnen worden.
In perioden van weinig of geen afvoer, dat is een groot deel van het
jaar, zou deze sluis echter wel voor de doorvaart van schepen van 600 ton
kunnen dienen, indien de doorvaarthoogte bij normaal kanaalpeil tot
minstens 5 M . werd vergroot.
Voor de vaart met kleine schepen, in het bijzonder voor de geregelde
vaart van de constructiewerkplaats de Vries Robb en Co. naar de losplaats bij het station Gorinchem, is bovendien een onbelemmerde doorvaart door deze sluis ook tijdens loozing van belang te achten.
In verband met de situatie zal een verhooging der brug met ongeveer
1 M. vermoedelijk op groote bezwaren voor het landverkeer afstuiten,
zoodat de aangewezen oplossing zal zijn, de brug over deze sluis weer
te veranderen in een beweegbare brug, zooals er voor 1909 ook is geweest.
Indien deze verandering tot stand komt, kan de Linge bij Gorinchem
gedurende het grootste gedeelte van het jaar met schepen van 600 ton
laadvermogen bereikt worden terwijl, na verbetering der loozingsmiddelen
zoodat aan den Arkelschen Dam nimmer meer het schutpeil zal worden
2

95
bereikt, de Linge door de sluis aan den Arkelschen Dam te allen tijde
met schepen van 500 ton bereikbaar zal zijn.
Een nog verder gaande verbetering wordt voorloopig niet noodig
geacht, daar bn' totstandkoming van een doorgaanden vaarweg naar
het Rijnkanaal, de schepen van 600 ton toch i n hoofdzaak van de Waal
naar de langs de Linge gelegen industrien zullen varen.
9. V O O R D E E L E N V A N D E V E R R U I M I N G M E T H E T OOG O P
DEN WATERAFVOER.
De in het belang van de scheepvaart aan te brengen verbeteringen
door opndming van hmderlijke ondiepten en bochtafsnn'dingen zullen,
behalve voor de scheepvaart op de Linge, ook van belang zijn voor den
waterafvoer, zoodat de kosten geenszins uitsluitend als een uitgaaf voor
de scheepvaart zullen zjjn te beschouwen.
Door de afsnn'ding der bochten bn' Spijk, Kedichem en Gellicum
(Breeknap) en verflauwing van enkele andere bochten zal, juist i n het
Lingevak waar bij grooten afvoer weinig verval beschikbaar is, de afstand
van ongeveer 39 K . M . tusschen de Steenenhoeksche kanaalsluis te
Gorinchem en den mond der Korne met ongeveer 5 K . M . of 13% worden
verkort tot ongeveer 34 K . M .
Door deze verkorting kan het verhang 13% grooter worden, waardoor bij denzelfden waterstand, zonder het ruimere profiel i n rekening
te brengen, de afvoer reeds 6% grooter wordt, terwijl de verkorting i n
droge tijden bij geringen afvoer, wanneer de waterstand op dit Lingevak
vrijwel op gelijk niveau staat, geen bezwaar oplevert.
Voorts zal ook de verruinaing van het doorstroomingsprofiel der
sluizen te Asperen den waterafvoer ten goede komen.
Wordt bovendien de doorgaande vaarweg naar de Waal tot stand
gebracht, dan zal de geheele Linge boven Leerdam tot aan den mond
der Korne worden gebracht op een dwarsprofiel als aan het slot van 4
aangegeven.
Voor den maximum afvoer, waarbij na stichting van het nieuwe
gemaal te Steenenhoek i n de toekomst nog een stand van 1 M . + . N . A . P .
te Gorinchem gehandhaafd zal kunnen worden, kan, zooals i n bijlage X V
is medegedeeld, een afvoer worden aangenomen geleidelijk toenemende
van ongeveer 25 M ./sec. bij den mond der Korne tot ongeveer 35 M ./sec.
bij Asperen en ongeveer 45 M ./sec. bij Gorinchem.
Op het, na afsnijding der bochten tot 15 K . M . verkorte, riviervak
GorinchemAsperen zal dan bij dien afvoer en een gemiddelden profielsinhoud tusschen Gorinchem en Leerdam van ongeveer 128 M . en van
Leerdam tot Asperen van ongeveer 107 M . een verhang optreden van
1
ongeveer
, zoodat bij Asperen de stand 1.20M. + N . A . P . zal bedragen.
3

7 5 ( K ) 0

Bh' Asperen is bjj dien stand de profielsinhoud 105 M . Tot 9 K . M .


boven Asperen neemt de profielsinhoud iets af tengevolge van de afnemende breedte doch wegens het verhang weer toe, zoodat bh' den mond
der Korne het profiel nog een inhoud zal hebben van ongeveer 103 M .
Gemiddeld kan dus voor het vak Asperenmond der Korne de
profielsinhoud op 104 M . bij een gemiddelden afvoer van 30 M ./sec.
gesteld worden, zoodat dus de gemiddelde stroomsnelheid ongeveer
0.30 M./sec. zal bedragen. Bij een gemiddelde breedte op den waterspiegel
van 39 a 40 M . zal op dit Lingevak, dat na de afsnijding der bochten
een lengte zal hebben van 19 K . M . , het verhang bjj dien afvoer hoogstens
2

of 2 c.M. per K . M . bedragen.

96
Bij den maximum afvoer van 45 M ./sec. te Gorinchem waarbij in
de toekomst nog een stand van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem gehandhaafd
zal kunnen worden, zal dan kunnen worden gerekend op een waterstand:
1.20 M.+N.A.P.
te Asperen van
1.55 M.+N.A.P. en
te Geldermalsen van
1.60 M.+N.A.P.
aan den mond der Korne van
Werd daarentegen de verruiming der profielen in het belang der
scheepvaart niet uitgevoerd, dan zou bij de bestaande profielen en een
afvoer van 45 M^./sec. bij een stand van 1.00 M.+N.A.P. te Gorinchem
het verhang, voornamelijk boven Asperen, belangrijk grooter zijn. Bij
2.00 M.+N.A.P. is de inhoud van het dwarsprofiel van Geldermalsen
tot aan den mond der Korne ongeveer 40 M . en bij 1.50 M.+N.A.P.
van Geldermalsen tot Asperen 50 a 70 of gemiddeld 60 M .
Volgens globale benadering wordt dan voor het verhang, bij
een afvoer van 25 M ./sec. bh' den mond der Korne toenemende tot
45 M ./sec. bij Gorinchem, gevonden tusschen Gorinchem en Asperen
3

gemiddeld ongeveer

000

gemiddeld ongeveer

n n r

en

-^ P
s

e r e n

e n

m o n

d der Korne

..

5J.UUU

Bij een afstand van de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem


tot Asperen van 16J K.M. en van Asperen tot den mond der Korne van
22| K.M., wordt dan bij den bestaanden toestand het verval bn' dien
afvoer over dit Lingevak:
16.500 , 22.500

,j
^ + ^ - 0.24+0.90 = 1.14 M. of rond 1.15 M. zoodat, zonder
rt

7U.0U

z.000

de verruiming voor de scheepvaart, bn' den mond der Korne bn' dien
afvoer, een stand van 1.00+1.15 = 2.15 M.+N.A.P. zou voorkomen
bh' een stand te Asperen van 1.25 M.+N.A.P. en te Geldermalsen van
2.05 M.+N.A.P.
Door de verruiming ten behoeve van de scheepvaart wordt dus bij
een afvoer van 45 M ./sec. bij een stand van 1.00 M.+N.A.P. te Gorinchem, een verlaging verkregen van den stand aan den mond der Korne
van ongeveer 0.55 M. en van den stand te Geldermalsen van ongeveer
0.50 M.
Bovenstaande cijfers zijn slechts als globale benaderingen op te
vatten, doch toonen voldoende aan, dat een verruiming ten behoeve
van de scheepvaart ook van belang is voor den waterafvoer en de handhaving van lager peilen op de Linge boven Asperen in perioden van groot
waterbezwaar.
10. VERGELIJKING DER VERSCHILLENDE OPLOSSINGEN
VOOR D E VERBINDING MET WAAL E N L E K .
3

In de vorige is uiteengezet op welke wijze een verbinding in


oostelijke richting met de Waal en de Lek kan worden tot stand gebracht, gepaard met een zoodanige verbetering, dat de Linge van
Gorinchem in oostelijke richting als doorgaanden vaarweg bevaarbaar
wordt met schepen tot 600 ton laadvermogen.
Hierbij vallen 3 oplossingen voor de verbinding met de Waal te
onderscheiden n.1.:
a. via het Rijnkanaal volgens het trac VianenTiel;
b. via het Rijnkanaal volgens het trac Wjjk bh' DuurstedeTiel;
c. via Wadenoyen rechtstreeks naar de Waal;
waarvan bh' de oplossingen o en 6 tevens een verbinding met de Lek
wordt verkregen.

97
Bh" de drie oplossingen is het gedeelte tusschen Gorinchem en den
mond der Korne hetzelfde.
Volgens de i n bijlage X V I I opgemaakte globale ramingen, kunnen
de totaalkosten met inbegrip van de kosten voor bovengenoemd
gedeelte voor de drie oplossingen ongeveer gesteld worden op:
J

c.

/ 3.000.000
3.300.000
4.200.000
Hieruit blijkt dus, dat de rechtstreeksche verbinding via Wadenoyen
met de Waal (oplossing c.) belangrijk kostbaarder is dan een verbinding
met gebruikmaking van het Rijnkanaal en dat bij een aansluiting aan het
Rijnkanaal het trac VianenTiel het voordeeligste is.
Voorts dient bij de vergelijking der kosten nog in aanmerking te
worden genomen, dat bjj uitvoering van de rechtstreeksche verbinding
met de Waal via Wadenoyen toch ook de Korne tot Buren over 2 K . M .
lengte voor de scheepvaart verbeterd zal moeten worden, zij het dan ook
niet op de afmetingen van het voor den doorgaanden vaarweg ontworpen
normaal-profiel en geen verbinding met de Lek wordt verkregen.
Wat de afstand betreft, is de rechtstreeksche verbmding via Wadenoyen het kortste. Van den mond der Korne af tot aan de Waal zullen
de afstanden ongeveer worden:
K.M.

16 K . M .
;
9 K.M.
Hierbij dient echter in aanmerking te worden genomen, dat de rechtstreeksche verbinding ongeveer 5 K . M . lager op de Waal uitmondt
dan het Rijnkanaal, zoodat voor de vaart stroomopwaarts naar het
MaasWaalkanaal of Duitschland het verschil in lengte van a en c
slechts i K . M . en van b en c slechts 2 K . M . bedraagt.
m

Omtrent de beide oplossingen a en b met gebruikmaking van het


Rijnkanaal, hetzij volgens het trac VianenTiel dan wel volgens het
trac Wijk bjj DuurstedeTiel, kan nog het volgende worden opgemerkt.
Een aansluiting aan het trac V i a n e n - T i e l heeft het voordeel, dat
deze ongeveer / 300.000 goedkooper is en de streek tusschen de Linge
(van Asperen tot Tiel) en de Lek, ter oppervlakte van ongeveer 15000H.A.
in de lengterichting wordt doorsneden, waardoor zij voor aan- en afvoer
te water in gunstiger conditie komt.
Een aansluiting aan het trac Wijk bij Duurstede-Tiel heeft daarentegen het voordeel, dat behalve een verbmding i n oostelijke richting
met de Waal bij Tiel ook een verbinding in oostelijke richting met de Lek
bij Wijk bij Duurstede wordt verkregen.
Een aansluiting aan het trac V i a n e n - T i e l heeft daarentegen
wederom een voordeel voor Geldermalsen en omgeving, wegens de
eenigszins kortere verbinding via Vianen met Amsterdam, die daarmede verkregen wordt.
De verbinding met de Lek bij Wijk bij Duurstede is, vooral wanneer
Neder-Rijn en Lek volgens het reeds in uitvoering zijnde plan zijn verbeterd, wel van zoodanig belang te achten dat, ondanks de hoogere
kosten, de beide oplossingen a en b, wat de voordeden betreft, geacht
kunnen worden vrijwel gelijkwaardig te zijn.
De Commissie meent derhalve voor de aansluiting van de Linge aan
het Rijnkanaal geen bepaalde voorkeur voor een der beide trac's van het
Rijnkanaal te kunnen uitspreken.
Aan de rechtstreeksche verbinding met de Waal via Wadenoyen
zijn, in vergelijking met een verbinding met de Waal via het Rijnkanaal,

98

geen voordeelen van beteekenis verbonden, terwijl de voordeelen van


een verbinding in oostelijke richting met de Lek en van een betere
verbinding van Geldermalsen met Amsterdam dan worden gemist.

De Commissie is in verband daarmede van meening, dat een rech


streeksche verbinding via Wadenoyen met de Waal alleen dan voor uitvoe
in aanmerking kan komen, wanneer met zekerheid vaststaat, dat het R
kanaal tusschen Lk en Waal niet volgens een der beide trac's Wijk b
DuurstedeTiel of VianenTiel, waarbij een goede aansluiting op h
Rijnkanaal mogelijk is, zal totstandkomen.

11. AANVANKELIJK UIT TE VOEREN WERKEN.


In de vorige is meer uitvoerig behandeld wat in het belang van
de scheepvaart zou moeten worden uitgevoerd, wanneer een doorgaande
vaarweg wordt tot stand gebracht in oostelijke richting aansluitende aan
het Rijnkanaal, gepaard met zoodanige verbetering, dat de Linge van
Gorinchem tot de aansluiting aan het Rijnkanaal bevaarbaar wordt met
schepen tot 600 ton laadvermogen. Voor de uitvoering daarvan dient
echter eerst te worden afgewacht of het Rijnkanaal tusschen Lek en
Waal volgens een der beide trac's, waarbij een goede aansluiting op
het Rijnkanaal mogelijk is, tot stand zal komen.
Aangezien het nog wel geruimentijdkan duren, voordat omtrent de
uitvoering van het Rijnkanaal een definitieve beslissing is genomen,
terwijl verbetering van den bestaanden in vele opzichten gebrekkigen
toestand der Linge, niet alleen in het belang der scheepvaart en der
industrien, doch ook in het belang van den waterafvoer urgent is, zal
in afwachting van de totstandkoming van het tusschen Lek en Waal
gelegen gedeelte van het Rijnkanaal reeds een verbetering der Linge
dienen te worden aangebracht. Bij deze aanvankelijk uit te voeren verbetering zal dan reeds dadelijk rekening dienen te worden gehouden met
de werken, die voor den doorgaanden vaarweg naar het Rijnkanaal zijn
ontworpen.
Bovendien dient hierbij in aanmerking te worden genomen, dat na
totstandkoming van een krachtig gemaal te Steenenhoek in perioden
van groot waterbezwaar belangrijk lager standen te Gorinchem kunnen
worden gehandhaafd dan thans mogelijk is, waarbij, zooals in 7 van
Hoofdstuk IV reeds is uiteengezet, voor het Lingevak tusschen Asperen
en Geldermalsen voor den waterafvoer toch eenige profielsverrainnng
noodig zou zijn.
Voorts zal het in het belang der oeverlanden gewenscht zjjn, reeds
dadelijk de ontworpen oeververdediging tot Geldermalsen aan te brengen,
de voor de verraiming en ontworpen bochtafsnijdingen noodige terreinen
te onteigenen en de op bijlage 34 aangegeven bochtafsnijdingen reeds
dadelijk met het in 4 voorgestelde normaalprofiel uit te voeren.
Een en ander heeft tot gevolg, dat op de aanvankelijk uit te voeren
werken slechts een geringe kostenbesparing kan worden verkregen in
vergelijking tot hetgeen voor de later uit te voeren verbeteringswerken
noodig zou zijn, zoodat het alleszins aangewezen schijnt van Gorinchem
tot Geldermalsen reeds dadelijk de ook voor den doorgaanden vaarweg
naar het Rijnkanaal noodige verbeteringswerken aan te brengen.
Alleen boven Geldermalsen, voor de scheepvaart naar de Korne
en voor de scheepvaart op de Korne tot Buren, kan voorloopig worden
volstaan met een verbetering bestaande in wegruiming van de hinderlijke
ondiepten en zoodanige veirruiming, dat tot Buren, overeenkomstig de
bestaande behoefte, steeds een vaardiepte van 1.80 M. aanwezig is.
Wat de kunstwerken betreft, kan voorloopig worden volstaan met

99
de verruiming van de sluizen te Asperen en verbreeding van de doorvaartwijdte van de brug voor gewoon verkeer te Geldermalsen, terwijl
de wijziging der spoorbrug te Geldermalsen nog niet dadelijk noodig zal
zjjn. Voorts kan ook de verandering van de vaste brug over de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem in een beweegbare, wanneer na
verbetering der loozingsmiddelen het schutpeil aan den Arkelschen Dam
niet meer zal worden bereikt en het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem
slechts weinig dagen per jaar zal worden overschreden, tot later worden
uitgesteld, daar de Linge dan altijd via den Arkelschen Dam van uit
het Merwedekanaal bereikbaar zal zijn met schepen van 500 ton.
Bovendien dient toch in aanmerking te worden genomen, dat als
tengevolge van de verbetering der loozingsmiddelen het schutpeil aan
den Arkelschen Dam niet meer zal worden bereikt, de schepen wel steeds
van de Linge op het Merwede-Kanaal zullen kannen komen, doch
bij zeer hooge buitennvierstanden, als in Januari der jaren 1920 en
1926 zijn voorgekomen, de schutpeilen voor de sluizen van het
Merwedekanaal te Gorinchem en te Vianen nog worden bereikt, zoodat
de doorvaart naar de Merwede of de Lek dan toch bij die sluizen enkele
dagen gestremd kan zijn.
Het schutpeil van de Merwedesluis bewesten Gorinchem in het
Merwedekanaal van 4.20 M.+N.A.P. is echter belangrijk hooger dan het
schutpeil van de Oude-Merwedesluis te Gorinchem van 3.41 M.+N.A.P.
Het aantal dagen van stremming der doorgaande vaart van de
Linge naar de Merwede zal dan ook door opheffing van het schutpeil aan
den Arkelschen Dam belangrijk worden verminderd, zooals kan blijken uit
staat 28, waarin is opgegeven het aantal dagen, dat van de sluizen aan den
Arkelschen Dam, de Oude-Merwedesluis te Gorinchem en de Merwedesluis bewesten Gorinchem in Januari 1920, November 1924 en Januari
1926 de scheepvaart door het bereiken van het schutpeil was gestremd.
STAAT 28.
AANTAL DAGEN, DAT DE SCHEEPVAART DOOR BEREIKEN VAN HET
SCHUTPEIL WAS GESTREMD.
Hoogwater
periode

Jan.

S 1

u i s
1

*
0 1

a n

a m

Ar

kel-

S^SFSS

11

= 2.36 M. + N.A.P.)

Oude-Merwedesluis te Merwedesluis bewesten


Gorinchem (schutpeil Gorinchem (schutpeil
= 3.41 M. + N.A.P.) = 4.20 M. -f- N.A.P.)

1920

29

22

Nov. 1924

Jan.

1926

16

4^

Wanneer dan nog art. 2 van het voor de Linge tusschen Gorinchem
en den Arkelschen Dam geldende bijzonder reglement van politie, vastgesteld bij K.B. van 30 Januari 1894, wordt gewijzigd door ook zonder
voorafgaande vergunning een grootste diepgang van 2.35 M. en grootste
lengte van 58 M. toe te staan, zal de Linge van Gorinchem tot Geldermalsen steeds bevaarbaar zijn met schepen van ongeveer 600 ton laadvermogen, terwijl van Geldermalsen tot Buren dan gerekend zal kunnen
worden op een vaardiepte van 1.80 M.
De in 1 van dit Hoofdstuk onder a, b en c genoemde verbeteringen
worden dan, behoudens de wijziging van de vaste brug over de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem in een beweegbare, alle tot stand
gebracht.

100

Volgens de in bijlage X V I I onder V vermelde globale raming zijn de


kosten der aanvankelijk uit te voeren werken op ongeveer / 1.500.000
te stellen.
Zooals reeds in 7 van Hoofdstuk IV is medegedeeld kan gerekend worden, dat hiervan ongeveer / 350.000 uitsluitend ten behoeve
van de verbetering der afwatering van het beneden-gedeelte der Linge
noodig is, terwijl voorts het overige ten deele ook de afwatering ten
goede zal komen.
Als voornoemde, op /1.500.000 geraamde, verbeteringswerken zjjn
uitgevoerd, zal voor de later uit te voeren verbinding tusschen de
Linge met de Waal en de Lek bij totstandkoming van het Rijnkanaal
volgens het trac VianenTiel nog zjjn te rekenen op een uitgaaf van
/ 3.000.000/1.500.000 = /1.500.000, en volgens het trac Wijk bfl
DuurstedeTiel op 3.300.000 1.500.000 = /1.800.000, terwijl een

rechtstreeksche verbinding in oostelijke richting met de Waal, wanneer


geen aansluiting op het Rijnkanaal mogelijk is, dan nog een uitgaaf
van / 4.200.000/1.500.000 = / 2.700.000 zal vorderen.

H O O F D S T U K VIL

VERBETERING VAN DE WATERINLATING.

1. INLEIDING.
Bij de in de Hoofdstukken IV en V behandelde plannen tot verbetering van de afwatering is aangegeven hetgeen zal moeten worden verricht
om de Linge als afvoerweg van het ruim 71000 H.A. groote stroomgebied
te verbeteren.
Bn' de behandeling dezer plannen is er reeds op gewezen, dat na
uitvoering daarvan de verbetering der afwatering van het geheele stroomgebied nog met m orde is, doch dat daartoe voor het vrn'loozende stroomgebied ook de toevoerleidingen naar de Linge zullen moeten worden
verbeterd, terwnl in het lager gelegen, stroomgebied voor verscheidene
onderdeden nog verbetering der loozing op de Linge noodig zal zijn.
De Commissie acht het niet op haar weg te liggen de eventueel
noodige partiele verbeteringen van de loozing op de Linge nader uit te
werken, daar dit aan de betrokken belanghebbenden, hetzij in een of meer
dorpspolders of districten vereenigd, dient te worden overgelaten.
De behandeling van het vraagstuk der waterinlating zal echter
wegens het geheel verschillend karakter in vergelijking tot de afwatering
voornamelijk wat de boven-Linge betreft, op andere wijze moeten worden
opgevat.
Voor de afwatering toch is de Linge de afvoerweg van het geheele
stroomgebied en als de Linge wordt verbeterd kan deze afwatering
afdoende verbeterd worden.
Voor de waterinlating kan voor een groot gedeelte van het stroomgebied de Linge echter praktisch niet als toevoerleiding dienen, zoodat
hierbh' niet volstaan kan worden met aan te geven wat er zal moeten
gebeuren om alleen de Linge in tijden van droogte van water te voorzien.
Wel zal ook hier, evenals bh' de afwatering, een onderscheid gemaakt
moeten worden tusschen de vrijstroomende boven-Linge en de als boezem
dienstdoende beneden-Linge.
Dit onderscheid betreft niet alleen de wijze van uitvoering, doch
ook het doel der waterinlating.
Bn' de vrijstroomende boven-Linge is waterinlating in droge tijden
gewenscht voor den landbouw in het stroomgebied en wel bepaaldelijk
waar dit voor een groot gedeelte uit weiland bestaat, terwijl bij de benedenLinge de waterinlating behalve voor den landbouw in het stroomgebied
tevens van belang is voor de scheepvaart, de nijverheid en de volksgezondheid.

102

In tegenstelling met de behandeling der afwatering, zal hier eerst de


waterinlating voor het stroomgebied van de boven-Linge en daarna voor
het stroomgebied van de beneden-Linge worden behandeld. Deze volgorde
is voor de waterinlating logischer, daar de beneden-Linge geholpen zou
zh'n, wanneer op de boven-Linge voor het geheele gebied voldoende water
zou kunnen worden ingelaten. .
2. DE WATERINLATING IN H E T STROOMGEBIED VAN D E
BOVEN-LINGE.
De boven-Linge is een onbekaad vrn'stroomend riviertje, waarop het
stroomgebied langs natuurhjken weg, gedeeltelijk direct, doch grootendeels langs meer of minder lange waterleidingen (zeegen) afwatert. De
Linge loopt ongeveer in de lengterichting in het midden dat is in het
laagste gedeelte van het gebied tusschen Rijn en Waal, welk gebied
in zh'n geheel van oost naar west helt, zoodat de algemeene afwateringsrichting naar het westen is gericht.
De op de Linge loozende waterleidingen loopen derhalve over het
algemeen van de hooger gelegen gronden langs de bandjjken onder een
zeer kleinen hoek naar de Linge. Zelfs loopen zh' op meerdere plaatsen over
geruime lengte vrijwel evenwijdig aan de Linge.
Om een indruk te krijgen van het algemeen dwarsprofiel zjjn op de
bijlagen 36 en 37 eenige dwarsprofielen over het stroomgebied beoosten
de spoorlijn CulemborgZalt-Bommel in teekening gebracht. De profielen 19 zijn ontleend aan vroeger verzamelde gegevens, profiel 10 is
overgenomen van plaat III behoorende bh' het Verslag omtrent het
onderzoek der grondsoorten in de Betuwe" door Dr. F. Seelheim, herleid
op N.A.P. ), terwijl door de Commissie voor het gebied beneden OverBetuwe nog de profielen 1116 zijn opgenomen. De plaats der profielen
is op de op bijlage 36 geteekende situatie aangegeven.
Uit de op de bijlagen 36 en 37 geteekende dwarsprofielen 1 13
valt duidelijk te zien, dat de vrijstroomende Linge boven Tiel, zooals
uit den aard der zaak voor de hand ligt, ongeveer door het laagste gedeelte van het terrein loopt, terwijl de dwarsprofielen 14, 16 en 16 bewesten Tiel, waar de Linge geleidelijk in een boezem overgaat, een eenigszins ander karakter vertoonen.
1

Uit de boven-Linge zou in tijden van droogte watervoorziening


mogelijk zijn voor een langs de Linge gelegen strook, welke in dwarsrichting gemeten, ongeveer op gelijke hoogte ligt als de oeverlanden.
Voor het op eenigen afstand van de Linge, hooger dan de oeverlanden,
gelegen stroomgebied zou watervoorziening uit de Linge echter alleen dan
mogelijk zh'n, wanneer er een stelsel van waterleidingen van de Linge naar
de randen van het stroomgebied aanwezig was, ongeveer de hoogtelijnen
van het terrein volgende.
Die hoogtelijnen zijn om de halve Meter zooals die uit de verschillende aanwezige gegevens voor het gebied beoosten de spoorlijn
CulemborgZalt-Bommel konden worden samengesteld op bijlage 38
in teekening gebracht. Zooals uit die teekening valt te zien, loopen de
hoogtelijnen van de Linge naar de banctjjkeh gebogen in westelijke richting, terwijl de op de Linge loozende waterleidingen juist in tegengestelde
richting in de Linge uitkomen.
Hieruit valt dus af te leiden, dat uit de Linge onmogelijk het op
eenigen afstand van de Linge gelegen stroomgebied door de bestaande
waterleidingen in tijden van droogte van water kan worden voorzien.
') Ditzelfde dwarsprofiel is ook afgedrukt op plaat XVI behoorende bij Waterbouwkunde, Polders en Droogmakerijen door A. A. Beekman, Eerste Deel, Eerste boek.

103

Voor watervoorziening uit de Linge zou van de Linge een stelsel


van aanvoerkanalen naar het boveneinde der zeegen moeten worden
aangelegd, welke aanvoerkanalen dan de zeegen ongeveer loodrecht
zouden moeten kruisen.
Een dergelijke oplossing is praktisch niet wel uitvoerbaar te achten
en zou bovendien voor de afwatering groote bezwaren opleveren.
Een andere oplossing kan worden gevonden, door alleen het langs
de Linge gelegen stroomgebied uit de Linge en het op grooteren afstand
gelegen gebied uit de zeegen van water te voorzien, waarbjj dan de zeegen
gevoed zouden moeten worden door langs de randen van het gebied
te graven toevoerkanalen, waarin op het hoogste punt van het stroomgebied water zou moeten worden ingelaten.
De Commissie meent ook deze oplossing, welke zeer kostbaar zou
zijn, als praktisch vrijwel onuitvoerbaar ter zijde te moeten stellen.
Ten slotte kan als derde oplossing in aanmerking komen, waterinlating
op meerdere plaatsen aan de randen van het stroomgebied bh" het boveneinde der zeegen, zoodat deze het ingelaten water naar de Linge
kunnen afvoeren en door opstuwing, al naar gelang van plaatselijke
behoeften, het daartoe behoorende stroomgebied van water kan worden
voorzien.
Ook dan nog zal zich bij het stroomgebied der zeegen in 't klein
hetzelfde bezwaar voordoen als bjj watervoorziening uit de Linge, daar
de zeegen door het laagste gedeelte van hun stroomgebied loopen, zoodat
de hooger gelegen gronden nog niet volledig met waterinlating uit de
zeegen zullen zjjn geholpen.
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat voor de watervoorziening in
droge tijden van het stroomgebied der boven-Linge praktisch geen
afdoende oplossing is aan te geven, hetgeen voor een vrijloozend stroomgebied, waarin de van nature voor waterafvoer dienende waterleidingen
uit den aard der zaak door de laagste deelen van het terrein loopen, ook
niet anders te verwachten was.
En behalve het feit, dat voor het stroomgebied der boven-Linge een
afdoende watervoorziening praktisch niet bereikbaar is, zou de hier
aangegeven opleesing bovendien zeer kostbaar zijn.
Op de op de bijlagen 36 en 37 geteekende dwarsprofielen zijn in de
buitenrivieren tevens aangegeven de hoogste stand van Januari 1926
(H.H.W. 1926), de middelbare rivierstand (M.E. 19111920) en de
laagste stand van 1921 (L.L.W. 1921).
Hieruit blijkt, dat langs natuurlijken weg waterinlating op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen langs de randen van het stroomgebied slechts mogehjk zou zh'n bjj rivierstanden boven M.R. Doch
wanneer de buitenrivieren nog boven M.R. zijn, bestaat er als regel geen
behoefte aan waterinlating. Eerst wanneer in tijden van droogte ook de
buitenrivieren laag zjjn en de Linge nagenoeg geen regen- en kwelwater
meer afvoert, doet zich de behoefte aan waterinlating gevoelen en dan
is er van inlating langs natuurlijken weg geen sprake meer, zoodat watervoorziening dan alleen door oppomping mogelijk zou zh'n.
Voor de watervoorziening van Over-Betuwe zouden als plaatsen
waar het water uit de rivieren zou kunnen worden opgepompt o.a. in
aanmerking kunnen komen:
Doornenburg, Lent en Huissen.
In zeer droge tijden is voor een behoorlhke watervoorziening noodig
ongeveer 0.3 M ./sec. per 1000 H.A. oppervlakte. Voor een gebied van
ruim 17000 H.A. zou dus gerekend moeten worden op ruim 5 MVsec.
3

104
of ruim 300 M . per minuiit, dit is bijna 40 maal de hoeveelheid die de
in 1922 nabij Huihuizen gebouwde installatie kan inmalen.
Het is dan ook zeer begrijpelijk dat die installatie, zooals reeds in
14 van Hoofdstuk I werd gezegd, voor de waterinlating van het geheele
polderdistrict Over-Betuwe van zeer weinig beteekenis bleek te zijn,
terwijl die installatie nog geenszins in een bepaald drogen zomer werkzaam is geweest.
Daar uit den aard der zaak het meeste watergebrek geleden wordt
in een bijzonder drogen zomer, zooals die van 1921, zal gerekend moeten
worden dat juist dan, wanneer de rivieren zeer laag zijn, de vereischte
hoeveelheid water kan worden toegevoerd. E r zal dan, zooals uit de op
bijlage 36 geteekende dwarsprofielen valt te zien, 'voor de Over-Betuwe
gerekend moeten worden op een opvoerhoogte van ongeveer 3 M., zoodat
het gezamenlijk vermogen der installaties, om 300M . per minuut 3 M.
hoog te kunnen oppompen, rond 200 W . P . K . zou moeten bedragen.
De Commissie heeft het niet noodig geoordeeld het plan voor de
watervoorziening van het gebied der boven-Linge nader in details uit
te werken, daar uit het slechts globale onderzoek met voldoende zekerheid
kon worden vastgesteld, dat de kosten der pompinstallaties met de
noodige toevoerleidingen en verruimingen der zeegen veel te hoog zouden
worden i n vergelijking van de daarmede te bereiken voordeelen. Alleen
voor de watervoorziening van de Over-Betuwe zouden reeds eenige
installaties noodig zijn met een gezamenlijk vermogen van rond 200
W . P . K . , welke installaties i n normale jaren slechts gedurende korten
tijd werkzaam zouden behoeven te zjjn, en alleen in zeer droge jaren
gedurende langeren tijd met vol vermogen zouden moeten werken. E n
dan nog zou niet eens het geheele gebied afdoende zh'n geholpen.
3

Het stroomgebied der boven-Linge verkeert, vergeleken bij andere


stroomgebieden van kleine rivieren, in de bijzondere omstandigheid dat
het omgeven is door rivieren en bh' hooge standen dier rivieren behalve
het op het stroomgebied gevallen regenwater ook veel kwelwater krijgt
af te voeren. De stand der buifcenrivieren is dan, zooals uit de op de
bijlagen 36 en 37 geteekende dwarsprofielen valt te zien, belangrijk
hooger dan het tusschen de bandjjken gelegen stroomgebied van de Linge,
zoodat i n die gevallen, wanneer echter in het geheel geen behoefte aan
waterinlating bestaat, op natuurlijke wijze water uit de rivieren zou
kunnen worden ingelaten. D i t feit is, zeer begrijpelijk, de oorzaak dat
ook voor droge tijden aan de mogelijkheid van waterinlating uit de rivieren
wordt gedacht en daarbij niet dadelijk wordt ingezien, dat i n tijden van
droogte de rivieren, behoudens wellicht i n een hoogst enkel uitzonderingsgeval, steeds lager zh'n dan de gewenschte waterstand in het stroomgebied,
zoodat. er dan van natuurlijke waterinlating geen sprake kan zijn.
Het stroomgebied der boven-Linge verkeert dan feitelijk in dezelfde
omstandigheid als meerdere stroomgebieden van kleine rivieren, waarbij
alleen in droge tijden water door stuwen kan worden opgehouden.
Watervoorziening uit de rivieren zou dan alleen mogelijk zijn door
oppomping, doch een dergelijke oplossing zou voor een van nature
hellend stroomgebied waarin de waterleidingen door de laagste gedeelten
van het terrein loopen, zooals hierboven reeds uiteengezet, toch nog niet
tot een bevredigenden toestand leiden en bovendien zeer kostbaar zijn.
Het bovenstaande geldt zoowel voor het gebied van Over-Betuwe
als voor dat van Neder-Betuwe. Alleen zou bij laatstgenoemd gebied de
hoogte voor oppomping van water uit de buitenrivieren iets minder
bedragen dan bn' Over-Betuwe.
Voor het gebied afwaterende op de Korne zou bijv. waterinlating

105

aan heb boveneinde der waterleidingen mogelijk zijn door water uit den
Rijn tegenover Remmerden op te pompen.
Hier is M.R. 1911/'20 5.64 M.+N.A.P., terwnl in 1921 de laagste
rivierstand 3.12 M.+N.A.P. bedroeg.
Uit de op bijlage 37 geteekende dwarsprofielen 11 en 12 kan bhjken,
dat het water zou moeten worden ingelaten op een peil van 5.00 M. a
5.50 M.+N.A.P., zoodat hier natuurlijke inlating bij rivierstanden lager
dan M.R. al spoedig niet meer mogelijk zou zijn en gerekend zou moeten
worden op een opvoerhoogte bjj de laagste rivierstanden van ongeveer 2 M .
Op grond van het omtrent de watervoorziening van Over- en NederBetuwe ingestelde onderzoek acht de Commissie een bevredigende oplossing
daarvan hoewel theoretisch mogelijk, praktisch niet bereikbaar.

Voor dat gedeelte van het stroomgebied zal alleen het van nature
daarop komende water, zoowel in de Linge als in de waterleidingen, door
stuwen moeten worden opgehouden, voor zoover daar althans in verband
met den aard der cultuur behoefte aan zal bestaan.
3. D E WATERINLATING IN HET GEBIED VAN DE BENEDENLINGE B I J D E N BESTAANDEN TOESTAND.
Op de beneden-Linge bestaat reeds gelegenheid tot waterinlating
door het inundatiekanaal.
De laagst bekende rivierstand bij de Waalsluis van het inundatiekanaal in 1921 was ongeveer 2.50 M.+N.A.P., zoodat met inlating door
het inundatiekanaal het bh' de in Hoofdstuk V behandelde verbetering
der boven-Linge aan den mond van het inundatiekanaal ontworpen
stuwpeil van 2.25 M.+N.A.P. (zie bijlage 31) ook bij de laagste rivierstanden zal kunnen worden gehandhaafd, en voor verversching van de
beneden-Linge steeds voldoende water zal kunnen worden aangevoerd.
De bestaande gelegenheid tot waterinlating door het inundatiekanaal wordt echter wegens het ontbreken van een behoorlijke regeling
niet ten volle benut.
In het jaar 1904 werd voor het eerst op verzoek van het bestuur van
de Linge-uitwatering door het inundatiekanaal water ingelaten en daar
dit een succes bleek, werd die maatregel in 1906 en 1911 herhaald.
In 1911 gaf dit echter tot moeilijkheden aanleiding, doordat een
grondeigenaar, van wien een perceeltje langs de Linge onder water werd
gezet, daarvoor schadevergoeding vroeg. Het bestuur van de Lingeuitwatering heeft de vergoeding betaald, doch is toen tevens met de
waterinlating voorzichtiger geworden, door n.1. het ingenomen standpunt om ook zelf tot waterinlating mede te werken, weer te verlaten
en zich alleen met de waterontlasting en niet meer rechtstreeks met de
waterinlating te bemoeien. ) Nadien is in de jaren 1919, 1920 en 1921
nog water ingelaten op verzoek van derden, welke zich dan echter vooraf
moesten verbinden behalve de kosten tevens alle eventueel geischte
schadevergoedingen te betalen.
Het spreekt vanzelf dat onder dergelijke omstandigheden van de
gelegenheid tot waterinlating niet dan met groote voorzichtigheid in
bijzondere omstandigheden gebruik is gemaakt.
1

1)

Zie De Beneden-Linge en hare uitwatering".


Geschiedkundig Overzicht door Mr. M. Kolff, Deil, Juli 1924, blz. '68 en 69.

106

Wanneer echter, zooals in het volgende Hoofdstuk zal worden behandeld, een waterschap wordt opgericht, dat niet alleen ten doel heeft
de verbetering en het onderhoud van de Linge ten dienste van de afwatering, doch ook ten dienste van de waterinlating, en de zoowel voor de
afwatering als voor de waterinlating te handhaven peilen worden aangegeven, zal zonder bezwaar een bevredigende regeling omtrent de waterinlating door het inundatiekanaal kunnen worden getroffen. Het Militair
Gezag heeft in deze steeds alle medewerking verleend en zal zeker geen
bezwaar maken tegen een vaste regeling omtrent de waterinlating door
het inundatiekanaal, mits de met die inlating gemoeide kosten door het
waterschap worden betaald.
Daar de bestaande inrichting van het inundatiekanaal met de vele
schotbalkkeeringen de bediening tamelijk bewerkelijk maakt, is nog
overwogen of door het maken van een hevehnrichting op niet te kostbare
wijze daarin vereenvoudiging zou kunnen worden aangebracht. De Commissie heeft echter gemeend hiervoor, in verband met de in de volgende
te behandelen waterinlating na totstandkoming van het Rijnkanaal,
geen ontwerp te moeten opmaken.
De waterinlating door het inundatiekanaal zal, wanneer de totstandkoming van het Rijnkanaal is verzekerd, slechts van tijdeljjken aard
behoeven te zh'n, zoodat evenals voor de in het vorige Hoofdstuk behandelde nieuwe scheepvaartverbindingen, eerst de beslissing omtrent de
uitvoering van het Rijnkanaal dient te worden afgewacht.
Voor de waterinlating door het inundatiekanaal behoeven dus geen
andere kosten in rekening te worden gebracht dan de bedieningskosten,
welke afgaande op hetgeen daarvoor in de jaren 1919, 1920 en 1921 is
betaald, gemiddeld op ongeveer 25. a 30. per dag kunnen worden
gesteld.
Als voorbeeld van een te treffen regeling kan worden verwezen naar
de op 4 Juni 1885 tusschen Gedeputeerde Staten der provincie Utrecht
en den Majoor, Eerstaanwezend Ingenieur der Genie te Utrecht, gesloten
overeenkomst betrekkelijk het gebruik maken van de mitaire inundatiesluis te Wijk bh' Duurstede tot voeding van den Krommen Rh'n en de
Langbroekerwetering. Op grond van deze op 12 Juni 1885 door den
Minister van Oorlog goedgekeurde overeenkomst wordt nog steeds bij
lage rivierstanden, wanneer de bij den Rijkswaterstaat in beheer zijnde
inundatiesluis droog valt, door de mitaire inundatiesluis, waarvan de
drempel lager ligt, water in den Krommen Rijn ingelaten.
Met de waterinlating door het inundatiekanaal kan de Linge beneden
den mond van het inundatiekanaal bh' Wadenoyen, ook bn' de laagste
Waalstanden, steeds voldoende worden ververscht, en op het voor de
beneden-Linge gewenschte peil worden gehouden. Alle polders die hetzij
natuurlijk, of met gemalen, water uit de beneden-Linge kunnen inlaten,
zullen dus met de inlating door het inundatiekanaal geholpen zh'n.
De polders wier zomerpeil hooger ligt dan het voor droge tijden
op 0.95 M.+N.A.P. aangenomen peil der beneden-Linge, en geen water
uit de Linge kunnen inmalen, zullen echter ook met de handhaving van
dit peil door inlating door het inundatiekanaal niet geholpen zijn. Hieronder vallen bijv. de hooger gelegen polders van de districten Tielerwaard
en Buren.
Van deze zullen dan de polders, die in de toekomst tot machinebemaling overgaan, het gemaal ook kunnen inrichten voor inmalen van
water uit de Linge, zooals reeds voor enkele polders is geschied.
Enkele hooger gelegen polders die na verbetering der loozing van
de Linge zonder bemaling op de Linge zullen kunnen afwateren, zouden,

107

om in droge tijden van water te worden voorzien, alleen afdoende kunnen


worden geholpen door oppomping van water.
Aangezien zooals uit de in bhiage X I I opgenomen antwoorden
omtrent watergebrek kan blijken, volgens de opgave der polderbesturen
in de betrokken streek slechts weinig schade door watergebrek wordt
geleden, acht de Commissie het economisch niet te verdedigen om voor
eenige polders, alleen voor de waterinlating in enkele droge zomers,
tamelijk kostbare pompinstallaties te stichten, wanneer die installaties
niet tevens noodig zijn voor de afwatering.
Voor de waterverversching van de beneden-Linge bij verontreiniging
door langs de Linge gevestigde industrien, kan met de inlating door
het inundatiekanaal een met het oog op de volksgezondheid bevredigende
verbetering worden bereikt.
Wanneer de in het vorige Hoofdstuk behandelde verruiming van
de Linge voor de scheepvaart is totstand gekomen, zal de inhoud der
watermassa tusschen Geldermalsen en Gorinchem ongeveer 2 a 3 millioen M . en tusschen Asperen en Gorinchem ongeveer l i milhoen M .
bedragen. Bjj een minimum afvoer der boven-Linge van 1 M ./sec, kan,
met inlating van 7 M ./sec. door het inundatiekanaal, per etmaal rond''
700.000 M . water in de Linge beneden Geldermalsen worden aangevoerd,
zoodat dan het watervolume GeldermalsenGorinchem ongeveer in
4 dagen en het watervolume AsperenGorinchem ongeveer in 2 dagen
geheel is ververscht.
Het inlaten van water tijdens den vloed door de Steenenhoeksche
kanaalsluis te Steenenhoek is hier buiten beschouwing gelaten, daar deze
waterinlating voor de ververscliing geen voordeel oplevert en bij een
behoorlijke regeling van de waterinlating door het inundatiekanaal niet
meer zal moeten worden toegepast. )
3

4.

DE WATERINLATING IN HET GEBIED VAN DE BENEDENLINGE NA TOTSTANDKOMING VAN HET RIJNKANAAL.

In de vorige is bn de behandeling van de waterinlating op de


beneden-Linge geen rekening gehouden met de eventueele totstandkoming
van het Rijnkanaal volgens een der trac's VianenTiel of Wijk bij
DuurstedeTiel, als aangegeven op bijlage 34.
Beide trac's kruisen de Linge tusschen Zoelen en de Groote Brujr
bn Tiel.
Wanneer de boven-Linge volgens het in Hoofdstuk V beschreven
plan wordt verbeterd, zal het stuwpeil ter plaatse van de kruising van
het Rijnkanaal met de Linge ongeveer 2.75 M.+N.A.P. bedragen.
Bjj de uitmonding van het Rijnkanaal in de Waal, zooals die door
de Staatscommissie ontworpen is op ongeveer 1.5 K.M. boven Tiel
was de laagst bekende rivierstand van 1921 ongeveer 2.80 M.+ N.A.P.'
terwijl in den drogen zomer van 1911 de laagste Waalstand ter plaatse
ongeveer 3.40 M.+N.A.P. bedroeg.
Wordt het Rijnkanaal, als de rivieren onder het normale kanaalpeil
dalen, op het peil van de Waal gehouden door de Waalsluis open te laten,
dan zal dus zelfs bjj den laagst bekenden rivierstand uit het Rijnkanaal
1) De vraag in hoeverre het uit een oogpunt van militaire inuhdatiebelangen
wenschelijk moet worden geacht aan het te stichten nieuwe gemaal te Steenenhoek eene
inrichting aan te brengen tot inmaling van water, hetgeen mogelijk is, zal naar het
oordeel der Commissie bij de behandeling van de aanvraag om Rijkssubsidie aan de orde
kunnen komen.

108
nog water op de Linge beneden de kTuising met het Rijnkanaal kunnen
worden ingelaten.
Voorts zal dan de streek tusschen Zoelen en de Korne door inlating
uit de Linge en uit het Rijnkanaal in droge tijden van water kunnen
worden voorzien, terwijl verder bij de kruising van het Rijnkanaal met
diverse weteringen nog gelegenheid tot inlating zal worden verkregen.
Bn het trac Wijk bij DuurstedeTiel zal hierdoor een gedeelte
van het district Neder-Betuwe kunnen worden voorzien en het bjj trac
VianenTiel bovendien nog een gedeelte van het district Buren.
Aangezien de keuze van het trac voor het Rijnkanaal nog een punt
van onderzoek uitmaakt en wellicht ook het door de Staatscommissie
voor elk der trac's voorgestelde kanaalpeil bjj nadere uitwerking nog
wel wijziging kan ondergaan, zou het voorbarig zijn thans in details de
wijze waarop uit het Rijnkanaal water zou kunnen worden ingelaten
te ontwerpen.
Zoodra de totstandkoming van het Rijnkanaal is verzekerd en het
trac met het te handhaven kanaalpeil definitief is vastgesteld, zal de
waterinlating uit het Rijnkanaal nader kunnen worden uitgewerkt.
Daar de oplossing voor de waterinlating in het gebied der benedenLinge op deze wnze vermoedelijk gunstiger wordt dan bij inlating door
het inundatiekanaal, verdient het zooals reeds in de vorige werd
gezegd geen aanbeveling voor een eventueel mogelijke verbetering
van laatstgenoemde inlating thans reeds werken uit te voeren.

De Commissie meent derhalve te moeten voorstllen, eerst de beslissi


omtrent de al of niet totstandkoming van het Rijnkanaal volgens een de
trac's Wijk bij DuurstedeTiel of VianenTiel af te wachten en voorloopig te volstaan met een regeling omtrent de inlating door het inundatiekanaal als in de vorige behandeld.

H O O F D S T U K VIII.

ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN.

1, BESTAANDE REGLEMENTEN.
De Commissie meent zich van historische uiteenzettingen omtrent
hetgeen in vroeger eeuwen ten aanzien van de Linge is voorgeschreven
en gereglementeerd te moeten onthouden en te dien opzichte te kunnen
verwijzen naar de op blz. 9 reeds genoemde Memorie van ToeUchting
behoorende bh' het reglement voor het waterschap van de Linge-uitwatering, opgenomen in de notulen der wintervergaderingen van 1879, van de
Staten van Gelderland, blz. 112165 en van de Staten van Zuid-Holland,
bijlagen 105109, en het daarvan gegeven uittreksel in de Memorie van
ToeUchting tot het wetsontwerp tot overdracht der werken en goederen
van het Kanaal van Steenenhoek, opgenomen in de bijlagen der Handelingen van de 2e Kamer der Staten-Generaal van 18801881.
Alleen zjj hier vermeld, dat in eerstgenoemde Memorie van Toelichting o.m. wordt geconstateerd:

dat de Linge, zoowel wat hare bedijking als haar afwateringsvermogen betreft, van oudsher een onderwerp was van schoon niet
altijd afdoende Regeeringszorg, en hoogst aanzienlijk is het getal
Octrooyen, Decisin, Ordonnantin, enz. door hoogere of lagere Autoriteiten daaromtrent in vroeger of later jaren uitgevaardigd."
De bestaande reglementen ten aanzien van de Linge van haar
oorsprong in de Over-Betuwe af tot hare uitmonding in de Merwede
te Gorinchem met het Kanaal van Steenenhoek zullen hier worden
onderverdeeld in de reglementen, die betrekking hebben op het onderhoud,
op de waterontlasting en op de scheepvaart.
A.

ONDERHOUD.

Ie. Van het beginpunt bh Doornenburg af tot aan de Asperensche


Sluizen is van kracht Het reglement op het onderhoud der Linge en
der daaraan verbonden algemeene watergangen", vastgesteld door de
Staten van Gelderland bh' besluit van 15 Juli 1864, N. 2, goedgekeurd
bij Koninklijk besluit van 16 Februari 1865, N. 36 en gewijzigd bij
Statenbesluit van 19 Juli 1882, N. 10, goedgekeurd bn Koninklijk
besluit van 27 Augustus 1882, N. 15.
In artikel 1 daarvan wordt bepaald, dat aan het reglement zjjn
onderworpen: de groote Landwetering en de Linge van haren oorsprong
in den dorpspolder Doornenburg tot aan de Asperensche sluis; de Verloren Zeeg in Over-Betuwe van haren oorsprong onder Ressen tot aan
hare uitmonding en vereeniging met de Waalwetering (den zuidertak
der Linge); de Korne en stadsgracht van Buren en de Breeknap nabij
Gellicum", terwijl art. 2 deze Watergangen" verdeelt in 9 verschillende
vakken, met bepaling welk College met het beheer van ieder dezer wordt
belast.

110

Voorts bevat dit reglement bepangen omtrent den onderhoud spHcht


en den omslag van kosten, terwijl art. 6 voorschrijft de verschillende
afmetingen waaraan, ter zake van diepte en breedte moet worden voldaan en art. 8 het recht van opslag waaronder verstaan wordt het
onbelemmerd houden van een bepaalde breedte gronds ter weerszijden
van de watergangen regelt.
Ten slotte zijn in het reglement nog bepangen opgenomen omtrent
de schouwvoering, en de zorg voor de watergangen, in welke bepalingen
verschillende handelingen ten aanzien van die watergangen worden verboden.
Bij dit reglement behooren de volgende vier bijzondere reglementen:
A. n voor Neder-Betuwe;
B. n voor de Korne en Stadsgracht van Buren;
C. n voor het zoogenaamde Geldermalsensche en Meterensche
blok Lingewater, beginnende aan den uitloop der Geldermalsensche
uitwateringssluis, tot aan den Trichtschen uitgang boven den Galgenwaard;
D. n voor het zoogenaamde Tielerwaardsche Lingevak van af
het oude Beesdsche veer tot de Rhenoijsche sluis; van daar de halve
Linge (zuidzijde) tot de Asperensche Laar en van de Breeknap; en voor
de vroeger onbeheerde Lingevakken, dat is de halve Linge (noordzijde)
tot de Asperensche Laar, en van daar de geheele Linge tot de Asperensche
sluis.
In deze bijzondere reglementen worden betreffende de regeling
van het onderhoud en waar noodig omtrent de verdeeng der kosten
nadere voorschriften gegeven.
2e. Het onderhoud der Linge tusschen de sluizen te Asperen en
den Arkelschen Dam is feitelijk niet geregeld. Het Ruk trekt zich dit
gedeelte in hoofdzaak slechts aan als eigendom krachtens art. 577 van
het Burgerlijk Wetboek, bijv. door het verleenen van privaatrechtelijke
vergunningen, wanneer voor eenig werk gebruik moet worden gemaakt
van dit eigendom.
3e. Het gedeelte tusschen den Arkelschen Dam en de OudeMerwedesluis te Gorinchem is in onderhoud bh het Rijk als makende
deel uit van het kanaal, uitgaande van het kanaal van Amsterdam
naar de Merwede bij Schotdeuren langs de Linge en door Gorinchem naar
de Merwede".
4e. De zorg voor het onderhoud van het Kanaal van Steenenhoek
is opgedragen aan het hierna onder B. genoemde Waterschap van de
Linge-uitwatering.
B.

WATERONTLASTING.

De bevordering van de waterontlasting der Linge is opgedragen aan


het Waterschap van de Iinge-mtwatering, waarvan het reglement door
de Kroon is vastgesteld bij Koninklijk besluit van 23 October 1880,
Staatsblad N. 183, nadat omtrent art. 31 de taak van het bestuur
regelende tusschen de Staten van Gelderland en Zuid-Holland geen
overeenstemming was bereikt.
Het doel van het waterschap is in art. 1 als volgt omschreven

111
H e t waterschap heeft tot doel de bevordering van de waterontlasting der Linge, opdat de vrije uitlozing der belanghebbende landen
zooveel mogelijk verzekerd worde;"
terwijl als taak van het bestuur in art. 31 is aangegeven:
De taak van het bestuur is i n het algemeen het waterschap te doen
beantwoorden aan het bh art. 1 uitgedrukte doel, en tot dat einde
bepaaldelijk
a. alles te beheeren en te onderhouden, wat tot de waterontlasting
der rivier de Linge thans strekt o'f door het waterschap zal worden
gesticht;
b. alle noodige nieuwe werken te ontwerpen, zich met de Regeering ter erlanging van subsidie tot het i n stand komen van deze i n
verbinding te stellen, en alles te doen wat voor die tot standkoming
wordt gevorderd."
Volgens art. 55 is het bestuur bij de uitvoering van hare taak
gebonden aan verschillende bij Koninklijk besluit van 29 J u l i 1819, N. 7
bekrachtigde conventies, tusschen de Commissie benoemd bij Koninklijk
besluit van 10 November 1817, N. 93, ter verlenging der Linge van
Gorinchem naar Steenenhoek en enkele pubUekrechtehjke lichamen,
wier belangen door den aanleg van het Kanaal van Steenenhoek bedreigd
werden, gesloten. In het bijzonder zn hier gewezen op de bepaling voorkomende i n de conventies gesloten tusschen bedoelde Commissie en
o. Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Alblasserwaard, benevens
Watergraaf en Heemraden van den Overwaard, b. het polder- en gemeentebestuur van Hardinxveld en c. Dijkgraaf, Grooten Waardsman en Hoog
Dijkheemraden van het land van Arkel beneden de ZouWe, krachtens
welke in geen geval het i n het Kanaal i n te laten water immer of ooit"
hooger mag worden in- of toegelaten dan tot drie voeten zes duimen
boven het tegenwoordig Zederikpeil, te nemen aan de Kanaalsluis te
Gorinchem en overeenkomstig met zeven en vijftig duim boven het
geoctroyeerde Overwaardsboezempeil zooals hetzelve door een te stellen
peilsteen, onveranderlijk aan Groenendaal bjj Gorinchem zal worden
aangewezen"; dat is een stand overeenkomende met 2.52 M . + A . P . of
2.44 M . + N . A . P . , het reeds meermalen genoemde conventiepeil.
In een bij het reglement behoorende staat N. I, welke als bijlage
X V I I I is afgedrukt, is een overzicht gegeven van alle waterschappen
verdeeld i n drie klassen ) die gerekend werden belang te hebben
bn' de verbeterde waterontlasting der Linge, terwijl i n een bij het reglement behoorende staat II alle werken en goederen van het voormalige
heemraadschap van Steenenhoek zh'n vermeld, welke bij de wet van
19 J u l i 1881, Staatsblad N. 129, aan het waterschap van de Lingeuitwatering zijn overgedragen.
1

Deze wet van 19 J u l i 1881 had tot doel:


le. overdracht i n eigendom van het Rijksstoomgemaal en verdere
werken en goederen van het Kanaal van Steenenhoek aan het nieuwe
waterschap;
2e. verzekering eener jaarlnksche bijdrage uit 's Rijks kas aan
het waterschap, en
3e. regularisatie van een nog steeds ongedekt voorschot uit 's Rnks
kas van / 30.160. aan het heemraadschap van Steenenhoek.
De artikelen 1 en 2 dezer wet luiden als volgt:
1) Bij heffing van eventueelen omslag is de mate der omslagplichtigheid waarin de
landen der 1ste, 2de en 3de klasse tot elkaar staan 100 : 75 : 40.

112

Art. lt Aan het waterschap van de Linge-uitwatering, waarvoor


het reglement is vastgesteld bh' Ons besluit van 23 October 1880 (Staatsblad N. 183), worden op den dag der in werking treding van het reglement ) in eigendom, beheer en onderhoud ororgedragen het stoomgemaal
bij de uitmonding van het Kanaal van Steenenhoek, en alle regten, welke
voor den Staat bestaan op den eigendom van andere werken en goederen,
genoemd in den bij dat reglement behoorenden staat II.
Art. 2. Door het Rijk wordt jaarlijks aan het waterschap van de
Linge-uitwatering eene bijdrage verleend a zeven en twintig duizend een
honderd achttien gulden een en twintig cents, zijnde het gemiddeld bedrag
per jaar der kosten over de tien laatste jaren ) door het Rjjk voor onderhoud van de werken en voor de bediening van het stoomgemaal van het
Kanaal van Steenenhoek besteed.
1

Volgens de toebchting bestaat dit bedrag uit 2 deelen, namelijk:


a. gemiddelde jaarljjksche bjjdrage aan het heemraadschap van
Steenenhoek
/ 13.072.03
b. gemiddelde jaarljjksche kosten van onderhoud,
exploitatie en bediening van het stoomgemaal te Steenenhoek
14.046.17
6

Tezamen
C.

27.118.21

SCHEEPVAART.

Ie. Voor het gedeelte der rivier tusschen Geldermalsen en Asperen


geldt het Reglement betreffende de Scheepvaart op de Linge tusschen
de brug in den Rijksstraatweg te Geldermalsen en de Provinciale grens
nabij Asperen", vastgesteld door de Staten van Gelderland bij Besluit
van 9 Januari 1907, N. 13a, goedgekeurd bjj Koninklijk besluit van
7 Maart 1907, N. 35. Hierin zjjn bepangen opgenomen omtrent geoorloofden diepgang der vaartuigen bij verschillende waterstanden, de snelheid van stoombooten en andere door mechanische kracht voortbewogen
vaartuigen, omtrent sleepconvooien en enkele verbodsbepalingen.
Bjj dit reglement behoort de bh" art. 6 daarvan bedoelde Instructie
voor de Linge wachters of tijdelijke Lingewachters", welke is vastgesteld
door Gedeputeerde Staten van Gelderland bn Besluit van 24 JuH 1907,
N. 17 en gewijzigd bij hunne Besluiten van 24 September 1907, N. 69
en 1 Juni 1920, N. 173.
2e. De scheepvaart op de Linge tusschen den Arkelschen Dam en
de Oude-Merwedesluis te Gorinchem valt onder de bepangen van het
bijzonder reglement van politie voor het kanaal, uitgaande van het
kanaal van Amsterdam naar de Merwede bjj Schotdeuren langs de Linge
en door Gorinchem naar de Merwede", vastgesteld bjj Konmkjk besluit
van 30 Januari 1894, Staatsblad N. 9, laatstelijk gewijzigd bjj Koninklijk
besluit van 8 October 1913, Staatsblad N. 384.
Art. 1 bepaalt: Onder het in dit reglement bedoelde kanaal wordt
verstaan de zijtak uitgaande van het Kanaal van Amsterdam naar de
Merwede bezuiden de brug in den spoorweg DordrechtEist naar den
Arkelschen Dam, vandaar de Linge volgende tot Gorinchem en door die
stad tot in de Merwede.
Verder bevat het reglement bepangen omtrent de afmetingen der
1) Bij gemeenschappelijk besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en van
Gelderland van 87 December 1881 bepaald op 1 Januari 1882.
2) 18711880.

113

vaartuigen, het schutten, het ggen van vaartuigen in de haven te Gorinchem, maximum snelheid van stoomvaartuigen, afmetingen van vlotten,
het aantal vaartuigen dat in n sleep mag vereenigd worden enz.
3e. Op de overige gedeelten - de Linge boven Geldermalsen en
tusschen Asperen en den Arkelschen Dam, de Korne en het Kanaal van
Steenenhoek - is de scheepvaart niet gereglementeerd. Op het Kanaal
van Steenenhoek worden echter wel scheepvaartrechten geheven volgens
tarief vastgesteld bjj Koninklijk besluit van 16 Juni 1833, Staatsblad
N. 32. )
4e. De bebakening der Linge van Gorinchem tot aan de uitmonding
van de Korne geschiedt van Rijkswege. Hierop heeft betrekking het
Koninklijk besluit van 5 Juni 1915, Staatsblad N. 234, hetwelk de bakendiensten regelt en voor de Linge twee bakenkwartieren als hoogste
aantal vermeldt. De grenzen dezer kwartieren zhn bn Ministerieele beschikking vastgesteld. Thans vormt de Linge slechts n bakenkwartier.
1

2. G E B R E K E N VAN D E BESTAANDE REGELINGEN.


Zooals uit het voorgaande volgt is het onderhoud der Linge als
watergang aan meerdere onderhoudsplichtigen toevertrouwd, welke
uit den aard der zaak niet dezelfde somtijds zelfs eenigszins tegenstrijdige belangen hebben.
Daar komt nog bij, dat in het Geldersche reglement van 1864 wel
zeer minitueuse bepalingen omtrent de te onderhouden diepte en breedte,
en betreffende het recht van opslag zhn opgenomen, met vooirahrift
omtrent het aantal schouwen door de betrokken Colleges te voeren, doch
dat de Linge tegenwoordig zeker niet overal aan de bepaalde maten
voldoet en de voorgeschreven profielen bovendien te klein zijn voor
den afvoer in perioden van groot waterbezwaar, terwnl het ook aan
twijfel onderhevig mag geacht worden, of de voorgeschreven schouwen
wel alle geregeld plaats vinden.
Voorts wordt, zooals reeds in 6 van Hoofdstuk III is gezegd,
geklaagd over onvoldoende opnuming van het vuil na het vegen!
dat men in den regel in de Linge laat wegdrijven, terwijl ook de polders
het vuil, dat na het vegen der waterleidingen vrij komt, zoo mogelijk
op de Linge loozen. Een en ander is nadeelig voor den waterafvoer, daar
hierdoor de aanlanding der oevers in de bochten wordt bevorderd, terwijl
voorts de scheepvaart daarvan hinder ondervindt.
Ten aanzien van de waterontlasting valt op te merken, dat in het
reglement van het waterschap, dat beoogt de bevordering van de
waterontlasting der Linge ter verzekering zoo veel mogelijk van de vrije
uitloozing der belanghebbende landen, wel zeer uitvoerig alle huishoudelijke aangelegenheden zh'n geregeld, doch omtrent het voornaamste
punt, n.1. het te handhaven peil, geen voorschriften zijn gegeven.
In het ontwerp-reglement, door de gemeenschappelijke Commissie
uit de Staten van Zuid-Holland en Gelderland op 18 Mei 1878 bij haar
verslag ingediend, dat de grondslag uitmaakt van het thans geldende
reglement, was dit punt wel geregeld en voorgesteld het doel van het
waterschap als volgt te omschrijven:
Het Waterschap heeft tot doel de bevordering van de wateront1) Sluisgeld: 7 cent per ton; minder dan half geladen schepen 5V, cent; ledige
37, cent per ton; schepen kleiner dan 15 ton f0.50 ineens: 's nachts clubbe? tarief.
n
t wsluisgeld is ook verschuldigd als een sluis openstaat; echter niet aan de sluis
naast het stoomgemaal. Bruggeld: 10 cent; vaartuigen hoogstens 7 M. lang 5 cent
a

114
lasting der Linge, i n dier voege, dat de stand dier rivier aan de Asperensche sluis gebracht en voortdurend gehouden worde beneden 1.60 M.
+ A . P . (1.51 M.+N.A.P.), behoudens eene speling gedurende het werken
der loozingsmiddelen, van 0.80 M. daarboven, dat is tot 2.40 M . + A . P .
(2.31 M . + N . A . P . ) "
Dit* artikel is niet gehandhaafd tengevolge van tijdens de ter visie
legging ingebrachte bezwaren tegen den omvang der werken, om genoemd
peil te handhaven en wel in verband met de onzekerheid, waaromtrent
men aangaande de door het Rijk te verleenen bijdrage verkeerde. Op
voorstel van genoemde Commissie, die het ontwerp-reglement vaststelde,
is toen art. 1, het doel van het waterschap aangevende, gewijzigd i n den
zin als het thans is vastgesteld, zonder dat eenig peil i n het reglement
is genoemd.
Het ontbreken van een voor de als boezem dienst doende benedenLinge te handhaven peil, en het gebonden znn, wat de loozing door het
Kanaal van Steenenhoek betreft, aan het conventipeil van 2.44 M.+
N . A . P . , terwijl bij oversclirjjding van dit peil de boven-Linge vrij hi den
boezem bljjft uitstroomen en de gemalen ook vrij kunnen bljj ven doormalen
zonder aan een maalpeil gebonden te zhn, dragen er in hooge mate toe bij,
dat het waterschap niet geheel aan het doel heeft kunnen beantwoorden.
Wat de scheepvaart betreft, deze is op een belangrijk gedeelte niet
aan eenige bepang onderworpen, terwijl i n de wel gereglementeerde
vakken alleen voor de scheepvaart beperkende bepalingen zijn voorgeschreven, doch een in het belang der scheepvaart te handhaven nmiimumpeil nergens is gewaarborgd.
Wel heeft, zooals in 5 van Hoofdstuk I V reeds is vermeld, het
bestuur van het Waterschap na het aanbrengen der ebdeuren i n de haven
te Gorinchem i n 1907 ondershands toegezegd, ten behoeve der scheepvaart een behoorlijken waterstand op de Linge te onderhouden, n.1. in
den zomer 1 M . + A . P . (0.92M.+N.A.P.) en in den winter 0.80 M . + A . P .
(0.72M.+N.A.P.)buitende Arkelpoort te Gorinchem, doch in droge tijden
bleek dit op peil houden, ook na 1907, nog geenszins goed mogelijk.
Ten slotte blijkt uit het voorafgaande, dat omtrent de zoowel voor
landbouw, scheepvaart als volksgezondheid van belang zijnde waterinlating i n het geheel geen regeling bestaat.
3.

H O O F D B E G I N S E L E N V O O R E E N N I E U W WATERSCHAP
VAN DE LINGE".

De drieledige functie van de Linge, n.1. afwatering van een gebied


van ruim 71000 H . A . waarvan ongeveer de helft vrij loost en ongeveer
de helft wordt bemalen; scheepvaartweg over een belangrijk gedeelte van
haar loop, waarlangs meerdere industrien zijn gevestigd en toevoerleiding van water i n tijden van droogte, maakt het noodzakelijk dat de
behartiging van al deze belangen, met opheffing van alle bestaande
partieele regehngen, i n n hand komt en aan n groot lichaam wordt
toevertrouwd.
Dit lichaam zou dan moeten znn een Waterschap van de Linge",
omvattende de geheele Linge en wat daarmede i n onmiddellijk verband staat.
De eerste vraag, die zich daarbij voordoet, of het mogelijk is een
waterschap ook met de behartiging van scheepvaartbelangen te belasten,
kan ongetwijfeld toestemmend worden beantwoord.

115
Een voorbeeld daarvan is reeds te vinden in art. 1 van bet reglement
van bet in Gelderland gelegen Waterschap van den Oude-IJssel, hetwelk
bepaalt:
Het Waterschap heeft ten doel:
le. de verbetering en het onderhoud van de rivier den OudeIJssel met de zijtak de Aa als kanalen van uitwatering en wat den OudeIJssel betreft bovendien als kanaal van scheepvaart;
2e. enz."
Op grond van de laatste bepaling werd door een onderhoudsplichtige
eener waterleiding, die terecht moest staan ter zake dat hjj deze niet behoorlijk
had gezuiverd, de wettigheid der voorloopige keur- en politieverordening betwist, als zijnde: Het zoogenaamd waterschap van den Ouden-IJssel, van welks
bestuur deze keur is uitgegaan niet een waterschap, omdat het hoofddoel
daarvan is het bevaarbaar maken van den Ouden-IJssel, een industrieel belang,
dat niet behoort tot, althans verre de grenzen overschrijdt van den aard van
een waterschap".
Overeenkomstig de conclusie van den Advocaat-Generaal Mr. Gregory
besliste evenwel de Hooge Raad bij Arrest van 25 November 1889, W 5801: "
Overwegende hieromtrent, dat wel de hoofdbestemming van een waterschap is de regeling van den waterstand in het belang van de daarbinnen gelegen
gronden, hetwelk meestal en voornamelijk door de zorg voor waterkeering of
waterafvoer, of voor beide geschiedt, maar dat dit in het algemeen niet uitsluit,
dat de waterwegen behalve voor waterafvoer in het algemeen belang van de
binnen het Waterschap gelegen gronden tevens voor de scheepvaart dienstbaar
worden gemaakt, gelijk dan ook van ouds niet alleen waterwegen voor de
scheepvaart maar ook wegen, bruggen en andere kunstwerken tot de inrichting
van vele waterschappen behooren";
Overwegende bovendien, dat uit art. 1 en 2 van het Reglement en uit
art. 1 van bedoelde voorloopige keur volgt, dat de hoofdbestemming van het
waterschap is den waterstand over zijn geheele uitgestrektheid in het algemeen
belang van de daarbinnen gelegen gronden te regelen, daartoe een groot aantal
watergangen in voldoenden staat van afwatering te brengen en den OudenIJssel en de Aa, waarop zij uitloozen, geschikt te maken en te houden als kanalen
van Uitwatering, dat het bijkomende doel om het uitwateringskanaal den
Ouden-IJssel bovendien" in het belang van de binnen het waterschap gelegen
gronden tot kanaal van scheepvaart in te richten, het waterschap niet zoodanig
van aard doet veranderen, dat het daardoor zou ophouden een waterschap
te zrjn,"
dat deze bewering niet opging. *)
Het is dan ook zonder twijfel staatsrechtelijk mogelijk en het zal om
practische redenen aanbeveling verdienen, de zorg voor de afwatering
van- en den watertoevoer aan het stroomgebied der Linge op te dragen
aan n waterschap, en dit bovendien te belasten met de zorg voor het
meer geschikt maken en in stand houden van een meer of minder groot
gedeelte van de Linge voor de scheepvaart.
Een tweede vraag, die ook reeds bij de oprichting van het bestaande
waterschap ter sprake is gebracht, is of ook de Over- en de geheele
Neder-Betuwe in het waterschap moeten worden opgenomen, of dat als
grens ongeveer zal moeten worden aangehouden de grens van het gebied,
dat volgens de bij het reglement van het waterschap behoorende staat I,
{bijlage XVIII) bh" de oprichting van het bestaande waterschap gerekend
werd bn de verbeterde waterontlasting der Linge belang te hebben.
Hierbij was de Over-Betuwe en het grootste gedeelte der Neder-Betuwe
niet ingedeeld, omdat die, volgens de reeds meer genoemde Memorie van
Toelichting tot het ontwerp-reglement, wegens hunne natuurlijke
ligging door hooge Lingestanden niet worden benadeeld, zoodat zjj ook
*) Zie o.a. Mr. C. J. H. Schepel, Waterschapswetgeving", 1906, blz. 27.

116
niet geacht kunnen worden belang te hebben bij het instellen van een
peil."
Moge al de opvatting juist zijn, dat de vrijloozende hooger gelegen
landen geen direct belang hebben bh" de handhaving van een lager peil
op de als boezem dienst doende beneden-Linge dan thans met de onvoldoende loozingsmiddelen mogelijk is, waarbij de grens, waar de invloed
van den stand op de beneden-Linge zich bovenwaarts nog doet gevoelen,
ongeveer gelegen is nabij Tiel, zoo meent de Commissie toch te moeten
voorstellen, wanneer de ontworpen verbeteringsplannen worden uitgevoerd, het geheele stroomgebied in het op te richten Waterschap van
de Linge" op te nemen.
De hoog gelegen landen van Neder-Betuwe en de Over-Betuwe toch
hebben wel degelijk een indirect belang bij de verbetering van de loozingsmiddelen en wel in zooverre, dat de verbetering der afwatering van het
bovengedeelte der Linge bezwaarlijk zou kunnen worden uitgevoerd,
wanneer niet de verbetering der loozing van het benedengedeelte
der Linge daaraan is voorafgegaan.
Zoolang toch de ongunstige toestand met betrekking tot de loozingsgelegenheid, waarin de als boezem dienst doende beneden-Linge verkeert,
niet afdoende is verbeterd, zal belangrijke verruiming van de bovenLinge, boven de in het Geldersche reglement van 1864 bepaalde afmetingen, bij Gedeputeerde Staten van Gelderland vermoedelijk bezwaar ontmoeten, daar een verbetering der afwatering van het vrij loozende stroomgebied het waterbezwaar benedenwaarts in den boezem zal vergrooten.
Wat de verbetering der afwatering betreft, verdient het dan ook
aanbeveling het geheele stroomgebied als n geheel te beschouwen en
daarom is het gewenscht, dat het waterschap zich over het geheele
stroomgebied uitstrekt.
Dat het waterschap tevens zal worden belast met de zorg voor het
meer geschikt maken en in stand houden van een gedeelte der waterleiding voor de scheepvaart, waarbij slechts het beneden-gedeelte van
het stroomgebied belang heeft, terwijl ook een behoorlijke regeling der
waterinlating, zooals in Hoofdstuk VII is aangetoond, slechts voor het
beneden-gedeelte van het stroomgebied praktisch uitvoerbaar is te
achten, behoeft geen reden te zijn om ten aanzien van het hoofddoel
de verbetering der afwatering het boven-gedeelte van het stroomgebied buiten het waterschapsverband te laten. De waardeering der
belangen zal tot uiting moeten komen in de mdeeling in meerdere
klassen en daarbij zal voor elk onderdeel van het geheele gebied het
belang dat het heeft bh afwatering en eventueel ook bh' scheepvaart en
waterinlating, in rekening kunnen worden gebracht.
De Commissie meent, dat een mdeeling in vier klassen een bevredigende oplossing zal kunnen geven, en dat voor de mate der omslagphchtigheid van de landen der 1ste, 2de, 3de en 4de klasse zal kunnen
worden uitgegaan van een verhouding 100 : 75 : 50 : 25. Als algemeene
leidraad voor de mdeeling in klassen zal dan kunnen dienen de als
bijlage XVIII afgedrukte staat N. I behoorende bh' het reglement van
het bestaande Waterschap van de Linge-uitwatering. Het in dien staat
niet opgenomen gebied van Neder-Betuwe en de Over-Betuwe, dat
thans wel in het nieuwe Waterschap van de Linge" zal worden
opgenomen, zou dan in hoofdzaak in de derde en vierde klasse kunnen
worden ingedeeld. )
x

1) In hoeverre er voldoende aanleiding bestaat ook het ruim 2000 H.A.. groote
winterbed der Linge bij het omslagplichtig gebied in te deelen heeft de Commissie in het
midden gelaten op grond van de overweging, dat er verschil van gevoelen bestaat over
de meening of die landen door de verbetering meer gebaat dan geschaad worden en andere
vragen die zich daarbij zullen voordoen.

117
In ronde cijfers zou dan volgens schatting het geheele stroomgebied ongeveer als volgt over de vier klassen kunnen worden
verdeeld:
lste klasse
2de

3de
,
4de

1,

25000
10000
20000
16000

H.A.

71000 H . A . !)
In de derde plaats dient, wat de hoofdbeginselen betreft, te worden
uitgemaakt of de bemoeienissen van het nieuwe waterschap zich alleen
zullen moeten bepalen tot de Linge, de Korne en het Kanaal van Steenenhoek of dat ook enkele der i n het stroomgebied gelegen waterleidingen
daarbij moeten worden betrokken.
Hiervoor zou dan i n de eerste plaats i n aanmerking komen de ook
in het Geldersche reglement op het onderhoud der Linge opgenomen
Verloren Zeeg".
De Commissie is echter van meening, dat er geen gegronde aanleiding
bestaat om, behalve de Korne met stadsgracht van Buren, die van
oudsher steeds als bij de Linge behoorende zh'n beschouwd, andere
waterleidingen die in de Linge uitloopen en daarop hetzij natuurhjk of
kunstmatig loozen, aan de bemoeienissen van het waterschap te onderwerpen.
Het hoofddoel van het waterschap zal moeten zijn de verbetering
en het onderhoud van de geheele Linge van haren oorsprong i n de
Over-Betuwe af, ten einde deze geschikt te maken en te onderhouden
voor de afwatering van het geheele stroomgebied, zonder dat daarbij i n
perioden van groot waterbezwaar voor de betrokken streek te hooge
standen worden bereikt. De verbetering en het onderhoud der vele
toevoerleidingen naar de Linge zal dan aan de bjj elke leiding betrokken
belanghebbenden, hetzij i n een of meer dorpspolders of districten vereenigd, moeten worden overgelaten.
Op grond van voorgaande beschouwingen meent de Commissie te
moeten voorstellen, het geheele ruim 71000 H . A . groote stroomgebied
in n Waterschap van de Linge" te vereenigen, en het doel van het
nieuwe waterschap als volgt te onoschrnven:
Eet Waterschap heeft ten doel de bevordering van de waterontlasting
der Linge, alsmede de verbetering en het onderhoud van dieriviervan haar
oorsprong af tot aan de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem, van de
Korne met de stadsgracht van Buren en van het Kanaal van Steenenhoek,
alsmede aanleg, verbetering en onderhoud van de wateren, welke onder
beheer van hetzelve mochten worden gesteld, een en ander strkkende in
het belang van afwatering, waterinlating en scheepvaart.
) Naar de Commissie meent zullen voor de inning van den te heffen omslag geen
kohieren van het geheele gebied behoeven te -worden opgemaakt, doch zal de omslag
polders- of districtsgewijze aan het waterschap kunnen worden afgedragen.
De Commissie heeft nog overwogen of het geen aanbeveling zou verdienen ook de
gebouwde eigendommen in den omslag te betrekken. Zij meende echter dit punt aan de
betrokken polders of polderdistricten ter regeling te moeten overlaten, aangezien het
belang der gebouwde eigendommen meer gelegen is in bescherming tegen overstrooming
van de Betuwe dan wel in de verbetering van de afwatering.

118
Om tot dit Waterschap van de Linge" te geraken zou het natuurlijk
mogelijk zh'n, het bestaande Waterschap van de Linge-uitwatering"
op te heffen en een geheel nieuw waterschap op te richten. Het voorgestelde doel zou echter ook kunnen worden bereikt, door een reorganisatie en uitbreiding van het bestaande Waterschap van de Linge-uitwatering. Tevens wordt daardoor een bestemming gegeven aan de bezittingen
en rechten van het bestaande Waterschap.
Immers beschikt dit Waterschap over niet onbelangrijke bezittingen,
bestaande in een sedert 1881 gevormd kapitaal aan inschrnvingen op het
Grootboek, en de bij de reeds in 1 sub B genoemde wet van 19 Juli
1881, Staatsblad N. 129 in eigendom overgedragen werken en goederen,
waaronder meerdere landerijen, terwnl bovendien krachtens genoemde
wet een jaarljjksche bijdrage van /27118.21 uit 's Rijks kas aan hetzelve
wordt uitgekeerd.

De Commissie acht derhalve een reorganisatie en uitbreiding van h


bestaande Waterschap van de Linge-uitwatering de eenvoudigste en m
gewenschte oplossing om te geraken tot een nieuw Waterschap van de
Linge".
4.

BIJ D E OPRICHTING V A N H E T WATERSCHAP VAN


D E LINGE" T E T R E F F E N ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN.

In het bestaande reglement zullen bij wijziging in omvang en doel


van het Waterschap uit den aard der zaak meerdere veranderingen en
aanvullingen moeten worden aangebracht.
De Commissie acht het niet op haar weg te liggen thans reeds een
ontwerp voor deze reglementswijziging op te maken, doch meent te
kunnen volstaan met op de volgende punten te wijzen:
le. dat naast het reeds in de vorige omschreven doel, ook in het
reglement zal moeten worden vermeld welke peilen zooveel mogelijk
in de beneden-Linge moeten worden gehandhaafd, waarvoor kan worden
aangegeven:
a. in de Linge bij de Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem:
0.80 M.+N.A.P. te handhaven met natuurlijke loozing, welk peil
in tijden van droogte ten behoeve van de waterinlating tot 0.95 M.+
N.A.P. (gemiddelde stand van den Zederikboezem) kan worden opgezet;
1.00 M.+N.A.P. met bemaling te handhaven peil, zoolang de afvoer
te Gorinchem blijft beneden 45 M'./sec, terwijl bh' grooteren afvoer dan
45 M ./sec. te Gorinchem overschrijding zal kunnen worden toegelaten;
b. in de Linge te Geldermalsen:
0.80 M.+N.A.P. tot 1.50 M.+N.A.P. bij handhaving van het peil
van 0.80 M.+N.A.P. te Gorinchem;
1.75 M.+N.A.P. bij een afvoer van 45 M ./sec. te Gorinchem, terwijl
bjj grooteren afvoer overschrijding van dit peil te Geldermalsen zal kunnen
worden toegelaten;
3

2e. dat, zonder dat zulks gepaard zal behoeven te gaan met
vastlegging der afmetingen, zal moeten worden aangegeven, op welke
hoogwaterpeilen de verbetering van de boven-Linge bh' den aangenomen
maximum afvoer zal moeten worden ingericht, n.1.:

119
bij de brug i n den Rijksweg bij
Eist
bn boerderij Muskushouw
bh' de Zettensche brug
bn de Hemmensche brug
...
bh'de Ochtensche brug
bn de Vogelenzangsche brug...
bij de Groote Brug te Tiel ...
bij den mond van het Inundatiekanaal

8.05 M . + N . A . P .
7.15 M . +

6.65 M . +

6.45 M . +

5.25 M . +

4.60 M . +

4.05 M . +

3.00 M . +

bn

4.2 M ./sec. afvoei


8.3

12.2

14.5

18.3
20.1

21.0

23.5

3e. dat een nieuwe omslagregeling met vier klassen zal moeten
worden vastgesteld en bij de indeeling der klassen met de mate waarbij
de landen bh' de afwatering, en eventueel ook bij de scheepvaart en
waterinlating, belang hebben rekening zal moeten worden gehouden;
4e. dat het Dagelijksch Bestuur, i n verband met de ruimere taak,
zal moeten worden uitgebreid en ook ingelanden van gedeelten, welke
bij het nieuwe Waterschap voor het eerst omslagplichtig zullen worden,
hunne vertegenwoordiging in het Algemeen Bestuur behooren te krijgen;
5e. dat, nu het gewijzigde Waterschap zijn zorg ook zal uitstrekken
over de belangen van de scheepvaart en de waterinlating, welke zoowel
ten bate van de scheepvaart als de nijverheid zal strekken, het ten
einde ook deze categorien een deel van de lasten te doen dragen aanbeveling verdient in de mogelijkheid van het heffen van scheepvaartrechten te voorzien;
6e. dat de zetel van het Bestuur, thans te Gorinchem, naar een
voor het nieuwe Waterschap meer centraal gelegen punt behoort te
worden overgebracht, terwijl aan den Voorzitter den titel van Lingegraaf" zou kunnen worden toegekend;
7e. dat i n het reglement i n verband met de wijziging van art. 1, het
doel aangevende, ook art. 31, de taak van het Bestuur i n het algemeen
aangevende, zal moeten worden gewijzigd;
8e. dat in het reglement de bevoegdheid tot het maken van
keuren of pohtieverordeningen uitdrukkelijk worde toegekend.
Voorts zullen vr het inwerking treden van het gewijzigde reglement de noodige maatregelen moeten worden genomen ter verzekering
dat bij het i n werking treden:
o. voldoende zekerheid bestaat omtrent de door het Rijk en de
Provincies Gelderland en Zuid-Holland te verleenen bijdragen i n de
kosten der verbeteringswerken volgens het schema, dat i n het volgende
Hoofdstuk zal worden aangegeven;
b. het bestaande Geldersche reglement op het onderhoud der Linge
enz. van 1864 met de daarbij behoorende vier bijzondere reglementen
vervalt en voor het onderhoud der Verloren Zeeg een nieuw reglement
in werking treedt, waarbij dan alleen de Over-Betuwe is betrokken;

120
c. het reglement betreffende de scheepvaart op de L i n g e tusschen
de b r u g i n den R i j k s s t r a a t w e g te Geldermalsen en P r o v i n c i a l e grens
nabij A s p e r e n v a n 1907 met de daarbij behoorende Instructie v o o r de
Linge-wachters of tijdelijke Linge-wachters v e r v a l t ;
d. het K o n i n k l i j k besluit v a n 5 J u n i 1915, S t a a t s b l a d N . 234, tot
regeling v a n de bakendiensten w o r d t gewijzigd en de bakenmeester te
L e e r d a m i n dienst v a n het W a t e r s c h a p overgaat;
e. het bijzonder reglement v a n politie v o o r het k a n a a l , uitgaande
v a n het k a n a a l v a n A m s t e r d a m naar de Merwede bij Schotdeuren, langs
de L i n g e en door G o r i n c h e m naar de M e r w e d e " niet v a n toepassing
blijft op de L i n g e tusschen den A r k e l s c h e n D a m en de Steenenhoeksche
kanaalsluis te G o r i n c h e m , door i n het hoofd het w o o r d l a n g s " te
veranderen i n n a a r " en art. 1 te wijzigen als volgt:
O n d e r het i n d i t reglement bedoelde k a n a a l w o r d t verstaan de
zjjtak, uitgaande v a n het k a n a a l v a n A m s t e r d a m naar de Merwede
bezuiden de b r u g i n d e n spoorweg D o r d r e c h t E i s t , naar de L i n g e a a n
den A r k e l s c h e n D a m en de L i n g e i n G o r i n c h e m v a n de u i t m o n d i n g v a n
het K a n a a l v a n Steenenhoek af tot i n de M e r w e d e " ;
/ . het gedeelte der L i n g e tusschen den A r k e l s c h e n D a m en de
Steenenhoeksche kanaalsluis te G o r i n c h e m , thans i n beheer en onderh o u d bij het R i j k , i n beheer en onderhoud a a n het W a t e r s c h a p v a n de
L i n g e w o r d t overgedragen;
g. de dijken v a n het K a n a a l v a n Steenenhoek i n beheer en onderh o u d overgaan bij het Hoogheemraadschap d e A l b l a s s e r w a a r d " .
O m t r e n t de sub g voorgestelde regehng k a n het volgende worden
opgemerkt. H e t nieuwe W a t e r s c h a p v a n de L i n g e " z o u , wanneer het
de verplichtingen v a n het bestaande W a t e r s c h a p v a n de L i n g e - u i t w a t e r i n g " alle overneemt, w o r d e n belast met het onderhoud der dijken v a n het
K a n a a l v a n Steenenhoek terwijl het overigens nergens met de zorg v a n
waterkeeringen z a l hebben te m a k e n . H e t behoorlijk onderhoud der
dijken v a n het K a n a a l v a n Steenenhoek i s i n de eerste plaats v a n belang
v o o r d e n A l b l a s s e r w a a r d , en u i t d i e n hoofde k o m t het de Commissie
ook logisch voor, dat de A l b l a s s e r w a a r d die dijken naar haar i n z i c h t
k a n onderhouden en i n deze niet a m a n k e l n k is v a n het Waterschap v a n
de L i n g e . I n de omtrent de overdracht v a n het onderhoud der genoemde dijken te treffen regeling z a l d a n dienen te w o r d e n aangegeven,
welke vergoeding a a n d e n Alblasserwaard voor d i t onderhoud z a l moeten
worden uitgekeerd.
D e Commissie heeft voorts nog overwogen of t e n aanzien v a n de
bh" het R i j k i n onderhoud en beheer zijnde sluizen te A s p e r e n geen
nieuwe regeling z o u moeten w o r d e n getroffen, daar die sluizen, wanneer
de bovenaangegeven regelingen t o t s t a n d k o m e n , als een verspreid
rijkswerk overblijven.
D e sluizen t e Asperen m a k e n deel u i t v a n de D i e f d n k l i n i e , welke
linie de A l b l a s s e r w a a r d met A r k e l beneden de Zouwe en de Vjjfheerenl a n d e n tegen overstroomingswater u i t de B e t u w e moet beveiligen.
Genoemde linie w o r d t overigens onderhouden d o o r de C o m m i s s i e
v o o r Gemeene B e l a n g e n v a n de Hoogheemraadschappen de Alblasserw a a r d m e t A r k e l beneden de Zouwe en de Vijfheerenlanden".

121
Het zou dus wel eenigszins voor de hand liggen aan deze Commissie
ook het onderhoud der sluizen te Asperen op te dragen, aangezien
een behoorlijk onderhoud in de eerste plaats van belang is ter verzekering van een betrouwbare waterkeering in geval van overstrooming
der Betuwe.
Wat de bediening betreft, heeft genoemde Commissie slechts belang
bij de sluiting der sluizen bij dreigende of gevallen doorbraak in de
Betuwe, terwijl daarentegen het Waterschap van de Linge", met het
oog op de scheepvaart, de afwatering en het heffen van scheepvaartrechten, belang heeft bij de dagelrjksche bediening der over de sluizen
gelegen beweegbare bruggen en de aanteekening der waterstanden en
der scheepvaartbeweging.
De dageljjksche werkzaamheden van den sluiswachter vallen dus
geheel onder het ressort van het Waterschap, zoodat het voor de hand
zou liggen de bediening aan het Waterschap van de Linge" op te
dragen en den sluiswachter i n dienst van het Waterschap te doen
overgaan.
In verband met de uiteenloopende belangen der beide bij de sluizen
te Asperen betrokken lichamen - de Commissie voor Gemeene
Belangen enz." en het Waterschap van de Linge" - meent de
Commissie ten aanzien van het onderhoud en beheer der sluizen te
Asperen geen nieuwe regeling te kunnen aanbevelen, en te moeten
voorstellen deze sluizen, ook wanneer n daarvan door een nieuwe
is vervangen, i n onderhoud en beheer te laten bij het Rijk.
5.

N A D E O P R I C H T I N G V A N H E T WATERSCHAP V A N D E
LINGE" TE TREFFEN MAATREGELEN.

Zoodra het gewijzigde reglement i n werking is getreden en het


Bestuur van het Waterschap van de Linge" zijn taak heeft aanvaard
zullen door dit Bestuur verschillende reglementen en keuren moeten
worden vastgesteld en regelingen moeten worden getroffen.
Deze thans reeds alle aan te geven is niet wel mogelijk. De Commissie meent echter op de volgende punten te moeten wijzen:
le. dat voor de scheepvaart op het geheele complex Korne
met stadsgracht van Buren, Linge van den mond der Korne tot de
Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem en Kanaal vanSteenenhoek een nieuw reglement zal moeten worden vastgesteld.
Aanvankelijk zal daarbij met den bestaanden toestand van het
vaarwater rekening moeten worden gehouden, terwijl na uitvoering der
voor de scheepvaart ontworpen verbeteringswerken een nieuw reglement
op de scheepvaart i n werking zal moeten treden;
2e. dat de bebakening op het voor de scheepvaart opengestelde
gedeelte der Linge, waar noodig, zal moeten worden geregeld;
3e. dat een keur zal moeten worden vastgesteld omtrent het
buitendijks - dus i n het winterbed der Linge - uitvoeren van ophoogingen, zulks ter voorkoming dat de waterberging of de waterafvoer
wordt belemmerd;
4e. dat, na de tot standkoming van het nieuwe gemaal te Steenenhoek, een keur zal moeten worden vastgesteld, houdende verbod om op

122
de Linge of de daarin loozende waterleidingen te blijven uitmaken
bjj overschrijding van een nader vast te stellen peil omstreeks
3 M.+N.A.P. in de Linge bij de Steenenhoeksche kanaalsluis te
Gorinchem;
5e. dat met het Militair Gezag een regeling wordt getroffen
betreffende de irdating van water door het inundatiekanaal, zoolang
nog geen waterinlating op andere wijze mogelijk is.
Ten aanzien van de sub 4e voorgestelde regeling, welke beoogt
de instelling van een maalpeil op de Linge, z het volgende opgemerkt.
Hoewel het vermogen van het te stichten gemaal zoodanig is bepaald,
dat bovengenoemd peil niet meer zal worden bereikt, dient toch rekening
te worden gehouden met de mogelijkheid, dat door een defect aan de
bemalingsinstallatie of bij storing in de stroomlevering van de Dordtsche
Centrale, een dergelijk geval nog zou kunnen voorkomen, en dan moet
overschirijding van een peil, waarbij de Steenenhoeksche kanaalsluis te
Gorinchem reeds gesloten is en een toestand ontstaat die voor de overlaten bezwaar zou kunnen opleveren, zoo mogelijk worden voorkomen,
waartoe dan in de eerste plaats de bemalingen op de Linge en op daarin
loozende waterleidingen zullen moeten worden stopgezet.
In dit geval verkeert dus het hooger gelegen vrijloozende stroomgebied in gunstiger conditie, aangezien de vrije loozing uit den aard der
zaak, ook in dit abnormale geval, onbelemmerd blijft doorgaan. )
1

1) Voorts bestaat nog de mogelijkheid, dat bij eene dreigende of gevallen doorbraak in
een der bandijken, waardoor de Betuwe overstroomd wordt, het peil van de benedenLinge wordt opgezet tot steun van den Nieuwen Zuider-Lingedijk, die deel uitmaakt van
de reeds eerder genoemde Diefdijklinie.

HOOFDSTUK IX.

VERDEELING DER KOSTEN.


1. INLEIDING.
Aan de Comnussie werd o.m. opgedragen van advies te dienen
omtrent de verhouding, in welke billijkheidshalve door de betrokken
publiekrechtelijke lichamen in de kosten zal zijn bij te dragen.
Aangezien in art. 31, sub b van het bij Koninklijk besluit van
23 October 1880 door de Kroon vastgestelde reglement voor het Waterschap van de Linge-uitwatering als taak van het bestuur is aangegeven:
alle noodige nieuwe werken te ontwerpen, zich met de Regeering
ter erlanging van subsidie tot het in stand komen van deze in verbinding
te stellen, en alles te doen wat voor die tot standkoming wordt gevorderd,"
zal, nu die werken zijn ontworpen, voor de tot standkoming daarvan in
de eerste plaats onder de daarbij betrokken pubhekrechtelijkehchamen,
die voor het verleenen van een subsidie in aanmerking komen, gerekend
kunnen worden op het Rijk.
Bovendien zijn werken tot verbetering van kleine rivieren, tot verbetering van de afwatering van groote landstreken en tot het maken
van nieuwe scheepvaartverbindingen, bijna zonder uitzondering van
Rijkswege krachtig gesteund.
Behalve het Rijk kunnen onder de betrokken publiekrechtelijke
lichamen geacht worden te behooren de Provincies Gelderland en ZuidHolland en het op te richten Waterschap van de Linge".
2. RIJKSSUBSIDIE.
Hoewel volgens het hierboven aangehaalde art. 31 sub b van het
reglement van het bestaande Waterschap van de Linge-uitwatering
billijkheidshalve op Rijkssubsidie mag worden gerekend, mag toch niet
uit het oog worden verloren, dat er geen recht op steun van Rijkswege
bestaat en dat Rijkssteun nimmer verder zal kunnen gaan, dan in verband met den vermogenstoestand van het betrokken waterschap noodig
wordt geoordeeld, om de uitvoering der beoogde werken mogelijk te
maken.
Vaste regels omtrent het bepalen van het bedrag van dien steun
en de voorwaarden, die van Rijkswege bh* het verleenen daarvan worden
gesteld, bestaan er niet.
In verband hiermede acht de Commissie de eenige weg, om tot een
rationeel advies betreffende den Rijkssteun te komen, gelegen in eene
vergelijking met den steun, welke voor soortgelijke werken in andere
deelen van het land van Rijkswege is verleend.
Aangezien het aandeel van den Rijkssteun in de totaalkosten voor
de uitvoering van werken veelal afhankelijk wordt gesteld van den aard

124
der werken, is het gewenscht, het complex der uifc te voeren verbeteringswerken in enkele groepen te verdeelen.
Drie groepen komen daarvoor in aanmerking namelijk:
A.

de werken tot oprichting van een gemaal tot verbetering van de


loozing van de als boezem dienst doende beneden-Linge;
B. de werken tot verbetering van de Linge als kleine rivier
met inbegrip van de werken noodig ten behoeve van de bestaande
scheepvaart;
C. de werken voor een nieuwe scheepvaartverbinding tusschen de Linge
via het Rijnkanaal met de Waal en de Lek of zonder het Rijnkanaal
alleen met de Waal.
Voor elk dezer groepen kunnen de volgende voorbeelden van het
verleenen van Rijkssteun worden genoemd.
A. De werken tot oprichting van een gemaal tot verbetering van de
loozing van de als boezem dienst doende beneden-Linge.
Rijkssubsidin voor dergelijke werken werden tot in het begin dezer
eeuw voor zoover kon worden nagegaan niet verleend.
Eerst in 1913 is daarmede begonnen, door bij de wet van 20 Juni 1913,
Staatsblad No. 283, tot aanvulling en verhooging van het IXde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1913, een eerste termijn
uit te trekken van een aan de provincie Friesland toegekende subsidie
van 40%, tot een bedrag van / 740.000, der geraamde kosten van het
gemaal ten behoeve der verbetering van de afwatering van Friesland.
Enkele jaren later is dit voorbeeld gevolgd door bij de Staatsbegrooting van 1918 een subsidie toe te staan van 40%, tot een bedrag
van / 650.000, der geraamde kosten ten behoeve der verbetering van de
afwatering van het Waterschap Electra.
Bij de wet van 18 Juni 1918 (Staatsblad No. 418), tot aanvulling
en verhooging van het IXde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het
dienstjaar 1918, werd echter iets verder gegaan, door als subsidie toe te
kennen50%,tot een bedrag van 350.000, der geraamde kosten voor de
verbetering van de afwatering van het waterschap Vollenhove. )
Op grond van deze voorbeelden en in aanmerking nemende het feit,
dat reeds in 1880 in beginsel door de Regeering bij de vaststelling
van het reglement van het Waterschap van de Linge-uitwatering
een subsidie in uitzicht is gesteld, meent de Commissie, dat 50% der op
/ 900.000 geraamde kosten voor de oprichting van een gemaal te Steenenhoek met bijkomende werken door het Rijk zouden kunnen worden
gedragen.
x

B. De werken tot verbetering van de Linge als kleine rivier met


inbegrip van de werken noodig ten behoeve van de bestaande
scheepvaart.
!) In de nota van wijziging van Hoofdstuk IX der Staatsbegrooting van 1927 is nog
het volgende opgenomen:
Art. 139a. Bijdrage aan de Provincie Overijssel in de kosten van het verbeteren van
de"scheepvaa'rtwegen in het Waterschap Vollenhove 5000.
Op blz 16 der Memorie van Antwoord van 30 November 1986 is de strekking van dit
bedrag uitvoerig toegelicht als eerste gedeelte van een aan de Provincie Overijssel toegezegde subsidie van / 206.500, zijnde de helft der op f 413.000 geraamde kosten noodig
om de bestaande vaarwegen in het waterschap Vollenhove, bij verlaging van het polderpeil, in voor de scheepvaart even gunstige conditie te brengen, als vr de ten behoeve
van'het waterschap ingestelde bemaling.
De daarvoor noodige werken zullen, als een noodzakelijk gevolg van de verbeterde
bemaling, ook billijkerwijze ten laste komen van de lichamen, die de bemaling van
Vollenhove hebben bekostigd.

125

Het vraagstuk der regeling van het beheer en het onderhoud alsmede
de verbetering van de zoogenaamde kleine rivieren waaronder de
Linge met de Korne tot Buren gewoonlijk wordt gerekend kan door
de wet van 29 October 1892 (Staatsblad No. 246), waarbij vr de verbetering van de Berkel, de Schipbeek en de Regge subsidin werden toegekend, geacht worden in beginsel tot een oplossing te zijn gekomen,
nadat dit vraagstuk sinds tal van jaren een punt van onderzoek en overweging had uitgemaakt.
Voor het verleenen van Rijkssteun bij de verbetering der kleine
rivieren hebben volgens de Memorie van Toelichting van het wetsontwerp dat tot bovengenoemde wet heeft geleid, de volgende beweegredenen gegolden:
1. De rivier of stroom kan zijn bevaarbaar en vlotbaar en als
zoodamg eigendom van den Staat, krachtens art. 577 Burgerlijk Wetboek.
Deze omstandigheid kan tweerlei grond geven voor Staatshulp'
namelijk:
'
a. eene reden van billijkheid tegenover de eigenaren der langs de
rivier of stroom gelegen gronden, waarvan de waarde door langdurige
verwaarloozing van onderhoud van de rivier steeds is achteruitgegaan;
b. de gelegenheid die zich bij het verleenen van Staatshulp voor
verbetering aanbiedt, om daartegenover van de belanghebbenden te
bedingen, dat zij de rivier in den verbeterden toestand zullen onderhouden.
2. Bij de voorgenomen verbetering kunnen niet alleen plaatselijke,
maar ook, m zekere mate, meer algemeene belangen betrokken zijn Het
algemeen belang kan zijn grond vinden in:
a. met verbetering van de afwatering gepaard gaande belangen van
den landbouw en bevordering van welvaart over zoo groote uitgestrektheid, dat daardoor het belang - dat, wat zijn aard betreft, locaal is
meer algemeen wordt;
b. bevordering van de scheepvaartbelangen.
3. Het stroomgebied kan zich buiten 'slands grenzen uitstrekken
zoodat het Nederlandsche gedeelte der rivier bezwaard wordt met water
dat afkomstig is van terreinen, die wegens hunne ligging in het buitenland
met brj de kosten van verbetering kunnen worden betrokken.
In verband hiermede heeft het Ruk de grootste der kleine rivieren
namelijk de Vecht in Overijssel, zelf in beheer en onderhoud genomen
en voor de verbetering van andere kleine rivieren belangrijke subsidin
verleend, steeds onder voorwaarde, dat het beheer en onderhoud ten
laste van het betrokken waterschap zou komen.
Deze subsidin zijn voor belangrijke kleine rivieren aanvankelijk
gesteld op 2/3 der kosten van verbetering.
Voor het totstandkomen van bovengenoemde wet was reeds b de
wet van 11 Jnli 1882 (Staatsblad No. 80) aan het waterschap van den
ude-Usse] een Rijkssubsidie toegekend van / 600.000, zijnde 2/3 der
op / 900.000 geraamde kosten der ontworpen verbeteringswerken *)
Bij bedoelde wet van 29 October 1892 (Staatsblad No. 245) werden
voor de verbetering van de Berkel, de Schipbeek en de Regge Rijksubsidin

T o f%C^ !, {! rj?
d

Ci

Ge,

nd

overig
r d , met het oog op de scheepvaartbelangen, het
overige V, of 300.000 als subsidie aan het waterschap toegekend.

126

toegekend tot 2/3 van de geraamde kosten, respectievelijk ten bedrage


van / 700.000, 250.000 en / 550.000.

En in overeenstemming met de beginselen, welke bij het beschikbaar


stellen van bovengenoemde subsidin op den voorgrond hebben gestaan,
werd bij de . wet van 24 Juni 1901 een Rijkssubsidie toegekend van
/ 2.000.000, zijnde 2/3 der op / 3.000.000 geraamde kosten, voor de
Kanalisatie van Westerwolde. )
2

Wat nu de Linge betreft kan worden opgemerkt, dat in de Memorie


van Toechting tot het ontwerp der wet van 29 October 1892 (Staatsblad
No. 245) de Linge was gerangschikt onder de kleine rivieren bedoeld
onder 2a, met wier verbetering van de afwatering belangen van den landbouw en bevordering van de welvaart over zoo groote uitgestrektheid
gepaard gaan, dat daardoor het belang dier verbetering meer algemeen
wordt.
Als beweegreden voor het verleenen van Rijkssteun kan voor de
Linge voorts nog gelden het feit, dat het waterbezwaar niet bepaald
wordt door het op het stroomgebied gevallen regenwater, doch dat dit
waterbezwaar belangrijk grooter is door het kwelwater van de buitenrivieren.
In 7 van Hoofdstuk I toch werd het waarschijnlijk maximum
waterbezwaar van de geheele Linge bepaald op 65 M^/sec., terwijl de
maximum afvoer alleen van regenwater werd berekend op rond 43 M'./sec.
Tengevolge van het kwelwater der buitenrivieren is dus het maximum
waterbezwaar, waarop bij de verbeteringsplannen en de bemaling moet
worden gerekend, ongeveer 1| maal het maximum waterbezwaar, waarop
zonder kwelwater zou moeten worden gerekend.
Behalve dat hierdoor het maximum afvoervermogen der Linge
l i maal zoo groot moet zijn, worden hierdoor ook de bemalingskosten
zoowel wegens grooter waterbezwaar als langer duur der bemaling
belangrijk hooger.
Deze omstandigheid is eenigermate te vergelijken met het geval
van een waterschap, waarvan het stroomgebied zich buiten 's lands
grenzen uitstrekt.
Op grond van het bovenstaande meent de Commissie, dat billijkheidshalve wel mag worden verwacht, dat door het Rijk voor de verbetering van de afwatering der boven-Linge een subsidie wordt toegekend
van 1/2 der op / 1.200.000 geraamde kosten en voor de verbetering van
de beneden-Linge in hoofdzaak bestaande uit werken noodig voor de
bestaande scheepvaart een subsidie wordt toegekend van 2/3 der op
/1.500.000 geraamde kosten.
C.

De werken voor een nieuwe scheepvaartverbinding tusschen de


Linge via het Rijnkanaal met de Waal en de Lek, of zonder het
Rijnkanaal alleen met de Waal.

Als voorbeeld van het standpunt door het Rijk ingenomen ten opzichte van den aanleg van kanalen noodig om een industrieele streek met
de scheepvaartwegen in Nederland (i.c. den Boven-Rijn en den IJssel)
te verbinden kan dienen het Twenthe-Rijnkanaal.
) In de later noodig gebleken verhoogingen der geraamde kosten is door het Rjjk de
helft bijgedragen.
*) Vooraf was door de provincie Groningen een subsidie toegekend van 600.000
overeenkomende met 20% der geraamde kosten.
l

127

Het Rijk heeft zich daarbij niet bepaald tot het beschikbaarstellen
van een subsidie, maar zich bereid verklaard het werk zelf ter hand te
nemen, onder voorwaarde, dat door belanghebbenden een bijdrage zoude
worden verleend tot een vast bedrag, berekend naar den maatstaf van
1/3 der kosten zonder die van onteigening, volgens eenheidsprijzen,
welke vr den oorlog als normaal golden.
Ook voor den aanleg van een zijkanaal uitgaande van het hoofdkanaal nabij Hengelo naar Borne is dezelfde voorwaarde gesteld.
Een en ander is vastgelegd in de wet van 4 November 1919 (Staatsblad No. 645).
Voorts kan worden gewezen op den aanleg van het Whelminakanaal
ter verbinding van de nijverheidscentra van westelijk Noord-Brabant
Tilburg, Breda, Oosterhout en Dongen - met de benedenrivieren en
met de Zuid-Willemsvaart.
Dit kanaal is door het Rijk aangelegd nadat de Provincie NoordBrabant een bijdrage van 2* millioen gulden ) had toegezegd, hetgeen
destijds 1/3 der geraamde kosten uitmaakte.
Een en ander is vastgelegd in de wet van 17 Juni 1905 (Staatsblad No. 212).
x

De Maaskanalisatie met het Julianakanaal, Maas-Waalkanaal en


Kanaal Wessem-Nederweert worden geheel op kosten van het Rijk uitgevoerd, zonder eenige bijdrage van de Provincie of belanghebbenden.
Men heeft hier echter te doen met een kanalencomplex dat eerstens
bestemd is voor den kolenafvoer, voorts voor de internationale vaart
tusschen Amsterdam en Rotterdam eenerzijds met het Luiksche industriegebied anderzijds en verder voor de ontwikkeling van het industriegebied
in Zuid-Limburg, zoodat de aanleg van deze scheepvaartwegen moeilijk
tot vergelijking kan dienen.
In ieder geval kunnen deze voorbeelden wel tot de gevolgtrekking
leiden, dat een verdeeling der kosten voor het verbindingskanaal van de
Lmge naar het Rijnkanaal - of rechtstreeks naar de Waal wanneer
geen aansluiting op het Rijnkanaal mogelijk is - in 2/3 voor het Rn"k en
1/3 voor de betrokken Provincies of andere belanghebbenden als billijk
kan worden beschouwd.
En in aanmerking nemende, dat voor het Wilhelminakanaal het
Rijk het beheer en onderhoud op zich heeft genomen en hetzelfde ook
m het voornemen ligt niet alleen voor het Twenthe-Rijnkanaal, maar ook
voor het daarmede verbonden zijkanaal naar Borne, komt het aangewezen voor, dat de schutsluis voor de nieuwe scheepvaartverbinding, bij
de aansluiting aan het Rijnkanaal of bij de Waal, van Rijkswege wordt
beheerd en onderhouden.
3. PROVINCIALE SUBSIDIN.
Ter bepaling van de subsidin der Provincies dient een onderscheid
gemaakt te worden tusschen de verbetering van de boven- en van de
beneden-Linge.
De verbetering van de afwatering van de boven-Linge is uitsluitend
een belang voor de Provincie Gelderland, welke Provincie meermalen
voor de verbetering van de afwatering en scheepvaart subsidin heeft
verleend.
/

Van deze bijdrage werd ruim f 700.000 door verschillende gemeenten opgebracht.

128

Tegenwoordig geldt voor plannen tot verbetering van de afwatering


die voor provincialen steun in aanmerking komen de regel, dat
door de Provincie een subsidie van 1/4 of een renteloos voorschot van
1/3 der kosten wordt verleend.
Zoo werd laatstelijk bij Statenbesluit van 23 Juli 1925 No. 32, een
subsidie van /105.000 verleend, zijnde 1/4 der op / 420.000 geraamde
kosten, voor de verbetering van de Baaksche beek.
Voorts werd, zooals reeds in de vorige is aangehaald, indertijd een
subsidie verleend van / 300.000, zijnde 1/3 der geraamde kosten, ten
behoeve van de verbetering van den Oude-IJssel, voornamelijk in
het belang van de scheepvaart.
Op grond hiervan mag worden ondersteld, dat door de Provincie
Gelderland een subsidie van 1/4 der op /1.200.000 geraamde kosten
voor de verbetering van de afwatering der boven-Linge zal worden
toegekend.
Beide Provincies hebben belang bij de op / 1.500.000 geraamde
verbetering van de beneden-Linge in hoofdzaak ter voorziening in de
behoeften van de bestaande scheepvaart, waarvan gerekend kan werden
/ 350.000 in het belang van de afwatering noodig te zijn en de scheepvaartverbinding tusschen de Linge met de Waal en de Lek, waarvan de
kosten geraamd zijn op / 1.500.000 of / 1.800.000, afhankelijk van het
trac van het Rijnkanaal waarop zal kunnen worden aangesloten, of
wel de op / 2.700.000 geraamde verbinding met de Waal, indien niet
op het Rijnkanaal kan worden aangesloten.
Voor deze werken mag volgens voorgaande beschouwingen gerekend
worden op steun van Rijkswege tot een bedrag van 2/3 der geraamde
kosten.
Het overschietende bedrag van 1/3 der kosten voor beide werken
zou dan als subsidie van de beide Provincies gevraagd kunnen worden,
zoodat, wanneer wordt aangenomen dat de belangen der Provincies
ongeveer even groot zijn, de bijdrage van elk der Provincies op 1/6 der
kosten kan worden gesteld. )
l

4. SCHEMA VOOR D E VERDEELING DER KOSTEN.


Volgens voorgaande voorstellen krijgt men voor de scheepvaartverbinding tusschen de Linge met de Waal en de Lek een aansluiting
aan het Rijnkanaal volgens het trac VianenTiel aannemende )
het volgende schema voor de verdeeling der kosten.
2

*) Hoewel er wellicht eenige aanleiding zou bestaan om in de verbetering van de


beneden-Linge, wegens de daarbij betrokken afwateringsbelangen, ook het Waterschap te
laten meebetalen, heeft de Commissie gemeend dit niet te moeten voorstellen daar de
belangen der bestaande scheepvaart een veel verder gaande verbetering noodig maken,
dan wanneer alleen met de afwateringsbelangen rekening behoefde te worden gehouden.
*) Hoewel het trac van het Rijnkanaal nog een punt van onderzoek uitmaakt, meent
de Oommissie de totstandkoming van het Betuwepand van het Rijnkanaal volgens een
trac VianenTiel wel als de meest waarschijnlijke oplossing te kunnen aannemen.

129
SCHEMA VOOR D E VERDEELTNG D E R K O S T E N .

Aandeel i n de kosten voor:


Omschrijving

r o v i n c i e

Gelderland

d e r

werken.

d e

j
|

bedrag

|
Ja

bedrag

d e

^et

r o v i n c i e

Zuid-Holland

Waterschap

f~
| bedrag

?
&% bedrag
S
>

i
le. Werken tot
oprichting van een
gemaal /900.000...

\ f 450.000 -

450.000

2e. Werken tot


verbetering van de
Linge
a. boven-Linge
(alleen afwatering)
/ 1.200.000

\ f

600.000

[/ 300.000 -

- j - | 1/ 300.OOO

b. beneden-Linge
(in hoofdzaak bestaande
scheepvaart) /1.500.000

/ l .000.000

4 / 250.000

1.500.000

f /1.000.000

i \f 250.000

i f 250.000

Totaal der werken


/ 5.100.000

3.050.000

/ 800.00o|

/ 500.000

/ 750.000

/2.050.000

/ 550.000

/ 250.000

/ 750.000

/ 250.000 -

3e. Werken voor I


een
scheepvaartverbinding tusschen
de Linge met de
de Waal en de Lek
(trac
Vianen
Tiel)

Totaal der direct


uit te voeren verbeteringswerken,
genoemd onder l e
en 2e / 3.600.000

Wordt de nieuwe scheepvaartverbinding tusschen de Linge met de


Waal en de Lek, die eerst later na totstandkoming van het AmsterdamRrjnkanaal kan worden uitgevoerd, voorloopig nog buiten beschouwing
gelaten, dan wordt voor de direct uit te voeren verbeteringswerken, tot
een totaal bedrag van / 3.600.000, de verdeeling als volgt:
het Rbk
de provincie Geldertond
de provincie ZuidHolland
het Waterschap

/ 2.050.000 of ongeveer 57% van het bedrag

550.000 of

15%

250.000 of
750.000 of

7%
21%

130

Bij de waardeering van de belangrijke Rijksbijdrage dient in aanmerking te worden genomen, dat de uitvoering der verbeteringswerken
en de oprichting van bet Waterschap van de Linge" als in het vorige
Hoofdstuk behandeld, voor het Rijk ook eenige directe geldelijke
voordeden zal opleveren.
Het Rijk zal dan worden ontheven van het beheer en onderhoud
van de Linge tusschen den Arkelschen Dam en Gorinchem en van de
bebakening van de Linge, terwijl voorts na totstandkoming van het
ontworpen gemaal te Steenenhoek de Rijksbemaling aan den Arkelschen
Dam minder zal behoeven te werken, daar de Zederikboezem dan
grotendeels natuurlijk op de Linge zal kunnen loozen.
Ben en ander geeft voor het Rijk, gemiddeld per jaar berekend, een
besparing welke op ongeveer / 3600 kan worden gesteld, of gekapitaliseerd / 80.000.
5. D E BIJDRAGE E N OMSLAG VOOR HET WATERSCHAP.
Ook wanneer de voorgestelde zonder twijfel belangrijke subsidin
worden verkregen, blijft er nog een belangrijk bedrag, namelijk / 750.000
over, dat door het nieuwe Waterschap van de Linge" zal moeten
worden betaald. Bovendien wordt het waterschap belast met alle kosten
van beheer, onderhoud en exploitatie, terwijl de onmiddellijk belanghebbenden nog de kosten van eventueel noodige verbetering van de
toevoerleidingen naar de Linge of van de op de Linge loozende bemalingen
zullen moeten dragen.
Ten einde te kunnen beoordeelen, of het bedrag van / 750.000 als
aandeel van het waterschap in de verbeteringswerken, in verband met
den vermogenstoestand van het waterschap, niet te bezwarend is te
achten en een inzicht te krijgen van de vermoedelijk te heffen waterschapslasten, is in bijlage X I X een globale raming van de jaarlijksche
uitgaven en ontvangsten van het Waterschap van de Linge" opgemaakt.
Hierbij is ondersteld, dat het waterschap voor het verkrijgen van
de / 750.000 als aandeel in de verbeteringswerken een leening zal sluiten
en de bij de wet van 19 Juli 1881 verzekerde jaarlijksche Rijksbijdrage
van 27.118.21 blijft behouden. Te zijner tijd kan nog worden overwogen
of deze Rijksbijdrage kan worden gekapitaliseerd..
Volgens de in bijlage X I X opgemaakte globale raming zal de te
heffen omslag ongeveer / 138.000 bedragen.
Bij een indeeling in 4 klassen met verhouding der omslagpbchtigheid
als 100: 75 : 50:25 en een verdeeling van het stroomgebied als aangegeven in 3 van Hoofdstuk VIII, n.1.:
le klasse
2 e

3e
4e

" ,
''

25O00 H.A.
10000 HA..
20000 H.A.
16000 H A .

Totaal

71000 H.A.

wordt de omslag voor 1 H.A. in de le klasse het 1/46500 gedeelte van den
te heffen omslag. Voor een bedrag van / 138.000 wordt de omslag voor
1 H.A. in de vier klassen rond 3 . - , 2.25, 1.50 en 0.75.
Bij de beoordeeling van dezen omslag dient in aanmerking te worden
genomen, dat dit niet de eenige lasten zijn waarmede de in het stroom-

131

gebied gelegen gronden zullen zijn bezwaard. De kosten tocb voor de


afwatering op- en waterinlating uit de Linge en de voor de verbetering
daarvan eventueel nog noodige partiele verbeteringswerken, welke
door de betrokken polders of polderdistricten afzonderlijk moeten worden
bekostigd, blijven buiten de bemoeienissen van het waterschap.
De daarvoor te heffen lasten zullen dus bovendien nog in eiken
polder of elk polderdistrict afzonderlijk moeten worden opgebracht,
terwijl voorts het grootste gedeelte van het stroomgebied reeds bezwaard
is met niet onaanzienlijke polder-, districts- en dijkslasten.
De Commissie is van meening, dat voor den omslag van het
Waterschap van de Linge" een bedrag van 3 . per H.A. voor de
gronden der le klasse, in verband met de andere op de in het stroomgebied gelegen gronden drukkende lasten, de draagkracht niet te boven
zal gaan.

HOOFDSTUK X.

VOORSTELLEN DER COMMISSIE.


VERBETERINGSWERKEN. Op grond van het ingestelde onderzoek, waarvan de resultaten in de vorige Hoofdstukken zijn beschreven,
meent de Commissie voor hetgeen in'het belang van landbouw, scheepvaart, nijverheid en volksgezondheid tot verbetering van de bestaande
toestanden wordt doelmatig geacht, de volgende werken te moeten
voorstellen:
le. voor de verbetering van de loozing van het als boezem dienst
doende benedengedeelte der Linge:
stichting van een krachtig gemaal te Steenenhoek met bijkomende
werken, als beschreven in Hoofdstuk IV, totaal geraamd op / 900.000;
2e. voor de verbetering van de afwatering van het bovengedeelte
der Linge:
verruiming van de boven-Linge met bijkomende werken, als beschreven in Hoofdstuk V, totaal geraamd op /1.200.000;
3e. voor de verbetering van de beneden-Linge, in hoofdzaak ter
voorziening in de behoeften van de bestaande scheepvaart en rekening
houdende met latere uitvoering van de onder 4e genoemde nieuwe
scheepvaartverbinding:
verruiming van de beneden-Linge met afsnijding van bochten,
wijziging van de brug voor gewoon verkeer te Geldermalsen en van de
sluizen te Asperen met bijkomende werken, als beschreven in 11 van
Hoofdstuk VI, geraamd op /1.500.000, waarvan geacht kan worden
/ 350.000 ten behoeve van de verbetering der afwatering noodig te zijn;
4e. in het belang van de scheepvaart en de nijverheid in het algemeen:
a. bij totstandkoming van een AmsterdamRijnkanaal volgens
een der trac's VianenTiel of Wijk bij DuurstedeTiel:
uitvoering van een verbmding tusschen de Linge in oostelijke
richting met de Waal en de Lek via het Rijnkanaal, zoodat een doorgaande
vaarweg van Gorinchem via Geldermalsen naar de Waal en de Lek wordt
verkregen, bevaarbaar met schepen tot 600 ton laadvermogen, een en
ander als beschreven in Hoofdstuk VI, waarvan de kosten, na aftrek van
de onder 3e genoemde werken, geraamd zijn op / 1.600.000 bij aansluiting
aan het trac VianenTiel en / 1.800.000 bij aansluiting aan het trac
Wijk bij DuurstedeTiel;

133
T u ' wT^ t
vaststaat, dat het Rijnkanaal tusschen
Lek en Waal niet volgens een der trac's, waarbij een goede aansluiting
mogelijk is, zal tot standkomen:
b

m6

z e k e r h e i d

uitvoering van een verbinding tusschen de Linge in oostelijke richting


met de Waal via Wadenoyen, als beschreven in 7 van Hoofdstuk VI
waarvan de kosten, na aftrek van de onder 3e genoemde werken, geraamd
zijn op / 2.700.000.
"*

id

mu

5e. ter verbetering van de waterinlating:


voor de boven-Linge,
inrichting van den bestaanden toestand zooveel mogejk op behoud
van het van nature op het stroomgebied komende watervoor de beneden-Linge,
a. in afwachting van detotstandkomingvan een AmsterdamJKrjnkanaal,
regeling van de waterinlating door het inundatiekanaalb. bij totstandkoming van een Amsterdam-Rijnkanaal volgens
een der traces Vianen-Tiel of Wijk bij Duurstede-Tiel
regeling van de waterinlating uit het Rijnkanaalc wanneer met zekerheid vaststaat, dat het Rijnkanaal tusschen Lek en Waal met volgens een der genoemde trac's zal
tot stand komen,
kama^

V e r b e t e r i n g v a n

d e

waterinlating door het inundatie-

een en ander als beschreven in Hoofdstuk VII.


ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN.

Omtrent de wijze waarten aanzien van de


administratieve maatregelen
meent de Commissie te moeten voorstellen:

2*
T f T-* * *
m tandhoudmg en excitatie te treffen
Z

Uden

tand

brengenende

A. reorganisatie en uitbreiding van het bestaande Waterschap


van de Lmge-uitwatenng tot een nieuw Waterschap van de Linge''
waarin het geheele ruim 71000 H.A. groote stroomgebied van de LLC
IS vereemgd, welk Waterschap, behalve met de behartiging der belangen
van de afwatering ook met de behartiging der belangen
de water

t7Z mS^T

'

W0Idt belast een en ander ak besch

B. hettaeffenvan a<lministratieve maatregelen, bij en na de ODnchng van het Waterschap van de Linge, als aangegeven m de
4 en 5 van Hoofdstuk VIII.

VlVl^^f ?

< i m Omtrent de verhouding, in welke


bdljkheidshalve door de betrokken pubekrechtehjke Kchamen mde
L I

G D

* ^

> OP

H o o f d ^ 7x
^ond van de in
Hoofdstuk IX gegeven beschouwingen, te kunnen voorstellen:
TG

COMMISSIE

*
de direct uit te voeren verbeteringswerken, hierboven
genoemd onder le, 2e en 3e, tot een totaal bedrag van / 900 000 +
/1.200.000 + /1.500.000 = / 3.600.000, de volgende verhouding

134
het Rijk
de provincie Gelderland
de provincie Zuid-Holland
het Waterschap van de Linge"

/ 2.050.000
550*000
250.000
750.000

of ongeveer 57%

15%

7%

21%

II. voor de hierboven onder 4a genoemde scheepvaartverbinding


tusschen de Linge in oostelijke richting met de Waal en de Lek via het
Rijnkanaal afhankelijk van het trac van het Rijnkanaal waarop
kan worden aangesloten geraamd op /1.500.000 of 1.800.000, of
wel de onder 46 genoemde scheepvaartverbinding tusschen de Linge in
oostelijke richting met de Waal via Wadenoyen, geraamd op / 2.700.000,
de verhouding:
2/3 der kosten voor het Rijk en
1/3

voor de beide Provincies tezamen.


Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 Juli 1927.
De Linge-Commissie,
C.
C.
J.
H.
A.
J.

L B L Y , Voorzitter.
W. L B L Y , Secretaris.
M. W. VAN ELZELINGBN.
VAN EVERDINGEN.
D E N HARTOG.
G. VAN HERWAARDEN.

D. A. VAN HEYST.
G. M. JOCHEMS.
G. K O L F F .
C. C. VAN LIDTH D E JEUDB.
F. J . MIJNLIEFF.
E . SCHERPENHUIJSEN ROM.
H . SEIJDBNZAAL.
W. F. F. VAN VERSCHUER.

B I J L A G E N I-XIX.

(Gedrukte Stukken.)

BIJLAGE I.

KORT

137

OVERZICHT V A N D E MEEST BELANGRIJKE

T E N E N GEBEURTENISSEN, IN HOOFDZAAK

BESLUI-

VERBAND

HOUDENDE MET D E N WATERSTAATKUNDIGEN


TOESTAND V A N D E LINGE E N H E T
KANAAL VAN STEENENHOEK.

1660.

Conventie van 2 December 1660, gesloten tusschen den Tielerwaard


den Alblasserwaard en de Vrjfheerenlanden, volgens welke de Dalemsch
overlaten en inundatiesluis en twee overlaten in den zuidelfjken Lingediik
tusschen Asperen en Gellicum werden tot stand gebracht.

1792/'93 Bouw van een keersluis bij de Korenbrug in de Linge te Gorinchem.


(in LA werd deze sluis veranderd in een waaiersluis.)
1809.

Koninklijk besluit van 22 Januari 1809 tot benoeming van een Comit
Central du Waterstaat. Op voorstel van dit Comit werden na 1809 de
volgende Lingewerken aangelegd:
le.Het verbeteren van de Diefdijklinie tot beveiliging van de Vijf
Heerenknden en den Alblasserwaard bij overstrooming der Betuwe
bestaande in:
a. Het verhoogen en verzwaren van den Dief dijk;
6. Het maken van een nieuwen dijk van het zuideinde van den Diefdk
bn Hom tot boven Asperen;
c. Het afsluiten van de Linge boven Asperen met, een waaierschutsluisf
, ?
Zuiger Lingedqk van Asperen tot aan
den Gaddam;
e. Het verhoogen en verzwaren van de Lingedken van den Gaddam
tot aan het Wndschild;
n
maken van een nieuwen dijk van het Wjjdschild tot aan den
hoofdwal van Gorinchem;
alles volgens hetzelfde profiel als de Diefdk op een doorgaande
hoogte van 6.50 M.+A.P.
2e. Het maken van 16 nieuwe overlaten in de beide Lingedgken boven
Asperen en van 4 overlaten in den Merwededrjk bij Dalem, om bij
overstrooming het water uit de Linge en uit de landen van Buren
en Kuilenburg dwars over de Lingedijken naar den Tielerwaard en
van daar door de Dalemsch overlaten naar de Merwede te leiden.
m

1817.

Koninklijk besluit van 10 November 1817 tot benoeming van een


Lommissie tot voorbereiding eener finale beslissing, omtrent het etabliseeren van een ontwateringskanaal naar Steenenhoek
Deze commissie werd bn' Koninklnk besluit van 17 December 1828
Mo. 82, ontbonden.
'

1818.

Koninklijk besluit van 11 April 1818, N. 68, waarbij de aanleg van


Het Kanaal var Steenenhoek werd bevolen op den voet van het destijds
met uitgevoerde besluit van den lsten van Hooimaand 1810 N 3
waarbij bepaald was dat de aanleg zou plaats hebben en wel tn koste
der daarbn betrokken districten.
Door het Kijk werd bij besluit van 11 April 1818 een renteloos voorschot verstrekt van / 250.000.- dat bjj besluit van 8 Mei 1820 N 17
met 25.000. werd verhoogd.

1818.

Koninklijk besluit van 11 April 1818, N. 69, benoeming van een


j'? ?
'
gematigd werd een geldleening van
t l . . 0 0 0 . - aan te gaan tegen 6% rente. Deze geldleening is in 1826
geconverteerd in eene van 4% rente.
1

b e h e e r

w e l k e

138
1818/'19. Aanleg van het Kanaal naar Steenenhoek, bevolen bij Koninklijk
besluit van 11 April 1818, N. 68.
1819.

Conventie van 21 Maart 1819, ten deele goedgekeurd bij Koninklijk


besluit van 29 Juli 1819, N. 7, tusschen de Commissie van aanleg van
het Kanaal van Steenenhoek en Dijkgraaf en Hoogheemraden van den
Alblasserwaard en Watergraaf en Heemraden van het Waterschap van
den Overwaard, betreffende sluiting van de Steenenhoeksche kanaalsluis
te Gorinchem bij een waterstand van 2.52 M.+A.P. (2.44 M.+N.A.P.).

1823.

Overeenkomst van 14 October 1823, gesloten tusschen het Rijk en


de Polders betreffende het beheer en onderhoud van het van Rijkswege
bn den aanleg van het Zederikkanaal te stichten stoomgemaal aan den
Arkelschen Dam.

1825/'26. Aanleg van het Zederikkanaal met sluis en stoomgemaal aan den
Arkelschen Dam. Wijziging van de keersluis in de Linge te Gorinchem
brj de Korenbrug in een waaiersluis (Korenbrugsluis). Bouw van een
tweede keersluis aan den mond der haven te Gorinchem.
(Deze sluis staat thans bekend als de Oude-Merwedesluis te Gorinchem).
1828.

Koninklijk besluit van 22 October 1828, N. 137, tot opheffing van


de Commissie van beheer van het Kanaal van Steenenhoek en instelling
van een college van Dijkgraaf en Hoogheemraden voor het Heemraadschap van Steenenhoek, voerende het beheer en onderhoud van het
Kanaal van Steenenhoek.

1829.

Koninklijk besluit van 17 December 1829, N. 82, tot goedkeuring


van het Reglement van het Heemraadschap van het Kanaal van Steenenhoek.

1850.

Aanvang der geleidelijke beteugeling der Killen tot vorming van de


Nieuwe Merwede.

1851.

Ministerieele beschikking van 12 Februari 1851, N. 130, tot benoeming


van een Commissie belast met het ontwerpen van een reglement van
beheer en onderhoud der werken van het Kanaal van Steenenhoek, alsmede de inrichting van het bestuur. De Commissie bracht in Juni 1851
rapport uit.

1856.

Koninklijk besluit van 29 October 1856, N. 71, tot instelling van een
Commissie om verslag uit te brengen over den verhoogden waterspiegel
van de Waal en de Merwede. De Commissie bracht op 27 Augustus 1857
rapport uit.

1858.

Ministerieele beschikking van 25 Mei 1858 tot instelling van een


Raad van den Waterstaat tot onderzoek der voorstellen van de Commissie
van 1856. De Raad bracht op 3 Augustus 1858 verslag uit, in hoofdzaak
de werken der Commissie van 1856 aanbevelende.

1862.

Bouw van de 2de sluis in de Linge te Asperen op voorstel van de


Commissie van 1856.

1864.

Besluit van 15 Juli 1864 van de Staten van Gelderland tot vaststelling,
van het Reglement op het onderhoud der Linge. (Goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van 16 Februari 1865, N. 36, en gewijzigd bjj Statenbesluit van 19 Juli 1882,- N. 10, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van
27 Augustus 1882, N. 15).

1865/'66. Stichting van het stoomgemaal te Steenenhoek op voorstel van de


Commissie van 1856.
1869.

Koninklijk besluit van 13 Februari 1869, N. 12, tot benoeming van


een Staatscommissie tot onderzoek der bezwaren inzake de Nieuwe
Merwede. Deze Commissie bracht op 24 Juni 1870 rapport uit.

139
1875.

Aanleg van een Derde Waterkeering (een paar vloeddeuren) in de


Linge te Gorinchem tusschen de Korenbrugsluis en de Oude-Merwedesluis te Gorinchem. (Voorstel van de Staats-Commissie 1869).
Deze Derde Waterkeering vormt met de in 1825 gebouwde keersluis
aan de Merwede (de Oude-Merwedesluis te Gorinchem) een schutsluis
met schutlengte van ongeveer 64 M .

1877/'81. Aanleg van het inundatikanaal WadenoyenTiel.


1880.

Koninklijk besluit van 23 October 1880, N. 15, Staatsblad N. 183


tot vaststelling van een Reglement voor het waterschap van de LinceUitwatenng.

1881.

Wet van 19 Juli 1881 (Staatsblad N. 129) houdende:


le. overdragt der werken en goederen van het Kanaal van Steenenhoek
aan het waterschap van de Linge-Uitwatering;
2e. verzekering eener jaarlijksche bijdrage uit *s Rijks kas aan het waterschap van / 27.118.21.

1886/'91. Aanleg der werken te Gorinchem van het Merwedekanaal.


1907.

Aanbrengen van ebdeuren in de Oude-Merwedesluis en de Derde


Waterkeering te Gorinchem.

1907.

Besluit van 9 Januari 1907, N. 13a van de Staten van Gelderland,


goedgekeurd brj Koninklijk besluit van 7 Maart 1907, N. 35, tot vaststelling van een reglement betreffende de scheepvaart op de Linge
tusschen de brug m den Rijksstraatweg te Geldermalsen en de Provinciale
grens naby Asperen.

1909.

Wijziging van de ophaalbrug over de Steenenhoeksche kanaalsluis


te (xonnchem in een vaste brug.

140

141

BIJLAGE II.
GEGEVENS
Geplanimetreerde
grootte
in H.A.

OMSCHRIJVING.

BETREFFENDE

OPPERVLAKTE

WIJZE V A N LOOZING.

LOOZING D E R

Gemiddeld
capaciteit
der machi '
gemalen
in M. /nnn-

POLDERS. )
1

PLAATS V A N LOOZING OP D E LINGE.

A. G E L D E R L A N D .
Polderdistrict
Dorpspolder
Over-Betuwe. De honderd morgen
van Pannerden
Doornenburg
Angeren
Huissen (polder en
stad)
Elden
Driel
Homoet
Heteren
Randwijk
Indoornik

100
400
690

Direct in de Waalwetering.
Op 3 plaatsen direct in de Waalwetering.
Op 3 plaatsen direct in de Rijnwetering.
Door de Huissensche Zeeg op 2500 M. boven de brug in den Rijksweg ArnhemNijmegen in de
"ijnwetering.
Door de Eldensche Zeeg bij Muskushouw in de Rijnwetering.
Door de Groote Drielsche Zeeg op ^ 600 M. beneden Muskushouw in de Rijnwetering.
Door de Homoetsche Zeeg bij Muskushouw in de Rijnwetering.
Door de Leigraaf bij de Hemmensche brug in de Linge.
Idem.
_ Gedeeltelijk door de Leigraaf bij de Hemmensche brug in de Linge en gedeeltelijk door de Lakemondsche
^chtsloot op i 1800 M. boven de spoorbrug (KesterenVork) in de Rijnwetering.
Door de Lakemondsche Tochtsloot op 1800 M. boven de spoorbrug (KesterenVork) in de Rijn*etering.
le. Op de Rijnwetering: a. Door de Eldensche Zeeg bij Muskushouw.
b. Direct op 4 plaatsen.
2e. Op de Waalwetering: a. Door de Lijndersche Wetering op 700 M. beneden Muskushouw.
6. Door de Verloren Zeeg op ^ 1500 M. boven de Indoorniksche brug.
c. Direct op 6 plaatsen.
Op 3 plaatsen direct in de Waalwetering.
, Op 4 plaatsen direct en door de Bemmelsche Zeeg op ^ 650 M. beneden de brug in den Rijksweg Arn^ nNijmegen in de Waalwetering-.
Door de Verloren Zeeg op J - 1500 M. boven de Indoorniksche brug in de Waalwetering.
Gedeeltelijk door de Bemmelsche Zeeg op ^ 650 M. beneden de brug in den Rijksweg ArnhemNijmegen en gedeeltelijk door de Verloren Zeeg op ^ 1500 M. boven de Indoorniksche brug in de Waaletering.
Door de Verloren Zeeg op 1500 M. boven de Indoorniksche brug in de Waalwetering.
Door de Leigraaf op 1000 M. boven de spoorbrug (KesterenVork) in de Waalwetering.
Door de Broekzeeg op 1500 M. boven de Indoorniksche brug in de Waalwetering.
Door de Leigraaf op 1000 M. boven de spoorbrug (KesterenVork) in de Waalwetering.
, Gedeeltelijk door de Herveldsche Leigraaf op 400 M. beneden de Indoorniksche brug en gedeeltelijk
'or de Leigraaf op 1000 M. boven de spoorbrug (KesterenVork) in de Waalwetering.
Idem.
Idem.
. Door de wetering evenwijdig aan de Leigraaf op 1000 M. boven de spoorbrug (KesterenVork)
de Waalwetering.

Vrije loozing.

868
772
750
234
812
356
306

Lakemond

290

Eist

3790

Gent
Bemmel

942
1458

Lent
Ressen en Doornik...

464
486

Oosterhout
Slijk-Ewijk
Valburg
Loenen en Wolferen
Herveld

670
366
754
196
1060

516
628
272

et

Andelst
Zetten
Hemmen

1,1

17180
Neder-Betuwe

Heusden

622

Hien en Dodewaard
Resteren
Ochten
IJzendoorn
Aalst
Meerten
Ommeren

1478
548
746
410
418
642
634

Echteld
Zandwijk
Avezaath (Kapel en !
Kerk)
j
Lienden
I
Ingen
j
Eek en Wiel
i
Maurik
j
Zoelen
I
Rijswijk
\
Ravenswaaij
|

1186
786

14370

938
430
948
562
1356
1430
768
468

, Gedeeltelijk de bij spoorbrug (KesterenVork) in de Groote Wetering en gedeeltelijk op 1300 M.


ven Ochtensche brug in de Linge.
Op 3 plaatsen op de Kleine Wetering.
500 M. beneden- en aan de Pottemsche brug in de Linge.
Op 4 plaatsen direct op de Linge.
Gedeeltelijk boven en gedeeltelijk beneden de Vogelenzangsche brug in de Linge.
Boven de Vogelenzangsche brug in de Linge.
Gedeeltelijk bij de Blauwe Kamp en gedeeltelijk bij de Vogelenzangsche brug.
Door de Ommergraaf beneden de Groote brug in de Linge.

Vrije loozing met hulpbemaling


centrifugaalpomp.
Vrije loozing.

Gedeeltelijk op de Doode Linge en gedeeltelijk beneden de Vogelenzangsche brug.


Gedeeltelijk op de Ommergraaf en gedeeltelijk op de Doode Linge.
Door de
Door de
Idem.
Door de
Idem.
Door de
Door de
Door de

)
i

) Volgens den toestand op 1 Januari 1927.


) Een plan tot bemaling met een schroefpomp van 30 M. /min., gedreven door ruwoliemotor of electr
motor van 25 P.K. is in voorbereiding.
x

Avezaathsche sluis op i 4000 M. boven den mond der Korne.


Leewetering en de Mauriksche wetering op de Korne.
Mauriksche wetering op de Korne.
Grasbroeksche wetering op de Korne.
Rijswijksche Togtsloot op de Korne.
Ravenswaaijsche wetering op de Korne.

143

142

OMSCHRIJVING.

Geplanimetreerde
grootte
;
in H . A .

WIJZE V A N LOOZING.

Gemiddelde
capaciteit
der machinegemalen
in M. /roin-

PLAATS V A N LOOZING OP D E LINGE.

Polderdistrict.
Buren.

Dorpspolder.
Buren en Erichem
Asch
Achter den H a a g
Buren (stad)
Buurmalsen
Tricht
Beusichem en Zoelmond

888
604
340
26
886
1090

Vrije loozing.
\
f Windbemaling
( n hooge en n lage molen).
/
Electrisch gemaal met 2 schroefpompen v a n 40 en 30 P . K .

1358

Electrisch gemaal
60 P . K . !)

Door de Erichemsche- of Oppersluis op


Grasbroeksche wetering op de Korne.

800 M . boven den mond der Korne en gedeeltelijk door

Door de uitwateringssluis

op

400 M . boven de spoorbrug te Geldermalsen.

Door de uitwateringssluis

even boven de sluis aan de Nust.

90

met scheprad
100

Door de sluis aan de Nust. (Schutsluis en uitwateringssluis v a n de Bisschopsgraaf).

5192

Polderdistrict Culemborg.
(Polder met Stad)

2500

Motorgemaal met schroefpomp


85 P . K . )

90

Polderdistrict.
Tielerwaard
(zonder polder
Herwijnen).

Dorpspolder.
Drumpt

502

Tiel (polder en stad)


Wadenoijen
Zennewijnen
Ophemert
Varik
Heesselt
Est
Opijnen
Neerijnen
Waardenburg

308
712
276
1236
422
206
350
268
612
930

Tuil
Geldermalsen
Meteren
Deil

356
1058
536
856

Door de Culemborgsche Vlietsluis (schut- en uitwateringssluis) op i

Door de Tedingwaardsche sluis en door 2 sluizen respectievelijk

Vrije loozing.

einde

sluis.
Door 2 sluizen respectievelijk

Windbemaling.
Vrije loozing.

500 M . en

1100 M . beneden Asperen.

500 M . en ^

1200 M . beneden voor-

1200 M . beneden de Tedingwaardsche sluis.

Gedeeltelijk door een sluis op yuu ivi. Doven de upnemeriscne siuis.


Door de Zennewijnensche sluis.
Door de Ophemertsche Uitwateringsssluis.
Idem.
Door de Boutensteinsche Uitwateringssluis.
jdem.
Idem.
Idem.

Windbemaling met hulpbemaling


door ruwoliemotor.
Windbemaling.

WindbemaUng (lhooge en 1 lage


molen). )
Electrisch gemaal met 2 schroefpompen v a n 35 en 10 P . K .
I Electrisch gemaal, centrifugaal- 1
(pomp 90 P . K .
(
i Electrisch gemaal, centrifugaal- ! I
fpomp 90 P . K .
jI
I Stoomgemaal, 2 centrifugaalpom- I
(pen 100 P . K .
(

Idem.
Idem.
Door een sluis op ^ 500 M . beneden de spoorbrug bij Geldermalsen.
Idem.
Door de Deilsche sluis 5000 M . beneden de spoorbrug bij Geldermalsen.

Enspijk

584

Rumpt
Gellicum
Haaften
Hellouw
Vuren
Dalem

894
446
522
808
480
690

Door een sluis ^


50
Q ( )

f t 0

JQ

150 M . boven de Boutensteinsche

Uitwateringssluis.

Door een sluis nabij het dorp Gellicum.


Idem.
Door een sluis 2100 M . boven de Asperensche sluis.
Idem.
"oor een sluis even boven Gorinchem.
Idem.

13052

Polder

!)

Marinwaard
Beesd
Rhenoij
Acquoij
D e Geeren
Asperen
Heukelum
Spijk

768
1176
564
664
70
1326 )
1206 )
460
4

Motorgemaal, centrif.pomp 20 P . K .

50

27
stoomgemaal,

40
windbemaling.
stoomgemaal,

125

120

35

32
60
30
40
100
120
40

Met dit gemaal wordt tevens 274 H . A . v a n het Polderdistrict Culemborg bemalen.

Zie noot 1.

Deze polder heeft i n Februari 1927 besloten o m tot electrische

V a n elk der polders Asperen en Heukelum ligt ongeveer 250 H . A . i n de provincie Zuid-Holland-

bemaling over te gaan.

oor
Door
Door
Door
^oor
Door
Door
i Door

een sluis ^ 1500 M . beneden de sluis aan de Nust.


een uitwateringssluis op de grens der polders Beesd en Rhenoij op ^ 7000 M . boven Asperen.
een sluis op de grens der polders Rhenoij en Acquoij, op 3000 M . boven Asperen.
een sluis op ^ 900 M . beneden Asperen.
de Culemborgsche Vlietsluis H 0 0 M . beneden Asperen.
een sluis nabij de grens met den polder Heukelum, op ^ 3500 M . beneden Asperen.
de Heukelumsche Boezemsluis op 4500 M . boven de sluis aan den Arkelschen D a m i
de Spijksche sluis op 1200 M . beneden de sluis aan den Arkelschen D a m .

145

144

Geplanime- I
treerde
grootte
in H.A. I

OMSCHRIJVING.

WIJZE V A N LOOZING.

B.

Gemiddeld'
capaciteJ'
dermach'
gemalen

PLAATS V A N LOOZING OP D E LINGE.

in M.'/nm '
1

ZUID-HOLLAND.

Polders Hoogeind en Schaaijk

Bruinsdel en Hoogleerbroek

Kedichem met Oosterwijk

Hoog- of Klein Oosterwijk ;

Rietveld
Gecombineerde polders Nieuwland en
Leerbroek

1341
374
902
244
194

Stoomgemaal met centrifugaalpomp.


Windbemaling.
l i i s c h gemaal, 1 centrifugaalen 1 scheprad.
I

Zederikboezem

7300

Stoomgemaal met 2 centrifugaalpompen.


Stoomgemaal 3 schepraderen (430
M. /min.) 1 centrifugaalpomp (40
M. /min.) !)
Bemaling met locomobiel.
; Vrije loozing.
Windbemahng.
I Stoomgemaal met centrifugaalpomp.

4 4

e c t r

110

Op - J - 2600 M. beneden Asperen.


Op - J - 2700 M. beneden Asperen.

,,0
*

Op - J - 2000 M. boven de sluis aan den Arkelschen Dam.

1HU

Even boven de sluis aan den Arkelschen Dam.

430

^ij de sluis aan den Arkelschen Dam.

Buitenpolder Koornwaard

de Eng
'
Spijksche Waard
Polder Hardinxveld

!
I
1

40
25
15
415

eze drie buitenpolders liggen in het winterbed der Linge nabij Kedichem.
40

, eze polder loost door een electrisch gemaal op den boezem van het waterschap de Overwaard",
j^een bij zeer groot waterbezwaar of defect aan het electrisch gemaal wordt met het stoomgemaal op
' Kanaal van Steenenhoek geloosd op ^ 1000 M. boven Steenenhoek.
e

i) De centrifugaalpomp werkt alleen wanneer het schepradgemaal wegens te hoogen Lingesta'


( 2.70 M. + N.A.P.) niet meer kan werken.

146

147

BIJLAGE III.

OVEBZICHT DER

SCHEEPVAARTBEWEGING

Oude-Merwedesluis te Gorinchem.

OP D E LINGE I W - l t f .

0 v

Totaal
L

Aantal
schepen.

v e
v e

^
hout-

j n 8 c h e p e n

^ "
pn
- '

A l
Aantal

'

ver^o^T,
vermogen
- '

M t

10376

! 834573

243

10315

j 836291

3524

1907

Aantal

"
vermogen
S. T.
a

63527

143

6774

S c

447410

14

1742

70

87

7364

471981

17

3599

64

3 9
48
4 8 2

38

13500

6631

427087

28

4382

82

59718

112

7854

529423

20

2474

63

33*o

3 7i

1909

12831

i 1127206

234

66937

123

8368

566197

14

2157

72

3 n

1910

13978

1200401

256

66328

160

8502

585988

23

2978

84

1911

15172 1251371

294

69098

158

8583

575631

28

4908

37

3"!^
^
3RQ

15077

1340914

367

107713

75

8963

647178

42

5648

109

16632
13540

1441637
1261829

72622
64556

37
45

9450
8255

693767
612529

28
23

4478
6667

223

132
145

35
28l

1915

mooo;

T^II,

1915

15365

1332995

267

74114

18

8747

646158

36

3i_
*
3,_
*

3 S

6
0 7 1

4
7
4 0 7

71982

10

9609

733547

9893

870777

56

17525

13

6570

513036

1918

9823

811586

106

19396

16

5482

423422

1287
2130

1213952

7933

1 23

26

23 o
6

TO7

12

6613

1 7 l
1

15868

1394910

40178

125

511100

175

2<u

20

7456

609827

2431

165

27q

36998

99

7581

607593

13

2879

93

15338

1365000

154

47000

23

8301

654000

24

4400

541

15802

1924

2\
)
)
3

1437000

17469

80

1612000

71

71000

100

9016
9914

708000
745000

8
!

1600
2000

409
923

? j^
"
Laadvermogen der schepen hebben betrekking op op- en afvaart te zamen.
I n de statistieken worden de houtvlotten berekend op een gemiddelden inhoud van 15 M . .
In de opgaven zijn ook begrepen de schepen die de sluizen zijn doorgevaren zonder dat de brug geopend werd voor
veel die zijn opgemerkt. Overdag worden die bijna alle waargenomen, 's nachts niet. De cijfers ziin dus iets te'klein.
Alleen de schepen, waarvoor de ophaalbrug geopend is.
6

f e r S

G^chat

')
)

Afdamming voor maken ebdeuren.


Voor mobilisatiedoeleinden.

23000

246

d j f e r S

wa

, , ,

Aantal dagen stremming der vaart.


G

Arkelschen dam.

Asperen.

herstelschut- ling of _
peil. moEilii
e
.

a r n e m i n g , de overigen slechts op globale schatting.

X T

'
t

I J s

herstelSchut- ling of
a . mobili-
satie.

Us.

herstelling of _ . .
imobili- >
j aatie.

T T

t a a

p e

Us-

t a a

251635

471 *)

39154

5 )

238080

277 *)

24088

237 ' ) 240

13

5 i

13

14 I

14

2 )

271711

3220

186694

25

25

27

27

26

26

248737

3100

180000

18

18

19

19

29

29

259228

1066
I

83466

1120!

89664

1 2 2 4

1250

246110

1148

'

108530

1 1

1 0 7 7 2 0

I 239489

4 2

>

1 1

2 /,
1

">

|
)

1 2

6 2

_
8

Vi

2< )

1 6

i
I

2 /,

36

_
_

97530

32

32

1
1214) )
99992)")
\
15201 I 49600
6

33

39

41V,

41V,

\
-

15

11

22

22

163361

1550

50000

19

29

29

10

21

21

14

1600 i

50000

! 215036

213255

1600

52000|

! 226000

1500
j
1200!
\
1200

32]*
b

1923

>

31],
1 3

1922

I 192546
'
I 159706

o.

S 7

1921

0 0

1 2842

89

30

32

\
1920

18

36973

2 2 5 8 7 8

1917

13041 1117679

405 *)

267335

5 4 4

1919

255374

i 3

258

224

14410 1237020

297177

1916

Clle

v l o t t

11981 1013999

2 5 5

1908

1914

a l

4 6 2

1906

h o u t

j
1905

^^ShziTt^
77!
Asperen )
Geldermalsen
waarvan
~ .
~~~~
Rijnschepen
aantal
^
^
Aantal
.
I'
\
i.vermogen
vermogen
Aantal
vermogen
^
P<m
schepen.
S. T . 1
;
S. T.
S. T .
!
!
"
T
~
r
~

s
a

waarvan
R

Sluis aan den Arkelschen dam.

J^r

3l ,
7

| 29 Q
3

i 238000
I
259000

50000
!

34000
35000
Totaal i n
20 jaar

107

53

279

10
_

11

439 J 166 /,
1

50

14

2307,^ 168

20 188

148

BIJLAGE I V .

TOELICHTINGEN TOT D ESCHEEPVAARTSTATISTIEKEN

1905-1924.
Taar
|

Oude-Merwedesluis
te Gorinchem.

"

1905 i

1906

Sluis aan den


Arkelschen Dam.

L ,

S l u l z e n

'

t e

Asperen.

De toename is grootendeels het geTen gevolge van het


volg van het groote vervoer van beet- j weder in werking bren- J
wortelen o.a. voor de weder in wer- ! gen van de beetworteking gebrachte beetwortelsuikerfa- suikerfabriek te Go| briek te Gorinchem.
richem heeft een belangrijk beetwortelvervoer plaats gehad.

Geen.

De kleine vermindering van het j De vermeerdering is ,


aantal vaartuigen is toe te schrijven een gevolg van grooter
aan den lagen waterstand op de vervoer van aardappebovenrivieren, waardoor de vaart len en beetwortelen,
door de haven binnen Gorichem van
tijd tot tijd was gestremd, zoodat
enkele schepen van de Merwedesluis
bewesten Gorinchem gebruik moesI ten maken.

Geen.

1907

Geen

1908

De vermeerdering is daaraan toe


te schrijven: le dat vele vrachtbooten aan den zijtak SchotdeurenLinge-Gorinchem de voorkeur geven,
omdat na het aanbrengen der ebdeuren in de Oude-Merwedesluis
binnen Gorinchem nu te allen tijde
daar kan geschut worden, wat vr
dien tijd niet het geval was en het
schutten aan deze sluis minder oponthoud vordert dan aan de Grooteof Nieuwe sluis buiten Gorinchem, i
en 2e dat het vervoer van beetworte- I
len omvangrijker was dan in 1907.

Geen.

De vermeerdering van de scheep- !


vaart aan deze sluis is toe te schrijven j
aan het toenemend vervoer van
grondstoffen enz. voor de langs de I
Lmge gelegen fabrieken.

Geen.

De vermindering is
toe te schrijven aan
minder vervoer van
veldproducten uit de
Lingestreek.

De vermeerdering van de scheep- [


vaart aan deze sluis is toe te schrijven
aan het toenemend vervoer van
! grondstoffen enz. voor de langs de
' Lmge gelegen fabrieken.

Geen.

De vermeerdering is
voornamelijk toe
te
schrijven aan meerder
vervoer van beetwor-

De scheepvaartbeweging door deze


sluis ging m 1911 wederom vooruit.
De vermeerdering is eensdeels toe te
schrijven aan het toenemend vervoer ;
yan grondstoffen enz. voor langs de
.Linge gelegen fabrieken, anderdeels
aan de omstandigheid dat vele stoom- !
booten, die het Merwedekanaal bevaren, de voorkeur aan deze sluis
geven, wegens het geringe oponthoud
bij het schutten.

Geen.

1909

1910 j

1911

De vermindering is j
een gevolg van minder
vervoer van beetworte- |
len, aardappelen en
steenen.

Geen.

Geen

t e l e n

d e z e

s t r e e k

De vermeerdering der
scheepvaartbeweging
aan deze sluis is toe te
schrijven aan meerder
vervoer van landbouwproducten, als beetwortelen, aardappelen, enz.

149

Jaar

Oude-Merwedesluis
te Gorinchem.

Sluis aan den


Arkelschen D a m .

Geen.

De vermeerdering der
scheepvaartbeweging
door deze sluis is toe te
schrijven aan levendiger verkeer.

1913

De vermeerdering van de scheepvaartbeweging door deze sluis is een


gevolg van uitbreiding van fabrieken,

De vermeerdering van
het verkeer door deze
sluis is een gevolg van
meerdere welvaart.

1914

De vermindering der scheepvaart


is het gevolg van stremming door ijs
en van de mobilisatie van het Nederlandsche leger.

De vermindering der
scheepvaart door beide
sluizen is hoofdzakelijktoe te schrijven aan de
mobilisatie van het
Nederlandsche leger en
de hierdoor ontstane
mindere bedrijvigheid,
alsmede aan stremming
door ijs, en tengevolge
het bereiken van het
schutpeil wegens het
van militaire zijde inlaten van water i n de
Linge.

Geen.

Geen.

1912
I
i

_
1 9 1 5

e i i - . +~ A
S

De vermeerdering is
zeer waarschijnlijk grootendeels het gevolg van
het vervoer van meer
suikerbieten.
Geen.

Geen.

Geen.

1916
1 9

1919
1920
1921

1 9 2 2

1923
1924

Het aantal vaartuigen en het laadvermogen nam toe. Deze vermeerdering is een gevolg van den grooteren
aanvoer van beetwortelen uit het
zuiden des lands. Overigens zijn de
meeste schepen met bestemming
voor de Linge door deze sluis gegaan,
hetgeen daaruit blijkt, dat het verkeer door de sluis aan den Arkelschen
Dam onveranderd is gebleven. Wegens lagen kanaalstand gingen uitsluitend kleine vaartuigen door
laatstgenoemde sluis, terwijl vaartuigen voor en van de Linge met
grooteren diepgang door het hoofdkanaal en de Merwede voeren en van
de Oude Merwedesluis gebruik maakten.
De vermeerdering der vlotvaart
houdt verband met grooter vervoer
van hout van den Leerdamschen
houthandel en kistenfabriek.

Geen.

Geen.

Geen.

Het verkeer nam toe


tengevolge van drukkere
vaart ten behoeve van
de suikerfabriek en de
fruitveingen te Geldermalsen.

Geen.

BIJLAGE V.

150
Vragenlijst beantwoord door:
Het Bestuur van

den Burgemeester der Gemeente


Handteekening'.

district
Zijn er in Uw polder landerijen gelegen
gemeente
die in perioden van groot waterbezwaar vrij
geregeld schade lijden?
Zoo ja, kunt U dan ongeveer opgeven:

^m^^HA^*
II

le. De landerijen die schade


lijden doordat zij vrijwel geheel onder water komen

Soort land.

Plaatsaanduiding.

1)

2)

2e. De landerijen die schade


lijden van te hoogen waterstand zonder onder water te
komen

III

In welke maanden van het jaar komt de te


hooge waterstand, waarbij schade geleden
wordt, als regel voor?

IV

Wat is volgens Uw meening de oorzaak van


den te hoogen waterstand? 3)

1)"In te vullen: bouwland, weiland, tuingrond, boomgaard, enz.


2)| I n te vullen nabij welk dorp of buurtschap de landerijen gelegen zijn, zoo mogelijk ook
perceelnummers.
3) In te vullen: te hooge Lingestanden, onvoldoende inrichting der waterleidingen, te gering
vermogen van de bemalingsinstallatie, te spaarzaam gebruik van de bemaling, kwel van uit de
rivier de Waal of den Rijn, enz.

151

Voor zoover de landerijen die schade lijden


vrij loozen op de Linge, wat is dan volgens Uw
meening de meest gewenschte waterstand in
de Linge? 4)

VI

Zijn er ook landerijen waar des zomers vrij


geregeld schade geleden wordt door watergebrek?

Zoo ja, kunt U dan van die landerijen ongeveer opgeven:


VII

Oppervlakte in H.A.

VIII

IX

Soort land

Plaatsaanduiding.

,
In welke maanden van het jaar komt het
watergebrek gewoonlijk voor?

Algemeene Opmerkingen die voor de Commissie van belang kunnen zijn.

5)

4) Zoo mogelijk aan te geven ten opzichte van een der in de Linge aanwezige peilschalen.
5) Indien niet voor publicatie bestemd, dit erbij te vermelden.

BIJLAGE V I .

152

153

OVERZICHT D E R ANTWOORDEN VAN POLDERBESTUREN


II
!
NAAM

[ II

^
t,-i
gele-

A. " G E L D E R L A N D .
Polderdistrict OverBetuwe

Oppervlakte waar
schade geleden wordt
l e door
27 zonder
onder water
onder water
komen

t e

t e

H . A . | soort ) H . A . soort )

III

IV
I

_
Oorzaak

m a a n

den

t e

Meest gewenschte
Lingestand
.. voor
loozende
landerijen.

w e l k e

OMTRENT WATERBEZWAAR.

hoogen

waterstand

A L G E M E E N E

OPMERKINGEN,

Verwijst naar Dijksbesluit van 8 November 1923, No. 2, ingezonden aan Gedeputeerde Staten bij brief van 9 November 1923, No. 207, waarbij wordt gezegd:
dat voor Over-Betuwe de waterlossing thans goed i n orde is, behoudens dat nog
steeds op de grens van Over- en Neder-Betuwe de hindernis in het mindere verhang en de mindere breedte der waterlossing is gebleven, ofschoon ook dit bezwaar
door onze werken, voor zooveel ons District betreft, voldoende is ondervangen.

Dorpspolder Huissen ...

neen

Angeren ...

ja

na- en
voorjaar.

Naar beweerd wordt b


ge Lingestand.

Doornenburg

weinig

Honderd
morgen van
Pannerden

Kwelwater van Waal


Rijn. Ligging weiland '
oorzaak, is meer moeraS'

ja

Gent

ja

50

Bemmel ...

Febr.,
Maart,
April.
ld.

in het
weiseizoen.

Niet snel genoege afv"


door de Linge.

ongeregeld.

Kwel van de Waal.

ja

50

Oosterhout

ja

35
65

w
d

Slijk-Ewijk

ja

4
w
voorts
verschillende j
landen
langs
den
Waaldijk.

De een heeft gaarne stuwen uit, en de ander in de wetering. Over 't algemeen
waterstand goed en geen last, daar waterlossing goed is.

Kwel en onvoldoende \
voer der wetering.

Lent

lagen waterstand.

Kwel.

gering

e e n

1
mid

aa

\A

delbare stand.

gst mogelijke stand.

Bij normalen Waalstand geen last. Bij hoogen Waalstand vooral aan den Bandijk last van kwel.
Als de Waal buiten haar oevers treedt, veroorzaakt dit kwel op de binnendijks
gelegen onder II genoemde landerijen. Vooral voorgekomen in den zomer van 1924.

bij veel l
De weilanden die scb|
regen
lijden liggen te laag. 1
's winters eenigste oplossing is '
en kwel
kleine bemalings-instal!* '
bij hooge alleen voor deze weiland'
rivierBij het regelen van
standen.
waterstand kan met d|
weilanden geen rekeflif
worden gehouden. Voor \
weilanden die last van k *
water hebben zal bema^
of verandering der w '
lossing niet helpen.
e

Herveld ...

neen

Loenen en
Wolferen...

Andelst ...

Zetten

...

Hemmen...

neen

neen

ja

29

;
)

b r

afhankeKwel van Waal en P |


kelijk van en niet vlug genoeg aW'
rivierren van het Lingewatef '
stand en
hoogen stand.
regen.

bouwland, w ~ Weiland, g grasland, d == diverse landerijen.

In dorpspolder Herveld geen gronden die abnormaal van hoogen waterstand


lijden.
'

Wel last bij hoogen Waalstand van kwelwater.


Indien de Linge voldoende in orde wordt gehouden, zoodat het water voldoende
kan worden afgevoerd, heeft de dorpspolder geen last, aangezien de watergangen
op tijd worden geruimd en zoonoodig gegraven.

154:

155

II Oppervlakte waar
III
schade geleden wordt

le door
2e zonder
w u onder water onder water

scnaae
welke
S "
H.A. j soort) H.A. soort) anden
W

NAAM

d t

I n

ele

t e

k o m e n

d e n

Dorpspolder Lakemond

neen

t e

k o m e n

ma

j wintermaanden

IV

^
^,
* t gewenschte
""gestand
yoor
J loozende
^^^d^rijen.

Oorzaak
,
van te hoogen

2 5

e m m e n s c n e

langs
rivierdijk.

j winterKwelwater en overtik
maanden, gen regen,

Heteren ...

ja

30

D r i e l

ja

70

OPMERKINGEN.

Kwelwater en overvloed ^ ^ 6.50 M.+A.P


Komt wel voor dat de slooten boordevol staan, maar onderkopen van gronden
heeft bijna nooit plaats. Als het gebeurt is hooge rivierstand en regenval de schuld.
gen regen.
^rug ^
Zoodra val op de rivier intreedt valt ook de Linge en is kwaad snel verholpen.

ja

I half Junihalf Augustus.


Hondsdagen
vooral.
Voorts bij
J stortre! gens en
na onweersbuien.

ALGEMEENE

vri

waterstand

Randwijk...

30

IX

lee

A l s

boven.

Meer schade door te weinig, dan door te veel water. Onder water komen geen
gronden. Slooten wel eens boordevol door hoogen rivierstand en overvloedigen
regen.

De toelichting (vraag IV) betreft het Weerbroek, behoudens wat het te hoog
De waterlossing 4 p _ J * ' + aan de
Kruisgraaf" moet nabij A ' bij J ,
de Linge stuwen aangaat ook eenigszins het Ressenerbroek. Overigens verwaarloozen de
Hoeven." te Randwijk if, I \ ? nig i Mus- eigenaren van dit broek eenigermate hun eigen aflossing, niet bij het polderzulke hooge gronden, & bu
" e r Val- bestuur in onderhoud, noch onder toezicht.
deze niet op voldoe* |
'
diepte is te brengen. Zfl
zou niet in die mate hioj
ren, indien de Linge niet
behoeve van de hoog'
gronden in de Boven-B^
we te hoog werd opgestu'
waardoor het water dfl
den wal daarlangs op
gronden doorkwelt.
a a l 111

o n d

r
8

>
,

bij veel
Kwel van de Rijn, j - , M. - f
de
regenval. , hooge Lingestanden.'
h !^
j Muskus6

a a n

a l bi

Elden
Eist
,,

Ressen en
Doornik ...

Polderbestuur betuigt volle tevredenheid over waterstand in den polder en


Linge.

Daar Lingebeheer bij Dijkstoel berust, kunnen en moeten de vragen alleen


door dat College beantwoord worden.

Indoornik

neen

Valburg ...

neen

Homoet...

neen

Polderdistrict NederBetuwe...

; ^

jager dan 6 M.
Geen last van kwel. Schade alleen door te weinig water. Als de slooten bij veel
'" te Hemmen.
regen eens vol zijn, is het ook weer dadelijk weg zoodra er schot in de Linge komt
door val op de groote rivieren.

'

Door de over het algemeen hooge ligging der landerijen in den polder Valburg
en het voorzien zijn van sluizen der zeegen in het lager gelegen gedeelte bij hunne
uitmonding in de Hoofdzeeg heeft de polder Valburg betrekkelijk weinig last
van te hoogen of te lagen waterstand in de Linge, mits deze niet van te langen
duur is en de bovengenoemde sluizen tijdig gesloten worden.
De waterstand van de Hoofdzeeg, die niet van een sluis voorzien is, regelt
zich, in haar benedenloop vooral, naar den waterstand in de Linge, wanneer de
Linge goed geruimd wordt, heeft de Hoofdzeeg van den polder Valburg zelden
last van te veel water. Dezen zomer was de ruiming van de Linge, althans van
het voor lossing van ons water belangrijkst gedeelte, minder goed dan in vorige
jaren.

Tu
Aanhoudenden regen, : S.oo^a 4.50 M. en
Sedert 1892 zijn in den tijd, dat er geweid werd, veel hooge waterstanden in
hooge rivierstanden, & \ Och + N.A.P. te de dorpspolders voorgekomen, die van zeer korten duur geweest zouden zijn,
voldoende loozing te S**J
als de watergangen schoon en onder profil waren onderhouden.
nenhoek, abnormale bod ,
De landwetering onder Opheusden, Ochten, IJzendoorn en Echteld is niet
van de Landwetering, i"*!
altijd en zr moeilijk op de gewenschte diepte te houden wegens de aanwezige
vooral ook in de Linge ^
veenlagen. (Zie boringen aanleg spoorweg EistDordrecht in 1883.)
neden Groote Brug.
De omlegging (bij den spoorwegaanleg) te Opheusden en IJzendoorn en Aalst
is niet bevorderlijk geweest aan den afvoer.
De bruggen met veel jukken zijn oorzaken van verstoppingen van bocht en ijs.
Boven de brug aan den Vogelenzang kwamen voorheen ijsverstoppingen voor,
waardoor wei-, bouw- en teellanden onder Meerten en Aalst overstroomd werden.
Aan den z.g.n. Scheelen Hoek boven Zoelen is voor eenige jaren door Ned.
Bet. een ijsdam losgemaakt.
Het dikwijls voorkomende abnormale verhang tusschen de brug te Wadenoyen
en de uitmonding van de Korne heeft waarschijnlijk zijn oorzaak in het opnemen
der Korne en de abnormale richting der Linge boven de Korne.
Ss

ja

500
70

w
d

niet j
aan te
geven.

Meien
Juni.

tetl

157

156
I

[ II

Oppervlakte waar
III
j IV
schade geleden wordt
I le door
2e zonder
i j 1 onder water
onder water
hade
n
geleden
.
.,\ TT A
maanden
H.A. soort ) H.A. soort )

W o r d t

N A A M

C r

BC

T T

IX
Oorzaak
^ ,
van te hoogen

waterstand

Meest gewenschte
Lingestand
or vrij loozende
landerijen.

Ochten ...

ja

45

10

verschillende
tijden.

ja

115

het meest
in Mei en
Juni.

| J .
^ ' M. + A.P.

Kwel van de Waal.

Meestal hevigen regenVj


ook wel kwel bij hoog'
rivierstand. Gewoonlijk .
hoog water van korten d*
hoogstens 14 dagen. "
Linge is in enkele he*regendagen geheel gevuld ,
kan niet gauw genoeg
Steenenhoek loozen.

i 0

M. - f A.P.

tx

IJzendoorn

ja

winterj Te hooge Lingesta'


maanden : kwel van de Waal, o n ^ ,
Zeldzaam doende lossing. De IosS>
in de
j is te lang en te smal
overige
het vlug verplaatsen *
maanden; , de groote massa kwelwa*
alsdan is j
schade
|
grooter.
1

u
naar
"atting ruim 1 M.
hoog.
e

8 P

s t a n d

v 0

Echteld

Zandwijk...

Kapel- en
Kerk-Avezaath

Zoelen

ja

niet op
te geven,

w
en
b

weinig
te beteekenen.

...

ja

20

80 a
100

Ravenswaay

ja

40

50

g en
b

Rijswijk ...

OPMERKINGEN.

Bij hooge waterstanden van Waal en Rijn wordt een gedeelte van den openbaren weg van Opheusden naar den Waaldijk te IJzendoorn te Kesteren en IJzendoorn overstroomd.
In den Waaldijk tusschen de h.p. 154 en 155 op de grens van IJzendoorn en
Echteld is een sluis aanwezig, welke in beheer is bij Neder-Betuwe, waarvan de
Willemspolder onderhoudsplichtige is. Wanneer op den Willemspolder water
te veel is, de waterstand op de Linge aan een zeker peil, dan kan en mag dat
water op de Landwetering worden gelost; deze ontvangt dat water dan bij de
bouwing Groot Meer" onder Echteld.

Polderdistrict NederBetuwe...

Dorpspolder Hien en
Dodewaard

ALGEMEENE

neen

25

,
e Linge een beter S al centimeh\i\t binnen boord
a t

et

Te hooge Lingestaod

51. -j-

el1

Maart,
Kwelwater en geen "' i
April,
doende loozing.
October, i
Novemb.
v

verschillend.

Bij hoogen waterstand zou een geringe verlaging van het peil in de Linge van
_ 25 c.M. alleen schade veroorzaken aan de landerijen onmiddeUijk aan de Linge
grenzende, voor de overige perceelen langs den Waalbandijk welke het vele kwel-,
water ontvangen zou slechts baten een verlaging van het hooge peil met minstens
1 Meter.
De vele slooten, passchen en kolken geven een enorme hoeveelheid kwelwater op.
Door de hooge waterstand loopen tal van wegen onder water, waaronder voorname verkeerswegen, o.a. De Keizersstraat op 3 plaatsen, De Oude Steeg, De
Gasthuisstraat, De Broekdijk en de Smidstraat.
Als watergangen en tochtslooten behoorlijk worden schoongehouden zijn er
geen landen welke door het water schade lijden.
Hooge Lingestand veroorzaakt geen schade. Bij geregeld schoonhouden der
weteringen komt groot waterbezwaar niet voor.

J
aan geen
Te hooge Lingesta^
regel ge- i wordt veroorzaakt door f",
bonden.
voldoende werking va
gemaal te Steenenhoek,
voldoende gezuiverd
van onkruid in de Li^j
aanwezig zijn van buitel"
dammen in de Linge. '
val is groot genoeg.
weideseizoen.

Als leek zou men kunnen zeggen, kon de Linge meer water bevatten, zoodat
zij niet zoo spoedig gevuld was, dan zouden de weilanden ook niet zoo spoedig
onder water loopen.
Doch verbreeding en uitdieping hebben het bezwaar zooals de ondervinding
al vaak heeft geleerd door de aanwezigheid van veengrond in en onder den bodem
alsmede onder de boorden der Linge, dat na uitdieping, terstond of na eenige
maanden verschuiving, verzakking plaats heeft en de oorspronkelijke ondiepten
weer voorkomen en terugkeeren.
De Linge op matige diepte houden, is een gewenschte toestand. Nog gewenschter
toestand is, dat de loozing door middel van het kanaal van Steenenhoek spoediger
plaats had, doch naar onze meening wordt het water in de Linge vanaf Geldermalsen tot Gorinchem zooveel mogelijk op peil gehouden ten dienste van de
scheepvaart en tot nadeel van hen, die hun landerijen in Neder- en Over-Betuwe
hebben liggen.

Hooge stand van den ^


en overtollig regenwatef'

reddend. Loost niet


eeks op Linge.
stl-

p ? . d e n die direct
* '-mge vrij loozen.
e

lan

In perioden van regens wordt de waterstand op de Linge spoedig te hoog,


wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door belemmering van afvoer, wegens
bemalingen op de Linge der beneden-polders.

159

158
I
W

N A A M

Eek en Wiel

Ingen

schade
geled

Dorpspolder Maurik ...

II Oppervlakte waar
III
j IV
schade geleden wordt
le door
2e zonder"!
onder water \ onder water

welke
!
H.A. soort ) H.A. soort )
anden
I n

t e

ma

neen

neen

20

'

b en
w

IX
Oorzaak
_ ,
van te hoogen

Mees^gewenschte
^
yoor
vrij loozende
landerijen.
e s

waterstand

ALGEMEENE

OPMERKINGEN.

Daar in de gestelde vragen gesproken wordt van geregeld of vnj geregeld ,


moeten dezelve wel met neen" beantwoord worden, en waarom?
In dezen polder liggen 30 of 35 H.A. weand, de z.g.n. Melsche Kampen,
die bij langdurigen of overvloedigen regenval soms enkele dagen waterlast hebben;
doch de Lingestand heeft daar blijkbaar weinig schuld aan, want zoodra de bovenmatige toevoer van regenwater ophoudt is de zaak weer in 't reine door de goede
conditie waarin de waterleidingen in dezen polder verkeeren.

Bij hoogen Rijnstand j


grooten regenval geen so*
genoege afvoer naar d
Linge.

De hoogteligging van den dorpspolder Eek en Wiel is van dien aard dat er
nooit schade wordt geleden van te hoogen waterstand, de aan den Rijndijk gelegen landen hebben wel eens last van kwelwater, terwijl watergebrek zelden
voorkomt.
De gunstige ligging van Eek en Wiel komt voornamelijk voort, doordat er
geen veld bij behoort.

eI

Ommeren... zelden

78

wintermaanden.

Te hooge Lingestanden-

p " M. -f- A.P. a/d


ote Brug.
3

,,

Lienden ...

geen

Kesteren...

neen

.,

Heusden...

ja

20

70

Meerten ...

geen

Aalst

ja

35

10

Augustus
Septemb.

Te hooge Lingestanden i
wel geen vermogen geno# j
om te kunnen loozen.

Polderdistrict Buren ...

ja

verwijst naar de lijsten


der polderbesturen en
daarbij gevoegde aanvulling.

OngereVeel regenval, vooral al


geld. In
dit gepaard gaat met hoog
winterwater in Waal en Rijn.
maanden
weinig
schade
omdat het
weiland is.
9

^'
landen die vrij
P -Linge loozen.
e n

Novemb.
Behalve de toestand de*
tot en met Linge, gebrekkige bemalin
April.
van de polders, slechte toe'
stand van veel watergang '
slechte toestand van d
Meer- en Bisschopsgraaf "
onvoldoende onderhoud
daarvan.

'Bl-

. Ter toelichting diene, dat in den polder Ommeren door motorbemaling, in den
afvoer van overtollig water wordt voorzien, te dien einde is de polder in klasse
verdeeld en de kosten daarvan, naar die verdeeling omgeslagen, slechts de eerste
klasse die natuurlijk het laagste gedeelte van den polder omvat, ter grootte van
78 H. 39 A. 50 C. heeft bij aanhoudenden regenval nog eenig nadeel van overtollig
water, daar bij meer dan normalen Lingestand, het water door bemaling verwijderd moet worden, hetwelk bij lagen waterstand der Linge, langs natuurlijken
weg afgevoerd wordt.

Bij tegenwoordige waterlossing van de Linge geen landerijen die noemenswaardigen last van water of watergebrek ondervinden.
Als de Linge goed onderhouden en op tijd schoongemaakt wordt, is er in den
regel weinig last van te veel water.

Bij veel regenwater en te hoogen Lingestand wordt wel eenig weiland onder
water gezet, doch niet vrij geregeld. De afvoer wordt belemmerd door de scherpe
bochten welke zich tegenover den polder in de Linge bevinden.

peilschaal aan-

Geld^"
N.A..P. te
nalsen.
err

e11

Dorpspolder Buren en
Erichem ... j

ja

16

65

w
en
I b

Februari,
: Maart,
April.

Hooge Lingestand en
kwel van Waal en Lek.

1,25 M
Geld
^-A.P. te
malsen.
aet

Volgens aanvulling van den dijkstoel wordt wel schade geleden in 150 H.A.
bouw- en weiland.

161

160

!I

II

Oppervlakte waar
schade geleden wordt
j j
I 2e zonder

| Wordt
NAAM

i hLe
geled e n

Dorpspolder Achter den


Haag

n d e r

III

! IV
l n

o o r

W a t e l

'

n d e r

W a t e r

welke

H.A. soort*) H.A. soort') anden


t e

11

t e

m e n

IA

j Meest gewenschte
Lingestand

Oorzaak
van te hooien
hoogen
waterstand

ALGEMEENE

v o o r

OPMERKINGEN.

^
^^Wdernen.

l o o z e n d e

Februari | Te hooge Lingestand, u>'


en Maart i dien bij langdurigen regeD'
val het binnenwater niet '
niet spoedig genoeg geloof"
kan worden. Onvoldoend
bemaling door n windnij'
len te Buurmalsen voor d
polders Buurmalsen, A$
en Achter den Haag.
0

cV

Buurmalsen

niet
vrij
geregeld

53

b
en
w

Volgens aanvulling van den dijkstoel wordt niet in hoofdzaak in de door het
polderbestuur opgegeven 53 H.A. schade geleden, doch in meerdere perceelen,
te zamen _ 200 H.A.

tusschen j Groote regenval, daardo"'


half No- j veel aanvoer op de Ling
vember en van water uit de Bovefl'
April.
j Betuwe, ook, doordien M
hoogen waterstand op d
Merwede, het stoomgenia
bij Steenenhoek niet rn*$
werken, dan ook kwelwaterBij zeer hoogen wate'
stand van de Linge is uit'
malen door de poldermolen .
bezwaarlijk, vooral als daar' l
bij komt te weinig of g
wind.
e

ee

Tricht

ja

i
j

430

Beusichem
en Zoelmond

ja

148

200

b
en
w

Novemb.
Onvoldoende bemalingf' M l ^ - + - _ - tot Maart installatie en hoofdzakelijk i !
S "l.
Soms ook verzuim van bemalen, voor*
Septemb. al November tot Maart,
en Octob.
I Zoo loi-i,
Februari
Onvoldoende inrichting
g mogelijk.
tot en
der waterloozing. Kwel van
met Mei. uit de rivier de Lek.
ten water aanvoer van <*
hoog gelegen Culemborg'
sche polderblokken Hond'
Ham, Geer, Redichem
Landweerd. Het spuien de
stadsgrachten, welk wat?*
door sluizen van uit d
rivier de Lek wordt in? '
laten om daarna op *J
watergang genaamd "
Meer" te loozen. Het schu'
ten van vletten enz. op n
watergang genaamd
Bisschopsgraaf", waardol
de afvoer van het water n*|
den polder wordt beien'
merd.
0

v o o r

v e

Volgens aanvulling van den dijkstoel lijden _ 4/ H.A. bouw- en weiland


schade door onder water te komen en _ 445 H.A. door te hoogen stand.
I Bij lagen Lingestand loopt het water natuurlijk uit.

,aa

e V

Een zeer groot ongerief voor den polder is, het beschouwen als vaarwater van
het afvoerkanaal genaamd de Bisschopsgraaf,
dat de bodem van genoemde watergang door het Gemeentebestuur van
Culemborg niet voldoende op diepte wordt gebracht en gehouden.
dat het zomeronkruid niet tijdig genoeg wordt uitgehaald,
dat het spuien der grachten van Culemborg en het waterloozen van de hooger
gelegen Culemborgsche polderblokken Hond, Ham, Geer, Redichem en Landweerd op de watergang de Meer, in verbinding staande met de Bisschopsgraaf
de afvoer van het polderwater geheel belemmert, hetwelk reeds heeft doen besluiten, tot het plaatsen van een hulpgemaal.

Polderdistrict Tielerwaard ...

ja

1006
38

w
b

2662

b
en
w

Dorpspolder Dalem ...

neen

Vuren

Hellouw ...

ja

120

260

.
Decemb.
Regenval, te hooge i-"
tot Maart, gestand, kwel door te
Soms
gen Waalstand.
Augustus

Augustus, j Stortregens. Hooge sta*'


December , den van Waal en LingeJanuari en
Februari.

. 8 o 1 nniw i A T ?!
^anV I--T
Pol^T
a

u j k

v a n

d e n

Bij hoogen Waal- en Merwedestand komt veel kwelwater in den polder. De


bemaling is van dien aard dat geen schade geleden wordt. Bij hoogen Ungestand
meer bemalingskosten.
Bij hoogen Lingestand bemalingskosten aanmerkelijk hooger.

163

162
I
W

NAAM

II

Tuil

,,

Waardenburg

U'J
schade
geled

Dorpspolder Haaften ...

Oppervlakte waar
III
schade geleden wordt
l e door
27zonder~
onder water
onder water
welke

t e

Neerijnen...

Meest gewenschte
Lingestand
voor
vrij loozende

waterstand

ja

80

120

Augustus,
Veel regenval. Hoog* j
December, Linge- en Waalstand, kwel' j
Januari.
water en windstilte.

ja

57

14
3

w
b

Ongeregeld.
Meeste
schade
Maart
October.

Kwel uit de Waal, ge' ]


volgd door te hoogen Linge"
stand bij langen duur vaB |
hoogen Waalstand.

Januari,
Maart,
November

Te hooge Lingestand,
kwel uit de Waal, onvol'
doende afwatering van de
Linge.

ja

176

ja

40
6
2

w
b
d

200
62

26
14
3

g
b

w
b
d

Ongeregeld, bij
hoogen
Waalstand. In
1924 zelfs
tusschen
Mei en
November.

Kwelwater bij hoogen


Waalstand, belette loozing
op de Linge bij hoogen
Lingestand en te spaar- j
zaam gebruik van de bemaling van de Linge.

Kwel uit de Waal e j


het te hoog gehouden LiO' [
gepeil.
Kwel van de Waal e j
veel regen.

Opijnen ...

ja

10

Heesselt ...

neen

geen
regel.

Varik

neen )

Ophemert

ja

1162

Januari,
Februari,
Maart,
April,
November
December

Zennewijnen

neen

Est

I neen

34

IX

Oorzaak
,
van te hoogen

H . A . soort ) H . A . soort )

IV

O P M E R K I N G E N .

landerijen.

<j-80 M . + A . P . aan
e Boutensteinsche
luis.

De polder Tuil groot ongeveer 328 H . A . zou zelden lijden onder hoogen waterstand, als de goed onderhouden wind-watermolen ook bij hoogen stand op de
Linge kon doormalen. Zoodra echter de hooge Lingestand de uitloozing aan de
Boutensteinsche sluis belet, krijgt de polder behalve eigen kwelwater bovendien
dat van hooger gelegen polders, die op denzelfden boezem door dezelfde sluis
loozen. Gewoonlijk loopt dan ook vrij spoedig het water over de kade i n het
zoogenaamd Broek" van _ 40 H . A .
Een groot belang voor Tuil zou het zijn, als bij verhindering van de waterloozing op de Linge, elke polder zijn eigen kwelwater moest houden.

Q.80
_J_ ^
de Enspijksche uitwa* uigssluis en Bousteinsche sluis.

De ontwatering van de Dorpspolders Waardenburg, Neerijnen, Opijnen,


Heesselt, Est en Tuil geschiedt langs de Mark en de Boutensteinsche Vliet en
verder door de Boutensteinsche sluis te Rumpt op de Linge.
Telkens als de waterstand op de Linge hooger is dan die van het binnenwater,
sluit zich de Boutensteinsche sluis en dan kan het water in den Dorpspolder
Waardenburg niet meer op de Linge gelost worden. Volgens een besluit van den
Dijkstoel van Tielerwaard d.d. 17 April 1920, No. 422 is vastgesteld, dat zoodra
de Boutensteinsche sluis gesloten is, de daarop afwaterende Dorpspolders hun
sluizen, duikers of heulen, die het water op de Boutvliet brengen, zullen sluiten.
Het Polderbestuur van Waardenburg geeft aan de betrokken Besturen kennis
van de sluiting der genoemde sluis, maar ze voldoen niet aan het besluit. Het
gevolg is, dat de Dorpspolder Waardenburg getroffen wordt door de groote
watermassa van genoemde Dorpspolders, waarbij komt het kwelwater van de
rivier de Waal bij hoogen waterstand. De toestand is dan ook allertreurigst,
welke alleen te verbeteren zou zijn door een voldoende verbetering van de afwatering der Linge.

A G A

er

ten

In verband met de beantwoording van vraag I V merken wij alhier op dat


0.80 M . + A . P . aan
*e Enspijksche uitwa- zooals terloops gezegd onze dorpspolder met andere polders zijn water vrij
loost op de Linge, dat wanneer nu tengevolge van te hooge Lingestand de
^tingssluis en Bouuitwateringssluis van den Boutenstein zich sluit en daardoor de waterafvoer op de
>8teinsche sluis,
Linge wordt stop gezet zoodat onze dorpspolder zijn overtollig kwelwater, dat
alsdan nog van de rivier de Waal binnenkomt, niet meer kwijt kan deze daardoor
dubbel wordt getroffen doordat hooger gelegen polders alsdan doorgaan hun
kwelwater vrijelijk af te voeren. Op welk feit wij beleefd uwe welwillende aandacht
vestigen, daarbij tevens ons verlangen uitsprekende dat eene spoedige verlaging
van het bestaande Lingepeil zeer door u zal worden bevorderd.

le

-80 Jf. - f A . P .

stand gewenscht.

?'

Als boven.

A L G E M E E N E

et

te hooge Lingesnd is voldoende


de loozing.

3L ) Alleen bij buitengewoon hoogen Waalstand.


1

0 o r

Kwel uit de Waal en


hooge Lingestanden.

^J

t e

let

Betere waterafvoer dan tot nu toe van groot belang, doch te hooge stand komt
alleen voor bij zeer hoogen Lingestand.

boven 1.40 M .
A..P,

D 1

-De waterafvoer hangt geheel af van den Waalstand, die de Lingestand hier
vrijwel regelt.

Drumpt ...

ja

16

afwisselend.
October
en November.

laa

Te hooge Lingestanden
benevens kwelwater uit d j
Waal.
e

Regenval en ondiepte va"


de Linge.

gste.

d^T?^"
^^*
Enspij^gcae uitwagssluis.
a

erm

Wenschelijk dat Lingepeil zoo spoedig mogelijk verlaagd wordt.

165

164
=

I
W

N A A M

if j
r

Dorpspolder Tiel

<:

Wadenoyen

1
H . A . soort-); H . A . s o o r t ' )

neen

ja

40

'

' *

100
50

w
b

'

. ,
v a n te h o o g e n

,
m

7"

IV

.,

:
Oppervlakte waar
III
schade geleden w o r d t
! l e door
2e z o n d e r
onder water i onder water

I tekomen
j tekomen !
II

* s t gewenschte
,,
Lingestand
or fj

A L G E M E E N E

O P M E R K I N G E N .

Vr

,
waterstand

IX

M <

landerijen.

T i e l s c h e p o l d e r k a n d o o r z i j n l i g g i n g geregeld o p de L i n g e l o o z e n , zelfs b i j
hoogste r i v i e r s t a n d e n , o m d a t k w e l n i e t v a n beteekenis is en G e m e e n t e T i e l b i j
hoo<"en r i v i e r s t a n d geen w a t e r i n d e n p o l d e r k a n l o o z e n , d a a r de s l u i s i n d e n
W a a l b a n d i j k d a n gesloten m o e t b l i j v e n .

J y,
T e hooge L i n g e s t a n d e n .
^ M . -|_ N . A . P . a a n
j te w e i n i g s t r o o m a f v o e r v a n
j . " ' t i a a t s l u i s i n de
de L i n g e wegens k r o n k e l i g e
geloop, onvoldoende diepte e |
r e g l e m e n t a i r e t i j d e n voor
h e t v e g e n en s c h o o n e n det I
Linge.
j
K w e l u i t de W a a l .
1 k
bij u i t D e 200 H . A . , h e t B l o k j
+ A . P . a a n de
z o n d e r i n g d e V o e t a k k e r " z i j n zee"
t n ] ' l te G e l d e r bij grool a a g gelegen en de m o l e n
n.
t e n regen
s t a a t o p een v r i j h o o g p u n t
val;
v a n d e n p o l d e r . B i j hoogen
m e e s t a l i n L i n g e s t a n d r a a k t de m o l e n
't najaar
uit gemaal,
bij hoogen
rivierstand.
Maart,
April.

Geldermalsen

ja

200

8 c

l a a

! l

A l s d o o r ' t a a n b r e n g e n v a n een m a c h i n e i n h e t B l o k d e V o e t a k k e r " gelost


k o n w o r d e n o p de M a r k t , z o u de geheele t o e s t a n d opgelost z i j n .

8 e

Meteren ...

neen

| B i j hoogen L i n g e s t a n d en
| stil weer
k a n de
molen niet
werken.

Deil

ja

80
20

w
d

j 200

b
en
w

J October,
T e hooge L i n g e s t a n d e n N o v e m b e r B i j een l a g e n L i n g e s t a n d
j December
heeft de p o l d e r D e i l n i m m e r
I Januari
l a s t v a n te v e e l w a t e r ,
en F e b r u a r i en i n
de o v e r i g e
maanden
bij groot e n regenval,
j

Enspijk ...

ja

200

300

G e e n regel. I n
1924 i n
Januari,
Februari,
Augustus
en S e p tember

O n v o l d o e n d e b e m a l i n g f'
wegens e n k e l w i n d m o l e n K w e l v a n de B o u t e n s t e i n sche w e t e r i n g en M a r k .
Hooge Lingestand.

*L -f- A . P .

I
Sn

Rumpt

...

ja

142

99

n a j a a r en
i winter.

H o o g e L i n g e s t a n d tengeS ^ w ^ ^ loozing.
v o l g e v a n k w e l u i t W a a l en
s
'cht Lingepeil;
R i j n ; regenval, k w e l uit
A . p 1 . 0 0 M. +
Boutensteinsche vliet.
-85
i,
'a w i n t e r s
- + A.P.
1

fl

Vi

Gellicum...

Polderdistrict

Culemborg

Buitenpolder Beesd

neen

J neen
...

ja

270

komtvoor
in
alle
jaargetijden.

200

Februari,
Maart,
April.

T e hooge L i n g e s t a n d .

+ A p
' "
~ '
^

T e hooge L i n g e s t a n d e n .

8 0

M o t o r s c h e p e n , s t o o m - en s l e e p b o o t e n b r e n g e n v o o r t d u r e n d de b e d d i n g der
L i n g e i n b e r o e r i n g , w a a r d o o r o o k de oevers steeds a f s l a a n .
O p v e l e p l a a t s e n is de o p s l a g b r e e d t e n i e t m e e r a a n w e z i g .
D e b r e e d t e der L i n g e is t o e n e m e n d e n de d i e p t e a f n e m e n d .
S c h e p e n m e t grootere a f m e t i n g e n d a n t o e g e l a t e n bij L i n g e r e g l e m e n t v a r e n
d i k w i j l s a a n d e n g r o n d , w a a r d o o r i n hooge m a t e de b e d d i n g i n b e r o e r i n g w o r d t
g e b r a c h t en de oevers b e s c h a d i g d d o o r de sleepende b o o t e n .

11

V r

*J

loozing.

B i j 1.80 M . +

N . A . P . u i t g e m a a l . G e w e n s c h t e L i n g e s t a n d 0.75 M . +

N.A.P.

167

166
I

TVT 4 A M
NAAM

II

Wordt
, ,
e r

s c h

d e

geled

Buitenpolder Rhenoy ...

ja

Oppervlakte waar
III
schade geleden wordt
[
In
onder water
onder water

j
welke
:
1
;
,
H . A . soort )! H . A . | soort ) maanden
l

30

zeer ongeregeld.

Acquoy ...

ja

70

de Geeren

neen

Alarinwaard ...

ja

150

35

voorjaar,
soms
herfst.

ja

78

422

b
en
w

zomermaanden.

Polder Asperen

moeilijk
op te
geven.

IX

IV
Me
gewenschte
Ling^nd
voor
vri
i
landeriien
,^
'
e s t

Oorzaak
_ ,
van te hoogen
,
waterstand

* ^
Te hooge Lingestand*"

! een

Te hooge Lingestand^'

Spijk

neen

neen

hangt af
van rivier
en van
't weer.

300

200

als regel
Te hooge Lingestanden^
's winters; te spaarzaam gebruik
in 1924 i het voorgemaal,
reeds i n
de herfst.

250

different.

Het lage veld aan de spoorlijn en op den Braadaal komt zelden onder water,
omdat polder bijna nooit uit gemaal is. Alleen als 't water over den dijk konit
raakt polder uit gemaal. Geen last van water bij Lingestand van 0.75 M . 4- N . A . P .

* .
.
loozing.
e

Bij 1.70 M . 4- polderpeil uit gemaal.

n toepassing.

Sstens 1 M 4-

Als er sprake is van schade door het water dan is dit een gevolg van den te
hoogen stand van het kanaal tusschen Vianen en Arkelschen Dam, tengevolge
waarvan de polders hun overtollig water niet kunnen loozen.
K a n bij hoogen stand van Merwedekanaal niet malen omdat de bemaling
op het Merwedekanaal via Linge zeer onvoldoende is.

Meestal omdat er
genoeg boezem is.

50

v a

ft

ja

Buitendijks aan de oevers der Linge zijn verscheidene perceelen griend- en


rietland die vrij geregeld schade lijden door te hoogen Lingestand. Als de Linge
vrij hoog is worden de bemalingskosten hooger.

Loozende op den Zederikboezem:

Lexmond ...

Bij 1.70 M . 4- N . A . P . uit gemaal. Gewenschte Lingestand 0.75 M . 4- N . A . P .

Oorzaken van nu en dan te hooge Lingestand zijn: le het gemaal van het
waterschap beantwoordt niet aan zijn doel, 2e het water van het Zederikkanaal
wordt in plaats van op de Lek op de Linge gemalen.

ja

Te geringe afvoer v a n '


Linge.

Lakerveld ...

-oozing.

j C

j neen

g-

Is wat bemaling betreft geheel afhankelijk van Culemborg. K a n bij wind


voldoende op peil gehouden worden. Geen last van kwel.

neen

Polder Achthoven...

l o o z i n

Te hooge Lingestano"*

Heukelum ......

Waterschap de Huibert

O P M E R K I N G E N .

,,

B. Z U I D - H O L L A N D .
Hoogheemraadschap van
de Vijfheerenlanden ...

A L G E M E E N E

j l o o z e n d e

Te hooge stand van l^i


rikkanaal en^Oude Zede*
1

Zou geen last hebben als er voor geregelde afmaling van het boezemwater
meer gemaal werd gegeven.

Hieronder zij ons vergund te wijzen op de onvoldoende ontwatering i n deze


streek, gebleken bij de laatste waterperioden, en vooral i n September j.1. E r moest
b.v. door de polders uitgemalen worden bij een stand van den Zederikboezem
klimmende van 1.20 tot 1.423 M . boven A . P . zoodat de opvoerhoogte toen hier
c a . 1.50M. bedroeg. Om dan te malen is er voor windmolens zeer krachtigen wind
noodig, en wanneer het daaraan niet ontbreekt moeten de maaltuigen toch dikwijls stilstaan omdat de boezem spoedig vol is. Veelal echter ontbreekt de noodige
wind en kan totaal niets gelost. Aangezien alsdan uitkomt dat polders die stoomkracht aanwenden zich zij het moeizaam nog zoowat redden, doch die
dezelve missen onder het overtollige water bedolven worden, ontstaat er een
slooping van molens die niet gering is en zullen, i n onze gemeente alleen, weeleen 4-tal verdwijnen en door stoombemaling vervangen worden. Is er dus enkele
maanden geleden ontzettende veel schade ontstaan door den hoogen boezemstand
boven vermeld, voor een zeer groot deel zou o.i. dit nadeel zijn voorkomen indien
genoemden boezem flink b.v. 70 a 80 centimeter ware afgemalen.
Ten zeerste hopen we dat het uwe geerde commissie gelukke om dit te bevorderen en mede te werken tot een betere afmaling van meergenoemden boezem,
welke voor de ontwatering van onze streek van overwegend groot belang is.
Onze polder wordt bemalen door 2 groote windmolens, die bij voldoenden
wind en niet te hoogen boezem den polder zeerwel op peil kunnen houden. Het toenemend aantal stoomgemalen brengt de molenpolders echter m steeds moeilijker
positie. Hooge waterstand binnen gaat veelal gepaard met hoogen kanaalstand.
De machines pompen het weinige gemaal dan vol en de molens die op wind
moeten wachten, komen dan dikwijls te laat. Beter voorgemaal zou voor onze
polder dus een belangrijke verbetering zijn.
Meer rationeel schijnt ons toe, wanneer het stoomgemaal bij Ameide van zoodanige prestatie was (en die prestatie dan ook benut werd!) dat onze polder en
ook anderen op de Lek konden loozen. Daardoor werd ook de Linge ontlast, wat
weder aan tal van polders, die daarop aangewezen zijn, ten goede zou komen.

169

168
^ r
I I

II

Wordt
N A A M

s c

er
hade

\
^ e r
e

gelsd

Polder

Oppervlakte waar
schade geleden w o r d t
,
T~~
~\

J
d


water

H . A .

Quakernaak...

geen

antwoord

Polders

Neder-Heicop

neen

In

j
*

Oorzaak

e e

van

te

9 t
T

gewenschte

Lingestand
voor

hoogen

komen

vrij

H . A . | soort')

Middelkoop...

te

soort )

en

2 e

I X

IV

onder water

te k o m e n

IIT

O P M E R K I N G E N .

^Janderijen.

waterstand

A L G E M E E N E

loozende

j
ingezonden.

H e b b e n wel

eens last v a n hooge s t a n d e n

op

den Zederikboezem voor de

be-

maling.

Neder-Boeicop
Hooge

Polders Over-Heicop
en O v e r - B o e i c o p

zeer

Lingestand geen bezwaar.

B e m a l i n g v a n Z e d e r i k k a n a a l op de L i n g e is

onvoldoende.

Wanneer

de

daar

geplaatste

machine

aan den Arkelschen D a m meermalen in

werking w e r d gesteld o m het peil v a n het Z e d e r i k k a n a a l lager te krijgen, z o u d e n


onze P o l d e r s zeer gebaat zijn, o m d a t
stop gezet m o e t w o r d e n , d a a r het

het

weten, d a t deze overeenkomst


om
Polders

onder

Everdin

ja

200

150

wintermaanden

H o o g e L i n g e s t a n d , on ]
doende bemaling M e r w ^

soms

kanaal,

i Maart

en

L e k , groote

deze l e e m t e te

gebeurt

dat onze

peil

machine

is.

L i n g e s t a n d , m a a r d a a r wij u i t goede b r o n

n o g op een o u d contract destijds g e m a a k t ,

berust,

voorzien.

kwelwater

in

meermalen

Zederikkanaal aan het

Deze kwestie zit niet i n d e n hoogen

van

regenval.

April.
Hagestein
"

Polder

ja

"

130

Augustus
enz.

Vianen...

Autena
Bolgerijen

neen

neen

ja

400

Geen.

Geen.

100

December

T e hoog

Zederikpefl-

Zeer

gewenscht

zou

zijn het

Zederikpeil

0.40

M . te

verlagen.

Hooge

Lingestanden j

tot en m e t

onvoldoende

Maart

den

Polder beschikt

rische

bemaling

over voldoende

watergangen

en heeft

een uitstekende

moto-

bemaling.

Zederikboezem.

soms
April.
Loozende
op de Linge.
Polder Hoogeind en

neen

Heeft

een

uitstekende

bemaling.

Schaaijk
Bruinsdel

en

ja

*)

374

j meest

Hoogleerbroek

Hoog- of Klein

'
neen

neen

T e hooge

Lingestand'

en

Vereenigde

polders

Bij Lingestand boven

Ingevuld

alle

2.50

landerijen

M . -j-,

oppervlakte

(oppervlakte

bedraagt

niet

opgegeven.

374

H.A.)

polders

Nieuwland

Oosterwijk
Gecombineerde

winters.

Leerbroek

April tot
November

Niet
aan

voldoende

sp*

Steenenhoek.

1 M . +

A.P.

Buitendijks
land

dat

Het
Ke-

dichem met Oosterwijk

tusschen

schade

noorder

lijdt v a n

Lingedijk en

den hoogen

de

polder

een

stuk

B e s t u u r v a n d e n polder K . m . O . w e n s c h t n a a r aanleiding v a n de gestelde

v r a g e n o p te m e r k e n , d a t d i t w a t e r s c h a p

L i n g e heeft

Lingestand.

binnenteen

op

den

binnenberm v a n

g r o n d e n , die rechtstreeks
buiten

i n 't Z u i d e n b e g r e n s d w o r d t d o o r

den Noorder Lingedijk. D e

den

buitendijksche

schade lijden v a n te h o o g e n L i n g e s t a n d , v a l l e n d a a r o m

deze beschouwing.

D e polder K . m . O . die een o p p e r v l a k t e v a n 902.5110 H . A . heeft, lijdt i n zijn


geheel v a a k aanmerkelijke schade, d o o r d a t het invloeiende kwelwater m o e t worden,

| I

u i t g e m a l e n , z o o w e l v o o r d e n e i g e n als v o o r d e bij d e b e m a l i n g a a n g e s l o t e n p o l d e r s
H o o g o f K l e i n O o s t e r w i j k e n R i e t v e l d , d i e o o k d e n N o o r d e r L i n g e d i j k : tot z u i d grens h e b b e n . D e l e n g t e v a n d i e n d i j k is 1 V

u u r gaans. H i j laat vooral.bij de O u d e

W i e l , w a a r n o c h t e n n o o r d e n , n o c h t e n z u i d e n v o o r l a n d is, v e e l k w e l w a t e r d o o r ,
d a t a a n eenige t u i n t j e s , die s a m e n n i e t grooter d a n Va H . A . zijn, d o o r gedeeltelijke
overstrooming

nog

al schade

toebrengt.

D i e tuintjes

i n de O u d e W i e l zijn

door

d e S l i n g e r k a d e a f g e s c h e i d e n e n w a t e r e n o p d e n p o l d e r a f d o o r e e n s l u i s j e , d a t t>ij
hoogen
vol

L i n g e s t a n d gesloten blijft, d a a r de W i e l

zou

zijn,

als

voordat

zij

afstroomde.

t o c h i n enkele u r e n weer
.

even

D e k w e l k o m t meestal slechts v o o r i n de m a a n d e n J a n u a r i , f e b r u a r i en m a a r t .
De

oorzaak v a n

den

te

hoogen

waterstand

ligt i n den

langen

weg,

dien

bet

overtollige water v a n Opper- en Neder-Betuwe, Vijf-Heerenlanden en Tielerwaard


d o o r de v a a k

t e smalle

uitwateringssluis

te

b e d d i n g der L i n g e heeft

Hardinxveld,

die bij h o o g e n

af te leggen n a a r de te
stand

van

t buitenwater

nauwe
met

g e o p e n d k a n w o r d e n . D e c a p a c i t e i t v a n 't g e m a a l a l d a a r is o n v o l d o e n d e , o m z o o
massa

i
Polder

Rietveld

ja

water

Ongeveer

schade

spoedig

uit

te

malen.

4 a 5 H . A . a a n d e n b i n n e n k a n t v a n d e n dijk gelegen g r o n d e n lijden

bij o n g e w o o n h o o g e n

Lingestand, door

kwelwater.

171

170

BIJLAGE V I I .

OVERZICHT D E R ANTWOORDEN

II
Wordt
worui

scnaae

NAAM

d p n
d e n

A. GELDERLAND.
Gemeente Gendt

Oppervlakte waar
III
schade geleden wordt

"
T
1
In
zonder
'_ .
welke
te5 komen
1
,
,
~
maanden
H.A. jsoort ) H.A. soort )

0 n dl ee
t g

d W
o ao tr C T

O N2DeE

waterstand

___

Oorzaak

"
"

"

Bemmel

gering

Huissen
E l s t

Valburg

neen
j
a

ja

20

Heteren ......

ja

|
j

30

1000

natte zomers m
het weiseizoen.

Opgegeven was dat in 297 H.A. in den Buitenpolder de Gentsche Waarden",


door overstrooming bij hoogen Waalstand schade wordt geleden. Behoort niet
tot stroomgebied van de Linge.

Te veel regen, waardj t e l b a r e stand.


de Lmge het water "
spoedig genoeg kan af*
ren.

w I voor- en
en / najaar
b

57
50

w
h

meestal in
voor- en
najaar.

95
*

wintermaanden |
December,
t/m Mrt I
door
kwel. Verder Juni
t/m half
Augustus
door
storttegens.

ALGEMEENE OPMERKINGEN.

u o r
0 o r

<

~~~ . . , j 7.3o . ~
. .
Onvoldoende inruM
t 7.50 M +
der waterleiding, ontbre*
van bemaling, kwel
Waal en Rijn.
f

t
l

Kwel van de Waal.

'

l 0

& + A.P.

Polder Driel: kwel uit *;


aan de peilRijn; verder lossen
Muskushouw
gronden hun water af d p -, ' M. -|- aan de
de Koeweische Zeeg, uit'' ^ ' a a l bij de HempendopdeElderzeeg,^
e brug.
laatste ook het water
een groot gedeelte van
dorpspolder Elden g*
vanaf Huissen moet loO
als al dit water van dien H
der is gepasseerd, kan '
dat van dit deel van def
der Driel wegvloeien! j
gronden van den poldef
den zijn hooger dan die 1
dit gedeelte van den p<_j
Driel, waarmede polder'' ,
ters van den polder
bij wie de Elderzeeg iJ
derhoud is, veel te W*|
rekenen, zoodat de l
sloot doorgaans van ,
gronden van den p<>
Driel op 7 a V a M. te
peil staat. Veel zoude
volgens poldermeesters
Driel nog baten, indie"
Zeeg, die 3 X per j aar ^
schoongemaakt, 4 a
jaarlijks werd gereinigd|.
onkruid, gelijk zij met
watergangen de gewO
hebben.
Polder Randwijk: *.
,uit den Rijn. De wate*
singen reiken gedeelf'
niet ver genoeg tot aai'
dijk, deels worden ze '
betreft hier waterlossins
die slechts greppels 1
door de aangrenzende
erfden telkens weder te
dichtgeworpen, vooral
woningen.
5 0

Scll

S c h

hu

i)

WATERBEZWAAR.

l e e s

"

OMTRENT

[X

!(.,
t gewenschte
d ,
v 'linvrij t, loozende
landerijen.

van te hoogen

w a t e r

IV

o m e n

VAN ^ G E M E E S T E R S

b =^bouwland, w = weiland, g =; grasland, d = diverse landerijen.

173

172
| I

j II

Wordt
worui.

Oppervlakte waar
schade g e l e d e n w o r d t

;
_

_[

tt..

In

Oorzaak

ja

29

Dodewaard...

Kesteren

ja

25

75

...

s t
T

v a n te hoogen

rtl

...

i e e

gewenschte

Lingestand

^LlT

j H . A . Isoort') H . A . |soo )
Gemeente H e m m e n

II X
A

IV

2e z o n d e r

o o r

scde

N A A M

I III

verschillend
hangt af
van
rivier en
regen.
niet a a n
te geven.

waterstand

A L G E M E E N E

O P M E R K I N G E N .

^
j|

landerijen^

K w e l v a n W a a l e n S
m e t m e t v l u g genoeg *
v o e r e n v a n h e t LingewB'
bij hoogen stand,
1

D e waterlossing v a n de L i n g e is niet altijd voldoende, landerijen hebben meer


last v a n te veel d a n v a n te w e i n i g water, v o o r a l v e e l schade a a n v r u c h t b o o m e n .
G o e d o n d e r h o u d e n geregeld s c h o o n h o u d e n d e r L i n g e i s h o o f d f a c t o r
goede a f w a t e r i n g . D e l a s t v a n t e v e e l w a t e r w o r d t d a a r d o o r o p g e h e v e n .

meest
Veel regenval en i t j
s w i n t e r s , i n v l o e d van den s t a n d ^
schade
het b u i t e n w a t e r van R i j
dan
ge- W a a l .
ring.
In
den z o mer b i j
veel regen.

voor

Lienden

ja

100

30

w ,
en
b

wintermaanden,

T e hooge L i n g e s t a n J
e n met a f d o e n d e n re
m a t i g w e r k e n aan de
richtingen
t o t afvoer.

Echteld

ja

125

meest
Mei
Juni; zeiden i n
andere
maanden,

T e lange perioden j
hevigen regenval en " j
wel k w e l u i t d e W a a l . ^ .
w o o n l i j k hooge s t a n d jj
k o r t e n duur, u i t e r l i j k
dagen.
J
L i n g e n a aanhouden?
r e g e n geheel vol e n kan d ,
h a l v e n i e t g a u w genoeg
Steenenhoek loozen.

Mantik

weinig

50

"

' + i n de L i n g e .

mogelijk peil
n Geldermalsen
enscht.

u e
e e t

e w

Dei l i g g i n g

I
i

niet
vrij
geregeld.

ja

40

130

weideseizoen.

27

67

W e r d de L i n g e o p behoorlijke diepte gebracht e n gehouden, hier en daar w a t


v e r b r e e d , a l s m e d e d e b o o r d e n o p g e h o o g d , d a n z o u een a a n m e r k e l i j k e v e r b e t e r i n g
worden verkregen.
M . i . heeft d e s c h e e p v a a r t , d i e t a m e l i j k d r u k is v a n a f G e l d e r m a l s e n t o t G o r i n c h e m
g r o o t b e l a n g b i j een H i n k e n w a t e r s t a n d v a n d e L i n g e , w a t i n h e t n a d e e l i s v o o r d e
p o l d e r s v a n N e d e r - e n O v e r - B e t u w e z o o d r a z i c h een p e r i o d e v a n h e v i g e n r e g e n v a l
voordoet.

B i j voldoend en o p tijd schoonhouden der watergangen e n slooten k a n i n d e n


r e g e l v o o r k o m e n w o r d e n d a t , b e h o u d e n s d e 50 l a a g gelegen H . A . geen l a n d e r i j e n
i n d e gemeente s c h a d e l i j d e n v a n t e h o o g e n w a t e r s t a n d .

benedenA

peil der overige lande"


Tiel

D e t o e s t a n d k a n n i e t b l i j v e n z o o a l s deze t h a n s i s . D e eenige o p l o s s i n g i s , d a t
er v a n b o v e n a f i n g e g r e p e n w o r d t e n d a t d e w e r k z a a m h e d e n , d i e v a n d e p o l d e r besturen verwacht worden o o k t e n volle worden uitgevoerd.

D e ' o n d e r v i n d i n g heeft geleerd, d a t o p zeer o n r e g e l m a t i g v o o r k o m e n d e t i j d s t i p p e n , d e L i n g e eene h o o g t e b e r e i k t , d i e d e u i t l o o z i n g d e r T i e l s c h e w a t e r g a n g e n


zeer b e m o e i l i j k t .
G e b e u r t d i t t u s s c h e n F e b r u a r i e n N o v e m b e r e n stijgt h e t w a t e r a a n d e p e i l s c h a a l n a b i j d e G r o o t e B r u g t o t 4 M . o f h o o g e r , d a n geeft d i t i n h e t a l g e m e e n a a n
alle l a n d e n , e n n a t u u r l i j k h e t m e e s t a a n d e l a a g gelegene, s c h a d e .
D e z e perceelen zijn de i n vroegere tijden uitgegraven strooken langs d e n voet
v a n d e n W a a l d i j k , d e l a a g gelegen w e i d e n l a n g s d e oevers v a n d e D o o d e L i n g e
e n v e r d e r e n k e l e h o o f d z a k e l i j k v o o r steenfabricage u i t g e g r a v e n p e r c e e l e n w a a r
niet veel a a n te verhelpen valt.
A a n g e z i e n de polders T i e l en Z a n d w i j k ook v e e l water a f moeten voeren u i t
hooger gelegen p o l d e r s e n deze h o e v e e l h e i d w a t e r b i j h o o g e n r i v i e r s t a n d , n o g
a a n z i e n l i j k g r o o t e r w o r d t d o o r d e k w e l , v a l t h e t zeer t e b e t w i j f e l e n , o f d e weteringen wel voldoende capaciteit bezitten en voldoende worden onderhouden o m
aan h u n doel te beantwoorden.

t i '^5 M ,
N i e t v o l d o e n d e wet*
+
van g e m a a l t e bteenennf
niet behoorlijk g e z u i g
z i j n van o n k r u i d i n j
L i n g e , het a a n w e z i g n
van b u l t e n o f d a m m e n
het s t r o o m g e b i e d der L i ' , A i-25 M
,
Februari,
P o l d e r B u r e n e n E n e n " ir ' + te G e l Maart.
t e hooge L i n g e s t a n d
k w e l van W a a l e n L e k .
P o l d e r A c h t e r den H j
alleen bij zeer hoogen swj
van de L i n g e komt bij
gedeelte der l a n d e r i j e n
schade voor, bij langdurW,
regen v a l t het binnenW
i door den h o o g e n L i n g e s t ^
2

Zoelen

"
en
b

al

P o l d e r A s c h : bij b u i t e n g e w o n e n e n z w a r e n r e g e n k o m t h e t e n k e l v o o r d a t v o o r
k o r t e n t i j d v o o r d e n geheelen p o l d e r t e v e e l w a t e r i s , o m d a n s p o e d i g t e k u n n e n
lossen i s e e n l a g e w a t e r s t a n d v a n d e L i n g e g e w e n s c h t .
D o o r een hoogen stand v a n de L i n g e w o r d t h e t grondwater v a n de plaats
B u r e n t e n zeerste v e r o n t r e i n i g d . I n 1914, b i j d e i n u n d a t i e , k w a m i n h e t n a j a a r
de b e s m e t t e l i j k e z i e k t e t y p h u s " i n dergelijke m a t e v o o r , d a t d e e p i d e m i s c h e
v e r s c h i j n i n g w e r d u i t g e s p r o k e n . V e r s c h i l l e n d e o n d e r z o e k e n n a a r deze v e r s c h i j n i n g
w e r d e n i n g e s t e l d e n eveneens v a n u i t d e gemeente-secretarie. B i j d i t l a a t s t e
o n d e r z o e k , w a a r b i j w e r d e n v e r w e r k t i n een s t a a t e n een t e e k e n i n g , a l l e a a n g e g e v e n
g e v a l l e n v a n d e l a a t s t e 25 j a a r , k w a m v a s t t e s t a a n , d a t d e z i e k t e i n twee b a n e n

175

174
I I

II

Oppervlakte waar
schade

w-dt
N A A M

s c

Gemeente

hade
geleden
e

geleden

i III

^r\

I Um

In

onder water I onder water

'
rT A
u i TT A I
i\
H . A . soort ) H . A . j soort )!
k

IX

IV

wordt

0oKaak

van

te

Me

tLStf

^
waterstand

niet
g

of

kan
w

voldoende

niet
.
d

spoed
oj

door

de

plaats

Buren

voorkwam, met

enkele

sporadische

gevallen

buiten

banen.

bemaling

O P M E R K I N G E N .

hozende
landerijen.

I
JL

Buren

A L G E M E E N E

hoogen

maanden

tte

*j

Bij

n w i n d m o l e n te B u u r r o *

onbruikbaar

sen.

deze

n a g a a n v a n de w o n i n g e n v a n deze b a n e n , w e r d i n 1914,

aangetroen

zijn v a n vele drinkwatervoorzieningen. A a n g e n o m e n

mag

het

worden,

zulks het gevolg was v a n den hoogen Lingestand, want ook kelders, welke n i m m e r
water

kenden,

Door

stijging

werden

de

waren
van

met
het

onreinheden

waterlagen

water.
grondwater,

van

den

tengevolge

bodem

van

opgevoerd

der drinkwatervoorziening, waardoor de

den

en

hoogen

Lingestand,

vermengden

zich in

drinkwatervoorziening

de
van

de plaats B u r e n i n ernstige m a t e i n gevaar w e r d en w o r d t gebracht en h e t v o o r k o m e n


van

Beusichem ...

ja

148

935

"

Februari

en

tot

met Mei.

en

Onvoldoende

inricbj

W s t mogelijke

v a n de Bisschopsgraat
de

wa-

kwel

van

s t

de

z i e k t e t y p h u s " i n 1914 h i e r a a n n i e t v r e e m d z a l z i j n geweest.

g e m e e n t e C u l e m b o r g is v e r p l i c h t h e t a f v o e r k a n a a l g e n a a m d D e B i s s c h o p s -

graaf" vanaf d e Nieuwe

* and.

bemalingsinstallatie

Nust";

de besmettelijke

De

lA

Brug",

in den straatweg

diepte te h o u d e n en

k a n a a l s c h o o n te h o u d e n v a n z o m e r w a t e r p l a n t e n .

Deze verplichting wordt

door

p u n t 2 niet voldoende

nage-

groote a a n v o e r v a n een t

C u l e m b o r g , w a t p u n t 1 betreft

deelte v a n

k o m e n . V e r d e r is h e t een m i s s t a n d , d a t v o o r n o e m d e

legen

den

polder

h o o g e r t,

Culemborg-Geldermalsen",

t o t h e t electrisch g e m a a l ;,de N u s t " o p v o l d o e n d e


niet, en betreffende

Bisschopsgraaf"

v a a r w a t e r m o e t dienen; als een o f a n d e r boertje b . v . een schuitje

CulemboW

genoemd

nog

voeren v a n a f de L i n g e n a a r zijn bedrijf, m o e t de schutsluis a a n de N u s t "

Redichem

en

w o r d e n o m het afvoerkanaal o p vaarwaterpeil te brengen. H e t plaatsen v a n

het

spuien

der

ten

d o o r C u l e m b o r g op

e e

Landwee^

Meer",

waardoor

ter

de

van

gemaal,

stadsgra^

Middel

afvoering

van

het

water

onder

der

te

laag

gelegen landerijen:

deze gemeente op

de

Meer",

gesloten
een

Hooge,

lijkt mij

zr

gewenscht.

het

L e k i n het

wateringskanaal d e M e
en B i s s c h o p s g r a a f "

ter

en L a g e V u u r k o o p "

voor

pulp wil ver-

genaamd: H o n t , H a m , G j

wo'

gebracht.

Culemborg ...

neen

Buurmalsen...

ja

130

's w i n t e r s ;

'

Hooge

Lingestanden.

schade
w o r d t geleden

bij

hoogen
stand
's z o m e r s .

620

355

"

ongere-

T e hooge LingestandeH'

vrije

Bij

loozing.

beter o n d e r h o u d der watergangen

n e n zijn.
D e L i n g e w o r d t slecht

gelde
tijden.

Bij
hoog

geveegd

beter scheepvaartverkeer
peil zou

zeer

en

door de polderbesturen z o u veel

heeft B e e s d weinig belang, het instellen v a n

nadeelig zijn, niet

alleen v o o r de l a n d e n buitendijks

m a a r evenzeer v o o r de polderbesturen, die terwille v a n enkele groote


meerdere

nnhemertl
Ophemert| ...

ia
ja

1426

Januari,
Februari,

K w e l u i t W a a l en te b o j
Lingestanden.
Bij
ho|

Maart,

standen zijn de w a t e r l e f

April, No-

gen

v e m b e r en

somtijds

niet

?
>

boven
A.P.

1.40

M .

noeg.

December.
Wadenoyen
J

...

ja

56

100
50

w
b

October
November

Gedeeltelijk regenvalj
gedeeltehjk
ondiepte
1

Maart,

de

April.

Lingestand.

Linge of

wel

de

Te

weinig

-*0 M .

s t r o o m a f v o e r v a n d e l&k
wegens

kronkelingen

Linge.
Varik
"

alleen
bij zeer
hoogen
Waalstand.

Veel

regenval

Waalstand.

en

b<>

L^J gemaal.
l o

^ >

\
s

Op

deze

Hetx

de

voldoende

mdlen
g

i s

zouden

een

gelegen,

industrien

krijgen.

B e t e r e w a t e r a f v o e r d a n t o t n u t o e is v o o r de p o l d e r s O p h e m e r t e n Z e n n e w i j n e n
van

ruim

bemalingskosten

gewon-

onderhouden.

groot

belang.

177

176
I

N A A M

II

Wordt
worui
hade

s c

ele
d

Gemeente E s t en O p i j n e n

Oppervlakte waar
i III
schade geleden w o r d t
1J

A
In
2e z o n d e r
T
_
!
welke
e

\,
!

Oorzaak

s t gewenschte
Lingestand
.voor

l v l e e

floor

o n d e

H . A . soort')

ja

IX

IV

40

V r i

H.A. |sr^)j

120

v a n te h o o g e n

| w

waterstand

Maart|
April. Bij i
hoogen
!
WaalI
standen
j
v e e l regen-;
valin
I
Juni
Augustus. |
Verder i n |
November

A L G E M E E N E

O P M E R K I N G E N .

loozende

landerijen.

M e e s t a l te h o o g e Ling f e

stand. D e wetering komen
^ ' v a n de L m g e te
v a n Heesselt (gem. V a r *
^ " m a l s e n aan de
d i e v e r d e r M a r k e n B o u t e t ' j K (rijvoetbrug)
steinsche V l i e t heet, W
^
boven A . P .
d a n i n R u m p t niet v r i j
^ > d a n z i j n eigede L i n g e lossen en moet
y a n de l a n d e l a g e r e n s t a n d w a c h t e n o*J j
b i n n e n d i j k s ged a t d a a r geen b e m a l i n g "j ; P n d o o r v r i j e l o s O p deze w e t e r i n g m o e t b
]_,
bovengenoemde
d e e l va
h e p e n op de L i n d e n E s t s c h e n p o l d e r loozf"; l i n n e n d a n 1.90 M .
d o c h s t a n d v a n die w e t e r v j J . 8 a n g h e b b e n o m i s d a n ook zoo hoog, d a t & J e n e d e n h e t b e g i n
sluis w a a r d o o r het wat
P e i l s c h a a l te G e l v a n den Estschen pold
a l s e n i n de L i n g e
k o m t gesloten m o e t word^
8 1 Meter water
o m d a t h e t w a t e r in inplaa';
, z o o d a t alle schev a n u i t l o o p t e n m e n d * j _ > die de Z u i d w i l ook daar o p l a g e r e n s t a n d v
v a a r t k u n n e n be[ de w e t e r i n g m o e t wachtel"'
en alle d a a r o p k u n j V o o r a l b i j h o o g e n Wa ' j
o m e n , omdat de
: s t a n d (6 a 7 M e t e r te K " ' i
Willemsvaart ook
l e n ) v o e r t de w e t e r i n g v
*<* 1.90 M . d i e p H e e s s e l t z o o v e e l k w e l w a f ^ " g heeft.
Stoomm e d e d a t ze n i e t s m e e r k ^ I < J j
n zeilschepen,
b e v a t t e n e n m o e t d u s eer? j . t o t n u toe o p d e
alle water weg v r "
ge v a r e n k u n n e n
Estsche polder k a n l o o z ^ ^ "lijven.
D e geheele W e t e r i n g m
,j derde v o o r d e e l i s ,
! M a r k , Boutensteinsche
^
alle L i n g e - u i t e r V l i e t z o u d e n g r o o t e r dwa>| s c ) ^ . eveneens geen
p r o f i e l m o e t e n h e b b e n o"
lijden v a n den
m e e r te k u n n e n bevatte* w
Lingestand
d o c h w a t geeft h e t als <> Q *
nu toe ook zeer
l o s s i n g o p de L i n g e er m f ^ n l i j k is te achten,
is o m d a t de B o u t e n s t e i n s c * _. a l i n d e n z o m e r V l i e t o o k i n l o o p t als
4 J j i n de m a a n d e n
sluizen bij hoogen Lingesta" t w j . ' al k o m t n a o p e n b l e v e n e n d u s geslot .
- een a c h t e r l a moeten worden. H e t kv#. ,
w a t slib op
w a t e r is n i e t te k e e r e n . ,,,
editzijde.
z o u m e n l a n g s de WaafcW
ken overal kwelkaden l *
g e n , zelfs d a n k w a m
water verder binnenwaar^
d o o r de aders o m d a t het %
heele
binnendijks
gel ,i,
terrein b e r u s t op h e t c a p '
laire vattenstelsel dat r
o v e r a l bij de hooge riv*|
s t a n d k a n w a a r n e m e n
d a t m e n overal in de slooi ^
g r o o t e e n k l e i n e aders
werking vindt.
,
W a t v o o r E s t g e l d t , gel'
i n nog sterker m a t e voor
p o l d e r s Neerijnen
en Wo"
denburg.
a

at

S c

a t

A l s gevolg v a n v r a a g I V en V z a l het dus n o o d i g zijn o m de L i n g e zooveel,


m o g e l i j k o p constant p e i l te h o u d e n onafhankelijk
van het Kanaal van Steenenhoek
( o m d a t b i j een L i n g e s t a n d t h a n s v a n 2.52 a a n d e s c h a a l te A r k e l d e s l u i z e n d e r
v e r b i n d i n g L i n g e - S t e e n e n h o e k g e s l o t e n m o e t e n w o r d e n ) d a t de L i n g e eene
aparte bemaling k r i j g t e n d u s afgesloten wordt v a n h e t S t e e n e n h o e k s c h e K a n a a l
b e h a l v e d o o r s l u i z e n v o o r s c h e e p v a a r t d o e l e i n d e n a a n te b r e n g e n . E r z a l d a n
eene e l e c t r i s c h e b e m a l i n g g e p l a a t s t m o e t e n w o r d e n a a n de s l u i s t e G o r i n c h e m
w a a r de L i n g e i n d e M e r w e d e l o o p t o f elders b i j n a d e r o n d e r z o e k v a s t t e s t e l l e n
d o c h a l t i j d d a t de L i n g e g e s c h e i d e n w o r d t .
D e groote kas, m e n spreekt v a n 177.000. der L i n g e u i t w a t e r i n g , k a n voorz o o v e r d e A l b l a s s e r w a a r d d a a r o v e r geen b e s c h i k k i n g heeft, d a a r v o o r b e s t e m d
w o r d e n , h e t o n t b r e k e n d e b e n o o d i g d e r e n t e e n a f l o s s i n g v a n e v e n t u e e l o p te
n e m e n k a p i t a a l k a n door de op de L i n g e loozende polders bundersgewijze als
lasten w o r d e n bijbetaald of op andere wijze benevens de exploitatiekosten v a n
de b e m a l i n g .
V o o r a f m o e t d e L i n g e w a t b e t r e f t h a r e b o d e m d i e p t e o v e r h a r e geheele l e n g t e ,
a l t h a n s v a n G e l d e r m a l s e n t o t G o r i n c h e m a a n een g r o n d i g o n d e r z o e k o n d e r w o r p e n w o r d e n en zoonoodig w o r d e n uitgebaggerd en zeker j a a r l i j k s over hare
geheele l e n g t e g e v e e g d w o r d e n .

ten e

e t

l e

, k

V a a

I J

Cr

Waardenburg

Geldermalsen

ja

80

Verwijst naar antwoorden ingezonden


v a n W a a r d e n b u r g en Neerijnen.
Ir

jj j
ei

zomermaanden,

Hoofdzakelijk het a t f j j
d o e n d e s p u i e n te Steene*
hoek.

i 4(
A . P . voor
4,p "Jen; 1.15 M . 4 '
industrie.
V

11' ^^Ser

l g
ld
a

v e

'

OctoberMaart en
bij v e e l
regen altijd.

S l e c h t e a f w a t e r i n g , tre n
r i g e t o e s t a n d v a n de wate ^
wegen i n polder D e i l .
1 H
D e i l en E n s p i j k glecM
! b e m a l i n g . R u m p t e n Gel*
; c u m h e b b e n een electrisc"

stand d a n t o t
e,
d a t veel
i
J geloosd k a n
2 0 0

V n

t c

door

de

Besturen

der

dorpspolders

G a a t geheel a c c o o r d m e t n o t a o m t r e n t v e r b e t e r i n g v a n d e L i n g e a l s scheepv a a r t w e g v a n het D e p a r t e m e n t v a n de Nederlandsche M a a t s c h a p p i j v a n N i j v e r h e i d e n H a n d e l , a f d e e l i n g G e l d e r m a l s e n d . d . 16 J a n u a r i 1925.


O v e r h e t a l g e m e e n is d e t o e s t a n d i n d e p o l d e r s bedroevend.
R u m p t en G e l l i c u m h e b b e n m a c h i n a l e b e m a l i n g , d i e echter z d u u r i s , w a t
b e t r e f t s t i c h t e n enz., d a t er z u l k e h o o g e l a s t e n z i j n , d a t v e e l l a n d w a a r d e l o o s
is g e w o r d e n . D e m a c h i n e is o o k v e e l te g r o o t . D e i l e n E n s p i j k h e b b e n w a t e r m o l e n s ,
d i e zeer d u u r i n o n d e r h o u d z i j n e n n i e t d o e l t r e f f e n d .
D e heele z a a k v a n d e o n t w a t e r i n g z o u m . i . o p g e l o s t k u n n e n w o r d e n w a n n e e r

178
I
W

II
o

III

^ k o n T
1

r Z a a k

IX

f gewenschte

ALGEMEENE

van te hoogen

^
1

I'

IV
I n

.
H.A. I soort )! H.A. jsoort )

d e n

'

Gemeente Deil

Oppervlakte waar
schade geleden wordt
le door
2e zonder

tlZT

sc^de
gele-

179

m a a n d e n

"

waterstand

rf

machine die op een ve


keerde plaats is gezet.
Verder slechte wat*'
lossing van de Linge
kwel van Waal en Bout '
stein.

de machine in Gellicum en Heilouw dienstbaar gemaakt werden aan de bemaling


van de polders Deil, Enspijk, Geldermalsen en de polders van den Buitentax,
die op den Boutenstein uitloozen. Een commissie hiervoor is werkzaam en zal de
Linge-Commissie goed doen zich met die Commissie in verbinding te stellen.
Anders werkt men in twee richtingen en komt er van de heele zaak niets.

Haaften

...

ja

280

410

Januari,
Regenval, hooge Linge- jj
Februari, Waalstand en in verba^
Augustus, daarmede kwel uit de W*
December

Herwijnen ...

ja

14

50

Januari
tot en met
April.

Vraag II. le de ho*'


Lingestanden.
J
Vraag II. 2e kwel uit
Waal en moeilijke bemal*
bij hoogen Waalstand.

OPMERKINGEN.

vrij loozende
landerijen.

V
ptceelen 1 M en voor
agstg legen'percee| len .50 M. onder
Maaiveld.
^gestand van 0.75
p + N.A.P. te AsJ, en zal hieraan volden.
0 o r

n o o g s t g e l e g e n

,,

Vuren

neen

B. ZUID-HOLLAND. \
Gemeente Leerdam ...

Asperen

neen
ja

78

1)

500

zomermaanden,

Heukelum ...

ja

38

2)

63

3)

voor- en
najaar.

Het overtollige water der polders Vuren, Dalem en Heukelum (gelegen in de


i gemeente Vuren) wordt door twee stoomgemalen op de Linge gebracht.
Bij een hoogen Lingestand zijn de bemalingskosten aanmerkelijk hooger dan
bij een lagen Lingestand, zoodat het voor de alhier gelegen polderlanden van
een grootfinantieelbelang is dat de Linge op een lagen stand wordt gehouden.

Het Kanaal van Steen'*


hoek beantwoordt niet
zijne bestemming.

Het Zederikkanaal mag niet loozen op de Linge, maar moet loozen op de Lek.
) Oevers en buitenlanden gelegen buiten den Ouden Zuider-Lingedijk.

le het water van het % . 8 5 jj _^


derikkanaal dat op de ^ ji
wordt gemalen moest op ,
Lek worden gemalen \
geen toch de bedoeling ' ,
2e beantwoordt het
tergemaal van het w"a*.,
schap van de Linge- " \
watering niet aan zijn d

) Uiterwaarden langs de Linge. ) Hoofdzakelijk de steenfabrieken met terrein,


alleen bij zeer hoogen stand schade, vernieling ongebakken steen.
2

,l

Kedichem ...

A r k e

Schoonrewoerd ,|

Everdingen...

ja

55 I d

900
d
geheele
polder
Kedichem
met Oosterwijk.

f|

30

neen

200

wintermaanden
soms ook
Maart,
April.

ja

soms
400

200
d
Geheele polder Rietveld.

Januari,
De vrije loozing door W, It. 1.10 M. 4- A.P.
April en
kanaal van Steenenhoe*
December, te gering omdat de sltH
in dat kanaal te nauw *h
Het bestaande gen-*J
aan dat kanaal heeft j
weinig capaciteit dat ,
feitelijk niets, althans
weinig, aan den waterst*
kan veranderen.
Al
Als boven.
Als boven.
^ boven.
s

Hooge Lingestand, ^
voldoende bemaling J
den Zederikboezem,
water van den Lekdip
groote regenval.

Hei- en Boeicop

neen

In het voorjaar wordt de waterstand op de Linge te hoog gehouden.


In het belang van een goede waterstand op de Linge zou iets kunnen worden
bereikt als het Kanaal van Steenenhoek een vier uur afstand verder benedenwaarts zou kunnen uitloozen.

Als boven.

De polders loozende op het Zederikkanaal ondervinden wel schade door groot


waterbezwaar, maar dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan onvoldoende bemaling van genoemd kanaal.

180
I
W

NAAM

Gemeente Leerbroek ...

! II Oppervlakte waar
j
schade geleden wordt
o

schade
! gele|

181

leloor"
o n d

W a t e r

tekomen

III

water

welke

Li/eTa^ "

r Z a a k

van te hoogen

"voor^
__

tekomen

j H.A. I soort) H.A. soort)

neen

IX

le^nder"
onde

IV
I

v r f j
m

waterstand

l o o z e

ALGEMEENE

OPMERKINGEN.

^^knderijen.

Nieuwland ...

neen

Meerkerk ...

neen

Lexmond ...

neen

Hagestein ...

ja

130

Augustus,
enz.

Te hooge stand van b '


Zederikkanaal.

Vianen

Onder deze gemeente ligt tusschen den Zouwendijk en de Oude Zederik een
strook Zouwenland, naar schatting groot 30 H.A. Door den hoogen waterstand
van het Zederikkanaal is in 1924 geen gelegenheid geweest om te oogsten, zoodat
al het grasgewas is te loor gegaan, waardoor de eigenaars of pachters belangrijke
schade hebben ondervonden.

Aanbeveling zoude het verdienen het peil van het Zederikkanaal 0.40 M.
lager te stellen.
Verwijst naar antwoord van Hoogheemraadschap de Vijf-Heerenlanden.

182

BIJLAGE V U L

TOELICHTING TOT D E PREQUENTIEKROMMEN G E T E E K E N D


OP D E B I J L A G E N 19-26.

Omtrent de frequenties der waterstanden zijn gegevens verzameld van de


volgende peilschalen:
Linge te Eist (Waalwetering).

Tiel (Groote Brug).

Geldermalsen.

Asperen (boven de sluis).

,, GorincheiBt {Steenenhoeksche kanaalsluis te Gorinchem).


Merwede te Steenenhoek, H.W. en L.W.
Waal te Nijmegen.
De frequentiekrommen zijn afzonderlijk opgemaakt voor de 4 wintermaanden
Januari, Februari, November en December, en voor de 8 overige maanden Maart
October, zomermaanden genoemd. Door samentelling van de beidefrequentiesvoor
zomer- en wintermaanden wordt de frequentie voor het geheele jaar verkregen.
Voor het opmaken van een frequentiekromme, waaruit voor eiken stand
kan worden nagegaan hoeveel dagen gemiddeld per jaar die stand wordt overschreden, geeft een 15 a 20-jarig tijdvak een voldoend nauwkeurige uitkomst.
Uitdrukkelijk zij er op gewezen, dat de getallen der frequentiekrommen het
gemiddeld aantal dagen per jaar aangeven, zoodat het aantal dagen het eene
jaar grooter en een ander jaar kleiner zal zijn.
De frequentiekrommen, geteekend op de bijlagen 1926, geven dus voor
elke peilschaal alleen een beeld van het gemiddeld verloop der waterstanden.
Om een volledig overzicht te verkrijgen van het aantal jaren waarin, in
een zeker tijdvak, een bepaalde stand wordt overschreden, zou een veel langer
tijdvak van omstreeks 30 a 40 jaar moeten worden bewerkt.
Met vrij groote zekerheid kan echter worden aangenomen dat een stand,
die volgens de frequentiekrommen gemiddeld 2 a 3 dagen per jaar wordt overschreden, in n periode in een driejarig tijdvak wordt bereikt; een stand die gemiddeld 5 dagen per jaar wordt overschreden, in n periode in een tweejarig
tijdvak wordt bereikt; een stand die gemiddeld 10 dagen per jaar wordt overschreden, in twee perioden in een driejarig tijdvak wordt bereikt en een stand die
gemiddeld 25 dagen per jaar wordt overschreden ook vrijwel elk jaar voorkomt.
Omtrent de gegevens, waaruit de frequentiekrommen zijn afgeleid, kan
het volgende worden opgemerkt.
ELST.
De waarnemingen aan de peilschaal te Eist zijn gestaakt op 31 December
1917.
Volgens aanteekening in oude registers zijn de waarnemingen van 1 October 1892 af aangegeven ten opzichte van N.A.P.
De op bijlage 19 geteekende frequentiekrommen zijn afgeleid uit de dage
lijksche waarnemingen gedurende het 15-jarig tijdvak 19031917.
TIEL (GROOTE BRUG).
De dagelijksche waarnemingen zijn gestaakt op 31 December 1917.
De peilschaal wijst aan ten opzichte van A.P., terwijl de correctie voor
N.A.P. niet bekend was. In 1924 is door den Dienst van den Provincialen Waterstaat een waterpassing uitgevoerd en werd een correctie gevonden ter herleiding
van A.P. tot N.A.P. van 10 c.M., zoodat voor herleiding tot N.A.P. alle
standen met 10 c.M. zijn verminderd.
De op bijlage 20 geteekende frequentiekrommen zijn afgeleid uit de dagelijksche waarnemingen gedurende het 15-jarig tijdvak 19031917.
In Augustus 1914 was de stand te Tiel gedurende eenige dagen onder invloed
van de opzetting der Linge voor militaire doeleinden. Voor zoover die invloed
uit een graphische voorstelling der waterstanden was af te leiden, is voor het
berekenen der frequentiekrommen daarvoor een correctie aangebracht.
GELDERMALSEN.
De dagelijksche waarnemingen zijn gestaakt op 31 December 1917.
Volgens aanteekening in oude registers zijn de waarnemingen van 25 Augustus 1893 af aangegeven ten opzichte van N.A.P.

183
Tengevolge van de opzetting der Linge voor militaire doeleinden in de
oorlogsjaren, konden de standen na Augustus 1914 niet worden gebruikt
zoodat met, evenals voor Eist en Tiel, het 15-jarig tijdvak 1903-1917 kon worden
aangehouden.
De op bijlage 21 geteekende frequentiekrommen zijn daarom afgeleid uit
het 15-]ang tijdvak 18991913.
ai
u uw
e i C I

ASPEREN.
Ml .
?
^ * f e m i n g e n onafgebroken tot op heden voortgezet.
Afgelezen worden drie peilschalen, n.1. een Provinciale peilschaal boven de
sluis een Rnkspeilschaal boven de sluis en een Rijkspeilschaal beneden de sluis
De Provinciale peilschaal is gesteld ten opzichte van N.A.P., de beide Rijks!
peilschalen ten opzichte van A.P., In de rijkswatertabellen werd voor beide
Kukspeilschalen een correctie toegepast voor herleiding van A.P tot N A P
ITA.
-I
v ?
^P*
ingesteld onderzoek bleek tusschen d
beide rnkspeilschalen een verschil van enkele centimeters te bestaan, terwijl
de ten opzichte van N.A.P. gestelde Provinciale peilschaal ongeveer 9 c M
hooger^aanwijst dan de ten opzichte van A.P. gestelde Rijkspeilschaal boven
P C r e

Z f l

-w K fr
V

w a

g n i e u r - D i r e c t e u r van den Rjjkswaterd i n g e n , bleek de voor


de Kqkspeilschaal boven de slms toegepaste correctie van 6 c.M. inderdaad
onjuist te zijn Deze geldt alleen voor de peilschaal beneden de s l u i M e ^ v o o r
d

A,

Hoofdin

^MlrtSl? fl ^ T T

D i C n S t

V 6 r 8 t r e k t e

mef
t
Tf ! i verschil
^ f overeenkomt
* * - met het
geconstateerde
d

W&g

S l 1 8

W> ^eeen ongeveer

i ^
u
,
frequentiekrommen zijn berekend voor de
peilschaal boven de s uis, terwijl in verband met het bovenstaande een correctie
2

e t e e k e n d e

Ieerd S
^
^
~
'
gepast.
* aldus g S S !
geerde standen komen dus overeen met die aan de, ten opzichte van N A P
gestelde, Provmciale peilschaal boven de sluis
Evenals voor Geldermalsen konden ook voor Asperen de standen in de
oorlogsjaren, toen de Lmge voor militaire doeleinden was opgezet, niet woden
gebruikt. De jaren 1914-1918 zijn daarom buiten beschouwing gelSen
e

i s

jarig tX^^
D

^
*
M"
Voor zeer lage standen geven de frequentiekrommen uit dit 18-jarig tijdvak
a f

6 l e i d

U i t

907
trftf h
rV /

> d a a r S h e t jaar
1907 te Gorinchem in de uitmonding van de Linge in de Merwede ebdeuren
e

em

geheel

beeld

an

T,

b1 We rin

h u i d i

e n

t o e s t a

SS

ren

2
^oeddeuren aanwezig
afliep,
f l J ^ hetgeen
W
V ^1907 met meer voorkwam.
P
gehouden
laag
na
" "en
=u
i^g
1 9

a l l 6 e n

n i 6 t

e i l

GORINCHEM (Steenenhoeksche kanaalsluis).


Te Gorinchem zijn de waarnemingen onafgebroken voortgezet.
tot N A P ^ i f

*
opzichte van A.P. De correctie voor herleiding
tot N.A.P bedraagt 8 c.M. voor de Lingestanden
taoing
Evenals voord Geldermalsen
Asperen zijn, wegens de opzetting der Linae
l d
i6 en
aien
* - 1 9 1 8 buiten
1 8

e s t

e l d

e n

lT^K-r\ r t r'J J

beSSto

191

Voor zeer lage standen geldt Her hetzelfde als voor Asperen is opgemerkt.
M E R W E D E T E S T E E N E N H O E K (H.W. en L.W.).

n^t *^
,?f \ ^5^ ^ k Steenenhoek,
waargenomen aan de Steenen^
,
worden afgelezL ten opzichte van A P
8

611

d e

M e

w e d e

t e

&

het

^ t ^ ^ ^ t S ^ ^

frequentiekrommen zijn afgeleid uit

WAAL T E NIJMEGEN.
i-u u
b e k e n d e frequentiekrommen zijn afgeleid uit de dagelijksche waarnemingen gedurende het 20-jarig tijdvak 1901-1920 Alkwaar
neiriingen zijn geschied ten opzichte van N A P
C

&

184

BIJLAGE I X .

GEGEVENS INZAKE D E BEMALING V A N D E N ZEDERIKBOEZEM.

Memorie van geschiedkundige aanteekeningen i. z. binnendijksche waterontlastingen door sluizen en


de daarop gevolgde
stichting der windwatermolens.
J. B L A N K I N JZN. 1834.

Volgens nevensgenoemde memorie had de waterloozing van de z.g. Zederikvelden vroeger plaats op een waterleiding de z.g. Vlieter", welke door eene
opening in den Bazeldjjk in gemeenschap stond met de Giese (in den Alblasserwaard), die vervolgens door een sluis op de Merwede te Giesendam uitliep.
Omstreeks 1359 moet de gemeenschap tusschen Vlieter en Giese zijn opgeheven, ten einde de toen geheel omdijkte Alblasserwaard niet meer met de waterloozing van de Zederikvelden te bezwaren.
Toen werd de Zederik van Ameide aan de Lek tot Arkel aan de Linge verruimd en werd op beide genoemde plaatsen een sluis gebouwd.
Nadat in 1430 de eerste windmolen n.1. de molen Bonrepos voor bemaling
op den Vlieterboezem was gesticht, werden ook langs den Zederikboezem geleidelijk windmolens in werking gesteld, tot een totaal van 23 molens.
Met behulp van deze molens loosde men het water uit de 16 in totaal
7176 H.A. groote polders der Zederikvelden op den boezem.

Waterstaatkundig
en
werktuigkundig
betoog tot het weder
in gebruik stellen en
geenszins verlaten der
voormolens van den
Zederikboezem
te
Ameide, door 3. B L A N KEN JZN. Mei 1828.
Memorie over de geschiedenis der rivier
de Linge en haren
tegenwoordigen toestand, met dezelver
verlenging tot Steenenhoek.

Aan het einde der 15e eeuw werd een tweede uitwateringssluis in den Lekdijk
bjj Ameide gebouwd, en werd tevens een hooge boezem ter plaatse gesticht met
7 groote windmolens buitendijks.
In 1672 zijn deze molens tijdens oorlog afgebrand en eerst in 1743 zijn
5 molens, elk met 1 scheprad herbouwd.
In 1763 is een tweede hooge boezem met 8 schepradmolens gemaakt, alsmede nog een derde uitwateringssluis ten oosten van de reeds te Ameide bestaande sluizen.
Nadat in den loop der jaren 2 dezer molens waren verbrand, is het College
van de Lek, na de stichting van het stoomgemaal aan den Arkelschen Dam door
het Rijk, ertoe overgegaan om in de jaren 1827 en 1828 de te Ameide overgebleven 11 molens geheel te doen sloopen en de drie uitwateringssluizen te
dichten, waardoor toen alle loozing ter plaatse op de Lek werd opgeheven.
Hiertegen werd door belanghebbenden en deskundigen o.a. door J . Blanken Jzn. ernstig gewaarschuwd, waarbij op de gunstige gelegenheid tot loozen
op de Lek te Ameide werd gewezen en tevens op de groote besparing, welke
eene dergelijke loozing, hetzij geheel vrij of met behulp van windkracht, zen
beteekenen voor de kosten van de stoombemaling te Arkel.
Deze protesten hebben echter geen succes gehad.
In de 18e eeuw vormde de rivier de Linge de eenige en gemeene waterboezem
voor de landstreek vanaf het bovenste punt der Betuwe tot aan de ZouweBasel en Arkelsche dijken en Gorinchem, met uitzondering van de Zederikvelden,
welke voor een deel op de Lek loosden. Met het oog op inundatie bjj hooge
vloeden werd de Linge in 1792 en 1793 te Gorinchem door sluizen afgesloten.

A. J . VAN HOYTEMA,

Secretaris v/h kanaal


van Steenenhoek.
Culemborg,
3 Juni 1848.
Memorie J . Blanken
17 December
1817
over ontwerp Kanaal
van Steenenhoek.

Vooral na den watersnood in 1809 is het plan gerapt om de uitwatering


van de Linge te verbeteren door de uitmonding verder benedenwaarts op de
Merwede te doen geschieden. Dit plan leidde tot den aanleg van het kanaal
van Steenenhoek waarmede in begin 1818 werd aangevangen en hetwelk in
Juli 1819 was voltooid.
Bij Koninklijk besluit van 20 Februari 1818 No. 60, werd tot bovenbedoelde
verlenging van de Linge tot Steenenhoek besloten en daarbij onder de in de
2e plaats te maken werken, begrepen het verplaatsen van 5 voormolens van Ameide
naar Arkelschen Dam, waarvoor / 100.000. werd uitgetrokken.
Bij overeenkomst tusschen het College van de Lek" en de Administratie
van het kanaal van Steenenhoek werd voorts bepaald, dat de polders der
Zederikvelden in de hoogste klasse van den omslag voor genoemde Administratie,
zouden worden aangeslagen (/ 2.10 per morgen), onder beding, dat op kosten

185
der Administratie aan Arkelschen Dam eene sluis zou worden gesticht en
5 watermolens ten behoeve van de uitloozing van de Zederik op de Linge
De sluis is gebouwd, maar de Molens niet. Hangende talrijke klachten
over deze zaak, ontstond bij het Rijk het plan tot den aanleg van een kanaal
voor de groote vaart van de Lek (Vianen) naar de Merwede (Gorinchem), waartoe
de van ouds bestaande boezem de Zederik gedeeltelijk benut en daartoe
verbreed en verdiept zou moeten worden.
uaaruoe
Nadat dit plan in 1822 bekend was gemaakt werd terzake overleg gepleegd
met het College van de Lek, waarmede ten slotte overeenstemming wefd
bereikt onder voorwaarde, dat de Zederik zou blijven strekken voor het Zr
spronkehjk doel, n.1. ontlasting der Zederikvelden, en dat door het sShtcm
van een stoomgemaal aan den Arkelschen Dam het water van de Z deS
bes endig zou worden gehouden op eene zekere hoogte beneden het bestaande
ontlastingspeil van de op den Zederikboezem uitslaande poldermolens
5

n ?

,
April 1824, No. 30, werd besloten tot stichting
van een stoomgemaal aan den Arkelschen Dam, bestaande uit drie machine!
met staand scheprad, elk met een vermogen van 27 P.K. Het ontwerf voor
achine
Prof G^Moll
TT a P i a l e
^ ri<*ewexkt door den Hoogleeraar
jyrof. G. Moll te Utrecht, waarbij als voorbeeld is genomen een in 1799 gestichte
stoomwatermolen te Lincolnshire in Engeland
gesticnte
K o n i n k l

b e

s l u i t v a n

f;

o^ -JffH - ,
S^^nVf^
116 8

1 2

1824 en geleverd door de firma


0 0 December
0
- . het gebouw en verdere werken z^n
aanbesteed voor een bedrag van ruim 120.000.
Het gemaal werd voor de eerste maal in werking gesteld op 15 Novemberl826.
Z t i n

a a n b e s t e e d

i n

Vf -

r O n

iHZ

Met de stichting van het gemaal was uiteraard het plan voor bet bouwen
van 5 molens ter plaatse vervallen.
Douwen
Bij Koninklijk besluit van 6 December 1826, No. 35, werd bepaald dat
door de polders der Zederikvelden, jaarlijks een bedrag van / 25W - zou
worden bijgedragen in de kosten van de bemaling te Arkel. Genoemd' bedrar,

het

S. 353S ^ n d t a
d

^
^gegaan aan
Bij overeenkomst tusschen Gecommitteerde uit de Permanente Commissie
uit genoemd Syndicaat en het College van de Lek, d.d. 23 Februari 1830 werd

hT^i.f??
i ^ A . l f . ^r

r
Z dU e

w a a r o p h e t g e m a a l aa

* ArSSS S2

- - in onderling

karnen de
ein een Ambtenaar aanwijzen, die dan samen
overleg dagelijks

E g houden^

g G m a a l

W e r k e n

U d e n

D a a r t

r e g d e n

e n

z o u d e n

d a a r V a Q

b e i d e

-lledte a f n t i

ZederikS^^
"
>
15 dagen boven het ZederikmaalpeilZ.P.=1.423M.+A.P.=l 293M +N A P i |
68 hooger dan 4 Rijnl. duim (0.105 M.)-Z.P.= 1.19M+NAP
lifi " w i "
I "
" (0-314 M.)-Z.P.= 0.98 M.+N.'AV
ll^^^ets lager 12
.314 M.)-Z.P.= 0.98 M . N A . P . '
365 dagen.
V e r r i c h t

d e

i a r e n

1 8 2 7

1 8 3 1

d e

(0

S9

6 ^
^ M^w
^B 1DnenlandS
,
herhaalde klachten heeft
No
,
^hikking van 25 FebrTri 1843
H
JNo. 159, 3e afd de genoemde overeenkomst opgezegd, omdat hij het aeven
van meer omschreven voorschriften gewenscht achtte. Eenrnieuwfreleling
werd daarop vastgesteld bij beschikking van 19 Juli 1843, No.
fT
Deze behelsde de volgende bepalingen:
'

^atermaling zal beginnen door het in werking brengen van


den Stoommolen, zoodra de Zederik eenen stand zal hebben v e r L e S 12
' Ark l,L T ^
f
P
*
ontlastingssluis van de Zederik Tan den
Arkelschen dam door den hoogen stand van de rivier de Linge niet kan loozen
nuts het water in de lage polders welke op de Zederik uitmaleTL gerezeuTn
het winterseizoen, te rekenen van den 15 November tot den 15 Maart tot
t g e n 0 e

LIZ

d e r e g

6 l i n

g t e e f t

v o l d a a n

Z a k e n

b i i

e n

n a

ioHe

D a t

d e

Z e

e r i k

e i l

d e

>) De correctie voor herleiding van A.P. tot N.A.P. bedraagt voor den Zederik -0.13 M.

186
ten minste 30 duim en in het zomerseizoen, te rekenen van den 15 Maart
tot 15 November, tot ten minste 15 duim boven het zomerpeil.
2o. Dat de bemaling eenmaal aangevangen zijnde, zal worden voortgezet
tot dat de Zederikboezem is gevallen in de maanden November, December en
Januari, tot 20 duim, in de maand Februari en de vijftien eerste dagen van
Maart tot 25 duim onder het Zederikpeil en gedurende alle overige dagen van
het jaar, totdat de Zederikboezem den stand van 35 duim beneden het Zederikpeil heeft verkregen.
Zullende echter in alle deze gevallen de watermaling tijdelijk worden gestaakt, zoodra de Zederik gevallen is tot het peil dat de molens weder mogen
malen en door den lagen stand der Linge de bovengenoemde ontlastingssluis
van de Zederik aan den Arkelschen dam genoegzaam uitloost.
3o. Dat het malen met den Stoommolen zal ophouden zoodra het water
in de laagste polders welke op de Zederik uitloozen, weder is gevallen, in het
winterseizoen of gedurende de maanden December, Januari, Februari en de
eerste helft van Maart, tot 15 duim boven het zomerpeil, doch dat op de
overige dagen van het jaar het malen met den Stoommolen zal worden voortgezet totdat al de polders tot het zomerpeil zijn ontlast.
4o. Dat van het rijzen van het polderwater tot de peilen waarop het
malen met den Stoommolen moet beginnen, zooals ook van den val van hetzelve, waarop dit malen kan eindigen, door het College van de Lek aan den
Ingenieur van den Waterstaat te Gorinchem gevestigd, zal behooren te worden
kennis gegeven; terwijl nogthans gezegde Ingenieur gemagtigd wordt en gehouden is om het malen met den Stoommolen te doen aanvangen of te staken,
wanneer hij bij het niet ontvangen dezer kennisgeving evenwel verzekerd is,
dat het polderwater de bovengenoemde standen heeft bereikt.
,,5o. Dat meergemelde Ingenieur verplicht zal zijn om dagelijks eene
beknopte schriftelijke opgave te doen aan het College van de Lek of aan het
van wegens hetzelve voor den ontvangst daarvan gedelegeerde Lid, van den
tijd der werking van den Stoomwatermolen in ieder etmaal en de daarbij
gebruikte schepraderen.
6o. Dat aan het College van de Lek of deszelfs onderhorige ambtenaren,
den toegang tot den Stoomwatermolen zal worden verleend, gedurende den
tijd dat gemelde molen in werking moet zijn.
,,7o. Dat hoezeer de vorenstaande bepalingen als algemeene regel voor
het malen met den Stoomwatermolen aan den Arkelschen Dam moeten worden
in acht genomen, de meergenoemde Ingenieur nogthans gemachtigd en gehouden
is om ingeval van buitengewoon zich voordoende omstandigheden dit malen
zoodanig in te richten, dat aan de eene zijde de Zederikvelden daarvan een
billijk genot erlangen en aan den anderen kant niet meer worde gemalen dan
,,de behoefte van de uitwatering der polders onvermijdelijk vordert, zullende
h ten dien aanzien steeds moeten handelen in overleg met den Dijkgraaf
,,'slands van Vianen te Gorinchem aanwezig."
Deze regeling werd tot dusverre niet gewijzigd; evenwel werd bij missive
d.d. 17 Mei 1899, No. 161, afd. Wat., le onderafd. door den Minister machtiging
verleend om, wanneer de waterstand in de polders bemaling wenscheljjk maakt,
daarmede reeds aan te vangen bij een lageren waterstand, dan in genoemde
regeling van 1843 is bepaald, b.v. bjj een stand van 1.30 a 1.35 M.+A.P.
(1.17 a 1.22 M.+N.A.P.) of 0.12 tot 0.07 M. onder Zederikmaalpeil.
Door de polderbesturen werd meermalen op verdere verlaging aangedrongen,
doch steeds bleek dat zij niet genegen waren de meerdere kosten der bemaling
voor hunne rekening te nemen.
Zoo werd in 1898 aangeboden voor een bijdrage van 4000. per jaar,
dus van / 0.56 per H.A., bij wijze van proef voor den tijd van drie jaren, de
bemaling zoodanig te regelen, dat zooveel noodig of mogelijk een lager peil
dan 1.29 M.+N.A.P. worde verkregen.
In 1884 werd in het gemaal te Arkelsohe Dam een centrifugaalpomp bijgeplaatst van 40 W.P.K. met aandrijving door stoom van de aanwezige
installatie. De bedoeling hiervan was met deze pomp de bemaling te kunnen
voortzetten nadat bij een Lingestand van ongeveer 2.70 M. +N.A.P. de schepraderen buiten gemaal zouden zijn gekomen.
In 1891 en 1892 is het centrifugaalgemaal te Ameide gebouwd (92 W.P.K.),
uitsluitend met de bedoeling het door den aanleg van het Merwedekanaal op

187
den boezem te verwachten schutwater, te kunnen wegmalen. Dit gemaal dient
dus met tot verlaging van het boezempeil .
Met de tegenwoordige bemalingsinrichtingen kan de Zederikboezem zoodanig op peil worden gehouden, dat in voldoende mate aan de op het Rijk
rustende verplichtingen wordt voldaan; althans zooals deze laatstelijk in 1843
znn vastgesteld.
Behoudens gedurende de oorlogsjaren, waarin niet over voldoende kolen
kon worden beschikt en het kanaal voor militaire doeleinden werd opgezet is
1.29 M +N A P bereST ^

g e m i d d e I d

d a g e n

p e r

i a a r

h e t

m a a l

e i l

S dagen
j
' *per^ jaar.
2 voor en van 1867-1883 meermalen
4U50
In aanmerking genomen, dat de polders tegenwoordig grootendeels mechanische bemaling bezitten en dus onafhankelijk van wind krachtig kunnen uitslaan dan blijktmt een.en ander duidelijk dat de regeling der bemaling zdanig
wordt opgevat, dat billijkheidshalve van het Rijk terzake niet meer kan worden
gevorderd.
8 6 7

a m

d i t p e i l o p

1 2 0 d a

e n

188

BIJLAGE X .

ONDEKZOEK OMTRENT WATERBEZWAAR


IN H E T POLDERDISTRICT OVER-BETUWE,
GEDURENDE D E HOOGWATERPERIODE VAN JANUARI 1926.

Op 8, 9 en 10 Februari 1926 werd omtrent het bij de hoogwaterperiode van


Januari 1926 in het polderdistrict Over-Betuwe ondervonden waterbezwaar ter
plaatse een onderzoek ingesteld.
Bij dit onderzoek was het vrijwel overal mogelijk de hoogst bereikte waterstand in de Linge en zeegen, zoowel als tochten en slooten aan het zoogenaamde
vloedmerk terug te vinden, terwijl op weiland, doch in het bijzonder op bouwland,
de aard van de bespoelde en drooggebleven gedeelten van het grondoppervlak
zelfs na verscheidene weken eiken twijfel omtrent de bereikte waterhoogte
uitsloot en toeliet vermoedelijk nog beter dantijdensde hoogwaterperiode
de vereischte bijzonderheden nopens waterhoogte en wijze van afwatering
nauwkeurig na te gaan.
Bij de poldersgewijze hiernavolgende beschrijving, znn de onmiddellijk
achter de rivierdijken gelegen landen, die bijna allen veel van kwelwater te
lijden hebben gehad, niet afzonderlijk meer genoemd.
1.

POLDER DE HONDERD MORGN VAN PANNERDEN.


Groot 100 H.A. )
Loost op den polder Doornenburg. Had veel last van kwelwater, waardoor
de helft of ongeveer 50 H.A. waterlast heeft ondervonden.
x

2.

POLDER DOORNENBURG. Groot 400 H.A


Loost rechtstreeks op de Linge. Enkele stukken bouwland in het nabij de
Linge gelegen laagste deel van den polder hebben waterlast ondervonden. Volgens verkregen inlichting kan het oppervlak dier landerijen worden geschat op
30 H.A.
3.

POLDER ANGEREN. Groot 690 H.A.


Deze polder loost door middel van 2 Leigraven rechtstreeks op de Lmge;
het aan de Linge grenzende deel is tevens het laagst gelegene en heeft eenige
waterlast ondervonden, totaal ongeveer 50 H.A. Volgens ter plaatse verkregen
inlichtingen was de waterstand in den polder niet abnormaal hoog geweest, en
zou het ondervonden waterbezwaar geheel aan onvoldoenden afvoer van de
slooten en weteringen, die veelal verstopt of onvoldoende onderhouden worden,
zijn te wijten. Aanmerkelijke verruiming daarvan werd bezwaarlijk geacht
wegens den zanderigen ondergrond. Een waterstand van 0.25 M. onder het
maaiveld, ook in de tuingrond en kweekkassen, werd geen bezwaar geacht. De
stand van de Linge zou voor dezen polder, behoudens wanneer in den zomer de
stuwen te lang blijven geplaatst, nimmer te hoog zijn.
4.

POLDER HUISSEN. Groot 868 H.A.


.
De polder loost op verschillende zeegen, die zich vereenigen tot de Huissensche Zeeg, welke zich langs den kortsten weg in de Linge stort. Opstuwing in
deze zeeg heeft niet plaats, behalve dat de tusschenduikers van de Walzeeg
onvoldoende zijn.
Volgens ter plaatse verstrekte inlichtingen zou slechts zeer weinig land
onder water hebben gestaan, doch ongeveer 200 H.A. bouwland een te hooge
grondwaterstand hebben gehad. Naar het oordeel van een in den polder wonenden
landbouwer wordt reeds merkbare schade geleden, wanneer het water in de
slooten en waterzeegen tot op M. beneden het maaiveld is gestegen.
Weliswaar is bij hoogen grondwaterstand de schade niet aanstonds te onderkennen, doch dan zal ongetwijfeld de opbrengst van het land minder zijn, dan
anders het geval zou zijn geweest. Ook voor grasland geldt dit, hoewel in mindere
U i t het bovenstaande volgt, dat verlaging van de Lingestanden, indien
mogelijk, hier verbetering kan geven. Zulks wordt duidelijk aangetoond door
de omstandigheid, dat in den zomer bij plotselingen grooten regenval en dreigend
waterbezwaar, het wegnemen der stuwen in de Linge spoedig verbetering doet
intreden.
m a t

1) Voor de oppervlakte der dorpspolders is opgegeven de geplanimetreerde oppervlakte. (Zie ook bijlage II)

189
5.

POLDER E L D E N . Groot 772 H.A.


Loost op de Linge door de Eldensche Zeeg bij Muskushouw. De Eldensche
Zeeg begint nagenoeg bij de grens met polder Huissen en gaat met duikers onder
den Rnksweg (Griftdnk) en den spoorweg Arnhem-Nijmegen en neemt, alvorens
den polder Elden te verlaten, o.a. zijweteringen vanaf Westerveld en vanaf de
Koeweide (dmker onder spoorweg) in zich op. Beide laatstgenoemde weteringen
ontwateren het Eldensche veld. Beneden den polder Elden neemt de Eldensche
Zeeg bovendien de loozing van gedeelten van andere polders in zich op, alvorens
de Lmge te bereiken waardoor, naar het schijnt, de afwatering van den polder
Elden, ofschoon wellicht eveneens tengevolge van te kleine afmetingen van
genoemde Zeeg, veel te wenschen overlaat. Het is uit dien hoofde bezwaarlijk
te zeggen in hoeverre een verbetering van de Linge met lagere Lingestanden bij
grooten afvoer voor den polder Elden veel invloed zou hebben, indien ook niet
de Eldensche Zeeg werd verbeterd.
Volgens ter plaatse verstrekte inlichtingen hadden in den polder Elden
ongeveer 200 H.A., hoofdzakelijk weiland, last gehad van te hooge polder
standen welke waren te wijten aan het onvoldoende afvoervermogen van de
Eldensche Zeeg, wegens belemmering door te geringe afmetingen en ongunstige
ligpng van de bovengenoemde duikers. De afwatering van den polder zou
volgens deze inlichtingen vr de totstandkoming van den spoorweg ArnhemNnmegen met te wenschen hebben overgelaten. Gewezen werd op het belang
van het veelvuldig schoonmaken der weteringen en zeegen.
6.

POLDER DRIEL.

Groot 750 H.A.

imA^Tf^^f^

e Zeeg; het oostelijk deel op Koeweider


(Eldensche) Zeeg. Waterlossing goed, behoudens die van het oostelijk deel Ook
?T w * ? ongunstige oordeel over de lossing van de Eldensche Zeeg bevestigd Waterlast was in verband met de lage ligging en de geringe waarde der
gronden bezwaarlnk aan te geven, vermoedelijk ongeveer 50 H.A.
k

D r i e l s c l i

7.

POLDER HOMOET. Groot 234 H.A.


Loost rechtstreeks op de Linge. Volgens ter plaatse verkregen inlichtingen
zou na de Lingeverbetenng b Zetten de polder geen last van water meer gehad
hebben echter wel wederom m Januari 1926, n.L bij Muskushouw en bfj den
Ham totale oppervlakte 25 H.A. Vermoedelijk is de toestand hier wat ongunst?
ger dan werd opgegeven.
8.

POLDER H E T E R E N . Groot 812 H.A.


Loozing door de Heterensche Leigraaf, welke tegenover het kasteel te
Hemmen m de Linge loost. Tot den polder behoort het Ressener Broek wdke
loost op de Dnelsche Zeeg. Hier, alsmede in de zeer laag gelegen Weerbrolk is
veel weiland, alsmede eenig bouwland, dras of onder wate? geweest Totale
waterlast 85 H.A uitgezonderd het Weerbroek, hetwel/evenwl onder
alle omstandigheden slecht kan loozen en derhalve naar de meening van verscheidene landbouwers uit de omgeving eigenlrjk bemalen zou moeten worden
o JZl
i? v "9 ? ; - o t a l e oppervlakte waterlast dus 355 H A*
P T een
" *rapport
^
. '
P
Rnwetering, is op 5 M d
1919 door Ir. Paul
aan Over-Betuwe
uitgebracht.

liSt T

b 6 d

k n d e

l 0 0 z e n d e

d e

9.

POLDER RANDWIJK. Groot 356 H.A.


Loost op Heterensche Leigraaf. Deze polder heeft geregelde waterlast hii
sterken neerslag en (of) hoog opperwater (kwel). Dit wordt geweenaan te
hooge Lingestanden. Opgemerkt
zij dat deze polder moet loozen door een hoog
at laSt
10oTAP,der-lD^
,

g te steen op
IZth^tken
- t a n d gelijk me

n f

i s

V 0 l g e n S

W a t e i l a S t

10. POLDER INDOORNIK.

t C

V e r k r e

V e r S t a a n

e n

6 6 1 1

i n l i o h t i
t e

Groot 306 H.A.

Loozing deels op Heterensche Leigraaf, deels op Indoorniksche Lekraaf


Lakemond (boerdern de Ster) op de Linge loozen. De polder is hoog geWen
o^::?

ITH.I^^^^

Polderafdeelin/

SS

190
11. POLDER LAKEMOND. Groot 290 H.A.
Loost op de Lakemondsche tochtsloot, welke ook de Indoorniksche Leigraaf
opneemt. Tengevolge van de hooge Lingestanden (te gering verval naar Opheusden) hebben de voormelde waterlossingen onvoldoende afgevoerd en heeft al
het bouwland waterlast gehad. Hieronder - evenals elders te verstaan een
waterstand gelijk met slootboorden. Oppervlakte ongeveer 60 H.A.
Bij Lingestanden van i M. lager zou dit bezwaar niet zijn opgetreden.
12. POLDER ELST. Groot 3790 H.A.
Verschillende deelen van den polder loozen op verschillende weteringen.
Het noordelijkste deel van den polder Eist loost op de Eldensche Zeeg (hierin
begrepen het Hollander Broek); voorts de Liender Meint op Meintsche Zeeg en
Drielsche Zeeg. Het middendeel van den polder loost via polderslooten op de
Linge terwijl het zuidelijkste deel op de Verloren Zeeg loost, die een eind boven
de Zettensche brug de Linge bereikt. Volgens in de buurtschap Lienden verstrekte inlichtingen, werden landerijen in de Hollander Broek door overvloeiingswater uit de Eldensche- en Larensche Zeeg bedreigd; laatstgenoemde Zeeg
werd echter door tijdige ophooging der dammen binnen haar oevers gehouden
In de buurtschap Lienden werd geen waterlast ondervonden. De waterstand
in de Linge werd te hoog geacht, bij lagere Lingestanden zou veel minder waterbezwaar zijn voorgekomen. In de buurtschap Aam werd medegedeeld, dat m de
omgeving het bouwland waterlast ondervond; de oppervlakte daarvan werd
geschat op ongeveer 50 H.A. In de omgeving van de Nijslagsche en Breedelaarsche Zeeg waren de dammen en hekkenslagen overgeloopen en de lager
liegen landerijen gedeeltelijk overstroomd. Bij lagere Lingestanden zouden
benoemde zeegen minder overvuld zijn geweest. De buurtschap Rijkerswoerd
(het noordoostelijk deel van den polder Eist) zou weimg waterlast hebben gehad,
dch zulks is in verband met het voorgaande en met de nogal lage ligging met
zeer aannemelijk.
,
Te Hollanderbroek werd medegedeeld, dat waterlast werd ondervonden
tengevolge van slechte waterlossing door de Eldensche Zeeg, waarop veel water
van boven komt. De Eldensche Zeeg werd totaal onvoldoende geacht, daar het
water daarin te veel opstuwt. De Larensche Zeeg alsmede de Linge zouden
voldoende afvoeren. Bij hooge Lingestanden wordt slechts gedurende enkele
dagen last ondervonden en valt het water voldoende snel; men heeft meer last
van droogte in den zomer dan van te veel water in den winter. In de buurtschap
Eimeren is veel last ondervonden; het Elster Veld loost n.1. op de Verloren Zeeg,
welke wetering zeer lang is en onvoldoende profiel heeft, terwijl de betrokken
waterlossingen niet altijd voldoende schoon en vrij gehouden worden. De Liender
Meint is vrij laag gelegen en heeft veel waterlast gehad. De totale waterlast voor
den polder Eist wordt op ruim 300 H.A. geschat.
13. POLDER GENT. Groot 942 H.A.
Watert door middel van eenige Leigraven en verder rechtstreeks op de
Linge af Volgens ter plaatse verstrekte inlichtingen was het ondervonden
waterbezwaar gedeeltelijk een gevolg van onvoldoende afstrooming m den
polder deels van te hooge Lingestanden. In de lagere gedeelten van den polder,
naar schatting 50 H.A., werd waterlast ondervonden; deze herhaalt zich bn
inlaat te Huihuizen.
14. POLDER BEMMEL. Groot 1458 H.A.
Loost gedeeltelijk rechtstreeks op de Linge, gedeeltelijk door de Bemme sche
Zeeg dwars door den polder Eist, die 500 M. beneden den spoorweg ElstNijmegen in de Linge uitmondt. De polder is hoog gelegen en heeft - behoudens
een smalle strook vlak langs de Linge geen waterbezwaar gehad.
15. POLDER LENT. Groot 464 H.A.
Loost gedeeltelijk op de Verloren Zeeg, n.1. het water dat op de Vischveldsche Zeeg wordt verzameld. Overigens langs de Zeeg onder den polder Lent
en langs de Rietgraaf onder den polder Oosterhout eveneens op de Verloren
Zeeg Het poldergedeelte ten westen van den Rijksstraatweg ondervindt waterbezwaar; de vermelde zeegen zijn lang en worden op onvoldoende wijze geruimd,
terwijl de duiker in de polderscheiding Lent-Oosterhout onvoldoende afmetingen
heeft waardoor veel opstuwing ontstaat. Waterbezwaar 35 H.A. Naar het oordeel
van een geraadpleegd ingeland, is de Verloren Zeeg absoluut onvoldoende voor
den afvoer van al het polderwater dat daarop wordt gebracht, ook van andere
polders.

191
16. POLDER RESSEN E N DOORNIK. Groot 486 H.A.
Loost op de Verloren Zeeg. De polder is vrij hoog gelegen en ondervindt
zeer weinig waterbezwaar.
17. POLDER OOSTERHOUT. Groot 670 H.A.
De polder loost op de Rietgraaf en de Lange Pijp en deze weer op de Verloren Zeeg. Volgens ter plaatse verstrekte inlichtingen, waarbij ingenomenheid
met de bestaande waterlossingen en de bediening der stuwen werd betuigd
hadden m de buitengewone omstandigheden wel enkele boeren waterlast ondervonden m totaal ongeveer 1/6 van al het bouwland of ongeveer 20 H.A terwijl
het weiland, fshoon hier en daar dras gestaan, geen schade had geleden, gelet
op den trjd van het jaar.
18. POLDER SLIJK-EWIJK. Groot 366 H.A.
Loost op de Pup, welke langs de Noordwal door de polders Herveld en
Andelst de naam van Ewksche Leigraaf en vervolgens van Andelsche Leigraaf
aanneemt en mondt 1 K . M . bovenwaarts van de spoorbrug b Opheusden in
QrJr T'- ^
Neder-Betuwe. De polder betaalt jaarlijks ongeveer
300.- Lmgelasten aan Neder-Betuwe. Het laaggelegen westelijk deel van den
polder (ongeveer 20 H A. weiland) is onder water geweest. Volgens ter plaatse
verstrekte inlichtingen hadden op sommige plaatsen de kanten van het bezaaide
land onder water gestaan en stond hier en daar het water in de greppels, hetgeen
zeer schadelijk was voor het gewas. De oppervlakte, die waterlast heeft gehad
is op ongeveer.15 H.A. bouwland geschat, totaal dus ongeveer 35 H.A.
d

ng

d e

h a l v e

111

19. POLDER V A L B U R G . Groot 754 H.A.


Loost op de Eimersche Zeeg, vervolgens op de Broekzeeg, die terzelfder
plaatse als de Verloren Zeeg op de Linge komt. Volgens ter plaatse verstrekte
inlichtingen, heeft nabij het laaggelegen deel van den polder langs den spoorweg
ongeveer 15 H.A. weiland onder water gestaan. Overigens hebben verscheidene
perceelen bouwland tengevolge van onderloopen van de randen en wendingen
en dientengevolge van te hoogen grondwaterstand ook veel gezaaide gewassen!
nadeel bekomen; de totale oppervlakte daarvan kan op 100 H A worden
geste d Tezamen voor den polder (bouw- en weiland) alzoo 115 H.A In het
oostelijk deel van den polder werd door het overloopen der dammen veel water
uit den polder Eist ontvangen. Dientengevolge steeg de totale oppervlakte met
waterlast tot ongeveer 150 H.A.
20. POLDER L O E N E N E N W O L F E R E N . Groot 196 H A
Loost op Wolferensche Pijp en vervolgens op polder Andelst. De loozing
lf,nT? T ' /
T
* * . Volgens ter plaatse verstrekt!
inhchtingen werd, tengevolge van onvoldoende onderhoud door de daarb betrokken boeren van de dammen en hekkenslagen grenzende aan de Ew|ksche
P
weende? langs
C h

e r

a S

V C e l

k w e 1

X.Z^Z^

21. POLDER H E R V E L D .
d0

,
r

de

l j
wi

Groot 1060 H A

kscte

i
i
Herveldsche Leigraven; laatstgenoemde
J
loost door den polder Zetten en bereikt de Linge op 500 Meto b e S e T d e
Zettensche brug. Behalve tengevolge van onvoldoende lossing door genoemde
Leigraven is nog waterlast ondervonden door overloopen van de
L

0 Z m g

Vrfo^Tze

sche Veld stond dientengevolge voor een belangrijk deel onder water totTeen
oppervlakte naar schatting van ruim 200 H.A. Volgens

ver&LwJShl

t&St ^7^1"

w l ^ S t t a l

-inig

22. POLDER ANDELST. Groot 516 H A


Loost op de Andelsche Leigraaf, hooger Ewijksche Leigraaf De polder is

23. POLDER Z E T T E N .
in i,T ?
i, KK
^n bTz ;Lm
L

Z l n g

b b e n

Groot 628 H A

H e r V e l d S c l i e

^delsche Leigraven. Volgens verstrekte

* -

60 H J L b

la

terias

* S-d- o3fi -

192
24. POLDER HEMMEN. Groot 272 H.A.
Loozing op de Wuste Graaf (loost op Neder-Betuwe). Lage deelen n.1. de
westelijke punt bij den spoorweg, alsmede een enkel perceel nabij de Linge
hebben waterlast ondervonden. Totaal 25 H.A.
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de oppervlakten der
verschillende dorpspolders, waarin volgens de verzamelde gegevens bjj de hoogwaterperiode van Januari 1926 waterbezwaar is geleden.

No.

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24

Dorpspolder.

Geplani- Oppervlakte
metreerde
Percentage.
grootte.
geleden.

De Honderd Morgen van Pannerden


Doornenburg
Angeren
Huissen
Elden
Driel
Homoet
Heteren
Randwijk
Indoomik
Lakemond
Eist
Gent
Bemmel
Lent
Ressen en Doornik
|
Oosterhout
I
Slijk-Ewijk
Valburg
Loenen en Wolferen
Herveld
Andelst
Zetten
Hemmen
|

Totaal Over-Betuwe

H.A.
100

H.A.
50

4 0 0

50

3 0

690
868
772
750
234
812
356

50
200
200
50
25
355
100

60
300
50
35

7
23
25
7
10
45
30
*
20
8
5
t
_8

20
35
150

10
20

300
f0
50
25

30

8
10

2140

3 0 6

290
790
942

1 4 5 8

4
486
670
66
754
196
1060
5
628
272

I 17180

1 5

16

'

12%

De uitslag van het onderzoek kan in het kort als volgt worden weergegeven:
In het polderdistrict Over-Betuwe, (groot ruim 17000 H.A.) is gedurende
de hoogwaterperiode van Januari 1926 eene oppervlakte m globale cijfers van
ongeveer 1000 H.A., hoofdzakelijk weiland onder water geweest. Voorts znn
groote deelen, f hoog gelegen, zooals de polders Bemmel, ssen Indoornik,
f met goede loozing, zooals Driel, Oosterhout, Andelst (tezamen 15000 H.A.),
verschoond gebleven van zeer hooge waterstanden. Tenslotte zijn daartusschen
tamelijk laag gelegen bouw- en weiland dras of nagenoeg dras gezet, waarbij de
slooten tot de boorden gevuld waren en water in de greppels of voren was gekomen dan wel de meestal hellende einden der akkers overstroomd werden,
een en'ander over een oppervlakte van totaal ook ongeveer 1000 H A .
Het gewas op bezaaid land, dat eenige weken onder water heeft gestaan
is vrijwel verloren; het overige gewas op land, dat tot aan het maaiveld m het
water stond, zal hebben geleden, evenals ook het weiland.
, ,
. ,'
Naar het oordeel van verschillende landbouwers ter plaatse, behoort de
waterstand ten minste 0.50 a 0.60 M. onder het maaiveld te bbjven, ook gedurende den winter. Alleen in droge tijden gedurende het warme seizoen kan
voor weiland een hooge stand van het polderwater in de slooten bevorderlijk
ziin Bovendien zou volgens genoemde landbouwers land, dat ondergeloopen is
geweest of dras heeft gestaan, na het opdrogen scheuren gaan vertoonen en
daarna veel spoediger uitdrogen, dan land, dat gedurende den winter in mindere
mate met water verzadigd is geweest. De capillaire werkmg van den bodem zou
Re

193
bovendien door bet samenbakken van de aanvankelijk los gespoelde gronddeeltjes
en net vast worden na uitdroging, gepaard met scheurvorming, sterk benadeeld
worden, zoodat het gewas later veel meer van eventueele droogte te lijden heeft
dan wanneer het land 's winters droog gebleven is. Ook wordt b aanvankeliik
hoogen grondwaterstand een te klein wortelgestel gevormd, waardoor - met
gelrjk gevolg - bn uitdroging van den bodem in den zomer de planten niet meer
voldoende in staat zrjn zich te voeden. In het kort: de levensprocessen der
grasachtige en der tuinbouwgewassen en die van de bodemflora kunnen niet
normaal yerloopen indien de grond dikwijls voor een aanzienlk deel met water
is verzadigd.
Ofschoon zulks door sommige landbouwers werd ingezien, verklaarde de
meerderheid der geraadpleegde ingelanden - deels omdat men aan geregeld
wederkeerend waterbezwaar gewoon was, deels omdat men geen middelen tot
verbetering kende en deels wellicht uit verschil van inzicht in de groeiprocessen
der landbouwgewassen - in den bestaanden toestand te berusten, en lieten zich
vrij gunstig over de voorgekomen hooge waterstanden uit.

194

BIJLAGE X I .

NOTA OMTRENT D E VERBETERING VAN D E LINGE ALS


SCHEEPVAARTWEG.

Het scheepvaartverkeer voor Geldermalsen e.o. kan verdeeld worden in


drie groepen:
a. het verkeer van beurtdiensten,
b. het verkeer met motor- en zeilschepen van 60150 ton,
c. het verkeer met kanaal- en Rijnsleepaken van 250 400 ton.
ad. 1. Als beurtdiensten
v. d. Haak & v. Brenk:

:
Fa. v. d. Schuyt:
N.V. Holland":
Lachniet:

varen op Geldermalsen e.o.:


AmsterdamUtrechtGeldermalsen.
ZaanstreekGeldermalsen.
RotterdamGeldermalsen.
RotterdamGeldermalsen.
GorinchemGeldermalsenUtrecht.
BurenGeldermalsenUtrecht.
Deze beurtdiensten kunnen vrij regelmatig varen. Slechts een enkele maal,
als de waterstand zeer laag is, ondervinden zjj belemmering.
Uit de samenstelling der beurtdiensten blijkt echter reeds, dat geen enkele
dienst bestaat op de plaatsen oostelijk van Geldermalsen.
Waar deze een omweg moeten nemen over Gorinchem is zulk een dienst
niet loonend. Terwijl Geldermalsen door hare ligging is aangewezen op het
hebben van wegen naar alle zijden, ligt het ten opzichte van den waterweg in
een hoek.
Hierdoor worden de bedrijven zeer belemmerd in hunne ontwikkeling.
Wij wijzen op de grossiers ter plaatse (Amsterdamsche Houthandel; Houth.
Gebr. van Deutekom; Cop. Boerenbond; fa. Hendriks; fa. Strijland; fa. Hol,
enz.) voorts op de Veilingsvereeniging, op de Zuivelfabriek te Tricht e.a.
" Deze zouden met beurtdiensten op Tiel, de plaatsen langs de Waal, Nijmegen
enz. zeer gebaat zijn.
En evenzeer als thans zes beurtdiensten bestaan in de richting Rotterdam
en Utrecht, zouden zeker een viertal diensten komen in oostelijke richting.
:

ad. 2. Het verkeer met motor- en zeilschepen van 60150 ton op de


Linge naar en van Geldermalsen, is beduidend en neemt steeds toe.
Moeilijkheden bij de vaart ondervinden de grootere schepen van deze
groep in de richting Gorkum bij lagen waterstand door de ondiepten, die op
enkele plaatsen worden aangetroffen.
Zeer belemmerd wordt het verkeer voor verladingen met deze schepen
doordat de plaatsen ten Oosten en Noord-Oosten van Geldermalsen slechts
te bereiken zijn via GorinchemVreeswijk, wat een omweg van 24 dagen
beteekent.
Als voorbeeld noemen we: de Suikerfabriek, die de bieten verwerkt uit de
omgeving Tiel en verder: de Chamotte fabriek, die vele afnemers heeft langs
de groote rivieren (steenfabrieken) en in het Oosten des lands (Twenthe); de
Veilingsver. Geldermalsen, die het allergrootste belang heeft bij direct vervoer
per motor naar Arnhem, Nijmegen en vooral naar Keulen en de Ruhr; de Steenfabrieken te Deil en Buren; de Zuivelfabriek te Tricht en Buren ('export naar
Duitschland).
Herhaaldelijk ontgaan b.v. aan de Chamottefabriek orders van afnemers
in de streek van Tiel naar Arnhem doordat de vracht beduidend hooger is
dan uit Utrecht en zelfs uit Duitschland.
ad. 3. Het verkeer met kanaal- en Rjjnsleepschepen van 250 400 ton
op de bestaande Linge-waterweg is zeer bezwaarlijk.
De moeilijkheden zijn:
a. verschillende ondiepten (bulten") in den waterweg. Berucht zijn de
bult" bij de Steenfabriek te Deil, die even door Asperen en die achter de
kerk te Geldermalsen.
b. de te korte bochten in de rivier, waardoor lange schepen de bocht niet door
kunnen komen en vastraken.
c. de onregelmatige en vaak veel te lage waterstand op de Linge.
d. de geringe doorvaartwdte van de brug over de Linge bij Geldermalsen.

195
Het hier bedoelde verkeer is op het oogenblik practisch alleen van beteekenis voor de Suikerfabriek en de Chamottefabriek.
Laatstgenoemde fabriek moet vrijwel al haar grondstoffen uit Duitschland
en verder aanvoeren.
Zeer vaak komt het voor, dat de hierbedoelde schepen onderweg (Asperen,
Deil of Geldermalsen) vastraken en daar moeten worden gelicht. Dit belemmert
het verkeer in ernstige mate en kost veel geld.
De schippers verhoogen dan ook de vracht voor Geldermalsen met een
nsico-premie" en het is regel, dat de vracht voor Geldermalsen tot / 1. per
ton hooger is dan voor de plaatsen langs Merwede en Nieuwe Maas.
Waar het hier massa-artikelen betreft en dus een vervoer van vele duizenden
tonnen per jaar is dit verschil zeer beduidend.
Het beteekent tot 15% van den prijs der goederen + vracht.
Dat hierdoor de concurrentie-mogelijkheid der betreffende fabrieken zeer
wordt beperkt, behoeft geen betoog.
Indien het verkeer met deze schepen normaal kan geschieden zouden veel
meer firma's dan thans het geval is er gebruik van maken.
We noemen:
de houthandel, de kolenhandel (aanvoer uit Duitschland, straks ook uit
Zuid-Limburg), de aanvoer van wegen-materiaal uit Duitschland enz.
Normaal verkeer zou mogelijk zijn, indien schepen met een diepgang van
ongeveer 2 M. ongehinderd konden varen.
De verbetering van de Linge als scheepvaartweg is, zooals boven betoogd,
van het grootste belang voor de groot- en kleinindustrie in deze omgeving en
evenzeer voor het handelsverkeer.
Evenzeer echter geldt dit belang voor den landbouw. De landbouworganisaties,'die alle lid zijn van het Departement van Nijverheid en Handel, hebben
dan ook zonder onderscheid uitgesproken, dat ook voor haar en hare leden
deze verbetering en uitbreiding zeer groote waarde en beteekenis heeft.
GeUermaUen, 16 Januari 1925.

Het Departement Geldermalsen van de


Ned. Mij. van Nijverheid en Handel.

196

BIJLAGE X I I .

OVERZICHT D E R ANTWOORDEN VAN D E POLDERBESTUREN


OMTRENT WATERGEBREK.

ANTWOORD.

NAAM.

A.

GELDERLAND.

Polderdistrict Over-Betuwe
Dorpspolder Huissen

Angeren
Doornenburg ...
De Honderd
Morgen van
Pannerden...
Gent
Bemmel

Lent
Oosterbout
SHjk-Ewijk ...
Herveld
Loenen en Wolferen
Andelst
Zetten

Hemmen

Lakemond
Randwijk
Heteren ...

Driel
Elden
Eist
Ressen en Doornik
Indoorn'k
Valburg
Ho moet

Niet ingevuld.
Geen gebrek.
Bij heete en droge zomers gebrek. Van vrij
geregelde schade geen sprake.
Niet ingevuld.
In droge zomers gebrek; zeer zelden schade.
In droge zomers gebrek; zeer zelden schade.
Alleen bij langdurige droogte (Juni-Augustus)
alle land langs de Linge gebrek. Door opstuwing wordt 's zomers het water voldoende
op peil gehouden voor vee en afscheiding der
weilanden.
Hoogst zelden; in 1921 geheele polder (459 H.A.)
schade door watergebrek.
Alleen plaatselijk; in 1921 schade door gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Watergebrek geen bezwaar, daar voldoende
voorraad door de stuwen blijft.
500 H.A. wei- en bouwland heeft gebrek in de
zomermaanden; zou grootendeels opgeheven
worden door plaatsen stuw aan het benedeneinde der Linge in Over-Betuwe.
250 H.A. wei- en bouwland en boomgaard heeft
gebrek in zomermaanden. Het gebrek is
't gevolg van opstuwing bij de Zettensche
brug. Door plaatsing van een stuw beneden
den mond van de Gespersche tochtsloot kan
bezwaar worden opgeheven.
Geheele polder in zomermaanden tijdens weideseizoen gebrek.
Idem.
In abnormale gevallen gebrek; ondervindt bezwaar van de stuw bij Talitha Kumi, juist
boven de Leigraaf van den polder. Het polderdistrict Over-Betuwe heeft met het plaatsen der stuwen alleen gerekend met de belangen van Eist en omstreken. Er behoorde
nog een stuw verder naar beneden te staan.
Geen gebrek.
Niet ingevuld; is over toestand in den polder
tevreden.
Niet ingevuld, daar Lingebeheer berust bij den
Dijkstoel in Over-Betuwe.
400 H.A. wei- en bouwland heeft gebrek, JuliSeptember.
De geheele polder heeft gebrek in de zomermaanden tijdens weideseizoen.
Betrekkelijk weinig last van te weinig water.
Geen gebrek.

197
NAAM.
Polderdistrict Neder-Betuwe.
l;P

Dorpspolder Hien en Dodewaard

Ochten

,,

IJzendoorn ...
Echteld
Zandwjjk
Kapel- en KerkAvezaath
Zoelen
Ravenswaay ...
Rijswijk
Maurik
Eek en Wiel ...
Ingen
Ommeren
Lienden
Kesteren
Heusden
Meerten
Aalst

Polderdistrict Buren

ANTWOORD.
Volgens globale raming hebben 10.000 H.A.
hooggelegen landen in de dorpspolders Aalst,
Lienden, Meerten, Ommeren, Ingen, Eek en
Wiel, Maurik, Rijswijk, Ravenswaay, Avezaath, Zoelen, Echteld en Zandwijk watergebrek.
Als er opstuwing en behoorlijk onderhoud van
duikers plaats had, zou gebrek niet zoo snel
ontstaan.
Indien bij gebrek het Inundatiekanaal geopend
werd, zou daarvan veel nut getrokken worden.
Geen gebrek.
Alleen gebrek bij droogte als in de zomers van
1920 en 1921.
Alleen gebrek bn zeer droge zomers.
Niet ingevuld.
Niet ingevuld.
Heeft schade door gebrek. Waterinlating door
inundatiekanaal of op andere wijze zou van
groot belang zjjn.
400 H.A. in zomermaanden gebrek.
Zeer weinig gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Zelden gebrek.
Niet ingevuld.
Gebrek komt zeer zelden voor.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Alleen in heel droge zomers gebrek.
Enkele perceelen Inden schade in perioden van
veel droogte; niet vrij geregeld.
Geen gebrek.
Bij droge zomers (Juli-Augustus) lndt ongeveer
het geheele district schade door gebrek. Bij
middelbaren waterstand op de Lek kan voor
het lage gedeelte van Tricht en Buurmalsen
op natuurlijke wnze water worden ingelaten.

Dorpspolder Buren en Erichem


.........

"
,,

Hooge perceelen lijden gebrek bij langdurige


droogte (Juli-Augustus).
Asch
Niet ingevuld.
Achter den Haag Bij zeer droge zomers lijden vrijwel alle weilanden gebrek.
Buurmalsen ... 600 H.A. bouw- en weiland hebben in Juli en
Augustus vrij geregeld gebrek.
Incht
610 H.A. bouw- en weiland in Juni tot half
Augustus vrij geregeld gebrek. Kan door in. ,
laten vanuit de Lek verholpen worden
xJeusichem en
Zoelmond
... Ongeveer de geheele polder bij abnormale droge
zomers, JuliSeptember gebrek.

Polderdistrict Culemborg...

Geen gebrek.

198

NAAM.

ANTWOORD.

Polderdistrict Tielerwaard...

Alleen in zeer droge zomers (Juli-Augustus)


gebrek in dorpspolder Opbemert. 550 H.A.
weiland, Meteren 50 H.A. weiland, Enspijk
200 H.A. weiland, Rumpt 10 H.A. bouwland
en 11 H.A. weiland.

Dorpspolder Dalem

Vuren

Heilouw

Haaften

Tuil

Waardenburg...

'

Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Bij langdurige droogte geheele polder gebrek.
De polder ligt te boog voor aanvoer uit de
Linge.
Neerijnen
Geen gebrek.
Opijnen
| Geen gebrek.
Heesselt
j Bij langdurige droogte en lagen rivierstand gebrek, geen schade.
Varik
Alleen bij buitengewoon droge zomers gebrek.
Ophemert
550 H.A. weiland heeft gebrek Mei-October.
Zennewijnen ... In de heete zomermaanden gebrek; niet geregeld
schade.
Est
Augustus en September gebrek; niet geregeld
schade.
Drumpt
Geen gebrek.
Tiel
Geen gebrek, daar de gemeente Tiel haar grachten geregeld van versch water moet voorrien
en de polder dit water ontvangt en afvoert.
Wadenoyen ... 300 H.A. weiland en 80 H.A. bouwland hebben
gebrek bij kenmerkend droge zomers (1921)
Juli-Augustus.
Geldermalsen...
Bij hooge uitzondering in Juli en Augustus gebrek (1921).
Meteren
100 H.A. wei- en bouwland gebrek in het
voorjaar.
Deil
Alleen bij langdurige droogte gebrek.
Enspijk
200 H.A. weiland doorgaans van Juni-Augustus
gebrek.
Rumpt
Bij droge zomertijden 121 H.A. grasland ge
brek.
Gellicum
Geen gebrek.

Buitenpolder

Beesd
Rhenoy
Acquoy
de Geeren
Marinwaard...

Polder Asperen

Heukelum
Spijk
n

B.

Geen
Geen
Geen
Geen
Geen

gebrek.
gebrek.
gebrek.
gebrek.
gebrek.

Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.

ZUID-HOLLAND.

Hoogheemraadschap van de
Vijfheerenlanden

Geen gebrek.

199
NAAM.

ANTWOORD.

Polders loozende op den Zederikboezem,

Waterschap de Huibert ...


Polder Achthoven

Lakerveld

Lexmond

Middelkoop

Quakernaak
Polders Neder-Heicop en
Neder-Boeicop ...

Over-Heicop en
Over-Boeicop

onderBverdingen...

onder Hagestein...

onder Vianen

Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Gebrek niet noemenswaard.
Niet ingevuld.
Geen antwoord ingezonden.

Niet ingevuld.
Geen gebrek.
Bij uitzondering gebrek.
Geen gebrek.

Polder Autena

Bolgeryen

Geen gebrek.
Geen gebrek.

Geen gebrek.

Polders loozende op de Linge.

Polder Hoogeind en
Schaayk
Geen gebrek.

Bruinsdel en HoogLeerbroek
Geen gebrek.

Hoog of Klein Oosterwijk


Geen gebrek.
Gecombineerde polders
Nieuwland en Leerbroek... Geen gebrek.
Vereenigde polders Kedichem
met Oosterwijk
Geen gebrek.
Polder Rietveld
Geen gebrek.

BIJLAGE XIII.

200

OVERZICHT D E R ANTWOORDEN V A N D E BURGEMEESTERS


OMTRENT WATERGEBREK.
NAAM.

A.

ANTWOORD.

GELDERLAND.

Gemeente Gendt
Bemmel

"
"

. Geen gebrek.
.
Alleen bij langdurige droogte, Juni-Augustus;
hoofdzakelijk weiland langs de weteringen
onder Doornenburg, Angeren en Bemmel gebrek. Normaal voldoende water door stuwen.
Huissen
Geen gebrek.
Eist
Enkele zeer hoog gelegen gronden vrn geregeld
(Juli-September) gebrek; bij zeer droge zomers
wordt wel schade geleden.
Valburg
In de zomermaanden 700 H.A. bouw- en
weiland onder Zetten en Herveld gebrek.
Gebrek zou grootendeels opgeheven worden
als te Hemmen bij de grens Over- en NederBetuwe een stuw werd geplaatst.
Heteren
230 H.A. grootendeels wei- en bouwland, half
Juni-half Augustus, gebrek. Door dat de
laatste stuw in de Linge is geplaatst bij Talitha
Kumi, juist boven deze gronden staat 't water
verder naar beneden te laag. Gewenscht een
stuw bij scheiding van Over- en NederBetuwe.
Hemmen
Zelfde opmerking als dorpspolder Hemmen.
Dodewaard
Acht vragen moeilijk te beantwoorden, meer
last van te veel, dan van te weinig water.
Kesteren
Alleen bij droge zomers gebrek.
Lienden
Geen gebrek.

Echteld
Alleen met groote droogte als in 1920 en 1921.
Maurik
Bij droge zomers kan watergebrek voorkomen
worden door bijtijds stuwen te plaatsen in
watergangen en slooten.
rpi i
Voor zoover bekend geen gebrek.
Zoelen'"".""
660 H.A. weiland in de zomermaanden gebrek.
Invoer van water bij droogte zou voor de
streek buitengewoon aan te bevelen zijn.
Buren
Bij droge zomers hebben hooge perceelen in
polder Buren en Erichem gebrek. In polder
achter den Haag lijden vrijwel alle weilanden
bij zeer droge zomers gebrek.
Beusichem
Alleen in abnormaal droge zomers (Juni-September) gebrek.
Culemborg
Geen gebrek.
Buurmalsen
Onbekend.
Beesd
Geen gebrek.
~ _ '
. ...
Ophemert
650 H.A. weiland bu Wadenoyen, Est, Opijnen en Varik hebben gebrek (Mei-October).
Wadenoyen
300 H.A. weiland en 80 H.A. bouwland alleen
bij heel droge zomers gebrek. (Juli-Augustus).
Varik
Alleen bjj buitengewoon droge zomers gebrek.
Est en Opijnen"... Gebrek in 1911 en 1921; sohade niet groot, wel
lastig voor drinkwater voor 'tvee en afscheiding. Het inundatiekanaal kan gebruikt worden om in te laten. Te probeeren een installatie te Gorinchem te bouwen om steun te
verleenen aan inlaat bij Tiel.
Waardenburg ... Verwijst naar de antwoorden der polderbesturen van Waardenburg en Neerijnen.
m

"

201
NAAM.
Gemeente Geldermalsen. ...

Deil
Haaften
Herwijnen
Vuren

ANTWOOED.
Bij hoogst zelden voorkomende gevallen 's zomers gebrek; schade door gebrek alleen inl921.
Bij drogen zomer gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Niet ingevuld.

B. ZUID-HOLLAND.
Gemeente Leerdam .

Asperen

Heukelum

Kedichem

Arkel

Schoonrewoerd ...

Everdingen

Hei- en Boeicop

Leerbroek

Nieuwland

Meerkerk

Lexmond

Hagestein

Vianen

Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Niet ingevuld.
Geen gebrek.
Niet ingevuld.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Geen gebrek.
Niet ingevuld.
Gebrek komt zelden voor.
Verwijst naar antwoord vanlVjjfheerenlanden.

BIJLAGE X I V .

202

NOTA B E T R E F F E N D E H E T T E S T E E N E N H O E K T E STICHTEN
GEMAAL.

1.

POMPTYPE.

I n verband zoowel met de grootte v a n het gemaal als met de sterk


wisselende capaciteit die het gemaal zal moeten bezitten, is het gewenscht de
capaciteit over eenige pompen te verdoelen, zoodat al naar gelang van de
behoefte n of meerdere pompen i n werking kunnen worden gesteld.
Omtrent de keuze van het pomptype werden inlichtingen ingewonnen bij
de N . V . Machinefabriek J a f f a " v / h Louis Smulders en Co. te Utrecht en
met de N . V . Machinefabriek Gebrs. Stork en Co. te Hengelo (O.). Op grond
van de door deze firma's verstrekte inlichtingen en.verschafte gegevens is
als enkelvoudig pomptype aangenomen een schroefpomp, die in staat is bij
0.80 M . opvoerhoogte 600 M . / m i n . of 10 M ./sec. op te brengen. D e schroefpomp werd hier i n verband met de steeds wisselende opvoerhoogte, uiteenloopende van 0 tot r u i m 2 M . , het aangewezen pomptype geacht, terwijl
het maximum rendement bij de meest voorkomende opvoerhoogte van ongeveer 0.80 M . werd aangenomen.
8

De

opbrengst van een dergelijke pomp bij verschillende

opvoerhoogten,

is i n staat A vermeld.
STAAT A .
OPBRENGST VAN E E N ENKELVOUDIGE POMP BIJ VERSCHILLENDE OPVOERHOOGTEN.
Opvoerhoogte.

M.
0
0.50
0. 80
1. 1.20
1.40
1.60
1.80
2. -

Opbrengst.

M ./sec.
11
10.5
10.9.5
9.8.5
8.7.5
7.8

I n 5 van Hoofdstuk I V is het door bemaling te handhaven peil van de


Linge te Gorinchem vastgesteld op 1.00 M . + N . A . P .
Indien de eisch werd gesteld, dat dit peil ook bij het maximum waterbezwaar, dat i n 7 van Hoofdstuk I werd bepaald op ongeveer 65 M . / s e c ,
nimmer zou mogen worden overschreden, zoodat dus, zoodra dit peil bereikt
is, geen rekening meer met eenige waterberging zou kunnen worden gehouden,
dan zouden, daar een dergelijk maximum waterbezwaar alleen is te verwachten
bij tamelijk hooge rivierstanden, waarbij de opvoerhoogte te Steenenhoek op
ongeveer l i a 2 M . is te stellen, zeker 8 pompen noodig zijn.
E e n dergelijke eisch zou echter overdreven zijn, daar bijna geen enkele
boezembemaling wordt ingesteld op een volledige handhaving van het gewenschte peil zonder overschrijding i n het meest ongunstige geval, dat zich
wellicht slechts een enkele maal i n de 20 jaar voordoet.
Alvorens het vermogen van het gemaal te bepalen, dat met inachtneming
van eenige waterberging i n perioden van zeer groot waterbezwaar, noodig zal
zijn om, zonder de eischen te hoog op te voeren, toch een voldoend bevredigende
verbetering der loozing te bereiken, zal eerst i n de volgende worden berekend
welk Lingepeil te Gorinchem zonder de waterberging i n rekening te brengen, bq
verschillend waterbezwaar en bij verschillende Waalstanden te Nijmegen, gehandhaafd k a n worden met een gemaal van 2, 3, 4 of 5 pompen, terwnl dan
dai\rna de waterberging i n rekening zal worden gebracht.
8

203
2.

PEIL DAT ONDER VERSCHILLENDE


OMSTANDIGHEDEN
GEHANDHAAFD KAN WORDEN, ZONDER D E WATERBERGING
IN REKENING TE BRENGEN.

Op bijlage 16 is grafisch voorgesteld, welk Lingepeil te Gorinchem met


natuurlijke loozing door het K a n a a l van Steenenhoek bij verschillende Waal
standen en verschillend waterbezwaar gehandhaafd kan worden.
Met inachtneming van de natuurlijke loozing is thans berekend welk Lingepeil te Gorinchem bij verschillende Waalstanden en verschillend waterbezwaar
gehandhaafd kan worden met een gemaal van 2, 3, 4 of 5 pompen van het
aangenomen type.
De uitkomsten van deze berekening zijn i n Staat B opgegeven.
Voor eiken Waalstand te Nijmegen van 8, 9, 10, 11, 12 en 13 M . + N . A . P .
is voor waterbezwaren van 20 tot 65 M /sec. opgegeven het Lingepeil te Gorinchem dat gehandhaafd kan worden met uitsluitend natuurlijke loozing en voorts
met natuurlijke loozing, gepaard met een gemaal van 2, 3, 4 of 5 pompen, waarvan dus elke pomp een vermogen heeft als i n staat A is aangegeven.
Wanneer een peil van lager dan 0.75 M . + N . A . P . gehandhaafd zou kunnen
worden, is dit niet nader uitgerekend, en'alleen aangegeven lager dan 0.75".
De met natuurlijke loozing te handhaven peilen zijn reeds graphisch voorgesteld op bijlage 16.
Ten einde eenig inzicht te krijgen, welke peilsverlaging met een gemaal
van 2, 3, 4 of 5 pompen te bereiken is, zijn op dezelfde schaal als genoemde
bijlage 16 voor de natuurlijke loozing is geschied, de met de bemaling te handhaven Lingepeilen op bijlage 28 grafisch voorgesteld en wel in de figuren
14 voor een gemaal van respectievelijk 2, 3, 4 of 5 pompen.
Uitdrukkelijk zjj er de aandacht op gevestigd, dat de invloed van de waterberging hierbij nog niet i n rekening is gebracht, zoodat de hier berekende peilen
alleen zullen voorkomen bij een langen duur van den maximum afvoer,
waarbij de waterberging op de Linge geen invloed meer uitoefent, een toestand
die b groot waterbezwaar niet voorkomt.
Bij groot waterbezwaar komt n.1. de maximum afvoer slechts gedurende
korten tijd voor, zoodat dan het maximum waterbezwaar voor de loozing niet
in rekening behoeft te worden gebracht.
Als bijv. de afvoer van de Linge i n een periode van groot waterbezwaar
gedurende eenige dagen geleidelijk toeneemt van 20 M ./sec. tot 50 M ./sec.
en daarna weer afneemt, terwijl de afvoer van 50 M ./sec. als maximum slechts
1 dag voorkomt, dan zal een lager peil gehandhaafd kunnen worden dan i n
staat B is opgegeven voor een waterbezwaar van 50 M . / s e c , omdat een gedeelte
van den aanvoer voor de vulling van de als boezem dienst doende benedenLinge noodig is, wanneer althans dan eenige overschrijding van het peil van
1 M . + N . A . P . te Gorinchem wordt toegelaten.
Houdt echter de gFoote afvoer langeren tjjd aan, dan houdt de invloed
van de waterberging op. In hoeverre de waterberging van invloed is op het
peil hangt er van af, i n welke mate de afvoer toeneemt en hoelang de groote
afvoer aanhoudt.
3

3.

DE WATERBERGING.

Waterberging is, zooals uit de diverse verhangljjnen, geteekend op de


bijlagen 3, 4, 5 en 12 valt te zien mogelijk p de beneden-Linge van
Steenenhoek tot ongeveer bij Geldermalsen. )
De lengte van dit Lingevak, met inbegrip van het Kanaal van Steenenhoek
bedraagt ongeveer 46 K . M . , terwijl op dit Lingevak ongeveer 35.000 H . A . of
buna de helft van het stroomgebied loozen, vrijwel uitsluitend met wind-of
machinale bemaling.
1

*) De bovengrens, waarvoor Geldermalsen is aangenomen, kan natuurlijk niet zuiver


worden aangegeven. De grens verplaatst zich bij hooger standen stroomopwaarts. Bii
zeer hooge standen, zooals m Januari 1926 zijn voorgekomen, ligt de grens ongeveer bij

204
STAAT B .
Lingepeil te Gorinchem in M.+N.A.P., dat gehandhaafd kan worden bij
waterbezwaar van 20 65 M ./sec. en Waalstand te Nijmegen van 813 M.
+N.A.P., bij uitsluitend natuurlijke loozing en bij natuurlijke loozing, gepaard
met een gemaal van 2, 3, 4 of 5 pompen, in beide gevallen zonder waterberging in rekening te brengen. )
8

|WV$
Omschrijving
loozingsmiddelen.

^. '
- ..
Nijmegen.
a a

'"^~ '

Waterbezwaar i n M*./sec

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

'

Nat. loozing
2.55 2.87 2.90 2.93 2.96 2.99 3.02 3.05 3.08 3.12
I Gem. 2 pompen... 2.00 2.85 2.90 2.93 2.96 2.99 3.02 3.05 3.08 3.12
l
3
... 0.85 1.50 2.12 2.85 2.95 2.99 3.02 3.05 3.08 3.12
13. \
lager
\
4
dan 0.85 1.25 1.70 2.10 2.85 2.95 3.03 3.08 3.12
I
,
0.75 lager
5
dan 0.80 1.12 1.45 1.80 2.20 2.90 3.05 3.10
\
"
0.75
N a t loozing
2.17 2.22 2.27 2.31 2.35 2.39 2.42 2.47 2.52 2.57
f Gem. 2 pompen... 1.40 2.10 2.17 2.24 2.28 2.35 2.40 2.46 2.52 2.57
lager
\
3
... dan 1.00 1.60 2.13 2.22 2.30 2.37 2.45 2.52 2.57
12. )
'
0.75 lager
1
4
...

dan 0.75 1.15 1.60 2.12 2.32 2.41 2.48 2J5


!
0.75
5

0.75 1.05 1.37 1.70 2.25 2.42 2.50


>

Nat. loozing
/ Gem. 2 pompen...

\
/

4
"

1.67 1.75 1.82 1.89 1.95 2.00 2.04 2.08 2.12 2.18
0.90 1.50 1.67 1.77 1.85 1.95 2.01 2.07 2.12 2.18
lager dan
...
0.75
1.12 1.60 1.75 1.87 1.95 2.04 2.10 2.18

...

/ Nat. loozing
\
10. )
)
/
\

1.25
lager
dan
0.75
...

Gem. 2 pompen...

"

4
5

dan* 0.82 1.25 1.65 1.88 2.00 2.08 2.17


0.75 lager

dan 0.82 1.05 1.30 1.80 2.00 2.14


0.75

1.35 1.44 1.52 1.60 1.66 1.73 1.79 1.85 1.92


1.10 1.28 1.41
lager
dan 0.75 1.25
0.75
lager dan
0.75
,
l

, N a t loozing
1.00 1.10 1.20
lager
, Gem. 2 pompen... dan 0.85 1.03
\
0.75
I
lager dan
\
3

0.75
I
f
4
. . .
"
\
5

... I

1.52 1.62 1.71 1.78 1.85 1.92


1.42 1.54 1.65 1.76 1.84 1.92
0.97 1.36 1.57 1.70 1.81 1.90
0.78^0.951 1.17 1.55 1.73 1.85

1.29 1.37 1.45 1.53 1.61 1.69 1.77


1.17 1.29 1.43 1.52 1.61 1.69 1.77
1.05 1.22 1.36 1.48 1.58 1.69 1.77
lager
dan 0.87 1.22 1.40 1.53 1.65 1.76
0.75

0.75 0.90 1.08 1.35 1.57 1.72

/ N a t loozing

0.85 0.98 1.07 1.16 1.24 1.32 1.40 1.48 1.56 1.65
lager dan
Gem. 2 pompen....
0.75
0.92 1.07 1.20 1.30 1.39 1.48 1.56 1.65

l
8. )
)
/

"

"

"

4
5

...

darT 0.92 1.10 1.271 1.37 1.47 1.56 1.65


0.75 lager

dan 0.80 1.10 1.30 1.43 1.55 1.65


0.75 lager
1 dan 0.85 1.02 1.27 1.47 1.62
0.75
n

g'

'

'

*) De standen boven eonventiepeil zijn ook hier, evenals m staat 13 van Hoofdstuk I
cursief gedrukt en dienen slechts om een indruk te geven welk peil eventueel bij opheffing van het eonventiepeil ton kunnen worden gehandhaafd.

205

Brj een stand van ongeveer 1 M . + N . A . P . bedraagt het wateroppervlak


van dit Lingevak ongeveer 190 H . A . , terwijl bn een stand boven 2 M . + N A . P
te Gorinchem, ongeveer 605 H . A . onder water staan. Tusschen 1 en 2 M + N A P
loopen dus ongeveer 415 H . A . , gedeeltelijk bekaad en gedeeltelijk onbe'kaad
oeverland met verschillende terreinshoogten, onder water. Hiervan liggen
ongeveer 165 H . A . tusschen Gorinchem en Asperen en ongeveer 245 H . A .
tusschen Asperen en Geldermalsen.
In staat C is een overzicht gegeven van de oppervlakte die voor waterberging beschikbaar is beneden Geldermalsen bij verschillende peilen. Voor het
Kanaal van Steenenhoek is de berging tot 1.40 M . + N . A . P . constant op 55 H A
en daarboven constant op 60 H . A . gesteld, daar de oppervlakte slechts weinig
toeneemt bij hoogere standen.
STAAT C .
O P P E R V L A K T E VOOR W A T E R B E R G I N G I N H . A .

Peil te Gorinchem i n M . + N . A . P .
_

Lingevak
.

1 00

* | ; w _,
Bteenenhoek-Gonnchem

55
A

L40

1.60

1.80

55

H.A.
55

H.A.
60

H.A.
6Q

H.A.
60

2.00

Gorinchem-Asperen

70

210

210

220

230

235

Asperen-Geldermalsen

65

80

180

205

260

310

345

445

485

550

605

Totaal SteenenhoekGeldermalsen
=

1.20

_ _ _

190

_ _ _ _ _ _

Brj een stand van 2 . - M . + N . A . P . te Gorinchem kan dus op een opper


vlakte voor waterberging gerekend worden van ruim 600 H . A .
Bn standen tusschen 2.00 M . en 2.25 M . + N . A . P . te Gorinchem neemt de
oppervlakte slechts weinig toe. Bij hooger standen dan 2.25 M . + N . A . P . wordt
de oppervlakte weer belangrijk grooter, doch daar er naar gestreefd zal moeten
worden de loozing zoodanig te verbeteren, dat dergelijke hooge standen niet
meer zullen voorkomen, is die oppervlakte niet nader berekend.
In bovenstaande opgaven zijn terreinen die bekaad zijn voor de waterberging
eerst i n rekening gebracht, wanneer de kadehoogte overschreden wordt. Daar
de terreinen binnen de kade, die dus lager liggen, dan volloopen, zal de berging
iets meer bedragen dan alleen uit de oppervlakte zou volgen. I n staat D is, met
de vulling van de bekade terreinen rekening houdende, opgegeven, de werkelijke
hoeveelheid i n millioenen M . , welke tusschen verschillende standen i n het
geheele Lingevak Steenenhoek-Geldermalsen geborgen wordt.
3

STAAT D.

' "

INHOUD D E R WATERBERGING STEENENHOEK GELDERMALSEN.

Peil.

M.+N.A.P.
tusschen 1.00 en 1.20
1.20 en 1.40

1.40 en 1.60
1.60 en 1.80
1.80 en 2.00
2.00 en 2.20

Waterberging
Steenenhoek-Geldermalsen.
Millioen M .
0 64
o'83
0.93
{.07
1*25
1.25
8

206
Om nu brj de berekening van de peilen, die onder verschillende omstandigheden van waterbezwaar en rivierstand gehandhaafd zullen kunnen worden,
de waterberging in rekening te brengen, zal de gemiddelde waterberging bij
verschillende peilen worden uitgedrukt in M ./sec. bij een stijging van 1 c.M.
per etmaal, waarbij voorloopig het niveau horizontaal zal worden aangenomen.
De uitkomsten zjjn in staat E opgegeven.
8

STAAT E.
GEMIDDELDE WATERBERGING STEENENHOEK-GELDERMALSEN IN M ./SEO. BIJ STIJGING VAN 1 C.M. PER ETMAAL.
8

Gemiddelde waterberging
bij een stijging van 1 c.M.
per etmaal.

Peil.

M.+N.A.P.
tusschen 1.00 en 1.20
1.20 en 1.40
1.40 en 1.60
1.60 en 1.80
1.80 en 2.00
2.00 en 2.20

M ./sec.
0.37
0.48
0.53
0.62
0.73
0.73
8

Stijgt dus, om een voorbeeld te geven, de Linge beneden Geldermalsen


in een etmaal van gemiddeld 1.50 M.+N.A.P. tot gemiddeld 1.65M. + N.A.P.,
dan is voor de waterberging noodig een hoeveelheid, die overeenkomt met een
gemiddelden afvoer van 10x0.53+5x0.62=8.4 of rond 8 M ./sec,, zoodat
de afvoer te Steenenhoek ongeveer 8 M . minder zal zijn geweest dan de aanvoer
op de Linge tusschen Geldermalsen en Steenenhoek.
Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat de waterberging wel degelijk van invloed
kan zijn in perioden van groot waterbezwaar. Hoe groot die invloed kan
zijn hangt af van den duur der periode en van de overschrijding, welke van
het onder normale omstandigheden te handhaven peil van 1 M.+N.A.P. in
enkele perioden van zeer groot waterbezwaar kan worden toegelaten.
8

4. HET IN REKENING TE BRENGEN WATERBEZWAAR.


In 7 van Hoofdstuk I werd het waarschijnlijk maximum waterbezwaar
van de Linge benaderd op rond 65 M ./sec., dit is ongeveer driemaal de maximum
afvoer van de Linge te Tiel, welke in 6 van Hoofdstuk I op 21 M ./sec. werd
bepaald.
*...
J
Dit maximum waterbezwaar van 65 M ./sec. komt brj den bestaanden
toestand nog niet voor, omdat bij hooge Lingestanden verscheidene gemalen,
o.a. het Rijksgemaal aan den Arkelschen Dam, de bemaling geheel of gedeeltelnk
moeten staken.
,
Indien echter door stichting van een krachtig gemaal te Steenenhoek de
loozingsmiddelen zoodanig worden verbeterd, dat Lingestanden waarbij de
bemaling geheel of gedeeltelijk moet worden stopgezet niet meer zullen voorkomen, dient wel op de mogelijkheid, dat een dergelijk maximum waterbezwaar zal voorkomen, gerekend te worden, al zal dit ook hoogst zelden het geval
' Om de capaciteit van het te stichten gemaal te bepalen, behoeft echter niet
van dit maximum waterbezwaar te worden uitgegaan, doch dient te worden
nagegaan hoe groot het waterbezwaar is, dat onder verschillende omstandigheden, in den zomer en in den winter, kan voorkomen, en hoeveel dagen en
tot welke hoogte in een langdurige periode overschrijding van het gewenschte
peil kan worden verwacht.

Een nauwkeurige berekening van het onder verschdlende omstandigheden


te verwachten waterbezwaar is, alleen afgaande op den bestaanden toestand,
niet mogelijk, daar juist bij verbetering der loozingsmiddelen de toestand zal
veranderen.
,. ,
Wel kan bn benadering het waterbezwaar voor het geheele stroomgebied
worden afgeleid uit den afvoer van de Linge te Tiel, welke afvoer met behulp
van de op bijlage 7 geteekende afvoerkromme voor eiken stand is te bepalen.
8

207
; g 5 van Hoofdstuk I werd het verband afgeleid tusschen de Waalstanden
te Nnmegen en den Lingestand te Tiel, in perioden met weinig of geen regenval
welk verband op bnlage 6 graphiscb is voorgesteld.
Hiermede kan de afvoer van de Linge te Tiel gesplitst worden in den
afvoer van kwelwater en van regenwater, waarvan, zooals in Hoofdstuk I is
aangetoond, de maxima niet gelijktijdig voorkomen. Voorts dient er rekening
mede te worden gehouden, dat, zooals o.a. in 9 van Hoofdstuk l i s aangetoond
m een periode van zeer groot waterbezwaar de ongunstigste loozingsperiode t
Steenenhoek tussohen de maximum afvoeren van regen- en kwelwater invalt
In droge perioden, wanneer de Linge geen regenwater en vrijwel alleen
kwelwater afvoert, zal het kwelwater alln de minimum afvoer van de Linge
bepalen.
De lengte der rivierdijken langs het boven de Groote Brug te Tiel op de
Lmge afwaterende stroomgebied bedraagt ongeveer 80 K . M . , terwijl de totale
lengte nvwrdflk langs het geheele stroomgebied ongeveer 168 K . M . of ruim
net dubbele bedraagt.
Zonder groote fout te maken zal de afvoer aan kwelwater van de geheele
Lmge op ongeveer het dubbele van den afvoer aan kwelwater bij de Groote
Brug te Tiel gesteld kunnen worden, dus het dubbele van de cijfers opgegeven
m kolom 3 van staat 10 ( 6 van Hoofdstuk I), waarbij er dan rekening mede
dient te worden gehouden, dat er tusschen den afvoer van kwelwater en den
Waalstand te Nnmegen een phaseverschil van ongeveer 4 dagen bestaat
In staat F is dit minimum waterbezwaar van de geheele Linge, nagenoeg
uitsluitend aan kwelwater, opgegeven.
s

STAAT F .

MINIMUM WATERBEZWAAR V A N D E LINGE, NAGENOEG


UITSLUITEND A A N KWELWATER, BIJ VERSCHILLENDE
WAALSTANDEN.

Rivierstand van de
Waal te Nijmegen

Waterbezwaar van de
nge
' itduitend a a n
kwelwater,
ongeveer
4 dagen later dan den
Waalstand te Nijmegen.

M.+N.A.P.
8
9
10
11
12
13

MVsec.
5
8
ii
16
21
27

" A I , uc*e uuiers siecnts een ruwe benadering geven en in


werkelnkheid daarvan zeker afwijkingen zullen voorkomen, daar de kwel bii
vallende en wassende rivier en in den zomer of winter bij denzelfden rivierstand
met even groot is.
Voor het regenwater kan, overeenkomstig de verhouding der oppervlakte
van het stroomgebied boven Tiel van 22480 H.A. bij een totaal stroomgebied
der geheele Lmge van 71.000 H.A., het waterbezwaar van het geheele stroomgebied bn benadering op ongeveer 3V5 maal den afvoer van regenwater te Tiel
gesteld worden wanneer de gemalen niet meer wegens te hoogen Lingestand
gedeeltelijk behoeven te worden stopgezet.
U*MUI
Trptn

af

bepaald

er

kwelwater af te
f

* te Tiel gevonden, waaruit dus bjj


waterbezwaar aan regenwater voor de geheele Linge kan worden
a

e r

r e

t e

T i e l

a f v o e r

e n w a t <

Het totale waterbezwaar voor de geheele Linge voor verschillende Waalstanden en verschillende standen van de Linge te Tiel, wordt dan bij benadering
gevonden uit de som van het in staat F voor den Waalstand opgegeven kwelwater en 6 / maal den afvoer van het regenwater te Tiel, behoorende bn den
stand van de Linge te Tiel, berekend als hierboven vermeld. Op deze wijze
is voor het totale waterbezwaar van de Linge staat G samengesteld
n de samenstelling moest er rekening mede gehouden worden, dat alleen
voor afvoer van kwelwater, bij eiken stand van de Waal een bepaalde stand van
6

208

de Linge te Tiel behoort en lager standen te Tiel dan die welke noodig zijn voor
den afvoer van kwelwater slechts bij uitzondering i n zeer droge perioden voorkomen, zoodat het geen zin heeft, hiervoor een cijfer van het waterbezwaar
i n te vullen. Bij een Waalstand te Nijmegen van bijv. 12 M . + N . A . P . behoort
volgens Staat 10 van Hoofdstuk I een Lingestand te Tiel van ongeveer 3.90 M .
+ N . A . P . , wanneer de Linge alleen kwelwater en geen regenwater afvoert.
B dien Waalstand kunnen dus alleen hoogere standen, wanneer behalve het
kwelwater ook nog regenwater wordt afgevoerd, doch geen standen te Tiel
veel lager dan omstreeks 3.90 M . + N . A . P . voorkomen. In staat G is dan in die
gevallen ingevuld: k o m t niet voor", waarbij met verschillen van 5 c . M . of
minder geen rekening is gehouden. Voorts dient i n aanmerking te worden
genomen, dat het waarschijnlijk maximum waterbezwaar i n 7 van Hoofdstuk I
werd bepaald op 65 M. /sec, zoodat met de combinaties, Waarbij een grooter
waterbezwaar dan 65 M. /sec. wordt gevonden, i n de praktijk geen rekening
zal behoeven te worden gehouden. Deze cijfers zijn i n staat G cursief gedrukt.
3

STAAT G .
WATERBEZWAAR VAN D E LINGE T E GORINCHEM IN M . / S E C . BIJ VERSCHILLENDE
STANDEN V A N D E WAAL T E NIJMEGEN E N VERSCHILLENDE STANDEN VAN D E
LINGE T E TIEL.
8

Lingestand aan de Groote Brug te Tiel i n M . + N . A . P .


.
.
j
.

Rivierstand van
^ijegem
M+NAP
8
9
10
11
12
13

3.00

3.20

MS/sec.
8
1H

3.40

3.601 3.80

M )sec.
16
21
3

6 | 10
141 19
komt
niet
8
12* 17*
voor komt komt
niet niet
14*
voor voor komt

,,
niet
voor
,

;>

4.00

4.201 4.40

4.601 4.80

5.00

M /sec.
27
33

M /sec.
40
47*

M^sec.
56
65

M /sec.
75

25

38*

46

54

31*

23

29*

36*

44

,
52*

20

26*

33*

41

49*

63
,
61

58

72\
_
70
_
67*

17
23* 30*
komt komt
niet niet
27
voor voor

38

46*

55

64

34*

42*

51*

61

Opgemerkt zij nog, dat ook een combinatie van een lagen Waalstand van
bijv 8 M . + N . A . P . te Nnmegen met den hoogsten Lingestand te Tiel van
4.80 M . + N . A . P . i n werkelijkheid niet zal voorkomen, hoewel dit wel mogelijk
zou zijn na een periode van zeer hevigen regenval.
Ten slotte zij er nog op gewezen, dat de i n staat G opgegeven enters als een
globale benadering moeten worden opgevat. I n werkelijkheid zullen natuurlnk
afwijkingen voorkomen, o.a. reeds doordat de regenval dikwnls met over het
geheele stroomgebied gelijk is verdeeld. .
i i
Als gemiddelde van een langdurig tijdperk kunnen de cufera echter wel als
voldoende betrouwbaar worden beschouwd om daarmede globaal de benoodigde
capaciteit van een te stichten gemaal te bepalen.
5.

B E R E K E N I N G E N OMTRENT
VAN H E T GEMAAL.

H E T BENOODIGD

VERMOGEN

Wanneer ter verbetering van den bestaanden onvoldoenden toestand der


loozingsmiddelen wordt overgegaan tot stichting van een nieuw gemaal te
Steenenhoek, zal getracht moeten worden een zoodanige verbetering te verkrijgen, dat overschrijdingen van het gewenschte Lingepeil tot een minimum
zullen worden beperkt.
,. , ,
Dat i n enkele gevallen, bij een samenloop van ongunstige omstandigheden
het gewenschte peil tooh ook na de verbetering der loozingsmiddelen nog zal
worden overschreden, is zooals reeds eerder gezegd praktisch vrnwel onvermijdelijk.

209
De vraag is echter hoeveel maal en in welke mate overschrijdingen van het
gewenschte peil zullen voorkomen, waarbij onderscheid zal zijn te maken tusschen
overschrijdingen in de vier wintermaanden November, December, Januari en
Februari, en in de overige maanden MaartOctober, welke met zomermaanden
zullen worden aangeduid.
Het peil, dat in verband met de tusschen Asperen en Geldermalsen op de
Linge vrij loozende polders zooveel mogelijk met natuurlijke loozing zal moeten
worden gehandhaafd, is,in 5 van Hoofdstuk IV bepaald op 0.80 M.+N.A.P.,
terwijl voor de inwerkingstelling van het gemaal gerekend zal moeten worden
op handhaving van een peil van 1 M.+N.A.P.
Zoolang dit peil van 1 M.+N.A.P. kan worden beheerscht en dus te Steenenhoek nog langs natuurlijken weg kan worden geloosd hetgeen door de Linge
boven Gorinchem wordt aangevoerd, zal voor de bepaling van het vermogen
van het gemaal met de waterberging op de Linge geen rekening behoeven te
worden gehouden.
Uit bijlage 28 kan dan direct worden afgeleid, bij welk waterbezwaar bij
verschillende Waalstanden dit peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem nog met een
gemaal van 2, 3, 4 of 5 pompen, elk van een capaciteit als in staat A aangegeven,
kan worden gehandhaafd.
De uitkomst is in staat H vermeld. Daarbij is tevens opgegeven het waterbezwaar, dat zonder gemaal alleen met natuurlijke loozing bij handhaving van
een peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem kan worden beheerscht, afgeleid
uit bijlage 16.
Daar het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem niet meer gehandhaafd kan
worden, wanneer de loozingsmiddelen niet in staat zijn het minimam waterbezwaar, als opgegeven in staat F, dat bij een bepaalden Waalstand alleen
tengevolge van het kwelwater voorkomt, af te voeren, is voor die gevallen
in staat H ingevuld: handhaving peil onmogelijk".
STAAT H.
WATERBEZWAAR IN M . / S E C , WAARBIJ E E N PEIL V A N 1 M . + N.A.P. T b ORINCHEM
8

BIJ

VERSCHILLENDE

NATUURLIJKE
GEMAAL

WAALSTANDEN

LOOZING

V A N 2,

3,

EN

GEHANDHAAFD

MET NATUURLIJKE

4 OF 5 POMPEN,
IN

K A N WORDEN,

LOOZING

ALLEEN MET

GEPAARD

MET EEN

E L K M E T E E N VERMOGEN ALS OPGEGEVEN


STAAT

A.

Rivierstand
Alleen
Natuurlijke loozing en een gemaal van:
van de Waal natuurlijke
I
te Nijmegen. loozing.
2 pompen 3 pompen I 4 pompen 5 pompen
M.+N.A.P.
8

M ./sec.
26

M ./sec.
32

M ./sec.
37

M ./see.
43

M ./sec.
49*

20

28*

34

41*

48

10

9
Handhaving
peil onmogelijk

23

32

40

46*

11

20*

29

37

44

12

Handhaving
peil onmogelijk.

25

33

39

13

Handhaving
peil onmogelijk.

27

33

Uit beide staten G en H valt nu direct te bepalen tot welken Lingestand


te Tiel, bij verschillende Waalstanden, het geheele waterbezwaar van de Linge
kan worden beheerscht met natuurlijke loozing en met een gemaal van 2, 3, 4
of 5 pompen, zonder dat het gewenschte peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem
wordt overschreden.
De uitkomsten zjjn in staat J opgegeven, afgerond naar beneden op 5 c.M.

210

STAAT J .
MAXIMUM LINGESTAND AAN DE GROOTE BRUG TE TIEL,WAARBIJ MET ALLEEN
NATUURLIJKE LOOZING EN MET EEN GEMAAL VAN 2, 3, 4 OP 5 POMPEN, BIJ VERSCHILLENDE WAALSTANDEN TE NIJMEGEN EEN PEIL VAN 1 M.+N.A.P. IN DE
LINGE TE GORINCHEM GEHANDHAAFD KAN WORDEN.

Rivierstand
van de Waal
te Nijmegen.
M.+N.A.P.
8

Natuurlijke loozing en een gemaal van:


Alleen
.
_
natuurlijke
loozing.
2 pompen 3 pompen 4 pompen 5 pompen
M. +N.A.P.
3.75

M. + NA..P.
3.95

M. + NA.P.
4.10

M.+ N.A.P.
4.30

3.60

3.90

4.05

4.30

4.45

10

3.25
Handhaving
peil
I onmogelijk

3.80

4.05

4.30

4.45

3.80

4.05

4.30

4.45
4.40

11
12

Handhaving
peil
onmogelijk

4.00

4.25

13

Handhaving
peil
I onmogelijk 1

4-20

M. + N.A.P.
4.45

4.35
1

Is dus bij een Waalstand als in de le kolom aangegeven, de Lingestand


te Tiel hooger dan in staat J voor de verschillende capaciteiten der loozingsmiddelen is opgegeven, dan kan met de loozingsmiddelen het peil van 1 M.
+N.A.P. in de Linge te Gorinchem niet meer gehandhaafd worden en zal dit
peil derhalve worden overschreden.
Ten einde te kunnen beoordeelen hoeveel maal de overschrijdingen van het
peil van 1 M.+N.A.P. zullen voorkomen, zouden voor een langdurig tijdvak
van bnv. 15 a 20 jaar de frequenties der verschillende combinaties van Waalstand te Nijmegen en Lingestand te Tiel moeten worden nagegaan, terwijl daarbij
een phaseverschil van 4 dagen in aanmerking zou moeten worden genomen.
Dit zeer tjjdroovend werk, waarbij bovendien in verband met het phaseverschil zeer licht vergissingen kunnen worden begaan, kan echter belangrijk
worden vereenvoudigd, door met behulp van de frequenties der Lingestanden
te Tiel en Waalstanden te Nijmegen, de bijlagen 20 en 26, en de voor deze
waterstanden uit de gemiddelde standen der wintermaanden 1910-1916 bepaalde correlatie, bij benadering de meest waarschijnlijke combinatie af te leiden.
Bij de berekening der correlatie tusschen de gemiddelde maandstanden
der wintermaanden, November, December, Januari en Februari der jaren
19101916 werd voor de betrekking tusschen den Lingestand te Tiel en den
Waalstand te Nijmegen, voor standen te Nijmegen tusschen 8 en 11 M.+N.A.P.
de volgende vergelijking gevonden:
T = 0.10+0.37 N., waarin
T = Lingestand aan de Groote Brug te Tiel in M.+N.A.P., en
N = Waalstand te Nijmegen in M.+N.A.P.
.
"Voor de standen te Nijmegen boven 11 M.+N.A.P. kan deze vergelijking
niet meer gebruikt worden, terwijl zij voorts slechts het verband uitdrukt van
gemiddelden, zoodat natuurlijk in werkelijkheid steeds afwijkingen zullen
voorkomen.
.
Volgens deze vergelijking worden voor de gemiddelde overeenkomstige
standen de in staat K opgegeven waarden, afgerond op 5 c.M., gevonden.

211
STAAT K .
GEMIDDELDE OVEREENKOMSTIGE STANDEN.

Waal te Nnmegen.
M.+N.A.P.
8

- 50
9
9- 50
!0
10.50
8

1 1

Linge Groote Brug te Tiel.


M.+.N.A.P.
3.05
3.25
3.45
3.60
3.80
4.00
4.15

Wanneer men nu deze cijfers vergelijkt met die van staat J , die betrekking
hebben op de handhaving van een peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem dan
blnkt daaruit reeds dadelijk, dat met uitsluitend natuurlijke loozing al spoedig
de handhaving van het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem niet meer mogelijk is
Bn een Waalstand van 10 M.+N.A.P. zou volgens staat J , alleen met
natwirlnke loozing, het peil gehandhaafd kunnen worden, wanneer inde Linge
te Tiel de, stand met hooger is dan 3,25 M.+N.A.P., terwijl volgens staat K
als gemiddelde bn een Waalstand te Nijmegen van 10 M.+N.A P een Lingestand te Tiel voorkomt van 3.80 M.+N.A.P.
Bi een Waalstand te Nijmegen van l M.+N.A.P. of hooger is er dus met
uitsluitend natuurlijke loozing geen sprake meer van handhaving van een peil van
1 M.+N.A.P. in de Linge te Gorinchem.
Ook bij een Waalstand van 9.50 M.+N.A.P., waarmede als gemiddelde
volgens staat K overeenkomt een Lingestand van 3.60 M.+N A P te Tiel zal
, xT Tl
!
natuurlijke loozing handhaving van het peil van 1 M
+N.A.P. te Gorinchem onmogelijk zijn.
Daar volgens de frequentiekrommen voor de Waal te Nijmegen geteekend
op bnlage 26, een stand van 9.50 M.+N.A.P. in de 4 wintermaanden gemiddeld
ruim 40 dagen en m de 8 zomermaanden gemiddeld 50 dagen, dus totaal gemiddeld ruim 90 dagen per jaar wordt overschreden, kan de natuurlijke loozing
als volkomen ontoereikend verder wel buiten beschouwing gelaten worden
Wat nu de loozing met een gemaal van 2 pompen betreft, kan uit een ver^ 7 ,
f*.
morden afgeleid, dat tot een Waalstand van
9.50 M.+N.A P. te Nnmegen als regel de handhaving wel mogelijk zal znn
Bn een Waalstand van 10 M.+N.A.P., waarmede volgens staat K als
gemiddelde overeenkomt een stand van 3.80 M.+N.A.P. te Tiel zou volgens
staat J , om nog een peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem te kunnen handhaven
het Lingepeil te Tiel niet hooger dan 3.80 M.+N.A.P. mogen zijn
Een Waalstand van 10 M.+N.A.P. wordt volgens de frequentiekrommen
in de 4 wintermaanden ongeveer 30 en in de 8 zomermaandon ongeveer 28
dagen, dus totaal ongeveer 58 dagen per jaar overschreden.
Aangezien als gemiddelde met een Waalstand van 10 M + N A P overeen
komt een stand van 3.80 M.+N.A.P. in de Linge te Tiel, kan met zekerheid
worden aangenomen, dat voor meer dan de helft van die 58 dagen per jaar
dat een Waalstand van 10 M.+N.A.P. wordt overschreden de handhaving van
het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem niet mogelijk zal zijn
Een dergelijk gemaal, waarbij gerekend kan worden op overschrijding van
het gewenschte peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem gedurende gemiddeld
meer dan 30 dagen per jaar, kan zeker als geheel onvoldoende worden beschouwd
rj deze beoordeeling dient bovendien in aanmerking te worden genomen
dat een stand die gemiddeld 30 dagen per jaar overschreden wordt, welk gemiddelde is afgeleid uit een 20-jarig tijdvak, in een enkel jaar een belangrijk
grooter aantal dagen kan worden overschreden.
Zoo werd bijv. in het jaar 1910 een stand van 3.8 M.+N.A.P. in de Linge
te nel totaal gedurende 106 dagen overschreden, waarvan 19 in Juli en 15 in
Augustus vielen.
Op grond van deze slechts globale beschouwingen kan met voldoende
zekerheid worden vastgesteld, dat een gemaal met 2 pompen absoluut onvola

l 8

e g e

m e t

d e

l u i t e n d

e n

212
doende capaciteit zal bezitten, om een eenigszins bevredigende verbetering
der loozing van de Linge te verzekeren.
Thans zal dus nader moeten worden onderzocht wat met een gemaal van
3, 4 of 5 pompen is te bereiken.
'
Uit een vergelijking van de cijfers van staat J en K valt af te leiden, dat
met een gemaal van 3 pompen bij een Waalstand van 10 M + N A.P., waarmede
als gemiddelde overeenkomt een stand van 3.80 M.+N.A.P. in de Lmge te Tiel
als regel het gewenschte Lingepeil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem wel zal
^ r s T w t n e ^
gelijktijdig met een stand van 10 M.+N.A.P. in de Waal te Nnmegen, zal dit
volgens staat J niet meer mogelijk zijn.
Voor de verdere beoordeeling van hetgeen met een gemaal van 3, 4 ol 5
pompen zal zijn te bereiken, kunnen dus de dagen waarop de Waal te Nnmegen
lager dan 10 M.+N.A.P. en de Linge te Tiel lager dan omstreeks 3.80 M. + a . A r \
is buiten beschouwing blijven, daar onder die omstandigheden handhaving
van het gewenschte peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem zeker mogelnk is.
Voor alle zekerheid zal de grens voor de Lmge op 3.70 inplaats van 3.80 M.
+N.A.P. genomen worden.
T
Voor de dagen met een Waalstand hooger dan 10 M. +N.A.P. en een Lingestand te Tiel hooger dan 3.70 M.+N.A.P. kan nu echter met meer met de
gemiddelden worden gewerkt, doch dient de werkelijke frequentie der diverse
combinaties gedurende een tamelijk ^ng tijdperk te W e n nagegaan
Deze zijn opgemaakt voor het 15-jarig tndvak 1903-1917. Na 1917 znn,
zooals reeds eerder medegedeeld, de waarnemingen te Tiel gestaakt Voor
begin Augustus 1914, toen de opzetting van de Lmge voor militaire doeleinden
enkele dagen te Tiel merkbaar was, is daarvoor een correctie aangebracht.
De uitkomst is in staat L opgegeven.
De combinaties van Lingestanden lager dan 3.70 M.+N.A.P en Waalstanden lager dan 10 M.+N.A.P. zijn niet berekend, aangezien die voorde
beoordeeling niet noodig waren en wegens het groote aantal het werk belangrijk
in omvang zouden hebben doen toenemen.
^
;

S T A A T LA
AANTAL DAGEN DAT IN H E T 15-JARIG TIJDVAK 1903-1917 VERSCHILLBNDE
LINGESTANDEN T E TIEL BIJ VERSCHILLENDE WAALSTANDEN ZIJN VOORGEKOMEN. )

Waal te Nijmegen tusschen:


.
en 11 11 en 18

Linge te Tiel
M. + N.A.P.

1 0

1 0

18 en 18

M . + N X P . M + N A . . P . M.+N.A.P. M . + N J L P . M . + N . A . P . M. f N.A.P.

Lager dan 3.20


Van 3.20 tot 3.39

" ?*S

" 3 59

"

"

"
"

fin

3 69

"
"

"

V70 " 3 79
Vm " 3 89
IZ " 3 99
12 " 4 09
1 w " 419

4.40 4.49
4.50 4.59

j
^

g g

( 7 J J )

6 1
5

11
8
6
10
4

j^9)

4 4

(5) I 32 (23)
4 20 (6
4
8 3
6 16 9)
4 15 7)
4 (4)

77 (36)
31 (14)
37 (15)
24 (9)
24 (9)

<

4 1 )

< > I

29

u
u

1 8 ( 1 6 )
2

<

4
'

"
~

1 4 )

36 (19) j 24 (11)
37 (14)126 (9)
45 (13) 27 (14)
33 (10) 26 (4)
30 (8) 33 (11)

_
J

4(3)
4
6 (2)
1
o

Uit deze cijfers kan met behulp van staat J worden afgeleid dat met een
gemaaWan 3 pompen een Lingestand van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem m het
* D

ciifers tusschen haakjes geven het aantal dagen aan in de 8 zomermaanden

November, December, Januari en Februan.

213
S ^
~
gedurende totaal ongeveer 300 dagen, of dus gemiddeld 20 dagen per jaar, niet gehandhaafd zou kunnen worden Hiervan
vielen ongeveer 110 dagen, of gemiddeld ruim 7 dagen per jaar, in de 8 zomermaanden MaartOctober.
Thans zal nader dienen te worden onderzocht, hoe groot die overschrijdingen zullen zrjn. Hiertoe zullen dezelfde gegevens als in staat H en staat J
zrjn medegedeeld voor de handhaving van een peil van 1 M . + N A P te Gorinchem ook worden bepaald voor de handhaving van een peil van 1 50 M + N A P
2.00 M.+N.A.P. en 2.50 M.+N.A.P. te Gorinchem, doch thans aileen voor
een gemaal met 3, 4 en 5 pompen, daar hierboven reeds is aangetoond dat een
gemaal met 2 pompen niet in aanmerking kan komen.
Hierbij dient dan de waterberging in rekening te worden gebracht.
Uit de figuren 2, 3 en 4 van bijlage 28 moet daartoe eerst worden bepaald
w Tl ^
. f ' * een gemaal van 3, 4 of 5 pompen, bij verschillende
Waaistanden, een peil te Gorinchem van 1.50 M., 2.00 M. en 2.50 M + N A P
gehandhaafd kan worden zonder waterberging in rekening te brengen
De uitkomsten zijn opgegeven in staat M.
Waterbezwaren van meer dan 65 M ./sec. zjjn daarbij niet nader berekend
daar dit meer is dan het maximum te verwachten waterbezwaar.
k

a t e r b e z w a a

m e

STAAT M.
WATERBEZWAAR IN M . / S E C , WAARBIJ E E N PEIL VAN 1.50 M., 2.00 M . E N 2 50 M
+ N . A . P . T E GORINCHEM, BIJ VERSCHILLENDE WAALSTANDEN, GEHANDHAAFD K A N
WORDEN MET E E N GEMAAL V A N 3, 4 OF 5 POMPEN, E L K M E T E E N CAPACITEIT ALS
OPGEGEVEN IN STAAT A, ZONDER D E WATERBEROTNG IN REKENING T E BRENGEN
8

In de Linge te Gorinchem te handhaven peil.


Waal
t e

Nijmegen

_3
M.+N.A.P.
9

i
|
i

1.50 M.+N.A.P.
~
aantal pompen
gemaal
4

!
2.00 M.+N.A.P.

2.50 M.+N.A.P.

aantal pompen
gemaal

aantal pompen
gemaal

43

48

54

11

33

43

52

52

55

60

29

39

47

32

43

53

25

33

41

29

39

47

1 8

M/sec SP/sec. IP/seo. HP/sec. M/see. M/seo. M/seo. IP/see. M/sec.


meer meer meer meer meer meer
dan
dan
dan
dan
dan
dan
51
54
58
65
65
65
65
65
65

10

59

62

65

32

42

52

Om nu den invloed der waterberging in rekening te kunnen brengen dient


zoodra het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem niet meer gehandhaafd kan
worden, de duur der periode van overschrijding van dit peil bekend te zijn
Deze kan voor alle dagen m het 15-jarig tijdvak 1903-1917, waarbij de stand
van l M . +18J N . A P te Gorinchem niet zou kunnen worden gehandhaafd, dus
,
opgegeven, voor de verschillende
gelnJrtrjdig daarbn voorgekomen Waalstanden uit de watertabellen worden
bepaald. De duur der periode is dan n.1. de tijd tusschen het tijdstip van begin
der overschrijding van het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem en het tijdstip
waarop het maximum waterbezwaar wordt bereikt.
Uit een daarnaar ingesteld onderzoek kon worden afgeleid, dat bij overschrnding van het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem in het ongunstigste
geval de maximum stand ongeveer 15 dagen later voorkwam.
Hiervoor kan dan gerekend worden, dat het peil van 1.50 M + N A P
te Gorinchem wordt overschreden na 6 dagen, het peil van %. M . + N A P

v-ri^ ^

h 0 0 g e r

i n

s t a a t

i s

214
te Gorinchem na 11 dagen en het peil van 2.50 M.+N.A.P. te Gorichem na
16 dagen.
.
,
Dit wil dus zeggen, dat voor de waterberging tusschen de peilen van
1 00 M +N.A.P. en 1.50 M.+N.A.P. gerekend kan worden 6 dagen, van 1.50 M.
+N.A.P. tot 2.00 M.+N.A.P. 5 dagen en van 2.00 M.+N.A.P. tot 2.50 M.
+N.A.P. 5 dagen.
.
Met de gegevens vermeld in 3 omtrent de waterberging volgt hieruit,
dat de in staat M opgegeven getallen voor het waterbezwaar, waarbij zonder
de waterberging in rekening te brengen, de peilen van 1.50 M., 2.00 M. en
2.50 M.+N.A.P. gehandhaafd kunnen worden, indien de waterberging wel in
rekening wordt gebracht, verhoogd kunnen worden met ongeveer 4 M ./sec.
voor het peil van 1.50 M.+N.A.P., ongeveer 6 M ./sec. voor het peil van 2.00 M.
+N.A.P. en ongeveer 8 M ./sec. voor het peil van 2.50 M.+N.A.P.
Het waterbezwaar waarbij, bij verschillende Waalstanden en bn werking
van 3, 4 of 5 pompen een peil te Gorinchem van 1.50 M., 2.00 M. en
2.50 M.+N.A.P. gehandhaafd kan worden met de waterberging in rekening
te brengen, wordt dan als in staat N is opgegeven, waarbij weer evenals voor
staat M niet verder is vermeld dan tot 65 M ./sec.
1

W A T E R B E Z W A A R I N M . / S E C , W A A R B I J E E N P E I L V A N 1.50
8

+N.A.P.

T E GORINCHEM,

BIJ VERSCHILLENDE

M . , 2.00

WAALSTANDEN,

M . E N . 2.50

M.

GEHANDHAAFD

K A N W O R D E N M E T E E N G E M A A L V A N 3, 4 OP 5 P O M P E N , E L K M E T E E N C A P A C I T E I T
A L S O P G E G E V E N I N S T A A T A, M E T I N A C H T N E M I N G D E R W A T E R B E R G I N G .

In de Linge te Gorinchem te handhaven peil.


W

te
Nnmegen

1.50 M.+N.A.P.
mpen
gemaal

a a n t a l

3
M.+N.A.P.
9

p0

2.00 M.+N.A.P.
.
aantal pompen
gemaal

2.50 M.+N.A.P.

aantal pompen
gemaal

M/sec. M/ sec. M/seo. M/sec. M/sec. M /see. HP/see. M/seo. M/seo.


meer meer meer meer meer meer
dan
dan
dan
dan
dan
dan
55
58
62
65
65
65
65
65
65
8

10

47

52

58

11

37

47

56

58

61

12

33

43

51

38

49

59

13

29

37

45

45

53

35
\

40

50

60

Met deze gegevens van staat N en die van staat G kan thans de maximum
Lingestand te Tiel worden bepaald, waarbij met een gemaal van 3, 4 of 5 pompen
bij verschillende Waalstanden een peil van 1.50 M., 2.00 M. en 2.50 M.+N.A.P
te Gorinchem kan worden gehandhaafd.
De uitkomsten zijn, afgerond op 5 c.M., opgegeven in staat O. Volledigheidshalve zijn daarbij nogmaals opgegeven, de reeds in staat J vermelde standen,
waarb het peil van 1.00 M.+N.A.P. te Gorinchem gehandhaafd kan worden.
Voorts zn er op gewezen dat, wanneer bij de berekening een stand werd
gevonden hooger dan 4.80 M.+N.A.P. in de Linge te Tiel in staat O is ingevuld
hoogst voorgekomen stand". In November 1882 werd n.1. die stand van
4 80 M + N A P te Tiel bereikt, doch na dien, dus m ruim 40 jaar bn open
rivier niet meer, zoodat deze stand van 4.80 M.+N.A.P. wel als hoogste stand
bij open rivier kan worden aangenomen..
Als dus het aangegeven peil te Gorinchem zelfs nog bn een hoogeren stand
te Tiel zou kunnen worden gehandhaafd, kan met zekerheid worden ondersteld,
dat het peil onder alle omstandigheden, dus bij het maximum te verwachten
waterbezwaar, kan worden beheerscht.

215
STAAT O .
MAXIMUM LINGESTAND AAN D E GROOTE BRUG TE TIEL, WAARBIJ MET E E N GEMAAL
VAN 3, * OP 5 POMPEN, B I J VERSCHILLENDE WAALSTANDEN T E NIJMEGEN E E N
PEIL VAN 1.00 M., 1.50 M., 2.00 M. E N 2.50 M . + N . A . P . IN D E LINGE T E GORINCHEM
GEHANDHAAFD K A N WORDEN, MET INACHTNEMING V A N D E WATERBERGING.

In de Linge te Gorinchem te handhaven peil.


Waal I
Nrme-

1 , 0 0

+ N

' - A

1-50 M.+N.A.P.

2 . 0 0 M.+N.A.P.

aantal pompen
g aal-

aantal pompen
gemaal.

aantal pompen
S

en

E M A A L

' _ ,
3

em

N.i.P.

5.A.P.

N.A.P.

N.A.P.

ftj.

4.05

4.30

4.45

4.60

4.70

N.AT. | lui

2 . 5 0 M.+N.A.P.

aantal pompen
gemaal.

5 - 1 5 1
t

4 1

H. t4

hoogst hoogst hoogst hoogst hoogst hoogst


9

fe- PgZ- R - E fe'gXmen men men men men men


8tand 8tand
rtand
stand

4.80

S t m d

10

4.05

4.30

4.45

4.45

4.60

11
12

4.05
4.00

4.30
4.25

4.45
4.40

4.30
4,25

4.55
4.50

70

"

4.70
4.70

" I"

4.80
4.40

4 65

hand"
I having!
peil
4.20 4.35 4.25 4.45 4.65 4.40 4.65
onmo'gelijk I
I
I
|

15

"

4 50

4 75

J U

h ? /
^ %
en L vermelde gegevens, kan thans worden bepaald,
hoeveel dagen m het 15-]arig tndvak 1903-1917 de peilen van 1 00 M 1 50 M
00 M. en 2.50 M . + N A.P. te Gorinchem overschreden zonden f i j ^ fndSn
toen een gemaal van 3, 4 of 5 pompen aanwezig was geweest
De uitkomst is m staat P opgegeven, Daarin znn weer, evenals in staat L
is geschied, aangegeven
de cijfers geldende voor het geheele jaar en daarachter
jCS
6

SS

'

f e F S

mel^ST^

STAAT P.
L
ANTAL

I nt

'
GEMAAL VAN 3, 4 OP 5 POMPEN E E N LINGESTAND T E GORINCHEM V A N 1.00 M., 1.50 M., 2.00 M . E N 2.50 M . + N A P IN Z
15-JARIG TIJDVAK 1903-1917 ZOU ZIJN OVERSCHREDEN. ' *
D

Vermogen
van het
g

3 pompen

t "
5

Lingestand te Gorinchem.
,

1.00M.+N.A.P. 1.50M.+N.A.P. 2.00M.+N.A.P. 2.50M.+N.A.P.


301 (109)

l*
34

57 (18)

>
(11)

(31

1 2

27 (7)
0

o (D

oo

een s ^ a n f v l n ' J l S T + N ^ p
^
*

een stand van 1 50 M.+N.A.P in de Lmge te Gorichem in de beschouwde


0

^f^th^T\ j

d a t

SSWJ iftasr*
e

e , n

l k t

e 6 D

g e m a a l

-. ** *%z

. dt wanneer hiep wordt betekend dat een


d

Volgens frequentiegegevens over een SO-jarig tijdvak kan ongeveer worden

216

aangenomen, dat een stand die gemiddeld 4 dagen per jaar wordt overschreden
in twee perioden in een vijfjarig tijdvak zal voorkomen en een stand die gemiddeld 2 dagen per jaar wordt overschreden ongeveer in n periode in een
vierjarig tijdvak voorkomt.
Om een indruk te krijgen, welke verbetering in vergelijking met den
bestaanden toestand zou worden bereikt, dienen de in staat P opgegeven cijfers
vergeleken te worden met het aantal dagen dat bij den bestaanden toestand
de diverse peilen te Gorinchem worden overschreden, welke kunnen worden
afgeleid uit de frequentiekrommen voor Gorinchem geteekend op bijlage 23.
Wegens de opzetting van de Linge voor militaire doeleinden moesten voor
Gorinchem de jaren 19141918 buiten beschouwing blijven, zoodat dus niet
hetzelfde tijdvak 19031917, waarvoor de cijfers van staat P gelden, werd
gebruikt. Voor een vergelijking van het gemiddeld aantal dagen per jaar der
overschrijdingen van diverse peilen kunnen echter de cijfers van staat P en de
uit bijlage 23 voor den bestaanden toestand af te leiden cijfers, beide afgerond
op een halven dag, zonder bezwaar worden gebruikt. De uitkomst is opgegeven
in staat Q, voor den bestaanden toestand en voor een gemaal van 3, 4 of 5
pompen.
STAAT Q.
GEMIDDELD AANTAL DAGEN PER JAAR, DAT BIJ DEN BESTAANDEN TOESTAND
DER LOOZINGSMIDDELEN EN MET EEN GEMAAL VAN 3, 4 OF 5 POMPEN, BEN
LINGESTAND TE GORINCHEM VAN 1.00 M., 1.50 M., 2.00 M. EN 2.50 M.+N.A.P.
WORDT OVERSCHREDEN.

Omschrijving
loozingsmiddelen.

l i Q 0 M >

Lingestand te Gorinchem.
_
+N.A.P. 1.50M. +N.A.P. 2.00M. +N.A.P. 2.50M. +N.A.P.

Bestaande
toestand
102 (47)
Gemaal met
3 pompen
20 (7)
Gemaal met
4 pompen
5 (2)
Gemaal met
5 pompen |
2 (1)

26* (9*)

,
5* (1)

(1)

(1)

(0)

(0)

(0)
, ,
(0)

1* (0)
...
0 (0)

0 (0)
n

(0)

De cijfers tusschen haakjes geven ook hier weer aan het aantal dagen
geldende voor de zomermaanden Maart-October. Voorts dient in aanmerking
genomen, dat het cijfer 0 niet wil zeggen, dat overschrijdingen nooit meer
zullen voorkomen, doch alleen dat het gemiddeld aantal dagen per jaar kleiner
is dan i .
,
Hoewel uit deze cijfers blijkt, dat met een gemaal van 3 pompen reeds een
belangrijke verbetering in vergelijking van den bestaanden toestand zou worden
verkregen, kan dit toch geenszins als een afdoende verbetering worden aangeMet een gemaal van 4 pompen wordt, zooals uit de staten P en Q valt te
zien de te bereiken verbetering belangrijk gunstiger. Gemiddeld per jaar zou
dan'het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem slechts 5 dagen, waarvan 2 in de
zomermaanden, worden overschreden, terwijl in het 15-jang tijdvak 1903-1917
in de zomermaanden slechts n dag een overschrijding van het peil
M.
+N.A.P. zou zijn voorgekomen en overschrijdingen van een peil van 2.00 M.
+N A P te Gorinchem slechts zelden meer zouden zijn te wachten. Dat overschrijdingen van dit peil nooit meer zouden voorkomen, kan uit een 15-jang
tijdvak niet worden afgeleid, daar dit tijdvak daartoe te kort is. terwijl in dit
15-iarig tijdvak geen periode viel met buitengewoon hooge rivierstanden als
die van Januari 1920 en Januari 1926. De hoogste Waalstand te Nnmegen
die in dit 15-jarig tijdvak is voorgekomen was 12.46 M.+N.A.P., terwnl in
Januari 1920 en 1926 respectievelijk een hoogste Waalstand te Nijmegen van
13 36 M. en 13.74 M.+N.A.P. werd bereikt.
.
Bij dergelijke standen, die gepaard gingen met belangrijken regenval in
de Betuwe, zou ook met een gemaal met 4 pompen gedurende enkele dagen
nog een stand van 2.00 M.+N.A.P. in de Linge te Gorichem zijn overschreden
mOTl

217
en wellicht juist het eonventiepeil worden bereikt. Hoewel een dergelijke
ongunstige samenloop van omstandigheden slechts zeer zelden voorkomt
vermoedelijk gemiddeld ongeveer een keer in de 15 a 20 jaar kan toch
een bemaling waarbij nog kans op overschrijding van het eonventiepeil bestaat
nog met als een afdoende verbetering worden aangemerkt, zoodat voor afdoende
verbetering gerekend zou moeten worden op een gemaal met 5 pompen
Feitelijk zou men, om een juist overzicht te verkrijgen van de combinaties
yan hooge Lingestanden met zeer hooge rivierstanden, een tijdvak van ongeveer
40 jaar moeten onderzoeken. Men zou dan, daar na 1917 de waarnemingen in
de Lmge te Tiel zijn gestaakt, moeten teruggaan tot omstreeks 1880 toen
echter, zooals uit staat 17 van Hoofdstuk I valt te zien, de verhooging van de
Merwedestanden tengevolge van de afsluiting der Killen nog van invloed was
op de loozing van de Lmge te Steenenhoek, zoodat de Lingestanden uit dien
tnd niet voor een juiste vergelijking met den bestaanden toestand bruikbaar zijn

6. MAALUREN EN STROOMKOSTEN.
In de vorige is nagegaan wat met een gemaal van verschillend vermogen
kan worden bereikt, waarbij steeds is gerekend met een vermogen der pompen
bn 24 uur werking per etmaal.
Nadat op deze wijze het benoodigd vermogen ongeveer is bepaald zal
globaal nagegaan moeten worden of voor dit gemaal een electrisch gemaal met
zalkomIn

> wel een Dieselgemaal, in aanmerking


n

r d t s c h e

C e n t r a l e

De kabel van deDordtsche Centrale loopt langs de plaats waar het gemaal
zou moeten komen en heeft voldoende capaciteit om het gemaal daarop aan
te sluiten, zoodat voor de aansluiting geen kosten van kabellegging in rekening
behoeven te worden gebracht.
L ^L?^
t
gedreven gemaal hier voordeeliger zal zn wordt
m hoofdzaak beheerscht door denstroomprijs, waaromtrent aan het Gemeentelijk
Electriciteitsbedrnf te Dordrecht voorloopige inlichtingen werden gevraagd
Hierbn werd, hoewel vrijblijvend, voorloopig voor de berekening der stroomkosten de volgende stroomprjjs opgegeven:
2.5 cent per K.W.U. des nachts tusschen 8 n.m. en 6 v m
5 of 6 cent per K.W.U. gedurende de daguren, afhankelijk van een gegarandeerd mimmumverbruik overdag, een en ander met inachtneming van de
volgende zoogenaamde bezette tijden voor poldergemalen, waarin niet gemalen
zal mogen worden (speruren):
e e n

l e

r i s c l 1

voor Nov., Dec. en Jan


Febr., Maart, Sept. en Oct
April en Augustus

van 4 uur tot 8 uur n.m.


5
8
" 7
Q " "

Dit wil dus zeggen, dat in de wintermaanden November, December en


Januari, wanneer het grootste waterbezwaar zal voorkomen, gerekend dient
te worden op met meer dan 20 maaluren per etmaal, waarvan 10 uur volgens
nachttarief en 10 uur volgens dagtarief.
Het stopzetten der bemaling tijdens de speruren levert, in verband met
de gelegenheid tot waterberging op de Linge, geen overwegende bezwaren op
Bovendien zou in een langdurige periode van groot waterbezwaar toch niet op
een doorloopenden werkmgstijd van alle pompen gedurende 24 uur per etmaal
kunnen worden gerekend.
Voor het vermogen van het gemaal zal dan volstaan kunnen worden met
5 pompen die 20 uur per etmaal werken in plaats van 4 pompen die 24 uur in
werking zijn.
.
capaciteit wordt dan iets gunstiger dan in de voorafgaande beschouwingen voor een gemaal met 4 pompen is aangegeven, terwijl bovendien de
stroomkosten voor de perioden dat niet met volle capaciteit behoeft te worden
gemalen, daardoor lager worden.
A oi & ,
, emaling te verzetten waterbezwaar niet grooter
is dan 20 M ./sec, zal dit waterbezwaar geheel beheerscht kunnen worden door
alleen gedurende 10 uur des nachts tegen het goedkoope tarief met de volle
capaciteit van 5 pompen te malen.
D

an

t 0 c h

h e

218
Eerst wanneer het waterbezwaar meer dan 20 M ./sec. wordt, zal dan
daarenboven ook met 1 of meer pompen overdag gemalen moeten worden.
Volgens globale berekening zal dan gemiddeld per jaar zijn te rekenen op
het in staat R aangegeven aantal maaluren.
8

STAAT R .
GEMIDDELD AANTAL MAALUREN PER JAAR.

Totaal zon dus zijn te rekenen op ongeveer 1400 maaluren, waarvan 1000
in de nachturen en 400 in de daguren zullen vallen. Het gemiddeld aantal
pompuren per jaar van een enkelvoudige pomp wordt, volgens deze enfers
van staat R , 3750 's nachts en 1150 overdag.
Het gemiddeld energieverbruik per pomp kan op 180 K W . worden gesteld,
zoodat het stroomverbruik dus is te ramen op ongeveer 3750x180=675000
K W . U . 's nachts en 1150x180=207000 K.W.U. overdag.
Met de hierbovengenoemde prijzen van 1\ cent per K.W.U. s nachts
en 5 cent per K . W . U . overdag zouden de gemiddelde stroomkosten per jaar
dus worden:
675000 X / 0.025 + 207000 X/0.05=/27225.-.
Bn dezen prijs is het zeer de vraag, of een Dieselgemaal niet voordeeliger
zal zijn zodat tegen den tijd dat tot uitvoering wordt overgegaan, nog een
nadere berekening daaromtrent zal zijn uit te voeren, waarbn echter wel m
aanmerking dient te worden genomen, dat de bediening van een electrisch
gemaal eenvoudiger is en bij toenemend verbruik van electnschen stroom in
het algemeen de prijzen lager zullen kunnen worden gesteld.
Naarmate het algemeen verbruik grooter wordt zal toch de ongunstige
maximale belasting van een gemaal voor een electrische centrale minder bezwaarlijk worden, terwijl het groote verbruik in de nachturen voor een centrale een
voordeel oplevert.
.
,
Voorloopig zal voor verdere beschouwingen gerekend worden op een
electrisch gedreven gemaal, in de onderstelling dat de voorloopig aangenomen
stroomprijs nog belangrijk lager zal kunnen worden gesteld.
Voor het gemaal Electra" in Groningen wordt bnv. thans, bn een verbruik
van meer dan 700.000 K.W.U. en gedeeltelijk eigen stroomopwekking, betaald
een gemiddelde stroomprijs van 2* cent per K.W.U., terwijl voor later, bn stroomevering uitsluitend door de centrale, voor zoodanig verbruik de volgende
tarieven zijn vastgesteld:
l i cent per K.W.U. 's nachts.
2*

overdag.
5

in de speruren.
Hierbij is gerekend, dat de centrale bij maximum belasting in de speruren
voor de bemaling haar reserve zal mogen gebruiken en mdien noodig de bemaling in de speruren moet worden stopgezet.
,
De stroomkosten, gemiddeld per jaar, zullen in verband hiermede op met
meer dan / 25000.- worden aangenomen, welk bedrag vermoedelnk nog wel
met 5000. zal kunnen worden verlaagd.
#

219
7. B E G R O O T I N G E N E X P L O I T A T I E K O S T E N .
Ten einde tot een globale begrooting van de oprichtings- en exploitatiekosten
van het gemaal te geraken, werd aan de Machinefabriek Gebrs. Stork Sc Co
te Hengelo verzocht een voorloopig ontwerp voor een electrisch gemaal van
5 pompen, elk van het i n staat A aangegeven vermogen, te willen opmaken
waarbn het machinegebouw voldoende ruimte zou moeten bieden om zo
noodig later nog een zesde pomp bij te kunnen plaatsen.
Op bnlage 29 is een situatie met dwarsprofiel geteekend van het ontworpen
gemaal dat rechtstreeks dus zonder voorboezem, van uit het Kanaal op de
Merwede zal kunnen malen.
i F* o / f ,
.
*e Steenenhoek, welke voorkwam bij den stormonderwi^ /
TT
M . + N . A . P . Gerekend is dat de
onderkant der door den bandnk te leggen pompbuizen niet lager dan op ongeveer
1 M . boven dien hoogsten stormvloedstand, dus niet lager dan 4 50 M + N A P
zal mogen komen. De bestaande verkeersweg over den bandijk kan, i n het
W W ^ V ^
*?

Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek, ter breedte van 7 M . op bandnkshoogte over de i n de Merwede uitkomende
pompbuizen heen gelegd worden.
Het bestaande stoomgemaal met binnensluis zullen volledig worden
opgeruimd, zoodat de Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek ook bij de
hoogste Merwedestanden het geheele verval tusschen Merwede en K a n a a l zal
h

e r w e d e

s t a n d

^f'*?*

b r o

2T?'' T
Z

l8

f c ?
? ' ?
Wnnensluis er nog
r t T 11 '
f l t 8 van een lager peil op het Kanaal dan
thans b groot waterbezwaar mogelijk is, zal bij zeer hooge Merwedestanden
het verval
worden
gedurende
langer tijd voorkomen dan thans
r e e d en
s
im
g e Z lgrooter
e genoemde
jaar oude, Steenenhoeksche kanaal+
sluis thans scheuren vertoont en de vloer buiten de vloeddeuren en binnen
de waaierdeuren
eenigermate is opgeperst, z a l het gewenscht zijn de door
8
T ^ ^ waterkeeriiig vr de oprichting van het gemaal te verbeteren. Indien noodig z a l een derde keering aan de sluis moeten worden
aangebracht, zoodat bn zeergroot waterverschil tusschen Merwede en Kanaal
het verval over drie keermgen kan worden verdeeld. I n de begrooting is voor
genoemde verbetering op een bedrag van /150.000 gerekend
Volgens het globale ontwerp zouden de kosten v a n het gemaal zijn te
ramen op rond / 300.000 voor het machinegedeelte en / 450.000 voor de gronden bouwwerken zoodat met de verbetering van de'Steenenhoeksche kanaalsiuis totaal is te rekenen op een bedrag v a n / 900.000
Voor de bediening van het gemaal zal gerekend moeten worden op 2 man
waarvan n m vasten dienst. Bovendien k a n de sluiswachter der Steenenhoeksche kanaalsluis te Steenenhoek gedurende de dagen dat dag en nacht moet
worden gemalen zoo noodig hulp verleenen. I n verband hiermede kunnen de
personeelskosten op / 4000 per jaar worden geraamd.
Onder de onderhoudskosten, die voor een electrisch gemaal niet groot zijn
zal erop znn te rekenen, dat na verloop van jaren een voldoend bedrag voor
vernieuwing van versleten machines aanwezig is. De gemiddelde jaarlijksche
kosten van onderhoud en afschrijving zullen i n verband hiermede op / 6000
worden gesteld.
Zonder rente van aanlegkapitaal, welke hier i n verband met de gedachte
wnze van totstandkoming niet i n rekening behoeft te worden gebracht
kunnen de jaarlnksche exploitatiekosten derhalve als volgt worden geraamd
stroomkosten
/
g
bediemng
onderhoud en afschrnving
" ggnn
6 V a

1 8

e D

fl

ln./ r

>

1 0 0

HL

0 0 0

Totaal

"

RI^ER^TANT)E^^^^^'^'^ ^^^
J

....

35000
E

^OOGE

K o p s t u k I V is het onder normale omstandigheden met natuurPeil van de Linge te Gorinchem vastgesteld op
0.80 JV1.+N.A.P. en het door bemaling te handhaven peil op 1.00 M . + N . A . P .
I

* f?

HTS .^

ton

1) Voor zoover uit nog aanwezige waarnemingen van 1834-1864 kon worden nagegaan
, . .y.
^. . T \ ,
;
=lw>n Merwede en Kanaal voor op 26 September
1853 bij een H.W
de Merwede van 3.08 M. + N.A.P. en Kanaalstan/ van 0.87 M. +
N.A.P., een verval dus van 2.21 M.
~
k w a

0 0 r

e t

l n

V e r ,

a l

tM

220
Als regel zal dus het gemaal eerst in werking worden gesteld, wanneer
door meerderen aanvoer op de Linge dan met de natuurlijke loozing kan worden
afgevoerd, het peil van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem wordt overschreden.
Wanneer echter bij was op den Boven-Rijn een stand op de Merwede is
te verwachten, waarbij met zekerheid kan worden voorspeld, dat het peil van
1 M +N.A.P. in de Linge te Gorinchem niet met natuurlijke loozing zal kunnen
worden gehandhaafd en het gemaal dus in werking zal moeten worden gesteld,
dan dient, om de overschrijding van het peil te Gorinchem tot een minimum
te beperken, met de inwerkingstelling van het gemaal niet de overschrijding
te worden afgewacht, doch het gemaal reeds eerder in werking te worden
gesteld.
,
,
De omstandigheid dat hooge Merwedestanden tengevolge van hoog opperwater reeds eenige dagen van te voren voorspeld kunnen worden, en het
kwelwater eerst eenige dagen na de hooge rivierstanden op de Linge tot afvoer
komt, maakt het mogelijk in deze een regeling te treffen, waarbij tijdig gezorgd
kan worden voor eenige gelegenheid tot waterberging op de Lmge, wanneer
de Merwedestanden te hoog worden om met natuurlijke loozing het waterbezwaar te kunnen beheerschen.
,
In 5 van deze bijlage toch is aangetoond, dat bn een Waalstand te JNnmegen
van 10 M.+N.A.P. of hooger, met uitsluitend natuurlijke loozing een peil van
1 M + N A P in de Linge te Gorinchem niet meer gehandhaafd zal kunnen
worden; als regel zal dit zelfs al bij een Waalstand te Nijmegen boven 9.50 M.
+N.A.P. niet meer mogelijk zijn.
Zoodra dus met zekerheid kan worden verwacht, dat de Waal te INqmegen
een stand van 10 M.+N.A.P. zal overschrijden, kan dus ook met zekerheid
worden verwacht, dat een paar dagen later alln met natuurlijke loozing
het waterbezwaar niet meer zal kunnen worden beheerscht en het gemaal
in werking zal moeten worden gesteld.
Door nu het verband te bepalen tusschen den stand van de Waal te Nijmegen
en den stand van den Boven-Rijn te Keulen, kan de overschrijding van een
stand van 10 M.+N.A.P. te Nijmegen een paar dagen van te voren worden
bepaal^
rivierstanden te Keulen en Nijmegen is afgeleid
uit 121 topstanden voorgekomen in de jaren 1911-1924, waarbij te Keulen
een stand werd bereikt hooger dan 3 M.+0. ). Het aldus bepaalde verband is
op bijlage 30 graphisch voorgesteld, waarbij het cijfer bij de diverse punten
aangeeft, het aantal topstanden waaruit het punt is bepaald.
Volgens de op bijlage 30 geteekende kromme komt een stand van 10 M.
+ N A P te Nijmegen overeen met een stand van ongeveer 3.60 M.+0
te Keulen. Aangezien de Rijn beneden Keulen nog enkele zijrivieren opneemt,
kunnen van dit als gemiddelde geldende verband afwijkingen van enkele d.M .
t u 8 s c h e n

d e

Ma^kerheid
kon echter u de gegevens worden afgeleid, dat bij overschnd
van een stand op den Boven-Rijn te Keulen van 4 M.+0 (ongeveer 40 M.+N. A.P
de Waal te Nijmegen een paar dagen later een stand van 10 M.+N.A.F. zal o
schrijden, zoodat dan eenige dagen later het peil van 1 M.+N A.P m de Ling
te Gorinchem uitsluitend met natuurlijke loozing niet meer gehandhaafd zal kun
V

0r

Wanneer er door stichting van een krachtig gemaal te Steenenhoek naar


gestreefd zal moeten worden de overschrijdingen van het peil van 1 M.+N.A..F.
in de Linge te Gorinchem tot een minimum te beperken, zal derhalve het voorschrift moeten worden gegeven, bij was op den Boven-Rijn het gemaalin werking
te stellen, zoodra te Keulen de stand van 4 M.+0. of ongeveer 40 M.+N.A.P.
wordt overschreden en wanneer dan reeds het gemaal voor afvoer van regenwater
gedeeltelijk in werking is, meerdere pompen aan te zetten ten einde de Linge
dan door bemaling op een peil van 0.80 M.+N.A.P. in plaats van 1 M.+N.A.l'.
te Gorinchem te houden.
.
'
De bemalingskosten zullen door deze tijdige inwerkingstelling met hooger
worden, daar de opvoerhoogte wegens lagere Merwedestanden bn deze zoogenaamde voorbemaling lager is dan wanneer met het inwerkingstellen van het
gemaal wordt gewacht, totdat het waterbezwaar met meer zonder peilsoverschrijding kan worden beheerscht.

1) De nul te Keulen komt overeen met 35.94 M.+N.A.P.


De middelbare rivierstand M.R. 1911/20 is voor Keulen 2.33 M.+U.

221

BIJLAGE X V .

B E R E K E N I N G V A N H E T IN VERSCHILLENDE V A K K E N VOOR
D E SCHEEPVAART BENOODIGDE DWARSPROFIEL.

Voor een doorgaanden vaarweg van Gorinchem via Geldermalsen in oostelijke richting aansluitende aan de Waal, zal gerekend moeten worden op scheepvaart met schepen van hoogstens 600 ton laadvermogen.
Het dwarsprofiel zal daartoe ingericht moeten worden op het gemiddelde
600 tons kanaalschip, waarvan de afmetingen ongeveer op 55x7.70x2.05 M.
gesteld kunnen worden.
Bij geen of nagenoeg geen stroomsnelheid is voor een economische trekkracht noodig een dwarsprofiel ter oppervlakte van ongeveer 5 maal de d O O r Tjl

snede van het ingedompeld grootspantschip d.w.z. een verhouding n = j = 5


De doorsnede f van het ingedompeld grootspantschip is f = 0.98 bd, als
b de breedte en d de diepgang van het schip is.
Voor een schip van 600 ton is dus f = 0.98 X 7.70 X 2.05 = ongeveer 15$ M .,
zoodat het dwarsprofiel van het kanaal een inhoud zal moeten hebben van '
F = 5x 15i = 77* M .
Als normaal te handhaven kanaalpeil is in verband met de loozing der
tusschen Asperen en Geldermalsen op de Linge vrij loozende polders in 5 van
Hoofdstuk IV voorgesteld een peil van 0.80 M.+N.A.P.
De vaardiepte zal over een breedte van ongeveer 8 M. ongeveer 1 M. meer
moeten zijn dan de diepgang van het gemiddelde scheepstype van 600 ton, dus
3.05 M., terwijl het aangewezen is om reeds dadelijk een komvormig dwarsprofiel
te maken, en niet meer de trapeziumvorm aan te houden, die op den duur toch
van zelf in een komvormig profiel verandert.
Aangezien op het drukst bevaren gedeelte tusschen Gorinchem en Leerdam
bij een stand van 0.80 M.+N.A.P. de inhoud van het bestaande profiel reeds
meer dan voldoende is en bij eenigen afvoer tengevolge van het verhang de
waterstand boven Asperen hooger is dan bij Gorinchem, kan voor het normaalprofiel boven Asperen bij het normale kanaalpeil (K.P.) van 0.80 M.+N.A.P.
te Gorinchem volstaan worden met een dwarsprofiel als geteekend in fig. 1
van bijlage 32, met een natten inhoud van 75$ M . en een bodemdiente van
3.05 M . - K . P . of 2.25 M.-N.A.P. over 8 M. breedte.
De vorm der beloopen is vrijwel gelijk aan den vorm van het beloop van het
m fig. 3 van bijlage 32 geteekende gemiddelde bestaande dwarsprofiel van de
Lmge tusschen Leerdam en Gorinchem.
Van 0.50 M. - tot 0.50 M. + K.P., of aangezien het normaal kanaalpeil op
0.80 M.+N.A.P. is aangenomen, van 0.30 M.+tot 1.30 M.+N.A.P., is gerekend
op een eenvoudige oeververdediging onder een helling van 2:1. Daar standen
van hooger dan 1.30 M.+N.A.P. in perioden van grofr waterbezwaar, ook na
de verbetering der loozingsmiddelen, nog wel een enkele maal zullen voorkomen,
is het talud boven de oeververdediging in verband daarmede aangenomen onder
een helling van 3:1, waarop een grasmat zal zijn te onderhouden, teneinde
oeverafslag bij hooge waterstanden te voorkomen. Ter verzekering van het door
den beheerder van den vaarweg uit te voeren onderhoud zal voorts nog een strook
van voldoende breedte moeten worden aangekocht of onteigend.
Een kanaal met een dwarsprofiel als in fig. 1 van bijlage 32 geteekend,
kan bij nagenoeg geen stroomsnelheid in de Linge met een sleep van 2 schepen
van 600 ton met een snelheid van ongeveer 5 K.M. per uur bevaren worden.
In bijlage XVI is een berekening gegeven van den maximum afvoer die
kan worden toegelaten wanneer met dezelfde trekkracht nog met een snelheid
van ongeveer 4 K.M. per uur met schepen van 600 ton mot kunnen worden
gevaren. Hierbij is wegens het verhang uitgegaan van een dwarsprofiel ter
oppervlakte van 79 M ., dat aanwezig is bij een stand van 0.10 M. boven K.P.
Voor de toelaatbare stroomsnelheid wordt dan gevonden 0 24 M /sec bij
een afvoer van 19 M^/sec.
Bij dezen afvoer zal het verval tusschen Asperen en Gorinchem ongeveer
0.10 M. bedragen, zoodat dus bn een stand van 0.80 M.+N.A.P. te Gorinchem
de stand boven Asperen zeker 0.90 M.+N.A.P. zal zn, waarbij de vereischte
profielsinhoud van 79 M . aanwezig is.
Het in fig. 1 van bijlage 32 geteekende normaal dwarsprofiel kan behalve
voor het nieuw te graven kanaalgedeelte van Buren naar het Rijnkanaal, in
2

222
welk gedeelte geen of nagenoeg geen stroom gaat, ook worden toegepast voor het
kanaalvak van Buren tot aan den mond der Korne bij de Klomp".
Op de Korne loost n.1. rond 6000 H.A., zoodat de maximum afvoer van de
Korne belangrijk kleiner is dan 19 M ./sec. welke afvoer bjj het aangenomen
normaal dwarsprofiel nog zou kunnen worden toegelaten.
Op de Linge beneden de uitmonding van de Korne is wel een afvoer van
meer dan 19 SP./sec. te verwachten, waarbij dan echter ook een hoogeren stand
dan 0.90 M.+N.A.P. zal voorkomen. Het is dus de vraag of de vermeerdering
van den profielsinhoud tengevolge van het verhang bij grooteren afvoer voldoende
is, zoodat de stroomsnelheid de voor de scheepvaart toelaatbare grens niet
overschrijdt. Wordt die grens wel met het aangenomen normaalprofiel overschreden, dan zal profielsverruiming noodig zijn.
Om dit na te gaan behoeft niet te worden uitgegaan van een maximum
afvoer van de Linge te Gorinchem van 65 M ./sec. die slechts bij een samenloop
van zeer ongunstige omstandigheden te verwachten is. Met een dergelijk geval
behoeft, wat de scheepvaartbelangen betreft, geen rekening te worden gehouden,
althans niet de eisch te worden gesteld, dat ook dan nog d scheepvaart van den
stroom geen hinder zal mogen ondervinden. Een dergelijk geval toch komt alleen
voor, wanneer de Linge behalve veel regenwater ook veel kwelwater krijgt af
te voeren tengevolge van zeer hoogen stand der buitenrivieren.
Onder die omstandigheden, welke zich o.a. in Januari 1920 en Januari 1926
hebben voorgedaan, worden echter de schutpeilen voor de sluizen van het
Merwedekanaal te Gorinchem en te Vianen bereikt, zoodat dan daar de doorgaande scheepvaart is gestremd, terwijl op den Rijn in Duitschland dan alle
scheepvaart wordt verboden.
Het zou overdreven zijn om onder die omstandigheden voor de scheepvaart
op de Linge nog den eisch van onbelemmerden vaart te handhaven.
Daarentegen mag wel als eisch gesteld worden, dat na de stichting van het
nieuwe gemaal te Steenenhoek, bij den maximum afvoer waarbij nog een stand
van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem kan worden gehandhaafd, de scheepvaart
met schepen van 600 ton nog met een snelheid van 4 K.M. per uur mogelijk
moet zijn met dezelfde trekkracht, waarmede in stil water met een snelheid
van 5 K.M. per uur kan worden gevaren.
Gerekend zal dan moeten worden op een maximum afvoer in de toekomst
van 45 M ./sec. bij een stand van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem.
Daar bij den mond der Korne het stroomgebied van de Linge een oppervlakte heeft van ongeveer 36000 H.A., dit is ruim de helft van het totale stroomgebied der Linge, zal, ruim gerekend, de maximumafvoer van de Linge bij den
mond der Korne, die bij een afvoer van 45 M^./sec. te Gorinchem kan voorkomen, op rond 25 M^./sec. gesteld kunnen worden.
Om nu na te gaan of deze afvoer met het normaalprofiel kan worden toegelaten, is in fig 1 van bijlage 33 graphisch voorgesteld welke maximum afvoer bij
verschillende profielsinhouden kan worden toegelaten, waarbij aan den gestelden
eisch wordt voldaan, terwijl voorts uitfig.1 is afgeleidfig.2, waarbij de toelaatbare maximum afvoer is aangegeven ten opzichte van den waterstand, indien
het normaal-profiel met een inhoud van 75 M . voorkomt bij het onder normale
omstandigheden te handhaven Lingepeil van 0.80 M.+N.A.P. Uit fig. 2 van
bijlage 33 blijkt, dat een afvoer van 25 M ./sec. nog kan worden toegelaten
bij een waterstand van ongeveer 1.20 M.+N.A.P., welke stand bij den mond
der Korne bij dien afvoer zeker zal worden bereikt, zoodat ook daar het normaal
profiel als geteekend infig.1 van bijlage 32 ruimschoots voldoende is.
Daarentegen zal bij Asperen het normaalprofiel niet meer voldoende zijn.
Bij een afvoer geleidelijk toenemende van 25 MS/sec. bij den mond der Korne
tot 45 MS/sec. bn Gorinchem, kan globaal gerekend in evenredigheid van de
grootte der stroomgebieden, de afvoer bij Asperen ongeveer op 35 M^./sec.
gesteld worden, welke afvoer volgens fig. 2 van bijl. 33 zou kunnen worden
toegelaten brj een waterstand van ongeveer 1.55 M.+N.A.P.
Nu zal bij een stand van 1 M.+N.A.P; te Gorinchem en een afvoer toenemende van 35 MS./seC. te Asperen tot 45 M ./sec. te Gorinchem het verhang
8

op dit Lingevak ongeveer

of l i a l i c.M. per K.M. bedragen.

Na afsnijding der bochten bij Spijk en Kedichem zal de lengte van Gorinchem tot Asperen ongeveer 15 K.M. bedragen, zoodat de stand te Asperen
dan dus ongeveer 1.20 M.+N.A.P. zal zijn.
Bij dezen stand kan slechts een afvoer van 25 M ./sec. doch geen afvoer
van 35 M ./sec. worden toegelaten, zoodat bij Asperen het normaal profiel met
het oog op de scheepvaartbelangen niet meer voldoende is.
3

223
Er zal dus ergens tusschen den mond der Korne en Asperen een punt zijn,
waar het normaalprofiel niet ruim genoeg meer is en benedenwaarts een ruimer
profiel noodig zal zijn.
Om dit punt te bepalen zal moeten worden uitgegaan van een afvoer van
25 M ./sec. bij den mond der Korne geleidelijk toenemende tot 35 M ./sec. bij
Asperen en van een stand van 1.20 M.+N.A.P. te Asperen.
De daarmede overeenkomende stand bij den mond der Korne kan eerst
zuiver worden bepaald wanneer het juiste verhang bekend is, hetgeen weer
afhangt van den profielsinhoud.
Na een eerste globale benadering kan met voldoende zekerheid het toekomstig verhang boven Asperen op ongeveer
of 2 c.M. per K . M . gesteld
worden, terwijl de afstand tusschen den mond der Korne en Asperen, na doorgraving van de Breeknap en verruiming en verflauwing van diverse bochten
op ongeveer 19 K.M. kan worden gesteld.
Op x K . M . beneden den mond der Korne wordt dan, bij een afvoer geleidelijk
toenemende van 25 M ./sec. bij den mond der Korne tot 35 M./sec. bij Asperen
de afvoer ongeveer:
'
3

n - o * , (35-25)
10 , ,
y
x=25+ x M^./sec.
19
De waterstand op x K . M . beneden den mond der Korne wordt bjj een verhang van 2 c.M. per K . M . en een stand van 1.20 M.+N.A.P. bij Asperen
h = 1.20 + (19x) 0.02 M.+N.A.P.
Volgens fig. 2 van bijlage 33 kan een afvoer van 25 M ./see. worden toegelaten bn een stand van 1.20 M.+N.A.P. en een afvoer van 35 M /sec bij een
stand van 1.55 M.+N.A.P. zoodat, daar het verloop van de lijn vrijwel lineair
is, bn een stand van h M.+N.A.P., gelegen tusschen 1.20 en 1.55 M . + N A P
een afvoer kan worden toegelaten van:
O K

r t

1.55"-l 20 ( 3 5 - 2 5 ) = 2 5 + ^ ( h - 1 . 2 0 )
2

Het punt tusschen den mond der Korne en Asperen waar ongeveer het
normaal profiel kan worden toegepast is dus te bepalen uit:
2 5 + ^ x = 2 5 + - ^ ( 1 9 - x ) 0.02
o

waaruit gevonden wordt, afgerond


x = 10 K . M .
Dit wil dus zeggen, dat op de Linge beneden den mond der Korne over
ongeveer 10 K.M., dus tot ongeveer 9 K . M . boven Asperen, het normaal dwarsprofiel, als geteekend m fig. 1 van bijlage 32, nog zal kunnen worden toegepast.
Van 9 K . M . boven Asperen zal het profiel benedenwaarts geleidelijk ruimer
moeten worden, zoodat bij Asperen bij een stand van 1.20 M . + N A P een afvoer
van 35 MS/sec. kan worden toegelaten. Volgens fig. 1 van bnlage 33*is hiervoor
noodig een inhoud van het dwarsprofiel van ongeveer 105 M .
Aangezien, met het oog op de bodemsgesteldheid, verdieping beneden de
voor het normaalprofiel ontworpen bodemdiepte van 2.25 M - N A P boven
Asperen met raadzaam wordt geacht, zal de verruiming gevonden moeten worden
door verbreeding.
Bn Asperen zal dan een verbreeding noodig zijn van 4*M., zoodat de breedte
ter hoogte van het normale kanaalpeil van 0.80 M.+N.A.P daar 38 M in
plaats van 34 M. zal moeten worden.
i T ,",
i i ,
P
Asperen zal het normaalprofiel dus
geleidelnk met i M. per K.M. m breedte moeten toenemen
Ook beneden Asperen is over ongeveer 3 K . M . lengte d inhoud van het
bestaande profiel nog niet voldoende en zal nog verruiming noodig zn, zoodat
nabn Leerdam het verbreed normaal dwarsprofiel een breedte zal moeten
kragen van ongeveer 40 M. Het nabij Leerdam benoodigde profiel, met een
inhoud van 94 M*. bn normaal kanaalpeil van 0.80 M.+N.A.P., is geteekend
in fig. 2 van bijlage 32.
, .. *>.
? e r toenemende van 35 M ./sec. bij Asperen tt 45 ftP/sec
bn Gorinchem, bn een stand van 1 M.+N.A.P. te Gorinchem, zal dan de stand
te Leerdam ongeveer 1.16 M.+N.A.P. bedragen, zoodat het dwarsprofiel te
Leerdam dan een inhoud heeft van 108* M ., waarbij volgens fig. 1 van bijlage 32
een afvoer van ongeveer 38 M ./sec. kan worden toegelaten
2

e e n

0 v e n

A s

e r e n

t o t

a a n

afv

224
Beneden Leerdam is het bestaande profiel van de Linge, behoudens enkele
plaatselijke ondiepten, reeds ruim genoeg. Infig.3 van bijlage 32 is voor de Lmge
tusschen Leerdam en Gorinchem een gemiddeld dwarsprofiel geteekend, dat
is afgeleid uit het gemiddelde van zes opgemeten d > .profielen
In het gedeelte beneden Leerdam is in verband met het reeds aanwezige
ruime profiel voorloopig niet op een oeververdediging gerekend.
De inhoud van dit profiel is bij een stand van 0.80 M.+N.A.P. ongeveer
117 M . met een gemiddelde breedte op den waterspiegel van ongeveer 41 M.
Bij een gemiddelden stand van 1.08 M.+N.A.P., n.1. 1.00 M.+N.A.P. te Gorinchem en 1.16 M.+N.A.P. te Leerdam, is de inhoud ongeveer 128 M ., waarbij
volgens fig. 1 van bijlage 33 een afvoer van ruim 50 M ./sec. kan worden toegelaten, terwijl slechts gerekend behoeft te worden op een afvoer van 45 M ./sec.
te Gorinchem.
Men zal dus voor den scheepvaartweg GorinchemLeerdam(geldermalsen Rijnkanaal ongeveer de volgende dwarsprofielen moeten krijgen:
Van de aansluiting aan het Rijnkanaal langs de
Korne en de Linge tot ongeveer 9 K.M. boven
Asperen
normaal profiel brj 0.80 M.
+N.A.P. breed op den
waterspiegel 34 M. (fig. 1
van bijl. 32).
Van 9 K.M. boven Asperen tot nabn Leerdam
normaal profiel geleidelijk
verbreedend op 0.80 M. +
N.A.P. van 34 M. tot 40 M.
(fig. 2 van bijl. 32).
Van Leerdam tot Gorinchem
bestaand dwarsprofiel op
enkele plaatsen verruimd.
2

225

BIJLAGE X V I .

BEREKENING VAN D E N TOELAATBAREN MAXIMUM AFVOER


B I J S C H E E P V A A R T M E T S C H E P E N V A N H O O G S T E N S 600 T O N .

Voor een berekening van den maximnm afvoer welke kan worden toegelaten, opdat met schepen van hoogstens 600 ton nog met een snelheid van 4 K M
per uur ten opzichte van den oever kan worden gevaren, met dezelfde trekkracht'
waarmede in stilstaand water met een snelheid van 5 K . M . per uur kan worden
gevaren, zal worden uitgegaan van een dwarsprofiel ter oppervlakte van 79 M
dat aanwezig is bn een stand van 0.10 M. boven het normale K . P . en van een
gemiddeld scheepstype met afmetingen van 55x7.70x2.05 M.
In hoofdzaak is de berekening overgenomen van het'artikel Scheepvaarten afwateringskanaal" door Dr. Ir. C. W. Lely, opgenomen in D e Ingenieur"
van 8 December 1923, No. 49.
De daarin gegeven berekening is door den schrijver van genoemd artikel
op en punt nog iets gewijzigd, door n.1. b de bepaling van de relatieve snelheid
v van het schip ten opzichte van het langs het schip terugstroomende water
in rekening te brengen dat de snelheid van het terugstroomende water in het
midden van het dwarsprofiel ongeveer 10 a 20% grooter is dan de gemiddelde
snelheid v, van het door het geheele profiel terugstroomende water.
Voor de berekening zijn de volgende notaties aangenomen:
F = dwarsprofiel kanaal in M . ;
B = breedte kanaal op den waterspiegel in M.;
z = inzinking waterspiegel in M.;
1 == lengte schip in M.;
b = breedte schip in M.;
d = diepgang schip in M.;
f
= 0.98 bd = doorsnede ingedompeld grootspant schip in M . ;
O = 0.85 1 (b+2d)=natte oppervlakte schip in M . ;
v = vaarsnelheid ten opzichte van den vasten wal in M./sec.;
v = relatieve snelheid van het schip ten opzichte, van het langs het schip
terugstroomende water in M./sec.
U = gemiddelde stroomsnelheid in het kanaal in M./sec.;
v, = gemiddelde snelheid van het terugstroomende water in M./sec.W = scheepsweerstand van n sleepschip in K . G . ;
W. = weerstand van een sleep van twee schepen in K . G .
2

Bn een waterdiepte van meer dan 1 M. onder een ijzeren schip is de weerstand
te stellen op:
W = (3.5 f + 0.14 O) v **
Bij een sleep, die door een stoomboot getrokken wordt, moet de weerstand
van ^ e e r s t e schip met 10 tot 20% verhoogd worden, zoodat 20% aanhoudende,
r

Indien als economische grens voor de trekkracht b een sleep van 2 schepen
van 600 ton wordt aangenomen 1 K . G . per ton nuttige last, zal dus de trekkracht
W met boven 1200 K . G . mogen stijgen.
s

Nu wordt voor 1 = 55 M., b = 7.70 M . en d = 2 05 M


f
= 15.5 M .
O = 552 M .
W = 131.5 v -26.
\y - 289 v - B.
2

De grenswaarde van v wordt dus gevonden uit'


W, = 289 v 6 = 1200 K . G .
of v = 1.88 M./sec.
Ter plaatse van het tegen den stroom varende schip is bn benadering( F - f - B z ) v, = U F+(f+Bz) v
of
U F+(f+Bz) v
v =
.
F - (f+Bz)
Hierin is v, de gemiddelde snelheid in het geheele dwarsprofiel van het
terugstroomende water, zoodat in het midden van het dwarsprofiel bij het schip
r

2 2

226
de snelheid van het terugstroomende water grooter is en wel ongeveer 10 a 20%.
Wordt de grootste waarde of 20% aangehouden, dan wordt de relatieve snelheid
van het schip ten opzichte van het langs het schip terugstroomende water,
welke den weerstand bepaalt:
= v+1.2 v
V r

[ U F+(f+Bz) v
v = v+1.2
j
r

F -

(f+Bz)

of

v = 1.2 ( U + v )

0.2 v
F - (f+Bz)
Voor de inzinking z kan hier ongeveer 6 a 10 c . M . worden aangenomen,
zoodat dan bij F = 79 M . , f = 15* M . , B = 34 M . ,
F
= 1.3 kan worden gesteld.
r

F -

(f+Bz)

Men krijgt dus


v = 1.2 ( U + v ) 1.3 r

0.2 v

Voor v = 1.88 M./sec. en v = 1.11 M./sec. (4 K . M . per uur) wordt gevonden


U = 0.24 MJsec.
r

De toelaatbare maximum afvoer wordt dus bij F = 79 M .


F X U = 79 X 0.24 == 19 M ./ec.
2

Voor F = 110 M . wordt gevonden U = 0.36 M./sec., en voor den toelaatbaren maximum afvoer 39* M^.lsec.
2

227

BIJLAGE X V I I .

G L O B A L E RAMING V A N K O S T E N VOOR D E V E R B E T E R I N G
VAN D E BENEDEN-LINGE ALS SCHEEPVAARTWEG MET
AANSLUITING IN OOSTELIJKE RICHTING A A N D E WAAL
EN DE LEK.

I.

Het voor alle trac's geldende vak van Gorinchem tot aan den mond der Korne.
Onteigening 45 H . A . a 3000.
/ 135 000
Grondverzet 1.400.000 M . a / 0.40
56o!oOo!
Oeyerverdediging (boven Leerdam) 22* K.M. a 16000. " 36o!oOO.
Wijziging brug voor gewoon verkeer te Geldermalsen
50.000.
Wijziging spoorbrug te Geldermalsen
J 50.00O!
Wijziging sluizen te Asperen met bijkomende werken
300.000.
Wijziging vaste brug over Steenenhoeksche kanaalsluis 40.000.
Onvoorzien
205.000.3

Totaal
II.

Aansluiting van den mond der Korne aan het Rijnkanaal


VianenTiel.

/ 1.700.000.
volgens het trac

Onteigening 35 H . A . a / 4000.
Grondverzet 750.000 M . a 0.40
Oeververdediging 4| K . M . a 16000.
Schutsluis (70x10 M.) bjj het Rijnkanaal
Wijziging brug te Buren
Onvoorzien

/ 140.000.
, 300.00o!
" 76.00o!
" 50o!o00.
j 50.000.
234 000

Totaal
III. Aansluiting van den mond der Korne aan het Rijnkanaal
Wijk bij DuurstedeTiel.

1.300.000.volgens het trac

Onteigening 55 H . A . a 4000.
Grondverzet 1.250.000 M . a 0.40
Oeververdediging 7* K . M . a 16000.
Schutsluis (70x10 M.) bij het Rijnkanaal
Wijziging brug te Buren
Onvoorzien

jt

220 000
50o!o0o!
120.000.
" 500.000.
50.000.
210.00o!

f>

Totaal
I V . Rechtstreeksche aansluiting
Wadenoyen.

1.600.000.-

van den mond der Korne aan de Waal via

Onteigening 55 H . A . a 4000.
Grondverzet 1.700.000 M . a 0.40
Oeververdediging 9 K . M . a 16000.
Schutsluis (70 X10 M.) bij de Waal met bijkomende werken
Spoorbrug i n de lijn Tiel-Geldermalsen
Brug voor gewoon verkeer i n den weg Tiel-Geldermalsen
Wijziging Wadenoyensche brug
Onvoorzien

,
"

H
n

220.000.
680.000.
144.000.
800.000.
250.000.
100.000.
70.000.
236.000.

Totaal
2.500.000.Recapitulatie.
De totaal kosten voor den doorgaanden vaarweg GorinchemWaal
worden derhalve:
a. Bij aansluiting aan het Rijnkanaal volgens het trac
Vianen-Tiel (I+II)
3.000.000.b. Bij aansluiting aan het Rijnkanaal volgens het trac
Wijk bij DuurstedeTiel (1+111)
, 3.300.000.
c. B i j rechtstreeksche aansluiting aan de Waal v i a
Wadenoyen ( I + I V )
4.200.000.

228
V.

Aanvankelijk in afwachting van de totstandkoming van het Rijnkanaal uit


te voeren werken.
Onteigening 40 H.A. a 3000.Grondverzet 1.400.000 M . k f 0.40
Oeververdediging (LeerdamGeldermalsen) 20 K . M .
a /16000.Wijziging brug voor gewoon verkeer te Geldermalsen
Wijziging sluizen te Asperen met bijkomende werken
Onvoorzien
8

Totaal

120.000.560.000.-

320.000. 50.000.
300.000.
150.000.
/ 1.500.000.-

Na uitvoering der onder V genoemde werken zal voor den doorgaanden


vaarweg GorinchemWaal nog noodig zijn:
a. bij aansluiting aan het Rijnkanaal volgens het trac
Vianen-Tiel
/ 1.500.000.6. bij aansluiting aan het Rijnkanaal volgens het trac
Wijk bij DuurstedeTiel
1.800.000.
c. bij rechtstreeksche aansluiting aan de Waal via
Wadenoijen
2.700.000.-

TOELICHTING TOT D E EENHEIDSPRIJZEN.


De eenheidsprijs voor de onteigening is voor het vak GorinchemMond
der Korne, waar de onteigening in hoofdzaak oeverlanden betreft, gemiddeld
op / 3000. per H.A. gesteld, daar voor een groot deel oeverlanden van geringere
waarde dan 3000. per H.A. noodig zullen zijn. Voor de verbinding van den
Mond der Korne naar het Rijnkanaal of naar de Waal is een gemiddelde prijs
aangenomen van 4000. per H.A. De prijs voor het grondverzet is gemiddeld
gesteld op 0.40 per M . Hierbij is in aanmerking genomen, dat voor de verruiming van de Linge de meeste weg te baggeren grond in de nabijheid op lage
oeverlanden zal kunnen worden geborgen, waardoor de oeverlanden in waarde
zullen vooruitgaan.
8

229

BIJLAGE XVIII.

S T A A T N o . t b e h o o r e n d e brj b e t
reglement voor het waterschap
v a n de L I N G E - U I T W A T E R I N G .

O V E R Z I C H T v a n de w a t e r s c h a p p e n , w e l k e g e r e k e n d w o r d e n
t h e b b e n bij de v e r b e t e r d e w a t e r o n t l a s t i n g d e r L I N G E .

Hoogheemraadschappen en
Polderdistricten.

belang

O N D E R D E E L E N .

EERSTE KLASSE.
N o . 1.
Hoogheemraadschap
D e Vjjfheerenlanden

Polders Vianen, Bloemendaal


Biezen, A u t e n a en Bolgerijen.
Polders onder

> )
Zederikvelden

Ganzenkamp,

de

Hagestein.

P o l d e r s o n d e r E v e r d i n g e n , b e s t a a n d e u i t de p o l d e r s
Everdingen, Overzijderveld, Nederzjjderveld, Bolgarij,
A u t e n a of V i e r h o e v e n e n G o u w e n e s .
Polder

Tienhoven.

Lexmond.

Achthoven.

Lakerveld.
Neder-Heicop en

(b)
D i r e c t loozende op
de L i n g e .

en

Neder-Boeicop.

Over-Heicop en Over-Boeicop.

,,

Middelkoop.

Quakernaak.

Polders Oud- en Nieuw-Schaaijk en

Kortgerecht.

P o l d e r s H o o g - M i d d e l k o o p , L o o s d o r p e n de M i e n t , h e t
r e c h t v a n t e r L e e d e of B r u i n s d e l e n H o o g - L e e r b r o e k e n
H o o g - of K l e i n - O o s t e r w j j k .
Polders N i e u w l a n d en

Leerbroek.

Polder Rietveld.

N o . 2.
Asperen, Heukelom
en Spijk.

N o . 3.
Tielerwaard.

K e d i c h e m en

Oosterwijk.

Spijk.
Heukelom.
Asperen.
D a l e m (hoog e n laag).
1 Vuren.
1 Heilouw.
iHaaften.
y'Tuil.
(Waardenburg.
Deil.
J E n s p n k (Polder en V e l d
I Rumpt.
f Gellicum.
' Neerijen.

van).

230
Hoogheemraadschappen en
Polderdistricten.
No. 4.
Culenborg.
No. 5.
Buren.

No. 6.
Eigen Polders.

NDERDEBLEN.

Het gemeene land van Culenborg.


i Tricht.
(Buurmalsen. (laag)
I Marienwaard.
1 Beesd.
Rhenoij.
) Acquoij. (laag en hoog)
' de Geer en.
TWEEDE KLASSE.

No. 7.
Tielerwaard.
No. 8.
Culenborg.
No. 9.
Buren.

I Heesselt.
I Opijnen.
IWadenoijen.
j Geldermalsen.
I Meteren.
(Est.
Hond, Ham, Geer, Redichem en Landsweerd.
i Beusichem en Zoelmond.
'Asch.
j Achter den Haag.
I Buurmalsen (hoog).
D E R D E KLASSE.

No. 10.
Tielerwaard.

i\ eaer-cetuwe.

No 12.
Buren.

Varik.
\Ophemert.
Zennewijnen.
I Drumpt.
'Tiel.
Ravenswaai.
(i Maurik.
Rijswijk.

j Polder Avezaath. I met uitzondering der gronden, ge' Zoelen.


liegen tusschen de Drumpster-,
lWadenoijsche-, Uiterdijksche-,
jWaardsche- en Aard-Kuilsche
(dijken, en die gronden, die wegens
1 hunne ligging boven den hoogsten
I Lingestand verheven zjjn; alles ter
| beoordeeling van het bestuur van
' het waterschap.
Buren en Erichem.

231

BIJLAGE X I X .

GLOBALE RAMING V A N JAARLIJKSCHE UITGAVEN E N


ONTVANGSTEN V A N H E T WATERSCHAP

I.

V A N D E LINGE".

UITGAVEN.

Bestuurs- en Personeelskosten.
Jaarwedden en reiskosten van het Bestuur, administratiefen technisch personeel met bijdragen voor pensioenfonds, presentiegelden, huur en onderhoud gebouw, administratiekosten, enz....

35.000

Exploitatiekosten.
Bemalingskosten, kosten van waterinlaat, salarissen, met
bijdragen voor pensioenfonds, der beambten voor bediening der
kunstwerken, enz

45 000

Onderhoud Onroerende Goederen.


Grond-, polder- en andere lasten, verzekering en onderhoud

10.000

Onderhoud en vernieuwing Kunstwerken en Linge.


Onderhoud en vernieuwing machines van het gemaal, kunstwerken, gebouwen, Linge met oevervoorziening, enz

50.000

Rente en aflossing leening Verbeteringswerken.


6% van / 750.000
Totaal uitgaven

185.000

Opbrengst van eigendommen van het waterschap /


8.400
Rente van kapitaal, recognitie en erfpachten
11.200
Sluis- en bruggelden (Kanaal van Steenenhoek)...
300
Scheepvaartrechten
p Memorie.
Rijksbijdrage (Wet van 19 Juli 1881, Staatsblad
No. 129)
/ 27.100
m i f,
,
/
le netten omslag

47.000
J38 QQQ

II.

ONTVANGSTEN.

r o

Totaal ontvangsten

185.000

INHOUD-

INLEIDING

l.
2.
3.
4.
5.

Opdracht en samenstelling
Installatie
Verdeeling der werkzaamheden
Ontvangen voorlichting
Inrichting van het verslag

HOOFDSTUK I. BESTAANDE TOESTAND V A N AFWATERING E N WATERINLATING

1. Loop der Linge


2. Stroomgebied
3. Verhang
"
4. De waterstand aan de Groote Brug te Tiel
5. Verband tusschen Waalstand te Nijmegen en Lingestand te Tiel en te Eist
6. Afvoer van de Linge te Tiel
7. Het maximum waterbezwaar van de geheele Linge ...
8. De Merwedestand te Steenenhoek
9. De hoogwaterperiode van November 1924
10. Afvoervermogen van het Kanaal van Steenenhoek
11. Afvoervermogen van de sluizen te Steenenhoek
12. De natuiirlijke loozing door het Kanaal van Steenenhoek
13. Het stoomgemaal te Steenenhoek
14. De waterinlating

Bladz..
3-10
3
4
8
8
9

11-42
11
13
15
19
22
24
27
29
31
32
33
33
37
41

HOOFDSTUK II. BESTAANDE TOESTAND DER


SCHEEPVAART
..'

43-50

43
44
45
47
48
49
50

1.
2.
3.
4.
5.
6..
7.

Algemeen Overzicht
Scheepvaartreglementen, schutpeilen en bebakening
Linge van Gorinchem tot aan den Arkelschen Dam
Linge van den Arkelschen Dam tot Asperen
Linge van Asperen tot Geldermalsen
Linge boven Geldermalsen en Korne tot Buren
Kanaal van Steenenhoek

233
H O O F D S T U K III.
D E N TOESTAND
A.

1.
2.
3.
4.

8.
9.

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.

51
54
58
59

59
61
62

W A T E R G E B R E K E N -VERONTREINIGING.

Watergebrek
Waterverontreiniging

HOOFDSTUK IV. V E R B E T E R I N G V A N D E A F W A T E RING V A N HET BENEDENGEDEELTE DER LINGE

SCHEEPVAART.

Linge van Gorinchem tot Asperen


Linge van Asperen tot Geldermalsen
Linge boven Geldermalsen tot De Klomp en de Korne
tot Buren
C.

Bladz.

AFWATERING.

Algemeen overzicht
Linge beneden Geldermalsen
Linge boven Tiel
Linge van Tiel tot Geldermalsen
B.

5.
6.
7.

BEZWAREN V A N D E N BESTAAN-

Inleiding
Verniindering van het waterbezwaar
Verbetering van de natuurlijke loozing
Verbetering van de kunstmatige loozing
Te handhaven Lingepeil
Het te stichten gemaal
Vemriming van de beneden-Linge
Verbetering van de afwatering van het stroomgebied.

62
64

66-75
66
66
67
68
71
72
73
75

HOOFDSTUK V. V E R B E T E R I N G V A N D E A F W A T E RING V A N HET BOVENGEDEELTE DER LINGE

76-83

76
77
80
81
81
82

1.
2.
3.
4.
5.
6.

Algemeene opzet
Uitgangspunten voor het verbeteringsplan
Nadere beschrijving van het verbeteringsplan
Stuwen
Begrooting
Verbetering van de afwatering van het stroomgebied.

HOOFDSTUK VI. VERBETERING I N H E T BELANG


V A N D E SCHEEPVAART
1.
2.
3.
4.
5.

Behoeften van de bestaande scheepvaart


Nieuwe scheepvaartverbmdingen
Algemeene eischen waaraan een doorgaande vaarweg
zal moeten voldoen
Dwarsprofiel
Te volgen richting bij aansluiting aan het Rijnkanaal.

84-100
84
85
86
86
87

234
D1HUX.

6. Kunstwerken in den vaarweg Gorinchem-Rijnkanaal.


7. De verbinding in oostelijke richting met de Waal,
indien het Rijnkanaal niet tot stand komt
8. De aansluiting te Gorinchem
9. Voordeelen van de 'verruiming met het oog op den
waterafvoer
10. Vergelijking der verschillende oplossingen voor de verbinding met Waal en Lek
t l . Aanvankelijk uit te voeren werken

88
91
93
95
96
98

HOOFDSTUK VIL VERBETERING VAN DE WATERINLATING


101-108
1. Inleiding s

2. De waterinlating in het stroomgebied van de bovenLinge


3. De waterinlating in het gebied van de beneden-Linge
bij den bestaanden toestand
105
4. De waterinlating in het gebied van de beneden-Linge
na totstandkoming van het Rijnkanaal
107
1 0 1

1 0 2

HOOFDSTUK
REGELEN

VIII.

ADMINISTRATIEVE

MAAT-

109-122

1. Bestaande reglementen
109
2. Gebreken van de bestaande regelingen
113
3. Hoofdbeginselen voor een nieuw Waterschap van de
Linge"

4. Bij de oprichting van het Waterschap van de Linge"


te treffen administratieve maatregelen
118
5. Na de oprichting van het Waterschap van de Linge"
te treffen maatregelen
I
2 1

HOOFDSTUK I X . VERDEELING DER KOSTEN

1.
2.
3.
4.
5.

Inleiding
Rijkssubsidie
Provinciale subsidin
Schema voor de verdeeling der kosten
De bijdrage en omslag voor het Waterschap

123-131
1 2 3
1 2 3

HOOFSTUK X . VOORSTELLEN DER COMMISSIE

127
128
130
132-134

235

BIJLAGEN.
le.

GEDRUKTE

STUKKEN.

T
I.

rr _
.i
Bladz.
Kort overzicht van de meest belangrijke besluiten
en gebeurtenissen, in hoofdzaak verband houdende
met den waterstaatkundigen toestand van de Linge
en het Kanaal van Steenenhoek
137

II.

Gegevens betreffende oppervlakte en loozing der


Polders

III.
IV.

1 4 0

Overzicht der scheepvaartbeweging op de Linge

1905-1924

1 4 6

Toelichtingen tot de scheepvaartstatistieken

1905-1924

1 4 8

V.

Vragenlijst

VI.

Overzicht der antwoorden van de polderbesturen


omtrent waterbezwaar
152

VTI.

Overzicht der antwoorden van de burgemeesters


omtrent waterbezwaar
170

VIII.

Toelichting tot de frequentiekrommen geteekend op


de bijlagen 1926
Ig2

IX.

Gegevens inzake de bemaling van den Zederikboezem

5 0

jg

X.

Onderzoek omtrent waterbezwaar in het polderdistrict Over-Betuwe, gedurende de hoogwaterperiode van Januari 1926
188

XI.

Nota omtrent de verbetering van de Linge als


scheepvaartweg
1

9 4

Overzicht der antwoorden van de polderbesturen


omtrent watergebrek

9 6

XII.

XIII.

Overzicht der antwoorden van de burgemeesters


omtrent watergebrek
200'

XIV.

Nota betreffende het te Steenenhoek te stichten


gemaal

2 0 2

XV.

Berekening van het in verschillende vakken voor de


scheepvaart benoodigde dwarsprofiel
221

XVI.

Berekening van den toelaatbaren maximum afvoer


bjj scheepvaart met schepen van hoogstens 600 ton. 225

236
XVII.

Bladz.

Globale raming van kosten voor de verbetering van


de beneden-Linge als scheepvaartweg met aansluiting in oostelijke richting aan de Waal en de Lek ...

227

X V I I I . Staat No. I. behoorende bij het reglement voor het


waterschap van de Linge-uitwatering

229

XLX.

Globale raming van jaarlijksche uitgaven en ontvangsten van het Waterschap van de Linge"

2e.

231

T E E K E N I N G E N .

1.

Overzichtskaart van het stroomgebied der Linge

2.

Graphische voorstelling van de grootte van het stroomgebied van


de Linge en de wijze van loozing op 1 Januari 1927.

3.

Verhanglijnen Linge SteenenhoekEist.

4.

Verhanglijnen Linge SteenenhoekTiel.

5.
6.

Verband tusschen Waalstand te Nijmegen en Lingestand te Tiel


en te Eist.

7.

Afvoerkromme van de Linge te Tiel.

8.

Gemiddelde getijkromme op de Merwede te Steenenhoek bij Waalstand te Nijmegen = M . R . en normalen zeestand.

9.

Verband tusschen Waalstand te Nijmegen en H . W . en L . W .


op de Merwede te Gorinchem en Steenenhoek bij normalen
zeestand.

10.

Gemiddelde getijkrommen te Steenenhoek bij verschillende Waalstanden te Nijmegen.

11.

Waterstanden op Waal, Linge en Merwede en regenval in de


Betuwe van 20 Oct.-30 Nov. 1924.

12.

Verhanglijnen Linge Steenenhoek-Tiel 3 en 11 Nov. 1924.

13.

Afvoervermogen van het Kanaal van Steenenhoek bij verschillende verhangen.

14.

Afvoer door de sluizen te Steenenhoek brj verschillende standen


op de Merwede.

15.

Lingestand te Gorinchem bij verschillende afvoeren en verschillende kanaalstanden te Steenenhoek.

237

16.

Lingepeil te Gorinchem dat met natuurlijke loozing door het


Kanaal van Steenenhoek gehandhaafd kan worden bij verschillende Waalstanden en verschillend waterbezwaar.

17.

Natuurlijke loozing gemiddeld per etmaal in M. /sec. bij verschillend L.W. in de Merwede te Steenenhoek en verschillende Lingepeilen te Gorinchem.

18.

Overzichtskaart waterbezwaar volgens opgaaf der polderbesturen.

19.

Frequentie Linge te Eist.

20.

21

Tiel.

,,

Geldermalsen.

,, Asperen.

22.

23.

,,

24.

H.W. Merwede te Steenenhoek.

25.

L.W.

26.

Waal te Nijmegen.

Gorinchem.

27.

Overzichtskaart watergebrek.

28.

Lingepeil te Gorinchem dat bij verschillend waterbezwaar en verschillende Waalstanden gehandhaafd kan worden- met een gemaal
met 2, 3, 4 of 5 pompen, elk met een vermogen van 10 M. /sec.
opbrengst bij 0.80 M. opvoerhoogte.
3

29.

Ontworpen gemaal te Steenenhoek.

30.

Verband tusschen rivierstanden te Keulen en te Nijmegen.

31.

Verbetering van de boven-Linge.

32.

Dwarsprofielen.

33.

Toelaatbare maximum afvoer bij scheepvaart met schepen van


hoogstens 600 ton.

34.

Overzichtskaart scheepvaartwegen.

35.

Situatie Lingesluizen te Asperen.

36.

Dwarsprofielen over de Betuwe.

38.

Hoogtelijnen in het stroomgebied van de Linge beoosten de lijn


CulemborgZalt-Bommel.

S T R O O M G E B I

TfKM n/Mxi //< //// /( li lint/

XI/-; l 'WE MER

WEDE'

Werken sche Po/d.

S T R O O M G E B I E D
. t^Xeder Langbroek
'-

.'

. ^ ^ ^ W ^ T ^ r ^ ^ ^

V A N

D E

L I N G E

tl
-

VN

D E

L I N G E

BIJLAGE 1

BIJLAGE 1

I BIJLAGE 2,
OPPERVLAKTE
STROOMGEBIED

1 BIJLAGE

3I

I BIJLAGE 4

^e^v^te,

4 :

&aocfte,

*> ; 2 5 .

HOO.OOO.

I BIJLAGE 5

ieL.

u>ocjk&

4 : 25.

BIJLAGE

IcDC

BIJLAGE
WATERSTAND
TE T I E L
M + NAP

c9TC . afH/**.

I BIJLAGE

JS c fvcxcx, :

1 BIJLAGE 9
W A A L Tg
NIJMEGEN

-0.20

N A P . 0.20

0.*0

0.60

0.*>

1.00

1.20

I VO

1.60

130

2.00

2*0

2.60

ZM

3O0

MERWEDE

3.20

3.V0

3.60

TE G O R I N C H E M

330
EN

/.OO

itfo

V.VO

V.60 M - N A R

STPENEN HOEK.

B'JLAGE 10

.(hooyic /?<?
Vcnqce /CJV

MAP
/.sa

om

-Zuur.

| BIJ LAGE II

1 B I J L A G E 12

boadfez,

4 :

*92*/.

25-

BIJLAGE 13

BIJLAGE

boogie

L^rtgjfc I

O.IO

0.20

0.30

0.40

O50

0^60

0.7O

0 80

VERVAL

0.90

l-M

KANAAL-MERWEDE

ci)TL

iofflC^4cc-

C312.

O.05

DI<L

14

G^HOQK/

BIJLAGE

L1NGESTANO
TE 60RINCMEM
N.A.P.
2.70

5 9?LV

eo M / c c .
3

5 C C

15

BIJLAGE 16

BIJLAGE 17

fifOOCjt^

4 :

ZvrxqU

ZO

c2TL ;

DW/SCC.

Overzichtskaart Waterbezwaar volgens opgaaf der polderbesturen.

Bijlage 18

B I J L A G E 19

BIJLAGE 2 0

BIJLAGE 2 1

BIJLAGE 2 2

BIJLAGE 23

BIJLAGE 2 4

| BIJLAGE

25

BMLAGE 26

Overzichtskaart Watergebrek.

BIJLAGE 28

BIJLAGE 29.

BIJLAGE 30

BIJLAGE 31.

BIJLAGE 32.

BIJLAGE 33.

Overzichtskaart Scheepvaartwegen.

Bijlage 34

BIJLAGE 3 6 .

6
5

BIJLAGE 3 7 .

M.+ N . A . R

Hoogtelijnen in het stroomgebied van de Linge beoosten de lijn Culemborg-Zalt-Bommel


Bijlage 38

Schaal

I :

200000

De cijfers bij de hoogtelijnen geven de hoogten aan in M. boven N. A. P.

Bijlage 38

You might also like