Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 222

4 .

Cj'/l JA\T

OP ZOEK NAAR DIEREN EN PLANTEN


IN BRIT5CH OOST-AFRIKA

1. D e Schrijver

OP Z O E K N A A R D I E R E N
EN PLANTEN IN
BRITS C H O OST-AFRIK A
EEN OORSPRONKELIJK REISVERHAAL
DOOR

F. E. BLAAITW
MET E E N INLEIDING V A N PROF. Dr. E. D. V A N OORT
GELLUSTREERD M E T 44 P L A T E N E N E E N K A A R T

MCMXXVII
V A N H O L K E M A & W A R E N D O R F ' S UITGEVERS-MiJ
AMSTERDAM

INHOUD
Inleiding
Voorrede
Lijst van Illustraties
Kaart
I.
De Reis naar Mombasa
II.
Vertrek uit Mombosa
III.
De Kedang Vallei
IV.
In het Zuidelijke Wildreservaat
V.
De Autotocht om den Kenya
VI.
De Terugreis
V I I . Eenige opmerkingen over zoogenaamde beschermende kleuren
V I I I . Eenige algemeene opmerkingen
Alphabetische lijst van dieren en planten in dit boek
vermeld

7
H
13
1 6

17
29
39
71
107
127
135
145

INLEIDING
Aan het verzoek van den Heer Blaauw om een inleiding
te schrijven voor zijn reisverhaal voldoe ik gaarne. De schrijver is als reisbeschrijver geen onbekende meer voor ons; van
zijne reizen naar Zuid-Amerika, Noord-Amerika en ZuidAfrika heeft hij ons in verschillende tijdschriften een aantal
opstellen gegeven, waarin hij zijne waarnemingen op onderhoudende wijze vertelt. Ook in dit verhaal van zijne reis
naar Britsch Oost-Afrika geeft hij op de hem eigen ongekunstelde wijze zijne indrukken weer, vermeldt hij talrijke
bijzonderheden van de door hem geziene dieren en planten
en schetst hij het Afrikaansche landschap in al zijn pracht
en heerlijkheid, zooals hij dat zag na den pas geindigden
regentijd. Een reeks van interessante photo's, tijdens zijn reis
of vroeger, door anderen, in het door hem bereisde gebied
opgenomen, verfraaien in niet geringe mate het boek. Verzamelen van dieren of planten was niet het doel van de reis,
alleen het waarnemen der dieren in hun doen en laten en
het aanschouwen van de nog ongerepte Afrikaansche natuur.
Zijn uitgebreide kennis van zoogdieren en vogels heeft den
schrijver in staat gesteld een groot aantal soorten reeds in
7

INLEIDING

het vrije veld te herkennen en, waar de soort niet reeds


dadelijk met zekerheid te bepalen was, heeft hij aan de hand
van gemaakte aanteekeningen na zijn terugkeer de waargenomen dieren, zoover dit mogelijk was, bestemd. Vandaar
dat de schrijver in zijn verhaal heel wat dieren, vooral vogels
en zoogdieren, met naam kan noemen, zonder ook maar een
enkel voorwerp te hebben gedood. Vergelijkt men het boek
van den Heer Blaauw met andere Afrikaansche reisverhalen,
waarin zoo veelvuldig de meest onverkwikkelijke moordtooneelen het gevoel van den natuurliefhebber, en ook van den
rechtgeaarden jager, kwetsen, dan valt deze vergelijking zeker
in het voordeel van eerstgenoemd werk uit. E r is in Afrika
op schandelijke wijze huisgehouden onder de wilde dieren;
vele millioenen slachtoffers zijn gevallen zonder eenig nut
voor de wetenschap, alleen voor winstbejag of ter bevrediging van schietlust. De gevolgen daarvan ziet men in ZuidA f rika, waar de enorme massa wild, zooals o.a. Levaillant,
Gordon Cumming, Oswell, Selous e.a. ons die schilderden,
in den loop der vorige eeuw verdween of zoo goed als verdween. Denzelfden weg gaat het met het wild in andere
deelen van Afrika, maar gelukkig zijn hier en daar van
regeeringswege voor het schieten beperkende bepalingen gemaakt en wordt bovendien in bepaalde gebieden, zoogenaamde wildreservaten, het wild beschermd. Wat er in zoo'n gebied nog te zien is, vertelt de Heer Blaauw ons in zijn hoofdstuk over het Zuidelijke wildreservaat". Ook buiten de reservaten is het wild nog te. vinden, zooals in het hoofdstuk over
de Kedang vallei" te zien is, maar de eenige bescherming,
die hier genoten wordt, zijn de vrij hooge kosten der jachtpermissies en het eenigszins beperkte aantal van de te schieten dieren. Door de alles beheerschende macht van het geld
8

INLEIDING

is deze bescherming natuurlijk tot nul te reduceeren en gaat


ook inderdaad de wildstand aldaar met rassche schreden
achteruit. Een tweede punt, waarin het boek van den Heer
Blaauw zich gunstig van andere reisverhalen onderscheidt,
is dat de schrijver niet alleen aandacht schenkt aan het groote
wild, maar ook op kleinere dieren, en wel vooral vogels, de
aandacht van den lezer vestigt. Ik twijfel er niet aan of velen
zullen, evenals ik, den Heer Blaauw met belangstelling op
zijn tocht volgen en na lezing van het boek de overtuiging
gekregen hebben, dat er in Afrika oneindig veel schoons in
de dieren- en plantenwereld te zien is, en tevens ook, dat
een reis in de wildernis op zoek naar dieren niet steeds ten
koste van hun leven behoeft te zijn.
L E I D E N , April 1927.

v. O .

VOORREDE
Professor E . D . van Oort was zoo vriendelijk een inleiding
te schrijven voor dit boek, dat menigen lezer waarschijnlijk
zal teleurstellen, want er kmen geen heldendaden" in voor
van zwaargewapenden, die van hun onweerstaanbare technische hulpmiddelen gebruik maken om een weerloos dier
te besluipen en dood te schieten of te verwonden. Zelfs zij
die zoogenaamd met de camera jagen kunnen dit meestal niet
nalaten. Ik kan dus kort zijn en w i l alleen zeggen dat dit boek
geschreven is voor hen, die in staat zijn de ongeschonden
schepping te bewonderen en te genieten van de ongevenaarde
pracht, die Afrika, speciaal Britsch Oost-Afrika op dit gebied te zien geeft.
In bijna alle over Afrika handelende boeken wordt, en
dat als onvermijdelijk gevolg van de mentaliteit van de schrijvers, bijna uitsluitend gesproken over die dieren, die als slachtoffer van het jachtgeweer dienst kunnen doen. In dit boek
echter is natuurlijk ook aan vogels, zelfs de kleinsten, en
ook aan planten aandacht gegeven.
M i j blijft nog over, diegenen mijn erkentelijkheid te betuigen, die mij in Afrika ter wille waren.
11

VOORREDE

Allereerst dus aan den Game warden" Capt. Ritchie,


verder aan den leider van mijn safari, M r . Judd, die op
mijn tocht zoo uitstekend voor mij zorgde en zoo uitnemend
vergat dat hij professional hunter" was, om zich geheel aan
te passen aan mijn doel, namelijk het observeeren van dieren en planten in mijn kwaliteit van natuuronderzoeker.
Verder vermeld ik gaarne den heer S. Mook, den agent van
de Holl. Oost Afrika lijn die zich dadelijk bij mijn aankomst
te Mombasa moeite gaf om alle voorbereidingen voor mijn
verdere reis zoo goed mogelijk te treffen.
Dan Dr. G . V . L . van Someren in Nairobi, die mij zijn
uitgebreide verzameling vogelhuiden ter studie beschikbaar
stelde en, last not least, Asnari, den Massai hoofdman uit het
K i u district, wiens huid, zooals hij zelf zeide, wel zwart
was, maar wiens hart blank was en aan wiens hulp ik het
te danken heb, dat het mij mocht gelukken, gedurende den
korten tijd waarover ik beschikte, de olifanten en vele andere dieren zoo uitnemend van nabij te zien.
Voor de photographische opnamen in dit boek ben ik, voor
zoover zij niet door Judd gemaakt werden, dank verschuldigd aan M r . M a c Gregor Ross en den heer Radclyffe
Dugmore, die toevallig in dezelfde districten, die ik bereisde,
opnamen maakte. Voor photographeeren op uitgebreide schaal
was ik, niet ingericht.
G O O I L U S T " , April 1927

12

F. E . B .

LIJST V A N ILLUSTRATIES
1.
2.
3.
4.
5.

6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.

De schrijver.
Boababs bij Mombasa.
Blauwe gnoeantilopen in 't acht van den Ugandaspoorweg.
Grantzebra's en Coke's hartebeesten in de vlakte.
Gat in den bodem van de Kedangvallei waaruit giftige gassen te voorschijn komen.
Er dicht bij boven- en onderkaak van een neushoorn.
Vluchtende pallahantilopen.
Grantgazellen in 't open veld.
Twee wratzwijnen.
Giraffen in de steppen.
Indruk van de Suswa-Kratervallei, boven van de rotswand gezien.
Kudde kafferbuffels een helling afkomende.
De Booma, waarin de schrijver twee nachten doorbracht.
Een jeugdige Kikuyu, die het leven vroolijk inziet.
Gevlekte hyena bij een waterplas, (nachtopname)
De Macham, waarin de schrijver een nacht doorbracht.
De tent van den schrijver wordt uitgehaald, bij 't verplaatsen van
het kamp.
De pakken, zooals die door de drager op 't hoofd gedragen worden.
Maximum gewicht + 30 Kilo.
Oryxantilopen onder een schermacacia.
Kongoni's in de droge bedding van de Olgereyrivier.
Grantzebra's in de droge bedding van de Olgereyrivier.

13

LIJST V A N
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.

14

ILLUSTRATIES

De sneeuwtop van den Kilimandsjaro, zooals ik dien 's morgens en


's avonds in de lucht zag hangen (hoogte 5890 M.).
Een troep maraboes wacht op een maal.
Asnari de Massaihoofdman en drie van zijn volk, die de wilde dieren
voor den schrijver opspeurden.
De schrijver met drie Massais in de droge bedding van de rivier,
waar olifanten door hem gezien werden.
Olifanten.
Groep olifanten aan den zoom van een bosch.
Giraffen zien onraad.
Twee neushoorns, met buffelpikkers op hun rug duidelijk zichtbaar.
Stek van yUud quadra.ngul0.ri4 na twee jaar in den Hortus te Amsterdam.
Stek van Vvulta plani/oUa van de Chaniafalls na twee jaar in den
Hortus te Amsterdam.
Oplad en ven kisten op een ossenwagen. Staande op den wagen de
tentboy" SaYdi die er met mijn suitcase" van door ging.
Drie Kikuyus, ossendrijvers van de karavaan.
Koemesthut der Messais met twee vrouwen en vijf kinderen er voor.
Massais met hun vee. .
Kringgatwaterbokken tegen een droge helling.
De Kenyaberg (5196 M . hoog) zooals ik dien zag van de noordelijke
hellingen op i 7000 voet hoogte.
Reuzenlobelia's met bloemstengels, op 9 a 10 duizend voet hoogte,
tegen de hellingen van den Kenya.
Twee dobbelende Kikuyujongens, die Gotha" spelen.
Een cederbosch" (Juniperus spec.) met baardmossen begroeid, tegen
de helling van den Kenya,
Neushoorn in de graszee. -
Een kamfer"-boom tegen de helling van den Kenyaberg.
Een troep Merukikuyu's.
Twee jonge luipaarden, die nog van de wereld geen kwaad weten 1
Een troep Kia uit het Zuidwesten van Kenyakolonie.

HOOFDSTUK I

D E REIS N A A R

MOMBASA

Het was in Maart van het jaar 1924, dat ik een plaats
op een vrachtboot nam van de Holl. O . Afrika lijn om
daarmede naar Mombasa te varen, de hayen van Britsch
O. Afrika, in engeren zin van Kenya Kolonie.
Waarom ik nu juist op een vrachtboot mij inscheepte?
Dat zal ik U zeggen. De personenbooten, die er voor in
aanmerking kwamen, waren alle stampvol en dan wist ik
bij ondervinding hoe aangenaam voor iemand, die er niet
aan mededoet, de onophoudelijke dansdeuntjes en andere
muzikale uitingen, het voortdurende gedans en werpen met
caoutchouc-schijven is, op zoo'n overbevolkte boot!
Ik ging dus met een vrachtboot, die maar zes passagiers
kon medenemen en daarvan was het mathematische gevolg,
dat er hoogstens maar vijf, mij onaangenaam konden zijn!
Ik zou in Antwerpen aan boord gaan, daar de boot daar
lading innam en ik zoodoende de reis met enkele dagen
hoopte te verkorten. Helaas had men mij over den dag van
vertrek onjuist ingelicht, zoodat ik bijna twee dagen aan de
kade te Antwerpen bleef liggen onder een stortregen, die elk
uitgaan ten zeerste bezwaarlijk maakte. Eindelijk den 24sten

17

DE REIS NAAR MOMBASA

om l'/a uur, 's Maandags, voeren wij dan weg, om volgens


programma vr Port Soedan in de Roode Zee niet meer
op te houden, indien men de vertragingen bij het passeeren
van het Suez-Kanaal niet mederekent.
De reis door het Kanaal en door de Golf van Biskaye
bood niets bijzonders behalve dan dat het schip (de Ni;kerk),
dat blijkbaar slecht in evenwicht was, zoo onmenschelijk
slingerde dat twee Belgische dames, die aan boord waren,
niet meer naar bed durfden te gaan, daar zij elk oogenblik
dachten te vergaan. Zaterdagavond om plm. 6 uur passeerden wij Gibraltar nog juist vrdat het geheel donker werd
en kon men vanaf het schip de imposante rotsmassa bewonderen die geheel op zich zelf staande, alleen door
een lage vlakke strook grond aan het vaste land verbonden den ingang tot de Middellandsche Zee bewaakt.
In de zee dicht bij het schip duikelden een aantal bruin visschen, die al duikelende, hun goudkleurig vel lieten zien
om daarna weer te verdwijnen.
Ondertusschen was het donker geworden en waren de
lichten van Algeciras aan den overkant van de baai duidelijk
zichtbaar. Den volgenden morgen werd ik verheugd door
een zachtere temperatuur en Dinsdag 1 April zag ik een
kwartelwijfje tegen een der touwen van het schip vliegen
met zulk een vaart, dat het dood voor . mijn voeten viel. 2 April
kwamen eenige blauwkoppige gele kwikstaarten aan boord
en bleven daar, blijkbaar geen begrip of kracht hebbende,
om naar het niet zeer ver verwijderde land over te vliegen.
Deze kwikstaarten bleven meerdere dagen aan boord, er
steeds slechter uitziende, totdat de scheepskat ze in haar maag
deed verhuizen.
Ook enkele boerenzwaluwen kwamen aan boord en ik
18

D E REIS NAAR MOMBASA

geloof dat ook zij hetzelfde lot hadden als de kwikstaarten. Vrijdags zag ik een hop komen aan vliegen, die gedacht had aan boord te komen. Hij had er echter niet op
gerekend dat ook het schip snel vooruit ging, althans hij
miste het schip, sloeg tegen den buitenkant, viel in 't water
en verdronk.
Een paar maal zag ik ook Saxicola's op het schip. Dienzelfden avond kwam de hoofdmachinist mij zeggen dat een
rijstvogel op de open deur van zijn hut zat! Ietwat ongeloovig ga ik met hem mede en jawel, op zijn hutdeur zit inderdaad een gladde, grijze rijstvogel met zwarten kop, witte
wangen en dikken ros en bek.
Met eenig overleg gelukt het mij den vogel te vangen, die
in een kooi gedaan werd, waarvan de tralies echter z
wijd waren dat hij direct weer ontsnapte, ditmaal echter in
de gesloten hut. Weer ving ik den vogel en deed die in de
kooi, nu door een stuk dun linnen afgesloten. Hoe kwam
nu die rijstvogel op ons schip? De eenige explicatie is dat
de vogel op een ander schip, dat niet ver weg voorbij moet
zijn gevaren, los is geweest en vandaar op ons schip is overgevlogen, want uit Java zal hij alleen wel niet zijn gekomen.
Zaterdag waren wij in Port Said en lagen daar enkele
uren stil, voordat wij in het Suezkanaal konden varen en
van dat oponthoud maakte de rijstvogel, die een slimmerd
bleek te zijn, gebruik om weer uit zijn kooi te ontsnappen
en naar land te vliegen.
In de haven van Port Said tusschen al de drukte van
schepen en bootjes zwom een groote haai doodrustig rond
en verdween eerst, toen een vrij groote stoomboot hem bijna omver voer. Ook vlogen er kokmeeuwen rond, die nog
niet in kleur waren.
19

D E REIS NAAR MOMBASA


E e n i g e z w a l u w t j e s met roodbruinen onderkant zag i k ook
herhaaldelijk o m het schip vliegen.
O m pl.m. n u u r voeren w i j het Suez K a n a a l binnen en
k w a m e n n u eerst d o o r h e t M e n s a l e h meer, w a a r i k h e e l
i n d e verte, z v e r d a t h e t niet v e e l a n d e r s l e e k d a n een
r o s e g e k l e u r d e streep, d i e u i t A o f 5 g r o e p e n g e v o r m d w e r d ,
een groote t r o e p f l a m i n g o ' s z a g staan i n h e t o n d i e p e water.
O o k m e e u w e n v l o g e n r o n d e n deze schenen gedeeltelijk
met d o n k e r e n , gedeeltelijk met l i c h t e n b o v e n k a n t te zijn. Z i j
w a r e n z o o v e r w e g , d a t i k ze niet bestemmen k o n met eenige
zekerheid.
N a h e t M e n s a l e h meer k w a m m e n d o o r w o e s t i j n l a n d , terw i j l rechts l a n g s d e n o e v e r een r i j w e g l a g , d i e met C a s u a rina's beplant w a s .
O v e r h e t k a n a a l v l o o g een p a a r m a a l een z w a r t e w o u w
(Jflilvuj migrant). D e n v o l g e n d e n m o r g e n w a r e n w i j i n S u e z
en v a n d a a r g i n g het v e r d e r d o o r de g o l f v a n S u e z , d i e z o o
s m a l i s , d a t m e n a a n w e e r s k a n t e n l a n d k o n z i e n . A l s het d a n
helder is, k a n men landinwaarts den top zien v a n den Sinai,
a l t h a n s de b e r g g r o e p v a n d i e n n a a m .
D e oevers a a n beide k a n t e n zijn onbeschrijfelijk d o r e n
steenachtig, z o o d a t m e n d e n i n d r u k k r i j g t d a t e r letterlijk
niets groeit.
G e d u r e n d e d e n n a c h t v l o o g een k w a r t e l a a n b o o r d , w e r d
l e v e n d g e v a n g e n e n mij s morgens gebracht.
D a a r h e t l a n d n o g h i e r e n d a a r i n 't z i c h t w a s , d a c h t i k
niet beter te k u n n e n d o e n d a n d e n v o g e l w e e r l o s te l a t e n .
D i t w a s echter zijn o n g e l u k , w a n t i n p l a a t s v a n z i c h i n de
de l u c h t te verheffen streek het d i e r regelrecht o p de zee
neer e n v e r d r o n k n a t u u r l i j k .
E e n s c h i p schijnt z o o ' n v e r w a r r e n d e n i n v l o e d o p de meeste
20

D E REIS NAAR MOMBASA

wilde vogels uit te oefenen, dat zij, eenmaal daarop, geheel


den koers kwijt zijn!
Nadat wij de golf van Suez uit waren, kwamen wij in
de eigenlijke Roode Zee en zagen van toen af geen land
meer, voordat wij Port Soedan naderden. Dienzelfden dag
zag ik af en toe kleine vliegende visschen met blauwachtige
vliegvinnen.
Port Soedan is een belangrijke haven met vrij groote, zeer
moderne havenwerken, die bewerkt worden door wild uitziende negers uit Somaliland en elders.
Zooals bekend, is het een eindstation van den spoorweg
naar het binnenland.
Toen wij de haven naderden, werd het schip omzwermd
door groote troepen bruinachtig grijze meeuwen met zwartbruine koppen, met witten halsband, witte vlekken bij de
oogen, donkerroode bekken, geelachtige pooten en witte
staarten (JLaru LeucopthalmuJ).
De aankomst te Port Soedan is heel mooi, het plaatsje
ligt aan zee in een vrij groote zandvlakte met mooie maar
kaaluitziende rotsbergen als achtergrond.
Het was vreeselijk heet en het kostte eenige wilskracht
om aan land te gaan. Met een bootje zou ik van de kade naar
den overkant worden overgezet en terwijl ik daar wachtte,
werd ik verheugd door het gezicht van een aantal hooge,
korte vischjes, die geelwit en blauw-zwart gestreept waren,
terwijl ook een aantal paarse schijfkwallen rond dreven in
liet kristal heldere lauwe water,
Overgezet zijnde, maakte ik een kleine wandeling en kwam
weldra terecht in wat daar het Park" genoemd wordt. Dat
is een woest stuk grond van een viertal hectaren, waar hier
en daar wat stekelige struiken groeien en waar het z heet
21

D E REIS NAAR MOMBASA

was, dat het een oven geleek. De glorie van het Park" is
een gedenksteen, die aangeeft dat Koning George en zijn
gemalin Port Soedan bezocht hebben, maar dat was niet
de reden dat ik de heete zon trotseerde. Mijn doel was te
trachten vogels te zien en enkele zag ik er ook.
De eerste, die mij opvielen, waren kleine spitsgestaarte
duifjes met zwart gezicht, die mij bekend waren uit de vlakte bij Kaapstad in Zuid-Afrika en die men een enkelen keer
hier als kooivogels krijgt toegevoerd. Zij lagen meest Op den
grond, op, of langs het wandelpad en schenen te genieten
van de hitte. Geen wonder dat deze vogeltjes, zooals ik steeds
had opgemerkt, het in ons kille Europa koud en onbehagelijk hadden.
In Holland noemt men deze duifjes, die niet veel grooter dan een musch zijn, maar veel langer staarten hebben,
Kaapsche duifjes" (Ocna caperu).
O p een struik zag ik een zwarte wouw zitten en over
den grond Hepen al staartwippend isabelkleurige tapuiten
met zwarte oorvlekken, zwarte vleugels en grijzen rug.
Ook gele kwikstaarten met zwarte oorvlekken Hepen hier
en daar rond.
Iets later in een stadstuin zag ik een troepje geelgrijze
wevervinken, terwijl een paar kraaien, die veel geleken op
de Indische glanskraai (waarschijnlijk exemplaren van Corw affinU), druk aan het nestelen waren in een judasboom
in een stadstuin.
Over de geheele omgeving cirkelden door de lucht eenige
witte aasgieren (Ncopknn percnoptcruj), die blijkbaar af en toe
wat op den grond vonden dat van hun gading was.
Dichtbij het Engelsche Regeeringsgebouw had men eenige
bloemperken aangelegd en die had men omgeven door een
22

D E REIS NAAR MOMBASA

rand bijzonder mooie schelpen, een soort hoorn met vooruitstekenden, geplooiden mantel met een of meer ver vooruitstekende punten versierd. Een schelpsoort {Strombuj tricornU) die zooals mij later bleek, want ik vond ze aangespoeld
tegen de kade, op de plaats zelve in zee gevonden werd.
Nadat het schip met zijn besognes" klaar was, voeren
wij weer de Roode Zee in, steeds vergezeld door de bruine
kokmeeuwen en enkele witte met donkere ruggen.
Vrijdags passeerden wij de 12 Apostelenrotsen en Maandags waren wij, na de Straat van Bab el Mandeb gepasseerd te zijn, tegenover de Oostkust van Somaliland.
Hier zag ik een groot aantal zoogenaamde keerkring vogels
(Pbathon aethereuJ), witte spitse vogels met zwart aan den
kop en de vleugels en fijne roode staarten, die zooals ik sedert
vernam in die buurt op een eiland in zee zouden nestelen.
Ik zag ook enkele scholen kleine vliegende visschen en
enkele exemplaren van veel grootere, die zwartachtig schenen
te zijn met geelachtige vleugelvinnen. Een dezer grootere
vliegende visschen klapte met de vleugelvinnen, vrdat hij
in het water verdween.
De kust, die na in 't gezicht te zijn geweest, Dinsdag
weer verdwenen was, stak hoog boven de zee uit en zag
kaal en verlaten.
Den 18den eindelijk kwam na den middag de kust weer
in het gezicht en ditmaal bleek die beboscht te zijn en tegen
3 uur ongeveer kondigde het gezicht van drie heuvels, deskundigen, de nabijheid van Mombasa aan, waar wij pl.m.
5 uur de haven (Kilendini.) binnenliepen.
Zoodra wij wat dichter bij het land kwamen, werd ik
direct getroffen door de aanwezigheid van reusachtige boababs of apenbroodboomen ^Adaiuonla digltatd), die met hun
23

D E REIS NAAR MOMBASA

niet zeer hooge maar ongeloofelijk dikke stammen thans in vollen bladertooi prijkten, daar het het einde van den regentijd was.
Het was Goede Vrijdag, toen ik te Mombasa aankwam
en slechts met vriendelijke hulp van den agent der Holl.
O. Afrikalijn, de heer S. Mook, gelukte het mij nog dienzelfden avond door de customs" te komen en met mijn
bagage het hotel te bereiken.
Het was gloeiend heet in Mombasa en de loeiende wind
maakte iemand eerder warmer dan koeler, terwijl het muskietennet, waaronder men 's nachts moest slapen den toestand
dan nog erger maakte.
Het was, zooals ik reeds gezegd heb, Vrijdagavond toen
ik aan land ging en eerst Maandagmiddag zou ik uit Mombasa kunnen vertrekken met de Uganda Railway, die mij
naar het ongeveer 21 uur sporens verwijderde Nairobi moest
brengen. Ik had dus tijd de stad en omgeving, die een eiland
is, te bezichtigen.
Om het hotel vlogen een aantal kort gevormde donkere
gierzwaluwen met witten staart en op de buitengebouwen
van een tweede hotel, waar ik toevallig iemand spreken
moest, zag ik herhaaldelijk tot mijn niet geringe verbazing
zoogenaamde blauwe fazantjes, die waarschijnlijk in gaten
onder de dakbedekking hun nesten hadden.
Het blauwe fazantje (Uracgintbiu bcngtdu LLttoraLU) is een
der allerkleinste zoogenaamde prachtvinken, die dikwijls in
grooten getale, in een andere variteit, meestal van de Westkust van Afrika, naar Europa gebracht worden als kooivogels. Het zijn slanke, grijs met blauw geteekende vogels,
waarvan het mannetje roode wangetjes heeft. Beide geslachten hebben lange, spitse staarten. In Europa zijn het
zeer teere vogeltjes, die veel warmte moeten hebben en ze,
24

2. Boababs bij M o m b a s a . (Bladz. 24)

D E REIS NAAR MOMBASA


z o o a l s m u s s c h e n o p de d a k e n te z i e n zitten, w a s een o n g e w o o n gezicht.
I n het s t a d s p a r k , w a a r de b l o e i e n d e f l a m b o y a n t s " o p v i e l e n , z a g i k een troepje geelgroene w e v e r v o g e l s m e t oranjea c h t i g gele k o p p e n bij d e m a n n e n , d i e g e z e l l i g a a n h e t
nesten b o u w e n w a r e n i n de b l o e i e n d e s t r u i k e n .
B i j n a o v e r a l i n de stad t r o f m e n reusachtige b o a b a b s a a n .
I k stapte o m n heen e n b e v o n d , d a t i k 2 3 s t a p p e n moest
doen, v o o r d a t i k e r o m h e e n w a s . D e b o a b a b i s het grootste
gedeelte v a n het j a a r z o n d e r b l a d . S l e c h t s k o r t e n tijd n a d e n
regentijd p r i j k t hij met b l a d , z o o a l s het g e v a l w a s b i j mijn
b e z o e k . O o k z a g i k e r v e e l v r u c h t e n a a n hangen, l a n g w e r pige b o l l e n , d i e a a n 20 o f meer c . M . lange stelen h a n g e n .
D i k w i j l s z a g i k s c h i l d k r a a i e n (Corvuj jcapulatuJ) i n h u n
g l a n z e n d z w a r t e n z u i v e r w i t k l e e d . A l s zij v l i e g e n tegen
een l i c h t e l u c h t , m a k e n zij een v r e e m d effect. D e k o p , d i e
z w a r t is, w o r d t d o o r w i t v a n het l i c h a a m gescheiden e n i n
de v l u c h t m a a k t d a t het effect, o n d e r z e k e r e b e l i c h t i n g , a l s o f
de z w a r t e k o p niet a a n het z w a r t e l i c h a a m v a s t z i t !
Z o n d a g a v o n d b e z o c h t i k de i n b o o r l i n g e n w i j k , d i e i n t w e e
deelen gescheiden i s , d i e d e r negers e n d i e d e r I n d i r s . I n
b e i d e w i j k e n i s h e t z v o l d a t een H o l l a n d s c h e G e z o n d h e i d s c o m m i s s i e er d e n s c h r i k v a n o p 't l i j f z o u k r i j g e n , m a a r
alles ziet er w e l v a r e n d u i t e n alles heeft pret. H i e r i s v a n
t o e p a s s i n g : G r a u ist a l l e T h e o r i e 1"
A c h t e r die inboorlingen w i j k den w e g vervolgende, komt
m e n i n de b u u r t v a n de zee e n v i n d t m e n d a a r o p de h e l l i n g e n n o g a l b o o m e n . I n deze z a g i k d i k w i j l s p r a c h t i g e b l a u w
en b r u i n e s c h a r r e l a a r s (Coracia gamdu),
t e r w i j l een o f t w e e
soorten z w a l u w e n met w i t t e n o n d e r k a n t n a a r insecten joegen.
V e e l vogels z a g i k echter niet i n M o m b a s a .
25

HOOFDSTUK H

V E R T R E K UIT M O M B A S A
Maandag, volgende op mijn aankomst, vertrok ik des namiddags met den Uganda Railway om ongeveer half vijf van
Mombasa. In den trein was een zr geriefelijk compartiment voor mij gereserveerd en toen ik met al mijn bagage
genstalleerd was, toen was het oogenblik van vertrek daar
en spoorden wij langzaam het land in. Eerst volgden wij
de kust, na het eiland Mombasa verlaten te hebben en steeds
stijgende, had men prachtige vergezichten naar de zee. Gedurende een paar uren waren wij omgeven door een weelde van tropische aanplantingen en daarin werd ik dikwijls
zwarte vorkstaart Drongo's gewaar, die jacht op insecten
schenen te maken. Onmiddellijk langs de spoorbaan waren een
aantal niet klimmende, dus struikachtige Convolvulusstruiken.
Voor de thee werd aan een klein station halt gehouden
en hetzelfde gebeurde later voor het diner en toen was het
uit met het kijken, want de geheele omgeving was donker
geworden. Toch kon men bemerken, dat de tropische aanplantingen hadden opgehouden en dat wij ons in bergachtig
hoogland bevonden, dat ruig begroeid was met struikgewas
en enkele boomen.

29

V E R T R E K UIT M O M B A S A

Nadat het diner was afgeloopen en ik mijn compartiment


weer had opgezocht, werden ook de voorbereidselen voor
den nacht getroffen en in een regen van vonken van de
locomotief, die met hout gestookt werd, trokken wij in het
duister de wildernis in.
A f en toe stond ik eens op om door het raam te kijken
en dan zag ik dikwijls langs de lijn campementen van zwarten, die om een vuur gezeten zich vermaakten met zang
of dans.
Het zal ongeveer vijf uur in den morgen geweest zijn, toen
ik mij weer in de kleeren stak en toen ik daarmede klaar
was, was het zoowat licht en het eerste, wat ik zag, was
een kudde blauwe gnoeantilopen, die vlak bij de spoorbaan hun wilde sprongen maakten bij het zien van den
trein.
Wij naderden thans het groote Zuidelijke W^ildreservaat
van Kenya Kolonie en daar zou ik spoedig meer van merken.
Het landschap was golvend hoogland dat hier dichter,
daar dunner, met struikgewas en enkele acaciaboomen
(/Jdimoid) begroeid was, terwijl er gewoonlijk een achtergrond was van hoogere bergen, die dan evenals de bergen
in de nabijheid, die uit het veld opstegen, zeer rotsachtig
waren.
Ik zag nu een paar secretarisvogels, die ijverig naar voedsel
(meest slangen en andere reptielen) liepen te zoeken en toen
wat verder een paar groote trappen (Ot'u) calfra). Toen sprong
een kleine duiker met witten spiegel tusschen de ruigte bij
den trein vandaan. De trein kwam toen door wat vochtiger
terrein, waar prachtig jong groen gras groeide en daar zag
ik de eerste kudde zebra's (Equus grant'i), kaneel bruine
hartebeesten met lange gezichten en lichten spiegel (BubalL*
30

3. Blauwe Gnoeantilopen in 't zicht van den Uganda-Spoorweg. (Bladz. 30)

V E R T R E K UIT MOMBASA

cokei), dan Grantgazellen, waarvan de bokken mooie lange


hoorns hebben en op de zijden onduidelijk of soms niet,
zwart gestreept zijn, terwijl de wijfjes meest sterker geteekend zijn; kleine Thomsongazellen, w a a r beide sexen zwart
en bruin gestreept zijn op de zijden en tusschen al die zoogdieren liepen een paar struisvogels, de man zwart en w i t , de
v r o u w bruinachtig grijs.
E n a l die dieren namen niet meer notitie van den trein,
dan de koeien bij ons i n de weilanden dat doenl
H l ver zichtbaar waren w i t en zwarte klauwieren, die
gaarne boven op een struik of boom zaten om vrij uitzicht
te hebben (Lanuu coLLariJ).
In de lucht beschreven kortstaartige adelaars (Htlotarjiu
ecaudatuJ) hun kringen en maakten de prachtigste vliegoefeningen.
N o g wat later stoomden wij voorbij een met riet begroeiden
plas en daar liepen een paar oostelijke kroonkranen (BaLearica reguloruni) i n hun prachtigen vederdos i n het ondiepe
water te zoeken naar w a t van hun gading kon zijn.
A f en toe zag i k weer trappen maar toch veel minder
dan men gewoon is i n Z u i d - A f r i k a te zien en zoo w e r d het
langzamerhand half twee en toen spoorden w i j het station
van N a i r o b i binnen.
M i j n handbagage was spoedig uitgeladen en de twee
kofiers bleken er ook te zijn en w e l d r a zat i k i n een met
muildieren bespannen tentwagen op w e g naar het N o r f o l k
htel, w a a r i k mijn intrek zou nemen.
I k vond er een goede kamer en nadat i k mij er voorloopig
genstalleerd had, ging i k weer naar beneden om eens rond
te kijken i n den vrij grooten tuin van het htel i n de hoop
er vogels te vinden.
31

V E R T R E K UIT MOMBASA

De eerste vogels, die ik zag, waren een paar der wonderlijke muisvogels (ColiiM Jtriatiu) ugandenoti), die druk aan
net nestbouwen waren in een kleinen ceder. Het nest was
vrij diep doch van boven open, zoodat men het wijfje kon
zien zitten, terwijl de man bekken vol nestmateriaal aanbracht.
Muis vogels zijn heel wonderlijke vogels; in plaats van
recht op hun beenen te zitten, hangen zij altijd aan de takken, de vingers op de hoogte van hun hoofd. Zij zien er
letterlijk uit alsof het tarsusgewricht verslapt is en geen
kracht heeft om het lichaam te dragen. Als zij niet nestelen
dan trekken zij in kleine troepjes rond, zooals bij ons de
meezen dat doen in het najaar. E r zijn een aantal soorten
van muisvogels, die verschillend gekleurd zijn. Deze soort
was grijs met donker gezicht en witte ooren. De staart is
lang en de vederen van den bovenkop vormen een soort
kuif. Zij leven in hoofdzaak van bessen en andere vruchten.
Wat verder in den tuin waren prachtige zwartglimmende
suikervogels met verlengde staarten {NcctarinLa kilimetuLJ)
en toen kwam ik bij een paar dikke van onderen licht en
olijfgroen gestreepte dikbekvinken, die ook aan het nestelen
waren en af en toe zich aan allerlei bessen te goed deden
(JPolLojpiza jtriolata affinU).
In een groepje lage vruchtboomen vond ik nu een geheele
troep vuurvinkjes, (Lagonojticta dene^galla kikuyen/ij), die zoo
mak waren dat men er vlak bij kon komen, terwijl op het
dak van het hotel eenige prachtige wit en zwarte kwikstaarten {Motacilla vidua) druk zaten te zingen.
Den volgenden morgen trok ik er direct op uit gewapend
met mijn introductiebrief van de Zool. Society van Londen
om den gamewarden" te bezoeken, van wien ik hoopte te
52

Uit: A. Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the Afrtcan wilds

4. Grantzebra's en Coke's hartebeesten in de vlakte. (Bladz. 30)

V E R T R E K UIT MOMBASA

vernemen, hoe ik mijn tocht naar het binnenland het beste


kon inrichten. Ik had geluk, de gamewarden was ter plaatse
en hij deelde mij mede, dat de eenige manier om de wilde
fauna en flora goed te zien was, per safari (karavaan met
zwarte dragers) het land in te trekken, terwijl hij tevens
zoo vriendelijk was mij een leider voor den tocht te noemen
en mij te beloven den man voor mij te laten opzoeken. Ook
nu had ik weer geluk, want de man (een Engelschman) die
professional hunter" was en daardoor veel afwezig en bezet
was, had juist een paar maanden vrij en zoo geschiedde het
dat hij dienzelfden middag kwam opdagen.
Het bleek te zijn de heer Judd, mij welbekend uit het
jachtverhaal van wijlen President Roosevelt en na eenige
besprekingen verklaarde hij zich bereid binnen vijf dagen
de safari in elkaar te zetten, die dan zou opgesteld staan
in de Kedang vallei, alwaar wij die via Kijabe zouden bereiken.
De bemanning zou bestaan uit 16 man, waarnder natuurlijk een behoorlijke kok en een tentboy" voor mijn persoonlijke bediening.
E r zouden twee rij muildieren zijn voor mijn en zijn gebruik, een ossenwagen met 14 ossen en de noodige tenten,
daarbij een zoogenaamde dubbele voor mijn persoonlijk gebruik, en.... ook een automobiel zou medegaan, daar juist
in de Kedang vallei de bodem dikwijls z was, dat, als
men in de laagte bleef, een auto er rijden kon. N u , van die
auto, bijgenaamd Mary", heb ik pleizier gehad, vooral als
zij, zooals dikwijls voorkwam, stopte!
Dat het doel van den tocht was dieren en planten te zien
en dat ik niet wenschte, dat er zonder noodzaak of gevaar
geschoten werd, had ik natuurlijk direct voorop gesteld.
33

V E R T R E K UIT MOMBASA

E e n dag later deed i k van uit N a i r o b i een autotocht van


pl.m. 45 E n g . mijlen in de richting Van en door K i k u y u .
D e tocht ging veelal door golvend bergland, dat met hoog
gras begroeid was en i n dat gras zag i k voortdurend troepjes
weduwvinken met lange staarten. Deze vogels waren glanzend zwart met vuurrooden bovenkop, nek en halsband
en behoorden tot de soort Pentbetria taticauda. In het gras
groeiden vaak boschjes van een struikachtige Solarium, die
ongeveer drie voet hoog werden en ook v o l zaten met oranjegele vruchten, die op de vruchten van onze aardappelen
geleken (Solarium eampylacantbum).
In die struikjes zag i k herhaaldelijk troepjes van kleine
grijze, roodgeteekende astreeldjes (EilrUda mauaka) en dan
ook veel exemplaren van kleine, bruine insectenetende vogeltjes met ronden staart (Cuticota robuta ambigua).
Later zag ik groote troepen van een andere soort w e d u w vink met lange breede omgebogen staarten bij de mannetjes.
Deze waren geheel zwart met parelmoerkleurige bekken en
eenige bruingerande dekveeren (Drtpanoplecte Jachoni).
Deze soort, die i k vroeger bij mij op G o o i l u s t " w e l i n gevangenschap gehouden heb, heeft heel wonderlijke eigenschappen. In den paartijd, als het mannetje i n volle pracht
is, bijt hij het gras af van een vrij grooten cirkel, terwijl hij
in het midden een boschje hoog gras laat staan. H e t afgebeten gras w o r d t stukgebeten, zoodat het een soort vloerkleed vormt. In dezen toovercirkel gaat nu het wijfje zitten
in het boschje lang gras i n het midden. H e t mannetje voert
dan op het .vloerkleed" een soort dans uit voor het wijfje.
Eerst zet hij zijn halsveeren uit en richt z$n staart op,
zoodat hij er uitziet als een miniatuur haan en dan begint
hij, zijn kop heen en weer bewegende, allerlei wonderlijke,
34

V E R T R E K UIT MOMBASA
sissende g e l u i d e n te m a k e n e n d a n eindelijk, steeds meer e n
meer i n v e r v o e r i n g g e r a k e n d e , begint hij d a n h i e r , d a n d a a r
i n d e n c i r k e l hooge l u c h t s p r o n g e n te m a k e n v a n 1 a 2 voet
hoogte.
T o e n i k bij K i k u y u deze w e d u w v i n k e n i n t r o e p e n z a g ,
w a s het geen b r o e d t i j d (dat w a s w a t l a t e r v e r t e l d e m e n mij)
en i k z a g d u s geen d a n s v l o e r e n .
D a t de v o g e l i n 't w i l d echter p r e c i e s doet, z o o a l s mijn
g e v a n g e n vogels d a t deden, w e r d mij s t e l l i g v e r z e k e r d .
I k z a g zeer v e e l v o g e l s g e d u r e n d e m i j n rit, v o o r a l o o k w a n neer w i j a f e n toe d o o r s t u k k e n b o s c h r e d e n . D i v e r s e soorten S a x i c o l a ' s z a g i k , sommige w i t e n z w a r t , a n d e r e d i t o
met r o o d b r u i n e b o r s t t e e k e n i n g e n a n d e r e meer i s a b e l k l e u r i g . E e n e n k e l e n k e e r z a g i k o o k i n het gras w i t e n z w a r t e
l a n g s t a a r t w e d u w v i n k j e s , m a a r d i e w a r e n meest a l l n .
Kortstaartige arenden beschreven kringen door de lucht
en i n de b o s s c h e n k o e r d e n grijze z w a r t h a l s b a n d t o r t e l d u i v e n .
E e n z w a r t e d i k b e k v i n k , d i e mij scheen te z i e n (Amblyojpiza
albifronJ) e e n soort, d i e i k i n D u r b a n v e e l g e z i e n h a d , k w a m
mij o o k i n 't g e z i c h t e n t o e n e i n d e l i j k k w a m e n w g te K i k u y u ,
d a t e e n k l e i n station is a a n d e n U g a n d a R a i l w a y .
B i j K i k u y u l i g t i n e e n k u i l t u s s c h e n de b e r g e n een k l e i n
meer, d a t e r u i t z i e t a l s een k l e i n e v o c h t i g e w e i d e . H e t w a ter, d a t zeer h e l d e r i s e n p l . m . 8 v o e t diep, i s b e g r o e i d d o o r
een l a a g p l a n t e n , d i e e r a l s v l o t g r a s u i t z i e t en d i e n a a r m e n
mij zeide tot 2 v o e t d i k i s , echter o o k w e l d u n n e r .
M e n k a n o v e r deze l a a g p l a n t e n l o o p e n en w a n n e e r m e n
dat doet, d a n golft d e l a a g o n d e r U en geeft bij e i k e n stap
mede, z o o d a t m e n een g e v o e l k r i j g t a l s o f m e n e r d o o r
z a l z a k k e n . D i t schijnt echter z e l d e n te gebeuren, w a n n e e r
m e n i n b e w e g i n g b l i j f t O p een p a a r p l a a t s e n i s een gat
35

VERTREK UIT MOMBASA


gemaakt i n het plantendek, zoodat men het water kan zien.
V a n K i k u y u reed i k langs een anderen weg naar N a i r o b i
terug en k w a m toen door w a t meer bosch, dat er echter
weinig welvarend, maar oeroud uitzag. Enkele der boomen
hadden mooie paarse, andere bloedroode bloemen en overal
hingen baardmossen en epiphyten, als zoovele vogelnesten
aan de takken.
O p den geheelen tocht van pl.m. 45 E n g . mijlen zag i k
geen enkel w i l d zoogdier, w e l inboorlingen, die hun vee hoedden. N a a r i k later hoorde, zouden Sykes' apenindebosschen,
w a a r i k doorreed voorkomen, gezien heb i k ze echter niet.
D e n volgenden dag regende het stroomen en toen i k na
den regen i n den tuin van het hotel k w a m , Hepen overal
groote, groenachtig grijs en bruinachtig zwart gemarmerde
padden (Bufo rejjultuu) naar wormen te zoeken.
D e n daarop volgenden dag weer regen en i k begon mij
ongerust te maken over mijn safari.
E e n paar bewoners van N a i r o b i werden geraadpleegd en
die voorspelden mij weinig goeds! Gij zijt vl te vroeg gekomen voor een tocht," was het weinig bemoedigende, dat
i k te hooren kreeg, het regenseizoen is nog lang niet voorbij en ge zult verdrinken i n U w tent en rheumatiek en allerlei k w a l e n opdoen.
I k Het J u d d komen en besprak het geval en deze zag het
minder donker in. H i j raadde aan, het maar te wagen. D e Kedang
vallei w a a r w i j heengingen lag ver w e g en had een heel andere
Hgging. W e r d het heusch te erg, dan kon men altijd nog zien.
Ik besloot het maar te wagen, i k was niet heel naar K e n y a
gekomen om i n het vervelende half Europeesche N a i r o b i te
bhjven en op M a a n d a g 28 M a a r t k w a m J u d d mij afhalen
om met hem per spoor naar K y a b e te gaan.
00

HOOFDSTUK m

DE KEDANG

VALLEI

In Kyabe kwamen wij in duisternis, mist en regen om


pl.m. 8 uur aan.
Het was pikdonker en ijzig koud daar op 6000 voet hoogte
en de wandeling van pl.m. 10 minuten voorafgegaan door
een lantaarn, gedragen door een van onze zwarten, was niet
precies blijde inkomste". Daarbij kwam dat ik de hooge
ligging nog al erg voelde. In het hotelletje was het gelukkig vrij warm en na een redelijken avondmaaltijd, duurde
het niet lang meer, of ik ging naar mijn slaapkamer.
E r was in het hotel toevallig een gameranger" (Mr. Clark)
en deze vertelde mij, hoe hij gezien had hoe een troep groote
olifanten een diepe inham van het Victoriameer overstak.
De dieren zwommen niet, maar liepen eenvoudig over den
bodem van het meer, geheel onder water, terwijl zij de snuiten hoog in de lucht hielden om te kunnen ademen. Alleen
het bovenste gedeelte der snuiten kwam boven water.
Een anderen keer had hij gezien hoe een wijfjes olifant
een klein jong op haar slagtanden door diep water bracht.
Toen ik den volgenden morgen uit mijn raam keek, zag
ik dat het huis, waarin ik mij bevond op de hoogte lag met
3S

DE KEDANG VALLEI
een prachtig uitzicht over begroeide hellingen naar de vallei in de diepte en dat h e t . . . . regende! Gelukkig hield die
regen spoedig op en om 10 uur reden wij in een met vier muildieren bespannen wagen met zonneschijn de helling af. Eens
beneden aangekomen, ging de reis door vrij vlak terrein, dat
met kleine boomen en boschjes begroeid was en daar zag
ik een troepje van vier pallah-antilopen, (Aepyctro melampud), een ouden bok, twee oude geiten en een jongen bok, die
onmiddellijk de vlucht namen.
O v e r a l zag ik prachtige paarsblauwe en bruine scharrelaars CCoracuu caudatud) en overal diverse soorten van glansspreeuwen, waaronder den wonderlijk mooien Spreo juperbiut,
die als een juweel in de Afrikaansche zon glansde.
O o k een albino van de een of andere vinksoort kwam
mij in 't gezicht en toen wij later op de farm van den heer
Wrilliams eenige ververschingen kregen, vertelde mij de manager dat er twee van die albinovinken in de vallei waren,
dat er een van gevangen was en naar Londen gestuurd en
dat ik dus het tweede exemplaar gezien had. W e l toevallig
dat ik die juist moest ontmoeten!
Het was ruim 2 uur des namiddags, toen wij op de plaats
in de Kedang vallei aankwamen, waar mijn eerste kamp
was opgeslagen. H e t was in de schaduw van een groepje
mimosaboomen en mijn tent reeds op eenigen afstand zichtbaar.
V o o r mij was een z.g. dubbele legertent gereedgemaakt.
D i t is dus een tent waar een tweede tent overheen staat,
hetgeen het voordeel heeft dat, ingeval van zware regens,
het eigenlijke tentdek niet lekt, wanneer men er tegen aanstoot. D a t tweede bovendek strekt zich van voren ook wat
verder uit, zoodat een soort van veranda ontstaat.
De
40

voorkant van de eigenlijke tent heeft valgordijnen, zoo-

5. Gat in den bodem van de Kedang vallei waaruit giftige gassen te voorschijn
komen. E r vlak bij, boven- en onderkaak van een Neushoorn.
Uit: A. Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

6. Vluchtende Pallahantilopen. (Bladz. 40)

DE KEDANG VALLEI

dat het geheel gesloten kan worden. O p den grond lag een
zeil tegen vocht en ongedierte.
Voor Judd was een kleinere tent in de nabijheid van de
mijne en er waren nog een paar eenvoudige tenten, die de
dragers enz., die 16 in getal waren, gebruiken konden.
Verder stond er een platte wagen en in de buurt graasden twee muilezels en 14 ossen.
E r ging natuurlijk wat tijd voorbij eer mijn bagage naar
mijn zin in mijn tent geschikt was en toen werd het tijd,
dat de kok voor thee zorgde en toen dat afgeloopen was,
gingen Judd en ik een wandeling doen door de omgeving.
Die omgeving, die den grond van de breede vallei vormde,
was uitgestrekt open veld met gras begroeid en hier en daar
met lage struiken of platgekruinde mimosa's. Het groote
voordeel hiervan was, dat men een vrij-gezicht had op de
dieren, die mochten voorkomen. De grond was meest vlak,
dikwijls iets bol, zoodat men dan het gevoel had op de hoogvlakte te zijn, in plaats van in een door bergen ingesloten
vallei. Daar het einde regentijd was, was alles groen en
vol schelgekleurde, meest oranje, geel en witte bloemen.
Toen wij een uurtje geloopen hadden, kwam een groote
kudde van over de 200 elandantilopen in 't zicht en daar
vlak bij waren eenige Oryxantilopen (Oryx calbtU), een kudde
zebra's, kongoni's (Coke's hartebeest antilopen), Grant en
Thomson gazellen. Later zag ik een paar struisvogels.
Dat was dus een heele boel voor een eerste wandeling
en toen ik tegen duister in mijn tent terugkwam, kon ik niet
nalaten Judd mijn tevredenheid te betuigen over zijn keuze.
De nacht was koel, zoodat ik met genoegen onder een
paar wollen dekens lag in mijn veldbed. De nacht ging zonder
iets bijzonders voorbij, alleen dat een paar gevlekte hyena's hun
(1

D E KEDANG VALLEI

muziek lieten hooren en leeuwen brulden. Natuurlijk werden


dezen nacbt en ook i n 't vervolg iederen nacht, kampvuren
onderhouden.
D e n 29sten 'a morgens vroeg om pl.m. 6 uur, toen i k onder
mijn tent zat te ontbijten, kwamen een aantal witte koerei
gertjes vlak i n mijn buurt zitten, aangelokt door de nabijheid
der trekossen waarschijnlijk. Spoedig daarop kwamen de
rijmuildieren.
Ik besteeg er een en J u d d den andere, de geweerdrager
ging voorop met het geweer van J u d d en een paar Sassen
sloten den stoet.
W i j gingen voorloopig langs den bodem van de vallei en
moesten een riviertje doorwaden om aan den overkant te
komen. D e begroeiing was r u w gras en bloemen en ook
enkele geelbloeiende struiken met hier en daar struik- en
boommimosa's. H e t eerste dier, dat i k zag, was een w r a t zwijn
(Phacochaeriu aethbpicud), toen een troepje kongoni's en eenige
struisvogels.
H e t was dien ochtend een wilde lucht met fel schijnende
zon tusschen de wolken, zoodat de bergen prachtige lichteffecten vertoonden.
T e r w i j l wij bij een waterstroompje een oogenblik halt
hielden, k w a m een groote, glanzend zwarte raaf met witte
vlek in den nek en met een zeer hoogen zwart- en w i t geteekenden bek ons nieuwsgierig bekijken. Het was een exemplaar van Cormltur crauitotrU. O o k hoorde i k een troep parelhoenders daar niet ver vandaan, maar zij kwamen niet
i n 't gezicht.
Eveneens bij het watertje zag ik eenige prachtige fluweelzwarte groote wevervogels met goudgele ruggen (PyromeLana xanthoineLaJ).
42

DE KEDANG VALLEI
W i j sloegen nu zijwaarts tegen de hoogte af langs een
oploopende, begroeide kloof en na eenige uren rijden w e r d
aan den overkant van die kloof de hals van een giraffe zichtbaar tegen de lucht. D a a r het dier zich i n onze richting bewoog, hielden w i j stil en had i k w e l d r a het genoegen het
vlak i n het gezicht te zien komen aan den overkant en met
slechts de kloof tusschen ons.
H e t w a s blijkbaar een groote, oude hengst geteekend met
een w i j d geelachtig netwerk om roodbruine vlekken. D e kop
was zwartbruin en w i t geteekend, het haar op de horens
was zelfs geheel z w a r t ; hij w a s d i k en vet.
Aardige bruine, roodbekkige buffelpikkers (Buphaga erytbrorhyncha) klommen als spechten langs zijn hals en kop, hingen
soms aan zijn neus en lippen of zaten op zijn horens.
W a t verder zag i k een paar kleine D i c k - D i c k antilopen,
die langs ons heen vluchten (Madoqua spec.) en op een open
plek liep een groote trap, grijs van kleur met zwarte onder halsteekening en op de vleugels zwarte vlekken i n w i t ,
scherp witte teekening i n het z w a r t van den hals {OtU
caffra).
L a t e r op den ochtend zag i k een secretarisvogel, die op
een draf voor ons wegliep en i n de lucht vlogen arenden
i n een paar soorten.
In de boschjes koerden de halsbandtortelduiven en het
gras zat blijkbaar v o l met kwartels en loophoentjes.
Laat in den middag zag i k weer giraffen, ditmaal vier,
waar w i j echter niet bij konden komen.
O p 1 M e i zou het kamp verlegd worden naar een plek
aan den overkant van de vallei, die pl.m. A uur verwijderd
was. O m 7 uur ongeveer was alles tot den aftocht gereed.
Hetgeen wij direct bij aankomst noodig zouden hebben,
43

DE KEDANG VALLEI
b.v. de tenten, zou met ons medegedragen worden, de rest
zou per ossenwagen volgen.
Wij reden dus de vlakte in en zagen direct groote kudden zebra's en kongoni's, terwijl vlak voor ons uit een jakhals (Canuf Lateralij) er van door ging, gevolgd door den
hond van Judd, die hem echter niet kon inhalen.
Ook een aantal Thomson en Grant gazellen kwamen in 't
gezicht en op een platte mimosa zat een groote bruine arend.
W a t later kwamen wij langs een waterplas en daar zat
aan den rand van het water een troep van een veertigtal
bruine boomeenden (Dendrocygna fuha). Dit schijnt een soort
te zijn, die in deze streek weinig voorkomt, althans Judd
beweerde ze nooit gezien te hebben.
Onderweg maakte mijn zwarte geweerdrager mij nog opmerkzaam op een groote bruine platuitziende woelrat, zonder staart gemeten pl.m. 25 c . M . lang. Het dier was aan
het graven, toen de man haar opmerkte en door de opening
voor haar te sluiten, wist hij haar zichtbaar te houden, totdat ik naderbij was. Het zal waarschijnlijk wel een exemplaar geweest zijn van Tachyorycted anncctctu en het was een
buitengewoon toeval, dat ik het dier, dat in den grond leeft,
te zien kreeg.
Wij bestegen nu de helling van de vallei en hielden halt
op een stuk vlakken grond, dat beschaduwd was door mimosaboomen en vanwaar men een prachtig uitzicht had over
de vlakte en op de bergen aan den overkant.
Dadelijk werd met de inrichting van het kamp begonnen
en na een half uur was mijn tent alweer gereed, zoodat toen
kort daarop de ossen met de zware bagage kwamen, alles
dadelijk op zijn plaats gezet kon worden.
's Middags trokken Judd en ik op onze muilezels en met
44

DE KEDANG VALLEI
het gewone gevolg, er weer op uit, i n de hoop neushoorn
te vinden.
Eerst zag i k een paar groote trappen vliegen, w a t een
prachtig gezicht is en daarna kwamen wij op een grooten
troep parelhoenders (Numida tnitrata), die het zooals gewoonlijk, vreeselijk druk schenen te hebben en een troep groote
francolijnen vloog met veel geweld vlak voor ons op, zooals zij dat meestal doen.
D e hellingen en kloven w a a r w i j doortrokken waren dicht
begroeid met z.g. w a c h t een beetje struiken" {Acacia detirunJ),
die soms heel lastig waren. Deze struiken toch hebben halvemaanvormige, uiterst scherpe bruine doornen, die iemand
letterlijk vasthouden of w a t zij vasthebben, stukscheuren.
W a t zij eenmaal vasthouden, is uiterst moeilijk los te krijgen.
D e boomacacia's behoorden meest tot de soort Acacia borrida, welke soort lange witte doornen heeft van w e l 3 c . M .
lang, die echter recht zijn.
Opmerkelijk is dat deze boomen veelal v o l zitten met een
soort gal zoo groot als een kleine hazelnoot aan den wortel
der stekels, welke ontstaan is door het steken van een mier,
die er klaarblijkelijk haar eieren i n legt. Bij het ontstaan is
de gal klein en rood en bevat een larve. Later als zij uitgegroeid is, is de b o l houtachtig, vertoont een klein gaatje
en is hol. P l u k t men nu zoo'n bol, dan wordt de hand d i rect overloopen door een troep kleine miertjes, die uit den
bol komen en vinnig steken.
D e berghellingen waren over het algemeen zeer dicht begroeid met zilverjbladerige struiken of heesters, die tot de
familie der asters oehooren (Tarchonanthud campboratuJ) en zr
welriekend waren. D o o r de Engelschen werden zij dan ook
incense bush" eenoemd.
45

DE KEDANG VALLEI
W i j kwamen nu door een smalle zijvallei van de Kedangvallei, die zeer rotsachtig is. In een rotswand, of liever er
tegen aan, zag i k een aantal klipdassen (Hyrax capendJ), die
onmiddellijk i n de rotsspleten verdwenen, toen zij ons zagen.
W a t verder, toen de kloof een hoek maakte, kwamen w i j
op een paar klipspringers. D i t zijn kleine grijze antilopen
ongeveer zoo groot als een halfwas geit, maar oneindig sierlijker gebouwd, terwijl het bokje kleine rechte horens draagt
(Oreotraguj jaltatrix). Zij leven altijd paarsgewijze op de meest
ontoegankelijke rotsen en zij hebben de gewoonte, zoodra
zij ontdekt zijn, zich onbewegelijk stil te houden, zoolang
men naar ze kijkt. Draait men het hoofd af en kijkt daarna
weer naar hen, dan zijn ze verdwenen I H e t zijn prachtige
diertjes en zeer algemeen zijn zij mij niet voorgekomen; het
was altijd een zeldzaamheid ze te zien.
W e e r trokken wij verder en kwamen langs wonderlijke,
geel en w i t bloeiende struiken, die bijna alle min of meer
welriekende bladeren hadden.
Tegen een steenmassa groeiden klimplanten met roodpaarse bloemen en hier en daar stonden oude boomeuphorbia's en groepjes boomvormige Dracaena's met fijne grasachtige bladeren, terwijl op de dorste plekken tusschen de
steenen, alo's groeiden met bloedroode bloemen aan lange
stengels.
Later bij een wending van de nauwe vallei kregen w i j
uitzicht op een heuvelrug en daarboven vertoonden zich de
wonderlijke profielen van drie giraflenhalzen, die spoedig
verdwenen.
Voorzichtig gingen wij voort en, den anderen vooruit, beklom i k den heuvel en toen i k op het hoogste punt k w a m
en gedekt door een paar struiken voor mri uitzaer. toen zaer
46

Uit! A. Raddyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

9. Giraffen in de steppen. (Bladz. 47)

DE KEDANG VALLEI

ik wat ik niet spoedig zal vergeten. Naar beneden zacht


glooiend strekte de helling zich uit, met gras begroeid, met
enkele struiken en hier en daar een boommimosa. Achter
een der mimosa's stonden twee groote giraffen, die stoeiende
elkaar met de korte horens heen en weer duwden en wat
naar links stonden twee oude giraffenwijfjes, elk met een
jong en waarvan een juist haar jong zoogde en dan stonden
er nog meer en uit alle kenbaar door zijn grootte en de
donkere kleur van zijn huid en het heldere wit van de zijkanten van zijn kop, stond ietwat van de andere verwijderd,
de oude hengst.
V a n mij hadden zij niets bemerkt en rustig zag ik ze daar
hun leven leven in de omgeving, waar hun soort geleefd
had eeuwen en eeuwen lang.
E n de helling strekte zich tilt naar de bodemvlakte van
de vallei en aan den overkant was een onderbreking in de
begrenzende bergen en Het de bergen en dalen zien van de
groote Riftvaei, eindeloos ver!
E n de zon, die ter kimme neigde en hier en daar met zijn
laatste stralen de bewolkte lucht in bundels doorbrak, tooverde lichtplekken en schaduwen op het geheele landschap,
lichtgroen en grijs en zwart!
Nadat ik de dieren geruimen tijd bekeken had, bemerkte
een van hen mijn nabijheid en toen ik daarna opstond en
mij vertoonde, toen strekten de halzen zich, keken de fluweel
zwarte oogen in mijn richting en vormden de verspreide
individuen zich tot een groep. Toen gingen de staarten met
de zwarte haarkwasten links over de flanken en in hun
wonderlijke galop gingen alle de helling af, naar het sprookjesland in de verte.
Toen zij weg waren, werd ik er aan herinnerd dat het
47

DE KEDANG VALLEI
tijd was om naar het kamp terug te keeren. Ik besteeg mijn
muilezel en in de gewone volgorde gingen wij terug en k w a men aan in bijna volslagen duisternis onder begeleiding der
avondmuziek van brullende leeuwen en huilende hyena's.
D e n volgenden morgen, zijnde den 2 * M e i , trokken wij
om half zes er op uit en hadden een eindelooze rit, eerst
langs de hellingen en later over de hoogere bergen, die de
K e d a n g vallei begrenzen.
H e t zoeken w a s nog steeds naar neushoorns, die naar men
mij i n N a i r o b i gezegd had, zoo talrijk i n de vallei voorkwamen. W i j vonden echter niets, zelfs geen spoor van
neushoorns!
H i e r en daar ging een troepje francolijnen voor ons op
met veel geweld en drukte en nu en dan sprong een steenbokje voor ons w e g om weer in de ruigte te verdwenen,
dan zag i k dikwijls grijze tocco's met zwarte witgevlekte
bekken (Lophoccroj ncwutuj).
d

Eens kwamen wij door een nauwe kloof met steile rotswanden. Tegen een daarvan groeide een wilde vijgenboom
van het geslacht Unutigma, een der vreemdste gewassen, die
men i n B r . O . A f r i k a aantreft I n dit geval groeide de boom
tegen een steilen rotswand en had zijn stam daartegen i n
de breedte uitgebreid. Gewoonlijk echter gaat het anders.
H i j begint zijn loopbaan als een onschuldig klein plantje
gekiemd uit een zaadje, dat toevallig op een vochtige plaats
in den hoek van een tak van een boom is terechtgekomen.
Eerst leeft het van w a t het verweerde basthoekje oplevert
en dan zendt het alras een of meer luchtwortels naar beneden en zoekt zijn eigen voedsel. Is de grond bereikt en
heeft de wortel daarin vasten grond gekregen, dan is de
oude boom al is hij nog zoo groot, ten doode opgeschreven.
4*

10. Indruk van de Suswa-Kratervaei boven van den rotswand gezien. Links vindt men den toegang tot de vallei
(Schets van den schrijver)

DE KEDANG VALLEI
W o r t e l v o l g t o p w o r t e l en t a k o p t a k en de oude b o o m
w o r d t e i n d e l i j k geheel d o o r d e n steeds k r a c h t i g e r w o r d e n d e n v i j g e b o o m o m g e v e n en d o o d g e d r u k t . H e t oude h o u t v a n
d e n b o o m v e r m o l m t en vergaat en n a j a r e n staat de r e u z e n v i j g e n b o o m o p de plaats v a n d e n a n d e r e n b o o m , v e r n i e l d
d o o r het k l e i n e plantje d a t hij eens een o n d e r k o m e n g a f !
A l e e r dan n voorbeeld i n diverse stadia v a n o n t w i k k e l i n g zijn mij o n d e r de oogen g e k o m e n .
D e tocht b e g o n w a t eentonig te w o r d e n , toen p l o t s e l i n g
het geheele l a n d s c h a p als d o o r t o o v e r s l a g v e r a n d e r d e . ^ V i j
k w a m e n n.1. ( v o o r mij geheel o n v e r w a c h t s ) o p eens a a n d e n
b o v e n r a n d v a n een reusachtige i n z i n k i n g i n de bergen. O n geveer 500' d i e p o n d e r mij w a s de v l a k k e b o d e m v a n een
k r a t e r v a l l e i , d i e een reusachtige e l l i p s v o r m d e , w e l l i c h t een
E n g . m i j l i n d e n s m a l l e n k a n t en t w e e o f d r i e mijlen b r e e d .
T e g e n o v e r de p l e k , w a a r w i j ons b e v o n d e n , w a s i n d e n
v l a k k e n b o d e m v a n de v a l l e i een groote r i n g k r a t e r , die een
steilen b e r g o m r i n g d e en d i e i n h o o f d z a a k met c o n i f e r e n
(Juniperiut procea w a a r s c h i j n l i j k ) w a s b e g r o e i d . N i e t v e r v a n
d e n r i n g k r a t e r n a a r ons toe w a r e n een p a a r gaten i n d e n
b o d e m , w a a r u i t stoom spoot en rechts v a n mij w a s een kopje,
d a t z i c h b o v e n de v l a k t e v e r h i e f . D e b o d e m v a n de v a l l e i
w a s met gras en b l o e m e n b e g r o e i d en h i e r en d a a r een b o o m mimosa.
H e t meest v e r r a s s e n d e v a n w a t i k z a g w a s e v e n w e l dat
de geheele v l a k t e o n d e r mij v o l w i l d w a s . K u d d e n z e b r a s,
e l a n d a n t i l o p e n , k o n g o n i ' s , G r a n t - en T h o m s o n g a z e l l e n en een
eenzame giraffe hengst, die de k o p p e n d e r m i m o s a ' s afgraasde.
D a t alles k r i o e l d e d a a r i n de diepte en g a f l e v e n a a n een
l a n d s c h a p , dat m e n z i c h niet m o o i e r d e n k e n k a n .
I n de l u c h t b o v e n de v a l l e i b e s c h r e e f een l a m m e r g i e r (Gy5(

Uit: A . Radclyffe Dugmore, Camera adventurcs in the African wilds

11. Kudde Kafferbuffels een helling afkomende. (Bladz. 51)

DE KEDANG VALLEI
patud barbatuJ) zijn c i r k e l s , en w a s d a n eens b o v e n , d a n w e e r
o n d e r mij. H e t is een soort o m t r e n t w e l k s v o o r k o m e n i n
deze streek n o g niets i s v e r m e l d . T e g e n de rotsen o n d e r mij
w a s een p a a r k l i p s p r i n g e r s , dat bij mijn n a d e r i n g als g e w o o n l i j k scheen te v e r s t i j v e n en d a a r n a v e r d w e e n .
G a a r n e w a s i k tot d e n k r a t e r a f g e d a a l d , de S u s w a k r a t e r ,
m a a r de w a n d e n w a r e n te steil, z o o d a t d i t v o o r een v o l g e n d e n k e e r w e r d uitgesteld w a n n e e r v a n d e n z i j k a n t , die
een toegang heeft, n a a r b i n n e n z o u gegaan w o r d e n .
W i j d r a a i d e n d a a r o p d e n r u g n a a r de w o n d e r v a l l e i en
begonnen i n schuine r i c h t i n g a f te d a l e n n a a r de plaats w a a r
onze tenten stonden.
N a w e l l i c h t een u u r gegaan te zijn, w e r d i k o p m e r k z a a m
g e m a a k t o p een a a n t a l z w a r t e gedaanten, die eenige mijlen
v a n ons v e r w i j d e r d , z i c h o v e r een groene b e r g h e l l i n g v o o r t b e w o g e n . H e t w a r e n de reeds l a n g d o o r ons gezochte w i l d e
buffels en het scheen een groote k u d d e te zijn.
D e k u n s t w a s n u er o n g e m e r k t bij te k o m e n , w a n t z o o
u i t de verte z a g m e n w e i n i g . W i j g i n g e n d u s v o o r t i n de
r i c h t i n g v a n de z i c h l a n g z a a m a l g r a z e n d e v o o r t b e w e g e n d e
d i e r e n . N u i s het n a d e r e n v a n een groote k u d d e buffels, h e t
gevaarlijkste w i l d v a n A f r i k a " , a l t i j d iets dat met v o o r z i c h t i g h e i d moet geschieden, w a n t zij h o o r e n , z i e n en r u i k e n g o e d
en h u n h u m e u r is z o o o n b e r e k e n b a a r , d a t de k a n s , dat zij bij
d e n a d e r i n g v a n m e n s c h e n v l u c h t e n , e v e n g r o o t is als dat zij
a a n v a l l e n . I k v e r m o e d dat d i t w e l a f h a n k e l i j k z a l zijn v a n
hetgeen zij v a n m e n s c h e n h e b b e n o n d e r v o n d e n . I n e l k gev a l i s het dus v o o r z i c h t i g zoo te n a d e r e n dat zij niets m e r k e n .
W i j h a d d e n o m te b e g i n n e n g e l u k , d a a r de w i n d n a a r
ons toe w o e i en a l s p o e d i g z a g e n w i j de k u d d e a c h t e r d e n
h e l l i n g r u g v e r d w i j n e n , w a a r t o e v a l l i g een a a n t a l m i m o s a -

01

DE KEDANG VALLEI

struiken stonden. O p een paar honderd Meter van den heuvelrug stegen Judd en ik af, Judd neemt zijn zwaar geweer
van den geweerdrager en ziet of het in orde is en ik kijk
of mijn veldkijker schoon is en met ons beiden al kruipende
naderen wij den rand, van boschje tot boschje in de hoop
dat de dieren niet ver weg zouden zijn. Met spanning bereikt elk zijn struik en wij hadden geluk, want op nog geen
honderd M . afstand bevond zich de kudde, die daar rustig
onder eenige mimosaboomen liep te grazen.
Ik behoef nauwelijks te zeggen dat het een indrukwekkend gezicht was een vijftigtal dezer woest uitziende dieren
zoo van dichtbij te kunnen zien. E r waren oude stieren bij
met zware lange gebogen horens en langbehaarde hangooren
en glanzend gitzwart van kleur. E r waren lichtere minder
zwaar gehoornde meer grauw uitziende koeien, er waren
jonge stieren bij en er waren rossige kalveren, n nog heel
klein en wellicht pas een paar dagen oud. O p sommige
zaten de bekende bruine roodbekkige buffelpikkers.
Alle waren dik en glanzend van welstand. Het bleek dat
zij deze plek hadden uitgekozen om voor den dag uit te
rusten, want spoedig ging de een na den ander liggen en
begon te herkauwen. Eerst de koeien en de kalveren, en
dan de halfwas stieren, en eindelijk stonden alln nog de
oude stieren, die voor de veiligheid schenen te waken. Toen
gingen ook die, de een na den ander, liggen in het ruige
gras en het feit dat zij rustig gingen herkauwen bewees, dat
zij onze nabijheid niet vermoedden. Nog geruimen tijd bespiedde ik dit merkwaardig tafereel, het huiselijk leven van
een kudde kafferbuffels, het gevaarlijkste wild van Afrika ,
die zich gedroegen als een kudde tamme runderen.
Toen was het tijd verder te gaan en stil zooals wij ge52

DE KEDANG VALLEI

komen waren, kropen wij de helling weer af naar onze


zwarte volgelingen, die bij de muilezels gebleven waren en
langs een grooten omweg om de dieren niet i n opstand
te brengen trokken wij om de kudde heen op w e g naar
ons kamp, w a a r wij zonder ongeval aankwamen.
O n d e r w e g kwamen wij langs een struik met oranjeroode
vruchten als pruimen. E r zit een groote steen i n en maar
weinig vruchtvleesch er om. D e smaak was zuur met een
bitteren bijsmaak, die niet onaangenaam is. D e vrucht w e r d
gretig door de zwarten gegeten.
H e t veld was over het algemeen v o l van de prachtigste
bloemen, waaronder veel vlinderbloemen, ook zeer vreemde
bolgewassen. O o k zag i k enkel een bloem, die er uitzag als
een bruin en geel geteekende ruit, die op een lange w i t achtige steel uit den grond k w a m .
In een diep klein valleitje met steile wanden waar w i j
een rhino hoopten te vinden, vonden wij inplaats daarvan een
vlucht geel en brons gekleurde bijen-eters (Mcropt apiadier).
O p 3 M e i 's morgens om half zes verheten w i j het kamp
met het doel den krater te gaan zien van de Suswa, dien i k
nog alleen van uit de hoogte had kunnen bewonderen.
V l a k achter de tenten gingen w i j direct tegen de helling
op. Eerst kwamen wij door struikgewas, dat i n hoofdzaak
uit de vroeger vermelde zilverbladerige en welriekende incense bushes" bestond. Daarop kwamen w i j over een bijna
kale helling, die naar het mij v o o r k w a m geheel van oude
lava was. O p een zandig plekje vonden w i j het duidelijk
geheel versche voetspoor van een leeuw zonder dat het
mocht gelukken den eigenaar te ontdekken.
Hoogerop kwamen wij door een diepe insnijding i n de
steenmassa, waar het water bij regen doorliep. D a a r waren
53

DE KEDANG VALLEI
een aantal heesters en kleine hoornen, zoodat een boschje
gevormd werd en daar werden wij verrast door het geschreeuw van eenige buffelpikkers, die vr ons in den top
van een boom zaten. Daar deze tick birds" zelden alleen
zijn maar de zoogdieren steeds vergezellen en het juist de
plaats was voor een neushoorn om den heeten middag door
te brengen, zoo gaf het geschetter dezer vogels eenige emotie.
W i j verheten dus het rechte pad en trachtten de omgeving
en het boschje zelf van op zijde te verkennen. W i j vonden
echter niets en toen de hond werd losgelaten en ook niet
vond, toen besloten wij maar verder te gaan. Nog wat hooger klimmende vond ik een paar maal in het dorre zand
onder de struiken een groote landschildpad, zwartachtig van
kleur, met vrij groote, gele vlekken op het bovenste gedeelte
van de schaal, terwijl een rand fijne, bruinachtig gele vlekken het onderste gedeelte versierden. Toen kwamen wij als
het ware over een hoek klimmende op een hoogvlakte, die
met jong gras begroeid was met hier en daar Acaciaboomen met witte stekels {Acacia borridd).
O p die vlakte, die zoo glad was als een tennisveld, Hepen
massa's zebra's, kongoni's en Grantgazellen en de vlakte zelf
vormde den toegang tot de kratervallei, die wij gingen bezoeken.
Wij gingen voort in de richting van den berg, die zich
midden in den cirkelvormigen krater bevindt en kwamen
dus doende langs heuvelruggen, die mij toeschenen te bestaan uit vroeger uitgeworpen lava. Eenig struikgewas groeide er op en een paar hyena's verdwenen bij onze nadering
over den kam van een dezer heuvels.
Tusschen het mooie gras groeiden allerlei in kleuren schitterende bloemen, b.v. kruipende Phloxen metroodachtige bladeren
54

DE KEDANG VALLEI
en diep rose bloemen, verder kleine steenroode bloempjes
aan lange stelen en de hemelsblauwe bloemen van een Commellna soort. Dan waren er struiken met reusachtige, gele
erwtenbloemen en leverkleurige aan kruipende gewassen,
het waa in n woord een lust voor het oogl
Wij bestegen nu een meer vlakke lavamassa en toen wij
die over waren, bevonden wij ons aan den rand van den
ringvormigen krater, die een meerdere honderden voeten
diepen ring onder ons vormde, om den berg, die in het midden stond. Juist op het oogenblik dat wij den kraterrand
naderden, zweefde een arendenpaar ons voorbij, dan eens
boven, dan eens onder ons, wel op zoek naar klipdassen
of andere kleine zoogdieren. Zij waren gitzwart met gele
snavel en beenen, sneeuwwitte rug en stuit en met als
oogen" in een vlindervleugel, gemerkte geelachtig leverkleurige vlekken in de uitgespreide vleugels 'Aqulla verreauxi).
De steile helling van den berg in het midden van den
krater was begroeid met allerlei vreemde gewassen. E r waren oude meermaals vertakte Dracaena's metfijnebladeren en
bloempluimen, zware dicht vertakte boomeuphorbia's, Alo's
met roode bloemen, kleine struikachtige Euphorbia's met stengels als slangen en boomen, die er oppervlakkig uitzagen als
wilde of paardenkastanjes met groote frisch groene bladeren.
E r was natuurlijk nog veel meer, maar hoe zal ik dat
alles beschrijven!
De top van den berg was begroeid met een bosch van
jeneverboomen {JutiLperiu proced) en aan den zoom van dat
bosch stonden de zwaarste boomenphorbia's. Het geheel
vormde een tafereel van geheimzinnige schoonheid en mijn
zwarte geweerdrager was er van onder den indruk en vertelde mij, dat zijn meening was dat de Groote Geest" op
55

DE KEDANG VALLEI

den berg woonde en om dien berg den diepen ringkrater gemaakt had om de menschen te beletten hem in zijn eenzaamheid te storen!
In mijn omgeving groeiden oude bekenden uit Zuid-Afrika,
n.1. exemplaren van Buphane disticha, een boven den grond
uitstekenden bol die enorm groot wordt en een waaier van
lange, puntige bladeren voortbrengt, terwijl een ander, eveneens reusachtige bollen vormend gewas, een kroon lange bladeren voortbracht, die onregelmatig van vorm was.
Terwijl ik het landschap bewonderde, kwam een aantal
kleine fluweelzwarte suikervogeltjes met roode keeltjes de
bloemen om mij heen afzoeken, toen kwamen een paar prachtige glansspreeuwen, waarop het licht als op blauw email
weerkaatste, en als ik langer gebleven was zou er nog veel
meer gekomen zijn, maar het werd tijd verder te gaan, want
wij zouden een rondgang door de vallei maken.
W i j daalden dus van den kraterrand af en betraden den
vlakken valleibodem, dien wij den vorigen dag van uit de
hoogte gezien hadden en nu kwamen wij het eerst voorbij de twee gaten, waaruit wij den stoom hadden zien opstijgen. Het bleek warme waterdamp te zijn en bevatte klaarblijkelijk, althans voor planten, geen schadelijke bestanddeelen, want in een der gaten groeiden een aantal uiterst fijne
kruipende mimosa's, die met rose bloempjes bloeiden.
AVij maakten een rondgang, in deze vreemde kratervallei,
die bevolkt was met tallooze zebra's en antilopen en waar
ik den grooten giraffenhengst ook terugvond, dien ik den
vorigen dag boven van den bergwand rustig de mimosakoppen had zien afgrazen. Dezen keer ging hij er echter onmiddellijk in galop van door, toen hij ons zag.
W^ij trokken nu ook om den heuvel, dien wij van boven
56

DE KEDANG VALLEI

gezien hadden en kwamen ook een ondiepe waterplas voorbij, die aan den zoom ruig begroeid was en w a a r i n i k een
aantal w e d u w v i n k e n zag vliegen o.a. een w i t en zwartbont
weeuwtje (J^dua. derend).
Ondertusschen was het al vrij laat geworden en fel brandde de zon gedurende den terugweg, zoodat het met een gevoel van verlichting was, dat i k de witte tenten zag staan
onder de schaduw der acacia's en daar tegen 12 uur binnen trok.
D i e n zelfden middag zou J u d d naar N a i r o b i gaan om de
auto, die van de partij moest zijn, maar niet was, te gaan
halen. Daarmede zou pl.m: 24 uur gemoeid zijn, had hij
mij voorspeld en dan zou i k zoolang alleen met de dragers
enz. moeten blijven. H i j vroeg of i k daar geen bezwaar tegen had, daar i k mij zoo goed als niet verstaanbaar kon
maken, omdat i k Suaheli noch sprak, noch verstond en alleen mijn tentboy een paar woorden Engelsch begreep. Bezwaar had i k daartegen niet, indien hij maar alles voor pl.m.
24 uur regelde en zoo vertrok hij op zijn muil naar K y a b e .
D e n volgenden morgen zou het kamp verlegd worden en
toen de voorbereidingen voltooid waren, trok i k er, ditmaal
als eenige blanke, voorafgegaan zooals gewoonlijk door den
geweerdrager, op uit i n de hoop dat de afspraken goed
zouden kloppen en i k daarheen geleid zou worden, w a a r
J u d d mij 's avonds weer zou vinden.
W i j volgden de vallei en waren nog niet lang onderweg,
toen mijn Sais mij op twee wratzwijnen opmerkzaam maakte,
die voor ons vluchtten. Deze dieren loopen dan met den
langen staart recht i n de lucht, terwijl de haarkwast naar
beneden hangt als een vlag. D e zwarten vinden dit altijd
een groote bron van pret en lachen uitbundig als zij wrat67

DE KEDANG VALLEI

zwijnen zien. Merkwaardig is het, dat deze dieren zich in


gaten of holen verschuilen en daar achterwaarts ingaan.
Op dezen tocht zag ik herhaaldelijk exemplaren van een
merkwaardige vogelsoort, die ik ook bij Nairobi gezien had.
Deze vogel gelijkt ongeveer op een ietwat korte lijster en
is matzwart. Als hij vliegt, worden in de slagpennen witte
vlekken zichtbaar, zoodat de vogel zeer opvallend wordt en
aan een molentje doet denken {JKyrmecocicbla cryptoleuca).
Voortdurend zag en hoorde ik ook groote grijze zwarthalsband tortels (Streptopelia jemitorquatd), die zich in de mimosaboomen bevonden of ook wel op kale plekken in het
veld naar zaden zochten. Dichtbij het kamp zag ik een aantal fraai grijs en witte roofvogeltjes, een soort zwaluwwouw
(JElaruu coerulcuJ), die op groote insecten jacht schenen te
maken.
Dien namiddag maakte ik een wandeling in de buurt van
de tent en trof een groote kolonie gele wevervogels met
zwart en ros gezicht, die hun nesten in een mimosaboom
hadden gebouwd.
Tegen het einde van den namiddag werd mij medegedeeld,
dat Judd in zijn auto in aantocht was en inderdaad werd
weldra het gepuf van den motor hoorbaar en kort daarop
kwam de wagen tegen de hoogte op. Dat het mij een gevoel van verlichting gaf, dat alles dus geklopt had, zal ik
niet ontkennen.
Den 4en Mei zouden wij de nieuw aangebrachte auto
gebruiken om een ver afgelegen deel der Kedangvallei te
bezoeken, waar, naar Judd meende, zeker neushoorns zouden zijn. Het was dien morgen een dikke witte mist, zoodat de wilde dieren in de vallei, daaronder kongoni's, er als
spoken uitzagen.
58

12. D e Booma waarin de schrijver twee nachten


doorbracht. (Bladz. 61)

13. E e n jeugdige K i k u y u die het leven vroolijk inziet,

DE KEDANG VALLEI

De Coke's hertebeesten hebben een zeer eigenaardige manier om zich te bewegen.


Wanneer men een troep nadert dan vluchten zij, groote
luchtsprongen makende. Deze beweging houden zij geruimen
tijd vol en eerst wanneer ze dit begint te vermoeien, vervallen zij in een gewonen, snellen galop.
Zelfs kleine kalveren doen hetzelfde.
In de witte mistige atmospheer was deze vreemde eigenschap dubbel opvallend.
W i j draaiden om een berg heen, die zich uit de vlakte
verhief en vonden toen weer een uitgestrekt stuk vrij vlak
terrein met mimosa's begroeid. Daar door heen kijkende,
zagen wij een giraffe staan. Ik Het stilhouden en Hep op
het dier toe. Eerst vluchtte het weg, maar toen ik bleef
staan werd het blijkbaar zelf nieuwsgierig, tenminste het
hield op, draaide zich om en kwam langzaam naar mij toewandelen totdat het op pl.m. 150 pas halt hield en mij nieuwsgierig stond te bekijken.
Ik besteeg nu weer mijn auto en voort ging het over het
hobbelige terrein tusschen kudden van allerlei wild, totdat
wij weder om een, ditmaal hoogeren berg reden, waarachter de lang verwachte neushoorns zouden zijn. ^ f i j werden
echter weer teleurgesteld en ditmaal was de reden niet moeilijk te raden. Tegen den rotswand van den berg, waartegen
een wonderlijk mooie klimplant groeide, met groote ros en
witte bloemen met ronde bloembladeren en ver vooruitstekende meeldraden, waren de sporen van een pas verlaten
groot kamp, waarvan de vuren nog smeulden. Natuurlijk
hadden de vorige eigenaars op eiken rhino geschoten, die er
mocht geweest zijn.
W i j beklommen nu den berg om althans een uitzicht te
59

DE KEDANG VALLEI

hebben op de prachtige omgeving en zagen een paar giraffewijfjes met jongen en nog w a t verder nog enkele meer. O o k
k w a m een troep prachtige glansspreeuwen (jSpreo juperbuJ)
in onze nabijheid als om zich te laten bewonderen. Deze
soort heeft een roodbruine buik, daarboven een witten band
en is dan verder i n hoofdzaak b l a u w en zwart met de schittering van gepolijst metaal. H e t zijn levende juweelen!
O p den terugweg zagen wij een paar secretaris vogels,
waarvan een op een platte mimosakruin zat en evenzoo op
een mimosa een groote, van onderen witte, van boven blauwgrijze roofvogel met roodbruinen staart (Buteo spec).
O o k enkele van onderen witte, van boven grauwe zwar
l u w w o u w e n kwamen in onze buurt.
Toen wij weer i n de eigenlijke geul van de Kedangvallei
terug waren, kwamen wij bij een troep van minstens 50
gieren i n diverse soorten, meestal grijze. E n zwart en witbonte was daarbij met rooden witgedonsden kop (P&udogypj
africanuJ) en de anderen behoorden tot de soorten Otogypj auricular'u, Vultur rtlppdU en Lophogypj occipital'u en wellicht waren
nog meer soorten vertegenwoordigd. D i e gieren waren bezig
aan het aas van een kongoni en zij vlogen vrij spoedig weg,
toen i k ze naderde. H e t was een vreemd gezicht al die naakthalzige aasvogels bij elkaar.
D e s namiddags, toen de hitte wat bedaarde, trokken wij
er weer op uit i n M a r y " , de auto, die helaas nog al eens
kuren had en dan niet verder wilde, w a t veel tijd kostte
om te overwinnen.
W i j kwamen ditmaal langs eenige elandantilopen, zagen
klipdassen tegen een rotsmassa en zagen ook een kleine
vlucht gekroonde kieviten (StepbanLbyx coronatiu) i n de buurt
van een waterplas. Iets verder komende zag i k tegen een

60

U i t : A . Radclyffe

D u g m o r e . C a m e r a adventures In the African

wilds

14. Gevlekte Hyena bij een waterplas. (Bladz. 62)

DE KEDANG VALLEI
dorre steenachtige helling een paar Chanler's rietbokken (Cervicapra chanleri) die een eigenaardige roodkoperkleur hebben.
Ook eenige kleine frankolijnen met rosse koppen Hepen
voor ons uit tusschen de ruigte en hier en daar zag ik eenige
kleine zwarte kraaien met fijne dunne bekken (Corvu caperui minor).
O p een met struiken begroeid stuk zagen wij een jachttijger (Cynaeluruj jubatuJ) wegloopen en ook een paar maal
een mooie gestreepte jakhals.
Daar het niet gelukt was over dag leeuwen tegen te komen, hoewel ik ze eiken nacht hoorde brullen, had Judd
een z.g. Booma" laten maken op een paar uur gaans afstand van ons kamp. Dit was een soort hut van doorntakken om een boom met scherpe doorns aan zijn eigen takken.
In den wand van die hut waren twee gaatjes gemaakt, waar
men doorheen kon zien en verder was in den wand een opening
gelaten, die met doorntakken zorgvuldig gesloten zou worden, zoodra men er in was. O p een twintig Meter van de
hut in 't gezicht van de kijkgaten zou een aas worden neergelegd. Vrdat het aas werd neergelegd, werd het door een
paar ossen rondgetrokken, opdat er een spoor zou ontstaan
dat de leeuwen en hyena's konden ruiken en volgen, want
leeuwen eten even graag aas, als de hyena's dat doen.
Vrdat het donker werd, trokken nu Judd en ik naar
de Booma, Judd met zijn geweer in geval van gevaar, en
wij kropen er in, waarop de zwarten den ingang goed sloten en zich verwijderden om naar het kamp terug te keeren; zij zouden dan den volgenden morgen om half zeven
terug zijn om ons weer te verlossen uit ons doornkasteel.
Zoodra het donker begon te worden, hoorden wij de wonderlijke geluiden van de hyena's en toen het eenmaal goed
61

DE K E D A N G V A L L E I

donker was, kondigde het trekken en plukken aan het aas


ons aan dat er wild in de nabijheid was. W i j richtten nu
een medegenomen electrische lantaarn op het aas en zagen,
dat een troep hyena's aan hun maal waren. Eerst liep alles
weg, toen het licht op hen scheen, maar toen wij het rustig
op het aas gericht hielden, kwamen zij een voor een terug
en een wonderlijker gezicht dan het gedoe dezer halfvoorwereldlijk uitziende, ruige donkere dieren met afvallend kruis
en ruige koppen, kan men zich moeilijk denken. Daarbij
kwamen dan de vreemde geluiden, die men van alle kanten
hoorde van andere hyena's meer in de verte, die ook het
aas gespoord hadden. Later in den nacht hoorden wij het
brommen van luipaarden in de buurt en daar hadden de
hyena's zoo'n respect voor, dat zij alle op eens aan den haal
gingen. De luipaarden kwamen echter niet aan het aas en
trokken weer weg, waarop de hyena's terugkwamen. Een
paar maal kwam heel schuchter een kleine jakhals kijken,
of hij ook wat krijgen kon, maar indien een der hyena's
hem aankeek of naar hem toekwam, dan vluchtte hij in
doodsangst. Leeuwen kwamen heelemaal niet in de buurt.
Tegen den morgen toen het licht werd, begonnen allerlei
vogels hun vreemde geluiden te maken. Sommige, die toevallig op de kruin van onzen boom geslapen hadden, schenen te begrijpen dat het daar onder hen niet pluk was, althans af en toe werd luid geschetterd, alsof zij ons uitscholden. In de buurt klonk voortdurend het geroep van een
soort koekoek (Cuculu* joUtariuj), dat precies klinkt, alsof er
Piet mijn vrouw" geroepen wordt, eindeloos herhaald. De
Boeren uit de Kaapkolonie hebben dezen vogel dan ook
zoo genoemd.
Nog een tweeden nacht bracht ik door in deze Booma,
62

63

DE KEDANG VALLEI

maar hoewel ditmaal de leeuwen zoo dichtbij kwamen dat


de hyena's hals over kop wegvluchtten, zoo waagden zij
zich toch niet binnen het bereik van het licht van onze
lantaarn.
Gedurende den eersten nacht, dien ik in de Booma doorbracht, kwamen eenige leeuwen z dicht bij ons kamp, dat
de ossen, die 's nachts voor de veiligheid aan den ossenwagen worden vastgebonden, z bang werden, dat zij zich
lostrokken. Ongelukken gebeurden echter niet.
Daar de leeuwen te slim waren om zich binnen het bereik van deze Booma te wagen, de stakkers wisten niet,
dat zij in dit geval heelemaal geen gevaar Hepen om beschoten te worden, besloot Judd het te probeeren in een z.g.
Macham", (dat is een hut pl.m. 10 voet van den grond in
de kruin van een mimosa gemaakt) op het eigendom van
M r . Williams een paar uur van ons kamp vandaan.
W i j gingen dit eerst aan de farm vragen en troffen daar
den manager, die er niets geen bezwaar tegen had.
In den tuin van de farm zag ik een prachtigen, grooten
glanzend blauwen honingvogel met schel gelen buik, die de
bloemen afzocht. Verder een paar roode prachtvinkjes en
een grooten, dikken grijzen kortstaartigen vink met kleinen
rooden bek, (Pytdia spec.) die op den grond zat. O p den
terugweg zagen wij o.a. een paar wratzwijnen.
Den nacht van 10 M e i brachten wij in de Macham door,
maar zagen niets anders dan een jakhals, hoewel wij leeuwen
in de verte hoorden.
Den volgenden nacht zouden wij het weer probeeren, maar
daar het zeer hard regende, liet ik er Judd aUeen naar toe
gaan en bleef alleen in mijn tent. Zoo tegen den tijd dat
W t n had moeten komen, komt mijn tentboy zeggen dat
64
P

16. De tent van den schrijver wordt uitgehaald bij 't


verplaatsen van het kamp. (Bladz. 65)

17. De pakken, zooals die door de dragers op het hoofd


gedragen worden. Maximum gewicht 30 Kilo. (Blz. 65)

D E KEDANG VALLEI
de k o k g r e a t t r o u b l e " heeft met k o k e n , w a n t d a t alles v e r regent. N a een h a l f u u r b e d a a r t de regen w a t en k i j k i k
n a a r b u i t e n . I k z i e zes d e r b o y s , die het t a f e l l a k e n b o v e n
het v u u r h o u d e n o m het te d r o g e n , t e r w i j l de k o k er de
soep o n d e r k o o k t . N a n o g een h a l f u u r k o m t het eten v o o r
d e n d a g en k r i j g i k b e r i c h t d a t een p a a r v a n mijnj dekens,
die n o g i n de M a c h a m w a r e n v a n d e n v o r i g e n nacht, o o k
zijn a a n g e k o m e n , g e l u k k i g ! H e t i n d e n regen g e k o o k t e d i n e r
b l e e k g o e d te zijn, o o k de k o n g o n i s o e p , die o n d e r het tafell a k e n g e k o o k t w a s . D i e k o n g o n i , w a a r de soep v a n k w a m ,
w a s d e n v o r i g e n d a g d o o r J u d d geschoten v o o r de z w a r t e
dragers, d i e a f en toe v e r s c h v l e e s c h m o e t e n h e b b e n , d a a r
zij b e w e r e n a n d e r s z w a k te w o r d e n .
D e n m o r g e n d a a r o p k w a m J u d d t e r u g ; hij h a d niets v a n
b e l a n g g e z i e n u i t de M a c h a m , m a a r w a s nat g e w o r d e n d o o r
d e n regen.
H e t k a m p w e r d n o g e e n m a a l v e r p l a a t s t n a a r een o p e n
p l e k d i c h t b i j een d r o g e r i v i e r b e d d i n g en d a a r er definitief
geen n e u s h o o r n s te v i n d e n w a r e n o m n o g niet eens v a n o l i fanten te s p r e k e n , z o o w e r d b e s l o t e n de K e d a n g v a l l e i te
v e r l a t e n , n a a r N a i r o b i t e r u g te k e e r e n e n v a n N a i r o b i u i t
een b e z o e k te b r e n g e n a a n het Z u i d e l i j k e w i l d r e s e r v a a t , i n d i e n i k v e r g u n n i n g k o n k r i j g e n o m d a a r met mijn s a f a r i i n
te t r e k k e n .
D e n H d e n 's m o r g e n s v r o e g w e r d d u s het k a m p opgeb r o k e n en alles i n g e p a k t ; J u d d en i k z o u d e n met de auto
r e i z e n en de rest z o u z o o a l s g e w o o n l i j k te v o e t e n met d e n
ossenwagen gaan.
W i j v e r t r o k k e n ongeveer o m acht u u r en onze w e g v o e r d e
o n s o v e r de reeds v r o e g e r v e r m e l d e b e z i t t i n g e n v a n d e n heer
W i l l i a m s , w a a r w i j een k o r t e r u s t h i e l d e n . D a a r n a l e i d d e
65

D E KEDANG VALLEI
o n z e w e g de hoogte o p , d a a r w i j u i t de v a l l e i moesten k o m e n . V o o r l o o p i g stegen w i j echter n o g m a a r w e i n i g ,

maar

h a d d e n a a n onze l i n k e r h a n d een h e m e l h o o g e n r o t s w a n d ,
w a a r een g r o o t a a n t a l b o o m e u p h o r b i a ' s tegenaan g r o e i d e n .
Op

een m i m o s a zat een v a n o n d e r e n s n e e u w w i t t e r o o f v o -

gel, een soort, d i e i k a l elders i n het v e l d enkele k e e r e n gez i e n h a d , e n d i e mijlen v e r z i c h t b a a r i s (AJUW melanoLeucuS).
Langs

een w a t e r s t r o o m p j e

s t o o r d e n w i j een groote

troep

z w a r t g r i j z e b a v i a n e n , die v o o r o n z e n w a g e n de v l u c h t n a m e n
(Papio ibeanuJ).
D e w e g b e g o n o n d e r t u s s c h e n erg g l i b b e r i g te w o r d e n , d a a r
het b l i j k b a a r o p de hoogte regende, w a n t het w a t e r k w a m
ons tegemoet. H o e h o o g e r w i j k w a m e n , des te erger w e r d
het en meer d a n eens stopte de auto, o m d a n met v e e l moeite
w e e r v o o r u i t te w o r d e n gebracht. O p de hoogte z e l f w a s
een k o u d e d a m p en w e l d r a k w a m e n w i j i n de s l a g b u i e n ,
die d e n w e g i n een w a t e r s t r o o m v e r a n d e r d e n . O p d i t k o u d e
b e r g l a n d w a s l a n g gras, en p a r k a c h t i g v e r d e e l d stonden a l l e r l e i b o o m g r o e p e n . I n het lange gras leefden tallooze v o g e l s
en d a a r o n d e r v e e l r o o d k o p - en J a c k s o n w e d u w v i n k e n .
H e t k i j k e n n a a r a l d i e v o g e l s v o r m d e mijn troost als i k ,
o m de i e d e r o o g e n b l i k stoppende auto te v e r l i c h t e n , i n d e n
regen en d o o r de k l e e f m o d d e r tegen de hoogte m a r c h e e r d e .
A f e n toe scheen de z o n t u s s c h e n de b u i e n en d a n w a r e n
er p r a c h t i g e u i t z i c h t e n n a a r de diepte.
N a eenige u r e n t o b b e n w a r e n w i j d a n eindelijk o p het
hoogste p u n t e n o o k i n een streek, w a a r het ten minste niet
uitgesloten w a s , d a t er i n g e v a l v a n n o o d h u l p z o u te k r i j gen zijn, e n a f w i s s e l e n d d o o r r i j d e n d e en stoppende, k w a m e n
w i j eindelijk o m ongeveer d r i e u u r te N a i r o b i a a n . D a a r
mijn d a g d i e n m o r g e n reeds o m 5 u u r w a s aangevangen,
S6

DE KEDANG VALLEI

want vr ons vertrek uit de vallei hadden wij nog een


ontdekkingsrit gedaan, behoef ik niet te zeggen, dat ik blij
was vut de stootende en stoppende auto verlost te zijn.
Heelemaal was ik er echter nog niet, want ik zou doorgaan met Judd naar zijn huis in Kabete en daar blijven tot
onze tweede expeditie vertrok. Nadat er dus weer een uur
of anderhalf aan den wagen gedokterd was en ik in een
htel mij wat had opgefrischt, ging de tocht weer voort en
tegen half zeven, waren wij in Kabete lodge, waar ik een
geriefelijke kamer voor mijn gebruik vond.
'8 Avonds werden de plannen beraamd en er werd afgesproken, dat Judd eerst de vereischte vergunning voor mij
zou gaan verkrijgen om met mijn gewapend escorte in het
reservaat te mogen trekken en dat hij verder zou trachten
er achter te komen waar de meeste kans was om rhinocerossen en olifanten te vinden.
Den volgenden dag trok Judd er dus op uit en wist mij
's avonds mede te deelen dat de Gamewarden mij vergunning gaf met de safari in het reservaat te trekken onder
voorwaarde, dat er alleen in geval van levensgevaar van
wapens gebruik zou worden gemaakt. Aan deze voorwaarde
was door mij gemakkelijk te voldoen en ik was uiterst verblijd, dat deze uitzondering voor mij gemaakt werd.
Verder had Judd vernomen, dat het land ten Zuiden van
K i u naar de Olgerey rivier, redelijke kans gaf om zoowel
rhino's als olifanten te vinden. E r werd dus besloten den
daarop volgenden dag de safari, die inmiddels te Kabete zou
zijn aangekomen, op den trein te zetten naar het stationnetje
K i u , dat Oostelijk van Nairobi ligt.

67
67

HOOFDSTUK IV

IN H E T Z U I D E L I J K E W I L D R E S E R V A A T
O p den bepaalden dag reisden wij dus per trein naar
K i u en arriveerden daar tegen het vallen van den avond,
juist vroeg genoeg om het kamp nog op te kunnen stellen
pp ongeveer / K . M . van het station en op een berghelling,
waarvan een zeer mooi uitzicht was.
Het Zuidelijke wildreservaat is tegelijk een reservaat voor
de Massais, een wilde volksstam, die nog in oertoestand leeft
in hutten van koemest en zich voedt met de melk en het
bloed, in hoofdzaak, van de zeer talrijke kudden vee, die zij
bezit. Daar zij geen wild eten, zijn het juist de bewoners
voor een wild reservaat I De jonge mannen, de z.g. Elmoranen", waren vroeger zeer strijdlustig en de schrik der
andere volksstammen. Thans moeten zij dien strijdlust bedwingen, maar gaan toch steeds gewapend met lange, zware
speren en werpspiezen.
O p een mantel van een gelooide huid na, gaan de mannen
geheel naakt Het haar wordt met vet en rooden oker besmeerd, op een lengte van een paar c . M . afgeknipt en dan
gekamd, zoodat het er uitziet als rosse touwtjes. Bij de jonge
krijgers is het wat langer, samen gebonden en met veeren
3

71

IN HET ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

versierd. In de ooren zijn groote gaten, waarin een dozijn


of meer ringen hangen. Om den hals zijn colliers roode
kralen. De mannen zijn groot en slank gebouwd. Elk dorp
heeft een hoofdman, die zijn hoofd scheert als teeken van
zijn waardigheid. De vrouwen zijn veel kleiner, gehuld in
gelooide vellen en versieren zich met ijzerdraad van bijna een
dunne pink dikte, door het om de armen te winden van den
pols tot den elleboog en van boven den elleboog tot den schouder. Hetzelfde geschiedt van den enkel tot bijna aan de knie.
Dit ijzerdraad is dikwijls zoo stijf gewonden, dat het vleesch
er boven of onder uitpuilt en daar de versiering nooit wordt
afgenomen, is het een raadsel, hoe de schepsels het uithouden.
De plaats, waar ons kamp was, was opvallend door een
groote massa struikvormige Gonwhuli met prachtige rosebloemen.
Den volgenden morgen vroeg trokken wij er weer op de
gewone manier op uit, tegen de hoogte achter ons opklimmende. N a een half uur bereikten wij een Massai dorp
(Munyata) en onze geweerdrager werd er heengezonden,
om den hoofdman onze tegenwoordigheid mede te deelen. N a
eenigen tijd kwam deze, van eenige van de oudsten van het
dorp vergezeld, bij ons en er volgde een lang gesprek, waarvan het resultaat was dat een jonge man werd aangewezen
om mij als gids te dienen om rhino's op te sporen. Met
groote vlugheid liep hij voor onze colonne uit en uren lang
ging het bergaf en bergop, waarbij wij tegen een helling een
grooten troep pallahantilopen ontmoetten, die met vlugge
sprongen, zooals alleen pallah's dat kunnen doen, het hazenpad kozen. Eindelijk blijft de Massai, die ons vooruit was
op een heuvelrug, op een hoogvlakte uitziende, staan en
geeft een teeken, dat beduidt, dat hij werkelijk een rhino
72

U i t , A . Raddyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

ziet. Naderbij gekomen zie ik inderdaad het wonderlijke


dier in de verte bij eenige struiken liggen.
W i j trachten nu z te naderen, dat de wind van het dier
naar ons toe waait en aanvankelijk gelukte dit. De rhino
was intusschen opgestaan en het bleek, dat eenige buffelpikkers op zijn rug zaten, die hem vast en zeker van onze
nadering zouden in kennis stellen. De neushoorn ziet namelijk, en hoort ook, niet zoo heel scherp maar ruikt uitstekend en dan werken de buffelpikkers, die wl goed zien,
als wachters. Een rhino met buffelpikkers is daarom altijd
veel moeilijker te naderen dan een zonder die vogels.
Bij dezen rhino wilde het ongeluk, dat toen wij ongeveer 200 M . van hem vandaan waren, niet alleen de buffelpikkers door schreeuwen waarschuwden, maar ook de wind
draaide. Het gevolg was direct te bespeuren, de rhino die
tot nu toe rustig geweest was, begon op eens snelle bewegingen te maken en ging af en toe eenige passen in onze
richting. N u is het regel, dat een neushoorn altijd tegen den
wind loopt, waarschijnlijk, omdat zijn reukorgaan hem dan
zegt, wat er vr hem is. Daarvan is dan ook het gevolg,
dat als men blijft staan, men in zijn baan komt en dan wellicht wordt aangevallen. W i l men dus een aanval voorkomen, dan moet men zijwaarts uitwijken, zoodat hij U w lucht
niet meer krijgt.
Frappant was de vlugheid, waarmede het groote, zware
dier zich bewoog, toen het bemerkte dat er onraad was. Het
was een groot mooi exemplaar, naar zijn horens te oordeelen,
een nog niet zeer oude man. De achterste hoorn was aanmerkelijk korter dan de voorste. De kleur was zwartgrauw
maar de bovenkop en ook een deel van den rug waren roodbruin tengevolge van de gewoonte, die deze dieren hebben
73

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

om het roode Afrikaansche zand met de horens om te woelen.


D e buffelpikkers die dezelfde waren als die, i k op de giraffen en buffels zag, zijn ongeveer zoo groot als anderhalf
maal een spreeuw, maar slanker. Z i j zijn donkerbruin van
boven, v a n onderen en aan den kop licht leverbruin en zij
hebben bloedroode bekken {Buphaga erythrorhynchd).
' W i j kwamen nu, ons van den rhino verwijderende, door
een groote vlakte met hier en daar boomgroepen en onder
een daarvan hielden w i j een korte rust, daar het zr heet
was. I n de schaduw zittende zagen w i j nu een grooten
troep Oryxantilopen, die voorbijtrokken na ons aandachtig
te hebben bekeken. Deze O i y x s o o r t (Oryx caUotij), die verwant is aan de meer noordelijk voorkomende Oryx oeufa vat
Abyssini, heeft een bruinachtige kleur met zwarte afteekeningen en vrij lang behaarde oor en. D e horens staan naar
achteren, zijn lang en spits.
N a de korte rust trokken w i j weer verder naar ons kamp
terug bij K i u , alwaar w i j om half twaalf terug waren na
onzen Massaigids weer aan zijn dorp te hebben afgeleverd.
D e n derden dag, nadat wij te K i u waren aangekomen, verheten w i j 's morgens vroeg deze plaats om een tweede kampplaats op te zoeken meer naar het Zuiden i n de richting
van de Olgerey rivier.
Z o o d r a w i j over den eersten heuvelrug heen waren, k w a m
weer een troep p a a h ' s i n 't gezicht i n dun beboscht terrein en w a t later zag i k een zwarte vorkstaart Drongo met
licht grijs aan de flanken. Steeds over hetzelfde soort land
trekkende, zagen w i j een gemengde kudde van O r y x , kongoni's, Grantgazellen en zebra's en na uren marcheeren k w a men w i j aan een droge bedding, die met stijle oevers diep
was ingesneden in het omringende land.
74

Uit: A. Raddyffe Dugmore. Camera adventures in the African wilds

19. Kongoni's i n de droge bedding van de Olgerey-rivier. (Bladz. 76)

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

Daar wij door die kloof Leen moesten, werd besloten te


wachten tot den ossenwagen en alle dragers present zouden
zijn. N a eenigen tijd verscheen dan ook het geheele gezelschap bp een paar uitzonderingen na. W i j stegen nu van de
muilezels af en kwamen zonder veel moeite in de diepte. Toen
was het de beurt der ossen. Deze weigerden echter met de
kar de diepte in te gaan, zoodat men ze moest afspannen,
waarna de kar door de mannen naar beneden werd geduwd
niet zonder gevaar voor omkantelen. Van beneden naar boven scheen het niet onmogelijk in zigzag den wagen tegen
de helling te krijgen en de ossen werden weer ingespannen.
Zij bedankten er echter voor zich in te spannen en bleven
eenvoudig staan. Toen werd het zwaarste gedeelte van de
vracht door de dragers naar boven gebracht en weer geprobeerd. De ossen weigerden weer. Toen werd het restant
naar boven gebracht, zoodat alleen de ledige wagen overbleef, maar ook dit hielp niet, zoodat het einde der geschiedenis was dat de wagen door de mannen naar boven werd
getrokken onder luid gelach en de ossen er als heeren achteraan kwamen wandelen. Boven werd de wagen weer geladen
en werden de ossen ingespannen en toen waren zij wel zoo
vriendehjk weer te willen trekken en konden wij onzen
tocht vervolgen.
De paar ontbrekende dragers waren intusschen ook aangekomen en beweerden zoo laat te zijn omdat een rhino
hen gejaagd had. O f 't waar was?
N a een paar uur marcheeren kwamen wij in de buurt van
een half droog stroompje en ontmoetten daar een ouden Massaihoofdman, gewapend zooals steeds met speer en werpspies.
De man kwam naar ons toe en toen wij afstegen en gingen
zitten, vroeg hij of hij, dat ook mocht doen en werd een
75

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
b e s p r e k i n g met h e m g e h o u d e n . D e eerste v r a a g w a s , o f hij
o o k d a a r i n de b u u r t een g e s c h i k t e plaats w i s t o m te k a m p e e r e n en t o e n hij z i c h d a a r o v e r h a d uitgelaten, w e r d h e m
g e v r a a g d , o f hij o o k w i s t o f er n o g r h i n o ' s i n de b u u r t
w a r e n en v o o r a l o o k o l i f a n t e n . H i e r o v e r d e e d hij o o k
eenige mededeelingen e n t o e n w e r d o v e r d i v e r s e d i n g e n ges p r o k e n , die h e m interesseerden. O . a . uitte hij zijn b e w o n d e r i n g o v e r een p a a r l e d e r e n h a n d s c h o e n e n met k a p p e n , d i e
i k d r o e g en zeide dat de b l a n k e m a n w a s als de G r o o t e
G e e s t , d a a r hij alles m a k e n k o n . O f hij die h a n d s c h o e n e n
eens m o c h t a a n d o e n ? J a w e l als hij geen v u i l e h a n d e n h a d 1
N e e n z i j n h a n d e n w a r e n h e e l s c h o o n en hij t r o k ze b e w o n d e r e n d a a n . T o t mijn spijt k o n i k ze h e m niet l a t e n h o u d e n ,
w a n t i k h a d maar n paar.
O m h a l f t w e e r u i m b e r e i k t e n w i j de g e s c h i k t e k a m p e e r p l a a t s , die echter n i e t m u s k i e t e n v r i j b l e e k te zijn, z o o d a t
i k d i e n n a c h t o n d e r mijn net moest s l a p e n . D e n v o l g e n d e n
m o r g e n w e r d w e e r alles a f g e b r o k e n en t r o k k e n w i j w e e r
't Z u i d e n i n , o m e i n d e l i j k de O l g e r e y r i v i e r te b e r e i k e n . D e
b e d d i n g d a a r v a n w a s zeer d i e p ingesneden en i n h o o f d z a a k
d r o o g , slechts h i e r e n d a a r z a g m e n p l a s s e n w a t e r .
D e plek, w a a r w i j kampeeren
p l a a t s w a a r de r i v i e r een b o c h t
z h o o g w a s , d a t m e n o v e r de
zag, die l a n g s d e n o v e r k a n t d e r

z o u d e n , w a s j u i s t o p een
m a a k t e en w a a r de o e v e r
t o p p e n d e r a c a c i a S heenr i v i e r groeiden.

Z o o d r a de juiste p l a a t s w a s aangegeven, w e r d met d e n


o p b o u w v a n mijn tent b e g o n n e n en toen i k i n a f w a c h t i n g
i n de o n m i d d e l l i j k e o m g e v i n g r o n d w a n d e l d e , g i n g een groote
t r o e p p a r e l h o e n d e r s (Numlda reichenowi) er l u i d k a k e l e n d e
v a n d o o r , t e r w i j l een p a a r gele met z w a r t geteekende r o o d k o p p i g e b a a r d v o g e l s , die w a a r s c h i j n l i j k i n de b u u r t nestel76

Uit: A. Radciyffe Dugmorr, Camera adventures in the African wilds

20. Grantzebra's in de droge bedding van de Olgerey-rivier. (Bladz. 76)

at

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

den, aan hun ongerustheid uiting gaven door de wonderlijkste bewegingen en geluiden.
Toen ik wat later weer bij mijn tent terug was, werd ik
verrast door een spookachtig mooie verschijning van den
Kilimandsjaro, die met zijn reusachtigen sneeuwkoepel en
donkere omgeving in de glasheldere lucht scheen te hangen.
Het was een gezicht, dat alleen de reis naar Afrika loonde!
Vlak bij ons kamp was een bijeonder groote en hooge
termietenheuvel van rooden kleigrond en voorzien van een
langen schoorsteen.
Des ochtends om 6 uur vertrokken wij van dit derde
kamp in het reservaat, om een niet ver afgelegen munyata
te bezoeken, waar wij hoopten den hoofdman te vinden, die
mijn handschoenen bewonderd had en die beloofd had nadere
mededeelingen te doen over olifanten.
N a een uur of wat marcheeren vonden wij de munyata
op een hoogland gelegen en gingen op eenigen afstand in
de schaduw van een doornboom zitten en zonden den zwarten geweerdrager naar het dorp.
Terwijl wij wachtten, zag ik, dat de boom boven mij een
groot aantal wevervogelnesten bevatte. Dit schenen dubbele
nesten te zijn, althans er waren telkens twee bollen tegen
elkaar, die elk een opening hadden. Nadat wij ons geruimen
tijd stil hadden gehouden, kwamen de eigenaars der nesten
aanvliegen. Het waren korte, fijngrijze wevers met witgele
plaat op den kop, heel zacht van kleur (Pjeudonigrita arnaudi
kaptteiuij). Zij brachten vederen, strootjes enz. mede, maar
eenmaal bij de nesten durfden zij er in onze tegenwoordigheid
geen gebruik van te maken en Heten het materiaal vallen.
Zij vlogen toen weg en kwamen weer terug om precies
hetzelfde te herhalen.
77

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

Ondertusschen kwam de geweerdrager terug, niet met den


verwachten hoofdman, die daar niet bleek te wonen, maar
met twee jonge Massais. Deze beweerden in lang geen olifanten te hebben gezien, gaven echter aan in welke richting wij ze moesten zoeken.
Onder het praten staken zij hun speer schuin in den grond,
rustten met de hand, de speer vasthoudende daartegen aan, terwijl zij het been aan den tegenovergestelden kant optrokken en
den voet even boven de knie van het staande been Heten rusten.
Een heel eigenaardige houding, die de Massai krijgers eigen is.
AVij gingen in de aangegeven richting en kwamen na l'/i
uur bij een andere munyata, die ook op een hoogte lag. O p
eenigen afstand gingen wij weder onder een boom zitten en
tuurden weder een bode naar den hoofdman. Niet lang
daarna kwam onze bode terug, zeggende dat de hoofdman
zou komen. Inderdaad kwam die spoedig, met een vijftal
oudsten van het dorp, aanstrompelen en allen zetten zich
bij ons neder. Gezeten zijnde, zeide hij een ziek been te hebben, dat hem pijn deed en daarom had hij zoowel onder als
boven de knie een riem stijf aangehaald om, zooals hij zeide,
te voorkomen dat het bloed het kwaad van boven de knie,
naar beneden bracht en daar het kwaad zou verergeren en
omgekeerd met het kwaad onder de knie. Het was een reus
van een man, die door de geringe beweging, die hij kon nemen, zeer dik was geworden en ik vrees dat hij door de
stremming der circulatie het kwaad (wellicht rheumatiek)
nog verergerde. Hij was zeer beleefd, bood mij melk aan
en gaf zijn opinie over het verblijf der olifanten en een
raad, dien wij ook later opvolgden. Bij de munyata was
juist een koe geslacht en waren de vrouwen bezig het dier
uit elkander te snijden.
78

21. De sneeuwkop van den Kilimandsjaro zooals ik dien 's morgens en 's avonds in de lucht zag hangen (hoogte
5890 M.). (Bladz. 77)
6

Bi

IN HET ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
O p hoop van zegen kwamen nu de maraboes van alle
windstreken aanvliegen. Zij
Zij streken zonder vrees vlak bij
ons neer om dan deftig in de buurt rond te wandelen. Soms
ging een paar, dat bij elkaar hoorde, naast elkaar staan en
schenen elkaar vriendelijkheden te zeggen. O o k kleine, bruine
gieren kwamen van overal aanzeilen en gingen vlak bij de
maraboes zitten. A l deze vogels wachtten geduldig of de
Massais iets van de geslachte koe voor hen zouden overlaten. Ik hoopte, dat hun geduld zou beloond worden.
W oensdag den 2 l s t e n M e i gingen wij als gewoonlijk om
6 uur 's morgens van kamp drie naar de Olgerey rivier, ditmaal door het oude acaciabosch langs het rivierbed en
daar zag ik herhaaldelijk in de kruinen der boomen exemplaren van een prachtig grijze soort toerakoe
(Corythaixoide<f leucogeuter). Deze vogels zijn zeer mooi zacht grijs met
zwart geteekend en wit van onderen; zij zijn ook grijs gekuifd.
N a den loop van de rivier gevolgd te hebben, bestegen
wij de helling en zagen toen in r u w terrein een prachtigen
neushoorn, die rustig bezig was de stekelige struiken (het
waren de scherpe w a c h t een beetje struiken") af te trekken en op te eten. H i j had geen buffelpikkers bij zich, die
hem konden waarschuwen en de w i n d was ons gunstig,
zoodat wij dichtbij konden komen, zonder dat hij iets van
onze aanwezigheid bemerkte. Ik had dan ook het genoegen
hem ruim een half uur te kunnen bekijken.
H et was weer een mannelijk exemplaar, de voorste hoorn
was lang en fijn uitloopende, de achterste zooals gewoonlijk veel korter.
Terwijl ik naar hem stond te kijken, k w a m een zeer groote
paars en grauwachtige toerakoe met lange kuif (Corytbae79

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

ola crutatd) aanvliegen en ging i n een boom zitten bijna boven den neushoorn.
N a d a t de neushoorn was weggeloopen, trokken wij verder en zagen niet lang daarna een oude blauw gekleurden,
witgestreepten elandbok met twee bruine wijfjes. O n z e weg
voerde ons steeds naar boven en toen kwamen wij aan een
oploopende ietwat bolle, hooge helling, die wij op moesten
en die den indruk gaf naar 't einde der wereld te voeren,
daar men door zijn vorm niets verder zien kon. D i e klimpartij duurde een paar uur en toen wij boven waren hadden wij een schitterend uitzicht over een uitgestrekt mimosabosch i n de diepte onder ons. In dat bosch hoopten w i j later
olifanten te zullen treffen en het feit dat wij reeds oude
olifantenmest waren voorbijgekomen, gaf eenige waarschijnlijkheid aan de vervulling onzer verwachting. D a a r wij heel
i n de verte een troep vee zagen weiden, besloot J u d d een
paar man op verkenning uit te zenden om de herders van
dat vee te trachten te spreken te krijgen. T e r w i j l wij wachtten, kwamen een paar bijzonder mooie scharrelaars met twee
verlengde staartvederen (Coracia caudatud) i n onze buurt.
Zij hadden een rose-lila gekleurde borst en blauwen buik.
O n d e r w e g hadden w i j herhaaldelijk roodbekkige tocco's gezien {JLophocero erythrorbynchuj), die zich met een soort harde
droge besvrucht voedden. O o k een paar kleine D i c k - D i c k
antilopen waren voor ons weggeloopen.
N a ongeveer anderhalf uur wachten k w a m onze afgevaardigde met een M a s s a i terug, die zoo vriendelijk was toezegging te doen, dat, indien wij den volgenden dag met onze
safari weer i n deze buurt kwamen, hij er zijn zou om ons
een goede plaats voor een kamp aan te wijzen, van w a a r uit
wij dan met zijn hulp olifanten zouden kunnen opsporen.
80

A. Radclyffe Dugmore, Camera adventurea in the African wilds

22. E e n troep maraboes bij een rivier wacht op een maal. (Bladz. 78)

IN HET ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

De afspraak werd gemaakt en wij stelden ons weer in beweging in de richting van ons kamp.
O p den terugweg kwamen wij langs een dooden kongoni,
die door een massa groote gieren bewerkt werd, terwijl een
oude wijze maraboe de orde scheen te bewaren. Wat verder liepen twee boschzwijnen, die evenals de wratzwijnen
zich in holen verschuilen, voor ons weg. Deze dieren zijn
zeer mooi bruinzwart en grijs behaard (Potamocboeru choeropotamuJ). Het was meest open terrein met enkele boomen en
struiken, waar wij overtrokken, hooggelegen land met mooie
vergezichten. Overal waren prachtige glansspreeuwen, vooral Spreo jupcrbiu, maar ook andere soorten en een keer vluchtte
een ichneumon voor ons in een gat.
Toen wij bij de bedding van de Olgerey rivier aankwamen,
was daar juist een groote troep pallahantilopen aan het drinken in een waterplas en tusschen hen in Hepen een massa
groengrijze apen (Cercopithectut albigulariJ), die hun dorst leschten. Toen zij ons zagen, ging aUes er natuurlijk van door, de
paUahs met onwaarschijnHjke luchtsprongen, de apen direct
de boomen in.
Wat verder ontmoetten wij een eenzame giraffe tusschen
de mimosa's bij de rivier en zagen weer eenige der mooie
grijswit en zwarte toerako's en toen wij bij ons kamp kwamen, vloog een hamerkop (Scoptw utnbretta) op, van de waterplas onder ons. De hamerkop gelijkt op een kleine ooievaar,
is daaraan eenigszins verwant; hij is geheel bruingrijs en heeft
een volle kuif aan het achterhoofd. Hij loopt gaarne met
overleg en deftigheid door ondiep water en is meestal aUeen.
In de Kaap-kolonie heb ik dezen vogel meer ontmoet dan
hier in Br. O . Afrika en ik had er daar herhaaldelijk nesten van gevonden. Dit zijn reusachtige, bolvormige bouw81

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
w e r k e n met een gat als i n g a n g en zij zijn gemaakt v a n t a k k e n . I k v o n d ze o p b o o m e n en i n spleten i n de r o t s w a n d e n .
O e n 23sten M e i z o u d e n w i j het k a m p v e r p l a a t s e n n a a r
de streek, w a a r w i j o l i f a n t e n h o o p t e n te v i n d e n . O n g e v e e r
o m 7 u u r w a s alles v o o r het v e r t r e k gereed en zetten w i j
ons i n b e w e g i n g . E e r s t gingen w i j d o o r het oude m i m o s a b o s c h l a n g s de r i v i e r en v o l g d e n toen w e e r ongeveer de
route v a n d e n v o r i g e n dag. W i j zagen o o k w e e r p a l l a h ' s
en e l a n d a n t i l o p e n en eindelijk k w a m e n w i j a a n de plaats,
w a a r de M a s s a i o n s z o u o p w a c h t e n . D e m a n w a s zoo g o e d
als zijn w o o r d en w a s i n d e r d a a d i n de b u u r t en met h e m
als gids t r o k k e n w i j n u v e r d e r n a a r de g e s c h i k t e plaats v o o r
ons v i e r d e k a m p . O n d e r w e g z a g i k v r e e m d e , s l a n g v o r m i g e
k l e i n e e u p h o r b i a ' s met k l e i n e r o o d e bloempjes a a n het einde
d e r stengels e n m i j n S a i s b r a c h t mij w o n d e r l i j k e r o o d e v r u c h ten, die a a n een fijn k l i m p l a n t j e g r o e i d e n en o o k z a g i k herh a a l d e l i j k k l e i n e , geelbloeiende C o m m e l i n a ' s .
T o e n w i j i n de b u u r t v a n de k a m p e e r p l a a t s k w a m e n , z a g
i k een v l u c h t g e k r o o n d e k i e v i t e n (Stephanibyx coronatuJ), een
soort, d i e m e n i n Z u i d - A f r i k a v e e l aantreft. O p de plaats
w a a r de tenten z o u d e n w o r d e n opgeslagen, g r o e i d e n v e e l
r o s e b l o e i e n d e s t r u i k c o n v o l v u l i e n een a a n t a l d o o r n b o o m e n ,
die eigenlijk geheel u i t stekels b e s t a a n . D e stam d e r o u d e
e x e m p l a r e n i s r u w k u r k a c h t i g , de t a k k e n en t w i j g e n zijn
d o n k e r g r a s g r o e n en een en a l stekels, t e r w i j l de b l a d e r e n
m a a r k l e i n en w e i n i g i n g e t a l zijn.
I n de b u u r t , w a a r w i j z o u d e n k a m p e e r e n , w a s een M a s s a i m u n y a t a e n a l s p o e d i g k w a m de h o o f d m a n v e r g e z e l d
v a n de o u d s t e n v a n het d o r p ons begroeten. D e z e h o o f d m a n , A s n a r i g e n a a m d , b l e e k een s l i m m e r d te zijn. Z i j n mededeelingen w e r d e n i n het S u a h e l i gedaan en mij d o o r J u d d
82

IN HET ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
vertaald en nu viel het mij op, dat als J u d d mij een en ander vertolkte, de hoofdman soms ironisch zat te kijken. Later
bleek mij dat Asnari min of meer Engelsen verstond en den
volgenden dag maakte hij er J u d d opmerkzaam op, dat deze
mij niet juist had overgebracht, wat hij gezegd h a d ! D i e n
keer hield hij zich echter stil in de hoop waarschijnlijk om
nog eens een en ander op te vangen van wat J u d d en ik
elkander mededeelden en dat niet voor hem bestemd was.
Alles liep echter goed af en het einde der bespreking was,
dat hij beloofde ons allen van versche melk te voorzien, zoolang wij in de buurt waren, want hij had groote kudden
vee. O o k zou hij dagelijks een paar mannen zenden om als
gidsen te dienen bij het opsporen der wilde dieren. Z o o
gingen wij als goede vrienden uiteen. Dienzelfden middag,
nadat het kamp Was opgebouwd, trokken wij nog op een
korten verkenningstocht uit.
D a a r ons kamp hoog lag, was het eerste werk de hoogte
af te dalen door terrein begroeid met struiken en enkele
boomen, alweer meest mimosa's en nu bracht een der zwarten
mij een bloedroode van binnen geel gemerkte lelie, prachtig van kleur en vorm. D e stengels, waarop deze bloemen
groeiden, waren vrij lang en slap en de bladeren waren voorzien van grijporganen ongeveer zooals de wingerd die heeft
aan de takken. Later zag ik deze lelies herhaaldelijk, zij
groeiden steeds onder een struik aan welks takken de grijporganen zich vasthielden om de plant overeind te houden.
D e bloedroode bloemen waren dan zichtbaar tusschen het
meest fijne grijsgroen der struiken. D e naam dezer leliesoort is GLorloda juperba en zij komt in E u r o p a in de cultuur voor, al is zij niet algemeen en daar natuurlijk niet w i n terhard.
83

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
E e n i g e u r e n t r o k k e n w i j n o g r o n d , b e r g o p b e r g af, i n
de h o o p o l i f a n t e n te v i n d e n , m a a r o n v e r r i c h t e r z a k e k w a m e n w i j tegen d o n k e r w e e r bij de tenten t e r u g . M e t d e n
M a s s a i w e r d a f g e s p r o k e n , d a t hij d e n v o l g e n d e n m o r g e n o m
h a l f z e v e n bij ons z o u k o m e n o m w e d e r als gids te dienen,
m a a r t o e n de tijd d a a r w a s , v e r s c h e e n n i e m a n d en i k m a a k t e
mij ongerust, d a t de m a n niet z o u k o m e n . O m z e v e n u u r
e c h t e r v e r s c h e e n de h o o f d m a n i n hoogsteigen p e r s o o n , beg e l e i d d o o r d e n M a s s a i v a n d e n v o r i g e n d a g en n o g een
t w e e d e . H i j zeide schertsende, dat hij w a t l a t e r g e k o m e n
w a s , o m d a t het niet g e z o n d w a s v o o r een b l a n k e n m a n , o m
z o o v r o e g o p stap te gaan, dat hij z e l f met mij z o u medeg a a n en e r v o o r i n s t o n d , d a t w i j d i e n d a g o l i f a n t e n z o u d e n
z i e n . D i e v e r k l a r i n g , i n d i e n zij w a a r h e i d bevatte, m a a k t e
n a t u u r l i j k alles g o e d en v o l goeden m o e d zetten w i j ons i n
b e w e g i n g . D e M a s s a i g i n g v o o r u i t en w i j v o l g d e n . E e r s t
k w a m e n w i j o v e r een r u i g b e s t r u i k t t e r r e i n , w a a r h i e r e n
d a a r G r a n t g a z e l l e n v o o r ons w e g s p r o n g e n en d a a r n a d a a l d e n w i j d o o r een m i m o s a b o s c h n a a r een r i v i e r b e d d i n g , d i e
slechts z a n d b e v a t t e en w a a r een eenzame, groote p r a c h t i g e
b l a u w g r i j z e r o o f v o g e l (Polyboroid&f typicuJ) ons zat n a te k i j k e n ,
z o n d e r w e g te vliegen, toen w i j o n d e r d e n b o o m gingen,
w a a r o p hij zat. A a n d e n o v e r k a n t d e r r i v i e r g i n g het n a a r
b o v e n tusschen allerlei bloeiende struiken, terwijl op den
g r o n d s l a n g v o r m i g e k l e i n e E u p h o r b i a ' s g r o e i d e n met b l o e d roode bloemen o f s o m s g e l e . O v e r den heuvelrug gekomen
g i n g h e t w e e r n a a r b e n e d e n en toen z a g i k tegen de v o l gende h e l l i n g , d i e w i j bestijgen moesten, een m o o i e n b l a u w grijzen e l a n d b o k met d r i e rosse wijfjes. Z i j b l e v e n e v e n w e l
niet o p ons w a c h t e n , m a a r v e r d w e n e n t u s s c h e n de m i m o s a s.
W e d e r bestegen w i j de hoogte en d a a l d e n a a n d e n a n d e r e n
84

23. A s n a r i de Massaihoofdman (tweede van rechts) en


drie van zgn volk, die de wilde dieren voor den schrijver
opspoorden Geheel links de man die vliegende vogels
achterhaalde en ving. Rechts het rijmiiildier van den
schrijver. (Bladz. 84)

24. D e schrijver met drie M a s s a i s in de droge bedding


van de rivier, w a a r Olifanten door hem gezien werden,
(Bladz. 85)

IN HET ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

kant naar beneden en vonden daar een uiterst schilderachtig


gelegen rivier, die zijn bedding tusschen diep ingesneden,
gedeeltelijk begroeide, gedeeltelijk rotsachtige oevers had.
Deze rivier was ook alweer i n hoofdzaak een droge zandbedding, maar van afstand tot afstand waren vrij groote
waterplassen en toen wij i n de bedding waren afgedaald,
zagen wij de lang gezochte voetsporen, namelijk groote ronde
cirkels i n het zand, van de grootte van kleine theetafeltjes.
E e n eind verder Hepen deze sporen langs de rivierbedding en
toen verheten zij deze en vervolgden zich op een der oevers.
Behalve deze ronde olifantsporen waren nog duidelijk
herkenbaar kleinere geheel anders gevormde indrukken, die
van een neushoorn afkomstig waren.
D e Massaihoofdman stuurde nu een van zijn mannen op
den rechter en een ander op den linkeroever en i k zelf
volgde met hem de rivierbedding, terwijl J u d d met zijn geweer wat achterbleef. D e muilezels en de andere zwarten
hadden op zijde van een der oevers halt gehouden. Toen
wij op een plaats' kwamen, w a a r de rivier een scherpen
hoek of bocht maakte, gaf de speurder van den linkeroever
een teeken. W i j gingen voorzichtig naar hem toe en op den
overkant van de rivier op een stuk vlakken oever, onder
een groote mimosa, die tegen den hoogen rotswand gegroeid
was, stond een r e u s a c h t i g e m a n n e l i j k e o l i f a n t met groote
witte slagtanden. H i j stond daar rustig, blijkbaar zonder bijzonder doel, in de schaduw van de mimosa en totaal onbewust van onze nabijheid. T e r w i j l i k hem bekeek, keerde hij
nu eens zijn kop naar mij toe en dan eens zijn staart en dan
weer zag i k hem van terzijde; het was alsof hij mij de gelegenheid wilde geven hem van alle kanten te zien. A f en
toe lichtte hij de ooren wat naar voren en af en toe ging
85

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

het onderste gedeelte van den snuit naar boven om de lucht


op te snuiven. Want voor zijn zekerheid, vertrouwt de olifant
behalve op zijn gehoor, voornamelijk op den reuk.
En ding zag ik direct, dat anders was dan op de afbeeldingen, die men van de Afrikaansche olifanten te zien krijgt
en dat is de houding der ooren. Deze, die bij de Afrikaansche veel grooter zijn dan bij de Indische, worden altijd afgebeeld als glad over den nek liggende. Dit was nu hier
niet het geval, de achterkant slaat als 't ware om, en wordt
gedragen tusschen het overige gedeelte van het oor en den
achterkant van den nek. Bij jonge dieren worden de ooren
glad uitliggende gedragen, bij dit oude exemplaar en bij andere, die ik later zag, wordt de achterste oorrand naar binnen omgeslagen en Judd vertelde mij, dat hij dit altijd zoo
gezien had in Britsch Oost-Afrika.
Terwijl ik naar het dier stond te kijken, kwam een grijze,
zwart en wit geteekende toerakoe aangevlogen en zette zich,
als om het tafereel nog te verfraaien, op een boom in de
onmiddellijke nabijheid van den olifant. Nadat ik het dier
geruimen tijd had gadegeslagen, draaide de wind en meteen
begon hij onrustig te worden. De snuit ging herhaaldelijk
omhoog en telkens deed hij een paar stappen in onze richting om zich dan weer besluiteloos om te draaien. Daar mijn
streven was de dieren te zien zonder de kans te loopen van
vuurwapens gebruik te moeten maken en een oude mannelijke olifant nooit geheel te vertrouwen is, zoo besloten
wij zijwaarts terug te gaan, zoodat hij onze lucht niet meer
zou krijgen. Het dier daalde nu in het stroombed af en besteeg toen vlug den oever, waarop wij ons bevonden. W^ij
daarentegen daalden vlug in de rivierbedding om den oever
te bestijgen, dien de olifant juist had verlaten en stegen zoo
86

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

oog als wij konden en zoo liepen wij elkaar mis. Hierna
/olgden wij den hoogen oever, die een ruim uitzicht gaf op
le hooge bedding. Eerst zagen wij niets meer, maar na ongeveer een kwaraer te zijn geloopen gaf de Massai, die voorrit liep, weer teekenen. Voorzichtig naderde ik den man, die
ichter een begroeide termietenhoop had postgevat en toen
k bij hem was en voorzichtig de hoop beklommen had, toen
:ag ik onder mij, geen vijftig Meter van mij af, een grooen olifant, die bezig was een acaciaboom, die aan mijn
tant langs het rivierbed groeide, op te eten. Voorzichtig tas*
end ging de snuit met den vinger" naar boven naar een tak
:n als dan een geschikte plaats gevonden was, dan sloot de
muit zelf zich om den tak, de snuit spande zich en de tak
werd afgetrokken en naar den mond gebracht, die het eet>are vermaalde en de rest liet vallen. Eerst waren het dunne
akken met bladeren en stekels en later waren het dikkere,
lie dan meestal bij den stam afgescheurd werden, een groot
ituk bast meescheurende. Ook die bast bleek goed voedsel
e zijn en de boom begon er steeds haveloozer uit te zien
;n toen de maaltijd over was, toen was er van de geheele
nimosa niet veel meer over dan een scheef getrokken stam
net enkele gevilde takken. Hierna had onze olifant er geoeg van en zonder ons bemerkt te hebben, ging hij over
iet rivierbed en verdween tegen de begroeide helling van
len overkant. Ook dit was een volwassen mannelijk exemplaar, dat waarschijnlijk ouder was dan de vorige, daar de
:r zware tanden roodachtig bruin waren.
W i j vervolgden nu onzen weg langs denzelfden hoogen ri/ieroever, die thans, uitgezonderd enkele buitengewoon zware
Doomeuphorbia's, minder boomgroei had en waardoor wij
uist een ruim uitzicht hadden op de met mimosa begroeide
87

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

helling aan den overkant. Daar was veel bosch met hier
en daar open plekken en daar zag ik weldra tot mijn niet
geringe vreugde nog een aantal olifanten, half verscholen
in het groen. Toen ik bleef wachten, zag ik den een na den
ander de open plekken oversteken, zoodat zij goed te zien
waren. Een zeer zware met groote witte tanden zag ik daarbij en verder hadden zij meest kortere fijnere tanden, hetgeen aantoonde, dat het wijfjes waren of wellicht nog jonge
mannen. Ik bleef natuurlijk staan, totdat alle uit het gezicht
waren en toen wij eindelijk weggingen, besloten wij achter
den troep om, terug te keeren om ze niet te verontrusten,
in de hoop ze den volgenden dag weer te vinden. D i t bleek
echter later een ijdele hoop te zijn geweest, want de volgende dagen gaven ons geen olifanten meer te zien, daar zij
blijkbaar het district hadden verlaten.
Mijn vriend Asnari, de Massaihoofdman, had dus woord
gehouden, ik had olifanten gezien, en goed ookl
Een van de mij vergezellende Massais deelde mij nog
mede dat de olifanten van hen in 't geheel geen notitie
nemen, ten bewijze waarvan hij mij het navolgende vertelde: Een keer zat hij op een rotsblok in de rivier, die wij
gevolgd hadden, om zijn vee te laten drinken in een watergat. Toen het vee zich verwijderd had, kwam een wijfjesolifant met haar jong om eveneens uit het gat te drinken.
Nadat zij dat gedaan had, nam zij een bad en wilde dat het
jong dat ook zou doen. D i t laatste was echter bang en durfde niet. Toen nam de moeder het jong op tusschen de tanden en de snuit en dompelde het in het water, waarna zij
beide weggingen." De Massai wees mij later de plaats waar
het gebeurd was. Het rotsblok waarop hij gezeten had en
het watergat waren geen 60 M . van elkaar verwijderd.
88

Reproductie met toestemming van A Radclyffe Dugmore

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

O p onzen terugweg kwamen wij nog langs een troep


giraffen in een mimosabosch, welke bij onze nadering direct vluchtte.
Den morgen daarop om half zes trok ik er weer op uit
in de hoop wellicht leeuwen te zien, die zich nog niet voor
den dag hadden opgeborgen. Mijn eerste gang was echter
naar een termietenheuvel. Het was mij eiken dag opgevallen,
dat de soms reusachtige termietenheuvels van roode klei, die
dikwijls 12 voet en meer hoog waren en die soms geheel
gesloten, soms open opgemetselde schoorsteenen hebben, nooit
eenig leven vertoonen en Judd die ruim 20 jaar in 't land
woont zag dat ook nooit en beweerde dat zij geen bewoners hebben, maar overblijfselen zijn uit vroegere tijden.
Dit kon ik niet gelooven en daarom had ik den vorigen dag
een plm. 3 voet hoogen gesloten heuvel laten openen door
er vertikaal de helft van te laten afnemen. Hierdoor kreeg
ik een doorsnede waarin een groot aantal, ten deele zeer
ruime kanalen, die bijna alle naar beneden Kepen, vrij kwamen. Bij het openen kwam een vochtige warmte uit die
kanalen, terwijl de grond in de onderste lagen ook vochtig
was. Van termieten vooreerst geen spoor, zoodat Judd al gelijk
meende te hebben. Toen wij echter eenigen tijd wachtten, kwamen hier en daar kleine witachtige doorschijnende miertjes
met roode gezwollen koppen te voorschijn en een paar, die
wel viermaal grooter waren dan de anderen, voorzien van
zwarte, scherpe kaken, aan de groote, evenals bij de kleine,
gezwollen roode koppen. Waarschijnhjk waren dat de z.g,
soldaten" en de Massaijongen, zoon van den hoofdman,
die in 't Elmoran stadium verkeerde en zich daarom heldhaftig door een dezer soldaten in zijn vinger liet bijten, zeide,
dat zij scherp beten en moeilijk weer van zijn vingers los
89

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

te krijgen waren. Bij langer wachten werd het aantal termieten, dat uit de diepte kwam steeds grooter. Naar dezen termietenheuvel gingen wij dus eerst en zagen.... dat het geheele
door mij den vorigen avond aangerichte onheil zoo goed als
hersteld was. Alle openingen waren bijgewerkt en gesloten
en de hoop zag er alleen aan dien eenen kant wat platter
uit. Geen opening was meer te zien! Daarbij was met overleg gewerkt, want op een plaats waar toevallig een stuk
zonder galerijen was geweest, had men dat stuk voorloopig
maar gelaten zooals het was en niet bekleed, daar het toch
geen kwaad kon.
Aldus herstelden de termieten het onheil zonder te dralen en zonder eerst een commissie te benoemen om te onderzoeken of het geopende bouwwerk werkelijk openstond
en of men voor het herstel ook een ander kon verantwoordelijk stellen, zooals de menschen dat zouden gedaan hebben!
Ga tot de mier gij luiaard, zie haar wegen en wordt
wijs"! Spr. 6 v. 6.
Het vraagstuk der bewoning der hopen was dus opgelost, niet waarom sommige hopen geheel gesloten, andere
schoorsteenen of luchtkokers hadden. Het lag niet aan de
grootte van den hoop, want sommige werden van klein af
aan met schoorsteenen gebouwd, terwijl heele groote er dikwijls geen hadden.
N a dus den gerepareerden termietenheuvel bezichtigd te
hebben, zetten wij onzen tocht voort, echter zonder leeuwen
te zien.
^vVij kwamen daarbij over een hoogvlakte, eerst met uitzicht over een oud mimosabosch in de diepte en later over
lager liggende grasvlakte met bergen op den achtergrond. In
een grasvlakte waren twee zwarte stippen zichtbaar, die
90

27. Giraffen zien onraad. (Bladz. 60)


Uit A. Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

28. Twee Neushoorns met buffelpikkers op hun rug, duidelijk zichtbaar


(Bladz. 91)

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

blek en twee neushoorns te zijn. Direct w e r d besloten naderbij te komen, maar dat was niet zoo eenvoudig, daar de
vlakte geen boomen had, die als herkenningspunt konden
dienen en alleen maar een heel enkele struik. H e t was dus
te voorzien dat w i j beneden gekomen voor 't geval de dieren gingen liggen, niet zouden weten, w a a r precies zij zich
bevonden en dat was natuurlijk gevaarlijk. W i j besloten
echter het te wagen, bepaalden zoo goed als mogelijk de
richting, die w i j moesten nemen en daalden i n de vlakte af.
Eerst kwamen w i j langs troepen gazellen, kongoni s en zebra 8 en toen w i j ons eindelijk i n de vlakke graszee bevonden, gebeurde w a t wij gevreesd hadden, de neushoorns waren
gaan liggen, er w a s dus niets te zien. D e Massais, die toch
al met tegenzin waren medegegaan, begonnen nu te protesteeren. A l s men een leeuw tegen komt en men loopt weg,
zeiden zij, dan wordt men door den leeuw opgegeten, maar
als men naar den leeuw toeloopt, dan vlucht de leeuw. D e
olifant doet geen mensch k w a a d , maar de neushoorn, de
khifaro, is een gevaarlijk beestl T o c h gelukte het ons hen
bij ons te houden en voorzichtig, de Massais achter ons, bewogen wij ons voort. D a a r er nog altijd niets te zien was,
w e r d onze geweerdrager, die niet bang was, opgedragen iri
een wijden cirkel te verkennen. H i j deed dit en k w a m terug, zeggende, dat hij w i s t w a a r de dieren waren. N o g w a t
vooruit gingen w i j , J u d d en ik, en verborgen ons achter een
struik. Toen w e r d een scherp geluid gemaakt en als door
een veer gedreven, sprongen plotseling de twee neushoorns
overeind om te trachten te weten te komen, w a a r het geluid
vandaan k w a m . D i t gelukte hun echter gelukkig niet, daar
de w i n d ons gunstig was. H e t mannelijk dier bleek een oud
exemplaar te zijn met twee zeer lange horens, waarvan de
91

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

achterste, die bijna altijd de kortste is, in dit geval even lang
was als de voorste. O p zijn rug zaten twee buffelpikkers. Het
vrouwelijk exemplaar was kleiner en had veel korter horens.
N a eenigen tijd ging het wijfje, ziende dat er niets gebeurde, weer liggen, het mannetje bleef echter op de beenen,
zich af en toe bewegende, stond echter meestal z, dat wij
hem in profiel voor ons hadden. Het was een prachtig gezicht dit rhinopaar in zijn grassteppen!
De Massai hoofdman die intusschen voorzichtig achter mij
gekomen was, trachtte mij aldoor zachtjes te overreden verder te gaan, het zien van leeuwen mij als belooning voorspiegelende. Toen ik eindelijk genoeg gezien had, draaide
ik mij om en gingen wij terug tot groote opluchting van de
Massais.
Het ging dus weer voort de vlakte over, die langzaam
rees en aan den gezichtseinder begrensd werd door hooge
bergen met wilde luchten boven het geheel. Spoedig daarop kreeg ik een onverwacht schouwspel te zien. Even voordat het terrein ging dalen teeken de zich een groote kudde
zebra's gehuld in zilver en zwart, scherp af tegen die lucht
en daaraan sloot zich een kudde van- ver over de tweehonderd elandantilopen, waaronder een groot aantal jongen.
Ook nog een troep Oryxantilopen werd zichtbaar. De zebra's, nieuwsgierig als altijd, liepen in kleine troepjes heen
en weer om ons aan te kijken, af en toe hun schokkend
gehinnik latende hooren. Daarop gingen zij alle op de vlucht,
maar, nog niet ver weg aan onzen linkerkant maakten zij
weer front. De elandantilopen evenwel, na eerst een soort
front gemaakt te hebben, defileerden in een lange regelmatige linie aan ons voorbij naar rechts, om zich heel in de
verte weer te groepeeren op een afstand, die zij veilig achtten.
92

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
O n z e w e g v o e r d e ons t o e v a l l i g i n de r i c h t i n g , die de zeb r a ' s g e v o l g d h a d d e n , n.1. n a a r de laagte o n d e r ons en d a a r
h e r h a a l d e n zij het p r a c h t i g e s c h o u w s p e l , dat zij ons reeds
e e n m a a l gegeven h a d d e n .
K e n d a g l a t e r t r o k k e n w i j o v e r een g o l v e n d e h o o g v l a k t e
met h i e r en d a a r een s t r u i k o f een m i m o s a b o o m . O p eens
gingen t w e e d e r mij begeleidende . M a s s a i s er i n g a l o p v a n
d o o r . O p mijn v r a g e n a a n J u d d w a t dat b e d u i d d e , k r e e g
i k ten a n t w o o r d , d a t zij h e m gezegd h a d d e n , d a t er i n deze
streek z u l k e m o o i e v o g e l s v o o r k w a m e n en d a t zij er een
v o o r mij z o u d e n v a n g e n . I n d e r d a a d n a d a t i k ze g e r u i m e n
tijd h a d z i e n r o n d r e n n e n v a n d e n eenen b o o m n a a r d e n a n dere, k w a m e n zij bij mij t e r u g en b r a c h t e n mij een v o g e l ,
d i e n zij reeds g e d o o d h a d d e n .
H e t w a s een i n h o o f d z a a k b r u i n a c h t i g grijze v o g e l met
b l o e d r o o d e stuit e n w i t t e n o n d e r k a n t . A a n de k e e l w a r e n
z w a r t e strepen en d a a r t u s s c h e n w a s een b l o e d r o o d e streep.
Z i j z e i d e n , d a t d i t o n g e l u k k i g een wijfje w a s en dat de m a n n e n v e e l meer r o o d h a d d e n en dat zij z o u d e n t r a c h t e n een
m a n v o o r mij te v a n g e n , w a a r o p zij w e e r i n g a l o p o p z o e k
gingen.
D e g e v a n g e n v o g e l gelijkt v e e l i n de algemeene gestalte
o p een k l e i n e , s l a n k e zanglijster met l a n g e r e n staart, m a a r beh o o r t tot de f a m i l i e d e r k l a u w i e r e n (Rbodophonciuf cruentuj
cathemagmenuJ). Z i j zijn vrij h o o g b e e n i g e n l o o p e n v e e l o p
d e n g r o n d . A l s zij gejaagd w o r d e n , v l i e g e n zij i n een b o o m
en als zij d a a r u i t gejaagd w o r d e n , v l i e g e n zij o p een andere.
O p d e n d u u r schijnt de M a s s a i echter meer u i t h o u d i n g s v e r m o g e n te h e b b e n d a n deze v o g e l s , w a n t als hij d o o r z e t d a n
s t r i j k e n zij o p 't laatst o p d e n g r o n d neer en w o r d e n d o o r
h e m gegrepen.
93

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
Intusschen waren mijn Massais weder teruggekomen ook
nu weer met een gevangen vogel, die helaas weer een wijfje
bleek te zijn. D a a r de vogel echter niet bezeerd was, gaf
ik hem na hem naar hartelust te hebben bekeken, weer de
vrijheid. V a n het eerste gedoode exemplaar w e r d een huid
gemaakt, die mij later helaas w e r d ontstolen.
Voorttrekkende zagen wij af en toe een of meer b u s h p i g s " ,
(Potamochoeruj cboeropotamuJ), die altijd z r schuw waren.
W i j kwamen nu aan een diepe inzinking in het land, waar
het waarschijnlijk wat vochtiger was, althans zij was dicht
begroeid met allerlei boomgewas. D o o r enkele van die boomen
groeide een wonderlijke klimplant met geelgroene vierkante
stengels, die uit lange geledingen schenen te bestaan (JPitU
quadrangularU). Bij elk jonger gelid waren enkele kleine blaadjes en ook luchtwortels. D e stengels waren ongeveer zoo
dik als een pink. Ik nam een stek mede van deze plant en
gaf die later aan den Hortus te Amsterdam, waar het wortels
maakte en ging groeien!
Later kwamen wij langs een doornboom van de soort,
waaronder ik in de Kedang vallei in een Booma gezeten
had. O p de kruin van dezen boom, die plm. 20 voet hoog
was, was een reusachtig nest, dat bleek van een secretarisvogel (Secretaritu lecretariu) te zijn, die, toen wij naderden,
er af streek en op den grond ging loopen, waarna de tweede k w a m aanvliegen en zich bij hem voegde. Ongelukkig
was het niet mogelijk den doornboom te bestijgen van wege
de kwaadaardige stekels.
In deze zelfde gras steppen zag ik in de verte een grooten
troep groote roodbruine apen met lange staarten, z.g. huzaren-apen, die echter spoorloos verdwenen, toen ik er naderbij trachtte te komen.
94

29. Stek v a n f^itU quadrangulari


n a twee j a a r i n den
H o r t u s van A m s t e r d a m . (Bladz. 94)

30. Stek v a n Vianilla planifolia v a n de Chaniafalls n a


twee j a a r i n den H o r t u s v a n A m s t e r d a m . (Bladz. 110)

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
O p een a v o n d gingen w i j n a a r de r i v i e r , w a a r i k de o l i fanten gezien h a d en gingen w i j o p d e n h o o g e n o e v e r z i t t e n
i n de n a b i j h e i d v a n een w a t e r p i a s o m te z i e n , w a t d a a r a l
zoo z o u k o m e n d r i n k e n .
H e t eerste, w a t mij o p v i e l , w a r e n een p a a r groote k l a u w i e r e n . Z i j w a r e n v a n b o v e n grijs met w i t t e n b o v e n k o p en
w i t t e stuit, t e r w i j l d e k o p z i j w a a r t s z w a r t e afteekeningen
v e r t o o n d e . E i g e n l i j k m a a k t e n deze vogels d e n i n d r u k v a n
k l e i n e gaaien te zijn, zij b e h o o r d e n echter tot de familie d e r
k l a u w i e r e n , d i e i n O o s t - A f r i k a b i j z o n d e r r i j k a a n soorten i s .
T o e n k w a m e n eenige r o o d b r u i n e v i n k e n met g r i j s a c h t i g
en w i t g e s c h u b d e k o p p e n , w i t t e stuiten en z w a r t e staarten
a a n d e n p l a s d r i n k e n (Odontojpiza canicepJ). D e z e v o g e l s g a v e n
geheel d e n i n d r u k v a n A u s t r a l i s c h e g o r d e l a m a d i n e n e n v e r w a n t e n en w a r e n z r m o o i .
H i e r n a z a g i k een heele familie grijze i c h n e u m o n s , bestaande u i t een p a a r oude, die k e n b a a r w a r e n a a n h u n lange
opgebogen staarten, en een a a n t a l b i j n a v o l w a s s e n jongen,
een p a a r k e e r o v e r het z a n d v a n de r i v i e r b e d d i n g h e e n en
w e e r l o o p e n . E i n d e l i j k g i n g een d e r o u d e n , die mij b l i j k b a a r
gezien h a d , r e c h t o p z i t t e n o m mij g o e d o p te nemen. D i t
v i e l z e k e r slecht v o o r mij u i t , w a n t d a a r n a v e r d w e n e n d i e
diertjes en k w a m e n niet terug.
O o k v e e l grijze z w a r t g e r i n g d e t o r t e l d u i v e n k w a m e n d r i n k e n en eenige g l a n s s p r e e u w e n .
T o e n b e g o n het d o n k e r te w o r d e n en w e r d het moeilijk
k l e i n e vogels te o n d e r s c h e i d e n , z o o d a t w i j d e n terugtocht
aanvaardden.
I n het v o o r b i j g a a n w e e s de M a s s a i h o o f d m a n mij n o g ,
met niet g e r i n g e n trots, een w e r k d a t zij i n de r i v i e r gemaakt hadden.
95

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

In den Hoogen oever was n.1. een gat, waarin een waterbron. Vroeger, vertelde hij mij, Hep dat water als het gat
vol was eenvoudig over den kant naar de lager gelegen rivier en vormde daar een plas. Onlangs nu hadden zij met
behulp van steenblokken een soort grooten bak gemaakt,
waar nu het water inliep van de bron en die bak Hep dan
pas over, als hij vol was.
Vroeger, vertelde hij mij, ging veel water verloren bij het
drinken van vee, doordat dit in de plas Hep en die tot een
modderpoel maakte, nu konden zij alln met de koppen in
dien langen steenbak komen om te drinken en het water
bleef zuiver en er ging niets verloren.
Ik gaf hem mijn bewondering te kennen over zijn werk
en ik moet eerlijk zeggen, dat ik verrast was dat een Massai uit eigen aandrift zoo iets maken kon.
In het veld ziet men midden tusschen het lage struikgewas vierkante kale plekken in het gras van pl.m. 4 M .
oppervlakte, waar elk spoor van plantengroei ontbreekt.
De grond op deze kale plekken is geheel geHjk en glad gemaakt. Ergens bij een der zijkanten, dus niet in het midden,
is een gaatje in den grond ongeveer zoo groot, dat men er
zijn duim in kan steken en dicht bij dat gat Hgt een vlakke
hoop afgesneden stukjes gras van ongeveer 1 a 17* c . M . lengte.
Indien men nu een oogenbHk blijft staan, dan ziet men hoe
een aantal mieren stukjes gras naar dien hoop brengen, terwijl andere weer stukjes uit dien hoop halen en er mede
in het gat verdwijnen. Hun doel is de stukjes gras een zekere graad van droging te doen ondergaan, waardoor zij
geschikt worden voor een gistingsproces in de diepte, dat
zwammen te voorschijn doet komen of althans daaraan voedingsgrond verschaft. De aldus gekweekte zwammen dienen
J

96

IN H E T Z U I D E L I J K E W I L D R E S E R V A A T

den mieren tot voedsel. D e mieren zijn een onsterk volk,


evenwel bereiden zij in den zomer hare spijs." (Spreuken 30 v. 25).
N u ik toch over mieren spreek w i l ik nog even vertellen
van andere mieren, die dikwijls in mijn tent kwamen. A l s
ik daar mijn ontbijt gebruikt had en de zwarten hadden het
tafeltje met de resten opgeruimd, dan kwamen van verschillende kanten mieren aanwandelen om kruimels op te zoeken.
In hoofdzaak bestonden die mierenbezoekers uit twee soorten, n.1. kleine, zwarte miertjes en groote donkerblauwe, die
zoowat dubbel zoo groot waren als onze Europeesche bruine
boschmieren, die in de dennenbosschen hun nesten maken.
De kleine, zwarte mieren deden precies zooals gewoonlijk
andere insecten doen; als men ze wegjaagt, dan gaan ze een
eindje weg, maar komen direct terug. De groote, blauwe
mieren deden echter geheel anders. A l s ik ze wegjoeg, dan
Hepen ze hard weg met alle teekenen van angst, Hepen de
tent uit, en kwamen vooreerst niet terug. Zoo ging het altijd
met de groote blauwe mieren en altijd met de kleine zwarte.
Toen wij den dag, vrdat wij naar het station K i u zouden teruggaan, 's morgens om elf uur aan ons kamp terugkwamen, ontbrak de tentboy, die er als naar gewoonte voor
moest zorgen, dat water enz. in mijn tent zou zijn om mij
Op te frisschen na den urenlangen trek door de hitte en
toen ik mijn tent betrad werd ik onaangenaam verrast door
te zien dat mijn suitcase" ontbrak, natuurlijk met alles wat
er in mocht zitten. Judd dacht eerst dat de boy, Saidi genaamd, den koffer zat op te poetsen, maar toen hij bleek
onvindbaar te zijn, begonnen wij ons ongerust te maken.
Eindelijk tegen twaalf uur kwam Saidi aanwandelen en
beweerde, na ondervraagd te zijn, van niets te weten; hij wist

97

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

ook niet te zeggen, waarom hij wegging op een uur dat hij
er zijn moest, noch waar hij geweest was.
De zaak is nooit opgehelderd, maar naar mijn overtuiging
was hij er achter gekomen dat er in dat koffertje geld was,
benevens mijn revolver, die ik zoo goed als nooit mede nam.
Ik had namelijk gemerkt dat hij een paar dagen geleden in
het koffertje gesnuffeld had, toen het ding toevallig niet gesloten geweest was. Judd zond nu echter onmiddellijk een
boodschap naar den Massaihoofdman, daar de moge lijkh eid.
toch altijd bestond dat een van zijn volk had mede geholpen aan den diefstal. Hij kwam dadelijk, vergezeld van de
oudsten van zijn dorp en het geheele gezelschap ging in een
kring voor mijn tent zitten, terwijl Judd het geval voordroeg.
E r werd over en weer veel gepraat, Asnari beweerde
dat zijn huid wel zwart was, maar dat zijn hart blank was,
en dat hij nooit iets van een blanke zou stelen, en dat indien een van zijn volk het gedaan had, het zou uitkomen.
Zij gingen toen weg om zich wat verder in een kring neer
te zetten om onder elkaar te delibereeren.
Indien, zooals nu nog mijn meening is, de Massais niets
met het geval te maken hadden, dan speet het mij, dat zij
onder verdenking kwamen, want gedurende den geheelen
tijd, dat wij in hun buurt geweest 'waren, hadden zij de
grootste hulpvaardigheid getoond in het opsporen van wilde
dieren, de hoofdman vooral.
Een van zijn mannen, die ook eiken keer medeging, had
opgemerkt, dat ook de bloemen mij zeer interesseerden en
van dien tijd af bracht hij mij geregeld elke vreemde bloem
of plant, die hij zag. M e t een vriendelijken glimlach werd
mij die overhandigd. E n als hij dan zag, dat ik de bloem of
plant mooi vond, had hij de grootste pret.
98

U i t : A. Radclyffe Dugmore, Camera adventurea in the African wilds

33. Koemesthut der Massais, vrouwen en kinderen ervoor. (Bladz. 99)


U i t : A . Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

34. Massais met hun vee. (Bladz. 99)

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

Den volgenden morgen ging ik naar de munyata in onze


buurt denkende Asnari aan te treffen, ik vond er echter
alleen vrouwen. De mannen, vertelde een vrouw mij, waren
naar een naburige munyata gegaan om over de sanduko
(koffer) te spreken. Onderwijl bood zij mij aan een paar
hutten te gaan zien, toen zij zag, dat ik er nieuwsgierig
naar keek.
Die hutten zijn vrij groot, als 't ware uit n stuk gebouwd, met vrij vlakken, ronden bovenbouw en bestaan geheel uit koemest, die over een geraamte van takken gestreken is. De vrouwen doen dit met de handen zonder werktuigen. Deze hutten staan om een rond plein, dat aan den
buitenkant verdedigd is tegen leeuwen enz. door een dikken hoogen wal van doorntakken en er is maar n ingang,
s Avonds wordt al het vee op het plein gedreven en de ingang met doorntakken gesloten, 's Morgens gaat het vee er
weer uit en wordt door de mannen en jongens gehoed. Hoeveel mest er dan gedurende den nacht neervalt in die ruimte
en hoeveel vliegen daarvan het gevolg zijn, kan men zich
voorstellen, als men weet dat in een enkel dorp vele honderden stuks vee zijn! Asnari beweerde, dat zijn dorp er bijna
twee duizend had, maar nageteld heb ik ze niet!
De Massai vrouw, die mij te woord stond, bood dus aan
mi) een paar woningen te laten zien en kroop de zich zijwaarts bevindende, toegangsopening in, een hand achter zich
uitgestrekt houdende, opdat ik die zou aanvatten en zij mij
zoo in het donker zou kunnen geleiden. Ik deed zooals van
mij verwacht werd en kroop haar na.
Eerst kwamen wij aan een vierkant afgesloten ruimte,
waarin zich pas geboren kalveren bevonden, die men door
een opening, waarvoor een soort hekwerk was van takken,
99

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

kon zien. Toen maakte de gang een koek naar links en zag
ik links van mij weder een kleinere soort kamer" en eindelijk kwamen wij recht vooruitgaande in het eigenlijke woonvertrek. Daar bevond zich een smeulend vuur op eenige steenen als onderlaag, en rechts daarvan een gedroogde of gelooide koehuid op den grond uitgespreid. Die koehuid diende
als slaapplaats, van huisraad was geen spoor te vinden!
Nog een tweede hut werd ik binnengeleid en die was precies hetzelfde, alleen stond daar een laag bankje, dat naar
ik begreep de hoofdman gebruikte. Die hutten waren z
laag, dat men er niet rechtop kon staan.
N a inspectie der twee hutten kwamen meer vrouwen voor
den dag, allen vol metalen versierselen, zooals ik vroeger beschreef en toen kwamen ook eenige kleine kinderen, die mij
allen handjes moesten geven. Handgeven is naar men mij
mededeelde ook een gewoonte der Massais, alleen was het
oude gebruik eerst in de hand te spuwen voor men die gaf.
Zij zijn er thans echter achter, dat de blanke dit onaangenaam vindt en doen het tegenover hem dus niet meer.
N a de vriendelijke vrouwen vaarwel gezegd te hebben,
ging ik weer naar mijn kampement terug en een uur later
kwam Asnari met gevolg weer aan om te vertellen, dat hij
bij zijn buren geweest was en een streng onderzoek naar
de vermiste sanduko zou plaats hebben. Ook werd nog naar
de politie getelegrapheerd door een renbode, die naar K i u
gezonden werd met een telegram dat vandaar uit verzonden
kon worden. Alles richtte echter, ook op den duur, niets uit
en mijn opinie dat mijn tentboy" den diefstal begaan had,
bleef onveranderd. De koffer heeft hij in het bosch verstopt
en zal dien zijn gaan halen, althans den inhoud, bij de eerstvolgende gelegenheid, wellicht weken later!
100

U i t : A . Radclyffe Dugmore, Camera adventurea i n the African wilds

35. Kringgat waterbokken tegen een droge helling. (Bladz. 101)

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T
D a a r er d u s niets tegen de M a s s a i s w a s u i t g e k o m e n en
v r i e n d A s n a r i , z o o a l s i k reeds zeide, mij steeds groote d i e n sten b e w e z e n h a d , z o o s c h e i d d e n w i j a l s v r i e n d e n en g a f i k
h e m een k l e i n geschenk als a a n d e n k e n . H i j v r o e g mij d a a r o p
o f i k h e m een schriftelijk b e w i j s w i l d e g e v e n , d a t i k h e m
dat geschenk v e r e e r d h a d , o p d a t m e n niet z o u d e n k e n dat het
v a n d e n d i e f s t a l stamde. N a t u u r l i j k d e e d i k dat. D e n v o l genden m o r g e n w e r d het k a m p o p g e b r o k e n en v e r t r o k k e n
w i j met a l ons h e b b e n en h o u d e n langs d e n k o r t s t e n w e g
n a a r K i u , w a a r alles o p d e n t r e i n gezet z o u w o r d e n .
H e t g i n g w e e r o v e r het g e w o n e t e r r e i n , b e r g o p , b e r g
af, g e v o l g d d o o r d e n o s s e n w a g e n en de lange rij dragers.
T V i j zagen w e e r G r a n t g a z e l l e n , e n k e l e b l a u w e gnoes, k l e i n e
troepjes zebra's en k o n g o n i ' s en toen w i j K i u n a d e r d e n , p l m .
l ' / i u u r er v a n d a a n , z a g i k o p 't laatst n o g een a n t i l o p e n soort, die i k n o g niet gezien h a d , n.1. een k l e i n e n t r o e p v a n
z e v e n w a t e r b o k k e n . (jCobud eUipdiprymnuj). Z i j d e d e n h u n n a a m
geen eer a a n , w a n t v a n w a t e r w a s o p geen mijlen a f s t a n d
s p r a k e . Z i j b e v o n d e n z i c h tegen een d o r r e , met s t r u i k e n begroeide h e l l i n g i n gezelschap v a n een t r o e p z e b r a s. H e t w a r e n
p r a c h t i g e , groote b l a u w b r u i n e d i e r e n met w i t t e t e e k e n i n g o m
h a l s en staart, en w e l v i j f v o l w a s s e n wijfjes, een o u d e b o k
en een jonge b o k . T o e n i k ze a a n d a c h t i g bekeek, v i e l mij
het v o l g e n d e o p :
D e w i t t e staartteekening v o r m d e bij
een gesloten r i n g , bij a n d e r e w a s het
o n d e r d e n staart, bij d e n b o k w a s het
niet geheel a f g e w e r k t " w a s en bij het
weer volkomen.

een d e e l d e r geiten
m a a r een s p i e g e l
een r i n g , d i e echter
j o n g w a s de k r i n g

N u i s het i n E u r o p a i n de m u s e a g e w o o n t e de w a t e r b o k k e n met spiegel en met k r i n g als t w e e goede soorten te


101

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

beschouwen en zij hebben zelfs ieder een anderen specifieken naam. M i j n geloof i n deze soortsonderscheiding is na
hetgeen i k gezien heb sterk geschokt. H e t troepje, dat i k zag,
was zonder twijfel n familie en zou die uit twee soorten bestaan ? H e t komt mij juist voor aan te nemen, dat de spiegel
en de kring geen specifieke onderscheidingen zijn, maar individueele variaties bij n soort.
In de struiken van de helling, die w i j doorschreden i n de
buurt der waterbokken, groeiden wonderlijke, ruim zes voet
hooge bloemstengels met een aantal groen en witte bloempjes
en lange smalle bladeren. D e planten geleken sprekend op
de bekende Erununuf, die echter i n Azi thuis is.
H e t was een lange, warme tocht, die trek naar K i u en i k
was blij toen w i j onze bestemming bereikt hadden. Voor den
nacht werden de tenten weer opgezet en den volgenden dag
zou alles op den trein geladen worden.
D i e n dag, terwijl i k op het uur van vertrek zat te w a c h ten bij het stationnetje, k o n i k een aantal kleine zwarte
suikervogeltjes bewonderen met bloedroode borst, die honing
zochten i n de bloemen der Sizals, die aldaar i n een tuin geplant waren.
O o k roode vuurvinkjes waren er talrijk, terwijl i n de
lucht zeer groote z w a l u w e n met zeer verlengde staarten
rondvlogen. E r waren nog meer soorten zwaluwen, o.a. een
soort, die prachtig b l a u w en w i t was.
JEen aantal prachtige glansspreeuwen (Spreo mperbuJ) zaten
in de eucalyptusboomen te zingen en schitterden i n de zon
en dan waren er nog w i t en zwarte klauwieren en een aantal minder opvallende vogels, die zoo uit de verte niet thuis
te brengen waren.
Eindelijk k w a m de trein en voor 't laatst zag i k de met
102

IN H E T ZUIDELIJKE W I L D R E S E R V A A T

rose convolvulusstruiken begroeide helling achter het stationnetje en, toen alles was ingeladen, begon de terugreis naar
Nairobi, waar wij zonder ongeval, maar na een lange reis
(het was een goederentrein), aankwamen en waar ik weer
mijn intrek nam in het Norfolk Hotel.

103

HOOFDSTUK V

DE AUTOTOCHT O M D E N KENYA
pl.m. 400 Engelsche mijlen
In Nairobi teruggekeerd en nog enkele dagen ter beschikking hebbende vr mijn vertrek uit Afrika, besloot ik een
tocht per auto te maken om den Kenya, den sneeuwberg onder den evenaar, die 5196 M . hoog is.
Ik had in Europa reeds vernomen, dat dit waarschijnlijk
wel mogelijk zijn zou en wel op een gemiddelde hoogte van
pLm. 7000 voet en ik ging dus op informatie uit. M e t behulp van Judd werd iemand gevonden, die aannam mij in
drie dagen om den Kenya te rijden, waarbij ik dan tweemaal onderweg zou overnachten.
De eigenaar van de auto, die tevens als chauffeur dienst
zou doen, beweerde dat er voor dat overnachten op twee
plaatsen gelegenheid zou zijn zonder dat wij daarvoor dekens
enz. behoefden mede te nemen, terwijl ook voor eten gelegenheid zou zijn. Vertrouwende op zijn mededeelingen, besloot ik den tocht te ondernemen, maar vroeg voor alle zekerheid aan Judd om mede te gaan. Hierin stemde hij toe,
daar hij ook nog eenige dagen vrij was en zelf dien tocht
in zijn geheel nooit gemaakt had.

107

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


O p een ochtend werd dus hetgeen wij in ieder geval noodig dachten te hebben in den wagen geladen en om negen
uur verheten wij Nairobi.
W i j gingen in noordelijke richting over een goeden weg,
over bergachtig terrein, eerst rechts en links bewoond, later
meer sporadisch.
N a een drie kwartier rijden maakte mijn chauffeur mij opmerkzaam op een grooten troep pallah's, die niet ver van
den weg tegen een berghelling graasden. Hij vertelde mij,
dat het particulier terrein was en dat de eigenaar ze streng
beschermde. De dieren wisten dat zoo goed, dat zij bijna
nooit ergens anders heengingen en dan bij onraad direct
naar hun vrijplaats terugkeerden.
Van een hoogte afrijdende kwamen wij over een brug,
die een papyrusmoeras dat zich hoofdzakelijk naar rechts
maar ook naar links uitstrekte overbrugde.
Het was een heel mooi en eigenaardig gezicht deze neigende pl.m. 12 voet hooge stengels van zachtgroene kleur
met draderige, gedeeltelijk afhangende hoofden.
Hier en daar leidde een geheimzinnige doorgang in dit
stengelgewar naar een meer open gedeelte en herinnerde er
aan dat vroeger, vrdat zij vernield waren, nijlpaarden in
dit moeras, dat zeer diep water bevat, hebben gewoond.
Nog enkele malen leidde de weg door zoo'n papyrusmoeras en toen wij wat later langs een ondiep stuk water kwamen, dat met gras en biezen begroeid was, werd ik verblijd
door het zien van een troep van zestien kroonkranen (JBalearica regulorum), die zich daar rustig vermaakten en waar
ik, nadat ik de auto had laten stilhouden, vrij dicht bij kon
komen zonder ze te verontrusten. Later zag ik een groote
grondkoekoek, wit van onderen, bruin van boven en met
108

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


zwarten kop, die spoedig onder een struik verdween (Centropiu) monacbuJ).
Wij kwamen nu, na een brug boven een waterval gepasseerd te zijn, te Thika aan, waar wij halt hielden om
eenige ververschingen te gebruiken in het hotelletje aldaar.
Dit hotel bestaat uit een gebouw, waar men ververschingen kan krijgen en een aantal hutten, die voor logies zijn
ingericht.
N a het eten gingen wij de omgeving bekijken. Vlak bij
het hotel is een prachtige breede en hooge waterval, de Chania
falls' , waar wij reeds overheen gereden waren, maar die
wij nu vanuit de diepte gingen bewonderen. AVij stegen dus
af in de kloof en het was zeker de moeite waard, wat ik
te zien kreeg.
De rotswanden van de kloof zijn prachtig begroeid met
een oeroude plantenweelde. Behalve de oude boomen ziet
men een massa klimplanten en epiphyten, die de oude stammen vereenigen en bekleeden. Hier en daar steekt een palm,
die wat de bladeren betreft wel wat op een cocospalm gelijkt,
zijn kruin van glanzend groene bladeren in de hoogte. Soms
ook hangt een boom met smalle, platte stam een hoek vormend boven den afgrond, een aantal luchtwortels naar beneden zendende tot steun.
O p een der wildste plaatsen, waar het water tusschen
steenblokken zijn weg zocht, zwom een zeer eigenaardige
duikvogel, dien ik nog niet gezien had, een zoogenaamde vinvoet (Podica spec), die zich echter spoedig door duiken aan
mijn gezicht onttrok.
O p steenen in het water liepen een aantal grijze kwikstaarten met witte kelen.
Tegen enkele zware boomen slingerde zich een wonder109

DE AUTOTOCHT O M DEN KENYA

lijke klimplant met ronde stengels, ruim zoo dik als een
duim, die uit geledingen schenen te bestaan, echter geen
blad hadden. Deze stengels waren donkergroen en glanzend
en deden aan een slang denken.
Een stek van deze plant nam ik mede en gaf die in Holland gekomen aan den Hortus te Amsterdam, waar het
onder de goede zorgen van den hortulanus, de heer van
Laren, wortel schoot en ging groeien, na pl.m. 5 weken in
mijn bagage verblijf te hebben gehouden. Het bleek een
soort vanille te zijn (V^andLa pLanljoLid).
Nog een heel eind Hepen wij langs den bergstroom, daartoe in staat gesteld door een soort pad, dat de directie van
het hotel er had laten maken en dat naar ik vermeen naar
een tweede, kleinere val voert.
Zoover konden wij echter niet gaan, daar het anders te
laat zou zijn geworden, want wij moesten nog veel verder
voor den nacht.
W i j vervolgden dus onzen weg steeds over bergachtig
terrein en steeds, naar het mij voorkwam, rijzende en kwamen
nu te Fort Hall, dat een vrij aanzienlijke nederzetting is.
Wij passeerden hierbij de Thika, die daar reeds een vrij
breede rivier is en gingen daarna in N . W . richting om de
Kenya, welker besneeuwde toppen wij reeds geruimen tijd
in 't gezicht hadden gekregen.
De Kenya, die minder hoog is dan de Kilimandsjaro, heeft
een geheel anderen vorm dan deze.
De Kilimandsjaro heeft een reusachtigen sneeuwkoepel,
die een overweldigend effect maakt en is pl.m. 5890 AI.
hoog.
De Kenya is meer plat uitgebreid en heeft van onderen
gezien twee scherpgetande sneeuw- en gletscherpunten.
110

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


N a Fort Hall kwamen wij te Nyeri, ook al weer een
klein plaatsje uit eenige huizen en een herberg bestaande.
Wij dronken daar thee en daarna ging het weer verder
over vrij hobbelige wegen.
Zoo langzamerhand kwamen wij op een uitgestrekte hoogvlakte met aan den zuidkant de Kenyatoppen met hun sneeuw
en ijs en naar het noorden lagere bergen in 't verschiet.
Die hoogvlakte met haar lange grasbegroeing bood blijkbaar een woonplaats aan tallooze vogels, zoowel wat het
aantal individun als soorten betreft.
Het meest in het oog loopend waren de weduwvinken,
waarvan de zwarte mannetjes met lange staarten overal
opvielen.
In hoofdzaak waren het twee soorten, die men zag en wel
die met rooden kop {Penthetria laticaudd) en de ook reeds
vroeger vermelde Jacksonweduwvinken.
Zij kwamen voor in groote vluchten en dan zag men af en
toe een eenzaam wit en zwart bont weeuwtje (J^idua derend).
Zelden zag men een veel grootere soort met vollen langen
staart, zwart, met rood en witte schouders, den Oost-Afrikaanschen vorm van Chera prognc uit Zuid-Afrika {Chera
projjne delantert).
Verder herbergde het gras tallooze bruine leeuweriken,
kwartels, loophoentjes, piepers en vinken, die echter veel
sneller verdwenen dan de zwarte weeuwtjes.
W i j naderden nu meer tot de hoofdtoppen van den Kenya,
waarvoor zich lagere voorgebergten en een grasvlakte uitstrekten. Daar zagen wij groote troepen zebra's en eenige
Grant- en Thomsongazellen.
Toen ging langzamerhand de zon onder, de wolken aan
den horizon werden zacht grijs met zilveren teekening, toen
111

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

ontstond een opening langs de aarde onder de wolkenmassa.


Deze opening werd rose gekleurd en toen schoot dit rose
achter de grijze bank, om daarboven de losse fijne w olkjes
evenzoo rose te kleuren, toen ontstonden boven de bank
breede, witte stralen, die de aarde als centrum hadden.
Het rood gloeide hierop nog een oogenblik sterker door
en toen verbleekte het. De witte stralen losten zich op en
al de pracht verdween om plaats te maken voor een grauwe
avondschemering, die weldra in duisternis overging, juist toen
wij de nederzetting bereikten, die ons nachtverblijf zou geven
en voedsel.
De naam van deze nederzetting is Nanyuki; zij bestaat uit
enkele woningen van blanken, een negerdorpje en een hotel .
Het hotel bestaat uit een in hout opgetrokken gezelschapslokaal, waar gegeten wordt en uit een zestal grashutten, elk
met twee bedden voorzien om den nacht door te brengen.
Een dezer hutten werd mijn slaapvertrek en na den avondmaaltijd ging ik er spoedig heen, doodvermoeid van den
langen autotocht over slechte wegen.
De hut had een deur, was van binnen ruim en bevatte
behalve een paar bedden, waschtafel met gerei en een paar
stoelen; het liet niets te wenschen over!
's Morgens half zes was ik wakker, en vol nieuwsgierigheid keek ik uit mijn deur om te zien hoe de omgeving, waarin
wij den vorigen avond in donker waren aangekomen, er uit
zou zien. Het eerste wat mij trof was het schitterend uitzicht op den Kenya, den sneeuwberg onder den Equator!
Den vorigen dag hadden wolken steeds gedeelten van den
berg verborgen gehouden, heden lag hij duidelijk voor mij
in al zijn eigenaardige schoonheid, breed uitgestrekt als gesteund door begroeide hellingen en bekroond door getande
112

Uit: A. Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

36. D e K e n y a b e r g (5195 M . hoog), zooals ik dien zag van de noordelijke hellingen op 7000 voet hoogte.
(Bladz. 112)

DE AUTOTOCHT O M DEN KENYA

sneeuwtoppen. Het geheel scherp uitkomende tegen den helderen Afrikaanschen ochtendhemel.
Hier in mijn nabijheid waren naar den bergtop oploopende
grasvlakten, waar troepen zebra's Hepen te grazen.
Om ongeveer zeven uur, na- in de eetkamer" ontbeten te
hebben, bestegen wij weer de auto, want de tocht zou dien
dag vr zijn en het zou vl geluk en inspanning kosten om
dienzelfden nacht een plaats te bereiken, waar men kon
overnachten.
W i j reden dus weer dezelfde hoogvlakte in, in oostelijke richting, bijna onafgebroken in 't zicht van de Kenya
toppen, op een hoogte van phn. 7000 voet.
Langs den weg Hepen onder de hoede van hun ouders,
twee aardige, kleine kroonkieviten, die er als kleine mannetjes
uitzagen en zich in het gras op zij van den weg verstopten,
na eerst een eind medegeloopen te zijn.
W a t verder wandelden, zonder zich om ons te bekommeren, een paar kroonkranen, terwijl ook een groote, grijze trap
(OtU cafm) en later een kleinere z.g. koraan", die, als hij
vHegt, geluiden maakt als in Europa de wilde ganzen, eerst
voor ons wegHepen en daarna opvlogen.
W i j kwamen langs wonderHjke als uit rotsblokken opgestapelde bergen, waarvan de top soms op de rune van een
kasteel geleek, dan kwamen wij door een bosch van de eigenaardige Junipcnu procea, die de helHngen van den Kenya bedekt onder de zne der bamboesbosschen en toen reden wij
door een ondiepe rivier, door middel waarvan in het Juniperusbosch, een bergstroom het water van den Kenyatop naar
beneden voert en in dien kouden stroom zag ik een paar
zwarte witgestippelde eenden (Aria* spana), die mij uit de
Zwarte bergen nabij Oudshoorn in Zuid-Afrika bekend waren.
113

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

Oeroud zagen die Juniperusboomen en grillig waren hun


gestalten, hetgeen nog opvallender werd gemaakt door de
begroeiing met lange, grijze baardmossen, die sommige geheel
bedekten.
N a het Juniperusbosch volgde weer open terrein met
hier en daar een mimosa, terwijl overal grillig gevormde
alo's een nieuw beeld aan het landschap gaven. Deze alo 8
hadden schelroode bloemen, een enkele maal gele, en de
oude exemplaren hadden lange stammen, die er dikwijls
hoogst eigenaardig uitzagen.
De weg, dien wij volgden, was toevallig vrij druk bezocht
op dat gedeelte en wel door Somalis, die troepen muilezels
en schapen uit hun vaderland naar de Engelsche kolonie
dreven om ze te Nairobi, waar een markt zou zijn, te verkoopen. Alen deelde mij mede, dat sommige dezer menschen
wel drie maanden aldus onderweg waren en ik bewonderde
het uithoudingsvermogen dezer woest uitziende zwarten, die
op deze wijze kwamen handeldrijven.
Dat de weg, die meest eenzaam en verlaten was, dezen
dag zoo druk was, zou mij later goed te pas komen!
De weg was n.1. tot nog toe goed berijdbaar geweest, al
was hij wat oneffen, maar al spoedig werd hij in een hol gedeelte modderig met van die vasthoudende plakkende bodemlooze Afrikaansche modder!
De auto had steeds meer moeite verder te komen en op eens
zonk hij rechts tot aan de assen in de modder en zat muurvast.
Een Indir, die eigenaar was van een troep muilezels, die
door zwartgepruikte Somalis werden voortgedreven en juist
voorbij kwam, gaf direct aan zijn mannen order om te helpen losgraven en duwen, maar alle moeite bleek tevergeefs
te zijn, het ding was niet te bewegen. Ik begon al visioenen
114

38. Twee dobbelende Kikuyu jongens, die Gotha" spelen.

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


te zien van een nacht in de auto op deze koude hoogte zonder dekens en zonder voedsel, toen een Engelsche kolonist
op een muilezel kwam aandraven en vroeg wat het geval was.
Dat was spoedig uitgelegd, trekken en duwen had niet
geholpen. D a t is niets", zeide hij, straks komen een twintigtal ossen van mij voorbij en er is ook tuig bij. Ik zal er
eenige voor U w wagen spannen en dan zal het wel gaan."
N a een kwartiertje waren de ossen present, acht er van
werden onder het juk gezet, maar weigerden te trekken, omdat zij maar half gedresseerd waren, zeide de eigenaar. Hij
zou ze wat opwarmen, zeide hij, en met een lange lederen
zweep en oorverdoovend geschreeuw werden de ossen nu
bewerkt. Een paar maal tevergeefs, toen eindelijk gelukte
het. Ik zal ze de kar tot over den naasten heuvel laten trekken", zeide de hulpvaardige man, daarna wordt de weg weer
droog." Zoo gezegd zoo gedaan, het visioen van een ijskouden
nacht op 7000 voet hoog verdween en welgemoed baggerde
ik door de modder achter de kar aan, die ignobel door ossen
werd voortgetrokken en nog geduwd door naakte wilden.
O p den heuvel gekomen bleek de weg inderdaad droog
te worden en gaf het vooruitzicht, dat de wagen wel weer
zijn weg zou kunnen vervolgen. De dankbaarheid jegens den
eigenaar der ossen uitte zich, waarop deze met zijn menschen
en dieren verdween. Ik besteeg de auto weer en weg rolde
de wagen over den zich grillig slingerenden weg, die de
meest gangbare buigingen over de heuvels volgen moest.
W i j waren nog niet lang weer vlot, toen ik een troepje
der eigenaardige vinkleeuweriken (Pyrrbulauda UucotU), die
men een enkelen keer in Europa ingevoerd als zeldzaamheid te zien krijgt voor den wagen zag opvliegen.
Wij daalden nu en kwamen in vlakker terrein en daar
115

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

passeerden wij eene kleine kudde elandantilopen en toen


kwamen wij aan een riviertje, welks oevers met zwaar kout
begroeid was. Daar was een Somali bezig een muilezel te laten
drinken. Het dier schrikt voor de auto, rukt zich los en
loopt voor de auto uit, wij stoppen om den eigenaar gelegenheid te geven zijn dier weer op te vangen, de muilezel w i l
zich echter niet laten vangen en wij kunnen niet langer
blijven wachten, daar het modderincident ons toch al een
half uur gekost heeft. W i j namen dus den Somali in de auto
mede achter den muilezel, die maar steeds vooruit galoppeert
zonder rechts of links te willen uitwijken. N a eenigen tijd
zetten wij den man weer neer, denkende dat de muilezel wel
spoedig stoppen zal. Dit gebeurt echter niet en vele mijlen
rent het dier voor ons uit, tot hij eindelijk dichtbij een brug
komt, een zijpad inslaat en blijft staan.
Een paar negers, die daar staan, wordt het geval verteld
en gezegd dat de eigenaar een fooi zal geven als zij hem zijn
muilezel terugbrengen. Zij beloven dit te zullen doen, waarop wij hen zoo goed mogelijk aanwijzen waar en in welke
richting de eigenaar zich bevindt. O f de arme Somali zijn
muilezel terug heeft gekregen, wie zal het zeggen?
Het was een buitengewoon sterk dier en na zijn mijlen
lange galop voor de auto was hij op zijn best warm en
ging direct grazen alsof er niets gebeurd was! E n hij liet
zich toen door de negers vastgrijpen.
Even vrdat wij den muilezel vingen, kwamen wij langs
vochtig terrein waar buitengewoon zware mimosa's groeiden.
Eindelijk om pl.m. half twee kwamen wij weer in bergland, dat met bosschen begroeid was en bereikten Meru,
een kleine nederzetting, die prachtig gelegen is op de hoogte
en omringd is van oerwoud.
116

Uit: A. Radclyffe Dugmore, Camera adventurea in the African wilds

39. E e n C e d e r b o s c h " (Juniperu

spec.j. Tegen de hellingen van den K e n y a . D e takken der boomen met baardmossen begroeid (Bladz. 114)

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

Daar dichtbij woonde een setder, dien Judd gaarne spreken wilde en die, naar hij meende, ons 'ook wel wat thee
en brood zou geven.
De man bleek thuis te zijn en was dadelijk bereid ons
van het noodige te voorzien en terwijl een en ander gereed
gemaakt werd, had Judd zijn bespreking met hem, die helaas over jagen ging.
Onder een afdak lag een versche van het lichaam gescheiden kop van een buffelstier, dien de man dienzelfden
ochtend geschoten had en dien hij wilde conserveeren.
Hij vond zijn bestaan in het houtkappen en had een zaagmolen op zijn erf en vertelde mij van allerlei over de vreemde
boomsoorten, die hij in het bosch vond; b.v. had hij onlangs
een soort gevonden, die in normalen toestand holle stammen
had als een uitgehold pomphout. Hij had een exemplaar ervan naar Nairobi gezonden naar het forest department".
Dit had verklaard, dat het een geheel onbekende soort was.
Met hem vreemd voorkomende boomen had hij dit wel
meer gedaan, maar hij hoorde er later nooit meer iets van,
klaagde hij.
Met het brood en thee nuttigen en vooral met de eindelooze
bespreking tusschen Judd en hem, verliep weer veel tijd en het
was half drie voor wij wegreden om onze tocht te vervolgen.
W i j reden door prachtige oude bosschen en toen wij eindelijk te Chuka weer een kleine nederzetting aankwamen, was het na zessen en volslagen duister.
Ik dacht eigenlijk, dat dit de plaats was, waar wij zouden
overnachten, maar op een desbetreffende vraag vernam ik,
dat dit in Chuka niet ging, maar dat wij denkelijk in Ganges
wel onderdak zouden vinden. Daar zouden wij spoedig zijn,
heette het.
.17

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


Ondertusschen ging het maar door in de dichte duisternis,
half uur na half uur en ik bemerkte dat wij door prachtig
bosch reden mijl na mijl. Toen begon ik zoo langzamerhand
mijn geduld te verliezen en vroeg den chauffeur, die den
tocht had ingedeeld, of hij meende dat ik dien tocht maakte
om uren lang in stikdonkeren nacht al de schoone natuurtafereelen, die ik vermoedde, niet te zien en daarbij te riskeeren in 't donker op die steile bergwegen mijn nek te
breken. Ik deelde hem meteen mede, dat alles wat wij heden
in t donker niet zagen, morgen in 't licht door mij w l gezien zou moeten worden!
Steeds doorrijdende zag ik een paar boschbokken, die
het licht van onzen wagen overvallen, een eind in dat
medeliepen, eer zij zijwaarts in de duisternis verdwenen.
later viel het licht op een grooten, grijzen ichneumon
witten staart (Hcrpcste* albicaudd).

door
licht
Wat
met

O o k een haas verdwaalde in het licht en durfde er niet uit


te gaan, zoodat hij tusschen de wielen van de auto kwam,
die hem echter niet deerde.
Toen eindelijk omstreeks half negen, kwamen wij aan een
open plek, waar een ijzeren schuur stond met een paar woonhuis; es daarbij. D i t was Ganges en daar zou een menschlievende I n d i r wonen, die ons w e l helpen zou.
E r w e r d dus stilgehouden en er w e r d getoeterd en na
eenigen tijd k w a m een I n d i r voor den dag met witte turban en zwarten baard. L a n g w e r d met hem gesproken en
toen w e r d mij het resultaat medegedeeld. H i j wilde ons
gaarne helpen maar hij had maar n bed en geen beddegoed, maar hij zou ons van uit zijn store" nieuwe wollen
dekens ter beschikking stellen.
Het
118

eenige bed zou hij voor mij in de schuur opstellen.

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


J u d d zou i n de auto overnachten en de chauffeur op een
bank i n de veranda. V e e l eten had hij niet, maar hij zou
een k i p slachten (zooals de J o d e n dit met een geitebok deden
in de tijden van Mozes, als zij gasten kregen) en toebereiden en er w a t rijst bij koken.
M e t dankbaarheid nam i k alles aan en ondertusschen
w e r d een vuur, ontstoken om ons te verwarmen, maar dat
helaas vreeselijk rookte. Zooveel mogelijk buiten de rook
gingen w i j nu zitten en het duurde en duurde! O m half
negen waren w i j gekomen en om half elf zaten w i j er nog!
W a a r blijft het toch, Het i k vragen. O , het is direct klaar.
Spoedig daarop hoor i k een vreeselijk gehak. O m elf uur
weer gevraagd en weer hetzelfde antwoord. O m kwartier
na elven k w a m het eindelijk aan. D e k i p met kerrie oneetbaar sterk gemaakt en z fijn gehakt i n dobbelsteenen met
botten en al, dat er geen vleesch te vinden was. D e rijst gel u k k i g uitstekend en daarbij thee. W i j aten gauw, i k verdween i n mijn ijzeren schuin", de anderen, als gezegd.
O m zes uur stond i k op, na weinig slaap i n het veel te korte
bed zonder lakens en alleen kriebeHge wollen dekens.
W j ontbeten met enkele stukken brood, die w i j bij ons
hadden, de Indir zorgde voor thee en i k kocht een blik
met beschuiten van hem en later volgden nog een paar eieren,
die de geslachte k i p zeker eerst gelegd had. H e b t ge ook
wat zout, Het i k vragen. O ja, dat zou hij direct brengen.
Eerst k w a m hij een schoon papiertje ergens uithalen en toen
hoorde i k een geweldig geklop en gestamp w e l een k w a r tier lang. H i j maakt klipzout voor ons fijn, zeg ik, en zoo
was het ook; het gestampte zout k w a m op het schoone papiertje binnen. Toen wij klaar waren, Het i k hem bedanken
en vragen wat i k schuldig was. V a n betalen k w a m echter
119

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

niets in. Het blik met beschuit dat gij gekocht hebt, kunt
gij betalen, maar mijn gastvrijheid is niet te koop. Indien ik
door een ongeval 's nachts bij U om hulp was gekomen, dan
zoudt ge mij ook geholpen hebben, zonder betaling aan te
nemen, zoo is 't ook hier. "Wilt ge mij echter een dienst bewijzen, neem mij dan straks in U w auto mede tot Embu,
daar heb ik zaken te doen.'
Ik beloofde hem dat gaarne. Ondertusschen had ik mijn
chauffeur herinnerd aan wat ik gisteren gezegd had; wij
gingen dus terug naar Chuka door het niet geziene land en
daarna over Ganges verder. De man, dit moet gezegd worden, was er zonder tegenstribbelen toe bereid en wij bestegen de auto weer, den Indir belovende hem bij het terugkomen, op te halen. Het was zeven uur.
W i j reden eerst de hoogte in en door met struikgewas
begroeid land en op den grond Hepen troepjes vuurvinkjes
en roodbuikvinken, die naar graszaden zochten en zijwaarts
voor onzen wagen wegvlogen.
Wij maakten vele wendingen, den weg volgende, welks
loop door den vorm der bergen werd aangewezen en toen
kwamen wij in een bosch en ging het vooreerst naar beneden. Het was een prachtig bosch met wonderlijke boomen,
grillig van vorm, met groote bladeren en met kleine bladeren, bijna alle glimmend groen. Sommige bloeiden met zacht
paarse bloemen en andere waren bedekt met trossen witte
bloemen. E r waren boomen, die bijna geheel bladerloos waren, maar als met bloedroode kaarsen bezet. Daarbij was
alles begroeid met Hanen, die in lange festoenen naar beneden hingen hier en daar op een vochtige plaats stonden
een of meer palmen met haar donkergroene bladkruinen en elders stonden reusachtige dracaena's met gele vruchttrossen.
120

Vit: A . Radclyfle Dugmore, Camera adventurea in the African wilds

SB

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


E r w a r e n b o o m e n met w a a i e r v o r m i g e , l a n g e b l a d e n o p
stengels en er w a r e n w i l d e b a n a n e n met l i c h t g r o e n e b l a deren, d o o r s c h i j n e n d teer en fijn.
Steeds d a a l d e n w i j en i k b e m e r k t e , d a t een b e r g s t r o o m i n
de diepte stroomde, en h o e meer w i j d i e n n a d e r d e n , des te
w e e l d e r i g e r w e r d de p l a n t e n g r o e i i n deze beschutte k l o o f .
D e b a n a n e n b l a d e r e n w a r e n tot 14 4 15 voet l a n g en z e k e r
VI voet b r e e d , de k r u i p e n d e g e w a s s e n g r o e i d e n steeds d i c h ter en h i e r en d a a r w a s er een met f e l oranje b l o e m e n .
T o e n k w a m e n w i j a a n de p l a a t s beneden, w a a r w i j d e n
b e r g s t r o o m z o u d e n o v e r s t e k e n o v e r een b r u g en d a a r w a c h t te mij een o n v e r g e l i j k e l i j k m o o i natuurtafereel.
U i t d e n b e r g w a n d l i n k s v i e l k l e t t e r e n d de w a t e r s t r o o m ,
o m o v e r r o t s b l o k k e n e n t u s s c h e n steenen d o o r te l o o p e n , o n d e r de b r u g , w a a r i k o p s t o n d , i n de k l o o f rechts v a n m i j ,
t e r w i j l de b e r g w a n d o m d e n w a t e r v a l w a s gedost i n een
w e e l d e v a n p l a n t e n , die niet te b e s c h r i j v e n i s !
H o o g e b o o m e n met Hanen b e g r o e i d e n met grijze en b r u i n e
s t a m m e n i n v e l e r l e i soorten, v o r m d e n met d e n b e r g d e n achterg r o n d , en d a a r u i t k e k e n de p a l m e n , v o o r o v e r h a n g e n d d o n k e r g l i m m e n d g r o e n met h i e r en d a a r een d r a c a e n a als toevoegsel. E n o p een p l a a t s , w a a r w a t meer r u i m t e w a s , p r i j k t e
het geelgroen d e r b a n a n e n e n v o r m d e l i c h t p u n t e n i n de
groenmassa, die t o c h geen m a s s a w a s , w a n t elke v o r m Het
z i c h b e w o n d e r e n , z o o a l s zij d o o r d e n G r o o t e n K u n s t e n a a r
d a a r geplaatst w a s ! E n v o o r t r u i s c h t e de w a t e r s t r o o m , i n
K e n y a ' s s n e e u w t o p o n t s t a a n e n s c h o n k l e v e n a a n deze t r o pische w e e l d e !
R e c h t s v a n de b r u g w a s een v e i w i j d i n g e n o o k deze w a s
o m g r o e i d d o o r een zelfde p l a n t e n w e e l d e , die het w a t e r o m lijstte, z o o v e r als m e n z i e n k o n , tot het z i c h k r o n k e l e n d i n
121

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA

de kloof aan het gezicht onttrok. E n een groote bruin, zwart en


witte spoorkoekoek vloog op een struik om onmiddellijk te
verdwijnen in het plantengedrang aan den stroom, toen hij
mijn aanwezigheid bespeurd had.
Ik vervolgde mijn weg langs den anderen oever van den
stroom en had daar een herhaling van wat ik gezien had
aan den anderen kant, toen ik in de diepte afdaalde.
Bovengekomen kwamen wij weer door met struiken begroeid land, welke struiken getooid waren met gele, witte,
roode en paarse bloemen en toen daalden wij weer af in
een bosch in een kloof en wat ik gezien had de eerste maal,
zag ik weer, maar gewijzigd en niet geheel zoo indrukwekkend gevormd, door een anderen bergstroom, die niet z
schoone vallen had en niet z'n schoone omlijsting.
a a r n a kwamen wij over meer kaal hoogland met verrukkelijk vergezicht en bloeiende struiken langs den weg
en troepjes vuurvinkjes en roodbuikvinkjes, die voor ons wegvlogen, en eindelijk waren wij weer in Chuka, waar den
avond te voren de rit door de duisternis begon.
Hier Het ik omdraaien en zag ik al de pracht weer en,
te Ganges aangekomen, werden wij opgewacht door onzen
Indir, die op ons wachtte, opdat wij hem zouden medenemen.
W i j reden nu over een hoog open stuk land met rechts
en Hnks een diepe vallei en aan den overkant van die vallei
kwam een waterval (de Nina falls) uit een steilen berg en
stortte zijn water omlaag vele honderden voeten diep.
Afwisselend waren wij nu in de hoogte en dan in de laagte, de als plooien in dien berg zich bevindende insnijdingen
volgende.
E r waren struiken, die aromatisch geurden en bloemen
122

Uit: A. Radclyffe Dugmore, Camera adventures in the African wilds

43. Twee jonge Luipaarden, die van de wereld nog geen kwaad weten

DE AUTOTOCHT OM DEN KENYA


hadden, die op botergele margrieten geleken. Enkele struiken hadden bloedroode en andere porcelein witte bloemen
met een rooden stamper en meeldraden, andere hadden paarsblauwe gloxinia-achtige bloemen met wit hart. E e n kleine
klimplant, die hoog in de boomen opklom, had oranje bloemen, schel van kleur en een groote struik met gevederde
bladeren had rechtopstaande, groote gele bloemtrossen, waarvan de bloemen op groote aardbezie bloemen geleken. In
open terrein klom een convolvulus met groote paarse bloemen en groote bladeren in de struiken en bedekte ze geheel
en er waren er ook met kleine, rose bloemen en met kleine,
paarse bloemen, elk oogenblik zag men wat nieuws.
N a een rit van ongeveer 20 mijlen waren wij te E m b u ,
waar wij onzen I n d i r afleverden. W i j hielden er tevens een
korte rust om wat brood en thee te nuttigen en eenige oogenblikken van het schokken van den wagen bevrijd te zijn.
D a a r n a ging het meest bergafwaarts en kwamen wij over
een natuurlijke brug, doordat een bergstroom door een opening onder den weg stroomde.
Langzamerhand w e r d het land meer bewoond en waren
er m a s - en andere plantages rechts en links van den weg.
H i e r zag ik herhaaldelijk kleine glansvlekduifjes {CbalcopeUa
chalcojpiloJ), die sierlijk aan den kant van den weg trippelden.
In de laagte moesten wij een uitgestrekte vlakte oversteken
en daar was ergens een door inboorlingen gehouden markt
en daar vlak bij een plaats, waar zij een dans uitvoerden,
een dans, die door muziek begeleid werd.
In het gras langs den weg zag ik een aantal weduwvinken
der gewone soorten, maar tevens een soort, die ik nog niet
ontmoet had.
123

D E AUTOTOCHT O M D E N K E N Y A
Deze vogels zijn zwart met stijve, voor een weduwvink,
betrekkelijk korte staarten en zij hebben op de schouders
een rosbruine en witte teekening, die bij het vliegen zeer opvalt (J^idua equeJ).
Ook zag ik hier weer den zwarten wevervogel met gouden rug (Pyromelana xanthomeLaj), op de plaatsen waar water
in de nabijheid was evenals dit vroeger herhaaldelijk geschied was, daar de vogel gaarne in de nabijheid van water
schijnt te vertoeven.
In die vlakte waar het heel heet was, hielden wij nog
kort halt in de schaduw van een boom en bereikten daarna
Fort Hall, waarover de heenreis geleid had en waarmede
wij den cirkel om den Kenyaberg dus afgesloten hadden.
In Fort Hall hielden wij een korte rust en daarna ging
het denzelfden weg als bij het gaan over Thika naar Nairobi terug, waar wij 's avonds om zes uur aankwamen.
In drie dagen hadden wij phn. -440 Eng. mijlen (de heenen terugtocht GangesChuka inbegrepen) afgelegd en ik was
doodmoe, toen ik eindelijk weer in het Norfolkhtel was.
W a t had ik evenwel veel moois gezien in die drie dagen!

124

HOOFDSTUK VI

DE TERUGREIS
Ik bleef een dag over in Nairobi om wat uit te rusten en
om mijn dank te betuigen aan Captain Ritchie, den Gamewarden, die door zijn vriendelijke medewerking mij in staat
gesteld bad in het Zuidelijke wildreservaat te reizen en den
dag daarop tegen den avond besteeg ik weer een coup van
den trein van den Uganda Railway, die mij naar Mombasa
moest terugvoeren.
Het ging weer door het wildreservaat, met zijn rijkdom
aan 'dieren, langs K i u , Simba, Tsavo enz. enz. en den volgenden morgen werd kort halt gehouden te Mazeras, waar
wij de steppen achter ons hadden en de aanplantingen begonnen. Nog een paar uur en wij stoomden het station
van Mombasa binnen in gloeiende hitte.
Mijn bagage was spoedig bij elkaar en niet lang na aankomst was ik weer in het hotel.
Mijn eerste gang, toen ik weer uitging, was naar den heer
Mook den agent der Holl. O . Afrika lijn, van wien ik vernam dat over twee dagen een schip naar Europa zou vertrekken en daarin een hut voor mij gereserveerd was. Ook
voor een nieuwe pas moest ik zorgen, aangezien de mijne
127

DE TERUGREIS
in de beruchte s a n d u k o " had gezeten, toen die mij ontstolen werd. E n zoo werd het den volgenden dag, waarvan
ik den avond in gezelschap van den heer M o o k en den
H o a n d s c h e n consul, den heer W i n k e l m a n op een verrukkelijk plekje aan zee, in de nabijheid van de stad doorbracht.
Toen k w a m de dag van vertrek en met mijn bagage en....
al mijn herinneringen scheepte ik mij in en zag weldra voor
het laatst de oude boababs en al de tropische plantengroei,
die .Mombasa omringt.
D e eerste halte van de boot was Port Soedan, waar wij
ruim 24 uur doorbrachten en waar het zooals gewoonlijk
brandend heet was. In den haven zwommen een paar grijze
pelikanen, terwijl witte reigertjes en een van onderen witte
en van boven zwarte J a n van Gent niet ver van mijn schip
rondvlogen.
Ik ging weer aan land en zag van de pier weer de mooie
blauw en geelgestreepte visschen en ontmoette, toen ik mijn
wandeling wat uitstrekte langs het strand, wonderlijke hermietkrabben, die met schelpen op den rug rondliepen.
E n had een porcelein witte schelp zoo groot als een half
ei, terwijl hij zelf ook witte beenen had.
Andere droegen de vroeger vermelde vertakte

schelpen.

D e witte krab met zijn porcelein wit huis was een uiterst
opvallende verschijning en ik had hem eigenlijk mede w i l len nemen naar Europa. T o e n ik hem droeg deed hij echter
zulke wanhopige pogingen om zich te bevrijden dat ik medelijden kreeg en hem weer naar het strand bracht!
Behalve de hermietkrabben waren nog een aantal kleine
zandkrabben (een soort GelasimuJ) op het droog geloopen
zand, die in ronde gaatjes woonden. Z i j waren donker van
kleur met n g r o o t e vleeschkleurige schaar. O v e r v i e l men
128

44. V i j l K i s i i uit het Zuid-westen van K e n y a Kolonie

DB TERUGREIS

zoo n troepje, dat vrij op het zand lag, dan liepen zij met
grooten spoed naar hun gaten, de groote schaar als in wanhoop tot afweer in de lucht houdende.
Het was een zeer wonderlijk schouwspel 1
Van Port Soedan staken wij de Roode Zee over naar
Djedda, de havenplaats voor Mekka en Medina.
Het schip kon niet aan land komen, maar bleef op eenigen
afstand van de stad op stroom liggen.
In de nabijheid waren koraalrotsen, die met goudgeel zeewier begroeid waren en die een soort eiland onder water
vormden. O p deze ondiepe plaats hadden een aantal Arabieren netten gezet en waren nu bezig door het zeewier te
plassen om de visschen in de netten te jagen.
Djedda zoo van zee gezien is een typisch Arabische stad,
geheel wit met spitse minarets en omringd door een muur.
Het schip kreeg nu bezoek van eenige plaatselijke autoriteiten o.a. van den Nederlandschen consul, .van de Poll
Pascha," die mohammedaan is geworden en niettegenstaande
zijn witte turban en andere mohammedaansche gewaden er
erg onecht uitziet!
E r kwam ook een vrouwelijke passagier aan boord voor
Marseille,
Het was een Itahaansche dame, wier echtgenoot in Djedda
een betrekking had en die voor haar gezondheid een paar
maanden naar haar familie in Itali ging.
Zij vertelde mij later dat het in Djedda voor Europeanen
niet bepaald aangenaam is. Eerstens was het er z onveilig,
dat men nooit buiten de muren kon gaan, zelfs niet overdag,
en dat het 's avonds levensgevaarlijk was zelfs de wijk te
verlaten, waar de paar Europeanen te zamen wonen.
Verder was er ereen ander water in de treheele laats dan
129

DE TERUGREIS
condens water en dus ook totaal geen plantengroei. Ook
was het er altijd heet.
Het schip werd overal, waar wij in de buurt van land
waren, omzwermd door de op de heenreis reeds door mij
vermelde witoog kokmeeuwen {Lams UucopthalmuJ).
Zoowel in het gaan, als ook nu weder viel het mij op, dat
de meeuwen dezer soort zuidelijk van Port Soedan geelgroene bekken hadden met roode vlekken aan de punten,
terwijl deze meeuwen bij en noordelijk van Port Soedan donkerroode bekken hadden met donkere plekken in de punten.
De noordelijke meeuwen, die ik tot in het Suezkanaal
zag, schenen mij ook grooter te zijn dan de zuidelijke.
Het was ontzettend heet in de Roode Zee en eerst in het
Suez kanaal kwam eenige verfrissching door een noordelijken wind.
O p den 19en Juni, toen wij in het Suezkanaal waren,
nog in het zuidelijk gedeelte, zag ik groote vluchten Europeesche ooievaars, die daar op laag land zich vermaakten.
Waarom al die ooievaars niet in Midden-Europa of Azi
aan het broeden waren, zooals een rechtgeaard ooievaar dat
behoort te doen, is mij niet duidelijk! Wellicht waren het
alle nog jonge, niet fokrijpe vogels.
Het ging nu weer langs Port Said naar de Middellandsche
Zee en ditmaal, daar wij in Marseille zouden aanleggen,
ging het door de straat van Messina, waar wij van Charibdus naar Scilla voeren of wellicht omgekeerd! Toen ging
het verder langs de Stromboli en eindelijk kwam de Fransche
kust in 't zicht en daarop Marseille.
In Marseille zou ik aan land gaan om verder per spoor
naar Holland te reizen. Voor ik en andere passagiers van
boord waren kwam de Fransche gezondheidsdienst aan boord,
130

D E TERUGREIS

die niet beter wist te doen, om mogelijk besmette ratten te


dooden, dan het schip vol te spuiten met zwavelkoolstof
of zooiets, zoodat ik half verstikt, het schip afrende, mij mijn
bagage latende nazenden, en de Italiaansche dame met een
verschrikt O h mon Dieu"! de trappen afrolde. Het waren
helden, die twee Fransche doktoren! Zij waren al vroeg op
het schip en ik ontbeet met hen aan n tafel. Een had
blijkbaar zijn vinger verwond, althans die bloedde nog al.
O p de meest onhandige manier trachtte hij elk oogenblik
op dien bloedenden vinger een pleister te plakken, die er
natuurlijk afging en dan was het een geveeg zonder einde.
Toen ik het een poosje had aangezien, merkte ik hem op
dat het wel water brengen naar den oceaan zijn zou, indien ik, een leek, hem een medicus, een raad gaf, maar dat
het practischer zou zijn, indien hij zijn zakdoek stijf om zijn
vinger wond en zoo de bloeding eerst Het ophouden alvorens er een pleister op te plakken. Hij keek mij hierop verontwaardigd aan, maar volgde mijn raad toch op, tot groote
hilariteit van zijn collega, die echter blijkbaar niet zooveel
verstand had gehad hem ditzelf aan te raden.
Ik was dus het schip met de vergiftige gassen ontvlucht
en reed direct met mijn bagage naar de Gare de Paris, waar
ik mijn pakken in bewaring gaf, want de sneltrein naar
Parijs vertrekt eerst 's avonds.
Bij Cook bestelde ik een bepaalde plaats in een slaapwagen, die later op het station door den slaapwagenconducteur eenvoudig genegeerd werd, zoodat ik een compartiment
met drie andere reizigers moest deelen, en na een stoffige
hoogst onaangename reis in de overvolle coup bereikte ik
's morgens Parijs, om te vernemen, dat er wl voor mij tijd
was. om naar de Gare du Nord te reizen en daar den ochtend131

DE TERUGREIS

trein naar Holland te halen, maar niet voor mijn koffers!


Ik bleef dus tot 's namiddags, wachtende in een ongezellig caf.
V a n een goed geslaagde reis, in de wildernis, de kille laatste
tape in het, zich noemende, centrum der Europeesche beschaving 1

132

HOOFDSTUK VII

EENIGE OPMERKINGEN OVER


ZOOGENAAMD BESCHERMENDE KLEUREN
Het is tegenwoordig gebruik en personen, die de minste
ondervinding op dat gebied hebben, laten zich er meestal
het meest positief over uit, om te zeggen, dat bonte kleuren
en scherp afgeteekende patronen op dieren, alle hulpmiddelen zijn om het dier onzichtbaar te maken en in zijn omgeving te doen vervloeien!
Zoo zouden b.v. de witte en zwarte strepen der zebra's
daartoe geschapen zijn en evenzoo de netteekeningen op de
giraffen, zooals o.a. door Thayer beweerd wordt in zijn
Concealing Coloration in the Animal Kingdom .
Ik heb de deugdelijkheid dezer bewering, die volgens mijne
overtuiging geheel valsch is, gedurende mijn verblijf in Britsen
Oost-Afrika nog eens opnieuw kunnen beproeven en geef
in de volgende regelen mijn ondervinding weer:
Om met de zebra's te beginnen, die zoo vaak genoemd
worden. Er is op de Afrikaansche vlakte geen dier, dat meer
opvalt dan de zebra met zijn strepen. De zwarte en witte
strepen maken het dier kilometers ver zichtbaar in het Afri^
kaansche licht en de zon helpt dan dikwijls nog mede door,
135

EENIGE OPMERKINGEN OVER


al naar het licht valt, enkele exemplaren, of geheel wit, of
geheel zwart te doen schijnen, tusschen hun gestreepte soortgenooten. Overigens tracht de zebra zich ook volstrekt niet
te verbergen, hij komt nieuwsgierig voor den dag op geheel open terrein en gaat dan nog gaarne op een heuvel
staan. Als om te maken, dat men hem toch vooral niet over het
hoofd zal zien, heeft hij dan nog de gewoonte zijn doordringend blaffend geluid te doen hooren. (Kr is geen dier,
dat meer opvalt dan de zebra.)
In diezelfde vlakte komen twee soorten gazellen talrijk
voor, de kleinere Thomsongazellen en de groote Grantgazellen. Hoewel beide in kleur vrijwel overeenkomen, zoo is
toch de Thomsongazelle het scherpst geteekend met witten
onderkant en gitzwarte zij strepen. Als gevolg hiervan valt
de Thomsongazelle het meeste op in de verte, hoewel zij
veel kleiner is.
De z.g. blauwe gnoeantiloop (Coruwchaete taurind) is in
hoofdzaak blauwachtig zwart en zwart gekleurd.
Om deze kleur meer in de omgeving te doen wegsmelten heeft de gnoe op den rug een zilverachtige grijze klein*,"
zouden de in den aanvang genoemde theoretici zeggen!
Niets is minder waar dan deze bewering. De zwarte
kleur die toch al opvallend is bij zoo groote dieren wordt
juist gereleveerd door dezen zilveren schijn, die het dier nog
veel opvallender maakt!
Ook wenscht de gnoe zich alweer niet te verbergen, maar
wendt zich brutaal naar U toe, na een aantal vreemde sprongen gemaakt te hebben.
De springbok (GazeLla euchor) in Zuid-Afrika, die ook
van onderen wit is zooals de Grant- en Thomsongazelle, en
ook zwarte zijstrepen heeft, heeft bovendien op den rug, in
136

ZOOGENAAMD BESCHERMENDE KLEUREN

een huidplooi verborgen, een aantal lange witte haren, die


hij naar willekeur kan oprichten.
Dat is om hem, als hij ze opzet, tegen de lucht te laten
vervloeien", zegt de hiervoor vermelde theoreticus.
In werkelijkheid maakt echter dat witte vuurwerk, om
het zoo eens te noemen, het dier nog veel opvallender dan
het al is. ^Vanneer hij een luchtsprong maakt b.v. over een
weg, iets dat hij gaarne doet, dan komt die sneeuwwitte
haarwolk in eens uit het bruin te voorschijn en dat draagt
er werkelijk niet toe bij om het dier onzichtbaar te maken.
De boeren in Zuid-Afrika noemen het trouwens ook pronken,
een uitdrukking, die zeker niet wijst op wegsmelten of vervloeien.
Ook de giraffe heeft z.g. zijn netteekening als protectieve
kleur en op een photographie, waarop geen kleuren zijn en
die b.v. genomen is van zulk een dier, dat onder de schaduw van een mimosaboom rust, zooals men dikwijls te zien
krijgt, zou er oppervlakkig wel iets voor te zeggen zijn.
In werkelijkheid echter is alles aan de giraffe even opvallend en in 't oog loopend. Zijn ongehoorde grootte valt
op, zijn vorm valt op en ook zijn kleur is zoo opvallend
mogelijk en wordt bij enkele individuen, b.v. bij oude mannetjes, nog door dtails gentensifieerd.
De oude hengst, behalve dat over zijn geheele lichaam de
kleurencontrasten scherper zijn, heeft n.1. een zr donkeren
achter- en bovenkop en sneeuwwit uitziende kaken.
Als zoo'n oude hengst de kruin van een mimosa afgraast,
zooals hij gaarne doet, dan valt de bonte kop ontzettend ver
op. Ook het bruine witgenette vel van het lichaam is zeer
opvallend tusschen de mimosa's.
Verder tracht de giraffe zich ook alweer niet te verbergen,
137

EENIGE OPMERKINGEN OVER


maar kijkt nieuwsgierig, boven alles uitstekend, naar zijn
omgeving en als hij die niet vertrouwt, dan loopt hij eenvoudig weg, en dat op een manier, die even in 't oog valt,
als het dier zelf.
De staart met de kwast lange zwarte haren wordt scheef
op den rug gelegd en in een moeilijk te beschrijven, maar
uiterst vreemde soort telgang stormt het dier tusschen de
mimosa's weg.
Neen, wel verre van beschermend te werken, draagt in
't algemeen elke sprekende teekening, elke schelle kleur meer,
er toe bij om een dier opvallend te maken.
W i e het tegendeel beweert, dwaalt uit gemis aan ondervinding of
heeft slechte oogen!
Met de vogels gaat het natuurlijk precies hetzelfde, en ik
wil eenige vogels noemen die door hun schelle kleuren buitengewoon opvallen. In de Suswa krater, bij de Kedangvallei zag ik twee arenden vliegen (Aquila verrcauxi), een soort
die, het zij hierbij vermeld, in deze streek nog niet was
waargenomen.
Deze vogels waren gitzwart met sneeuwwitte stuit en
rug en ronde roestbruine vlekken in de vleugels, vlekken,
zooals men bij de vlinders aantreft. Iets meer in 't oog loopend van kleur kan men zich moeilijk denken. Bij elke wending kwam die sneeuwvlek in zijn zwarte omgeving scherp
voor den dag.
In diezelfde buurt, ook elders, zag ik dikwijls een grooten
roofvogel op een mimosa zitten, die bijzonder opviel.
V a n boven is deze vogel zwartachtig, van onderen daarentegen is hij geheel zuiver wit en daar hij zeer recht op
zit, is dit wit nog meer zichtbaar.
O m zich te kunnen verbergen heeft hij dezen witten on138

ZOOGENAAMD BESCHERMENDE KLEUREN


d e r k a n t z e k e r niet gekregen, w a n t a l l e e n d o o r d i t w i t reeds
is net d i e r e e n v o u d i g niet o v e r het h o o f d te z i e n .
I n B r i t s c h O o s t - A f r i k a k o m t een o p een lijster gelijkende
v o g e l vrij algemeen v o o r (Afyrmecocichla cryptoleucd).
D e z e v o g e l , z o o a l s v r o e g e r v e r m e l d , is i n h o o f d z a a k d o f
z w a r t g e k l e u r d met d o n k e r e n b e k . H e t z o u een w e i n i g opv a l l e n d e v o g e l zijn, i n d i e n de n a t u u r h e m niet h a d b e g i f t i g d
met z u i v e r w i t t e v l e k k e n i n de v l a g g e n d e r groote v l e u g e l v e d e r e n , d i e z i c h t b a a r w o r d e n , z o o d r a de v o g e l v l i e g t .
M e n k r i j g t d a n d e n i n d r u k v a n een z w a r t en w i t m o lentje, dat n a t u u r l i j k d i r e c t de attentie tot z i c h t r e k t .
I k z o u n o g een groot a a n t a l dergelijke v o o r b e e l d e n k u n n e n opnoemen, w a a r u i t blijkt, dat alle b o n t e k l e u r e n en teek e n i n g e n w e l v e r r e v a n d e n v o g e l i n zijn o m g e v i n g te d o e n
w e g s m e l t e n h e m j u i s t d a a r u i t l o s m a a k t en doet o p v a l l e n !
N o g slechts n v o o r b e e l d w i l i k echter noemen, w a a r u i t blijkt, dat o o k de v o g e l s z e l f z i c h h i e r v a n b e w u s t k u n n e n zijn.
Eren dame i n E n g e l a n d bezat v o o r eenige j a r e n een b u i t e n g e w o o n mooie v e r z a m e l i n g l e v e n d e paradijsvogels, d i e zij
i n v o l i r e s h i e l d , die met groene heesters b e p l a n t w a r e n .
Z o o l a n g de v o g e l s n o g i n het jeugdige, dus o n o p v a l l e n d e
k l e e d w a r e n , w a r e n zij m a k en k w a m e n n a a r v o r e n , z o o d r a
m e n de v o l i r e s n a d e r d e . L a t e r toen zij o p k l e u r , d u s i n het
p r a c h t k l e e d w a r e n , d u r f d e n zij niet meer v o o r d e n d a g te
k o m e n , w a n n e e r m e n h u n k o o i n a d e r d e , m a a r b l e v e n i n de
s t r u i k e n v e r b o r g e n o f v e r b o r g e n z i c h e r i n . O m ze te z i e n moesten zij d o o r d e n o p p a s s e r u i t de s t r u i k e n gejaagd w o r d e n !
D a a r e n t e g e n is de s t i l g e k l e u r d e s t i p p e l e e n d (Anas jparsa),
die m e n i n v e l e stroomen v a n A f r i k a aantreft, v o l s t r e k t niet
opvallend.
139

BENIGE OPMERKINGEN OVER

Deze eend leeft paarsgewijze. Zijn grijszwarte kleur komt


zeer wel overeen met de donkere kleur van het dikwijls
overschaduwde water. De witachtige, niet scherpe schubteekening op den rug valt weinig op en harmonieert met de
lichteffecten op het stroomende water.
Nadert men een paar dezer eenden, dan trachten zij onmiddellijk zich te verbergen, wat ze goed gelukt 1
In de woestijn achter Lderitzbucht in het voormalige
Duitsch Zuidwest-Afrika zag ik tapuiten en leeuweriken.
Deze vogels hadden de kleur van het zand van de woestijn,
en vielen z weinig Op, dat men ze zeer gemakkelijk over
het hoofd zag, zoolang zij zich niet bewogen, want dan
zag men ze natuurlijk toch.
W a a r die opzichtige kleuren in de praktijk dan wel voor
dienen, zal men vragen.
Ik antwoord daarop, dat ik het niet weet. Dat zij niet
dienen om de dieren onzichtbaar te maken, heb ik getracht
aan te toonen. Dat zij ook, indien zij alln bij de mannelijke dieren voorkomen, niet onmisbaar zijn om de wijfjes
aan te trekken, wordt daardoor bewezen, dat dieren waarbij beide sexen eenvoudig gekleurd zijn, zich evengoed vinden
en voortplanten.
Dat zij afschrikwekkend zouden werken, geloof ik ook
niet.
Indien deze kleuren al de eerste keer indruk mochten maken op de vervolgers, iets wat volgens mijn langjarige ondervinding lang niet vast staat, zoo zal herhaling al spoedig
aantoonen, dat dit kleurenspel ongevaarlijk is.
Vooral daar, zooals meestal het geval zal zijn, partijen
samen zijn opgegroeid en samen leven.
Ik geloof dus, dat men wijs doet, voorloopig geen theo140

ZOOGENAAMD BESCHERMENDE KLEUREN

rin op te bouwen, die de praktijk niet kunnen doorstaan


en te wachten, tot men er meer van weet.
O f die tijd ooit zal komen, is zr de vraag, daar alle i n
't w i l d levende dieren, het een om zijn vel, het tweede om
zijne veren, andere omdat zij uit vernielzucht of om wat
anders, gedood worden, op een onrustbarende manier afnemen i n de geheele wereld.

141

HOOFDSTUK VUL

EENIGE ALGEMEENE

OPMERKINGEN

Wellicht zal het eenigen lezers interesseeren te weten,


welke voorbereidingen noodig zijn voor het maken van een
reis in het binnenland, zooals die welke ik beschreef, vooral
ook wat de kleeding betreft.
Ik heb medegenomen, wat men in den zomer zou medenemen in Europa, met slechts enkele bijvoegingen, dus warme kleeding voor de bootreis, want tot Gibraltar is het
meestal koud en ook in Afrika komt warme kleeding af en
toe te pas. Verder een paar dunne wollen pakken, een van
khakistof en nog een dun wit jasje voor de Roode Zee.
Dat khak i-jasje dient dan in hoofdzaak voor op safari en
daarbij behooren dan een paar rijbroeken van niet al te
dunne en vooral ook sterke stf tegen de doornen.
Dan een paar rijlaarzen, die ik het meest practisch vind
van vachette lakleder, daar dit met spons en water gemakkelijk is schoon te houden, en nog een tweede paar van
zacht bruin leder om 's avonds in de tent te dragen om de
beenen te beschermen tegen steken van insecten, die juist
gaarne de beenen aanvallen.
Laarzen vind ik veel practischer dan rijkappen of been145

EENIGE A L G E M E E N E OPMERKINGEN

windsels, daar zij het been afsluiten, zoodat er geen ruimte


is voor insecten om er van onderen in te kruipen.
Zij zijn ook veel sneller aan of uit te trekken.
Een paar sterke bruinlederen handschoenen met kappen
vond ik op de eindelooze ritten op mijn muilezel een aan*
gename bescherming voor de handen.
Natuurlijk is een ruime hoeveelheid linnengoed, waarbij
hemden van z.g. cellular" stof practisch zijn, daar deze zeer
doorlatend is, noodzakelijk.
Dunne wollen borstrokken en dito sokken vond ik bij de
groote verschillen in de temperatuur een goede dracht. O m
's morgens vroeg over de dunne kleeding aan te doen, wanneer
ik pl.m. half zes uittrok, wanneer het nog koud was, vond ik een
dun lederen jasje practisch. Als de zon begon te branden, later
op den dag, ging het uit en werd door mijn Sais gedragen.
Ook een dunne waterproof mantel, om om te slaan in
geval van een regenbui, ging eiken dag, door mijn Sais gedragen mede, achter mijn muilezel.
Een warme omslagmantel om 's avonds in het kamp aan
te doen, deed ook dikwijls goede diensten.
Als hoofddeksel diende overdag een khakikleurige kurken
tropenhelm, dien ik in Nairobi kocht en een lichte pet voor
's avonds in het kamp.
Het spreekt van zelf, dat een goede veldkijker van het
grootste belang is en in de heldere Afrikaansche atmospheer
kan men er heel wat mede zien.
W a t het jaargetijde betreft, zoo heb ik reeds gezegd, dat ik,
toen ik kort na Paschen te Nairobi aankwam, een paar
regendagen had en velen mij waarschuwden tegen alles wat
ik van regen zou ondervinden op mijn safari, daar de groote
regentijd nog niet voorbij was.
146

EENIGE A L G E M E E N E O P M E R K I N G E N

Het bleek echter geheel anders uit te komen. Gedurende


de geheele reis in het open veld had ik maar twee halve
regendagen, n namiddag en nacht in de Kedang vallei
en n buigen dag, toen ik per auto de Kedang vallei
verliet.
Het voordeel van het pas geweest zijn van den grooten
regentijd was, dat alles groeide en bloeide.
Ik heb, als ik aan Britsch Oost-Afrika denk, een visioen
van groen en schelgekleurde bloemen. Dor, althans door de
zon verbrand land, heb ik zoo goed als niet gezien.
Ook waren de enkele geheel of gedeeltelijk betrokken
dagen zeer aangenaam.
Hoewel het land, dat ik bereisde, zoo dicht bij den evenaar
ligt, had ik toch volstrekt geen last van de warmte, daar het
tusschen de vier en zeven duizend voet hoog ligt.
Daardoor waren de nachten steeds koel, soms zelfs bepaald koud, zoodat ik bijna altijd met genoegen in mijn tent
onder twee wollen dekens snep.
Het is wenschelijk, gedurende de safari nooit ongekookt
water te drinken. Het water is meestal bruin, maar zelfs
als het er zuiver uitziet, is het toch riskant om het z te
drinken. Voor mijn persoonlijk gebruik nam ik kisten met
mineraal water mede.
Versche melk werd gewoonlijk door de Massais, indien
wij in de buurt van hun dorpen kampeerden, gracieuselijk
aangeboden. De melk was uitstekend, maar men moest zijn
eigen vaten meegeven om ze in te halen. De Massais toch,
bewaren en vervoeren hun melk in uitgeholde kalabassen.
Daar zij zuinig zijn op water, en met reden, spoelen zij
die kalabassen uit met urine der koeien en drogen ze dan
weer in den rook van hun vuren. Hoe de melk uit aldus
147

EENIGE A L G E M E E N E O P M E R K I N G E N

behandelde vaten smaakt, kan men zich verbeelden. Geprobeerd heb ik het niet!
Het medenemen van eenige geneesmiddelen is gewenscht,
natuurlijk.
Van muskieten, die malaria verspreiden, heb ik niet veel
gemerkt. Twee maal op safari heb ik onder mijn muskietennet geslapen, omdat de dunne doorzichtige malariamugjes
(Anopbclt spec), die tegen het tentdek als op hun kop staan
met de achterbeenen in de lucht, door mij tegen den avond
waren opgemerkt.
De streken, die ik bereisde, waren ook vrijwel malaria vrij.
Lastiger waren af en toe de teken, hoewel ik er door
het dragen van hooge laarzen veel minder last van had dan
Judd, die rij kappen droeg.
Deze dieren, die als zij hongerig, dus ledig, zijn, op glimmende, zwarte platte spinnetjes gelijken met scherpe haakpooten, zitten veel aan het einde van een grasstengel. Loopt
of rijdt men er dan langs, dan haakt de teek zich aan de
beenen vast en kruipt zoo mogelijk door een opening onder
de kleeding.
's Nachts of eerder, maar liefst s nachts, daar men dan
allicht rustig is, kruipt het dier uit zijn schuilplaats en zoekt
net zoo lang tot het op de naakte huid terecht komt. Het
bijt zich dan vast en door bloed op te zuigen zwelt het geweldig op.
Bij mij brachten zij het nooit zoover, want hun loopen
over de huid jeukte z geweldig, dat ik ze spoedig te pakken had.
Eerst trachtte ik ze door ze tusschen de nagels te knijpen
te dooden. Spoedig bemerkte ik echter, dat zij z veerkrachtig waren, dat het alleen een voorbijgaand effect had en zij
L48

EENIGE ALGEMEENE OPMERKINGEN

later weer op bezoek kwamen. Ik vond dus, dat het eenige


afdoende middel was, ze in de kaars te verbranden.
Onaangenaam was, dat ook als zij het niet tot vastzuigen
gebracht hadden, hun kruipen over mijn huid deze z irriteerde, dat ik er dagen lang last van had. Andere insecten
hebben mij niet gehinderd, hoewel er soms phantastisch
groote kevers of vliegwantsen op het licht in de tent afkwamen.
Mijn tentboy wist deze echter vr den nacht gewoonlijk
weer op te sporen en naar buiten te werken. Soms kreeg
ik er dan de mededeeling bij, dat het een soort was, die
much bite"!
N u nog een paar woorden over de veiligheid.
Aan onveiligheid heb ik in Afrika eigenlijk nooit gedacht.
Ik had een kleine revolver medegenomen, die ik aan een
riem om het middel dragen kon. Ik heb haar hoogst zelden
gedragen en zij is mij in de sanduko" per slot van rekening met munitie en al ontstolen, zoodat een of andere zwarte er thans wel mede zal pronken. Judd had een paar geweren medegebracht en ook een revolver.
Geen van alle zijn ooit gebruikt, behalve een enkelen keer
om een antiloop of zebra te schieten, als voedsel voor de
dragers, die echter als dagelijksch voedsel medegebrachte
mealies" eten.
Tegen mogelijke aanvallen van leeuwen enz. brandden
iederen nacht een paar vuren bij de tenten en bij deze werd
natuurlijk gewaakt.
Iederen nacht in het veld kwamen na donker de hyena's
tot vlak bij het kamp, wel om te zien of er ook iets voor
hen was uitgelegd. De Massais n.1. begraven hun dooden
in den regel niet, maar leggen ze in het bosch om door de
149

EENIGE ALGEMEENE OPMERKINGEN

hyena's te worden opgegeten. Zij noemen de hyena's de


graven van hun voorvaderen'.
Leeuwen hoorde ik bijna eiken nacht, maar meestal bleven
di vrij ver weg.
Het eigenaardige geluid van luipaarden hoorde ik maar
zelden. Door een wild dier aangevallen werden wij hooit,
wij deden hen ook geen kwaad!
W a t de inboorlingen betreft, speciaal de Massais, zoo
vernam ik, dat als het van hen afhing, zij U zonder wroeging ter wille Van U w kleeren, geneesmiddelen of iets anders, een kop kleiner zouden maken. Tengevolge van het
ontzag, dat zij thans voor de blanken hebben, onderdrukken
zij die gevoelens en zijn, voor zoover mijn ondervinding
strekt, vriendelijk en hulpvaardig.
Alles resumeerende is een reis door Britsch Oost-Afrika
volstrekt niet bezwaarlijk en is voor den natuurliefhebber
een bron van ongekend genot.
W a t betreft den autotocht om den Kenya, dien ik in drie
dagen volbracht, w i l ik nog opmerken, dat het beter is
daarvoor vier dagen te nemen. Dan behoeft men eiken dag
niet zulke groote afstanden af te leggen, als waartoe ik genoodzaakt was.

160

ALPHABETISCHE LIJST V A N DIEREN EN PLANTEN IN DIT BOEK V E R M E L D


ZOOGDIEREN

uw

Baviaan (Papio ibeanus)


66
Beisa antiloop (Oryx beisa)
74
Blauwe gnoeantiloop (Connochaetes taurina)
30, 101, 136
Boschbok (Tragelaphus roualeyni)
118
Boschzwijn (Potamochaerus choeropotamus)
81, 94
Bruinvisch (Pbocaena communis)
18
Chanler's rietbok (Cervicapra chanleri)
61
Coke'shartebeest (Bubalis cokei)
30, 41, 58, 74
Dik-Dik (Madoqua spec.)
43
Elandantiloop (Taurotragus oryx)
41, 84, 92, 116
Gestreepte jakhals (Canis lateralis)
44
Giraffe (Camelopardalis giraffa)
43, 46, 59, 137
Grant zebra (Equus granti)
30, 41, 74, 92, 101, 113, 135
Grant gazel (Gazella granti)
31, 41, 74, 101, 130
Huzaren aap (Cercopithecus ruber)
94
Hyena (Hyena crocuta)
41, 48, 54, 61
Jachttijger (Cynaelurus jubatus)
61
Kafferbuffel (Bubalus caffer)
51,117
Kleine ichneumon
95
Klipdas (Hyrax capensis)
46
Klipspringer (Oreotragus saltatrix)
46, 51

151

A L P H A B E T I S C H E LIJST V A N D I E R E N E N P L A N T E N
Bladz.

Kringgai waterbok (Cobus ellipsiprymnus)


Leeuw (Felis leo)
Luipaard (Felis pardus)
Neushoorn (Rhinoceros bicornis)
Olifant (Elephas africanui)
Oryx antiloop (Oryx callotis)
O . Afr. haas (Lepus victoriae)
Pallah antiloop (Aepyceros melampus)
Reuzen grondrat (Tachyoretes annectens)
Thomson gazel (Gazella thomsoni)
Sykes' aap (Cercopithecus albigularis)
W i t staart ichneumon (Mungos albicaudus)
Wratzwijn (Phacochaerus aethiopicus)

101
. . 48, 53, 61
62
72, 75, 91
39, 85
41, 74, 92
118
40, 72, 108
44
31, 41, 136
36, 81
118
42, 57

VOGELS
Aasgier (Neophron percnopterus)
Afrikaansche kwartel (Coturnix coturnix africana)
Albinovink
Blauw fazantje (Uraeginthus bengalus littoralis)
Blauwkopkwikstaart (Motacilla
flava)
Blauw en witte zwaluw (Hirundo spec.)
Blauwe glanzende honingvogel met gelen buik
Boerenzwaluw
Bonte weduwvink (Vidua serena)
Bruine kokmeeuw (Larus leucopthalmus)
Bijeneter (Merops apiaster)
Corvus affinis
Delameres weduwvink (Chera progne delamerei)
Dikbekkraai (Corvultur crassirostris)
Dunbekkraai (Corvus capensis minor)
Europeesche kwartel (Coturnix cotunix)
Europ. scharrelaar (Coracias garrulus)
Flamingo (Phoenicopterus roseus)
Fluitarend (Polyborodes typicus)
Frankolynen (Francolinus spec.)
Gele kwikstaarten met zwarte oorvlekken en bovenkant
Gestreepte dikbekvink (Poliospiza striolata affinis)

152

22
43
40
24
18
102
64
18
36, 57, 111
21, 150
63
22
111
42
61
18, 20
25
20
84
48
22
32

IN DIT B O E K

VERMELD

Gewone kokmeeuw (Larus ridibundus)


19
G i e r z w a l u w (Apus spec)
24
Graszanger (Cisticola spec.)
34
Groenglansvlekduif (Chalcopelea chalcospilos)
123
Grijze vink met fijnen rooden bek (Pytelia spec.)
64
Halsbandtortel (Streptopelia semitorquata)
43, 58, 96
Hamerkop (Scopus umbrefcta bannermani)
81
Helmparelhoen (Numida mitrata)
46
Jacksons weduwvink (Drepanoplectes jacksoni)
34
Isabelkleorige tapuiten
,
140
Kaapsch duifje (Oena capensis)
22
Keerkringvogel ( P h a t o n aethereus)
23
Kleine A f r . gier (Pseudogyps africanus)
60
Kleine tortel (Streptopelia semitorquata minor)
.
95
Koereiger (Bubulcus ibis)
42
Kortstaartarend (Helotarsus ecaudatus)
31
K o r t s t a a r t weduwvink (Coliuspasser eques)
124
Kroonkievit (Stephanibyx coronatus)
60, 82
Kroonkraan (Balearica regulorum)
31, 108
Kuifarend ( L o p h o a t u s occipitalis)
44
Lammergier ( G y p a t u s barbatus)
60
Langstaart suikervogel (Nectarinia kilimensis)
32
Langstaart scharrelaar (Coracias caudatus)
40, 80
Leeuwerik ( M i r a f r a s p e c )
111
Lichtkruin gezelschapswever (Pseudonigrita arnaudi kapitensis) . .
77
Loophoentje (Turnix spec)
43, H l
M a r a b o e (Leptoptilus crumeniferus)
79
M a s s a i St. Helenafazantje ( E s t r i l d a astrild massaica)
34, 120
O . A f r . tapuit (Saxicola torquata axillaris)
36
O o i e v a a r (Ciconia alba)
130
O o r g i e r (Otogyps auricularis)
60
Pelikaan (Pelecanus onocrotalus)
128
Piepers (Anthus spec)
111
P i e t mijn v r o u w (Cuculus solitarius)
62
Prachtglansspreeuw (Spreo superbos)
40, 60, 102
Reichenows parelhoen ( N u m i d a coronata reichenowi)
76
Reuzentoerakoe (Corythaeola cristata yalensis)
79
Reuzentrap (Otis k o r i struthiunculus)
31

153

A L P H A B E T I S C H E LIJST V A N D I E R E N E N P L A N T E N
Blad.

Roodbekbuffelpikker (Buphaga erytlirorhyncha)


43, 74
Roodbek tocco (Lophoceros erythrorhynchus)
80
Roodborstklauwier (Rhodophoneus cruentus cathemagmenus) . . .
93
Roodkopbaardvogel (Trachyphonus erythrocephalus)
76
Roodkopweduwvink (Penthetria laticauda suahelica)
34, 111
Rosse boomeend (Dendrocygna fulva)
Rouwkwikstaart (Motacilla vidua)
32
Rppellsgier (Gyps rtlppelli)
0
Rijstvogel
"
Saxicola's (Tapuiten)
Schildkraai (Corvus scapulatus)
*5
Schub koppr acht vink (Odontospiza caniceps)
96
Secretarisvogel (Serpentarius serpentarius orientalis)
43, 94
Stippeleend (Anas sparsa)
**3, -
Struisvogel (Struthio camelus massaicus)
4*
Trap (Otis caffra)
30. 43, 113
Verreaux arend (Aquila verreauxi)
35
Vinvoet (Podica senegalensis)
Vuurvinkje (Lagonosticta rhodopareia umbriventer)
1*0
Wenkbrauwspoorkoekoek (Centropus superciliosus intermedius) . . 122
Witborsttoerako (Corythaixoides leucogaster)
79, 86
Witoorvinkleeuwerik (Pyrrhulauda leucotis)
H3
Witvoorhoofddikbekvink (Amblyospiza albifrons)
36
Witwangmuisvogel (Colius striatus)
32
Witzwarte buizerd (Astur melanoleucus)
^6
Wolkopgier (Lophogyps occipitalis)
"0
Zwaluw met roodbruinen onderkant
-
Zwartbuiktrap (Otds melanogaster)
Zwartwitte boschtapuit (Myrmecocichla cryptoleuca)
68
Zwart en witte klauwier (Lanius collaris humeralis)
31
Zwart en gele wever (Pyromelana xanthomelas)
42
Zwartvleugelzwaluwwouw (Elanus coeruleus)
38
Zwarte vorkstaartdrongo
^
Zwartbektocco (Lopbocerus nasutus nasutus)
"<*
Zwartkopsrondkoekoek (Centropus monachus)
1
Zwarte wouw (Milvus migrans)
**
Zwarte roodkeelsuikervogel (Cinnyris spec.)
36
1 1 3

164

IN DIT B O E K V E R M E L D
Bladz.

DIVERSEN
Driepunthoorn (Strombus trioornis)
Haai
||
Hermie tkrab
Landschildpad
Mieren
Pad (Bufo regularis)
Termieten
Vliegende visschen
Zandkrab (Gelashnus spec)

23
19
.128
84
45, 96
36
89
21, 23
128

PLANTEN
AloB's
55, 114
Baardmossen
114
Boabab (Adansonia digitata)
23
Boomeuphorbia
,
46, 66, 87
Commelina
55, 82
Doornboom (Salanum spec)
82
Dracaena
46
Epiphyten
109
Flamboyants (Poinciana regia)
25
Gele erwtenbloemen
56
Incense bush (Tarchonanthus camphoratus)
45
Jeneverboom (Juniperus procea)
60, 55, 113
Kleine slangvormige euphorbia's met roode en gele bloemen . . .
84
Oranjeroode vruchten als pruimen
53
Papyrus (Cyperus papyrus)
108
Reuzenlobelia
plaat 37
Roode lelies (Gloriosa superba)
83
Stink bol (Buphane disticha)
66
Struiksolanum (Solanum campylacanthum)
34
Struikconvolvulus
29, 72
Vanille (Vanilla planifolia)
110
Vierkantstengehge wingerd (Vitis quadrangularis)
94
Wacht een beetje (Acacia detinens) . . . . . . . . . . .
45, 79
Witdoornmimosa (Acacia horrida)
45
Wurgvijg (Urostigma spec.)
48

155
156

You might also like