Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 392

A L G E M E E N E

K E R K E L I J K E

GESCHIEDENIS,
DER.

C H R I S T E N E N .

A L G E M E E N E

K E R K E L I J K E

GESCHIEDENIS,
DER

C H R I S T E N E N ,
DOOR.

IJSBRAND V A N HAMELSVELD*.
T W A A L F D E

MET

TE

DEEL.

PLAATEN.

H A A R L E M

FItANQOIS

BIJ

BOHN,

M D C C C V I.

B E R
JT)<? " C '

eer

I G T
eeuwen van

dom hebben meer uitgebreidheid


ling

vereischt,

dit Werk

dan ik mij

had voorgefield.

deze eeuwen, in welken,


voelens , gebruiken
Christenen
gevoerd,

het

in het begin

zijn

de verfchillende

ge-

maakt,
heid

onder de

opgekomen en
gezindheden

tijden

hebben

en tot heden toe uitmaken;

tusfchen

cezinden.

in-

het grootfle onder-

fcheid tusfchen de bijzondere


later

van

het

eerst zijn

van

Christenbehande-

Trouwens,

en plegtigheden

welke vervolgens

Christenen

het
van

de Proteftancen

en

der
uitge-

inzonderRoomsch-

Om deze reden verdienden

zij ook

breeder ontvouwd te worden.


Doch van het begin der IXde
nen wij ons merkelijk

eeuw af kun-

bekorten; de tijden

* 2

van
daar

vi

T.

daar tot de gelukkige Kerkhervorming leveren


veel minder belangrijke onderwerpen op, en
de onwetendheid en het Bijgeloof, welke gedurende dezelven alom in de Christenheid de
overhand hadden', verdienen naauwelijks eenige breedvoerigheid, zoodat het alszins voldoen
zal, indien men de gebeurtenisfen van dezelven
kortelijk, hoewel te gelijk naauwkeurig , en
naar waarheid, fchetfe.

IN-

O
V A N

H E T

TWAALFDE

DEEL.

B O E K .

Bevattende het vierde tijdperk; van de opkomst van M O H A M M E D , in de zevende eeuw, tot het begin der kruistogten, of het Pausfchap van G R E G O R I U S V I I , in de
elfde eeuw.
E E R S T E

A F D E E L I N G .

Van de opkomst van M O H A M M E D , tot den dood van


R E L den Grootcn, van het jaar 622. tot 814.
V E R V O L G
V

V A N
H

H E T

Toeftand der Geestelijkheid.


Bisfchoppen ,
Monniken , Kanunniken. Roomfche Bisfchoppen enz.
.
.
.
.
Bladz.
V

IJ

KA-

1.

Algemeene Gefcbiedenis van den Godsdienst


en Godgeleerdheid.
Christelijk Bijgeloof.
Dij-

viir

I N H O U D .

Bijbeffche Canon. Bijbeluitlegging, JOANNES


DAMASCENUS. Geloofsleere. Zedeleere. Predikatin.
.
.
.
.
Bladz. 96.
Z E S D E

H O O F D S T U K .

Godsdiensttwisten. Paulicianen. Nestorianen


en Monophijfiten. Monothelitifche Twisten.
Maroniten. Adoptianen. Verfchillen over
de Beelden der Heiligen.
.
.
Bladz. 176.

KEU'

KERKELIJKE

GESCHIEDENIS
V I E R D E
BEVATTENDE
OPKOMST

HET

VAN

B O E K .

VIERDE

TYDPERK ;

MOHAMMED ,

IN

E E U W , TOT H E T BEGIN DER


OF H E T PAUSSCHAP
IN

DE

E E R S T E
TAN

DE OPKOMST

DE

VAN

KRUISTOGTEN,

VAN GREGORIUS

ELFDE

DE

ZEVENDE
VII,

EEUW.

A F D E E L I N G .

VAN MOHAMMED , TOT DEN

R E L D E N G R O O T E N j V A N H E T J A A R 2

DOOD

VAN KA

T O T 814*

V E R V O L G V A N HET VIERDE HOOFDSTUK.


Toeft and der Geestelijkheid. Bisfchoppm, Monniken,
Kanunniken. Roomfche Bisfchoppen enz.
T
L erwijl het gezag en aanzien der Bisfchoppen,
IV
in deze eeuwen, zoo hoog geklommen was, dat

zij als de eigenlijke beftuurders der Christelijke Afdeel


Kerk mogten aangemerkt worden, nam tevens de
eerbied voor de Monnikenftand meer en meer t e ;
Q
deze werden, bij hunnen eerden oorfprong, niet Jaar 622.
onder de Clerici of Geestelijken, maar onder de
4'
Laici of Leeken geteld, doch ten dezen tijde, al- ToensE

E , t

n a C >

t o t

XII. D E E L .

hoe-

8 1

K E R K E L I J K E

hoewel zij niet door eenig gezag van eenige KerkBOEK


vergadering, tot den Geestelijken Stand in het alI
Afdeel. gemeen verheven werden, begon men echter hen
IV
allengs meer en meer onder de Geestelijken te reHoofdft.
naC. G. kenen, zoo zelfs, dat het woord Clericare de beJaar 622. teekenis kreeg, van iemand Monnik te maken (*).
tot 814.
Dewijl de Monniken zich bijzonder beijverden, om
mend aan- de Heidenen tot het Christendom te bekeeren ,
zien der werden deze Zendelingen doorgaans tot Priesters,
Monni(Presbyter!,) aangefleld, gelijk anderen tot Diaken.
kenen, terwijl zij te gelijk Monniken bleven. Vele
Monniken werden ook tot Bisfchoppen verkoren,
terwijl Abten te gelijk Bisfchoppen waren, die naar
het fchijnt de uitgeftrektheid van het Kloostergebied
tot hun Kerspel hadden. Aan fommige Kloosters
was dit eigen, dat derzelver Abten den tijtel van
Bisfchop voerden, gelijk de Abt van het Klooster
Lobbes aan de Sambre in het Bisdom van Luik,
hetwelk in het jaar 638 gedicht werd ( f ) . Uit
de Kloosters werden ook Priesters gezonden om
Opzieners te zijn van Landgemeenten, die van deze
Kloosters afhingen. ( ) .
Op de Kerkvergaderingen verfcheenen de Abten, en bekleedden dikwijls
de plaats der Bisfchoppen, ook onderteekenden zij
IV

meer( * ) DU IRESNE Glosfar. meel. et ivf. Latinit. T. I.


V. Clericus et Clericare.
( f ) THOMASSIN Vet. et nova Eccles. DiscipL rle Beneficiis P. I. Lihr. III. Cap. 15. png. 673. Vol. I.
( ) MABILLON Annal. Cod. S. Bev.ed. Tom. II. Lihr.
XXVII. pag. 380.

G E S C H I E D E N I S .

meermalen derzelver befluiten, voor de Presbijteri, I V


BOEK
doch zij werden beiden voorgegaan door den AartsI
diaken ; ook had fomtijds de Diaken, als plaatsver- Afdeel.
I
V
vanger van zijnen Bisfchop, bij zulke onderteekeHoofdft.
iing, den rang voor de Abten,doch men vindt ook na C . G .
voorbeelden, dat de Abten zelfs teekenden voor jaar 622.
tot 814.
den Aartsdiaken der Metropolitaankerk. Ook konden zij reeds, naar het voorfchrift der tweede Niceifche Kerkvergadering van het jaar 77 ( * ) , zoo
zij anders van eenen Bisfchop ingezegend,

en Pres-

bijteri waren, mindere Kerkedienaren , bijzonder


Voorlezers, door oplegging der handen inwijden.
Ook zal de Roomfche Bisfchop EONIFACIUS I V ,
op eene Kerkvergadering, in het jaar 610, aan de
Monniken vergund hebben, als zij regtmatig in den
Priesterlijken Stand verheven waren, om alle de
ambtsverrigtingen van eenen Priester- waar te nemen.
Evenwel bleven z i j , als Monniken, nog fteeds van
de Geestelijken onderfcheiden.
Men befchouwde voorts over het algemeen het Eerbied
en achting
Monnikenleven, als een uitmuntend leven, (meliorvoor het
vita,') men bewonderde hunne heiligheid, en vcr- M o n n i dienftelijkheid, en kende aan velen van hunne hoof- kenwezen
den, en {lichters van nieuwe Ordens of Kloosters,
de kracht van wonderwerken toe. Zelfs begon
men reeds federt eenigen tijd hunne levenswijze , met nadruk , Godsdienst, (reiigio,) te noemen. Op de vijfde Synode te Orleans, in het jaar
549
(*) Can.

14. ap.

HARDUIN.

A 2

T. I V . p.

496.

4
IV

K E R K E L I J K E

549 C * ) >
* re^s de kleeding, welke eene jonBOEK
ge dochter, bij hare intrede in het Klooster, ontI
Afdeel. ving, vestimenta religionis genoemd, en thans beIV
teekende religionis habitus, fub evangelica religione
Hoofdft.
naC. G. vivere, het Kloosterleven; en de Monniken werden
Jaar 622, religiofi genaamd, gelijk naderhand bij de Franfchen
tot 814. religieux; en gelijk bij de Italianen religione meermalen eene Monnikenorde aanduidt.
Voor lang
werd het Monnikenleven, als een tweede Doop,
aangezien, door hetwelk, als door den Doop, de
zonden vergeven werden ( f ) . Menige Vorsten en
Vorstinnen omhelsden dezen ftand, als den eenigen
weg tot Christelijke volmaaktheid, en werden ftichters en ftichteresfen van Kloosters, in welken zij
vervolgens hun leven doorbragten.
E n alhoewel
Geestelijken vaak, tot ftraf wegens begane misdaden,
in een Klooster werden gebannen, en afgezette Koningen en Grooten in Kloosters werden opgelloten , zulks verminderde geenszins de hoogachting voor dit Monnikenleven, omdat men hetzelve
als eenen ftand van boetdoening , ter wegneming
van alle zonden en gebreken , en leidende tot
de ware volmaking van Godsdienfligheid , befchouwde.
w e r

De Orde
Dit aanzien, en deze vermeerdering der Monnider Bene- ken , had ongemeen veel te danken, aan de verdictynen
maardheid en den regel van den Heiligen E E N E D I C breidt
(*) Can. ip. ap.

HARD.

Tont. II.

( f ) DACiiER. Spicil. Tom. I. pag. 485.

G E S C H I E D E N I S .

IV
TUS , dien men, niet ten nregt, den Patriarch
der Westerfche Monniken noemt. Gedurende de B O E K
I
geheele Vilde eeuw, lag wel het Hoofdklooster de- Afdeel.
IV
zer Orde op den Berg van Cafinus, thans Monte
Hoofdft.
Casfino, in de asch, zijnde door de Langobarden na C . G .
in het jaar 589 afgebrand. Maar omtrent het jaar Jaar 622.
tot 814.
721 bouwde een rijk burger van Brescia, PETRON A X , niet alleen hetzelve weder op, maar voegde zich meer
'er nog een tweede Klooster bij, aan den voet des en meer
uit.
Bergs, waar thans de ftad San Cermano ligt, alwaar hij zelf Abt werd. Evenwel hadden de eerfte
Leerlingen van BENEDICTUS en hunne navolgers
zijne voorfchriften in Itali en buiten hetzelve a l
lerwcge verbreid, hoewel daar uit niet volgt, dal
ook niet andere regels bij andere Monniken in waar
de bleven, gelijk de regel van den Heiligen COLUM
BANUS , in vele Frankifche Kloosters. In het midden echter der achtfte eeuw werd, ten minden ii
het Oost-Frankifche Gebied , door befluiten var
Kerkvergaderingen, de waarneming van den rege [
van BENEDICTUS aan de Monniken en Nonnet 1
aangeprezen (*).
In het binnenfte van het Oost - Frankifche Rijk.
of het tegenwoordig Duitschland, maakten de Be.
nedictyner Monniken zich bijzonder vcrdicnftelijk >
door hunnen ijver en werkzaamheden. Terwijl BO
NIFACIUS en zijne medehelpers arbeidden aan di
voortplanting van den Christelijken Godsdienst ii
de

(*) Over dit onderwerp zijn verfcheidene fchriftc


gewisfeld tusfchen M A B I I J . O N en zijne Tegenfchrijvers,
A 3

K E R K E L I J K E

deze Gewesten, gaven de Kloosters , welke zij, niet


IV
BOEK
zelden in onbebouwde en woeste plaatfen (lichtten,
I
Afdeel. gelegenheid tot meerder bevolking en bebouwing
IV
der landen. Zij zeiven en vele boeren , door
Hoofdfl. Vorsten en Grooten, met uitgedrekt Landsgebied
na C. G.
Jaar 622. aan de Kloosters gefchonken, leiden rondom in de
tot 814. nabijheid derzelveu dorpen en vlekken aan , waar
uit zoo vele lieden in Duitschland haar begin genomen hebben. Hier kwam bij, dat deze Monniken zich ook bezig hielden met het onderwijs der
kinderen, en fciolen in hunne Kloosters ftichtten,
welke van de IXde eeuw af de voornaamfte, ja
genoegzame eenigfte inrigtingen waren in Duitschland, om eenige geleerdheid te verkrijgen en voort
te planten.
Duitschland kreeg deze Benedictynen voornamelijk van de Angelfakfen en Ieren. Onder de eerstgemelden fchijnt de regel van BENEDICTUS , zoo
al niet door den (lichter des Christendoms in Kent,
AUGUSTINUS zeiven , ten minden kort na zijnen
tijd, ingevoerd te zijn ( * ) . Bij de Oud-Britfche
Christenen werd dezelve eerst aangenomen, nadat
zij zich met de Kerkgebruiken der Roomfche Kerk
verenigd hadden; dus ook bij de leren of Schotten, zoo als zij in de Vilde eeuw genoemd werden. Doch in Spanje duurde het langer; daar kende men, onder de regering der IVestgothen, geene
andere voorfchriften voor Monniken, dan OosterschEgijptifche. DONATUS, die, in het jaar 570, het
(*) MABILL.

SerArm. Ord. S. Ben. T. I. p. 274-494. eet.

G E S C H I E D E N I S .

Servitaanfche Klooster (lichtte, en die als de V a - IV


der der Spaanfche Monniken kan .aangezien wor- BOEK
I
den, maakte zijne eigene fchikkingen, waar in hij Afdeel.
IV
de ouden navolgde ( * ) . ISIDORUS, Aartsbisfchop
Hoofdft.
van Hispalis of Sevilla , die tot het jaar 636 ge- na C . G .
leefd heeft, en van wien w i j , op zijne plaats, on- Jaar 623.
tot 814.
der de geleerde mannen van dezen tijd gefproken
hebben, (lelde in het door hem gedichte Klooster,
( Coenobium Honorianum, ) een eigen voorfchrifi
op voor zijne Spaanfche Monniken ( f ) .
In de Voorrede zegt I S I D O R U S tot de Monniken , Regelvan
. ISIDORUS.

dat, wie naar de volmaaktheid drceft, de regelei


der oude Vaderen moet waarnemen; maar dat. hii
voor den genen, die niet in daat was, dezelven ti
vervullen, den zijnen ontworpen had; welke de on
derde trap van eenen Monnik was, die zich tei I
minden van zonden bekeerd had. Hij fcherpt ver
volgens eerst en vooral i n , dat zij toch het Kloos
ter gefloten houden, en ver van de woonplaatfen de r
menfchen afgezonderd leven. Tot hunnen Abt moe t
een man verkoren worden, van rijpe jaren, beproefd 6
heiligheid, geduld en nederigheid, in alles vooi
beeldig, en bekwaam, om eiken Monnik naar z i
nen toedand liefderijk te behandelen. De Monnike I
moeten Apostolisch leven, eensgezind zijn, alles g<
mee II

(*") CENNI de Antiquit. Eccles. Hisp. Tom. II. Disr.

VI. pag. 320-

( f ) In Cod. Regull. quas SS. Patres Monachis >t

Virginib. fanctimonialibus fervandas prafcripfere HO


STEN1I P. II. pag- 198. Roma 16I. 4/tf.

A 4

'

K E R K E L I J K E

meen hebben, en het tegenbeeld opleveren van sik


ondeugden. Wie de wereld verloochent, zal eerst
drie maanden lang in het verblijf der vreemdelingen\
(hospitale, ) dienen. Ook zal hij zijn vermogen
vooraf onder de armen verdeelen, of aan het Klooster fchenken, en fchriftelijk belooven, dat hij 'er
altijd in blijven zal. Wien zijne Ouders daar toe
beltemd hebben, mag het ook niet weder verlaten,
gelijk S A M U E L .
Een /laaf mag niet eer een Monnik
worden, voordat zijn Heer hem vrij gelaten heeft;
want de plaats Job. X X X I X . 8. Wie heeft den
woud-ezel vrij henen gezonden? en wie heeft de
banden des wilden ezels gelost? kan op den Monnik
toegepast worden, die, vrij van wereldfche verhinderingen, God dient. Geen Monnik mag zich
iet eigens vervaardigen of bezitten, zelfs om geene
bijzondere Cel verzoeken. Even min mag hij zich
in wereldfche bezigheden mengen. Elke Monnik
moet eenig handwerk verrigten. Evenwel moet hij
zijn bepaalden tijd hebben van bidden en lezen. Alles
wat zij gewerkt hebben, brengen zij aan den Opziener of Proost, (Prapo/itus,) en deze geeft het aan
den A b t , ( Princeps Monachorum. ) Voorts bepaalt hij hunne fpijzen, vasten, kleding, en de
ftraffen voor overtredingen enz.

IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G ,
Jaar 622 .
tot 814 1

FRUCTUOsus
fchrijft
insgelijks
regels
voor
Monniken,

Een ander Bisfchop in het Westgothifche Rijk,


van
niet minder aanzien, F R U C T U O S U S , die uit
het Koninklijk Gedacht afdamde, fchreef insgelijks
voor de Monniken eenen nieuwen regel voor. H j
had omdreeks het jaar 647 reeds zeven Kloosters
in Lufitani, 4stun,
Gallici, en op het eiland
Ga-

G E S C H I E D E N I S .

Gades, (Kadix,~) gedicht. In plaats van dezelven I V


te beduren, verborg hij zich in de diepfte Woeftij- BOEK
I
nen, waar hij bijna door een' jager, die hem voor Afdeel.
I
V
een wild dier aanzag , doodgefchoten zou zijn.
rloofdft.
Maar de Monniken , zijne leerlingen, uit het Com- ia C . G .
flutenjisch Klooster in Lufitan, zochten hem op,iaar 622.
en noodzaakten hem, het opzigt over hetzelve op ot 814.
zich te nemen. De toevoer van Klooster-kweekelingen, die zich tot hem begaven, werd eindelijk
zoo fterk, dat de Koning denzelven verbood, uitgezonderd aan vrouwsperfonen. Ook bevonden zich
wezenlijk, in de Woeftijn, waar hij toen woonde,
omtrent 80 jonge dochters, om hem tot leidsman
van dergelijke levenswijs te hebben; voor welke hij
aldaar een Klooster bouwde. Allengs verzamelden
zich geheele huisgezinnen met hunne kinderen, ook
oude lieden van beiderlei kunne bij hem, die allen
in den Monnikendand wilden treden. Om hun te
voldoen, moest F R U C T U O S U S aan dezen ftand eene
nieuwe gedaante geven, en zich eenigermate fchikken naar de zwakheid van zijne vrome medeburgers,
hoewel dezen zulks meestal meer in fchijn, en uit
onzuivere beginfelen , waren. Sedert eenigen tijd,
hadden in Spanje verfcheidene echtgenooten , met
hunne kinderen en dienstknechten, woningen gefticht , onder den naam van Kloosters, in welken
zij in gemeenfehap leefden, en eenen door hen gekozenen Abt fcheenen te gehoorzamen; maar zich
eigenlijk alleen zijn' zegen over hunne willekeurige
levenswijze lieten mededeelen. Het ware oogmerk
van deze zeldzame inrigting was; Zij wilden zich
A 5
vaq

io
IV
BOEK

I
Afdeel.
IV

Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

van landsdienften en belastingen onder dit voorvvendfel ontflaan , dat zij Monniken waren. Dit
deeden niet alleen de landlieden, maar hunne Priesters begunftigden het ook, omdat zij anders vreesden , hunne tienden te zullen verliezen, als zij hun
dit zoogenoemde Kloosterleven niet toeftonden. Ondertusfehen was dit misbruik ook onder de Angelfakfen ingeflopen (*). FRCTUOSUS ging hetzelve
nadrukkelijk te keer, en ontwierp voor de talrijke
Monniken, die hem als hun opperhoofd vereerden,
twee regelen; hij zelf, die een tijd lang Abt en
Bisfchop van zijn Klooster Duma in Gallici' was,
werd, in het jaar 656, door de Kerkvergadering te
Toledo, tot Aartsbisfchop van Bracara in Gallici'
benoemd ( f ) . Hij overleed omtrent het jaar 675,
fteeds onvermoeid in het ftichten van nieuwe Kloosters en Kerken, waar aan hij zelfs, bij nacht, arbeiden liet ( ) .

Regula
Nog in die zelfde Vilde eeuw, in welke deze
Magistri, regels voor de Spaanfche Monniken behooren ,
fchreef een onbekende Abt in het Frankifche Rijk
'er eenen dergelijken aan zijn Klooster voor, die
onder den naam van Regel des Leeraars, (regula
magistri,) bekendis, en die uit 95 afdeelingen beftaat (**). In het eerfte Hoofdftuk van denzelven
wor(*) Auctor anonymus Vitce S. Pructuofi in HOLSTEN.
Cod. regg. Monast. I. c. pag. 226.
( f ) Conti'. Tolet. X. ap. HARD. T. III. pag. 984.
( 5 ) MA3ILL. Annal. Ord. S. Bened. T. I. p, 437.
(**) HOLSTEN. Cod. Regg. pag. 293-462.

G E S C H I E D E N I S .

worden vier foorten van Monniken befchreven,


zoo als men ze reeds uit ouder tijden kent, Coenobit<s, anachorete, farabaita en gyrovagi, de vierde van welken de opfteller zoo uitvoerig en levendig befchrijft, als de fchandelijkfte fchuimloopers
van het ne Klooster in het ander, dat men daar
uit moet afleiden, dat dezen in de Frankifche Gemeenten niet zeldzaam moeten geweest zijn.

IV
BOEK

Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jnar 6 2 2 .
tot 814.

Daar federt de IVde eeuw zoo vele Monniksrege- IJver van


BENEDIClen waren opgeftekl en ingevoerd, was eene verza- T U S van
meling en vergelijking derzelven noodzakelijk gewor- Aniana
den. Deze werd in het begin der IXde eeuw on- omtrent
den M o n dernomen door B E N E D I C T U S , Abt van Aniana. nikenwel te onderfcheiden van den Heiligen B E N E D I C T U S . ftand.
{lichter van de Orde der Benedictynen. Hij wa!
afkomllig uit Gothi of Septimani, in het Zuidei 1
van Frankryk, waar zijn Vader, Graaf van Mage
lone of Magdelone, een dapper Krijgsbevelhebber
was. In zijne eerfte jeugd leefde hij aan het Ho F
van den Koning P I P Y N , wiens mondfehenker h j
werd. Ook bleef hij in dienst bij deszelfs Zooi 1
K A R E L den Grooten, tot in het jaar 7 7 4 , in het
welk hij deszelfs krijgstogt in Itali bijwoonde
Maar van daar terug gekeerd, ging hij, volgen
eene gelofte, die hij, bij gevaar van te verdrinken 1
gedaan had, in het Klooster van den Heiligen S E
Q U A N U S , in het Hertogdom Burgundi.
Hier mar
telde hij, gelijk een zijner leerlingen verhaalt (* )
zijn ligchaam derdehalf jaar lang op eene ongeloo
fe
(*) Vita S. Benedicti Abb. Arian. auctore Ardon
fei 1

ia

K E R K E L I J K E

IV

felijke wijze door den honger, flapeloosheid, en


ellendige kleeding; ook geloofde hij, dat de regel
Afdeel. van den Heiligen B E N E D I C T U S alleen voor zwakke
IV
eerstbeginnenden gefchikt was, waarom hij voor
Hoofdft.
na C. G _ zich verkoos die, welke door P A C T I O M I U S en B A S I L I U S
Jaar 622 , ontworpen waren. Evenwel kreeg hij zin in den
tot 814
' eerllen, toen zijn Abt hem tot Keldermeester, (Cellarius,) of Opziener der Voorraadkameren aanftelde. Omtrent zes jaren daar na, als de Abt overleden was, verkozen de Monniken hem, eenparig,
tot deszelfs opvolger. Maar hij onttrok zich door
de vlugt, en rigtte op de landgoederen van zbnen
Vader, aan de kleine rivier Anianus, een Kluisje
o p , waar in hij eenige jaren, in alle behoeftigheid,
onder vrome oefeningen, leefde. Allengs kreeg hij
hier zoo vele navolgers en leerlingen, dat hij , in
de nabijheid, verfcheidene Kloosters aanleide , in
welken zij met elkander kampten, om hem gelijk te
komen. N u kon het ook niet wel anders, of hij
moest een wonderdoener zijn.
Men vertelde dus
van hem, dat hij door zijn gebed den voortgang
van eenen brand, als ook van eene overftroorning
gefluit, en ook een zwerm van fprinkhanen verdreven hebbe. Met het aangroejen van zijne vereering, verhief zich ook zijn Kloosterhutje tot een
prachtig gebouw. Sedert het jaar 782 (lichtte hij,
met hulp van eenige Grooten, een heerlijk Klooster, rustende op marmeren pilaren, met verfcheidene
BOEK

Kerfeu Smaragdo, ejus discipulo in M A B I L L O N .


Ord. S. Bencd. Sec. IV. P. I. pag. 194. fq.

Act. SS*

G E S C H I E D E N I

S.

13

Kerken omringd, in hetwelk men lampen, kelken,


en andere gereedfchappen van zilver, ook andere
kostbare kunstwerken, en reliquin in gouden vaten en kasten vond. Thans verzamelde hij Voorlezers, Zangers, Spraakkundigen en Schriftuitleggers,
voor zijn Klooster, als ook vele Boeken. Van K A R E L den Grooten verkreeg hij een' Gunstbrief,
waar bij zijn Klooster van alle regtsgebied der Bisfchoppen , en van alle belastingen vrijverklaard
werd, ook zou het den Monniken in hetzelve vrijftaan, na de dood van hunnen A b t , een' ander te
kiezen, die den Regel van den Heiligen B E N E D I C T U S zou laten waarnemen,
B E N E D I C T U S verkreeg
vervolgens onder Keizer L O D E W Y K , Zoon van K A R E L , het opzigt over de Frankifche Kloosters in
het gemeen, en moest op deszelfs bevel in het jaar
817 te Aken met de aanwezende Abten en Monniken aan een ontwerp van verbetering van het
Monnikenwezen arbeiden. Hij onthield zich vervolgens in het Klooster Inda, thans St. Cornelis
Munfter, niet ver van Aken, hebbende te Aniana
eenen anderen Abt aangefteld. Hij overleed te Inda, in het jaar 821, in eenen ouderdom van L X X
jaren.
Deze Hervormer der Monniken verzamelde de
oude Monniksregelen in een afzonderlijk Boek, hetwelk in den Codex regularum etc, onder den naam
van L . noLSTENius, na deszelfs dood uitgegeven,
geplaatst is. Nog ftelde hij een werk op, Concordia Regularum genoemd; hetwelk de Benedictyner
H C G O W E N A R D het eerst met zijne Ophelderingen,
te

IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hbofdit.
ia C . G .
[aar 622.
;ot 814.

K E R K E L I J K E
IV

te Parys in het jaar 1638 in 4to in het licht heeft


gegeven. Het gene men overigens van kleine leef
BENEDICTUS
Afdeel. Heilige en ftrijdfehriften aan dezen
IV
toefchrijft ( * ) , is van geen belang, en behoort
Hoofdft.
n a C . G. misfehien aan een' jonger Schrijver.
Jaar 622.
Bij deze ijveraars en voorftanders van het Montot 814,
nikenwezen kunnen ligtelijk meer anderen gevoegd
BEDA, zelf een Monnik, de geleerdfte van
B E D A , A L ' worden,
C U I N , K A - dezen tijd,
gaf aan de Monniken groot aanzien,
REL
de
door zijne geleerdheid, ALCUIN , fchoon geen MonGroote
voorftan- nik,
was echter ijverig werkzaam tot verbetering
ders der
van de inrigting der Franfche Kloosters, en ter
Monnibeoefening der Wetenfchappen in dezelven. KAREI,
ken.
de Groote, niet n der gewone Vorsten van dit
Tijdperk, die alleen wisten van Kloosters te nichten en te verrijken, en daar hunne aandacht in te
oefenen, leide zich toe, m ze nuttig te maken
voor den Staat, den Godsdienst , en de Wetenfchappen ( f ) .
Groot
Het kan dus niemand verwonderen, dat het geaantal
tal der Monniken verbazend toenam, zoodat z i j ,
Monniin verfcheidene Landen, het getal der genen, die
ken.
in de wereld bleven leven, evenaarden, en de wereldfche menfehen te boven gingen in de bezitting
van de wereldfche goederen, waar toe zelfs de verflapping in de ftrengheid van het Monnikenleven
veel toebragt, dewijl men zich toch altijd verbeeldde , de Christelijke volmaaktheid nader te zijn.
BOEK

Toen
(*) In B A L U Z . Mhcell. Lihr. V. pag. 1-62.
(t) M A B I L L . Ann. Ord. S. Eened. T. II. L. XXV.

G E S C H I E D E N I S .

15

Toen de vermaarde Angelfakjifcke Bisfchop W I L - IV


F R I D , omtrent het jaar 677, naar Rome reisde, BOEK
I
liet hij in zijn vaderland, hetwelk naauwlijks eerst Afdeel.
IV
het Christendom volkomen omhelsd had, vele duiHoofdft.
zend Monniken achter (*).
Omtrent 30 jaren na C . G .
vroeger waren 'er in het Kerspel vanVienne, in het jaar 622.
Zuiden van Frankryk, meer dan 1,200 Monniken, tot 814.
en bijkans 300 Nonnen. Honderd jaren later waren
zij nog talrijker, maar hadden tevens meer eene
verbetering en hervorming in hunne zeden noodig.
Eene menigte Kloosters is in dit Tijdperk gedicht,
Vermaarwelke in vervolg van tijd zeer beroemd zijn gewor- de Kloosters aanden; doch geen van allen kan in vergelijking ko- gelegd.
men, met het Klooster of Abdij van den Heiligen
D I O N Y S I U S , QSt. Denys,~) den Patroon van Frankryk , over wiens graf, vermaard door wonderen,
reeds voor lang eene Kerk gedicht was, en reeds
voor het midden der Vide eeuw een Klooster.
Maar D A G O B E R T I , beheerfcher van het Frankifcht
Rijk, van het jaar 628 af, een wellustig Vorst,
die daarom in dezen Heiligen zich eenen magtiger
voorbidder bij God wen?chte te verkrijgen, her
bouwde deze Kerk en Klooster, met zoo vee]
pracht, dat men hem eenigermate voor derzelvei
dichter kan groeten. Aan de Kerk werd goud.
zilver, juweelen, zijde en marmer, overdadig verfpild; de vloer was met ingelegd of mozakwerk
bedekt; boven het graf van den Heiligen, en op
den gouden hem gewijden altaar kwam een kunstfie( * ) MAEILI.ON / . c. Tom. Is pag.

539.

16

K E R K E L I J K E

IV

firaad, door de hand van den Heiligen ELIGIUS of


ELOY vervaardigd. Achtduizend ponden lood werden tot het dak der Kerk verbruikt; en de koperen
deuren voor dezelve liet de Koning zelfs uit de
Kerk van den beroemden HILARIUS, Bisfchop van
Poitiers, overbrengen,- ook fchonk hij Koninklijke
inkomften aan dezelve, in geld, dorpen, landerijen,
en andere goederen. Met gelijke pracht werd het
Klooster, tegen de Kerk aangelegen, opgebouwd,
als mede eenige andere bijgebouwen. Allengs vormde zich hier de ftad St. Denys. De Abt is de
eerfte van alle Franfche Abten, en vrij van het
regtsgebied van den Bisfchop van Parys. In de
Kerk is federt DAGOBERT de begraafplaats der meeste Koningen van Frankryk geweest; daar werden
ook verfcheidene rijkskleinoodien, en het gewijde
rijksvaandel, QPOrifiamme,) bewaard, hetwelk de
Koningen voor dezen op hunne veldtogten medenamen ( * ) . Voorts werden in het Frankifche Rijk
nog gelucht de Abdij van Corbie in Pikardi, omtrent het jaar 659, door de Koningin BATHILDIS ,
en meer anderen. In Duitschland of het toenmalige
Oostfranken, de vermaarde Kloosters van Reichenau, St. Emmeram, Prum, Fulda, Hersfeld, en
meer anderen.
Vrijheden
De aanwas en vermeerdering der Monniken en
derKloosder Kloosters, in deze eeuwen, bragten ook derters.
zelver vrijheden van het opzigt en het beftuur der
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft
naC. G.
Jaar 622,
tot 814.

Bis(*) Gcsta Domini Dagoberti Reg. Francor. in D U C H E S N E SS. Uht. Franc. Tom. I. pag.
572.

G E S C H I E D E N I S .

17

Bisfchoppen, van tijd tot tijd, met zich, waar toe


IV
ook de Roomfche Bisfchoppen hun behulpzaam wa- BOEK
I
ren, om hen nader aan zich te verbinden, en door Afdeel.
IV
hun aantal en dienstvaardigheid hunne eigene bedoeHoofdft.
ling van grootheid en verheffing te ftijven. Ook n a C . G .
waren 'er Kloosters, die van Koningen gefticht, Jaar 622.
tot 814.
onder derzelver bijzondere befcherming bleven, en
daarom Koninklijke, en ook in het vervolg vrije
Kloosters genoemd werden, dewijl zij volftrekt geen
Bisfchoppelijk regtsgebied erkenden, enkel den Koning rekenfchap fchuldig waren, en van denzelven
hunne Abten ontvingen. Evenwel deeden de Bisfchoppen veelal hun best, om hun regtsgebied ovei
de Kloosters te handhaven en te onderfleunen. Onder anderen erkenden wel de Spaanfche Bisfchoppen ( * ) , dat velen van hen de Monniken als Lijfeigenen behandelden, en zich zoo veel van de regten der Kloosters aanmatigden, dat zij bijna hur
eigendom werden, waar door een z o o aanzienelijli
rfdeel van c H U I S T u s , (illustris portio Christi,^
in eene fchandelijke dienstbaarheid gebragt was;
maar even daarm vermaanden zij hunne medebroederen, over de Kloosters niet meer magt te oefenen , dan de Kerkelijke wetten hun toeftonden, dat
i s , de Monniken tot een heilig leven op te leiden,
Abten en andere Kloosteriimbten aan te ftellen, en
de overtredingen der Regelen te verbeteren. Op
dezelfde wijze zorgden verfcheidene Frankifche Kerk*
ver(*) Concil. Tokt. I V . a. 633. Cen- S ( . ap. HAUDULN.
Tom. III. pag. 889.
XII. D E E L .

i8

K E R K E L I J K E

vergaderingen, zelfs nog in het laatst der regering


BOEK
van K A R E I , den Grooten, voor Bisfchoppelijke reg1
Afdeel. ten omtrent de Kloosters, aan welken ook de nooIV
dige verbeteringen der Kloosters werd opgedraHoofdft.
gen ( * ).
naC. G
In der daad, hoe min het thans iemand in geJaar 622
tot 814 dachten mogt komen, dat deze geheele levensnrigting ftrijdig was met het ware doel van den GodsVerbaste
ringen de dienst, en het welzijn der Burgermaatfchappij, evenMonni- wel was de afwijking der Monniken van derzelver
ken.
oorfpronkelijke inrigting, o m , door afzondering van
de wereld, en godvruchtige oefening, zich boven
anderen te volmaken, tot het genot eener toekomende zaligheid, blijkbaar genoeg voor eiken fchranderen opmerker. De Monniken in het Oosten, die
het naast bij hunne oude firenge levenswijze bleven,
zag men niet zelden als gevaarlijke Dweepers uit
hunne Woeftijnen te voorfchijn komen, treurige onrusten aanrigten, en door hunne onwetendheid, bijgeloof, hoogmoed , en norschheid bewijzen, dat zij
veel Hechter menfchen geworden waren , dan zij
waarfchijnelijk in het gezellig en werkzaam leven
zouden geweest zijn. In het Westen verbasterden
zij op eene andere wijze; daar gaven zij zich over
aan gemak, aan praal en weelde, zelfs aan eenen
krijgszuchtigen geest ( f ) . Sommige Abten waren
IV

te
(*) Concil. Arclat. a.

IV. pag.

813. Can.

6.

HARDUIN.

Tom.

1004. Concil. Moguntiac. ejtis. a. Q. 12. ibid.

pag. 1011. Can. 20. pag. 1013.


( { ) MABILLON , die dit erkent ook van de Benediety-

G E S C H I E D E N I S .

39

IV
te flreng, anderen te zacht; over het algemeen
BOEK
heerschte eene neiging tot prachtige KloostergebouI
wen, welke door milde begiftigingen werd aange- Afdeel.
IV
vuurd; de hebzucht van vele Abten, de verkwisting
Hoofdft,
van anderen was zigtbaar; vaak werden hunne ambten na C . G .
verkocht; verfcheidencn door eenen en denzelfden Jaar 6220
tot 814
Geestelijken te gelijk bezeten, hetwelk men plura*
litas heneficiorum noemde , en waar van omtrent
het jaar 718 H U G O , uit het Karongifche Stamhuis , een treffend voorbeeld opleverde, die te gelijk
Bisfchop van Rouan, Parys, en Bayeux, en Abt
van Fonteneik en Jumiege was. Men gaf wel tegen alle deze afwijkingen, bij herhaling, menigvuldige wetten, in Kerkvergaderingen, waar bij zich het
gezag der Koningen voegde ( * ) , maar evenwel
vindt men ook, in volgende eeuwen, onder anderen, voorbeelden genoeg, van Geestelijken, die ten
krijg trokken; onder welken men evenwel de VeldAbten, (Abbates Castrenfes,) niet moet rekenen,
die de Opzieners der Geestelijken of Monniken waren, die bij dag en bij nacht den Godsdienst be>
zorgden bij de legers, die te veld waren ( f ) .
Br
tyncr Monniken, tot de hervorming dier orde door BENEDICTUS van Aniana,

doet tevens onderzoek naar dc

reden dezer verbastering Pref. ad Acta SS. Ord. Ben


Sec. I V . P. I . 6. pag. 101. fqq.
( * ) M e n vindt

verfcheidene

zoodanige wetten er

befluiten in HAIID. Concil. Tom. III.


( f ) MABILLON. Annal. Ord. S. Benedict. Tom. I
pag. 323-

B 2

K E R K E L I J K E

IV

Bij de Nonnen en andere foorten van vrouwen , welke de Wereld verlaten, of daar den naam
van hadden, want fommigen woonden in afgezonderde Cellen of Kluizen, (Reclufce,) anderen hadden zekeren Kloosterregel aangenomen, en zich tot
altijddurende kuischheid verbonden; ( Canonica,)
nog anderen hadden den fluijer van den Bisfchop
Verbaste plegtig ontvangen, en bleven ongehuwd in hare faring der milie; (Hrgines private;) of het waren weduNonnen.
wen, die zich ook dit teeken van onderfcheiding
lieten geven, en niet weder trouwden; (Fiduce velatce;) bij deze allen was ook veel te verbeteren;
hoewel men de hoofdinrigting liet blijven, hoe zeer
dezelve ook, over het geheel, nadeelig was. Vele
Abdisfen leiden zelfs mannen de handen op, en zegenden hen in met het teeken des kruis; ook gaven
zij aan vrouwen den fluijer met den Priesterlijken
zegen; welk n en ander KAREI de Groote haar
deed verbieden ( * ) . Tevens verbood h i j , dat men
aan geene jonge dochters vr haar XXFfte jaar
den fluijer zou geven, ten ware eene dringende
noodzakelijkheid den Bisfchop daar toe dwong ( f ) ;
de gewoonte van eenige Oosterfche Kloosters, om
eene Non, bij hare inwijding, met zijde, goud en
juweelen opgefchikt, voor het Altaar te leiden, en
na de inwijding een zwart kleed aan te trekken,
werd in de Trullaanfche Kerkvergadering ( ) afBOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814

ge( *) Capit. I. a. 780. C. 74. ap. B A L . T. I. p. 238


( f ) /. c. pag. 239.
()

Ap

HARD.

Tom, III.

pag.

1680.

G E S C H I E D E N I S .
gefchaft, met deze bijgevoegde reden, dat eene aanIV
komende Non alles ter zijde behoorde te leggen, B O E K
I
wat haar de aangenaamheden der wereld in het ge- Afdeel.
IV
heugen kon brengen, opdat haar niet een traantje
Hoofdft.
mogt ontvallen, hetwelk den aanfehouweren kon na C. G.
doen vermoeden, dat zij de wereld noode verliet. Jaar 622.
Op de Kerkvergadering te Tours ( * ) , van het jaai tot 814.
813, erkenden de daar op K A R E L S bevel bijengekomene Bisfchoppen en Abten, dat 'er in de Nonnenkloosters veel te verbeteren was; dat de Abdis
[en voor een gedeelte, wegens hare JJechte levenswijs , ten kwade berucht waren, en ook daar ir
van hare onderhoorigen werden nagevolgd ; aar
welken zij zelfs de noodige fpijze, kleederen, er
andere behoeften onthielden. Reeds had ook een<
andere Kerkvergadering, onder de regering van KAR E L S Vader, P I P Y N ( f ) , aan de Bisfchoppen ir
last gegeven, om in de Nonnenkloosters regelmatige zeden in te voeren enz. Ook werden 'er, ir
deze eeuwen, bijzondere regels voor de Nonnet,
gefchreven; gelijk reeds C / E S A R I U S in de Vld<
eeuw gedaan had. L E A N D E R , Bisfchop van Hispa
lis, of Sevilla, die men, wegens het ijverig beftrij
den der Arianery onder de Westgothen in Spanje.
den Apostel der Westgothen genoemd heeft, fteldi
tegen het einde dier eeuw eenen regel op, welke
thans, naar allen fchijn, in Spanje veel gezag had:
Regula, jive de inftitutione virginum et contemtit
mun'
(*) Ap.

HARD.

Tom. IV.

(\~) Conc. Fern. a.

pag.

755.

B 3

T.

1026.
l i l . H A R D . p.

1995.

K E R K E L I J K E

mundi, ad Florentinam Sororem Liber ( * ) , behelzende onder anderen vermaningen, om wereldlijke


Afdeel. vrouwen, en alle, zelfs heilige mannen, te mijden;
IV
niet met eene Non alleen te fpreken; fteeds het lezen
Hoofdft.
en bidden beurtelings waar te nemen, en als zij iet
pa C . G .
Jaar 622. arbeiden, zich te laten voorlezen; het Oude Testatot 814. ment, bijzonder het Hooglied, niet vleefchelijk te
lezen; maar daar in de liefde van C H R I S T U S en
zijne Kerk te erkennen; den wijn enkel als eene
artzenij, en het brood, enkel wegens ligchaamszwakte, te gebruiken; alle lagchen voor zonde te
houden; volftrekt niets eigens te bezitten, dewijl
dit een foort van echtbreuk, diefftal en bedrog is.
Om van andere meer gewone voorfchriften niet te
gewagen. D O N A T U S , die omtrent het jaar 624
Bisfchop te Fefontio, (Befanpon,)
werd; maar
zelfs in deze waardigheid, gelijk voorheen, als Monnik te Luxovium, voortging te leven, heeft insgelijks zulken regel nagelaten, die in 77 afdeelingen
beftaat ( f ) , in welke de geest van kleinigheden en
flaaffche ftrengheid overal te befpeuren is. Zoo
wordt onder anderen bevolen, dagelijks, ja elk uur,
zijne gedachten, gemoedsbewegingen, onnutte woorden en werken aan de Abdis te biechten, dewijl
zulke biecht van den dood bevrijdt. Eene Non,
die, bij het eten of drinken, niet om eenen zegen
bidt, en 'er niet amen op zegt, zal zes klappen
krijgen; zoo ook, als z i j , zonder noodzakej onder
IV

KOEK

het
(*) In H O L S T E N . Cod. Regg. Monast. P . W.p. 153-183.
(j)

Ap.

HOLSTEN.

c. pag.

75-120,

G E S C H I E D E N I S .

IV
het eten fpreekt, of met het mes op tafel klopt, en
BOEK
dergelijke kleinigheden meer.
I
Terwijl de Monniken en Geestelijken elkander lie- Afdeel.
IV
verlede naderden, werd nog een middelftand tusfchen
Hoofdft.
beiden opgerigt, die der Canonici of Kanunniken. na C . G .
Dewijl deze naam eigenlijk gebruikt werd van lie- Jaar 622.
tot 814.
den, die naar eenen gemeenfchappelijken regel (.
va>v,) leven; hoewel de oudfte beteekenis in de Canonici
Griekfche Kerk die genen aanduidde, die in het ofKanunniken.
Kerkeboek waren opgefchreven: (EX. rt xavovo? TVS
EJCJCA^C-/?,) Z O O begrijpt men ligtelijk, waarm ook
de Monniken fomtijds dezen naam, of in het Latijn
dien van Regularis, gedragen hebben. Maar ooi
de Clerici of Kerkdijken en Geestelijken zelve heet
ten, om ne van beide deze redenen, zoo wel ir
de Oosterfche als Westerfche Kerk, Canonici; ge
lijk onder anderen de wetten van K A R E L den Groo
ten bewijzen ( * ) .
D o c h , juist bij de eigenlijk
Clerus of Geestelijkheid nam thans eene nieuwe ei 1
engere beteekenis van dit woord een begin. Men ga
dezen naam aan die.genen, die, met hunnen Bisfchoj >

in n huis wonende,aan eene gemeenfchappelijke ta


fel etende, en zeketeGodsdienftige oefeningen ten zelf
den tijd verrigtende, wel een foort van Kloosterle
ven leidden, maar evenwel niet in den Monniken
ftand overgingen.
Men

heeft ,

in het voorgaande der Gefchiede


ni

(*) Qui ad Clericatum nccedunt, quod nos nomiw


mus Canonicam vitam. Capit. a. 780. Cap. 71. Tom. 1
B A L U Z . pag.

238.

B 4

24
IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
tia C. G.
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

nis ( * ) , gezien, dat A G U S T I N U S te Hippo de


eerfte geweest i s , die zijne Geestelijkheid tot eene
foortgelijke gezeifchappelijke levenswijze verenigde;
fchoon nu eenige Bisfchoppen zijn voorbeeld mogen
gevolgd zijn , evenwel was zulks niet algemeen,
veel min, dat men den oorfprong der Kanunniken,
met dezen of genen, reeds in de tijden der Apostelen zou kunnen opfporen.
Maar

of C H R O B O G A N D , ook R O genoemd, Bisfchop van Mets, federt het


jaar 741, was de eerde, die eenen Regel voor de
Geestelijkheid fchreef, waar door het gemeenfchappelijk leven voor dezelve meer behagelijk, uitgebreider, en vaster gegrond werd, dan ooit te voren.
Hij ftamde uit een aanzienelijk Frankisch geflacht
CIIRODEGANG,

DEGANG

af,

en

was

aan

het

Hof

van

KAREL

MARTEL

op*

gevoed, van wien hij het ambt van Referendarius,


gelijk van deszelfs Zoon P I P Y N het Bisdom van
Mets verkreeg. Hij was'zeer welfprekend, in de
Frankifche en Latijnfche talen geoefend, en zeer
weldadig jegens de dienstknechten van G o d , en jegens weduwen en weezen. Hij verenigde de Geestelijkheid onder malkanderen, deed hen, als in een
Klooster, bijenwoneu, en gaf hun een voorfchrift
tot hunne Kerkelijke verrigtingen, waar bij hij genoegzaam voor hun onderhoud zorgde, opdat zij
niet noodig zouden hebben, vergankelijke bezigheden te bezorgen, en den Godsdienst alleen waar
zouden kunnen nemen. Hij onderwees hen genoegzaam
(*) Verg. Deel VI. Bladz. 68,

G E S C H I E D E N I S .

=3

zaam in de Heilige Schrift, en in het Roomfche


Gezang, ook beval hij hun, zich naar de Roomfcht Kcrkerdening te gedragen; hetwelk tot hier
toe te Men gcene gewoonte was. Zoo als de
meeste Bisfchoppen van dien tijd, was hij ook vlijtig in het ftichten en opfieren van Kerken en Kloosters ( * ) .

IV
BOEK

Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C G .
Jaar 622.
tot 814.

Deze C H R O D E G A N G ondernam eene Hervorming


der Geestelijkheid, om de klagten over rijke, trotfche, en onbruikbare Bisfchoppen, gelijk ook ovei
lutje en onbekwame Geestelijken te gemoet te komen. Het Monnikenleven , hoe zeer van zijner
oorfprong ontaard, fcheen hem daar toe het beste
middel aan de hand te geven: waarom hij, met dil
oogmerk, voor de Geestelijkheid eenen regel voorfchreef, volgens welken z i j , op de wijze der Monniken, zouden leven, zonder Monniken te wor
den ( f ) ; in dezen Regel, in welks inleiding C I - I R O '
DEGANG
zichzelven fervus fetvorum Dei noemt,
prent hij eerst den jongen Geestelijken eerbied ir
jegens de ouden, en den ouden liefde jegens de
jongen. Hij w i l , dat zij allen, op eene gemeene
flaapzaal, maar in afzonderlijke Cellen en bedden,
ouden en jongen afwisfelend, opdat de ouden op
zigi

(*) Dit is het berigt vnn

PAULUS

Diaconus de Epis

topis Metenfis Ecclefi.e in D U C H E S N E SS. Hist. Francor,


Tom- II. pag. 204.

( f ) Men vindt denzelven bij D A C H E R Y Spicileg. Tom,


. pag- 595- Zuiverder en echter bij L A B B . Tom. VII,
Concill. pag. 1444. enz.

B5

jt

26

K E R K E L I J K E

zigt zouden kunnen hebben, flapen zullen. Geen


vrouwsperfoon, en geen Leek, zal in hunne KloosAfdeel. terwoning komen, uitgezonderd, wanneer de BisIV
fchop, of Aartsdiaken, of Primicerius, iemand ten
Hoofdft.
na C . G. eten noodigt; edoch, niemand mag 'er met wapeJasr 622. nen binnengaan. Ouder Geestelijken kunnen, met
tot 814. bewilliging van den Bisfchop, jongere medebroeders
tot hunne bediening aannemen.
Wanneer bij het
invallen van den nacht het eerfte teeken gegeven
wordt, verzamelen alle de Canonici, Kanunniken,
( o f Geestelijken,) en gaan met het tweede in de
Kerk, om aldaar het Completorium, ( o f de laatfte
van de zeven Hora Canonica,') te zingen, waar
na niemand meer eten of drinken, met den anderen
fpreken, in het Klooster of uit hetzelve gaan mag.
Wie in de ftad flaapt, moet op water en brood
vasten, of eene kastijding ondergaan. Iu den winter ftaat ieder op het achtfie uur in den nacht, (ten
twee uren,) op, om te zingen est te bidden, en
dus op de overige Hora Canonicce. Na de eerfte
van deze Hora vergaderen zij alle in het Capitulum
(Kapittel , dus genoemd naar het Kapittel of
Hoofdftuk van den Regel of van den Bijbel, welk
daar voorgelezen wordt,) om Gods woord te hooren; driemaal in de week worden Predikatin gelezen. Tevens geeft de Bisfchop of Aartsdiaken zijne voorfchriften , en beftraft de genen , die ze
overtreden hebben. Van hier de nieuwe beteekenis
van Chapitre, eene beftrafling, en ons Kapittelen
voor heftrajfen. De overige Geestelijken der ftad,
die niet tot dit gezelfchap behooren, zullen toch
IV

BOEK

de

G E S C H I E D E N I S .

*7

IV
de vergadering 's Zondags en op groote Feestdagen
BOEK
bijwonen, en met het gezelfchap eten. Dit zal uit
I
de vergadering tot den hun voorgefchrevenen Hand- Afdeel.
IV
arbeid overgaan. Tweemaal 'sjaars zullen zij hunne
Hoofdft.
zonden , zelfs hunne booze gedachten , aan den tiaC. G .
Bisfchop biechten; wie het noodig vindt , zulks Jr.ar 622.
tot 814.
meermalen te doen, kan bij den Bisfchop, of den
door denzelven beftemden Priester, deze belijdenis
afleggen. Merkt de Bisfchop, dat iemand hem in
de biecht eene -zonde verzwijgen w i l , dan zal hij
hem afzetten, van het Avondmaal uitfluiten, gevangen zetten, en kastijden laten. De Geestelijken
zullen het Avondmaal eiken Zondag en eiken Heiligendag gebruiken, indien hunne zonden hen daar
niet van afhouden. Voor grove misdaden zullen
zij door ligchamelijke kastijdingen, vasten, uitwerpen uit het gezelfchap , gevangenis, en openlijke
boete geftraft worden, gedurende de boete moet de
zondaar voor de deur der Kerk uitgeftrekt liggen,
terwijl de anderen uit- en ingaan. Lastering en
dronkenfchap worden met geheime of openlijke beftraffingen, en als 'er geene beterfchap volgt, met
den Ban of ligchamelijke ftraffen geboet. In de
groote vasten wordt enkel tegen den avond gege.
ten; van Pafchen tot Pinkftercn tweemalen daags,
en zoo wordt voor meer tijden in het jaar vastgeHeld, hoe dikwijls, en wanneer geen vleesch mag
gegeten worden, en meer dergelijken. In de eetzaal
zullen zeven tafels zijn: de eerfte voor den Bisfchop , den Aartsdiaken, en de gasten; de vier volgenden voor de Priesters, Kerkedienaren, en geringe-

23

K E R K E L I J K E

IV

gere Geestelijken; de zesde voor de Abten, en de


BOEK
laatde voor de Geestelijken in de ftad. Over tafel
I
Afdeel. zwijgt alles, en hoort naar eene voorlezing uit den
IV
Bijbel. De /pij'ze en drank worden, naar de onHoofdft.
Wie
na C . G. derfcheidene tijden, naauwkeurig verdeeld.
Jaar 622. uh van wijn onthoudt, zal bier krijgen, en dewijl
tot . 814.
v i j , zegt C H R O D E G A N G , onze Geestelijkheid niet
se wegen kunnen, om geheel geen wijn te drinken ,
villen wij ten minften daar in overeenkomen, dat
Ie dronkenfchap onder haar niet heerscht.
Geen
kanunnik is van den arbeid der keuken vrij, zij
1osfen daar eikanderen weekelijks in af, uitgezoni lerd de Aartsdiaken, en fommigc anderen, die bezigheden van grooter nut hebben. Ook wordt het
( in en ander verordend
over het bezorgen der
J dranken, de noodige kleederen, enz. der Geestelij1;en, als ook over de bijzondere maaltijd, (refec1io, verkwikking,)
die hun op de hooge Feesten
;al gegeven worden. Nadien de gemeenfcaap van
I ;oederen niet meer zoo volkomen kan plaats hebl ien, als in de Apostolifche Kerk, moet ten minden
i :t, dat daar naar gelijkt, ingevoerd worden. Geest tlijken, die van de goederen der Kerk leven wil1sn, moeten hun eigen goed, aan God en hunne
4'Cerk, bij gefchrifte, fchenken, doch elk lid van
1 et gezelfchap zal het genot van zijne eigene heining tot zijne dood toe behouden, en ook regt
1lebben, om daar van gefchenken aan de armen of
an het gezelfchap te doen, maar niets daar van mogen
\ erkoopen, of op eenige andere wijze verminderen.
1Vanneer iemand aan een Priester voor het vieren
v

van

G E S C H I E D E N I S .
van het Avondmaal,
o f wegens ziekte,

(Misfa,~)

29

o f voor de

o f vooreenen van zijne

biecht,
geliefden,

IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
w i l ; maar w o r d t het voor al de Priesters in het Hoofdft.
naC. G .
gemeen gegeven: dan zullen zij 'er ook allen deel
jaar 622.
aan hebben ( * ) .
Tweemaal i n de m a a n d , zullen tot 814.
alle de armen, die i n het Kerkeboek zijn opgeteehet

zij hij leve o f dood i s , een aalmoes geeft: zoo

mag hij die aannemen, en daar mede d o e n , wat hij

kend,

(Matricolati, )

in

de

Daar zullen hun Predikatin


op andere w i j z e , voor hun

Kerk

bijeenkomen.

voorgelezen,
onderwijs

en ook

gezorgd,

h u n het n en ander aan levensmiddelen

en

uitgedeeld

worden.
Zoodanige
fcheidene

fchikkingen werden

Bisfchoppen bij hunne

gevoerd; en

door K A R E L

den

voorts door

ver-

Geestelijkheid i n -

Grooten,

bij uitne-

m e n d h e i d , begunftigd; ook had deze inrigting hare


nuttigheid, alzoo de Bisfchop eenigermate door dezelve

genoodzaakt

werd,

om,

als een

voorbeeld

voor zijne Geestelijkheid, en voor andere Christenen ,


om

te leven ,
het

oog

te

terwijl hij meer gelegenheid had ,


houden

op

zijne

Geestelijkheid.
Doch,

( * ) Dit is het

oudfte voorbeeld,

gelijk

MABII.LON

aanmerkt, Annal. Ord. S. Bened. T. II. pag.

183. dat

'er voor zulke ambtsbedieningen iet betaald is geworden.


Voor

dezen werd

dikwijls, in de Kerkelijke

wetten,

ingefcherpt, dat men, het gene men om niet ontvangen


heeft, ook aan anderen om niet geven moet; hier wordt
het een aalmoes genoemd, hetwelk echter reeds federt
eenigen tijd gebruikelijk fchijnt geweest te zijn.

30

K E R K E L I J K E

IV

D o c h , zoo men op het wezenlijke ziet, kon eene


BOEK
inrigting, welke de Geestelijkheid niet opwekte, tot
I
Afdeel. vermeerdering van kennis, en het verkrijgen van de
IV
noodige bekwaamheid tot het waarnemen van hun
Hoofdft.
na C. G _ ambt, hetwelk bijzonder behoorde te beftaan, in
Jaar 622 . het volk te onderwijzen, maar welke zich bepaalde
tot 814
' tot eenige voorlezingen uit de Heilige Schrift en van
eene Predikatie en het flipt waarnemen van eenige
Kerkplegtigheden, niets tot waar voordeel van het
echte Christendom uitwerken. E n wanneer men in
het vervolg geloofde, deze gezelfchappen van Geestelijken niet te veel te kunnen vermenigvuldigen en
verrijken , verviel zelfs dat geringe nut fpoedig,
hetwelk zij nog hadden. De Kanunniken werden
en bleven lieverlede Geestelijken zonder Leeraarambt, en zonder Gemeente, die, voor zeer groote
inkomften , enkel eenige onbeduidende Kerkelijke gebruiken en oefeningen hadden waar te nemen.
Bisfchop Ten einde het Tafereel van den Staat der Geespen van lelijkheid te voltooijen, moeten wij nog berigt doen
Rome.
van de Bisfchoppen van Rome, dit, gedurende dit
Tijdvak, op het fpoor door G R E G O R I U S den Grooten
gebaand, ter vergrooting van hun gezag en invloed
{leeds voortgingen, alhoewel niemand zijner opvolgeren, in dit tijdvak, hem in perfonelijke bekwaamheden en werkzaamheid gelijk kwam ( * ) .
SABINIANUS.

Na het overlijden van dezen werkzamen Bisfchop


in het jaar 604, werd S A B I N I A N U S tot zijnen opvol(*) Men zie van G R E C O R I U S I. of den Grooten ons
Xde Deel, Bladz. 195-230.

G E S C H I E D E N I S .

3*

IV
Volger verkoren. Hij was Diaken der Roomfche
K e r k , toen hij verkoren werd, zoodat de Ouder- B O E K
I
lingen werden voorbijgegaan, en zonder dat hij tot Afdeel.
IV
Ouderling gewijd was, hetwelk men eene inwijding
Hoofdft.
per faltum, of met eenen overfprong, noemde, na C. G .
1vaar van meer voorbeelden in deze eeuwen voor- Jaar 622.
komen; waarfchijnelijk, omdat Roomfche Diakenen tot 814..
thans doorgaans gebruikt werden, om de belangen
hunner Bisfchoppen ten Keizerlijken Hove te Kon*
fiantinopolen waar te nemen, waar door zij gelegenheid hadden, om zich de gunst des Vorsten te
verwerven. In vervolg van tijd, werd vastgefteld,
dat, indien een Diaken tot Bisfchop verkoren werd,
hij eerst tot Ouderling of Priester moest gewijd
worden, voordat hij het Bisfchoppelijk ambt kon
aanvaarden, S A B I N I A N U S ftaat bij de meeste Levensbefchrijveren der Roomfche Bisfchoppen ten kwade
berugt, als afgunftig op zijnen voorzaat G R E G O R I U S
en deszelfs roem, zoodat hij, volgens P L A T I N A .
zelfs getracht zou hebben, deszelfs boeken en gefchriften te laten verbranden; doch men heeft reden, om hunne onpartijdigheid in twijfel te trekken, terwijl S A B I N I A N U S , door het openzetten dei
koornfchuren voor allen, behalven voor de Kroos
ters en Gasthuizen, zich bij de Geestelijken nie
bemind zal gemaakt hebben ( * ) .
Z'tjn opvolger B O N I F A C I U S III, in het jaar 607 1 B O M I F A die insgelijks Diaken en Afgevaardigde was bij dei ! C1US 111.
Keizer F O K A S , is bijzonder bij de Proteftantfch
Schrij
(*) Zie Deel X. Bladz. 226.

32

K E R K E L I J K E

Schrijvers daar door vermaard, omdat deze Keizer


hem den voorrang heeft toegekend boven den PaI
Afdeel. triarch van Konftantinopolen, en gelijk men meende
IV
den titel van algemeenen Bisfchop zou hebben opHoofdft.
na C . G. gedragen , Hellende den .Stoel van P E T R U S , of de
Jaar 622. Roomfche Kerk, dus tot het hoofd van alle de Kertot 814. ken, van waar de Protejlantfche Schrijvers de beginfelen van het Antichristendom en den oorfprong
van den Antichrist afgeleid hebben. Doch wij hebben
reeds elders gelegenheid gehad, in onze Gefchiedenis ( * ) , op te merken, dat F O K A S niet anders gedaan heeft, dan de eerstheid in rang onder de
overige Gemeenten, welke door de Patriarchen van
Konftantinopolen begon betwist te worden, aan de
Gemeente van Rome toe te kennen, omdat Rome
de oude Hoofdftad des Rijks was.
IV

BOEK

BONIFACI-

/vs IV.

DEUSDEDIT en

Van den volgenden Roomfchen Bisfchop BONII V , die in het jaar 608 zijnen voorganger
opvolgde, weten wij niets, met zekerheid, hetwelk
aanmerkenswaardig i s , dan dat hij het Pantheon,
of den Tempel door A G R I P P A weleer gebouwd, en
aan alle de Goden der Heidenen toegewijd, van
den Keizer F O K A S verzocht en verkreeg ; dezen
Tempel maakte B O N I F A C I U S tot eene Kerk , gewijd
aan de Maagd M A R I A , en aan alle de Martelaren,
nadethand, wegens hare gedaante, bekend onder
den naam van la Rotonda.
Even min vinden wij aangeteekend van de twee
volgende Bisfchoppen , D E U S D E D I T van het jaar
FACIUS

(*) Zie DeelX. Bladz. 163, 164.

615

G E S C H I E D E N I S .
615

af,

en

tot 625.

van

BONIFACIUS

V ,

van

33

het

Alleen dat de eerfte Hechts

jaar

619

Onderdiaken

w a s , toen hij verkoren w e r d , hoedanige verkiezingen


i n het jaar 769

i n eene Kerkvergadering te

Rome

IV
BOEK
I

Afdeel.
IV

Hoofdft.
be- na C . G .
d a c h t , op de uitbreiding en bevestiging van zijn Jaar 622.
tot 814.
aanzien bij de onlangs geftichte Angelfakfifche
Kerk,

verboden zijn geworden,

BONIFACIUS

V . was

en zond i n het jaar 624. aan den Aartsbisfchop van B O N I F A C I Canterbury,


J U S T U S , den Aartsbisfchoppelijken M a n - US V .
tel

o v e r , ook fchonk hij hem

het

regt, om Bis-

fchoppen te wijden ( * ) .
HONORius, die het
jaar

625 tot

Bisdom

van Rome

63S bekleedde,

ftichtte

nieuwe Kerken en verfierde anderen, onder


de St.

Pieterskerk

ten , die tot


der G o d i n
LOALD,

gezet,

hier toe

Rome

Langobarden
(of

te Rome,
het

bekleed

hunnen

met

ADELWALD ,)

die

en i n deszelfs plaats

A R I O W A L D , een' Aridan,
te Ravenna,

den

pla-

Tempel

( f).

Als

de

krankzinnigen K o n i n g A D A Katholijk

zijnen

aangefteld

z o c h t h i j , hoewel vergeefs,
arch

anderen

de koperen

dak van
hadden

het HONORIUS

van

verfcheidene

den

zijne magt

te

was,

af-

bloedverwant
hadden,

ver-

Keizerlijken

Ex-

gebruiken,

om

A D E L W A L D te herftellen ( ) , nogtans bragt hij bij


dezen Langobardifchen

K o n i n g z o o veel te

weeg,

dat h i j , i n plaats van zekeren

Patriarch van

do,

verklaarde, een' an-

dien hij voor een'

Ketter

Grader

(*) EEDA Hist. Eccl. Gent. Artgl. L . II. C. 7 , 8.


( f ) ANASTAS. Lib. Pontif. in Honorio p. 243-247.
( ) PAULL. Diac. de Gest. Langob. L. I V . C . 43,
XII

DEEL.

34
IV
BOEK
I

Afdeel.
IV
Hoofdft.

na C. G
Jaar 622
tot 814,

BEVENNS.

K E R K E L I J K E

der kon aanftcllen. Ook hield hij de Angelfakftfcln


Bisfchoppen in zekere afhankelijkheid van zich, en
deed zijn best, om het vieren van het Paaschfeest
op de Roomfche wijze, onder alle de Schotten in
te voeren ( * ) . In zijnen tijd ontftond de Ketterij
der MonotheMten, waar over bij zich zoo gematigd
en omzigtig verklaarde , dat zijne regtzinnigheid
daar bij gevaar liep, en hij zelf, lang na zijne
dood, door eene algemeene Kerkvergadering, als
een Ketter, in den ban gedaan i s , waar over tusfchen de Protefiantfche en Roomfche Schrijvers in
later tijden getwist is geworden, terwijl de eerstgemelden daar uit een befluit opmaakten tegen de onfeilbaarheid in de leere, aan de Roomfche Paufen
toegefchreven. W i j zullen in het verhaal van de
vetfchillen met de Monotheliten gelegenheid hebben,
om hier van meer te zeggen, zoo veel is ondertusfchen zeker, dat uit dit geval ten klaarften blijkt,
dat men die onfeilbaarheid ten dezeii tijd geheel
niet geloofd of erkend heeft.
S E V E R I N U S , opvolger van H O N O R I U S , werd in
het jaar 638 verkoren, maar eerst in het jaar 640
ingewijd, omdat de Keizerlijke goedkeuring niet eerder volgde. De afgevaardigden namelijk van Rome
te Konftantinopolen moesten eerst belooven, dat de
nieuwe Bisfchop de Ecthefis of uitlegging van den
Patriarch S E R G I U S en den Keizer H E R A C L I U S omtrent het Monotheliiisch verfchil zou goedkeuren,
hetwelk echter deze, ongeacht deze belofte, niet
al(*)

EEDA l. e, Ca?, S .

G E S C H I E D E N I S .

35

IV
alleen weigerde, maar dezelve integendeel in eene
BOEK
Kerkvergadering te Rome veroordeelde. Terwijl men
I
de bevestiging des Keizers op de gedane verkiezing Afdeel.
IV
afwachtte, bragt de Keizerlijke Kancelier, (Chartu*
HoofdlT.
larius,) te Rome, M A U R I T I U S genoemd, een aan- na C . G .
tal Romeinen op zijne zijde, en hield den foldaten Jaar 622.
tot 814.
voor, dat de voorgaande Bisfchop H O K O R I U S zoo
vele fchatten in het Paleis van Lateranen, (Episcopium,) bijeenverzameld had , terwijl zij de hun
door den Keizer beftemde foldij, ( rogce, ) niel
ontvingen. Deze Honden reeds klaar om in dal
paleis in te breken, toen bijna alle de overige Romeinen zich, onder aanvoering van S E V E R I N U S , ver
cenigden, om hetzelve te befchermen. Hier op zas
M A U R I T I U S van zijn oogmerk af, maar verzegelde,
met de overheidsleden van zijne partij, deze fchat
ten, en fchreef dit aan den Patricius I Z A C I U S t<
Ravenna. Deze bande daar op de voornaamflen vai 1
de Geestelijkheid uit de ftad, en haalde de fchattei i
uk het Paleis, een gedeelte van welken hij aan dei i
Keizer H E R A C L I U S overzond ( * ) uit welke om
Handigheid men befiuiten mag, dat het gene dooi
de Geestelijkheid als een Kerkroof werd aangemerkt,
een bevel van het Hof geweest zal zijn, oordee
lende, dat deze fchatten voegzamer tot de behoef
ten van den Staat hefteed konden worden.
In het jaar 640 werd J O A N N E S de IVde Bisfchot JOANNES
van Rome, die in het jaar 642 reeds overleed, IV.
Men roemt hem, dat hij veel geld naar Dalmati
ei

( * ) ANASTAS. I. c. in Severino pag.

C 2

249.

36

K E R K E L I J K E

IV

en htr gezonden heeft, tot loskooping van gaBOEK


vangenen, die door de Slaven of Slavonirs wegge[
Men heeft nog drie Brieven
Afdeel voerd waren ( * )
IV
van hem ( f ) , in den eerften van welken hij de
Hoofdft
na C . Ci_ Schotfche Geestelijkheid tracht over te halen, om
Jaar 62: het Paaschfeest op gelijken tijd en wijze met de
tot 81^
Kerk van Rome te vieren; de tweede betreft den
twist met de Monotheliten, in welken hij zich ten
fterkften tegen hen verklaart, en in den derden,
doet hij tegen de Bisfchoppen ten voordeele der
Monniken de uitfpraak, dat het den laatstgemelden
geoorloofd zal zijn, in hunne Kerken Leeraars en
Priesters aan teftellen.
THEODORUS.

De naaste Bisfchop van Rome, van het jaar 642


tot 649, was T H E O D O R U S , Zoon van den Patriarch van Jeruzalem, in wiens tijd de bovengemelde M A U R I T I U S een oproer verwekte onder de foldaten te Rome, hetwelk met zijne doodftraf eindigd e , nadat de Exarch hem uit de Kerk had laten
halen , in welke hij gevlugt was ( ) . Daar de
Blonothelitifche twisten nog aanhielden, deed T H E O D O R U S twee Patriarchen van Konftantinopolen achtervolgens in den ban; doch zonder eenig gevolg
bij de Oosterlingen; maar eene Afrikaanfche Kerkvergadering , in het jaar 646 (**) , ftaafde zijn aanzien , als Bisfchop van Rome, grootelijks, door

hun
in Joann. IV. /. c. pag. 251.
( f ) In L A B B E I Concill. Tom. V. pag. 1787.
(*)

ANASTAS.

( )

ANASTAF.

(**_) Ap.

/ . c.

pag.

1'ACIUM

253.

in Breviario pag. 222.

G E S C H I E D E N I S .

37

hun befluit: dat men van Godsdienstzaken niets IV


,, behoort te behandelen, voordat zij eerst bij den B O E X
I
Stoel van Rome gebragt zijn, opdat de overige Afdeel.
IV
Gemeenten daar, als uit de naturelijke bron, het
Hoofdft.
beginfel der reine leer ontvangen."
na C . G .
MAR.TJ.NUS I. hield terftond na zijne verheffing Jaar 622.
tot het Bisdom in het jaar 649 eene Kerkvergade- tot 814.
ring te Rome, waar in hij het voorfchrift van denM A R T I N ' . S
toenmaligen Keizer KONSTANS, omtrent de Mono- I.
thelitifche gevoelens, deed verwerpen ( * ) . Nadat
de

Exarch OLYMPIUS , op last

van den

Keizer,

om zijne tegenkanting, tegen het Hof , terwijl


hij hem het Avondmaal toereikte , vergeefs getracht had, hem door zijnen Wapendrager om te
brengen, naardien deze, als men ANASTASIUS ( f )
gelooft, deswegens van God met blindheid geflagen
werd, zond de Keizer eenen anderen Exarch,
THEODORUS CALLIOPAS , naar Itali,

die den Bis-

fchop MARTIN in het jaar 653 uit eene Kerk halen, en eerst naar het Eiland Naxus in den Archipel, en nadat hij daar een jaar lang in eene
firenge gevangenis gehouden was, naar Konflantiwopolen liet vervoeren. Hier werd hij te regt gefteld, en befchuldigd van eene zamenzwering met
den Exarch OLYMPIUS tegen den Keizer, en ver(tandhouding met de Saracenen, Zijn wederiTand
tegen de Keizerlijke bevelen alleen , zou hem ,
naar het fchijnt, niet ftrafbaar genoeg, in het oog
des
(*) Concil. Lateran. ap. H A R D . T. III, p. 62?.
(f) /, c. in S. Martino p. 262.
C

K E R K E L I J K E

des volks, gemaakt hebben. Hij werd ter dood


veroordeeld, maar op voorbede van den ftervenden
Afdeel. Patriarch van Konftantinopolen, SERGIUS, werd
IV
hem het leven gefchonken, maar hij werd in balHoofdft.
na C. G _ lingfchap gevoerd naar Ckerfon, alwaar hij, kort
Jaar 6:2 . daar n a , in het jaar 655, onder vele ellende, overtot 814 leden is. Men heeft hem, na zijne dood, als eenen
Heiligen en Martelaar vereerd, en wonderwerken
toegefchreven, welke bij zijn graf zouden gebeurd
zijn ( * >
IV

BOEK
I

Nog bij het leven van MARTINUS I , in het jaar


654, verkoos de Geestelijkheid te Rome tot Bisfchop EUGENIUS I , welke verkiezing door MARTINUS werd goedgekeurd. Behalven dat EUGENIUS
mede gemoeid is geweest in den Monothelitifche
twist, lezen wij niets merkwaardigs van hem.
Zijn opvolger VITALIANUS , in het jaar 657,
VITALIANUS.
fchijnt z i c h , in den gemelden twist, zeer gematigd
gedragen te hebben. Hij zond aan den Keizer KONSTANS zijne Geloofsbelijdenis over, waar op deze
aan den Apostel PETRUS , dat i s , aan de Kerk van
Rome, een gouden Euangelieboek, waarfchijnelijk,
met gouden letters gefchreven, en met zeer grocte
juweelen verfierd, ten gefchenk overzond. In het
jaar

EUGENlUi

( * ) MARTIN. I . Epist. in LAEBEI Concil. Tom. V I . p.


63, 74. Commenoratio eorum, qua fceviter et fine Dei
refpectu acta funt a veritatis adverfariis in fanctuns
et apostolicum novum revera confesforem et martyrem,
Martinum Papam Ronne ap. LABBEI. / . c. p. 66. ANAST.
/. C. p.

263. fqq.

G E S C H I E D E N I S .

39

jaar 663 kwam deze Keizer in perfoon te Rome, IV


alwaar hij van den Bisfchop vriendelijk ontvangen BOEK
I
werd, hoewel hij de ftad van hare metalen gedenk- Afdeel.
IV
ftukken beroofde, welke hij met zich naar Sicili
Hoofdft.
nam ( * ) . Daartegen had deze Bisfchop het genoe- na C. G,
gen, dat de Angelfakfifche Kerk zich met den Ker- Jaar 622.
tot 814.
kedienst der Roomfche Kerk volkomen verenigde,
gelijk VITALIANUS dan ook in het jaar 66J! den
Criekfchen Monnik THEODORUS, maar die in den
fchoot der Roomfche Kerk gevormd was, tot Aarts
bisfchop van Canterbury inwijdde, die de eerlh
was, wien de geheele Engelfche Kerk als haa
hoofd erkend heeft ( f ) . Van deszelfs geleerdhek t
en werkzaamheid, tot uitbreiding derzelve, hebbei t
w i j , in het voorgaande Deel, gefproken. VITALIA
KUS nam, ten zelfden tijde, eene andere gelegen
heid waar, om zijn gezag uit te breiden, JOAN
NES , een Bisfchop op het eiland Creta, was doo r
zijnen Metropolitaan, op eene Kerkvergadering va: 1
deszelfs onderhoorige Bisfchoppen, om zekere mis
daad, afgezet. Deze, naar het voorbeeld van mee r
zoodanige misnoegde Bisfchoppen , beriep zich >
hoewel zeer wederregtelijk, op den Bisfchop va i
Rome. De Metropolitaan liet hem daar op gevar
gen zetten, maar JOANNES ontkwam het, en nar r
Rome geweken zijnde, bragt hij het zoo ver, d; t
VITALIANUS zijne zaak op nieuw deed onderzoi
ken, met dien uitflag, dat de afgezette Bisfcho i>
vri
( * ) ANASTAS. /. c pag.

(j)

EEDA

267.

Hist. Eccl. Gent. Angl. L. IV. C. 1.


C 4

i-

40

K E R K E L I J K E

IV

vrijgefproken werd.
VITALIANUS fchreef daar op
BOEK
aan den Metropolitaan, met eene beftraffing en een
I
Afdeel. bevel, om JOANNES in zijn ambt te herftellen; ook
IV
belastte hij hem nog bijzonder, niet toe te laten,
Hoofdft.
na C . G. dat een Diaken trouwen zou, nadat hij reeds gewijd
Jaar 622, was, of dat hij bij twee Kerken dienst deed (*). Wij
tot 814.
weten niet, of hij zijn oogmerk hier bereikt hebbe,
hetwelk niet waarfchijnelijk i s , dewijl hij eigenlijk
over dezen Metropolitaan niets te gebieden had.
Zeker mislukte hem eene fcortgelijke onderneming
tegen den Aartsbisfchop van Ravenna, MAURUS.
Alhoewel deze onafhankelijk was van den Bisfchop
van Rome, ondernam VITALIANUS echter, hem ter
verantwoording, wegens zekere befchuldigingen,
naar Rome te ontbieden, en hem, toen hij niet
vcrfcheen, in den ban te doen. Maar MAURUS,
veilig onder de befcherming van zijnen vriend , den
Keizerlijken Exarch, betaalde hem met dezelfde munt,
m deed hem op zijne beurt in den ban. VITALIANUS ontzette hem, op eene Kerkvergadering van
Ttaliaanfche Bisfchoppen, van zijn ambt, waar aan
zich MAURUS weinig kreunde, die niet alleen zijn
unbt behield, maar ook bij zijn overlijden de Gees:elijkheid van zijn Kerspel verzocht, om zich nooit
tan den Bisfchop van Rome te onderwerpen ( f ) .
Voor
(*) VITAL. Ep. ad Pautlum archiopifc. Cretcns. ap.
: .ABB.

T. VI. Concil. p. 445-448.

Fitt. Episcc. Ravenn. ap*


Murator. T. IK. SS. rer. Ital. HIER. RUBENS in fftst*
jlavenu. L. IV. ap. PAG. T. I, Breviar, p. 236.
( t ) AGNELLUS Ravennas in

G E S C H I E D E N I S .

41

Voor dezen heeft men ook geloofd, dat V I T A L I A IV


NUS het gebruik der Latijnfche taal, bij den open- B O E K
1
baren Godsdienst, in het jaar 666, door een bij- Afdeel.
IV
zonder bevel, zou geboden hebben, doch dit beHoofdir.
rigt is reeds lang voor onwaarfchijnelijk erkend.
na C. G .
A D E O D A T U S , die in het jaar 672 opvolgde, en Jaar 622.
D O N U S , in het jaar 677, die ook nog geen volle tot 814.
anderhalf jaren Bisfchop was, zijn door geene bij A D E O D A zonderheden merkwaardig, dan alleen dat R E N O V A - T U S , D O R U S en
T U S , Aartsbisfchop van Ravenna, die eerst zijne A G A T H O .
onafhankelijkheid , (autocephalia noemt het ATCAST A S I U S , ) beweerd had, onder D O N U S de hoogheid
van den Roomfchen Stoel erkende ( * ) . Ook deed
de Keizer K O N S T A N T Y N de Gebaarde, voorflagen
tot herftelling der Kerkelijke eenheid, tusfchen de
Patriarchen van Oud- en Nieuw - Rome, welke
door de Monothelitifche twisten een' geruimen tijd
afgebroken was geweest.
AGATIO
zat op den Roomfchen Stoel van het
jaar 678 vierdehalf jaren; onder hem kwam deze
vereniging in der daad tot ftand, maar hij moest
daar bij een' zijner voorzaten opofferen. Ingevolge
het bevel van den Keizer, zond hij in het jaar 680
eenige Bisfchoppen en andere Geestelijken, op de
algemeene Kerkvergadering te Konftantinopakn, alwaar dezen, in zijn' naam, deel namen in de veroordeeling van de Monothelitery, en derzelver luchters en verdedigers, onder welken de Roomfche
Bis-

(*) Denuo fe prifiime fedi /Ipostolicte fubjugavit,


Z C g l A N / . S T A S 1 S / . C. pag.

274.

C 5

4a
IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

Bisfchop HONORIUS met name begrepen

w a s ; welke

verordeeling zij met hunne onderteekening bekrach


tigden

(*).

Deze

infchikkelijkheid

van

AGATHO

w e r d eenigermate daar door vergolden, dat de K e i z e r , op zijn v e r z o e k , behoudens

het regt van

vestiging, hetwelk hem bij de verkiezing van


Roomfchen

be-

eenen

Bisfchop t o e k w a m , het geld k w i j t f c h o l d ,

hetwelk bij die gelegenheid betaald werd ( f ) . A a n


een' anderen
meer gelden,

kant liet echter

zijn

gezag

W I L F R I E D , Bisfchop van Tork,

was,

op begeerte van E G F R I E D ,

AGATHO

Koning

van

Northum'

"herland, door T H O D O R U S , Aartsbisfchop van Canterhury,

dien de K o n i n g

door geld daar

wogen z a l h e b b e n , afgezet.
raar voor den Roomfchen
beriep hij z i c h ,

de

eerfte

ook door A G A T H O ,

onder de
op

Angelfakfifche
gelijk

hij

eene Kerkvergadering

i n het jaar 679 o f 680 te Rome

gehouden, vrijge-

f p r o k e n , en fchoon de K o n i n g hem
genis had laten

be-

Kerkedienst bekend w a s ,

Geestelijkheid, op den Stoel van Rome,


dan

toe

Daar hij als een ijve-

in

de

w e r p e n , eindelijk i n zijn

gevanBisdom

herfteld werd ( ) .
LEO

II.

L E O I I , die i n het jaar 682 verkozen w e r d , w a s ,

vl(*)

Concil. Occum. VI. Act.

XVIII.' in

Concil. Tom. III. pag. 1397, 4 9 > *42t


I

HARD.

Act.

1424-

ANAS-

T A S . in Agath. pag. 275.


Cl)

A N A S T A S . / . c. pag.

276.

( 5 ) Concil. Rom. a. 679. ap.

HARD.

1041. BEDA Hist. Eccles. Gent. Angl.


12. V. 20.

Tom. III. pag.


Libr.

IV. Cap.

G E S C H I E D E N I S .

43

IV
volgens A N A S T A S I U S ( * ) , ongemeen wellprekend,
in de Heilige Schrift, als ook in de Griekfche en OEIC
I
Latijnfche taal welgeoefend, een uitmuntend zan- AfdeeL,
v
IV
ger, en gefchikt fpreker, (Lingua Scholasticus,')
Hoofdft.
en over het geheel een deugdzaam, nuttig, en wel- na C. G .
dadig Leeraar. Hij nam in eenen Brief aan Keizer Jaar 622.
tot 814.
K O N S T A N T Y N ( f ) , de zesde algemeene Kerkvergadering plegtig aan, en vervloekte dus, onder vele
andere Ketters , ook zijnen voorzaat H O N O R I U S ,
omdat hij zijne Apostolifche Gemeente niet door de
Apostolifche leer gezuiverd; maar veel meer dooi
een fchandelijk verzuim, haar onbevlekt geloof had
laten bennetten. Qqui negligendo confovit heerefin,
et regulam traditionis maculari confenfit.) Ook
zond hij de Handelingen der Kerkvergadering, ter
deele, weder met verordeeling van H O N O R I U S , er
aanprijzende Brieven, aan de Bisfchoppen van Spanje, aan zekeren Graaf aldaar, en zelfs aan den Ko
ning E R W I G ( S ) - Daartegen onderwierp de Keizei
de Kerk van Ravenna aan hem ; zoodat elk<
nieuwverkozen Bisfchop derzelve, in het vervolg,
ouder gewoonte, te Rome zou ingewijd worden.
Bij deze gelegenheid vernieuwde L E O de wet var 1
G R E G O R I U S den Grooten, dat 'er voor den Aartsbisfchoppelijken Mantel niets betaald zou worden:
maar te gelijk verbood hij het vieren der gedach
tenis van den Aartsbisfchop M A U R U S , die zijni
on
(*)

l. c. pag.

(f)

/lp.

289.

H A R D . Tem. III.

pag.

1470.

( ; LEON. II. Ep. I I , III, I V , V . /. c. p. 172$.

44

rv

K E R K E L I J K E

onafhankelijkheid
had ( * ) .

BOEK
I

van Rome zoo driftig beweerd

Afdeel.
BENEDICTUS II. was reeds in het jaar 683 tot
IV
opvolger van LEO verkoren, maar het duurde bijna
Hoofdft.
na C . G . een jaar, eer hij ingewijd kon worden, omdat de
Jaar 622. Keizerlijke bevestiging niet eer was aangekomen.
toe 814.
VVaarfchijnelijk was dit wel eene aanleiding, dat
B E N 3 D I C le Keizer KONSTANTYN bevel gaf, dat men eenenT U S II.
i rerkozenen Bisfchop, zonder bevestiging van het
] i o f af te wachten, terftond zou inwijden ( f ) ,
onder dat daar uit volgt, dat 'sKeizers goedkeuring
( nnoodig verklaard werd; ook is deze bevestiging
t =rftond door de volgende Keizers weder als noodzal elijk op nieuw gevorderd en herfteld. Maar KON1

TANTYN was zulk een vriend van BENEDICTUS,


c at hij hem de afgefnedene haren van zijne beide
J tonen toezond, opdat hij hen dus als zijne Zonen
2 ou aannemen ( ) , juist als eenigen tijd daar na
K AREL MARTEL aan den Langobardifchen Koning
I UITPRAND het haar van zijnen Zoon PIPYN met
Jl etzelfde oogmerk toezond (**).
JOANNES

Van den volgenden Bisfchop van Rome, JOANES V , die BENEDICTUS

It in

het jaar 6S5 op-

V olgde,

maar reeds in het volgende jaar 686 over]< ed, lezen wij niets bijzonders, dan dat hij zijn
n :gt handhaafde tegen den Aartsbisfchop van Caralis,
( * ) ANASTAS. in Leone II. pag. 289.
( t ) ANASTAS. pag. 293.
( ) ANASTAS. /. c.
C*) PALL. Diacon. de Gest. Langob. L. VI. C. 53-.

G E S C H I E D E N I S .

45

ih, (thans Cagliari,*) in Sardini, die zonder zijn IV


verlof eenen Bisfchop op dat eiland ingewijd had, B O E K
I
waarom hij in eene Kerkvergadering dezen Bisfchop Afdeel.
IV
onmiddelijk onder het gezag van den Roomfchen
Hoofdfl.
Bisfchop bragt ( * ) .
na C . G .
Zijn opvolger C O N O N leefde niet langer dan tot jaar 622.
tot 814.
het jaar 687. De Geestelijkheid met de overheid
en andere aanzieneiijke lieden hadden, bij de nieuwe C O N O N .
verkiezing, een verfchil gehad met de Krijgsbevelhebbers , die ook tot dezelve hunne toeftemrning
moesten geven; eindelijk verengden zich de beide
partijen op C O N O N , eenen ouden en eerwaardigen
Priester, C O N O N vermaakte , bij zijn overlijden,
een aanzienlijk gefchenk, (benedictio in auro, roga,)zm
de Geestelijkheid, Kloosters, en Gasthuizen te Rome. Een Aartsdiaken, P A S C H A L I S ,
wien de tritdeeling van hetzelve was aanbevolen,
bood het aan den Exarch J O A N N E S aan, indien
hij hem aan het Bisdom wilde helpen; maar als 'er
verfchil ontftond over de verkiezing, werd de Ouderling S E R G I U S , onverwachts, door de aanzienelijkfte lieden en het volk op den Zetel geplaatst.
De Exarch, dit niet kunnende beletten, noodzaakte
echter S E R G I U S , om hem de 100 ponden gouds te
betalen, welke P A S C H A L I S hem beloofd had; waar
voor S E R G I U S , ten einde de zaak hatelijk te maken,
de kostbare lampen, welke voor het Graf
van P E T R U S hingen, ten onderpand gaf ( f ) .
Ten
( * )

ANAST.

/.

C. pag.

29.

(f)

ANAST.

in Con. p. 208. in Sergio p. 302.

<S

K E R K E L I J K E

IV

Ten tijde van SERGIUS nam de goede verftandBOEK


houding tusfchen de Roomfche Bisfchoppen en
1
JUSTINIAAN
Afdee!. Griekfche Keizeren weder een einde,
IV
II, (met den bijnaam, de afgefneden neus,) liet,
Hoofdft.
na C . G . in het jaar 691, de Trullaanfche Kerkvergadering te
Jaar 622. Konftantinopolen bijeenkomen, als een aanhangfel
tot 814.
van de vijfde en zesde algemeene Kerkvergaderingen.
In dezelve werden onder 102 Kerkregelen, (CanoSERGIUS.
nes,) fommigen vastgefteld, welke aan de Roomfche Kerk en derzelver Bisfchoppen, niet aangenaam
waren. In een'van dezelven, den XlIIden, werd
den Ouderlingen en lagere Geestelijken toegeftaan,
in hun huwelijk, ook gedurende hun ambt, te blijven voortleven; in den Hden werd bepaald, dat
niet meer clan 85 Apostolifche Kerkregelen als echt
zouden aangenomen worden.
In den X X X Vilten
worden de beruchte Kerkregels van Chalcedon, en
tevens een oudere van de eerfte Kerkvergadering van
Konjlantinopolen herhaald, volgens welken de Patriarchen van Oud- en Nieuw Rome gelijke voorrgten genieten; en de laatfte ook de tweede plaats
beklccden zou. De XXVfte vernieuwt den Apostoiifchen Canon, uit kracht van welken ieder Geestelijke, die op den Zondag of op den Sabbath, (enkel die in de Heilige week uitgezonderd,) vasten
zou, afgezet; maar een Leek, die dit doet, uit de
Kerkgemecnfchap gefloten moet worden: en dit,
voegt de vergadering 'er bij, behoort ook in de
Roomfche Kerk onveranderlijk to gelden, in welke
men, tot hier toe, ftrijdig met de Kerkelijke wetten, op den Sabbath gevast had. Dezelfde ftraffen
wer-

G E S C H I E D E N I S .

47

werden in den pften Canon gedreigd aan de genen, IV


BOEK
die, uit lekkerheid, het bloed van eenig beest, als
I
fpijs toebereid, gebruiken zou , omdat dit in de Afdeel.
IV
Heilige Schrift verboden was. Eindelijk verbiedt
Hoofdft.
de Kerkvergadering, om CHRISTUS, onzen God,
na C. G.
in de gedaante van een Lam, af te beelden, Jaar
na- 622.
tot 814.
demaal het voegzamer was , in plaats van dit
fchaduwbeeld, hem, als een volkomen mensch,
voor te ftellen, en door deze befchouwing Godzalige aandoeningen te verwekken (*).
SERGIUS had op deze vergadering geene Afgevaardigden gezonden, evenwel had hij zijnen Zaakgelastigden of Gevolmagtigden , (Apocrifiarius, Responfalis,) aan het Keizerlijke Hof. Men liet ook ter
onderteekening der befluiten, terftond achter de onderteekening des Keizers, en voor de overige Patriarchen,eme ledige plaats open voor den Patriarch van
Rome; gelijk hem de Keizer ook een affchrift dezer
befluiten ter onderteekening toezond. Maar SERGIUS
duldde zelfs niet, dat zij openlijk voorgelezen werden, en verklaarde, liever te willen fterven, dan
de daar in voorkomende nieuwigheden te onderteekenen ( f ) . De Keizer, verbitterd door dezen tegenftand, zond den Overften van zijne Lijfwacht,
(Protofpatarius,) ZACIIARIAS, om SERGIUS naar

Konftantinopolen te voeren. Maar de foldaten verwekten een oproer, en jaagden ZACIIARIAS, met
gevaar zijns levens, weg. Doordien de Keizer ,
juist
(*) Concil. Quinifext. ap. H A R D . T. III.
( t ) A N A S T . in Serg. pag. 307.

48
IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.
JOANNES

VI.

JOANNES

Vil.

K E R K E L I J K E

juist ten dezen tijde, in het jaar 695, werd afge


zet, bleef dit oproer ongeftraft, en de Roomfche
Kerk heeft de bovengemelde betluiten nooit aangenomen ( * ) . Voorts bevorderde S E R G I U S met ijver
de bekeering der Friezen, door W I L L I B R O R D , ook
werd iii het jaar 688 de Weifakftfche
Koning
C E A D W A L L A door hem gedoopt ( f ) .
Het oproer onder de foldaten, ten voordeele van
S E R G I U S , was een flecht voorbeeld, hetwelk van
meer dergclijken gevolgd werd, hoewel het tevens
een nieuwe nap was, tot vermeerdering van het
gezag der Roomfche Bisfchoppen. Als onder zijnen
opvolger J O A N N E S V I , die in het jaar 701 naauivelijks derdehalve maand het Bisdom beftuurde, de
nieuwe Exarch te Rome kwam, verwekten de foldaten weder tegen denzelven een oproer, zoodat hij
ter naauwernood door den Bisfchop gered werd.
Behalven in foortgelijke oproeren, vertoonden zich
de zwakheid der Keizerlijke regering in Itali in
den flaauwen tegcnftand, welke aan de Langoharden gedaan werd. G I S U L F , derzei ver Hertog te
Beneventum , plunderde en verwoestte
Kampani,
m naderde zelfs Rome, wanneer J O A N N E S deze gelegenheid waarnam, om zich weldadig te betoonen,
ioor den Hertog te bewegen, om terug te trekken,
;n alle de gevangenen vrij te koopen ( ) .
Aan zijnen opvolger J O A N N E S V I I , zond de Keizer
(*) ANASTAS. / .

c. pag. 307-310.

( t ) BDA Wit. Eccles. Gent. Anglor. L. V . C. 7.


()

ANAST. / . c. pag. 315, 316,

G E S C H I E D E N I S .

49

ser JUSTINIAAN I I , die om dezen tijd weder op


IV
den troon herfteld was , de befluiten der Trullaan- B O E K
1
fche Kerkvergadering , om die in eene te houden Afdeel.
IV
Kerkvergadering goed te keuren of te veranderen;
Hoofdft.
maar de Bisfchop was te fchroomvaig, om n na C . G .
van beiden te doen ( * ) . Gewigtiger is het geen, Jaar 622.
tot 814.
ten aanzien van dezen Bisfchop, door PAULUS der,
Diaken ( f ) , en ANASTASIUS ( ) , welke Schrij'
vers echter malkander hier hebben nagefchreven,
verhaald wordt, te weten, dat ARIBERT , Koning dei
Langobarden, een Gewest in Opper - Itali, A/pei
Cottia geheeten, dus genoemd naar eenen Koning,
ten tijde van AUGUSTUS , en het hedendaagfche Pie
mont, het Genueefche, en een deel van het Milanee
fche bevattende, aan de Roomfche Kerk gefchonken
of wel herfteld hebbe. D o c h , daar men in oude;
tijden noch in het vervolg niet de geringde fpoo:
van zoodanige bezitting der Roomfche Bisfchoppei
t
vindt, en de zaak zelve zeer onwaarfchijnelijk is
mag men met later Schrijvers denken, dat de woor
den Patrimonium Alpium Cottiarum niet meer zullei
1
betekenen, dan zekere landerijen en goederen, welki
aan de Roomfche Bisfchoppen in die Italiaanfch
Gewesten gefchonken waren, hoedanigen zij ooi
elders en bijzonder in Sicili bezaten.
SISINNIUS , die in het jaar 708 niet langer dar : SISINNIUS*
twintig dagen Bisfchop was, zorgde echter in diei !
kor
ANASTAS.

in

Jok. VII. pag.

320.

C f ) De Cest. Laugob. Libr. VI. Cap. 28


( ) l. c. pag. 319.
XII. D E E L .

KQ

K E R K E L I J K E

korten tijd voor de herftelling der muren van Ro


me (*), niet omdat hij het gebied over deze HoofdI
Aft cel. ftad had, maar enkel om zich geliefd en vereerd te
IV
maken, hetwelk hem en zijne opvolgers in zoo ver
Hoofdft. gelukte, dat de Romeinen zich dra gewenden, om
na C . G ,
Jaar 62 a, hunnen Bisfchop meer te vereren, dan hunnen Optot 14. pervorst, den Keizer. Ook was de tegenwoordige
Keizer JUSTINIAAN I I , een der verachtelijkfte en
nietswaardigfte Vorsten. Eens van den troon verftoten, van neus en tong verminkt, was h i j , na zijne
hei-fiellirtg, een woeste wreedaard, die eenigen tijd
daar na ook weder van den troon geftoten ert van
het leven beroofd is.
IV
BOEK

KONSTANTINUS.

Men kan uit deze omftandigheden gevoegelijk reden geven van de buitengewone eer, welke hij aan
KONSTANTINUS, den opvolger van SISINNIUS bewees.

Hij ontbood dezen, in het jaar 710, bij zich,waarfchijnelijk, om hem voor zich te winnen, en een
einde te maken van het verfchil over de Trullaanfche Kerkvergadering. Te Konftantinopolen werd
de Bisfchop, door 'sKeizers Zoon TIBERIUS, met
alle de Grooten, en door den Patriarch, met zijne
Geestelijkheid, te gemoet gegaan, en ingehaald;
vervolgens verzocht JUSTINIANUS hem te Nicea te
komen, waar hij zich bevond. Hier viel JUSTINIANUS, met de kroon op het hoofd, (cum regno
in capite,) voor hem neder, en kuste hem de
voeten; den volgenden dag ontving de Keizer het
Avondmaal van hem, beval zich aan zijne voorbede
( * ) ANASTAS. pag. 321.

G E S C H I E D E N I S .

5*

IV
hij God aan, voor zijne zonden; ook bevestigde
BOEK
hij alle de voorregten der Roomfche Kerk, en liet I
hem vervolgens terug reizen ( * ) . Men weet, dat Afdeel.
IV
de Keizers te voren de voetkus ontvingen, evenwel beHoofdlt
hoeven wij ons ook over de laagheid van JUSTINIANUS na C. G .
niet te verwonderen , maar dat de Bisfchop van Jaar 62a.
tot 814.
Rome zich zulke vernedering van zijnen Vorst het
welgevallen , is eene van die nieuwigheden, door
welke deze Bisfchoppen over het algemeen in deze
VUIfte eeuw hunnen voorzaten meer en meer ongelijk zijn geworden. Waarfchijnelijk heeft de Kerkvoogd van Rome, bij deze gelegenheid, de Truilaanfche Kerkvergadering aangenomen, ten minften
zoo ver zij niet ftrijdig was, met de gebruiken van
zijne Kerk. Door denzelfden Keizer JUSTINIANUS
I I , werd ook de Aartsbisfchop van Ravenna aan
den Bisfchop van Rome onderworpen, hetwelk echter niet zonder opfchudding fchijnt gefchied te zijn,
waarom de Aartsbisfchop FELIX van het gezigt beberoofd, en naar Pontus in ballingfchap gevoerd
werd ( ! )
FILIPPICUS EARDANES, die in het jaar 711 JUS-

TINIANUS II van den troon en leven beroofde, verklaarde zich terltond ten voordeele der Monothell
ten, wier leere hij ook te Rome poogde te doer1
aannemen; maar de Bisfchop KONSTANTINUS liei
veeleer, met goedvinden der Romeinen, eene fchil
derij van de V I algemeene Kerkvergaderingen ir \
de
( * )

ANAST.

in Conflantino.

(t)

ANAST.

in Conflantino.

D 1

51

K E R K E L I J K E

de St. Pieterskerk plaatfen; ook werd de naam des


BOEK
Keizers bij den Godsdienst niet genoemd , zijne
1
Afdeel. beeldtenis niet in de Kerk gebragt, dat i s , de KeiIV
zer werd, het geen tot hier toe zonder voorbeeld
Hoofdft.
na C . G. was, ftilzwijgend in den ban gedaan; ook wilden
Jaar 622. de Romeinen hunnen nieuwen Hertog of Landvoogd
tot 814.
PETRUS , hun door den Exarch gezonden, niet
aannemen, omdat hij een Monotheet was, waar
bij verfcheidenen gewond en gedood werden, tot
dat de Paus door zijne Geestelijken tusfchen beiden kwam. Ook werd de geblindde Aartsbisfchop
van Ravenna herfteld , nadat hij berouw beleden
had van zijnen tegenftand ( * ) . Maar in het jaar
713 gebeurde 'er eene geheele omwenteling,
FIIV

LIPPICUS

werd

vermoord ,

en ANASTASIUS ,

die

hem opvolgde, was regtznnig. Dus nam KONSTANTINUS deszelfs Geloofsbelijdenis gewillig aan, en
zond terftond zijnen Zaaksgelastigden naar Konftantinopolen. Ook werd thans PETRUS Hertog of Bevelhebber te Rome, terwijl hij beloofde, niemand
lastig te zullen wezen.
GREGORIDe volgende Roomfche Bisfchop GREGORIUS II.
US 11. Onis, in vele opzigten, merkwaardig, maar inzonderder hem
heid door zijnen twist met LEO den Ifaurir, over
begint
Rome
den Beeldendienst, en de gevolgen van dezen
zich aan
hetgebied twist. GREGORIUS II wordt door ANASTASIUS
derGriek een godzalig, in de Schrift geleerd, welbefpraakt,
fche K e i zeren te en verftandig man genoemd. Alhoewel de Keizer
ANAS(*)ANASTAS.

en PAUIX. Diacon. de Cest. LangoK

Libr. V I . Cap. 34.

G E S C H I E D E N I S .

53

ANASTASIUS reeds in het jaar 716 afgezet werd,


IV
wordende door THEODOSIUS opgevolgd, bragt dit BOEK
1
echter geen hinder toe aan de herftelde vereniging Afdeel.
IV
der Kerken van Rome en Konftantinopolen. Ook
Hoofdft.
zorgde GREGORIUS van eerften af voor de herftel- na C . G .
ling der muren van Rome en der goederen van zij-Jaar 622.
tot 814.
ne Kerk, daar hij het ftadje Cum<s, door den Langobardifchen Hertog van Benevento haar ontnomen,
onttrekmet den bijftand van den Griekfchen Hertog vanken.
Napels, weder aan zich bragt. Ook wist hij LUITPRAND , Koning der Langobarden, die hare bezittingen in de Cottifche Alpen wilde intrekken, tot
gunftiger gedachten te bewegen ( * ) . Door middel
van WINFRID, of BONIFACIUS, den

zoogenoemden

Apostel der Duitfchers, onderwierp hij zich de


Oostfrankisch-Duit fche Gemeenten. De Bedevaarten der Angelfakfen naar Rome werden ook van
tijd tot tijd menigvuldiger, en bij eene zulke gelegenheid leide omtrent het jaar 721 een Koning van
dit volk den grond tot eene nadere verbindtenis
met de Kerk van Rome, welke naderhand aanleiding gegeven heeft tot de fchatting, bekend onder
den naam van St. Pieters-penning ( f ) . Eenige
jaren vroeger was THEODO, Hertog van Beyeren,
insgelijks te Rome gekomen, om het Graf van PE
TRUS te bezoeken. Zelfs werd Rome meer en meer
vermaard door heilige en wonderdoende gefchenken.
( * ) ANASTAS. in Gregor. II. PAULL. Diac. /. c. Lihr*
VI. Cap. 36.

( f ) Zie Deel XI. Bladz. 214.


D 3

54

K E R K E L I J K E

ken.
Aan E U D O , Hertog van Aquitan'i, werden
IV
. BOEK
in het jaar 725 de fponfen als een gefchenk gezonI
Afdeel. den , met welke men de tafel van GREGORIUS af-'
IV
veegde. In het volgende jaar fchreef hij aan den
Hoofdft.
Roomfchen Bisfchop, dat in eenen veldflag tegen
na C . G .
Jaar 622. de Saracenen van dezelven 375,000, doch van zijne
toe 814. Franken flechts 1,500 gebleven waren; te weten,
hij had de gezegde fponfen in kleine ftukjes gefneden onder zijne foldaten laten uitdeden, en van allen, die daar van iet gekregen hadden, was niemand gedood of gewond geworden (*).
Ondertusfchen was LEO de Ifaurir in het jaar
716 op den Keizerlijken troon gekomen. Deze gaf
tien jaren daar na het berucht bevel, dat, in zijn
geheele Rijk, geene Beelden van CHRISTUS, Engelen, Apostelen, Heiligen, en Martelaren geduld of
godsdienftig vererd zouden worden. Hij gebood ook
GREGORIUS hier aan, op verbeurte van zijn ambt,
te gehoorzamen ( f ). GREGORIUS weigerde dit niet
alleen, maar verklaarde ook deze onderneming voor
Ketterij, en waarfchuwde ieder een, daar aan geen
gehoor te geven. Zoo wij ANASTASIUS gelooven
zouden, had de Keizer reeds vroeger en nu wederom, meermalen gepoogd, den Roomfchen Bisfchop
te laten vermoorden. D o c h , dewijl dit verhaal van
niemand der Griekfche Gefchiedfchrijvers onderfteund
wordt, en GREGORIUS zelf in zijne Brieven aan den
Keizer 'er geen woord van gewaagt, fchijnt dit misfchien
(*) ANAST. PALL. Diacon. I. c. L. VI. C. 46.
( | ) THEOF. Chron. p. 336. ANAST. in Cregar. II.

G E S C H I E D E N

IS.

55

IV
fchien enkel een uitftrooifel geweest te zijn, om de
BOEK
inwoners van Rome tot verdediging van hunnen
I
Bisfchop tegen het Keizerlijk Hof in het harnas te Afdeel.
IV
jagen. Misfchien had de Keizer bevel gegeven, om
Hoofdft.
den ongehoorzamen Bisfchop gevangen te nemen, na C. G.
en het niet gelukken van de pogingen daar toe kun- Jaar 622.
tot 814.
nen het gerucht begunftigd hebben, dat men iet
ergers tegen hem voornemens geweest zij.
Hoe het z i j , het gedrag van GREGORIUS jegens
den Keizer was van zijne zijde berispelijk genoeg:
Daar hij den Keizer overal als eenen Ketter ten
toon ftelde, en hem ten aanzien van zijn Plakaat
tegen de Beelden volftrekt niet gehoorzaamd wilde
hebben, ontftonden daar door, in een groot gedeelte van Itali, verfcheidene oproeren. Zoo wij het
verhaal der Griekfche Schrijveren THEOFANES, GLYKAS,

ZONARAS, en CEDRENUS volgen wilden, zot

GREGORIUS Rome en geheel Itali, ten dezen tijde,


aan de opperheerfchappij des Keizers onttrokken:
en ook verboden hebben , den Keizer voorlaat t
fchattingen te betalen, ZONARAS ( * ) meldt zelfs >
dat hij den Keizer, met alle Grieken, die met hen I
gevoelden, op eene Synode, in den ban gedaan heb
be. Maar ANASTASIUS, fchoon in een werk, het
welk enkel eene vertaling en uittrekfel uit de verha
t
len der Grieken is ( f ) , hetzelfde fchrijvende, Hel
deze gebeurenisfen echter, in zijne Levensbefehrij
1
vingen der Roomfche Bisfchoppen, in een gehee
ar
(*) Annal Lihr. XV. Cap. 4.
( f ) Bht. Eccles. pag. 134- Paris. fol.
D 4

56
'

IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

ander licht voor. De vrome man, zoo fchrijft hij


van G R E G O R I U S I I , rustte zich tegen den Keizer,
wegens deszelfs voor het geloof beledigend bevel,
als tegen eenen vijand, en waarfchuwde alle Christenen fchriftelijk voor deze goddeloosheid. Hier door
werden de volken van Itali bewogen, om zich
tegen het bevelfchrift des Keizers te verzetten; geheel Itali nam in overweging, de boosheid des
Keizers vernomen hebbende, om eenen nieuwen Keizer te verkiezen, en dien naar Konftantinopolen te
geleiden. Maar G R E G O R I U S ftuitte dit ontwerp ,
dewijl hij op de verbetering van den Keizer hoopte. Nog zegt A N A S T A S I U S : G R E G O R I U S zocht
tegen de Keizerlijke partij eene hoogere hulp, door
rijkelijke aalmoezen, gebeden, vasten, en litanin ,
te verkrijgen; hij dankte het volk voor deszelfs goeden w i l , en bad het, om in de deugd als in het
geloof ftandvastig te blijven; maar vermaande het
tevens, om van de liefde en trouw jegens het Romeinfche Rijk niet af te wijken. Een Brief van
G R E G O R I U S zeiven aan U R S U S , Hertog van Venetin ( * ) , fchijnt ook dit verhaal van A N A S T A S I U S
te bevestigen; dewijl hij in denzelven den gemelden
Hertog opwekt, om Ravenna, hetwelk de Langobarden vermeesterd hadden , weder onder de gehoorzaamheid van den grooten Keizer L E O en deszelfs
Zoon K O N S T A N T Y N te brengen, die hij zijne Heeren en Zonen noemt; opdat wij, fchrijft hij, vol
ijver en liefde jegens ons heilig geloof, in onze gewoed*) In BARON, Annal. a. 726. ti. 27.

G E S C H I E D E N I S .

57

wone betrekking , en in den dienst der Keizeren

IV
BOEK

vast volharden kunnen.


1
Ondertusfchen kan men deze fchijnbare tegenltrij- Afdeel.
IV
digheid zeer wel vereffenen; G R E C O R I U S heeft wel
Hoofdft.
zelf geen oproer gefticht noch willen dachten tegen na C. G.
zijnen Oppervorst, hij matigde zich nog het regt Jaar 622.
tot 814.
niet aan, om Vorsten af of aan te ftellen, maar
zijn gedrag jegens den Keizer kon, onder de toenmalige omftandigheden van zaken, bij het reeds
lang fmeulend ongenoegen der Italianen , en de
zwakheid van het Keizerrijk, uit welke de Langobarden alle mogelijk voordeel zochten te trekken,
niet wel andere gevolgen hebben, dan dat ten laatften Rome en Itali voor de Griekfche Keizeren
verloren ging, welke gevolgen de Griekfche Schrijvers van later tijd dan aan dezen Bisfchop zullen
hebben toegefchreven.
Hoe onberaden en buitenfporig zijn gedrag jegens
den Keizer was, kan men voorts opmaken uit twee
van zijne Brieven aan denzelven gefchreven, in hel
jaar 730 ( * ) . In den eerden derzei ven fchrijft hij:
dewijl de Keizer lomp en ongefchikt was, moesi
hij hem ook lompe en ongefchikte dingen fchrijven,
doch die evenwel in dr daad Goddelijke kracht ei 1
waarheid behelsden. Zelfs de kleine kinderen
fchrijft hij, befpotten u. Ga eens in hunne fcho
len, en zeg hun: ik ben de beftormer en vijanc [
der Beelden ; en zij zullen u terftond hunni
fchrijf
(*) In Act. Concil. Oecum. VII. feu Niccev.i II. ap
HARD.

Tam. IV.

pag.

i . fqq-

D 5

58

K E R K E L I J K E

fchrijftafels naar het hoofd werpen; dus zult gij


IV
BOEK
van dwazen leeren, wat gij van verftandigen niet
I
Afdeel. hebt kunnen leeren." Wij hebben u , laat hij
IV
'er op volgen, uit kracht van de ons door den
Hoofdft. Prins der Apostelen opgedragene magt en gezag eene
na C. G
Jaar 622 , ftraffe willen opleggen; maar dewijl gij zelf den vloek
tot 814 op u gehaald hebt, moogt gij dien met uwe raadgevers behouden! Hij ftelt hem voor, dat de leere
der Kerk niet tot de Vorsten maar tot de Hoogepriesters , ( of Bisfchoppen, ) behoore, en veilig
moet worden voorgedragen. Daarom waren dezen
over de Kerk gefteld, en behoorden zich van wereldiijke zaken en belangen te onthouden, zoo als de
Vorsten zich van Kerkelijke zaken onthouden moesten enz. Over dit laatlte fpreekt hij nader in den
tweeden dezer Brieven, in welken hij eindelijk zegt:
Gij drukt ons gewelddadig met gewapende en
vleefchelijke magt. Wij, die ongewapend en naakt
zijn, en geene aardfche krijgsheren hebben, roepen
C H R I S T U S , den opperlten bevelhebber van het heer
aller fchepfelen, aan, dat hij den Duivel over u
wille zenden, zoo als de Apostel zegt: denziken
aan den Satan over te geven, tot verderf des vleefches, opdat de geest behouden moge worden.
Ondertusfchen bragt G R E G O R I U S zichzelven, en
de Romeinen, door dit gedrag, van eenen anderen
kant, in geene geringe verlegenheid. Noch hij,
noch z i j , wilden zich geheel aan het Rijk onttrekken, maar alleen den Keizer in zoo verre gehoorzamen , als zij goedvonden; maar hier door gaven
zij den Langobarden, welke zij haatten, niet alleen
om

G E S C H I E D E N I S .

59

IV
om derzelver verkleefdheid aan de Arianerij, maar
ook om hunne gedurige invallen in het Keizerlijk B O E K
I
Gebied, waar bij zij tot aan de voorlieden van Ro- Afdeel.
me, kwamen ltroopen, fchoon fpel, te meer, daar IV
Hoofdft.
derzelver omllandigheden, onder den tegenwoordi- na C . G .
gen Koning LUITPRAND, zeer bloeijende waren. Jaar 622.
Deze nam Ravenna weg, met de onderhoorige land-tot 814.
ftreek. Maar als de Keizerlijke Bevelhebbers GREGORIUS wilden gevangen nemen, vertoonden zich
deLangobardifche Hertogen, om hem te beveiligen,
tot op de grenzen van het Hertogdom van Rome.
Daartegen onderwierp LUITPRAND zich verfcheidene
fteden in Emilia, als ook het Gewest Pentapolis,
en het ftedeken Sutri, in de nabuurfchap van Rome, hetwelk hij echter, op het bidden, en door gefchenken van GREGORIUS, aan de Apostelen PETRUS

en PAOLUS vereerde. Eindelijk verenigde hij zich


met den Patricius EUTVCHIUS; die Rome in bezit
nemen en 's Keizers bevelen omtrent GREGORIUS ten
uitvoer brengen zoude; hij zelf wilde de Hertogen van
Spoleto en Benevento, die zich aan zijne heerfchappij
onttrokken hadden, weder aan dezelve onderwerpen. Hier in naar zijn oogmerk gedaagd zijnde,
kwam hij met zijn leger in de nabuurfchap van Rome, misfehien met oogmerk, om zelfs deze hoofdftad des Rijks te bemagtigen. Maar GREGORIUS
tot hem uitgegaan zijnde, wist hem te bevredigen,
zoodat hij beloofde, niemand eenig leed te zullen
doen. J a , LUITPRAND wierp zich voor den Bisfchop ter aarde, trok zijne kostbare wapenrusting
uit, en leide die, met zijne gouden kroon, en een
aal-

60

K E R K E L I J K E

zilveren kruis, voor het graf van den Apostel P E BOEK


TRUS
neder. Vervolgens verrigtte hij zijn gebed ,
I
Afdeel. en verzocht den Bisfchop, dat hij zich met den boIV
vengemelden Patricius vreedzaam verdragen wilde ,
Hoofdft.
naC. G. gelijk ook gebeurde (*).
Jaar 622,
Thans begonnen de Bisfchoppen van Rome het
tet 814, oog te wenden naar de Frankifche Vorsten, niet
juist, om hunnen oplland tegen den Keizer te ftijven, als wel om befcherming tegen de Langobarden
te zoeken, die zij van de zwakke Keizers niet verwachten konden. Het aanzoek van G R E G O R I U S II.
daar toe, vond echter geenen ingang, uit hoofde
der goede verftandhouding, welke, ten dezen tijde,
tusfchen L U I T P R A N D en K A R E L M A R T E L , plaats
had.
GREGORIG R E G O R I U S III, in het jaar 731 door het volk te
US III.
Rome onverwachts en tegen zijnen wil verkoren,
volgde zijnen voorganger na in den ijver ter verdediging van de Beelden. Een en andermaal zond hij
eenen Afgevaardigden met vermaningen aan den Keizer, om diens geftrengheid tegen de Beelden te verzachten; als dit vergeefsch was, deed hij op eene
Kerkvergadering te Rome, in. het jaar 732, alle die
genen in den Kerkenban, die zich tegen de verering der Beelden van G o d , C H R I S T U S , zijne Moeder , de Apostelen en Heiligen, zouden verzetten,
onder welken de Keizer dus ook behoorde, zonder
dat hij echter uitdrukkelijk genoemd wordt ; ook
plaatfte G R E G O R I U S kostbare beelden van C H R I S IV

TUS
(*)

ANASTASIUS.

G E S C H I E D E N I S .
Tus,

de M a a g d

MARIA

Kerken van Rome.

, en vele Heiligen i n

6l
de

Daartegen liet L E O , i n het jaar

IV
BOEK

I
o m denAfdeel.
IV
Hoofdlt,
hoorzaamheid te d w i n g e n ; maar deze leed fchip- na C . G .
breuk i n de Adriatifche Z e e . E v e n w e l trok hij deJaar 622.
tot 814.
inkomften dezer B i s f c h o p p e n , o f het erfgoed , ( sr732 o f 7 3 3 , eene talrijke vloot uitrusten,

Roomfchen Bisfchop en de afvallige Italianen tot ge-

yifAovta,,)

Sicili

der

Apostelen

en Kalahri

Thans

fcheenen

PETRUS

en

P A U L U S , in

i n (*).
de Romeinen en h u n Bisfchop

geenen toevlugt overig te h e b b e n , dan tot de Langobarden. M a a r als zij z i c h i n het jaar 739 de zaak
der oproerige

Hertogen van Spoleto en Beneventa

a a n t r o k k e n , k w a m het tot eenen o o r l o g ,


de K o n i n g

LUITPRAND

i n welker

tot voor de poorten van Ro-

me toe alles verwoestte ( f ) .


In

deze kommerlijke

GORIUS

omflandigheden z o n d

i n het jaar 741 Afgevaardigden aan

MARTEL,

den V o r s t der Franken,

GREKAREI

met B r i e v e n , er

de neutels tot het graf van P E T R U S , en eenige


ken

v a n deszelfs

ketenen,

en andere

ftuk

gefchenken.

met bede, dat hij de Romeinen tegen de Langobarden w i l d e befchermen, hem daar

voor de waardig-

heid van Patricius

welke waardigheic

beloovende;

niet alleen de verdediging, maar o o k een zeker regtsgebied i n Rome i n z i c h bevatte ( ) .


( * ) THEOPUAN.

Chronograph.

pag.

JJ

343.

CEDRENU!

Comp. Hist. pag. 457.


(f)

ANASTAS. PAULL. Diac. de Gest. Langob. Lihr,

V I . Cap. 5 5 , 56, 57( ) FREDEG. Scholast. Chron. Contin. P . III. C . 110.


Epistt

6%

K E R K E L I J K E

De Afgevaardigden van G R E G O R I U S werden door


zeer vriendelijk ontvangen, en twee GeesteI
Afdeel. lijken door dien Vorst, als zijne Gezanten, met
IV
heerlijke gefchenken naar Rome gezonden, maar hij
Hoofdft.
overleed in het jaar 741, eer het voorftel van G R E na C . G
Jaar 622 , GORIUS eenige uitwerking kon hebben. Intusfchen
tot 814 heeft men in later tijden getwist, hoe ver het voorftel van G R E G O R I U S gegaan z i j , en of het zich tot
eene heerfchappij over Rome hebbe uitgeftrekt, gelijk eene uitdrukking in des Bisfchops Brief fchijnt
aan te duiden, dat hij hem de bovengewaagde fleu~
tels zond ad regnum, (tot het R i j k , ) maar men
heeft opgemerkt, dat de ware lezing is ad rogam of
rogum, hetwelk in het Latijn ten dezen tijde eene
bede of verzoek beteekende. Ook blijkt het uit het
gedrag zijner opvolgeren, dat zij zich nog onderworpen rekenden aan de Keizerlijke Oppermagt.
Van zijnen opvolger Z A C H A R I A S , verzekert P A G I ( * )
ZACIIARIAS.
wel, dat zijne verkiezing niet, als te voren, door den
Exarch van Ravenna bevestigd is geworden, maar
voert daar voor geen bewijs aan; integendeel blijkt
zijne afhankelijkheid van den GriekfchenKeizer, met
wiens regeringsjaren hij ook zijne Brieven dagteekent,
duidelijk uit zijne verrigtingen. Trouwens, hij zorgde
voor het Keizerlijk Gebied tegen de ondernemingen
IV

BOEK

KAREL

der
Epistt. Grcgor. III. ad Carol. Martel',

in BARONII Ann.

ad a. 739. n. 6. 740. n. 20.


(*) Breviar.

' ook door

ROWER

Gest. Poniijf. Rom' pag.

291. gevolgd

in zijne Historie der Paufen en

KEMA Hist. Eccl. Tom. V. pag. 245. enz.

G E S C H I E D E N I S .

C'3

der Langobarden, wier Koning beloofde , de vier lieden IV


te voren aan het Hertogdom van Rome ontnomen, te-BOEK
1
rug te zullen geven, indien de Romeinen hem hielpenAfdeel.
IV
tegen den oproerigen Hertog TRASAMUND van Spoleto; maar als hij zijn woord geen geftand deed,Hoofdft.
na C . G .
bezocht ZACHARIAS zelf hem te Narni, en ver- Jaar 622.
wierf van hem niet alleen de teruggave dier lieden, tot 814.
maar ook van vele goederen, die aan de Roomfche
Kerk behoorden; en de Koning floot met den Hertog
van Rome een beftand voor X X jaren (*).
Ondertusfchen was LEO in het jaar 741 overleden, en door zijnen Zoon KONSTANTYN opgevolgd,
D o c h , terwijl deze met den oorlog tegen de Arabieren belemmerd was, liet zich zijn zwager ARTABAZUS tot Keizer uitroepen, die, om de gunst dei
Geestelijkheid en des volks te winnen, de Beelder
weder in de Kerken invoerde ( f ) , gelijk hij ook t(
Rome als Keizer erkend werd, zoo als blijkt ui
de befluiten eener Kerkvergadering , onder ZACHA
RIA3 , in het jaar 743, die met het tweede jaar vai
ARTABAZUS, en tevens ten blijke der vriendfchat
met de Langobarden, met het 3afle jaar van LUIT
PRAND gereekend zijn.
Nog in hetzelfde jaar {tiet KONSTANTYN zijnei t
mededinger geheel van. den troon; hij vond eenei 1
Afgevaardigden van den Roomfchen Bisfchop ti
Konftantinopolen, dien hij terug zond, tevens aar
1
ZACIIARIAS op zijn verzoek twee landgoederen ver
eeren
in Zacharia.
( f ) NICEFOR, Breviar. Hist. pag.
(*)

ANASTAS.

38.

6*

K E R K E L IJ K E

eerende, (duee Masfie , waarfchijulijk voor Man


IV
BOEK
faj (*) Ook onderteekende deze Bisfchop federt
I
Afdeel. zijne Brieven weder met de regeeringsjaren van KONIV
STANTYN
(f).
Hoofdft.
In het jaar 744 overleed Rom's geduchtffe nana C. G
Jaar 622 buur , de Langobardifche Koning LUITPRAND ,
tot 814 RACHIS , zijn opvolger, floot fpoedig een beftand
voor X X jaren met de Romeinen, op voorflag van
ZACHARIAS. Hij belegerde echter kort daar na de
ftad Perugia , maar ZACHARIAS , zich in perfoon in zijn leger begevende, wist hem, door gebeden en gefchenken, zoo te belezen, dat hij de
belegering opbrak, en zelfs in het jaar 749 zich
met zijne Gemalin en Kinderen, door hem in de
Pieterskerk, tot den Geestelijken Staat liet inwijden , en met ben het Monnikenleven omhelsde.
AISTULF , die in zijne plaats aan de regering
kwam, werd binnen kort een even zoo gevaarlijk
vijand voor Rome en het Keizerlijk Gebied, als
LUITPRAND geweest

was.

Maar de verbindtenis tusfchen den Roomfchen


AS keurt Bisfchop en de Frankifche Vorsten werd thans hoe
deverkie
zing van langer hoe naauwer toegehaald. De beide Zoons
ZACHAM-

PIt'YN

to c

Van KAREL M A R T E L ,

KAROLOMAN

en

PIPYN,

be-

Koning
. Huurden een' tijd lang te zamen het Frankifche
vanFranl;
ryk goed . Rijk, als eerfte Staatsdienaars, en maakten onder
anderen, met behulp van BONIFACIUS, den beroemden Aartsbisfchop van Mentz, allerhande inrigtingen
(*)

ANASTAS.

(f)

Ap.

/.

HARD,

C.

7UII.,?. 1888,1907,1909,1913,1918.

G E S C H I E D E N I S .

6$

IV
gen en fchikkingen in de zaken en het beftuur der
BOEK
Kaken in hunne landen, volgens het voorfchrift en
I
den wil van den Roomfchen Bisfchop. In het jaar Afdeel.
IV
747 leide K A R O L O M A N de regering neder, en liet
Hoofdft.'
zich te Rome door Z A C H A R I A S tot een' Geestelijkenna C . G .
wijden, waar na hij, eenigen tijd, in het door hem Jaar 622.
tot 814.
gedichte Klooster van den Heiligen S I L V E S T E R , op
den Berg Soracte, en naderhand in het vermaarde
Klooster Monte Cas/ino, geleefd heeft (*).
PIPYN,
die nu het geheele Frankifche Rijk ir
zijn gebied had, geloofde, dat het thans tijd was
het Merovingifche Huis, hetwelk tot hier toe dei
naam van het Koningrijk bezat, ook daar van t
ontzetten. In vertrouwen op zijn gezag bij d
Frankifche Rijksftenden, en op het gewigt, het
welk eene goedkeuring van den Roomfchen Bisfcho;
hebben z o u , zond hij B U R K H A R T , Bisfchop va
Wurtshurg, en F U L R A D E , Abt van St.Denys, aa
Z A C H A R I A S , ten einde hem de vraag voor te le
gen: O f de tegenwoordige Koningen der Fran
ken, die geene Koninklijke magt meer hadden
nog langer Koningen konden zijn? dan of nic t
veel meer die geen Koning behoorde te zijn, di
deze magt geheel in handen had?" z A C H A R I A s

zich voor het laatfte verklaard hebbende , wer 1


III, de laatfte Merovingifche Naamkc
ning, afgezet, en P I P Y N in deszelfs plaats tentroo:
verheven. Dit verhalen alle de Frankifche Jaarboek
fchrijvers, alleen in eenige bijmltandigheden vei
CHILDERIK

fcbj
(*)
XII.

EGINH.
DEEL.

Vit. Caroli M. C. 2.
E

66
K E R K E L I J K E
fchillende, en ook niet in het jaar volkomen overeenftemmende, noemende fommigen het jaar 750,
DOEK
I
anderen 752. Evenwel is dit geene reden genoeg,
Afdeel.
om met dezen en genen lateren Schrijver geheel te
IV
Hoofdft. ontkennen, dat ZACHARIAS zich met deze gebeurd
na C. G
Jaar 622 , tenis gemoeid hebbe. Daartegen hebben de meeste
tot 814 later Schrijvers beweerd, dat CHILDERIK, op het
gezag, en uit eigene magt, door ZACHARIAS afgezet, en het Rijk aan PIPYN gefchonken zal zijn.
De Roomfche Paus GREGORIUS V I I , in de Xlde
eeuw, fchijnt tot deze gedachte den grond gelegd
te hebben, die in een' zijner Brieven ronduit beweert: ZACHARIAS heeft den Koning der Fran ken, niet juist om zijne misdagen, als w e l , om dat hij onbekwaam was, tot het uitoefenen van
zoo groote magt, van zijn Pjk ontzet, en PI P Y N , Vader van den Keizer KAREL den Grooten,
in deszelfs plaats benoemd; ook heeft hij alle
Franken van den eed van getrouwheid ontflagen,
welken zij aan hem afgelegd hadden;" welke
plaats ook in het Paufelijk Wetboek gevonden
wordt ( * ) . Men heeft zich ook beroepen op de
uitdrukkingen , die vele Frankifche Schrijvers in deze zaak gebruiken, en die het gezag en magt van
den Roomfchen Bisfchop bij deze gelegenheid geoefend fchijnen aan te duiden: Secundum Rom. Pontif. fanctionem; per auctoritatem Apostocam; ex
auctoritate S. Petri Apostoli; en in EGINHARDS
leven van KAREL den Grooten 1 j'usfu Stephani
IV

Rom.
CD Dccret. P. II. Catts.XV.Qu.at. VI. C. 3. ^.642.

G E S C H I E D E N I S .

67

IV
Rom. Pontificis; als ook bij R E G I N O : per auctoriBOEK
tatem Apostolicam jusfit Pipinum Regem creari.
I
&c. Maar daartegen gebruiken anderen veel zach- Afdeel.
IV
ter uitdrukkingen, die alleen eene raadgeving te
Hoofdft.
kennen geven: ex confultu B. Zacharice , Papas n a C . G .
urbis Rome, per Confilium legatorum et Zacharice. Jaar 622.
tot
814.
Pontificis enz. Waar uit blijkt, dat de eerfte uitdrukkingen niet in den volden nadruk moeten worden opgevat, te m i n , omdat de woorden auctor itas, jusfio, en zelfs pr&ceptum , toen meermalen
gebruikt werden, in den zin van toeftemming, verlof, goedkeuring enz. E n het geheele beloop der
Gefchiedenis toont, dat de Roomfche Bisfchop alleen als raadgever en goedkeurder zich gedragen
heeft, zoodat de ftrijd, over het regt van Koningen
af en aan te Hellen, met betrekking tot dezen Bisfchop van Rome, hier geheel noodeloos is. Dat
BONIFACIUS ,
en andere Frankifche Geestelijken,
zich in dit geval gemengd hebben, heeft ons de
Gefchiedenis in het voorgaande Deel doen vermoeden, maarzij deeden zulks, als Geestelijke Rijksftenden, van het Frankifche Rijk. Z A C H A R I A S zeil
overleed, in dezen tijd, in het jaar 752. Hij vertaalde de vermaarde wondergefprekken van zijnen
voorzaat G R E G O R I U S den Grooten in het Griekse!?.
zijnde hij zelf een geboren Griek, gelijk verfcheidenen van zijne voorzaten. Als eenige Venetiaanfcht
kooplieden eene menigte (laven van beide kunnen
te Rome gekocht hadden, om die aan de Arabieren in Afrika te verkoopen, gaf hij hun hun koopgeld terug, en Helde alle deze ongelukkigen in vrijheid.

E 2

Zijr

68

K E R K E L I J K E

Zijn opvolger STEPHANUS of STEVEN I I , leefde


IV
BOEK
niet meer dan drie dagen als Bisfchop, en wordt
I
Afdeel. daarm door ANASTASIUS niet onder dezelven geIV
teld , maar des te merkwaardiger is het vijfjarig beHoofdft.
na C. G wind van STEVEN U I , die na hem verkozen werd.
Jaar 622 , AISTULF , Koning der Langobarden, viel ten dezen
tot 814 ' tijde het Keizerlijk gebied aan , en nam Ravenna
weg.
Terftond zond STEVEN Afgevaardigden met
STEPHAK S II.
vele gefchenken aan hem , die het ook zoo ver
STEFHAbragten, dat hij een beftand van 40 jaren floot.
N U S HL
Maar na vier maanden verbrak hij het beftand, en
dreigde Rome zelve. Vergeefs deed STEVEN door
Afgevaardigden hier voordellen tegen; ook liepen de
onderhandelingen van eenen Keizerlijken Gezant vruchteloos af. STEVEN verzocht toen den Keizer, om
Rome en zijne ItaU'danfche landen met genoegzame
magt te bcfchermen, maar als deze zulks verzuimde, hield STEVEN in dezen nood eenen plegtigen
omgang, om de hulp van den Hemel af te bidden,
doch was te gelijk bedacht, om zich de hulp van
PIPYN te verwerven, die zich ook daar toe genegen
toonde , en met STEVEN eene affpraak maakte ,
dat deze in perfoon bij hem zou komen ( * ) . T c
gelijker tijd in het jaar 753 verzocht hij ook de
Frankifche Grooten, dat z i j , uit liefde tot den
Apostel PETRUS , hunnen befchermer, met hunnen
Koning , gemeenfchappelijk voor de regten van den
Apostel en der Heilige Kerk ftrijden zouden; opdat
C ) A N A S T A S . in Stephano. S T E P H A M Epist. ad Pipin.
Cod. Carol. X. p. 69. ap. Omnium.

G E S C H I E D E N I S .

GO

IV
dat hun hunne zonden vergeven, en van dezen fleuteldrager des Hemelrijks, naar de hem van God ge- B OIE K
fchonkene magt, hier namaals eens de poort tot het Afdeel.
IV
eeuwig leven geopend worde ( * ) . Vooraf echter
Hoofdft.
begaf zich S T E V E N , met een aanzienlijk gevolg, na C. G .
naar den Koning AISTULF te Pavia, en drong bij Jaar 622.
tot 814.
hem, maar te vergeefs, aan, om de teruggave dei
ftad Ravenna, en van het Exarchaat, ja hij verwierf, ter naauwer nood, vrijheid, om zijne reize
te vervolgen.
PIPYN integendeel onthaalde hem met buitenge
meene eerbewijzen. Hij kwam hem in het begir
t
des jaars 754, met zijne Gemalin, zijne Zonen, er
vele Grooten, te gemoet; wierp zich voor hem tei
aarde, en verzelde den Bisfchop, die te paard blee;
zitten, een eind wegs, als een ftalknecht ( f ) ; maai
de Frankifche Jaarboeken weten niets van zoodanig!
vernedering des Konings. Volgens een derzelven ()
verootmoedigde zich de Roomfche Bisfchop vee
t
dieper voor den Koning, in zak en asfche, hem.
bij de barmhartigheid G o d s , biddende, om hem te
gen de Langoharden te befchermen. Deze geheeL
reis van den Bisfchop, die op zichzelve niet noodis
was, fchijnt met PIPYN afgefproken te zijn, opda
de Bisfchop dezen nieuwen Koning te meer aanziei !
en luider bij zijne onderdanen zou bezorgen, ei !
ooi
(*) STEPH. Ep. ad Duces Franc, XI. ib. p. 71.
(f) Zoo verhaalt ANASTASIUS in Stephano II.
() Annal. Metens. ad a. 753. ap, DUCHSSNE Tom,
III. pag. 17G.

E 3

70,

K E R K E L I J K E

ook de Frankifche Grooten gewilliger zou maken


tot den Italiaanfchen krijg, dan zij anders zouden
I
Afdeel. geweest zijn. Ook ftemt het overig gedrag van STEIV
V E N hier mede overeen, die PIPYN andermaal, als
Hoofdft.
ook zijne beide Zonen KAREL en KAROLOMAN plegna C. G,
Jaar 622, tig zalfde, tot Koningen der Franken, en tot Patot 814. tricii der Romeinen. Voorts ontving hij de plegtigfte belofte van krachtdadige hulp en bijdand;
niettegenftaande AISTULF den Broeder van PIPYN,
KAROLOMAN, genoodzaakt had, zijn Klooster te verlaten, om zijnen Broeder van den oorlog met de
Langoharden af te raden.
IV

BOEK

Inmiddels wenschte S T E V E N , dat 'er tot zijne


verdediging geen bloed mogt vergoten worden,
waarom hij AISTULF fchriftelijk verzocht, aan de
Heilige Kerk en aan het Gemeenebest van Rome,
al wat daar aan ontnomen was, weder te geven,
ook zond PIPYN Afgevaardigden met foortgelijke
voordellen; maar niettegenftaande PIPYN hem daar
voor geld aanbood, weigerde AISTULF volftrekt
het ontnomene aan- den Heiligen PETRUS weder
in te ruimen. Eindelijk noodzaakte PIPYN hem , in
het jaar 754 of 755, met de wapenen, dat hij onder eede belooven moest, deze eifchen te zullen voldoen.
Maar naauwelijks had PIPYN Itali verlaten, of
AISTULF fcheen zijne belofte geheel vergeten te
hebben, waar over STEVEN zijne klagten bij PIP Y N , dien hij zijnen Geestelijken Gevader, (jpiritalis compater,) noemt, (waarfchijnlijk, omdat hij
deszelfs Zonen ten doop geheven h a d , ) en bij deszelfs

G E S C H I E D E N I S .

71

IV
zelfs Zonen inbragt ( * ) , en hen bij G o d , de H .
BOEK
Maagd MARIA, onze lieve vrouw, alle hemelfche
I
krachten, en bij dien Apostel, die hen tot Koning Afdeel.
IV
gezalfd had, fmeekte, hunne gift tot dadelijkheid te
Hoofd!t.
brengen; voornamelijk dewijl dit tot een losprijs van na C. G.
hunne zielen, (pro mercede anima vestros f) Jaar
zou 622.
tot 814.
ftrekken, en zij voor hunne gelofte aan God en
PETRUS ten jongften dage rekenfchap zouden moeten geven. Onmiddelijk daar na fchreef hij weder aan deze Vorsten ( f ) , dezelfde klagten, ffiei
bijvoeging, dat AISTULF hem naar het leven geftaar
en in de ft eden van den Heiligen PETRUS alles ver
woest had.
Spoedig echter klom de nood te Rome nog hoo
ger. AISTULF belegerde deze ftad met het begii
van het jaar 755 twee maanden lang; en verwoest
te alle omliggende plaatfen te vuur en te zwaard
Hier op fchreef STEVEN weder, in zijnen naam e
in den naam der Bisfchoppen en overige Geesteli
ken, ook der Hertogen en andere Bevelhebbers 1
Rome, van het geheele volk en van het leger a
daar, aan de Frankifche Geestelijkheid, de Groc
ten en Bevelhebbers van hun R i j k , om onverwijld
hulp ( ) ; hier bij voegde hij nog een' Brief i
zijn' naam alleen aan PIPYN (**); en eenen derden
op naam van den Heiligen P E T R U S , met een nieu
(
(*)
(f)
()
(**)

Epist. VII. ap. CENN. Cod. Carol. p. 73.


Cod. Carol. pag. 7%.
Cod. Carol. pag. 84.
/. c. pag. 98.
E 4

7*

K E R K E L I J K E

IV

en zonderling voorbeeld, aan de drie meergemelde


Koningen en aan alle Franken (*).
Deze Apostel,
Afdeel. en door hem, de geheele Katholijke en Apostolifche
IV
Roomfche Kerk, als het hoofd van alle Keiken
Hoofdft.
na C . G . Gods, ook haar Bisfchop S T E P H A N U S , wenscht hun
Jaar 622. daar in genade, vrede, en alle krachten tot redding
tot 814
van die Kerk. Vervolgens meldt hij hun de voorregten, hem van C H R I S T U S gefchonken, en vordert,
3at zij de hem bijzonder van God toevertrouwde
[tad Rome van de onderdrukking der Langoharden
aevrijden. Hij geeft hun de verzekering, als of hij
j evende voor hen ftond, dat
deze zijne wezenlijke
1vermaningen zijn, en dat hij, gelijk God het hem
t e voren beloofd had, de Franken als een uitmunt end volk befchouwde.
Ook onze lieve vrouw,
C
;aat P E T R U S voort, de Moeder Gods en gedurige
i daagd M A R I A , bezweert u met mij, en beveelt u ,
I 0 0 als ook de Troonen en Heerfchappijn, en
\ et ganfche Hemelfche Heerleger, met alle MartelaX sn en Heiligen, dat gij mijne Stad en Kerk zult
t efchermen, opdat ik u mijne belooningen fchenken
]<an. Loopt en helpt dezelve! dan zal ik u in al:s bijftaan, wat gij van mij bidt, gelijk ik u reeds
d e overwinning over de vijanden der Heilige Kerk
f:efchonken heb. Welke onbefchaamde verdienti ng! hoe vol van ongerijmdheden, en misbruik van
en naam Kerk! en welke verwarring van aardfche
sederen en Geestelijke zegeningen!.
De eer en ftaatsbelang van pipy.\ zullen h$m
BOEK

(*) /. c. pag. 98,

ecli-

G E S C H I E D E N I S .

73

echter nog meer dan deze Brieven bewogen heb- IV


ben , om in het jaar 755 AISTULF dadelijk te nood- B O E K
I
zaken , om aan den Heiligen PETRUS en zijne Kerk Afdeel.
IV
hare goederen weder te geven. Deze waren het
Hoofdft.
Exarchaat van Ravenna en de deden van Penta- na C . G .
polis,

PIPYNS Gevolmagtigde, de Abt F U L R A D E , Jaar 622.

nam de fleutels dezer fteden van AISTULFS Bewinds- tot 814.


lieden over, en leide ze, benevens den Giftbrief van
PIPYN, bij het Graf van den Heiligen

PETRUS

ne-

der ; welke oorfpronkelijke Giftbrief nog ten tijde


van ANASTASIUS, dat i s , in de IXde eeuw, voorhanden was, ja de verdedigers der Paufelijke Regten hebben nog in het begin der laatstverlopene
eeuw beweerd, dat zij nog beftaat, maar weinig
geloof gevonden, omdat zij ze niet in het licht gebragt hebben. Dus verkreeg de Roomfche Bisfchop
eene aanzienelijke wereldlijke bezitting, en veranderde van eenen Leeraar en Opziener der Christelijke
Gemeenten in een Wereldlijk Vorst, en bezitter van
Landen. Ondertusfchen blijft de vraag, welk regl
PIPYN tot deze fchenking had ? Deze landen en deden hadden, eenige goederen der Roomfche Kerk in
dezelven uitgezonderd, te voren aan de Griekfche
Keizeren behoord, aan welken dezelve dan ook regtens hadden moeten herfteld worden, maar de ftaatkunde leerde PIPYN, op deze wijze, de Langoharden , en tevens de Keizerlijke magt in Itali te verzwakken ; terwijl hij voor zich en zijn huis meer en
meer den weg baande tot het overheerfchen van Itali, blijvende zijne befcherming onmisbaar voor de
Bisfchoppen van Rome. Vergeefs verzocht hem ook
E 5
era

74

rv
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

een Keizerlijk Gezant, onder aanbieding van groote


gefchenken, dat hij het Exarchaat en Pentapolis
aan zijnen Heer wilde inruimen; P I P Y N verzekerde
met eenen eed, het gene hij eens aan den Heiligen
P E T R U S en de Roomfche Kerk gefchonken had, zou
hij hun voor geenen fchat ontnemen; hij had niet
ter liefde van menfchen, maar ter liefde van dezen
Apostel, en tot vergeving zijner zonden, zoo dikwijls gevochten. Te weten, hij had het Frankifche
R i j k , op eene onregtvaardige wijze , aan zijnen
regtmatigen Koning ontnomen, daar voor fchonk hij
nu aan den Apostel eene landftreek in Itali, op
welke hij even min regt had, opdat de Apostel
voor hem bij God voor deze en andere overtredingen genade zou bezorgen.
Nog minder regt had de Roomfche Bisfchop, om
dit gefchenk aan te nemen, hoe zeer de Christenheid in het Westen al federt lang voorbereid was,
om aan het Geestelijk Opperhoofd van alle Gemeenten in naam van PETrvUS ook regt op de Wereldlijke bezittingen der Christenen toe te kennen.
Had men in dezen tijd fporen kunnen vinden van
eene gift van K O N S T A N T Y N den Grooten, deze Bisfchoppen zouden niet verzuimd hebben, daar van
te gewagen, en de gift van P I P Y N als een gevolg
van dezelve te doen voorkomen.
Hoe zeer de Roomfche Bisfchoppen door deze
gifte van P I P Y N een Wereldlijk Gebied verkregen,
en hoe gewigtige gevolgen men verders uit dit begin te wachten had, is het met dit alles moeijelijk
te bepalen: hoedanig eigenlijk ten dezen tijde hunne
magt,

G E S C H I E D E N I S .

75

magt, en de regering van Stoms, zij gedeld geweest. IV


Omtrent het midden der voorgaande eeuw fchreef BOEK
I
de Koninklijke Akademie der wetenfchappen te Ber- Afdeel.
IV
lyn eene Prijsvraag uit: Wanneer heeft de oploofdft.
perfte magt der Keizeren over Rome geheel op- ia C. G .
gehouden ? Welke regeringswijze hebben de Ro- [aar 622.
tot 814.
meinen ten dezen tijde gehad? In welken tijd
is de Opperheerschappij der Paufen over Rome
gegrond?" Op deze vraag werd in het jaar 1764
de prijs toegewezen aan eene Verhandeling van F R .
S A B B A T H I E R , Profesfor op het Gijmnafium te ChaJons aan de Marne, en tweeden Secretaris van het
geleerd Genootfchap aldaar, welke in dat jaar te
Berlyn, en in het volgende jaar in den Haag herdrukt is. J O H . R u n o L F B E C K E R , Licentiaat in de
Regten te Lubek, gaf daar in het jaar 1769 ook
zijne Verhandeling op dezelfde vraag i n het licht.
Beide deze Geleerden hebben bewezen, dat de heerfchappij der Keizeren te Rome met deze gifte van
P I P Y N niet heeft opgehouden, alzoo 'er nog wel 3c
jaren lang bewijzen voorkomen, dat de Paufen hen
voor hunne Opperheeren erkend hebben; en het is
hoogstwaarfchijnlijk, dat de Roomfche Bisfchop, hei
Exarchaat verkregen hebbende, zich eigenmatis
hebbe aangemerkt , als getreden in de regten dei
Exarchen, die Stadhouders der Griekfche Keizerer .
waren; ook bleef 'er nog fteeds een Hertog var,
Rome, die het regtsgebied in naam des Keizers oe
fende.
A I S T U L F haastte zich echter niet zeer, om aai
zijne verbindtenisfen volkomen te voldoen. Na ziji i
over

76

K E R K E L I J K E

IV

overlijden in het jaar 756, werd de Hertog D E S I D E R I U S op den troon der Langoharden tegen zijnen
I
Afdeel. mededinger R A C H E S . , Broeder van den overledenen
IV
Koning, gehandhaafd door de legermagt van P I P Y N ,
Hoofdft.
na C . G, en zelfs der Romeinen, onder belofte , dat hij de
Jaar 622. bedongene Heden allen zou overleveren, en zich
tot 814. voorts vreedzaam gedragen. Ook ruimde hij dadelijk het Hertogdom Ferrara, Faventia, en nog twee
kleine plaatsjes aan de Roomfche Kerk in. De overige werkzaamheden van S T E V E N III. bepalen zich
tot den twist over de Beelden, waar bij hij ons weder zal voorkomen.
BOEK

PAULUS.

Zijn Broeder P A U L U S I , het eenigfte voorbeeld


van dit foort in de opvolging der Roomfche Bisfchoppen, volgde hem in het jaar 757, en beduurde
het Bisdom tot het jaar 767, zijnde hij fteeds ijverig werkzaam, om het gene hem door P I P Y N gefchonken was, te behouden, en zijne magt verder
uit te breiden ( * ) . D E S I D E R I U S , Koning der Langoharden, de beide oproerige Hertogen van Spoleto
en Benevento overwonnen hebbende, deed aan den
Keizerlijken Gezant bij P I P Y N een voordel, om met
den Keizer gezamenlijk Ravenna aan te tasten, en
die ftad voor den Keizer in te nemen, ook bleef
hij weigerig, de nog beloofde deden aan den Heiligen P E T R U S in te ruimen. Over het een en ander viel P A U L U S geftadig klagtig bij P I P Y N , wien
Wj
meldt weinig van hem, maar 31 vaa
zijne Brieven in Cod. Carol. ap. CENN. T. I. p. 133-140.
geven meer bijzonderheden op.
(*)

ANASTASIUS

G E S C H I E D E N I S .

77

IV
hij om krachtdadigen bijftand verzocht. Maar eenige jaren daar na zocht hij DESIDERIUS aan tegen de BOEK
I
Grieken, die Ravenna en Pentapolis met eenen in- Afdeel.
IV
val dreigden, toonende zicli nog meer afkeerig van
Hoofdtr.
de Grieken dan van de Langoharden, onder voor- na C. G .
wendtel van zijnen heiligen ijver voor de Beelden, Jaar 622.
tot 814.
maar in der daad, omdat hij de wraak van het
Keizerlijke Hof duchtte, aan hetwelk hij zoo fchoone landdreeken ontnomen had. Met dit alles bleef
'er nog fteeds eene betrekking van afhankelijkheid
jegens dat H o f overig, hetwelk blijkt, omdat hij
Afgevaardigden naar Ivonftannnopolen zond, wel
ever den twist omtrent de Beelden, maar welke Afgevaardigden het Hof toch niet ontvangen zou hebben, indien hij zich reeds geheel van het Keizerrijk
had losgefcheurd.

Als P A U L U S in het jaar 767 op fterven l a g , STEVENIV


drong T O T O , Hertog of Stadhouder van A ^ e , m e t
eenige gewapenden in Rome, en liet zijnen Broeder
K O N S T A N T Y N eerst tot Geestelijken en vervolgens
tot Bisfchop inwijden. Deze echter werd in het
jaar 768 weder afgezet , dewijl twee voorname
Roomfche Geestelijken , C H R I S T O P H O R U S en S E R GIUS , T O T O gewapenderhand overvielen en ter dood
bragten. Een Langohardifche Priester, W A L D I P E R T ,
liet toen een' ander Priester, F I L I P , tot Bisfchop
verkiezen ; doch die fpoedig genoodzaakt werd ,
zich in zijn Klooster op te fluiten. Eindelijk bezorgde C H R I S T O P H O R U S , dat, in eene vergadering
der Geestelijkheid, der Grooten en voornaamfte inwoners, S T E V E N I V , of volgens anderen, de U I ,
ver-

78

K E R K E L I J K E

verkozen werd-, waar na aan KONSTANTYN en zijn?


aanhangers , als ook aan WALDIPERT, de oogen
I
Afdeel. werden uitgeftoken, waar door fommigen het leven
IV
verloren ( * ) .
Hoofdft.
Om dezen tijd, in het jaar 76S, overleed de K o na C. G
Jaar 622 ning PIPYN. Zijne beide Zonen, KAREL en KAROtot 814
LOMAN, die het Vaderlijk Rijk zamen deelden, zonden op verzoek van STEVEN twaalf Bisfchoppen uit
hun Rijk naar Rome, op de Kerkvergadering, welke in de Kerk van Lateranen ftond gehouden te
worden.
Voor deze vergadering werd de blinde
KONSTANTYN gebragt, die eerst bekende, dat hij
tegen zijn' wil en dank met geweld verkoren was
geweest, maar als hij den volgenden dag zich poogde te verdedigen, werd hij , met dagen, uit de
Kerk geworpen; ook nam de vergadering een befluit, dat voortaan niemand tot Roomsch Bisfchop
zou verkoren worden, die niet als Hoofd-Presbijter
of Diaken gediend had, (nifi per diftinctos gradus
ndfeendens, Diaconus ant Presbijter Cardinalis factus fuerit;') hetwelk het eerde voorbeeld is van de
benaming: Kardinaal - Priester en Kardinaal- Diaken. Nog werd geboden, dat de Bisfchoppen,
Priesters, en Kerkedienaars, die door KONSTANTYN
gewijd waren, in hunnen fland zouden terug keeren, ten zij zij eene algemeene goedkeuring hadden,
in welk geval zij op nieuw moesten gewijd worden,
(esfe reordinandos.') ( f )
IV
BOEK

Wat
(*)

ANASTASIUS

(f)

ANASTASIUS.

in Stephano III,

G E S C H I E D E N I S .

79

iV
Wat deze vergadering ten aanzien van de Beelden
befloten hebbe, zal ons in de Gefchiedenis van den BOEK
I
Beeldenftrijd voorkomen. Dit alleen moeten wij niet Afdeel.
IV
voorbijgaan, dat in weerwil van haar genomen beHoofdft.
fluit de Archivarim der Kerk te Ravenna, MICHAE- na C . G .
LIUS, zonder een Geestelijke te zijn, zich, met ge- Jaar 622.
wapende onderfteuning der Langoharden, tot Aarts- tot 814.
bisfchop dier ftad liet benoemen, en zich tegen alle
verboden van den Roomfchen Bisfchop een jaar
lang handhaafde, tot deze het eindelijk door dringende vermaningen zoo ver bragt, dat de inwoners
hem hunnen opgedrongenen Aartsbisfchop gevangen
toezonden, en eenen anderen verkozen (*).

Nog had DESIDERIUS, Koning der Langoharden,


aan de Roomfche Kerk lang of na alles niet herfteld,
wat zij naar de 'fchikking van PIPYN te vorderen
had. STEVEN liet hem deswegens door de beide
bovengemelde Geestelijken, CHRISTOPHORUS en zijnen Zoon, en SERGIUS voorftellen doen, Maar,volgens ANASTASIUS, werd de Koning daar door zoo
verbitterd, dat hij hen uit de wereld poogde te helpen , ten welken einde hij eenige bedienden van STEV E N omkocht, ,om dien tegen hen op te hitfen.
Ook rukte hij zelf, onder voorwendfel van zijn gebed
bij St. Pieters Graf te willen verrigten, met eene kleine
ktijgsmagt voor Rome, waar hij den Bisfchop liel
verzoeken, bij hem buiten te komen, dewijl de Pieterskerk toen buiten de ftad was.
Ondertusfchen
hadden de gemelde Geestelijken fchikkingen gemaakt,
om
( * ) ANASTAS. in Stephan. III.

go
IV
B0F.3C

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814 '

K E R K E L I J K E

om

's Konings

oogmerken

te keer te g a a n ; maar

S T E V E N tot den K o n i n g uitgegaan z i j n d e , werd van


hem i n de S t . Pieterskerk als een gevangene
den , en moest
Geestelijken

op 's Konings aanhouden

gehoude beide

bevelen, z i c h i n h u n Klooster o f bij

hem te begeven; waar op de Romeinen hen verliet e n , en zij z i c h genoodzaakt zagen

i n de S t . Pie-

terskerk te k o m e n , waar S T E V E N hen n o g zocht te


redden, door hen M o n n i k e n te maken, willende hen
'snachts naar Rome laten brengen, maar de aanhangers des Konings

zich

van hen meester

Haken hun de oogen u i t , waar aan

makende,

CHRISTOPHORUS

kort daar na het leven verloor.


Geheel flrijdig met dit verhaal is het bcrigt v a n
STEVEN

zeiven,

i n eenen

Brief aan K A R E L den

Grooten, en deszelfs M o e d e r B E R T R A D A ( * ) , waar


i n hij h u n m e l d t , dat de beide A a r t s b o o s w i c h t e n ,
C H R I S T O P H O R U S en S E R C I U S , met D O D O ,

Afgevaar-

digden van K A R E L S Broeder K A R O L O M A N , hem naar


het leven hadden

gedaan,

zijnde hij h u n g e w e l d ,

met behulp van D E S I D E R I U S , zijnen befchermer, ter


naauvvernood ontkomen.

Eindelijk waren zij van de

Romeinen verlaten, die hen hadden willen ombrengen,


zoo

hij niet v o o r h u n leven gefproken h a d , echter

had hij niet kunnen verhoeden, dat deze zijne vijanden van het gezigt beroofd w a r e n , tegen zijnen w i l
en r a a d ,

gelijk hij met eede verzekert.

Deze z o o groote

ftrijdigheid,

van des Bisfchops

b e r i g t , heeft verfcheidene geleerden

doen g e l o o v e n ,
dat

( ) Cod. Carol. X L V I . pag. 0.67.


+

G E S C H I E D E N I S .
dat

STEVEN

Si

IV

door DESIDERIUS genoodzaakt is ge-

BOEK

weest , in dezen zin te fchrijven, offchoon het ook 1


waar i s , dat ANASTASIUS ( * ) zelf den Koning DE- Afdeel.
SIDERIUS aan de Afgevaardigden van STEVEN , toen

IV
Hoofdft.

die hem zijne beloften herinnerden, juist zoo laat naC. G .


antwoorden; als met des Bisfchops Brief overeen- jaar 622.
'tot 814.
komt: STEVEN mag zich wel te vrede hou

den,"

zegt h i j ,

dat ik CHRISTOPHORUS en

SERGIUS , die over hem heerschten, uit den weg


geruimd heb, zoo dat hij niet noodig heeft, gere<ni<dieid te eifchen. Als ik hem geen' bijftand
" fchenk, dreigt hem een groot ongeluk. Wam
, ' de Koning KAROLOMAN , een vriend dezer op
roermakers, is gereed, om hunnen dood te wree" ken , en den Bisfchop zeiven gevangen te na
men."
Hoe het z i j , als DESIDERIUS zijne belofte aan dei I
Roomfchen Bisfchop geen geftand deed, verzoch C
deze de beide Koninklijke Broederen in het Franki
fche Rijk, de Langoharden eindelijk eens voor goc l
te noodzaken, den Apostel PETRUS regt te doen
dewijl zij hem eens daar van voor den Regtcrftoe 1
van CIIRISTUS, rekenfchap zouden moeten geven (f)
In deze omftandigheden kan men ligt begrijpen, ho
zeer zijn ijver moest ontdeken, toen DESIDERIU
zijne Dochter aan eenen van deze Vorsten ter GE
jnalin aanbood. Zijn haat tegen de Langoharde
deed hem tegen dit huwelijk, als tegen een ontweip
d( S
(*) In Hadriano.

(f)

Cod. Carol. XLVII. pag.

XII D E E L .

82
IV
BOEK

1
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622
tot 814.

K E R K E L I J K E

des Duivels, uitvaren, in eenen Brief aan de Vorsten, vol bitterheid, even of hunne zaligheid hier
mede gemoeid ware, daar het hem alleen te doen
was, te verhinderen, dat de Franken en Langoharden vrienden werden, maar veeleer dat de eerden
de laatstgemelden noodzaakten, om hem eene aauzieneliike landftreek af te daan ( * ) .

1 Dit verhinderde- echter K A R E L niet, om , op aanprijzing zijner Moeder, de Dochter van D E S I D E R I U S


dadelijk te trouwen. Maar in het volgende jaar 771
zond hij haar haren Vader weder 't'huis, zonder
dat men de regte reden vindt aangeteekend, welke
E G i N i i A R D ( f ) zelf niet wist of weten wilde. Een
ender Schrijver zegt, omdat zij ziekelijk en onvruchtbaar was ( ) . In hetzelfde jaar Overleed K A ROLOMAN ,
en K A R E L vond goed , zich van zijn
Broeders gedeelte van het Rijk meester te maken,
ten nadeele van zijn Broeders nagelatene kinderen,
die met hunne Moeder de wijk namen in het gebied
van D E S I D E R I U S , tot groot misnoegen van K A R E L ,
zonder dat wij lezen, dat de Roomfche Bisfchoppen
zich nu eenigzins bekommerden over zoodanige onregtvaardige behandeling omtrent wezen.
Toen S T E V E N I V met het begin des jaars 772
ADRIAANI
overleed, volgde hem A D R I A A N I o p , die bijna 24
jaren dit ambt bekleed heeft,
D E S I D E R I U S zond

hem
(*) Cod. Carol. XLV. pag. 282.
( t ) Vit. Car. M. Cap. 18.
() Mon. Sangall. de Gest. Cd;: M. Libr. II. in
CANis. Leett. Ant.'Tom. II. Part. III.

G E S C H I E D E N I S .

33

IV
hem Gezanten, om eene goede verdandhouding te
BOEK
vestigen; maar als ADRIAAN te kennen gaf, weinig
1
vertrouwen in hem te ftellen , maakte de Koning Afdeel.
IV
zich meester van verfcheidene plaatfen , aart de
Hoofdft.
Roomfche Kerk gefchonken; wanneer ADRIAAN zich na-C. G .
daar over door afgezondenen beklaagde, drong DESI- Jaar 622.
tot 814.
DERIUS aan op een mondgefprek met den Bisfchop,
hetwelk deze flandvastig weigerde, niettegenftaande
een der Afgevaardigden, de Kamerdienaar PAULLUS,
den Koning beloofde, den Bisfchop voor hem te
zullen brengen, al zou hij hem ook een ftrik aan
den voet moeten binden. Dezen P A U L L U S , die ten
tijde van S T E V E N IV moord en andere misdaden te
Rome gepleegd had, liet ADRIAAN , op zijne terugkomst, door den Aartsbisfchop van Ravenna gevangen nemen, en wilde hem met ballingfchat
ftraffen.
Hetwelk hij aan de Keizeren KONSTAN.
TYN en L E O meldde, hen verzoekende, Qdeprecam
eorum Imperialem c/ementiam,) bevel te willen ge
ven, hem naar eenige bewaarplaats in hun Rijk t(
verzenden ( * ) , Een blijk, dat hij van deze Keize
ren ten minden nog eenigermate afhankelijk was
hetwelk bevestigd wordt door eene onderteekenin;
van een zijner gefchriften : Imperante Domin
vostro piisfimo Augusto Conftantino etc.

Ondertusfchen was DESIDERIUS vertoornd, om


dat ADRIAAN weigerde hem een bezoek te geven 1
in deszelfs Gebied gevallen, zelfs trok hij in hc t
jaar 773 met zijn leger op Rome .zm. In deze1
noo I
( * ) ANASTASIUS.

F a

K E R K E L I J K E

nood zond A D R I A A N hem drie Bisfchoppen te geIV


BOEK
moet, die hem met den ban dreigden, indien hij
1
verder wilde voortrukken, D E S I D E R I U S hier door
Afdeel.
IV
ontdeld, keerde van Vtterbo naar zijn land teHoofdft.
rug ( * ) .
na C. G.
De Roomfche Bisfchop door dit gedrag van den
Jaar 622.
tot
814. Langobardifchen Koning als genoodzaakt, bad K A R E L om bijdand, die na eenige vruchtelooze onderhandelingen, in het jaar 773, het Langobardifche Rijk aantastte, en D E S I D E R I U S in Pavia belegerd hebbende, in het jaar 774 hem dwong zich.
over te geven, makende zich voorts meester van
alles, wat de Langobarden in Itali bezeten hadden.
Gedurende de belegering van Pavia kwam
K A R E L in het jaar 774 te Rome, alwaar hij plegtig
werd ingehaald, en toen ook de gifte van zijnen
Vader P I P Y N , en van hem zeiven en zijnen Broeder, aan den Apostel P E T R U S en deszelfs plaatsvervanger bevestigde en zelfs vermeerderde.
Het is ondertusfchen niet geheel duidelijk, hoe
het met deze gifte gedeld zij geweest; als wij A N A S T A S I U S ( f ) volgen, zouden daar toe aanzienelijke
Jandfchappen behoord hebben, zelfs zulken, die,
gelijk het Venetiaanfche , nog dadelijk van den
Griekfche Keizer afhankelijk waren, en aan welken K A R E L dus geen geven had; ook is nooit de
oorfpronkelijke giftbrief door de Bisfchoppen van
Rome in het licht gebragt, waarfchijnelijk, omdat
de( * ) ANASTASIUS.

( f ) In Adriant.

G E S C H I E D E N I S .

85

IV
dezelve niet zoo veel behelsde, als men geern wilde
BOEK
doen gelooven. Daar zijn over het geheel blijken
1
genoeg, dat KAREL fteeds de opperde magt voor Afdeel.
IV
zich behouden heeft, over die landen en plaatfen,
Hoofd!!,
welke hij thans aan de Roomfche Kerk en aan denna C . G
Apostel PETRUS fchonk; zelfs vindt men die in de Jaar 622
tot 814
Brieven van ADRIAAN; dus fpreekt deze van zijne
jleden in Campani, en echter meldt hij ( * ) , dat
hij de Capuanen niet alleen aan den Apostel P E T R U S , maar ook aan den Koning, (_in fide vestrce
regalis potentie,) den eed van trouwe heeft laten
doen. Ook beklaagt zich ADRIAAN zeer over den
Aartsbisfchop van Ravenna, LEO,die hem vele bezittingen betwistte, en 'er zich ten voordeele van zijne
Kerk meester van gemaakt had. Men gelooft tevens, dat ten dezen tijde, om gezag bij te zetten
aan de regten, welke de Roomfche Bisfchoppen
voorwendden, de gifte van Keizer KONSTANTYN
aan den Bisfchop SILVESTER is uitgevonden en verdicht, ten minden ADRIAAN fchrijft heel duidelijk
aan KAREL ( f ) : Even gelijk ten tijde van der
Zaligen SILVESTER , Bisfchop van Rome, van dei 1
Godvruchtigen Keizer KONSTANTYN den Grooten,
heiliger gedachtenis, door deszelfs milddadigheid >
Gods Heilige Katholijke en Apostolifche Roomfcb
Kerk verhoogd en verheven is geworden, en in de
ze Gewesten van Hesperie eene magt verkregei 1
heeft, zoo mag ook in uwe hoogstgelukzalige tijde; 1

e1
(*)

Cod. Carol. LXXXVIII. pag. 487.

( + ) Cod. Carol. X L I X . pag. 353F 3

86

K E R K E L I J K E

en de onze, de Heilige Kerke Gods, dat i s , van


IV
BOEK
den Apostel PETRUS, groejen en juichen, en fteeds
I
Want z i e ,
Afdeel. meer en meer verhoogd blijven enz.
IV
een nieuw allerchristelijkfle Gods Keizer KONSTANHoofdft.
na C. G. T Y N , is thans opgedaan, door wien God verwaarJaar 622. digd heeft, aan zijne Heilige Kerk van den Prins
tot 814, der Apostelen, PETRUS, alles te verkenen." Hij
voegt 'er bij, dat ook al het overige, het gene aan
PETRUS en de Roomfche Kerk door Keizers, Patrici'n, en andere godvruchtige mannen, tot rantfoen
van hunne zielen en vergeving van hunne zonden in
Tuscie , Spoleto, Benevento, Corftca, en in het Sabynfche erfgoed gefchonken, maar door de Langoharden ontroofd was, mogt wedergegeven worden.
Vele zulke giften had hij in de Heilige Kancelary van
Lateranen bewaard, welke hij aan KAREL door zijne Afgevaardigden liet vertoonen.
Over het algemeen hadden KAREL en [ADRIAAN
elkander noodig in hunne oogmerkeii, om hunne
magt in Itali te vergrooten , en waren dus ook
de beste vrienden; evenwel was KAREL de Vorst
niet, die zich door de Roomfche Bisfchoppen naar
hunnen zin liet leiden. Dit leert onder anderen
zijn gedrag in de twisten over de Beelden , en men
behoeft niet te twijfelen, of hij werd, na de vernietigingvan het Langobardifche Rijk, ook te Rome
veel meer geerd en ontzien, dan te voren, ADRIAAN meldt hem zelf, in het jaar 785, dat hij het
hevel van zijne genadig/Ie Koninklijke doorluchtigheid, volgens het welk alle Venetiaanfche Kooplieden, uit Ravenna en Pentapolis moesten verdreven

G E S C H I E D E N I S .

87

IV
ven worden, terftond werkftellig gemaakt had ( * ) .
Eenen afgevaardigden van A D R I A A N , die onbetame- B O E K
I
lijke redenen gevoerd had, hield K A R E L in een Afdeel.
IV
foort van gevangenis ; eene gebeurtenis , fchrijft
Hoofdft.
A D R I A A N ( f ) , welke federt het begin der wereld na C . G .
niet is voorgevallen, dat een gezant van den Hei- Jaar 622.
ligen P E T R U S , door eenig volk is aangehouden. In- tot 814.
zonderheid is in het Paufelijk wetboek ( ) de plaats
vermaard, volgens welke A D R I A A N , op eene Sijnode van 153 Bisfchoppen en Abten in het jaar 774
aan K A R E L , die toen te Rome was, het Regt heef)
gegeven, om eenen Roomfchen Bisfchop aan te ftellen en te laten inwijden; hem met het Patriciaat
bekleed, en verordend heeft, dat alle Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen van zijn rijk eerst van hem de
beleening ontvangen zouden, eer zij ingewijd mogter
worden. Men heeft wel de echtheid van dez Kerkvergadering, en dit haar befluit, betwist, maar dt
zaak zelve, of de daar in erkende regten van K A R E L .
is toch waar. Ondertusfchen bepaalde ADRIAAIS
van zijne zijde, zoo veel hij dechts kon, de magl
van dezen Vorst in de landen, die aan hem gefchonken waren. Hij wilde niet eens toegeven, dat KAR E L , door eenen gezant bij de verkiezing van eenen
Aartsbisfchop van Ravenna, dechts het geringde
aandeel aan dezelve zou hebben (**). Inzonderheid

prenl
(*) Cod. Carol. L X X X I V . pag. 459.
(f)

Cod. Carol. L. pag. 363.

()

Decret. P. I. c. 22 Disftinct LXIII. pag. 197.


Cod. Carol. LIV. pag. 322.

83

K E R K E L I J K E

IV

prent hij K A R E L i n , ( * ) dat, gelijk hij hem, als


BOEK
Patricius van Rome, bedendig vereeren z o u , ook
I
Afdeel. het Patriciaat van den H . P E T R U S , hetwelk hij
IV
en zijn vader bewilligd had, onwederfprekelijk blijHoofdft.
na C . G .ven moest. Hier en op meer andere plaatfen noemt
Jaar 622. A D R I A A N Rome zijne ftad, maar te gelijker tijd
tot 814. geeft hij te kennen, dat hij aan K A R E L onveranderlijk getrouw zal blijven ( f ) .
Doch het' gene de Opperfcheerfchappij van A D R I A A N over Rome geheel ongelooflijk maakt, is een
K A R E L als
der eerde flappen, welke zijn opvolger, L E O U I . ,
Opper
heer van in het jaar 769, deed. Hij zond de fleutels van
Rome.
het graf van den Heil. P E T R U S , ook het vaandel
of banier der Stad Rome, met andere gefchenken,
aan Koning K A R E L , en verzocht hem, eenen zijner
Grooten naar Rome te zenden, die het Roomfche
volk den eed van trouwe en onderwerping zou afnemen ( ) . K A R E L zond ten dien einde den Abt
E N G E L B E R T , door wien hij ook een groot gedeelte van den fchat, welken hij in dat jaar den Hunnen, of eigenlijk Avaren, ontnomen had, aan den
Heil. P E T R U S liet overbrengen.
Hier mede nam tevens de Opperheerfchappij der
Grieken over Rome geheel en al een einde, waar
van tot hier toe nog eene fchaduvv was overgebleven; n K A R E L zag zich door dezen eed van hulde als Oppervorst dier ftad erkend; waarbij nog
komt, dat hij, drie jaren daar na, als zoodanig eene
LEO

III,

erkent

regts(*) Cod. Carol. L X X X V . p. 521.


( ) EGINH. ann. ad,

a 796"

C f ) / . c. p. 520.

G E S C H I E D E N I S .

89

regtspleging liet houden over den Bisfchop L E O z e i ven.

Deze namelijk , werd i n het jaar 7 9 9 , als hij

IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
dienstigen omgang h i e l d , van de eene kerk naar de
Hoofdft.'
andere, door twee zamengezworene Hofgeestelijken , na C . G .
P A S C H A L I S en C A M P U L U S , gevolgd van eene menig- Jaar 622.
tot 814.
te gewapenden, van het paard getrokken, ter aarde

met zijne geestelijkheid en vele Romeinen een' G o d s -

g e w o r p e n , en zoo m i s h a n d e l d ,
hem

de

dat zij geloofden,

oogen uitgedoken en de tong afgefneden te

hebben.

Z i j fleepten hem van de eene plaats naar d<

andere,

hem nog meer

hij

flaande

en wondende , tol

eindelijk van eenige getrouwe dienaren i n veilig


Hertog van Spokto aai I

heid gebragt, en door den


alle gevaar onttrokken werd.
v e r s , als ook

ANASTASIUS

bezigt en de tong

door

een

zijn

geworden; maar

zen

ook tijdgenooten, dit

aanzien ,

Eenige Jaarboekfchrij
melden ,

dat hem

dewijl anderen,
verhaal

o f z i c h vergenoegen

zamengezworenen hun oogmerk

te

he t

herdeli l

wonderwerk

en onder de

als twijfelachti T
z e g g e n , dat d e
kunne n

niet hebben

bereiken, is het niet n o o d i g , zoodanig wonderwcr k


aan te nemen.
KAREL,

die

thans belet was

door

den

Sak] !

fchen krijg , begeerde , dat L E O bij hem z o u k< )men.

Deze verfcheen dus te Paderborn.

ongemeen

eerbiedig

onderhandelingen
(Misfi)

met

ontvangen , maar
Koninklijke

welke uit twee

W a a r i ij
na

eeni 'fi
gevolmagtigdi n

Aattsbisfchoppen ,

v jf

Bisfchoppen, en drie Graven bedonden, naar Rot. te


terug

gezonden werd.

Thans

hielden deze geve h

uagti-den, i n de eetzaal van L E O , een openlijk g


F 5

>

ri

po
K E R K E L I J K E
rigt over hem, hetwelk over de acht dagen duurde , maar in hetwelk de beide zamengezworenen
BOEK
I
niet in ftaat waren, de misdaden te bewijzen, met
Afdeel.
welken zij hem bij den Koning befchuldigd hadden.
IV
Hoofdft. In het volgende jaar 800 reisde K A R E L zelf naar
naC. G.
Jaar 622. Rome, alwaar hij gebood , dat alle aanwezende
tot 814. Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen en Abten, als ook
de Frankifche en Roomfche adel , zich in de Pieterskerk zouden laten vinden. Hier zat hij met
L E O en de Prelaten, terwijl de overigen ftonden.
Ook waren hier de befchuldigers van L E O tegenwoordig; maar als K A R E L en de Prelaten merkten, zegt een gelijktijdig Schrijver ( * ) , dat zij enkel uit nijd, en niet om der geregtigheid wille, hunnen Bisfchop vervolgden , bedoren zij , dat deze
zich vrijwillig, indien hij zulks begeerde, zon
kunnen regtvaardigcn. Volgens A N A S T A S I U S riepen
alle Prelaten , toen het rot een onderzoek over
LEO komen zou, uit, dat zij zich niet vermeten
wilden, den Apostolifchen doel, het hoofd van alle Gemeenten , te oordeelen : want hij kon, gelijk het altijd gebruikelijk geweest was, van niemand geoordeeld worden, alhoewel hij allen oordeelde, L E O zelf verklaarde zich de oude gewoonte
te willen volgen, en bereid te zijn, zich van alle
befchuldigingen te zuiveren. Den volgenden dag
erhalve , betrad bij , in tegenwoordigheid dezer
Vergadering , en van vele andere Romeinen, den
3redikdoel in de Pieterskerk, en het Euangelie in
IV

de
(*) Annal. Lambec. ad. a. 800.

G E S C H I E D E N I S .

91

de hand nemende, zwoer hij, dat hij niets van de


misdaden wist , daar men hem van belchuldigd
had. De gezamenlijke Geestelijkheid dankte G o d ,
de Maagd M A R I A , P E T R U S , en alle de Heiligen,
in blijde lofzangen, voor deze uitkomst. Tegen de
moordenaren werd het vonnis des doods uitgefproken, maar L E O bad voor hen bij K A R E L , zoodat
zij enkel met ballingfchap gedraft werden.

IV
BOEK

I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G ,
Jaar 622.
tot 814,

In datzelfde Jaar 800 nam K A R E L eindelijk vol- K A R E L


wordt
komen] ook den naam en tijtel van de hoogde magi Keizer
aan, welke hij reeds ecnigen tijd te Rome had uit- ' van het
geoefend. Als hij op het Kersfeest, (waarmede toei [ Westen.
het jaar in deze hoofddad begonnen werd, hetwell
de oorzaak i s , dat fommigen het jaar 801 hie
meiden in plaats van het jaar 800,) in de Pieters
kerk, voor het graf van P E T R U S , van het gebet I
opdond, zette L E O hem eene kostbare kroon o) |
het hoofd, waarop de geheele tegenwoordig zijnd
volksmenigte driewerf uitriep: Leven en zege- 1
den door God gekroonden A U G U S T U S K A R E L ! de 1
" o-rooten en vreedzamen Keizer der Romeinen!
L E O , die hem en zijnen zoon zalfde, wierp zie 1
nu het eerst voor hem neder, en bewees hem zi
r,en eerbied, als zijnen Keizer. (*). K A R E L zeid e
naderhand, hij zou op dat groote Feest niet in d e
kerk gekomen zijn, als hij geweten had, wat hic r
gefchieden zou , zoo zeer mishaagde hem in h< :t
eerst de tijtel van Keizer. Ondertusfchen is In :t
zei :r
(*)
ANASTAS. EGIMIARD ann. ad.
a.
801.
Au K
Lair.bec. ad. eur.d. a. etc.

92
IV
BOEK

Afdeel.
IV

Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

zeer waarfchijnlijk, dat alles volgens eene affpraak


tusfchen hem en L E O gefchiedde. Hij verwierf zich
toch, door dezen tijtel, den eersten rang onder de
Westelijke Mogendheden, en vernietigde te gelijk
alle nog overige aanfpraken, welke de Griekfche
Keizers op Rome maken mogten.
Uit het eenvoudig gefchiedverhaal is blijkbaar,
dat L E O geenszins het Westersch Keizerrijk aan K A R E L opgedragen heeft, uit hoofde van eenig gezag,
of magt, welke hij als Bisfchop van Rome daartoe
kon bezeten hebben, neen, men moet hem aanmerken
als een der voornaam de Romein fche grooten , die in
naam des volks, K A R E L tot hunnen Opperhoofd verklaarde , in plaats der Griekfche Keizers, aan welke
zij zich reeds federt eenigen tijd onttrokken hadden,
terwijl K A R E L insgelijks reeds te voren de dadelijke Opperheerfchappij in Rome oefende, aan welke
dus enkel de tijtel ontbrak. Dit blijkt ook uit het
volgende gedrag van L E O , die K A R E L als zijnen Vorst
eerbiedigde, en hem elders in zijne brieven , zijtien doorlucht igften Heer (Sereuisjimus Dominus)
noemt; ook verzekert ons E G I N H A R D , de levensbefchrijver van K A R E L ( * ) , dat deze Vorst geheel
Itali van August'a Pretoria, (thans Aosta in het
Vorstendom Piemont) tot in het benedendeel van
Calabri, alwaar de Grieksch - Keizerlijke landen begonnen , beheerscht hebbe, en nog meer uit K A R E L S
uiterjlen wil ( f ) , in welken hij 21 hoofd/leden van
zijn rijk optelt, en onder dezen Rome en Ravenna in de eerde plaats.
Q.
p

( *) De Vit. Car. M. c. 15. ( f ) Ibid. c. 33.

G E S C H I E D E N I S .

93

IV
Op deze wijze waren de Bisfchoppen van Rome,
BOEK
die , alhoewel nog niet met uitfluiting van andeI
ren , evenwel zich meer en meer gewenden, om den Afdeel.
tijtel van Papa, of met bijvoeging Papa Romanus IV
loofdlt.
(Paus, Paus van Rome) aantematigen, onder eene ia
, C. G .
nieuwe heerfchappij gekomen, van Vorsten, die voor 'aar 622.
;ot 814.
hun geduchter konden zijn dan de Keizers van Konftantinopolen , echter hadden zij onder de rege-Befluit.
ring van PIPYN en K A R E L den Grooten, een' aanzienelijken aanwinst van magt gedaan, daar deze,
hem noodig hebbende, tot hunne heerschzuchtige
oogmerken, hen door hunne giften tot een foort
van wereldlijke Vorsten verhieven, die echter van
hen afhankelijk bleven. Het gevolg hier van moest,
bij zwakke regeringen , en afwezenhcid der Vorsten, noodzakelijk zijn een gedurige ftrijd over de
zeer onbepaalde en onzekere regten van den Keizer
en den Paus, in der tijd; zoo veel te meer, omdat
deze Roomfche Paufen den naam van den Apostel
P E T R U S gebruikten, om hunne aanfpraken
op alles , wat hun goed gelegen kwam , kracht bij te
zetten.

Uit al het gene tot hier toe van de geestelijkheid Algemeen


Overzigt
gezegd i s , blijkt het duidelijk, dat het Kerkebeduui van het
nog deeds in eene foort van Ariftocratie bedond1 Kerkebeterwijl echter te gelijk de Roomfche Bisfchoppen naa . ftuur.
eene Monarchie in hetzelve donden, en daartoe vai1
tijd tot tijd groote ftappen deeden. Van de vier an
dere hoofden der kerk, die nevens hen, als Pa
triarchen, op gelijke hoogte gedaan hadden, ws
ren die van Alexandri en Antiochi, en Jeruu
leiu

94

K E R K E L I J K E

km onder de Arabieren geraakt, en merkelijk van


BOEK
hunnen invloed op de belangen der Christenkerken
I
Afdeel. ontzet, evenwel bleven zij nog deel nemen aan de
IV
Kerkvergaderingen in het Griekfche rijk, die zij ook
Hoofdft, onderteekenden. De Patriarch van Konftantinopolen,
na C. G
Jaar 622 .die nu met dien van Rome, het beduur der Oostot 814 terfche en Westerfche kerk deelde, was onderworpen aan de Keizers van Konftantinopolen , wier
Kerkelijke"wetten, gelijk de beduiten der Kerkvergaderingen . veel meer : golden , dan de zijne. De
Roomfche, gelijk wij gezien hebben, maakte groote voortgangen in zijn Kerkelijk gebied. De Aartsbisfchoppen van Ravenna , die iii Itali hunne
onafhankelijkheid lang hadden gehandhaafd, moesten
zich eindelijk aan hun onderwerpen. In het Oostfrankifche en Angelfakfifche rijk, werd het Kerkelijk gebied van Rome vrij vast in dit tijdperk gegrond. Minder aanzien had het onder de Westgothen in Spanje., die ook niets wisten van het Aartsbisfchoppelijk Pallium , veel minder, dat zij hetzelve van Rome begeerden; en na de vermeestering
van Spanje door de Arabieren hield de invloed der
Roomfche Bisfchoppen voor eenen tijd op dat land
geheel op. Zelfs in het Frankifche Rijk, alwaar
men de Roomfche Kerkgebruiken-, gelijk het Kerkgezang onder K A U E L den Grooten ( * ) , invoerde,
gaf echter K A R E L zelf Kerkelijke wetten, of liet
die op Kerkvergaderingen vastdellen , terwijl de
IV

Bis(*) CapituL Aquisgr. a. ?8p. Cap. 78. Tom. I. B A L .


pag. 239.

GESCHIEDENIS.
Bisfchop v a n Rome h e m , als zijnen

95

Opperheer, ge-

hoorzaamde.

IV
BOEK

I
men i n het v o r i g Tijdperk een begin ge- Afdeel.
IV
maakt, van het verzamelen der Kerkelijke wetten ( * ) , Hoofdft.
i n dit tegenwoordig, werd deze arbeid v o o r t g e z e t , na C . Gi
Jaar 622.
doch gedeeltelijk met i n z i g t , o m door ondergefchotot 814.
vene en verdichte Brieven der oudde Roomfche B i s f c h o p p e n , de eifchen en aanfpraken dier Bisfchop- Verzameling van
pen te onderdeunen; zoodanig was de arbeid van Kcrkelijdien Bedrieger, die daar toe den naam van ISIDO- kewetten.
Had

RUS

misbruikte

NIUS,
die

zoodanige

heeft

(f);

zelfs C R E S C O N I U S

een Afrikaamch

Bisfchop

verzameling

nagelaten, heeft

of

CRISCO-

van dezen

van Kerkelijke

tijd,

wetten

daar i n onder de Kerkelijke

wetten het eerst o o k geplaatst de verordeningen d a


Roomfche B i s f c h o p p e n , als ftonden d e z e l v e , i n waar
de en kracht van v e r p l i g t i n g ,

gelijk

met Sijnodak

regelen o f beduiten ( ) . D e Roomfche


pen

Bisfchop

waren ook van hunnen kant oplettend, o m d(

Kerkelijke w e t t e n , welke
ven

zij aangenomen

o f gege

h a d d e n , bekend te maken en aanteprijzen.

K A R E L de Groote i n het jaar 774 te Rome


men

w a s , fchonk A D R I A A N

van

Kerkelijke

hem

w e t t e n , (Codex

eene

Al;

geko-

verzameling

Canonum,)

waar
fchijn

( * ) Zie DeelX.

Bladz. 231.

(() Zie Deel X I . Bladz.

179.

( ) Ziin werk ftaat in J U S T E L L I

Biblioth.

Jur. Ca

non. Vet. Tom. I. Append. pag. 33-112. en het uittrek


fel van hetzelve onder den naam van Breviarium
nicum T. I. p. 456-46.

Cano

96

K E R K

E L IJ K E

fchijujk ; opdat deze Vorst die ook in de Frankifche Kerken zou invoeren, zoo als zij bij de RoomI
Afdeel. fche aangenomen waren. Men heeft Handfchriften
IV
van dezelve in de verloopene eeuw gevonden, die
Hoofdft.
in
de Karolingifche eeuw behooren, uit welken
na C . G.
Jaar 622. blijkt, dat de verzameling van DIONYSIUS daar bij
tot 814. ten gronde gelegd zijn, maar die tevens merkelijke
veranderingen en bijvoegfelen ondergaan heeft ( * ) .
IV

BOEK

V IJ F D E

H O O F D S T U K .

/ilgemeene Gefchiedenis van den Godsdienst en God*


geleerdheid.. Christelijk Bijgeloof. Bijhelfche Canon , Bijbeluitlegging. Joannes Damascenus.
Geloofsleere. Zedeleere. Predikatin.
IV

U i t de Gefchiedenis van den Staat der Christelijke


Geestelijkheid van dezen tijd, bijzonder der Monniken, kan men reeds eenigermate een befluit trekken tot den Staat van den Christelijken Godsdienst
zeiven, daar hunne leer en leven zoo derk moest
werken op de Christenbelijders in het gemeen. Hoe
zeer n u , bijzonder K A R E L de Groote, zich toeleide
Christe- op de verbetering der Geestelijkheid, evenwel bleef
lijke
de Christen Godsdienst in dien daat van verbasteRegtzinnigheid. ring, welke zich reeds in het voorgaande Tijdperk
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
n a C . G.
Jaar 622,
tot 814.

aan
Gefch. van het Kanon.
CHoegd.) Bladz. 172.
(*)

SPITTLER

regt.

enz.

G E S C H I E D E N I S .

o?

IV
aan ons voordeed; en men mag het alleen aan de
kundigheden van eenige weinige fchrandere hoof- B O E K
I
den , en aan de merkwaardige verfchillen in dit Afdeel
V
Tijdvak toefchrijven, dat het niet dieper en dieper
Hoffts
gezonken is. Voor de Regtzinnigheid werd zorg- M C .
vuldig gewaakt, door de voorfchriften en bepalin- (aar 6221
t o t " 814*
gen, zelfs in bijzonderheden van geen gewigt, n
met zorgvuldige keuze der bewoordingen; de Kerkvergaderingen gingen voort het - leerbegrip der beroemdde Kerkvaders, en der partij, die (leeds gezegevierd had, door hunne befluiten en banvloeken
te ftaven en te bevestigen. Deze beduiten werdeu
door de Forsten verder als, Godsdienst- en Rijkswetten bekrachtigd, dikwijls met uitdrukkingen van
den grootden eerbied.
Ondertusfchen waren 'er
reeds zoo vele bepalingen gemaakt, dat het niemand
ligt in de gedachten kwam, om nieuwe geVoclens
op te werpen; zelfs was de twist met de Mm*
theliten enkel een gevolg van den ouden twist met
E U T Y C H E S , en hier befliste de zesde algemeene
Kerkvergadering van het jaar 680, met hare gewaande magt, dat niemand voortaan ondernerheri
zoude, om aan CHRISTUS Hechts eenen wil toe t
fchrijven, maar dat 'twee willen in hem te ontkennen, kcttersch zou zijn en blijven.
Somtijds gebeurde het echter, dat de uitfpraken der Kerkvergaderingen tegen eikanderen inliepen , hetwelk
veelal daar in zijne aanleiding had, naarmate het
Hof voor het n of ander gevoelen partij koos.

De Geloofsbelijdenisfen , het zij van algemeene GeldoFsKerkvergaderingen voor hunne befluiten geplaatst; be.ijdeXII. DEEL.

of

nisfeiM

98

K E R K E L I J K E

of van bijzondere perfonen, dienden enkel, om


BOEK
hunne volkomene overenftemming met voorgaande
I
Afdeel. voor regtzinnig aangenomene Geloofsbelijdenisfen
V
aan te toonen. Toen K A R E L de Groote , omtrent
Hoofdft.
na C. G het jaar 794, het vermaarde Boek over den BeelJaar 622, dendienst liet opdeden, hetwelk aan de Kerkvergatot 814, dering van Frankfort aan den Main zou voorgelegd worden, werd daar insgelijks eene Geloofsbelijdenis irigelascht ( * ) . In dezelve wordt de leer
van G o d , Vader, Zoon en Heiligen Geest uitvoer i g , ook met het opnoemen der Ketters van de
IVde eeuw, verklaard. Vervolgens worden, onder
vervloekingen tegen anders gevoelenden, nog verfcheidene andere leerftellingen hier bij gevoegd; bij
voorbeeld, dat, die na den Doop tot zonden vervallen, door de boete, zalig kunnen worden; dat
de zielen van God gefchapen, maar niet een deel
van zijn wezen zijn; dat God den mensch niets
onmogelijks bevolen heeft; dat de Zoon van G o d ,
ook als mensch, alles heeft kunnen doen, wat hi]
wilde; dat de mensch, onaangezien zijnen vrijen
w i l , deeds den Goddelijken bijftand noodig heeft
enz. Eenigen tijd daar na, in het jaar 809, zond
de Roomfche Bisfchop L E O III, zijne Geloofsbelijdenis aan de Oosterfche Gemeenten ( f ) , welke
echter aan dezelven niet volkomen heeft kunnen beIV

ha(*) Car. M. de impio imagg. cultu Libr. III. Cetp.


1. pag. 259-264.
( t ) Symbolum Orthodox*fideiLeonis Papte in BAL.
Miscell. Libr. VII. pag. 18.

G E S C H I E D E N I S .

99

hagen, omdat men daar in het uitgaan des Heil.


BOEK
Geestes van den Vader en den Zoon beweerd vindt.
1
Met dit al bleef men den hoogden eerbied voor Afdeel
de Heil. Schrift betuigen; op de zesde algemeeneV
Hoofdft.
Kerkvergadering werd het Euangelie in het midna C . Gi
den der vergadering gezet ( * ) , evenwel meer tot fnar 6221
Vertooning, dan tot behoorlijk gebruik, want de tot 814
uitlegging en vetklaring der Schrift werd enkel in- Eerbied
gerigt naar voorgaande Kerkleeraars en Kerkelijke voor de
H . Schrift
befluiten, gelijk men daar uit ook voornamelijk den
twist met de Monotheliten befliste. Een Kerkvergadering te Cloveskoven, in het jaar 747, verpligtt
de Bisfchoppen, Abten, Abdisfen, en derzelver ortderhoorigen, ook zelfs de kinderen in de fchoolen,
tot het vlijtig lezen der Heilige Schrift ( f ) ; doch
alles meer met eene goede meening, dan met d
regte vrucht, dewijl flechts heel weinigen in ftaat
Waren, om den Bijbel te beoefenen, en zulks dan
nog enkel naar overzettingen doen konden. In het
Vermaarde Boek van K A R F . L den Grooten^, bver de
aanbidding der Beelden, wordt de Heilige Schrift
ten derkften aangeprezen, en zelfs worden, in een
bijzonder Hoofdftuk, de voortreffelijkheid, fchoonheid en nuttigheid derzelve opzettelijk ontvouwd
maar alles weder bedorven , door de Roomfche
Kerk Voor te dellen, als bij welke men bij ontdane vragert over het Geloof de best verklaring bekomen kan. IVijsgeerige onderzoekingen over der!
t

Gods( * ) HARD. Concil. Tom. III.

( f ) an. 7- P '
c

pag. 1068:

95\- * <=.

G a

IO0

IV
BOEK.

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

Godsdienst, in den eigenlijken zin , kon men in


dezen tijd niet verwachten, in welken daar toe geene behoorlijke vrijheid van denken vergund werd,
en in welken het Bijgeloof zoo zeer de overhand
had genomen, dat de aanval op het vereren van
de Beelden der Heiligen grootendeels mislukte, en
de hevigde tegenkanting ontmoette.

Hoe zeer echter het Bijgeloof de overhand had


Kracht
van den genomen, en hoe gering ook waarlijk verlichte kunChristelijken Gods- digheden in den zuiveren Godsdienst der Christedienst.
nen waren, evenwel oefende deze, fchoon zoo onvolmaakte, kennis, kracht op vele opregt godvruchtige zielen, tot een levendigst gevoelen van de weldaden des Verlosfers der Wereld, en tot het liefhebben van God en hunnen naasten.
Zelfs zal
ons de Gefchiedenis bewijzen, dat men ten dezen
tijde Christenen vond, die overtuigd waren van de
noodzakelijkheid van verbeteringen in den Godsdienst, en die zelfs ten dien einde pogingen in het
werk gedeld hebben.
ToeneDoch al dit goede werd genoegzaam verduifterd
mend Bij- door het hooggaand Bijgeloof',
hetwelk door de
geloof.
gewaande voortreffelijkheid van het Monnikenleven
nog meer verderkt werd. Die een Monniksheilige
was, of rijkelijke aalmoezen uitdeelde, Kerken en
Kloosters begiftigde, zich aan de voorbidding der
Heiligen aanbeval , menigvuldig vasten en bidden
waarnam enz. bekommerde zich weinig over de
wezenlijke verbetering van het hart, of ware deugdzaamheid des levens, terwijl voor elke ook de grofle bukenfporf&heid de weg tot verzoening openftoiid,

G E S C H I E D E N I S .

Jol

ftond, alleen ten koste van een deel zijner bezitting, I V


of door waarneming of bijwoning van eenige Gods- BOEK
I
dienftige plegtigheid.
Afdeel.
V
Voornamelijk had men groote gedachten van het
Hoofdft.
begiftigen van Kerken en Kloosters, of het dichten
na C. G .
van nieuwe, om de zonden te verzoenen, en zich Jaar 622.
aangenaam bij God en zijne Heiligen te maken. tot 814.
Men kan hier over oordeelen, onder anderen, uit Giftenaan
de zegswijzen, welke K A R E L de Groote, bij zooda- Kerken en
nige gelegenheden gebruikt: pro anima nostrce re-Kloosters
medio vel falute; pro Dei intuitu; ut non inveniat
in nobis ultrix flamma, quod devoret, fed Domini
pietas, quod coronet; qualiter peccata nostra posfimus minuere donante Domino, et ad atema gaudia pervenire, [i petitionibus facerdotum vel fervorum Dei libenti animo obaudimus, hoe nobis ad
mercedem vel ftabilitatem regni nostri in Dei nomine pertinere conpidimus etc. (*)
Het geloof aan de wonderwerken door de Heili- Aanroeping der
gen zelfs na hunne dood gewrocht, en de vaste Heiligen.
verbeelding, dat men door hen veilig tot God gaan
k o n , maakte derzelver verering tot een hoofdgedeelte der Christelijke Godsdienst-oefening. Het is
waar, aanzienelijke Godgeleerden van dit tijdvak
verklaarden zich onzeker, nopens de wijze, hoe de
Heiligen van ons weten, of de gebeden aan hun gedaan, vernemen konden, J U L I A N U S , Bisfchop van
Toledo, tegen het einde der Vilde eeuw, was daaromtrent onzeker, en nam eerst het gevoelen van AUGUS-

*) Cod. Lauresham. Abh. Diplom. T. I. p. 3, 11,20.


G 3

02
IV

K E R K E L I J K E

aan, dat de zielen der afgeftorvene Heligest


BOEK
niets meer van deze aarde weten, dan het gene zij
Afdeel. van onlangs overledenen of van de Engelen te weten
V
komen ; vervolgens kwam hij nader bij het gevoelen
Hoofdft.
nn C. G van G R E G O R I U S den Grooten, dat deze Heiligen,
Jaar 622 . dewijl zij God zien, die alles weet, ook daar door
fat 814 ' de lotgevallen der menfchen verdaan. Duidelijker
verklaarde hij zich nog, dat zij wel eene aangename
herdenking ,aan hunne lievelingen op de Wereld bei
hielden, maar dat hun gebed voor dezelven alleen
in algemeene wenfchen beftaat ( * ) . Nog beflisfender zegt ISIDORUS, de geleerdde Bisfchop van dien
tijd, insgelijks in Spanje ( f ) , dat den Heiligen geene
andere verering toekomt, dan liefde en eerbied in
vereniging met hen. Maar vruchteloos delden dez e , gelijk andere oudere Kerkleeraars, palen aan deze
verering, dewijl zij zich aan eenen anderen kant,
in den vloed hunner redenen, weder zoo onvoorzigtig uitdrukten, dat de groote hoop der Christenen
voortvoer in de Heiligen te aanbidden, hoewel men
fteeds de verfchooning bij de hand had, dat het
geene eigenlijk Goddelijke verering was , welke
hun bewezen werd. Om hier van overtuigd te
zijn, behoeft men dechts de Levensbefchrijvingen
van eenige Heiligen, door A L C U I N nagelaten, te lezen. Somtijds wel fchijnt hij zich te bepalen tot
de aanprijzing eener vlijtige navolging van hunne
GUSTINUS

deug(*) Prognostic. L. II. C. 26. 29. 31. in Tom. VII,


Biblioib. Magn. VV. Patr.
( f ) ISID. Hispal. de Eccles. Offic. L. 1. C. 34.

G E S C H I E D E N I S .

103

deugden, maar ten zelfden tijde prijst hij hen als IV


BOEK
wonderdoeners, als befchermheiligen, door wier geI
bedde levenden van alle onheilen verlost kunnen wor- Afdeel.
V
den, die zij in hunne Kerken aanriepen, (falvanosf) j
loofdft.
zoodanig aan, dat men, zulks hoorende of lezende, niet , ia C . G .
bij eene bloote navolging van hunne deugden kon blijven. 1 aar 622.
ot 814,
Bijzonder telt hij in eene Predikatie op den fterfdag van
1

WILLIBRORD,Bisfchop van Utrecht,verfcheidene de-

den o p , die Heiligen tot hunne befchermers en verdedigers hadden; hij verzekert, dat niemand onder
zijne Toehoorders aan de vergeving zijner zonden,
en de verhooring van zijn gebed, vermag te twijfelen, daar hij zulken Foorbidder bij God heeft, en
ten laatden roept hij hem zeiven aan, dat hij toch
niet adate, hun met zijne gebeden bij te ftaan
enz. ( * )
Ontelbare
Van alle deze Heiligen werden ontallijke wonder-wonderwerken verhaald, welke het gezond menfchenverjland
werken.
moesten beledigen , fchoon het zich , door den
droom des tijds, gedwongen zag, om zich lievet
in allerhande bogten te wenden, dan het geloof tegen te fpreken ( f ) - Zelfs vonden de Monniken,
de wonderwerken, welke in hunne Kerken gebeur,
den, niet zelden lastig en onverdragelijk. In he
Klooster Moyen - Moutier in den Elfas , werdei1
door den Heiligen S P I N U L U S , die daar in de Kerl
be
(*) Opp- Tom. II. pag. 157-200.

(f)

MARILLON

heeft dnar van merkwaardige voorbee

den verzameld Acta SS. Ord. Benedict. Sec


Pruf. pag. 87.

fqq.
G

III. P. 1

104

K E R K E L IJ K E

begraven lag, zoo vele lammen genezen, aan zoo.


vele blinden het gezigt weder gegeven, en andere,
Afdeel. ligchaamsgebreken herfteld, dat 'er van alle oorden
V
eene ontaijke menigte volks zamenvloeide, en men
Hoofdft.
na C . G reeds voornemens was , daar een marktvlek aan te leg,
IV

BOEK

Jaar 622 gen, waar op de H . HIDULF of HILDULF , {lichter


tot 814

van dit Klooster, die ook een tijd lang Aartsbisfchop van Trier geweest was, en in het jaar 707
overleden i s , den Heiligen SPINLUS bad, daar hij
ftilte en rust genoot, zich ook over hem en zijne
Monniken te ontfermen, en hun ook ftilte in hun
Klooster te laten genieten. E n de overledene Heilig
verhoorde het gebed van den fterfelijken; de wonderen hielden o p , en het volk vetftrooide zich weder.
Nog merkwaardiger is het gedrag van den
Abt GUNTRAM, in het Klooster St. Trof/. Deze
deed alle moeite, dat de wonderen, welke bij het
graf van dezen Heiligen gebeurden , niet bekend
werden, want, zeide hij, zij worden aan de ongeloovigen uitgedeeld , maar niet aan de 'geloovigen;
en een ander Abt van hetzelfde Klooster, die dit
verhaalt, vindt dit gezegde daar door bevestigd ,
omdat niet lang daar na eenige Monniken midden
onder de wonderen zich niet ontzien hadden, God
te beledigen. Vrijmoedig fchrijft ook A U T P E R T ,
Abt van het Klooster van den Heiligen VINGENTIUS, aan den Vulturnus in het Beneventaanfche (-* ) , dat hij d.e wonderen van den Abt SPAL'D.O, ftichter van zijn Klooster, en deszelfs Klooster-,
(*)

Ap.

MABILLON.

/ . C. pag.

430.

G E S C H I E D E N I S .

105

IV
tevbroeders, iiet wilde verhalen; het grootfte wonBOEK
der was dit, dat zij de wereld met derzelver beI
geerlijkheid geheel verlaten hadden; velen fcheenen Afdeel.
V
het wondervermogen deelachtig te zijn, wier namen
Hoofdft.
niet opgefchreven waren in de Hemelen; men moest na C . G .
thans in de Kerk niet wonderwerken, maar eenJaar 622,
tot 814.
volmaakt leven zoeken; en zoo had ook de Heere
zijnen leerlingen vermaand, zich daar over niet te
verblijden , dat de booze geesten hun onderdanig
waren, terwijl het een veel merkwaardiger wonderteeken geweest was, ontelbaren door zijne verkee
ring van de aarde tot den hemel, van de duister
nis tot het licht over te brengen.
Hoe het vooi
het overige met de wonderwerken van dien tijc
dikwijls gefchapen dond, kan ons het verhaal eenig
zins duidelijk maken, hetwelk de Roomfche Bis
fchop STEVEN IV zelf geeft van zijne wonderdadi
ge genezing, in het jaar 754, als hij zich in he
Klooster van St. Denys bij Parys bevond ( * )
De Geneesheeren, zegt h i j , twijfelden reeds aai t
mijne herdelling, toen ik in de Kerk van gemeldei i
Martelaar bad, en bij het Altaar den goeden Het
der, den Heer P E T R U S , en den Lesraar der Hei
denen, den Heer PAULUS , z a g , die ik uit hunn
fchilderijn kende. Ook zag ik den Zaligden me
NYSIUS aan de regterhand van den Heer PETRUS

mager en lang, met een fchoon gelaad, witte h:


ren, in een zeer wit kleed met purper bezoomd
bi
(*) Revelatio Stepkani Papte H . in
Tom. VI. pag.

1640.
G 5

LABBEI

ft

Concil

106

K E R K E L I J K E

IV

bedekt met eenen geheel purperen mantel, die met


gouden darren bezaaid was. Zij fpraken vriendelijk met malkander; PETRUS zeide: Deze onze
Broeder verlangt naar zijne gezondheid ; PAULUS
naC. G antwoordde: Hij zal terdond gezond worden; en
Jaar 622 leide toen vriendelijk zijne hand op de borst van
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft

tot

814.

DIONYSIUS , PETRUS aankijkende, die dezen Heili-

gen verzekerde: Zijne gezondheid komt van uwe


genade. Thans, zoo gaat S T E V E N voort, kwam
n r o N v s i u s met een wijrookvat in de nc hand,
en een' palmtak in de andere, verzeld van eenen
Priester en eenen Diaken, naar mij toe, en zeide:
Vrede zij u , Broeder! vrees niet, gij zult niet derven, voordat gij tot uwen Stoel terug gekeerd zijt;
da gezond op, en wijd dezen Altaar ter eere Gods
en zijner Apostelen, die hier daan! Ik werd dadelijk gezond, en wilde doen, het gene mij bevolen was. Nu zeiden alle om/anders, dat ik ijlde.
Ik verhaalde dus aan hun, aan den Koning en aan
zijne Grooten, wat ik gezien had, en volbragt het
bevel. " Waarfchijnelijk hadden de omdanders
geen ongelijk, maar hunne twijfeling kon het wonderwerk niet hinderen; ja al was iemand niet van
zoo veel aanzien , als de Paus STEVEN , echter
kreunde hij zich niet aan foortgelijke twijfelingen;
de meesten geloofden hem, en de nakomelingfchap
dacht niet meer aan de bedenkingen, die tegen het
wonderwerk waren ingebragt.
Heitje
Reliquii

of Over

Wijffels.

Aan de Heilige Overblijffelen of Reliquien fchreef


men wonderdadige krachten toe; geen wonder dus,
dat zij hoogsterbiedig ontvangen en met moeite
op-

G E S C H I E D E N I S .

107

IV
opgezocht werden; voornamelijk zulken, welke tot
BOEK
CHRISTUS
zeiven betrekking hadden, waar onder
I
het hout van zijnen kruispaal het voornaamfte was. Afdeel.
V
De Hukken van hetzelve vermeerderden in dezen
hoofdft.
tijd ongemeen, men bewaarde ze tot wonderdadige ia C G .
genezingen en behoedmiddelen, zelfs voor geheele [aar 622.
:ot 814.
deden, tegen den vijand of andere onheilen, waar
van men een opmerkelijk voorbeeld ontmoet bij
E U A G R I U S ( * ) , ten opzigte van de ftad Apame'a,
in Syri. Ondertusfchcn was, gelijk men geloofde,
het eigenlijke kruis fteeds te Jeruzalem gebleven,
tot de Perfen hetzelve in het jaar 614 van daar
wegvoerden. Toen zij het vervolgens in het jaar
628 weder moesten geven, werd het door Keizer
H E R A C L I U S plegtig weder naar Jeruzalem
gebragt,
en toen waarfc hijnel ijk het Feest ingedeld, bij de
Grieken 2rotvgto<riiAot tfflS**
turn exaltationis

crucis

b i

genoemd ,

L a U

n e n

hetwelk

F e s

nog

onder den naam van Feest der Kruisverhooging op


den i4den September gevierd wordt. Ten minden
het wordt reeds in het jaar 650 gemeld. De Roomfche Bisfchop S E R G I U S vond, tegen het einde der
Vilde eeuw, in de facristij der St. Pieterskerk, een
zilveren kistje, waar in ook een ftukje , (ineffabilis portio, noemt het A N A S T A S I U S , ) van C H R I S T U S kruis lag, en van dien tijd af werd hetzelve
van alle Christenen der Gemeente aldaar, op het
eerstgenoemde Feest in de Kerk van K O N S T A N T Y N
g*
(*)

Hist, Eccles. Libr. IV. Cap. 26,

'

ls
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

gekust'en aangebeden ( * ) . Een andere Feestdag


werd gewijd aan de gewaande ontdekking en het

I
Afdeel. vinden van het kruis, hetwelk, onder den naam
V
ZTxuguQstvtix,
Festum inventionis crucis, Feest der
Hoofdft.
na C . G . Kruisvinding op den derden Meij gevierd wordt.
Jflar 622.
Behalve het kruis beroemde men zich nog op
tot 814.
vele andere Overblijffelen van C H R I S T U S . De Frankifche G R E G O R I U S ( f ) gewaagt van den rok zonden naad, die in de Kerk eener ftad van Galati
bewaard werd. Deze zal ten tijde van K A R E I , den
Grooten in het Frankifche Rijk gekomen zijn, in
het Klooster Argenteuil,
bij Parys, waar zijne
Zuster G I S E L A en zijne Dochter T H E O D O R A Nonnen waren. Lang in vergetelheid geraakt zijnde,
werd hij in het jaar 1156 op nieuw gevonden en
vereerd, in hetzelfde Klooster; fchoon men voorwendde, denzelven ook elders te bezitten. Zoo
weet B E D A ( ) aan zijne Monniken veel te vertellen van den Zweetdoek van C H R I S T U S , die naderhand te Befancon in het Graaffchap Burgondi vertoond is geworden, waar over J O A N J A K O B C H I F F L E T een Boek vol geleerdheid gefchreven heeft (**).

Nog
(*)

Lib. Pontif. in Sergio.

SS. Med. et infima Gracitatis


(t)

GREGOR.

DU

FRESNE

V . Xrxug. YI/A.

Turon. de Gloria Martt.

( ) Libell. de locis fanct.

Glosfar. ad

L. I. C. 8.

Cap. 5. Tom. III. Opp.

">ag. 7,6S.
(**) De Linteis fepulchralibus
historica Antverp.

1624. \to.

Christi fervatoris

crijis

G E S C H I E D E N I S .

109

IV
Nog vindt men gewaagd van eene menigte andere
BOEK
Reliquin; als de fpons, met welke C H R I S T U S aan
I
het kruis gedrenkt is geworden; en van de Maagd Afdeel.
V
M A R I A , haren, melk, kleederen enz ( * ) .
floofdft. I
De wijzen, om Reliquin te ontdekken, waren na C . O onderfcheiden. Somtijds dwongen de Godvruchti- jaar 62a.
cot 814.
gen, als men het gelooven w i l , ze van den Hemel
af gelijk zekere vrouw, die drie jaren lang vruchteloos gebeden hebbende om eenig overblijffel van
JOANNES
den Dooper te mogen hebben, eindelijk
zwoer niet te zullen eten, voordat zij verhoord zou
zijn. Na zeven dagen gevast te hebben, zag zij
op den Altaar eenen ongemeen witten duim, dien
zij vrolijk als een Goddelijk gefchenk medenam.
Drie Bisfchoppen, gekomen , om denzelven te aanbidden , en wenfchende 'er ook iet van t'huis te
brengen, leiden een lap linnen onder den duim,
en terdond vielen 'er drie droppelen bloed op het
linnen, zoodat elk 'er eene kon medenemen ( | ) .
Doch 'er waren andere meer gewone en gemakkelijker middelen tot ontdekking van Reliquin. Somtijds gaven de Heiligen zelf daar van aanwijzing
door verfchijningen en openbaringen; men groef 'ei
naar op zekere plaatfen, en vond doorgaans het
n of ander; kortelings overledene voorbeelden van
Monniksheiligheid lieten dagelijks nieuwe dof tol
vetmeerdering van deze fchatten na; ook bereidde
y

mei;

advers. Latinorum de cultus t*


ligiofi objecto traditionem Disputatio. ,
( + ) SICEBERT. Gembl. Chronogr. ad a. 613.
(*)

JOAN. DALUEUS

IV
BOEK

1
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814

lid

K E R K E L I J K E

men z i c h tot

zulke ontdekkingen

door

een plegtig

vasten; een liefelijke reuk en de onvergankelijkheid


van

een

ligchaam kondigden

dikwijls

het

lijk

van

eenen Heiligen aan, van al hetwelk de fchriften van


deze tijden v o l voorbeelden z i j n ,

ja 'er werden niet

weinige Boeken opzettelijk

dit onderwerp

fchreven

over

ge-

(*).

Rome was
vloed'van

bijzonder

vermaard

zulke h e i l i g d o m m e n ,

door eenen
waar

fchoppen dezer H o o f d d a d aan K o n i n g e n en


gelchenken

maakten.

over-

van de

V a n alle oorden

Bis-

Vorsten

bragt

men

i n het begin der V l I I d e eeuw bezetenen d e r w a a r d s ,


om

i n het Klooster van den Heiligen

en

ANASTASIUS ,

eenen

Perfifchen

VINCENTIUS

Monnik,

het beeld en hoofd van den laatstgemelden


boozen geest verlost te

worden.

Men

v o o r t , met plegtige eeden af te leggen


ven

der Heiligen.

men

bij het

Om

graf

te zekerder

van een'

vond.
een

Het verminderen

teeken

van

het

ging

te

ligen

HUBERT,

ren

die

tot
van

van

die men

hun gewigt

begin hunner
wien z i c h
een'

Gra-

weten,

of
van

lieten de zieken

wegen,

daar

was

dan

genezing.

had onder anderen plaats bij het graf van


begaven,

ook

bij de

Heiligen genezing

eene ligchaamskwaal te hopen h a d ,


z i c h dagelijks op eene wage

door

van deH

den

bijzonder die

dollen hond

gebeten

Dit
Heigenen
wa-

(f).
De-

(*) MABILLON. Ann.

Ord.

S. Bened. Sec.

III.

p. 159. BASNAGE Hist. de PEglife T. II. p. 1284*


( t ) MA31LL0N. h C. p. 670-7295

P.

I.

G E S C H I E D E N I S .

"1

IV
Deze eerbied voor Reliquin was niet enkel volksBOEK
geloof, of een deel der Monniken Godzaligheid,
i
neen, zij was algemeen heerfchende in de Kerk, Afdeel.
V
en de fchranderde verdanden prezen denzelven aan.
Hoofdft.
Op de tweede Kerkvergadering te Nicea, in het naC. G .
jaar 787, las de Bisfchop BASILIUS van AncyraJaar 622.
tot 814.
terdond in het begin zijne Geloofsbelijdenis voor,
waar in hij onder anderen zeide ( * ) : hij bad
om de voorfpraak van onze onbevlekte vrouw, de
Heilige Moeder Gods, der Heilige en Hemelfche
Krachten, en van alle Heiligen; ook nam hij derzelver heilige en eerwaardige overblijffelen met alle
verering aan; en aanbad die eerbiedig, (rtwrixMs
jrjojxuvft,) terwijl hij verzekerd was, aan derzelver
heiligheid deel te krijgen." De voorzittende Patriarch TARASIUS keurde deze verklaring, in naam
der vergadering, niet alleen volkomen goed; maai
de vergadering bevestigde ook vervolgens alle foor
ten van verering der Heiligen, ook plaatde zij o n
der hare beduiten de volgende, dat geene Kerk zon
ingewijd worden, zonder Reliquin in dezelve te
brengen, en dat de Bisfchop, die dit verwaarloozen z o u , zou afgezet worden. De vermaarde er
geleerde ALCUIN verzocht den Patriarch van dqui
Jeja, PAULINUS, om een ftukje van het levendmakende kruis, tot een bewaarmiddel, of van andert
Reliquin , (reliquiarum patrocinia ) ( f ) .
Ooi
ftelde hij levensbeschrijvingen en gedichten op ter een
dei
(*) Tom. IV. Concil. H A R D . p. 41.
(f) Ep. X X X V I . Tom. I. Opp. p. 49.

ui

K E R K E L I J K E

der Apostelen, en oude en nieuwe Heiligen. of


BOEK
was K A R E L de Groote zelf ijverig gezet op Heilige
I
Afdeel. Overblijffelen, die hij in het Oosten vlijtig liet opV
zoeken. De Patriarch van Jeruzalem zond hem
Hoofdft.
na C. G. een aantal derzelven in het jaar 799, met welke hij
Jaar 622. grootendeels de Hoofdkerk te Aken verrijkte. In
tot 814, zijne veldtogten voerde hij altijd Reliquin mede,
waar toe Geestelijken befteld waren, om ze te dra
g e n w i e r bijzondere naam was Capellani, naar het
dekfel of de kap, (capa,) over het Jigchaam van
den Heiligen M E E R T E N , hetwelk onder de voor*
naamfte Reliquin van het Frankifche Rijk behoorde , en overal in de oorlogen medegevoerd werd (*).
Ver'eritig Men heeft w e l , in vervolg van tijd, verfcheidene
vanMAKiA
opdeden van veel later dagteekening opgegeven, als
of zij tot de Vilde eeuw behoorden, evenwel ontbrak het, in der daad, in deze eeuw niet aan gefchriften, die bijzonder in het verheffen van de Maagd
M A R I A in het buitenfporige
vallen. Daar toe behoort een vermaard gefchrift van I L D E F O N S U S ,
Aartsbisfchop van Toledo, tot in het jaar 667, de
illihata virginitate B. Firginis contra tres infide*.
les ( f ) . In dit werk zoekt hij J O V I N I A N U S , dien
hij aanfpreekt, te overtuigen, dat M A R I A , ook toen
zij van C H R I S T U S zwanger werd, Maagd gebleven
is; tegen H E L V I D I U S te bewijzen, dat zij ook, na
den Verlosfer gebaard te hebben, niet opgehouden
heeft, Maagd te zijn; en tegen de Jooden, dat
haaf
IV

DU FRESNE Glosf. V. Capa et Capellani.


(f) In Magna Bibl. Vett. PP. T. VII. p. 43$, .
(*)

G E S C H I E D E N I S .

113

tiaar maagdom door hare ontvangenisfe niets gele- I V


BOEK
den heeft. Voorts is het vol laffe gekundelde welI
fprekendheid, zoo zegt hij, tot M A R I A {prekende: Afdeel.
V
In preeterito munda Deo, in preefenti pkna homine
rloofdft.
et Deo, in futuro generans hominem et Deum, exaa C . G .
foetu et virginitate leeta manem, ex prole et pudoreJaar 622.
tot 8144
gavifa es honore parentis; et filio et fponfo fidelis;
ita fervans filio fidem, ut ne ipfe quidem camis
fuce noverit genitorem; ita fervans fponfo fidem,
ut ipfe te fine viro noverit genitricem. In het befluit van zijn werk fpreekt hij M A R I A dus aan. Ik
val voor 11 neder, gij eenigde werk der menschwording van mijnen G o d ! Ik verdemoedige mij voor
u , die alleen de Moeder van mijnen Heer bevonden
zijt! ik aanbid u , die alleen de Dienaresfe van uwen
Zoon bevonden zijt! Bezorg mij, dat mijne zonden
uitgedelgd worden! Beveel, dat ik van de ongeregtiglieid mijner werken gereinigd worde! Maak,
dat ik den roem uwer deugd beminne! Openbaar
mij de menigte der zoetigheden van uwen Zoon!
Geef mij, het opregte geloof van uwen Zoon te
fpreken en te/ verdedigen! Geef mij, dat ik God
en 11 aanhange ! Uwen Zoon en u , God en u , diene! hem, als mijnen Schepper; u , als de Moedei
van mijnen Schepper! " Men heeft onder der
naam van ILDEFONSUS andere Hukken van foortgelijken inhoud in het licht gegeven. Liber contra eos.
qui disputant de perpetua virginitate S. Maria,
et de ejus parturitione , als ook Sermones XII h
prxcipuis S. Marict feriis, de ejus .parturitione,
purificatione, nativitate, asfumtione, duch auderer I
XII. D E E L .

heb

114

K E R K E L IJ K E
3

IV

hebben reeds getoond, dat deze van later tijd


zijn.
I
Met deze gevoelens van ILDEFONSUS deint overAfdeel.
V
een de plegtige verklaring van den Roomfchen BisHoofdfi.
na C . G fchop MARTINus I , omtrent het midden der Vilde
Jaar 622 eeuw, in eenen van zijne Brieven ( * ) : Wie de
tot 814,
zalige, en boven al het fchepfel en de menfchelijke
natuur, alleen den genen uitgezonderd, die uit haar
geboren i s , eerwaardige, altijd Maagd en Moeder
van onzen Heere niet vereert en aanbidt, die zij
in deze en in de toekomende wereld vervloekt!"
In de Griekfche Kerk heeft ANDREAS , eerst een
Monnik te Jeruzalem, daar na Aartsbisfchop van
het eiland Creta, die het waarfchijnelijkst geplaatst
wordt tusfchen de jaren 635 en 680, twee preeken
nagelaten op de geboorte van MARIA ( f ) . Ook
worden aan den vermaarden voorftander van den
Beeldendienst, GERMANUS, Patriarch van Konftantinopolen , in de eerfte tijden der VHIfte eeuw
eenige preeken van denzelfden inhoud toegefchreven ( ) , in de eerfte derzelven zegt hij tot MARIA
onder anderen: Gij hebt even zoo veel gezag ah
magt, dewijl gij de Moeder der Allerhoogflen zijt!
In de derde wordt verzekerd, dat MARIA. kort na
haar overlijden weder opgewekt i s , om in den Hemel opgenomen te worden, COSMAS, ook een Monnik
BOEK

(*) Ep. XIV. in

LABB.

( t ) In

Auct. Nov. Biblioth. PP.

COMBEFISII

latinor. Tom. I. pag. 1290.


(") /. c. pag. 1412.

Concill. T. VI. p. 63 , 64.


Grac-

G E S C H I E D E N I S .

us

IV
nik te Jeruzalem, en ten laatften Bisfchop te MaBOEK
juma, omtrent het jaar 730, heeft in zijne LofzanI
gen, die dechts in het Latijn voorhanden zijn ( * ) , Afdeel.
V
de Maagd M A R I A , als de befchermfter, de hulp,
ioofdlt.
en het heil van het menfchelijk gejlacht aangeroe- 13 C. G ;
pen 5 en haar inzonderheid gebeden, dat zij zijn ge- [aar 622;
ot 814,
bed voor haren Zoon en God zou brengen, opd.n
hij door haar hunne zielen mogt behouden. De vermaardde Godgeleerde van dezen tijd onder de dieken, J O A N N E S van Damaskus, heeft zich inzonderheid ter eere van de Heilige Maagd beijverd, door
verfcheidene Kerkredenen of Predikatin ( f ) , in
welke hij vele bijzonderheden heeft van hare geboorte, kindsheid, ouders, maar ook van hare dood
en opneming ten hemel. Een man, die haar zoo
veel eer bewees verdiende het zeker, dat de Hulige Maagd , gelijk zijn Levensbefclivijver
JOANN E S J U V E N A L I S , Patriarch Van Jeruzalem,
in de
IXde eeuw, meldt, hem zijne regterhand weder zal
gegeven hebben, welke op bevel van den Cha/ij
Was afgehouwen.
Alle deze oefeningen eener verbasterde Godzalig Feest- eri
heid, aanroeping der Heiligen, verering van der- Heiligedagen;
zelver Beelden en Overblijffelen, Bedevaarten naar
hunne Graven, plegtige omgangen en gebeden tot
hunne eer, of Procesffn en Litann,
werden niet
alleen door eene verkwistende pracht in het verfraai'
jen en opfieren dier plaatferi en gedenkteekens 1
waa;
6

(*_) tiyrnn. VI. Bibl. Pair.


(t)

Opp- Tom. H .

pag.

539.
. .

H a


IV
BOEK

Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tt 814

K E R K E L I J K E

waar men ze oefende , maar ook door bepaalde*


Feesttijden en Heilige dagen voor dezelven onderhouden , en op de nakomelin gfchap voortgeplant.
Echter, alhoewel zoo vele bijzondere plaatfen hunne
befchermheiligen op zekeren Feestdag vereerden, waren toch de algemeene Feestdagen ten dezen tijde
dechts nog maar weinigen in getal. De Kerkvergadering'te Mentz, in het jaar 813, door K A R E L den
Grooten bijeengeroepen, beval ( * ) , dat jaarlijks de
volgende Feestdagen zouden gehouden worden: de
Paaschzondag', met de geheele daar toe behoorende
week; de Hemelvaartsdag; Pink/leren, even gelijk
Pafchen; de Sterfdag van P E T R U S en P A U L U S ; het
Geboortefeest van J O A N N E S den Dooper; de Hemelvaart, (asfumtio,) der Maagd M A R I A ; bet Inwijdingsfeest der Kerk 'van den Heiligen M I C H A E L ; de
Sterfdag van den Heiligen R E M I G I U S , M A R T I N U S ,
en A N D R E A S ; het Geboortefeest van C H R I S T U S , vier
dagen lang; het Feest der Befnijdenis van C H R I S T U S ; (Octavte Domini;~) het-Feest van zijne verfchijning, (Epiphania,) en der reiniging van M A R I A . Ook zullen, voegt de vergadering 'er bij, de
Feestdagen der Heilige Martelaren en Belijders gevierd worden in de Kerken, waar hunne heilige h'gchamen rusten ; als ook de Inwijdingsdagen der.
Kerken. Waar uit men ziet, hoe ligt het getal dei
Feestdagen moest vermenigvuldigen, dewijl deze bijzondere Feestdagen allengs algemeener werden, naarmate deze Heiligen meer vermaardheid verkregen
enz.
(*_) Ap.

HARD.

Concil. T. IV. p. 1015.

G E S C H I E D E N I S .

117

IV
enz. Ook waren 'er menigvuldige aanleidingen tot
BOEK
nieuwe Feestdagen. Het wijden van den HeidenI
fchen Tempel aller Goden, (Pantheon,) tot eene Afdeel.
V
Kerk van J U A I U A en alle Heiligen, door B O N I F A C I U S
Hoofdft.
I V , gaf gelegenheid, om in deze Kerk het Feest al- na C . G .
ler Heiligen te vieren, hetwelk vervolgens een al- Jaar 622.
tot 814.
gemeen Feest is geworden op den eerden November.
De vermenigvuldiging van Kerk- en Godsdienst- Liturgifche
plegtigheden maakte het. opdeden van Liturgien of
fchriften.
Kerkedienstboeken meer en meer noodzakelijk. De
vermaarde I S I D O R U S fchreef dus een werk over de
Kerkedienden , (de Ecclefiasticis Officiis Lihri Duo,)
in hetwelk alle de Kerkgebruiken, maar ook, op
zijne wijze, derzelver oorfprong en oorzaak befchrer
ven worden, die hij, zoo veel hem maar mogelijk
i s , uit het Oude Testament, of van de Apostelen
afleidt. Het eerde Boek handelt in vier en veertig
afdeelihgen van de Kerk , van de Tempels , van
Koren, van de Dankliederen, pfalmen, Lofzangen,
Beurtzangen , (antiphonce , ) antwoorden van het
Koor op het gezang van nen, ( responforia, }
gebeden, voorlezen van den Bijbel, Boeken en
Schrijvers , van het zingen van het Hallelujah,
{ Laudes; ) van de gezangen bij het offeren var
brood en wijn in het Avondmaal,
(offertoria,]
van de zeven gebeden bij het Avondmaal, (misfa,]
door welken deze gaven aan God geheiligd wor
den; van de Niceenfche Geloofsbelijdenis; van he :
openbaar zegenen des volks; van het offer, hctwell
de Christenen God in het Avondmaal brengen, ei 1
II 3
he t

m,

K E R K E L I J K E

liet daar mede verbonden offer of gebed voor de


BOEK
rust der verdorvene geloovigen; van de zeven CaI
AfVeel. nonlfche uren; van den Zondag; van het Feest der
V
geboorte en der verfchijning van C H R I S T U S ; van
Hran.
den Palmzondag; van het Avondmaalsfeest, (thans
pa C . G .
T:iar 6zi. Witten Donderdag, Coena Domini,)
van den Goetot
814,
den Vrijdag, den Sabbath voor Pafchen, Hemelvaartsdag , Pinkderen , Feestdagen der Apostelen _en Martelaren , en inwijdingen van Kerken ;
van de groote vasten, en de vier jaarlijkfche vasten,
na de Pinkderen, in de zevende maand, den eerden
November, en den eerden Januarij, van het driedaagfche, en het wekelijkfche vasten, van de verfchillende gebruiken der Gemeenten ; en eindelijk
van het eten van vleesch en visch. Het tweede Boek
handelt in 26 afdeelingen eerst van de Geestelijken ,
(Clerici.') 'Er zijn twee hoofdfoorteu: de Kerkdijken,
(Ecclefiastici,) die onder de regeering der Bisfchoppen daan; en anderen zonder opperhoofd, (acepha//',) die z i c h , dierelijk, aan hunne begeerten overlaten , en maar al te talrijk rondzwerven. Van de
Kerkelijke haarfcheering , ( tonfura. ) Vervolgens
gaat de Schrijver de onderfcheidene klasfen der Gees-?
lelijkheid door van de Priesters of Bisfchoppen af tot
de Deurwachters toe; hij befchrijft zes klasfen van
Monniken, van welken de drie laatden dien naam
onwaardig zijn; hij fchildert de Boetelingen; verders
de Maagden, en in het gemeen die zich onthouden,
de weduwen, de gehuwden, (van welken daarom
gezegd wordt, dat zij door een Sacrament ver'enigd zijn, omdat zij even min, als de Kerk van
IV

CHRIS-

G E S C H I E D E N I S .

no

IV
C I I I U S T U S , mogen gefcheiden worden;) de KateBOEK
chumenen, en hunne voorbereiding tot den Doop;
I
dit leidt hem op het Sljmbolum, hetwelk de Apos- Afdeel.
V
telen zullen opgedeld hebben, ten diende der genen,
Hoofdft.
die niet lezen kunnen, of geene gelegenheid hebben, na C . G .
om te lezen; en op den Geloofsrege!, door de Jsar 622.
cot 814.
Christelijke Leeraaren ontworpen. Dit Boek wordt
befloten met berigten van den Doop en het Heilig
Olijfel. ( Chrisma.) De Doop i s , naar zijn gevoelen, drievoudig, de waterdoop, de bloeddoop door
den marteldood, en de doop der tranen in de Boete.
Met den gewijden olie worden de gedoopten
gezalfd, ten teeken van hun aandeel aan de Koninklijke en Priesterlijke waardigheid; en de oplegging
der handen van den Bisfchop, met zijn gebed, verwerft hun den Heiligen Geest. Onder A L C U I N S
naam komt ook een dergelijk werk voor onder zijnt
werken: De divinis opftciis Liber, maar anderei l
-hebben reeds getoond, dat hetzelve enkel uit di
werken van A L C U I N en andere later Schrijvers i:
zamengedeld, en dat het zulke lompe misdagen be
vat, welke A L C U I N niet in ftaat was te begaan.

Niet minder merkwaardig zijn de Boeteboeken1 Boete, boeken


(Libri Poenitentiales,) in dezen tijd. In de VIdi ' LibriPoeeeuw had reeds J O A N N E S de Vaster, Patriarch vai nitentiaKonftantinopolen, zulk een werk vervaardigd, tham les.
kregen de Westeifche Gemeenten een foortgciijk vai l
T H E O D O R U S , insgelijks eenen Griekfchen Monnik t
naderhand vermaard als Aartsbisfchop van Canter
bury, en in het jaar 690 overleden. In dit werl
gaf hij eene handleiding tot eene gefchikte behande
H 4
lin
1

IV
BOEK

1 I
Afdeel,
V
Hoofdft,
na C . G
Jnnr 622 .
tot 14

i~o

K E R

Hng

tier Boetelingen,

Priesters, hoe

K E

IJ K

leerende

de

E
Bisfchoppen eq

zij de z o n d e n , naar derzelver

ver?

fcheidene foorten en trappen van draf baarheid, be?


oordeelen; elke hare gepaste ftraffen

opleggen;

en

de Boetelingen vermanen, t r o o s t e n , en leiden moesten.

Z i j n werk maakte fpoedig opgang

i n de ger

heele Latijnfche K e r k , dewijl het gemakkelijker was


voor de Geestelijkeu, dan de verzamelingen van K e r kelijke wetten, daar zij tot hier toe gebruik van gemaakt hadden; ook werd het

i n veifcheidene

vol-

gende Kerkvergaderingen aan de Geestelijken aanbev o l e n , om het voor oogen te


beeld

van

THEODORUS

trouwens,

aan

EEDA

houden.

vond
wordt

een

toegefchreven, onder den tijtel:


tor urn

of

Patrum,
Domini
wel

Excerpt urn de
vel poenitentice,

Egberti

foortgelijk

canonibus

werk
pecca-

Catholicorum

ad remedium

Archiepiscopi,

voor-

navolgers ;

De remediis

animarum

ook kan het

heel

z i j n , dat dit werk den gemelden E G B E R T

toe-

behoort , die meer dan 30 jaren na


is;

Het

fpoedig

te meer, omdat men

dergelijke opdeden heeft

onder

BEDA

gedorven

zijnen naam

meer

(*),

Daar de Bijgeloovigheid z o o grootelijks en algeVoorbcel ,


den van meen de overhand n a m , moet het aangenaam z i j n ,
voorzorg
tegen hei voorheelden te zien van Kerkvergaderingen, enkele
Bijgeloof Geestelijken, ook van V o r s t e n , die z i c h fomtijds
vrij

genoeg

daartegen

voor waarfchuwden.

verklaarden,

en

anderen

M e n vindt daar toe

in de fchriften van i s i n o R u s van

Hispalis

'er

plaatfeu
en

AL-

CUIN

(*) Ap.

HARD.

Concill. Tom.

lil.

pag. 1061-1986,

G E S C H I E D E N I S .

121

IV
CUN.
De tweede Kerkvergadering van Chalons,
BOEK
van het jaar 813, drong 'er niet alleen op aan,
I
dat, met den bijdand des Keizers, de oude ftreng- Afdeel.
V
heid der bijna geheel buiten gebruik geraakte KerHoofdft.
kelijke Boete weder herdeld zou worden (*) , maar na C. G .
zij verklaarde zich tevens duidelijker over de nood- Jaar 622.
tot 814.
zakelijke belijdenis der zonden. Sommigen beweerden, zegt z i j , dat men aan God alleen de zonden
moet belijden; anderen willen ze aan den Priester
beleden hebben; het een en ander gefchiedt in de
Heilige Kerk niet zonder groote nuttigheid ; zoc
namelijk, dat wij aan God dezelve belijden, die de
zonden vergeeft; als ook, dat wij ze, naar de leere
des Apostels, aan malkanderen belijden, en vooi
malkanderen bidden, om zalig te worden. De be
lijdenis voor God dus reinigt de zonden; die aai 1
den Priester gefchiedt, leert, hoe zij gereinigd wor
den. KAREL de Groote zorgde in verfcheidene vai l
zijne wetten tegen Bijgeloovigheden. In zijne wet
ten van het jaar 789 ( f ) , wordt bevolen, valfcln
en verleidende fchriflen, zoo als een, hetwelk ii 1
ht jaar te voren van den hemel gevallen zou zijn>
te verbranden ; de rondzwervende Dweepers , di
gedeeltelijk naakt met ijzers, (waarfchijnelijk me t
ketenen beladen,) rondliepen, onder voorwendfel t
dat zij Boetelingen waren, zouden niet geduld wo;
den; maar als zij eene hoofdmisdaad begaan had
den, op ne plaats blijven, arbeiden, dienen, e 1
hun
( * ) HARD. Tom. IV. pag.

(f) Capit. ap.

BALUZ.

1036.

Tom. I. pag. 239.


H 5

122
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

hunne Boete naar de Kerkelijke wetten


ook zouden de klokken,

(clocce,)

oefenen ( * ) ;

niet gedoopt wor-

I
eene foort van wijding met w i j w a t e r ,
Afdeel. den ( f ) ,
V
waar bij men aan dezelven namen gaf; en toch
Hoofdft.
na C . G _ heeft hij deze gewoonte niet kunnen uitroeijen. O p
Jaar 622 de Kerkvergadering van Frankfort,
i n het jaar 7 9 4 ,
tot 814
liet hij verbieden ( ) , dat geene nieuwe
Heiligen
vereerd o f aangeroepen, o f Kapellen voor

dezelven

op de draten zouden opgerigt w o r d e n , men z o u a l leen die genen i n de

Kerk vereren,

hunne verdienden,

daar toe

kan men bijvoegen

zijn gebod

der Pfalmen en Euangeli'n


en dergelijke meer,

tegen het

wegens
Hier

misbruik

, om waar te zeggen (**),

onder welke het

b o d tegen het vereren

die,

verkoren waren.

der

Beelden

vermaarde

ge-

i n het vervolg

zal voorkomen.
Andere
D o c h het Bijgeloof werd niet i n den wortel aanbijgeloogetast, en had z o o vele takken voortgebragt, dat
vige gebruiken. het niets baatte, eenigen derzelven af te h o u w e n .
Zelfs miste men omtrent het ware oogmerk
onberispelijkde
loofde

Godsdiendige gebruiken.

den Zondag

dan

het

van

de

M e n ge-

waardigst \e

vieren,

wanneer men z i c h niet alleen van allen arbeid, zelfs


van

den

noodzakelijkften

bij den

hield ( f f ) , maar de Griekfche

en

veldbouw,
Roomfche

ontChriste-

(*)

/. c. Cap. 77.

(t)

Cap. III. /. c. pag

244.

( ) /. c. pag. 269.
(**) Cap. III. a. 789. /. c. pag. 243.
. Ctt) Conc. Cabil. circa a, 650. C. 18. T. lil. H A R D . / . 950.

G E S C H I E D E N I S .

123

IV
tenen durfden niet eens op dezen dag rijden, of
BOEK
varen, zich baden, of brood bakken ( * ) . DaarteI
gen hadden 'er hier en daar nog Liefdemalen of fvfdeel.
V
Agapen plaats, wier eigenlijke bedoeling echter al
loofdft.
voor lang verloren was, en die nu tot fmulpartijn a C . G .
in de Kerken geworden waren ( f ) .
Hoewel het] aar 622.
at 814.
zonder grond i s , dat de Roomfche Bisfchop VITALIANUS, het Godsdienjlig gebruik der Latijnfche
taal in de Westerfche Kerk zou ingevoerd hebben,
werd het gebruik derzelve thans meer algemeen,
door het invoeren van de Roomfche Liturgie of
Kerkedienst; waar op bjzonder KAREL de Groote
zeer gezet was , bijzonder rigtte hij Zangfcholen
op, een te Mets en een te Soisfons, waar Roomfche Zangers de Franken in het Gregorlaansch Gezang onderwezen. Omdat het School te Mets het
voornaamfte was , noemden de genen, die in de
Frankifche Kerk Latijn fpraken, een Kerkegezang,
Metenfis, en z i j , die de Frankifche taal, (Theutonica Jive Teutisca Lingua,~) gebruikten, Mete of
Mette, of ook wel Metisca
().
(

Het onderfcheid in het fcfieeren van het hoofd, Scheering


van het
naarmate men hetzelve van den Apostel PETRUS of hoofd.
PAULUS afleidde, werd tot eene belangrijke zaak
gemaakt, waar over geheele Gemeenten zich verdeelden. ' E r was nog eene derde wijze van fcheeren,
T H E O D . Cant. Capit. 7. /. c. pag
1773.
( f ) Syn. Trull. Cap. 74. /. c pag. 1(588.
() Monach. SangalU in C A K I S H Le(tt, A'.it. Tonu
\\. Part. IJL
( * )

124
IV
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdfl.
na C . G.
Jaar 622
tot 814.

K E R K E L I J K E

ren,

welke men de fcheering

van

Simon

veraar noemde, welke alleen eene halve


de voorzijde van het hoofd uitmaakte,

den Too*
kroon

aan

die van

het

n e oor tot het andere ging. De vermaarde T H E O D O R U S , Aartsbisfchop van Canterbury


wijl hij als een Griekfche

, m o e s t , de-

M o n n i k te

men w a s , en dus de Tonfuur

Rome

geko-

o f fcheering van den

Apostel P A U L U S medegebragt h a d , eerst vier

maan-

den lang zijn haar laten groeijen, eer hij tot Onderdiaken

g e w i j d , en hem ten dien einde de kruin van

het hoofd op de gewaande wijze van


fchoren k o n worden ( * ) .

PETRUS

T R U S fcheering

gingen

en

beuzelingen

door

zulke

met

gelijke

PETRUS

ge-

geloof en P E flappen

kluisterde

voort,

de Bisfchop

van Rome meer aanhangers aan zijnen Stoel.


Leere van
Z o o naauwgezet men w a s , omtrent het bepalen
het Heil.
van het fcheeren van het h o o f d , om daar in ftipteAvondmaal.
lijk het voorbeeld van P E T R U S na te v o l g e n , z o o
willekeurig handelde men
JEZUS.

met het

M e n h a d , omtrent de

tot hier toe geene bepalingen


men

reeds

federt

de I V d e

merkelijk af te wijken van


fchrift der

Avondmaal

leere van
gemaakt, en

eeuw
het

z i c h de Leeraars der K e r k

fchoon

begonnen

had ,

formulier o f

oorfpronkelijke inftelling, echter

van

hetzelve,

voor-

hadden

nog volkomene vrijheid

behouden, o m z i c h uit te d r u k k e n ; t r o u w e n s ,

ter-

wijl fommigen fpraken van eene verandering der Sacramenten,


waarlijk

dat

de

het ligchaam

Christenen

in

en bloed des

het

Avondmaal

Ileeren

ontvangen

(*) BEDA Hist. ccl. Gent. Angl. L. I V . C 1,

G E S C H I E D E N I S .

125

g e n , waren echter hunne uitdrukkingen onbepaald,

IV

en meer wijsgeetige vernuften erkenden i n hetzelve

BOEK

enkel voorbeelden van het ligchaam en bloed var

Afdeel.
V
C H R I S T U S , o f gelijk A G U S T I N U S , een teeken tot
Hoofdft.
godzalige herinnering voor de C h r i s t e n e n ; o f gelijS na C . G .
F A C U N D U S , het brood was niet eigenlijk het lig- Jaar 622.
tot 814.
chaam van C H R I S T U S , noch de wijn zijn bloed,
maar zij bevatten alleenlijk de verborgenheid van zijl
ligchaam en bloed.
E v e n weinig vastigheid had deze leere ook i n di
V I I en V l I I d e eeuw.

D o c h nademaal men meer ei l

meer overhelde tot het wonderbare en onbegrijpelij


ke,

z o o moest ook de v e r k l a r i n g , welke daar heei 1

leidde, meer en meer ingang vinden.

In de vroege

re tijden der V i l d e e e u w , gaf I S I D O R U S

van Hispa

lis (*) deze voordelling van het A v o n d m a a l : He t


brood, dat wij breken, is het ligchaam van
T U S , die z e g t :

is zijn bloed, z o o als gefchreven


ware wijnftok.

CHRIS

ik ben het levende brood. D e wij *


daat:

'e
Ik ben c,

D o c h het brood wordt daarom h |


genoemd, omdat het h t

ligchaam van C H R I S T U S

ligchaam verfterkt, (confirmat,)


daarom op het bloed van
in het vleesch werkt.

en de wijn zit t

CHRISTUS,

omdat hij blot


d

Deze beide dingen zijn z i g1

baar; maar door den Heiligen Geest geheiligd ziji i


d e , gaan zij over in het Sacrament des Goddeli K
ken ligchaams.

Wanneer

i n dezen beker de w i

met water gemengd w o r d t : z o o is het volk der g


loovigen met C H R I S T U S

veienigd;

(*) De Eccles. Offic. L. I. C. 18.

de vermengit g
v; n

116
IV
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
jaar 622
tot 814,

K E R K E L I J K E

van den wijn en water is even zoo onfcheidbaar*


als de vereniging der Kerk met C H R I S T U S . " A N A STASIUS Sinaita, een.Monnik op den Berg Sinai, in
een twistfchrift tegen eene Eutycht'aan'fche partij (*),
vraagt den Ketter, of de gemeenfchap en het offer
des heilig ften ligchaams en bloeds van C H R I S T U S ,
hetwelk hij offert en geniet, het ware ligchaam en
het ware bloed van C H R I S T U S , den Zoon van God
zij, dan of het bloot brood is, zoo als het bij de
bakkers verkocht wordt, alleen een voorbeeld, (otv1iTV7tov',~) van

het

ligchaam

van

CHRISTUS?

De

Ketter verwerpt dit laatde , waar in A N A S T A S I U S


met hem overenflemt, omdat C H R I S T U S ons niet
een beeld van zijn ligchaam en bloed, maar, zoo
als ook. elders, zijn vleesch en zijn bloed beloofd
heeft.
Op dezen grond daagt hij nu den Ketter
uit, om hem van het gewijde brood en wijn des
Avondmaals te brengen, om dat te bewaren; indien
dit niet in weinige dagen bederft of verandert, dan
moest zijne leere van de onverderfelijkbeid van C H R I S T U S ligchaam na zijne menschwording waar zijn;
maar onderging het eenige verandering, dan volgde
n van beiden, of, dat deze Ketters niet het ware
ligchaam van C H R I S T U S , maar alleen een voorbeeld of
bloot brood ontvingen ; of dat de Heilige Geest ,
wegens hunne Ketterij, niet op dezelven gedaald zij;
of dat het ligchaam voor de opdanding verderfelijk
geweest is. D o c h , men heeft tegen de echtheid
van
( * ") O' t^yo, feu Dux rite adverfus Acephalos cd.
jfac. Gretfer. Ingolfl. 1606. icto. Cap, 23^

G E S C H I E D E N I S .

127

IV
van deze plaats twijfelingen gemaakt, maar daarteOEK
gen is dit zeker, dat van O R I G E N E S af tot op T H E I
ODORETUS
toe genoeg Griekfche Kerkleeraars het Afdeel.
V
brood en den wijn iftw* van C H R I S T U S ligchaam
Hoofdft.
en bloed genoemd hebben.
na C. G.
Gewigtiger was de verfcheidenheid omtrent deze Jaar 622.
tot 814
leere in de VlIIfle eeuw. De aigemeene, (Oecumenifche,) Kerkvergadering te Konftantinopolen, in
het jaar 754, die de verering der Heilige Beelden
verbood, was ook niet gunftig voor den wondervollen zin van het Avondmaal. Die genen , zegt
zij ( * ) , mogen zich verheugen en juichen, en met
alle vertrouwen te werk gaan, die het ware Beeld
van C H R I S T U S met het opregtde hart maken, er
wenfehen en vereren, en tot heil der ziele en des
ligchaams offeren, hetwelk hij zelf, onze heilige
volinder en G o d , terwijl hij uit ons geheellijk dc
ftoffe aannam, zijnen Godsdiendigen ten voorheek
en ter duidelijkde herinnering gegeven heeft. Voorts
fpreekt zij van eene ftoffe tot een beeld uitverkoren,
dat i s , de Zelfftandigheid, (*,)
des broods
C H R I S T U S heeft gewild, dat het brood des Avond
maak, als een zeker Beeld van zijn natuurlij}
vleesch, geheiligd door de komst des Heil. Geests
een Goddelijk ligchaam, door bemiddeling van dei 1
Priester, zijn zoude. Het oogmerk van de vergade
ring was, zich tegen het vereren van de Beeldei 1
der Heiligen ook van dezen grond te bedienen, da t

zelf
(*) Tom. IV. H A R D . pag. 36S. in Act. Concil. Oe
turn. VII. feu Nicani l i .

128
IV
BOEK

1
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

zelfs in het Avondmaal van J E Z U S wel een Beeld


van zijn ligchaam, maar niet van eene menfchelijke
gedaante, voorhanden z i j , opdat alle Afgoderij worde
voorgekomen. Maar de Kerkvergadering vznNicea,
in het jaar 787, die ten doel had, de verering der
Beelden vast te dellen, wederfprak haar regelregt (*):
Het is duidelijk bewezen," zegt z i j , dat zoo
wel de Heere, als de Apostelen, en de Vaders, het
van den Priester geofferde onbloedig offer nooit een
Beeld; maar altijd het ligchaam zelf, en het bloed
zelf genoemd hebben. Voor de volbrenging der heiliging hebben wel eenigen der Heilige Vaderen op
eene godzalige: wijze, den naam voorbeelden, ( ccyTiTviroi,~)
gebruikt; maar na de heiliging van
brood en wijn, worden zij eigenlijk het ligchaam
en bloed van C H R I S T U S genoemd; zij zijn het, en
men gelooft het." Ondertusfchen hebben zelfs hoogachters van deze vergadering erkend, dat zij hier
iet ontkend heeft, hetwelk door vele plaatfen der
aanzienelijkde Kerkvaderen buiten alle verfchil is.
Op dezelfde wijze, als de Kerkvergaderingen, komen de beroemdde Leeraaren der VJIIlie eeuw niet
met eikanderen , ja niet regt met zichzelven, overeen. Dus komt B E D A in zijne Uitlegkundige Schriften vaak op dit onderwerp, en volgt meestal de
leerwijze van A U G U S T I N U S en ISIDORUS. Onder
anderen zegt hij daar over op drie plaatfen, bijna
woordelijk hetzelfde; alleen dat hij 'er in zijne verklaring van L U K A S nog met meer bepaalde woorden
O

/. . pag. 370.

G E S C H I E D E N I S .
den bijvoegt:

1-29

in panis et vini figura ( * ) .

dat

CHRISTUS,"

fchrijft

van

het Oude Testament

hij,

IV

Na.

de plegtigheden

BOEK
1

geindigd h a d , ging hij Afdeel.


V
Hoofd't.
nis van zijne verlosfing wenscht te v i e r e n ; z o o na- naC. G
m e l i j k , dat hij i n plaats van het vleesch en bloed [aar 622
tot 814
van een l a m , het Sacrament van zijn vleesch en

tot het nieuwe o v e r , hetwelk de K e r k tot gedachte-

bloed, onder het beeld van brood en wijn, heeft gefteld,


is,

waar door hij heeft

aangewezen,

dat hij het

dien de Heere gezworen heeft, dat hij een Pries-

ter was i n der eeuwigheid, naar de ordening v a n


MELCHIZEDEK.
om

Maar

te t o o n e n ,

hij breekt zelf het b r o o d ,

dat het breken van zijn

met zijnen vrijn w i l gefchieden z a l . "

ligchaam

O p eene an-

dere plaats ( f )

verzekert h i j , dat C H R I S T U S

beeld, (figura,)

van zijn

hei

hoogheilig ligchaam et

bloed aan zijne jongeren heeft uitgedeeld. M a a r daar


tegen is eene plaats opmerkelijk, i n welke hij dm
fpreekt

():

Hij

wascht

ons dagelijks in zijl t

b l o e d , wanneer de gedachtenis van zijn

zalig lijdei t

daar door bij het A l t a a r vernieuwd w o r d t , dat he


fchepfel van brood en wijn, door de onuitfprekelij
ke heiliging des Geestes, in het Sacrament van zij) [
ligchaam en bloed overgebragt wordt, (transfertur, )
ei l
(*) In Marei Evang. Cap. 14. Tom. V . pp. pag
192. in Luc. Euang. Cap. 22. /. c. pag. 424. Hdm
Qtiadragefimal Fer. III. Palmar.
(|)
()
VII.

T. VII. p. 271.

Comment. in Pfatm. III. T. VUT. Opp. p. 323Homil. hiemal. de SS. in Epiphan.


Opp. pag. 320.

XII DEEL.

Dom. Tom

l 0
3

K E R K E L I J K E

en op deze wijze zijn ligchaam en bloed niet, door


de handen der Ongeloovigen tot hun verderf vergoI
Afdeel. ten en omgebragt; maar met den mond der GelooV
vigen tot heil genomen wordt."
Hoofdft.
naC. G. Even zoo verfchillend wordt de meening van A L Jaar 622. CUIN voorgedragen. Eene hoofdplaats van hem (*)
tot 814. kan in der daad tweezins verklaard worden. Uit
water en meel, " zegt h i j , wordt het brood,
hetwelk tot het ligchaam van CHRISTUS gewijd
wordt; maar water en wijn wordt tot het bloed
van CHRISTUS gewijd. In eenen anderen van zijne Brieven ( f ) fchijnt hij zich nog bepaalder uit
te drukken: hij fpreekt daar van een' tijd, wanneer
de Bisfchop PAULINUS het brood en den wijn in de
zelfjlandigheid van het ligchaam en bloed van CHRISTUS wijden zou. Geen wonder, dat MABILLON ( )
hier'bij uitroept: , , Dat is ons geloof, en het geloof van onze Vaderen ! " Maar gefield ook, dat
dadelijk de Tramfubjlantiatie in deze plaats te vinden was, het gene ver is van te blijken, zoo zou
daar uit nog niet volgen, dat een gezegde van A L CUIN hier alles moest beflisfen. Of hij de Schrijver
is van het Boek, in KARELS naam uitgegeven, tegen de verering der Beelden, is onzeker. In hetzelve komen ondertusfchen gezegden voor, uit welken blijkt, dat men meer dan een bloot beeld in het
Avondmaal wilde geloofd hebben.
Niet een
IV

BOEK

beeld,"
(*) Ep. LXXV. ad patres Lugd. T. I. Opp, p. IOJ.
(+) Epist. XXXVI. /. c. pag. 49.
() De Liturg. Gall. pag. 95.

G E S C H I E D E N I S .

131

IV
beeld," lezen wij daar ( * ) , of eenige voorbeelBOEK
ding, (prefiguratie-,) maar zichzelven heeft CHRISI
TUS aan God den Vader voor ons ten offer ge- Afdeel.
V
bragt, hij heeft ons geen ingebeeld kenmerk,
Hoofdft;
(indicium,) maar het Sacrament van zijn bloed ennaC. G
ligchaam medegedeeld. Men mag het geen beeld Jaar 62;;
tot 814:
van deze verborgenheid des Heeren noemen, maar
de waarheid; niet de fchaduw, maar het ligchaam.'"
Elders ( f ) lezen w i j : Dit Sacrament wordt door
de hand des Priesters, en door de aanroeping van
den Goddelijken naam, volbragt, (conficitur.)
sSTu zou men verwachten, dat KAREL de Groote
2ich op geene andere wijze zelf zal uitdrukken, dan
zijne Godgeleerden gedaan hebben; ondertusfehen
fchrijft hij in eenen Brief aan ALCUIN ( ) : de Verosfer heeft aan zijne jongeren brood en drinkbeker 3
tot een beeld, (in figuram,) van zijn ligchaam en
Moed gegeven^
Met meer zekerheid kan men van de Griekfche
Kerk der VIHde eeuw zeggen, dat zij der leere van
de verandering van hl brood allengs gundig is geworden. Men kan zich hier niet beroepen op zekei
werk, (MVS-IJMJ ha>f*,) waar in de uitdrukking.
veranderen, (jusr.7roij9-ijiias,) in de voordelling var
het Avondmaal voorkomt, en hetwelk men hielc
voor een werk van GERMANUS, Patriarch van Konftantinopolen, dien driftigen voordander van de ver
eerinj
(*) Lihr.

IV. Cap. 14. pag. 491.

(f)

II. Cap. 27. pag.

Lihr.

208.

{ ) Ep. L X V I . T. 1. Opp. Alc. p. 89.


I %

132

K E R K E L I J K E

IV

eering der Beelden in de eerde tijden dezer, eeuw,


BOEK
dewijl O U D I N (*) bewezen heeft , dat dit werk aan
1
Afdeel. eenen anderen G E R M A N U S , Patriarch van die HoofdV
dad, uit de XlIIde eeuw toebehoort:

Hoofdft.
Maar J O A N N E S Damascenus, de
na C . G
Jaar 622 , matifche Schrijver van deze eeuw,
tot 814

voornaamde Dogen ijverig voordander van den Beeldendienst, heeft een min dubbelzinnig en uitvoerig getuigenis van zijn geloof,
omtrent het Avondmaal nagelaten ( f ) , volgens hetzelve kent hij eene verandering in den eigenlijken
zin , eene vergoding , welke hij onnaarfpeurelijk
noemt, doch waar bij hij zich op de Goddelijke almagt beroept. Ondertusfchen fchijnt hij de uitdrukkingen der oude Griekfche Kerkleeraren, van zekere verandering in het Avondmaal, ( peretfioto],
lAirotsoixK,

\Aira.TtoiYi<ris,) verkeerd verltaan, en

te letterlijk opgevat te hebben; ook is ons reeds


gebleken, door de aanhaling eener plaats der Kerkvergadering van Konftantinopolen, dat zijn gevoelen
niet het heerfchende van dien tijd , of van zijne
Kerk geweest is.
I
Bijgeloo-

vigheden

omtrent
het Avondmaal

De geneigdheid tot het wonderbare bragt allengs


te weeg, dat men aan het Avondmaal gebruiken en
krachten toefchreef, voor levenden niet alleen, maar
ook voor dooden, ja in verfcheidene omftandigheden, om zegen te fchenken, of rampen weg te nemen. Naar mate men de benaming van offer en
fferen, welke de oudfte Christenen gebruikten, van
het
(*) Comment. de SS. Eccl. Ant. T. I. p. 174.
(f) De f.de Orthodoxa L. IV. C. 13. T. I. p. 267.

G E S C H I E D E N I S .

133

liet brood en wijn, welke de Geloovigen toebragter


IV
tot het vieren van het Avondmaal, als ook van dt B O E K
1
gebeden, welke men met deze plegtigheid verbond, Afdeel.
V
meer begon toe te pasfen op het vieren van het
Hoofdft.
Avondmaal zelve, en het als een offer te befchou- naC. G
wen, viel men ook fpoediger op de gedachten, dat Jaar 622
hetzelve als een offer nut kon doen , zonder dat tot 814
men zelf dat brood at, of dien wijn dronk.
Men leest in de befluiten der Trullaanfche Kerkvergadering ( * ) een verbod, om het Avondmaal niel
aan de dooden te geven. Uit eene plaats van A M A LARIUS
( f ) beduit men, met waarfchijnelijkheid.
dat men, in Engeland, het gewijde brood fomtijds
den overledenen in het graf heeft medegegeven. Hei
gebruik van het Avondmaal voor ftervenden werc
zoo noodzakelijk geacht, dat men de genen, di<
het brood niet meer eten konden, ten minden det
wijn liet drinken ( ) ; ook ging men voort, me
het den kinderen toe te deelen. Ook wilde mei
zout in het brood gedaan hebben, dat voor he
Avondmaal gefchikt was, hetwelk echter A L C u i r afkeurt (**), die tevens te verdaan geeft, dat mei
in de Westerfche Kerk reeds vaak ongezuurd brooc
daar toe verkoos. Onder welke plegtige gebaar
den en draaijingen enz. het Avondmaal in de Room
fche Kerk door derzelver Bisfchop bediend werd.
leen
(*)

Can.

83.

Tom.

III. H A R D . pag.

1692.

(f)

De Eccles. Offic. Libr. IV. Cap. 41.

()

Conc Tolet. XI. T. H L

HARD.

p. 1028.

(**) Ep. L X X V . Tom. I. Opp. pag. 107.

I 3

13+

K E R K E L I J K E

leert haar oude Dienstboek, hetwelk grootendeels


IV
BOEK
tot deze tijden behoort. Ordo Romanus I. qualiter
I
Afdeel. Mis/a Pontiftcalis celebretur.
" V
C H R . Y S O S T O M U S klaagde, in zijnen tijd, dat,wanHoofdft.
na C. G neer het Avondmaal gevierd zou worden, de meesJaar 622. ten van zijne Toehoorders de Kerk verlieten, en
fot 814. naar huis gingen, en hij had reden, dewijl het
Avondmaal, volgens zijne bedoeling, door de Christenen gemeenfchappelijk behoort gebruikt te worden,
waar op ook de benamingen doelen , in de oude
Kerk gebruikelijk, 2ui<!<s-, Communio etc. maar
thans begon men het Avondmaal ook buiten den
openbaren Godsdienst te vieren, met een klein getal Christenen, hetwelk men Misfce private? noemde; en federt de VIHfte eeuw komen 'er voorbeelden voor, dat de Priester hetzelve alleen vierde, dit
noemde men Mis fa Solitaria, (ftille Misfe,) waar
mede het denkbeeld van eigenlijk offer, Misoffer,
meer en meer de overhand nam. In de Vilde eeuw
ontdekt men daar zelfs al fporen van. De XVIIde
Kerkvergadering van Toledo, in het jaar 694, ftelde
vast ( * ) , dat geen Priester, op ftraffe van afzetting, het Avondmaals-offer voor de rust der overledenen gefchikt, (Misfam pro requie defunctorum
promulgatam,) voor eenen levenden vieren zou. Ja
reeds in het jaar 632 vindt men,dat voor eene overledene Godzalige vrouw, in het Frankifche Rijk dertig dagen lang het Avondmaalgevierdis geworden ( f ) .
Dus
C)

Can.

5.

HARD.

(f)

MAB1LLON.

Tom.

III.

pag.

1814.

Act. SS. Ord. S. Bened. T. I. p, 356".

G E S C H I E D E N I S .

35

IV
Dus beginnen hier reeds de naderhand zoogenoemBOEK
de Zielmisfen. Doch in de volgende eeuw vierde
1
men het Avondmaal tot velerhande oogmerken voor Afdeel.
V
levenden en dooden. De Brieven van BONIFACIUS Hoofdft.
en zijne vrienden zijn met voorbeelden hier toe be- na C. G .
trekkelijk opgevuld, BUGGA, eene Engelfche N o n , Jaar 622.
tot 814.
verzoekt hem voor de ziel van eenen hater nabetraanden dit geestelijk middel meermalen te gebrui.
ken
(Sanctar. Misfarum oblationes') (*) Zijn
leerling LULL , Aartsbisfchop van Mentz, beveelt
aan de Priesters en Nonnen in Thuringen, tot afwending van den geefel des regens, op zekere dagen tot den avond te vasten, en vijftig Pfalmen t
zingen; maar bijzonder behoorden de Priesters di<
Mis fee te houden, welke voor goed weder beftermI
waren; ook moest elk van hen 'er dertig voor de 't
Roomfchen Bisfchop, en tien voor twee Leeken zir
gen ( f ) . Een ander Bisfchop fchrijft aan deze tl
L U L L , dat hij voor hem en anderen, die zich i n
zijne Gewesten aan den dienst van CHRISTUS g
wijd hadden , het Avondmaal plegtig zou bedi
nen ( ) . De Abt GUDBERT meldt hem (**), d it
hij bevolen had, 90 Misfie te bezorgen voor e< n
aantal overledene Broeders. Zelfs Kerkvergadering, :n
van deze tijden bevestigden dit gebruik des Avon dmaals. De Bisfchoppen en Abten te
Attigni, in
het jaar 765 vergaderd, delden vast ( f t ) , dat, ', ls

N i F A C . Ep. XXXV.
( t ) Ep. L X U .
()/>. LXXIV.
O*) Ep. XCV.
(ff) Tom. III. " r,D. pag. 2009.
I 4

(*)

i;0

136
TV
BOEX

Afdeel.
V
Hoofdft.
C. G

Jaar 622.
tot 814,

K E R K E L I J K E

den van hen dierf, elk der overigen voor hem 100
Mis/a door den Priester zou laten zingen; maar
dat elk Bisfchop 'er 30 van zou waarnemen, A L C U I N roemt ook in een gedicht de voordeden, welke de ziel van eenen overledenen door deze heilige
plcgtigheid geniet ( * ) .
Uit het werk, in naam
van K A R E L den Grooten gefchreven, ziet men niet
minder, dat hij, met zijne tijdgenootcn , voor de
overledenen niet alleen door gebeden en aalmoezen;
maar ook door het Avondmaal, (Misfarum folennia,) gewoon was om rust te bidden ( f ) .
De Oosterfche Kerk, doorgaans getrouwer aan de
oude inrigting, fchijnt van dit alles nog niets geweten te hebben; maar ook in de IVesterfche werd
dit niet algemeen goedgekeurd, T H E O D U L F , Bisfchop van Orleans, die aan zijne Geestelijkheid verfcheidene goede voorfchriften gegeven heeft, bij
voorbeeld, dat hij het begraven der dooden in de
Kerken verbood ( ) ; dat men Gode dagelijks eenige keeren zijne zonden zou belijden, omdat de belijdenis of biecht derzelven aan den Priester dechts
raad bezorgde, hoe men ze door boete en gebed
zal uitdelgen (**), gaf 'er ook eenigen omtrent het
Avondmaal. Hij verordende, dat hetzelve enkel in
de
(*) Poema de Pontif. et SS. Eccles. Ebor. p. 812.
Tom. II. Opp. pag. 250.

ap.

(f)

De Imagg. Caltu Libr. II. Cap. 31.

()

Capituiare

HARD.

Tom.

III.

ad Parochue fua
pag.

914.

(**) Cap. 28. pag. 918.

Sacerdd. Cap. 9.

GESCHIEDENIS.

137

IV
de Kerken, niet in bijzondere huizen, zou gehouBOEK
den worden ( * ) . Hij prees over het geheel het
I
menigvuldig gebruik van hetzelve aan; en wilde, Afdeel.
V
dat de Christenen zich door gedrenge oefeningen Hoofdft.
daar toe zouden voorbereiden, en het inzonderheid na C . G .
allen zouden gebruiken, op de zondagen der groote Jaar 622.
tot 814.
vasten, op de drie laatde dagen der goede week,
en op Pafchen ( f ) . Aan de Priesters verbood hij
het afzonderlijk Avondmaal te houden, hetwelk in
Bedehuizen gedeeltelijk voor dooden gehouden
werd ( ) .
E n vooral verbood hij uitdrukkelijk,
dat geen Priester het alleen zou bedienen, dewijl
deze dienst zonder zegening van het volk, en deszelfs antwoord, niet gefchieden kon (**). Dit laatfte verbood ook de Kerkvergadering van Mentz, in
het jaar 813 ( f f ) ; want hoe kan, zegt z i j , de
Priester zeggen : De Heere zij met ulieden! of hot
kan hij vermanen: Surfum cordal als hij niemanc
bij zich heeft? Wij hebben hier voor uit den rege [
van C H R O D E G A N G voor zijne Kanunniken () kun
nen beduiten, dat zulk houden van het Avondmaa l
met aalmoezen betaald werd; wij kunnen hier ui t
genoeg afleiden, hoe even daarom zulke ftille mis/ei t
en zielmisfen grootelijks werden aangeprezen, dewr l
zij voor vele ledigloopende Priesters een beftaan op
leverden.

(*)

Cap. 11. pag. 914-

()

Cap. 45-46.

(ff)

Can.

43.

(t)

Cap. 41-44. p. 22'

(**) Cap. 7. pag. 914.

Tom. IV.

H A R D . pag.

(f) Boven Bladz. 29.

15

1015.

13S

K E R K E L I J K E

De leere van het Vagevuur, waar door de zielen


na de dood van zekere mindere overtredingen gerei
nigd en gezuiverd werden, die tegen het einde van
het voorgaande Tijdperk door GREGORIUS den Grooten in hare regte gedaante voorgedragen, en met
allerhande vertelfeltjes opgefchikt was, kreeg in de
Westerfche Kerk, bijzonder onder de Angelfakfen
Het Va- welke Gemeente door AUGUSTINUS, eenen afhangevuur. geling van GREGORIUS, gegrond was, haren vollen
bloei/dewijl zij zoo regt gefchikt was , om de bijgelovige begrippen omtrent het nut van het Avondmaal voor overledenen te fchragen, en tevens om
aanzienelijke voordeden voor de Geestelijkheid aan
te brengen. Bijzonder heeft BEDA, anders een man
van uitgebreide geleerdheid, maar onbegrijpelijk ligtgeloovig, veel toegebragt om deze leer te verderken
en ingang te doen vinden. Hij heeft verfcheidene
verhalen in zijne Gefchiedenis van de Engelfche
Kerk ingelascht, van zulken, die, in verrukking
van zinnen, of uit de dood opgewekt, befchrijvingen gegeven hebben van het Vagevuur, en deszelfs
pijnigingen en zuiverende vlammen, b. v. van eenen
Ierfchen Monnik FUS^EUS, die omtrent het midden
der Vilde eeuw in het Koningrijk Es/ex kwam,
waar hij velen tot het Christendom bekeerde of daar
in verderkte; en die in eene ziekte uit het ligchaam
gevoerd, in het vagevuur gebragt, en daar zelfs i n
zijne ziel aan zijnen fchouder en kakenbeen gebrand
werd, waar van hij het lidteeken zijn ganfche leven
lang aan het ligchaam gedragen heeft ( * ) ; en nog
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622,
tot 814.

(* j BEDA H. E. Gent. Angl. L.lll.C.i9.

d "
e r

G E S C H I E D E N I S .

IV
flerker van eenen D R I T H E L M , in de laatde tijden
BOEK
der Vilde eeuw, in Nordhumberiand (*) Deze,
I
een getrouwd man en vader, was, in den nacht ge- Afdeel.
V
ftorven zijnde, den volgenden morgen weder levend Hoofdft.
geworden, en deelde toen terdond zijne bezitting na C . G .
onder zijne familie en de armen, en begaf zich als Jaar 622.
tot 814.
Monnik in de afgelegende plaats in een Klooster.
Naderhand vertelde deze man, doch alleen aan z u l
ken,
die, of door vrees voor de pijnigingen dei
hel verfchrikt, of zich in de hoop der eeuwige
vreugde verlustigende, door zijne gefprekken in god
zaligheid wilden toenemen, en onder anderen aai t
zekeren Monnik en Priester, H A E M G I L S , die dich
bij hem in eene Kluis leefde, en van wien B E D /
zijn verhaal ontving, dat h i j , door eenen glansrij
ken geest geleid, bij een diep dal was gekomen 1
van onmeetbare lengte, welks ne zijde met vree
felijke vlammen gevuld, maar de andere door hage 1
en fneeuwjagt onverdragelijk koud was. Ontelbar
zielen fprongen gedadig van de ne zijde naar d 3
andere, om vergeefs befchutting te zoeken tegen d e
hitte of tegen de koude. Hij dacht, dat hier d e
hel was, maar zijne leidsman verzekerde hem, df t

hij misbad. Daar op kwam hij in de dikde duide:


nis; alwaar onvoorziens vuurklompen, als uit eer e
groote bron, oprezen, en in dezelve weder ten- B
vielen; ook verliet hem hier zijn leidsman. Thar s
zag hij alles vol menfchelijke zielen, die, als vor
ken, met den rook in de hoogte, en weder nefii
g'
(*) Libr. V . Cap. 13.

r
ijo
IV
OBI!

K E R K E L I J K E

geworpen werden ; hier kwam een verfchrikkelijke


flank bij. Achter zich hoorde hij het klagelijkst
weenen, en een luidruchtig fporgelach; hetwelk hij
bevond van eene fchaar booze geesten te zijn, die
de zielen der menfehen van allerlei fland en gedacht
in dien afgrond ffeepten. Sommigen van deze geesten omringden hem ook met vurige oogen, monden, neusgaten en tangen; maar toen zijn leidsman
weder verfcheen, namen zij de vlugt. Deze leidde
hem daar op in het helder licht, op eenen oneindig
hoogen en langen muur, waar zich een veld vertoonde, gevuld met de welriekendde bloemen, onder eenen onbefchrijfelijken glans, en met ontelbare
hoopen van vrolijke menfehen, in het wit gekleed.
DRITHELM dacht nu in den hemel te zijn, maar
zijn leidsman onderrigtte hem beter. Hij zag een
nog heerlijker licht voor zich; in hetwelk hij de liefelijkfte gezangen hoorde, ook verfpreidde zich van
daar een allera'angenaamde geur. N u werd hij van
zijnen leidsman terug gebragt, die hem zeide: dat
het verfchrikkelijke dal de plaats was, waar de zielen van die genen beproefd en getuchtigd werden,
die uitgejleld hadden, hunne zonden te belijden,
m zich te bekeeren, en eerst in het derfuur tot
joete kwamen, maar die nogtans, zelfs om deze
ate belijdenis met de daar op volgende boete, alleen
n den Oordeelsdag in den Hemel zouden komen.
Velen van dezen werden door het gebed der levenlen, door aalmoezen, vasten, en inzonderheid door
/ >et vieren van het Avondmaal, (celebratio Mis fa1urn,) zoo ver geholpen, dat zij nog vr den

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot
814.

Oor-

G E S C H I E D E N I S .

141

Oordeelsdag verlost worden. De vuurfpuwende bron IV


BOEK
was de opening der Hel, en de bloemrijke oord I
ontvangt de zielen der genen, dii nog niet zoo Afdeel.
V
volkomen zijn, dat zij terdond in den Hemel kun- Hoofdft.
nen overgaan, tot wiens nabijheid de laatst geziene na C . G .
ichoone oord behoorde. Het zou ongeloofelijk fchij- Jaar 622.
tot 814.
nen, dat een anders geleerd man, als B E D A , zulke
ongerijmdheden te boek heeft gedeld, indien zijne
ligtgeloovigheid ook niet uit andere voorbeelden bekend was; zoo verhaalt hij van eenen zieken, die
op het oogenblik door wijwater gezond werd ( * ) ;
van dieren, die, wat aarde van het graf van eenen
Heiligen, met water gemengd, gebruikt hebbende,
even zoo wel als menfehen, daar door gezond zijt
geworden ( f ) , als ook van eenen Monnik, welker
God onverziens tot eenen Dichter en Zanger maak
te ( ) enz. Doch wij vinden ook foortgelijke ver
halen van het Vagevuur niet alleen bij B O N I F A C I /
us ( f * ) , maar zelfs heeft A L C U I N de leere vai 1
G R E G O R I U S aangaande het Vagevuur herhaald ( f f )
en de bovengemelde droomen van D R I T H E L M , ii
eene lange reeks van verzen bezongen ().
Di
Oosterfche Kerk echter wist van deze leere van he
Vagevuur niets.
Was de Godsdienst der Christenen zoo zeer ver Godgebas
(*)

Libr. V . Cap. 4.

(t)

()

Libr. IV. Cap. 24.

(**) Epist XXI.

'b>: IV. Cap. 3.

( f f ) De Trimt. L. III. C. 21. T. I. Opp p. 735.


Poema de Pontiff. et SS. Eccl. Eborac. vs. 875
fqq. Tom. II. Opp. pag. 25- hl-

142

K E R K

E L IJ K E

IV

basterd, men kan ook hunne Godgeleerdheid in dBOEK


zen
tijd niet roemen. Dezelve beftond meestal in
I
Afdeel. verzamelen en overnemen van het gene voorgaande
V
Kerkleeraars gefchreven en geleerd hadden, zonder
Hoofdfl.
na C. G. eigene beproeving en onderzoek, waar toe het ook
Jaar 622. aan de noodige hulpmiddelen en geregelde vrijheid
tot 814. van denken ontbrak; en wanneer men al de vermoleerdheid. gens, van zijnen geest ondernam te gebruiken, beKanondes paalde men zich doorgaans tot nuttelooze of fpitsBijbels. vinnige vragen, en wanneer men over fommige onderwerpen verfchillend fcheen te denken, was zulks
alleen daar aan toe te fchrijven, dat oudere Kerkleeraars zich verfchillend verklaard hadden. Dus
verfchilde men in dit Tijdvak, in het bepalen der
Doeken, welke al of niet tot den Kanon of de lijst
der Bijbelboeken behooren; niet omdat men zich in
daat bevond, of de behoorlijke pogingen aanwendde, om daaromtrent iet, met zekere gronden, vast
te dellen, maar omdat H I S R O N Y M U S en A U G U S T I N U S , en van dezen weder de Griekfche Kerkleeraars verfchilden.
Dus nam I S I D O R U S van Hispalis (*) LXX1I Kanonieke Boeken aan, tellende daar onder de Boeken
van Tohias, Judith, twee der Makkabeen, en de
Boeken der Wijsheid, en van Sirach. Ten aanzien
ran den Brief aan de Hebreen erkent hij, dat de
neeste Latijnen, ( o f Westerfche Gemeenten,) om:lat de ftijl ongelijk zij aan dien van P A U L U S , twijfel(*) De Eccles. Offic. Libr. I. Cap. 12. Col!, ejmd.
Drigg. Libr. V I . Cap. u

G E S C H I E D E N I S .

i43
IV

mm

'

"

FACIUS of KLEMENS zouden toefchrijven.

"

Om ge-

BOEK

Afdeel.

lijke reden hielden ook fommigen den tweeden Brief V


van den Apostel PETRUS niet voor deszelfs opdel; Hoofdft.
na C . G.'
zoo fchreven ook anderen den Brief van JACOBUS, Jaar 622.
als ook den weeden en derden van JOANNES , aan 'tot 814.
andere Schrijvers toe. Doch op deze bedenkingen
fl?at hij verders weinig acht, en zijn Kanon, volgens AUGUSTINUS, werd in het Westen meer en
meer aangenomen.

Ook BEDA en

ALCUIN namen

denzelven over, in de gedichten van dezen laatden


vinden wij eene naamlijst van alle Bijbelboeken, me)
eene opgave van derzelver inhoud ( * ) . KAREL di
Groote eindelijk, liet, op de vergadering te Aken.
in het jaar 789, niet alken verbieden, dat in de Ker
ken geene andere dan de Kanonieke Boeken des Bij I
bels gelezen zouden worden , maar 'er ook eene lijs
van dezelven bijvoegen ( f ) .
De Oosterfche Kerk dacht niet volkomen op de
zelfde wijze over den Kanon.
Een oud Griekse
Schrijver ( ) verzekert, dat de Trullaan fche Kerk
vergadering van het jaar 692 eene lijst der Bijbel
c
boeken hebbe opgedeld, die voortaan in de Ker
e
zouden moeten aangenomen worden. D o c h , un d
s
beduiten dier vergadering zelve blijkt, dat zij niel
t
vast omtrent dit ftuk bepaald heeft. Daartegen hee:
s
LEONTIUS van Byzantium, een Monnik omflreel'
:t
bi
(*) Carm. V I . Tom. II. Opp. pag. 205.
(f)
()

Tom. IV. H A R D . frjg. 83.1.


>.
In C O T E L E R . Monum. Eccles. Cr.ec. T. II. p. 6o<

144
IV
BOEK

Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

het begin der Vilde eeuw, in zijn werk over de


Ketterijen ( * ) , naauwkeurig den tegenwoordigen
Kanon, met uitfluiting der Apokrijfe fchriften. Ook
deelt J O A N N E S van Damascus, ten aanzien der li*
ralitifche Bijbelboeken, dezelfde lijst mede ( f ) . Bovendien is 'er nog eene merkwaardige lijst der Bijbelboeken, die op het einde der Chronographie van
N I C E P H O R U S , den Patriarch van Konftantinopolen,
in het begin der lXde eeuw, flaat, welke, zoo zij
al niet van dezen i s , ten minden zeker tot de eerfte tijden der IXde eeuw behoort. In dezelve worden eerst de Kanonieke Boeken des Ouden Testaments, naar de bepaling der Grieken, opgeteld,
waar bij B A R U C H , als de Schrijver van J E R E M I A ' S
Klaagliederen, voorkomt, en het Boek Esther ontbreekt. Bij het Nieuwe Testament wordt de Openharing van J O A N N E S daar ook niet onder geteld.
Vervolgens heeft men de Boeken, die tegengefproken worden, bij het Oude Testament, drie Boeken
der Makkahen, de Boeken der Wijsheid en van
Sirack, de Ppalmen en Liederen van S A L O M O , de
Boeken Esther, Judith, Sufanna, Tobit en Tobias; verders de Apokryfe van het Oude Testament:
de Boeken van Henoch, de Patriarchen, het gefprek van jfofef, het Testament van W O Z E S en
meer anderen; en eindelijk de Apokryfe van het
Nieuwe Testament: de reizen van P E T R U S , J O A N NES ,

(*) De Sectts Act. prima in Tom. XI. Biblioth. PP.


Yaris. pag. 49S.
( t ) D'file Orthodox. Libr. IV. Cap. 17.

G E S C H I E D E N I S .
N E S , en

THOMAS,

XXXII

Boeken van

HS
KLEMENS,
BOEK

en dergelijkeiii
1
Weinig zal men, in dezen tijd, melding ver- Afdeel;
V
wachten, van het beoefenen der oordeelkunde om- Hoofdft;
trent den Tekst des Bijbels, daar men toch geheel na C . G ;
geen werk maakte van den oorfpronkelijken Tekst, jaar 622.
tot 814;
dien men niet verdond, ten minden wat het Hebreeuwsch van het Oude Testament betreft. Even- Biibelfetae oorwel was z i j , ten aanzien der Latijnfche vertaling, deelkunde oplettendheid van K A R E L den Grooten en A L - de.
CUIN
niet geheel ontgaan, K A R E L z e t , in een
voorberigt voor de verzameling van
Predikatin,
door hem bezorgd (*>, dat hij de Boeken der H .
Schrift, ( i n de Latijnfche Overzetting namelijk,]
die door de onbekwaamheid der Affchrijvers bedorven waren, naauwkeurig heeft verbeterd. T>z Frankifche Gefchiedfchrijver T H A G A N ( t ) fchrijft, da'
K A R E L in bet laatfte jaar vr zijne dood, zooda
nige verbetering bijzonder bewerkt heeft in de viel
Euangelisten. (Quatuor Euangelia Christi cim
Grcecis et Syris optime correxerat.)
Men heef
deze woorden in den zin opgevat, als of men dl
Latijnfche Euangelin met den Griekfchen en Syri
fchen Tekst had vergeleken, doch, misfchien wi I
de Schrijver alleen te kennen geven , dat K A R E I
niet hulp van eenige Grieken en Syrirs aan d
ver
S

(*) In

MABILLON.

Anall. t.

I.

p. 25. et in

BALUZ

CapituU-. Regg. Franc. T. I p- 203.


(f)

De

Gestis Ludovici PU Imp. ap.

l i . SS. Hist. Franc. pag. 177.


XII.

DEEL.

DUCHESNE

Tom

146

K E R K E L I J K E

IV

verbetering van den Tekst der Euangelin gearbeid


heeft. Hoe het z i j , federt dit voorbeeld, door K A Afdeel. R E L gegeven, namen nu de zoogenoemde Correcte
V
ria Biblica eenen aanvang; eene foort van oordeelHoofdft.
na C . G, kundige behandeling der Latijnfche affchriften; wier
]a;:r 622. opdellers echter in het Grieksch zeer weinig, en in
tot 814
het Hebrcumch geheel niet kundig waren; maar
met behulp van mRONYMUs en andere Latijnfche
Kerkvaderen, of vertalingen van Griekfche fchriften, de afwijkingen der Latijnfche Overzetting van
den Hebreeuwfchen en Griekfchen Tekst opmerkten; de betere leeswijzen in hunne Handfchriften
opzochten , en voor openbare fchrijffouten waarfchuwden ( * ).
BOEK
l

Overzet

Daartegen, alhoewel het Christendom thans onder


verfcheidene volken kwam, die eene Overzetting des
B.jbel.
Bijbels in hunne moederfpraak noodig zouden gehad
hebben, werd echter in dit Tijdperk niet gedacht
aan nieuwe Overzettingen van den Bijbel; zelfs de Syrifche Overzetting van het N . Testament van T K O M A S
van Heraclea , in de Vilde eeuw, was flechts eene
verbeterde uitgave der Philoxeniaanfche Overzetting.
UitlegMeer vlijt werd 'er bedeed aan de uitlegging des
gers van
den Bijbel Bijbels, doch, uit gebrek aan de noodige kundigheden , en door eene verkeerde wijze van uitleggen
des Bijbels, die men volgde, om zich voornamelijk
toe te leggen op het naarfporen van eenen hoogeren
en verborgenen z i n , bereikte men weinig of niet het
bedoelde oogmerk.
j
tin gen
v n den

Hist. Crit. des verftons du nouveau


Testament pag. 100.
(*)

RICH. SIAION

G E S C H I E D E N I S .

147

IV
In de Griekfche Kerk ontmoeten w i j , in dit TijdBOEK
perk, dechts weinige Bijbeluitleggers. Onder dezelI
ven behoort H E S Y C H I U S , wiens leeftijd echter on- Afdeel.
V
zeker i s , en zelfs door F O T I U S , die van zijn werk
Hoofdft.
uittrekfels geleverd heeft (*), niet opgegeven wordt, na C. G .
zijn voornaamfle werk, hetwelk alleen in eene flech- jaar 6 2 2 .
tot 814.
te Latijnfche Vertaling voorhanden is ( f ) , is een
Commentarius over het derde Boek van M O Z E S , en Griek
bevat eene nafporing van den geheimen zin van dit fche HEBoek, en van de plegtigheden van den Levitifchen
Godsdienst.
Zoo wel Roomsch - Katholijken als
Protedanten hebben moeite gedaan, om die plaatfen
uit dit werk op te zamelen, die van het Avondmaal gewagen, welke dan eene eigenlijke tegenwoordigheid, dan weder een beeld van C H R I S T U S ligchaam en bloed in hetzelve fchijnen aan te duiden.
Onder den naam van H E S Y C H I U S is nog eene kleine
bijdrage overig tot de uitlegging des Bijbels:

SYCHIUS.

rm Ufcx* K{>Q$nrw, YMI HT<*IK ( ) , Zijndf


eene korte aanwijzing van den inhoud der X I I klei
ne Profeten , en van J E S A I A S , met eenige ophelde
ringen.
Met even min zekerheid kan men den leeftijd vai I 0LY.YIPI0
_ DOR.US.
eenen anderen Griekfchen Uitlegger, O L Y M P I O D O
R U S , die Diaken te Jlexandri
geweest i s , bepa
len; doch die met de meeste waarfchijnelijkheid i I
de vroegere tijden der Vilde eeuw gcdeld wordt
H fi
(*) Bihl

Cod. 2(5o. et 2 7 5 .

(f) Zij ftaat ook in de Bihl. PP. Colm. T. V1I.^>. 3-13,i()

In Critt. Sacris Tom- VI.

2.

148
IV
BOEK
l

Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G
Ja?r 622.
tot 814

Catena?
Patrum.

K E R K E L I J K E

Hij fchreef eenen Commentarius over het Boek Job,


van welken een groot gedeelte bewaard is gebleven
in eene verzameling van uittreklls uit uitlegkundige
fchriften van Griekfche Kerkvaderen over dit Boek.
(Catena in beatisfimum Job abfolutisfima, e quatuur et viginti Gracice doctorum explanationihus
contexta; a Paulo Cimito/o, Perujino, Soc. Jefu, e
Grceco in Latinum Converfa &e. edit.fecunda, Venet*
1587. in 4to. ) De gemelde Jefuit meende, dat men
deze verzameling aan O L Y M P I O D O R U S zeiven te danken hebbe. Maar het i s , uit Handfchriften, vrij
zeker, dat z i j , omtrent het midden der Xlde eeuw,
door N I C E T A S , Aartsoisfchop van Heraklea in Thraci, vervaardigd is.
Zulke verzamelingen van als het ware aan'enge*
fchakelde uitleggingen van vele Griekfche Kerkvaderen over een Bijbelboek, welke over elk vers, in
uittrekfels, dan met dan zonder naam, meestendeels
uit regtzinnige, doch ook niet zelden uit Ketterfche fchriften, werden medegedeeld, hebben daar
van, in later tijd, den naam gekregen van Catena
Patrum , welker uitvinding men voor dezen verkeerdelijk aan T H O M A S van Aquino heeft toegefchreven. Bij de Grieken werden zij genoemd: ETH/O\AYI e f M l v f w ,

E^ijy)(r;f vvAteytiaot

sx lixQogciiv

5T7s-

enz. OLY&IPIODORUS kan wel niet voor den


eerden gehouden worden, die foortgelijke verzamelingen gemaakt heeft, alzoo men 'er reeds een voorbeeld van vindt in de fchriften van P R O C O P I U S van
Gaza, doch hij heeft, behalven de bovengenoemde,
ook dergelijke verzamelingen gemaakt over anderego>v

Bij.

G E S C H I E D E N I S .

149

(V
Bijbelboeken, bij voorbeeld over SALOMO'S Predi150EK
ker ( ) , waar in hij echter geene Schrijvers uitI
drukkelijk noemt,maar die aanwijst door het woord- Afdeel.
V
je: anders.
Hoofdft.
Eene andere wijze van Bijbeluitlegging was, het na C. G.
(aar 622.
voordellen van vragen en derzelver beantwoording, tot 814.
waar van T H E O D O R E T U S en C Y R I I . L U S van Alexandr voorbeelden gegeven hadden. Deze werd gevolgd door M A X I M U S , eenen Monnik in de nabuurfchap van Konftantinopolen, die eene menigte van
vragen over den Bijbel opdelde , en in derzelver
beantwoording zijne fcherpzinnigheid vertoonde ( f ) .
F O T I U S , die den inhoud derzelven ook heeft opgegeven ( ) , berispt het harde, gedwongene en dui{tere in zijnen flijl. Zijne oplosfingen, zegt hij,
gaan zeer ver af van de letter en van de bekende M A X I M U S .
gefchiedenis; doch wie van anagogifche en befpiegelende oplosfingen houdt, die zal nergens menigvuldiger en meer uitgewerkte aantreffen."
Uit de geheele achtfle eeuw kan men geen enkel
uitlegkundig werk van eenen Griekfchen Godgeleerden noemen, behalve de Commentarius van JOANN E S van Damaskus, over de Brieven van P A U L U S :
en ook dit is niet meer dan een uittrekfel, hetwell
hij opgedeld heeft uit de verklaringen van J O A N N E ;
C H R Y S O S T O M U S , over deze Brieven, bij welken hi
decht
JOANNES

(*) In bOCrt Auctar. Bibl. PP. T. II. p. 602.

(t) Qustiones 64. in locos feriptur* difpciles Tom.


Opp. a Combcfifio edit. Paris. 167Svan Damaskus.

( 5 ) Biblioth. Cod. CXC1I.

K3

150
IV
BOEK

Afdeel,
V

Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
Pijtleggersin dc
Latijnfciielverk.

K E R K

E L IJ K E

Hechts hier en daar een klein bijvoegfel geplaatst


heeft, om deszelfs gevoelen, ten minden naar zijne
(tjeening, duidelijker uit te drukken ( * ) .
De Westerfche Kerk kon, in dit Tijdvak , meer
uitleggers des Bijbels tellen dan de Oosterfche, maar
in den grond zijn zij van minder waarde, dan zelfs
de zoo gebrekkige Oosterfchen. In de latere tijden
der Vilde eeuw fchreef J U L I A N U S , Aartsbisfchop
van Toledo, eenige uitlegkundige werken. Een echter van die men hem te voren toegefchreven heeft,
(AvTiKU/Aivuv,
koe est, contrapoptorum ftve contrariorum in fpeciem utriusque Testamenti locorum
IJbri duo ) ( f ) , is in later tijden aan deszelfs waren Schrijver B E H T H A R , Abt van Monte Caspno,
in de IXde eeuw, terug gegeven. Ook wordt getwijfeld aan den Commentarius over N A H U M , d i e ,
hoewel niet geheel volledig, onder zijnen naam gedrukt is ( ) ; ook is hij in der daad van geringe
waarde, de Schrijver merkt terdond in het begin
aan: N A H U M moet op eene viervoudige wijze verklaard worden, historialiter van Ninive, de Hoofddad van het Asfyrisch Rijk; allegorice, van de verwoesting der Wereld; myftice, van de herdelling
des menfchelijken geflachts door C H R I S T U S ; en mo~
raliier, van de vernieuwing des zondaars tot zijne
vorige waarde. Op dezelfde wijze, is 'er eene geheel zedekundige verklaring over de Openbaring van
J-

(*) T. II. Opp. p. 1-274. *

L E

QUIEN

Paris.

( f ) In Biblioth. PP. Co/on. T. X V . >. 95.


()

Biblioth. PP. Colon. T. V I I . p. 511-527,

1712,

G E S C H I E D E N I S .
J O A N N E S , van AMBROSIUS A U T P E R T ,

151

eenen

IV

Fran-

BOEK

kifchen Benedictijner A b t , i n bet Klooster van den

I
Afdeel.
V
Boeken ( * ) .
Hoofdft.
na
C
. G.
Onder alie de Uitleggers v a n dezen tijd is B E D A
Jaar 622.
de beroemdde en vrnchtbaarde. H i j heeft over de
tot 814.
meeste Boeken des Ouden Testaments verklaringen

Heiligen

VINCENTIUS ,

i n Neder Itali,

i n tien

gefchreven, die echter dechts zeer middelmatig z i j n , BEDA.


aanhalingen

uit ouder K e r k v a d e r e n , dichtelijke aan-

m e r k i n g e n , z o o als men i n zijnen

tijd

verlangde,

maar geheel geene kennis van het Hcbreeuwsch, ooi


zijn de Griekfche Vertalers niet

gebruikt.

ginnen i n het I V d e

werken

Deel

fche uitgave van 1688.

zijner
Voor

Z i j be
der Keul

aan daat

zijne

klaring van de Scheppingsgefchiedenis;


ronf)

vervolgens

zijne verklaringen

Boeken van M O Z E S ;

Allegorifche

Boeken v a n S A M U E L ;

over

uitlegging der Boeken


Tobia.

fchrijft

is v o o r

van derti, >


Allegorifd e

Esra en Nehemia;
den L e z e r zelfs

der letter h e i l z a a m ,

f
tr

beantwoording

als oc k

H e t Boek van den Heiligen TOBIAS

BEDA,

pervlakte

de vij

uitleggingen de r

vragen over de Boeken der Koningen ;


van

vei

(Hexamt

i n de oj )-

nadien het met c Ie

grootfte voorbeelden en vermaningen v a n het zed


lijk leven vervuld i s ; maar die het allegorisch we :t
te verklaren, z i e t , dat de inwendige z i n van he t-zelve z o o veel uitmuntendheid
voudige

(*)

letter,

als vruchten

heeft boven
boven

de ee; 1-

de bladerei 1.
W a it

's.
Colon. 1536. in ivo. et in Biblioth. PP. Par

Tom. X I I I . pag. 43K 4

152

K E R K E L I J K E

IV

Want het bevat zeker de grootde


(Sacramenta,/)
van C H R I S T U S en
I
Afdeel. neer het Geestelijk verdaan wordt,
V
beteekent het Isralitifche
volk."
BOEK

verborgenheden,
de Kerk, wan*
en TOBIAS zelf
Daar na volgen

Hoofdil.
pa C . G drie Boeken over het Boek Joh, doch die eer zijn
Jaar 612 toe te fchrijven aan eenen Priester,
P H I L I P P U S , in
\ot 814

' de Vde eeuw, onder wiens naam zij zelfs te Bazel


in het jaar 1527 te gelijk in t o , en in Folio gedrukt zijn. Het werk van B E D A zelf, daar hij in
de lijst van zijne fchriften melding van maakt, moet
dus verloren zijn geraakt. Zijn volgende gefchrift:
4

Drie

Boeken

over de Spreuken

van

SALOMO , is

wel beter getroffen, voor zoo ver hij hier gelegenheid had, om zedelijke voorfchriften te ontwikkelen; doch die hij niet genoeg naar den geest des
Schrijvers, of uit de Oosterfche wijze van voorftelling wist op te helderen, of zich voor de verstgezochte AUegorn te wachten. Wat men van zijne
Uitlegging over het Hoogelied te wachten hebbe,
kan men ligt opmaken, zonder ze zelfs gelezen te
hebben. Zijn gefchrift:
De tabemaculo et va/is
ejus,

ac vestibus facerdotum

Libri

tres,

is insge-

lijks met geheimzinnige verklaringen opgevuld. In


het VUIfle en laatde Deel van zijne werken zijn
nog meer uitlegkundige dukken geplaatst, maar ouD I N heeft het waarfchijnelijk gemaakt, dat behalven
pen de templo Salomonis liher, de overigen R E M I pius van Antisfiodorum , eenen Monnik omtreni
het jaar 900 , tot Schrijver hebben.
Het,
(*)

De SS. 'Eccles. Tom. L pag, 1706,.

G E S C H I E D E N I S .

J53

IV
Het gene hij over het Nieuwe Testament gefchreBOEK
ven heeft, is van eenige meerdere waarde. In het
I
Vide Deel van zijne werken daan uitleggingen over Afdeel.
V
alle de Boeken van hetzelve; maar de uitvoerigden Hoofdft.
over de Brieven van PAULUS zijn volgens NABIL- ia C . G .
Jaar 622.
LON ( * ) het werk van FLORUS, Diaken te Lyon, tot 814.
in de lXde eeuw; het echte werk van BEDA had
hij onder den naam van Coilectionum, als ook Liber Coilectionum in Apostolum ex fcriptis Augustini,
in Handfchriftcn ontdekt.
Slechts een eenig van alle deze fchriften verdient
eene bijzondere opmerkzaamheid, Liber retractationis, (dus noemde hij het naar zijn groot voorbeeld
AUGUSTINUS,) in Actus Apostolorum ( f ) , behelzende bijvoegfelen en verbeteringen op zijne vroegere
uitlegging van dit Boek ( ) . Bijzonder heeft hij
daar in een aantal plaatfen aangemerkt, in welken
de Griekfche Tekst van de Latijnfche Overzetting
verfchilt. Hij wist niet, gelijk hij in de Voorrede
zegt, of deze plaatfen door de achteloosheid var
den Overzetter weggelaten, of anders uitgedrukt,
of in het oorfpronkelijke vervalscht waren, of ir
hare eerde gedaante waren blijven daan. Eene ver
valfching wil hij niet onderdellen; veel meer waar
fchuwt hij zijne Lezers , foortgelijke aanmerkirigei
alleen geleerdheidshalve te lezen; maar niet, om naa
dezelve de Latijnfche Overzetting te verbeteren
be
(*) Analect. Tom. I. pag. J2.
(f)

Tom. VI. Opp. pag. 1-28.

()

Tom. V . pag. $25.

154

K E R K E L I J K E

IV

behalve wanneer dezelve in oude Handfchriften


BOFK
reeds veranderd is enz. Waarlijk een fchroomvallige
I
Afdeel. wijze van oordeelkunde, welke weinig nut kan aanV
brengen.
Hoofdft.
ALCUIN
volgde genoegzaam dezelfde wijze van
na C. G
Jaar 622 . fchriftverklaring, in welke de Kerkvaders, en zelfs
tot 814
B E D A , zijne leidslieden waren. Zijne beantwoording
van meer dan tweehonderd vragen, over het eerfte.
ALCUIN.
Boek van M O Z E S , die hem ten grootden deele zekere Presbijter S I N G U L F had voorgelegd (*), betreft vele noodelooze kleinigheden, en fpitsvinnige
of geheimzinnige verklaringen. Onder anderen wilde de gemelde S I N G U L F weten: waarom de zonde
van den opperden Engel ongeneeslijk; maar de zonde des menfehen geneeslijk was? Omdat, antwoordt
A L C U I N , de eerde uitvinder was van zijne eigene
overtreding; maar de mensch is van een' ander verleid geworden enz. Andere uitlegkundige fchriften
van A L C U I N bevatten geheele Boeken des Ouden
Testaments; of aanmerkelijke deelen van dezelven.
Naar den wensch van den Aartsbisfchop A R N O delde hij eene korte verklaring, of een Handboek op,
tot verftand der zeven Boetpfalmen, der zoogenoemde Trappfalmen, en van den noden, of zoo als hij
met de Grieken telt, van den u8den Pfalm. Zijn
kort begrip over het Hoogelied verfchilt weinig van
de wijze van E E D A ' S verklaring van dit Boek. Verdragelijker is zijne verklaring over den Prediker van
S A L O M O , of liever uit het werk van H I R O N Y M U S ,
T

bij(*) Opp. Tom. I. pag. 395-334.

G E S C H I E D E N I S .

t&S

IV
bijna woordelijk, afgefchreven. Hier bij moet men
BOEK
g voegen eene uitlegging van de eigen namen I
der Voorvaderen van C H R I S T U S , welke hij naar den Afdeel.
V
Letterlijken, Allegorifchen, en Zedelijken zin heeft Hoofdft.
verklaard. De vraag, welke men niet op dezelfde na C. G .
wijze heeft beantwoord: hoe veel kennis A L C U I N Jaar 622.
tot 814.
van het Hebreeuwsch bezeten hebbe? kan men wel
uit deze fchriften niet bedisfen, omdat h i j , wat de
overzettingen uit die taal betreft, dezelve van ouder
uitleggers ontleend heeft; maar al mogt hij daar ook
het een en ander biigevoegd hebben, zou men echter daar uit dechts tot eene zeer matige kennis van
de eerde beginfelen dier taal beduiten kunnen.
Twee Frankifche Juffers, G I S L A en R I C H T R U .
D I S , verzochten hem, om eene fchriftelijke verkla.
ring van het Euangelie van J O A N N E S . Om haar t(
voldoen, fchreef hij eene vrij uitvoerige uitlegginj
van hetzelve in zeven Boeken, waar in h i j , gelijl
hij zelf zegt, het meeste uit A U G U S T I N U S en B E D A >
en voorts het een en ander uit A M B R O S I U S en G R E
CORIUS den Grooten overgenomen heeft.
Op gelijk e
wijze heeft hij, in zijne verklaring der drie Brieve 1
van P A U L U S , aan T I T U S en P H I L E M O N , de uitleg
gingen van I H C R O N Y M U S , en in het gene hij ovt r
den Brief aan de Hebreen gefchreven heeft , Kerl
redenen van C H R Y S O S T O M U S over dien Brief, na; ir
0

de vertaling van M U T I A N U S , in een uittrekfel g


Bij'dezen toedand der uitlegkunde des Bijbel!
kon
de echte en ware Godgeleerdheid weinig af
geen veld winnen; men ftreed wel voor en teg ;n

e-

156

K E R K E L I J K E

deze of gene gevoelens, met het gezag der Heilige


BOEK
Schrift; maar de viervoudige z i n , welken men daar
I
Afdeel. aan toekende, maakte de ui-fpraak der Heil. Schrift
V
zoo onzeker, dat de partijen over en weder zich
Hoofdft.
m C. G van dezelve, met even fchijnbaar regt, bedienden.
Jaarna Bij voorbeeld, de opdeller van het vermaarde Boek,
toe 8 [4
onder den naam van K A R E L den Grooten, over den
Beeldendienst, Inroept zich zeer dikwijls op plaatfen uit de Heilige Schrift. Maar wanneer hij aan
de vrienden der Beelden, die zich op de woorden:
Ik heb lief den fteraad, Q decorem,) van uw huis,
beriepen, antwoordt ( * ) : het huis des Heeren i s ,
of naar de Allegorie, de Kerk; of naar de Anagoge, het Hemel fche Vaderland; of naar de Tropologie, de ziel des menfehen; dan behoefden zij immers dechts aan te merken, dat deze geheimzinnige
zin hier niet te pas kwam, maar dat men naar den
letterlijken zin aan den Tempel te Jeruzalem moest
denken. Hoe zeer zij daar bij weinig voordeel voor
hunne beelden konden behalen.
Zamenftel
Niettegendaande deze gebrekkige uitlegkunde,
der Godzonder welke geen behoorlijk zamenftel der Chrisgeleerdheid van telijke Leerdukken kan gedacht worden, heeft nogJOANNES

tans deze eeuw een werk opgeleverd, hetwelk men

Damasce
als het eerde volledig zamenftel van de Christelijke
nus.

Geloofsleere, vrij algemeen, heeft aangemerkt, en


door hetwelk J O A N N E S Damascenus of van Damastkus, zich eenen roem verworven heeft.
Wij willen eerst eenig berigt van dezen Schrijver

ge( * ) (AROL. M . de OM. Imagg. L. I. C. 29.

GESCHIEDENIS.

157

IV
geven. Daar zijn verfcheidene Geleerden van dezen
BOEH
naam geweest, en daar onder Mohammedaanfche
I
Geneesheeren van later tijden, welke F A B R I C I U S ( * )Afdeel.
V
naauwkeurig onderfcheiden heeft.
Onze J O A N N E S
Hoofdft.
was te Damaskus in Syri geboren , welke ftad na C. G .
toen onder het gebied der Arabieren behoorde , Jaar 622.
tot 814.
waarfchijnlijk omtrent het einde der Vilde of het
begin der Vlllfte eeuw. Zijn vader fch'rjnt geweest
tezijn S E R G I U S , Schatmeester van den Chaiif ABD A L M E L E K . Een zeer geleerde Italiaanfche Mon
nik C O S M A S , dien de Arabieren gevangen haddei I
weggevoerd, maar dien S E R G I U S , op zijn verzoet
van den Chaiif bij zich gekregen had, onderwee;
hem in de Spraakkunde , Wijsgeerte, Wiskunde >
en Godgeleerdheid. N a zijn vaders dood fchonl
hem de Chaiif, ongeacht zijn tegendreven, de eeid
waardigheid, iruTo<rvu!3iSAos noemt hem zijn Le
vensbefchrijver J O A N N E S , Patriarch van Jeruzc,
lem ( t ) die ons verder het volgende verhaal me
dedeelt. Om dezen tijd fchreef J O A N N E S tegen de 1
Keizer L E O den Ifaurier het n en ander ter vei
dediging van de Beelden der Heiligen.
Dit m
haagde den Keizer zoo zeer, dat hij eenen Bri< |
van"JOANNES hebbende doen onderfcheppen, eene n
anderen, met eene nagemaakte hand, liet fchrijver
in welken J O A N N E S hem voordelde, hem Damash isin handen te willen leveren, welken nagemaakt! n
Brief L E O aan den Chaiif zond, die terflond, zo 115

(*) Bihl. Gr. Vul. VIII pag. 77" ( f ) Tom. 1. Opp. Damasc. pag. IX.
1

153
IV
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814

K E R K

E L IJ K E

der verder onderzoek, J O A N N E S

de regterhand Het

afhouwen, welke op de markt ten toon werd


hangen.

ge-

Tegen den avond liet de onfchuldige

man

den Vorst om zijne hand verzoeken, 'verklarende,


dat hij duldelooze pijn leed,
begraven zijn.

tot dat die hand zou

De hand gekregen hebbende,

leide

hij ze aan zijn regter arm, viel in zijne huiskapel


voor het Beeld van M A R I A neder, en bad haar, zijne hand te

herdellen,

Beelden verloren had.

die hij wegens de

Heilige

Hij viel hier op in

flaap,

en zag, hoe de oogen van M A R I A hem vriendelijk


aanzagen, ook beloofde

zij hem de gebedene her-

fteHhig; en bij zijn ontwaken was hij volkomen herfteld; de

Chaiif,

van dit wonder overtuigd zijnde

geworden, wilde hem in zijne waardigheid herdellen,

maar J O A N N E S weigerde dit zoo lang, tot

Chaiif

hem vergunde,

de

de Wereld geheel te verla-

ten ( * ) .
J O A N N E S , zijn vermogen onder de armen, gevangenen ,

zijne flaven ,

fchonk,

zijne bloedverwanten , en eenige

verdeeld hebbende,
lem,

aan welke

ging vervolgens

hij de

vrijheid
Kerken,

naar

Jeruza-

alwaar h i j , in de nabuurfchap dier ftad, in

het Klooster van den Heiligen SABAS , met zijnen


voormaligen leermeester en vriend COSMAS , een Monnik werd.

Deze C O S M A S ,

Majuma,

werd wegens zijne Geestelijke

naderhand Bisfchop van


Liederen,
die

( * ) BASNAGE Hist. dc PEglife Tom. II. pag.

1278.

heeft bet ongeloofbare en ongerijmde van dit vertelfeltje


volkomen ontwikkeld.

G E S C H I E D E N I S .

159

IV
die bij de Grieken onder den Godsdienst veel geBOEK
bruikt werden, door ben MAaSof, (de Zanger,)
1
genoemd ( * ) . In het Klooster werd JOANI^ES ge- Afdeel.
V
field onder het opzigt van eenen ouden
Monnik, Hoofdft.
die hem de drengde zelfverloochening en volmaakt- iiaC. G .
fte Monnikengehoorzaamheid leerde , en ten dien Jaar 622.
tot 814.
einde verbood eenig werk te maken van geleerdheid
of dichtoefening; eens een klein lijkgedicht opgedeld
hebbende op verzoek des Broeders van eenen overledenen Monnik, dreef de oude man hem uit zijne
C e l , en naauwelijks konden eenigen der eerwaardigfte Monniken hem zoo ver bewegen, dat hij hem
vergiffenis fchonk, onder voorwaarde, dat J O A N N E S
alle vuilnis uit het geheele Klooster met zijne handen zou wegdoen. Deze begon ook op daande
voet zijnen arbeid; welke gehoorzaamheid den ouden Monnik zoo wel aanftond, dat hij hem omhelsde en aan zijne borst drukte.

Kort daar na verfcheen de Maagd M A R I A aar


den ouden Monnik in eenen droom, en beflraft<
hem, dat hij zijnen onderhoorigen van zijne geleer
de oefeningen afhield, hem tevens voorzeggende
welk nut hij daar door voor den Godsdienst en di
Kerk dichten zou. Van dezen tijd af kreeg J O A N
N E S nu volkomene vrijheid, om zijne wetenfchai )
algemeen nuttig te maken. Hij fchreef dan Geesre
lijke Gezangen, waar in zijn vriend C O S M A S hen I
hielp; en vervolgens die Boeken, welke nog onde r
zijnen naam voorhanden zijn. De Patriarch va 1
(*) Boven Bladz. M4.

ifjo
IV
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft
n a C , G,
Jaar 622
toe 814,

K E R K E L I J K E

Jeruzalem
Priester,

benoemde

hem wel tot Presbijter

om i n die d a d te leeren, maar hij keerde

toch naar zijn

Klooster terug,

H i j bleef z i c h be-

dendig verzetten tegen de vijanden van de Beelden


der Heiligen.

N a a r allen ichijn is hij niet lang n a

het jaar 752 overleden; want zijn

beftrijden van de

Kerkvergadering, i n dit jaar te Konftantinopolen

ge-

h o u d e n , is de laatde van zijne bekende verrigtingen.


H i j w o r d t als een Heilige vereerd.
gelijk wij z e i d e n , befchreven door
arch

van Jeruzalem,

fchrijver de pen gevoerd


Deze

JOANNES

leven

is*

Patri-

die 200 jaren n a hem ge-

l e e f d , en meer als Lofredenaar

baar Schrijver.

Zijn

JOANNES,

dan als Gefchied-

heeft.

van Damaskus

was een zeer vrucht-

W i j hebben (*_) reeds gewaagd v a n

zijn gevoelen over de leere Van het A v o n d m a a l , en


van

zijne

LUS

( f ) ; van zijne Wijsgeerige

verklaring

over de Brieven

fproken i n de befchrijving van den Haat


geerte i n dit Tijdperk ( ) ,
bijgeloovige

(**).

PAU-

is ge-

der

Wijs-

ook hebben wij van zijne

verering van de Maagd

beeld bijgebragt

van

gefchriften

MARIA

Verfcheidene

een voor-

kleine dukjes

daan onder zijne w e r k e n , van welke echter niet met


zekerheid kan bewezen
hem zijn.
Paaschfeest,

worden,

dat zij allen v a n

Z o o wordt hem eene berekening


(TTxa-^ix,Mov,

five

Canon

van het
Pafchalis,}
dus

( * ) Zie van hem boven Bladz. I32.

( f ) Bladz. 149.
( ) Zie Deel X I . Bladz. 177.
Zie boven Bladz. 115.

G E S C H I E D E N I S .

II

dus ook eene Rede over de genen, die in het ge- IV


BOEK
loof ontflapen zijn; zijne Geestelijke Gezangen, die
I
bij de Grieken tot heden toe in gebruik zijn, en Afdeel.
V
om welken zij hem JOANNES den Dichter noemen. Hoofdft.
Zij liaan met die van COSMAS en anderen onder de na C . G .
Poeta Grezci Christiani te Parys 1609 in Octavo. |aar 622.
tot 814.
De laatde en beste druk van zijne werken is door
MICHAEL

LE ouiEN

bezorgd te Parys

1712, in

twee Deelen in Folio.


Maar zijn meest vermaarde werk, hetwelk hem
als den voornaamden leerftelligen Leeraar, (dogmaticus,') uit de Christelijke Oudheid beroemd heeft
gemaakt, is zijne naauwkeurige verklaring van het
regtzinnig geloof, ( E K W cucpPvs tnt ofiohfyt
mtft,) thans verdeeld in vier Boeken, doch welke verdeeling, dewijl zij in de Handfchriften niet
gevonden wordt, men gist, dat eerst in de Westerfche Kerk, toen men dit werk in het Latijn vertaalde, gemaakt is naar het voorbeeld van het vermaarde Spreukboek, PETRI LOMBARDI Libri IV fententiarum.
In het eerfte Boek handelt hij over
God, zijn wezen, en eigenfchappen, ook over de
Drieeenheid; wijders over de Schepping. In het
tweede Boek fchrijft hij over de Voorzienigheid,
over de voorverrdinering, en over den val der
eerfte menfehen. In het derde Boek wordt de leer
van de menschwording, enperfoon,
de naturen,
het leven, dood en hellevaart van CHRISTUS voorgedragen. In het vierde Boek, zijne verrijzenis en
hemelvaart', vervolgens wordt gehandeld over het
geloof, over den doop, over de overblijffels en beelXII. D E E L .

dm

i6x

K E R K E L I J K S

den der Heiligen, over de Goddelijke wet en de


BOEK
zonde; over den Sabbath, over de befnijdenis, over
1
Afdeel. den Antichrist, en over de op/landing ten jongften
V
dage.
Hoofdft.
na C. G. Dit werk kan te regt aangemerkt worden, als beJaar 622 vattende de dotfom van alle onderzoekingen, verlot 814 klaringen, bepalingen, twisten, verleidden en drijd
van vele voorgaande eeuwen, in de oude Griekfche
Kerk, met betrekking tot Godgeleerde gevoelens,
hebbende DAMASCENUS alles bijeenverzameld, wat
Kerkvergaderingen, en Kerkvaders, bijzonder van
de IVde tot de Vilde eeuw, over het Christelijk
Geloof geleerd, gefchreven, en bedist hebben. Wat
de volledigheid van zijn zamendel betreft, dezelve
is niet in alle deelen evenredig. In de verklaring
van de leere der Drie'enheid, maar voornamelijk
van den perfoon en verenigde naturen van CHRISTUS kan hij aan geen einde komen. Ouk brengt
hij veel bij uit de Natuurkunde, Starrenkunde, Kerkelijke plegtigheden, Joodfche Godgeleerdheid enz.
hetwelk eigenlijk in een zamendel der Christelijke
Geloofsleere niet behoort, of dechts behoefde aangeroerd te worden. Aan den anderen kant wordt
van de Heilige Schrift, van de zonde, van het geloof, en van de Christelijke bekeering veel te weinig, en veelal enkel als in het voorbijgaan gefproken.
De orde van welke de Schrijver zich bediend
heeft, is niet meer dan dragelijk, fomtijds geheel
willekeurig; in het laatde Boek ontbreekt alle verband en zamenhang. Dit toont reeds duidelijk, dat
hier een wijsgeerig ontwerp in het geheel niet ten
IV

grond-

G E S C H I E D E N I S .

163

grondflag gelegd i s ; het is ook niet eene alge- IV


BOEK
meen kunstmatige fchikking; evenwel enkele ont1
wikkelingen van zekere leerdukken, inzonderheid Afdeel.
V
die, welke met den Godsdienst der rede verwant
Hoofdft.
zijn, hebben het gene haar aanprijst in denkbeelden, na C . G .
bewijzen, en gevolgtrekkingen. Als Uitlegger derJaar 622.
tot 814.
Heil. Schrift befchouwd, het geen voor een' Christelijken dogmaticus zoo onontbeerlijk i s , heeft de
Schrijver voldrekt niets uitnemends. Hij neemt de
bewijsplaatfen uit den Bijbel in den z i n , dien de
vermaardde Godgeleerden hebben voorgefchreven.
Ondertusfchen, dewijl zijn werk juist gefchikt was
voor de behoeften en naar den fmaak dier tijden, en
men daar in zoo gemakkelijk alles bijeen vond, wal
tot hier toe door de voornaamfle Kerkleeraren er
Kerkvergaderingen, over de Christelijke Geloofsleere
gezegd en bepaald was,en dewijl eindelijk deSchrij
ver zoo uitmuntte in het voorftaan van de Beeldei t
der Heiligen, behoeft men zich niet te verwonde
ren, dat hetzelve grooten opgang maakte in d
Griekfche Kerk. In de Westerfche Kerk werdt he
bekend door eene Latijnfche Overzetting in de X l l d
eeuw, van J O A N N E S B U R G U N D I O , eenen Regtsge
leerden te Pi/a; van welke zich ook P E T R U S L O M
B A R D U S , en naderhand ook T H O M A S van Aquino
en andere Scholastiken bediend hebben,
J O A N5N E
was trouwens de voorlooper der Scholastiken, wien
3
leerwijze zij volgden, fchoon zij veel verder gir
gen; ook kan men van hem zeggen, dat hij d
e
Scholastike en Dogmatifche of Pofitive Godgeleerc
heid heeft zamengevoegd, voor zoo ver hij fon
L a
tijc
s

ifj

K E R K E L I J K E

tijds den Wijsgeer met den Verzamelaar in dit werk


verenigde.

IV
BOEK

Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622.
toe 814.

Behalve dit werk heeft D A M A S C E N U S nog andere


leerdellige fchriften nagelaten, maar van minder beteekenis. Eene kleine verhandeling over de Heilige
Drie'enheid, die ten minden uit zijne werken getrokken i s , bevat,meestal in vragen en antwoorden,
de toenmaals gewone belijdenis van deze leere bijzonder ook de leere van C H R I S T U S . Zijne aanleiding
tot de eerfte beginfelen der Geloofsleere is grootendeels
eene bovennatuurkundige voorbereiding tot verdand
van de leere der Drieenheid; zijn gefchrift van de
zamengeftelde natuur is gerigt tegen de Monophyjten, die Hoofdeloozen, ( Acephali,) genoemd werden; insgelijks zijne lange verhandeling over de twee
willen en werkingen. Nog fchrijft men hem eene
verklaring van het geloof loc, die in het Arabisch
voorhanden i s , en waar van L E Q U I E N eene Latijnfche Vertaling gegeven heeft. Dezelve eindigt met
de betuiging, dat hij niet door zijne werken,
maar door het geloof in C H R I S T U S , deszelfs barmhartigheid, de voorfpraak der Heilige Maagd en van
alle de Heiligen, hoopt geregtvaardigd en zalig te
worden."

Maar het grootde van alle werken van D A M A S C E N U S , zijne heilige vergelijkingen, (rx tgx -irxex\\ t j A # , ) is eene leerdellig-zedekundige verzameling
ran uittrekfels, in welke hij de leere der Heilige
Schrift vergelijkt met plaatfen uit de Kerkvaders,
i ierst had hij dit werk in drie Boeken verdeeld,
vaar van het eerfte van God en Goddelijke zaken;
het

G E S C H I E D E N I S .

165
IV

het tweede van den toedand der menfchelijke z a k e n ;


maar het derde van deugden en ondeugden
de.

Maar

naderhand

geloofde

hij,

v o o r den L e z e r te zullen m a k e n ,

het

BOEK

handel-

I
Afdeel.
V

diendiger

wanneer

hij de

loofdir.

bijzondere onderwerpen i n

eene Alphahetifche orde laC. G.


D u s daan 'er 51 artikelen onder de Letter [aar 622.

bragt.

, bij voorbeeld: mgt A / S I K Stamros rtj? xyw **i


^asso-iss

Tgtxfos; mei

xtg, ra
de laatde
agxs

letter

rss

AQWAIOV

co dechts

xoti Y ^ X S

rubriek vindt men

1o> Qtov;

HVXI

tnxi rov Geov.

K%*\XMV1M

Daartegen heeft

n enkel artikel:

Bxvxla.

Onder

eerst een

:ot 814.

elk

aantal

nt^

artikel o f

Bijbelplaatfen,

die denzelven ophelderen o f bewijzen; en dan volgt


eene reeks van o v e r e n d e m m e n d e , dikwijls heel uitvoerige plaatfen, uit bijna enkel
deren.

Griekfche Kerkva-

O o k komen 'er plaatfen i n voor uit de twee

Joodfche Schrijvers P H I L O

en J O S E F U S ;

zedelijken i n h o u d , en gelijk

roem der Christelijke w a a r h e i d ,


anden

bevestigd

wordt.

doch van

de Schrijver z e g t ,
die ook door

D i t werk is

niet

tot
vij-

zonder

n u t , de meeste artikelen zijn van zedekundigen inh o u d ; ook vindt men daar i n een
plaatfen

uit

verlorene

fchriften

merkelijk

V o o r het overige had de Schrijver, op


fen,

ter

vele plaat

beter keuze kunnen d o e n ; ook is de Alphabe-

tifche orde niet zeer gefchikt voor het


min,

aantal

van Kerkvaderen,

g e b r u i k , t<

omdat de artikelen zelden onder de regte let


geplaatst

worden ,

gelijk

zelfs uit de bovei I

aangehaalde voorbeelden blijken k a n .


V a n andere Griekfche Dogmatici
L

van

dezen y 1
iS

MAXIMUI

166

K E R K E L I J K E

IV

is weinig; te zeggen. De Monnik M A X I M U S (*) heeft,


omtrent het midden der Vilde eeuw, over verfcheiI
Afdeel. dene onderwerpen, tot ^3e Geloofsleere behoorende,
V
gefchreven. Maar zijne twee Boeken over de leere
Hoofdft.
na C. G van God, en de memchwording van Gods Zoon, als
Jaar 622 , ook zijne verhandeling over de beide naturen in
tot 814 C H R I S T U S , en zijne Godgeleerde bepalingen, veren ande- fcheidene opdeden over den dubbelden wil van
ren.
C H R I S T U S , tegen de Monotheliten, zijne Godgeleerde Hoofdft ukken, of uitgelezen e plaatfen uit ver*
fcheidene Boeken, deels van onze, deels van uitheem fche, (Heidenfche,) Schrijvers, bevatten niets
belangrijks, dat men niet bij ouder Kerkvaders, of
ook bij J O A N N E S D A M A S C E N U S , die 'er gebruik van
gemaakt heeft, vinden kan. Veel belooft wel het
opfchrift van een werk van den Monnik A N T I O BOEK

CHUS,

die nog in het

jaar

629

in de

Laura,

of

het Klooster van den Heiligen SABAS te Jeruzalem


geleefd heeft, nctvliKlns rw xyixt yfxQrs, of vol'
ledig begrip der Heilige Schrift ( f ) , maar het
bevat, in 130 Hsofdftukken, enkel behalve eene korte
inleiding over het geloof, en eene verwerping en
vervloeking van alle Ketters bij name, in het laatde
Hoofdd.uk, zedelesfen , die deels uit de Heilige
Schrift , gedeeltelijk uit de Kerkvaderen ontleend
zijn.
SIDORUS

Merkwaardiger is de leerdellige verzameling van


isi(*) Zie van hem boven Bladz. 149.
( j ) Biblioth. Patr. Paris. Tom. XII.

GESCHIEDENIS.

167

van Hispalis. In een Boek van algemee- IV


BOEK
nen inhoud, (de dijferentiis, Jive proprietate verI
Afdeel.
borum,) brengt hij reeds niet weinige ophelderinV
gen bij van leerdellige denkbeelden.
(Libr. U. loofdft.
de diferentiis fpiritualibus verborum.) Ook in zijn ia C. G.
Encyclopedisch werk, (Originum Jive Etymologia- Jaar 622.
tot 814.
rum Lihri X X , ) handelen het Vilde en VlIIfle
Boek van dergelijke onderwerpen, van den naam en van Hiseigenfchappen Gods, van de Drieenheid, van E n - palis.
gelen en menfehen, van geloof en van alle Ketterijen Doch zijn hoofdwerk in dit opzigt, (*
tent'iarum Libri tres,) is voor de Westerfche Kerk
het voorbeeld van eene leerjlellige leerwijze geworden en gebleven, tot de tijden der Scholastieken..
in de Xlde eeuw.
In dit werk verzamelt hij d<
leer/lellingen espreuken,
( fententi* van dezelfdj
beteekenis als dogmata,) uit Kerkvaders, eigenhjl
uit A U G O S T N U S , en voornamelijk uit het werk va, I
G R E G O R I U S den Grooten. Hij is dus van rhe klas!
van Godgeleerden, die onder den naam van jet,
tentiarii of pofmvi zijn bekend geworden. Eiger
lijk is zijn eerde Boek alleen tot het leerdellige b
hoorende; het tweede en derde is zedekundig e n

ISIDORUS

beoefenend. In het leerdellige heeft hij weinig >f


niets van zijn eigen, en dit is zoo oppervlakkig )f
ongepast, dat het niet verdient in aanmerking geti >
n te worden; 'er is zeker veel onder, hetwe Ik
de Scholastieken naderhand hebben kunnen gebrt liken,
maar zijne leerwijze is echter veel van de
hunne verfchillende.
m e

Het door hem gebaande fpoor werd ook betree en


1

L 4

d (

IOC

T A J O van

if)8
IV

K E R K E L I J K S

door eenen anderen Spaanfchen B i s f c h o p , T A J O van

BOEK

Ctefaraugusta, ( Saragosfa, ) dezelfde die i n het


I
Afdeel. jaar 649 een gefchrift van den Roomfchen Bisfchop
V
G R E G O R I U S den Grooten, i n een nachtgezigt, te
Hoofdft.
Rome zal ontdekt h e b b e n ; geen wonder dus , dat
na C . G
Jaar 622 , hij uit deszelfs werken eenvoudig een dergelijk Boek
tot 814 zamendelde, als ISIDORUS , (Libri F Sententiarum,)
doch hetwelk niemand waardig gekeurd heeft te l a Cajfarauten drukken ( * ) .
gusta.
ILDEFONSUS.

Het

beste w e l van alle Godgeleerde

fchriften i n

de Wener fche K e r k was zeker dat van eenen


ren Spaanfchen B i s f c h o p , I L D E F O N S U S
(Liber

adnotationum de cognitione baptismi.)

Z i j n oogmerk

ande-

van Toledo,
(f)

was i n hetzelve alle noodige k u n d i g -

heden te vervatten v o o r eenen C h r i s t e n , die gedoopt


zal w o r d e n , en eenen, die reeds gedoopt i s .

Hij on-

derwijst hen eerst kortelijk over de D r i e e n h e i d , en


de Schepping

des menfehen,

vervolgens komt hij

op de M e n s c h w o r d i n g van C H R I S T U S , en de fchikkingen

van G o d omtrent

fehen;

hij

van

befchrijft

de

herdelling des men-

den D o o p van J O A N N E S

en

C H R I S T U S ; en toont a a n , hoe men die genen

tot het Christendom z a l l e i d e n , die 'er eenen


keer van laten blijken.

af-

T h a n s gaat hij den onder-

w i j z e l i n g , (Catechumemis,)

van dap tot

ftap n a ;

hij verklaart deszelfs n a a m , en alle zijne voorbereidingen tot den D o o p , inzonderheid de bezweerin-

M A B I L L O N . Anal. vet. aviTom.


II. pag. 62.
( t ) In S T E P H A N I I . BALUzii. Miscellan.
Libr. V I .
<>ag. I - l 03. fqq.
( * )

G E S C H I E D E N I S .

169

IV
gen, door welken de Duivel, (Zabulus,) zigtbaar
BOEK
bedwongen wordt; zijne zalving; maar hoofdzakel
lijk het Symbolum of de Geloofsleuze, die men hem Afdeel.
V"
moet overgeven. Deszelfs Apostolifchen oorfprong
Hoofdft.
onderdellende, verklaart hij alle de woorden, om- na C . G .
dat daar in alle leerdukken, (Sacrament'a,) begre- Jaar 622.
tot 814.
pen zijn. Langst houdt hij zich op bij de leere van
CHRISTUS. De Heilige Schrift merkt hij meermalen , verbonden met de leer der Kerkvaderen,
aan, als de bron van den Godsdienst; men moet
in dezelve die Boeken, welke van alle Katholieke
Gemeenten aangenomen zijn, dellen boven die genen , welke fommige Gemeenten niet aannemen. In
de Opftanding, zullen de ligchamen der Heiligen
Geestelijk, dat i s , in volmaakte fchoonheid, opftaaii; maar de ligchamen der Goddeloozen met derzelver gebreken en wanftaltigheden. Die genen zullen de zachtde draden lijden, die, behalve de erfzonde , geene andere, of dechts geringe zonden bedreven hebben. Tot aan de Opdanding zullen de
zielen der overledenen in zekere verborgene bewaarplaatfen opgedoten zijn. Gedurende dezen tijd bekomen zij door de overgeblevenen eenige verligting,
gedeeltelijk, wanneer het offer des middelaars voot
hun geofferd wordt; gedeeltelijk, wanneer 'er aal
moezen in de Kerk gedaan worden. Eindelijk ver
zelt hij den doopeling tot het doopwater, en dewij
hij dit met de roode zee vergelijkt, ontleent hij vel<
geheimzinnige toepasfingen uit de Gefchiedenis dei
Israliten voor den Doop. De Doop, welks pleg
tigheden hij ook befchrijfr, zal de erfelijke en da
L 5
d e

170
IV
BOEK

I
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

delijke zonden wegnemen. Daar is drierlei Doop;


des waters, des bloeds, en der boete.
Door de
uiterlijke zalving der gedoopten komt de H . Geest
inwendig over dezelven, zoo als hij ook door de
oplegging der handen over hen komt.
Door het
dagelijksch brood moet men elk geheiligd hulpmiddel der geloovigen, (Sacramentum pdelium,} verdaan, hetwelk zij in den tijd tot het verkrijgen der
eeuwige gelukzaligheid noodig hebben. Dus ook
het Heilig Avondmaal; want, nademaal CHRISTUS
het levende brood van den hemel is: zoo bidden
wij heel gepast, dat hij ons dagelijks gegeven worde ; of dat wij in hem blijven, en hij in ons wone; want dat i s , zijn vleesch eten en zijn bloed drinken. Hoe is dan, vraagt ILDEFONSUS, het brood
zijn ligchaam? En wat heeft de drinkbeker, dat
hij zijn bloed is? Men noemt dit, antwoordt hij,
daarom Sacramenten, omdat men iet anders ziet,
en iet anders verdaat. Het eerde heeft eene ligchamelijke gedaante, het andere eene Geestelijke vrucht.
Om het ligchaam van CHRISTUS te verdaan, moet
men den Apostel hooren, die zegt: Gij zijt het
ligchaam van CHRISTUS, en zijne leden. Indien
gij dan dit zijt, zoo ligt de verborgenheid op de
tafel des Heeren; gij hebt uwe verborgenheid tot
het gene gij zijt, ontvangen, en door uw Amen
onderfchreven. Wederom zegt de Apostel van dit
Sacrament: Wij velen zijn n brood en n ligchaam. Want het brood wordt in vele koorntjes,
en de wijn uit vele bezin, en uit beiden ontdaat
eene eenheid. Eindelijk volgen 'er nog voorfchrif-

G E S C H I E D E N I S .
fchriften

171
IV

en gebeden voor de nieuwgedoopten.

In het tweede Boek van dit w e r k ,

(de

BOEK

itinere de-

de Afdeel.
V
voorfchriften opgegeven, welke den gedoopten t o t
Hoofdft.
het doel der zaligheid leiden k u n n e n ; maar het be- na C . G .
vat voorts z o o vele myftieke uitleggingen, dat men Jaar 622.
tot 814,
'er weinig aanmerkingswaardig i n vinden k a n .

ferti,

Hoe
ken,

qua pergitur post baptismum , )

worden

vruchtbaar ook B E D A zij i n godgeleerde weri n het eigenlijk leerdellige hebben

wij echter

niets van h e m , dat men hem met zekerheid kan


toefchrijven.
Trinitate

H e t gefchrift,

Commentarius ,

in librum

dat onder

fiaat, behoort hem zeker niet.


over

de Drieenheid onder

Boethii de

zijne

werken

E e n bijzonder Boek

zijnen naam

ligt

ondei

de Handfchriften van eene Engelfche Bibliotheek ( * ) .

BEDA.

Omtrent eene talrijke verzameling van zedefpreuken,


fcintillce five Loei Communes, is men onzeker.
Van

A L C U I N beeft men een w e r k : de fide fancta

et individu* Trinitatis,
Carolum M.

ad gloriofum Imperatoren

Deo devotum Libri

hem i n het jaar

III.. hetwelk

802 o f 803 o p g e d e l d ,

doch

een groot gedeelte uit een dergelijk werk

vat
vooi

van A U

G U S T I N U S ontleend i s . In een klein gefchrift: dt


Trinitate

ad

Fredegifum

Qtiastiones X X V I I I .

antwoordt hij deze hem voorgedelde

vragen;

be

ALCUIN

doel

zonder veel voordeel v o o r de eigenlijke Godgeleerdi


vvetenfehap.

N o g is 'er een gefchrift

door M O N T F A U C O N
1

ontdekt:

van A L C U I N

>

Libellus de procesfio

ne fpiritus fancti ad Carolum M. , i n welks eerft

dee
(*_) CAVE Hist. Litter. Fel. I. pag. 616.

172

K E R K

E L IJ K E

IV

deel hij bewijst, dat de Heilige Geest uitgaat van


BOEK
den Vader en den Zoon; in het tweede, dat hij de
I
Afdeel ; Geest des Vaders en des Zoons i s ; in het derde,
V
dat de Vader en de Zoon hem gezonden heeft.
Hoofdft
Da C . G _ Doch het denkbeeld van uitgaan wordt door hem
Jaar 625 geheel niet aangeroerd.
toe 814
Schotfche of
Ierfche
Monniken.

Zedeleere

Onder de Ierfche Monniken, die men ook Schotten noemde , onder welken vele geleerde lieden
waren, meent men, dat fommigen vrijer en douter
dan de overige Godgeleerden over de leerdellige godgeleerdheid hebben gedacht en geleerd, .zoodat men
hen voor de eerfte Leeraars der Scholastieke Godgeleerdheid in Europa zou moeten houden; de beroemde B E N E D I C T U S , Abt van Aniane, omtrent
het begin der IXde eeuw ( * ) , noemt hen de voornaamde Schoolleeraren van zijnen tijd. , , Zij bedienen z i c h , " zegt hij, van eenen misleidenden
Syllogismus, met welken zij bewijzen, dat 'er even
zoo wel eene Drieenheid van Zelftandigheden als
van Perfonen is. Wanneer de misleide Toehoorder
hun toedemming geeft, befchuldigen zij hem, dat
hij drie Goden vereert; maar ontkent hij, dat de
drie Perfonen ook zoo vele Zelfftandigheden zijn,
dan werpen zij hem tegen, dat hij de Perfonen niet
erkent."

De zedeleer van dezen tijd bedond in verzamelingen van fpreuken, uit den Bijbel en uit de Kerkvaderen, uitweidingen over bijzondere deugden en
ondeugden, oefeningen van Godsvrucht en Godvruch-

(*) In

BALUZ.

Miscell. Libr. V. pag. 54.

G E S C H I E D E N I S .

173

vruchtige gebruiken, aanwijzingen te geven van boe- IV


BOEK
te en drenge tucht, en hen, die tot volmaaktheid
I
wilden dreeven, te wijzen tot de navolging der Afdeel.
V
Kluizenaren en Monniken. Zoodanige waren de fchrif- Hoofdft.
ten Van J O A N N E S D A M A S C E N U S ; M A X I M U S , ISIDO- na C. G .
R U S van Hispalis, en B E D A , van welken reeds ge- Jaar 622.
coc 814.
waagd is geworden.
Van gelijken aard zijn de
X X I V Ethifche en Ascetifche Verhandelingen, als
ook de Brieven van D O R O T H E U S , een' Abt in PaUftina, waarfchijnelijk in de eerde tijden der Vilde
eeuw ( * ) . Van T H A L A S S I U S , een' Abt in Liby, in het midden dier eeuw, vierhonderd Zedefpreuken, van de opregte liefde, van het kuifche
leven, en van de beheering des gemoeds ( f ) -
Ook van J O A N N E S C A R P A T H I U S , een Troostfchrifi
aan de Indifche Monniken, doch waar van alleen
de Latijnfche Vertaling van den Jefuit P O N T A N U S
gedrukt is ( ) .
Van A L D H E L M , een' Angelfakfisch Dichter, heef
men behalve zijn Lofgedicht op den Maagdelijkei
Staat, een tweede, of een vervolg van hetzelve:
over de acht Hoofdondeugden (**). Deze zijn bi i
hem, gelijk ze ook C A S S I A N U S opgeeft, zwelgzucht
dartelheid, geldgierigheid, toorn, ingewortelde treu
righeid, angstvalligheid des harte, ijdele roemzucht
en hoogmoed; het gedicht is eene middelmatige na
volging van C A S S I A N U S .
(*") In FRONT. Ducai Auctuar. PP. T. I. p. 743( t ) M4. pag. U79() In Biblioth. PP. Colm. Tom. VIL pag- 627.
(**) In CANIS. Lectt. Ant. Tom. I. pag. 7557^ A

174

K E R K E L I J K E

IV

ALCUIN fchijnt, in zijn klein zedelijk Handboek,


de virtutibus et vitiis Liber , meer te beloovenAfdeel , hij Helde hetzelve o p , ter begeerte van den Graaf
V
WIDO. Hij loopt ook de acht Hoofdndeugden door
Hoofdft
naC. C 1 maar in eene andere orde, gevende aan den Hoog.
Jaar 62 s. moed de eerde plaats. Wie eene van deze ondeugtot 814
'den heeft, zegt h i j , en zonder biecht en boete
derft, die is eeuwig verdoemd. Ook befchrijft hij
vier deugden: Voorzichtigheid, geregtigheid, dap.
perheid, en matigheid, die bij hem, ingevolge de
leerwijze van ARISTOTELES, de vier Hoofddeugden
zijn.
PredikaMen kan uit deze gedeldheid der Zedeleere reeds
tin.
opmaken, welke de heerfchende fmaak in deze tijden geweest z i j , ten aanzien van Predikatin of
Kerkredenen. Hoe zeer KAREL de Groote pogingen
deed, om daar in verbeteringen te brengen, men
vond 'er tot hier toe dezelfde gebreken i n , 'als in
de naastvoorgaande eeuwen, zoo ten aanzien van
de uitlegging des Bijbels, die men op den Kanfel
bragt, als ten aanzien van de Godzaligheid, die
men aanbeval.
BOEK
r

Twee vermaarde Predikers van de Vilde en Vlde


eeuw kunnen hier tot voorbeelden dienen. De Heilige ELIGIUS of E L O I , Bisfchop van Noyon, uit
wiens Predikatin wij reeds elders ( * ) eene plaats
hebben aangehaald. Men heeft X V I Leerredenen,
die zijnen naam dragen ( f ; , doch welke door vele
la(*) Zie Deel XI. Bladz. 371.
( t ) In Bibl. PP. Colon. Tom. V i l . p. 252-254.

G E S C H I E D E N I S .

175

IV
later Schrijvers niet voor de zijne erkend worden.
BOEK
Eenigzins wordt dit vergoed, doordien de Heilige
I
A U E N of A U D o N u s , de gemeenzaamfte vriend van Afdeel.
V
ELIGIUS ,
en Aartsbisfchop van Rothomagum ,
Hoofdft.
(Rouen,) tot aan het jaar 683, ons een uittrek- na C. G .
fel der Zedelesfen bewaard heeft, uit de Kerkrede- Jaar 622.
tot 814.
nen van E L I G I U S , in eene verhandeling, de rectitudine Catholic<e converfationis, welke aan A U G U S T I NUS is toegefchreven, en onder deszelfs werken gevonden wordt, uit welke verhandeling de ftraksgemelde plaats genomen is.
Van de Predikatin van B E D A is reeds aangemerkt , dat de meesten, die in zijne werken daan,
niet echt zijn, fommigen echter zijn boven allen
twijfel van onechtheid. De gewoone gang van dezelven is deze, dat eene voorgelezene Bijbelplaats
omdandig, doch even zoo dikwijls allegorisch en
tnyjlisck, als letterlijk, verklaard wordt, waar b i
dan dichtelijke toepasfingen gevoegd worden. Dal
h i j , gelijk anderen in de Westerfche Kerk, door
gaans in het Latijn gepredikt heeft, alhoewel dezt
taal in fommigeLanden geheel niet, in anderedecht;
verminkt en verbasterd in gebruik was, zoodat dergelijke voordellen in deze taal voor de Ongeleerder
voldrekt onverdaanbaar moesten zijn, leidt ons tol
de gisfing, of niet wel de Predikatin van dezer
tijd grootendeels enkel voor de Geestelijkheid bedemd zijn geweest. Voor de Ongeleerden geloofd*
men genoeg gezorgd te hebben, als men hen d<
Apostolifche Geloofsbelijdenis en het Onze Vade\
liet van buiten leeren, welke beide opdeden BED^
ii

176

K E R K E L I J K E

in het Angelfakfisch vertaalde, ten dienfte vanPries.


BOEK
ters, die geen Latijn verftonden, ten gcbruike bij
I
Afdeel. hun onderwijs, K A R E L de Groote wilde, gelijk wij
V
te voren gezien hebbe, dat ieder Bisfchop zijne PreHoofdft.
dikatin heel duidelijk in Boerenlatijn of in de
na C. G.
Jaar 622. Frankifche taal vertalen, en ze houden zou op eene
tot 814. wijze, welke voor ieder eenen verdaanbaar was.
IV

Z E S D E

H O O F D S T U K .

Godsdienstwisten. Paulicianen.
Nestorianen en
Monophyfiten. Monothelitifche Twisten.
Maroniten. Adoptiinen. Verfchillen over de
Beelden der Heiligen.
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
'tot 814,

D a a r 'er zoo weinig gelegenheid en genegenheid


was, om de Geloofsleere der Christenen te onderzoeken , en op te helderen, en men algemeen dechts
ijverde, voor het gene de Vaders gezegd hadden,
zoo waren ook de meeste verfchillen en twisten
onder de Christenen , in dit Tijdvak, takken
van voorgaande; het Muhammedanendom, hetwelk
zoo geducht was voor den uiterjken welvaart van
het Christendom, werkte niet behoorlijk op geleerde
onderzoek , waar bij de Christenen zoo veel zouden
hebben kunnen winnen, om zelve rcgte kennis van
hunnen Godsdienst te verkrijgen; terwijl een verfchil, het eenige nieuwe, in dit Tijdvak, hetwelk
echter eigenlijk het Geloof niet betrof, door gebrek

aan

G E S C H I E D E N I S .

177

aan kundige lieden, nu ten voordeele van het Bij-

IV
BOEK

geloof beflist werd.


1
Voordat wij tot de bijzonderheden der Kerkelijke Afdeel.
VI
twisten overgaan, verdienen zulke Schrijvers gemeld Hoofdft.
na
te worden, die van Ketterijen in het algemeen ge- C . G .
fchreven hebben. Edn derzelven is TIMOTHEUS, Jaar 622.
tot 814.
Presbijter te Konftantinopolen, omtrent het midden
der Vilde eeuw, dien echter CAVE (*) voor den- Schrijvers
over de
zelfden gehouden heeft, met eenen TIMOTHEUS, Ketterijdie in het jaar 511 Patriarch in deze Hoofddad en in het
geweest is. Zijn gefchrift over de genen, die in gemeen.
TIMOTHEde Heilige Kerk overgaan , is eerst door MEUR- U S .
SIUS ( f ) ,

daar na door COMGEFISIUS ( ) ,

en ein-

delijk veel vollediger door COTELIER (**), in het


licht gegeven.
Dat dit gefchrift dan korter dan
vollediger voorkomt, i s , omdat het tot de Liturgn
der Grieken behoorde, en daarom van elke Gemeente
Willekeurig veranderd of vermeerderd werd.
TIMOTHEUS verdeelt in hetzelve de Ketters in
drie klasfen, in zoo verre zij zich met de Katholijke Kerk vereenigen willen. In de eerfte daan dezulken, die ten dien einde gedoopt moeten worden;
zoo als'de Taskodrugirs,
eene fekte in Galati,
die met den Doop den fpot dreven, en de menschwording van CHRISTUS ontkenden; de Akkaphorenl (Aquarii,)
ook Hydroparastaten genoemd,
die
( *) Hist. Liiter. SS. Eccles. Vol. I. p. A97( f ) In Var. Divinis Lugd. Bat. 1619.
( 5 ) Nor. Auct. Gr.tcolatinor. P P . T. II. p. 449.
(**) Monum. Eccles. Gr. T. III. p. 377.
XII

DEEL.

173
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

die God in het Avondmaal water in plaats van


brood offeren; de Manichen; de Markof<eers, die van M A R K U S ,

een' medeleerling van c o -

, den naam hebbende , het Avondmaal


fchandelijk misbruiken, en eenen zeldzamen Doop
hebben; de Elcefiten, die de verloochening van
het Christendom enkel met den mond voor onberispelijk verklaren; de Nepotidnen, van N E P O S ,
die een aardsch rijk van C H R I S T U S voor 1000 jaren
op de Joodfche wijze verwachtten; de Pelagianen en Calestidnen; de Melchifedekianen, die
thans, zegt hij, Attinganen heeten, omdat zij zich
niet laten aanraken, halve Joden in het vieren van
den Sabbath; eindelijk de Simonianen, Mnan'.
drianen, Bafilididnen, Nicolaten, Marcioniten, en
anderen , die met hen eensgezind zijn.
Tot de
tweede klasfe rekent hij die Ketters , die niet weder gedoopt, maar alleen met den Heiligen Olie gezalfd moeten worden; te weten, de Sahbatdnen, ook
Quartadecimanen genoemd , de Novatidnen, die
de boete verwerpen, en Pafchen op de Joodfche
wijze vieren; de Ariahen, Macedonidnen en Apollinaristen. Eindelijk behooren tot de derde klasfe
zulten, die bij hunnen overgang tot de Regtzinnigen enkel noodig hebben, hunne Ketterij en die
van anderen te vervloeken; hoedanigen zijn de Meietidnen, Nestoridnen, Eutychianisten", Dioskoridnen, Jacobiten, en de overige Acephali. Te weten, zoo vervolgt h i j , nadat de Kerkvergadering
van Chalcedon DIOSKORUS had afgezet, hebben zijne vrienden zich van de Heilige Kerk afgefcheiden,
LARBASUS

en

G E S C H I E D E N I S .

179

IV
en zich Twijfelaars, ( Ai^ivs^svs,) genoemd. Zij
BOEK
zelve hebben zich vervolgens in twaalf partijen verI
deeld: Acephali, die het Henotikon van ZENO niet Afdeel.
VI
aannemen; de Dioskorianea; de Condobauditen,
3oofdft.
dus naar een huis in Konftantinopolen genoemd, ia C . G,
waar zij hunne vergaderingen hielden; de An- [aar 622.
tot 814.
geliten, die wel den Vader, Z o o n , en H . Geest
van eikanderen onderfcheidden; maar te gelijk beweerden, dat geen derzelven van nature God i s ,
maar iet gemeenfchappelijks heeft, te weten, de op
zich zelve bedaande Godheid, welke zij ook G o d ,
Wezen, Natuur noemden; elk die daar aandeel aan
heeft, is G o d ; hunnen naam hadden zij van hunne
vergaderplaats te Alexandri; - de Paulianisten, die
dechts zekeren PAULUS MELANUS voor regtzinnig
erkennen; de Petriten, Cononiten, Efaianiten,
en Niobiten, die even zoo dachten van PETRUS
MONGUS, zekeren

CONON, ESAIAS en

STEFANUS,

en NIOBES; verders de Maroniten, die de vierde en de twee volgende Oecumenifche Kerkvergaderingen verwerpen; in het Trifagium,
(driemaal
heilig,) de kruifiging invoegen, ook ( * ) die dechts
nen wil en ne werking in CHRISTUS toelaten;
zij hebben hunnen naam van het Klooster Maro in
Syrii eindelijk de Tritheiten, die met PHILOPONUS drie verfcheidene wezens en naturen in de
Drieenheid aannemen, en de opdanding der lig/

cha-

(*) Waarfchijnelijk is hier het-woord Monotheliten


uitgevallen. Anders hebben wij hier geene XII maai
flechts XI partijen.
M

1S0
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G,
Jaar 622
tot 814

K E R K

E L IJ K E

chamen ontkennen. Dit gefchrift van T I M O T H E U S


kon de Katholijke Bisfchoppen onderrigten, hoe zij
de zoogenoemde Ketters in hunne Gemeenten weder konden aannemen.
Van een dergelijk Boek , maar veel uitvoeriger ( * ) , heeft J O A N N E S D A M A S C E N U S ook niet
veel eer. Hij heeft daar in E P I F A N I U S , T H E O D O R E TUS,
en T I M O T H E U S uitgefchreven, en daar bij
een berigt gevoegd van de Ismaliten of Muhammedanen; hetwelk over het geheel onvolledig en
gebrekkig i s , hoewel 'er het een of ander goeds in
mogt voorkomen. Hier op volgt bij hem nog eene
fchets van twee Christelijke partijen. Van de n e ,
welke hij Christenbefchtildigers , ( y^nn.wY.xrY^
fo,) noemt, zegt hij, dat zij de Christenen befchuldigden, als of zij de Beelden van C H R I S T U S , de
onbevlekte Maagd, Heilige Engelen en der Heiligen, even zoo vereerden, als de Heidenen hunne
Afgoden. Zij werden ook Beeldflormers genoemd,
omdat zij de Beelden overal vernielden; als ook
Leeuwsgezinden, (9-vjAOAtovlz,)
omdat zij de vereerers der Beelden woedend vervolgden. De andere
dezer partijen, (hnoe%i<;iu of Acf<2*,) befchrijft
hij als lieden, die hunne eigene eere,
zochten , en zich noch aan de geregtigheid Gods, noch
aan zijne Priesteren, onderwierpen; zij volgden de
Ketterij der zefzondigenden, (Aw7rgoa-no7rliv,) fpoorden Kanonieke wetten o p ; en alhoewel zij gemeene
lieden waren, evenwel zonderden zij zich van de
Kt*

(*) De Hcercfibus Co'mfend. T. I. Opp. p. 76-11?.

G E S C H I E D E N I S .

181

Katholieke Kerk af. Op de wijze der Euchiten of IV


BOEK
Masfalianen, leerden zij de Asketen, zich van den
I
openbaren Godsdienst te onthouden, en met de ge- Afdeel.
VI
beden in de Kloosters te vergenoegen. Oneens onHoofdft.
der malkanderen, gaven zij zich het voorkomen na C . G .
eener ftrenge tucht, en zochten malkanderen te Jaar 622.
tot 814.
overtreffen. Sommigen van hen gebruikten noch
D o o p , noch Avondmaal; anderen groeteden het
kruis, noch de Beelden der Heiligen niet; en wat
het ergde van allen was, zij namen geene Priesters
aan. Men kan niet ligt bedenken, welke partij D A M A S C E N U S hiermede bedoeld hebbe; want dat het de
Manichen zijn zouden,gelijkLE Q U I E N gegist heeft,
heeft weinig fchijn.
Tegen enkele Ketterfche partijen heeft D A M A S C E '
N U S insgelijks bijzondere fchriften opgefteld; waa
onder zou kunnen geteld worden eene twistrede tas
fchen eenen Saraceen en Christen. Een groot ge
deelte van den Grekfchen Tekst derzelve heeft LI
Q U I E N getrokken uit de gefprekken van T H E O D O R U
ABUCARA,
eenen Bisfchop in Palaftina of Syri 9
die ze uit den mond zeiven van D A M A S C E N U S om
vangen had; zoo zelfs niet dit geheele opdel hei 1
toebehoort. De fchriften van dezen Bisfchop hec: t
te Ingolftad 1606 in 4to. en L E D U C )(
verzameld.
De Christen Leeraren hadden, gelijk gezegd is , Manichein dezen tijd, veel te drijden met oude Ketterfcl en; PauHcuuen.
aanhangen, welke thans weder te voorfchijn kw; 1me:

GRETSER

1.

(*) DUC^US Auct. PP. T. I. p. 367.

M 3

K E R K E L I J K E

iSi

IV
BOEX
I
Afdeel.
VI
Hoofdl.
pa C . G
Jaar 622
tot 814

men.

D i t was het geval met de Manichen,

die

federt de V i l d e eeuw z i c h i n eene merkelijk veranderde gedaante, onder den naam


vertoonden,

en

zich

langen

van

tijd

Paulicianen,

daande h i e l d e n ,

niet alleen i n het Griekfche

K e i z e r r i j k , maar o o k i n

het

door

G e b i e d der Chalifen;

ontdonden
eeuw

a f breidden zij z i c h

Landen uit.
Patriarch

hen te vervolgen

zelfs kleine o o r l o g e n ; en van de X l d e


ook i n de

Westerfche

Hunne Gefchiedenis is door PHOTIUS,

v a n Konftantinopolen,

en PETRUS SICU-

L U S , die v a n het Keizerlijke H o f , als G e z a n t , naar


Armeni,

het nieuwe Vaderland van dezen

gezonden w e r d , befchreven (*").


haal van PHOTIUS ,

aanhang,

Volgens het ver-

waren het PAULUS

en JOAN-

NES , Z o o n e n van CALLINICE , te Samofata


ri,

waar te voren reeds het Manichendom

had,

die hetzelve

eeuw

weder

omtrent

vernieuwden.

het

i n Sygebloeid

midden der V i l d e

H e t fchijnt

z e l f s , dat

hunne Moeder h u n hetzelve had ingeboezemd.


het eerst plantten zij hunne gevoelens
meni.

N a a r den oudden

zij den naam

Paulicidnen.

kreeg zekere Armenir,

dezer
Doch

voort i n

In
Ar-

Broederen hadden
n a eenigen

tijd

KONSTANTINUS, maar die

z i c h zeiven SILVANUS noemde, een grooter

aanzien

bij
( * )

PHOTIUS

FAUCON

Contra Manichaos Libri I V . in

Bibl. Coiin. pag. 349. et j .

c.

WOLF

Cr. Tom. I . pag. 1-226. Tom. II. pag. 1-283.


haal van

PETRUS

SICULUS

is door den Jefuit

MONT-

Anecd.
Het ver-

MATTH. RA-

D E R uitgegeven te Ingolftad 1604. in 4to. en ftaat ook


in Bibl. P P . Max. Lugdun, T. X V I . p. 753.

G E S C H I E D E N I S .

183

IV
bij deze partij, dan de beide Broeders. Hij wilde
BOEK
voor dien S I L V A N U S gehouden zijn, van wien P A U 1
L U S in zijne Brieven gewaagt, en wendde voor, Afdeel.
VI
dat hij van dezen Apostel gezonden was. Van
Hoofdft.
Mananalis, een vlek bij Samofata, begaf hij zich na C. G .
naar Cibosfa, een klein plaatsje in Armeni. Be- Jaar 622.
tot 814.
halven een mondelijk onderwijs, wilde hij, dat zijne
aanhangers alleenlijk de fchriften der Euangelisten
en Apostelen lezen zouden, terwijl hij, in fchijn ,
alle Manichefche Boeken verwierp, alhoewel hij,
in den grond, derzelver inhoud behield, en de gemelde heilige fchriften naar derzelver zin verdraaide.
Nadat hij zeven en twintig jaren lang vele inwonen
van Armeni op zijne zijde gebragt had, gaf d<
Keizer K O N S T A N T Y N zijnen Bevelhebber S I W E O N ir 1
last, om hem te draffen, en de medegenooten zij
ner dwaling, indien zij zich wilden bekeeren, aai t
de Katholijke Leeraren ter onderwijzing over te ge
ven. S I M E O N nam K O N S T A N T I N U S . met alle zijn
aanhangers gevangen , en maakte met de genen 1
die geneigd waren, hem te verlaten, de gemeld I
fchikking , maar gebood den overigen , hunne I
Leerarte fteenigen. De meesten konden daar to
niet gebragt worden; maar zekere J U S T U S , dien h j
tot Zoon aangenomen had, gaf hem den doodeli
ken worp met eenen deen. Ondertusfchen biet f
niet alleen de grootde hoop bij zijne leerdellingen >
maar SIMEON zelf, .verleid door gefprekken mi :t
hen, voegde zich heimelijk bij hen; en drie jare n
daar na van het Hof ontvlugt zijnde, ging hij na: ir
Cibosfa, alwaar hij zich tot Leeriiar onder deze g
M 4
zin i-

184

K E R K E L I J K E

IV

jzindte opwierp, en den naam T I T U S aannam. Dan


na een driejarig gelukkig flagen van zijne werkzaamI
Afdeel. heid, werd ook hij ongelukkig. De voorgemelde j u s VI
r u s wierp hem de plaats van den Apostel voor:
Hoofdil.
na C . G, Door hem zijn alk dingen gefchapen, enz., en
Jaar 622. zeide:
Misfchien waren zij beiden bedrogen, en
.tot 8.14.
bedrogen ook hunne aanhangers, terwijl zij geloofden, dat de Schepper van Hemel en Aarde niet dezelfde zij met den waarachtigen God en Vader van
den Heere C H R I S T U S ; maar een ander, den Apostelen
onbekend. Hier over geraakten zij met malkander
in een lievig verfchil. J U S T I N I A N U S I I , die toen
regeerde, hier van kennis gekregen hebbende, liet
onderzoek doen naar deze gezindte, en veroordeelde
de genen, die ze niet verlaten wilden, met S I M E O N
ten vure. Onder de genen, die deze ftraffe ontkwamen, was ook.de Armenir P A U L U S , met zijne
Zonen GEGN.'ESIUS en T H E O D O R U S . Van hem <*eoofden vele Paulkianen, dat de naam van humie
martij oorfpronkelijk was. Maar tusfchen zijne Z o len, van welken hij den oudden tot Leeraar aan1lelde, en hem T I M O T H E U S noemde, ontftond een
;oo hevige twist, dat de Gemeente, zoo lang zij
] eefden, gefcheurd bleef.
In de eerde tijden der VIITde eeuw, liet Keizer
G E G N . E S I U S naar Konjlantinopokn
I E O de Ifaurir
omen, en door den Patriarch aldaar over zijnen
iodsdienst ondervragen.
Hij beantwoordde alles
z 00 listig, met regtzinnige woorden, dat alle Toeti oorders hem van Ketterij vrijfpraken, en hij van
4 en Patriarch een getuigfehrift van regtzinnigheid,
BOEK

en

G E S C H I E D E N I S .

185

IV
en van den Keizer vrijheid kreeg, om zijne werkBOEK
zaamheden met volkomene vrijheid uit te oefenen.
I
Kort daar na echter begaf hij zich, met zijne aan- Afdeel.
VI
hangets, naar Mananas, in het Gebied der AraHoofdft.
bieren , alwaar hij overleed, zijnde omtrent 30 ja- na C. G .
ren lang het Opperhoofd van zijne partij geweest. Jaar 622.
tot 814.
De dood van G E G N / E S I U S veroorzaakte nieuwe
onrusten onder de Paulicianen. Zij verdeelden zich
tusfchen zijnen onchten Zoon Z A C I I A R I A , en eenen
anderen, J O Z E F , dien fommigen ook voor eenen
bastaard hielden. De haat der partijen ging zoo
ver, dat men tot dagen kwam, en bijna was JOZ E F door Z A C H A R I A S vermoord geworden. Eindelijk bedoten zij geheel van elkander te fcheiden.
Alzoo intusfchen de Arabieren eenen inval in het
Romeinfche Rijk ondernamen , vlugtte Z A C H A R I A S
alleen in hetzelve; maar zijne aanhangers werden
van de Arabieren nedcrgefabeld. Eenigen tijd daai
na bergde zich ook J O Z E F met de zijnen in hun
oud verblijf in Armeni,
naar Episparis.
Hiei
overviel hem .een Overheidsperfoon met Soldaten;
zijne leerlingen werden gevangen genomen ; maai
hij en andere hoofden ontkwamen in Frygi; kon
daar na zettede hij zich te Antidchi in Pifidi ne
der, alwaar hij op nieuw eene Gemeente verzameld hebbende, dierf. Vervolgens werd deze gezindte door zekeren B A A N E S voortgeplant. Te gelijk kreeg zij een' ander Leeraar aan S E R G I U S , die
zich voor den Heiligen Geest uitgaf, en eene nieuwe fcheuring tusfchen de wederzijdfehc aanhangers
veroorzaakte.
M 5

Schoon

186
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622 ,
tot 814

K E R K E L I J K E

Schoon de Schrijvers aan de Paulicianen


den naam van Manichen

geven,

veel a a n , hetwelk h u n eigen


Manichen

onderfcheidde.

daarom voor Manichen


kenden.

gehouden,

voornamelijk

omdat

TRUS
op:

z i j den
niet voor

D o c h , deze leer w a s niet enkel

eigen aan de Manichen,


de Gnostieken.

echter

w a s , en hen van de

Z i j werden

hoogften God en den Schepper der Wereld


denzelfden

deeds

z i j wijzen

maar i n het algemeen aan

Vervolgens geven

n o g de volgende

THOMAS en P E -

dwalingen der

Paulicianen

Z i j lasterden de M a a g d MARIA , en gedrongen

w o r d e n d e , o m te b e k e n n e n ,

dat JEZUS

uit haar is

v o o r t g e k o m e n , z o o beweerden z i j , dar hij zijn


chaam van boven heeft

gebragt,

door een kanaal is doorgegaan;


hand

lig-

en door haar als


ook z a l zij nader-

meer Z o n e n bij JOZEF gehad

hebben.

Het

eerde reeds beweerd door ouder K e t t e r s , het laatde


zelfs door Katholijken,

d o c h die even daarom

niet zuiver regtzinnig gehouden werden. H e t


maal en den Doop vierden zij n i e t ,
den beiden

op eene zeldzame

voor
Avond-'

maar verklaar-

wijze.

wilden zij niet aanbidden o f kusfen.

Het
De

Kruis

Profeten

en andere Schrijvers v a n het Oude Testament

ver-

wierpen zij geheel; ( w e d e r volgens

del-

lingen.)
dat
zijne

D e n Apostel PETRUS

hij CHRISTUS
Brieven

Ouderlingen

verachtten z i j , o m -

verloochend heeft,

niet
en

Gnostifche

aannamen.

Priesters

waarom z i j

Z i j hadden
zij

noemden

geene
hunne

L e e r a a r s , met een w o o r d , uit de Apostolifche tijden , Medehelpers


helpers, Schrijvers;

, (vwiv.ltpti,)
(vslxgioi,)

en derzelver medewelke z i c h

nergens
door

G E S C H I E D E N I S .

187

IV
door van de overigen van hunne partij onderfeheidden.
BOEK
(Jok was het eigen aan de Paulicianen, dat zij de
1
andere Christenen enkel Romeinen noemden; zelve Afdeel.
VI
zeer ondeugend geleefd zullen hebben; en eindelijk
Hoofdft.
aan de kleine zetels hunner Gemeenten de namen naC. G .
Macedoni, Achaje, Philippi, Ephefus, enz. ge-Jaar 622.
tot 814.
geven hebben. Men fchijnt dus, volgens deze befchrijvingen, hen voor eene Gnostifche partij te moeten houden, die z i c h , niettegenftaande vervolgingen
en onderlinge verfchillen, eeuwen lang hft weten
te handhaven. Zij fchijnen al vroeg de befcherming
der Chalifen genoten te hebben. Volgens THEOFANES ( f ) , liet de Chaiif W A L I D , die in de eerfte
jaren der VlIIde eeuw regeerde, den Aartsbisfchop
PETRUS van Damaskus de tong uitfnijden, omdat
hij de dwalingen der Muhammedanen en Manichen
bedreden had, en bande hem naar G e l u k k i g - ^ Ui alwaar hij volkomen den Marteldood onderging,
nadat hij vooraf door een wonderwerk zijne fpraak
wedergekregen had. Het gefchrift, een gefprek tegen de Manichen,
dat onder de werken van joANNES DAMASCENS ( f )

gevonden w o r d t ,

heeft

geene bijzondere betrekking tot de Paulicianen.


Wij behoeven niet te twijfelen, of 'er waren ir Andere
oude Ketde Christen Landen nog overblijffels genoeg van an ters.
dere oude Ketterijen; doch, -daar zij nergens merkelijke bewegingen veroorzaakten, behoeven wij 'ei
niet van te fpreken. De AriSnery nam dus eers
011
(*)

Chronogr. pag. 349-

C t ) PP-

T m 1 ,

^fS'

4 9-4 72

188

K E R K E L I J K E

onder de Langoharden een einde, na het midden


der Vilde eeuw , onder den Koning G R I M O A L D .
I
Afdeel. Men vindt wel in de Handelingen der KerkvergaVI
deringen herhaalde Banvloeken tegen M A C E D O N I U S ,
Hoofdft. A P O L L I N A R I S , en andere Ketters, doch deze ijver
na C. G.
Jaar 622. moest men betoonen voor de regtzinnigheid, zontot 814. der dat daar uit volgt, dat 'er van hunnen aanhang nog iet overig was. Maar de voortduring der
Nestorianen en Monophyfiten is merkwaardiger.
Deze waren nu voor geen gevaar van onderdrukking meer blootgefteld, dewijl de Landen, welke
hunnen hoofdzetel uitmaakten , onder de gehoorzaamheid der Arabieren gekomen waren; ook hebben zij zich daar zoo vast gezet, dat hunne nakomelingen nog deeds zeer talrijk zijn.
IV

BOEK

Nestoria- Zoo lang de Katholijken in die Gewesten nog


nen.
de overhand hadden, donden onder den Patriarch
van Antichi vier Metropolitanen, ook Catholici
genoemd. De Metropolitaan van Perfi beduurde
alle de Christenen in dat land, en in Indi; de
Aartsbisfchop van Seleucia, integendeel, in Asfyri, Ckalde, en Arabi, zoo ver deze Landen tot
het Perftsch Rijk behoorden; hier bij kwamen nog
de Catholici van Armeni en Iberi.
Maai nadat
de Aartsbisfchop van Seleuci, als Opperhoofd der
Nestorianen, zich aan de afhankelijkheid van den
Patriarch van Antichi onttrokken, en zich te
geliik tot Catholicus en Patriarch opgeworpen had,
bragt hij ook fpoedig den Metropolitaan van Perfi onder zijne magt. Ook verleide hij zijnen zetel
van Seleuci en Ctepfon, welke als ne dad aan-

ge-

G E S C H I E D E N I S .

189

IV
gemerkt werden, naar Bagdad, hetwelk de Chaiif
BOEK
A L M A N S O R in de VlIIde eeuw bouwde, en dewijl
I
deze dad ook fomtijds Babyion genoemd werd , Afdeel.
V
I
fchreef hij zich ook Patriarch van Babyion. In
Hoofdft.
later ecuwen hebben zij zich ook Patriarchen van na C. G .
Moful, niet ver van de puinhoopen van het Oude Jaar 622.
'tot 814.
Ninive, genoemd (*).
Men vindt bij ASSEIMANI de geheele lijst dezer Hunne
voorPatriarchen der Nestorianen of Chalden, gelijk zij naamfte
ook genoemd worden. Deze lijst begint van den PatriarApostel T H O M A S , die voor den Apostel der Ooster- chen.
lingen gehouden wordt, doch eigenlijk was BAB^EUS
of BABU/KUS , de eerde van deze partij, die van het
jaar 49 of 499, tot het jaar 503, het Aartsbisdom
en naderhand zoogenoemde, Patriciaat van Seleucii
aan zich trok ( f ) . Een der vermaardde onder de
zeiven was J E S U J A B U S van Gadala, naar zijne ge
boorteplaats, een dorp in Arabi-, ter onderfchei
ding van anderen van dien naam, geheten. Hij be
kleedde deze waardigheid van het jaar 629 tot 647
De Perftfche Koning S I R O E S zond hem als Gezan
aan den Keizer H E R A C L I U S , om den vrede me t
denzelven te duiten. Bij deze gelegenheid werd hi i
bij de Nestorianen zoo verdacht, omdat hij met d
Katholieke Grieken Kerkelijke gemeenfchap zou g
oefend hebben, dat zij zijnen naam uit hunne Kei
keboeken uitfchrapten; tot dat zijne regtvaardigin TD
en de befcherming des Vorsten zijn gezag wede r
hei
(*) ASEKANl Bibl. Orint. T. III. I'. H P- 616-62;
( t ) Zie DeelX. Bladz. 394.

190

K E R K E L I J K E

IV

herdelden.
Hij zou ook van MUHAMMED eenen
voor zijne gezindte voordeeligen Gunstbrief verworBovendien heeft hij ook verklaringen
Afdeel. ven hebben.
VI
over de Pfalmen, Brieven, Redevoeringen en verhaHoofdft.
len nagelaten (*).
na C . G.
BOEK

Jaar 622.
tot 814.

Een ander van deze Patriarchen ANASTASIUS I ,


of de Lamme, kwam in het jaar 685 tot het bezit
van dezen post, en overleed in het jaar 699, nadat
hij een' tijd lang van eenen mededinger verdrongen
was geweest. Hij was insgelijks een vruchtbaar
Schrijver in uitlegkundige, zedelijke, gefchiedkundige, en andere werken. Zelfs heeft hij ophelderingen over de Analytica van ARISTOTELES gefchreven.
De laatde dezer Patriarchen in dit Tijdvak,
TIMOTHEUS , van het jaar 778 tot 8 2 0 , wist de
Perpfche Bisfchoppen, wier Metropolitaan zich van
hem onafhankelijk gemaakt , en die zich door
vleesch'ten, trouwen en zelfs door hunne kleding
van de andere Nestoridanfche Bisfchoppen onderfcheiden hadden, weder onder zijn gezag, en tot
de vorige gelijkvormigheid te brengen.
Onder de
van hem gefchrevene Boeken handelt 'er n van de
geftarnten; een ander bevat zijn gefprek met eenen
Chaiif, die hem vele vragen over den Godsdienst
voorgedeld had, onder welken ook Kerkelijke fchikkingen en velerhande onderzoekingen behoorden.
Dat hij, door afgezondene Monniken, de Volken
ar.n de Kaspifche Zee, die het Christendom verlaten
(*)

A S S E M A N . Not.

ad EBEDJESU Cat.

Lihror. Syror.

C. 71. Bibl. Orint. T. III. P. I. p. 105.

G E S C H I E D E N I S .

191

IV
ten hadden, tot hetzelve terug gebragt heeft,hebben
BOEK
wij voorheen gemeld (*), als ook van het beroemde
I
Chineefche gedenkduk, hetwelk den bekeerings-ijver , Vfdeel.
VI
der Nestorlanen in die Landen befchrijft (f)oofdft.
Hoe uitgebreid het Kerkelijk Regtsgebied van den 1 C . G ,
Nestoridanfchen Patriarch reeds in deze eeuwen J lar 622.
>t 814.
geweest z i j , en verder geworden i s , kan men best ^
opmaken uit de Alphabetifche Naamlijst bij ASSEMA- litgeMI (). Damaskus werd omtrent het jaar 800 ne t reidheid
anhet
der X V aan denzelven onderworpene Metropolitaan- j [erklijk
Jebied
Kerken. Nifibis, anders Soba genoemd, was het <
.erNestolang te voren. Ook verkreeg Samarkanda , de j ianen.
Hoofddad van Marawalnahar,
(anders Maracanda,) in het oude Sogdiana, dit voorregt, in het
jaar 714, en naauwelijks kan men twijfelen , of
zelfs in China was ten dezen tijde deze waardigheid ingevoerd. Maar, behalve ZQO vele Aftatifche
Landen, werden 'er ook allengs in Egypte, hetwelk
de Syrirs Mesren, de Arabiers Mesr noemden,
de gronden toe gelegd. Doch eerst in de Xlde
eeuw klom de Nestoriaanfche Gemeente aldaar tot
den rang van eene Metropolitaanfche.
n

Behalven de Nestorianen, en insgelijks onder de Monophyfiten


begundigende heerfchappij der Arabieren handhaaf- en Jacoden de Monophyfiten of Jacobiten zich , zelfs biten.
wa(*)

Verg. Deel X I . Bladz.

(f)

Aldnar Bladz .298. volg.

( 5 ) Notitia
Patriarch*

Ecckparum

33-

Metropolitanarum,

Nestoriano fubjecta

Tom. 111. P . II. pas- 785-788.

qua funt

in ASSKMAN. Bibl.

Or.

192
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

waren
tal

zij i n

Egypte

verre

de

talrijkden

in

ge-

(*)

I
Antichi
was de Stoel en Zetel van den JacobU
Afdeel.
VI
tifchen Patriarch;
doch nadat SEVERUS i n de eerHoofdrt.
na C . G . de tijden der V i d e eeuw van daar verdreven w a s ,
Jaar 622. heeft dechts n enkele van h e n , ELIAS , en w e l
toe 814.
op bevel van den Chaiif WALID , i n het jaar 7 1 1 ,
Hunne
patriarchen van
Antichi
en Amida

zijn verblijf aldaar gehad.


i n de ftad Amida

Hetzelve w e r d

i n Mefopotami

het tot in de X l l d e eeuw gebleven


leeftina,

Armeni,

naderhand

verplaatst,

Mefopotami^,

is.

waar

Syri,

en

Pa-

Klein-Azi,

waren de L a n d e n , i n welken de Monophyfiten

voor-

namelijk hunne Metropoli tanen en Bisfchoppen hadd e n , zonder dat zij dieper i n Azi
gen

Sommigen
Jacohiten
fche

van

taal.

tament.

deze Azidtifche

zijn o o k Schrijvers
THOMAS

Philoxeniaanfche

doorgedron-

van

D e bovengemelde

de Monophyfiten,
fchop

LEO.

Arahi,

die

Uitleggingen
Maar

titel Anaphora

Bisfchoppen

geweest

Heraklea

i n de

Patriarch
van

JOANNES,

ELIAS

zijnen

van

Bisfchop

het

jaar

den

Bijbel

zijn
, is

650

Liturgisch

fchreef

overgang

gefchreven
opftel,

tot
Bis-

te Bostra

overleed,

n o g voorhanden

de

Nieuwe Tes-

gerigt tegen den Katholyken

in

der
Syri-

verbeterde

Overzetting van het

een Boek ter verdediging

ben.

zijn

(f).

in

fchijnt
te

onder
() ;

hebden
gelijk
nog

(*) Zie Bed X I . Bladz.

144.

( f ) A S S E M , de Mouophyftt. Bihl. Or. T. 11.post Praf.


( ) REKAUDOT Liturgg. Orint. T. II. p. 421.

G E S C H I E D E N I S .

i?3

nog meer andere Liturgin van Jakobitifche Schrij- IV


vers, van DIOSKORUS, PHILOXENUS,

SEVERUS van

BOEK

I
Antichi, TAKOB BARADAI , en nog drie andere Afdeel.
VI
Nesterlaahjche Liturgin. - De Jakobitifche PaHoofdft.
iriarch DIONYSIUS, omtrent het jaar 7 7 5 , muntte na C . G .
Jaar 622.

in een geheel .ander vak uit. Zijne Jaarboeken van


tot 814.
het begin der Wereld, tot op het gemelde jaar,
zijn bij de Syriers in eene dubbele uitgave voorhanden, ASSEMANI heeft van dezelven een uittrek
fel geleverd ( * ) .
I JakobitiDe Jakobiten, die in Egypte, federt het midder fche Pader Vide eeuw zeer gedrukt waren door de Ka ' tiarchen
van Atextholijken, herdelden zich, zoodra dit Land doo . andri.
de Arabieren veroverd was. In het jaar 630 wa
hun Patriarch BENJAMIN uit Alexandri gevlugt >
toen Keizer HERACLIUS, eenen nieuwen Bevelhcb
ber, die tevens Patriarch zou zijn, CYRUS , dei
waards gezonden had. Voorgevende, dat een E r
gel hem gewaarfchuwd had, voor eene aandaand e
hevige vervolging, raadde hij ook de Bisfchoppe 1
van zijne partij, om zich te verbergen, en biet f
zelf tien jaren lang in een klein Klooster in Op
per-Thebais, of het Landfchap Sahid. In deze
tusfchentijd werden de Jakobiten in Egpyte hari
verdrukt, zoodat eene menigte van hen het geloc f
e
van Chalcedon aannam; terwijl anderen, na ve
uitgedane martelingen, in zee werden geworper 1.

Doch in het jaar 641 vermeesterden de Arabieren


onder hunnen Veldheer A M R U , de dad Alexandri
(*) /. c. Cap. 16. pag. 101, 116.
XII.

DEEL.

194
IV

K E R K E L I J K E

Deze Veldheer, gehoord

hebbende,

hoe veel

BEI?,

BOEK

J A M I N van de Grieken geleden h a d , liet i n geheel


I
Afdeel. Egypte fchriftelijk bekend m a k e n , dat alle plaatVI
fen, waar z i c h deze Patriarch der Koptifche C h r i s Hoofdft.
tenen
o n t h i e l d , veiligheid en vrede v a n G o d hebna C . G .
Jaar 62 2. ben z o u d e n ; hij zelf z o u veilig i n de hoofddad
tot 814. k o m e n , en de belangen zijner Gemeente mogen behartigen.

Deze

gezindheden

Veldheer helderen

zich

toedand van Egypte.

Krijgsbedieningen

uit den toenmaligen

Deszelfs inwoners

gedeeltelijk uit Romeinen,


gezonden Grieken,

van den Arahifchen

op ,

bedonden

o f van Konftantinopolen

die alle Staats- O v e r i g h e i d s - en


bekleedden ,

de

Krijgsmagt ten

grootden deele u i t m a a k t e n , en omtrent

300,000 i n

g e t a l , gezamenlijk Melchiten w a r e n , o f de regtzinnigheid

van Chalcedon aannamen ;

geborene Egyptenaren,
ten;

hoewel ook velen van dezen

Abysftni
den.

gedeeltelijk uit

die Kopten o f Koptiten heeuit Nubi'

geboortig w a r e n , o f van Joden


Deze allen waren

openbare ambten

Jakobiten,

uitgedoten.

en

van de

Tusfchen deze

foorten van inwoners heerschte een hevige


vijandfchap.

T o e n de Arabi'rs

boden de Grieken
wonnen.

tegendand,

beide

haat en

i n Egypte

vielen,

maar werden

D e Kopten integendeel

en

afdam-

over-

werden door

AM-

RIT , wien zij eene jaarlijkfche fchatting beloofden ,


vriendelijk behandeld, en hielpen zelfs de
ren , o m de Grieken uit Egypte

te drijven,

J A M I N k w a m dus weder i n Alexandri'


Klooster
mus

met

gewijd ,

eene

Kerk,

hetwelk

BEN-

t e r u g ; een

den Heiligen

BENJAMIN

Arabie-

gedicht

MAKAheeft

,
is

G E S C H I E D E N I S .

195

IV
is nog heden, door den toeloop uit geheel Egypte
beroemd. Hij overleed in het jaar 659 of 660, na B O E K
I
dat hij eenen Metropolitaan naar Ethiopi gezon- Afdeel.
den had ( * ) .
, VI
ioofdft.
Op dezen herdeller der Jakobitifche partij in ia C . G .
Egypte, wiens gedachtenis daarom nog van hen [aar 622.
:ot 814.
met eenen Feestdag gevierd wordt, volgde zijn leerling en medehelper AGATHO , die gedurende de vervolging zijner Geloofsgenooten, tien jaren lang, als
een timmerman verkleed, hen heimelijk vertroost,
en het Avondmaal bediend had. Als Patriarch werd
hij door eenen voornamen Melchitifchen Christen,
wien de Chaiif het onafhankelijk opzigt over alle
Christenen te Alexandri en in andere Landfchappen
van Egypte toevertrouwd had, onder voorwendfel van
belastingen en andere eifchen, tot het betalen van
eene groote geldfom genoodzaakt, en in doodsgevaar gebragt. Ook onderging zijn opvolger JOANNES SEMNUD/EUS , federt het jaar 679, eenige mishandelingen door de geldgierigheid der Arabieren;
evenwel zag hij zijne Jakobiten derk vermenigvuldigen, dewijl de Melchiten toen geene Bisfchoppen
in EgyP hadden. Doch thans namen ook de Arabifche Vorsten of Emirs deel in de verkiezing dezer Patriarchen, SIMON, die deze waardigheid van
het jaar 688 tot 701 bekleedde, verwierf inzonderheid uitnemenden roem. Zijne ftrenge levenswijze
als Monnik maakte hem echter zoo gehaat, dat eenige
te

(*) RENAUDOT. /. C. pag.

156-I72.
2

iotJ
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G

Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

ge Priesters hem zochten te vergeven. Maar, als


de Emir vier en zestig Bisfchoppen van alle Christelijke gezindten in Egypte voor zich liet komen,
en hen, met verwijting van hunne dwaling, dat
God eenen Zoon zou hebben, als ook pver hunne
twistzucht, vraagde: Wie onder hen de ware leer het
naast kwam, neigden zij tot SIMONS zijde. De Indianen
begeerden van hem eenen Bisfchop, maar hij durfde
hun dien niet zenden, zonder verlof van den Chaiif '(*).
Tot hier toe was het lot der Jakobiten in Egypte deeds veel dragelijker geweest, dan dat der
Melchiten.
Maar onder hunnen volgenden Patriarch A L E X A N D E R , die in het jaar 724 overleed,
hadden de beide partijen even veel te lijden, door
de geldgierigheid der Arabifche Bevelhebbers. De
Patriarch moest door geheel Neder-Egypte rondgevoerd worden , opdat zijne Geloofsgcnooten het
geld bijeen zouden brengen, hetwelk hem opgelegd
was te betalen. De Bisfchoppen werden tot zware
geldboeten veroordeeld; elke Monnik moest zelfs
een hoofdgeld van een duk gouds opbrengen. Men
beroofde de Kerken gedeeltelijk van hare prachtige
zuilen. Alle Christenen moesten verachtelijke kenteekenen dragen; de Monniken eenen ijzeren mouw;
de overigen een looden zegel met het beeld van
eenen leeuw, aan den hals afhangende; anders werden hun de handen afgehouwen.
Deze en andere herhaalde onderdrukkingen maakten , dat vele
Chris(*) RENAUDOT / . C, $ag.

I72-IS9.

G E S C H I E D E N I S .

197

Christenen tot het Muhammedaamch Geloof afvie- ^ IV

OEK

I
len ( * >
,
fdeel.
In het overige gedeelte der VlIIde eeuw, hadden
VI
de Egyptifche Christenen meestal eene aanhoudende (Ofdft.
st
Toen C H A I L , drie en twintig jaren achter- C. G.
ir 622.
een, tot het jaar 762 Patriarch der Jakobiten was, ja : 814.
verkregen zelfs de Melchiten voor geld, van den _
Arabifchen Stadhouder de vrijheid, die zij 97 jaren
hadden moeten misfen, om ook eenen Patriarch te
verkiezen. Zij namen daar toe een' naaldenmaker,
C O S M A S , die lezen noch fchrijven kon. Door hulp
van eenige Hovelingen, kregen zij ook de Kerken
terug, welke de Jakobiten hun ontnomen hadden^ f >
'
vergeeffche pogingen, om hen met de Jakobiten te
verenigen , terwijl deze laatden hun leerdelfel in
het naburig Nubi verbreidden, doch echter onderderling zeiven verdeeld waren in verfcheidene kleine
partijen, zoo als de Gajaniten, en een nieuw foort
van Hoofdeloozen, Acephali, naar hunnen dichter
Barfanuphiers genoemd, en meer anderen; hoewel
hunne Patriarchen groote hoopen van dezelven van
tijd tot tijd weder met de Hoofdgemeente verenigA

ft

ru

d e e d

t h a n s

o o k

e e n i

l l o e w e l

den ( )
,
_.
De t ist
Doch den geest van verfchillen over leerdelhngen, met de
die in dezen tijd heerschte, kan men bijzonder ken- Mononen aan de twisten met de Blonotheliten , dus ge- ihcliten.
noemd ,
<1

(*)

UENAUDOT. /. c. pag.

(t)

Annal. Tom. II- pag. 3SRENAUDOT / . c. pag. I3I-I45- 194' 203-235


N 3

()

EUTYCHII

189 20r.

198
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft
naC. G
Jaar 622
tot 814

Oorfprong
validen
twist.

K E R K E L I J K E .

noemd, omdat zij Hechts nen wil in den perfoon


van J E Z U S C H R I S T U S wilden erkennen. Deze twist
was een uitfpruitfel uit den twist met de 3Ionophy.
fiten, of liever z\i nam > haren oorfprong uit eens
poging, om dien ouden twist bij te leggen. Deze
nieuwe twist duurde meer dan eene eeuw, en verdeelde de Katholijken onderling, met dc uiterde bitterheid, en tot vervolging toe; zonder ccnigen i n vloed op de Monophyfiten. De Keizers namen ali
AVetgevers in denzei ven beden dig cn krachtig dceJ.
Eene algemeene Kerkvergadering deed 'er ccne bellisfende uitfpraak over; een Roomsch Bisfchop, H O N O R I U S , werd plegtig voor een' Ketter verklaard;
terwijl de partij der Monotheliten zich eeuwen lang
daande hield. Deze zijn de tooneelen, welke deze
twist heeft opgeleverd.
Vr dat de Arabieren, in de laatde jaren der
regering van Keizer H K R A C L I U S , zoo vele Landen
van zijn Rijk in Azi en Afrika veroverden, hadden de Monophyfiten, hoe zeer door wetten en
Kerkbeduiten veroordeeld , evenwel nog eene zeer
vermogende en talrijke gezindte, hunne wijkplaats
genomen in Armeni, hetwelk reeds in de Vilde
eeuw onder de Perfifche heerfchappij gekomen was,
gelijk de Nestorianen in het Perfisch Rijk zelve
hunne geloofsvrijheid gezocht "hadden.
Daar men
met regt vreezen mogt, dat deze verhuizingen naar
die landen meer en meer mogten toenemen, en men
daarom op de gedachten kwam, om eene verzoening met de Monophyfiten te bewerken, kwam Keizer iiERACUus op zijnen veldtogt tegen de Perfen

\ .
I

'

G E S C H I E D E N I S .

199

in het jaar 672 in Armeni. Hier diende zich de IV


BOEK
Bisfchop PAULUS, het Opperhoofd der Hoofdeloozen I
of Monophyfiten aldaar, bij hem aan, om met hemAfdeel.
VI
over zijn leerdelfel te fpreken. SERGIUS , toen Pahoofdft.
triarch van Konftantinopolen, die dit verhaalt (*),
ia C . G .
verzekert, dat de Keizer, als die vele godgeleerde [aar 62a.
tot 814.
kundigheden bezat, hem wederlegd hebbe, en terwijl hij de leere der Kerii tegen zijne arglistige gevoelens delde, had hij onder anderen beweerd: dat
CHRISTUS, onze waarachtige God, maar eene werking had. Als de Keizer eenigen tijd daar n a , in
het jaar 676, in het land der Lazirs gekomer
was, gewaagde hij van dit gefprek met PAULUS.
tegen CYRUS, den Metropolitaan te Phafis in La
zie, die naderhand Patriarch van Alexandri ge
t
worden is. Deze antwoordde hem, dat hij nie
regt wist, of men ne of twee werkingen in CHRIS
leeren moest? Op 'sKeizers bevel raadpleegd
T U S

CYRUS daar op SERGIUS , of hem ook eenige Kerk

vaders bekend waren, die maar ne werking va \


CHRISTUS geleerd hadden,
SERGIUS antwoordd 2
e
hem, zoo veel hij wist, en zond hem ook een
verhandeling van zijnen voorzaat MENNAS, in c e

'.Vide eeuw, welke deze aan den toenmaals te K01


ftantinopolen zich bevindenden Roomfchen Bisfchc
P
VIGILIUS had overgegeven , waar in verfcheidei ie
plaatfen voorkwamen van Kerkvaders , omtre: t
ne werking en nen wil van onzen Verlosfe r.
Ma ar
il.
.(*) Epist. ad Honor. Episc. Rom. in Actis Cm
Oecum. VI. ap.

HARD.

T. UI. p. W7N

200

K E R K E L I J K E

Maar. hij zelf zeide zijn gevoelen volflrekt niet.


Dit is het verhaal van SERGIUS den Patriarch
Afdeel die naderhand zelf zoo veel aandeel had in de volVI
gende verfchillen. MAXIMUS , die naderhand zijn
Hoofdft
naC. C '. hevigfte partij was, verwijt hem, dat hij het geJaar 622, melde gefchrift van MENNAS te voren ook aan antot 814
deren, zelfs aan twee Monophyfiten met zijne goedkeuring gezonden, en aan dezelven verklaard h a d ,
dat hij hen door de delling van ne werking in
CHRISTUS met de Kerk verzoende ( * ) . Het gefchrift van MENNAS werd zelfs op de Vide algemeene Kerkvergadering voor onecht en ondergefchoven verklaard ( f ) , doch misfchien al te overhaast en partijdig. Buitendien meldt ook THEOPHAIV

BOEK

CS)> dat,

bij de komst van HERACLIUS

te

Hirapolis in Syri, in het jaar 6 2 9 , de dimme


Jakobitifche Patriarch van Antichi,
ATHANASius,

met den K e i z e r

over Geloofszaken

gefpro-

ken, en van hem de toezegging gekregen hebbe ,


dat hij hem het ICatholijk Patriarchaat dier ftad
wilde mededeelen, als hij de Kerkvergadering van
Chalcedon wilde aannemen, ATHANASIUS nam, geveinsdelijk, deze Kerkvergadering aan, en beleed
twee naturen in CHRISTUS; maar vraagde te gelijk
aan den Keizer: o f men aan CHRISTUS ne werking en nen wil, o f twee moest toefchrijven ?
De Keizer, door deze ongewone uitdrukking getrof.
(*) Disputat. cum Pyrrho T. II. Opp. p. 133.
(t)

Act.

()

Qhronogr. pag. 274.

\\\.

ap.

H A R D . p.

1068. Act.

X I I . p.

ii,
3

G E S C H I E D E N I S .

aot

troffen, fchreef daar over aan S E R G I U S , die, gevonden hebbende, dat de Bisfchop C Y R U S maar
nen wil en ne werking beweerde, dit gevoelen
des te eer omhelsde, omdat hij een geboren Syrir
was, en Jakobitifche ouders had. De Keizer volgde hetzelve insgelijks, en vernam vervolgens, dat
A T H A N A S I U S het ook toegedaan was.

IV
BOEK

Afdeel.
VI
{
loofdtt.
v aC.
G
] aar 622
ot 814

Of men hier verward hebbe, het geen tusfchen


den Keizer en den Bisfchop P A U L U S in Armeni
zij voorgevallen, kan men niet wel bedisfen, zoo
veel ziet men, dat de beide partijen de eerde aanprijzing dezer uitdrukking van ne werking en
nen wil in C H R I S T U S aan de andere heeft toegefchreven; ndertusfchen was dezelve reeds vroeger
in gebruik, en fcheen, toen zij nu nader in overweging kwam, aan niemand toe, iet onregtzinnigs
te behelzen; ook merkte men ze aan als een middel van vereniging tusfchen Katholijken en Monophyfiten. Hetzelfde oogmerk had, naar het fchijnt,
een bevel des Keizers aan A R C A D I U S , Aartsbisfchop van Cyprus, hetwelk wel gerigt was tegen
den Armenifchen Bisfchop der Monophyfiten, P A U L U S , maar waar in tevens verboden w e r d , dat
men geene twee werkingen in C H R I S T U S leeren
zoude, C Y R U S , die den Patriarch S E R G I U S raadpleegde, of men zich van deze of de tegengedelde
uitdrukking bedienen moest, kreeg van hem ten
antwoord: dat wel deze vraag nooit op de groote
algemeene Kerkvergaderingen in overweging was genomen; waarom men 'er ook geene bepaling omtrent vond, in eenige regtzinnige Kerkvergadering;
N 5
doch

K E R K E L I J K E

202

doch verfcheidene uitmuntende Kerkleeraars, en bijzonder CYRILLUS , in fommigen van zijne fchriften,
I
Afdeel, hadden ne levendmakende werking van CHRISVI
TUS , onzen waarachtigen G o d , beweerd, MENHoofdft.
NAS , in zijn gefchrift aan VIGILIUS , had even eens
na C . G
Jaar 622 . geleerd. Maar dewijl CYRUS aangemerkt had, dat
tot 814 'de Heiligde Paus, (Papa,) der Romeinen, L E O ,
in de woorden van zijnen bekenden Brief: Elke
natuur, (eigenlijk gedalte,) werkt in gemeenfchap
met de andere, twee werkingen in CHRISTUS voordraagt; zoo moest men weten, dat wel vele aanzienelijke Katholijke Leeraars, terwijl zij de dwalingen van SEVERUS bedreden , zich op dien Brief beroepen ; maar dat niemand van hen gezegd had:
dat daar in twee werkingen geleerd zijn. Over het
algemeen was hem geen regtzinnig Leeraar bekend, die twee werkingen in CHRISTUS aangenomen
had ( * ).
IV

BOEK

Verntging te
Alexandri met
de Mom
phyfiten
getrolfer

De gemelde CYRUS in het jaar 630 Patriarch van


Alexandri' geworden zijnde, grondde zich op het
bovcngewaagde bevel van den Keizer, en op het
voorfchrift van den Patriarch SERGIUS , om de
Monophyfiten, ( o f Theodofianen , zoo als zij naar
eenen van hunne hoofden genoemd werden,) te
Alexandri' met de Katholijke Kerk te vercenigen.
Zijne poging daagde volkomen, en men trof eene
overeenkomst in negen punten vervat ( f ) , waar
van het zevende onder anderen bepaalde: Wanneer

(*)

SERG.

Ep.adCyr.

Act. XII. Conc. Oecttm. VI.p. 1309.

(f) Ep. II. Cyri ad Serg, l. c. p. 1340.

G E S C H I E D E N I S .

203

IV
neer iemand, die zegt, dat onze ne Heer J E Z U S
BOEK
C H R I S T U S in twee naturen befchouwd wordt, niet
I
belijdt dat n en dezelfde C H R I S T U S en Zoon Afdeel.
VI
het Godebetamende, en het menfchelijke, met neHoofdft.
Godmenfchelijke, (Snxtyim,) werking naar den na C . G .
zaligen DIONYSIUS gewerkt heeft; zoodat bij enkel Jaar 622.
tot Si4.
in het verdand die dingen onderfcheidt, uit welke
deze vereniging gefchied i s , en gevolgelijk erkent,
dat zij na hare phyfifche en perfonelijke vereniging onveranderd en onvermengd gebleven zijn; en
ook in dezelven ongefcheiden en onafgezonderd eenen
en denzelfden C H R I S T U S en Zoon erkent die zij
vervloekt!"
C Y R U S gaf van deze vereniging kennis aan den
Keizer, die ze ongetwijfeld zal goedgekeurd hebben,
en aan den Patriarch S E R G I U S , die dit geheele ontwerp van vergelijk bevestigde ( * ) .
, SOPHRONIWeinig duurzaam nut bragt echter deze vereni us verzet
ging te weeg; dewijl zich de Monnik SOPHRO ' zichtegen
: dezeverN I U S met hevigheid daartegen verzette, waar door d<
. eeniging.
twist nu in ligterlaje vlam uitberstte. Deze Mon

nik was uit Damaskus geboortig, een' tijd lang


naar het fchijnt, een Sofist, of Leerar der Wijs
1
begeerte en Welfprekendheid; naderhand Monnik ii
een Klooster van Palceftina, gemeenfchappelijk me t
zijnen vriend J O A N N E S M O S C H U S , aan wiens Gees
telijke Beemde of Gefchiedenis der Heiligen, h
mede deel fchijnt gehad te hebben.
Onder zijl
naar

(*.) Sergii Epist. ad Cyr. in Concil. Lateran. ai


ARDUIN.

/.

c.pag. 777.

204

IV
BOEK

i
Afdeel.
VI
Hoofdft.
Ba C . G.
Jaar 622,
tot 814.

K E R K E L I J K E

naam zijn insgelijks nog verfcheidene Predikatin,


bij voorbeeld, op het Geboortefeest van C H R I S T U S ,
op de verhooging van het eerwaardig kruis, op de
aanbidding van hetzelve; Loffchriften op Engelen
en Heiligen ; als ook Brokdukken van een Boek
over den arbeid, drijden, en reizen der Apostelen
PETRUS
en P A U L U S , en andere kleine opdeden
voorhanden ( * ) .
Deze Monnik was met eenen
anderen naderhand ook vermaard geworden Monnik, M A X I M U S , en anderen van zijnen ftand, juist
te Alexandr, toen de voorgemelde vereniging aldaar tot ftand gebragt werd. C Y R U S gaf hem zelfs
de nieuwe punten, op welke dezelve gedoten werd,
om door te zien. Maar zoodra hij ze gezien had,
hief hij een geweldig klaaggefchrei aan; vergoot
eenen droom van tranen; bad en bezwoer den Patriarch , voor wien hij zich ter aarde wierp, op
het ijverigfte, dat hij toch niets van dit alles op
den Predikdoel tegen de Katholijke Kerk wilde leeren; naardien het openbaar leerdellingen van den
Goddeloozen A P O L L I N A R I S waren. Bij dit verhaal
van M A X I M U S ( f ) voegt S E R G I U S nog ( ) , dat
S O P H R O N I U S 'er voldrekt op gedaan hebbe , dat
men twee werkingen in C H R I S T U S leeren moest, en
als C Y R U S hem plaatfen van Kerkvaderen toonde,
die hier en daar eene werking beweerd hadden; en
hem ook ten overvloede herinnerde, dat de Vaders
dik( * ) FADRIC. Pibl. Gr.

Vol.

VIII. pag.

199.

(+) Epht. ad Petrum Illufirem T. II. Opp. p. 7J.


() Epht. ad Honor. in Conc. Qecum.Vl. l.c.p. 13.13*

G E S C H I E D E N I S .

*5

dikwijls, om het heil van vele zielen te winnen, IV


BOEK
bij zulke twistvragen eene Godebehagehjke toegeI
vendheid, (
, ) hadden gebruikt; en dat Afdeel.
VI
men thans, daar het op het heil van zoo vele dm- Hoofdft.
aa
C . G.
zenden aankwam, allerminst over dit onderwerp twistJaar 622.
ziek behoorde te drijden ; voornamelijk daar het tot 814.
zuivere geloof'er niets bij leed, had SOPHRONIUS
evenwel van eene zulke infchikkelijkheid niets willen
weten.
SERGIUS
Eindelijk kwam de Patriarch met den Monnik de Patriovereen, dat zij zich tot S E R G I U S zouden keeren arch
fchrijft
S O P H R O N I U S reisde zelf naar dezen met eenen Brief
aan den
van C Y R U S ; maar bleef aandringen , dat de uit- Room
drukking: lint werking,
uit de verdragspunter, fch en Bisfchop HOmoest weggenomen worden.
S E R G I U S vond du NORIUS.
hard, en begeerde van S O P H R O N I U S , dat hij hen
uit de Kerkvaderen plaatfen zou toonen, waar n
z i j , uitdrukkelijk, en met even zoo vele woorden
leerden, dat men twee werkingen in C H R I S T U S zeg
gen moest. Maar, zegt S E R G I U S , dit kon hij vol
foekt niet doen. Dewijl ik nu overwoog, (vei
I
volgt de Patriarch,)
dat uit zulke twisten altij
Ketterfche partijen ontdaan zijn , heb ik noodi
e
geoordeeld, allen vlijt aan te wenden, opdat d
b
overtollige woordendrijd opgeheven werd. Ik he
daarom aan den Patriarch van Alexandri gelchr
)ven, dat hij, nadat de vereniging door hem ged(
ten was, in het vervolg niemand zou toelatei f
eenen of van twee willen te (preken; maar vtel
ameer , zoo als de heilige en algemeene Kerkverg
deringen hebben voorgefchreven, te belijden, d it
v a n

de

306
IV

K E R K E L I J K E

de ne en dezelfde eeniggeborene Zoon, onze Heer

BOEK

J E Z U S C H R I S T U S , de ware God, zoo wel de GodI


Afdeel. delijke, ah menfchelijke werken werkt, en dat alle
VI
zoo wel Gode als den mensch betamelijke werking
Hoofdft.
u i t
e e n e n
e n
denzelfden vleesch geworden God, het
na C. G .
Jaar 622 Woord, onverdeeld voorkomt, en of eenen en dento: 814

zelfden betrekkelijk is." Bij Hot werd vastgedeld,


dat S O P H R O N I U S noch over de eene noch over de
andere uitdrukking twist verwekken, maar zich met
de gewone regte leer der Vaderen vergenoegen zou.
Hij verzocht vervolgens om een fchriftelijk antwoord
van den Patriarch, om het aan die genen te kunnen toonen, d{e hem over dit punt zouden raad.
pleegen. Hier mede meende de Patriarch alle twisten te hebben afgefneden, ook ftelde hij den Keizer
voor, dat het best ware, verder deze vraag over
eene of twee werkingen in C H R I S T U S te laten rusten, en Hechts bij de gebruikelijke leere der Vaderen te blijven. Dit alles fchreef S E R G I U S aan den
Roomfchen Bisfchop H O N O R I U S in het jaar 634.
Misfchien wilde hij daar door bij dezen de indruk*
ken voorkomen, welke S O P H R O N I U S , die in dit jaar
tot Patriarch van Jeruzalem verkoren was, op dn
Roomfchen Bisfchop zou kunnen maken, dien hij
gelijk den overigen Patriarchen, naar eene oude gewoonte, fchuldig was, van zijne verkiezing berigt
te geven; hoewel hij dit omtrent dien van Konftantinopolen verzuimde. In het dot van zijnen Brief
verzoekt S E R G I U S , dat HONORIUS hem zijn gevoelen ten antwoord wilde overfchrijven.

Ant-

HONORIUS

antwoordde

hem

in

eenen langen
Brief.

G E S C H I E D E N I S .

207

Brief ( * ) . In denzelven prees hij de voorzigtigheid IV


BOEK
van S E R G I U S , en breedfprakig de leer van den PerI
foon en de Naturen van C H R I S T U S hebbende voor- Afdeel.
VI
gedragen, leidt hij het volgende daar uit af: Wij
Hoofdft.
belijden daarm, eenen wil van den Heere J E Z Una
S C. G .
C H R I S T U S ; " en bij dot vermaant hij den Patriarch Jaar 6 2 2 .
tot 814.
van Konftantinopolen, dat h i j , met vermijding der
nieuvvelings opgeworpene vragen van ne of twee woord
werkingen, met hem enkel leeren z o u , dat de ne van HONORIUS.
J E Z U S C H R I S T U S , de waarachtige G o d , in twee naturen, de Goddelijke en menfchelijke werken werkt;
als hetwelk het regtzinnig leerdelfel was. Het blijkt
duidelijk, dat de Patriarch van Rome geheellijk
indemde met dien van Konftantinopolen, hoe zeei
zijn opvolger in zijn Bisdom , en vervolgens
anderen, aan de Monotheliten zoo veel voordeels
niet hebben willen toeftaan, van iemand van zoc
veel aanzien in de Kerk op hunne zijde te hebben.
Dus was door drie Patriarchen de weg gebaand, SOPHRONIUS verom den vrede der Kerk te bewaren. Maar SOPIIRO ' oordeelt
N I U S , niettegendaande het geen hij den Patriarcl 1 de leere
, der M o S E R G I U S beloofd had, zond aan dezen en aan d
' notheliten
overige Patriarchen, een' wijdloopigen Brief ( f ) , 1 op eene
ingevolge eene door hem gehoudene Kerkvergade . Kerkvergadering
ring, op welke hij de leere der Monotheliten ver ' te jeruza
oordeeld had ( ) . In denzelven de leere der Drie lem.
eenheid, en der Menschwording, met hevige ver
wei
(*)

/. c. pag. 1330-1324.

(t)

In Act. Concil. Oecum. V I . /. e. p. 1257-1296.

()

THEOFAN. Chronogr. pag. 274.

so8

K E R K

E L IJ K E

werping van Nestoriaanfche en Eutychiaanfche


BOEK
dwalingen, behandeld hebbende, fchrijft hij: Het
I
Afdeel. blijft n C H R I S T U S , Zoon en Eeniggeborene ,
VI
onverdeeld in beide naturen, die natuurlijk werkHoofdft.
elke natuur wezenlijk is , naar
naC. G, te, wat aan
Jaar 622, eene natuurlijke hoedanigheid, of natuurlijke eitot 814.
genfchap van beide. Had hij eene enkele niet verbondene natuur, zoo als hij naar zijn Per foon i s ,
dan zou hij niet zoo werken; de ne en dezelfde
zou dat gene niet volkomen werken, wat aan elke
natuur eigen is. Want, wanneer heeft de Godheid,
zonder deelneming aan het ligchaam, werken van
het ligchaam natuurlijk gewerkt ? Of wanneer heeft
het ligchaam, van de Godheid gefcheiden, werken
gewerkt, welke wezenlijk aan de Godheid toekomen ?
Het is waar , niet een ander heeft wonderwerken
gewerkt, en een ander geleden; maar wel naar een*
ander en ander. Even gelijk in C H R I S T U S elke natuur het geen haar eigen is , onverminderd behoudt:
zoo werkt ook elke gejialte het geen haar eigen is ,
in gemeenfehap met de andere. Wij weten, dat
de werking van elke der beide Naturen, namelijk
de wezenlijke, natuurlijke, en haar toekomende ,
ongefcheiden uit elk wezen en natuur ontdaat, naar
de haar ingeplante, natuurlijke en wezenlijke hoedanigheid , en zoo dat zij te gelijk eene onverdeelde
en onvermengde medewerking der andere Natuur
met zich voert. Want, dit maakt juist de verfcheidenheid der werkingen, die in C H R I S T U S zijn; zoo
als het bedaan der naturen haar onderfcheidt. Want
de Godheid en Menschheid zijn niet een; alhoewel
IV

zij

G E S C H I E D E N I S .

209

IV
tij in n perfoon verenigd zijn. Daarom hebben
BOEK
zij ook niet ten vollen eenerlei werking met elkanI
der na hare natuurlijke en perfoonelijke vereniging; Afdeel.
VI
ook zeggen wij niet, dat zij ne en eenige werking
rloofdfr.
hebben, die wezenlijk, natuurlijk en geheel met ver- a a C . G .
Jaar 622.
fcheiden zou zijn enz.
tot 814.
HONORIUS deed wel alle moeite, om den vrede
der Kerk te handhaven. Op zijn voordel beloofden DeEcthefis door
ook de Afgevaardigden, met welke SOPHRONIUS Keizer
hem zijnen Brief overgezonden had, dat hij zeker H E R A C L I US uitgede uitdrukking van twee werkingen niet meer geven.
gebruiken z o u , indien dechts ook CYRUS t Alexandr adiet, van ne werking te fpreken (*) Maai
deze belofte werd niet vervuld; of de zoo evenge
melde Synodale Brief maakte te veel opzien en m
druk. Hoe het z i j , Keizer HERACLIUS liet in he
jaar 638 eene verordening uitgaan, die onder dei I
naam E * 3 ^ , (of uitlegging van het geloof,) zet
vermaard is geworden, en door welke hij de beid
bovengemelde uitdrukkingen verbood; waar bij he t
r mogelijk en zelfs waarfchijnlijk i s , dat SER
aivs de opdeller van dezelve geweest zij ( t > 1*
ze Ekthefis gelijkt meer naar eene Geloofsbelijdeniss
dan naar een Keizerlijk bevel of wet. HERACLIU 3
draaf t
z e e

(*) Ep. Honor. ad Serg. I. Ci pag' 1353f+

Vergelijk

EpadPet,

THEOFANES

Illufl,

Tm.

fL ftaat in de acten
r i u g

van bet jaar 649.


DEEL.

II. Opp.p.

74- De

M . l i * - * *
fi

/. c. pag. 791-795XII.

^75- *" *

Chronogr. p-

'

^
"

*io

K E R K E L I J K E

IV

draagt in dezelve zijn geloof voor van de DriehnBOEK


heid, de Menschwording van C H R I S T U S enz. Ten
1
Afdeel. aanzien van het tegenwoordig verfchil zegt hij :
VI
Hoofdft. Wij verkondigen de wonderen en het lijden van
na C. G, nen en denzelfden, en Schrijven alle Goddelijke
Jaar 622.
tot 814. en menfchejke werking aan n en hetzelfde vleesch
geworden Woord toe. - Wtj verorlooven geenszins
aan iemand, wie hij zij, ne of twee werkingen
hij de Goddelijke Menschwording onzes Heeren te
zeggen of te keren; maar veel meer, gelijk het de
heilige en algemeene Kerkvergaderingen geleerd hebben, te belijden, dat n en dezelfde eeniggeboren
Z o o n , onze Heere J E Z U S C H R I S T U S , de ware G o d ,
zoo wel het Goddelijke ah het menfchelijke werkt,
en dat alle God en den mensch toekomende werking uit eenen en denzelfden vleesch geworden God
het Woord onverdeeld voorkomt, en op eenen en
denzelfden betrekking heeft. Hier voor voert de
Keizer verfcheidene redenen aan en befluit hier mede : dat dit de leere der Apostelen, van alle derzelver navolgers, en der algemeene Kerkvergaderin?en zij; ook veroordeelt hij een aantal Ketters, en
/ermaant alle Christenen, om de eeuwige bedu'iten
Ier van God gedrevene Leeraren te volgen.
Naar allen fchijn zou H E R A C L I U S zijn oogmerk
loordeze fchikking bereikt hebben, indien H O N O ]
uus langer geleerd had. S E R G J U S liet ze terdond
jn eene vergadering van Bisfchoppen, die te Konj iantinopolen tegenwoordig waren, aannemen
(*).
1

'L
DeC ) Concil. Later. a. 649. Sccret. III. p. 758-800.

G E S C H I E D E N I S .

en

IV
Deze Patriarch overleed nog in het jaar 638, maar
zijn opvolger P Y R R H U S bezorgde insgelijks, dat de BOEK
I
Ekthefis door de Bisfchoppen van zijn Kerspel aan- Afdeel.
V
I
genomen werd ( * ) .
De Patriarch van AlexanHoofdft.
drie, C Y R U S , verklaarde zich, met zijne vrienden, na C . G .
insgelijks voor dezelve ( f ) . O f SOPHRONIUS zich Jaar 622.
hier bij gevoegd hebbe, is onzeker, doch dewijl tot 814
Jeruzalem, zoo wel als Antichi, thans reeds in
de magt der Arabieren was, kwam het op de gevoelens dezer Patriarchen weinig aan.
Maar te Rome gebeurde omtrent deze zaak eene Te Rome
worden
geheele omwenteling, HONORIUS overleed insgelijks de Monoin het jaar 638; S E V E R I N U S , die in zijne plaats theliten
verkoren w a s , kon zijne bevestiging van het Kei- veroordeeld.
zerlijke Hof niet eer verwerven, voordat zijne afgevaardigden ten minden beloofden, dat zij hem zoo
veel mogelijk zouden bewegen, om 'sKeizers gebod
te ondertekenen ( ) . S E V E R I N U S in het jaar 64c
van zijne waardigheid bezit genomen hebbende, ver
wierp de Keizerlijke verordening openlijk, of weigerde ten minden ze te onderteekenen (**), doel
hij overleed nog in hetzelfde jaar. Zijn opvolgei
J A N I V deed des te douter dappen; en fprak ii 1
eene Kerkvergadering te Rome, in het jaar 641 ge
houden, den banvloek uit over de leere van eenet
U'i1
(*) /. c. pag. 800.
( f ) CYRI Epist. ad Serg. I. c. pag. 804.

( ) Commemoratio, quid legati Romani Conftantinop


gesfeint,

in L A E B . SS. Concl. T. V . >.

1754-

(**) Liber diurn. Roman. Pontif. C. 3. tit. 6. p.%',

O 2

ais
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
n a C . G.
Jaar 622,
tot 814,

Ook in
Afrika.
Berichter
van M A X I

Mus.

K E R K E L I J K E

wil in CHRISTUS ( * _).

HERACLIUS , in hetzelfde

jaar gedorven zijnde, zond hij aan deszelfs Zoon den


Keizer KONSTANTINUS, een' uitvoerigen Brief ( f ) ,
om de gevoelens te wederleggen en te vernietigen,
die tot hier toe te Konftantinopolen de overhand
hadden, tevens gaf hij eene vrij gedwongene verklaring aan de woorden van zijnen voorzaat HONORIUS, dien men ten onregt, zeide h i j , voor een'
voordander van deze gevoelens gehouden had. Deze Brief echter kon geene werking doen, naardien
KONSTANTYN ook reeds in het jaar 641 overleed.
Onderttisfchen hadden verfcheidene Bisfchoppen
in Byzacene, Numidie, Mauritani,
en andere
Landen van Afrika, waarfchijnelijk op het voorbeeld van den Roomfchen Bisfchop, de leere der
Monotheliten, op Kerkvergaderingen, veroordeeld ().
Maar te Konftantinopolen was een hoofdverdediger
van deze leer, PYRRHUS , de Patriarch, door burgerlijke onlusten, aan welken hij deel genomen had,
genoodzaakt, zijne waardigheid in het jaar 641 neder te leggen, hebbende PAULUS tot navolger (**);
hij ging vervolgens naar Afrika, waar hij den Abt
MAXIMUS aantrof. Deze was van eerden Geheimfchrijver van den Keizer HERACLIUS Monnik, en
kort daar op Abt van het Klooster te Chryfopolis,
eene dad in Azie, tegen over Konftantinopolen ,
ge(*)

TtiEOFAN. Chron. pag. 275.

(t)

Ap.

H/IRDUIN.

Tom. III. pug. 610-614.

( ) THEOFAN. /. c.
(**) MICEFOR.

Hist. pag. 18.

G E S C H I E D E N I S .
geworden.

=13

Deze zette, het geen SOPHRONIUS tegen .

de Monotheliten begonnen

h a d , met den hevigden

IV
BOEK

I
o o k z o o vele onheilen Afdeel.
VI
heeft veroorzaakt, dat hij daar door na zijne dood
Hoofdft.
onder de Belijders en Heiligen eene plaats verkre- na C. G .
gen heeft. Behalven andere fchriften, heeft hij veel Jaar 622.
tot 814.
gefchreven tegen de Monotheliten, doch meest i n

ijver v o o r t , welke ijver hem

eenen d r o e v e n , gezwollenen en donkeren dijl ( * ) .


Zijne werken zijn door F R . COMBEFISIUS uitgegeven

i n twee Deelen i n Folio, i n 1675 te Parys (ft

M A X I M U S h i e l d , i n tegenwoordigheid der Afrikaan


fche Bisfchoppen, zonder
bekend i s , i n het jaar

dat ons de regte plaat

645 een gefprek

R H U S , hetwelk o o k de Stadhouder

met P V R

GREGORIUS

bij

w o o n d e , i n hetwelk P Y R R H U S z i c h eindelijk volkc


men overtuigd verklaarde, dat het ongerijmd was
aan C H R I S T U S nen wil toe te fchrijven, voor zie b
'en

zijne

voorzaten

o m vergeving v e r z o c h t , d; Lt

zij zulks u i t onwetendheid geloofd hadden,

en b

l o o f d e , dit voor den Roomfchen Bisfchop fchrifteli ik


te zullen herroepen.

D i t is het verhaal,

M A X I M U S geeft, die dit geheele

gefprek

hetwe Ik

wijdloop 'g

heeft te boek gedeld ( ) .


O f P Y R R H U S z i c h i n ernst z o o leerzaam betooi ld
hebbe , z o u kunnen getwijfeld w o r d e n ; maar h ae
het z i j , hij reisde kort daar na met M A X I M U S m ar
o( * ) FOT. Bibl. Cod. CXCII-CXCV. pag. 496.
(f)

FABRIC. Bibl.

Gr. Vol. VIII. pag. 7^- <" I N .

de SS. Eccles. Vol. I. pag. 1635()

Disput, cum Pyrrho Opp. T. II. f . 159-195O 3

214

K E R K E L I J K E

Rome, in het jaar 646; en vervulde openlijk voor


BOEK
den Patriarch T H E O D O R U S aldaar zijne belofte, waar
I
Afdeel, op hij van denzelven als werkelijke Patriarch erVI
kend werd ( * ) . ' E r liep wel een gerucht, dat
Hoofdft,
na C . G P Y R R H U S , door geweld, tot deze herroeping geJaar 622 . noodzaakt was,, doch hetzelve is nooit genoegzaam
tot 814
bewezen ( f ) . Ondertusfchen duurde het niet lang,
of P Y R R H U S beleed weder te Ravenna zijn voorgaand gevoelen; waar op T H E O D O R U S zoodanig in
toorn tegen hem ontdak, dat hij niet alleen hem
en zijne aanhangers in eene Kerkvergadering te Rome in den ban deed, maar ook toen hij dit vonnis
onderteekende, onder den inkt eenige droppels van
den gevvijden wijn van het Avondmaal, o f , zoo
als T H E O F A N E S zich uitdrukt, van het levendmakende Bloed van C H R I S T U S , mengde. Naardien hij
ook den Patriarch van Konftantinopolen, P A U L U S ,
IV

van de partij der Monotheliten niet k o n aftrekken

fprak hij tegen dezen insgelijks den Kerkeban u i t '


en zette hem af; waar tegen deze zijne Afgevaar-'
digden in de Keizerlijke Hoofddad van de Kerkelijke
Gemeenfchap uitdoot, hen vervolgde, en ook eenige Priesters, die het met hen hielden, liet gevangen
zetten, bannen, en met dagen mishandelen (). Boven(*)

AVAST.deFit.Pontif.Rom.il)

Thcodoro

THTOF. /.

Cf) Commemeratio eorum quce faviter acta fuut in


Sanctum Martyrem Martinum P . R .

LABBEI

Concill.

Tom. V I . pag. 72.


( ) MARTINUS
HARD.

Episc. Rom. in Concil. Lateran. ap.

T. ili. p. 679. Sappl. Abb. Presb. ib. p. 724.

G E S C H I E D E N I S .

215

vendien nam hij de vrijheid, om den Bisfchop van


Dor

in PaUjlina,

S T E P H A N U S , een' drifrigen aan-

IV
BOEK

I
hanger van den voormali gen Patriarch SOPHRONIUS, Afdeel.
VI
tot zijnen plaatsvervanger in de Kerken dezes Lands
loofdft.
te benoemen, en hem last te g e v e n , om de Mono- ia C . G .
thelitifche Bisfchoppen Canonisch af te zetten: eene [aar 622.
tot 814.
onderneming, welke hij te eer k o n w a g e n , dewijl
dit land reeds federt' verfcheidene jaren door de Arabieren veroverd was

(*).

-Bisfchoppen van Afrika,


b i e d , verklaarde

Het grootde deel

onder het

z i c h ook tegen de

Monotheliten,

alzoo M A X I M U S door zijne werkzaamheid


hen op zijne zijde getrokken had
Thans

was

der

Romeinfche gevelen van

(f).

de twist reeds ver uitgebreid;

ook Keizer
KONSTANS

werd d i e , met veel meer h e v i g h e i d , dan ooit te vo- geeft eene


r e n , voortgezet; en een deel der Afrikaanfche Bis- nieuwe
wet uit
fchoppen had den Keizer reeds gebeden ( ) , dat
Tijpus
hij den Patriarch van zijne Hoofdftad wilde nood- genoemd.
z a k e n , om bij de algemeene regtzinnigheid te blijven.

DsEcthefis was van geen nut meer; maar werc

hoe

langer

hoe hatelijker.

Onder

deze omdandig

heden fcheen het aan het Keizerlijke H o f raadzaam,


een nieuw
gen.

bevel omtrent deze zaak uit te

D i t k w a m in het jaar

Tvnof, (Tijpus,
(*)

6 4 8 , onder

een voorfchrift f) uit

vaardi

den naan
(**).

Stephani Dorens. Supplicatio ad Conc.

Kei
ze:

Latcran

Act. feu Secretar. II. /. 'c. pag. 713.


()

Epist. Episc. Afric. ib. p. 734- 737- 7 4 - 754-

()

/ c- pag 72,7-

(**) Het

is bewaard

in

de

O 4

Handelingen der

vaa

ai6

K E R K E L I J K E

zer KONSTANS zegt daar i n , dat hij vernomen had,


BOEK
dat zijne regtzinnige onderdanen zeer ontrust waI
Afdeel. ren, omdat fommigen maar nen wil in de menschVI
wording des grooten Gods en onzes Heilands J E Hoofdft.
ZUS
CHRISTUS , leerden, en dat dechts n en denaC. G
Jaar 622 zelfde de Goddelijke en menfchelijke werken vertot 814, rigtte; maar anderen twee willen en twee werkingen
in hetzelfde vleesch geworden Woord geloofden.
De eerden beriepen zich op de nheid des perfoons
van CHRISTUS, die in twee naturen, onvermengd
en ongefcheiden , het Goddelijke en menfchelijke
wil en werkt; maar de anderen op de in n en
denzelfden perfoon onfcheidbaar verenigde naturen,
wier onderfcheid blijft; zoodat CHRISTUS, naar elke derzelve naturen het Goddelijke en menfchelijke werkt. Ten einde de daar door ontdokene
fchadelijke vlam van tweedragt uit te blusfchen ,
verbood de Keizer aan alle zijne regtzinnige onderdanen, in het vervolg, over nen wil en ne
werking, of over twee willen en twee werkingen,
geen twist of ftrijd te verwekken. Hij verbood dit,
vervolgt hij, niet om iet te vernietigen van het gene
de Heilige uitmuntende Vaderen over het menschgeworden Woord geleerd hebben ; maar om alle
eerdere onenigheden daar over voor te komen; hij
vilde zich vergenoegen, met het gene de Heilige
schrift en de vijf algemeene Kerkvergaderingen
laaromtrent hebben voorgefchreven; als ook met de
IV

<

eenKerkvergadering van Laterancn ap. Hard.


i , c. pag. 824.
I angehaalde

G E S C H I E D E N I S .

217

IV
eenvoudige en ongekundelde uitdrukkingen der voorBOEK
naamde Vaderen, als waar op de leere en wetten
I
der Heilige Kerk berusten. Het oude leerbegrip, Afdeel.
VI
zoo als het voor deze twisten heerschte, zou vol- Hoofdft.
ftrekt in acht genomen worden; niemand deswegens na C . G .
tot rekenfehap geroepen worden, omdat hij in het- Jaar 622.
tot 814.
zelve het n of ander gevoelen had voorgedaan;
maar de voorheen veroordeelde Ketters zullen dat
altijd blijven. Tot bevordering der algemeene eenigheid zou het afgekondigd ouder bevel worden ingetrokken. Die thans tegen dit bevel zouden handelen, zouden vooreerst aan het oordeel van dei 1

vreefelijken en almagtigen God onderworpen zijn


maar ook van den Keizer gedraft worden: De Bis
fchoppen en andere Kerkdijken met afzetting; Mon
niken met verbanning en ballingfchap; de genen
di ambten bezitten, met vetlies van dezelven; and
telooze perfonen van fatzoenelijken ftaat met ve:
beurdverklaring van hunne goederen; maar gering, x
lieden met dagen, en ballingfchap voor hun leven >
opdat allen, uit vreeze Gods en der gedreigde dra ffen, den Kerkevrede ongedoord mogten bewaren.
Hoe zeer dit voorfchrift onzijdig was, en alle< n
de rust van den Staat beoogde, deed het nogtans >
bij de genen, die over de Ecthefts te onvrede w aren geene andere dan drijdige uitwerking; wa ir
toe'reeds terdond aanleiding gaf het hoogstwaa r*
fchijnelijk vermoeden, dat de Patriarch P A U L U J
het Opperhoofd der Monotheliten ten dezen tijd-
de opdeller van dezen Tijpus zal geweest zij n.
Paar ook reeds een Bisfchop van Rome, als me ie
ie
O 5
1

218
IV
BOEK

I
Afdeel
VI
Hoofdft,
naC. G
Jaar 622 .
tot 814

K E R K E L I J K E

de groote IJveraar M A X I M U S , zich zoo flerk verklaard hadden, kon men kwalijk verwachten, dat
dezen in het Keizerlijk voorfchrift zouden berusten,
te meer daar men aan den Vorst en Overheid geen
gezag over de Geestelijkheid wilde toekennen, ten aanzien van de twisten en verfchillen over de leere, alfchoon ook de rust van den Staat daar door ged'oord
mogt worden.

Gedrag
Rome kon, voornamelijk, na de flappen, welke
van den
Room- zich de Bisfchop T H E O D O R U S veroorloofd had, hier
fchen Bis . bij niet onverfchillig blijven. Deze Bisfchop overfchop
leed in het jaar 649, maar zijn opvolger M A R T I N I.
MARTIN I
' had dezelfde gevoelens. Ook deze Helde den Bisfchop J O A N N E S van Philadelphia in Syri aan tot
zijnen Kerkdijken Stedehouder in'het Oosten, met
last, om in alle deden, welke tot het Kerkelijk gebied der Patriarchen van Antichi en Jeruzalem
behoord hadden, Bisfchoppen en andere Geestelijken
aan te dellen, mids dat zij van de ingedopene Ketterij vrij zouden zijn ( * ) . M A R T I N hield ook in
het jaar 649 met 105 Bisfchoppen eene Synode in
de Kerk van Lateranen te Rome, dus genoemd
naar het naburig paleis van dezen naam, (anders
de Kerk van K O N S T A N T Y N , ) en veroordeelde op
dezelve te gelijk met de leere der Monotheliten ook
het Keizerlijk Foorfchrift ( f ) . De handelingen van
(*) Martini I. Epistt. in
pag. 20-25.

LABBEI

deConcil. Tom. VI.

( j ) L A B B E I Concil. 7. c. pag. 75-385.


pag. 687-948.

HARD.

Tom.UU

G E S C H I E D E N I S .

aij)

IV
jjeze vergadering beftaan, behalve de eigenlijke raadBOEK
: plegingen, uit vele Brieven, en oude en nieuwe HukI
ken. De handelingen van eiken der vijf dagen, op Afdeel.
VI
welken de vergadering bijeen kwam, heeten Actio ,
Hoofdft.
ook Secretarius, misfehien naar het groot vertrek na C . G .
bf zaal, aan de Kerk aangebouwd, (Secretarium,~) jaar 622.
tot 814.
i jn hetwelk de Geestelijkheid allerlei bezigheden verdichtte, en ook de Synoden gehouden werden.

De Bisfchop M A R T I N opende deze vergadering De Lateraanfche


met eene lange aanfpraak, waar in hij de redenen Kerkver
jopgaf van derzelver bijenrocping, om de dwalingen gadering
verorBder Monotheliten te weeren. Vervolgens werden deeltden
Lerfcheidene zoo fchriftelijke als mondelijke klagten Typus, te
en voordellen gelezen en gehoord; en na het be- gelijk met
de leer der
oordeelen van den Typus en het lezen van de Ge- MonotheLoofsbelijdenisfen, en plaatfen uit regtzinnige Vaders, liten.
hen daar na van Ketters, om de overendemming
l;van de dichters der nieuwigheid, ('o< t%x$yoi TV,S
LaivaV*?,) gelijk men zich uitdrukte, met deze
iaatficn aan te toonen, fprak de vergadering haai
oordeel en vonnis over deze partij uit, in twintig
voor/lellen o f befluiten, in welker negende bepaaldelijk die genen veroordeeld worden, die niet met
de Heilige Vaderen belijden, dat de natuurlijke el
genfehappen der Godheid en menschheid in CIIRIS
T U S onverminderd behouden zijn; die dienvolgen!
; niet belijden, dat twee willen van nen en den
zelfden C H R I S T U S , onzen G o d , de Goddelijke ei 1
de menfchelijke, eigenlijk en waarachtig zamenhan
gend verenigd zijn, dewijl hij naar beide naturen t
n en dezelfde, onze zaligheid natuurlijk gewil* l
heeft

220

K E R K E L I J K E

heeft; die niet juist eene zulke vereniging van


IV
BOEK
twee werkingen derzelven belijden; die met de Ket
1
Afdeel. ters nen wil en ne werking van C H R I S T U S aan- 1
VI
nemen; maar daar door de belijdenis der Vaderen
Hoofdft.
na C. G. Vernietigen, en de leere van C H R I S T U S menschworJaar 622 ding, (otxovojMx,) verloochenen; die behalve de i
tot 814 twee willen en werkingen, nog nen wil en n
werking belijden; of die deze beide tegen elkan
overgefieldeftellingenloochenen en verwerpen; ook
die genen, . die de Godmenfchelijke, ( Stctvdgiw
werking, (de uitdrukking van D I O N Y S I U S den Areo- \
pagiet,) van ne, en niet van eene dubbele, God- j
delijke en menfchelijke werking verklaren; en die |
eindelijk de onenigheid en verfcheidenheid tusfchen
de twee willen en werkingen in C H R I S T U S bew
ren. Nadat de vergadering nog in het algemeen is
ieder eenen veroordeeld heeft, die niet alles, wat {'
de Vaders en Heilige Kerkvergaderingen geleerd I
hebben, tot het minde dipje toe, ( ^ yxg xtX
gxia;,j
belijdt: komt zij in den XVIIIden Canon J
tot haar hoofdoogmerk. Zij veroordeelt daar in ij
ieder eenen, die niet met haar alle Ketters verJJ
werpt, en 'er den banvloek over uitfpreekt, onder
welken z i j , behalve vele ouden, ook de dichters f
en hoofden der Monotheliten , T H E O D O R U S , Bis-4
fchop van Pharan in Arabi', en de Patriarchenk
C Y R U S , S E R G I U S , P Y R R H U S , en P A U L U S , met der-je
zeiver leerlingen, fchriften en aanhangers, noemt;f
verders de hoogstgoddelooze Ecthefis, tot wel
SERGIUS
HERACLIUS
bepraat had; insgelijks denk
even Goddeloozen Typus, welken de regeerende K
zer.i

G E S C H I E D E N I S .
IV
> , op aandoken van P A U U , gekend gemaakt BOEK
I
[had, en waar i n , drijdig met de Kathol, k e ^
Afdeel.
omt ent de ware n Ketterfche leer een gelijk dilVI
w i " bevolen was. In de beide laatde beflmten Hoofdft.
na
C. G .
zij nog allen,
jaar 622.
.waren Godsdienst nitgeven; en verdoemt n ade tot 814
eeuwigheid de genen, die nieuwigheden
:
^
dkelijk geloof ondernemen, en Ketterijen bevorderen,
I en daar ook tot hun einde bij blijven.
Gevolgen
MARTIN vergenoegde zich niet dechts, met dez hier van
voor
I beduiten der vergadering door eenen rondgaande : MARTIN.
i Brief alom in de Westerfche Gemeenten bekend t
i maken, maar had zelfs de doutheid om ze n znn
aam en in naam der vergadering ook aan te
I zer toe t zenden, en hem te verzoeken deze Ke f
* ters insgelijks te veroordeelen, en het waar G

met de Kerkvergadering te bevestigen. De Keizer


: door de verachting van zijne Rijkswet beledigd :t
n d in het jaar 653 den Exarch KALLIOPAS, m :n
kXsvolk na r Rome; die den Bisfchop afzette le
,
op een fchip Het brengen, hebbende hem uit , h
VZalfcl>Kerk,
waar hij zijn bed voor et m
had geplaatst, laten halen. Men v e r g u n ^ zn
het eerst op het eiland Naxos in den Gnelfch ijk
Archipel 1 land te gaan; alwaar h i j , even geld .
aan boord, velerhande nood en ongemakken lei
ij>
N a een verblijf van een jaar op Naxos, kwam li
lar
in het jaar 654, te Konftantinopolen aan; >
alw
or
voor de Keizerlijke Staatsdienaren een verh, geonderging, en in twee gevangenisfen, als de em
nlf.
^
U
,

^
zer

treedt

. faar

D e v v i j l

222

K E R K E L I J K E

IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.

halfnaakt ijzeren boeijen waren aangedaan, verwacht,


te men reeds een bevel, om hem ter dood te brengen. De voorbede van den zieltogenden Patriarch
PAULUS bragt niet weinig toe, om zijn leven te behouden. Evenwel werd hij in het jaar 655 naar
Cherfon, waarfchijnlijk in Sarmati, gebannen; ook I
hier ondervond hij vele wederwaardigheden',- en
overleed nog in het gemelde jaar. Hier door'ver- I
kreeg hij den naam van Belijder en Martelaar (*).
Ondertusfchen fchijnt zijne befchuldiging op geheel
iet anders gedoeld te hebben. Trouwens, volgens '
het oud verhaal, hier op den kant bijgebragt, voerde een Keizerlijk Staatsdienaar hem te gemoet, als
bij van den Typus begon te fpreken: hij moest van
iet Geloof geen gewag maken; te Konftantinopolen
1:n te Rome was men even Christelijk en even Regtdnnig; thans kwam het op eene zamenzvveering
tan.
Te weten, men befchuldigde hem, dat hij
1net den voormaligen Exarch OLYMPIUS, die oproe1ige onlusten tegen den Keizer verwekt had, in
1 erbindtenis getreden was, in plaats van zich tegen
1 em te kanten. Wat 'er van de waarheid dezer
l efchuidiging z i j , is onzeker; ANASTASIUS ( f )
t eeft wel eenig licht, maar is te zeer met den

Room("*) Communoratio eorum , qua feviter et fine Dei


r 'fpectu acta funt a veritatiS adverfainiis in faketim
e' apstlicum, novum revera Covfcsforem et martyrem
1fartinum Papam Roma, per cpistolam cujusdam Christianispmi (Je. ap. H A R O . 2'. UI. p. 67S.
( t ) I Vita Martini pag. 128. Tom. I.

G E S C H I E D E N I S .

223

Roomfchen Bisfchop vooringenomen , en verbergt


IV
zich tevens in den heiligen nevel van een wonder- BOEK
1
werk. Volgens hem was O L Y M P I U S door den Kei- Afdeel.
VI
zer naar Itali gezonden, met bevel, om alle BisHoofdft.
fchoppen zoo wel als alle Ketters aldaar te nood- na C . G .
zaken, om den Typus te onderteekenen; als ook, Jaar 622.
zoo hij zich op het krijgsvolk verlaten k o n , den tot 814.4
Bisfchop M A R T I N gevangen te nemen. De Exarch,
te Rome gekomen zijnde, vond de Kerk aldaar met
de Italiaanfche Bisfchoppen verenigd. Hij wilde,
terwijl M A R T I N hem het Avondmaal toediende, denzelven. door zijnen zwaarddrager laten vermoorden;
maar deze werd met blindheid geflagen, zoodat hij
hem niet zag. O L Y M P I U S , hier door overtuigd,
dat de Bisfchop door God befchermd werd, trof
een vergelijk met hem; en ontdekte hem, wat last
hij had, waar op hij kort daar na dierf in eenen
ongelukkigen veldtogt tegen de Arabieten. Naar
allen fchijn maakte dit reeds beiden bij het Keizerlijke Hof verdacht, dat O L Y M P I U S , in plaats van
den hem opgedragenen last te volbrengen, met den
reeds gehaatten Bisfchop een verdrag doot; het kan
zijn, dat hij zelfs meet dan argwaan tegen zich verwekt hebbe; maar M A R T I N fchijnt van geene ontrouw overtuigd te zijn geworden. Deze werd ook
over het geheel te hard behandeld, hoewel/hij 'er
zijne eigene onbedachtzaamheid de fchuld van moest
geven.
Bijna te gelijker tijd met hem werd ook in het Lotgevaljaar 653 de Abt M A X I M U S van Rome naar Konftan- len van
MAXIMUS.
tinopolen gevangen overgevoerd.
In het verhoor,
met

224
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622
tot 814.

K E R K E L I J K E

met hem gehouden, wierpen de Staatsdienaars hem


v o o r , dat hij den Keizer

haatte, en Egypte met

Pentapolis aan de Arabieren had willen


pen.

onderwer-

D o c h hoewel 'er getuigen tegen hem werden

bijgebragt, vindt men echter n i e t , dat deze buitendien reeds z o o onwaaifchijnlijke befchuldiging, door
hunne verklaringen, bewezen is geworden. M a a r dit
ziet m e n , met den eerden o p d a g , dat het onbezuisd
gedrag, door M A X I M U S ,

omtrent

de beide Keizer-

lijke w e t t e n , gehouden, zijne eigenlijke misdaad geweest

is.

pen tegen

hij i n Afrika

de Bisfchop-

de Ecthefis had opgezet,

Gelijkerwijs

z o o was het

ook voornamelijk zijne f c h u l d , dat de Typus te Rome z o o fmadelijk

behandeld w e r d .

Bovendien w a -

ren de oogen der Oosterfche Bisfchoppen inzonderheid op hem gerigt, dewijl


leerdden

Godgeleerden

men hem als den ge-

aanzag,

die z i c h

toe tegen de Monotheliten verzet h a d .

tot hier'

H e t is dus

geen w o n d e r , dat men de eerde befchuldiging tegen


hem liet d i p p e n , en hem tot het onderteekenen van
den Typus, en tot vereniging met de K e r k te Konjlantinopolen zocht te bewegen;

waar van bij de

verhooren van den Bisfchop M A R T I N geheel niet gefproken w a s , waarfchijnlijk, omdat deze enkel naar
de
Abt

ingevingen van M A X I M U S

gehandeld had.

De

bekende, i n zijn v e r h o o r , niet alleen de hoofd-

zaak van deze befchuldiging; maar


te bewijzen, dat de Typus dreed
fche Geloofsbelijdenis.
z e g d , dat het geloof

ondernam ook

met de Niceen-

Vergeefs had men hem gedoor

dit gebod niet

onder-

drukt z o u w o r d e n ; het gebood enkel d i l z w i j g e n , o m


den

G E S C H I E D E N I S .

2*5

IV
den vrede te behouden: juist dit dilzwijgen, gaf
BOEK
hij ten antwoord, onderdrukt het geloof volgens de
I
Schrift. Ook bleef hij 'er bij, het geen hij al te Afdeel.
VI
Rome beweerd had, dat de Bisfchoppen alleen het
Hoofdft.
regt hadden, om bedisfingen over geloofszaken te na C . G .
geven; en dat het onwaar was, het geen men hem Jaar 622.
tot 814.
tegengeworpen had, dat elk Christelijk Koning ook
Priester was. Dus ontzeide hij openlijk aan de Keizers het regt, hetwelk zij reeds zoo dikwijls zonder
tegenfpraak geoefend hadden, om voorfchriften omtrent onrustige Godsdienstverfchillen te geven ( * ) .
Op de vraag, of het dan voldrekt noodzakelijk zij.
twee willen en werkingen in C H R I S T U S te belijden"i
antwoordde hij nadrukkelijk, j a , dewijl de Kerkvaders duidelijk zeiden , dat voldrekt geene natuui
zonder hare wezenlijke werking zijn of erkend kor
worden. Men verzocht hem zeer bewegelijk, der
Keizer door zijne hardnekkigheid niet te bedroeven,
die toch de leer van C H R I S T U S niet had willet
veranderen ; maar alleen rust had willen dichten.
M A X I M U S wierp zich hier op ter aarde, en zeide
met tranen, hij kon God niet bedroeven, die dooi
de Leeraren der Kerk uitfpraak gedaan had, wal
men gelooven moet. Hij werd vervolgens met zijnen leerling, den Monnik A N A S T A S I U S , in het jaai
656, op het Slot Bizya in Thrac gebragt, alwaai
zij veel ongemak udonden. Hier deed echter de
Bis(*) Relatio
Maximum

motionis factce inttr

Dominum Abbaten,

et focium ejus atque principes,

in S. MAXIMI Opp. T. I. p. XXXII.


XII. D E E L .

in

fecretaru

900"
IV
BOEK

K E R K

E L IJ K E

Bisfchop van Ccefare, T H E O D O S I U S , in naam van


den Patriarch van Konftantinopolen, eene nieuwe

I
Afdeel. proeve, om hem tot vernieuwing van de Kerkelijke
VI
Gemccnfchap te brengen; deze beleed twee willen
Hoofdft.
en werkingen; beloofde zelfs de ' affchaffing van den
na C . G
Jaar 622 , Typus; maar kreeg van M A X I M U S ten antwoord:
tot 814 1 eerst moesten alle overblijfzelen en gevolgen der te

Rome veroordeelde Ketterij uitgedelgd worden; de


Keizer moest een vermanend bevel, en de Patri
arch zijner Hoofddad eene Synodale af bede derwaards zenden; alsdan zou de Roomfche Bisfchop
zien, wat hij doen kon. Ineen Klooster, waarheen
M A X I M U S verder gevoerd werd, deeden hem twee
Staatsdienaars andermaal voorllagen , en boden hem
groote belooningen aan. Maar eene hevige verklaring, welke hij hun gaf, tergde hen zoodanig, dat
zij en anderen hem doegen, in het gezigt fpogen,
en met fcheldwoorden overlaadden. Alle foortgelij
ke pogingen dus waren vergeefs. Ondertusfchen hadden de Patriarchen van Konftantinopolen en Antichi, als ook de plaatsvervanger van den Alexandrijnfchen, voor lang in eene vergadering het vonnis over hem geveld, dat hij, met twee van zijne
leerlingen, gegeefeld, hun de tong uitgefneden, en
eene hand afgekapt, en zij vervolgens ver van de Hoofdftad verbannen en gevangen gehouden zouden worden.
Welk vonnis ook in het jaar 662 aan hun fchijnt
voltrokken te zijn. Hij overleed in hetzelfde jaar in
Lazi, in eene.n bijna tachtigjarigen ouderdom ( * ) .
MAXI-

(*) S. MAXIMI Confesjbrft Vita ac cevtamen p. X X V .


Tom.

G E S C H I E D E N I S .

zz?

IV
MAXIMUS i s , wegens zijne ftandvastigheid, als een
DOEK
Heilige vereerd geworden; men heeft hem zelfs
I
wonderen toegefchreven; waarom men ook wel an- Afdeel.
VI
dere bijzonderheden in dit verhaal in twijfel zou
Hoofdit.
kunnen trekken. Zoo veel is zeker, zijn moed na C. G .
grensde aan dijfzinnigheid; en werd nog verderkt, Jaar 622.
tot 814.
door het gewigt, hetwelk het Hof in hem naar de
toenmalige omdandigheden dellen moest.
Nadat twee hoofdperfonen, die den tegendand te- Stilftand
van dezengen het Keizerlijk bevel aan alle kanten aangedookt twist.
hadden, uit den weg waren geruimd, volgde gedurende het overige der regering van den Keizer KONSTANS, die in het jaar 668 vermoord werd, eer
merkelijke ftildaml in deze twisten,
EUGENIUS,
dien hij tot Bisfchop van Rome had laten verkiezer
in plaats van MARTIN , liet door zijne Afgevaardig
den te Konftantinopolen de gemeenfchap met tdei
Patriarch aldaar, P E T R U S , vernieuwen, toen dezi
zich verklaarde, dat hij den wil van CHRISTUS naa r
zijn geheelen perfoon, en naar zijne beide naturen
onderfcheidde ( * >
De Roomfche Geestelijkheid
en het volk, waarfchijnlijk door haar aangevuurd
vergunde wel den Bisfchop niet eer Godsdienst t
verrigten, vr dat hij beloofd had, den door ge
melden Patriarch overgezondenen Sijnodalen Brie f
nooit aan te zullen nemen, omdat deze de leere va 1
twe e
Tom. I- Opp. Tomus alter S. Pat ris fiostri Maximi, c
t
Confesforis &c. L

c. pag. X L I V .

ANASTASII

Epist. di

Theodos. pag. L X V I I . fq.


(*) Rslatio motiotiis &c. I. c. pag. X X X V I .
P

98

K E R K E L I J K E

twee willen daar in niet duidelijk genoeg had voorBOEK


gedragen ( * ) , evenwel weet men niet, dat dit geI
A f d e e l . volgen gehad heeft; en de volgende Bisfchop VITAVI
LIANUS onderhield met den Keizer, die zelf te
Hoofdit.
Rome kwam, volkomen de Kerkelijke Gemeenna C . G.
Jaar 622. fchap.
IV

tot

814.

Aanleid ng tot
vernieuwing van
den twist.
;

Tien andere jaren verliepen ook nog gerust, onder de regering van den volgenden Keizer KONSTANT Y N , den Gebaarden. Niet, als of de Monotheliten en derzelver partijen hadden opgehouden te bedaan, maar zij zwegen naar den w van het Hof*
Ook was de Kerkelijke verbindtenis tusfchen Rome
en Konftantinopolen nog niet weder herfteld; en
[uist dit gaf aanleiding tot het op nieuw uitberfteu
van dezen twist. De Patriarchen, THEODORUS van
Konftantinopolen, en MAKARIUS van Antichi, ( o f
Tkeopolis,) maar die ook te Konftantinopolen woonde, omdat Antichi in handen der Arabieren was,
verzochten den Keizer in het jaar 677, hun toe te
laten, dat de naam van VITALIANUS , die alleen in
de Kerkeboeken der Hoofdftad, onder de Roomfche
Bisfchoppen, federt HONORIUS , dond, mogt worien uitgefclirapt. Ten minden verlangden z i j , dat
'er vooraf een onderzoek mogt gedaan worden, eer
e opvolgers van HONORIUS konden ingevuld worlen. De Keizer was onpartijdig genoeg, om dit
1:^r.st aan den Roomfchen Patriarch DONUS te be: igten , met begeerte , dat hij eenige bekwame
Afgevaardigden ter ontwikkeling van dit onderwerp
( * ) ANASTAS. Fit. Eugeniipag. 131.

GESCHIEDENIS.

219

werp naar Konftantinopolen zou zenden ( * ) .IV


DONUS was overleden, vr dat hij dezen Brief BOEK
I
bekomen kon. Maar zijn opvolger AGATHO fchijnt Afdeel.
VI
bijkans meer gedaan te hebben, dan de Keizer beHoofdit.
geerde; hij fchijnt van deze zaak eene zaak der na C. G.
meeste Westerfche Bisfchoppen gemaakt te hebben. Jaar 622.
tot 814.
Want ook MANSUETUS , Bisfchop van Mediolanum.
( Milaan,) die onder de heerfchappij der Langoharden leefde, fchreef aan den Keizer, in naam vat i
alle van hem afhangende Bisfchoppen ( f ) , en hielc
hem de voorbeelden van ouder Keizers in het on
derdrukken der Ketterijen voor, waar bij hij teven;
hunne Geloofsbelijdenis voegde, op welker eind<
ook de leere van twee natuurlijke willen en werkingen van CHRISTUS voorkomt, AGATHO zelf verza
melde in het jaar 679 honderd vijf en twintig Bis
fchoppen te Rome, onder welken wederom MAN
SUETUS was, en anderen uit die Gewesten, als ooi
WILFRID van lork, en twee Frankifche Bisfchop
pen. Dezen verkozen drie uit hun midden tot hun
ne Afgevaardigden; hij zelf benoemde voor zich no;
twee Ouderlingen, eenen Diaken, en eenen Onder
diaken. Deze namen vooreerst eenen Brief der ge
zamenlijke vergadering aan den Keizer mede ( ) , it L
welken deze zich op de Kerkvergadering van Late
taan, de door dezelve bevestigde leer, en in de; !
bar :
Epist. ad Dontim in act. Concil
VI. Oecumen. ap. HARD. Tom. III. pag. 1044.
("f) Ep. Maufueti l. c. pag. 1051.
() Epist. AGATH. et Syn- R.om. I. c pag. 1115.
P 3
( * ) CONSTANTINI

s-o

K E R K E L I J K E

ban gedane Leeraren beriep, en van den Keizer geIV,


lijke gezindheden verwachtte. Maar in eenen veel
DOEK
T
langeren Brief, welken A G A T H O hun in zijn' eigen
Afdeel,
naam medegaf ( * ) , melde hij, deels , dat hij, uit
VI
Hoofdft gehoorzaamheid aan het Keizerlijk bevel, (hij noemt
na C. C
Jaar 621 .den Keizer, en deszelfs Broeders, deelgenooten zijtot 814 ' ner regering, Christianisfimi Domini et filii,) de
begeerde Afgevaardigden gezonden, en hun, ter vervulling van zijnen last, Boeken van regtzinnige Leeraren medegegeven had; deels, verklaarde hij uitdrukkelijk het Geloof van zijne Kerk, hetwelk haar P E T R U S voor alle volgende tijden had nagelaten;
bijzonder de leere van twee willen in C H R I S T U S , onderdeund door plaatfen uit den Bijbel; maar nog
meer door getuigenisfen der beroemdde Kerkvaderen;
zoo als hij ook de tegengedelde Ketterfche leere uit
de fchriften van derzelver verdedigers voordelde;
waar op hij bij flot den Keizer verzocht, om bevestiging van* het eerstgemelde leerftelfel, en uitroeijing van de laatstgemelde dwalingen. In het bijzonder fmeekte hij, en met zijne geringheid elke
Christelijke ziel, den Keizer met gebogene knien,
dat hij, bij het aandaande mondgefprek, ieder eenen
wilde vergunnen, zijne vrij ftem voor zijn geloof
te mogen geven.
Na de aankomst van deze Afgevaardigden, in het
Zesde al
gemeen jaar 680, te Konftantinopolen, bedoot de Keizer
Kerkve:
gnderin T K O N S T A N T Y N in die Hoofddad eene algemeene Kerkte Kon- vergadering te laten houden; waarom hij aan den
:

Pa(*)

/. c. pag. 1074-1115.

G E S C H I E D E N I S .

231

IV
Patriarch GEORGIUS aldaar, (wien hij reeds het
BOEK
door hem en andere Bisfchoppen herhaald verzoek,
1
om den naam van VITALIANUS te mogen doorfchrap- Afdeel.
VI
pen, toegedaan had, ) en door dezen aan den AnHoofdft:
tchifchen Patriarch MAKARIUS in last gaf, om de na C . G .
Bisfchoppen van hun Kerspel daar toe te ontbie- Jaar 622.
tot 814.
den (*) Deze algemeene vergadering, de zesde,
maar van die, welke te Konftantinopolen gehouden ftantinozijn, de derde, kwam n o g , in het gemelde jaar, polen.
tot fland. Zij werd gehouden in het Keizerlijk Pa.
leis, Trullus of Trullum genoemd, hare laatde zit
ting is door 166 Bisfchoppen- onderteekend. Behalve! 1
de Afgevaardigden van den Roomfchen Patrtarch
waren

ook GEORGIUS

en MAKARIUS , benevens

plaatsvervangers der Patriarchen van Alexandr e 1


Jeruzalem tegenwoordig. Zelfs lieten 'er zich Mot h
niken op vinden, zoo als de Keizer ook verlang i
had Cf)5 waarichijnlijk, omdat men hen voor gi
oefend' hield in de twistvraag , die behandeld dor d
te worden. De Keizer zelf bekleedde in deze ve $
gadering den post van Voorzitter, en zijne Staat
dienaars, die fomtijds zijne plaats vervongen, zatt n
nevens hem ( )
De Roomfche Afgevaardigden maakten een begn
met de klagte, dat de voorgaande Patriarchen V: in
Konftantinopolen, federt omtrent X L V I jaren , nie uwe zegswijzen, drijdig met het ware geloof, v 111
n m
(*) Divalis facra 'ad Georgium etc. I. c. p. 1049.

Ct) P* - P'
(S) /. c. pag. 1056.
P 4
E

a d

ag

1 0

^'

23*

K E R K E L I J K E

IV

nen wilen ne werking in C H R I S T U S , op de


baan hadden gebragt, waarom zij den Keizer verAfdeel. zochten, dat hunne aanhangers eens mogten zegVI
gen, waar uit deze nieuwigheid ontdaan was? Als
Hoofdft.
na C . G de Keizer de Patriarchen G E O R G I U S en M A K A R I U S
Jaar 622 met hunne aanhangers daar toe uitnoodigde; anttot 814,
woordde M A K A R I U S , met anderen: dat zij geene
nieuwigheden ter baan gebragt, maar hunne leerdellingen van de algemeene Kerkvergaderingen en de
voornaamde Vaderen overgenomen hadden. De Keizer hun bevolen hebbende, dit te bewijzen, liet
M A K A R I U S de Handelingen der Efezifche Kerkvergadering voorlezen, waar i n , uit een gefchrift van
C Y R I L L U S , deze woorden voorkwamen van C H R I S T U S : Zijn wil is almagtig. Maar de Roomfche Afgevaardigden, eenige Bisfchoppen, en zelfs
de Staatsdienaars ontkenden, dat hier mede iet bewezen was, nademaal, i de gemelde plaats, flechts
van de Goddelijke natuur van C H R I S T U S gefproken
werd. Wanneer den volgenden dag uit de Handelingen der Kerkvergadering van Chalcedon de' vermaarde Brief van L E O den Grooten gelezen werd
riepen deze Afgevaardigden den Keizer toe, dat
1Jaar in uitdrukkelijk twee natuurlijke werkingen in
1C H R I S T U S geleerd werden , door deze woorden :
, Het Woord werkt, wat des Woords i s , en het
3, Vleesch, wat des Vleefches is. Gundiger voor
1 I A K A R I U S waren voorgelezene plaatfen der Patriar1hen van Rome en Konftantinopolen, V I G I L I U S en
9 IENNAS , uit de Handelingen der vijfde groote KerkV ergadering, in welken ne werking en n wil
B0E3C

irj

G E S C H I E D E N I S .

33

IV
in CHRISTUS geleerd werden. Doch de Roomfche
BOEK
Afgevaardigden bragten hier tegen i n , dat dit on.
I
echte en vervalschte fchriften waren. Ook velde de Afdeel.
VI
vergadering met de Rigters of Staatsdienaars het Hoofdit.
vonnis, dat MAKARIUS door de Kerkvergaderingen na C . G .
zijn gevoelen niet bewezen had. De Keizer leide Jaar 622.
'tot 814.
hem toen op, om het uit de Kerkvaders te betoogen. Eer dit nog gefchieden kon, werd de voorheen gemelde Brief van AGATHO aan den Keizer opgelezen, waar in zijn leergevoelen zoo uitvoerig
verdedigd werd; als ook de Brief der Kerkvergadering van Rome aan die van Konftantinopolen. Hier
op volgden drie door MAKARIUS overgegevene verzamedngen van getuigenisfen der Kerkvaderen, welke leerden, dat CHRISTUS nen wil heeft, die ook
de wil des Vaders en des Heiligen Geestes is. D
Roomfche Afgevaardigden merkten, terdond na df
voorlezing, aan, dat deze getuigenisfen vervalsch
waren; nademaal zoo wel die, welke nen wil
met betrekking tot de Drieenheid, leerden , op dei t
wil van CHRISTUS na zijne Menschwording toege
past, als zulke, welke eigenlijk zijne menschwor
ding betroffen, naar den zin en naar de woorden >
verminkt waren geworden. In plaats van dezelvei
gaven zij eene andere lijst van plaatfen der Kerkva
deren , welke duidelijk twee natuurlijke willen e:
werkingen beweerden; maar ook van plaatfen ui
Ketters,waar in het tegendeel voorgedragen was(*"]
Onverwachts verzekerde nu de Patriarch va
Kot.
(*) Ibid.pag, 1057. et H53P 5

234
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G .
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

Konftantinopolen,

GEORGIUS ( * ) ,

dat

hij,

na

den

Brief van A G A T H O en de v a n deszelfs partij overgeleverde verzamelingen met de Boeken der Kerkvaderen o v e r e n d e m m e n d
ven

bevonden te hebben,

denzel-

o o k toedemde, en z o o als z i j , geloofde.

Mis-

fchien had hij reeds bij het begin der Kerkvergadering

bedoten

fpoedde

tot dit gevoelen

z i c h n u te m e e r ,

over te gaan,

daar het zigtbaar de overhand verkreeg,


Keizer tot hetzelve neigde.
Chalcedon,

na h e m ,

en ook de

A l l e de aan hem onder-

gefchikte Bisfchoppen van Efeze,


cum,

en

o m z i c h te verklaren,

Heraklea,

Cyzi-

en anderen meer, beleden terftond

dat zij thans insgelijks, o m dezelfde r e -

d e n , twee willen en werkingen aannamen.

D e oude

o n d e r v i n d i n g , dat 'er o p de talrijkde Kerkvergaderingen

weinige onafhankelijke flemmen w a r e n ! T o e n

de Patriarch

hier op zijn

voormalig verzoek

terug

n a m , dat de naam van V I T A L I A N U S u i t de K e r k e boeken z o u uirgefchrapt w o r d e n , en de K e i z e r daar


in

b e w i l l i g d e , riep

grooten
loffpraken

hem de vergadering,

en regtzinnigen

en zegenwenfchen

benevens den M o n n i k

ten,

toe.

rijkelijke

M A K A R I U S , die

S T E P H A N U S , bij zijn

len bleef, o m z i c h liever i n


wen,

als den

KONSTANTINUS ,

en i n zee te w e r p e n ,

flukken

gevoe-

te laten h o u -

dan hetzelve te verla-

leverde zijne Geloofsbelijdenis over.

D e ver-

gadering wierp hem tegen, dat hij de plaatfen der


Kerkvaderen

verminkt

h a d ; verklaarde

hem voor

een' K e t t e r ; riep luidkeels vervloekingen over hem


uit;

C) P*g. 5 7 -

G E S C H I E D E N I S .

&3S

IV
uit- liet hem den Patriarch Mantel afnemen; STEBOEK
PHINUS werd, onder fchelden en vloeken, als een I
Ketter, uit de vergadering gejaagd; en buitendien Afdeel.
VI
van zijne Bisfchoppen verlaten (*).
Hoofdft.
Na het voorlezen van eenige andere (tukken en op- na C . G .
Jaar 622.
ftelle'n, tot dezen twist betrekking hebbende, zette tot 814.
de vergadering den gemelden Patriarch plegtig_ af;
deed hem in den ban, en verzocht den Kerzer,
door zijne Staatsdienaren, hem uit de ftad te laten
zetten ( + ) Vervolgens veroordeelde zij de Brieven, welke HONORIUS, Bisfchop, ( n * * , ) var.
Oud-Rome, en SERGIUS zamen gewisfeld hadden;
ja ook deze beide Patriarchen zeiven deed zij 11 1
den ban; benevens alle de andere hoofden van dez.

CYRUS, PYRRHUS , PETRUS, PAULUS, elI


THEODORUS van Pharan, als Ketters ( ) .

partij,

In de XVde zitting liet zich deze Kerkvergade


xin- in eene belagchelijke bijzonderheid in. POLV
CHRONIUS, een Ouderling, Monnik, en zeer dril
l
'tig verdediger van het Monothelismus, ftelde zie
ivoor haar, met aanbieding, om zijne Geloofsbeli
L I 8 p eenen dooden te leggen, en CHRISTUS l e
bidden dat hij hem wilde opwekken; als hij ni :t
iu opdaan, dan mogt de vergadering en de Ke
met hem doen, wat zij wilden. De vergad
ving hoorde eerst zijne Belijdenis voorlezen, wa u
in hij een gezigt verhaalde, door hetwelk hem b
kend gemaakt was , dat die gene geen Christ. :n
0

Z O

z e r

wa: '
(*) /. c. pag. i i 57-1W() /. c. pag. 1332.

(t)

' P S-

936"
K E R K E L I J K E
was, die niet den nen wil in C H R I S T U S geloofde. Daar op gingen de Staatsdienaars met alle de
BOEK
I
Bisfchoppen, naar een openbaar bad heen, waar
Afdeel.
ook eene menigte volks te hoop liep. P O L Y C H R O VI
Hoofdit. N I U S leide zijn gefchrift op een derwaards gebragt
na C . G.
Jaar 622. lijk; wachtte eenige uren; prevelde het iet in het
tot 814. oor; maar alles vergeefs. De Hatelijke vergadering
keerde nu in het Paleis terug; verhoorde den Monnik over zijn geloof; en fprak een wijdluftig vonnis
over hem uit, dat hij, als een verleider des volks
en Ketter, zijne Priesterlijke waardigheid verbeurd
had. Vervolgens riepen zij over hem, M A K A R I U S
en S T E P H A N U S , het Anathema uit; maar de Staatsdienaars, al of niet fchranderder dan de Bisfchoppen, eindigden de zitting,, met te zeggen: dat
'er heden genoeg gedaan w a s ! " (*).
IV

In de achttiende zitting eindigde de vergadering


haren arbeid, met het voorlezen van haar vastgedeld leerdelfel. Daar in is vooreerst bevat hare
volkomene toetreding tot de beduiten der vijf voorbaande algemeene Kerkvergaderingen; waarom ook
de Geloofsbelijdenisfen der beide eerden hier in"-eroegd worden. Vervolgens wordt verhaald, dat de
Duivel, door zijne werktuigen, T H E O D O R U S , S E R GIUS,

PYRRHUS,

PAULUS,

PETRUS,

HONORIUS,

en S T E P H A N U S , de nieuwe
]
ketterij van nen wil en ne werking in de beide
I
laturen van C H R I S T U S , hebbe uitgedrooid, waar
(loor de dwalingen van A P O L L I N A R I S en anderen
;YRUS,

MAKARIUS,

ver-

00 / c. pag.

1373.

G E S C H I E D E N I S .

237

IV
vernieuwd waren; maar dat de Keizer, als een nieuBOEK
we DAVID, door deze heilige vergadering, het ware
I
geloof had laten bevestigen. Zij neemt den Brief Afdeel.
VI
van AGATHO aan den Keizer, en dien van zijne 3oofd(l.
Synode volkomen aan, dewijl dezelven met de Kerk- ia C . G .
vergadering van Chalcedon, met den vermaarden [aar 622.
tot 814.
Brief van den Roomfchen L E O , en de fchriften van
CYRILLUS tegen NESTORIUS

overendemmen.

Ein-

delijk fielt zij haar geloof voor, in tegendelling tegen Nestorianen en Eutychianen; maar ook onderfcheiden van de** Monotheliten, door de volgende
bepalingen: W i j belijden in CHRISTUS twee natuurjke
willen en twee natuurlijke werkingen ,
ongedeeld, onveranderd , ongefcheiden en onvermengd, naar de leere der heilige Vaderen; zoo dat
deze twee natuurlijke willen malkanderen niet wederfpreken; dat zij verre! zoo als de Goddelooze Ketters gezegd hebben ; zoodat zijn menfchelijke wil
volgt, niet wederdreeft of zich verzet; maar vee
meer aan zijnen Goddelijken en almagtigen w i l on
derworpen i s . " Vervolgens haalt de vergadering
plaatfen van den allerwijsten ATHANASIUS, en andere Kerkvaders, aan, die dit bevestigen, en be
dreigt eiken Bisfchop of Geestelijken, die van dez<
leere afwijkt, met afzetting; maar Monniken 0
Leeken met den Banvloek. Alle tegenwoordig zijn
de Bisfchoppen onderteekenden dit voorfchrift de:
leere; ook fchreef de Keizer na hen, dat hij he
gelezen en toegedemd had. Vervolgens vroeg hi i
hen, of hetzelve met hunne algemeene bewilliging
bekend was gemaakt? Zij bevestigden d i t , me t
nieu

238
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
toe 814

DeTrullaanfche
Kerkvergadering,
onder
Keizer
JUSTINIAAN

II.

K E R K E L I J K E

nieuwe lofverheffingen en gelukwenfchingen jegens


den Keizer, en nieuwe Banvloeken, welke zij over
de oude Ketters, over SERGIUS, HONORIUS, en de
overige voornaamde Monotheliten uitriepen. Ten
laatden werd eene aanfpraak der vergadering aan
den Keizer voorgelezen, in welke, omdandig, alles, wat hij en z i j , tot bevestiging des Geloofs,
gedaan hadden, ontwikkeld, en de Banvloeken tegen de meergemelde Bisfchoppen ook niet vergeten
werden.
Op begeerte der vergadering zond de
Keizer hare Handelingen, door hem onderteekend,
aan de vijf Patriarchen ; en door een bijzonder
Plakaat bekrachtigde bij hare befluiten, met bedreiging van draden tegen de overtreders (*).
Dus werd het gevoelen van nen wil en ne
werking in CHRISTUS in deze Kerkvergadering meer
door behulp der Overlevering en het gezag van
Kerkvergaderingen en Kerkvaderen veroordeeld, dat
wel uit den Bijbel , die zonder gebruikt te worden , voor haar opengeflagen lag , en het gene
opmerkelijk i s , zelfs over eenen Roomfchen Bisfchop werd, in de tegenwoordigheid en zonder tegenfpraak der Afgevaardigden van eenen zijner opvolgeren , wegens Ketterij de ban uitgefproken. Thans
fcheen dan ook de aanhang der Monotheliten nabij
den ondergang te wezen, alzoo de befluiten der
Kerkvergadering door de Keizerlijke bevestiging rijkswetten geworden waren. Als JUSTINIAAN I I , die
federt het jaar 658 het Griekfche Rijk beheerschte,
ver(*) I- c. pag. 1389.

G E S C H I E D E N I S .

239

vernam, dat eenige Overheden dezelven teruggezon- IV


BOEK
den hadden , onder voorwendfel, dewijl het den
I
Keizer, als van God verordenden befchermer des Afdeel.
VI
waren Geloofs, toekwam, dit onvervalscht te behoofdft.
waren; liet hij de Handelingen en Beduiten Ut het ia C . G.
jaar 687 door de toen te Konftantinopolen tegen- [aar 622.
tot 814.
woordig zijnde Patriarchen, en de Gevolmagtigden
van dien van Rome, door andere Bisfchoppen, den
Raad, Hovelingen en Krijgsbevelhebbers , na ze
hun te hebben doen voorlezen, onderteekenen, waar
van hij aan den Roomfchen Bisfchop fchriftelijk kennis "-af ( * ) . Vier of vijf jaren daar na verordende
hij, dewijl 'er op de vijfde noch zesde algemeene
Kerkvergaderingen geene wetten omtrent de Kerketucht en zeden gemaakt waren, eene nieuwe Kerkvergadering, welke onder den naam van de Truilaanfche vermaard is geworden, gelijk wij- van dezelve op hare plaats gefproken hebben ( f ) . Hier
teekenen wij alleen aan, dat op dezelve alle de zes
voorgaande algemeene Kerkvergaderingen bevestigd
zijn

worden

o o k

w e r d e n

d e

b a n v l o e k e n

t e

SERGIUS , HONORIUS , en de overige hoofden

e r i

dei

Monotheliten herhaald ().


Desniettemin werd twintig jaren later met det
nieuwen Keizer PHILIPPICUS, federt het jaar 711,
de leer van nen wil in CHRISTUS de regtzinnigi
lee
(*)

Keizer
PHILIPPICUS be;

gunftigt

i
Exemplar dlvina jusfionis Justiniani Aug. h

Confirmat. fexta Syn. Conftant. in actis ejtisd. p. 1477


(f)

Zie boven Deel XL Bladz. 365.

()

Ap. HARD. Tom. III. pag. 1656.

IV
BOEK

240
K E R K E L I J K E
leere, zoo als zij misfchien ook op de Vide Kerkvergadering zou geworden z i j n , indien toenmaals
KONSTANTYN zich voor zijne Patriarchen GEOR-

I
Afdeel.
GIUS en MAKARIUS verklaard had. PHILIPPICUS , te
VI
Hoofdft. voren BARDANES genoemd, was deels van zijne ouna C . G .
Jaar 622. ders , deels yan den leerling van den Patriarch MAtot 814. KARIUS , deii Monnik STEPHANUS, die met den

Patriarch veroordeeld werd, in het Monothelismus


Zoo-dra hij derhalve op
den troon verheven was, gebood h i j , nog voordat
hij in het Keizerlijk Paleis ging, de gefchilderde afbeelding der Vide Kerkvergadering weg te nemen,
welke daar federt eenige jaren in eene galerij geplaatst was. Spoedig liet hij ook de namen van

de Monotheliten. onderwezen en opgevoed.

SERGIUS , HONORIUS , en anderen veroordeelden, door

de gemelde Kerkvergadering, weder in de Kerkeboeken inichrijven , en hunne Beeldtenisfen op verfchildene plaatfen herdellen. Kort daar na moest het
iffchrift der Handelingen van de zesde Kerkvergadering, door den Diaken AGATHO bezorgd, in het
Paleis verbrand worden. De Keizer geloofde misschien dezelve daar door te vernietigen, maar de
Patriarch van Konftantinopolen, JOANNES, bewaarle de affchriften, die bij zijne Kerk voorhanden
varen, des te zorgvuldiger. De Keizer had hem
uist met dat oogmerk zijne waardigheid gefchon1:en, opdat hij zich jegens zijne godsdienstgevoe1ens inlchikkelijk zou betoonen; gelijk ook deze vervachting wezenlijk vervuld werd. JOANNES ondert eckende, met verfcheidene Bisfchoppen, een nieuw
1ran den Keizer ontworpen voorfchrift der leere, in
het-

G E S C H I E D E N I S .

=41

IV
hetwelk het gevoelen van nen wil vastgefteld werd.
BOEK
Dit fchijnt op eene Kerkvergadering gefchied te zijn,
I
op welke tevens over de tegengeftelde leer een ana- Afdeel.
VI
thema zal uitgefproken zijn. Bovendien zal deze
Hoofdft.
Keizer ook die genen vervolgd en in ballingfchap na C. G.
verwezen hebben, die zijn voorfchrift niet wilden Iaat 622.
aannemen ( * ) . Deze voorfpoed der Monotheliten tot 814.
echter duurde Hechts tot het jaar 713, wanneer
P H I L I P P I C U S door een oproer van den troon ged^
ten werd, gelijk hij door een oproer op den troon
gekomen was. De nieuwe Keizer A N A S T A S I U S II.
fchafte alle veranderingen van zijnen voorzaat af,
en gaf aan de Vide Kerkvergadering haar gezag
volkomen weder.
Thans ontfchuldigde zich de
Patriarch J O A N N E S bij den Roomfchen Patriarch:,
dat hij, onder de vorige regering, eene verftandige
toegeefelijkheid, ( OIKOVO/AIX , ) had in acht genomen;
gelijk andere Kerkleeraren ook gedaan hadden; ook
had hij aan de Roomfche Afgevaardigden eene bezworene verzekering van zijne regtzinnigheid medegedeeld ( f ) .
Uit de gemakkelijkheid, met welke P I I I L I P P I C S Maronide leer der Monotheliten de heerfchende leer maak- terij
te, mag men beduiten, dat dezelve nog deeds vele
aanhangers had Te Rome nam wel R O K S T A N TI-

(*) AGATH. biaconi

Peroratio in COMBEFIS.

Biblioth.

PPi Grtec. T. II. p.

Jrchiep.

Confiant. Ep. ad CONSTANT. Sanct. Pap.

(&. p. 212. NICEPH. Bicv.p.


(f)

Ap.

JANN
Rm:

31. THEOF. Chron. p. 319:

COWBEF. / . C.

XII D E E L .

201. Sanclhft.m

Auct.Nov.

S42
IV

K E R K E L I J K E

en zijne Geestelijkheid, door het volk onderBOEK


fteund, des Keizers bevel niet aan, veel meer hinI
Afdeel. gen de inwoners aldaar, ten teeken van hunnen
VI
ijver, eene fchilderij der zes eerde algemeene KerkHoofdft.
na C. G vergaderingen in de Pieterskerk op; het Beeld van
Jaar 622 den Keizer, dien men als een' Ketter aanzag, werd
tot 814 in de Kerken niet geduld, 'en zijn naam in het
openbaar gebed niet genoemd ( * ) ; maar in het
Oosten, waar het Monothelismus het eerst ontdaan,
en door Patriarchen gevestigd was; waar Egypte,
Palceftina, en andere Landen, reeds lang niet meer
aan de Griekfche Keizers gehoorzaamden, en hetzelve
eene veilige toevlugt boden, hield het zich nog lang
na dezen tijd daande, waar van de partij der Maroniten een genoegzaam bewijs is.
TINUS

Reeds in de Vide eeuw was 'er een MonnikenKlooster van de Heilige M A R O , gelegen in Syri,
tusfchen Apamea en Emefa, aan derivierOrontes]
welks bewoners daarom Maroniten genoemd werden. Deszelfs dichter was waarfcbijnlijk die zelfde
MARO,
in de Vde eeuw, van wien T H E O D O R E T U S ( f ) gewag maakt. Maar tegen het begin der
Vilde eeuw leefde 'er een andere M A R O in deze Gewesten: en van dezen fchijnen de gezamentlijke bewoners van den Libanon en Anti- Libanon, den
naam van Maroniten , als eene bijzondere Gods.
dienst(*)

P A L ' L . Diacon. Hist. Langob. L. VI. Cap. 33.

ANASTAS.

in Conflantino.

( t ) Hist. Rr/ig. Cap. 16. Vergel.


Orint.

Tom. I. p. 497. , 5,

ASSEMANI

Biblioth.

GESCHIEDENIS.

043

IV
dienstpartij, gekregen te hebben, E U T Y C H I U S , die
311 de IXde eeuw Katholijk Patriarch van Alexan* B O E *
I
drie was, noemt hem M A R O N ; hij maakt hem wel, Afdeel.
met eenen misdag, tot den dichter der Monotheli- VI
ioofdft.
tifche leer, (zoo men dit anders ook niet eenigzinsiia C. G
met het verhaal der Grieken overeen kan brengen,)Jaar 622
tot 814
maar daarom i s , het gene hij 'er van hem bijvoegt,
iet onwaarfchijnliik, dat hij deze leer in verfcheidene deden van Syri heeft uitgebreid; dat derzelver aanhangers naar hem Maroniten genoemd zijn;
en dat de inwoners van Hamah het aldaar gebouwde Klooster, na zijne dood, Dair-Marum, of
M A R O N s Klooster, genoemd hebben ( * ) .
ASSEMANI heeft dit wel voor eene Fabel verklaard, en in*
tegendeel, veel verhaald van eenen regtzinnigen joA N N E S M A R O , eerden Patriarch der Syrifche Maroniten, die eerst omtrent het jaar 700 vermaard
zal geweest zijn, maar zijne berigten , welke
hij gebruikt, zijn uit de Xllde eeuw, in welke
eeuw 'er eene groote verandering met de Maroni
ten is voorgevallen; terwijl ouder Schrijvers het be
rfgt van E U T Y C H I U S bevestigen, D A M A S C E N U S (f. )
heeft reeds de Maroniten onder de Ketters gere
kend; en in eene andere plaats ( ) hen befchul
digd, dat zij het bekende bijvoegfel bij het Trifei
gium, in eenen dwalenden z i n , gevoegd hebben 5
hetwelk hij Maronitisch denken , (M*fww<>v,
noem 5

(*) Annal. Alexandr. Tom. II. pag. 192.


( t ) Libellus de vera Sententia C. 8. T. I. p- 395() Ep. de hymn Trifagio l. c. p. 485.

244
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdit
naC. G,
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

noemt.
Nog bepaalder wordt in een ander gefchrift (*) gezegd, Maroniten waren die genen,
die de vierde, vijfde en zesde algemeene Kerkvergaderingen verwerpen; in den Lofzang Driemaal
Heilig de kruifiring invoegen, en nen wil, als
ook ne werking in C H R I S T U S leeren; en dat zij
hunnen naam hadden van het Klooster Maro in
Syri. Dit is wel een bijvoegzel bij het fchrift van
T I M O T H E U S , maar toch een oud bijvoegfel, hetwelk te meer geloofwaardigheid heeft, omdat Maroniten en Monotheliten namen van gelijke beteekenis in het Oosten geworden zijn ( f ) . Hier komt
nog bij, dat de naam Maroniten allengs ook een
bijzonder volk beteekend heeft. Dit waren de Bergbewoners van den Libanon en Anti - Libanon, die
zich federt de V I en Vilde eeuw van de Opperheerfchappij des Griekfchen Keizers onttrokken hadden,
en die door de ligging van hun land begunftigd,
zoo wel tegen deszelfs Bevelhebbers, als nad -rhand
tegen de Arabieren in gelukkige gevechten hunne
vrijheid gehandhaafd hebben. Zij werden daarom
Mardditen, ( o f Rebellen,') genoemd; maar Maroniten heeten zij, dewijl de Abten van het Klooster
Maro niet alleen de regering van die Gewesten aan
zich trokken, maar zelfs aan de krijgsndernemingen van derzelver inwoners veel deel namen.
Dit alles zamengenomen, maakt het meer dan waarfchijn(*)

TIMOTHEUS

COMBEFIS.

(f)

/.

c.

R E N A U D .

pag.

de iis, qni accedunt ad Eccltftam in


460.

Hist. Patriarch. Alexandr. Jac. p. 14?.

G E S C H I E D E N I S .

245

IV
fchijnlijk, dat dit volk en deze Godsdienstpartij der
BOEK
Maroniten liet Monothelismus hebben voortgeplant.
l
Ook is het niet* ongelofelijk* dat velen bij hen Afdeel.
VI
toevlugt gevonden hebben, die deswegens in het Hoofdft.
Griekfche Rijk als Ketters onderdrukt werden. Nog na C . G .
ki de XUIde eeuw fchreef A B U L F A R A D S C H , de Ja- Jaar 622.
tot Hi4.
kobitifche Primaat ( * ) , dat de Syrifche Maroniten zich daar door van alle Christelijke aanhangen onderfcheidden, dat zij aan de beide naturen
van C H R I S T U S nen wil en ne werking toefchreven. Maar in het laatfte gedeelte der Xllde eeuw,
nam eene groote verandering in den toeftand der
Maroniten een begin, W I L L E M , Aartsbisfchop van
Tyrus, die dus toen in hunne nabuurfchap leefde,
verhaalt op het jaar 1182 ( f ) , d * ^ Syrifcht
natie, die in de Fenicifche fteden Byblos, Tripolos,
en andere, naar den Libanon toe, woonden, nada
j oo jaren lang aan de Ketterij van M A R O over
gegeven, en van de regtzinnige Kerk afgezonden I
geweest waren, zich weder met dezelve verenige 1
hebbe; zijnde bij den toenmalig derden Latijn
fchen Patriarch van Antichi, A I M E R I C H , seko
men,
en zich bereid verklarende, om de voor
fchriften der Roomfche Kerk te volgen. Hij reken t
zi

derzelver getal op meer dan 40,000 menfehen, e 1


ftelt hunne dwaling daar i n , dat zij nen wil e II
ne werking in C H R I S T U S geleerd hadden, hoewi :1
dat r
(*) In ASSEMANI Bibl. Orint.

( j - ) Hist. rer. in p-irtib.


C

T. II. p.

292.

transmar. gest. Libr, XXI I.

8. in B O N G A R S . Gest. Dei per Franc. T. I. p. 1 0 3 3 ,


Q3

246
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622

tot 814

K E R K E L I J K E

daar nog andere Ketterijen mede verbonden waren.


Deze overgang van het grootfte deel der Maroniten tot de Roomfche Kerk, die nog tot in later tijden vervolgd i s , heeft aan dezelve verfcheidene geleerde Maronitifche Schrijvers bezorgd, onder welken J O Z E F SIMOMIS A S S E M A N I n der voornaamde
i s , die gepoogd heeft te bewijzen, dat zijne Voorvaders nooit het Monothelismus hebben voorgedaan.

Wanneer wij dezen twist met de Monotheliten


beordeelen, vinden wij eene fpitsvinnige vraag,
welken tot menigen woordenftrijd aanleiding kon
geven, en welke in der daad van weinig aanbelang
kon gerekend worden, wanneer de beide partijen
twee ware naturen, de Goddelijke en menfchelijke,
in den nen perfoon des menschgeworden VVoords
bleven erkennen, beide de naturen met derzelver natuurlijke en wezenlijke eigenfchappen en hoedanigheden; en dus even ver af van de gevoelens aan
NESTORius en E U T Y C H E S toegefchreven.
Uit dezen twist met de Monotheliten, welken de
Adoptia'nen.
Westerfche Kerken, gelijk zoo vele andere, van de
Oosterfche bekomen hadden, ontdond weldra onder
de Westerlingen een nieuwe twist van gelijkfoortige
natuur, welke in fpitsvinnigheid aan den Monotheli,
tifchen gelijk was, doch zich alleen in het Westen
verfpreidde, en aan welken de Oosterfche Kerken
geen deel genomen hebben. De twist betrof de
vraag: Of C H R I S T U S naar zijne menfchelijke natuur van God flechts als Zoon aangenomen is ?
Reeds op het einde der IVde eeuw zal B O N O S U S ,
een Bisfchop te Sardica, die als een Ketter te boek
ftaat,

G E S C H I E D E N I S .

247

IV
(laat, omdat hij ontkend heeft, dat M A R I A altijd
BOEK
Maasd gebleven is , ook geleerd hebben,dat C H R I S I
T U S geen eigen maar een aangenomen Zoon van Afdeel.
VI
God i s , maar hij zal van de Goddelijke natuur van Hoofdft.
C H R I S T U S gefproken hebben ( * >
Doch dit bengt na C. G .
Jaar 622.
is geheel onzeker en zelfs onwaarfchijnlijk.
tot 814.
Thans verwekten twee Bisfchoppen dezen twist,
E L I P A N D U S , en F E L I X
van Urgella. E L I P A N D U S Oorfprong
was Aartsbisfchop van Tokdo, onder de heerfchap- van dezen _
twist.
pij van den Arabifchen Vorst, die te Corduba zijnen Zetel had; een man, wien het niet aan ijvei
voor den Godsdienst ontbrak, maar wiens kennis
in de Godgeleerdheid, gelijk bijna van alle Bisfchop
pen van zijnen tijd, op belezenheid in de werkei 1
der Kerkvaders uitkwam, A L C U I N , in eenen Brie
aan hem ( f ) , noemt hem eene ftad op eenen ber; r
gebouwd, die niet verborgen kan blijven, en zo )
vast bevestigd door het Katholijk Geloof, dat get
ne Ketterij hare muren ondermijnen kan." De vei
maarde Spaanfche Rechtsgeleerde G R E G O R . M A J AI sins ( M A V A N S , ) heeft eenige berigten van hem etl
zijne Brieven verzameld ( ) . Zijn vriend F E L I S 5
Bisfchop van Urgel/a, of Orgella, ook Orgelh 5
in het toenmalige Aquitani, onder het gebied vs 11
K A P E I den Grooten, in het Pyreneisch Gebergte
1
thans La feu d'Urgel, uit het oude Sedes Urgeile.
2-

'

(*) aio. Hisp. Or. L. VIII. C 5- * de SS. Red'S.


C. 20. I L I P . in C A N . Lectt. Ant. T. II. P. I P- 3 H .
(f)

In

ALCUINI

Opp.

T.

I.

(S) In

ALCUINI

Opp.

T.

II.

pag.

Q 4

Vol

863.
II.

App- II.

p.

59'

248.

K E R K E L I J K E

IV

fis, in het Graaffchap Cardagne, hetwelk tot KaBOEK


talon gerekend wordt, had een' zoo beroemden
I
Afdeel. naam, dat A L C U I N , vr het begin van den twist,
VI
zich in zijne vriendfehap aanbeval ( * ) , en ook
Hoofd!!,
na C. G. naderhand nog zijn heilig leven prees ( f ) . Naar
jaar 62 a, het gewoon gevoelen ( ) werd F E L I X , omtrent het
tot 814. jaar 782 of 783, door ELIPAND gevraagd: of men
CHRISTUS, als mensch, voor den eigenen of voor
den aangenomenen Zoon van God houden moest?
FELIX verklaarde zich voor het laatdc gevoelen,
hetwelk hij ook in gefchrift verdedigde, ALCUIN (**)
en

PAULINUS

(ff)

verklaren

ELIPAND

voor den

eerften (lichter dezer Ketterij, gelijk hij ook den


eerden dap tot 'uitbreiding dcrzelve gedaan heeft.
Doch dit kan gebeurd zijn, dat het gevoelen van
zijnen vriend hem moed gegeven heeft, om daar
mede voor den dag te komen. De van hen afhangende Bisfchoppen , vervolgens anderen in Spanje, en
niet weinigen in de zuidelijke gewesten van Frankryk, waar FELIX werkzaam was, namen deze leere
aan; ja zij werd wel door 20,000 Bisfchoppen,
Priesters, Monniken, Leeken, mannen en vrouwen
om"
(*)

ALCUIN. Ep. IV. T. I. opp. p. 4.

( f ) Ep. ad Elipand. I. c. p. 863.


( ) Gegrond op het berigt van E G I N H A R D Annah
P'gg. Franc, ad a. 792.
(**) Epist. ad Leidrad, et- Nefrid. Episc opp. Tom. 1^
Opp. pag. 860.
( t t ) In Libello Episc. Ital. contra Elipand feu Sacre,
Syllabo in L A B B . Concill. T. VIL p, 1072.

G E S C H I E D E N I S .

249

IV
omhelsd ( * ) . Maar de beide Bisfchoppen vonden
BOEK
ook fpoedig hunne tegenfprekers , van welken BEAI
TUS en ETHERIUS de eerden fchijnen geweest te AfdeeL
VI
zijn; de eerde een Priester en misfchien ook MonHoofdft.
nik 'te Libana in Spanje, zoo veel men deze plaats na C . G .
kan opgeven, niet ongeoefend in het Godgeleerd Jaar 622.
tot 814.
leerdelfel van zijnen tijd; maar hevig en zoo dweepachtig, dat h i j , als men ELIPAND

en de met hem

verbonden Bisfchoppen mag gelooven ( f ) , eens


zijne Gemeente, door hun het einde der wereld als
kort aandaande te verkondigen , geheel zinneloos
van vrees gemaakt, en tot een langdurig vasten genoodzaakt had; daar en boven zal hij door een
dartel en wellustig leven berucht geweest zijn. De
ander, zijn leerling, een jong Bisfchop te Onna in
Spanje, wien deze Bisfchoppen () zelfs een woudezel en leeraar van wilde beesten noemen. Bij deze twee kwam nog een andere F E L I X , dien met t
voor een' Spaanfchen Abt houdt,

ELIPANDUS , te

gen wiens gevoelen deze opgemelden zich zoo doo:


Brieven als mondeling fchijnen gekant te hebben
fchreef des wegens in het jaar 785 aan den Abt FI
DELIS in Asturi,
waar ook zijne partijn fchijnei l
geleefd te hebben. In dezen Brief, na de uitfpraal
gedaan te hebben: Wie niet belijdt, dat JEZU I
, , CHRIS
(*)

ALCUIN. Ep.

(f)

Epist. Episcopp. Hispania ad Episcopos

AquitanU

X C H . T. I. Opp. pag.

136.

Gallia

et Austrice in Tom. II. Opp. Alcuini Vol. il

append. II. pag- 57 i 5732

( S ) /. e.

pag. 573-

Q5

ag

K E R K E L IJ K E

CHRISTUS naar zijne menschheid een aangenomen


Zoon; maar naar zijne Godheid geen aangeno1
Afdeel. men Zoon i s , die is een Ketter, en moet verVI
delgd worden ! " bezwaart hij zich al fpottend
Hoofdft.
na C . G daar over, dat een Lihanenfer eenen Aartsbisfchop
Jaar 622 van Toledo omtrent het waar geloof had willen on tot 814 derwijzen ; maar hij ontfchuldigt ETHERIUS , die
nog met melk gevoed moest worden, en vordert
van den A b t , dat hij hunne dwaling palen zal dellen.
IV

BOEK

BEATUS en ETHERIUS fielden tegen dezen Brief,


welken FIDELIS hun mededeelde, een geheel Boek,
om den Aartsbisfchop te wederleggen ( * ) ; fchoon
men niet behoeft te twijfelen, of BEATUS was de
eigenlijke opdeller van hetzelve. Vooraf gaat eene
lange inleiding, waar in met Bijbelplaatfen bewezen
wordt, dat men CHRISTUS als God en Gods waren eigenen Zoon belijden, maar ook zijne menschwording aannemen moet; dat hij den Heil. Geest
gezonden , maar ook ontvangen heeft. Daartegen
ontkennen z i j , dat hij G o d onder de Goden,
een aangenomene met de aangenomenen, een kind
met de kinderen, en een knecht met de knechten
zou zijn." Deze huilende wolven, vervolgen z i j ,
zeggen: Gelooft eenen JEZUS CHRISTUS, die tot
Zoon aangenomen is! Vervolgens ter zake komende , prijzen zij de Heilige Schrift ten derkden aan,
als
(*) Adverfm Elipandum, Archiep. Tokt. Libri duo,
de adoptione Christi, Fikt Dei, in
Tom. II. pag. 297-375.

CANIS.

Lectt. Ant*

G E S C H I E D E N I S .

251

IV
als uit welke men hier alleen putten moet, en verBOEK
zamelen plaatfen uit dezelve, in welken C H R I S T U S
1
God en Gods Zoon genoemd wordt. Hier uit be- Afdeel.
VI
fluiten zij: Wij mogen derhalven van hem, dien Hoofdft.
de Joden gekruist hebben, niet twijfelen, dat hij naC. G .
de ware eigen Zoon van G o d , en geen aangeno- jaar 622.
tot 814.
men Zoon is. Ook fcheiden wij daarom, fchrijven
zij verders, den Vader en Heiligen Geest niet van
den Z o o n , wanneer wij den Zoon alleen God noemen: Want Vader, Zoon en Heilige Geest zyn
tevens n G o d . Dien God en dezen mensch bidden wij als nen God aan; maar voeren met,
door den mensch, een' vierden Perfoon in de G o d
heid i n ; maar wij aanbidden nen C H R I S T U S me
zijn vleesch. Het is verfchrikkelijk te zeggen: die,
welke aangenomen is, wordt met dien, welke aan
genomen heeft, niet God genoemd. Wie zoo (preekt
fcheidt hem, die n i s , in twee Christusfen; ma
kende den mensch tot n deel, en God tot hc
ander; want hij loochent de nheid, naar welk e
de een met den ander te gelijk aangebeden wordt.
Zij vergelijken de Geloofsbelijdenis, (Symholus, 7
welke zij verkeerdelijk de Epheftfche noemen, da; it
het genoegzaam de Nicefche i s , met die, well e
zij aan E L I P A N D toefchrijven; in welke vele zei. hi
zame en duidere uitdrukkingen voorkomen, zond :r
dat wij zeggen kunnen, of de opgave echt z i j , d; in
of het meer fchimpende gevolgtrekkingen zijn 1 it
zijne hoofddelling. Met het toetfen van deze G eloofsbelijdenis houden zij zich breedvoerig bezig
en weiden wijd en breed ook over andere onderw< rP ai

252
IV
BOEK

l
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814.

K E R K

pen uit.

maal geern

E L

IJ

K E

Zelfs zouden zij de leere van het


willen

verklaren,

indien

Avond-

zij

konden.

W i j eten, zeggen z i j , zijn ligchaam , en drinken

zijn b l o e d , ut peut illud


vipbiliter,

invisceratur

ramur;

quia Sacramentum

est!

In

tweede Boek van

dit werk

het

et

pc nas in Ulo transformamur

trajicitur
et

Schrijvers z i c h tegen het verwijt van

est!

verdedigen

de

den Aartsbis-

f c h o p , dat zij Ketters w a r e n , en B E A T U S


christ.

Z i j geven

hem

invisce~

myfterium

deze

de A n t i -

fcheldnamen

terwijl zij tevens veel omhalen

van

terug,

Ketters , van

den A n t i c h r i s t , eu van den Duivel enz.


Dit

verward mengelmoes,

hetwelk

bij E L I P A N D

des te minder uitwerking kon doen , dewijl hem


Schrijvers tegen de waarheid aan

de

befchuldigen, dat

hij C H R I S T U S voor een bloot mensch h i e l d ,


van

hem niet beantwoord te zijn.

nog

in het jaar 7 8 5 , fchreef de Roomfche

fchijnt

M a a r , misfehien
Bisfchop

A D R I A A N I. over deze verfchillen aan de gezamentlijke regtzinnige Bisfchoppen van


dezen Brief waarfchuwde
v o o r de

leere

CARICUS ,

hij

van E L I P A N D U S ,

en anderen

Spin je

hen,

onder

den

van hunnen

(*).

In

anderen,

Bisfchop A S aanhang;

die

z i c h niet fchaamden eenen aangenomenen Z o o n van


God

te belijden:

Ketter onderdaan

eene l a s t e r i n g ,
had

uit te

hoedanige

blaffen,

geen

uitgezonderd

N E S T O R I U S , die G o d s Z o o n v o o r een bloot mensch


had uitgegeven.

Veel meer vermaande

de leer der twee

voornaamde

hij

hen,

bij

Apostelen, P E T R U S

en
(*) In

CENNII

Monum. domin. Pontif. T. I. p. 443.

G E S C H I E D E N I S .

253

en P A U L U S , der Heilige Roomfche Kerk, en der


aanzienelijkde Vaderen te blijven. Men heeft wel
bedenkingen tegen de echtheid van dezen Brief ingebragt, bijzonder wegens het groot onderfcheid
tusfchen dezen Brief, en eenen door denzelfden Bisfchop negen jaren later gefchreven, maar zij zijn
niet genoegzaam, om dezelve te ontkennen.

IV
BOEK

Afdeel.

VI
Hoofdft.
na C. G .
Jaar 622.
tot 814.

Dat K A R E L de Groote zich in deze verfchillen K A R E L dO


Groote
mengde, gaf aan dezelven eene geheel andere wen- mengt
ding. Als men de Handelingen eener Kerkvergade- zich in dering te Narbonne, die wegens de Ketterij van den zen twist.
Bisfchop F E L I X van Urgel, op vermaning van dezen Vorst en den bovengemelden A D R I A A N zal gehouden zijn, voor echt moest houden, zou hi i
reeds in het jaar 788 met zijn gezag tusfchen beiden gekomen zijn. Maar 'er zijn verfcheidene rede
nen, om aan deze echtheid te twijfelen (*).
Zekerder is het, dat K A R E L in het jaar 792 t
Regensburg, (toen Raiginis of Ragenisburg,) eei l
aantal Bisfchoppen van zijn Rijk heeft doen zamei 1
komen, om dit Adoptiaansch verfchil, gelijk mei I
het noemde, te onderzoeken. Hij zelf zat in dez
vergadering voor, voor welke F E L I X verfchijne: I
moest, en in hetwelk zijn gevoelen, als Kettersch
veroordeeld werd ( + )
Volgens de verzekerin y
van den volgenden Roomfchen Bisfchop L E 0
II
(*) Zij zijn onder anderen uitgegeven door
de Coneordia Sacerdotii et Imper

en door
(f)

LABUEI

Libr.

Concill. T. VII. p. 964.

A L C U I N adv.

Elipand.

T. I.

Opp. p.

BALUZE

VI. Cap. 1;
8S2.

a$4
IV
BOER

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
tot 814.

ALCUIN'S
werkzaamheden in deze verfchillen.

K E R K E L I J K E

III. ( * ) herriep FELIX zelfs op deze vergadering


zijn gevoelen; KAREL zond hem hier op naar Rome, alwaar hij door ADRIAAN onderwezen, maar
in de gevangenis! eene regtzinnige Geloofsbelij.
denis opdelde, met banvloeken over zijne voormalige leere. Waarfchijnlijk had hier bij veel dwang
plaats, zoodat wij ons niet behoeven te verwonderen, dat FELIX in vrijheid herdeld en in zijn V a derland teruggekeerd, zijn vorig gevoelen weder aannam.
Evenwel verliet hij Urgel, omdat hij aldaar
de flraffe van KAREL te duchten had, en zocht zijne veiligheid onder de naburige Arabieren ( f ) .
Om dezen tijd was A L C U I N , op KARELS uitnoodiging, andermaal in het Frankifche Rijk gekomen,
en deze Vorst gebruikte hem, behalve tot andere
werkzaamheden, ook tot het bedrijden der Adoptianen. Eerst wederleide hij deze leere in een gefchrift, hetwelk hij aan de Abten en Monniken in
Languedok, toen Gothia genoemd, overzond ( ) .
In het begin van hetzelve klaagt hij, dat de Nestoriaanfche Ketterij door de Helling van die genen
herleefde, die de Maagd MARIA niet tot de Moeder
van Gods Zoon, maar van eenen aangenomenen Zoon
maakten, en CHRISTUS tot zulk eenen, als wij door
hem van God tot kinderen aangenomen worden.
Hier tegen haalt hij uit den Bijbel aan de woorden:
De.
(*) In Conc. Rom. a. 899. ap. L A D E . /. c. T. VII.p. 1155.
( t ) A L C . /. C. L E O . III. p. 1151. E G I N H . ( i d a .
()

Libellus

pag. 759-782.

adverfus

hcerepn Felicis Opp. Tom. I,

G E S C H I E D E N I S .

255

IV
Deze is mijn geliefde Zoen, en verzamelt voorts
BOEK
eene menigte van plaatfen uit de Kerkvaders, zelI
den flechts iet van zich zelven daar tusfchen vlech- Afdeel.
VI
tende, gelijk wanneer hij den verdediger van het teloofdft.
gengeftelde gevoelen vraagt: Of hij dan zijne ziel ia C . G .
ook voor eene aangenomene Dochter zijns Vaders [aar 622.
;ot 814.
houdt, dewijl z i j , uit niet gefchapen, van elders in
het ligchaam gebragt wordt? dan of hij niet, naar
ziel en ligchaam, geheel de eigen Zoon van zijnen
Vader is? Waarom hii dan God geene magt genoeg toekent, dat hij niet eenen eigenen en waren
Zoon van den Heiligen Geest uit de Maagd M A R I A
geboren zou kunnen hebben, daar hij toch in den
Hemel van eeuwigheid af uit zijn wezen eenen zich
in alles gelijken Zoon wilde hebben? O f hij dien
tot eenen aangenomenen Zoon van God maken w i l ,
door wien hij zelf tot eenen Zoon van God aangenomen i s , hetwelk Ariaansch zijn z o u , en foortgelijke meer. Op eene andere plaats gelooft A L C U I N de oorzaak dezer dwaling daar in ontdekt t(
hebben, dat men aannemen, (asfumere,) en toi
Zoon aannemen, (adoptare,)
voor hetzelfde ge
houden hebbe; daar toch zeker de woorden de:
Apostels: Uit Gods genade heeft hij voor alle}
den dood gefmaakt, niet hetzelve beteekenen als
uit aanneming tot Zoon, en naardien C H R I S T !
niet eerst mensch geworden, en daar na door di
genade tot Zoon van God aangenomen is; maa
reeds in het Maagdelijk ligchaam als waar God ei 1
mensch ontvangen is.
A L C U I N fchreef ook nog aan den Bisfchop F E
LI:

C5

K E R K E L I J K E

LIX zeiven ( * ) . Hij verzocht hem, op eene vrien*


delijke wijze, om toch geene nieuwigheden in het
Afdeel. geloof in te voeren, hield hem eenige plaatfen van
VI
Kerkvaders voor, en verzekerde hem, dat hij en
Hoofdft.
na C . G ELIPANDUS zich enkel in het eenige woord adoptie
Jaar 622 van de Kerk verwijderden, welk woord zij toch
tot 814 gemakkelijk met Bijbelfche uitdrukkingen verwisfelett
konden. Middelerwijl waren ELIPANDUS en zijne
aanhangers, de meeste Bisfchoppen in Spanje, door
de lotgevallen van F E L I X , zeer ontrust geworden.
In eenen Brief derhalven aan KAREL den Grooten ( f ) beklagen zij zich , dat BEATUS , van
wien zij de verachtelijkfte afbeelding maken, door
zijn gefchrift eenige Leeraars vergiftigd had, in het
welk hij ontkende, dat de Zoon van God in zijne
vernedering uit het ligchaam der Maagd de Zoonsaanneming des vleefches ontvangen hebbe, Qcarnis
adfumjisfe adoptionem.) Zij bezweeren vervolgens
den Frankifchen Koning, bij het lijden en den dood
van CHRISTUS, dat hij zelf, als Richter, tusfchen
de beide partijen, een onpartijdig vonnis wilde vellen, en de dwaalleere van BEATUS in zijn Rijk te
niet doen , die zich beroemde, ook hem tot dezelve
verleid te hebben.
IV
BOEK
I

Te gelijk fchreven dezelfde Bisfchoppen aan de


gezamentlijke Frankifche (),
en bewezen hun gevoelen uit de Schrift en Kerkvaderen, zoodat deze
Brief
(*)

Tom.

( t )

In A L C U I N .

I.

($) / c. pag.

Opp. pag.
Opp.

586.

Tom.

787.
II.

Fol. II. p, 67.

G E S C H I E D E N I S .

257

Brief eene hoofdbron is der Adopaanfche

leere. Z i j

belijden, dat de Zoon Gods,

die dit van natuur

is,

IV
BOEK

1
als mensch integendeel, o f geworden uit eene v r o u w , Afdeel.
VI
en onder de w e t , niet door t e e l i n g , maar door
Hoofdft
kinds aanneming,
niet van n a t u u r , maar uit gena- na C . G
de Gods Zoon i s , zoo als hij zelf getuigt: de Fa- Jaar 622.
tot 814.
der is meerder dan ik, en gelijk zijn toenemen in
wijsheid

en genade,

als ook

vol genade en waarheid


Vervolgens halen

de plaats,

waar

genoemd w o r d t ,

zij plaatfen

aan uit

AMBROSIUS,

HILARIUS, en andere K e r k v a d e r e n , maar


uit

de

Liturgin

Toledo,

der

oude

adoptivi

en dergelijke, meermalen

voorkomen,

bijzondei

Aartsbisfchoppen var 1

i n welke de w o o r d e n : per

pasfionem,

hij

bevestigt.

Z i j duiten met

homini,

van CHRISTUI

de v e r o r d e e l i n g

vai l

verfcheidene K e t t e r s , en niet zonder verlangen, da t


de Frankifche
Bisfchoppen een nieuw onderzoe'
ondernemen w i l l e n .
Deze
door

wenseh

KAREL

Brief aan
deszelfs

den

'der

Vooreerst z o n d hij hunne 1

Roomfchen

goedachten

ADRIAAN, or 1

Bisfchop

daar

over te verdaan,

AAN gaf hetzelve

i n eenen

pen

van

en Spanje,

REL

overzond ( * )

Gallici

Bisfchoppen weh t

Spaanfche

vervuld.

Brief aan

; i n het

de

ADRI

Bisfchop

welken hij aan KA


dot

van dezen

Brie f

laat ADRIAAN hun de keuze tusfchen leven n dood i


zegen en vloek.

Z o u d e n zij hunne

gen,

zijne Kerkgemeenfchap

dan

ftond

o p e n ; maar als de booze Geest

dwaling afleg

hen i n

voor hui 1
onlosmake
m

(*) In act. Concil. Francof. ap. LABB. T. V I I . p. 1014


XII. D E E L .

258
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
toe 814.

K E R K E L I J K E

lijke banden vasthield; dan flaat hij hen, uit kracht


van het gezag van zijnen Stoel, en den Prins der
Apostelen, met eenen onophoudelijken Banvloek, en
laat hen met hunne aanhangeren aan de fchuldige
ftraffe over. Evenwel wil hij de geloovigen niet
beletten, voor hunne bekeering te bidden; maar
vermaant 'er hen zelfs toe.

Met dit vonnis van ADRIAAN hield KAREL zich


Kerkvergadering nog niet voldaan. In het jaar 794 ontbood hij alle
te Frankfort, ver- de Bisfchoppen van zijn Rijk te Frankfort aan den
oordeelt Main, toen Franconofurd geheten, om deze betwiste
de Adoptianen. leer te onderzoeken. Behalven uit de eigenlijke Frankifche Landen, waren hier ook uit zijn Italiaanfche
Rijk vele Bisfchoppen tegenwoordig; zelfs had hij
daar toe Angelfakfifche, of, gelijk hij ze noemt,
Brittannifche Bisfchoppen genoodigd; en A L C U I N ,
alhoewel geen Bisfchop, niet eens Presbijter, maar
geleerder dan misfehien iemand van dien ftand ten
dien tijde, bevond zich, volgens KARELS w i l , mede
aldaar. Hun getal was groot, maar dat 'er juist
300 geweest zijn, kan niet bewezen worden, K A REL liet aan de vergadering, in welke hij het voorzitterfchap bekleedde, den bevorens gemelden Brief
der Spaanfche Bisfchoppen voorleggen, en begeerde, dat zij daar over hun gevoelen zouden zeggen.
Na eenige raadplegingen gaven zoo wel de Italiaanfche als Frankifche Bisfchoppen, elk bijzonder, aan
den Koning hunne fchriftelijke verklaring over. Die
der eerfte was in naam der Bisfchoppen van Ligurie, jEmilie , en andere Landen van OpperItalie, opgefteld door PAULINUS , Bisfchop van
Aqui-

G E S C H I E D E N I S .

259

Aquileja ( * ) . In het flot (preekt hij met alle zij- IV


ne Bisfchoppen den Banvloek uit tegen ELIPANDUS, B O E R
1
FELIX en hunne aanhangers, doch behoudens het AfdeeL
VI
regt van hunnen Heer en Vader ADRIAAN, prima
Hoofdft.
fedis beatisfimus Papa.
na C . G .
Het tweede van deze verklaringen is de eigenlijke Jaar 622.
tot 814.
Sijnodale Brief der Frankifche Bisfchoppen, die te
Frankfort vergaderd waren , aan de Spaanfche ( f ) ,
in welken zij aanmerken, dat het gevoelen dei
Adoptianen reeds in NESTORIUS veroordeeld was,
en vermanen de Spaanfche Bisfchoppen , hunne
dwaling af te leggen, welke een dubbel duivelsch
bedrog was, nademaal zij daar door deels van de
gemeenfchap der ware Kerk gefcheiden; deels de
Muhammedanen, onder welken zij woonden, van
het Christendom afgehouden werden. In dezen Brie!
heerscht echter veel meer zachtheid dan in dien dei
Italianen; de Frankifchen noemen de Spaanfchen
hunne geliefdde Broederen; zij (preken geen woord
van eenen banvloek; ook maken zij geheel geen gewag van den Roomfchen ADRIAAN. Maar het eigenlijk befluit der Frankforter Sijnode viel in harder woorden uit ( ) , daar in wordt de Goddelooze Ketterij van ELIPANDUS en F E L I X , welke b i
den Zoon van God eene Zoonsaanneming geloofden.
eenparig verworpen , en befloten, dat zij in de
Hei(*) Libellus
Libellus

Episcc.

Sacrofyllabus

(f)

Ap

()

Can.

Italice contra FJipandum, Pek

ap. L A B C . /. c. p. 1022.

L A B B . /. C. pag.
1.

ap.

1032-IO47.

L A B B . /. c. pag.

R 2

1057.

mmm

260
IV
BOEI:

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

Heilige Kerk geheel en al uitgeroeid zal worden.


Deze beide Brieven, als ook den bovengemelden
van A D R I A A N , zond K A R E L aan de Spaanfche Bisfchoppen toe, verzeld van zijnen eigenen (*). N a
eene met Bijbelplaatfen verderkte inleiding over de
noodzakelijkheid, om het reine geloof te behouden;
waar toe hij zich ook verpligt erkent, zegt hij hun,
dat hij wel niet wist, of zij hem door hunnen Brief
hadden willen leeren, of van lam geleerd worden;
genoeg, hij had hun verzoek met Christelijke liefde
aangenomen, dewijl een Christen niet mag ophouden te vragen en te leeren. Hij vermaant hen vervolgens, om toch bij de leere der Heilige Vaderen
onverwrikt te blijven, nademaal alle Christenen in
het geloof eensgezind moesten zijn. Uit liefderijke
en treurige deelneming dus aan hunne afwijking van
de gewone leer, had hij die fchikkingen gemaakt,
welke de medegezondene Brieven aanwezen. Hij
zelf voegde zich ook met zijn ganfcbe hart niet bij
de listige voordellen van eenige weinigen, maar van
de heiligde menigte , en het zekerst gezag in het
geloof, zoo wel den Apostolifchen Stoel, als de
leere der Kerkvaderen, van de oudde tijden af, zonder echter te vergeten , dat de leere der Euangelifche en Apostolifche Schriften hem de gewigtigde
zij. Hij geeft hun levendig zijne droefheid te kennen, dat zij zich door den Duivel tot zoodanige
Ket(*) Caroli M. Regis Epist. ad Elipand. et ceteros
Episcc. Hisp. ap. L A U B . /. c. p. 1047-1054.

G E S C H I E D E N I S .

fll

IV
Ketterij hebben laten verleiden. Onder anderen geeft
BOEK
hij hun ook te bedenken, dat, als C H R I S T U S tegenI
woordig i s , waar twee of drie in zijnen naam ver- Afdeel.
VI
gaderd zijn, zij des te zekerder gelooven kunnen, Hoofdft.
dat hij de raadplegingen van zoo vele Heilige Vade- na C . G .
ren op de laatfte Synode zal beduurd hebben. Ein-Jaar 622.
tot 814.
delijk voegt K A R E L hier nog zijne uitvoerige Geloofsbelijdenis, hoofdzakelijk over de leer der Drieeenheid, bij.
Van de Spaanfche zijde was men insgelijks werkzaam, F E L I X beantwoordde den Brief van ALCUIIS
aan hem uitvoerig, en zond zijn opdel aan K A R E I
den Grooten zeiven. Dit is niet meer voorhanden
dan in uittrekzels, die men in wederleggingen vindt
Te weten , K A R E L begeerde fchielijk, dat ALCuir
'er tegen fchrijven z o u ; doch deze, fchoon hij di
op zich nam, verzocht tevens den Koning, om af
fchriften van dit Boek te zenden aan den Bisfcho]
*
ADRIAAN ,
( Domino ApostoUco, )
den Patriarc,
P A U L I N U S van Aquileja,
en de Bisfchoppen R I C H
BON,
(misfchien van Triers,) en T H E O D U L F vai
Orleans, opdat elk van hen eene wederlegging zoi
opftellen ( * ) .
Volgens A L C U I N ' S begeerte, hield de nieuw
Roomfche Bisfchop L E O , in het jaar 799 eene Kerk
vergadering over deze zaak, van welke enkel eeni
gen van zijne aanfpraken aan de vergaderde Bis
fchoppen voorhanden zijn ( f ) , waar in hij hu

/-

vei
(*)

ALCUIN.

(f)

Ap.

Ep. L X V i H . p. 95. L X I X . p. 97- -


T

L A B i i . / . c. pag.

1150.

R s

K E R K

E L IJ K E

verhaalde, wat tot hier toe, bijzonder ten tijde van


BOEK
A D R I A A N , met F E L I X was voorgevallen, hij noemde
I
Afdeel. dezen eenen drievoudig mijnedigen, wegens zijne
VI
meermalen overtredene herroeping, en befchuldigde
Hoofdft.
na C. G hem, dat hij nu nog erger dwalingen leerde; dewijl
Jaar 622 . hij daande hield , dat J E Z U S C H R I S T U S niet de watot 814 re Zoon van G o d , noch waarachtig God z i j , maar
alleen in naam, (nuncupativus,) waar in hij hem
echter onregt deed; voorts fprak hij het Anathema,
en zelfs het vonnis der verdoemenis voor den Rigterdoel van God over hem u i t , als hij zijne Ketterij
niet verlaten wilde. N o g fchreef hij tegen hem eene
wederlegging, maar die verloren geraakt is.
IV

P A U L I N U S ftelde 'er ook eene o p , die men nog


lezen kan ( * ) , en die uit drie Boeken bedaat. Van
meer belang echter is de wederlegging van A L C U I N
zeiven ( f ) , die uit zeven Boeken bedaat. Ook hij
befchuldigt den Spaan fchen Bisfchop, niet alleen ,

dat hij ontkent, dat C H R I S T U S ,

die uit de Maagd

geboren i s , Gods eigen Zoon i s ; maar dat hij hem


ook met een nooit gehoord woord, Gods Zoon in
naam, (nuncupativus,) noemt, en C H R I S T U S in
twee Goden en twee Zonen deelt. Verders poogt
hij alle de tegenwerpingen en bewijzen van F E L I X
te ontzenuwen, hetwelk hem echter omtrent de
eene beter gelukt i s , dan omtrent de andere.
Eer

ALCUIN

deze wederlegging in het jaar 800


open-

(*) In Opp. Alc. p.


(f)

1770. et in Opp. Paul. p. 95.

Contra Felic. Urgelit. Episcop. Libri

789-859. Tom. I. Opp.

VII. pag.

GESCHIEDENIS.

263

IV
openlijk bekend maakte, was de ftaat van het verBOEK
fchil al merkelijk veranderd. Alzoo de Adoptiaan- I
Afdeel.
fche partij, in het Spaansch Gebied van K A R E L den
VI
Grooten deeds nog zeer talrijk bleef, zond deze Hoofdft.
Vorst in het jaar 796 of 797 de Aartsbisfchoppen na C . G .
van Lions en Narbonne, L E I D R A D en N E F R I D , metJaar 622.
tot 814.
den Abt van Aniane, B E N E D I C T U S , derwaarts,
om hen door mondelijke voordellen op beteten weg
te brengen: en in het jaar 800 reisden zij voor At
tweede keer derwaarts. Zij waren zoo gelukkig,
als zij maar konden wenfchen; L E I D R A D zal meei
dan 20,000 Adoptianen van allerhanden dand be
kerd hebben; fchoon men verzuimd heeft, ons ti
melden, door welke middelen dit gefchied zij. Maa:
zoo veel is zeker, dat zelfs F E L I X , wien deze A f
gevaardigden te Urgel aantroffen, zich genegei I
toonde, om zijn vorig gevoelen af te leggen (*>
F E L I X kwam ook met L E I D R A D
in het jaar 79! ) Vergadering te
te Aken, alwaar K A R E L eene talrijke vergaderin ' Aken.
van Grooten en Bisfchoppen van zijn Rijk bijenge
roepen had. K A R E L vergunde hem, zoo als h j
zelf verhaalt ( f ) , om zijne gevoelens, welke h j
uit de Boeken der Kerkvaderen, van de kmdsaar
neming des vleefches in den Zone G o d s , en va
1
zijne Goddelijke benaming in de menschheid, g<
loofde ontleend te hebben, in zijne tegenwoordig
heid en die der Bisfchoppen voor te dragen, o d;
r

zij
(*) A L C U I N I

Ep. X C I I . phtg.

Leidrad. Nfrid.

it

136. Ejusd. Epist. td

et Benedict, p. 860. T, I. Opp.

(f) ConfesfiofidciFelicis p. 917.


R 4

i n

A k

PP' f '

464
IV
BOEK

Afdeel.
VI

Hoofdft.
fit C . G
jaar 622

tot 814,

Dood var
TEL1X.

K E R K E L I J K E

zij, of door onderzoek goedgekeurd, of door hef


gezag der Vaderen verworpen wierden. Het laatfte, zoo vervolgt hij, is ook gebeurd. Want
zij hebben mijne gevoelens door plaatfen uit de
fchriften van C Y R I L L U S , van de Roomfche Bisfchoppen G R E G O R I U S en L E O , en andere Vaderen, die
mij tot hier toe onbekend waren; als ook door de
uitfpraak der onlangs te Rome op bevel van K o lling K A R E L gehoudene Synode , zonder eenig geweld, wederlegd. Overtuigd door deze gronden,
en door de oveiendemming der algemeene Kerk,
heb ik mij van ganfcher harte bekeerd; niet geveinsdelijk, zoo als te voren, hetwelk God weet.
Ik heb dit voor vele Bisfchoppen en Monniken beleden, met berouw over mijn voorgaand gedrag, en
mij verklaard, dat ik mijne vorige gevoelens niet
meer gelooven, noch voordiagen zal."
A L C U I N had, volgens K A K E L S
last, een hoofdaandeel aan de bekeering van den Spaanfchen Bisfchop genomen. Ik had grooten twist met hem "
fchrijft hij ( * ) ; F E L I X blevf lang verhard, en
wilde voor geen gezag wijken of toegeven; eindelijk erkende hij zijne dwaling, en beleed het Katholijk Geloof. Maar naardien ik de geheimen van
zijn hart niet wist, liet ik zulks aan den eigenlijken
Rigter derzelven over, en beval hem aan den Bisfchop L E I D R A D , opdat deze hem bij zich houden
en beproeven mogt, of hij waarlijk geloofde, het
ge.-n bij voorgaf, en uf hij ook fchriftelijk zijne

vooi(*) Ep. C L X X V I . pag.

238.

G E S C H I E D E N I S .

265

IV
voormalige dwaling verordeelen wilde." W i j hebBOEK
ben gezien, dat hij dit laatde gedaan heeft. DesI
niettemin was ook deze bekeering of niet opregt, ot Afdeel.
VI
ten minden niet duurzaam, waarfchijnlijk, omdat vrees Hoofdft.
na
C. G.
of eene dergelijke beweging ze hem gedeeltelijk afJaar 622.
geperst had. F E L I X bleef bij L E I D R A D te Lyons; tot 814.
en ook bij A G O B A R D , die in het jaar 816 deszelfs
opvol-er in dat Bisdom was. Hij zelf overleed aldaar, zoo men gelooft, in het jaar 818. A G O B A R D
vond hem nog wel bij zijn leven, gelijk hij fchrijft,
op eenen dwaalweg: want hij hield tegen fommiger
daande, dat C H R I S T U S als mensch fommige dmget
niet geweten heeft. Doch toen hem de Aartsbis.
fchop uit plaatfen der Schrift en der Kerkvaderei L
de onwaarheid van dit gevoelen aanwees, beloofd,
hij, zich met allen vlijt te zullen bekeeren. Maa r
na zijne dood kwam A G O B A R D een fchriftelijk opftt l
van hem onder het oog, waar in h i j , door vrage 1
en antwoorden, zijne oude Adoptiaanfche leere
hoewel met verandering van uitdrukkingen, zoel t
te bevestigen. Dit fpoorde A G O B A R D aan, om ee n
gefchrift daar tegen op te dellen, bijzonder om d le
genen, die zijn heilig leven bewonderd hadden, te

leeren, dat min niet het gehaf naar het leven, ma,w
het leven naar het geloof heordeelen moet (*).
E L I P A N D , die buiten K A R E L S gebied leefde, w as Dood van
niet zoo gemakkelijk afgezet of bekeerd.

Onderti
fch :n

(*) Dit gefchrift 'vindt men onder den tijtel:


adverfus dogma Felich

Episc. Urgeliens.

Jgobardi pag. I-S9-

R 5

f -

ELIPANDUS.

L b.
!

in T. I. Q >p.

266
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

fchen beproefde ALCUIN dit in het jaar 795 in een'


nederig opgedelden Brief, hem daar toe te brengen,
dat hij toch de dwalingen van FELIX niet onderdeunen wilde ( * ) . Hij delde hem deze dwalingen
voor, die hij te gelijk wederleide. Daar onder was
ook deze: Dat CHRISTUS ons in alles gelijk geworden i s , alleen dat hij zonder zonde geboren i s . "
Want ALCUIN wilde nog meer redenen van ongelijkheid opgemerkt hebben, bij voorbeeld, in den dood.
Maar ELIPAND nam dezen Brief zoo euvel o p , dat
hij 'er met veel hevigheid op antwoordde ( f )
Reeds in de inleiding heet ALCUIN bij hem een
nieuwe ARIUS, wien hij de eeuwige verdoemenis
toewenscht, als hij zijne dwalingen niet wil laten
varen. Hij befchuldigt hem, dat hij FELIX vervolgde; zoodat hij zich op bergen en in holen verdeken moest. Zijn leerdelfel bepaalt en verdedigt hij
ongevaar zoo als zijn vriend: uit fchriftuurplaatfen,
( b . v. wanneer CHRISTUS in dezelven de knecht
van G o d , de Zoon van DAVID , de eerstgeborene
onder zijne Broederen, genoemd wordt,) en uit
Kerkvaderen. Waar op ALCUIN in een bijzonder
gefchrift weder geantwoord heeft ( ) . De tachtigjarige ELIPAND overleed waarfchijnlijk kort na het
jaar 800. De partij, welke hij en FELIX gedicht
hadden, hield reeds grootendeels bij hun leven o p ;
en
(*) Epist.

Albini

Magistri

ad Elip.

Tokt.

Episcop.

Tom. I. Opp. pag. 863 868.


( t ) Ep. FJipandi ad Albin.
()

I. c. pag. 868-876.

Adv. Elip. Tokt. Episc. Libri IV. ib. p. 876-014.

G E S C H I E D E N I S .

267

en zelfs in het Arabisch Spanje kon zij niet lang


duren, nadat eene Kerkvergadering van zoo groot
aanzien tegen haar de uitfpraak gedaan had. In later eeuwen is hare eigenlijke leerdelling van de
Zoonsaanneming van CHRISTUS naar zijne mensenheid door verfcheidene voor regtzinnig erkende Leeraren, zelfs van eenen der vermaardfte Schoolgeleerden, JOANNES DUNS SCOTUS

IV
DOEIt
I
Afdeel.
VI
[Ioofdrt.
Ln C . G .
Jaar 622.
tot 814.

voorgedaan, zonder

dat daar twisten uit ontdaan zijn.


In der daad, deze twist'was voor de Christenen
zonder roem, en in den grond niet meer dan een
woordentwist. De beide partijen hadden hoofdzakelijk hetzelfde leerdelfel omtrent CHRISTUS ; een
onvoorzigtig en ongelukkig gekozen woord ( adoptio ) waar door uitgedrukt zou worden, het geen
men anders de aanneming des menfchelijke natuu,
tot de naauwde vereniging met de Goddelijke pleegt
te noemen, veroorzaakte dezen geheelen twist. It 1
plaats van nu zoodanig woord naauwkeung te be
alen en op te helderen, bezwaarde men malkande
ren met gevolgtrekkingen en befchuldigingen, waa
dow de v e r w r i n g hoe langer hoe grooter werd
De beide partijen gaven wel voor, dat zij mt de. 1
Bijbel hunne bewijzen wilden ontkenen,
Biden daar toe ook vele plaatfen, maar tut een B
cebrekkige Latijnfche Overzetting, en zonder d e
van eene goefc uitlegkunde behoorlijk te ge
bruifeen. Ook kwam het bij dot niet zoo zeer 0P
rede of fchrift aan, als op de overlevering of c e
ovcrcndcmming der Kerkvaderen, voor welken me n
den hoogden eerbied had. Wij zijn," fchreve n
Ie

26S
IV
BOEK
1

Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

de Frankifche
Main,

Bisfchoppen

bij de Heilige

te

Frankfort

Vaderen

dan dat wij n i e u w e , voor het

aan

gering,

Apostolisch

Geloof

gepaste woorden zouden bedenken.

L a a t ons dechts

vast gelooven en b e h o u d e n , wat die genen


ven h e b b e n ,

die

met

den

veel te

gefchre-

den Heiligen Geest vervuld

w a r e n , en ons van G o d tot Leeraars gegeven zijn ! "


Natuurlijk was dus het gevolg en de u i t k o m s t , dat
'er niets opgehelderd w e r d ;
terfche partij meer k r e e g ,
lijke

beflisfing

te voorfchijn

hoe zij dan ook u i t v i e l ,


Nadat de tweede

'er eene Kerke-

verfland

mede,

der Christe-

houden.

algemeene

eerde van Konftantinopolen,


alle Bedrijders van

dat

k w a m , waar

het

nen z i c h te vrede mogt


Twist
over den
uitgang
des H. G .
wit den
Vader en
denZoon

dat de Kerk eene K e t en

de

K e r k v e r g a d e r i n g , de

in het jaar

3 8 1 , tegen

G o d h e i d van den

Heiligen

Geest ( * ) , dit leerfluk

had

vastgedeld,

den Heiligen Geest

den

Vader en den

met

gemeenfchappelijk behoort te

aanbidden

dat

men
Zoon

en te

ver-

heerlijken , bleef 'er echter n o g fteeds eene verfchillende wijze van uitdrukking over
terfche en Westerfche

het voortkomen o f uitgaan


van den Fader,
de

eerde

doorgaans ,

Fader

Geest

en den

Zoon,

de

bij de woorden
gezet

Oos-

Heiligen

Oosterlingen

van

blijvende, terwijl de Westerfche Leeraars


de Iaatde uitdrukking

de

ten aanzien van

van den

o f van den

uitdrukking gebruikten
dipt

tusfchen

Kerkleeraars

waren.

De

CHRISTUS
meer

fchroomden de waardigheid des Heiligen Geestes


(*)

op

Grieken
te

verVerg. Veel IV. BI. 369. Deel VI. BI. 234, 253.

G E S C H I E D E N I S .

269

IV
verminderen, als zij hem ook van den Zoon zeiden
BOEK
uit te gaan, de Latijnen beriepen zich op de eenI
heid van het Goddelijk Wezen ; ondertusfchen zei- Afdeel.
VI
den toch ook de Grieken met andere uitdrukkinHoofdft.
gen, het geen de Latijnen door het uitgaan van na C. G .
den Zoon verdonden, te weten, dat de Zoon, ge- Jaar 622.
cot 814.
lijk de Vader, de bron zij van het bedaan van den
Heiligen Geest, fomtijds zich dus uitdrukkende,
dat de Heilige Geest uitgaat van den Vader door den
Zoon. Doch hunne Leeraars verklaarden zich niet
allen en altijd op dezelfde wijze. Sterker dan iemand fpreekt T H E O D O R E T U S ( * ) . Eenen etge nen Geest des Zoons, in zoo verre C Y R I L L U ;
" hem van dezelfde natuur of wezen met hem, ei
" van den Fader uitgaande, genoemd heeft, wil
" len wij met hem belijden., en dat als eene God
zalige uitdrukking aannemen; maar zal dit betee
kenen, dat hij uit den Zoon, of door den Zooi
zijn hejlaan heeft: dan verwerpen wij het al
" eene lasterende en goddelooze taal. "
THEODO
R E T U S was wel een Nestoriaan,
maar in dit pun
fpreekt C Y R I L L U S hem echter niet tegen, die di t
dus niet onregtzinnig of dwalende gevonden mot t
hebben. Alhoewel dus C Y R I L L U S en anderen zie 1
zoo hebben verklaard, dat zij nader bij de Latijne 1
fchijnen te komen, echter zal het toch het heei
fchende geloof der Griekfche Kerk geweest zijn, h< t
welk de bovengemelde Kerkvergadering van Kot

fiat
(*) Reprehenjio XII.
IX. T. V. O/p. p. 47-

Capp. Cyrii

aiwthematm 1.

270
IV
BOEK

I
Afdeel.

K E R K E L I J K E

ftantinopokn zoo

bepaaldelijk van den Heil. Geest

belijdt, dat hij van den Vader uitgaat.

De gemelde Kerkvergadering had ook in de Westerfche Kerk gezag, en werd algemeen aangenomen,
m C . G maar de voornaamde Leeraren dezer Kerk, HILAJaar 622 , RIUS , AMBROSIUS, AucusTiNUs , enz. leerden het
tot 814
uitgaan des Heiligen Geestes van den Vader en van
den Zoon zoo bepaald, dat het ook in de Geloofsbelijdenis van ATHANASIUS, die kort daar na in de
Latijnfche Kerk opgedeld werd, ingevoegd werd, en
daar door zoo veel gewigt kreeg, dat men allengs
VI

Hoofdft.

de Geloofsbelijdenis van Nice

en Konftantinopolen

daar naar veranderde, door de invoeging des woords


Filioque, in het midden der Helling, qui ex Patre
procedit. Wanneer, waar, en door wien dit bij.
voegzel gemaakt zij? is in later eeuwen onderzocht
geworden; het waarfchijnelijkfte antwoord op deze
vragen i s , dat dit het eerst in de Spaanfche en vervolgens ook in de Frankifche Gemeenten gefchied
is.

De Westgothifche Koning RECCARED

zeide op

de derde Kerkvergadering van Toledo, van het jaar

589, tegen de Bisfchoppen ( ) :


W i j moeten
belijden, dat de Heilige Geest van den Vader en
Zoon uitgaat, en eenswezens is met den Vader
en den Zoon." Na eene lange aanfpraak legt hij
hun de Geloofsbelijdenis van Nice

en Konftantino-

polen voor; in welke laatfte reeds Raat: ex Patre


et Filioprocedentem ( f ) . Met dit bijvoegfel wordt
de(*)

Ap.

HARD.

Tom. III.

( t ) A c- pag. 496.

pag.

469.

GESCHIEDENIS.

a?i

IV
deze Geloofsbelijdenis op verfcheidene volgende
BOEK
Spaanfche Kerkvergaderingen aangehaald. Wanneer I
de Frankifche Gemeenten begonnen hebben, dit AfdeeL
bijvoegfel Filioque te erkennen, is niet zeker, even- VI
Hoofdft.
wel fchijnt dit reeds in de vroegere jaren der VIHfle na C . G .
Jaar
622.
eeuw gefchied te zijn.
tot 814^
Over dit bijvoegfel ontdond nu twist tusfchen de
Griekfche en Westerfche Kerken, die in de volgende eeuwen eene der voorname oorzaken is geworden, waarom dezelven zich van een gefcheurd hebben. De willekeurige verandering in eene Geloofsbelijdenis, werd als eene zaak der geheele Griekfche Kerk aangemerkt. De Gezanten, welke Keizer
K O N S T A N T I N U S aan den Frankifchen Koning P I P Y N
in het jaar 766 gezonden had, fchijnen deels op de
teruggave der voormalige Keizerlijke landftreek en
Heden in Itali, welke P I P Y N aan den Roomfchen
Bisfchop gefchonken had, aangedrongen, deels ir
last gehad te hebben, om over de verering dei
Beelden, die in het Griekfche Keizerrijk hatelijk geworden was, en wegens het onderfcheid, hetwell
zich ook in de leere van den Heiligen Geest tusfchen de Grieken en Westerlingen openbaarde, mei
de Frankifche Bisfchoppen te fpreken. Men kan dii
i
reeds eenigermate uit eenen Brief van den Roomfchei
Bisfchop P A U L U S aan den Koning beduiten (*),maai
A D O , Aartsbisfchop vmFienne, in de lXdeeeuw(f;
meldt\
(*) Cod. Car. Ep. X X V I . in

CENN.

Monum. demi. Pon

tif. Tom. I. pag. 229.


( f ) In Chron. Bibl. Max. PP. Lugd. T. XVl.p.?62

27a
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

meldt,

dat 'er i n bet jaar

767

eene Kerkvergade.

ring in het Frankifche R i j k g e h o u d e n ,

en op deI
Afdeel. zelve tusfchen de Grieken en Romeinen, ( h i e r door
VI
zal men ongetwijfeld de Frankifche Bisfchoppen i n
Hoofdft.
n a C . G _ het gemeen dienen te v e r d a a n , ) de vraag over de
Jaar 622 . Drieenheid : of de Heilige Geest even zoo van den
tot 814
' Zoon uitgaat, als hij van den Vader uitgaat ? insgelijks n o g eene andere over het gebruik der Beelden

in

de

Prum,

Kerken

behandeld

is.

REGINO

van

die kort daar na leefde, voegt 'er bij

dat deze

Kerkvergadering te

tilly, digt bij Parys,

(*),

Gentiliacum o f Gen*

gehouden

is.

Gemeenlijk gelooft m e n , dat de eerde aanleiding


tot dezen t w i s t , ontdaan is
het

woord

Filioque,

uit het

i n de

invoegen

van

Geloofsbelijdenis

van

Konfiantinopolen, en dat de Grieken,


draffen der Westerlingen
tot

het

ren

(f)

leerduk

zelve

meenen ,

zelve gedreden

dat

over

dit

gekomen
men

be-

bijvoegfel, eerst

zijn,

eerder

heeft , voordat

van het
maar

over

men

tot

ande-

de

zaak

de veran-

dering der Geloofsbelijdenis gekomen i s ;

welk

laaf-

de ook niet onwaarfchijnlijk v o o r k o m t .


Hoe

het

zij,

de heerfchende
ijver

de tegenfpraak

van derzelver

Leeraren

dezelve te hebben opgewekt.


PAULINUS ,
twist

met

Bisfchop
de

der

Grieken tegen

leer der Latijnfche Kerk fchijnt den

van

Adoptianen

tot

verdediging

van

T r o u w e n s , die zelfde
Aquileja,
had

die i n

uitgemunt,

den
hield
over

(*) Chron. Libr. II. ad a. 767.


Cf) Zie

MOSHEIM

Kerkel. Gefch. III. Deel, BI. 1 7 *

G E S C H I E D E N I S .

273

IV .
over dit onderwerp in het jaar 791 o 79" n e
f.OEK
Kerkvergadering te Forum Julium of Friuli
(*);
l
op welke hij, in zijne aanfpraak aan de Bislchop- Afde.fl.
VI
pen, wel beleed, dat men de Geloofsbelijdenis van Hoofdft.'
tta
C
. C.
Nice en Konftantinopolen onveranderd behouden
[aar 6"2i.
moest. D o c h , zeide hij, naderhand is 'er, om tot 814.
der Ketteren w i l , die. heimelijk mompelen, dat de
eilige Geest alleen des Vaders i s , en alleen van
den Vader uitgaat, bijgedeld: qui ex Patre Filioque procedit. En toch zijn de Heilige Vaders, die
dit gedaan hebben, niet te berispen, als of zu iet
bij de Niceifche Geloofsbelijdenis gevoegd, of daai
in veranderd hadden \ nademaal zij niet anders gevoeld hebben, dan de opdellcrs dier belijdenis:
maar alleen gepoogd hebben, hun onbevlekt geloo
naar beter leerwijze aan te vullen." Hij merkte ver
ders aan, dat wel de te Konftantinopolen vergader
de Bisfchoppen de woorden van C H R I S T U S gevolg' I
waren: de Geest, die van den Vader uitgaat
maar z i j , die het bekende bijvoegfel geplaatst had
den-waren ook door den Verlosfer geleerdi TV,t
mi/ziet, die ziet den Vader, ik ben in den Va
der en de Fader is in mij. Want daar uit vol*
dat de Heilige Geest van den Vader en de n
Zoon altijd wezenlijk en onaffcheidenlijk uitgaa n
oet
Naardien C H R I S T U S verders den Heiligt n
f

d e

Geest werkeliik gezonden, door den Doop medeg


deeld, en dien tevens irt zijnen, en in den naam dl
Vaders, en des Heiligen Geestes bevolen heeft :e
b
(*) Ap.
XII.

HBB.

DEEL.

Tom, VII. pag- 99*'


S

474

K E R K E L I J K E

IV

bedienen ; zoo ftrekte dit n en ander insgelijks


tot bevestiging van deze leere.
Om deze reden
I
'
uitvoerige Geloofsbelijdenis van de.
Afdeel .
VI
ze Kerkvergadering deze plaats van den Heil. Geest
Hoofdft
naC. C ' ingevoegd : ex Patre Filioque intemporaliter et
Jaar 62: . infeparabiliter procedens. Ook is in de Geloofsbetot 3i<j
lijdenis, die in den Brief van K A R E L den Grooten
aan de Spaanfche Bisfchoppen, welke tot de Handelingen der Frankforter Kerkvergadering van het jaar
794 behoort, het bijvoegfel: a Patre et Filio procedentem, niet vergeten geworden (*).
Gedrag
Tot hier toe hadden de Roomfche Bisfchoppen
der
Room geen deel genomen aan deze bewegingen; niet eens
fche Bis- was dit bijvoegfel in de Geloofsbelijdenis van hunne
fchoppen
omtrent Kerk ingevoegd. In het begin der IXde eeuw eindit ver- delijk, zoo verhaalt A D O ( t ) , hield K A R E L de
fchil.
Groote in het jaar 809 eene groote Kerkvergadering
te Aken, (Grani Aquis,~) op welke de vraag over
den uitgang des Heiligen Geestes onderzocht werd:
of hij even zoo van den Zoon, als. van den Fader
uitgaat? Deze vraag, vervolgt A D O , had J O A N N E S , een Monnik te Jeruzalem, veroorzaakt. Velen hebben, dit dus opgevat, dat een Monnik van
dezen naam in het Frankifche Rijk gekomen i s , en
over de gemelde vraag aldaar tot onrusten aanleiding gegeven hebbe.
Doch de Brief van een
gezelfchap Monniken op den Olijfberg te Jeruzalem , aan den Roomfchen Bisfchop L E O
BOEK

w e r d

o o k

d e

III.
( *)

Ap. LABB. / . c. pag.

(|) In Chron. I. ..
c

1053.

G E S C H I E D E N I S .

275

IV
KI. ( * ) leert ons, dat J O A N N E S een Monnik geBOEK
weest is in het naburig Klooster van den Heil. S A f
B A S , die alle Franken op den Olijfberg, dat i s , Afdeel
VI
de Monniken, die geborene Franken waren, voor Hoofdft.
Ketters verklaard, en zelfs gepoogd had, hen met na C. G,
geweld te verdrijven; dat dezen zich op hunne Jaar 622.
tot -814.
overenftemming met de Roomfche Kerk beroepen,
en ook aan de Geestelijkheid en Gemeente te Jeruzalem op derzelver vraag gemeld hebben, dat zij
van dezen deels in eenige uitdrukkingen der Kerkgezangen en van het Onze Vader, deels daar in van
hen verfchilden, dat z i j , in de Geloofsbelijdenis,
meer dan zij , te weten : qui ex Patre Filioque
procedit , hadden, waarom J O A N N E S hen voor Ketters
uitmaakte.
K A R E L de Groote, die ook in foortgelijke zaker
zoo werkzaam was; op wiens bevel om dezen tijc
T H E O D U L F , Bisfchop van Orleans, een Boek hac
moeten fchrijven, in hetwelk hij het uitgaan des H
Geestes van den Vader en den Zoon door vel
plaatfen van Kerkvaderen zocht te bewijzen ( f ) >
die zelf fomtijds Godgeleerde opgaven aan de Bis
fchoppen voorleide, en hen zelfs wederleide, als z j
die naar zijn inzien niet goed beantwoordden
wenschte nu het befluit der Akenfche Kerkvei
gadering ook door de toeflemming van den Roon
fchen
(* ) Epist. peregrinor. Monachor. etc. in
teil. Libr. VII. pag. 14.
( t ) Eiber de Spiritw S. in
pag. 695-73S 2

SIRMONM

s-I I
BALUZ

I.
Opp. Tom. I

Mi

476
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

fchen Bisfchop, een algemeen gezag in het Westen


te doen verkrijgen. Hij zond daarom B E R N A R D ,

I
Afdeel. Bisfchop van Worms , en A D E L B A R D , Abt van
VI
Corbie, aan dezen Bisfchop, met eenen Brief, welHoofdit.
na C . G _ ken S M A R A G D U S , Abt in het Klooster van Verodu.
Jaar 622 .num, (Verdun,)
opgedeld had, aan denzelven.
tot 814

' L E O keurde de leere van den Heiligen Geest volkomen goed, zoo als die in de Akenfche Kerkvergadering begrepen was, maar raadde, dat men de bekende Geloofsbelijdenis, zoo als zij opgedeld was,
zonder het bijvoegfel, zou zingen en leeren (*). Om
echter te toonen, hoe weinig hij aan de leere zelve
te berispen vond, zond hij aan de Oosterfche Gemeenten eene Geloofsbelijdenis, welke de leere van
de Drieenhcid zeer uitvoerig ontwikkelt , en het
geen den Westerlingen eigen was: Spiritus fanctus
a Patre et a Filio cequater procedens, nog eens
herhaalt: Spiritus S. plenus Deus a Patre et Filio procedens ( f ) . Hij was dit ook aan de voorheen gemelde Monniken op den Olijfberg tot derzelver gerustdelling en verdediging verfchuldigd. Deze hadden zich in hunnen Brief onder anderen daar
op beroepen, dat n van hen in de Hofkapel van
K A R E L
den Grooten zeiven , in het opgezongen
Symbolum of Geloofsleuze, de woorden: qui ex Patre Filioque procedit, gehoord, en dat zij die in
eene Predikatie van G R E G O R I U S den Grooten, verders
( * ) si F; M O N D . Concill. Gall. Tom. II. pag.
M A B I L L O N . Vet.
(t)

Anal. par.

Ap. B A L I Z .

/.

C. pag.

357.
I."-2I.

256, jo.

G E S C H I E D E N I S .

277

IV
l e n in den Regel van den Heil. BENEDICTUS , en
BOEK
in andere fchriften der Kerkvaderen gevonden hadI
den. Evenwel bleef LEO daar bij, dat men deze Afdeel.
VI
woorden in de Geloofsbelijdenis niet mogt invul- loofdft.
(

len;

en zoo men FOTIUS of PETRUS LOMBARD (*)

a C. G.

mag gelooven, liet LEO zelfs, ten gedenkteeken van] aar 622.
ot 814.
zijn gevoelen, deze Geloofsbelijdenis op een zilve- [
ren fchild of tafel graveren, maar enkel met de echte woorden, ex Patre procedentem, en dit in de
Pieterskerk ophangen.
Terwijl de Christenen dus twisteden over het Twist
D ver de
hoogde voorwerp hunner Godsdiendige verering, Beelden.
ontdond 'er onder hen een nieuw verfchil: of men
ook aan de Beelden der eerwaardigfle en heiligfte
overledene Christenen eenen eerbied, die aan de vereering der Godheid nabij kwam, bewijzen mogt?
Men mogt dezelve aanmerken als eene nieuwe worsteling der eenvoudige Christelijke Godsdiendigheid
met liet Bijgeloof, doch te laat beproefd, daar
reeds, federt het einde der vierde eeuw, de zaak bijna ten voordeele van het Bijgeloof beflist was. Deze twist begon niet, gelijk anders de gewone Godgeleerde verfchillen , door het geen een of andei
Bisfchop of Leeriiar gevoelde of gefchreven had.
maar een Vorst gaf 'er de leuze toe; aan den eener
kant flonden Keizers en Koningen; aan den ande
ren Keizerinnen, Monniken en het gemeene volkje:
de Bisfchoppen waren verdeeld. Behalve in d<
Jriaanfche verfchillen was in geene anderen het ge
lui

(*) Ap. voss. ie tribus Symbb. pag. 73.


S 3

278
IV
BOEK

I
Afdeel.
Vi
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

luk der twistende partijen 200 veranderlijk, zoodat


dan de eene dan de andere partij bovendreef, of
het onderfpit delfde. E n het geen aanmerkelijk i s ,
de Griekfche Keizers verloren hoofdzakelijk door
dezen Godgeleerden twist, R.ome, en een gedeelte
van hun overig gebied in Itali; terwijl integendeel
de Roomfche Bisfchoppen door even denzelven voor
zich en de Faankifche Vorsten den weg baanden
tot nieuwe magt en aanzienelijke bezittingen.

TijdvakMen kan de Gefchiedenis van dezen twist gevoeken van


gelijk in drie Tijdvakken verdeden. Het eerfte
de Gefchiedenis loopt van deszelfs oorfprong in het jaar 726, tot
van dezen den tijd, toen de vijanden der Beelden en derzeltwist.

ver verering in de algemeene Kerkvergadering te


Konftantinopolen, in het jaar 754 , in het Oosten
volkomen de overhand behielden. Op eene geheel
verfchillende wijze , eindigde het tweede Tijdvak;
wanneer eene nieuwe algemeene Kerkvergadering te
Nicea, in het jaar 787, de verering der Beelden
in de Oosterfche Kerk weder invoerde, terwijl de
Frankfortfche Kerkvergadering van het jaar 794 ze
in het grootde deel van het Westen verbood. In
het derde volgden nieuwe omwentelingen, tot dat
andermaal eene Kerkvergadering te Konftantinopolen
in het jaar 842 de Godsdiendige verering der Beelden voor altijd in de Griekfche Kerk vastflelde, en
de Westerfche Gemeenten zich daar insgelijks toe
neigden.

OorBeelden van C H R I S T U S , de Apostelen, of andere


fprong en
Christen
Heiligen, waren bij de oudde Christenen
voortgangvan :ene zeldzaamheid. Vr de vierde eeuw vindt men

gee-

G E S C H I E D E N I S .

a?9
IV

geene f p o o r , dat zij die i n hunne Kerken o f vergad e r p l a t e n g e h a d , veel m i n , dat zij ze vereerd

BOEK

of

1
Afdeel.
VI
neiging befpeurde, werd dezelve in het begin der
Hoofdft.
IVde eeuw door eene Spaanfche
Kerkvergadering na C . G .
tegengegaan. In het laatde der gemelde eeuw ont- Jaar 622.
tot 814.
moet men Beelden der D r i e e n h e i d , der Apostelen

aangebeden

hebben.

Z o o d r a men daar toe

eenige

ook van Bijbelfche Gefchiede- de verering der


K e r k e n , doch alleen ter geBeelden
dachtenis, en om de zinnelijkheid van den geroee hij de
neu man te gemoet te komen. H o e zeer vervol- Christenen.
gens de Christenen zich overgaven aan eene bijge-

en Heilige m a n n e n ,

denisfen^in fommige

loovige verering der H e i l i g e n , zoodat


over de

menigte

fchielijk

en

nieuwe
en

der

Beeldvereerders

algemeen

verfpreidde

Godsdiendigheid n i e t ,

verering der

Reliquin.

AUGUSTINUS
klaagde,

zich

als de

zoc

echter

dezi

verzamehnj 1

M e t de V

en

Vld

eeuw nam dezelve nogtans meer en meer toe.


werden
alwaar
der

zij menigvuldiger in de
ook reeds

MARIA ,

G o d s verklaard

was,

Kerken

die n u

Ni1

geplaatst

>

v o o r de Moe

gezien w e r d ,

zittend

op eenen t r o o n , en haar kind op den arm houder


de.

In de V i d e

eeuw

de' aanbidding en
GREGORIUS

de

komen al fporen

aanroeping

Groote

nam

voor va 1
eI

dezer

Beelden ,

eenen

Bisfchop

va n

die wegens dit misbruik de Beelden uit c e


Kerken genomen h a d , zulks kwalijk. De Godsdiei 1ftige eerbied v o o r dezelven vertoonde z i c h thar s
Mas/ilia,

reeds, door tot d e z e l v e n , o f zoo als men w i l , t< t


de H e i l i g e n , die zij verbeelden moesten, zijn g e k d
te r i g t e n , ze te

kusfen, 'er lichten voor te


S 4

ontd
k e

0
IV
EJUt

1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

k e n , ze op allerhande

wijze te verderen , wierook

tot derzelver eer te r o o k e n , als men eenen eed af.


Jeide, de hand op hen te l e g g e n , z o o als op het
Euangelie o f op het K r u i s .

Toen

'er vervolgens

wonderen bij k w a m e n , welke door de Beelden z o u den

verrigt

palen

zijn,

meer.

kende

derzelver

verering

geene

D i e Christenen , welke deze^ buiten-

fporigheden afkeurden,

waren niet langer in ftaat

ze te beteugelen, terwijl zij door anderen ten fterkden begundigd werden.

Z o o liet eene Kerkverga-

dering ( * ) met vele toejuiching v o o r l e z e n , dateren


Beeld van den jongeren SIMEON S T Y L I T E S , (eenen
P i l a a r h e i l i g e n , ) in een bijzonder huis vereerd
dende , Duivelen uit Bezetenen

verdreven ,

woren de

zwaarde krankheden genezen had. SOFRONIUS,


triarch
Vilde

van Jeruzalem,
eeuw ,

Martelaren

Alexandrl
groote

omtrent

vei haalde

CYRUS

en

i n zijn

JOANNES

Loffchrift
(f)

op de

dat

hij

e>

i n eene der voornaamde K e r k e n eene

fchilderij gezien

had van C H R I S T U S , aan

wiens linkerhand M A R I A ,
J O A N N E S de Dooper
den

Pa-

het midden der

de beide

en aan zijne

Honden.

bovengemelde

regterhand

V o o r hetzelve knielMartelaren n e d e r , en

baden z o o lang o m de genezing van eenen z i e k e n ,


tot dat C H R I S T U S

door

aie genezing beloofde.


n

zijn

gefchrift

:enen M o n n i k

het beeld

fprak,

Dezelfde Patriarch

eene Gefchiedenis

op den O l i j f b e r g ,

en hun'
had ook

ingevoegd van

wien de D u i v e l

door
(*) De tweede vvn Nicea F . V I I . Conc. Labb.p. 265.

( t ) Ibid. pag. 249.

G E S C H I E D E N I S .
door bekooringen tot onkuisheid aanporde;
wien hij ten laatden

aSi
en aan

veri'cheen, en hem beloofde,

IV
BOEK

1
Afdeel.
VI
van M A R I A , met het Kindeken J E Z U S op de arloofdft.
m e n , dat hij bij z i c h h a d , niet meer z o u aanbid- , ia C . G .
den. D e M o n n i k raadpleegde hier over met zijnen ' aar 622.
ot 814.
A b t , alhoewel hij den Duivel gezworen h a d , het

hem niet meer te zullen ontrusten, als hij het Beeld

niemand te zullen z e g g e n ;
ven

ten a n t w o o r d :

maar

kreeg van denzel-

H e t was beter voor h e m , i n

alle hoerhuizen der nabijgelegene d a d te g a a n , dan


CHRISTUS

met zijne M o e d e r niet i n het beeld te

aanbidden ( * ) .
L F O de
lfaurir
tegen verbiedt
deze verregaande onvoegelijkheden met leere o f fchrift de verering der
verzette, maar een K e i z e r , die dezelven op eens w i l - Beelden,
de te niet gedaan hebben, L E O de Ifaurier, die

Tegen alle verwachting was het niet een Christe-

lijk

Leeraar van den G o d s d i e n s t ,

die- z i c h

het

Griekfche Rijk federt

716 beftuurde,

het jaar

gaf i n het jaar 726 b e v e l , dat men aan de Beelden


der Heiligen voldrekt geene v e r e r i n g bewijzen z o u .
H i e r verfchillen

echter

de

Gefchiedfchrijvers,

eerst i n het begin der IXde eeuw

gefchreven

die
heb-

b e n , en allen tegen den Keizer vooringenomen z i j n ,


in

de

omdandigheden, welke

te

moeijelijker

zijn

overeen te brengen, omdat het Keizerlijk bevelfchrift


zelf

niet meer voorhanden

men zij i n de hoofdzaak

is.

Ondertusfchen

overen.

oudde dezer Gefchiedfchrijveren,

ko-

T H E O F A N E S , de
delt het bevel des
Kei

(*) /. c. pag. 252. Vergel.

BASNAGE

T. II. L. X X I I . G 6. p. 1333S 5

Hist. de fEglifi

282

K E R K E L I J K E

Keizers, in het jaar 725 en in het volgende zijnen


BOEK
eigenlijken aanval op de Beelden; ook fchrijft hij
1
Afdeel. hem dwalingen toe, met betrekking tot de voorbidVI
ding der Maagd M A R I A en der Heiligen, als ook
Hoofdft.
na C . G. ten aanzien van derzelver Overblijffelen; en laat
Jaar 622. hem in het jaar 726 eene geheime Raadsvergadering
toe 814
houden, op welke ook de Patriarch G E R M A N U S ,
maar vergeefs, geroepen was, om het Keizerlijk bevel tegen de Beelden te onderteekenen ( * ) , van
welke vergadering anderen eene oproeping des volks,
anderen eene Kerkvergadering , gemaakt hebben. De
Diaken S T E F A N U S , die in het begin der IXde eeuw,
met veel hevigheid, over deze onlusten gefchreven
heeft ( f ) , meldt van dezen Keizer, dat deze ware
B E L S A Z A R , in het Xde jaar zijner regering, de
Ketterij der Manichen en Afthartodoceten eenigermate zocht te vernieuwen, dat hij het hem onderworpen volk heeft opgeroepen, en dat dit wilde
beest, brullende, overenkomdig zijnen naam , als
een leeuw, uit zijn toornig hart, zoo als uit den
Etna vuur en zwavel uitberst, deze jammerlijke
woorden heeft uitgefproken: Dewijl het maken van
Beelden eene Afgodifche kunst is, zoo mag men dezelven niet aanbidden'. Maar dewijl het C H R I S T U S
lievende en regtzinnige volk daar door ontrust was
geworden, had hij het overige , dat hij zeggen wilde,
IV

( * ) TIIEOPHAN. Chronogr. pag.

338.

( f ) In Fita S. Stephani Iunioris Tom. I. pag. 412.


Analcct. Grac. f. Var. Opnsc. Grac. hactenus non edit.
Lutet. Paris. 16S8. \to.

G E S C H I E D E N I S .

283

IV
de, achtergehouden. Eindelijk verhalen de HandeBOEK
lingen van het Martelaarfchap van den voornoemI
den STEPHANUS ( * ) , die alleen in eene Latijnfche Afdeel.
VI
Vertaling voorhanden zijn, dat LEO door het verHoofdft.
bieden van de verering der Beelden een oproer des na C . G .
volks veroorzaakt, en daar op terdond de geveins- Jaar 622.
de verklaring gegeven hebbe, dat hij de Beelden toe 814..
niet geheel vernietigd, maar dechts hooger gehangen wilde hebben, opdat ze niemand met den mond
aanraken, en zoo eerwaardige voorwerpen hoonen
zou kunnen. Het fchijnt uit vergelijking dezer verhalen, dat de Keizer eerst de verering der Beelden verboden, en na eenige jaren derzelver geheele
vernietiging bevolen zal hebben. Zoodanige dap van
eenen Vorst ten dezen tijde moest zeker opzien baren , en het Bijgeloof kon 'er geene andere dan
flechte en hatelijke redenen en gronden voor vinden. Naar eene oude overlevering hadden de vijanden van het Christendom hem daar toe verleid (f).
Deze vertelling, hoe zeer in omdandigheden verfchillende, komt hier op neder, dat n of meei
Joden aan L E O , toen hij nog jong was, en zich
van zijn handenwerk onderhield, de Keizerlijke kroor
en een zeer lang leven beloofd hadden, onder voor
waarde, dat hij de Beelden van CHRISTUS en zijn<
Moeder zou wegdoen; dat zij hem, den troon be
klommen hebbende, aan zijne belofte herinnerd, ei
hij zich dus genoodzaakt gezien hebbe, die te ver

vul
(*)
(t)

In

BARON.

ZONARAS,

Ann.

ad.

CEDRENUS

a.

72. n.
enz.

4,

5.

284
IV
BOEI;

I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622
tot 814

K E R K

E L IJ K E

vullen. Maar T H E O F A N E S en S T E F A N U S , die twee


eeuwen vroeger gefchreven hebben, weten hier niets
van, ook wederlegt het fprookje genoegzaam zich
zei ven; bovendien heeft men iet dergelijks verhaald,
van den toenmaligen Arabifchen Chaiif, hetwelk aan
het vertelfel nog meer de geloofwaardigheid ontneemt. Met meer waarfchijnelijkheid zeggen T H E O F A N E S en N I C E F O R U S , dat de Keizer door zekere
ontzettende natuurgebeurtenisfen op de gedachte gekomen i s , dat dit Goddelijke oordeelen waren wegens het oprigten en aanbidden der Beelden, en
dat hij daarom befloten had , deze oorzaak weg
te ruimen. Doch natuurlijkst is het te denken, dat
L E O de verering der Beelden, als eene foort van
Afgoderij, aangemerkt heeft, waar van zelfs die
woorden getuigen, welke de hier voor gemelde S T E F A N U S hem in den mond legt; volgens T H E O F A N E S bcfchuldigde hij alle voorgaande Keizers ,
Aartsbisfchoppen, en andere Christenen, die de
Beelden vererd hadden, van Afgoderij; ook bedrad hem de Roomfche Bisfchop G R E G O R I U S II (*),
dat hij de Heilige Beelden voor Afgodsbeelden gefcholden had. Zelfs zou men kunnen denken, dat
de Keizer hier mede de ergernis der Joden en Muhammedanen heeft willen wegnemen. Ten minden
moest L E O N T I U S , Bisfchop van Neapolis, ( o f Hagiopolis, gelijk hij deze dad noemt,) in zijn Perantwoordingsgefchrift voor de Christenen tegen de
(* ) In Acris Concilii Nic<eni II. in
Tom. V I I . pag. 10.

L/.BBEI

JoConcill.

G E S C H I E D E N I S .

285

IV
Joden ( * ) , de verering der Beelden tegen de teBOEK
genwerpingen der laatden verdedigen. E n nog naI
der aan deze tijden, omtrent het einde der Vilde Afdeel.
VI
eeuw , zocht ook J O A N N E S , Aartsbisfchop van
Hoofdft.
Thesfalonika, in een Gefprek tusfchen eenen Jood na C . G .
en Christen ( f ) , de ergernis der Joden weg te ne- jaar 622.
tot 814.
men , voornamelijk met de aanmerking: dat de
Beelden alleen dienden tot gedachtenis der Heiligen,
en dat men bij derzelver verering eigenlijk God
dankte , die hen zijn Koningrijk waardig geacht
heeft.
Des Keizers verbod had van eerden af onaange- Gevolgen
van dit
name gevolgen. De Patriarch van Konftantinopolen verbod.
G E R I M A N U S verzette zich allerhevigst tegen 's Keizers
oogmerken, en leide liever zijn ambt neder, dan dal
hij aan dezelve voldeed, zeggende: Als ik jo
NAS ben, zoo werp mij in zee! Zonder eene alge
meene Kerkvergadering is het mij onmogelijk, in he
<reloof eenige nieuwigheid te beginnen. " In zijm
plaats werd A N A S T A S I U S , of S Y N C E L L U S , tot Pa
triarch aangedeld, die zich volkomen naar dei t
Keizer fchikte. De gevoelens van G E R M A N U S , om
trent de verering der Beelden, kan men uit zijn
Brieven opmaken ( ) . Op de tegenwerping, da t
luozES alle Beelden van God verboden had, ani
woordde hij, dat de aanbidding der Christenen a
leenlijk tot den eenen drieenen God gerigt was
oc k

( ) In ad is Citat. pag. 236.


( t ) 7 * . pag. 356.
() In ad is Citat. pag. 280.
;

a8

K E R K E L I J K E

ook dat het ter aarde vallen voor de Beelden geene


verering i s , zoo als men aan God bewijst; men
maakte geen Beeld van de onzigtbare Godheid;
maar dat men van CHRISTUS afbeeldingen maakte,
gefchiedde ter gedachtenis van zijne ware menschwording; tot dit oogmerk waren ook de Beelden
der Maagd MARIA , als de Moeder G o d s , en de
voortreffelijkfte aller fchepfelen, gefchikt; andere Heiligen vererde men in Beelden, alleen ter gedachtenis van hunne deugden, uit liefde en zucht, om
hen na te volgen, en ook, gelijk MAR I A , als voorfpraken bij God. In eenen anderen Brief merkt hij
aan, dat men zich van alle nieuwigheden behoorde te
wachten; bijzonder wanneer 'er de geloovigeChristenen door gergerd worden, en wanneer het van oude
tijden af ingevoerde gewoonten waren. Joden en Heidenen hadden wel tegenwerpingen ontleend uit de
verering der Beelden bij de Christenen; maar den
eerstgemelden moest men antwoorden, dat hunne
voorvaders zeiven Afgodendienaars geweest waren,
en den laatstgemelden , dat zij zulks nog waren;
ook kon men de Saracenen, die daar over vielen,
befchamen, dat zij eenen deen, met name Chobar,
aanbaden.
Hier doelt hij zeker op den zwarten
deen aan de Caaba te Mekka vastgemaakt.
Het
Geloof der Christenen in de Drieenheid bewijst genoeg, dat zij geene Afgodendienaar^ zijn. Verders
beroept hij zich daar op, dat geene algemeene Kerkvergadering de verering der Beelden verboden heeft;
en evenwel moesten deze vergaderingen veel gelden,
aan welke CHRISTUS zijnen bedendigen bijdand beloofd

IV
BOEX
I
Afdeel
VI
Hoofdit
na C . G <
Jaar 622 .
tot 814

G E S C H I E D E N I S .

A87

loofd heeft. De Kerk is zonder vlek; en toch waIV


ren de Beelden in dezelve overal verbreid, G R E G O - B O E K
I
R I U S van Nysfe gewaagde reeds van eene fchilderij AfdeeL
VI
van de opoffering van I Z A K ; hoe veel meer moesHoofdft.
ten afbeeldingen der gefchiedenis van C H R I S T U S en na C . G .
der Martelaren nuttig zijn. Behalven andere gewo- Jaar 62a.
ne ontfchuldigingen, roert hij ook het branden vat) tot 814.
kaarfen, en wierooken voor de Beelden der Heiligen aan; maar vindt daar in enkel een eerbewijs,
beelden van het Goddelijk licht, en van de ingeving des Heiligen Geestes.
Bij de tegenwoordig*
algemeene beweging over de Beelden, moesten d<
Bisfchoppen zeer behoedzaam te werk gaan, opdal
niet de vijanden van C H R I S T U S kruis zouden kun
nen zeggen , dat de Christenen tot hier toe ge
dwaald hadden. Zelfs de Keizers hadden voor hui
Paleis Beelden der Apostelen en Profeten laten plaat
fen. Ten laatden verzekert -hij, dat door de Beel
den ook wonderen gefchied zijn, onder welken di
het duidelijkde en door vele getuigen bevestigt I
was , dat te Sozopolis in Piftdi uit de hand vai t
eene fchilderij der Maagd M A R I A eene zalf gevloeh l
was. Het dandbeeld van C H R I S T U S , hetwelk d
vrouw met den bloedvloed te Paneas had opgerigt >
behoorde hier ook toe, zoo als E U S E B I U S ook Beel
den van C H R I S T U S , P E T R U S en P A U L U S , geziei I
had; niet als of wij ook zulk een metalen dand
beeld moesten maken , maar C H R I S T U S had tocl l
die H-idenfche gewoonte door het mededeelen vai l
wonderkrachten gebillijkt.
Te Konftantinopolen zelve veroorzaakte het ge
Oproeren
bod

8S
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G .
Jaar 622
tot 814.
deswegens.

K E R K E L I J K E

bod,

om de Beelden w e g te r u i m e n , geene

ge onrust.

D e Keizer

had eenen

gezonden, o m het Beeld


boven

des Verlosfers,

de groote koperen deur

gerin-

H o f bedienden
hetwelk

van het Keizerlijk

Paleis, f t o n d , weg te nemen en te verbrijzelen. T o e n


hij

nu ten dien einde reeds

werd hij van eenige wijven


den

op den ladder

dond,

en ander gepeupel op

grond geworpen en doodgeflagen;

THEOFANES

fpreekt van meer andere H o f b e d i e n d e n , die daar bij


het leven zouden

verloren hebben.

Eenige

liepen naar de w o n i n g van den nieuwen


ANASTASIUS,

om hem te deenigen, en deeden hem

bittere verwijtingen,
vernietigen.

wijven
Patriarch

dat hij de Heiligdommen

liet

Maar de foldaten toefchietende, lloegen

deze w i j v e n , en meer' andere menfehen, d o o d ; velen

werden ook bij deze gelegenheid v e r m i n k t , ge

geefeld, uit het land gebannen, en hunne

goederen

verbeurd

verklaard ( * ) .

Het verhaal van later

Griekfche

Schrijvers, dat L E O thans o o k eene wel-

voorziene Boekerij en de bij dezelve wonende G e leerden zal hebben laten verbranden, omdat zij zijn
gevoelen omtrent de Beelden der Heiligen
den

v o l g e n , is ons reeds

voorgekomen,
dat

toen

voorheen

THEOFANES

verfcheidene

niets meer , dan

godzalige en geleerde man-

n e n , en oude leerinrigtinsen
vonden hebben.

zegt

niet w i l -

als fabelachtig

hunnen

ondergang ge-

E n i n de Gefchiedenis van J O A N NES

( * ) GREGOR. II. Ep.

ad

Leon. p.

19.

in LABBEI

Concill p. 339. STEI'UAN. in Vit. S. Stephani pag. 414.


Mak

Grac. T. I. CEDREN. p. 452.

G E S C H I E D E N I S .
NES

DAMASCENUS

hebben

wij nog

a8

IV

een laaghartig

BOEK
1

gedrag als zeer verdacht befchouwd, waar door LEO

Afdeel.
VI
Hoofdft.
een ijverig vriend der Beelden was.
uaC. G .
Taar 622.
Zekerder en van meer gewigt zijn de beweginrot 814;
gen , welke de plakaten des Keizers tegen de Beel-

d e z e n , die niet eens zijn


kig

den i n andere gewesten


bragt.

was,

des Rijks

hebben

maakten

deswegens

eenen

deze

voortge-

opdand;

als THEOFANES het n o e m t , door

K e i z e r , en

zetten

tegen

zekeren COSMAS op

M a a r deze onderneming liep hoogst

of.

Goddelijker L

ijver gedreven, rustten zij eene vloot uit

en

ongeluk-

enkel daarom, dat

D e Grieken en de inwoners der Cykladifc/u

Eilanden
zoo

onderdaan

z o u gemaakt h e b b e n ,

det I

den troon

ongelukkig af

hun lot gaf eene nieuwe derkte aan het Keizerlijl

bevel (*). Velen van de Griekfche Gefchiedfchrijver


Weten ook wonderen te vertellen, door welken G o . 1
de eer der Beelden gered

zal hebben.

Nicea,

het

welk de Saraceenen ten dezen tijde belegerden, kot


van
en

h e n , uit hoofde van de voorbede der Heiligen i


der B e e l d e n , die daar

Marienbeeld

vereerd w e r d e n , niet ir

J a , toen een Krijgsbediende ee rt

genomen worden.

ftaande

draf

rokenden

voete 1

op den grond w i e r p , en met

* t r a d , verfcheen hem MARIA z e l v e , hem


aankondigende;

dag het

leven.

ook

verloor hij

A l s dit waar i s ,

men zekerlijk verwacht h e b b e n ,


de overwinning moesten

zijne aar
de rt
m o | ;t

dat ook die gene n

behaald hebben,

die te n
be

( * ) THEOFANES / c. NICEFORUS Breviar. Hist. pa,


] ; CEDREN'.'S pag.

XII.

DEEL.

455-

290
IV
BOEk

K E R K E L IJ K E

besten der Heilige Beelden de wapens tegen den


Keizer hadden opgevat!

I
Maar de merkwaardigde tegendand, de gewigtigAfdeel.
VI
de in de gevolgen, werd hem te Rome en in zijn
Hoofdit.
De Roomfche Bisfchop,
na C . G , overig gebied bewezen.
Jaar 622 . G R E G O R I U S II, luiderde zoo weinig naar de bevetot 814

len van zijnen Opperheer, dat hij niet alleen op de


doutde wijze daartegen aan denzelven fchreef; maar
vs II vet ook zijne onderdanen tot ongehoorzaamheid en opzet zich
roer ophitde. Wij hebben reeds in zijne Gefchietegen
's Keizer idenis verhaald, wat h i j , bij deze gelegenheid, tegen
bevel.
den Keizer ondernam; hoe deze poogde, hem daar
voor te drafFen, als mede welke gevaarlijke onrusten uit deze verfchillen voor de Keizerlijke regering
ontdaan zijn. Dit zijn hoofdgebeurtenisfen, die ons
verklaren, hoe de Roomfche Bisfchoppen van deze
eeuw hun gezag zoo fchielijk hebben opgevijzeld;
zich den weg tot het bezit van een Wereldlijk Vordendin gebaand; en tot het verlies van Rome en
Midden -Itali voor de Griekfche Keizers zeer veel
toegebragt hebben; hoe zij met de Frankifche Vorsten in des te naauwer verbindtenis gekomen, en hun
behulpzaam geweest zijn, om dat Keizerlijk Gebied
aan zich te onderwerpen. Alhoewel 'er reeds voor
en met de twisten over de Beelden, zware misnoegens in het Keizerlijk Itali tegen de regering gefmeuld hadden, nogtans werd het vuur van oproer
door G R E G O R I U S meer ontdoken en vermeerderd;
en alhoewel hij den Keizer niet regelregt in den ban
gedaan, of de onderdanen van denzelven afgetrokken heeft , nogtans deed hij genoeg, om hem
GRCGORi

als

G E S C H I E D E N I S .

291

'V
eenen Ketter bij dezelven gehaat te maken.
BOLK
Van zijne twee Brieven aan den Keizer is ook
I
reeds gewag gemaakt ( * ) , hier willen wij daar uit Af'.-el.
VI
nog bijbrengen, wat G R E G O R I U S ter verdediging der
rloofdft.
Beelden in dezelven gezegd heeft.
Daar door , ia C. G .
fchrijft hij ( | ) , dat de Keizer derzelver verering aar 622.
tot 814.
Afgoderij noemde, en de Beelden heeft zoeken uit
te roeijen, heeft hij de geheele Wereld gergerd.
Schriftelijk had hij het voor ongeoorloofd verklaard,
jet te aanbidden, hetwelk van menfchenhanden gemaakt is; of een Beeld, dat naar eenige gelijkenis
gemaakt i s ; maar hij mogt toch eerst aanwijzen,
wie dit geleerd had; dan wilde hij ook bekennen,
dat dit een Goddelijk gebod was. Dat M O Z E S de
Beelden verboden had, betrof alleen de Afgodsbeelden der Kanaaniten; anders -had hij zelf Beelden
genoeg, op Goddelijk bevel , in den Tabernakel
gebragt. Hij had ook begeerd, God te zien; maai
hem alleen van achteren te zien gekrepen; tham
za>* men hem heel duidelijk, van voren en van achteren. Want zijn Zoon was Mensch, voor iedei
een' zigtbaar en tastbaar geworden. Sedert waret
de menfehen uit de geheele Wereld als Arender- !
naar Jeruzalem gevlogen; want volgens CHRISTU<
woorden, is hij dat doode ligchaam, waar de hoog
vliegende Arenden, de vroome menfehen, vergade
ren. Deze hadden hem n u , zoo als zij hem za
gen, voor anderen afgefchilderd; zoo ook zijnei I
Broe

als

(*) Boven Bladz. 57.


(() act. Conc. Nicani II. ap.
T 2

LABB.

T.Vll.p.ic

292
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622
tot 814,

K E R K E L I J K E

Broeder JACOHUS , den Martelaar S T E F A N U S , en


meer andere Martelaren. Bij derzelver befchouwing
hadden de menfehen, door de geheele Wereld, de
aanbidding des Duivels verlaten , en hadden die aan
deze Beelden bewezen: niet, zoo als men God aanbidt; maar in zekere betrekking, (* K*TIVTIKU<;
,
uAAx <r<xsTiKa>r, daat 'er in de Griekfche Vertaling,
iii welke dze Brieven bewaard zijn. ) Verders beroept G R E G O R I U S zich daar op, dat C H R I S T U S aan
den Koning A B G A R U S , met eenen Brief, ook zijn
beeldtenis gezonden hebbe, bij hetwelk de Oosterlingen nog aanbaden; zoo als 'er meer zulke Beelden van C H R I S T U S waren, die men daar toe oprigtte. E n waarom, vervolgt hij, beelden wij ook
den Vader van onzen Heere J E Z U S C H R I S T U S niet
af? Omdat wij hem zoo niet kennen, en omdat
de Godheid niet afgebeeld kan worden; als wij haar
konden afbeelden, zoudt gij dit toch geen Afgodsbeeld mogen noemen. Wanneer wij in de Pieterskerk gaan, en het Beeld van dezen Heiligen befchouwen, worden wij tot een' droom van tranen geroerd. Wij bidden niet deen, wanden, of hout
aan , zoo als gij zegt; deze Beelden dienen ons
dechts tot gedachtenis, en om ons grof en traag
hart, door de namen der genen, welke deze Beelden vertoonen, om hoog te heffen. Bij het Beeld
des Heeren, roepen wij hem zeiven aan; maar bij
de Beelden van zijne Moeder en der Martelaren,
fneeken wij alleenlijk om hunne voorbidding bij
C H R I S T U S . De Keizer had hem gefchreven , zoo
als O Z I A S , ( o f H I S K I A , ) na acht honderd jaren de
kr>

G E S C H I E D E N I S .

koperen flang uit den Tempel geworpen

h a d , zoo

had ook hij na acht honderd jaren de Afgodsbeel-

IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
de hem G R E G O R I U S , OZIAS was u w B r o e d e r , even
Hoofdft.
zoo hardnekkig en gewelddadig jegens de Priesters, na C . G .
jaar 622.
als g i j ; de geheiligde D A V I D had t o c h zelf die flang
tot 814.
met de verbondskist i n den T e m p e l gebragt, en
den uit de Kerken geworpen.

W a a r l i j k , antwoord-

het was een van G o d geheiligd koper.


zoo

als gij u beroemt,

G i j hebt,

na 800 j a r e n , den zegen

en de heiliging der Martelaren

opzettelijk

en zon-

der eenige noodzake uitgeworpen, en door uwe onderteek ening den vloek op u w hoofd gebragt.
volgens verklaart

GREGORIUS

Ver-

h e m , hoe zeer h e n

en anderen i n de Kerken de Beelden van de wonderwerken van C H R I S T U S , v a n zijne zooging dooi


en rondon i

M A R I A , die hem i n de armen h o u d t ,

welke Engelen ftonden, van de verheerlijking, k r u i


figing,

begrafenis,

CHRISTUS,
diend

hebben.

eene algemeene
GREGORIUS

opdanding

en meer

en hemelvaart

Dat eindelijk de Keizer

aanbood

Kerkvergadering te h o u d e n , ach t

geheel

nutteloos ;

want

Beelden vervolgde, zoo k o n hij niet


zalig Keizer zulke
alles

vai l

dergelijken, tot dichting ge

alzoo hij d
als een G o c

vergadering onderdeunen.

gaat met hevige bedradingen

Dt

en afmaninge n

verzeld. In den tweeden van deze

B r i e v e n , ee n

antwoord op eenen nieuwen Keizerlijken

Brief

verzekert G R E G O R I U S , dat hij zijn leven moede is


dewijl L E O bij zijn gevoelen v o l h a r d t ,

en de heil i ;e

(*) /. c. pag. 23.


T

294

K E R K E L I J K E

IV

ge wonderdoende Vaderen niet volgt. Andere Keizers waren wel Keizers en Priesters te gelijk geAfdeel. -keest, nademaal zij met de Bisfchoppen gemeenVI
fcbappelijk voor het waar geloof gezorgd hadden;
Hoofdft
na C . G maar hij had veel meer de Kerken van haren fieJaar 622 raad beroofd, welke in de Beelden van C H R I S T U S
tot 814
en de Heiligen bedaat. Op de tegenwerping des
Keizers, dat de zes algemeene Kerkvergaderingen
niets omtrent de Beelden befloten hadden, antwoordde G R E G O R I U S , zij hadden ook niet bepaald, dat
men brood eten, en water drinken z a l , omdat dit
van het begin af tot onderhoud des levens noodig
geweest was; even zoo had men zich fteeds van
de Beelden bediend; de Bisfchoppen hadden ze zelfs
op de Kerkvergaderingen medegenomen, en geen
godvruchtig Christen zou zonder dezelven gereisd
zijn. Nog is 'er in de bovengemelde Handelingen der tweede Kerkvergadering van Nice (*) een
andere Brief van G R E G O R I U S , over dit onderwerp,
aan den met hem zoo naauw overendemmenden Patriarch van Konftantinopolen, G E R M A N U S , bewaard;
maar die niets belangrijks in zich bevat, boven het
gene wij uit de beide voorgaanden aangedipt hebben.
BOEK

Tot onze tijden toe had geen Schrijver aan de


echtheid van de beide Brieven van G R E G O R I U S aan
den Keizer getwijfeld. Alleen hadden fommigen ze
toegefchreven aan G R E G O R I U S III, die door F R O N TON
LE DUC ( f )
en P A G I Q ) wederlegd zijn;
(*) Ap. LABB. T. II. p. 282.
maar
( t ) Ap.

LACB. / . c. p.

() Crit. in

BARON,

22.

annal. ad ann.

726. . 8.

G E S C H I E D E N I S .

295
IV

maar S E M L E R heeft het eerst derzelver echtheid voor


onzeker gehouden, omdat het vreemd i s , dat

BOEK

men

I
Afdeel.
VI
de Roomfche A r c h i v e n vindt,
R S Z L E R heeft i n
rloofdft.
zijne Bibliotheek der Kerkvaderen nog andete be- ia C- G .
denkingen bijgebragt, waar op evenwel geantwoord [aar 622.
tot 814.
kan w o r d e n , hoe zeer 'er de eere van den opdeller

het Latijnfche oorfpronkelijke

derzelven met

onder

niet bij verliezen z o u , al waren zij geheel onecht.


men van zijnen tijd- Ijver van

M a a r des te meer verwacht


genoot ,

den

vermaardden

der Godgeleerden

van

JOANNES
EAMAS-

der CSNUS
voor de
die de Beelden.
eer der Beelden van de Heiligen het uitvoerigst en

dien

tijd,

en

eerden

Syftematifchen Leeraar

Griekfche K e r k , J O A N N E S
ijverigst

i n gefchriften

van Damaskus,

verdedigd

heeft.

Alhoewe

hij onder de Arabifche heerfchappij leefde,

nam

hi i

t o c h te douter deel i n den twist over de Beelden


en bragt zeer veel t o e ,

dat

eene menigte

van het Griekfche R i j k

aan

de Heilige Beelden verderkt

werden.

wat hij tot dit oogmerk opgedeld h a d ,


waard gebleven.

onderda

i n hunne verkleefdhei 1

en

Z o o fchreef hij ( * )

Alles

is niet be
aan den v o

eenden Keizer K O N S T A N T Y N , wien h i j , wegens

zi

Ketterfche 11
Babbelaar, M U H A M M E D , Beeldverbrander, en vyan d
der Heiligen noemde; gelijk hij ook aan d e , den Ken* :r

ne fchikkingen tegen de Beelden, eenen

gehoorzame,Bisfchoppen allerhande fcheldnamenga F.


Verfcheidene andere fchriften van dezen i n h o u d , d ie
onder zijne werken d a a n , zijn al lang voor onecht . I d.
ken
1.
( * ) STEPHANI Diac. Vita S. Stephani Jun. T,m.
Anall. Grac. pag. 45*-

T 4

IV
BOEK

Afdeel.
VI

Hoofdft.
na C . G

Jaar 622
tot 814

296"
K E R K E L I J K E
kend. (Oratio demonftrativa de facris et venerandls
imaginibus, ad Christianos omnes, adverfusque lmper. Conftantinum Cabalinum, et hareticos om.
nes (*). Ejusd. Epistola ad Theophilum Imper.
de fanctis et venerandls imaginibus) ( f ) . Maar'
zijne drie verantwoordingen of verdedigingsfchriften
tegen die genen, die de Heilige Beelden lasteren,
(Oratt. Apologet. HL de imaginibus) () , l k e
hij kort na het eerde bevel van Keizer L E O begon
uit te geven,wijzen den weg volkomen genoeg aan,
welken hij daar bij gehouden heeft.
w e

DAMASCENS
betuigt in het begin zijner eerfte
verantwoording, dat hij, bij het gevaar der Kerk,
met had kunnen zwijgen , hetwelk daarom zeer
groot was, omdat de onderdanen van hunnen Vorst
verleid werden; tevens noemt hij het eene ijdele
vrees van de vijanden der Beelden, dat de Christenen daar door tot Afgoderij zouden vervallen, maar
noemt het eene ondeugd, dat men, door af'te wijken van de gebruikelijke Kerkelijke inrigtingen, de
Voorvaderen veroordeelt. Na eene fchets van zijn
Geloof, in nen God en de Drieenheid, die hijalleen aanbidt, (hoewel hij tevens met den Konin*
en G o d , het purper van zijn ligchaam., niet als
een kleed, noch als een vierden perfoon, maar als
die gelijkelijk God i s , ( * ,
>^,
aanbidt;)
verzekert hij, dat hij geene zwarigheid maakt, een
Beeld van den onzigtbaren God te vervaardigen, i
fl

(*) Tom. I. Opp. pag. 613-628.


( t ) / c pag. 629-647.

zoo.

( ) /. c. pag. 307.300,

G E S C H I E D E N I S .

297

IV
soo verre hij, door zijne menschwording, zigtbaar
BOEK
geworden is. Op de tegenwerping, dat M O Z E S be1
volen heeft, den eenigen God te aanbidden, maar Afdeel.
VI
daartegen alle Beelden heeft verboden, antwoordt
Hoofdft.
hij, dat men niet de Letter, die doodt, maar den na C. G .
Geest, die levend maakt, in de Heilige Schrift, in Jaar 622.
tot 814.
acht moet nemen; dat het gemelde verbod alleen
daar op doelt, dat men niet, behalve den Schepper,
ook nog het fchepfel Godsdien/lig aanbidden moet,
daarom wordt altijd de Godsdiendige verering ,
( * < % * , ) met de aanbidding, ( ^ottwws,) verbonden. Eigenlijk was dat voorfchrift aan de Joden gegeven, die zoo geneigd waren tot Afgoderij;
wij, die eene volmaaktere kennis van God verkregen hebben, kunnen ook beter beoordeelen, wat
men afbeelden kan, of niet.

Van C H R I S T U S , als

mensch, en van zijne Gefchiedenis, kan men af


beeldingen maken. Voor het overige, is de aanbid
ding te gelijk Godsdiendige verering, welke aar
God alleen toekomt; of enkel eerbied voor uitmun
tende mannen, voor Gods vrienden en dienaren, ol
voor hem gewijde plaatfen en zaken. Nog geeft dt
Schrijver hier velerhande foorten van Beelden op. Dt
Zoon van God is het natuurlijke Beeld des Vaders
hem in alles, behalve in de geboorte, gelijk, h (
het Goddelijk verjiand zijn van eeuwigheid af Beel
den en voorbeelden van alles, wat God eens wild
voortbrengen, welke de Heilige DIONYSIUS, die vai 1
God zeiven met Goddelijke dingen zoo bekend i
gemaakt, Voorbepaling noemt. Daar zijn zigtbar
Beelden van onzigtbare dingen, zoo als van 1
G01
T 5
e; \

298
IV
BOEK

1
Afdeel.
VI
Hoofdit
naC. G.
Jaar 622,
tot 814.

K E R K E L I J K E

en de Engelen; G o d laat zicht daar door tot ons


neder, om ons tot Geestelijke Begrippen te verheffen. Zoo zien wij aan de z o n , licht en draalen;
aan de bron , het vlietende en uitvloeijing; aan
verdand, woord en geest in ons; aan plant, bloem
en geur van eene roos, Beelden der Drieenheid.
Insgelijks vindt men raadzel'dchtige Beelden van toe.
komftige dingen; zoo als de koperen ilang CHRIST U S , de kruik met Manna zijne Moeder, het water
en de wolk den Doop aanwezen. Eindelijk heeft
men ook Beelden van merkwaardige Gefchiedenisfen, tot nut der nakomelingen; of fchriftelijke, zoo
als de wet, gefchreven op deenen tafelen; of door
gedenkteekenen, zoo als de wet, in de verbondskist bewaard. Een van beiden, zoo redekavelt D A MASCENUS, of gij moet alle foorten van Beelden
verwerpen; of ze allen, of elk op de voor hetzelve
pasfende wijze aannemen. Men zegt, het geen van
menfchenhanden gemaakt i s , mag niet aangebeden
worden; maar waren niet de Cherubim, de kist
des verbonds, e. z. v. van deze natuur?
Was
niet de geheele Tabernakel een Beeld? ja een Beeld
des Beelds? (TVTW TUUOS , ) en de wet zelve een
Beeld des Beelds, (HKOVO; 7rgay^uqa,yyt%,) kon de
Beelden niet verbieden. Als men tegenwerpt: de
Beelden zijn toch van ftoffe en ftoffelijk; dan bid
ik niet de doffe, maar derzelver maker aan, die
om mijnentwil doffe geworden i s , en ik verer ook
de doffe, door welke hij mijn heil bewerkt heeft.
Was dan niet ook het hoogstzalige kruis, de berg,
op welken hetzelve was opgerigt, en het graf van
CHRIS-

G E S C H I E D E N I S .

299

IV
CHRISTUS; is niet het Euangelieboek, de tafel in het
BOEK
Avondmaal, het ligchaam en bloed Van CHRISTUS
1
zelf, is dit alles niet doffe? Een van beiden, of Afdeel.
VI
neem de verering en aanbidding van dit alles weg;
Hoofdft.
of erken, volgens de Kerkelijke leere, ook de aan- na C . G .
bidding der Beelden van God en zijne vrienden! Jaar 622.
tot 814.
Veracht de doffe niet, die toch Gods werk i s ! dat
zou Manichesch zijn. De Beelden bewijzen aan
de Ongeleerden hetzelfde nut, als de Geleerden uit
Boeken fcheppen; zij leeren, zij herinneren aan
Goddelijke weldaden, en de Israliten, voor welken
zij in den Tabernakel waren opgerigt, aanbaden dooi
dezelven God zeiven. Die genen, die zeggen, hel
is genoeg, Beelden van CHRISTUS en zijne Moedei
te maken, belijden daar door, dat zij vijanden dei
Heiligen zijn, en hun hunne eer onttrekken; daar dezei
toch CHRISTUS gelijk zullen zijn, en zelfs Godei
zijn. In SALOMO'S Tempel waren zelfs Beelden vai
dieren; en men zou geene Beelden der Heiligei
hebben,-die toch zelve Tempelen van God zijn
Men mag CHRISTUS, onzen Koning en Heer, nie
van zijne legermagt berooven; en dat zijn de Hei
ligen. Wie hunne Beelden niet wil aanbidden
vere'rt ook CHRISTUS niet, die een Beeld is de s
onzigtbaren Gods. Hunne Beelden fporen mij 0 J
tot navolging. Een van beiden, of men moet de 1
Heiligen ter eere geene Tempels bouwen, en hur
ne gedachtenis niet vieren; of men moet ook hui
ne Beelden behouden. Wij leven niet meer ondt r
de wet, toen dit geene plaats vond; maar geniete n
den vollen dag. Doch ook mogen de grenzen ni, |
over-

300
IV
BORK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

overfchreden

worden,

vastgedeid.

Want

welke

onze

Vaders

hebben

zij hebben

niet

blootelijk ge-

fchrevene wetten gegeven; maar

ook

ongefchrevene

verordeningen achtergelaten.

V a n waar anders, dan

door mondelijke overleveringen, weten wij de plaats


van

den Hoofdfchedelberg en van het graf van C H R I S -

TUS?

V a n waar komt het driemaal indompelen i n

den D o o p ;

de plaatfing

der biddenden

naar het

O o s t e n ; het voorfchrift van geheimenisvolle gebruiken?

PAULUS

wijst zelf op mondelijke l e e r i n g ;

(2. Thesfal. V . 1 4 . ) waarom

vangt

gij dan eenen

noodeloozen twist aan over de Beelden?


fen

der oude Leeraren tegen

aanhaalt, betreffen flechts

D e plaat-

dezelven, welke men

de Afgodsbeelden.

Zegt

m e n , E P I F A N I U S heeft toch de Beelden voldrekt verboden:

dan antwoorde

i k : misfchien is het B o e k ,

waar dit in fbiat, door een' ander gefchreven geword e n ; o f hij heeft daar door dechts het Heidensch
Bijgeloof willen tegengaan; gelijk dan i n zijne K e r k
zelve n o g altijd Beelden gebruikt
hetgeen

werden;

geene Kerkelijke wet uitmaken.

Daartegen deelt D A -

M A S C E N U S eene verzameling van plaatfen


den

eindelijk

van weinigen en zeldzaam gefchiedt, kan

gewaanden

DIONYSIUS

L I U S den Grooten,

mede u i t

den Areopagiet,

GREGORIUS

van Nysfa,

BASICHRY-

S O S T O M U S , L E O N T I U S van Cypren, en latere K e r k lceriiren, die z i c h voor de Beelden zullen verklaard


hebben.
fchriften

Dan,
zijn;

het ten deele

onechte

en hij ook bij de meeste

naardien

plaatfen

eerst ophelderingen

moest

wenschte bewijs , fomtijds

voegen ,
heel

o m het

gedwongen ,

gedaar
uit

G E S C H I E D E N I S .

30

IV

uit te kunnen afleiden; zoo ziet men l i g t , van hoe


geringe waarde

deze

verzameling i s .

Ten

BOEK

laatften

Afdeel.
VI
hier i n niet te gehoorzamen; zulke bevelen, door
Hoofdit.
welke Kerkelijke inrigtingen worden afgefchaft, zijn la C . G .
[aar 622.
aan de bekende Rooversfijnode gelijk; en over het
tot 814.
geheel mogen alleen Kerkvergaderingen, aan welken
vermaant de Schrijver de Christenen, om den Keizer

C H R I S T U S zijnen bijdand beloofd heeft,


beflisfen ; als de
zou
In

Keizer z i c h

hij den banvloek over


de

tweede van

niet

hem

deze

daar over

zou

bekeeren,

uitfpreken.

Verhandelingen

D A M A S C E N U S i n de

inleiding,

geloofsdwalingen ter

baan

dat

de

beweert
Duivel

alle

heeft gebragt, en

gelijk hij voormaals de menfehen tot

dat,

Afgoderij ver-

leid'heeft, hij hen thans o o k , uit nijd zelfs tegen de


Beelden van C H R I S T U S en der

H e i l i g e n , tot

delijke gezindheden aanfpoorde.

vijan-

Daar op toont h i j ,

dat de Beelden wel in het Oude Testament


den w a r e n , dewijl de Israliten
den

hielden,

naardien

en

als

G o d op

zoodanigen

velerlei

verbo-

dezelven voor G o -

wijze

aanbaden ;

maai

tot de menfehen

gefproken, en z i c h , gelijk een bekwaam geneesheer,


van

verfcheidene artzenijmiddelen bediend heeft, zoc

raakte dit verbod de Christenen


der G o d h e i d mogt

men

niet.

Afgodstempels,

te v e r e r e n .
hadden

de

Beek

en

noj

menfehen

ei 1

M a a r in plaats

de :
me t

minder Beelden van den D u i v e l , van


beesten, om ze

Een

wel niet maken;

Heilige V a d e r s ,

r e g t , aan de Heiligen Tempels g e w i j d , en i n plaat


der Ileidenfche Beelden de Beelden van C H R I S T U S
M A R I A , en de Heiligen gedeld.

W a n t de

hralite 1

moj

302

K E R K E L I J K E

IV

mogten dit niet doen, dewijl in hunnen tijd de menfchelijke natuur zich nog onder den vloek bevond,
Afdeel. en de dood eene ftraffe was , waarom ook een
VI
doode onrein was. Door de vereniging der GodHoofdft.
na C. G. heid integendeel met onze natuur, is deze verheerJaar 622. lijkt en onverderfelijk geworden. Wij vieren dus
tot 814.
den dood der Heiligen,- bouwen Tempelen, hun
tereere, en fchilderen hunne Beelden. Wie deze,
als ook de Beelden voor C H R I S T U S , en zijner Moeder ter eere, en tot fchande des Duivels, opgerigt,
zoekt te verdooren, die niet aanbidt en eert, hoewel niet als G o d , die is een vijand van C H R I S T U S ,
en van zijne Moeder en van de Heiligen; maar tevens ook een verdediger des Duivels. Vervolgens
bewijst D A M A S C E N U S uit 1 Kor. XII. 28. Hebr.
XIII. 7, 17. 1 Chron. XXVIII. 3. en andere Schriftuurpiaatfen, dat de Keizers geen regt hebben, om
aan de Kerk wetten te geven; dit komt alleenlijk
aen Leeraren toe! Hij herhaalt, het geen hij, in
sijn eerfte gefchrift, van de waarde der ftofFe, waar
xit de Beelden bedaan, gezegd had, en voegt 'er
jij, als men de Beelden uit hoofde van het verbod
i n de wet wilde affchaffen, dan moest men daartei gen den Sabbath en de Befnijdenis, welke daar in
I;eboden werden, waarnemen. Onder andere woor( lelijke herhalingen uit de eerde Verhandeling, bij
1 oorbeeld, van de onbefchrevene leere , over de
I 'laats van E P I F A N I U S , en meer foortgelijken, merkt
1iij nog aan: de Heiligen moesten ook daarom aan
c e verering van God en C H R I S T U S op de wereld
t eel hebben, dewijl zij erfgenamen van God en
BOEK

me-

G E S C H I E D E N I S .

303

mede-erfgenamen van C H R I S T U S i n den Hemel z i j n ;


insgelijks, gelijk het Euangelie in het

eerst

zndei

IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
d e n , z o o is ook i n de wereld enkel mondeling geHoofdft.
leerd, dat C H R I S T U S , de vleeschgeworden G o d , na C . G .
benevens de H e i l i g e n , i n Beelden v o o r g e d e l d , er Jaar 614.
tot 822.
deze gelijk het k r u i s , behooren aangebeden te worfchrift i n de geheele

den.
het

wereld verkondigd is gewor-

E e n van zijne duitredenen


kruis,

de l a n s ,

en

is:

andere

C H R I S T U S lijden aanbid en vereer;

Indien

il
vai I

werktuigen

waarom z o u i l

niet de tot zijne eere en zijne gedachtenis opgerigti


B e e l d e n , het

Beeld

van h e m ,

gehangen heeft, aanbidden?


zeiven niet a a n b i d , ziet

die aan het

Dat ik de

men daar

krui

doffe

uit;

der

dewijl il

het k r u i s h o u t , wanneer het in dukken gebroken is


verbrande.
D o c h nu onderneemt D A M A S C E N U S o o k ,
aanbidding

der

Beelden uit

om

de Heilige Schrift

bewijzen.

D e H e e r e , zegt h i j , prees de ooge, I

zalig

genen , die

ten

der

zagen,

vergeefs gewenscht

wenfchen ook te z i e n ,
mogelijk i s .
fiere

rede,

een

heeft,
gezien.

Beeld

ons

van

Proft
en w ij
te zie 1
en dm

en wij worden al s

God heeft het eerst een Beeld

nademaal

den

mensch tot

van God,

D e brandende
de

gt

Beel i
A B R A H A M , M O Z E S , en alle d e
hij

Profeten, hebben Beelden


Wezen,

zien;"

zoo veel het

en i n een Beeld,

gefchapen

te

W a n t wij zien in eenen fpiegel

zalig geprezen.
maakt,

hetgeen vele

hadden

Moeder

Gods;

zijn

maar niet

zij I!

braambosch

w; S

nu c e
heilig lan d

indien

plaats, waar M O Z E S dit Beeld z a g , een

was

304
IV
BOEK
I

K E R K E L I J K E

was;

hoe veel meer moest

ja allerheiligst z i j n !

het

Beeld

zelf heilige

C H R I S T U S verzekert,

dat

MO-

om de hardheid van hun hart


Afdeel. Z E S aan dejodtn,
de echtfcheiding veroorloofd hebbe: en ik beweer,
vr
Hoofdft. , dat hij h u n , om dezelfde r e d e n , uit hoofde van
na C . G
Jaar 622 . hunne overhelling tot A f g o d e r i j , de Beelden verbotot 814 den heeft; maar wij daan veel vaster op den rotsi

deen des geloofs.

Even

gelijk

wie bij den Tempel zweert,

fpreekt;

CHRISTUS

die zweert

die daar in woont; zeg ik o o k :

bij

Hem ^

wie bij een Beeld

zweert,

die zweert bij Hem,

die daar door verbeeld

wordt.

Eindelijk getuigt ook

PAULUS

Hebr.

4 . dat G o d bevolen heeft, dat de Israliten


handen

gemaakte

bidden zouden.

Beelden

VUL
de met

in den Tabernakel

aan-

Wederom befluit de Schrijver ook

deze Verhandeling

met de i n de vorige reeds

ge-

plaatfte, maar hier nog met eenige andere plaatfen


vermeerderde lijst van getuigenisfen van Kerkvaderen voor de verering der Beelden,
D u s is de derde van deze Verhandelingen
om v o l herhalingen uit de twee

eerden.

der behoort, het geen hij beweert:


den aanval op

dat de

Duivel

de Beelden veroorzaakt h e b b e ;

de Joden geene Beelden mogten

dat

hebben, om rede-

n e n , welke bij de Christenen wegvallen;


Heilige

wederDaar o n -

dat

de

Vaderen fommige dingen uit de w o o r d e n

der Schrift hebben afgeleid, welke daar i n niet uitdrukkelijk d a a n ;


Drieenheid,
drie

Perfonen,

CHRISTUS

waar

bij hier nog de w o o r d e n :

eenswezens, ne
n

natuur der

per foon en

gevoegd worden e.

Godheid,

twee naturen

z. v.

in

M a a r bijzonder

G E S C H I E D E N I S .

305

IV
der bevat deze Verhandeling eene wijdloopiger ontDOEK
vouwing van verfcheidene vragen over Beelden en
I
Aanbidding.
De Schrijver onderzoekt, wat een Afdeel.
VI
Beeld is? waarom het is? (om iet, hetwelk verbor*
Hoofdlh
gen i s , bekend te maken; maar ook, om ons tot na C . Gi
het goede op te fporen, en voor het kwade te Jaar 622*
tot 8144
waarfchuwen; ) verders, hoe vle foorlen van Beelden 'er zijn? zes, zoo als hij het vindt. Het eerfte
is het natuurlijke; zoo is de Zoon van God het
natuurlijk en volkomen gelijke Beeld des Vaders; en
de Heilige Geest het Beeld des Zoons. De in God
zeiven bedaande denkbeelden van zaken, die dooi
hem worden zullen, maakt het tweede foort uit:
het derde dc uienich , die naar de gelijkenis var
God gemaakt i s , naardien Verdand, W o o r d , er
Gce>t even zoo n mensch, als Vader, Z o o n , er
Heilige Geest n God zijn, wien hij ook, dool
zijnen vriin wil en bekwaamheid om te heerfchen.
gelijkvormig i s ; bet vierde foort is de Heil. Schrift,
welke Beelden van onzigtbare eri onligchamelijkf
dingen voordek; de vijfde bedaat uit de voorbeel
den des Ouden Testaments; zoo als de daauw of l
OIDEON'S vlies de Moeder Gods voorbeduidde; eindelijk de zesde zijn de opfchriften ter gedachtenil
van eene gebeurtenis opgedeld of opgerigte gedenk
teekens.
DAMASCENUS vraagt verders, wat doo:
Beelden kan worden voorgedeld? Alles, antwoord :
h i j ; dechts de Godheid niet: want ook eindig
Geesten, als men ze met God vergelijkt, kan mei 1
onder de ligchamen tellen. Maar wie heeft he t
eerst Beelden gemaakt? God zelf, nademaal hij zij
XII D E E L .

na 1

306
IV

K E R K E L I J K E

nen eeniggeborenen Zoon geteeld, en naderhand


den mensch naar zijn Beeld gefchapen heeft. Door
Afdeel. de Menschwording zijnes Zoons is onze natuur boVI
ven de Engelen verheven geworden. Waarom zou
Hoofdft.
na C. G ik niet het Beeld van Hem maken en aanbidden,
Jaar 622 die zich in deze natuur vertoond heeft? Vervolgens
tot 814
ontvouwt hij de verfcheidene foorten van aanbidding,
( n-focxvwis,) welke hij eene onderwerping en verootmoediging noemt. De eerfte, zegt hij, wordt
aan God alleen door Godsdiendige verering, (%oC\<*
KXT UXV,~)
bewezen; en ook deze heeft weder hare
eigene foorten, nademaal de fchepfelen G o d , dien
zij kennen, deels vrijwillig, deels gedwongen, zoo
als de Duivel; en nog anderen, zonder hem te kennen, tegen hunnen w i l , aanbidden. Bewondering
en toegenegenheid maken de tweede foort uit, met
welke wij G o d , wegens zijne wezenlijke heerlijkheid, aanbidden. De dankzegging voor de Goddelijke weldaden maakt het derde foort uit; de vierde
de verklaring van onze behoeftigheid en hoop op
het goede; en de vijfde berouw en belijdenis van
begane zonden ; welke weder drie onderfoorten
heeft. Eene andere vraag betreft die genen, die
volgens de Schrift aangebeden worden ? en op hoe
velerlei wijze fchepfelen aangebeden moeten worden? De eerden zijn de Moeder Gods en alle Heiligen. Zij worden vooreerst aangebeden , in zoo
rerre zij van God verheerlijkt, door hem voor hunne vijanden vreefelijk, en jegens hunne vereerders
weldadig geworden zijn, en dewijl de Koning zelf
rererd wordt, wanneer men zijne dienaren aanbidt.
BOEK

G E S C H I E D E N I S .

39?

IV
bidt. Een andere foort van aanbidding betreft die
BOEK
fchepfelen, in welken en door welken ons, heil en
\
zaligheid uitgewerkt is, zoo als de Berg Sina, Afdeel,
VI
Nazareth, Golgotha, het kruishout, de nagels aan
Hoofdit,
hetzelve, en meer dergelijken; ook Engelen en men- na C . G .
fehen , die daar in een welgezind deel genomen Jaar 62a
hebben. De derde foort betreft de Heilige Boeken, tot 814,
en andere Godgewijde zaken; het vierde de Beelden, welken de Profeten gezien hebben, zoo ah
de Staf van A A R O N , de Tabernakel, de Cherubim,
ook het ligchamelijke Beeld mijnes Gods, de Beel
den van zijne' Moeder en der Heiligen; naar he
vijfde foort aanbidden wij ons zeiven, die wij Go
de deelachtig zijn geworden, met onderworpenheid
volgens het zesde worden Heeren en Meesters vai
hunne dienstknechten, en weldoeners van hulpbe
hoeftigen vereerd. Eene nog veel rijker verzamelinj
van plaatfen der Kerkvaderen, die de verering de
Beelden ftaven zullen, dan in de eerde Verhanden
gen, daat op het einde van deze derde als een aan
hangfel.

Dit is dus het gene de voornaamde Godgeleerd


n Wijsgeer van deze tijden voor de Beelden de r
Heiligen wist bij te brengen. Dat veel daar va; 1
laf, veel verward, en het ander heel armhartig is
heeft geen bewijs noodig. Over het geheel worc t
vereren en aanbidden onwijsgeerig onderling vei
mengd; en alhoewel D A M A S C E N U S vlijtig infeherpt
dat de biddende zich tot God behoort te rigten
neemt hij evenwel zelf de nuttigheid dezer bepalin g
weder weg, door de aanroeping der Heiligen a
s
V 2
HOO'
l-

308
IV
BOER

1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. .G.
Jaar 622.
tot 814.

K E R K E L I J K E

noodzakelijk aan te prijzen.

Wanneer hij denkbeel-

den w i l ophelderen, vervalt hij i n ijdele fpitsvinnigheden.

H e t m i s b r u i k , hetwelk hij van vele Bijbel-

plaatfen

en

plaatfen

van

Kerkvaderen

welken voldrekt geene fpoor

van

maakt ,

Beelden gevonden w o r d t , is i n der daad


flijk.

Alhoewel

men

in

de verering der

aangemerkt

onvergee-

heeft ,

tweede foort van zamengeraapte plaatfen,

dat

de

bijzonder

in de derde V e r h a n d e l i n g , na zijnen tijd door ijverige Beeldvereerders vermeerderd z o u


bleven deze opdeden over het
gefchikt

mengelmoes

van

geheel

ongemeen

z i j n , evenwel
een zeer o n weinig

goeds

met zeer veel het geen onbruikbaar en nutteloos i s .


Keizer
A l l e verdedigingen van de Beelden der Heiligen
L E O gaat
maakten niet den minden indruk op den Keizer L E O .
voort mei
de Beel- Integendeel zocht hij GU.EGOR.IUS II. voor de onbeden af te
tamelijke hevigheid te kastijden, met welke deze
fchaffen.
zijne verdediging had opgedeld. W i j hebben reeds
i n de Gefchiedenis van dezen Bisfchop g e z i e n , dat
ANASTASIUS

den Vorst befchuldigt,

malen door zijne Bevelhebbers den

dat hij meer-

Roomfchen B i s -

fchop heeft willen laten v e r m o o r d e n ; maar

tevens,

dat het veel geloofwaardiger i s , dat hij dechts bevel


gegeven heeft, om hem gevangen naar Konftantinopolen over te voeren,

GREGORIUS

jaar 731 aan het Bisdom te


volgde

de

maande den

maatregelen
Keizer

Beelden; fprak op

af

I I I , die in

Rome k w a m ,

van zijnen voorzaat.


van

het

achter-

zijnen ijver tegen

eene Kerkvergadering den

Hij
de
ban-

vloek uit tegen alle vijanden derzelven, en rigtte 'er


zoo

veel te meer op i n de Roomfche Kerken. M a a r


LEO

G E S C H I E D E N I S .
0

309
IV

et zijne Afgevaardigden in de gevangenis wel-

pen;

en zond,

hoewel

om

de oproerige

BOEK

vergeefs, eene vloot uit,

1
Afdeel.
VI
dwingen; maar daartegen hield hij de inkomden
Hoofdft.
der Roomfche Kerk in Sicili en Kalahri
in. Men na C . G .
kan hier nog bijvoegen, dat de Roomfche Bis- Jaar 622.
tot 814.
fchoppen, bij deze gelegenheid, hun KerkelijkRegtsItalianen

gebied over Illyricutn,


Macedoni,

Moefi,

tot gehoorzaamheid te

Epirus,

Thesfalie,

Daci,Kalahri

Achaje,

en Sicili,

Lan

den, cp fommigen van welken zij tot hier toeflechti


aanfpraak van deze natuur gemaakt hadden, verlorei I
hebben; deze landen vergrootten vervolgens het gebiei 1
van den Patriarch

van Konftantinopolen

(*).

Waa r

L E O meer in ftaat was, zijne bevelen ten uitvoer t


doen brengen, daar ftrafte hij de ongehoorzaamheid 1
der al te heete en dikwijls ook tot gewelddadig^
den uitberdende vrienden der Beelden nadrukkelijk
NICEFORUS ( f )

zegt dechts in het algemeen, xl: Lt

toenmaals vele godzalige lieden, omdat zij de Ke Lzerlijke bevelen niet in acht namen, draden en mi
handelingen

in

menigte

hebben

Maar volgens T H E O F A N E S

moeten

uitdaa: 1.

verkregen vele Geestel

k e n , Monniken en Godvruchtigen de Martelkrooi


inada't

z l

o o r de waarheid veel

geleden

hadde

In berigten, die eenige eeuwen later zijn bijeen;


brast
5

wordt wel het ter dood brengen van eeni


'

Bee

() Adriani

H A R D . Act

(f)

Breviar.

Concill.

T.

n.
lege
d-

Con /.
I. Epist. ad Michal. Bc ib.

I. Epist. ad Car. M. ap

T. VII. pag 962. Nicolai


in

I
ft

V. p .

Hist. pag. 38.

V 3

125,

I.ABB.

|*$

310

K E R K E L I J K E

rv

Beeldvereerders bij name befdireven; doch met geringe geloofwaardigheid.


I
KONSTANTINUS , die zijnen Vader LEO in het jaar
Aftfee?.
VI
741 op den Keizerlijken troon opvolgde, en wien
Hoofdft.
de voordanders der Beelden den belagchelijken fpotfa C. G.
Jaar 622, naam COPRONYMUS, (Vandbevuiler,) gegeven hebrot 814, ben, was jegens de Beelden p gelijke wijze gezind, als zijn Vader. Deszelfs piakaten werden
Keizer
gehandhaafd.
In het eerst dond
K O i N S T A N - drhalve verder
T 1 N S.
wel zijn Zusters M a n , ARTABASDUS, tegen hem
COPRNYop, die zich tot Keizer liet uitroepen, en te KonMVi V O l g t
zijn Va- ftantinopolen zelve, in het afzijn van KONSTANTYN,
ders voordaar voor erkend werd; maar twee jaren daar na
beeld.
werd deze 'overwonnen en gevangen. Bij deze gelegeffheid vertoonde de gisting, welke door het verbieden der Beelden ontdaan Was, haren invloed;
en het misnoegen d e s w e g e n s begunftigde deze oproerige onderneming, ARTABASDUS werd, als een
befchermer der regtzinnigheid, met vreugde ontvangen, en de Keizer voor eenen -Godloochenaar gefeholden.
De eerstgemelde liet terdond alle de
Beelden der Heiligen in de hoofddad weder 'herdellen. Naardien ook de Patriarch ANASTASIUS, met
het gewaande kruishout van CHRISTUS in de hand,
te voorfchijn trad, en bij deszelfs kruifiging zwoer,
dat de Keizer hem gezegd had, CHRISTUS was een
bloot, van MARIA op de gewone wijze geboren
mensch geweest; zoo maakte het volk geene de
minde zwarigheid, om zulken Vorst de gehoorzaamheid op te zeggen, KONSTANTYN liet naderiand dezen hem ongetrouwen Patriarch de oogen
BOEK

uit-

G E S C H I E D E N I S .

3"

uitteken, en hem op eenen ezel, met het aange- IV


BOEK
zigt naar den ftaart gekeerd, in de renbaan rondI
Afdeel.
voeren; evenwel gaf hij hem zijn ambt weder, deVI
wijl hg geloofde, dat hij in den grond zijn gevoe- Hoofdft.
len toegedaan, genoeg vernederd, en uit vrees voor na C . G .
Jaar 622.
ftraf verbeterd was ( * > De toenmalige Roomfche tot 814.
Bisfchop Z A C H A R I A S had zich insgelijks voor A R TABASDUS,

of

ARTABAZUS ,

zoo

als

hij

ook

ge-

noemd wordt, verklaard; waarfchiinlik, omdat deze de verering der Beelden begundigde, evenwel
behandelde de Keizer hem gundig en zelfs milddadig.
Nadat deze onrusten gedempt waren, fchijnt d
affchaffing der Beelden door Keizerlijke bevelen ha
ren vorigen weg gegaan te zijn, zonder dat 'er juis
geweld bij geoefend werd. Want dat T H E O F A N E S
die in eene het Rijk wijd en zijds verwoestend
pest in het jaar 7^7 een Goddelijk drafordeel we
gens deze fchikkingen vindt, den Keizer tegen d
1
Kerken en Heilige Beelden laat woeden, en als ee
1
andere F A R A O zijn hart verharden, is dechts ee
klein gedeelte van de hoonende taal, in welke h 3
en andere Griekfche ijveraars voor de Beelden va n
rdezen Vorst fpreken. Integendeel raadpleegde KOT
S T A N T Y N , gelijk zijn Gefchiedfchrijver 'er onmidd*
n
lijk op laat volgen, meermalen met zijnen Geheime
>
Raad over de middelen, om ziin oogmerk te b
n
reiken, en wist ook alle deden tot zijn gevoete
ov :r
r. (*) TIIEOFAN. Chron. p< 347 353- NICEFOR. Brevia
p. 38.

ZONARAS

Annal. L.

XV.

V4

C.

5.

SU

K E R K E L I J K E

5V

over te brengen. Eindelijk befloot hij, eene alge.


meene Kerkvergadering zamen te roepen; het krachAfdeel, tigde middel, hetwelk in deze omftandigheden ter
VI
hand genomen kon worden.
Hoofdit.
Deze Kerkvergadering werd in het jaar 754 te
naC. G
Jaar 622 . Konftantinopolen in eene Kerk, aan de Maagd MAtot 814
RIA gewijd, gehouden; alhoewel eenigen van hare
Alfternee. bijenkomden ook plaats hadden in het Keizerlijk
ne Kerk- Slot Hira.
Niettegenftaande zij in het geheele Rijk
vergadeuitgefchreven was, zond evenwel de Roomfche Bisring te
Konftan- fchop niet eens Afgevaardigden op dezelve. Hij
tinopolen
kon namelijk derzelver voor hem zeer onaangename
veroordeeltde
Uitkomst ligt voorzien; ook was hij buitendien reeds
verering
in zoo diepe en voordeelige verbindtenisfen met den
der Beelden.
Frankifchen Koning PIPYN ingewikkeld, dat hij zijnen Keizer vrij geringachtte. De Patriarchale Stoel
van Konftantinopolen ftond thans ledig; de drie overige Patriarchen van Alexandrie, Antichi, en
Jeruzalem, leefden onder de Arabifche Heerfchappij, en mogten dus zulke vergaderingen niet eens
bezoeken. Om deze reden hadden de Metropolitaan
van Efeze, THEODOSIUS , en de Bisfchop van Per,
gen, PASTILLAS, de voorzitting op dit Concilie,
hetwelk uit 338 Bisfchoppen beftond.
Deszelfs'
Handelingen zijn door de naderhand zegevierende
tegenpartij wel onderdrukt, maar daar is zoo veel
van bewaard gebleven, in derzelver wederlegging
)p de volgende tweede Kerkvergadering van M.
e <[*)>
& befluiten en het leerbeBOEK

d a t

>*A

C J Ap. HARDUIN. Tom. IV. pag. 328.

S"P

G E S C H I E D E N I S .

313

grip van deze Kerkvergadering genoegzaam overzien

IV
SOEK

kan.
I
Eerst ontwierp zij eene fchets van de fchikkingen Afdeel.
VI
Gods door CHRISTUS , om de door den Duivel ver- Hoofdit.
oaC.
G.
leide menfehen van den Afgodsdienst te bevrijden,
Jaar 622.
en voegde 'er bij, dat deze vijand, om hen weder- tot 814.
om te onderwerpen, onder de gedaante van het
Christendom, allengs de Afgoderij weder ingevoerd
heeft, nademaal hij de genen, die hem toebehoorden, overreed heeft, niet van het fchepfel af te
zien; maar het te aanbidden en te vereren, en
hun eigen werk voor God te houden, als het dechts
naar CHRISTUS naam benoemd werd. Daarom heeft
CHRISTUS, gelijkerwijs hij te voren zijne jongerer
overal uitzond tot verdooring der Beelden, dus ooi
thans zijne aan de Apostelen gelijkvormige dienaren
de Keizers, verwekt, om de vestingen, door del
Duivel tegen de kennis van God opgerigt, neder t
werpen. Daarom hadden de Keizers, (KONSTAN
en zijn Zoon L E O , ) door Goddelijken ijve r
aangevuurd', deze vergadering bijengeroepen, opda t
zij een fchriftmatig onderzoek van den verleidelijke 1
T

Beeldendienst, welke de menfehen van de verheven


en Godebetamelijke verering aftrekt tot de lage e 11
Hoffelijke verering der fchepfelen , ondernemen, e tl
door God gedreven, haar gevoelen daar over ze{
gen z o u , zoo als 'er in de Schrift daat, dat c e
lippen des Priesters de wetenfehap bewaren. Vo< >r
alle dingen verklaart de vergadering, dat zij de lee e
der zes algemeene Kerkvergaderingen, welke zij 1 ij
name en naauwkeurig opgaf, volkomen aannan
V 5

wa

314
K E R K E L I J K E
waar onder zij ook de veroordeeling van den Room.
BOEK fchen Bisfchop H O N O R I U S ,
met andere Monotheli.
I
ten,
niet
vergat.
Vervolgens
voegde zij 'er bij,
Afdeel
die heilige vergaderingen hadden het onbevlekt ge'
VI
Hoofdft. loof Godebehagelijk voorgedragen, zoo als zij uit
na C. G
Jaar 622 de Euangelien geleerd hadden, en daarom geleerd,
tot 814 dat in den eenigen C H R I S T U S , onzen Heer en God^
n perfoon in twee naturen, willen en werkingen
is; dat ook de wonderwerken en het lijden aan
eenen en denzelfden perfoon behoorden. Na d i t ,
onder den invloed des Heiligen Geestes, zorgvuldig
geproefd, en zich van de waarheid overtuigd te
hebben, had zij gevonden: dat de ongeoorloofde
kunst der fchilders de voornaamfle leere onzer za.
ligheid, de Menschwording van C H R I S T U S , lasterde,
en de heilige van God te zamen geroepene Kerk vergaderingen omwierp ; maar daartegen N E S T O R I U S
onderdetinde, die den Zone Gods in twee Zonen
deelt; insgelijks A R I U S , D I O S K O R U S , E U T Y C H E S en
S E V E R U S , die eene vermenging der twee naturen
van nen C H R I S T U S leeren.
Deze Bisfchoppen
noemen het dus het onverdand van eenen winzucht e n fchilder, het gene met het hart geloofd, en
met den mond beleden wordt, met onreine handen
, ' '1:e veranderen. Zulk een fchilder, zeggen z i j , heeft
'en Beeld gefchilderd, hetwelk hij C H R I S T U S
J wemt: een naam, welke dien betekent, die God en
i Mensch is. En van beiden, of hij heeft, zoo als
i iet zijner ijdelheid goeddacht, de Godheid, die niet
fgeteekend kan worden , in de teekening van het
i ;efchapene vleesch afgeteekend ; of hij heeft die onIV

ver-

G E S C H I E D E N I S .

3*5

vermengde vereniging vermengd: en dus heeft hij IV


BOEK
eene dubbele lastering begaan. Aan deze lastennI
gen neemt nu die geen deel, die zulk een Beeld Afdeel.
Vi
aanbidt: en beiden treft een gelijk wee met A R I U S Hoofdit.
en andere Ketters. Wordt hun van weidenkenden na C. G .
verweten, dat zij de onbegrijpelijke en niet te be- [aar 62a.
tot 814.
fchrijven natuur van C H R I S T U S ondernemen te
fchilderen, dan verdedigen zij zich daar mede, dat
zij dechts een Beeld van het vleesch fchilderen,
hetwelk zij gezien en betast hebben. Maar dit is
goddeloos, en eene uitvinding der Nestorkanfche
booze gezindheden. Want na de perfonelijke vereniging moet daar, waar de ziel of het ligchaam
van C H R I S T U S i s , ook zijne ware Godheid zijn;
mitsdien mag men hem niet in de gedaante van een
bloot mensch afbeelden. Daar door geeft men aar
de menfchelijke natuur eene bijzondere perfonelijk
heid, en neemt eenen vierden perfoon m de Drie
eenheid aan. Die genen derhalve, die C H R I S T U :
afbeelden, zijn of Nestorianen of Eutychianen.
Het ware Beeld van C H R I S T U S , Z O O vervolgei I
de Bisfchoppen, hetwelk men verlangen en vere
ren en tot zaligheid der ziel en des ligchaams of
feren kan, heeft de Priester en God zelf, toen hf
onze natuur aannam, ten tijde van zijn lijden, tc t
een voorbeeld en tot krachtdadigde gedachtenis 5
aan de Dienaren van zijnen Godsdienst overgegt
ven. Hij toonde door zijn Avondmaal aan, d; I
geene andere gedaante onder den Hemel in daat is
om zijne menschwording af te beelden. Hij gi
bood, in hetzelve, brood, en niet eene menfcb

K E R K E L I J K E

JI6

IV
BOEK

Afdeel.
Vi
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622
tot 814

lijke gedaante, te offeren,


mogt ingevoerd worden.

opdat niet
Gelijk

de Afgoderij

het natuurlijk l i g .

chaam van C H R I S T U S heilig i s , nademaal


goddelijkt

is g e w o r d e n ,

z o o is openlijk

het verook zijn

heilig Beeld door zekere heiliging der genade


delijk

geworden.

H e t brood

God-

i n het A v o n d m a a l ,

als een niet bedriegelijk Beeld

van zijn

natuurlijk

l i g c h a a m , wordt door de nederdaling van den H e i ligen Geest geheiligd, en wordt een Goddelijk l i g c h a a m , door middel van den Priester, die het van het
gemeen gebruik tot heilige offering afdondert.

Ge-

lijk het natuurlijk bezielde en redelijke vleesch des


Heeren door den Heiligen
gezalfd i s , z o o wordt

Geest

met de G o d h e i d

ook het van G o d gegeven

Beeld van zijn vleesch, het Goddelijk b r o o d , met


den Heiligen Geest v e r v u l d , als ook de beker des
.levendmakenden bloeds uit

zijne zijde.

M a a r de

kwade naam van valfchelijk zoogenoemde Beelden ,


heeft noch

uit de leere van C H R I S T U S ,

A p o s t e l e n , noch der V a d e r e n , zijn


heilig gebed
maar

heiligt

zij blijven

ze van het gemeen

gemeen,

en zonder

h e i d , z o o als de werkman
heeft.

noch

bedaan;

de

geen

gebruik ;

voortreffelijk-

o f fchilder

ze voltooid

Sommig en van deze dwalenden zouden m i s .

fchien w e l toegeven, dat wij de Beelden van C H R I S T U S , uit hoofde van de vereniging
t u r e n , met regt verwerpen;

maar

der twee nazij befchuldigen

ons van d w a l i n g , wanneer wij dit verbod


ftrekken

ook uit-

tot de Beelden der hoogstonbevlekte

Moe-

der G o d s , der Profeten, Apostelen en Martelaren,


als welke bloote

menfehen

geweest

zijn.

Doch,

als

G E S C H I E D E N I S .
als de eerde verworpen

f
IV

w o r d e n , hebben wij ook

deze laatde niet van d o e n :

BOEK

en het volgende werpt

I
ze geheel omver. Onze Katholijke Christelijke Kerk, Afdeel.
VI
d i e het midden daat tusfchen het Jodendom en
Hoofdft.
Heidendom, neemt geen deel aan beider gewone na C . G .
heilige gebruiken; maar gaat haren nieuwen, van jaar 622.
tot 814.
G o d voorgefchrevenen weg van Godzalige Kerkpleg&

tigheden.

Z i j verwerpt dus z o o w e l Offers als A f -

godendienst, welke voor menfehen uitgevonden


die

geene hope

der opdanding hebben.

is,

D e Heili-

g e n , die aan G o d behaagden, en van hem met de


ze waardigheid vereerd z i j n , leven ook na de doo( [
bij

G o d . - W i e dezen

nooit levende,

door eene doode, gehaatte

door Heidenfche vijanden uitgevon

dene kunst zoekt voor te feilen,


als derzelver
den,

Lasteraar.

de Moeder

Godheid

die bewijst

ziel 1

W i e mag z i c h onderwin

G o d s , die door de volheid de r


is geworden, die hoog< r

overfchaduwd

dan de H e m e l , en heiliger dan de Cheruhim is

af te beelden ?
of wie z a l z i c h niet fchamen, de Heiligen te fchi 1d e r e n , die met C H R I S T U S heerfchen , en de were d

met eene dechte Heidenfche kunst

oordeelen z u l l e n ?

H e t is den Christenen niet g

o o r l o o f d , zulke Heidenfche gebruiken na te volgei >;


en van vreemden nemen w i j geene bewijzen van o IS
geloof aan.
die

J E Z U S zelf verbood de booze geeste 1

hem als G o d belijden w i l d e n .


H i e r bij voegt n u de Kerkvergadering ook bev 'ij-

zen

uit den Bijbel,

CHRISTUS

zegt:

God is i 's?;

Geest, wien men in geest en waarheid aan m iet


bidden; niemand heeft ooit God gezien; die ge, ten
z ijn

K E R K E L I J K E
zijn zalig, die in hem gelooven, zonder hem gezie*
te hebben, M O Z E S heeft alle afbeeldingen van heI
Afdeel. melfche en aardfche voorwerpen verboden, P A U L U S
VI
klaagt, dat de Heidenen de heerlijkheid des onverHoofdft.
sa C . G derfelijken Gods in het Beeld van verderfelijke menJaar 622 fehen veranderd, en het fchepfel meer dan den
tot 814, Schepper gediend hebben; hij fchrijft: alhoewel wij
ook C H R I S T U S naar het vleesch gekend hebben, zoo
kennen wij hem nu niet meer; want wij wandelen
in het geloof, maar niet in aanfchouwen; eindelijk,
hij verzekert, dat het geloof uit het gehoor, en het
gehoor door het woord Gods is.
IV

BOEK

Verders haalt de Kerkvergadering ook plaatfen


van Kerkvaders aan, die tegen de verering der
Beelden gefchikt zijn; doch kortheidshalve, dechts
in gering getal, E P I F A N I U S maakt hier een begin,
die de Christenen waarfchuwt, om geene Beelden
in de Kerken, of bij de Graven der Heiligen in te
voeren, niet eens zelfs in gemeene huizen; maar
veel meer het aandenken Gods in het hart te houden; terwijl het den Christenen niet geoorloofd i s ,
het hart door de oogen te laten omzwerven. Daar
op volgt G R E G O R I U S van Nazianzum, die het in
zijne gedichten voor onregt hield, het geloof in
kleuren, en niet in het hart te hebben, dewijl het
in de eerden ligt uitgedoofd wordt; J O A N N E S C H R Y S O S T O M U S , die leerde, dat wij de tegenwoordigheid

der Heiligen door hunne fchriften genieten, terwijl


wij daar in Beelden, niet van hunne ligchamen,
maar van hunne zielen, hebben; A T H A N A S I U S , die
zegt, men moet medelijden hebben met de ge,nen.

G E S C H I E D E N I S .

319

IV
Ben, die fchepfelen aanbidden, alzoo op die wijze
de genen, die zien, hen aanbidden, die niet zien; B O E K
I
A M P U I L O C H I U S en T H E O D O T U S van Ancyra, die Afdeel.
VI
het voor onnoodig verklaren, de Beelden der HeiHoofdft.
ligen in kleuren voor te dellen, dewijl men hunne na C . G .
deugden behoort na te volgen; eindelijk E U S E B I U S Jaar 622.
tot 814.
S A M P H I L I , die aan eene Keizerin fchreef, die het
Beeld van C H R I S T U S begeerd had, dat, alfchoon
zij ook flechts zijne gedaltenis als dienstknecht
meende, deze zelfs nog te zeer door de Godheid
Verheerlijkt was geworden, dan dat zij met doode
verwen zou kunnen afgebeeld worden.
Door deze getuigenisfen der fchrift en der Vaderen gedicht, zeggen de Bisfchoppen verders, hadden zij het eenparig befiuit genomen, dat alle Beelden, uit welke doffe en verf zij ook gemaakt mogen zijn, uit de Christelijke Kerk weggeworpen ,
en voor haar vreemd en verfoeid zijn moeten. Maai
wie zich in het vervolg zou onderdaan, een Beelc i
te maken, of het te aanbidden; of het in eeni
Kerk of in een bijzonder huis op te rigten of tt
verbergen, die zoude, als hij een Bisfchop, Ouder
ling of Kerkedienaar i s , afgezet, maar is hij eet
Monnik of Leek, in den Kerkenban gedaan wor
den, en als een vijand der Goddelijke en Kerkelijk
leere, de door de Keizerlijke wetten bedemde draffei L
moeten lijden. Te gelijk geboden zij: geen mensch
die over eene Kerk, of eenig ander eerwaardig hui;
opzigt heeft , zal , onder voorwendfel van dezi
dwaling, ten aanzien der Beelden, te verminderen
zijne hand aan de Godgewijde vaten daan, en die
om

320
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 632,
tot 814.

K E R K E L I J K E

omdat men 'er Beelden op vindt, tot iet ander*


gebruiken; ook niet aan kleederen, en andere Gods
diendige gereedfchappen , om die onbruikbaar te
maken. Maar zoo iemand, door God gederkt,
zoodanige vaten of kleederen zou willen veranderen , zoo zou hij het niet doen, zonder voorweten
van den heiligden algemeenen Patriarch; en zonder
verlof van den Keizer, opdat de Duivel niet onder
dit voorwendfel de Kerke Gods verdemoedige. Ook
zal niemand van de Overheden, niemand van hunne bedienden, of eenig ander Leek, zich aan de
Tempelen van God vergrijpen, en die gevangen
nemen, die wanordens bedreven, zoo als fommigen dit
gedaan hebben.
Laastelijk voegden deze Bisfchoppen hier bij, dewijl zij geloofden, ook den geest van C H R I S T U S te
hebben, en even zoo wel, als hunne geloovige
Voorvaderen, beduiten te kunnen maken, zoo wilden zij nog een aantal van Banvloeken hier aan
hechten. Zij rigten dezelven in het algemeen tegen
diegenen, die het ware geloof van de Drieenheid ,
en van de Menschwording v a n c H R i s T s , niet aannemen ; maar bijzonder tegen den genen, die het
Goddelijk karakter Gods des Woords na zijne
Menschwording door dodelijke verwen zich zoekt
voor te dellen, en niet den genen van ganfcher
harte met de oogen des verdands aanbidt , die
glansrijker dan de zon, ter regterhand Gods op den
troon der heerlijkheid z i t ; tegen den genen, die
het onbefchrijfelijk wezen en den perfoon Gods des
Woords, wegens zijne menschwording, met doffed>

G E S C H I E D E N I S .

321

IV
lijke verwen in menfchelijke gedaante zoekt te verBOEK
beelden; en niet veel meer belijdt, dat hij als G o d ,
I
ook na zijne menschwording, niet kan afgebeeld Afdeel.
VI
worden; tegen den genen, die de onaffcheidbare Htoofdft.
perfonelijke vereniging van God het Woord en het ia C . G .
vleesch, of dat ne, hetwelk uit beiden onver- Jaar 622.
tot 814.
mengd en onaffcheidelijk volmaakt is geworden, in
een Beeld zoekt af te beelden, hetwelk hij CHRISTUS noemt, (daar toch deze naam den God en
mensch beteekent,) en daar door eene vermenging
der naturen zonderling genoeg afbeeldt; met
n woord, deze Banvloeken worden afzonderlijk
in verfcheidene afdeelingen op alle Ketterfche gevolgtrekkingen uitgedrekt , welke de vergadering
reeds te voren uit het vervaardigen van CHRISTUS
beelden afgeleid had. Maar zij worden verders oolj
uitsefproken tegen die genen, die niet belijden, dal
de altijd Maagd MARIA eigenlijk en waarlijk God:
Moeder, hooger dan alle zigtbare en onzigtban
fchepfelen i s , en die niet met een opregt geloof on
hare voorbidding fmeeken, als die op onzen uil
haar geborenen God een vrolijk vertrouwen heeft; die de vertooningen van alle Heiligen en onbezield*
en domme Beelden uit dodelijke verwen zoeken ot
te rigten; eene nuttelooze onderneming, ja eem
ijdele en duivelfche uitvinding; en die niet lieve:
derzelver deugden, als het ware,bezielde en levendi
Beelden, in zich zeiven af beelden, en daar door dei I
ijver in zich opwekken, om die na te volgen; die niet belijden, dat alle Heiligen van het begi; I
der wereld tot heden toe, van God naar ziel ei 1
XII. D E E L .

dg

322
IV
DOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.

Aanmerking ovei
deze
Kerkvergadering.

K E R K E L I J K E

ligchaam waardig geacht zijn; en die hunne voorbidding niet begeer en; daar zij toch, volgens de
Kerkelijke leere, met alle vertrouwen, voor de wereld bidden; die geene opdanding der dooden,
geen oordeel, geene draffen en belooningcn na dit
leven belijden; ook in het algemeen tegen die
genen, die deze heilige algemeene zevende Kerkvergadering, en het van haar naar de fchrift vastgedeld geloof niet zouden aannemen. Zij fpreekt over
hen het anathema uit van den Vader, Zoon, en
Heiligen Geest, en van alle de zeven algemeene
Kerkvergaderingen. Eindelijk vraagden de Keizers
nog, of de vergadering dit alles eendemmig befloten had? en zij fchreeuwde niet alleen: Alzins!
maar riep hun ook eene menigte loflpraken, dankzeggingen en wenfchen daar voor toe, dat zij het
ware geloof bevestigd, en alle Afgoderij uitgeroeid
hadden. Tevens riepen de Bisfchoppen nog bijzonder over eenigen van de voornaamde verdedigers
der Beelden het anathema uit, zoo als over GERMANUS en DAMASCENUS, tegen welken laatstgemelderi het viermaal onder den fpotnaam Manfur werd
herhaald; over hem en anderen nog met bijzondere
fcheldwoorden, bij voorbeeld: Be/potters van CHRISTUS , houtvererders en meer dergelijken.
Of deze vergadering den waren middelweg van
overtuiging tot bevrediging en vereniging der beide
partijen ingeflagen hebbe, behoeft geen wijdloopig
onderzoek. Zij kwam openlijk, met al te veel hevigheid tegen de ne partij ingenomen, tot hare
raadplegingen, en alhoewel wij niet alles weten,
wat,

G E S C H I E D E N I S .

3^3

IV
wat, gedurende het half jaar, dat zij gezeten heeft,
BOEK
al is voorgevallen, kon men echter reeds vooruit
1
niet twijfelen, of zij zou niet meer doen, dan de Afdeel.
V
I
maatregelen van het Hof tegen de Beelden bekrachHoofdft.
tigen. Hare ongelukkige Banvloeken en andere ge- na C . G
wddige Happen fneden alle herftel van den Ketke- Jaar 622
tot 814
vrede af. Zij dacht 'er niet aan, dat 'er Beelden
kunnen zijn tot gedachtenis, zonder dat zij tot eene
Bijgeloovige verering behoeven te dienen. Het ii
waar, dat het tot hare verfchooning kan drekken,
dat dit een en ander ten dezen tijde naauwelijki
van een te fcheiden was; en dat eene zulke een
voudigheid der uiterlijke Godsdienstoefening, al I
den eerden Christenen eigen geweest was, toenmar 1
niet meer dan een vrome wensch zijn kon. Zelf 3
merkte de vergadering niet o p , hoe zeer zij zie 1
zelve in den weg ftond: zij gebood, onder drafl
van den Ban, de aanroeping der Heiligen; en wilc e
tch derzelver Beelden niet dulden; en het eer e
foort van Bijgeloof was echter zoo goed als het ande
Haar ijver had wel een prijswaardig voorkomen 5
ook kwam zij bij toeval tot zeer nabij de eerfl :e
grondbeginfelen van het Christendom; maar zij wi ;t
daar geen behoorlijk gebruik van te maken, en ve rdedigde dus eene goede zaak maar flecht. Zij li et
zich ook aan Kerkelijk gezag het meest gelegen zij 1.
Dat zij daarom, dat 'er geen Patriarch tegenwoord ig
was, ook geene algemeene, (oecumenifche,) Kerkvc rgade'ring heeft kunnen zijn, hetwelk fommigen ha ar
naderhand tegengeworpen hebben, benadeelt haar nk ts
in het oog van eene meer verlichte nakomelingfchar.
1

X 2

Ee :st

324

K E R K E L I J K E

IV

Eerst na het afloopen dezer Kerkvergadering, en


BOEK
uit
hoofde van ongehoorzaamheid aan dezelve, beI
Afdeel. gonnen , op bevel van Keizer KONSTANTYN , de verVI
volgingen en het ftraffn der Beeldvereerders, van
Hoofdft.
na C . G. welke de Gefchiedfchrijvers, van de IXde eeuw af,
Jaar 22. ons zulke ijfelijke befchrijvingen geven. De Keizer
tot 814.
begeerde fchielijk, dat alle Bisfchoppen van zijn
Vervol- Rijk, en de door hunne heiligheid meest beroemde
ging te. Monniken de beduiten dezer vergadering zouden
gen de
onderfchrijven. Van de eerstgemelden heeft, zoo veel
vereerders der men weet, niemand dit geweigerd; maar wel de
Beelden.
meeste Monniken. Een Syrifche Bisfchop COSMAS ,
zal, volgens THEOFANES ( * ) , door zijne Gemeente bij den Patriarch van Antichi befchuldigd zijn
geworden, omdat hij de Kerkelijke vaten verminderd had, en om deze reden had hij zich bij de
Vijanden der Beelden gevoegd.

Deze Patriarch

en

de beide anderen, die van Alexandri en van Jeruzalem, deeden hem daarom niet alleen in den
ban; maar de Patriarch van Jeruzalem zond ook,
met goedkeuring der twee anderen, eenen Brief aan
den Roomfchen Bisfchop PAULUS, waar in hij hunne gehechtheid , als ook die van vele andere Oosterfche Bisfchoppen, aan de verering der Beelden ,
betuigde ( f ) . Deze Patriarchen , hoewel buiten
het Rijk wonende, hebben echter ongetwijfeld ook
op
(*) Ckronogr. pag. 365.
( f ) Conftahtini Pfeudopapa Epist. ad Pipin. a.

- 6j.
(

" CENNii Motmm. Dominat. Pontif. Tom. I. Cod. Carol.


t. pp. pag. 256.

G E S C H I E D E N I S .

3=5

IV
op de Keizerlijke onderdanen ten dezen tijde fterk
BOEK
gewerkt. Doch de Monniken, wien geen deel geI
geven was aan de Kerkvergadering te Konftantinopo- Afdeel.
VI
len; die altijd als de hoofdpilaren van het Bijgeloof
Hoofdit.
konden aangezien worden, en uit wier midden in- na C . G .
zonderheid de nieuwe Heiligen bij troepen waren Jaar 622.
tot 814.
voortgekomen, hadden geen aandrift van buiten noodig, om zich de zaak der Beelden aan te trekken.
Gewoon aan eene dweepzuchtige drift in alles, wat
Godsdienstoefeningen betrof, die met hunne levenswijze zoo naauw verbonden waren, verzetten zij
zich tegen het bevel des Keizers; befpotten hetzelve; en hitften nog vele anderen o p , om hetzelve
ongehoorzaam te zijn, terwijl zij niet weinigen, tegen 'sKeizers uitdrukkelijk verbod, tot hunne levenswijze overhaalden.
Wanneer men zich herinnert, hoe gevaarlijk en
bijkans onwederdaanbaar de Monniken in vroegere
Godsdienstverfchillen voor het H o f geweest zijn,
kan men het niet vreemd vinden, dat hetzelve thans
hunne ongehoorzaamheid, die tot muiterij en zamenrottingen uitberstte, fcherp gedraft heeft. De
Keizer vorderde van alle zijne onderdanen eene belofte onder eede, dat zij geene Beelden zouden vereeren, waar toe hem de uitfpraak van de algemeene
Kerkvergadering regt fcheen te geven. De Patriarch van Konftantinopolen beklom zelf den Predikdoel, en zwoer, met het heilige kruishout in dc
hand, dat hij geen Beeldvereerder was (*). Het
is
(*)

TIIEOPHAN.

/.

C pag.

367.

X 3

326
V
BOEK

I
Afdeel,
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814,

K E R K E L I J K E

is dus geen wonder, dat de genen, die zich aan dezen eisch omtrokken , niet verfchoond werden.
Zelfs had het voormalig oproer eenige betrekking
gehad op den Beeldentwist: en nog fteeds werden
aanzienelijke mannen als verraders gedraft; alhoewel
de Griekfche Gefchiedfchrijvers hen enkel als Martelaars voor de verering der Beelden willen aangezien hebben. Daar bij komt eindelijk, dat alle deze
Schrijvers even zeer voor de gemelde partij ingenomen, als tegen den Keizer vertoornd waren. Onaangezien dit alles echter, moet men toch bekennen , dat, zoo men hun niet voldrekt alle geloofwaardigheid wil ontzeggen, de drengheid des Keizers, in het draden der wederfpannigde en onrustigde Beeldvererders, tot wreedheid overgedagen is.
Het begin daar van fchijnt omtrent het jaar 762 gemaakt te zijn. Toen liet de Keizer zekeren Monnik
ANDREAS in eene renbaan van zijne Hoofddad dood
geefelen, omdat hij hem, wegens zijne vijandfchap
tegen de Beelden, hevige verwijtingen gedaan, en
hem

eenen tweeden VALENS

en JULIAAN genoemd

had. Vier jaren daar na verloor een ander der aanzienlijkde Monniken, STEPHANUS, om dezelfde gevoelens, het leven.
Naardien de Beelden overal
vernietigd; de Kerken, op welker muren zij gefchilderd waren, overgewit; en fchilderijen van boomen
en beesten in derzelver plaats gedeld; de vererders
van de Beelden der Heiligen gedrukt, en bevolen
was, de Monniken, die zich openlijk zien lieten,
met deenen te werpen, begaven zich velen van dezelven uit Konftantinopolen en andere gewesten,
bij-

G E S C H I E D E N I S .

3*7

IV
bijzonder uit de Provintie Bithynie, in het aldaar
BOEK
te vinden Klooster van den Heiligen AUXENTIUS,
I
waar STEPHANUS leefde, en verzochten hem om Afdeel.
VI
zijnen raad. Hij vermaande hen tot dandvastigheid
Hoofdft.
tegen de Ketterij, welke de Dwingeland, de Kei- na C. G .
zer, invoerde; maar wees hun eenige landen aan. Jaar 622.
tot 814.
waar men de Plakaten van dezen Draak niet ge
hoorzaamde; waar zij dus veilig zouden zijn, on l
daar niet toe gedwngen te worden: bij voorbeeld 1
' de gebergten aan de zwarte zee, Bospkorus, Cher
fon, Lycie, de zeekusten van Pal<eftina, Fenici >
Cyprus, en. voornamelijk de Italiaan fche Lander
Als STEPHANUS de beduiten van de meergemelc e
Kerkvergadering zou onderfchrijven, verwierp hij d t
als Kettersch, waarom hij nevens andere Monnike n
gevangen werd gezet. Men liet hem wel weder n
zijn Klooster gaan ; maar dewijl bij zelfs tegen di :n
Keizer, als een' Ketter, den Banvloek zal uits efproken'hebben, en ook tegen'deszelfs wil ander :n
tot het Monnikenleven overhaalde, werd zijn Kloc ster met de Kerk verbrand; hij zelf andermaal in
de gevangenis geworpen, en met ketenen belade n.
Na andere afwisfelende lotgevallen, en nadat de K eizer zelf vergeefs met hem gefproken had, (terv 'ijl
STEPHANUS veel meer, om den Vorst het fcham lelijke van zijnen haat- tegen de Beelden zigtbaar te
toonen, een duk gclds< met deszelfs beeldtenis op
den grond wierp, en met voeten trad,) werd 1:
reeds half ter dood bedemd , op de draten \ an
Konftantinopolen, onder vele mishandelingen, d< >or
eenen der voorbiigangeren gedood.
Eene gro ote
X4

ne-

/
32S
IV

K E R K E L I J K E

menigte andere Monniken leed om gelijke redenen


de uiterde rampen. Aan fommigen werd de baard
uitgetrokken, of afgebrand; aan anderen de oogen
uitgedoken, en andere leden afgefneden; aan velen
werden de herfenen, met de fchilderijen, ingeflagen ,
op welke die Heiligen gefchilderd waren. Hunne
Kloosters liet de Keizer verbranden, of omverhalen;
of in foldatenwoningen veranderen. Een heilige Pilaarbewoner, P E T R U S , werd wegens zijnen ijver
voor de Beelden ter dood gebragt. Lieden van allerhanden ftand vonden hetzelfde einde, als zij maar
enkel in den Monnikenftaat overgingen, Z O N A R A S
rekent het getal der omgekomenen in deze vervolging op vele duizenden ; eene opgave, welke men
thans niet verder onderzoeken kan. Veel van deze
natuur is zeker niet op uitdrukkelijk bevel des Keizers, maar door zijne Stadhouders en Krijgsbedienden willekeurig uitgevoerd. Zoo verkocht de Veldheer in Thraci alle Monniken- en Nonnenkloosters
met alles, wat hun toebehoorde, en zond het daar
van gekomene geld aan den Keizer. Vele Monniken liet hij dood geefelen, anderen met het zwaard
ombrengen; ontallijken liet hij pijnigen, en bande
hen uit zijne landvoogdij; zoodat deze levenswijze
daar geheel ophield. Maar de Keizer, voegt T H E O F A N E S 'er bij, bedankte hem daar voor, en prees
em. Met deze ftraffen paarde hij nog befpotting.
ens moest een hoop Monniken , elk met een
1Touwsperfoon aan de hand, (en Z O N A R A S geeft
I c verftaan, dat het ontuchtige vrouwsperfonen wa1e n , ) in de renbaan te Konftantinopolen rondgaan;

BOEX
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622,
tot 814,

het

G E S C H I E D E N I S .

329

IV
het volk fpoog hen na, en belachte hen. OnderBOEK
tusfchen brengen de Schrijvers, uit welken dit alles
I
ontleend i s , fomtijds ook omdandigheden bij, wel- Afdeel.
VI
ken men kwalijk gelooven kan. De Keizer zal, bij
Hoofdft.
voorbeeld, het gebed aan de Heiligen verboden heb- n a C . G .
ben; hetwelk hij evenwel op de Kerkvergadering te Jaar 622.
tot 814.
Konftantinopolen uitdrukkelijk had laten bevestigen.
De overblijffelen der Heiligen zullen ook ten dezen
tijde gedeeltelijk vernietigd zijn; evenwel heeft zich
de Kerkvergadering voldrekt niet tegen dezelven verklaard: ook konden zelfs de hevigde vijanden der
Beelden die niet in eene klasfe met de
Reliquin
dellen ( * ) .
KerkverTerwijl K O N S T A N T Y N de vrienden der Beelden in
gadering
het Oosten met eene onbedachtzame drengheid be- te Genthandelde, welke zijn hoofdoogmerk bijkans meet ly.
belemmeren dan bevorderen moest; en dezen in zijn
Westersch gebied, zonder zich om zijne bedreigingen te bekommeren, hunne geneigdheden volgden:
maakten zijne Gezanten, aan den Franldfchen Ko
ning P I P Y N , waarfchijnlijk wegens gewigtige daats
belangen, afgezonden, ook den twist over de Beel
den in deszelfs Rijk gaande, even gelijk z i j , zot
als wij gezien hebben, daar aanleiding gaven tot d
betwiste leere over den uitgang van den H . Geest
D
-

( * )

T H E O F A N .

/.

p.

36~3, 367, 370-378.

NICEFOH

Brcv. Hist. p. 45. Ejutdi Fragm. ex Tkeof. Chron. pag


87.

ZONAR.

P. II. pag.

Annal. Li X V . C. 6.
459.

CEDRENI

Hist.

Co;ip

Vita S. Stephani ^unioris in Anall

Grac. pag. 441.

X 5

330

K E R K E L I J K E

IV

De eerstgemelde vraag kwam op de Kerkvergadering


te Gentilly, welke PIPYN in het jaar 767 liet hou.
I
Afdeel den, insgelijks voor ( * ) . Doch de Chroniekfchrij.
VI
vers geven van deze Kerkvergadering enkel een kort
Hoofdft,
na C. G berigt, met weinige woorden. Ook verfpreiden de
Jaar 622 . Brieven van den Roomfchen Bisfchop, PAULUS den
tot 814
eerfien , aan dezen Koning , welke op dit onderwerp en op de Keizerlijke Gezanten betrekking
hebben , hier naauwelijks eenige fchemering van
licht ( f ) . Welk beduit dus de gemelde vergadering omtrent de verering der Beelden genomen
heeft? rust op bloote gisfmgen. Uit gemelde Brieven, die zoo vele tevredenheid over het bewaren
der Regtzinnigheid in het Frankifche Rijk bevatten,
en uit de zeer goede verftandhouding tusfchen den
Roomfchen Bisfchop en PIPYN , zou men wel kunnen afleiden, dat het befluit voor het gevoelen, hetwelk te Rome heerschte, en dus gunftig voor de
Beelden, zij uitgevallen. Hier bij komt, dat PAULUS opvolger, STEVEN I V , of volgens anderen III,
in het jaar 769, op eene Synode in het Lateraan
gehouden, welke ook door eenige Frankifche Bisfchoppen werd bijgewoond, de verering der Beelden, op nieuw bevestigd heeft ( ) . Maar aan den
BOEK

(*) Ann. Franc. Tiliani ad a 767. T. III. SS. Hist.

13. E G I N I I . Anuales l. c. p. 237.


(f) In C E N N I I Monum. Domin. Ponlif. Cod. Carol.
Ep. X X . p. 213. et Ep. X X V I . p. 229.

Franc. Duclicsn. p.

($) Decrettim Synodale Stephani Papa IV. ex Concil.


Lateran. Act.

IV. in

HARD.

Concil. T.

III. p. 2014.

G E S C H I E D E N I S .

33*

IV
anderen kant maakt het vermaard befluit, hetwelk
BOEK
alle de Frankifche Bisfchoppen X X V jaren later te
I
Frankfort tegen den Beeldendienst genomen hebben, Afdeel.
VI
het heel waarfchijnlijk, dat ook hunne Voorvaders Hoofdft.
te Gentilly dergelijke beginfelen gehad zullen heb- ia C . G .
jaar 622.
ben; om van geene andere gronden voor deze mee- tot 814.
ning' bij te brengen, voor welke de Jezuit smM O N D zelf zich verklaard heeft.
Met de Kerkvergadering van Konftantinopolen va De Beelden blijhet jaar 754, had de Beeldentwist in het Griekfche ven afgeRijk eene bedisfende wending genomen; en K O N - fchafc onder de
S T A N T Y N leefde na deze vergadering nog X X I jaren. Keizers
Waarfchijnlijk zou hij voor de duurzaamheid van K O N S T A N T Y N en
hare beduiten beter gezorgd hebben, indien hij, w L E O .
plaats van die door draden en doodvonnisfen t<
handhaven, ze door het onderwijs en de fchnftei 1
van kundige en deftige mannen aangenaam had ge
maakt, en de Monniken, die allerminst onderwij 3
aannamen, enkel in hunne eenzame verblijven ha. 1
opgefloten. Ondertusfchen bleven toch deze bedui
ten, ten tijde van zijnen Zoon L E O I V , die in he t

iaa/776 de regering aanvaarde, in kracht. Deze


ten aanzien der Beelden volkomen als zijn Vad< r
gezind , gedroeg zich evenwel zoo gematigd J.
gens derzelver vereerders, dat hij zelfs aan Monn p'ken de^ aanzienelijkde Bisfchopsplaatfen fchonl
Maar toen hij in het jaar 779 ontdekte, dat de aa: 1bidding der Beelden, drijdig met de wetten, n< ig
heimelijk voortgang had, liet hij zes van zijne voc rnaamde Hovelingen, met eenige anderen, welke m. :n
hier van befchuldigd had, openlijk dokdagen gevei >>
'
hi ia

33a

K E R K E L I J K E

IV
hun het haar affcheeren, hen in de ftad fchandelijk
BOEK
rondleiden,
en eindelijk ja de gevangenis werpen.
I
Afdeel Hij vond zelfs onder het hoofdkusfen van zijne GeVI
malin IRENE twee Beelden. N a onderzoek bleek
Hoofdft.
na C . G _ het, dat eenige Hofbedienden ze daar gebragt hadJaar 622 . den.
Doch LEO fchijnt niet geloofd te hebben,
tot 814

dat dit zonder haar voorweten gefchied was; hij


verweet haar heel toornig, dat zij aan zijnen Vader
onder eede beloofd had , dat zij geene Beeldveierfter zou zijn, en hoewel zij ontkende, dezelven gezien te hebben, fcheidde hij evenwel zijn huwelijk
met haar. Kort daar na ftierf hij, in het jaar
779 (*)

De Keize
rin IRENI
een voor
ftandfter
der Beelden.

Zijn Zoon KONSTANTYN was toen eerst zeven


jaren oud, waarom zijne Moeder IRENE regeerde,
en wel niet alleen gedurende zijne minderjarigheid,
maar zij drong zich zelve op den t r o o n , veroorzaakte in het jaar 797 zijne dood, en bleef Alleenheerfcheresfe, tot zij in het jaar 802 werd afgezet.
Deze met zoo veel regt ten kwade beruchte Vorstin
liet thans aan hare oude genegenheid voor den
Beeldendienst den vrijen loop. Men kent wel de
grootte en fterkte der beide partijen, die tot hier
toe daar over met malkanderen getwist hadden, bij
den aanvang van hare regering, niet naauwkeurig.
Doch het is geloofelijk, dat de meeste Bisfchoppen, ten minden uit infchikkelijkheid jegens het
Hof, met derzelver Geestelijkheid; het krijgsheer,
het( ) TIIEOFAN. Chron.p. 378, 382. ZONAR. Ann.
XV. C. 9. CEDREN. Comp. Hist. p. 468.

L.

G E S C H I E D E N I S .

333

IV
hetwelk de gedachtenis van den overledenen Keizer
BOEK
vereerde; vele Grooten, en bijzonder ook de inwoI
ners van Konftantinopolen, het meest gezind waren, Afdeel.
VI
om de Beelden te verwerpen,
I R E N E kon dus,
Hoofdit.
door haar voorbeeld alleen, aan de Beelden derzel- aa C . G .
ver plaats en vetering niet wedergeven; zonder de Jaar 622.
tot 814.
gezamenlijke Geestelijkheid en derzelver ontallijke
aanhangers te verbitteren. Maar de Monniken, wier
partij niet geringer was dan hun invloed; en zeer
vele Christenen uit allerlei danden, bijzonder van
het gemeene volkje, wier neiging tot hier toe voor
den dwang had moeten wijken, kregen thans terftond de vrijheid, om dezelven ten minden in hunne Kloosters en huizen op te volgen. Het is ook
geheel niet onwaarfchijnlijk, dat de Keizerin haar
gezag daar door verderkte, en zich op den troon
bevestigde, als zij de Beelden der Heiligen, die van
duizenden geliefd werden, weder herdelde. De heerfchappij der Griekfche Keizers over Rome en Midden-Itali naderde wel toen reeds naar het einde;
maar alle hoop was toch nog niet verloren, om
door het veranderen van maatregelen in het Kerkelijke de genegenheid der Romeinen weder te winnen:
ook weet men, welk een ontwerp I R E N E gemaaki
had, om door een huwelijk met K A R E L den Grooten haar Rijk met het zijne te verenigen.

Allengs fchikte alles zich, tot bereiking van haai


oogmerk. De Patriarch van Konftantinopolen, P A U
L U S , een aanzienlijk pilaar der laatstgehoudeneKerk
vergadering, en van de Beelddormers, leide in he
jaar 784 zijn ambt neder, en begaf zich in eei L
Kloos

334

K E R K E L I J K E

Klooster. Door de Keizerin, en vervolgens nog


BOEK
bijzonder door hare Staatsdienaars gevraagd naar de
I
redenen van dit beduit, (zoo al niet in het geAfdeel.
heim daar toe aangezet,) antwoordde hij met traVI
Hoofdft. nen, dat hij wenschte, nooit Opziener van eene
na C. G .
Jaar 622. Kerk geweest te zijn, welke met geweld gedrukt,
tot 814. van de overige Patriarchaten gefcheiden, en daarom
met Banvloeken overladen was; zoo 'er niet eerlang
eene algemeene Kerkvergadering gehouden, en door
dezelve de vorige dwaling verbeterd werd, konden
zij niet zalig worden; even daarom wilde hij thans
in een Klooster boete doen, omdat hij zich tot
hier toe niet overluid voor de waarheid verklaard
had. Toen hij kort daar na overleden was, ftelde
de Keizerin aan de ingezetenen van hare Hoofddad,
die in een Paleis bijeengeroepen waren, voor, dat
het nu noodig was , eenen nieuwen Patriarch te
kiezen.
Dezen begeerden eenparig den Staatsdienaar TARASIUS daar toe. De Keizerin keurde deze
keuze goed; maar liet hem, omdat hij weigerde
deze, hem reeds door haar opgedragene waardigheid aan te nemen, zelf te voorfchijn treden, T A RASIUS fprak tot de vergadering niet alleen van
zijne onwaardigheid, dewijl hij flechts een Leek
was; maar gaf ook als de voornaamde reden van
zijne weigering o p , dat hij de Kerk, die op den
rotsdeen CHRISTUS gegrond was , geheel omvergeworpen en gefcheurd zag; de Kerk van Konflantinopolen had niet hetzelfde geloof met de overige
Oosterfche en Westerfche Kerken; en werd van dezen daarom dagelijks aan het Anathema ouderworpen;
IV

G E S C H I E D E N I S .

335
IV

p e n ; hetwelk iet verfchrikkelijks w a s , dewijl het de


menfehen vervreemde van G o d en zijn R i j k .

BOEK

Eenig-

I
Afdeel.
VI
geheel de w i l van G o d ; hij verzocht derhalven den
Hoofdft.K e i z e r en deszelfs M o e d e r , ter herdelling derzelve n a C . G .
eene algemeene Kerkvergadering zamen te roepen; Jaar 622.
'tot 814.
als hem dit toegedaan w e r d , was hij b e r e i d , het

heid i n het G e l o o f onder de Christenen is over het

Patriarchaat

aan te nemen; maar anders

v r e c z e n , o m ook onder
eens voor
worden.

het
Alle

moest hij

den B a n te k o m e n ,

en

oordeel des Heeren veroordeeld te


de Toehoorders

gaven hem gelijk,

en begeerden eene K e r k v e r g a d e r i n g ; en dus werd hi;


ook

tot Patriarch

lijk,
van

zich,

ingewijd

bij het

(*).

befchouwen

het vermoeden te o n t h o u d e n ,

de Keizerin
dienaar,

H e t is moeije

van dit tooneelI

bedoken fpel geweest

dat dit een dooi


is.

E e n Staats

die een werktuig v a n haar ontwerp

weest w a s , moest

Patriarch

heden v a n het v o l k

werden

ge

w o r d e n ; de gezind
listig

uitgevorscht

ei I

gewonnen;

eindelijk, eene algemeene Kerkvergade

r i n g , door

welke alleen de v e r e r i n g

der Beeldei 1

tot algemeen genoegen herdeld

kon worden,

een

Hof;

dringende

pligt

v a n het

want

SIUS h a d tevens geklaagd, dat tot hier


ze zaak

dechts

Keizerlijke

bevelen

wen l
TARA

toe i n de

gegolden

hac

den
( * ) TIIEOFAN. /. c. pag. 385-388. ZONARAS Annal.
c. Cap. n .

CEDREN.

/. c. pag. 470. Apologcticus ia

populum a Tarafto a fecretis compendiofe dlctus Conci


Nic. II. ap. HARD. T. IV. p.

23.

336

K E R K E L I J K E

hen. Weinigen verzochten om uitdel, maar dezen


werden niet gehoord.
Nademaal het dus uitgemaakt was, welke veranAfdeel.
VI
dering door den nieuwen Patriarch zou gemaakt
Hoofdfl.
na C . G_ worden, zoo erkenden hem ook de Roomfche en
Jaar 622. de overigen in. deze waardigheid. Ten overvloede
toe 814 ' vermaande A D R I A A N , Opperhoofd der Kerk van Rome, hem nog, om te zorgen, dat de Beelden van
C H R I S T U S , zijne Moeder, der Apostelen en alle
overige Heiligen weder opgerigt en vereerd zouden
worden ( * ). De Brief van T A R A S I U S aan de Patriarchen van Alexandri, Antichi en Jeruzalem,
is nog voorhanden ( f ) . In denzelven verklaarde
hij zijn geloof, overenftemmende met de zes algemeene Kerkvergaderingen, en zijne genegenheid voor
de Beelden der Heiligen, duidelijk genoeg. Ook
leest men nog in de Handelingen der tweede Kerkvergadering van Nice ( ) , een antwoord van deze
drie Patriarchen. Maar deszelfs inhoud zelf toont
openlijk, dat het van een gezelfchap Monniken is
opgedeld, en dat de gemelde Patriarchen, die den
gemelden Brief geheel niet ontvangen hadden, ook
geen deel aan dit antwoord gehad hebben (**).
I R E N E beriep nu de Bisfchoppen van haar Rijk tot
IV

BOEK

de
C *) Epist. Adriani, fanctisfimi Papa fenioris Rowa
in Act. Concil. Nic. II. /. c. pag. 98.
( t ) btd. pag. 129.

(tj) Ibid. pag. 136.

(**} Dit is tastbaar bewezen door

FR. SPANIIFM.

in

Eist. imaginum restituta Sect. VI. p. 372. en anderen.

G E S C H I E D E N I S .

337
IV

de vastgedelde Kerkvergadering; en onder hen ook


ADRIAAN van Rome ( * ) , die haar i n eenen

BOEll

langen

1
Afdeel*
VI
gelijkt ( f ) antwoordde; i n welken hij haar den
Hoofd tl.
eerbied voor het leerdelfel van den Apostel PETRUS 11a C . Gi
met vele woorden inprentte , hetwelk de Roomfche Jaar 622.
tot 814.K e r k bezat; haar de oudheid en fchuldige verering

Brief,

van

welke

bijna

de Beelden

eene Godgeleerde

Verhandeling

der Heiligen onder de

Christenen

bewees, uit eene verfchijning van de Apostelen PETRUS

en

PAULUS,_ welke

Grooten z o u gebeurd" z i j n ;
Grooten ,

aan KONSTANTYN den


ook uit GREGORIUS den

en andere K e r k v a d e r e n ;

uit

de Cheru-

htm, en andere dergelijke redenen; ook verzocht h i i


de Keizerin en haren Z o o n , als tegenwoordig v o o
hare voeten liggende, de Beelden volkomen te her
fte]len, en de onechte Kerkvergadering van Konftan
tinopolen i n den B a n te laten
ruggave

begeerende, van

doen;

tevens de te

het geen de

Keizers aan de Roomfche Kerk

voorgaand

ontnomen

hadden

waar bij hij haar de mildheid van KAREL den Groc


ten jegens den A p o s t e l PETRUS voor

oogen

delde

>

hij bedrafte haar vrij trotsch en bitter , dat i n ha


ren Brief van uitfchrijving TARASIUS een algemeen 1
(Oecumenisch,)

Patriarch

genoemd

werd;

ifisge

l i j k s , dat zij zulken L e e k tot deze waardigheid vei


heven h a d , en eindigde zijnen B r i e f , met haar d e
Afgevaardigden aan te bevelen,
Baande Kerkvergadering

die hij tot de aar

zond.
Nie

(*)

Divalis fucra directa a tonjianfin

gustJs ad Adrianum
XII. D E E L .

A C p. ai:
Y

et Irene A,

(t) tbi p.

33
IV
HOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

Niettegenftaande alle deze voorbereidfelen, l i


evenwel de eerfte proeve, welke IRENE in het jaar
786 nam, om eene algemeene Kerkvergadering te
laten houden, ongelukkig af. Toen de Bisfchoppen uit verfcheidene Gewesten des Rijks te Konftantinopokn waren aangeland, hielden niet weinigen van dezelven, met vele Leeken, bijenkomften,
op welken zij gemeenfchappelijk zochten te verhinderen, dat de Kerkvergadering tot ftand zou komen; maar te zorgen, dat de affchaffing der Beelden verder bleef voortduren.
De Patriarch liet
hun zulke bijenkomften zonder zijne voorkennis
verbieden, omdat zij daar door, naar de Kerkelijke
wetten, de afzetting verdienden; waar op zij zich
ftilhielden. Maar daags voor het openen der Kerkvergadering, hieven reeds de Soldaten, in de Doopkapel der Groote Kerk bijeengekomen, een woedend
getier aan ; allen beweerende , dat het niet geoorloofd was, eene Kerkvergadering te houden. De
Keizerin liet zich echter hier door niet affchrikken
en de vergadering nam, in tegenwoordigheid van
haar en van .haren Zoon, eenen aanvang. Onverziens verwekten de Soldaten, opgeruid door hunne
Bevelhebbers, en misfchien ook door de Bisfchoppen der tegenpartij, een' nieuwen oploop, dreigende, den Patriarch en de Bisfchoppen van zijnen
aanhang te dooden; terwijl de aanwezende Staatsdienaars, die hen bedaren wilden, door hen met
fcheldwoorden overladen werden.
De Patriarch
vlugtte met zijne Bisfchoppen en Monniken op het
[voor; terwijl de overige Bisfchoppen den Soldaten
e p

toe-

G E S C I I I E D E N I

S.

339

IV
toeriepen :
Wij hebben gezegevierd ! zoodat het
BOEK
Hof eindelijk de vergadering moest-laten fcheiden (*).
I
In bet volgende jaar 787 had de Keizerin beter Afdeel.
VI
gezorgd voor de veiligheid der Kerkvergadering. Na
Hoofdft.
dat de oproerige Soldaten waren afgedankt, moes- ia C . G.
ten de Bisfchoppen te Nicea in Bithyni bijeenko- [aar 622.
tot 814.
men; zoo weinig vertrouwde zij de hoofddad. Onder voorzitting dan van den Patriarch T A R A S I U S , Tweede
alhoewel de Roomfche Afgevaardigden in de Han- ilsemeene Kerkdelingen vr hem genoemd worden, werd de Kerk- vergadevergadering , in tegenwoordigheid der Keizerlijke ring van
Nice.
Staatsdienaren en van vele Monniken, in de Sofiakerk geopend, en een Keizerlijke Brief voorgelezen, die verfcheidene berigten, vermaningen, en
bevelen behelsde. Vervolgens liet men eenige Bisfchoppen binnen daan, die tot hier toe vijanden der
Beelden geweest waren;' maar thans hun berouw en
bekeering weemoedig betuigden. Deze allen werden
niet in de Kerkgemeenfchap der overigen opgenomen; omtrent zeven derzelven, die te Konftantinopolen bij'enkomden gehouden hadden , kon men
zelfs na het voorlezen van verfcheidene plaatfen
der Kerkvaderen, die zoodanige gevallen betroffen,
nog niet ns worden, hoe men zich jegens hen
behoorde te gedragen. Maar drie, die eene hun
voorgefchrevene Geloofsbelijdenis oplazen, waar in
zij zich voor de verering en aanbidding der Beelden
(*) Confcripiio hrevh, indicans, qua facta punt anti
Syndum,
tb. Act.

in Actis Ome. NU. St'. t f' > 25. P. 33- THOl-AH. p.

Y %

339. CEDKEN. p.

TARAH.

47I.

340
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622

tot 814

K E R K E L I J K E

den verklaarden, en ook tegen de laatstgehoudene


Kerkvergadering en allen , die de Beelden afgoden
noemden, enz. Banvloeken uitfpraken, nam men
des te meer en eer weder aan ( * ) .
Het was dus reeds, zonder eenig onderzoek,
beflist, welk gevoelen omtrent de Beelden de overhand zou behouden. In de tweede Zitting las men
de beiden bovengewaagde Brieven van A D R I A A N
voor; de Bisfchoppen demden hoofd voor hoofd,
de daar in bevatte leere, en verfcheidene ook bij
name het geloof van den Oecumenifchen Patriarch
T A R A S I U S toe; en de aanwezende Abten, door de
vergadering daar toe opgeroepen, deeden hetzelfde ( f ) . Nog ns kwam in de derde Zitting de
zaak der Bisfchoppen voor, die zich tot het ware
leerdelfel omtrent de Beelden bekeerd hadden; nu
werden zij allen aangenomen; alhoewel 'er onder

hen waren, die vervolgers van de vrienden der Beelden geweest waren ; voornamelijk omdat 'er een
Staatsdienaar voor hen ten besten fprak. Daar en
boven hield men zich bezig met het lezen van oorkonden, welke de vergadering betroffen ( ) .
Thans begon ' de vergadering eerst bewijzen voor
de reeds door haar vastgedelde leer op te zoeken.
Op het voordel van T A R A S I U S , werden in de vierde Zitting vooreerst Bijbelplaatfen voor de verering
der Beelden gelezen; zij betroffen allen de Cherubim
op
(*) Cencil. Nic. II. Act. I. p. 28-76.

( t ) Act. II. pag. 76-124.


() Act. 111. pag. 127-157-

HARD.

T. IV.

G E S C H I E D E N I S .

341
IV

o p de arke des verbonds; die t o c h , gelijk men daar


bij

aanmerkte,

BOEK

eene menfchelijke gedaante hadden.

I
Afdeel.
VI
Kerkvaders, van A T H A N A S I U S af, verfcheidene eeuHoofdft.
wen d o o r , tot
den Patriarch G E R M A N U S en G R E G O - na C . G .
RIUS II. van Rome. Velen derzelven zijn ontleend uit Jaar 622.
tot 814.
onechte, o f met fabelachtige wondergefchiedenisfen op-

Vervolgens volgde eene lange reeks van plaatfen uit

gevulde R o e k e n ; velen uit later tijden, toen zekerlijk


de verering der Beelden reeds de overhand genomen
had.

U i t verfcheidene van deze plaatfen leidden dt

Bisfchoppen

gevolgtrekkingen a f ,

maar zagen; en het

welke zij alleei

is zelfs fomtijds

Glosfon te l e z e n , welke zij over

de

g r a p p i g , d<
voorgelezen

A l s men uit eene Predikatie vai 1

plaatfen maakten.

G R E G O R I U S van Nysfa de verzekering v o o r l a s , da t


hij

meermalen bij een Beeld

geweend
Zie,

had,

van IZASKS

riepen zelfs de

welke fmart

een

Beeld

aan

verwekt heeft! hij weende zelfs! "


de een Bisfchop van Ancyra:

opofferin

Staatsdienaars uit
onzen

Vadt r

Daar op ze

Deze Vader ha i
misfehie n

die gefchiedenis dikwijls gelezen; maar


heeft hij 'er
"

nooit over geweend;

ze afgebeeld z a g ,

nu

doch nu

weende h i j ! "

Na

t ij
me :r

andere foortgelijke aanmerkingen, bedoot

TARASII rs

zelf

niet

met de vraag:

nen,

wanneer

Z o u d e n wij ook
een Beeld ons

, Heer vertoonen z o u ? "


ring antwoordde:

En

onzen

we e-

gekruist :n

de geheele Vergac e-

Zeer z e k e r ! " ( * )

CHRYSC s-

T O M U S had i n zijne Lofrede op M E L E T I U S gezeg< i ,


lat
f*) /. c. Act. I V . pag. 265.
Y

342

K E R K E L I J K E

dat niet alleen zijn naam in den mond van alle


Christenen, en een middel voor hen geweest was,
I
Afdeel. om alle onredelijke driften en gedachten van zich
VI
te verwijderen; maar dat zij ook zijn Beeld overal
Hoofdft,
opgerigt, in ringen gedragen, en op vaten afgena C. G
J?ar 622 . beeld hadden, om zich daar door wegens zijn aftut 814 fcheid te vertroosten.
De vergadering dit aangehoord hebbende, riep de Bisfchop van Nikomedi
uit: j, Als J O A N N E S C H R Y S O S T O M U S op deze wijze van de Beelden fpreekt, wie verdout zich nog
iet tegen dezelven te zeggen?"
Een ander herhaalde dechts, wat in deze plaats voorkwam, en
TARASIUS
befloot wederom: , , Ook wij zeggen,
volgens de van onze Vaderen ontvangene leere, dat
de Beelden eerwaardig, heilig en geheiligd zijn ! " (*)
Wonderwerken, die door Beelden, bij voorbeeld,
van dc Heilige C O S M A S en D A M I A N U S , gewerkt waren, werden ook met algemeene toejuiching voorgelezen ( f ) . De vergadering eindigde deze Zitting,
hadat zij de gehoorde getuigenisfen voor voldoende
bewijzen verklaard had, met banvloeken tegen alle
vijanden der Beelden, en met eene uitvoerige Geloofsbelijdenis van de Drieenheid, aan welke insgelijks' de behoorlijke verering der Beelden gehecht
was (S).
IV

BOEK

In de vijfde Zitting ging zij voort, zich foortgelijke plaatfen van Kerkvaderen te laten voorlezen.
De allererde onder dezen Was uit eene Predikatie
van
(*) /. c. pag. 164.
()

f t ) l- e. p. 209. p. 217.

Act. IV. pag. 187-285.

G E S C H I E D E N I S .

343

IV
van C Y R I L L U S van Jeruzalem, waar in hij van de
BOEK
buitengewone draf gewaagt, welke N E B U K A D N E Z A R
I
onder anderen daarom geleden had, omdat hij Afdeel.
VI
de Cherublm, niet de verdandige en hemelfche,
Hoofdft.
maar die boven de arke des verbonds gevonden na C . G .
worden, geroofd had." T A R A S I U S maakte de Bis- Jaar 622.
tot 814.
fchoppen op deze misdaad en derzelver draf opmerkzaam , zoodat zij allen uitriepen : Na de
misdaad volgde de draf!"
Maar de Patriarch
leidde 'er uit af: Een ieder, die een Heiligdom
uit de Kerk werpt of verbreekt, valt in dezelfde
draf." Zonder te bedenken, dat dit hetzelfde was,
als dat elk vijand der Beelden gevaar liep, om,
zoo als deze Koning, zeven jaren, op het vele
met de beesten gras te eten; en in der daad een
der Staatsdienaren herinnerde de vergadering aar
deze draf. Onder anderen werd ook eene plaati
van E U S E B I U S P A M F I L I opgelezen; doch dewijl de
zelve de Beelden geheel niet betreft, had men daa:
bij openlijk ten doel, om eenen der beroemddi
Leeraren, op wien zich de vergadering van Kon
ftantinopolen beroepen had, met zijne fchriften al:
Ariaansch te kunnen verwenfehen. Na alle dez
voorlezingen zeide T A R A S I U S , hoe men daar ui t
, dat het Joden, Heidenen, Samaritanen, Mani
chen, en Phantafiasten geweest waren, die aan d
Kerk wegens de verering der Beelden verwijtinge! I
haJden gedaan; en een der gewaande plaatsvervan
gers van de Oosterfche Patriarchen liet een ver
ward opdel voorlezen, waar in hij de eerde aan
vallen op de Beelden van eenen Arabifchen Chah
f |
Y 4
al
z a g

344
IV
BOEK

K E R K E L I J K E

afleidde. Bovendien deed T A R A S I U S het voordel,


dat men een Beeld voor de vergadering brengen,

I
Afdeel. en hetzelve eene gemeenfchappelijke verering zou
VI
bewijzen ; maar ook dat men alle Boeken tegen
Hoofdft.
de Beelden gefchreven , vervloeken of verbranden
na C. G,
jnar 622 zou ( * ) .
tot 814.

Nog dn hoofdwerk was 'er voor de vergadering


overig, te weten, de door haar zoo gehaatte vergadering van Konftantinopolen van al derzelver aanzien te berooven. Dit gebeurde in de zesde Zit?'"g ( t ) > door de boven reeds medegedeelde beiluiten van dezelve, met derzelver gronden, maar
ook bij elke afdeeling eene wijdlopige wederlegging,
welke de Heilige Geest zelf bezorgd zou hebben,
voor te lezen. Deze wederlegging behelst over het
algemeen, met breede wijdloopigheid, vele gemeene
plaatfen, uitroepingen enz., maar weinig, hetwelk
tot den geest van het verfchil indringt; des te ijveriger berispt en betwist zij alles, wat de Bisfchoppen te Konftantinopolen gezegd hadden. Zoo zoekt
derzelver opdeller aan te tooncn, dat het een leugen was, dat zij zich eene algemeene Kerkverga,.
dering zouden genoemd hebben.
Tegen hunne
voordelling van het Beeld van C H R I S T U S in het Heilig Avondmaal, delt hij, dat wel brood en wijn,
vr de inzegening of wijding, maar nooit na dezelve door de Kerkvaders Beelden genoemd waren.
Verders merkt hij. tegen hen aan, dat de aanbidding
(*)

Act. V. pag. 285-324.

(+) / e. pag. 324-444.

G E S C H I E D E N I S .

345

IV
ding van de Beelden der Heiligen eigenlijk op God
BOEK
zeiven gerigt zij. Het verbod van Beelden in den
I
Bijbel zal enkel de Heidenfche Afgoderij bedoelen: Afdeel.
VI
en de plaatfen der Kerkvaderen, welke zij voor
ioofdft.
hunne meening aanhalen, zullen dan niet echt, dan ia C . G .
verminkt zijn; dan weder eenen geheel anderen zin [aar 614.
;ot 823.
hebben, dan zij aan dezelven hebben toegefchreven.
Bij velen derzelven konden in der daad deze tegenwerpingen wel krachtig zijn,
Maar de opdeller
heeft het toch voor zijne partij al te gemakkelijk gemaakt , om voor haar nadeelige getuigenisfen uit den
weg te ruimen, als hij zegt: D e plaatfen der uitmuntende Kerkvaderen, welke deze Bisfchoppen tot
hunne verdediging bijbrengen, hebben zij verkeerd
verdaan; maar die genen, welke ons hinderlijk zijn,
zijn van mannen afkomdig, die den Geest van God
niet hadden."

Eindelijk maakte de Kerkvergadering in hare ze- Befluiten


vnn deze
vende Zitting ( * ) hare beduiten op. Na vooraf- Kerkvergaande klagten over de vijanden der Beelden, die gadering.
niet wisten te onderfcheiden, wat Christenen er
wat Heidenen deeden, verzekert z i j , dat zij var
God zeiven bijengeroepen was, om de Kerkelijkf
leere te bevestigen. Zij keurt dus, na naauwkeurige beproeving, de zes algemeene Kerkvergaderinget1
goed, en herhaalt de Banvloeken tegen de door de
zei ven veroordeelde Ketters; bij name ook met d<
vijfde tegen O R I G E N E S , en met de zesde tegen HO
MORIUS.
Zij belijdt vervolgens , dat zij bedotet I
had
(*) /. c. pag.

444.
Y

346

K E R K E L I J K E

IV

had, alle Kerkelijke leeringen, het zij die fcbriftejk


of mondelijk vasrgedeld zijn , te handhaven. Eene
Afdeel. van dezen was ook het maken van Beelden; als
VI
welke overendemt met de Gefchiedenis der EuanHoofdft
naC. G. gelieverkondiging, en nuttig is tot bevestiging van
Jaar 622. het Geloof, dat het Woord Gods waarachtig mensch
tot 814. geworden i s , en ook tot onze navolging. Daarom
befloot nu de vergadering, dat, gelijkerwijs het
, , Beeld van het eerwaardig"en levendmakende kruis,
dus ook andere vererenswaardige en heilige Beel,, den, het zij dezelven met kleuren gefchilderd, of
van ingelegd werk, of van andere doffe gemaakt
, , zijn, in de Kerken opgerigt, op de heilige Kerk gereedfchappen en kleederen, aan de wanden en
, , op tafelen, in huizen en op de openbare wegen
zullen geplaatst worden; te weten, zoo wel de
, , Beelden van onzen Heer, God en Verlosfer J E , , zus C H R I S T U S , als van onze onbevlekte Lieve
V r o u w , de Heilige Moeder Gods, van de eer, , waardige Engelen, en van alle Heiligen. Want
hoe meer men hen in afbeeldingen befchouwt,
, , des te meer wordt men tot herinnering en ver langen naar het oorfpronkelijke, tot begroeting
en eerbiedige aanbidding, (rifAtjnx^ ir?orjcwjfmy,)
, , maar niet, overenkomdig ons Geloof, tot eene
, , ware Godsdiendige aanbidding, (Arfe,) als
welke aan de Goddelijke natuur alleen toebehoort,
, , opgewekt. Aan alle deze Beelden, het Kruis,, beeld, de Heilige Euangelien, en andere gehei ligde gedenkteekenen, zal door wierooken en het
, , ontdeeken van kaarfen eere bewezen worden, zoo
BOEK

,, als

G E S C H I E D E N I S .

347

IV
als bet de oude Godzalige gewoonte geweest is.
BOEK
Want wie een Beeld aanbidt, aanbidt den genen,
I
die daar door verbeeld wordt. Zoo hebben de Afdeel.
VI
Heilige Vaders altijd geleerd, en P A U L U S heeft
Hoofdit.
de Christenen vermaand, zich aan de inzettingen na C . G .
" te houden, welke zij geleerd waren, Wie zich Jaar 622.
tot 814.
verdout, anders te denken of te leeren, en met
de Ketters de Kerkelijke voorfchriften te verach ten; iet van deze Heiligdommen uit de Kerken
weg te nemen; of tegen dezelven iet boos te
verzinnen; of dezelve of de Kloosters tot een
gemeen gebruik te verkeeren; die z a l , indien hij
een Bisfchop of Kerkelijke i s , afgezet; maar is
hij een Monnik of Leek, uit de Kerkgemeenfchap
l, uitgedoten worden. "
De tegenwoordig zijnde
Bisfchoppen onderteekenden niet alleen deze beduiten; maar riepen ook nog in het bijzonder hunne
toeftemming aan dezelven, vele Banvloeken tegen
andersgezinden, tegen de Kerkvergadering van Konftantinopolen , en verfcheidene dezelve toegedane Bis.
fchoppen, onder welke ook drie Patriarchen van d
Hoofddad waren, en ten laatden eene eeuwige ge
dachtenis aan de hoofdpilaren van de vererers de
Beelden, G E R M A N U S en anderen, uit. In de achtft,
Bijeetikosmt te Konftantinopolen werd dit alles, ii 1
tegenwoordigheid van den Keizer en zijne Moeder
i n h u n Paleis, plegtig bekrachtigd. Ook werdei 1
nog twee en twintig wetten van de Kerkvergaderin
bekend gemaakt; bij voorbeeld, dat de Bisfchop
pen , Ouderlingen en Kerkedienaren niet van d
Vorsten zouden .aangedeld worden; dat geen Bis
(

&

fcho ?

348
IV

K E R K E L I J K E

fchop voor zijne ambtsverrigtingen

geld zal nemen;

BOEK

andere betreffen de M o n n i k e n en N o n n e n ; en meer


I
Afdeel. dergelijken.
VI
De o v e r w i n n i n g , welke deze Kerkvergadering van
Hoofdft.
na C . G omtrent 350 Bisfchoppen op die van KonftantinoJa;;r 622 polen behaalde, was alszins gemakkelijk, alhoewel
tot 814
zij z i c h van nog dechter wapenen, dan de gemelGevolge: ,
van deze
Kerkver
ga dering
inde
GriekfcheKerk

d e , bediende.
gene de

Z i j leende enkel haren naam

w i l en

magt der

Keizerin

volkomene haftelling der Beelden in de


derzelver verering.

tot

bewerkte:

de

K e r k e n , en

O f zij waarlijk eene algemeene

Kerkvergadering geweest i s ? daar is naderhand


aan getwijfeld;
moest

dezen

doch

rang

K e r k behouden.

het

het

kon

niet misfen,

in de Griekfche en

wel

o f zij

Latijnfche

Z o o ver de weinige berigten

ftrek-

k e n , fchijnt men vrij zacht te werk gegaan te z i j n ,


in

het

voltrekken

van

hare befluiten.

geen federt het jaar 754 regtzinnig


de

Griekfche

Kerk ,

maar

thans

weder

w e r d , de afkeer van den Beeldendienst,


behield zijn a m b t ; en

eering van Afgoderij onderfcheiden


door wien
gebonsd
Nice

IRENE

werd,

den
wel

MicHAL,

derzelver

van

verOnder

NICEFORUS,
den

troon

deze beduiten

hare. w a a r d e ; maar zonder

andersgezinden.

Ketterij

afleide, die

zij ( * ) .

Keizer

in het jaar 802


behielden

het

zocht vele vijanden

TARASIUS

der Beelden te onderwijzen, hoe ver


de volgende regering van

Wie,

geweest was iri

zijn

verdrukking
opvolger

in

van
van
het
jaar

(*) iGNAii Vita Tarafii in actis SS. Antverp. Menf.


Febr. Tom. III. Cap. 6. pag.

582.

G E S C H I E D E N I S .
jaar 8 1 1 , maar die reeds i n het jaar
zaakt w a s ,

de kroon met den

349
IV

813 genood-

SOEK

M o n n i k e n d a n d te

I
verwisfelen, geloofde tegen de vijanden der Beelden, Afdeel.
VI
die z i c h weder begonnen te b e w e g e n , w a t fcherper
hoofdft.
te moeten handelen. D i t waren voornamelijk Sol- ia C . G .
daten, die nog deeds uit genegenheid v o o r den [aar 622.
:ot 814.
voormaligen Keizer K O N S T A N T Y N , tegen de Beelden
en de Monniken fpraken; zij wilden deszelfs Z o n e n
in hunne legerplaats brengen,

en over het algemeen

onrust verwekken. De Keizer drafte hen wel z a c h t ;


maar eenen M o n n i k , die een Beeld der
R I A afgcfchraapt en befpot
uitdeken
In

Maagd M A -

h a d , liet hij de

oogen

(*).

de

Griekfche Kerk dus

fcheenen

de Beelden

Boek van
KAREL

hunnen ouden rang v o o r altijd weder

aangenomen den Groote hebben; ook w a s zij daar door met de Room- ten tegen
de Beelfche in de voormalige verbindtenis terug gekomen. den.
M a a r de Frankifche K e r k demde i n dit d u k niet
geheel met de Kerkvergadering van Konftantinopolen, en nog veel minder met die van Nice,
een.

Het z o u hier zeker aangenaam

over-

geweest

zijn.

te weten , wie de Frankifche Bisfchoppen o f andere


Godgeleerden

het

voornamelijk geweest

eenen z o o redelijken middelweg tusfchen


Kerkvergaderingen bewandeld hebben.
KAREL

ring van Nice

THEOFAN.

heeft

laten fchrijven,

Chronngr. pag.

X V . Cap. 17. pag. 126.

419-

di<

Hoe het zij

de Groote zelf heeft door een B o e k ,

welk hij voornamelijk tegen de tweede

(*)

zijn,

deze beidi
het

Kerkvergad
openlijk vei
klaard
ZONAR

ann.

350

K E R K E L I J K E

klaard, dat hij befloten had, met zijne Frankifche


Gemeenten dien weg te houden. Dit Boek, hetI
Afdeel welk omtrent het jaar 790 is opgedeld, is het eeist
VI
in het licht gebragt door J O A N D U T I L L E T , die naHoofdft
derhand Bisfchop te Meaux geweest i s , in het jaar
na C . C
Jaar 62: . 1549, in eene onbekende, waarfchijnlijk Frankifche
tot 814 d a d , Sedez, onder den volgenden tijtel, welken hij,
uitgezonderd het woord magni, geheel overnam uit
het Handfchrift, waar naar hij het heeft laten drukken: Opus inlustrisfttni et excellentisfimi feu fpec'
tabilis viri, Caroli Magni, nutu Dei Regis Francorum, Gallias, Germaniam, Italiamque, jive harumfinitimasprovincias Domino opitulante regentis, contra Synodum, quae in partibus Graeciae
pro adorandis imaginibus fiolide pve arroganter
gesta est. ' E r was voor dezen nog een ander
Handfchrift van dit Boek in de Paufelijke Bibliotheek te Rome; doch men vindt het daar niet meer;
ook lag het daar in der daad geheel niet op zijne
plaats. Men kan dus niet met zekerheid oordeelen ,
of deze tijtel des Boeks de gewone geweest zij ,
hoewel het zeer waarfchijnlijk is. D U T I L L E T ,
wien de Geleerden uit zijne fchriften onder den
naam T I L I U S kennen, waagde het'niet, zijnen naam
in een voor zijne Kerk zoo aanftootelijk Boek te
noemen; maar hij gebruikte eene toefpeiing op zijnen
naam, door de woorden EU, Phili, die voor de
Voorrede daan, terwijl hij Elias gebruikte in plaats
van Joannes, omdat J O A N N E S de Doiper een andere E L I A S was; en <pAuf<* is de overzetting van
tilia, eene linde. Deze thans heel zeldzame uitgaIV

BOEK

G E S C H I E D E N I S .

551

IV
gave zal in het jaar 1555 te Keulen door eenen
BOEK
tweeden Druk herhaald zijn; maar welken niemand
I
in later tijden gezien heeft, MELCHIOR GOLDAST Afdeel.
VI
plaatfte dit Boek in zijne verzameling: Imperialia
Hoofdft.
decreta de cultu imaginum in utroque imperio,
tam
na C.
G.
Jaar 62a.
Orientis, quam Occidentis promulgata. Francof.
tot 814.
1608 in 8vo. waar van FABRICIUS ( * ) naauwkeurig verflagheeft gedaan; en in het vervolg ook in eene
andere van zijne verzamelingen ( f ) . De nieuwfte
uitgave is bezorgd door CHRISTOPH. AUGUST. HEU-

M A N , ondereenen nieuwen tijtel: August a Concilh


Nicaeni II. cenfitra, hoe est, Caroli M. de imph
imaginum cultu Libri IF. Hanoverae 1731 in 8vo,
Hij liet hier eene lezenswaardige Inleiding voora:
gaan; voegde 'er de verhandeling van eenen onge
noemden bij, die ook goede aanmerkingen bevat,
en deed het Boek verzeld gaan met aanmerkinger i
van DU T I L L E T ,

GOLDAST, en

zijne

eigene, te:

opheldering van deszelfs ftijl.


Dat dit Boek onder den naam van KAREL dei x
Grooten, en op deszelfs bevel, bekend is gemaakt>
is zelfs door de wederlegging, welke de Roomfch
Bisfchop ADRIAAN, dien hij het liet ter hand ftel
len, toegezonden heeft,.als ook door andere getui
genisfen , volkomen uitgemaakt. Maar hoe veel dee 1
KAREL zelf daar aan gehad hebbe, is moeijelijk t
bepalen. Men heeft aangemerkt, dat hij, die God
geleerde opftellen in Brieven fchreef, welke onde r
de
(*) Bibl. Gr. Libr. VI. Cap. 4. pag. 488(f_) Conftit. Imp.T. I. >. 23. Franc, ad MOLT., ai fl

352
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622,
tot 814,

K E R K E L I J K E

de werken van A L C U I N voorkomen, ook wel dit


Boek heeft kunnen fchrijven; doch tevens ftaat men
toe, dat in hetzelve meer belezenheid en Godge*
leerde kennis zigtbaar i s , dan hij bezeten heeft.Dewijl hij echter in hetzelve fpreekt, als van een
Boek, aan hetwelk hij, overenftemmende met zijne Bisfchoppen, (cum conniventia facerdotum,) de
hand gellagen heeft (*), en het zijn werk noemt (f) ,
zoo gelooft H E U M A N met C O N R I N G I U S , dat K A R E L
het een en ander daar toe bijgedragen, maar de
volledige uitvoering aan iemand anders overgelaten
heeft. Niet weinigen onder de nieuwen hebben dezen eigenlijken opdeller in A L C U I N gezocht, en zeker is 'er nog geene waarfchijnelijker gisfing te voorfcbijn gebragt. A L C U I N , die boven de middelma-
tige Westerfche Godgeleerden van dezen tijd, die
wij kennen, vrij wat uitmuntte; die K A R E L S leer*
meester, vertrouwde raadgever, en helper in zoo vele
Kerkelijke en Wereldlijke werkzaamheden was; geoefend in zulke twistfchriften, en verlicht genoeg,
om de Bisfchoppen der beide laatfte Oosterfche'
Kerkvergaderingen te kunnen overzien, biedt zich*
als het ware, van zeiven daar toe aan.
Een
Roomsch-Katholijk Godgeleerde der XVIde eeuw*
die bijzonder door waarheidliefde en gematigdheid
heeft uitgemunt, C A S S A N D E R , was niet alleen van
dit gevoelen, maar bevestigde hetzelve hier mede,
d;;t hij een geheel Hoofdftuk van dit werk met
even

(*) Pr4. pag. 11. fq.


()

Libr. III. Cap. 3. pag, 269.

G E S C H I E D E N I S .

353

IV
even zoo vele woorden in ALCUIN'S later uitlegging
DOEK
over de Euangeliegefchiedenis van JOANNES meende
I
gevonden te hebben. N u is het wel z o o , dat de Afdeel.
VI
plaats, welke CASSANDER naar allen fchijn bedoelrloofdft.
de ( * ) , juist niet woordelijk in zijne gemelde uit- ia C. G.
legging gevonden wordt ( f ) , maar evenwel is 'er Jaar 622.
tot 814.
tusfchen deze beide plaatfe eene zoo in het oog
vallende gelijkvormigheid van gedachten en zaken,
dat daar door de waarfchijnlijkheid,dat beiden eenen
en denzelfden opdeller hebben, geen geringen deun
krijgt. Zelfs is 'er eene fpoor van de oudheid van
dit gevoelen, dat ALCUIN de eigenlijke Schrijver is
van dit werk van KAREL , in veel later Engelfche
Gefchiedboeken van ROGER van Hoveden ( ) en
MATTHEUS van Westmunfter (**) bevat, welke
vossius (ft) ' t
ontdekt heeft. Het zij zoo,
dat bet eene door de voortplanting van zoo vele
eeuwen wat vervalschte overlevering i s , welke zij
verhalen: dat KAREL de beduiten van Nice,
in welken men veel vond, hetwelk met het ware
Geloof dreed, inzonderheid over de aanbidding
der Beelden, naar Engeland gezonden, en dat
daar op ALCUIN hem eenen Brief gebragt heeft.
ie

e e r s t

in naam der Bisfchoppen en Rijksgrooten aldaai


gefchreven, in welken die beduiten uit de Heil,
Schrift wederlegd z i j n ; " evenwel is 'er in dit
be(*)
(f)
()
(it)

CAR. M. Imp. L. IV. C. 6. p. 455- edit. Heum.


Comment. in Joann. C. 4. L. II. p. 505. T. I.
/tnn. ad a. 792.
(**) ad a. 793.
De Historie. Lat. L. IL C. 30.

XII D E E L .

354

K E R K E L I J K E

berigt onloochenbaar een ware en met de blijkbare


IV
BOEK
Gefchiedenis overendemmende grond. Dit alles
I
Afdeel, heeft evenwel den jongden uitgever der werken van
VI
A L C U I N , den Vorstabt F R O B E N I U S , niet terug geHoofd!!,
houden, om hem dit Boek geheel te ontzeggen (*),
na C . G
Jaar 622 en men kan het hem, even als andere Geleerden
tot 814 van zijne Kerk, juist niet kwalijk nemen, dat hij

eenen man niet als de hoofdpartij tegen den in zijne


Kerk heerfchenden Beeldendienst wil aangemetkt
hebben, dien hij voor een' fieraad van zijne Benedictijner-orde, en voor den grootden Godgeleerden
van zijnen tijd, houdt. Evenwel zijn zijne gronden
vergeleken met de bovengenoemde gronden voor deze gisfing,in der daad, zwak. De oude Levensbefchrijver van A L C U I N , zegt hij, gewaagt van dit
Boek niet onder zijne overige fchriften; even of deze niet ook vele anderen had weggelaten, en of hij
zijne goede redenen niet kon gehad hebben, om
juist van dit, hetwelk in het vervolg zoo weinig
behagen k o n , niets te zeggen. In alle echte fchriften van A L C U I N , vervolgt deze geleerde, komt niets
voor, hetwelk op den Beeldent wist betrekking heeft;
dus is het geheel onzeker, of hij in denzelven het
geringde deel genomen heeft. Men behoorde even.
wel niet zoo opzettelijk te verzwijgen, het geen een
bijna befiisfend licht van deze zijde geeft; alzoo het
toch onloochenbaar i s , dat A L C U I N , op uitdrukkelijke begeerte van K A R E L , de Kerkvergadering heeft
bijgewoond, welke dit Boek heeft goedgekeurd, en
een
(*) Pr<ef. ad Opusc. Suppos. Alcuini T. II. p. 459.

G E S C H I E D E N I S .

35.S

een met de beduiten van Nicee geheel drijdig beduit IV


tegen de Beelden genomen heeft. Wanneer eindelijk D O E K
I
dezelfde geleerde 'er bijvoegt, dat men in het meer- Afdeel.
VI ,
gedachte Boek eene van A L C U I N ' S dijl geheel verHoofdft.
fchillende fpitsvinnigheid en Hechte bewijsgronden, na C. G .
als ook eene hardheid tegen de Bisfchoppen van Jaar 622.
tot 814.
Nice' aantreft, welke hem anders geheel niet eigen
waren: dan herdenkt hij niet zoo vele ongelukkige
geheimzinnige uitleggingen in A L C U I N ' S uitleggingen
van den Bijbel, en de fpottende bitterheid , mei
welke hij den Adoptiaan F E L I X behandeld heeft;
hij bedacht niet, dat A L C U I N , als hij in den naarr .
van K A R E L fchreef, zijne pen nog veel meer fcher
pen kon, en de gewaande ongelijkheid van dijl i:
van andere Geleerden geheel ontkend geworden; ge
lijk dezelve over het algemeen, voornamelijk wan
neer de denkwijs gelijk i s , een zeer onvoldoend
grond blijft. Gedcld dus, dat men A L C U I N nie t
met volkomene zekerheid als Schrijver van dit Boel C
noemen kan; dat hij misfehien nog medearbeider I
tot hetzelve gehad heeft: zoo zou het toch ongelijl
meer verdiend hebben, in de nieuwde uitgave vai I
zijne werken gevoegd te zijn, dan zijne openbaa r
onchte fchriften.
De Voorrede voor dit Boek meldt, dat de Kerk
de Moeder aller Christenen , wel meermalen doo r
Ongeloovigen, of door Ketterijen en Scheuringe 1
ontrust is geworden, maar dat zij ook, door God s
bijdand onderdeund, dezelven gelukkig wederdaal
W i j , volgt daar op in naam van K A R E L den Grot
un, zijn, als Koning, bijzonder verbonden, ot 1
Z a
hat r

556

K E R K E L I J K E

haar daartegen te verdedigen. N u heeft een winderige hoogmoed, en de trotschde begeerte, naar ijdeI
Afdeel. len roem , eenige Oosterfche Vorsten, en zelfs
VI
Priesters, zoodanig aangevuurd, dat zij door de onHoofdft.
deugendde Kerkvergaderingen eene aan CHRISTUS
naC. G
Jaar 622 en de Apostelen onbekende leere hebben zoeken in
tot 814 te voeren. Te weten, daar is voor eenigen tijd,
in jRithyni, (deze aardrijkskundige misdag was
voor de toenmalige Westerlingen vergeefelijk en begrijpelijk , ) eene Kerkvergadering van die onvoorzigtigheid en dotitheid gehouden, dat zij de Beelden , welke tot fleraad der Kerken, en tot herinnering aan zekere gebeurtenisfen, door de ouden opgerigt zijn, afgefchaft, en het geen de Heere ten
aanzien der Afgoden bevolen had, op alle Beelden
toegepast heeft; terwijl zij niet wist, dat Beelden
het gedacht, maar Afgoden de foort zijn; dat bijkans elke Afgod een Beeld, maar niet elk Beeld een
Afgod is. Deze Bisfchoppen waren zoo zeer door
blindheid verduiderd, dat zij tegen alle die genen
den Banvloek uitfpraken, die Beelden in de Kerken
hadden, en dat zij onder andere dwalingen beweerIV

BOEK

den , dat hun KONSTANTINUS hen

van

de

Afgoden

verlost had. Vr omtrent drie jaren is 'er eene


andere Kerkvergadering in die Gewesten gehouden,
welke wel geheel andere befluiten gemaakt, maar
niet minder, en uit gelijke beweegredenen, gedwaald
heeft, dan die eerde. Zij heeft dezelve vervloekt,
geboden, de Beelden aan te bidden, en overal,
waar zij in de Schrift, of bij de Vaderen, eenig
gewag van Beelden vond, dit in .eene aanbidding
ver-

G E S C H I E D E N I S .
veranderd.
rijmde

De

afwegen

eene

en andere is

geraakt,

en

heeft

357

dus op
der

onge-

Bruid

van

IV
BOEK

I
houden Afdeel'.
VI
ons aan de Schrift en de Kerkvaderen; nemen de
Hoofdft.
zes algemeene Kerkvergaderingen
a a n , en verwer- na C . G .
pen de dwaze nieuwigheden van die beide vergade- Jaar 622.
tot 814.
ringen. Inzonderheid hebben wij tegen de dwalin-

CHRISTUS

fchandvlekken

toegebragt.

Wij

gen der tweede moeten fchrijven, opdat zij z i c h onder ons niet zouden uitbreiden.
Hoe

boos K A R E L ,

o f wie anders aan dit werk

gearbeid heeft, tegen de tweede Nicifche

Kerkver-

gadering geweest i s , toonen terftond

de eerfte

Hoofdftukken van het

W a n t daar ir

eerfte Boek.

viel

worden f o n m i g e uitdrukkingen in de Keizerlijke uitf c h r i j v i n g , bij voorbeeld, dat


tevens regeert; dat
m e n , en

G o d met de

zij hunnen

dergelijke meer,

Keizen

Brief Divalia

met noodeloozen

noe
omfla;

en hevigheid berispt.

Nadat vervolgens aangemerk

i s , hoe ftraf baar

zij,

het

even als de D u i v e l ,

Schrift tot bevestiging zijner dwalingen te misbrui


k e n , hetwelk te Nice

gefchied z a l z-ijn, wordt we

derom uitvoerig aangetoond, d a t , daar de Kerk vai


Rome,

de eerfte onder de Apostolifche K e r k e n , de

rang boven alle anderen

van G o d zeiven d o o r P E

T R U S bekomen heeft, en>men ook geene andere B i


belfche fchriften voor Kanoniek

houdt,

G E L A S I U S en de overige Bisfchoppen van


zoodanige aangenomen h e b b e n , zij ook
zaken,

z o o als HICRONYMUS

geraadpleegd,

en

den moet w o r d e n .

dan welk e
Rome a s
in geloof

reeds gedaan

hare gemeenfchap

fteeds

heef
geho 1-

Zelfs ter. aanzien van het K e r tZ

t e-

358

K E R K E L I J K E

IV

gezang, zegt K A R E L ( * ) , had zijn Vader en hij


overal eene gelijkheid met deze Kerk zoeken in te
I
Thans werden de Bijbelplaatfen en de
Afdeel. voeren.
VI
plaatfen der Kerkvaderen, welke de Nicifche KerkHoofdft.
na C . G vergadering voor de aanbidding der Beelden had
Jaar 622 bijgebragt, zoodanig doorgegaan, dat hij elke dertot 814 zelven hare onbruikbaarheid tot dit oogmerk bewezen wordt. Geen verdandig mensch , zegt de
Schrijver ( f ) , zal de woorden: God fchiep den
mensch tot zijn beeld, van zinnelijke Beelden verdaan ; A M U R O S I U S en A U G U S T I N U S hebben dit
Beeld Gods veel meer in de ziel, die verdand, wil
en geheugen heeft, maar de gelijkvormigheid met
God in de zeden, dat i s , in liefde, geregtigheid,
goedheid en heiligheid, gedeld; en beiden moet
men weder van de gelijkheid onderfcheiden. Wanneer A B R A H A M de Kinderen H E T H S , en M O Z E S
J E T H R O aanbad, is het hoogst zinneloos, dit tot
de verering der Beelden te betrekken; nademaal
deze Heilige Mannen anderen uit nederigheid aanbiddend gegroet; maar nooit als Beelden aangebeden hebben. Even dus wordt de door J A K O B opgerigte deen, welken hij zegende; zijne wordeling
met G o d , in de gedaante eens menfehen, en de
rok van zijnen Zoon, dien hij met tranen kuste,
en op zijne oogen leide, afgewezen. Van dit laatdc zegt de Schrijver, het daat niet in den Hebreeuwfehen Tekst, noch in de uit denzelven gemaakte Latijnfche Overzetting ( ) .
Ook is het
BOEK

(*) Pag.

5.2.

( t ) Pag. 54-

on(.) Pag. 75.

G E S C H I E D E N I S .

359

IV
ongegrond en zinneloos, de Verbondskist en de
BOEK
Cherubs, welke toekomende verborgenheden te kenI
nen gaven, met de Beelden te vergelijken, welke Afdeel.
VI
alleen tot gedachtenis dienen van iet, dat gebeurd
loofdft.
is. De later uitgevondene gedenkcedels der gebo- , ia C . G .
den aan de kleederen, kunnen ook de verering der [aar 622.
;ot 814.
Beelden niet regtvaardigen; bij welke gelegenheid de
historifche, mijdifche, en geestelijke zin des Bijbels
verklaard wordt. Met meer andere door de Kerkvergadering misbruikte plaatfen van het Oude Testament houdt zich het overige van dit Boek bezig.
;

Het tweede Boek gaat daar mede voort ( * ) , en


gaat allengs tot de plaatfen uit de Kerkvaderen over.
Even hevig, als in het eerde, worden bijzondei
verfcheidene plaatfen uit de Pfalmen afgewezen: de
Voetbank van God, die aangebeden behoort te worden

is het vleesch, hetwelk C H R I S T U S van MARIA

aangenomen heeft. Ondertusfchen verklaart toch d<


Schrijver, midden onder deze wederleggingen ( f ) ,
dat hij vaak moet bekennen, dat niet het gezigi
der Beelden in de Kerken, maar derzelver zeer bij
geloovige aanbidding te verwenfchen is. Bij d<
plaatfen der Kerkvaderen wordt de Kerkvergadering
gedeeltelijk van vervalfching derzelven befchuldigd
maar meestendeels van een indragen van hare eigen
meening in dezelven. Maar de opdeller gaat hie
ook terug tot de eerfte grondbeginfelen van he
Christendom; volgens dezelven kan de vererinj
van den eenigen God met de aanbidding der Beel
dei 1
(*) Pag. 153.

Ct)

P- 3- P*g- Vi'

Ca

Z 4

360

K E R K E L I J K E

den niet bedaan. Hij vindt, dat derzelver vrienden


geen goed geheugen moeten hebben, dewijl zij de
Afdeel. Beelden tot herinnering aan God of de Heiligen
VI
noodig hebben. Den bekenden Brief van G R E G O Hoofdft.
RIUS den Grooten haalt hij niet zonder reden voor
na C . G.
Jaar 622. zijne meening aan; maar hij toont ook omdandig,
tot 814. dat de Apostelen nergens het vereren der Beelden
aanbevolen hebben. Vervolgens bewondert hij de
onzinnigheid der genen, die niet alleen de Beelden ,
alhoewel zij geen geest noch waarheid zijn, aanbaden ; maar zelfs zich verdomeden, die aan het ligchaam en bloed van C H R I S T U S gelijk te fchatten.
Daar is een groot onderfcheid, zegt hij ( * ) , tusfchen de voleinding van dit Sacrament door het
gebed des Priesters, gepaard met het gebed des omdaanden volks, hetwelk de Engelen op Gods altaar
IV

BOEK

dragen, en tusfchen het geen de Schilders en andere

Kundenaars aan de Beelden arbeiden. ( M e n kan


hier in het voorbijgaan de aanmerking maken, dat,
alhoewel te Konftantinopolen, te Nice, en nu ook
in het werk van K A R E L , de leere van het Heilig
Avondmaal, telkens op verfchillende wijze, in den
Beeldentwist ingevlochten is geworden , evenwel
geene van deze partijen aan hunne tegendreevers
het zoo natuurlijk antwoord, als anders met hun
zamendel gedrookt had, gegeven heeft, dat het
Avondmaal hier geheel niet toe behoort, dewijl in
hetzelve geen Beeld of vertooning, maar de Heer
zelf was.) Nog wordt aangetoond, hoe weinig
het
(*)

Pag. 209.

G E S C H I E D E N I S .

361

IV
het geen de Christenen van het kruis van C H R I S T U S
BOEK
roemen, op de Beelden kan toegepast worden; als
1
ook in een zeer lang HoofdlTuk ( * ) , dat men de Afdeel.
VI
Beelden niet met de Heilige Schrift vergelijken mag,
Hoofdft.
alhoewel deze ook een middel ter herinnering, maar na C . G .
nog oneindig meer is. Ten laatften wordt aan de Jaar 622.
tot 814.
Nicifche Bisfchoppen de onchristelijke misilag verweten, dat zij hunne Voorvaderen vervloekt hebben , en andermaal de middelweg tusfchen de beide
partijen herhaald.
Dan, dewijl de opdeller voornemens i s , het een
en ander omtrent het geloof zelf tegen de Kerkvergadering aan te merken, laat hij, in het begin var
het derde Boek ( f ) , zijne Geloofsbelijdenis voora:
gaan. Vervolgens werpt hij T A R A S I U S tegen, da
hij van een' Leek plotsling Bisfchop geworden, ei L
daarom als een nieuweling in het

oordcel des

Dui

veis gevallen was; welke fout hij vergeefs door zij


nen ijver voor de Beelden had zoeken te verbeteren
Hij wederlegt deszelfs leere , daar hij den Heilige, t
Geest niet uit Vader en Z o o n , maar uit den Fade r
door den Zoon laat uitgaan, (eene fpreekwijs, di e
van Arianerij verdacht zal zijn,) daar mede, d; t
de Heilige Geest als Schepper in de Schrift voo;
gedeld, aan zijne medewerking de vorming va n
CHRISTUS
ligchaam in het ligchaam der Maas d
toegefchreven, en hij als gelijk God met Vader e n
Zoon befchreven wordt. Dus bedrijdt hij ook c !e
hem dubbelzinnig voorkomende leere van T H E O D ( i RUS

(*)

Cap. 30. pag. 222-242.

Z 5

( t ) PS- 592

362

K E R K E L I J K E

R U S , Bisfchop van Jeruzalem, dat de Zoon geen


BOEK
anderen grond van bedaan heeft, dan de Vader,
l
Afdeel. waar tegen eene plaats van A U G U S T I N U S aangehaald
VI
wordt; verders de uitdrukking van T A R A S I U S , aanHoofdft.
na C. G gaande den Heiligen Geest, dat hij van hetzelfde
Jaar 622, gild, ( contribulus, ) is met den Vader en den
tot 814, Zoon; ook verwijt hij het nog aan andere Nicifche
Bisfchoppen, dat z i j , in hunne Geloofsbelijdenisfen
hoofdleerdukken, als van de vergeving der zonden
en de opftanding, zijn voorbijgegaan; of van de
Drieenheid onbepaald gefproken; maar des temeer
op het kusfen en aanbidden der Beelden aangedrongen hebben. Thans komt de Schrijver tot de algemeene beordeellng van het gedrag dezer Kerkvergadering ( * ) , In plaats, fchrijft hij, dat zij bij
de naburige Gemeenten had behooren navrage te
doen, of de Beelden aangebeden mogen worden of
niet? en dat zij aangenomen had, wat de meeste
Gemeenten volgens de Apostolifche leere beweerden
heeft zij, met de grootde onvoorzigtigheid, de Gemeenten der geheele wereld met den banvloek geflagen. Welke woede! welke razernij was dit, dat
ne Gemeente eene leer, die noch van de Apostelen, noch van derzelver opvolgeren was vastgedeld,
vastdellen , en dat zij alle de overigen door den
Banvloek noodzaken wilde , om diijdig met het
Apostolisch Leerdelfel te handelen; of zich aan haren hoogst krachteloozen banvloek te onderwerpen!
Deze Kerkvergadering kende over het algemeen geeIV

(*) Cap. 11. pag, 300.

G E S C H I E D E N I S .

3^3

IV
e zachtmoedigheid, noch lijdzaamheid , noch beBOEK
fcheidenheid, noch fchranderheid; wij moesten daarI
om hare gemeenfchap verlaten, want C H R I S T U S en Afdeel.
VI
E E L I A L hebben geene gemeenfchap met malkanderen.
Hoofdft.
Gelijk zij in alles drijdig met de Heilige Schrift na C . G .
handelt; zoo had dit bijzonder daar in plaats, dat Jaar 622.
tot 814.
i j eene vrouw, ( I R E N E , ) tot leermeesteresfe had;
hetwelk reeds door de Natuurwet verboden was.
Wilde iemand uit eene plaats van P A U L U S , (77*.
II. 4 . ) afleiden, dat ook vrouwen leeren mogen,
dan behoort hij te overwegen, dat daar van huife.
lijk onderwijs gefproken wordt, hetwelk bejaarde
vrouwen in goede zeden geven. Deze Kerkvergadering was hoogmoedig genoeg, om zich te beroe
men, dat zij met God werkte; door haar, was het
zou Gods raad gegrond worden; als of hij daa r
toe menfehen noodig had, en als of niet C I I R I S T U
zelf zijn raad was. Het is ook woedende razernij >
de aanbidding der Beelden daar mede te verdedigen 5
dat'de Beelden der Keizers op de openbare ftratei 1
aangebeden werden; de ne ongeoorloofde zaa' t
met de andere. Wanneer eerzuchtige menfehen
omdat zij niet overal kunnen wezen, hunne Beelde 1
hebben laten aanbidden; moet men daarom ook de 1
onindigen God in een beeld aanbidden ? De allei
gewooulijkde ontfchuldiging van den Beeldendien: t
is deze, dat derzelver aanbidding eigenlijk den g>
tien betreft, wien de Beelden voorflellen of verm
en. Doch hoe dit gefchieden kan, laat zich nu :t
begrijpen; ook wordt het door de Schrift niet goe< |.
eekeurd. Nooit hebben Engelen of Heiligen, noc it

hee ft
Z

S<54
IV
BOER

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814,

K E R K

E L IJ K E

heeft C H R I S T U S zelf zoodanige verering begeerd;


veel meer juist het tegendeel: en ongeleerde bidden
zeker niets anders aan, dan het geen zij zien. De
ligchamen en overblijffelen der Heiligen te vereren,
kan God en hun aangenaam zijn; maar hoe kan de
verering van hunne Beelden, die van den kundenaar afhangen, hen zeiven betreffen?
Vervolgens
gaat de Schrijver, weder eenige bijzondere dellingen
der Nicifche Bisfchoppen door, om het dwaze en
aandootelijke in .dezelven te ontvouwen; bij voorbeeld, dat een van hen gezegd heeft; hij vererde
de Beelden even zoo als de Heilige Drieenheid;
dat een ander den Engel wilde gezien hebben, die
in nen nacht zoo veel duizend Asftjrirs verfloeg;
dat een derde zelfs verzekerde, dat de Vader wilde,
dat het Beeld van zijnen Zoon even zoo geerd
werd, als het Beeld des Keizers. Op het bewijs,
dat door fommige Beelden wonderen gewerkt waren,
antwoordt hij, dat niet alles mag aangebeden worden, waar zich wonderen aan vertoond hebben.
Onder andere tegenwerpingen, welke hij hen maakt,
zijn ook dezen , dat zij zich op droomen, onechte
fchriften, en fprookjes beroepen hebben.
Ook in het vierde en laatfte Boek van dit werk(*),
zijn veelvuldige berispingen der Nicifche Kerkvergadering met zeer weinige algemeene onderzoekingen
gepaard. Tot de eerde foort behooren de gezegden
van fommige Bisfchoppen: Wie een Beeld aanbidt, en zegt, dat is C H R I S T U S , de Zone Gods,
die

G E S C H I E D E N I S .

3^5

IV
die zondigt niet! insgelijks: door het Beeld
BOEK
en de kleuren bidden wij de derkte des Heeren
1
" aan " en dergelijke meer. Men moet niemand Afdeel.
V-I
daar door ergeren, zegt de Kerkvergadering, dat loofdft.
men de Beelden vetwerpt: want voor dezelven wordt , ia C. G.
gewierookt, en 'er worden kaarten bij aangedokem [aar 622.
;ot 814.
Neen, antwoordt de Schrijver, dat is ergernis dichten
wanneer men aan levenlooze dingen zulke
eerbied bewijst.
De verachting der Beelden werd
voor eene gelijke misdaad opgegeven, als N E B U K A D NEZAR,
weleer begaan heeft; maar wij vervloeken
en befchimpen ze niet. In de Euangeliegefch.edenis
ftaat 'er niets van, dat J E Z U S zijne beeldtems aan
A B G A R U S gezonden heeft; zoo als deze Bisfchoppen
beweerden. Zij zeiden, indien E P I F A N I U S geweten
had, dar de verering der Beelden eene Ketterij
was', dan zou hij 'er in zijn werk over de Ketterijen
zeker van gewaagd hebben.
Doch men kan dil
even goed omkeeren: indien hij' geloofd had, dal
het Ketterij was, de Beelden niet aan te bidden:
dan zou hij die wel bijgebragt hebben. Daarteger
heeft A U G U S T I N U S in zijn Boek over de Ketterijer 1
]

uitdrukkelijk twee derzelven van Beeldaanbidders ge


noemd: de Simonianen en Carpocratiten. m R O
N Y M U S fchreef tegen den Ketter V I G I L A N T I U S , nie
mand had ooit de Martelaren aangebeden; hoe vet 1
min dan is eene zulke verering aan de Beelden bc
wezen?, Eindelijk wordt aangetoond, dat dez e
Kerkvergadering niet algemeen of Katholijk gewast
i s , omdat hare leer niet met de algemeene Ker k
overendemt. Zelfs wanneer de Bisfchoppen va B
flech S

366
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
Eeoordeeling
van dit
werk.

K E R K E L I J K E

Hechts twee of drie Gewesten zamenkomen, en iet


vast/lellen, dat van het Jeerftelfel der oude Kerkvaderen niet afwijkt, dan is dit Katholijk; misfchien zou men het zelfs algemeen kunnen noemen,
omdat het overenftemmend is met het geloof der
algemeene Kerk.
Men erkent in dit twistfchrift eenen opfteller en
andere deelnemers, die met wezenlijken toorn en
afkeer tegen de befluiten en het overige gedrag der
Nicifche Kerkvergadering vervuld waren. Misfchien
zou het meer werking gedaan hebben, als de zachtmoedigheid, die zij in de vergadering misten, niet
ook aan hen ontbroken had; evenwel is een edel
verdriet over deze nieuwe, volgens zoo onwaardige
maatregelen ondernomene begunfliging van een der
grofde foorten van Bijgeloof op zich zelf niet zeer
te berispen. Meer ftrekt het dit gefchrift tot berisping, dat, hoe zeer het over het algemeen eene
goede grondftelling verdedigt, en vele goede aanmerkingen maakt, 'er evenwel geene duidelijke, zamenhangende, en het geheel der twistvraag gelukkig omvattende leerwijze in heerscht. Het is" daar
en boven ongemeen wijdloopig; en dat meermalen
in zoo geringe, naauw meldenswaardige dingen,
dat men bijkans de helft overtollig kan noemen. Niettegenftaande dit gebrek, blijft het een fchatbaar gedenkduk van eenen vrij opgeklaarden ijver voor de
meer zuivere Christelijke Godzaligheid. A l was dit
ook Hechts een begin tot betere kundigheden van
deze natuur'; al had dit begin zelf juist geenen
vasten grond, dewijl de aanroeping der Heiligen,
en

G E S C H I E D E N I S .

37

IV
en de verering van derzelver overblijffelen, die men
30EK
te gelijk ftaande hield, over kort of lang tot de verI
eering van derzelver Beelden terug moest brengen; Afdeel.
Vi
evenwel verdient elke zoodanige proeve uit deze eeurloofdit.
wen de hoogachting der nakomelingfchap. De he- 1* C . G .
yige tegenfpraak is in dit gefchrift overigens niet Jaar 622.
tot 814.
eens zoo merkwaardig, als het hoog aanzien, hetwelk daar in aan de Roomfche Kerk bij alle Godsdienstzaken wordt toegefchreven : juist diezelfde
Kerk, welke deze tegenfpraak in den grond niet
minder betreft, dan de gemelde Kerkvergadering.
Bijna zou men mogen gisfen, dat K A R E L , terwijl
hij den opdeller liet zeggen, dat de Roomfche Bisfchop over het Geloof deeds moet geraadpleegd worden, fchoon hij denzelven echter over dit onderwerp
zelf'niet raadpleegde, aan zijne Bisfchoppen heeft
willen te verdaan geven, dat hij daaromtrent met
denzelven beter overendemde, dan zij geloofden; of
dat hij voor hem het fcherpe van dit gefchrift heeft
willen verzachten.

K A R E L , wien naauwelijks onder alles, wat hij m Kerkvergadering


Kerkelijke' en Godsdiendige zaken befchikt heeft, te Frankiet meer tot eere drekt,dan zijn gedrag inden twist fort over
den Beelover de Beelden, wilde de leere van dit onder zijner dentwist.
naam uitgegeven Boek ook in zijn Rijk plegtig ingevoerd zien.' Hij liet daarom de groote Kerkvcrgadering te Frankfort aan den Main, die hij, in het
jaar 7 9 4 , ter zake van den twist met clt Adoptianei
zamengeroepen had, ook over de verering der Beel
den raadplegen. Dat hij haar zijn Boek ter goed
keuring heeft laten voorleggen, kan wel niet bewe
zei I

368
IV
BOEK
I

' Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

zen worden , maar is echter vrij waarfchijnlijk. Hij


bekleedde zelf in perfoon de voorzitting op. deze
Kerkvergadering; hij begeerde, dat de Bisfchoppen
ook zijnen A L C U I N onder zich zouden ontvangen;
de Afgevaardigden van den Roomfchen Bisfchop,
A D R I A A N , die insgelijks daar tegenwoordig waren,
verhinderden de vergadering niet, om een befluit te
nemen, om hetwelk te bewijzen, het geheele Boek
van K A R E L gefchreven was. In haren tweeden Canon of Kerkregel (*) vermeldde z i j , dat de vraag
over de nieuwe Griekfche Kerkvergadering te Kon
ftantinopolen, (want daar waren de befluiten van
Nice volkomen bekrachtigd,) welke ieder, die de
Beelden niet, even zoo wel als de Drieenheid,vereeren z o u , in den Ban gedaan had, ontdaan was;
maar dat de Heiligde Vaderen van deze vergadering
voldrekt alle aanbidding en verering derzelven verworpen en eenparig veroordeeld hebben. Dewijl zij
van de affchalfing der Beelden niets zegt, is het duidelijk, dat zij dezelven, gelijk dit ook de meening
van het meergemelde Boek i s , tot bloot aandenken
behouden wilde hebben.
Verfcheidene Franfche
Jaarboeken ( f ) , als ook, omtrent het midden der
IXde eeuw, H I N C M A R , Aartsbisfchop van Rheims () ,
zeggen ook uitdrukkelijk, dat te Frankfort de Kerkver(*) Ap. H A R D . Tom: I V . pag. 904.
( t ) Anna/. Frar.cor. Tiliani ad a. 795. p.

17.

ap.

E U C H E S N E T. II, EGlNH. Ann. ad a. 794. ib. p. 247.


()

Opttsc. adv- Hincm. Laudum C. 20. T. II. Opp.

pag. 457. Paris. 1645. fol.

G E S C H I E D E N I S .

369

vergadering van Nice wederlege! en krachteloos ge-

IV
ROF.K

maakt is.

1
hem de Afdeel.
VI
befluiten van Nice toegezonden , buiten twijfel,
Hoofdit.
met oogmerk, dat zij ook in het Frankifche Rijk na C . G .
alle kracht ontvangen zouden; daar voor zond hem jaar 622.
tot 814.
KAREL

deed nog meer.

A D R I A A N had

de Koning zijne wederlegging van dezelven over.


Of dit nog vr de Frankfortfche Kerkvergadering
gefchied zij? dan of K A R E L hem te gelijk het zoo
even medegedeeld befluit derzelve bekend gemaakt
hebbe ? daaromtrent zijn verfchillende gevoelens ,
geen van welken volkomen bewezen kan worden.
Genoeg , A D R I A A N ftelde - eene beantwoording op
van K A R E L S Boek; of liet het opdeden, en insgelijks aan dezen Vorst, aan wien zij gerigt i s , overgeven ( * ) . In de inleiding herinnert hij K A R E L ,
dat de A p o s t e l P E T R U S van C H R I S T U S

het

opzigt

over de geheele Kerk ontvangen, en dat aan zijne


opvolgers te Rome nagelaten heeft; hij belooft hem
daarom ook, dat hij, indien hij dezelve en hem
fleeds met liefde en trouw toegedaan bleef, van
zonde onbevlekt , zegerijk, en eenmaal zalig zal
zijn. Wat zijn Boek tegen de Kerkvergadering van
Nice betreft, verzekert hij wel, elke bijzondere
plaats van hetzelve beantwoord te hebben; maar
evenwel geenszins alle afzondere dellingen der Nicefche Bisfchoppen te willen verdedigen; dewijl het
nem
(*) Adriani Papa ad Carolum Regem de imaginibth
fcriptum, quo confutantur il,
II. oppugnarunt. in
XII. D E E L .

HARD.

qui Synodum Nicanam

act. Conc. T. IV. p. 773-g


Aa

2Q

370
IV
BOEK

Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814

K E R K E L I J K E

hem enkel te doen was, om de leer en het waar


geloof der Roomfche Kerk te handhaven. De orde,
die hij in deze wederlegging waarneemt, is geheel
willekeurig; hij begint met het derde Boek van KAREL'S werk, gelijk hij ook de plaatfen der Nicifche Kerkvergadering dan uit deze, dan uit eene
andere Zitting derzelve overneemt. Eerst rcgtvaardigt hij TARASIUS en eenen anderen Griekfchen Bisfchop, tegen de berisping van hunne uitdrukkingen
omtrent den Heiligen Geest en den Zoon van G o d ,
door dergelijke plaatfen van andere Kerkvaders.
Voor het verhaal, dat CHRISTUS zijne beeldtenis
aan den Koning ABGARUS zal gezonden hebben,
brengt hij het getuigenis bij van zijnen voorzaat
STEFANUS en van drie Patriarchen. Hij noemt het
onzin der vijanden van het Christendom, niet te
gelooven, dat het aanlchouwen en vereren der Beelden van CHRISTUS en de Heiligen zalig kan maken, daar het aanfehouwen der koperen flang genezing aanbragt (*_). Doch over het algemeen beftaan bijkans alle zijne beantwoordingen uit tegengedelde plaatfen der Kerkvaderen , die meermalen
niet eens de betwiste zaak wezenlijk ontvouwen;
maar allen eenen man verraden, die zijne overtuiging
en die van anderen minder door bewijsgronden dan door
gezag en menigte van oude Leeraren zoekt. Zoo
was in KARELS Boek beweerd, dat de Apostelen noch door hun voorbeeld, noch door woorden , den Beeldendienst hebben vastgefteld." Hier
weet

Pag. 786".

G E S C H I E D E N I S .

371

IV
weet A D R I A A N niet anders op te zeggen, dan dat
BOEK
hij twee plaatfen van den onechten DIONYSIUS den
I
Areopagiet ter nederfchrijft, met de verzekering, Afdeel.
VI
dat deze ten tijde der Apostelen geleefd heeft, en Hoofdft.
dat zijn getuigenis voor de Beelden van zijne voor- na C . G .
zaten bekrachtigd was geworden. Met n woord, Jaar 622.
tot 814'.
deze beantwoording van A D R I A A N is eene magere
en verwarde verzameling, die met K A R E L S Boek,
hoe min geleidelijk hetzelve ook gefchreven z i j , niet
te vergelijken is. Alhoewel hij fomtijds de vereering der Beelden fchijnt te beperken, evenwel keurt
hij meermalen derzelver aanbidding goed, zoo als
die te Nice voorgefchreven was.
Ten laatden
meldt hij aan

K A R E L , dat hij wel

aan

den

Keizei

wegens deze Sijnode, die, zoo als hij zich val


fchelijk aanmatigde, op zijne bedelling gehouder
zou zijn, nog niet geantwoord had, tut zorg, da
l
de Grieken weder in hunne vorige dwaling mogtei
vallen; maar als het K A R E L beliefde , wilde hij den
zeiven voor het herdellen der Beelden bedanken
i
van hem de teruggave der hem ontnomene Kerspel
1
begeeren, en hem, als hij die weigerde, voor eene.
Ketter verklaren. Aan hem zeiven beveelt hij eir
1
delijk de handhaving der Roomfche regtzinnighei
aan.
Doch K A R E L S inzigten, wil en boek, zoo wi
als het beduit der Frankforter Kerkvergadering
it
bleven verders alleen in het Frankifche Rijk kracl
houden. Met een zeldzaam genoegen ziet men d
nzen Vorst, op het einde van dit Tijdperk, ook

de Kerk, en als befchermer van den Godsdiens


)0
Aaa
z <

372
IV
BOEK

I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814

Bcfluir.

K E R K

E L IJ K E

200 als in andere opzigten, meer dan n van de toenmalige Godsdienst-Leera'ren uitmunten. Hij had het gebied des Christendoms zeer ver uitgebreid; tot geleerde en zedelijke befchaving en verbetering van
den Leerdand ongemeen veel toegebragt; het openbaar Godsdienstonderwijs gemakkelijker gemaakt;
liet Bijgeloof in fommige opzigten verminderd; aan
de Vorsten een groot voorbeeld gegeven, hoe zij
den ongelukkigen twist tusfchen Godsdienst en verlichting beteugelen , het heerschzuchtige gedeelte
der Geestelijkheid, tot die van Rome zelve, in toom
houden, en met eigene oogen in Kerkelijke zaken
behoorden te zien en te handelen; hij was Hervormer geworden, zoo ver het iemand van zijnen
Band, omdandigheden, en leeftijd bij mogelijkheid
zijn kon. Het volgende Tijdvak mogt dus groote
verwachting geven, indien dechts meer Vorsten in
zijnen geest hadden weten voort te werken.

Thans waren VIII eeuwen verloopen, federt den


Dorfprong van het Christendom. Het is zoo gemakkelijk, en tevens zoo gewoon, uit deszelfs gechiedenis, vooral in dit laatde tijdvak, deszelfs
100 menigvuldige verbasteringen en misbruiken te
<verzamelen,
dat men, ter ere der gefchiedkun.
iige onpartijdigheid, moet vragen, wat de Wereld
i loor dezen Godsdienst in zoo vele eeuwen gevvon1ten heeft? E n dan kan men veilig antwoorden:
1deer dan door eenigen anderen Godsdienst, meer
( an door de fcherpzinnigde Wijsgeerige Leerftelf ils. Hoe ontallijk veel onkruid ook midden onder
c e echte leere van CHRISTUS gedrooid was geworden,

G E S C H I E D E N I S .

373

den, evenwel kon derzelver edeler zaad niet geheel


IV
verdikt worden. De haar eigene grond, aan welken B O E K
1
zij was toevertrouwd , de fchriftelijke oorkonden van Afdeel.
VI
den Godsdienst, hadden reeds zoo verbazend veel
vruchten gedragen, dat daar voedfel en zegen in Hoofdit.
na C. G.
menigte van overig moest blijven, hoe zeer ook de Jaar 622.
dwaasheid der menfehen arbeidde, om ze te ver- tot 814.
derven. Zij werd wel deeds meer en meer aan het
oog van vrij onderzoek onttrokken, maar 'er was
echter eens vooral door den aanleg des Bijbels voor
gezorgd, dat haar rijkdom in het geen algemeen
verdaanbaar en nuttig was , onloochenbaar moest
zijn: en deze hare weldadigde en beminnelijkde zijde kon nooit geheel verduideren. Het menfchelijk
gedacht kan het haren Stichter nooit genoeg dank
weten, dat hij eenen Volksgodsdienst gefticht heeft,
welke echter tevens even waardig is voor de wijste
en verhevende lieden. Was het zijn oogmerk geweest,
dat dezen denzelven naar hunne begrippen deeds
eenvoudiger, edeler en volkomener zouden maken,
dan zou hij zijnen Godsdienst enkel tot eene oefenplaats voor diepzinnige denkers en Sijdematifche
vernuften bedemd hebben. Over het doel, de middelen , omvang en hoedanigheid dier volmaking zou
tot aan het einde der wereld gedreden zijn; elke
eeuw zou die op eene of meer nieuwe wijzen zoeken te bereiken, en alle vroegere proeven verwerpen. Neen, deze reeds in zijn ontwerp zoo Geestelijke , aan alle hoogere behoeften zoo gelukkig voldoende Godsdienst handhaaft zijne waarde en volkoAa 3
men-

374

KERKELIJKE

GESCHIEDENIS.

menheid Hechts dan, wanneer hij zich van willekeurige bijvoegfelen aan den eenen, en van gewaan1
de zuivering aan den anderen kant even vrij houdt.
Afdeel.
Deze gewigtige aanmerking van S C H R C K H zij het
VI
Hoofdft. befluit van dit Deel!
na C. G
Jaar 62a
Einde van het Twaalfde Deel.
tot 814.
IV

BOEK

HAMELSVELD,

HAMELS V E L D ,
KERKELIJKE

KERKELIJKE

GESCHIEDENIS.

GESCHIEDENIS.

XII.

XII.

VOOR
Plaat

D E N BINDER.

I. te plaatzen tegen over

Plaat IL te plaatzen tegen over

Bladz.

'

50.
2 8 8

You might also like