Professional Documents
Culture Documents
Algemene Kerkelijke Geschiedenis 12
Algemene Kerkelijke Geschiedenis 12
K E R K E L I J K E
GESCHIEDENIS,
DER.
C H R I S T E N E N .
A L G E M E E N E
K E R K E L I J K E
GESCHIEDENIS,
DER
C H R I S T E N E N ,
DOOR.
IJSBRAND V A N HAMELSVELD*.
T W A A L F D E
MET
TE
DEEL.
PLAATEN.
H A A R L E M
FItANQOIS
BIJ
BOHN,
M D C C C V I.
B E R
JT)<? " C '
eer
I G T
eeuwen van
vereischt,
dit Werk
dan ik mij
had voorgefield.
het
in het begin
zijn
de verfchillende
ge-
maakt,
heid
onder de
opgekomen en
gezindheden
tijden
hebben
tusfchen
cezinden.
in-
van
het
eerst zijn
van
Christenbehande-
Trouwens,
en plegtigheden
welke vervolgens
Christenen
het
van
de Proteftancen
en
der
uitge-
inzonderRoomsch-
zij ook
eeuw af kun-
bekorten; de tijden
* 2
van
daar
vi
T.
IN-
O
V A N
H E T
TWAALFDE
DEEL.
B O E K .
Bevattende het vierde tijdperk; van de opkomst van M O H A M M E D , in de zevende eeuw, tot het begin der kruistogten, of het Pausfchap van G R E G O R I U S V I I , in de
elfde eeuw.
E E R S T E
A F D E E L I N G .
V A N
H
H E T
IJ
KA-
1.
viir
I N H O U D .
H O O F D S T U K .
KEU'
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS
V I E R D E
BEVATTENDE
OPKOMST
HET
VAN
B O E K .
VIERDE
TYDPERK ;
MOHAMMED ,
IN
DE
E E R S T E
TAN
DE OPKOMST
DE
VAN
KRUISTOGTEN,
VAN GREGORIUS
ELFDE
DE
ZEVENDE
VII,
EEUW.
A F D E E L I N G .
R E L D E N G R O O T E N j V A N H E T J A A R 2
DOOD
VAN KA
T O T 814*
E , t
n a C >
t o t
XII. D E E L .
hoe-
8 1
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
en Pres-
14. ap.
HARDUIN.
A 2
T. I V . p.
496.
4
IV
K E R K E L I J K E
549 C * ) >
* re^s de kleeding, welke eene jonBOEK
ge dochter, bij hare intrede in het Klooster, ontI
Afdeel. ving, vestimenta religionis genoemd, en thans beIV
teekende religionis habitus, fub evangelica religione
Hoofdft.
naC. G. vivere, het Kloosterleven; en de Monniken werden
Jaar 622, religiofi genaamd, gelijk naderhand bij de Franfchen
tot 814. religieux; en gelijk bij de Italianen religione meermalen eene Monnikenorde aanduidt.
Voor lang
werd het Monnikenleven, als een tweede Doop,
aangezien, door hetwelk, als door den Doop, de
zonden vergeven werden ( f ) . Menige Vorsten en
Vorstinnen omhelsden dezen ftand, als den eenigen
weg tot Christelijke volmaaktheid, en werden ftichters en ftichteresfen van Kloosters, in welken zij
vervolgens hun leven doorbragten.
E n alhoewel
Geestelijken vaak, tot ftraf wegens begane misdaden,
in een Klooster werden gebannen, en afgezette Koningen en Grooten in Kloosters werden opgelloten , zulks verminderde geenszins de hoogachting voor dit Monnikenleven, omdat men hetzelve
als eenen ftand van boetdoening , ter wegneming
van alle zonden en gebreken , en leidende tot
de ware volmaking van Godsdienfligheid , befchouwde.
w e r
De Orde
Dit aanzien, en deze vermeerdering der Monnider Bene- ken , had ongemeen veel te danken, aan de verdictynen
maardheid en den regel van den Heiligen E E N E D I C breidt
(*) Can. ip. ap.
HARD.
Tont. II.
G E S C H I E D E N I S .
IV
TUS , dien men, niet ten nregt, den Patriarch
der Westerfche Monniken noemt. Gedurende de B O E K
I
geheele Vilde eeuw, lag wel het Hoofdklooster de- Afdeel.
IV
zer Orde op den Berg van Cafinus, thans Monte
Hoofdft.
Casfino, in de asch, zijnde door de Langobarden na C . G .
in het jaar 589 afgebrand. Maar omtrent het jaar Jaar 622.
tot 814.
721 bouwde een rijk burger van Brescia, PETRON A X , niet alleen hetzelve weder op, maar voegde zich meer
'er nog een tweede Klooster bij, aan den voet des en meer
uit.
Bergs, waar thans de ftad San Cermano ligt, alwaar hij zelf Abt werd. Evenwel hadden de eerfte
Leerlingen van BENEDICTUS en hunne navolgers
zijne voorfchriften in Itali en buiten hetzelve a l
lerwcge verbreid, hoewel daar uit niet volgt, dal
ook niet andere regels bij andere Monniken in waar
de bleven, gelijk de regel van den Heiligen COLUM
BANUS , in vele Frankifche Kloosters. In het midden echter der achtfte eeuw werd, ten minden ii
het Oost-Frankifche Gebied , door befluiten var
Kerkvergaderingen, de waarneming van den rege [
van BENEDICTUS aan de Monniken en Nonnet 1
aangeprezen (*).
In het binnenfte van het Oost - Frankifche Rijk.
of het tegenwoordig Duitschland, maakten de Be.
nedictyner Monniken zich bijzonder vcrdicnftelijk >
door hunnen ijver en werkzaamheden. Terwijl BO
NIFACIUS en zijne medehelpers arbeidden aan di
voortplanting van den Christelijken Godsdienst ii
de
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
A 4
'
K E R K E L I J K E
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G ,
Jaar 622 .
tot 814 1
FRUCTUOsus
fchrijft
insgelijks
regels
voor
Monniken,
G E S C H I E D E N I S .
io
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
van landsdienften en belastingen onder dit voorvvendfel ontflaan , dat zij Monniken waren. Dit
deeden niet alleen de landlieden, maar hunne Priesters begunftigden het ook, omdat zij anders vreesden , hunne tienden te zullen verliezen, als zij hun
dit zoogenoemde Kloosterleven niet toeftonden. Ondertusfehen was dit misbruik ook onder de Angelfakfen ingeflopen (*). FRCTUOSUS ging hetzelve
nadrukkelijk te keer, en ontwierp voor de talrijke
Monniken, die hem als hun opperhoofd vereerden,
twee regelen; hij zelf, die een tijd lang Abt en
Bisfchop van zijn Klooster Duma in Gallici' was,
werd, in het jaar 656, door de Kerkvergadering te
Toledo, tot Aartsbisfchop van Bracara in Gallici'
benoemd ( f ) . Hij overleed omtrent het jaar 675,
fteeds onvermoeid in het ftichten van nieuwe Kloosters en Kerken, waar aan hij zelfs, bij nacht, arbeiden liet ( ) .
Regula
Nog in die zelfde Vilde eeuw, in welke deze
Magistri, regels voor de Spaanfche Monniken behooren ,
fchreef een onbekende Abt in het Frankifche Rijk
'er eenen dergelijken aan zijn Klooster voor, die
onder den naam van Regel des Leeraars, (regula
magistri,) bekendis, en die uit 95 afdeelingen beftaat (**). In het eerfte Hoofdftuk van denzelven
wor(*) Auctor anonymus Vitce S. Pructuofi in HOLSTEN.
Cod. regg. Monast. I. c. pag. 226.
( f ) Conti'. Tolet. X. ap. HARD. T. III. pag. 984.
( 5 ) MA3ILL. Annal. Ord. S. Bened. T. I. p, 437.
(**) HOLSTEN. Cod. Regg. pag. 293-462.
G E S C H I E D E N I S .
IV
BOEK
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jnar 6 2 2 .
tot 814.
ia
K E R K E L I J K E
IV
Act. SS*
G E S C H I E D E N I
S.
13
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hbofdit.
ia C . G .
[aar 622.
;ot 814.
K E R K E L I J K E
IV
Toen
(*) In B A L U Z . Mhcell. Lihr. V. pag. 1-62.
(t) M A B I L L . Ann. Ord. S. Eened. T. II. L. XXV.
G E S C H I E D E N I S .
15
539.
16
K E R K E L I J K E
IV
I
Afdeel.
IV
Hoofdft
naC. G.
Jaar 622,
tot 814.
Bis(*) Gcsta Domini Dagoberti Reg. Francor. in D U C H E S N E SS. Uht. Franc. Tom. I. pag.
572.
G E S C H I E D E N I S .
17
i8
K E R K E L I J K E
te
(*) Concil. Arclat. a.
IV. pag.
813. Can.
6.
HARDUIN.
Tom.
G E S C H I E D E N I S .
39
IV
te flreng, anderen te zacht; over het algemeen
BOEK
heerschte eene neiging tot prachtige KloostergebouI
wen, welke door milde begiftigingen werd aange- Afdeel.
IV
vuurd; de hebzucht van vele Abten, de verkwisting
Hoofdft,
van anderen was zigtbaar; vaak werden hunne ambten na C . G .
verkocht; verfcheidencn door eenen en denzelfden Jaar 6220
tot 814
Geestelijken te gelijk bezeten, hetwelk men plura*
litas heneficiorum noemde , en waar van omtrent
het jaar 718 H U G O , uit het Karongifche Stamhuis , een treffend voorbeeld opleverde, die te gelijk
Bisfchop van Rouan, Parys, en Bayeux, en Abt
van Fonteneik en Jumiege was. Men gaf wel tegen alle deze afwijkingen, bij herhaling, menigvuldige wetten, in Kerkvergaderingen, waar bij zich het
gezag der Koningen voegde ( * ) , maar evenwel
vindt men ook, in volgende eeuwen, onder anderen, voorbeelden genoeg, van Geestelijken, die ten
krijg trokken; onder welken men evenwel de VeldAbten, (Abbates Castrenfes,) niet moet rekenen,
die de Opzieners der Geestelijken of Monniken waren, die bij dag en bij nacht den Godsdienst be>
zorgden bij de legers, die te veld waren ( f ) .
Br
tyncr Monniken, tot de hervorming dier orde door BENEDICTUS van Aniana,
verfcheidene
zoodanige wetten er
B 2
K E R K E L I J K E
IV
Bij de Nonnen en andere foorten van vrouwen , welke de Wereld verlaten, of daar den naam
van hadden, want fommigen woonden in afgezonderde Cellen of Kluizen, (Reclufce,) anderen hadden zekeren Kloosterregel aangenomen, en zich tot
altijddurende kuischheid verbonden; ( Canonica,)
nog anderen hadden den fluijer van den Bisfchop
Verbaste plegtig ontvangen, en bleven ongehuwd in hare faring der milie; (Hrgines private;) of het waren weduNonnen.
wen, die zich ook dit teeken van onderfcheiding
lieten geven, en niet weder trouwden; (Fiduce velatce;) bij deze allen was ook veel te verbeteren;
hoewel men de hoofdinrigting liet blijven, hoe zeer
dezelve ook, over het geheel, nadeelig was. Vele
Abdisfen leiden zelfs mannen de handen op, en zegenden hen in met het teeken des kruis; ook gaven
zij aan vrouwen den fluijer met den Priesterlijken
zegen; welk n en ander KAREI de Groote haar
deed verbieden ( * ) . Tevens verbood h i j , dat men
aan geene jonge dochters vr haar XXFfte jaar
den fluijer zou geven, ten ware eene dringende
noodzakelijkheid den Bisfchop daar toe dwong ( f ) ;
de gewoonte van eenige Oosterfche Kloosters, om
eene Non, bij hare inwijding, met zijde, goud en
juweelen opgefchikt, voor het Altaar te leiden, en
na de inwijding een zwart kleed aan te trekken,
werd in de Trullaanfche Kerkvergadering ( ) afBOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
Ap
HARD.
Tom, III.
pag.
1680.
G E S C H I E D E N I S .
gefchaft, met deze bijgevoegde reden, dat eene aanIV
komende Non alles ter zijde behoorde te leggen, B O E K
I
wat haar de aangenaamheden der wereld in het ge- Afdeel.
IV
heugen kon brengen, opdat haar niet een traantje
Hoofdft.
mogt ontvallen, hetwelk den aanfehouweren kon na C. G.
doen vermoeden, dat zij de wereld noode verliet. Jaar 622.
Op de Kerkvergadering te Tours ( * ) , van het jaai tot 814.
813, erkenden de daar op K A R E L S bevel bijengekomene Bisfchoppen en Abten, dat 'er in de Nonnenkloosters veel te verbeteren was; dat de Abdis
[en voor een gedeelte, wegens hare JJechte levenswijs , ten kwade berucht waren, en ook daar ir
van hare onderhoorigen werden nagevolgd ; aar
welken zij zelfs de noodige fpijze, kleederen, er
andere behoeften onthielden. Reeds had ook een<
andere Kerkvergadering, onder de regering van KAR E L S Vader, P I P Y N ( f ) , aan de Bisfchoppen ir
last gegeven, om in de Nonnenkloosters regelmatige zeden in te voeren enz. Ook werden 'er, ir
deze eeuwen, bijzondere regels voor de Nonnet,
gefchreven; gelijk reeds C / E S A R I U S in de Vld<
eeuw gedaan had. L E A N D E R , Bisfchop van Hispa
lis, of Sevilla, die men, wegens het ijverig beftrij
den der Arianery onder de Westgothen in Spanje.
den Apostel der Westgothen genoemd heeft, fteldi
tegen het einde dier eeuw eenen regel op, welke
thans, naar allen fchijn, in Spanje veel gezag had:
Regula, jive de inftitutione virginum et contemtit
mun'
(*) Ap.
HARD.
Tom. IV.
pag.
755.
B 3
T.
1026.
l i l . H A R D . p.
1995.
K E R K E L I J K E
KOEK
het
(*) In H O L S T E N . Cod. Regg. Monast. P . W.p. 153-183.
(j)
Ap.
HOLSTEN.
c. pag.
75-120,
G E S C H I E D E N I S .
IV
het eten fpreekt, of met het mes op tafel klopt, en
BOEK
dergelijke kleinigheden meer.
I
Terwijl de Monniken en Geestelijken elkander lie- Afdeel.
IV
verlede naderden, werd nog een middelftand tusfchen
Hoofdft.
beiden opgerigt, die der Canonici of Kanunniken. na C . G .
Dewijl deze naam eigenlijk gebruikt werd van lie- Jaar 622.
tot 814.
den, die naar eenen gemeenfchappelijken regel (.
va>v,) leven; hoewel de oudfte beteekenis in de Canonici
Griekfche Kerk die genen aanduidde, die in het ofKanunniken.
Kerkeboek waren opgefchreven: (EX. rt xavovo? TVS
EJCJCA^C-/?,) Z O O begrijpt men ligtelijk, waarm ook
de Monniken fomtijds dezen naam, of in het Latijn
dien van Regularis, gedragen hebben. Maar ooi
de Clerici of Kerkdijken en Geestelijken zelve heet
ten, om ne van beide deze redenen, zoo wel ir
de Oosterfche als Westerfche Kerk, Canonici; ge
lijk onder anderen de wetten van K A R E L den Groo
ten bewijzen ( * ) .
D o c h , juist bij de eigenlijk
Clerus of Geestelijkheid nam thans eene nieuwe ei 1
engere beteekenis van dit woord een begin. Men ga
dezen naam aan die.genen, die, met hunnen Bisfchoj >
heeft ,
238.
B 4
24
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
tia C. G.
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
DEGANG
af,
en
was
aan
het
Hof
van
KAREL
MARTEL
op*
G E S C H I E D E N I S .
=3
IV
BOEK
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C G .
Jaar 622.
tot 814.
PAULUS
Diaconus de Epis
B5
jt
26
K E R K E L I J K E
BOEK
de
G E S C H I E D E N I S .
*7
IV
de vergadering 's Zondags en op groote Feestdagen
BOEK
bijwonen, en met het gezelfchap eten. Dit zal uit
I
de vergadering tot den hun voorgefchrevenen Hand- Afdeel.
IV
arbeid overgaan. Tweemaal 'sjaars zullen zij hunne
Hoofdft.
zonden , zelfs hunne booze gedachten , aan den tiaC. G .
Bisfchop biechten; wie het noodig vindt , zulks Jr.ar 622.
tot 814.
meermalen te doen, kan bij den Bisfchop, of den
door denzelven beftemden Priester, deze belijdenis
afleggen. Merkt de Bisfchop, dat iemand hem in
de biecht eene -zonde verzwijgen w i l , dan zal hij
hem afzetten, van het Avondmaal uitfluiten, gevangen zetten, en kastijden laten. De Geestelijken
zullen het Avondmaal eiken Zondag en eiken Heiligendag gebruiken, indien hunne zonden hen daar
niet van afhouden. Voor grove misdaden zullen
zij door ligchamelijke kastijdingen, vasten, uitwerpen uit het gezelfchap , gevangenis, en openlijke
boete geftraft worden, gedurende de boete moet de
zondaar voor de deur der Kerk uitgeftrekt liggen,
terwijl de anderen uit- en ingaan. Lastering en
dronkenfchap worden met geheime of openlijke beftraffingen, en als 'er geene beterfchap volgt, met
den Ban of ligchamelijke ftraffen geboet. In de
groote vasten wordt enkel tegen den avond gege.
ten; van Pafchen tot Pinkftercn tweemalen daags,
en zoo wordt voor meer tijden in het jaar vastgeHeld, hoe dikwijls, en wanneer geen vleesch mag
gegeten worden, en meer dergelijken. In de eetzaal
zullen zeven tafels zijn: de eerfte voor den Bisfchop , den Aartsdiaken, en de gasten; de vier volgenden voor de Priesters, Kerkedienaren, en geringe-
23
K E R K E L I J K E
IV
van
G E S C H I E D E N I S .
van het Avondmaal,
o f wegens ziekte,
(Misfa,~)
29
o f voor de
biecht,
geliefden,
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
w i l ; maar w o r d t het voor al de Priesters in het Hoofdft.
naC. G .
gemeen gegeven: dan zullen zij 'er ook allen deel
jaar 622.
aan hebben ( * ) .
Tweemaal i n de m a a n d , zullen tot 814.
alle de armen, die i n het Kerkeboek zijn opgeteehet
kend,
(Matricolati, )
in
de
Kerk
bijeenkomen.
voorgelezen,
onderwijs
en ook
gezorgd,
en
uitgedeeld
worden.
Zoodanige
fcheidene
fchikkingen werden
gevoerd; en
door K A R E L
den
voorts door
ver-
Geestelijkheid i n -
Grooten,
bij uitne-
genoodzaakt
werd,
om,
als een
voorbeeld
te leven ,
het
oog
te
op
zijne
Geestelijkheid.
Doch,
( * ) Dit is het
oudfte voorbeeld,
gelijk
MABII.LON
183. dat
dezen werd
dikwijls, in de Kerkelijke
wetten,
30
K E R K E L I J K E
IV
G E S C H I E D E N I S .
3*
IV
Volger verkoren. Hij was Diaken der Roomfche
K e r k , toen hij verkoren werd, zoodat de Ouder- B O E K
I
lingen werden voorbijgegaan, en zonder dat hij tot Afdeel.
IV
Ouderling gewijd was, hetwelk men eene inwijding
Hoofdft.
per faltum, of met eenen overfprong, noemde, na C. G .
1vaar van meer voorbeelden in deze eeuwen voor- Jaar 622.
komen; waarfchijnelijk, omdat Roomfche Diakenen tot 814..
thans doorgaans gebruikt werden, om de belangen
hunner Bisfchoppen ten Keizerlijken Hove te Kon*
fiantinopolen waar te nemen, waar door zij gelegenheid hadden, om zich de gunst des Vorsten te
verwerven. In vervolg van tijd, werd vastgefteld,
dat, indien een Diaken tot Bisfchop verkoren werd,
hij eerst tot Ouderling of Priester moest gewijd
worden, voordat hij het Bisfchoppelijk ambt kon
aanvaarden, S A B I N I A N U S ftaat bij de meeste Levensbefchrijveren der Roomfche Bisfchoppen ten kwade
berugt, als afgunftig op zijnen voorzaat G R E G O R I U S
en deszelfs roem, zoodat hij, volgens P L A T I N A .
zelfs getracht zou hebben, deszelfs boeken en gefchriften te laten verbranden; doch men heeft reden, om hunne onpartijdigheid in twijfel te trekken, terwijl S A B I N I A N U S , door het openzetten dei
koornfchuren voor allen, behalven voor de Kroos
ters en Gasthuizen, zich bij de Geestelijken nie
bemind zal gemaakt hebben ( * ) .
Z'tjn opvolger B O N I F A C I U S III, in het jaar 607 1 B O M I F A die insgelijks Diaken en Afgevaardigde was bij dei ! C1US 111.
Keizer F O K A S , is bijzonder bij de Proteftantfch
Schrij
(*) Zie Deel X. Bladz. 226.
32
K E R K E L I J K E
BOEK
BONIFACI-
/vs IV.
DEUSDEDIT en
Van den volgenden Roomfchen Bisfchop BONII V , die in het jaar 608 zijnen voorganger
opvolgde, weten wij niets, met zekerheid, hetwelk
aanmerkenswaardig i s , dan dat hij het Pantheon,
of den Tempel door A G R I P P A weleer gebouwd, en
aan alle de Goden der Heidenen toegewijd, van
den Keizer F O K A S verzocht en verkreeg ; dezen
Tempel maakte B O N I F A C I U S tot eene Kerk , gewijd
aan de Maagd M A R I A , en aan alle de Martelaren,
nadethand, wegens hare gedaante, bekend onder
den naam van la Rotonda.
Even min vinden wij aangeteekend van de twee
volgende Bisfchoppen , D E U S D E D I T van het jaar
FACIUS
615
G E S C H I E D E N I S .
615
af,
en
tot 625.
van
BONIFACIUS
V ,
van
33
het
jaar
619
Onderdiaken
i n eene Kerkvergadering te
Rome
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
be- na C . G .
d a c h t , op de uitbreiding en bevestiging van zijn Jaar 622.
tot 814.
aanzien bij de onlangs geftichte Angelfakfifche
Kerk,
BONIFACIUS
V . was
het
regt, om Bis-
fchoppen te wijden ( * ) .
HONORius, die het
jaar
625 tot
Bisdom
van Rome
63S bekleedde,
ftichtte
Pieterskerk
gezet,
hier toe
Rome
Langobarden
(of
te Rome,
het
bekleed
hunnen
met
ADELWALD ,)
die
en i n deszelfs plaats
A R I O W A L D , een' Aridan,
te Ravenna,
den
pla-
Tempel
( f).
Als
de
krankzinnigen K o n i n g A D A Katholijk
zijnen
aangefteld
z o c h t h i j , hoewel vergeefs,
arch
anderen
de koperen
dak van
hadden
het HONORIUS
van
verfcheidene
den
zijne magt
te
was,
af-
bloedverwant
hadden,
ver-
Keizerlijken
Ex-
gebruiken,
om
K o n i n g z o o veel te
weeg,
Patriarch van
do,
Ketter
Grader
DEEL.
34
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814,
BEVENNS.
K E R K E L I J K E
EEDA l. e, Ca?, S .
G E S C H I E D E N I S .
35
IV
alleen weigerde, maar dezelve integendeel in eene
BOEK
Kerkvergadering te Rome veroordeelde. Terwijl men
I
de bevestiging des Keizers op de gedane verkiezing Afdeel.
IV
afwachtte, bragt de Keizerlijke Kancelier, (Chartu*
HoofdlT.
larius,) te Rome, M A U R I T I U S genoemd, een aan- na C . G .
tal Romeinen op zijne zijde, en hield den foldaten Jaar 622.
tot 814.
voor, dat de voorgaande Bisfchop H O K O R I U S zoo
vele fchatten in het Paleis van Lateranen, (Episcopium,) bijeenverzameld had , terwijl zij de hun
door den Keizer beftemde foldij, ( rogce, ) niel
ontvingen. Deze Honden reeds klaar om in dal
paleis in te breken, toen bijna alle de overige Romeinen zich, onder aanvoering van S E V E R I N U S , ver
cenigden, om hetzelve te befchermen. Hier op zas
M A U R I T I U S van zijn oogmerk af, maar verzegelde,
met de overheidsleden van zijne partij, deze fchat
ten, en fchreef dit aan den Patricius I Z A C I U S t<
Ravenna. Deze bande daar op de voornaamflen vai 1
de Geestelijkheid uit de ftad, en haalde de fchattei i
uk het Paleis, een gedeelte van welken hij aan dei i
Keizer H E R A C L I U S overzond ( * ) uit welke om
Handigheid men befiuiten mag, dat het gene dooi
de Geestelijkheid als een Kerkroof werd aangemerkt,
een bevel van het Hof geweest zal zijn, oordee
lende, dat deze fchatten voegzamer tot de behoef
ten van den Staat hefteed konden worden.
In het jaar 640 werd J O A N N E S de IVde Bisfchot JOANNES
van Rome, die in het jaar 642 reeds overleed, IV.
Men roemt hem, dat hij veel geld naar Dalmati
ei
C 2
249.
36
K E R K E L I J K E
IV
hun
in Joann. IV. /. c. pag. 251.
( f ) In L A B B E I Concill. Tom. V. pag. 1787.
(*)
ANASTAS.
( )
ANASTAF.
(**_) Ap.
/ . c.
pag.
1'ACIUM
253.
G E S C H I E D E N I S .
37
van den
Keizer,
fchop MARTIN in het jaar 653 uit eene Kerk halen, en eerst naar het Eiland Naxus in den Archipel, en nadat hij daar een jaar lang in eene
firenge gevangenis gehouden was, naar Konflantiwopolen liet vervoeren. Hier werd hij te regt gefteld, en befchuldigd van eene zamenzwering met
den Exarch OLYMPIUS tegen den Keizer, en ver(tandhouding met de Saracenen, Zijn wederiTand
tegen de Keizerlijke bevelen alleen , zou hem ,
naar het fchijnt, niet ftrafbaar genoeg, in het oog
des
(*) Concil. Lateran. ap. H A R D . T. III, p. 62?.
(f) /, c. in S. Martino p. 262.
C
K E R K E L I J K E
BOEK
I
EUGENlUi
263. fqq.
G E S C H I E D E N I S .
39
(j)
EEDA
267.
i-
40
K E R K E L I J K E
IV
vrijgefproken werd.
VITALIANUS fchreef daar op
BOEK
aan den Metropolitaan, met eene beftraffing en een
I
Afdeel. bevel, om JOANNES in zijn ambt te herftellen; ook
IV
belastte hij hem nog bijzonder, niet toe te laten,
Hoofdft.
na C . G. dat een Diaken trouwen zou, nadat hij reeds gewijd
Jaar 622, was, of dat hij bij twee Kerken dienst deed (*). Wij
tot 814.
weten niet, of hij zijn oogmerk hier bereikt hebbe,
hetwelk niet waarfchijnelijk i s , dewijl hij eigenlijk
over dezen Metropolitaan niets te gebieden had.
Zeker mislukte hem eene fcortgelijke onderneming
tegen den Aartsbisfchop van Ravenna, MAURUS.
Alhoewel deze onafhankelijk was van den Bisfchop
van Rome, ondernam VITALIANUS echter, hem ter
verantwoording, wegens zekere befchuldigingen,
naar Rome te ontbieden, en hem, toen hij niet
vcrfcheen, in den ban te doen. Maar MAURUS,
veilig onder de befcherming van zijnen vriend , den
Keizerlijken Exarch, betaalde hem met dezelfde munt,
m deed hem op zijne beurt in den ban. VITALIANUS ontzette hem, op eene Kerkvergadering van
Ttaliaanfche Bisfchoppen, van zijn ambt, waar aan
zich MAURUS weinig kreunde, die niet alleen zijn
unbt behield, maar ook bij zijn overlijden de Gees:elijkheid van zijn Kerspel verzocht, om zich nooit
tan den Bisfchop van Rome te onderwerpen ( f ) .
Voor
(*) VITAL. Ep. ad Pautlum archiopifc. Cretcns. ap.
: .ABB.
G E S C H I E D E N I S .
41
274.
C 5
4a
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
w a s ; welke
(*).
Deze
infchikkelijkheid
van
AGATHO
be-
eenen
zijn
gezag
was,
op begeerte van E G F R I E D ,
AGATHO
Koning
van
Northum'
dien de K o n i n g
wogen z a l h e b b e n , afgezet.
raar voor den Roomfchen
beriep hij z i c h ,
de
eerfte
ook door A G A T H O ,
onder de
op
Angelfakfifche
gelijk
hij
eene Kerkvergadering
gehouden, vrijge-
f p r o k e n , en fchoon de K o n i n g hem
genis had laten
be-
Kerkedienst bekend w a s ,
toe
in
de
w e r p e n , eindelijk i n zijn
gevanBisdom
herfteld werd ( ) .
LEO
II.
vl(*)
XVIII.' in
HARD.
Act.
1424-
ANAS-
A N A S T A S . / . c. pag.
276.
HARD.
IV. Cap.
G E S C H I E D E N I S .
43
IV
volgens A N A S T A S I U S ( * ) , ongemeen wellprekend,
in de Heilige Schrift, als ook in de Griekfche en OEIC
I
Latijnfche taal welgeoefend, een uitmuntend zan- AfdeeL,
v
IV
ger, en gefchikt fpreker, (Lingua Scholasticus,')
Hoofdft.
en over het geheel een deugdzaam, nuttig, en wel- na C. G .
dadig Leeraar. Hij nam in eenen Brief aan Keizer Jaar 622.
tot 814.
K O N S T A N T Y N ( f ) , de zesde algemeene Kerkvergadering plegtig aan, en vervloekte dus, onder vele
andere Ketters , ook zijnen voorzaat H O N O R I U S ,
omdat hij zijne Apostolifche Gemeente niet door de
Apostolifche leer gezuiverd; maar veel meer dooi
een fchandelijk verzuim, haar onbevlekt geloof had
laten bennetten. Qqui negligendo confovit heerefin,
et regulam traditionis maculari confenfit.) Ook
zond hij de Handelingen der Kerkvergadering, ter
deele, weder met verordeeling van H O N O R I U S , er
aanprijzende Brieven, aan de Bisfchoppen van Spanje, aan zekeren Graaf aldaar, en zelfs aan den Ko
ning E R W I G ( S ) - Daartegen onderwierp de Keizei
de Kerk van Ravenna aan hem ; zoodat elk<
nieuwverkozen Bisfchop derzelve, in het vervolg,
ouder gewoonte, te Rome zou ingewijd worden.
Bij deze gelegenheid vernieuwde L E O de wet var 1
G R E G O R I U S den Grooten, dat 'er voor den Aartsbisfchoppelijken Mantel niets betaald zou worden:
maar te gelijk verbood hij het vieren der gedach
tenis van den Aartsbisfchop M A U R U S , die zijni
on
(*)
l. c. pag.
(f)
/lp.
289.
H A R D . Tem. III.
pag.
1470.
44
rv
K E R K E L I J K E
onafhankelijkheid
had ( * ) .
BOEK
I
Afdeel.
BENEDICTUS II. was reeds in het jaar 683 tot
IV
opvolger van LEO verkoren, maar het duurde bijna
Hoofdft.
na C . G . een jaar, eer hij ingewijd kon worden, omdat de
Jaar 622. Keizerlijke bevestiging niet eer was aangekomen.
toe 814.
VVaarfchijnelijk was dit wel eene aanleiding, dat
B E N 3 D I C le Keizer KONSTANTYN bevel gaf, dat men eenenT U S II.
i rerkozenen Bisfchop, zonder bevestiging van het
] i o f af te wachten, terftond zou inwijden ( f ) ,
onder dat daar uit volgt, dat 'sKeizers goedkeuring
( nnoodig verklaard werd; ook is deze bevestiging
t =rftond door de volgende Keizers weder als noodzal elijk op nieuw gevorderd en herfteld. Maar KON1
It in
V olgde,
maar reeds in het volgende jaar 686 over]< ed, lezen wij niets bijzonders, dan dat hij zijn
n :gt handhaafde tegen den Aartsbisfchop van Caralis,
( * ) ANASTAS. in Leone II. pag. 289.
( t ) ANASTAS. pag. 293.
( ) ANASTAS. /. c.
C*) PALL. Diacon. de Gest. Langob. L. VI. C. 53-.
G E S C H I E D E N I S .
45
ANAST.
/.
C. pag.
29.
(f)
ANAST.
<S
K E R K E L I J K E
IV
G E S C H I E D E N I S .
47
Konftantinopolen te voeren. Maar de foldaten verwekten een oproer, en jaagden ZACIIARIAS, met
gevaar zijns levens, weg. Doordien de Keizer ,
juist
(*) Concil. Quinifext. ap. H A R D . T. III.
( t ) A N A S T . in Serg. pag. 307.
48
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.
JOANNES
VI.
JOANNES
Vil.
K E R K E L I J K E
c. pag. 307-310.
G E S C H I E D E N I S .
49
in
320.
KQ
K E R K E L I J K E
KONSTANTINUS.
Men kan uit deze omftandigheden gevoegelijk reden geven van de buitengewone eer, welke hij aan
KONSTANTINUS, den opvolger van SISINNIUS bewees.
Hij ontbood dezen, in het jaar 710, bij zich,waarfchijnelijk, om hem voor zich te winnen, en een
einde te maken van het verfchil over de Trullaanfche Kerkvergadering. Te Konftantinopolen werd
de Bisfchop, door 'sKeizers Zoon TIBERIUS, met
alle de Grooten, en door den Patriarch, met zijne
Geestelijkheid, te gemoet gegaan, en ingehaald;
vervolgens verzocht JUSTINIANUS hem te Nicea te
komen, waar hij zich bevond. Hier viel JUSTINIANUS, met de kroon op het hoofd, (cum regno
in capite,) voor hem neder, en kuste hem de
voeten; den volgenden dag ontving de Keizer het
Avondmaal van hem, beval zich aan zijne voorbede
( * ) ANASTAS. pag. 321.
G E S C H I E D E N I S .
5*
IV
hij God aan, voor zijne zonden; ook bevestigde
BOEK
hij alle de voorregten der Roomfche Kerk, en liet I
hem vervolgens terug reizen ( * ) . Men weet, dat Afdeel.
IV
de Keizers te voren de voetkus ontvingen, evenwel beHoofdlt
hoeven wij ons ook over de laagheid van JUSTINIANUS na C. G .
niet te verwonderen , maar dat de Bisfchop van Jaar 62a.
tot 814.
Rome zich zulke vernedering van zijnen Vorst het
welgevallen , is eene van die nieuwigheden, door
welke deze Bisfchoppen over het algemeen in deze
VUIfte eeuw hunnen voorzaten meer en meer ongelijk zijn geworden. Waarfchijnelijk heeft de Kerkvoogd van Rome, bij deze gelegenheid, de Truilaanfche Kerkvergadering aangenomen, ten minften
zoo ver zij niet ftrijdig was, met de gebruiken van
zijne Kerk. Door denzelfden Keizer JUSTINIANUS
I I , werd ook de Aartsbisfchop van Ravenna aan
den Bisfchop van Rome onderworpen, hetwelk echter niet zonder opfchudding fchijnt gefchied te zijn,
waarom de Aartsbisfchop FELIX van het gezigt beberoofd, en naar Pontus in ballingfchap gevoerd
werd ( ! )
FILIPPICUS EARDANES, die in het jaar 711 JUS-
TINIANUS II van den troon en leven beroofde, verklaarde zich terltond ten voordeele der Monothell
ten, wier leere hij ook te Rome poogde te doer1
aannemen; maar de Bisfchop KONSTANTINUS liei
veeleer, met goedvinden der Romeinen, eene fchil
derij van de V I algemeene Kerkvergaderingen ir \
de
( * )
ANAST.
in Conflantino.
(t)
ANAST.
in Conflantino.
D 1
51
K E R K E L I J K E
LIPPICUS
werd
vermoord ,
en ANASTASIUS ,
die
hem opvolgde, was regtznnig. Dus nam KONSTANTINUS deszelfs Geloofsbelijdenis gewillig aan, en
zond terftond zijnen Zaaksgelastigden naar Konftantinopolen. Ook werd thans PETRUS Hertog of Bevelhebber te Rome, terwijl hij beloofde, niemand
lastig te zullen wezen.
GREGORIDe volgende Roomfche Bisfchop GREGORIUS II.
US 11. Onis, in vele opzigten, merkwaardig, maar inzonderder hem
heid door zijnen twist met LEO den Ifaurir, over
begint
Rome
den Beeldendienst, en de gevolgen van dezen
zich aan
hetgebied twist. GREGORIUS II wordt door ANASTASIUS
derGriek een godzalig, in de Schrift geleerd, welbefpraakt,
fche K e i zeren te en verftandig man genoemd. Alhoewel de Keizer
ANAS(*)ANASTAS.
G E S C H I E D E N I S .
53
zoogenoemden
54
K E R K E L I J K E
ken.
Aan E U D O , Hertog van Aquitan'i, werden
IV
. BOEK
in het jaar 725 de fponfen als een gefchenk gezonI
Afdeel. den , met welke men de tafel van GREGORIUS af-'
IV
veegde. In het volgende jaar fchreef hij aan den
Hoofdft.
Roomfchen Bisfchop, dat in eenen veldflag tegen
na C . G .
Jaar 622. de Saracenen van dezelven 375,000, doch van zijne
toe 814. Franken flechts 1,500 gebleven waren; te weten,
hij had de gezegde fponfen in kleine ftukjes gefneden onder zijne foldaten laten uitdeden, en van allen, die daar van iet gekregen hadden, was niemand gedood of gewond geworden (*).
Ondertusfchen was LEO de Ifaurir in het jaar
716 op den Keizerlijken troon gekomen. Deze gaf
tien jaren daar na het berucht bevel, dat, in zijn
geheele Rijk, geene Beelden van CHRISTUS, Engelen, Apostelen, Heiligen, en Martelaren geduld of
godsdienftig vererd zouden worden. Hij gebood ook
GREGORIUS hier aan, op verbeurte van zijn ambt,
te gehoorzamen ( f ). GREGORIUS weigerde dit niet
alleen, maar verklaarde ook deze onderneming voor
Ketterij, en waarfchuwde ieder een, daar aan geen
gehoor te geven. Zoo wij ANASTASIUS gelooven
zouden, had de Keizer reeds vroeger en nu wederom, meermalen gepoogd, den Roomfchen Bisfchop
te laten vermoorden. D o c h , dewijl dit verhaal van
niemand der Griekfche Gefchiedfchrijvers onderfteund
wordt, en GREGORIUS zelf in zijne Brieven aan den
Keizer 'er geen woord van gewaagt, fchijnt dit misfchien
(*) ANAST. PALL. Diacon. I. c. L. VI. C. 46.
( | ) THEOF. Chron. p. 336. ANAST. in Cregar. II.
G E S C H I E D E N
IS.
55
IV
fchien enkel een uitftrooifel geweest te zijn, om de
BOEK
inwoners van Rome tot verdediging van hunnen
I
Bisfchop tegen het Keizerlijk Hof in het harnas te Afdeel.
IV
jagen. Misfchien had de Keizer bevel gegeven, om
Hoofdft.
den ongehoorzamen Bisfchop gevangen te nemen, na C. G.
en het niet gelukken van de pogingen daar toe kun- Jaar 622.
tot 814.
nen het gerucht begunftigd hebben, dat men iet
ergers tegen hem voornemens geweest zij.
Hoe het z i j , het gedrag van GREGORIUS jegens
den Keizer was van zijne zijde berispelijk genoeg:
Daar hij den Keizer overal als eenen Ketter ten
toon ftelde, en hem ten aanzien van zijn Plakaat
tegen de Beelden volftrekt niet gehoorzaamd wilde
hebben, ontftonden daar door, in een groot gedeelte van Itali, verfcheidene oproeren. Zoo wij het
verhaal der Griekfche Schrijveren THEOFANES, GLYKAS,
56
'
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
57
IV
BOEK
Tam. IV.
pag.
i . fqq-
D 5
58
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
59
IV
om derzelver verkleefdheid aan de Arianerij, maar
ook om hunne gedurige invallen in het Keizerlijk B O E K
I
Gebied, waar bij zij tot aan de voorlieden van Ro- Afdeel.
me, kwamen ltroopen, fchoon fpel, te meer, daar IV
Hoofdft.
derzelver omllandigheden, onder den tegenwoordi- na C . G .
gen Koning LUITPRAND, zeer bloeijende waren. Jaar 622.
Deze nam Ravenna weg, met de onderhoorige land-tot 814.
ftreek. Maar als de Keizerlijke Bevelhebbers GREGORIUS wilden gevangen nemen, vertoonden zich
deLangobardifche Hertogen, om hem te beveiligen,
tot op de grenzen van het Hertogdom van Rome.
Daartegen onderwierp LUITPRAND zich verfcheidene
fteden in Emilia, als ook het Gewest Pentapolis,
en het ftedeken Sutri, in de nabuurfchap van Rome, hetwelk hij echter, op het bidden, en door gefchenken van GREGORIUS, aan de Apostelen PETRUS
60
K E R K E L I J K E
TUS
(*)
ANASTASIUS.
G E S C H I E D E N I S .
Tus,
de M a a g d
MARIA
, en vele Heiligen i n
6l
de
IV
BOEK
I
o m denAfdeel.
IV
Hoofdlt,
hoorzaamheid te d w i n g e n ; maar deze leed fchip- na C . G .
breuk i n de Adriatifche Z e e . E v e n w e l trok hij deJaar 622.
tot 814.
inkomften dezer B i s f c h o p p e n , o f het erfgoed , ( sr732 o f 7 3 3 , eene talrijke vloot uitrusten,
yifAovta,,)
Sicili
der
Apostelen
en Kalahri
Thans
fcheenen
PETRUS
en
P A U L U S , in
i n (*).
de Romeinen en h u n Bisfchop
geenen toevlugt overig te h e b b e n , dan tot de Langobarden. M a a r als zij z i c h i n het jaar 739 de zaak
der oproerige
LUITPRAND
i n welker
deze kommerlijke
GORIUS
omflandigheden z o n d
MARTEL,
GREKAREI
met B r i e v e n , er
v a n deszelfs
ketenen,
en andere
ftuk
gefchenken.
met bede, dat hij de Romeinen tegen de Langobarden w i l d e befchermen, hem daar
voor de waardig-
welke waardigheic
beloovende;
Chronograph.
pag.
JJ
343.
CEDRENU!
6%
K E R K E L I J K E
BOEK
KAREL
der
Epistt. Grcgor. III. ad Carol. Martel',
in BARONII Ann.
ROWER
291. gevolgd
G E S C H I E D E N I S .
C'3
ANASTAS.
38.
6*
K E R K E L IJ K E
was.
PIt'YN
to c
Van KAREL M A R T E L ,
KAROLOMAN
en
PIPYN,
be-
Koning
. Huurden een' tijd lang te zamen het Frankifche
vanFranl;
ryk goed . Rijk, als eerfte Staatsdienaars, en maakten onder
anderen, met behulp van BONIFACIUS, den beroemden Aartsbisfchop van Mentz, allerhande inrigtingen
(*)
ANASTAS.
(f)
Ap.
/.
HARD,
C.
7UII.,?. 1888,1907,1909,1913,1918.
G E S C H I E D E N I S .
6$
IV
gen en fchikkingen in de zaken en het beftuur der
BOEK
Kaken in hunne landen, volgens het voorfchrift en
I
den wil van den Roomfchen Bisfchop. In het jaar Afdeel.
IV
747 leide K A R O L O M A N de regering neder, en liet
Hoofdft.'
zich te Rome door Z A C H A R I A S tot een' Geestelijkenna C . G .
wijden, waar na hij, eenigen tijd, in het door hem Jaar 622.
tot 814.
gedichte Klooster van den Heiligen S I L V E S T E R , op
den Berg Soracte, en naderhand in het vermaarde
Klooster Monte Cas/ino, geleefd heeft (*).
PIPYN,
die nu het geheele Frankifche Rijk ir
zijn gebied had, geloofde, dat het thans tijd was
het Merovingifche Huis, hetwelk tot hier toe dei
naam van het Koningrijk bezat, ook daar van t
ontzetten. In vertrouwen op zijn gezag bij d
Frankifche Rijksftenden, en op het gewigt, het
welk eene goedkeuring van den Roomfchen Bisfcho;
hebben z o u , zond hij B U R K H A R T , Bisfchop va
Wurtshurg, en F U L R A D E , Abt van St.Denys, aa
Z A C H A R I A S , ten einde hem de vraag voor te le
gen: O f de tegenwoordige Koningen der Fran
ken, die geene Koninklijke magt meer hadden
nog langer Koningen konden zijn? dan of nic t
veel meer die geen Koning behoorde te zijn, di
deze magt geheel in handen had?" z A C H A R I A s
fcbj
(*)
XII.
EGINH.
DEEL.
Vit. Caroli M. C. 2.
E
66
K E R K E L I J K E
fchillende, en ook niet in het jaar volkomen overeenftemmende, noemende fommigen het jaar 750,
DOEK
I
anderen 752. Evenwel is dit geene reden genoeg,
Afdeel.
om met dezen en genen lateren Schrijver geheel te
IV
Hoofdft. ontkennen, dat ZACHARIAS zich met deze gebeurd
na C. G
Jaar 622 , tenis gemoeid hebbe. Daartegen hebben de meeste
tot 814 later Schrijvers beweerd, dat CHILDERIK, op het
gezag, en uit eigene magt, door ZACHARIAS afgezet, en het Rijk aan PIPYN gefchonken zal zijn.
De Roomfche Paus GREGORIUS V I I , in de Xlde
eeuw, fchijnt tot deze gedachte den grond gelegd
te hebben, die in een' zijner Brieven ronduit beweert: ZACHARIAS heeft den Koning der Fran ken, niet juist om zijne misdagen, als w e l , om dat hij onbekwaam was, tot het uitoefenen van
zoo groote magt, van zijn Pjk ontzet, en PI P Y N , Vader van den Keizer KAREL den Grooten,
in deszelfs plaats benoemd; ook heeft hij alle
Franken van den eed van getrouwheid ontflagen,
welken zij aan hem afgelegd hadden;" welke
plaats ook in het Paufelijk Wetboek gevonden
wordt ( * ) . Men heeft zich ook beroepen op de
uitdrukkingen , die vele Frankifche Schrijvers in deze zaak gebruiken, en die het gezag en magt van
den Roomfchen Bisfchop bij deze gelegenheid geoefend fchijnen aan te duiden: Secundum Rom. Pontif. fanctionem; per auctoritatem Apostocam; ex
auctoritate S. Petri Apostoli; en in EGINHARDS
leven van KAREL den Grooten 1 j'usfu Stephani
IV
Rom.
CD Dccret. P. II. Catts.XV.Qu.at. VI. C. 3. ^.642.
G E S C H I E D E N I S .
67
IV
Rom. Pontificis; als ook bij R E G I N O : per auctoriBOEK
tatem Apostolicam jusfit Pipinum Regem creari.
I
&c. Maar daartegen gebruiken anderen veel zach- Afdeel.
IV
ter uitdrukkingen, die alleen eene raadgeving te
Hoofdft.
kennen geven: ex confultu B. Zacharice , Papas n a C . G .
urbis Rome, per Confilium legatorum et Zacharice. Jaar 622.
tot
814.
Pontificis enz. Waar uit blijkt, dat de eerfte uitdrukkingen niet in den volden nadruk moeten worden opgevat, te m i n , omdat de woorden auctor itas, jusfio, en zelfs pr&ceptum , toen meermalen
gebruikt werden, in den zin van toeftemming, verlof, goedkeuring enz. E n het geheele beloop der
Gefchiedenis toont, dat de Roomfche Bisfchop alleen als raadgever en goedkeurder zich gedragen
heeft, zoodat de ftrijd, over het regt van Koningen
af en aan te Hellen, met betrekking tot dezen Bisfchop van Rome, hier geheel noodeloos is. Dat
BONIFACIUS ,
en andere Frankifche Geestelijken,
zich in dit geval gemengd hebben, heeft ons de
Gefchiedenis in het voorgaande Deel doen vermoeden, maarzij deeden zulks, als Geestelijke Rijksftenden, van het Frankifche Rijk. Z A C H A R I A S zeil
overleed, in dezen tijd, in het jaar 752. Hij vertaalde de vermaarde wondergefprekken van zijnen
voorzaat G R E G O R I U S den Grooten in het Griekse!?.
zijnde hij zelf een geboren Griek, gelijk verfcheidenen van zijne voorzaten. Als eenige Venetiaanfcht
kooplieden eene menigte (laven van beide kunnen
te Rome gekocht hadden, om die aan de Arabieren in Afrika te verkoopen, gaf hij hun hun koopgeld terug, en Helde alle deze ongelukkigen in vrijheid.
E 2
Zijr
68
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
GO
IV
dat hun hunne zonden vergeven, en van dezen fleuteldrager des Hemelrijks, naar de hem van God ge- B OIE K
fchonkene magt, hier namaals eens de poort tot het Afdeel.
IV
eeuwig leven geopend worde ( * ) . Vooraf echter
Hoofdft.
begaf zich S T E V E N , met een aanzienlijk gevolg, na C. G .
naar den Koning AISTULF te Pavia, en drong bij Jaar 622.
tot 814.
hem, maar te vergeefs, aan, om de teruggave dei
ftad Ravenna, en van het Exarchaat, ja hij verwierf, ter naauwer nood, vrijheid, om zijne reize
te vervolgen.
PIPYN integendeel onthaalde hem met buitenge
meene eerbewijzen. Hij kwam hem in het begir
t
des jaars 754, met zijne Gemalin, zijne Zonen, er
vele Grooten, te gemoet; wierp zich voor hem tei
aarde, en verzelde den Bisfchop, die te paard blee;
zitten, een eind wegs, als een ftalknecht ( f ) ; maai
de Frankifche Jaarboeken weten niets van zoodanig!
vernedering des Konings. Volgens een derzelven ()
verootmoedigde zich de Roomfche Bisfchop vee
t
dieper voor den Koning, in zak en asfche, hem.
bij de barmhartigheid G o d s , biddende, om hem te
gen de Langoharden te befchermen. Deze geheeL
reis van den Bisfchop, die op zichzelve niet noodis
was, fchijnt met PIPYN afgefproken te zijn, opda
de Bisfchop dezen nieuwen Koning te meer aanziei !
en luider bij zijne onderdanen zou bezorgen, ei !
ooi
(*) STEPH. Ep. ad Duces Franc, XI. ib. p. 71.
(f) Zoo verhaalt ANASTASIUS in Stephano II.
() Annal. Metens. ad a. 753. ap, DUCHSSNE Tom,
III. pag. 17G.
E 3
70,
K E R K E L I J K E
BOEK
G E S C H I E D E N I S .
71
IV
zelfs Zonen inbragt ( * ) , en hen bij G o d , de H .
BOEK
Maagd MARIA, onze lieve vrouw, alle hemelfche
I
krachten, en bij dien Apostel, die hen tot Koning Afdeel.
IV
gezalfd had, fmeekte, hunne gift tot dadelijkheid te
Hoofd!t.
brengen; voornamelijk dewijl dit tot een losprijs van na C. G.
hunne zielen, (pro mercede anima vestros f) Jaar
zou 622.
tot 814.
ftrekken, en zij voor hunne gelofte aan God en
PETRUS ten jongften dage rekenfchap zouden moeten geven. Onmiddelijk daar na fchreef hij weder aan deze Vorsten ( f ) , dezelfde klagten, ffiei
bijvoeging, dat AISTULF hem naar het leven geftaar
en in de ft eden van den Heiligen PETRUS alles ver
woest had.
Spoedig echter klom de nood te Rome nog hoo
ger. AISTULF belegerde deze ftad met het begii
van het jaar 755 twee maanden lang; en verwoest
te alle omliggende plaatfen te vuur en te zwaard
Hier op fchreef STEVEN weder, in zijnen naam e
in den naam der Bisfchoppen en overige Geesteli
ken, ook der Hertogen en andere Bevelhebbers 1
Rome, van het geheele volk en van het leger a
daar, aan de Frankifche Geestelijkheid, de Groc
ten en Bevelhebbers van hun R i j k , om onverwijld
hulp ( ) ; hier bij voegde hij nog een' Brief i
zijn' naam alleen aan PIPYN (**); en eenen derden
op naam van den Heiligen P E T R U S , met een nieu
(
(*)
(f)
()
(**)
7*
K E R K E L I J K E
IV
ecli-
G E S C H I E D E N I S .
73
PETRUS
ne-
74
rv
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
75
76
K E R K E L I J K E
IV
overlijden in het jaar 756, werd de Hertog D E S I D E R I U S op den troon der Langoharden tegen zijnen
I
Afdeel. mededinger R A C H E S . , Broeder van den overledenen
IV
Koning, gehandhaafd door de legermagt van P I P Y N ,
Hoofdft.
na C . G, en zelfs der Romeinen, onder belofte , dat hij de
Jaar 622. bedongene Heden allen zou overleveren, en zich
tot 814. voorts vreedzaam gedragen. Ook ruimde hij dadelijk het Hertogdom Ferrara, Faventia, en nog twee
kleine plaatsjes aan de Roomfche Kerk in. De overige werkzaamheden van S T E V E N III. bepalen zich
tot den twist over de Beelden, waar bij hij ons weder zal voorkomen.
BOEK
PAULUS.
ANASTASIUS
G E S C H I E D E N I S .
77
IV
hij om krachtdadigen bijftand verzocht. Maar eenige jaren daar na zocht hij DESIDERIUS aan tegen de BOEK
I
Grieken, die Ravenna en Pentapolis met eenen in- Afdeel.
IV
val dreigden, toonende zicli nog meer afkeerig van
Hoofdtr.
de Grieken dan van de Langoharden, onder voor- na C. G .
wendtel van zijnen heiligen ijver voor de Beelden, Jaar 622.
tot 814.
maar in der daad, omdat hij de wraak van het
Keizerlijke Hof duchtte, aan hetwelk hij zoo fchoone landdreeken ontnomen had. Met dit alles bleef
'er nog fteeds eene betrekking van afhankelijkheid
jegens dat H o f overig, hetwelk blijkt, omdat hij
Afgevaardigden naar Ivonftannnopolen zond, wel
ever den twist omtrent de Beelden, maar welke Afgevaardigden het Hof toch niet ontvangen zou hebben, indien hij zich reeds geheel van het Keizerrijk
had losgefcheurd.
78
K E R K E L I J K E
Wat
(*)
ANASTASIUS
(f)
ANASTASIUS.
in Stephano III,
G E S C H I E D E N I S .
79
iV
Wat deze vergadering ten aanzien van de Beelden
befloten hebbe, zal ons in de Gefchiedenis van den BOEK
I
Beeldenftrijd voorkomen. Dit alleen moeten wij niet Afdeel.
IV
voorbijgaan, dat in weerwil van haar genomen beHoofdft.
fluit de Archivarim der Kerk te Ravenna, MICHAE- na C . G .
LIUS, zonder een Geestelijke te zijn, zich, met ge- Jaar 622.
wapende onderfteuning der Langoharden, tot Aarts- tot 814.
bisfchop dier ftad liet benoemen, en zich tegen alle
verboden van den Roomfchen Bisfchop een jaar
lang handhaafde, tot deze het eindelijk door dringende vermaningen zoo ver bragt, dat de inwoners
hem hunnen opgedrongenen Aartsbisfchop gevangen
toezonden, en eenen anderen verkozen (*).
go
IV
B0F.3C
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814 '
K E R K E L I J K E
om
's Konings
oogmerken
te keer te g a a n ; maar
gehoude beide
i n de S t . Pie-
zich
makende,
CHRISTOPHORUS
zeiven,
i n eenen
Afgevaar-
gedaan,
zijnde hij h u n g e w e l d ,
had hij niet kunnen verhoeden, dat deze zijne vijanden van het gezigt beroofd w a r e n , tegen zijnen w i l
en r a a d ,
Deze z o o groote
ftrijdigheid,
doen g e l o o v e n ,
dat
G E S C H I E D E N I S .
dat
STEVEN
Si
IV
BOEK
IV
Hoofdft.
den,"
zegt h i j ,
dat ik CHRISTOPHORUS en
(f)
XII D E E L .
82
IV
BOEK
1
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622
tot 814.
K E R K E L I J K E
des Duivels, uitvaren, in eenen Brief aan de Vorsten, vol bitterheid, even of hunne zaligheid hier
mede gemoeid ware, daar het hem alleen te doen
was, te verhinderen, dat de Franken en Langoharden vrienden werden, maar veeleer dat de eerden
de laatstgemelden noodzaakten, om hem eene aauzieneliike landftreek af te daan ( * ) .
hem
(*) Cod. Carol. XLV. pag. 282.
( t ) Vit. Car. M. Cap. 18.
() Mon. Sangall. de Gest. Cd;: M. Libr. II. in
CANis. Leett. Ant.'Tom. II. Part. III.
G E S C H I E D E N I S .
33
IV
hem Gezanten, om eene goede verdandhouding te
BOEK
vestigen; maar als ADRIAAN te kennen gaf, weinig
1
vertrouwen in hem te ftellen , maakte de Koning Afdeel.
IV
zich meester van verfcheidene plaatfen , aart de
Hoofdft.
Roomfche Kerk gefchonken; wanneer ADRIAAN zich na-C. G .
daar over door afgezondenen beklaagde, drong DESI- Jaar 622.
tot 814.
DERIUS aan op een mondgefprek met den Bisfchop,
hetwelk deze flandvastig weigerde, niettegenftaande
een der Afgevaardigden, de Kamerdienaar PAULLUS,
den Koning beloofde, den Bisfchop voor hem te
zullen brengen, al zou hij hem ook een ftrik aan
den voet moeten binden. Dezen P A U L L U S , die ten
tijde van S T E V E N IV moord en andere misdaden te
Rome gepleegd had, liet ADRIAAN , op zijne terugkomst, door den Aartsbisfchop van Ravenna gevangen nemen, en wilde hem met ballingfchat
ftraffen.
Hetwelk hij aan de Keizeren KONSTAN.
TYN en L E O meldde, hen verzoekende, Qdeprecam
eorum Imperialem c/ementiam,) bevel te willen ge
ven, hem naar eenige bewaarplaats in hun Rijk t(
verzenden ( * ) , Een blijk, dat hij van deze Keize
ren ten minden nog eenigermate afhankelijk was
hetwelk bevestigd wordt door eene onderteekenin;
van een zijner gefchriften : Imperante Domin
vostro piisfimo Augusto Conftantino etc.
F a
K E R K E L I J K E
( f ) In Adriant.
G E S C H I E D E N I S .
85
IV
dezelve niet zoo veel behelsde, als men geern wilde
BOEK
doen gelooven. Daar zijn over het geheel blijken
1
genoeg, dat KAREL fteeds de opperde magt voor Afdeel.
IV
zich behouden heeft, over die landen en plaatfen,
Hoofd!!,
welke hij thans aan de Roomfche Kerk en aan denna C . G
Apostel PETRUS fchonk; zelfs vindt men die in de Jaar 622
tot 814
Brieven van ADRIAAN; dus fpreekt deze van zijne
jleden in Campani, en echter meldt hij ( * ) , dat
hij de Capuanen niet alleen aan den Apostel P E T R U S , maar ook aan den Koning, (_in fide vestrce
regalis potentie,) den eed van trouwe heeft laten
doen. Ook beklaagt zich ADRIAAN zeer over den
Aartsbisfchop van Ravenna, LEO,die hem vele bezittingen betwistte, en 'er zich ten voordeele van zijne
Kerk meester van gemaakt had. Men gelooft tevens, dat ten dezen tijde, om gezag bij te zetten
aan de regten, welke de Roomfche Bisfchoppen
voorwendden, de gifte van Keizer KONSTANTYN
aan den Bisfchop SILVESTER is uitgevonden en verdicht, ten minden ADRIAAN fchrijft heel duidelijk
aan KAREL ( f ) : Even gelijk ten tijde van der
Zaligen SILVESTER , Bisfchop van Rome, van dei 1
Godvruchtigen Keizer KONSTANTYN den Grooten,
heiliger gedachtenis, door deszelfs milddadigheid >
Gods Heilige Katholijke en Apostolifche Roomfcb
Kerk verhoogd en verheven is geworden, en in de
ze Gewesten van Hesperie eene magt verkregei 1
heeft, zoo mag ook in uwe hoogstgelukzalige tijde; 1
e1
(*)
86
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
87
IV
ven worden, terftond werkftellig gemaakt had ( * ) .
Eenen afgevaardigden van A D R I A A N , die onbetame- B O E K
I
lijke redenen gevoerd had, hield K A R E L in een Afdeel.
IV
foort van gevangenis ; eene gebeurtenis , fchrijft
Hoofdft.
A D R I A A N ( f ) , welke federt het begin der wereld na C . G .
niet is voorgevallen, dat een gezant van den Hei- Jaar 622.
ligen P E T R U S , door eenig volk is aangehouden. In- tot 814.
zonderheid is in het Paufelijk wetboek ( ) de plaats
vermaard, volgens welke A D R I A A N , op eene Sijnode van 153 Bisfchoppen en Abten in het jaar 774
aan K A R E L , die toen te Rome was, het Regt heef)
gegeven, om eenen Roomfchen Bisfchop aan te ftellen en te laten inwijden; hem met het Patriciaat
bekleed, en verordend heeft, dat alle Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen van zijn rijk eerst van hem de
beleening ontvangen zouden, eer zij ingewijd mogter
worden. Men heeft wel de echtheid van dez Kerkvergadering, en dit haar befluit, betwist, maar dt
zaak zelve, of de daar in erkende regten van K A R E L .
is toch waar. Ondertusfchen bepaalde ADRIAAIS
van zijne zijde, zoo veel hij dechts kon, de magl
van dezen Vorst in de landen, die aan hem gefchonken waren. Hij wilde niet eens toegeven, dat KAR E L , door eenen gezant bij de verkiezing van eenen
Aartsbisfchop van Ravenna, dechts het geringde
aandeel aan dezelve zou hebben (**). Inzonderheid
prenl
(*) Cod. Carol. L X X X I V . pag. 459.
(f)
()
83
K E R K E L I J K E
IV
III,
erkent
a 796"
C f ) / . c. p. 520.
G E S C H I E D E N I S .
89
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
dienstigen omgang h i e l d , van de eene kerk naar de
Hoofdft.'
andere, door twee zamengezworene Hofgeestelijken , na C . G .
P A S C H A L I S en C A M P U L U S , gevolgd van eene menig- Jaar 622.
tot 814.
te gewapenden, van het paard getrokken, ter aarde
g e w o r p e n , en zoo m i s h a n d e l d ,
hem
de
hebben.
andere,
hij
flaande
en wondende , tol
ANASTASIUS
bezigt en de tong
door
een
zijn
geworden; maar
zen
aanzien ,
Eenige Jaarboekfchrij
melden ,
dat hem
dewijl anderen,
verhaal
o f z i c h vergenoegen
te
he t
herdeli l
wonderwerk
en onder de
als twijfelachti T
z e g g e n , dat d e
kunne n
niet hebben
die
door
den
Sak] !
ongemeen
eerbiedig
onderhandelingen
(Misfi)
met
ontvangen , maar
Koninklijke
W a a r i ij
na
eeni 'fi
gevolmagtigdi n
Aattsbisfchoppen ,
v jf
gezonden werd.
Thans
>
ri
po
K E R K E L I J K E
rigt over hem, hetwelk over de acht dagen duurde , maar in hetwelk de beide zamengezworenen
BOEK
I
niet in ftaat waren, de misdaden te bewijzen, met
Afdeel.
welken zij hem bij den Koning befchuldigd hadden.
IV
Hoofdft. In het volgende jaar 800 reisde K A R E L zelf naar
naC. G.
Jaar 622. Rome, alwaar hij gebood , dat alle aanwezende
tot 814. Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen en Abten, als ook
de Frankifche en Roomfche adel , zich in de Pieterskerk zouden laten vinden. Hier zat hij met
L E O en de Prelaten, terwijl de overigen ftonden.
Ook waren hier de befchuldigers van L E O tegenwoordig; maar als K A R E L en de Prelaten merkten, zegt een gelijktijdig Schrijver ( * ) , dat zij enkel uit nijd, en niet om der geregtigheid wille, hunnen Bisfchop vervolgden , bedoren zij , dat deze
zich vrijwillig, indien hij zulks begeerde, zon
kunnen regtvaardigcn. Volgens A N A S T A S I U S riepen
alle Prelaten , toen het rot een onderzoek over
LEO komen zou, uit, dat zij zich niet vermeten
wilden, den Apostolifchen doel, het hoofd van alle Gemeenten , te oordeelen : want hij kon, gelijk het altijd gebruikelijk geweest was, van niemand geoordeeld worden, alhoewel hij allen oordeelde, L E O zelf verklaarde zich de oude gewoonte
te willen volgen, en bereid te zijn, zich van alle
befchuldigingen te zuiveren. Den volgenden dag
erhalve , betrad bij , in tegenwoordigheid dezer
Vergadering , en van vele andere Romeinen, den
3redikdoel in de Pieterskerk, en het Euangelie in
IV
de
(*) Annal. Lambec. ad. a. 800.
G E S C H I E D E N I S .
91
IV
BOEK
I
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C . G ,
Jaar 622.
tot 814,
92
IV
BOEK
Afdeel.
IV
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
93
IV
Op deze wijze waren de Bisfchoppen van Rome,
BOEK
die , alhoewel nog niet met uitfluiting van andeI
ren , evenwel zich meer en meer gewenden, om den Afdeel.
tijtel van Papa, of met bijvoeging Papa Romanus IV
loofdlt.
(Paus, Paus van Rome) aantematigen, onder eene ia
, C. G .
nieuwe heerfchappij gekomen, van Vorsten, die voor 'aar 622.
;ot 814.
hun geduchter konden zijn dan de Keizers van Konftantinopolen , echter hadden zij onder de rege-Befluit.
ring van PIPYN en K A R E L den Grooten, een' aanzienelijken aanwinst van magt gedaan, daar deze,
hem noodig hebbende, tot hunne heerschzuchtige
oogmerken, hen door hunne giften tot een foort
van wereldlijke Vorsten verhieven, die echter van
hen afhankelijk bleven. Het gevolg hier van moest,
bij zwakke regeringen , en afwezenhcid der Vorsten, noodzakelijk zijn een gedurige ftrijd over de
zeer onbepaalde en onzekere regten van den Keizer
en den Paus, in der tijd; zoo veel te meer, omdat
deze Roomfche Paufen den naam van den Apostel
P E T R U S gebruikten, om hunne aanfpraken
op alles , wat hun goed gelegen kwam , kracht bij te
zetten.
94
K E R K E L I J K E
GESCHIEDENIS.
Bisfchop v a n Rome h e m , als zijnen
95
Opperheer, ge-
hoorzaamde.
IV
BOEK
I
men i n het v o r i g Tijdperk een begin ge- Afdeel.
IV
maakt, van het verzamelen der Kerkelijke wetten ( * ) , Hoofdft.
i n dit tegenwoordig, werd deze arbeid v o o r t g e z e t , na C . Gi
Jaar 622.
doch gedeeltelijk met i n z i g t , o m door ondergefchotot 814.
vene en verdichte Brieven der oudde Roomfche B i s f c h o p p e n , de eifchen en aanfpraken dier Bisfchop- Verzameling van
pen te onderdeunen; zoodanig was de arbeid van Kcrkelijdien Bedrieger, die daar toe den naam van ISIDO- kewetten.
Had
RUS
misbruikte
NIUS,
die
zoodanige
heeft
(f);
zelfs C R E S C O N I U S
een Afrikaamch
Bisfchop
verzameling
nagelaten, heeft
of
CRISCO-
van dezen
van Kerkelijke
tijd,
wetten
gelijk
met Sijnodak
Bisfchop
Kerkelijke w e t t e n , welke
ven
zij aangenomen
o f gege
w a s , fchonk A D R I A A N
van
Kerkelijke
hem
w e t t e n , (Codex
eene
Al;
geko-
verzameling
Canonum,)
waar
fchijn
( * ) Zie DeelX.
Bladz. 231.
179.
Biblioth.
Jur. Ca
Cano
96
K E R K
E L IJ K E
fchijujk ; opdat deze Vorst die ook in de Frankifche Kerken zou invoeren, zoo als zij bij de RoomI
Afdeel. fche aangenomen waren. Men heeft Handfchriften
IV
van dezelve in de verloopene eeuw gevonden, die
Hoofdft.
in
de Karolingifche eeuw behooren, uit welken
na C . G.
Jaar 622. blijkt, dat de verzameling van DIONYSIUS daar bij
tot 814. ten gronde gelegd zijn, maar die tevens merkelijke
veranderingen en bijvoegfelen ondergaan heeft ( * ) .
IV
BOEK
V IJ F D E
H O O F D S T U K .
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
n a C . G.
Jaar 622,
tot 814.
aan
Gefch. van het Kanon.
CHoegd.) Bladz. 172.
(*)
SPITTLER
regt.
enz.
G E S C H I E D E N I S .
o?
IV
aan ons voordeed; en men mag het alleen aan de
kundigheden van eenige weinige fchrandere hoof- B O E K
I
den , en aan de merkwaardige verfchillen in dit Afdeel
V
Tijdvak toefchrijven, dat het niet dieper en dieper
Hoffts
gezonken is. Voor de Regtzinnigheid werd zorg- M C .
vuldig gewaakt, door de voorfchriften en bepalin- (aar 6221
t o t " 814*
gen, zelfs in bijzonderheden van geen gewigt, n
met zorgvuldige keuze der bewoordingen; de Kerkvergaderingen gingen voort het - leerbegrip der beroemdde Kerkvaders, en der partij, die (leeds gezegevierd had, door hunne befluiten en banvloeken
te ftaven en te bevestigen. Deze beduiten werdeu
door de Forsten verder als, Godsdienst- en Rijkswetten bekrachtigd, dikwijls met uitdrukkingen van
den grootden eerbied.
Ondertusfchen waren 'er
reeds zoo vele bepalingen gemaakt, dat het niemand
ligt in de gedachten kwam, om nieuwe geVoclens
op te werpen; zelfs was de twist met de Mm*
theliten enkel een gevolg van den ouden twist met
E U T Y C H E S , en hier befliste de zesde algemeene
Kerkvergadering van het jaar 680, met hare gewaande magt, dat niemand voortaan ondernerheri
zoude, om aan CHRISTUS Hechts eenen wil toe t
fchrijven, maar dat 'twee willen in hem te ontkennen, kcttersch zou zijn en blijven.
Somtijds gebeurde het echter, dat de uitfpraken der Kerkvergaderingen tegen eikanderen inliepen , hetwelk
veelal daar in zijne aanleiding had, naarmate het
Hof voor het n of ander gevoelen partij koos.
De Geloofsbelijdenisfen , het zij van algemeene GeldoFsKerkvergaderingen voor hunne befluiten geplaatst; be.ijdeXII. DEEL.
of
nisfeiM
98
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
99
( f ) an. 7- P '
c
pag. 1068:
95\- * <=.
G a
IO0
IV
BOEK.
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
Jol
02
IV
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
103
den o p , die Heiligen tot hunne befchermers en verdedigers hadden; hij verzekert, dat niemand onder
zijne Toehoorders aan de vergeving zijner zonden,
en de verhooring van zijn gebed, vermag te twijfelen, daar hij zulken Foorbidder bij God heeft, en
ten laatden roept hij hem zeiven aan, dat hij toch
niet adate, hun met zijne gebeden bij te ftaan
enz. ( * )
Ontelbare
Van alle deze Heiligen werden ontallijke wonder-wonderwerken verhaald, welke het gezond menfchenverjland
werken.
moesten beledigen , fchoon het zich , door den
droom des tijds, gedwongen zag, om zich lievet
in allerhande bogten te wenden, dan het geloof tegen te fpreken ( f ) - Zelfs vonden de Monniken,
de wonderwerken, welke in hunne Kerken gebeur,
den, niet zelden lastig en onverdragelijk. In he
Klooster Moyen - Moutier in den Elfas , werdei1
door den Heiligen S P I N U L U S , die daar in de Kerl
be
(*) Opp- Tom. II. pag. 157-200.
(f)
MARILLON
fqq.
G
III. P. 1
104
K E R K E L IJ K E
BOEK
van dit Klooster, die ook een tijd lang Aartsbisfchop van Trier geweest was, en in het jaar 707
overleden i s , den Heiligen SPINLUS bad, daar hij
ftilte en rust genoot, zich ook over hem en zijne
Monniken te ontfermen, en hun ook ftilte in hun
Klooster te laten genieten. E n de overledene Heilig
verhoorde het gebed van den fterfelijken; de wonderen hielden o p , en het volk vetftrooide zich weder.
Nog merkwaardiger is het gedrag van den
Abt GUNTRAM, in het Klooster St. Trof/. Deze
deed alle moeite, dat de wonderen, welke bij het
graf van dezen Heiligen gebeurden , niet bekend
werden, want, zeide hij, zij worden aan de ongeloovigen uitgedeeld , maar niet aan de 'geloovigen;
en een ander Abt van hetzelfde Klooster, die dit
verhaalt, vindt dit gezegde daar door bevestigd ,
omdat niet lang daar na eenige Monniken midden
onder de wonderen zich niet ontzien hadden, God
te beledigen. Vrijmoedig fchrijft ook A U T P E R T ,
Abt van het Klooster van den Heiligen VINGENTIUS, aan den Vulturnus in het Beneventaanfche (-* ) , dat hij d.e wonderen van den Abt SPAL'D.O, ftichter van zijn Klooster, en deszelfs Klooster-,
(*)
Ap.
MABILLON.
/ . C. pag.
430.
G E S C H I E D E N I S .
105
IV
tevbroeders, iiet wilde verhalen; het grootfte wonBOEK
der was dit, dat zij de wereld met derzelver beI
geerlijkheid geheel verlaten hadden; velen fcheenen Afdeel.
V
het wondervermogen deelachtig te zijn, wier namen
Hoofdft.
niet opgefchreven waren in de Hemelen; men moest na C . G .
thans in de Kerk niet wonderwerken, maar eenJaar 622,
tot 814.
volmaakt leven zoeken; en zoo had ook de Heere
zijnen leerlingen vermaand, zich daar over niet te
verblijden , dat de booze geesten hun onderdanig
waren, terwijl het een veel merkwaardiger wonderteeken geweest was, ontelbaren door zijne verkee
ring van de aarde tot den hemel, van de duister
nis tot het licht over te brengen.
Hoe het vooi
het overige met de wonderwerken van dien tijc
dikwijls gefchapen dond, kan ons het verhaal eenig
zins duidelijk maken, hetwelk de Roomfche Bis
fchop STEVEN IV zelf geeft van zijne wonderdadi
ge genezing, in het jaar 754, als hij zich in he
Klooster van St. Denys bij Parys bevond ( * )
De Geneesheeren, zegt h i j , twijfelden reeds aai t
mijne herdelling, toen ik in de Kerk van gemeldei i
Martelaar bad, en bij het Altaar den goeden Het
der, den Heer P E T R U S , en den Lesraar der Hei
denen, den Heer PAULUS , z a g , die ik uit hunn
fchilderijn kende. Ook zag ik den Zaligden me
NYSIUS aan de regterhand van den Heer PETRUS
1640.
G 5
LABBEI
ft
Concil
106
K E R K E L I J K E
IV
I
Afdeel.
V
Hoofdft
tot
814.
of Over
Wijffels.
G E S C H I E D E N I S .
107
IV
opgezocht werden; voornamelijk zulken, welke tot
BOEK
CHRISTUS
zeiven betrekking hadden, waar onder
I
het hout van zijnen kruispaal het voornaamfte was. Afdeel.
V
De Hukken van hetzelve vermeerderden in dezen
hoofdft.
tijd ongemeen, men bewaarde ze tot wonderdadige ia C G .
genezingen en behoedmiddelen, zelfs voor geheele [aar 622.
:ot 814.
deden, tegen den vijand of andere onheilen, waar
van men een opmerkelijk voorbeeld ontmoet bij
E U A G R I U S ( * ) , ten opzigte van de ftad Apame'a,
in Syri. Ondertusfchcn was, gelijk men geloofde,
het eigenlijke kruis fteeds te Jeruzalem gebleven,
tot de Perfen hetzelve in het jaar 614 van daar
wegvoerden. Toen zij het vervolgens in het jaar
628 weder moesten geven, werd het door Keizer
H E R A C L I U S plegtig weder naar Jeruzalem
gebragt,
en toen waarfc hijnel ijk het Feest ingedeld, bij de
Grieken 2rotvgto<riiAot tfflS**
turn exaltationis
crucis
b i
genoemd ,
L a U
n e n
hetwelk
F e s
nog
'
ls
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
I
Afdeel. vinden van het kruis, hetwelk, onder den naam
V
ZTxuguQstvtix,
Festum inventionis crucis, Feest der
Hoofdft.
na C . G . Kruisvinding op den derden Meij gevierd wordt.
Jflar 622.
Behalve het kruis beroemde men zich nog op
tot 814.
vele andere Overblijffelen van C H R I S T U S . De Frankifche G R E G O R I U S ( f ) gewaagt van den rok zonden naad, die in de Kerk eener ftad van Galati
bewaard werd. Deze zal ten tijde van K A R E I , den
Grooten in het Frankifche Rijk gekomen zijn, in
het Klooster Argenteuil,
bij Parys, waar zijne
Zuster G I S E L A en zijne Dochter T H E O D O R A Nonnen waren. Lang in vergetelheid geraakt zijnde,
werd hij in het jaar 1156 op nieuw gevonden en
vereerd, in hetzelfde Klooster; fchoon men voorwendde, denzelven ook elders te bezitten. Zoo
weet B E D A ( ) aan zijne Monniken veel te vertellen van den Zweetdoek van C H R I S T U S , die naderhand te Befancon in het Graaffchap Burgondi vertoond is geworden, waar over J O A N J A K O B C H I F F L E T een Boek vol geleerdheid gefchreven heeft (**).
Nog
(*)
GREGOR.
DU
FRESNE
V . Xrxug. YI/A.
Glosfar. ad
L. I. C. 8.
">ag. 7,6S.
(**) De Linteis fepulchralibus
historica Antverp.
1624. \to.
Christi fervatoris
crijis
G E S C H I E D E N I S .
109
IV
Nog vindt men gewaagd van eene menigte andere
BOEK
Reliquin; als de fpons, met welke C H R I S T U S aan
I
het kruis gedrenkt is geworden; en van de Maagd Afdeel.
V
M A R I A , haren, melk, kleederen enz ( * ) .
floofdft. I
De wijzen, om Reliquin te ontdekken, waren na C . O onderfcheiden. Somtijds dwongen de Godvruchti- jaar 62a.
cot 814.
gen, als men het gelooven w i l , ze van den Hemel
af gelijk zekere vrouw, die drie jaren lang vruchteloos gebeden hebbende om eenig overblijffel van
JOANNES
den Dooper te mogen hebben, eindelijk
zwoer niet te zullen eten, voordat zij verhoord zou
zijn. Na zeven dagen gevast te hebben, zag zij
op den Altaar eenen ongemeen witten duim, dien
zij vrolijk als een Goddelijk gefchenk medenam.
Drie Bisfchoppen, gekomen , om denzelven te aanbidden , en wenfchende 'er ook iet van t'huis te
brengen, leiden een lap linnen onder den duim,
en terdond vielen 'er drie droppelen bloed op het
linnen, zoodat elk 'er eene kon medenemen ( | ) .
Doch 'er waren andere meer gewone en gemakkelijker middelen tot ontdekking van Reliquin. Somtijds gaven de Heiligen zelf daar van aanwijzing
door verfchijningen en openbaringen; men groef 'ei
naar op zekere plaatfen, en vond doorgaans het
n of ander; kortelings overledene voorbeelden van
Monniksheiligheid lieten dagelijks nieuwe dof tol
vetmeerdering van deze fchatten na; ook bereidde
y
mei;
JOAN. DALUEUS
IV
BOEK
1
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
lid
K E R K E L I J K E
men z i c h tot
zulke ontdekkingen
door
een plegtig
een
ligchaam kondigden
dikwijls
het
lijk
van
dit onderwerp
fchreven
over
ge-
(*).
Rome was
vloed'van
bijzonder
vermaard
zulke h e i l i g d o m m e n ,
door eenen
waar
maakten.
over-
van de
V a n alle oorden
Bis-
Vorsten
bragt
men
en
ANASTASIUS ,
eenen
Perfifchen
VINCENTIUS
Monnik,
worden.
Men
der Heiligen.
men
bij het
Om
graf
te zekerder
van een'
vond.
een
Het verminderen
teeken
van
het
ging
te
ligen
HUBERT,
ren
die
tot
van
van
die men
hun gewigt
begin hunner
wien z i c h
een'
Gra-
weten,
of
van
lieten de zieken
wegen,
daar
was
dan
genezing.
ook
bij de
Heiligen genezing
door
van deH
den
bijzonder die
dollen hond
gebeten
Dit
Heigenen
wa-
(f).
De-
Ord.
S. Bened. Sec.
III.
P.
I.
G E S C H I E D E N I S .
"1
IV
Deze eerbied voor Reliquin was niet enkel volksBOEK
geloof, of een deel der Monniken Godzaligheid,
i
neen, zij was algemeen heerfchende in de Kerk, Afdeel.
V
en de fchranderde verdanden prezen denzelven aan.
Hoofdft.
Op de tweede Kerkvergadering te Nicea, in het naC. G .
jaar 787, las de Bisfchop BASILIUS van AncyraJaar 622.
tot 814.
terdond in het begin zijne Geloofsbelijdenis voor,
waar in hij onder anderen zeide ( * ) : hij bad
om de voorfpraak van onze onbevlekte vrouw, de
Heilige Moeder Gods, der Heilige en Hemelfche
Krachten, en van alle Heiligen; ook nam hij derzelver heilige en eerwaardige overblijffelen met alle
verering aan; en aanbad die eerbiedig, (rtwrixMs
jrjojxuvft,) terwijl hij verzekerd was, aan derzelver
heiligheid deel te krijgen." De voorzittende Patriarch TARASIUS keurde deze verklaring, in naam
der vergadering, niet alleen volkomen goed; maai
de vergadering bevestigde ook vervolgens alle foor
ten van verering der Heiligen, ook plaatde zij o n
der hare beduiten de volgende, dat geene Kerk zon
ingewijd worden, zonder Reliquin in dezelve te
brengen, en dat de Bisfchop, die dit verwaarloozen z o u , zou afgezet worden. De vermaarde er
geleerde ALCUIN verzocht den Patriarch van dqui
Jeja, PAULINUS, om een ftukje van het levendmakende kruis, tot een bewaarmiddel, of van andert
Reliquin , (reliquiarum patrocinia ) ( f ) .
Ooi
ftelde hij levensbeschrijvingen en gedichten op ter een
dei
(*) Tom. IV. Concil. H A R D . p. 41.
(f) Ep. X X X V I . Tom. I. Opp. p. 49.
ui
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
113
heb
114
K E R K E L IJ K E
3
IV
LABB.
( t ) In
COMBEFISII
G E S C H I E D E N I S .
us
IV
nik te Jeruzalem, en ten laatften Bisfchop te MaBOEK
juma, omtrent het jaar 730, heeft in zijne LofzanI
gen, die dechts in het Latijn voorhanden zijn ( * ) , Afdeel.
V
de Maagd M A R I A , als de befchermfter, de hulp,
ioofdlt.
en het heil van het menfchelijk gejlacht aangeroe- 13 C. G ;
pen 5 en haar inzonderheid gebeden, dat zij zijn ge- [aar 622;
ot 814,
bed voor haren Zoon en God zou brengen, opd.n
hij door haar hunne zielen mogt behouden. De vermaardde Godgeleerde van dezen tijd onder de dieken, J O A N N E S van Damaskus, heeft zich inzonderheid ter eere van de Heilige Maagd beijverd, door
verfcheidene Kerkredenen of Predikatin ( f ) , in
welke hij vele bijzonderheden heeft van hare geboorte, kindsheid, ouders, maar ook van hare dood
en opneming ten hemel. Een man, die haar zoo
veel eer bewees verdiende het zeker, dat de Hulige Maagd , gelijk zijn Levensbefclivijver
JOANN E S J U V E N A L I S , Patriarch Van Jeruzalem,
in de
IXde eeuw, meldt, hem zijne regterhand weder zal
gegeven hebben, welke op bevel van den Cha/ij
Was afgehouwen.
Alle deze oefeningen eener verbasterde Godzalig Feest- eri
heid, aanroeping der Heiligen, verering van der- Heiligedagen;
zelver Beelden en Overblijffelen, Bedevaarten naar
hunne Graven, plegtige omgangen en gebeden tot
hunne eer, of Procesffn en Litann,
werden niet
alleen door eene verkwistende pracht in het verfraai'
jen en opfieren dier plaatferi en gedenkteekens 1
waa;
6
Opp- Tom. H .
pag.
539.
. .
H a
IV
BOEK
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tt 814
K E R K E L I J K E
HARD.
G E S C H I E D E N I S .
117
IV
enz. Ook waren 'er menigvuldige aanleidingen tot
BOEK
nieuwe Feestdagen. Het wijden van den HeidenI
fchen Tempel aller Goden, (Pantheon,) tot eene Afdeel.
V
Kerk van J U A I U A en alle Heiligen, door B O N I F A C I U S
Hoofdft.
I V , gaf gelegenheid, om in deze Kerk het Feest al- na C . G .
ler Heiligen te vieren, hetwelk vervolgens een al- Jaar 622.
tot 814.
gemeen Feest is geworden op den eerden November.
De vermenigvuldiging van Kerk- en Godsdienst- Liturgifche
plegtigheden maakte het. opdeden van Liturgien of
fchriften.
Kerkedienstboeken meer en meer noodzakelijk. De
vermaarde I S I D O R U S fchreef dus een werk over de
Kerkedienden , (de Ecclefiasticis Officiis Lihri Duo,)
in hetwelk alle de Kerkgebruiken, maar ook, op
zijne wijze, derzelver oorfprong en oorzaak befchrer
ven worden, die hij, zoo veel hem maar mogelijk
i s , uit het Oude Testament, of van de Apostelen
afleidt. Het eerde Boek handelt in vier en veertig
afdeelihgen van de Kerk , van de Tempels , van
Koren, van de Dankliederen, pfalmen, Lofzangen,
Beurtzangen , (antiphonce , ) antwoorden van het
Koor op het gezang van nen, ( responforia, }
gebeden, voorlezen van den Bijbel, Boeken en
Schrijvers , van het zingen van het Hallelujah,
{ Laudes; ) van de gezangen bij het offeren var
brood en wijn in het Avondmaal,
(offertoria,]
van de zeven gebeden bij het Avondmaal, (misfa,]
door welken deze gaven aan God geheiligd wor
den; van de Niceenfche Geloofsbelijdenis; van he :
openbaar zegenen des volks; van het offer, hctwell
de Christenen God in het Avondmaal brengen, ei 1
II 3
he t
m,
K E R K E L I J K E
CHRIS-
G E S C H I E D E N I S .
no
IV
C I I I U S T U S , mogen gefcheiden worden;) de KateBOEK
chumenen, en hunne voorbereiding tot den Doop;
I
dit leidt hem op het Sljmbolum, hetwelk de Apos- Afdeel.
V
telen zullen opgedeld hebben, ten diende der genen,
Hoofdft.
die niet lezen kunnen, of geene gelegenheid hebben, na C . G .
om te lezen; en op den Geloofsrege!, door de Jsar 622.
cot 814.
Christelijke Leeraaren ontworpen. Dit Boek wordt
befloten met berigten van den Doop en het Heilig
Olijfel. ( Chrisma.) De Doop i s , naar zijn gevoelen, drievoudig, de waterdoop, de bloeddoop door
den marteldood, en de doop der tranen in de Boete.
Met den gewijden olie worden de gedoopten
gezalfd, ten teeken van hun aandeel aan de Koninklijke en Priesterlijke waardigheid; en de oplegging
der handen van den Bisfchop, met zijn gebed, verwerft hun den Heiligen Geest. Onder A L C U I N S
naam komt ook een dergelijk werk voor onder zijnt
werken: De divinis opftciis Liber, maar anderei l
-hebben reeds getoond, dat hetzelve enkel uit di
werken van A L C U I N en andere later Schrijvers i:
zamengedeld, en dat het zulke lompe misdagen be
vat, welke A L C U I N niet in ftaat was te begaan.
IV
BOEK
1 I
Afdeel,
V
Hoofdft,
na C . G
Jnnr 622 .
tot 14
i~o
K E R
Hng
tier Boetelingen,
Priesters, hoe
K E
IJ K
leerende
de
E
Bisfchoppen eq
ver?
opleggen;
en
i n de ger
i n veifcheidene
vol-
van
THEODORUS
trouwens,
aan
EEDA
houden.
vond
wordt
een
of
Patrum,
Domini
wel
Excerpt urn de
vel poenitentice,
Egberti
foortgelijk
canonibus
werk
pecca-
Catholicorum
ad remedium
Archiepiscopi,
voor-
navolgers ;
De remediis
animarum
heel
toe-
Het
fpoedig
onder
BEDA
gedorven
zijnen naam
meer
(*),
genoeg
daartegen
voor waarfchuwden.
verklaarden,
en
anderen
Hispalis
'er
plaatfeu
en
AL-
CUIN
(*) Ap.
HARD.
Concill. Tom.
lil.
pag. 1061-1986,
G E S C H I E D E N I S .
121
IV
CUN.
De tweede Kerkvergadering van Chalons,
BOEK
van het jaar 813, drong 'er niet alleen op aan,
I
dat, met den bijdand des Keizers, de oude ftreng- Afdeel.
V
heid der bijna geheel buiten gebruik geraakte KerHoofdft.
kelijke Boete weder herdeld zou worden (*) , maar na C. G .
zij verklaarde zich tevens duidelijker over de nood- Jaar 622.
tot 814.
zakelijke belijdenis der zonden. Sommigen beweerden, zegt z i j , dat men aan God alleen de zonden
moet belijden; anderen willen ze aan den Priester
beleden hebben; het een en ander gefchiedt in de
Heilige Kerk niet zonder groote nuttigheid ; zoc
namelijk, dat wij aan God dezelve belijden, die de
zonden vergeeft; als ook, dat wij ze, naar de leere
des Apostels, aan malkanderen belijden, en vooi
malkanderen bidden, om zalig te worden. De be
lijdenis voor God dus reinigt de zonden; die aai 1
den Priester gefchiedt, leert, hoe zij gereinigd wor
den. KAREL de Groote zorgde in verfcheidene vai l
zijne wetten tegen Bijgeloovigheden. In zijne wet
ten van het jaar 789 ( f ) , wordt bevolen, valfcln
en verleidende fchriflen, zoo als een, hetwelk ii 1
ht jaar te voren van den hemel gevallen zou zijn>
te verbranden ; de rondzwervende Dweepers , di
gedeeltelijk naakt met ijzers, (waarfchijnelijk me t
ketenen beladen,) rondliepen, onder voorwendfel t
dat zij Boetelingen waren, zouden niet geduld wo;
den; maar als zij eene hoofdmisdaad begaan had
den, op ne plaats blijven, arbeiden, dienen, e 1
hun
( * ) HARD. Tom. IV. pag.
BALUZ.
1036.
122
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
(clocce,)
oefenen ( * ) ;
I
eene foort van wijding met w i j w a t e r ,
Afdeel. den ( f ) ,
V
waar bij men aan dezelven namen gaf; en toch
Hoofdft.
na C . G _ heeft hij deze gewoonte niet kunnen uitroeijen. O p
Jaar 622 de Kerkvergadering van Frankfort,
i n het jaar 7 9 4 ,
tot 814
liet hij verbieden ( ) , dat geene nieuwe
Heiligen
vereerd o f aangeroepen, o f Kapellen voor
dezelven
Kerk vereren,
hunne verdienden,
daar toe
zijn gebod
tegen het
wegens
Hier
misbruik
die,
verkoren waren.
der
Beelden
vermaarde
ge-
i n het vervolg
zal voorkomen.
Andere
D o c h het Bijgeloof werd niet i n den wortel aanbijgeloogetast, en had z o o vele takken voortgebragt, dat
vige gebruiken. het niets baatte, eenigen derzelven af te h o u w e n .
Zelfs miste men omtrent het ware oogmerk
onberispelijkde
loofde
Godsdiendige gebruiken.
den Zondag
dan
het
van
de
M e n ge-
waardigst \e
vieren,
den
noodzakelijkften
bij den
en
veldbouw,
Roomfche
ontChriste-
(*)
/. c. Cap. 77.
(t)
244.
( ) /. c. pag. 269.
(**) Cap. III. a. 789. /. c. pag. 243.
. Ctt) Conc. Cabil. circa a, 650. C. 18. T. lil. H A R D . / . 950.
G E S C H I E D E N I S .
123
IV
tenen durfden niet eens op dezen dag rijden, of
BOEK
varen, zich baden, of brood bakken ( * ) . DaarteI
gen hadden 'er hier en daar nog Liefdemalen of fvfdeel.
V
Agapen plaats, wier eigenlijke bedoeling echter al
loofdft.
voor lang verloren was, en die nu tot fmulpartijn a C . G .
in de Kerken geworden waren ( f ) .
Hoewel het] aar 622.
at 814.
zonder grond i s , dat de Roomfche Bisfchop VITALIANUS, het Godsdienjlig gebruik der Latijnfche
taal in de Westerfche Kerk zou ingevoerd hebben,
werd het gebruik derzelve thans meer algemeen,
door het invoeren van de Roomfche Liturgie of
Kerkedienst; waar op bjzonder KAREL de Groote
zeer gezet was , bijzonder rigtte hij Zangfcholen
op, een te Mets en een te Soisfons, waar Roomfche Zangers de Franken in het Gregorlaansch Gezang onderwezen. Omdat het School te Mets het
voornaamfte was , noemden de genen, die in de
Frankifche Kerk Latijn fpraken, een Kerkegezang,
Metenfis, en z i j , die de Frankifche taal, (Theutonica Jive Teutisca Lingua,~) gebruikten, Mete of
Mette, of ook wel Metisca
().
(
124
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdfl.
na C . G.
Jaar 622
tot 814.
K E R K E L I J K E
ren,
van
Simon
den Too*
kroon
aan
die van
het
, m o e s t , de-
M o n n i k te
Rome
geko-
maan-
den lang zijn haar laten groeijen, eer hij tot Onderdiaken
PETRUS
T R U S fcheering
gingen
en
beuzelingen
door
zulke
met
gelijke
PETRUS
ge-
geloof en P E flappen
kluisterde
voort,
de Bisfchop
met het
M e n h a d , omtrent de
reeds
federt
de I V d e
Avondmaal
leere van
gemaakt, en
eeuw
het
z i c h de Leeraars der K e r k
fchoon
begonnen
had ,
formulier o f
van
hetzelve,
voor-
hadden
behouden, o m z i c h uit te d r u k k e n ; t r o u w e n s ,
ter-
dat
de
het ligchaam
Christenen
in
en bloed des
het
Avondmaal
Ileeren
ontvangen
G E S C H I E D E N I S .
125
IV
BOEK
Afdeel.
V
C H R I S T U S , o f gelijk A G U S T I N U S , een teeken tot
Hoofdft.
godzalige herinnering voor de C h r i s t e n e n ; o f gelijS na C . G .
F A C U N D U S , het brood was niet eigenlijk het lig- Jaar 622.
tot 814.
chaam van C H R I S T U S , noch de wijn zijn bloed,
maar zij bevatten alleenlijk de verborgenheid van zijl
ligchaam en bloed.
E v e n weinig vastigheid had deze leere ook i n di
V I I en V l I I d e eeuw.
In de vroege
van Hispa
CHRIS
'e
Ik ben c,
ligchaam van C H R I S T U S
en de wijn zit t
CHRISTUS,
Wanneer
i n dezen beker de w i
veienigd;
de vermengit g
v; n
116
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
jaar 622
tot 814,
K E R K E L I J K E
het
ligchaam
van
CHRISTUS?
De
G E S C H I E D E N I S .
127
IV
van deze plaats twijfelingen gemaakt, maar daarteOEK
gen is dit zeker, dat van O R I G E N E S af tot op T H E I
ODORETUS
toe genoeg Griekfche Kerkleeraars het Afdeel.
V
brood en den wijn iftw* van C H R I S T U S ligchaam
Hoofdft.
en bloed genoemd hebben.
na C. G.
Gewigtiger was de verfcheidenheid omtrent deze Jaar 622.
tot 814
leere in de VlIIfle eeuw. De aigemeene, (Oecumenifche,) Kerkvergadering te Konftantinopolen, in
het jaar 754, die de verering der Heilige Beelden
verbood, was ook niet gunftig voor den wondervollen zin van het Avondmaal. Die genen , zegt
zij ( * ) , mogen zich verheugen en juichen, en met
alle vertrouwen te werk gaan, die het ware Beeld
van C H R I S T U S met het opregtde hart maken, er
wenfehen en vereren, en tot heil der ziele en des
ligchaams offeren, hetwelk hij zelf, onze heilige
volinder en G o d , terwijl hij uit ons geheellijk dc
ftoffe aannam, zijnen Godsdiendigen ten voorheek
en ter duidelijkde herinnering gegeven heeft. Voorts
fpreekt zij van eene ftoffe tot een beeld uitverkoren,
dat i s , de Zelfftandigheid, (*,)
des broods
C H R I S T U S heeft gewild, dat het brood des Avond
maak, als een zeker Beeld van zijn natuurlij}
vleesch, geheiligd door de komst des Heil. Geests
een Goddelijk ligchaam, door bemiddeling van dei 1
Priester, zijn zoude. Het oogmerk van de vergade
ring was, zich tegen het vereren van de Beeldei 1
der Heiligen ook van dezen grond te bedienen, da t
zelf
(*) Tom. IV. H A R D . pag. 36S. in Act. Concil. Oe
turn. VII. feu Nicani l i .
128
IV
BOEK
1
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
/. . pag. 370.
G E S C H I E D E N I S .
den bijvoegt:
1-29
dat
CHRISTUS,"
fchrijft
van
hij,
IV
Na.
de plegtigheden
BOEK
1
aangewezen,
Maar
te t o o n e n ,
ligchaam
O p eene an-
dere plaats ( f )
verzekert h i j , dat C H R I S T U S
beeld, (figura,)
van zijn
hei
hoogheilig ligchaam et
():
Hij
wascht
zalig lijdei t
T. VII. p. 271.
XII DEEL.
Dom. Tom
l 0
3
K E R K E L I J K E
BOEK
beeld,"
(*) Ep. LXXV. ad patres Lugd. T. I. Opp, p. IOJ.
(+) Epist. XXXVI. /. c. pag. 49.
() De Liturg. Gall. pag. 95.
G E S C H I E D E N I S .
131
IV
beeld," lezen wij daar ( * ) , of eenige voorbeelBOEK
ding, (prefiguratie-,) maar zichzelven heeft CHRISI
TUS aan God den Vader voor ons ten offer ge- Afdeel.
V
bragt, hij heeft ons geen ingebeeld kenmerk,
Hoofdft;
(indicium,) maar het Sacrament van zijn bloed ennaC. G
ligchaam medegedeeld. Men mag het geen beeld Jaar 62;;
tot 814:
van deze verborgenheid des Heeren noemen, maar
de waarheid; niet de fchaduw, maar het ligchaam.'"
Elders ( f ) lezen w i j : Dit Sacrament wordt door
de hand des Priesters, en door de aanroeping van
den Goddelijken naam, volbragt, (conficitur.)
sSTu zou men verwachten, dat KAREL de Groote
2ich op geene andere wijze zelf zal uitdrukken, dan
zijne Godgeleerden gedaan hebben; ondertusfehen
fchrijft hij in eenen Brief aan ALCUIN ( ) : de Verosfer heeft aan zijne jongeren brood en drinkbeker 3
tot een beeld, (in figuram,) van zijn ligchaam en
Moed gegeven^
Met meer zekerheid kan men van de Griekfche
Kerk der VIHde eeuw zeggen, dat zij der leere van
de verandering van hl brood allengs gundig is geworden. Men kan zich hier niet beroepen op zekei
werk, (MVS-IJMJ ha>f*,) waar in de uitdrukking.
veranderen, (jusr.7roij9-ijiias,) in de voordelling var
het Avondmaal voorkomt, en hetwelk men hielc
voor een werk van GERMANUS, Patriarch van Konftantinopolen, dien driftigen voordander van de ver
eerinj
(*) Lihr.
(f)
Lihr.
208.
132
K E R K E L I J K E
IV
Hoofdft.
Maar J O A N N E S Damascenus, de
na C . G
Jaar 622 , matifche Schrijver van deze eeuw,
tot 814
voornaamde Dogen ijverig voordander van den Beeldendienst, heeft een min dubbelzinnig en uitvoerig getuigenis van zijn geloof,
omtrent het Avondmaal nagelaten ( f ) , volgens hetzelve kent hij eene verandering in den eigenlijken
zin , eene vergoding , welke hij onnaarfpeurelijk
noemt, doch waar bij hij zich op de Goddelijke almagt beroept. Ondertusfchen fchijnt hij de uitdrukkingen der oude Griekfche Kerkleeraren, van zekere verandering in het Avondmaal, ( peretfioto],
lAirotsoixK,
vigheden
omtrent
het Avondmaal
G E S C H I E D E N I S .
133
Can.
83.
Tom.
III. H A R D . pag.
1692.
(f)
()
HARD.
p. 1028.
I 3
13+
K E R K E L I J K E
Can.
5.
HARD.
(f)
MAB1LLON.
Tom.
III.
pag.
1814.
G E S C H I E D E N I S .
35
IV
Dus beginnen hier reeds de naderhand zoogenoemBOEK
de Zielmisfen. Doch in de volgende eeuw vierde
1
men het Avondmaal tot velerhande oogmerken voor Afdeel.
V
levenden en dooden. De Brieven van BONIFACIUS Hoofdft.
en zijne vrienden zijn met voorbeelden hier toe be- na C. G .
trekkelijk opgevuld, BUGGA, eene Engelfche N o n , Jaar 622.
tot 814.
verzoekt hem voor de ziel van eenen hater nabetraanden dit geestelijk middel meermalen te gebrui.
ken
(Sanctar. Misfarum oblationes') (*) Zijn
leerling LULL , Aartsbisfchop van Mentz, beveelt
aan de Priesters en Nonnen in Thuringen, tot afwending van den geefel des regens, op zekere dagen tot den avond te vasten, en vijftig Pfalmen t
zingen; maar bijzonder behoorden de Priesters di<
Mis fee te houden, welke voor goed weder beftermI
waren; ook moest elk van hen 'er dertig voor de 't
Roomfchen Bisfchop, en tien voor twee Leeken zir
gen ( f ) . Een ander Bisfchop fchrijft aan deze tl
L U L L , dat hij voor hem en anderen, die zich i n
zijne Gewesten aan den dienst van CHRISTUS g
wijd hadden , het Avondmaal plegtig zou bedi
nen ( ) . De Abt GUDBERT meldt hem (**), d it
hij bevolen had, 90 Misfie te bezorgen voor e< n
aantal overledene Broeders. Zelfs Kerkvergadering, :n
van deze tijden bevestigden dit gebruik des Avon dmaals. De Bisfchoppen en Abten te
Attigni, in
het jaar 765 vergaderd, delden vast ( f t ) , dat, ', ls
N i F A C . Ep. XXXV.
( t ) Ep. L X U .
()/>. LXXIV.
O*) Ep. XCV.
(ff) Tom. III. " r,D. pag. 2009.
I 4
(*)
i;0
136
TV
BOEX
Afdeel.
V
Hoofdft.
C. G
Jaar 622.
tot 814,
K E R K E L I J K E
den van hen dierf, elk der overigen voor hem 100
Mis/a door den Priester zou laten zingen; maar
dat elk Bisfchop 'er 30 van zou waarnemen, A L C U I N roemt ook in een gedicht de voordeden, welke de ziel van eenen overledenen door deze heilige
plcgtigheid geniet ( * ) .
Uit het werk, in naam
van K A R E L den Grooten gefchreven, ziet men niet
minder, dat hij, met zijne tijdgenootcn , voor de
overledenen niet alleen door gebeden en aalmoezen;
maar ook door het Avondmaal, (Misfarum folennia,) gewoon was om rust te bidden ( f ) .
De Oosterfche Kerk, doorgaans getrouwer aan de
oude inrigting, fchijnt van dit alles nog niets geweten te hebben; maar ook in de IVesterfche werd
dit niet algemeen goedgekeurd, T H E O D U L F , Bisfchop van Orleans, die aan zijne Geestelijkheid verfcheidene goede voorfchriften gegeven heeft, bij
voorbeeld, dat hij het begraven der dooden in de
Kerken verbood ( ) ; dat men Gode dagelijks eenige keeren zijne zonden zou belijden, omdat de belijdenis of biecht derzelven aan den Priester dechts
raad bezorgde, hoe men ze door boete en gebed
zal uitdelgen (**), gaf 'er ook eenigen omtrent het
Avondmaal. Hij verordende, dat hetzelve enkel in
de
(*) Poema de Pontif. et SS. Eccles. Ebor. p. 812.
Tom. II. Opp. pag. 250.
ap.
(f)
()
Capituiare
HARD.
Tom.
III.
ad Parochue fua
pag.
914.
Sacerdd. Cap. 9.
GESCHIEDENIS.
137
IV
de Kerken, niet in bijzondere huizen, zou gehouBOEK
den worden ( * ) . Hij prees over het geheel het
I
menigvuldig gebruik van hetzelve aan; en wilde, Afdeel.
V
dat de Christenen zich door gedrenge oefeningen Hoofdft.
daar toe zouden voorbereiden, en het inzonderheid na C . G .
allen zouden gebruiken, op de zondagen der groote Jaar 622.
tot 814.
vasten, op de drie laatde dagen der goede week,
en op Pafchen ( f ) . Aan de Priesters verbood hij
het afzonderlijk Avondmaal te houden, hetwelk in
Bedehuizen gedeeltelijk voor dooden gehouden
werd ( ) .
E n vooral verbood hij uitdrukkelijk,
dat geen Priester het alleen zou bedienen, dewijl
deze dienst zonder zegening van het volk, en deszelfs antwoord, niet gefchieden kon (**). Dit laatfte verbood ook de Kerkvergadering van Mentz, in
het jaar 813 ( f f ) ; want hoe kan, zegt z i j , de
Priester zeggen : De Heere zij met ulieden! of hot
kan hij vermanen: Surfum cordal als hij niemanc
bij zich heeft? Wij hebben hier voor uit den rege [
van C H R O D E G A N G voor zijne Kanunniken () kun
nen beduiten, dat zulk houden van het Avondmaa l
met aalmoezen betaald werd; wij kunnen hier ui t
genoeg afleiden, hoe even daarom zulke ftille mis/ei t
en zielmisfen grootelijks werden aangeprezen, dewr l
zij voor vele ledigloopende Priesters een beftaan op
leverden.
(*)
()
Cap. 45-46.
(ff)
Can.
43.
(t)
Tom. IV.
H A R D . pag.
15
1015.
13S
K E R K E L I J K E
d "
e r
G E S C H I E D E N I S .
IV
flerker van eenen D R I T H E L M , in de laatde tijden
BOEK
der Vilde eeuw, in Nordhumberiand (*) Deze,
I
een getrouwd man en vader, was, in den nacht ge- Afdeel.
V
ftorven zijnde, den volgenden morgen weder levend Hoofdft.
geworden, en deelde toen terdond zijne bezitting na C . G .
onder zijne familie en de armen, en begaf zich als Jaar 622.
tot 814.
Monnik in de afgelegende plaats in een Klooster.
Naderhand vertelde deze man, doch alleen aan z u l
ken,
die, of door vrees voor de pijnigingen dei
hel verfchrikt, of zich in de hoop der eeuwige
vreugde verlustigende, door zijne gefprekken in god
zaligheid wilden toenemen, en onder anderen aai t
zekeren Monnik en Priester, H A E M G I L S , die dich
bij hem in eene Kluis leefde, en van wien B E D /
zijn verhaal ontving, dat h i j , door eenen glansrij
ken geest geleid, bij een diep dal was gekomen 1
van onmeetbare lengte, welks ne zijde met vree
felijke vlammen gevuld, maar de andere door hage 1
en fneeuwjagt onverdragelijk koud was. Ontelbar
zielen fprongen gedadig van de ne zijde naar d 3
andere, om vergeefs befchutting te zoeken tegen d e
hitte of tegen de koude. Hij dacht, dat hier d e
hel was, maar zijne leidsman verzekerde hem, df t
r
ijo
IV
OBI!
K E R K E L I J K E
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot
814.
Oor-
G E S C H I E D E N I S .
141
Libr. V . Cap. 4.
(t)
()
142
K E R K
E L IJ K E
IV
G E S C H I E D E N I S .
i43
IV
mm
'
"
"
Om ge-
BOEK
Afdeel.
Ook BEDA en
ALCUIN namen
144
IV
BOEK
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
N E S , en
THOMAS,
XXXII
Boeken van
HS
KLEMENS,
BOEK
en dergelijkeiii
1
Weinig zal men, in dezen tijd, melding ver- Afdeel;
V
wachten, van het beoefenen der oordeelkunde om- Hoofdft;
trent den Tekst des Bijbels, daar men toch geheel na C . G ;
geen werk maakte van den oorfpronkelijken Tekst, jaar 622.
tot 814;
dien men niet verdond, ten minden wat het Hebreeuwsch van het Oude Testament betreft. Even- Biibelfetae oorwel was z i j , ten aanzien der Latijnfche vertaling, deelkunde oplettendheid van K A R E L den Grooten en A L - de.
CUIN
niet geheel ontgaan, K A R E L z e t , in een
voorberigt voor de verzameling van
Predikatin,
door hem bezorgd (*>, dat hij de Boeken der H .
Schrift, ( i n de Latijnfche Overzetting namelijk,]
die door de onbekwaamheid der Affchrijvers bedorven waren, naauwkeurig heeft verbeterd. T>z Frankifche Gefchiedfchrijver T H A G A N ( t ) fchrijft, da'
K A R E L in bet laatfte jaar vr zijne dood, zooda
nige verbetering bijzonder bewerkt heeft in de viel
Euangelisten. (Quatuor Euangelia Christi cim
Grcecis et Syris optime correxerat.)
Men heef
deze woorden in den zin opgevat, als of men dl
Latijnfche Euangelin met den Griekfchen en Syri
fchen Tekst had vergeleken, doch, misfchien wi I
de Schrijver alleen te kennen geven , dat K A R E I
niet hulp van eenige Grieken en Syrirs aan d
ver
S
(*) In
MABILLON.
Anall. t.
I.
p. 25. et in
BALUZ
De
DEEL.
DUCHESNE
Tom
146
K E R K E L I J K E
IV
Overzet
RICH. SIAION
G E S C H I E D E N I S .
147
IV
In de Griekfche Kerk ontmoeten w i j , in dit TijdBOEK
perk, dechts weinige Bijbeluitleggers. Onder dezelI
ven behoort H E S Y C H I U S , wiens leeftijd echter on- Afdeel.
V
zeker i s , en zelfs door F O T I U S , die van zijn werk
Hoofdft.
uittrekfels geleverd heeft (*), niet opgegeven wordt, na C. G .
zijn voornaamfle werk, hetwelk alleen in eene flech- jaar 6 2 2 .
tot 814.
te Latijnfche Vertaling voorhanden is ( f ) , is een
Commentarius over het derde Boek van M O Z E S , en Griek
bevat eene nafporing van den geheimen zin van dit fche HEBoek, en van de plegtigheden van den Levitifchen
Godsdienst.
Zoo wel Roomsch - Katholijken als
Protedanten hebben moeite gedaan, om die plaatfen
uit dit werk op te zamelen, die van het Avondmaal gewagen, welke dan eene eigenlijke tegenwoordigheid, dan weder een beeld van C H R I S T U S ligchaam en bloed in hetzelve fchijnen aan te duiden.
Onder den naam van H E S Y C H I U S is nog eene kleine
bijdrage overig tot de uitlegging des Bijbels:
SYCHIUS.
Cod. 2(5o. et 2 7 5 .
2.
148
IV
BOEK
l
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C . G
Ja?r 622.
tot 814
Catena?
Patrum.
K E R K E L I J K E
E^ijy)(r;f vvAteytiaot
sx lixQogciiv
5T7s-
Bij.
G E S C H I E D E N I S .
149
(V
Bijbelboeken, bij voorbeeld over SALOMO'S Predi150EK
ker ( ) , waar in hij echter geene Schrijvers uitI
drukkelijk noemt,maar die aanwijst door het woord- Afdeel.
V
je: anders.
Hoofdft.
Eene andere wijze van Bijbeluitlegging was, het na C. G.
(aar 622.
voordellen van vragen en derzelver beantwoording, tot 814.
waar van T H E O D O R E T U S en C Y R I I . L U S van Alexandr voorbeelden gegeven hadden. Deze werd gevolgd door M A X I M U S , eenen Monnik in de nabuurfchap van Konftantinopolen, die eene menigte van
vragen over den Bijbel opdelde , en in derzelver
beantwoording zijne fcherpzinnigheid vertoonde ( f ) .
F O T I U S , die den inhoud derzelven ook heeft opgegeven ( ) , berispt het harde, gedwongene en dui{tere in zijnen flijl. Zijne oplosfingen, zegt hij,
gaan zeer ver af van de letter en van de bekende M A X I M U S .
gefchiedenis; doch wie van anagogifche en befpiegelende oplosfingen houdt, die zal nergens menigvuldiger en meer uitgewerkte aantreffen."
Uit de geheele achtfle eeuw kan men geen enkel
uitlegkundig werk van eenen Griekfchen Godgeleerden noemen, behalve de Commentarius van JOANN E S van Damaskus, over de Brieven van P A U L U S :
en ook dit is niet meer dan een uittrekfel, hetwell
hij opgedeld heeft uit de verklaringen van J O A N N E ;
C H R Y S O S T O M U S , over deze Brieven, bij welken hi
decht
JOANNES
K3
150
IV
BOEK
Afdeel,
V
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
Pijtleggersin dc
Latijnfciielverk.
K E R K
E L IJ K E
L E
QUIEN
Paris.
1712,
G E S C H I E D E N I S .
J O A N N E S , van AMBROSIUS A U T P E R T ,
151
eenen
IV
Fran-
BOEK
I
Afdeel.
V
Boeken ( * ) .
Hoofdft.
na
C
. G.
Onder alie de Uitleggers v a n dezen tijd is B E D A
Jaar 622.
de beroemdde en vrnchtbaarde. H i j heeft over de
tot 814.
meeste Boeken des Ouden Testaments verklaringen
Heiligen
VINCENTIUS ,
i n Neder Itali,
i n tien
tijd
verlangde,
gebruikt.
ginnen i n het I V d e
werken
Deel
zijner
Voor
Z i j be
der Keul
aan daat
zijne
vervolgens
zijne verklaringen
Boeken van M O Z E S ;
Allegorifche
Boeken v a n S A M U E L ;
over
fchrijft
is v o o r
Esra en Nehemia;
den L e z e r zelfs
der letter h e i l z a a m ,
f
tr
beantwoording
als oc k
BEDA,
pervlakte
de vij
uitleggingen de r
vei
(Hexamt
i n de oj )-
(*)
letter,
als vruchten
heeft boven
boven
de ee; 1-
de bladerei 1.
W a it
's.
Colon. 1536. in ivo. et in Biblioth. PP. Par
152
K E R K E L I J K E
IV
verborgenheden,
de Kerk, wan*
en TOBIAS zelf
Daar na volgen
Hoofdil.
pa C . G drie Boeken over het Boek Joh, doch die eer zijn
Jaar 612 toe te fchrijven aan eenen Priester,
P H I L I P P U S , in
\ot 814
Drie
Boeken
over de Spreuken
van
SALOMO , is
wel beter getroffen, voor zoo ver hij hier gelegenheid had, om zedelijke voorfchriften te ontwikkelen; doch die hij niet genoeg naar den geest des
Schrijvers, of uit de Oosterfche wijze van voorftelling wist op te helderen, of zich voor de verstgezochte AUegorn te wachten. Wat men van zijne
Uitlegging over het Hoogelied te wachten hebbe,
kan men ligt opmaken, zonder ze zelfs gelezen te
hebben. Zijn gefchrift:
De tabemaculo et va/is
ejus,
ac vestibus facerdotum
Libri
tres,
is insge-
G E S C H I E D E N I S .
J53
IV
Het gene hij over het Nieuwe Testament gefchreBOEK
ven heeft, is van eenige meerdere waarde. In het
I
Vide Deel van zijne werken daan uitleggingen over Afdeel.
V
alle de Boeken van hetzelve; maar de uitvoerigden Hoofdft.
over de Brieven van PAULUS zijn volgens NABIL- ia C . G .
Jaar 622.
LON ( * ) het werk van FLORUS, Diaken te Lyon, tot 814.
in de lXde eeuw; het echte werk van BEDA had
hij onder den naam van Coilectionum, als ook Liber Coilectionum in Apostolum ex fcriptis Augustini,
in Handfchriftcn ontdekt.
Slechts een eenig van alle deze fchriften verdient
eene bijzondere opmerkzaamheid, Liber retractationis, (dus noemde hij het naar zijn groot voorbeeld
AUGUSTINUS,) in Actus Apostolorum ( f ) , behelzende bijvoegfelen en verbeteringen op zijne vroegere
uitlegging van dit Boek ( ) . Bijzonder heeft hij
daar in een aantal plaatfen aangemerkt, in welken
de Griekfche Tekst van de Latijnfche Overzetting
verfchilt. Hij wist niet, gelijk hij in de Voorrede
zegt, of deze plaatfen door de achteloosheid var
den Overzetter weggelaten, of anders uitgedrukt,
of in het oorfpronkelijke vervalscht waren, of ir
hare eerde gedaante waren blijven daan. Eene ver
valfching wil hij niet onderdellen; veel meer waar
fchuwt hij zijne Lezers , foortgelijke aanmerkirigei
alleen geleerdheidshalve te lezen; maar niet, om naa
dezelve de Latijnfche Overzetting te verbeteren
be
(*) Analect. Tom. I. pag. J2.
(f)
()
154
K E R K E L I J K E
IV
G E S C H I E D E N I S .
t&S
IV
bijna woordelijk, afgefchreven. Hier bij moet men
BOEK
g voegen eene uitlegging van de eigen namen I
der Voorvaderen van C H R I S T U S , welke hij naar den Afdeel.
V
Letterlijken, Allegorifchen, en Zedelijken zin heeft Hoofdft.
verklaard. De vraag, welke men niet op dezelfde na C. G .
wijze heeft beantwoord: hoe veel kennis A L C U I N Jaar 622.
tot 814.
van het Hebreeuwsch bezeten hebbe? kan men wel
uit deze fchriften niet bedisfen, omdat h i j , wat de
overzettingen uit die taal betreft, dezelve van ouder
uitleggers ontleend heeft; maar al mogt hij daar ook
het een en ander biigevoegd hebben, zou men echter daar uit dechts tot eene zeer matige kennis van
de eerde beginfelen dier taal beduiten kunnen.
Twee Frankifche Juffers, G I S L A en R I C H T R U .
D I S , verzochten hem, om eene fchriftelijke verkla.
ring van het Euangelie van J O A N N E S . Om haar t(
voldoen, fchreef hij eene vrij uitvoerige uitlegginj
van hetzelve in zeven Boeken, waar in h i j , gelijl
hij zelf zegt, het meeste uit A U G U S T I N U S en B E D A >
en voorts het een en ander uit A M B R O S I U S en G R E
CORIUS den Grooten overgenomen heeft.
Op gelijk e
wijze heeft hij, in zijne verklaring der drie Brieve 1
van P A U L U S , aan T I T U S en P H I L E M O N , de uitleg
gingen van I H C R O N Y M U S , en in het gene hij ovt r
den Brief aan de Hebreen gefchreven heeft , Kerl
redenen van C H R Y S O S T O M U S over dien Brief, na; ir
0
e-
156
K E R K E L I J K E
Damasce
als het eerde volledig zamenftel van de Christelijke
nus.
GESCHIEDENIS.
157
IV
geven. Daar zijn verfcheidene Geleerden van dezen
BOEH
naam geweest, en daar onder Mohammedaanfche
I
Geneesheeren van later tijden, welke F A B R I C I U S ( * )Afdeel.
V
naauwkeurig onderfcheiden heeft.
Onze J O A N N E S
Hoofdft.
was te Damaskus in Syri geboren , welke ftad na C. G .
toen onder het gebied der Arabieren behoorde , Jaar 622.
tot 814.
waarfchijnlijk omtrent het einde der Vilde of het
begin der Vlllfte eeuw. Zijn vader fch'rjnt geweest
tezijn S E R G I U S , Schatmeester van den Chaiif ABD A L M E L E K . Een zeer geleerde Italiaanfche Mon
nik C O S M A S , dien de Arabieren gevangen haddei I
weggevoerd, maar dien S E R G I U S , op zijn verzoet
van den Chaiif bij zich gekregen had, onderwee;
hem in de Spraakkunde , Wijsgeerte, Wiskunde >
en Godgeleerdheid. N a zijn vaders dood fchonl
hem de Chaiif, ongeacht zijn tegendreven, de eeid
waardigheid, iruTo<rvu!3iSAos noemt hem zijn Le
vensbefchrijver J O A N N E S , Patriarch van Jeruzc,
lem ( t ) die ons verder het volgende verhaal me
dedeelt. Om dezen tijd fchreef J O A N N E S tegen de 1
Keizer L E O den Ifaurier het n en ander ter vei
dediging van de Beelden der Heiligen.
Dit m
haagde den Keizer zoo zeer, dat hij eenen Bri< |
van"JOANNES hebbende doen onderfcheppen, eene n
anderen, met eene nagemaakte hand, liet fchrijver
in welken J O A N N E S hem voordelde, hem Damash isin handen te willen leveren, welken nagemaakt! n
Brief L E O aan den Chaiif zond, die terflond, zo 115
(*) Bihl. Gr. Vul. VIII pag. 77" ( f ) Tom. 1. Opp. Damasc. pag. IX.
1
153
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
K E R K
E L IJ K E
de regterhand Het
ge-
man
leide
herdellen,
Heilige
flaap,
Chaiif,
Chaiif
hem vergunde,
de
ten ( * ) .
J O A N N E S , zijn vermogen onder de armen, gevangenen ,
zijne flaven ,
fchonk,
verdeeld hebbende,
lem,
aan welke
ging vervolgens
hij de
vrijheid
Kerken,
naar
Jeruza-
Deze C O S M A S ,
Majuma,
1278.
G E S C H I E D E N I S .
159
IV
die bij de Grieken onder den Godsdienst veel geBOEK
bruikt werden, door ben MAaSof, (de Zanger,)
1
genoemd ( * ) . In het Klooster werd JOANI^ES ge- Afdeel.
V
field onder het opzigt van eenen ouden
Monnik, Hoofdft.
die hem de drengde zelfverloochening en volmaakt- iiaC. G .
fte Monnikengehoorzaamheid leerde , en ten dien Jaar 622.
tot 814.
einde verbood eenig werk te maken van geleerdheid
of dichtoefening; eens een klein lijkgedicht opgedeld
hebbende op verzoek des Broeders van eenen overledenen Monnik, dreef de oude man hem uit zijne
C e l , en naauwelijks konden eenigen der eerwaardigfte Monniken hem zoo ver bewegen, dat hij hem
vergiffenis fchonk, onder voorwaarde, dat J O A N N E S
alle vuilnis uit het geheele Klooster met zijne handen zou wegdoen. Deze begon ook op daande
voet zijnen arbeid; welke gehoorzaamheid den ouden Monnik zoo wel aanftond, dat hij hem omhelsde en aan zijne borst drukte.
ifjo
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdft
n a C , G,
Jaar 622
toe 814,
K E R K E L I J K E
Jeruzalem
Priester,
benoemde
Klooster terug,
H i j bleef z i c h be-
beftrijden van de
ge-
van Jeruzalem,
JOANNES
leven
is*
Patri-
baar Schrijver.
Zijn
JOANNES,
heeft.
van Damaskus
zijne
LUS
verklaring
over de Brieven
(**).
PAU-
is ge-
der
Wijs-
beeld bijgebragt
van
gefchriften
MARIA
Verfcheidene
een voor-
kleine dukjes
worden,
five
Canon
van het
Pafchalis,}
dus
( f ) Bladz. 149.
( ) Zie Deel X I . Bladz. 177.
Zie boven Bladz. 115.
G E S C H I E D E N I S .
II
LE ouiEN
bezorgd te Parys
1712, in
dm
i6x
K E R K E L I J K S
grond-
G E S C H I E D E N I S .
163
ifj
K E R K E L I J K E
IV
BOEK
Afdeel.
V
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 622.
toe 814.
Maar het grootde van alle werken van D A M A S C E N U S , zijne heilige vergelijkingen, (rx tgx -irxex\\ t j A # , ) is eene leerdellig-zedekundige verzameling
ran uittrekfels, in welke hij de leere der Heilige
Schrift vergelijkt met plaatfen uit de Kerkvaders,
i ierst had hij dit werk in drie Boeken verdeeld,
vaar van het eerfte van God en Goddelijke zaken;
het
G E S C H I E D E N I S .
165
IV
Maar
naderhand
geloofde
hij,
v o o r den L e z e r te zullen m a k e n ,
het
BOEK
handel-
I
Afdeel.
V
diendiger
wanneer
hij de
loofdir.
bijzondere onderwerpen i n
bragt.
Tgtxfos; mei
xtg, ra
de laatde
agxs
letter
rss
AQWAIOV
co dechts
xoti Y ^ X S
1o> Qtov;
HVXI
K%*\XMV1M
Daartegen heeft
n enkel artikel:
Bxvxla.
Onder
eerst een
:ot 814.
elk
aantal
nt^
artikel o f
Bijbelplaatfen,
Griekfche Kerkva-
Joodfche Schrijvers P H I L O
en J O S E F U S ;
zedelijken i n h o u d , en gelijk
bevestigd
wordt.
doch van
de Schrijver z e g t ,
die ook door
D i t werk is
niet
tot
vij-
zonder
n u t , de meeste artikelen zijn van zedekundigen inh o u d ; ook vindt men daar i n een
plaatfen
uit
verlorene
fchriften
merkelijk
ter
vele plaat
aantal
van Kerkvaderen,
g e b r u i k , t<
worden ,
gelijk
van
dezen y 1
iS
MAXIMUI
166
K E R K E L I J K E
IV
CHUS,
jaar
629
in de
Laura,
of
GESCHIEDENIS.
167
ISIDORUS
L 4
d (
IOC
T A J O van
if)8
IV
K E R K E L I J K S
BOEK
Het
fchriften i n
Z i j n oogmerk
ande-
van Toledo,
(f)
Hij on-
des menfehen,
op de M e n s c h w o r d i n g van C H R I S T U S , en de fchikkingen
van G o d omtrent
fehen;
hij
van
befchrijft
de
den D o o p van J O A N N E S
en
af-
w i j z e l i n g , (Catechumemis,)
ftap n a ;
hij verklaart deszelfs n a a m , en alle zijne voorbereidingen tot den D o o p , inzonderheid de bezweerin-
G E S C H I E D E N I S .
169
IV
gen, door welken de Duivel, (Zabulus,) zigtbaar
BOEK
bedwongen wordt; zijne zalving; maar hoofdzakel
lijk het Symbolum of de Geloofsleuze, die men hem Afdeel.
V"
moet overgeven. Deszelfs Apostolifchen oorfprong
Hoofdft.
onderdellende, verklaart hij alle de woorden, om- na C . G .
dat daar in alle leerdukken, (Sacrament'a,) begre- Jaar 622.
tot 814.
pen zijn. Langst houdt hij zich op bij de leere van
CHRISTUS. De Heilige Schrift merkt hij meermalen , verbonden met de leer der Kerkvaderen,
aan, als de bron van den Godsdienst; men moet
in dezelve die Boeken, welke van alle Katholieke
Gemeenten aangenomen zijn, dellen boven die genen , welke fommige Gemeenten niet aannemen. In
de Opftanding, zullen de ligchamen der Heiligen
Geestelijk, dat i s , in volmaakte fchoonheid, opftaaii; maar de ligchamen der Goddeloozen met derzelver gebreken en wanftaltigheden. Die genen zullen de zachtde draden lijden, die, behalve de erfzonde , geene andere, of dechts geringe zonden bedreven hebben. Tot aan de Opdanding zullen de
zielen der overledenen in zekere verborgene bewaarplaatfen opgedoten zijn. Gedurende dezen tijd bekomen zij door de overgeblevenen eenige verligting,
gedeeltelijk, wanneer het offer des middelaars voot
hun geofferd wordt; gedeeltelijk, wanneer 'er aal
moezen in de Kerk gedaan worden. Eindelijk ver
zelt hij den doopeling tot het doopwater, en dewij
hij dit met de roode zee vergelijkt, ontleent hij vel<
geheimzinnige toepasfingen uit de Gefchiedenis dei
Israliten voor den Doop. De Doop, welks pleg
tigheden hij ook befchrijfr, zal de erfelijke en da
L 5
d e
170
IV
BOEK
I
Afdeel.
V
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
fchriften
171
IV
(de
BOEK
itinere de-
de Afdeel.
V
voorfchriften opgegeven, welke den gedoopten t o t
Hoofdft.
het doel der zaligheid leiden k u n n e n ; maar het be- na C . G .
vat voorts z o o vele myftieke uitleggingen, dat men Jaar 622.
tot 814,
'er weinig aanmerkingswaardig i n vinden k a n .
ferti,
Hoe
ken,
worden
wij echter
H e t gefchrift,
Commentarius ,
in librum
dat onder
de Drieenheid onder
Boethii de
zijne
werken
E e n bijzonder Boek
zijnen naam
ligt
ondei
BEDA.
et individu* Trinitatis,
Carolum M.
ad gloriofum Imperatoren
III.. hetwelk
802 o f 803 o p g e d e l d ,
doch
vat
vooi
van A U
ad
Fredegifum
Qtiastiones X X V I I I .
vragen;
be
ALCUIN
doel
door M O N T F A U C O N
1
ontdekt:
van A L C U I N
>
Libellus de procesfio
dee
(*_) CAVE Hist. Litter. Fel. I. pag. 616.
172
K E R K
E L IJ K E
IV
Zedeleere
Onder de Ierfche Monniken, die men ook Schotten noemde , onder welken vele geleerde lieden
waren, meent men, dat fommigen vrijer en douter
dan de overige Godgeleerden over de leerdellige godgeleerdheid hebben gedacht en geleerd, .zoodat men
hen voor de eerfte Leeraars der Scholastieke Godgeleerdheid in Europa zou moeten houden; de beroemde B E N E D I C T U S , Abt van Aniane, omtrent
het begin der IXde eeuw ( * ) , noemt hen de voornaamde Schoolleeraren van zijnen tijd. , , Zij bedienen z i c h , " zegt hij, van eenen misleidenden
Syllogismus, met welken zij bewijzen, dat 'er even
zoo wel eene Drieenheid van Zelftandigheden als
van Perfonen is. Wanneer de misleide Toehoorder
hun toedemming geeft, befchuldigen zij hem, dat
hij drie Goden vereert; maar ontkent hij, dat de
drie Perfonen ook zoo vele Zelfftandigheden zijn,
dan werpen zij hem tegen, dat hij de Perfonen niet
erkent."
De zedeleer van dezen tijd bedond in verzamelingen van fpreuken, uit den Bijbel en uit de Kerkvaderen, uitweidingen over bijzondere deugden en
ondeugden, oefeningen van Godsvrucht en Godvruch-
(*) In
BALUZ.
G E S C H I E D E N I S .
173
174
K E R K E L I J K E
IV
G E S C H I E D E N I S .
175
IV
later Schrijvers niet voor de zijne erkend worden.
BOEK
Eenigzins wordt dit vergoed, doordien de Heilige
I
A U E N of A U D o N u s , de gemeenzaamfte vriend van Afdeel.
V
ELIGIUS ,
en Aartsbisfchop van Rothomagum ,
Hoofdft.
(Rouen,) tot aan het jaar 683, ons een uittrek- na C. G .
fel der Zedelesfen bewaard heeft, uit de Kerkrede- Jaar 622.
tot 814.
nen van E L I G I U S , in eene verhandeling, de rectitudine Catholic<e converfationis, welke aan A U G U S T I NUS is toegefchreven, en onder deszelfs werken gevonden wordt, uit welke verhandeling de ftraksgemelde plaats genomen is.
Van de Predikatin van B E D A is reeds aangemerkt , dat de meesten, die in zijne werken daan,
niet echt zijn, fommigen echter zijn boven allen
twijfel van onechtheid. De gewoone gang van dezelven is deze, dat eene voorgelezene Bijbelplaats
omdandig, doch even zoo dikwijls allegorisch en
tnyjlisck, als letterlijk, verklaard wordt, waar b i
dan dichtelijke toepasfingen gevoegd worden. Dal
h i j , gelijk anderen in de Westerfche Kerk, door
gaans in het Latijn gepredikt heeft, alhoewel dezt
taal in fommigeLanden geheel niet, in anderedecht;
verminkt en verbasterd in gebruik was, zoodat dergelijke voordellen in deze taal voor de Ongeleerder
voldrekt onverdaanbaar moesten zijn, leidt ons tol
de gisfing, of niet wel de Predikatin van dezer
tijd grootendeels enkel voor de Geestelijkheid bedemd zijn geweest. Voor de Ongeleerden geloofd*
men genoeg gezorgd te hebben, als men hen d<
Apostolifche Geloofsbelijdenis en het Onze Vade\
liet van buiten leeren, welke beide opdeden BED^
ii
176
K E R K E L I J K E
Z E S D E
H O O F D S T U K .
Godsdienstwisten. Paulicianen.
Nestorianen en
Monophyfiten. Monothelitifche Twisten.
Maroniten. Adoptiinen. Verfchillen over de
Beelden der Heiligen.
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
'tot 814,
aan
G E S C H I E D E N I S .
177
IV
BOEK
en ein-
DEEL.
173
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
en
G E S C H I E D E N I S .
179
IV
en zich Twijfelaars, ( Ai^ivs^svs,) genoemd. Zij
BOEK
zelve hebben zich vervolgens in twaalf partijen verI
deeld: Acephali, die het Henotikon van ZENO niet Afdeel.
VI
aannemen; de Dioskorianea; de Condobauditen,
3oofdft.
dus naar een huis in Konftantinopolen genoemd, ia C . G,
waar zij hunne vergaderingen hielden; de An- [aar 622.
tot 814.
geliten, die wel den Vader, Z o o n , en H . Geest
van eikanderen onderfcheidden; maar te gelijk beweerden, dat geen derzelven van nature God i s ,
maar iet gemeenfchappelijks heeft, te weten, de op
zich zelve bedaande Godheid, welke zij ook G o d ,
Wezen, Natuur noemden; elk die daar aandeel aan
heeft, is G o d ; hunnen naam hadden zij van hunne
vergaderplaats te Alexandri; - de Paulianisten, die
dechts zekeren PAULUS MELANUS voor regtzinnig
erkennen; de Petriten, Cononiten, Efaianiten,
en Niobiten, die even zoo dachten van PETRUS
MONGUS, zekeren
CONON, ESAIAS en
STEFANUS,
en NIOBES; verders de Maroniten, die de vierde en de twee volgende Oecumenifche Kerkvergaderingen verwerpen; in het Trifagium,
(driemaal
heilig,) de kruifiging invoegen, ook ( * ) die dechts
nen wil en ne werking in CHRISTUS toelaten;
zij hebben hunnen naam van het Klooster Maro in
Syrii eindelijk de Tritheiten, die met PHILOPONUS drie verfcheidene wezens en naturen in de
Drieenheid aannemen, en de opdanding der lig/
cha-
1S0
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G,
Jaar 622
tot 814
K E R K
E L IJ K E
G E S C H I E D E N I S .
181
GRETSER
1.
M 3
K E R K E L I J K E
iSi
IV
BOEX
I
Afdeel.
VI
Hoofdl.
pa C . G
Jaar 622
tot 814
men.
die
en
zich
langen
van
tijd
Paulicianen,
daande h i e l d e n ,
K e i z e r r i j k , maar o o k i n
het
door
G e b i e d der Chalifen;
ontdonden
eeuw
a f breidden zij z i c h
Landen uit.
Patriarch
hen te vervolgen
Westerfche
v a n Konftantinopolen,
en PETRUS SICU-
aanhang,
en JOAN-
had,
die hetzelve
eeuw
weder
omtrent
vernieuwden.
het
i n Sygebloeid
midden der V i l d e
H e t fchijnt
z e l f s , dat
N a a r den oudden
Paulicidnen.
dezer
Doch
voort i n
In
Ar-
Broederen hadden
n a eenigen
tijd
aanzien
bij
( * )
PHOTIUS
FAUCON
c.
WOLF
PETRUS
SICULUS
MONT-
Anecd.
Het ver-
MATTH. RA-
G E S C H I E D E N I S .
183
IV
bij deze partij, dan de beide Broeders. Hij wilde
BOEK
voor dien S I L V A N U S gehouden zijn, van wien P A U 1
L U S in zijne Brieven gewaagt, en wendde voor, Afdeel.
VI
dat hij van dezen Apostel gezonden was. Van
Hoofdft.
Mananalis, een vlek bij Samofata, begaf hij zich na C. G .
naar Cibosfa, een klein plaatsje in Armeni. Be- Jaar 622.
tot 814.
halven een mondelijk onderwijs, wilde hij, dat zijne
aanhangers alleenlijk de fchriften der Euangelisten
en Apostelen lezen zouden, terwijl hij, in fchijn ,
alle Manichefche Boeken verwierp, alhoewel hij,
in den grond, derzelver inhoud behield, en de gemelde heilige fchriften naar derzelver zin verdraaide.
Nadat hij zeven en twintig jaren lang vele inwonen
van Armeni op zijne zijde gebragt had, gaf d<
Keizer K O N S T A N T Y N zijnen Bevelhebber S I W E O N ir 1
last, om hem te draffen, en de medegenooten zij
ner dwaling, indien zij zich wilden bekeeren, aai t
de Katholijke Leeraren ter onderwijzing over te ge
ven. S I M E O N nam K O N S T A N T I N U S . met alle zijn
aanhangers gevangen , en maakte met de genen 1
die geneigd waren, hem te verlaten, de gemeld I
fchikking , maar gebood den overigen , hunne I
Leerarte fteenigen. De meesten konden daar to
niet gebragt worden; maar zekere J U S T U S , dien h j
tot Zoon aangenomen had, gaf hem den doodeli
ken worp met eenen deen. Ondertusfchen biet f
niet alleen de grootde hoop bij zijne leerdellingen >
maar SIMEON zelf, .verleid door gefprekken mi :t
hen, voegde zich heimelijk bij hen; en drie jare n
daar na van het Hof ontvlugt zijnde, ging hij na: ir
Cibosfa, alwaar hij zich tot Leeriiar onder deze g
M 4
zin i-
184
K E R K E L I J K E
IV
en
G E S C H I E D E N I S .
185
IV
en van den Keizer vrijheid kreeg, om zijne werkBOEK
zaamheden met volkomene vrijheid uit te oefenen.
I
Kort daar na echter begaf hij zich, met zijne aan- Afdeel.
VI
hangets, naar Mananas, in het Gebied der AraHoofdft.
bieren , alwaar hij overleed, zijnde omtrent 30 ja- na C. G .
ren lang het Opperhoofd van zijne partij geweest. Jaar 622.
tot 814.
De dood van G E G N / E S I U S veroorzaakte nieuwe
onrusten onder de Paulicianen. Zij verdeelden zich
tusfchen zijnen onchten Zoon Z A C I I A R I A , en eenen
anderen, J O Z E F , dien fommigen ook voor eenen
bastaard hielden. De haat der partijen ging zoo
ver, dat men tot dagen kwam, en bijna was JOZ E F door Z A C H A R I A S vermoord geworden. Eindelijk bedoten zij geheel van elkander te fcheiden.
Alzoo intusfchen de Arabieren eenen inval in het
Romeinfche Rijk ondernamen , vlugtte Z A C H A R I A S
alleen in hetzelve; maar zijne aanhangers werden
van de Arabieren nedcrgefabeld. Eenigen tijd daai
na bergde zich ook J O Z E F met de zijnen in hun
oud verblijf in Armeni,
naar Episparis.
Hiei
overviel hem .een Overheidsperfoon met Soldaten;
zijne leerlingen werden gevangen genomen ; maai
hij en andere hoofden ontkwamen in Frygi; kon
daar na zettede hij zich te Antidchi in Pifidi ne
der, alwaar hij op nieuw eene Gemeente verzameld hebbende, dierf. Vervolgens werd deze gezindte door zekeren B A A N E S voortgeplant. Te gelijk kreeg zij een' ander Leeraar aan S E R G I U S , die
zich voor den Heiligen Geest uitgaf, en eene nieuwe fcheuring tusfchen de wederzijdfehc aanhangers
veroorzaakte.
M 5
Schoon
186
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622 ,
tot 814
K E R K E L I J K E
geven,
onderfcheidde.
gehouden,
voornamelijk
omdat
TRUS
op:
z i j den
niet voor
echter
w a s , en hen van de
Z i j werden
deeds
z i j wijzen
Vervolgens geven
n o g de volgende
THOMAS en P E -
dwalingen der
Paulicianen
w o r d e n d e , o m te b e k e n n e n ,
dat JEZUS
uit haar is
gebragt,
lig-
hebben.
Het
op eene zeldzame
voor
Avond-'
maar verklaar-
wijze.
Het
De
Kruis
Profeten
ver-
del-
lingen.)
dat
zijne
D e n Apostel PETRUS
hij CHRISTUS
Brieven
Ouderlingen
verachtten z i j , o m -
verloochend heeft,
niet
en
Gnostifche
aannamen.
Priesters
waarom z i j
Z i j hadden
zij
noemden
geene
hunne
, (vwiv.ltpti,)
(vslxgioi,)
en derzelver medewelke z i c h
nergens
door
G E S C H I E D E N I S .
187
IV
door van de overigen van hunne partij onderfeheidden.
BOEK
(Jok was het eigen aan de Paulicianen, dat zij de
1
andere Christenen enkel Romeinen noemden; zelve Afdeel.
VI
zeer ondeugend geleefd zullen hebben; en eindelijk
Hoofdft.
aan de kleine zetels hunner Gemeenten de namen naC. G .
Macedoni, Achaje, Philippi, Ephefus, enz. ge-Jaar 622.
tot 814.
geven hebben. Men fchijnt dus, volgens deze befchrijvingen, hen voor eene Gnostifche partij te moeten houden, die z i c h , niettegenftaande vervolgingen
en onderlinge verfchillen, eeuwen lang hft weten
te handhaven. Zij fchijnen al vroeg de befcherming
der Chalifen genoten te hebben. Volgens THEOFANES ( f ) , liet de Chaiif W A L I D , die in de eerfte
jaren der VlIIde eeuw regeerde, den Aartsbisfchop
PETRUS van Damaskus de tong uitfnijden, omdat
hij de dwalingen der Muhammedanen en Manichen
bedreden had, en bande hem naar G e l u k k i g - ^ Ui alwaar hij volkomen den Marteldood onderging,
nadat hij vooraf door een wonderwerk zijne fpraak
wedergekregen had. Het gefchrift, een gefprek tegen de Manichen,
dat onder de werken van joANNES DAMASCENS ( f )
gevonden w o r d t ,
heeft
C t ) PP-
T m 1 ,
^fS'
4 9-4 72
188
K E R K E L I J K E
BOEK
ge-
G E S C H I E D E N I S .
189
IV
gemerkt werden, naar Bagdad, hetwelk de Chaiif
BOEK
A L M A N S O R in de VlIIde eeuw bouwde, en dewijl
I
deze dad ook fomtijds Babyion genoemd werd , Afdeel.
V
I
fchreef hij zich ook Patriarch van Babyion. In
Hoofdft.
later ecuwen hebben zij zich ook Patriarchen van na C. G .
Moful, niet ver van de puinhoopen van het Oude Jaar 622.
'tot 814.
Ninive, genoemd (*).
Men vindt bij ASSEIMANI de geheele lijst dezer Hunne
voorPatriarchen der Nestorianen of Chalden, gelijk zij naamfte
ook genoemd worden. Deze lijst begint van den PatriarApostel T H O M A S , die voor den Apostel der Ooster- chen.
lingen gehouden wordt, doch eigenlijk was BAB^EUS
of BABU/KUS , de eerde van deze partij, die van het
jaar 49 of 499, tot het jaar 503, het Aartsbisdom
en naderhand zoogenoemde, Patriciaat van Seleucii
aan zich trok ( f ) . Een der vermaardde onder de
zeiven was J E S U J A B U S van Gadala, naar zijne ge
boorteplaats, een dorp in Arabi-, ter onderfchei
ding van anderen van dien naam, geheten. Hij be
kleedde deze waardigheid van het jaar 629 tot 647
De Perftfche Koning S I R O E S zond hem als Gezan
aan den Keizer H E R A C L I U S , om den vrede me t
denzelven te duiten. Bij deze gelegenheid werd hi i
bij de Nestorianen zoo verdacht, omdat hij met d
Katholieke Grieken Kerkelijke gemeenfchap zou g
oefend hebben, dat zij zijnen naam uit hunne Kei
keboeken uitfchrapten; tot dat zijne regtvaardigin TD
en de befcherming des Vorsten zijn gezag wede r
hei
(*) ASEKANl Bibl. Orint. T. III. I'. H P- 616-62;
( t ) Zie DeelX. Bladz. 394.
190
K E R K E L I J K E
IV
herdelden.
Hij zou ook van MUHAMMED eenen
voor zijne gezindte voordeeligen Gunstbrief verworBovendien heeft hij ook verklaringen
Afdeel. ven hebben.
VI
over de Pfalmen, Brieven, Redevoeringen en verhaHoofdft.
len nagelaten (*).
na C . G.
BOEK
Jaar 622.
tot 814.
A S S E M A N . Not.
ad EBEDJESU Cat.
Lihror. Syror.
G E S C H I E D E N I S .
191
IV
ten hadden, tot hetzelve terug gebragt heeft,hebben
BOEK
wij voorheen gemeld (*), als ook van het beroemde
I
Chineefche gedenkduk, hetwelk den bekeerings-ijver , Vfdeel.
VI
der Nestorlanen in die Landen befchrijft (f)oofdft.
Hoe uitgebreid het Kerkelijk Regtsgebied van den 1 C . G ,
Nestoridanfchen Patriarch reeds in deze eeuwen J lar 622.
>t 814.
geweest z i j , en verder geworden i s , kan men best ^
opmaken uit de Alphabetifche Naamlijst bij ASSEMA- litgeMI (). Damaskus werd omtrent het jaar 800 ne t reidheid
anhet
der X V aan denzelven onderworpene Metropolitaan- j [erklijk
Jebied
Kerken. Nifibis, anders Soba genoemd, was het <
.erNestolang te voren. Ook verkreeg Samarkanda , de j ianen.
Hoofddad van Marawalnahar,
(anders Maracanda,) in het oude Sogdiana, dit voorregt, in het
jaar 714, en naauwelijks kan men twijfelen , of
zelfs in China was ten dezen tijde deze waardigheid ingevoerd. Maar, behalve ZQO vele Aftatifche
Landen, werden 'er ook allengs in Egypte, hetwelk
de Syrirs Mesren, de Arabiers Mesr noemden,
de gronden toe gelegd. Doch eerst in de Xlde
eeuw klom de Nestoriaanfche Gemeente aldaar tot
den rang van eene Metropolitaanfche.
n
(f)
( 5 ) Notitia
Patriarch*
Ecckparum
33-
Metropolitanarum,
Nestoriano fubjecta
qua funt
in ASSKMAN. Bibl.
Or.
192
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
waren
tal
zij i n
Egypte
verre
de
talrijkden
in
ge-
(*)
I
Antichi
was de Stoel en Zetel van den JacobU
Afdeel.
VI
tifchen Patriarch;
doch nadat SEVERUS i n de eerHoofdrt.
na C . G . de tijden der V i d e eeuw van daar verdreven w a s ,
Jaar 622. heeft dechts n enkele van h e n , ELIAS , en w e l
toe 814.
op bevel van den Chaiif WALID , i n het jaar 7 1 1 ,
Hunne
patriarchen van
Antichi
en Amida
Hetzelve w e r d
i n Mefopotami
Armeni,
naderhand
verplaatst,
Mefopotami^,
is.
waar
Syri,
en
Pa-
Klein-Azi,
voor-
namelijk hunne Metropoli tanen en Bisfchoppen hadd e n , zonder dat zij dieper i n Azi
gen
Sommigen
Jacohiten
fche
van
taal.
tament.
deze Azidtifche
zijn o o k Schrijvers
THOMAS
Philoxeniaanfche
doorgedron-
van
D e bovengemelde
de Monophyfiten,
fchop
LEO.
Arahi,
die
Uitleggingen
Maar
titel Anaphora
Bisfchoppen
geweest
Heraklea
i n de
Patriarch
van
JOANNES,
ELIAS
zijnen
van
Bisfchop
het
jaar
den
Bijbel
zijn
, is
650
Liturgisch
fchreef
overgang
gefchreven
opftel,
tot
Bis-
te Bostra
overleed,
n o g voorhanden
de
Nieuwe Tes-
in
der
Syri-
verbeterde
ben.
zijn
(f).
in
fchijnt
te
onder
() ;
hebden
gelijk
nog
144.
G E S C H I E D E N I S .
i?3
SEVERUS van
BOEK
I
Antichi, TAKOB BARADAI , en nog drie andere Afdeel.
VI
Nesterlaahjche Liturgin. - De Jakobitifche PaHoofdft.
iriarch DIONYSIUS, omtrent het jaar 7 7 5 , muntte na C . G .
Jaar 622.
DEEL.
194
IV
K E R K E L I J K E
hebbende,
hoe veel
BEI?,
BOEK
Deze
gezindheden
Veldheer helderen
zich
Krijgsbedieningen
Deszelfs inwoners
op ,
bedonden
o f van Konftantinopolen
de
Krijgsmagt ten
300,000 i n
geborene Egyptenaren,
ten;
Abysftni
den.
gedeeltelijk uit
openbare ambten
Jakobiten,
uitgedoten.
en
van de
Tusfchen deze
T o e n de Arabi'rs
boden de Grieken
wonnen.
tegendand,
beide
haat en
i n Egypte
vielen,
maar werden
D e Kopten integendeel
en
afdam-
over-
werden door
AM-
te drijven,
met
gewijd ,
eene
Kerk,
hetwelk
BEN-
t e r u g ; een
den Heiligen
BENJAMIN
Arabie-
gedicht
MAKAheeft
,
is
G E S C H I E D E N I S .
195
IV
is nog heden, door den toeloop uit geheel Egypte
beroemd. Hij overleed in het jaar 659 of 660, na B O E K
I
dat hij eenen Metropolitaan naar Ethiopi gezon- Afdeel.
den had ( * ) .
, VI
ioofdft.
Op dezen herdeller der Jakobitifche partij in ia C . G .
Egypte, wiens gedachtenis daarom nog van hen [aar 622.
:ot 814.
met eenen Feestdag gevierd wordt, volgde zijn leerling en medehelper AGATHO , die gedurende de vervolging zijner Geloofsgenooten, tien jaren lang, als
een timmerman verkleed, hen heimelijk vertroost,
en het Avondmaal bediend had. Als Patriarch werd
hij door eenen voornamen Melchitifchen Christen,
wien de Chaiif het onafhankelijk opzigt over alle
Christenen te Alexandri en in andere Landfchappen
van Egypte toevertrouwd had, onder voorwendfel van
belastingen en andere eifchen, tot het betalen van
eene groote geldfom genoodzaakt, en in doodsgevaar gebragt. Ook onderging zijn opvolger JOANNES SEMNUD/EUS , federt het jaar 679, eenige mishandelingen door de geldgierigheid der Arabieren;
evenwel zag hij zijne Jakobiten derk vermenigvuldigen, dewijl de Melchiten toen geene Bisfchoppen
in EgyP hadden. Doch thans namen ook de Arabifche Vorsten of Emirs deel in de verkiezing dezer Patriarchen, SIMON, die deze waardigheid van
het jaar 688 tot 701 bekleedde, verwierf inzonderheid uitnemenden roem. Zijne ftrenge levenswijze
als Monnik maakte hem echter zoo gehaat, dat eenige
te
156-I72.
2
iotJ
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
I72-IS9.
G E S C H I E D E N I S .
197
OEK
I
len ( * >
,
fdeel.
In het overige gedeelte der VlIIde eeuw, hadden
VI
de Egyptifche Christenen meestal eene aanhoudende (Ofdft.
st
Toen C H A I L , drie en twintig jaren achter- C. G.
ir 622.
een, tot het jaar 762 Patriarch der Jakobiten was, ja : 814.
verkregen zelfs de Melchiten voor geld, van den _
Arabifchen Stadhouder de vrijheid, die zij 97 jaren
hadden moeten misfen, om ook eenen Patriarch te
verkiezen. Zij namen daar toe een' naaldenmaker,
C O S M A S , die lezen noch fchrijven kon. Door hulp
van eenige Hovelingen, kregen zij ook de Kerken
terug, welke de Jakobiten hun ontnomen hadden^ f >
'
vergeeffche pogingen, om hen met de Jakobiten te
verenigen , terwijl deze laatden hun leerdelfel in
het naburig Nubi verbreidden, doch echter onderderling zeiven verdeeld waren in verfcheidene kleine
partijen, zoo als de Gajaniten, en een nieuw foort
van Hoofdeloozen, Acephali, naar hunnen dichter
Barfanuphiers genoemd, en meer anderen; hoewel
hunne Patriarchen groote hoopen van dezelven van
tijd tot tijd weder met de Hoofdgemeente verenigA
ft
ru
d e e d
t h a n s
o o k
e e n i
l l o e w e l
den ( )
,
_.
De t ist
Doch den geest van verfchillen over leerdelhngen, met de
die in dezen tijd heerschte, kan men bijzonder ken- Mononen aan de twisten met de Blonotheliten , dus ge- ihcliten.
noemd ,
<1
(*)
UENAUDOT. /. c. pag.
(t)
()
EUTYCHII
189 20r.
198
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft
naC. G
Jaar 622
tot 814
Oorfprong
validen
twist.
K E R K E L I J K E .
\ .
I
'
G E S C H I E D E N I S .
199
HARD.
T. UI. p. W7N
200
K E R K E L I J K E
BOEK
CS)> dat,
te
met den K e i z e r
over Geloofszaken
gefpro-
Act.
()
\\\.
ap.
H A R D . p.
1068. Act.
X I I . p.
ii,
3
G E S C H I E D E N I S .
aot
troffen, fchreef daar over aan S E R G I U S , die, gevonden hebbende, dat de Bisfchop C Y R U S maar
nen wil en ne werking beweerde, dit gevoelen
des te eer omhelsde, omdat hij een geboren Syrir
was, en Jakobitifche ouders had. De Keizer volgde hetzelve insgelijks, en vernam vervolgens, dat
A T H A N A S I U S het ook toegedaan was.
IV
BOEK
Afdeel.
VI
{
loofdtt.
v aC.
G
] aar 622
ot 814
K E R K E L I J K E
202
doch verfcheidene uitmuntende Kerkleeraars, en bijzonder CYRILLUS , in fommigen van zijne fchriften,
I
Afdeel, hadden ne levendmakende werking van CHRISVI
TUS , onzen waarachtigen G o d , beweerd, MENHoofdft.
NAS , in zijn gefchrift aan VIGILIUS , had even eens
na C . G
Jaar 622 . geleerd. Maar dewijl CYRUS aangemerkt had, dat
tot 814 'de Heiligde Paus, (Papa,) der Romeinen, L E O ,
in de woorden van zijnen bekenden Brief: Elke
natuur, (eigenlijk gedalte,) werkt in gemeenfchap
met de andere, twee werkingen in CHRISTUS voordraagt; zoo moest men weten, dat wel vele aanzienelijke Katholijke Leeraars, terwijl zij de dwalingen van SEVERUS bedreden , zich op dien Brief beroepen ; maar dat niemand van hen gezegd had:
dat daar in twee werkingen geleerd zijn. Over het
algemeen was hem geen regtzinnig Leeraar bekend, die twee werkingen in CHRISTUS aangenomen
had ( * ).
IV
BOEK
Verntging te
Alexandri met
de Mom
phyfiten
getrolfer
(*)
SERG.
Ep.adCyr.
G E S C H I E D E N I S .
203
IV
neer iemand, die zegt, dat onze ne Heer J E Z U S
BOEK
C H R I S T U S in twee naturen befchouwd wordt, niet
I
belijdt dat n en dezelfde C H R I S T U S en Zoon Afdeel.
VI
het Godebetamende, en het menfchelijke, met neHoofdft.
Godmenfchelijke, (Snxtyim,) werking naar den na C . G .
zaligen DIONYSIUS gewerkt heeft; zoodat bij enkel Jaar 622.
tot Si4.
in het verdand die dingen onderfcheidt, uit welke
deze vereniging gefchied i s , en gevolgelijk erkent,
dat zij na hare phyfifche en perfonelijke vereniging onveranderd en onvermengd gebleven zijn; en
ook in dezelven ongefcheiden en onafgezonderd eenen
en denzelfden C H R I S T U S en Zoon erkent die zij
vervloekt!"
C Y R U S gaf van deze vereniging kennis aan den
Keizer, die ze ongetwijfeld zal goedgekeurd hebben,
en aan den Patriarch S E R G I U S , die dit geheele ontwerp van vergelijk bevestigde ( * ) .
, SOPHRONIWeinig duurzaam nut bragt echter deze vereni us verzet
ging te weeg; dewijl zich de Monnik SOPHRO ' zichtegen
: dezeverN I U S met hevigheid daartegen verzette, waar door d<
. eeniging.
twist nu in ligterlaje vlam uitberstte. Deze Mon
/.
c.pag. 777.
204
IV
BOEK
i
Afdeel.
VI
Hoofdft.
Ba C . G.
Jaar 622,
tot 814.
K E R K E L I J K E
Vol.
VIII. pag.
199.
G E S C H I E D E N I S .
*5
de
306
IV
K E R K E L I J K E
BOEK
Ant-
HONORIUS
antwoordde
hem
in
eenen langen
Brief.
G E S C H I E D E N I S .
207
/. c. pag. 1330-1324.
(t)
()
so8
K E R K
E L IJ K E
zij
G E S C H I E D E N I S .
209
IV
tij in n perfoon verenigd zijn. Daarom hebben
BOEK
zij ook niet ten vollen eenerlei werking met elkanI
der na hare natuurlijke en perfoonelijke vereniging; Afdeel.
VI
ook zeggen wij niet, dat zij ne en eenige werking
rloofdfr.
hebben, die wezenlijk, natuurlijk en geheel met ver- a a C . G .
Jaar 622.
fcheiden zou zijn enz.
tot 814.
HONORIUS deed wel alle moeite, om den vrede
der Kerk te handhaven. Op zijn voordel beloofden DeEcthefis door
ook de Afgevaardigden, met welke SOPHRONIUS Keizer
hem zijnen Brief overgezonden had, dat hij zeker H E R A C L I US uitgede uitdrukking van twee werkingen niet meer geven.
gebruiken z o u , indien dechts ook CYRUS t Alexandr adiet, van ne werking te fpreken (*) Maai
deze belofte werd niet vervuld; of de zoo evenge
melde Synodale Brief maakte te veel opzien en m
druk. Hoe het z i j , Keizer HERACLIUS liet in he
jaar 638 eene verordening uitgaan, die onder dei I
naam E * 3 ^ , (of uitlegging van het geloof,) zet
vermaard is geworden, en door welke hij de beid
bovengemelde uitdrukkingen verbood; waar bij he t
r mogelijk en zelfs waarfchijnlijk i s , dat SER
aivs de opdeller van dezelve geweest zij ( t > 1*
ze Ekthefis gelijkt meer naar eene Geloofsbelijdeniss
dan naar een Keizerlijk bevel of wet. HERACLIU 3
draaf t
z e e
Vergelijk
EpadPet,
THEOFANES
Illufl,
Tm.
fL ftaat in de acten
r i u g
II. Opp.p.
74- De
M . l i * - * *
fi
/. c. pag. 791-795XII.
^75- *" *
Chronogr. p-
'
^
"
*io
K E R K E L I J K E
IV
'L
DeC ) Concil. Later. a. 649. Sccret. III. p. 758-800.
G E S C H I E D E N I S .
en
IV
Deze Patriarch overleed nog in het jaar 638, maar
zijn opvolger P Y R R H U S bezorgde insgelijks, dat de BOEK
I
Ekthefis door de Bisfchoppen van zijn Kerspel aan- Afdeel.
V
I
genomen werd ( * ) .
De Patriarch van AlexanHoofdft.
drie, C Y R U S , verklaarde zich, met zijne vrienden, na C . G .
insgelijks voor dezelve ( f ) . O f SOPHRONIUS zich Jaar 622.
hier bij gevoegd hebbe, is onzeker, doch dewijl tot 814
Jeruzalem, zoo wel als Antichi, thans reeds in
de magt der Arabieren was, kwam het op de gevoelens dezer Patriarchen weinig aan.
Maar te Rome gebeurde omtrent deze zaak eene Te Rome
worden
geheele omwenteling, HONORIUS overleed insgelijks de Monoin het jaar 638; S E V E R I N U S , die in zijne plaats theliten
verkoren w a s , kon zijne bevestiging van het Kei- veroordeeld.
zerlijke Hof niet eer verwerven, voordat zijne afgevaardigden ten minden beloofden, dat zij hem zoo
veel mogelijk zouden bewegen, om 'sKeizers gebod
te ondertekenen ( ) . S E V E R I N U S in het jaar 64c
van zijne waardigheid bezit genomen hebbende, ver
wierp de Keizerlijke verordening openlijk, of weigerde ten minden ze te onderteekenen (**), doel
hij overleed nog in hetzelfde jaar. Zijn opvolgei
J A N I V deed des te douter dappen; en fprak ii 1
eene Kerkvergadering te Rome, in het jaar 641 ge
houden, den banvloek uit over de leere van eenet
U'i1
(*) /. c. pag. 800.
( f ) CYRI Epist. ad Serg. I. c. pag. 804.
1754-
O 2
ais
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
n a C . G.
Jaar 622,
tot 814,
Ook in
Afrika.
Berichter
van M A X I
Mus.
K E R K E L I J K E
HERACLIUS , in hetzelfde
(t)
Ap.
H/IRDUIN.
( ) THEOFAN. /. c.
(**) MICEFOR.
G E S C H I E D E N I S .
geworden.
=13
de Monotheliten begonnen
IV
BOEK
I
o o k z o o vele onheilen Afdeel.
VI
heeft veroorzaakt, dat hij daar door na zijne dood
Hoofdft.
onder de Belijders en Heiligen eene plaats verkre- na C. G .
gen heeft. Behalven andere fchriften, heeft hij veel Jaar 622.
tot 814.
gefchreven tegen de Monotheliten, doch meest i n
R H U S , hetwelk o o k de Stadhouder
met P V R
GREGORIUS
bij
zijne
voorzaten
o m vergeving v e r z o c h t , d; Lt
en b
D i t is het verhaal,
gefprek
hetwe Ik
wijdloop 'g
FABRIC. Bibl.
214
K E R K E L I J K E
AVAST.deFit.Pontif.Rom.il)
Thcodoro
THTOF. /.
LABBEI
Concill.
G E S C H I E D E N I S .
215
in PaUjlina,
IV
BOEK
I
hanger van den voormali gen Patriarch SOPHRONIUS, Afdeel.
VI
tot zijnen plaatsvervanger in de Kerken dezes Lands
loofdft.
te benoemen, en hem last te g e v e n , om de Mono- ia C . G .
thelitifche Bisfchoppen Canonisch af te zetten: eene [aar 622.
tot 814.
onderneming, welke hij te eer k o n w a g e n , dewijl
dit land reeds federt' verfcheidene jaren door de Arabieren veroverd was
(*).
onder het
z i c h ook tegen de
Monotheliten,
was
der
(f).
ook Keizer
KONSTANS
hoe
langer
hoe hatelijker.
Onder
deze omdandig
D i t k w a m in het jaar
Tvnof, (Tijpus,
(*)
6 4 8 , onder
vaardi
den naan
(**).
Kei
ze:
Latcran
()
/ c- pag 72,7-
(**) Het
is bewaard
in
de
O 4
Handelingen der
vaa
ai6
K E R K E L I J K E
<
G E S C H I E D E N I S .
217
IV
eenvoudige en ongekundelde uitdrukkingen der voorBOEK
naamde Vaderen, als waar op de leere en wetten
I
der Heilige Kerk berusten. Het oude leerbegrip, Afdeel.
VI
zoo als het voor deze twisten heerschte, zou vol- Hoofdft.
ftrekt in acht genomen worden; niemand deswegens na C . G .
tot rekenfehap geroepen worden, omdat hij in het- Jaar 622.
tot 814.
zelve het n of ander gevoelen had voorgedaan;
maar de voorheen veroordeelde Ketters zullen dat
altijd blijven. Tot bevordering der algemeene eenigheid zou het afgekondigd ouder bevel worden ingetrokken. Die thans tegen dit bevel zouden handelen, zouden vooreerst aan het oordeel van dei 1
218
IV
BOEK
I
Afdeel
VI
Hoofdft,
naC. G
Jaar 622 .
tot 814
K E R K E L I J K E
de groote IJveraar M A X I M U S , zich zoo flerk verklaard hadden, kon men kwalijk verwachten, dat
dezen in het Keizerlijk voorfchrift zouden berusten,
te meer daar men aan den Vorst en Overheid geen
gezag over de Geestelijkheid wilde toekennen, ten aanzien van de twisten en verfchillen over de leere, alfchoon ook de rust van den Staat daar door ged'oord
mogt worden.
Gedrag
Rome kon, voornamelijk, na de flappen, welke
van den
Room- zich de Bisfchop T H E O D O R U S veroorloofd had, hier
fchen Bis . bij niet onverfchillig blijven. Deze Bisfchop overfchop
leed in het jaar 649, maar zijn opvolger M A R T I N I.
MARTIN I
' had dezelfde gevoelens. Ook deze Helde den Bisfchop J O A N N E S van Philadelphia in Syri aan tot
zijnen Kerkdijken Stedehouder in'het Oosten, met
last, om in alle deden, welke tot het Kerkelijk gebied der Patriarchen van Antichi en Jeruzalem
behoord hadden, Bisfchoppen en andere Geestelijken
aan te dellen, mids dat zij van de ingedopene Ketterij vrij zouden zijn ( * ) . M A R T I N hield ook in
het jaar 649 met 105 Bisfchoppen eene Synode in
de Kerk van Lateranen te Rome, dus genoemd
naar het naburig paleis van dezen naam, (anders
de Kerk van K O N S T A N T Y N , ) en veroordeelde op
dezelve te gelijk met de leere der Monotheliten ook
het Keizerlijk Foorfchrift ( f ) . De handelingen van
(*) Martini I. Epistt. in
pag. 20-25.
LABBEI
HARD.
Tom.UU
G E S C H I E D E N I S .
aij)
IV
jjeze vergadering beftaan, behalve de eigenlijke raadBOEK
: plegingen, uit vele Brieven, en oude en nieuwe HukI
ken. De handelingen van eiken der vijf dagen, op Afdeel.
VI
welken de vergadering bijeen kwam, heeten Actio ,
Hoofdft.
ook Secretarius, misfehien naar het groot vertrek na C . G .
bf zaal, aan de Kerk aangebouwd, (Secretarium,~) jaar 622.
tot 814.
i jn hetwelk de Geestelijkheid allerlei bezigheden verdichtte, en ook de Synoden gehouden werden.
220
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
IV
> , op aandoken van P A U U , gekend gemaakt BOEK
I
[had, en waar i n , drijdig met de Kathol, k e ^
Afdeel.
omt ent de ware n Ketterfche leer een gelijk dilVI
w i " bevolen was. In de beide laatde beflmten Hoofdft.
na
C. G .
zij nog allen,
jaar 622.
.waren Godsdienst nitgeven; en verdoemt n ade tot 814
eeuwigheid de genen, die nieuwigheden
:
^
dkelijk geloof ondernemen, en Ketterijen bevorderen,
I en daar ook tot hun einde bij blijven.
Gevolgen
MARTIN vergenoegde zich niet dechts, met dez hier van
voor
I beduiten der vergadering door eenen rondgaande : MARTIN.
i Brief alom in de Westerfche Gemeenten bekend t
i maken, maar had zelfs de doutheid om ze n znn
aam en in naam der vergadering ook aan te
I zer toe t zenden, en hem te verzoeken deze Ke f
* ters insgelijks te veroordeelen, en het waar G
^
zer
treedt
. faar
D e v v i j l
222
K E R K E L I J K E
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.
G E S C H I E D E N I S .
223
224
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622
tot 814.
K E R K E L I J K E
onderwer-
bijgebragt, vindt men echter n i e t , dat deze buitendien reeds z o o onwaaifchijnlijke befchuldiging, door
hunne verklaringen, bewezen is geworden. M a a r dit
ziet m e n , met den eerden o p d a g , dat het onbezuisd
gedrag, door M A X I M U S ,
omtrent
de beide Keizer-
is.
pen tegen
hij i n Afrika
de Bisfchop-
Gelijkerwijs
z o o was het
behandeld w e r d .
Bovendien w a -
Godgeleerden
aanzag,
die z i c h
tot hier'
H e t is dus
verhooren van den Bisfchop M A R T I N geheel niet gefproken w a s , waarfchijnlijk, omdat deze enkel naar
de
Abt
ingevingen van M A X I M U S
gehandeld had.
De
ondernam ook
met de Niceen-
onder-
G E S C H I E D E N I S .
2*5
IV
den vrede te behouden: juist dit dilzwijgen, gaf
BOEK
hij ten antwoord, onderdrukt het geloof volgens de
I
Schrift. Ook bleef hij 'er bij, het geen hij al te Afdeel.
VI
Rome beweerd had, dat de Bisfchoppen alleen het
Hoofdft.
regt hadden, om bedisfingen over geloofszaken te na C . G .
geven; en dat het onwaar was, het geen men hem Jaar 622.
tot 814.
tegengeworpen had, dat elk Christelijk Koning ook
Priester was. Dus ontzeide hij openlijk aan de Keizers het regt, hetwelk zij reeds zoo dikwijls zonder
tegenfpraak geoefend hadden, om voorfchriften omtrent onrustige Godsdienstverfchillen te geven ( * ) .
Op de vraag, of het dan voldrekt noodzakelijk zij.
twee willen en werkingen in C H R I S T U S te belijden"i
antwoordde hij nadrukkelijk, j a , dewijl de Kerkvaders duidelijk zeiden , dat voldrekt geene natuui
zonder hare wezenlijke werking zijn of erkend kor
worden. Men verzocht hem zeer bewegelijk, der
Keizer door zijne hardnekkigheid niet te bedroeven,
die toch de leer van C H R I S T U S niet had willet
veranderen ; maar alleen rust had willen dichten.
M A X I M U S wierp zich hier op ter aarde, en zeide
met tranen, hij kon God niet bedroeven, die dooi
de Leeraren der Kerk uitfpraak gedaan had, wal
men gelooven moet. Hij werd vervolgens met zijnen leerling, den Monnik A N A S T A S I U S , in het jaai
656, op het Slot Bizya in Thrac gebragt, alwaai
zij veel ongemak udonden. Hier deed echter de
Bis(*) Relatio
Maximum
Dominum Abbaten,
in
fecretaru
900"
IV
BOEK
K E R K
E L IJ K E
I
Afdeel. proeve, om hem tot vernieuwing van de Kerkelijke
VI
Gemccnfchap te brengen; deze beleed twee willen
Hoofdft.
en werkingen; beloofde zelfs de ' affchaffing van den
na C . G
Jaar 622 , Typus; maar kreeg van M A X I M U S ten antwoord:
tot 814 1 eerst moesten alle overblijfzelen en gevolgen der te
G E S C H I E D E N I S .
zz?
IV
MAXIMUS i s , wegens zijne ftandvastigheid, als een
DOEK
Heilige vereerd geworden; men heeft hem zelfs
I
wonderen toegefchreven; waarom men ook wel an- Afdeel.
VI
dere bijzonderheden in dit verhaal in twijfel zou
Hoofdit.
kunnen trekken. Zoo veel is zeker, zijn moed na C. G .
grensde aan dijfzinnigheid; en werd nog verderkt, Jaar 622.
tot 814.
door het gewigt, hetwelk het Hof in hem naar de
toenmalige omdandigheden dellen moest.
Nadat twee hoofdperfonen, die den tegendand te- Stilftand
van dezengen het Keizerlijk bevel aan alle kanten aangedookt twist.
hadden, uit den weg waren geruimd, volgde gedurende het overige der regering van den Keizer KONSTANS, die in het jaar 668 vermoord werd, eer
merkelijke ftildaml in deze twisten,
EUGENIUS,
dien hij tot Bisfchop van Rome had laten verkiezer
in plaats van MARTIN , liet door zijne Afgevaardig
den te Konftantinopolen de gemeenfchap met tdei
Patriarch aldaar, P E T R U S , vernieuwen, toen dezi
zich verklaarde, dat hij den wil van CHRISTUS naa r
zijn geheelen perfoon, en naar zijne beide naturen
onderfcheidde ( * >
De Roomfche Geestelijkheid
en het volk, waarfchijnlijk door haar aangevuurd
vergunde wel den Bisfchop niet eer Godsdienst t
verrigten, vr dat hij beloofd had, den door ge
melden Patriarch overgezondenen Sijnodalen Brie f
nooit aan te zullen nemen, omdat deze de leere va 1
twe e
Tom. I- Opp. Tomus alter S. Pat ris fiostri Maximi, c
t
Confesforis &c. L
c. pag. X L I V .
ANASTASII
Epist. di
98
K E R K E L I J K E
tot
814.
Aanleid ng tot
vernieuwing van
den twist.
;
Tien andere jaren verliepen ook nog gerust, onder de regering van den volgenden Keizer KONSTANT Y N , den Gebaarden. Niet, als of de Monotheliten en derzelver partijen hadden opgehouden te bedaan, maar zij zwegen naar den w van het Hof*
Ook was de Kerkelijke verbindtenis tusfchen Rome
en Konftantinopolen nog niet weder herfteld; en
[uist dit gaf aanleiding tot het op nieuw uitberfteu
van dezen twist. De Patriarchen, THEODORUS van
Konftantinopolen, en MAKARIUS van Antichi, ( o f
Tkeopolis,) maar die ook te Konftantinopolen woonde, omdat Antichi in handen der Arabieren was,
verzochten den Keizer in het jaar 677, hun toe te
laten, dat de naam van VITALIANUS , die alleen in
de Kerkeboeken der Hoofdftad, onder de Roomfche
Bisfchoppen, federt HONORIUS , dond, mogt worien uitgefclirapt. Ten minden verlangden z i j , dat
'er vooraf een onderzoek mogt gedaan worden, eer
e opvolgers van HONORIUS konden ingevuld worlen. De Keizer was onpartijdig genoeg, om dit
1:^r.st aan den Roomfchen Patriarch DONUS te be: igten , met begeerte , dat hij eenige bekwame
Afgevaardigden ter ontwikkeling van dit onderwerp
( * ) ANASTAS. Fit. Eugeniipag. 131.
GESCHIEDENIS.
219
s-o
K E R K E L I J K E
Pa(*)
/. c. pag. 1074-1115.
G E S C H I E D E N I S .
231
IV
Patriarch GEORGIUS aldaar, (wien hij reeds het
BOEK
door hem en andere Bisfchoppen herhaald verzoek,
1
om den naam van VITALIANUS te mogen doorfchrap- Afdeel.
VI
pen, toegedaan had, ) en door dezen aan den AnHoofdft:
tchifchen Patriarch MAKARIUS in last gaf, om de na C . G .
Bisfchoppen van hun Kerspel daar toe te ontbie- Jaar 622.
tot 814.
den (*) Deze algemeene vergadering, de zesde,
maar van die, welke te Konftantinopolen gehouden ftantinozijn, de derde, kwam n o g , in het gemelde jaar, polen.
tot fland. Zij werd gehouden in het Keizerlijk Pa.
leis, Trullus of Trullum genoemd, hare laatde zit
ting is door 166 Bisfchoppen- onderteekend. Behalve! 1
de Afgevaardigden van den Roomfchen Patrtarch
waren
ook GEORGIUS
en MAKARIUS , benevens
Ct) P* - P'
(S) /. c. pag. 1056.
P 4
E
a d
ag
1 0
^'
23*
K E R K E L I J K E
IV
irj
G E S C H I E D E N I S .
33
IV
in CHRISTUS geleerd werden. Doch de Roomfche
BOEK
Afgevaardigden bragten hier tegen i n , dat dit on.
I
echte en vervalschte fchriften waren. Ook velde de Afdeel.
VI
vergadering met de Rigters of Staatsdienaars het Hoofdit.
vonnis, dat MAKARIUS door de Kerkvergaderingen na C . G .
zijn gevoelen niet bewezen had. De Keizer leide Jaar 622.
'tot 814.
hem toen op, om het uit de Kerkvaders te betoogen. Eer dit nog gefchieden kon, werd de voorheen gemelde Brief van AGATHO aan den Keizer opgelezen, waar in zijn leergevoelen zoo uitvoerig
verdedigd werd; als ook de Brief der Kerkvergadering van Rome aan die van Konftantinopolen. Hier
op volgden drie door MAKARIUS overgegevene verzamedngen van getuigenisfen der Kerkvaderen, welke leerden, dat CHRISTUS nen wil heeft, die ook
de wil des Vaders en des Heiligen Geestes is. D
Roomfche Afgevaardigden merkten, terdond na df
voorlezing, aan, dat deze getuigenisfen vervalsch
waren; nademaal zoo wel die, welke nen wil
met betrekking tot de Drieenheid, leerden , op dei t
wil van CHRISTUS na zijne Menschwording toege
past, als zulke, welke eigenlijk zijne menschwor
ding betroffen, naar den zin en naar de woorden >
verminkt waren geworden. In plaats van dezelvei
gaven zij eene andere lijst van plaatfen der Kerkva
deren , welke duidelijk twee natuurlijke willen e:
werkingen beweerden; maar ook van plaatfen ui
Ketters,waar in het tegendeel voorgedragen was(*"]
Onverwachts verzekerde nu de Patriarch va
Kot.
(*) Ibid.pag, 1057. et H53P 5
234
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G .
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
Konftantinopolen,
GEORGIUS ( * ) ,
dat
hij,
na
den
Brief van A G A T H O en de v a n deszelfs partij overgeleverde verzamelingen met de Boeken der Kerkvaderen o v e r e n d e m m e n d
ven
bevonden te hebben,
denzel-
Mis-
bedoten
fpoedde
z i c h n u te m e e r ,
over te gaan,
na h e m ,
en ook de
en
o m z i c h te verklaren,
Heraklea,
Cyzi-
D e oude
de Patriarch
hier op zijn
voormalig verzoek
terug
b e w i l l i g d e , riep
grooten
loffpraken
hem de vergadering,
en regtzinnigen
en zegenwenfchen
benevens den M o n n i k
ten,
toe.
rijkelijke
M A K A R I U S , die
S T E P H A N U S , bij zijn
als den
KONSTANTINUS ,
en i n zee te w e r p e n ,
flukken
gevoe-
te laten h o u -
D e ver-
verminkt
h a d ; verklaarde
hem voor
C) P*g. 5 7 -
G E S C H I E D E N I S .
&3S
IV
uit- liet hem den Patriarch Mantel afnemen; STEBOEK
PHINUS werd, onder fchelden en vloeken, als een I
Ketter, uit de vergadering gejaagd; en buitendien Afdeel.
VI
van zijne Bisfchoppen verlaten (*).
Hoofdft.
Na het voorlezen van eenige andere (tukken en op- na C . G .
Jaar 622.
ftelle'n, tot dezen twist betrekking hebbende, zette tot 814.
de vergadering den gemelden Patriarch plegtig_ af;
deed hem in den ban, en verzocht den Kerzer,
door zijne Staatsdienaren, hem uit de ftad te laten
zetten ( + ) Vervolgens veroordeelde zij de Brieven, welke HONORIUS, Bisfchop, ( n * * , ) var.
Oud-Rome, en SERGIUS zamen gewisfeld hadden;
ja ook deze beide Patriarchen zeiven deed zij 11 1
den ban; benevens alle de andere hoofden van dez.
partij,
Z O
z e r
wa: '
(*) /. c. pag. i i 57-1W() /. c. pag. 1332.
(t)
' P S-
936"
K E R K E L I J K E
was, die niet den nen wil in C H R I S T U S geloofde. Daar op gingen de Staatsdienaars met alle de
BOEK
I
Bisfchoppen, naar een openbaar bad heen, waar
Afdeel.
ook eene menigte volks te hoop liep. P O L Y C H R O VI
Hoofdit. N I U S leide zijn gefchrift op een derwaards gebragt
na C . G.
Jaar 622. lijk; wachtte eenige uren; prevelde het iet in het
tot 814. oor; maar alles vergeefs. De Hatelijke vergadering
keerde nu in het Paleis terug; verhoorde den Monnik over zijn geloof; en fprak een wijdluftig vonnis
over hem uit, dat hij, als een verleider des volks
en Ketter, zijne Priesterlijke waardigheid verbeurd
had. Vervolgens riepen zij over hem, M A K A R I U S
en S T E P H A N U S , het Anathema uit; maar de Staatsdienaars, al of niet fchranderder dan de Bisfchoppen, eindigden de zitting,, met te zeggen: dat
'er heden genoeg gedaan w a s ! " (*).
IV
PYRRHUS,
PAULUS,
PETRUS,
HONORIUS,
en S T E P H A N U S , de nieuwe
]
ketterij van nen wil en ne werking in de beide
I
laturen van C H R I S T U S , hebbe uitgedrooid, waar
(loor de dwalingen van A P O L L I N A R I S en anderen
;YRUS,
MAKARIUS,
ver-
00 / c. pag.
1373.
G E S C H I E D E N I S .
237
IV
vernieuwd waren; maar dat de Keizer, als een nieuBOEK
we DAVID, door deze heilige vergadering, het ware
I
geloof had laten bevestigen. Zij neemt den Brief Afdeel.
VI
van AGATHO aan den Keizer, en dien van zijne 3oofd(l.
Synode volkomen aan, dewijl dezelven met de Kerk- ia C . G .
vergadering van Chalcedon, met den vermaarden [aar 622.
tot 814.
Brief van den Roomfchen L E O , en de fchriften van
CYRILLUS tegen NESTORIUS
overendemmen.
Ein-
delijk fielt zij haar geloof voor, in tegendelling tegen Nestorianen en Eutychianen; maar ook onderfcheiden van de** Monotheliten, door de volgende
bepalingen: W i j belijden in CHRISTUS twee natuurjke
willen en twee natuurlijke werkingen ,
ongedeeld, onveranderd , ongefcheiden en onvermengd, naar de leere der heilige Vaderen; zoo dat
deze twee natuurlijke willen malkanderen niet wederfpreken; dat zij verre! zoo als de Goddelooze Ketters gezegd hebben ; zoodat zijn menfchelijke wil
volgt, niet wederdreeft of zich verzet; maar vee
meer aan zijnen Goddelijken en almagtigen w i l on
derworpen i s . " Vervolgens haalt de vergadering
plaatfen van den allerwijsten ATHANASIUS, en andere Kerkvaders, aan, die dit bevestigen, en be
dreigt eiken Bisfchop of Geestelijken, die van dez<
leere afwijkt, met afzetting; maar Monniken 0
Leeken met den Banvloek. Alle tegenwoordig zijn
de Bisfchoppen onderteekenden dit voorfchrift de:
leere; ook fchreef de Keizer na hen, dat hij he
gelezen en toegedemd had. Vervolgens vroeg hi i
hen, of hetzelve met hunne algemeene bewilliging
bekend was gemaakt? Zij bevestigden d i t , me t
nieu
238
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
toe 814
DeTrullaanfche
Kerkvergadering,
onder
Keizer
JUSTINIAAN
II.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
239
worden
o o k
w e r d e n
d e
b a n v l o e k e n
t e
e r i
dei
Keizer
PHILIPPICUS be;
gunftigt
i
Exemplar dlvina jusfionis Justiniani Aug. h
()
IV
BOEK
240
K E R K E L I J K E
leere, zoo als zij misfchien ook op de Vide Kerkvergadering zou geworden z i j n , indien toenmaals
KONSTANTYN zich voor zijne Patriarchen GEOR-
I
Afdeel.
GIUS en MAKARIUS verklaard had. PHILIPPICUS , te
VI
Hoofdft. voren BARDANES genoemd, was deels van zijne ouna C . G .
Jaar 622. ders , deels yan den leerling van den Patriarch MAtot 814. KARIUS , deii Monnik STEPHANUS, die met den
de gemelde Kerkvergadering, weder in de Kerkeboeken inichrijven , en hunne Beeldtenisfen op verfchildene plaatfen herdellen. Kort daar na moest het
iffchrift der Handelingen van de zesde Kerkvergadering, door den Diaken AGATHO bezorgd, in het
Paleis verbrand worden. De Keizer geloofde misschien dezelve daar door te vernietigen, maar de
Patriarch van Konftantinopolen, JOANNES, bewaarle de affchriften, die bij zijne Kerk voorhanden
varen, des te zorgvuldiger. De Keizer had hem
uist met dat oogmerk zijne waardigheid gefchon1:en, opdat hij zich jegens zijne godsdienstgevoe1ens inlchikkelijk zou betoonen; gelijk ook deze vervachting wezenlijk vervuld werd. JOANNES ondert eckende, met verfcheidene Bisfchoppen, een nieuw
1ran den Keizer ontworpen voorfchrift der leere, in
het-
G E S C H I E D E N I S .
=41
IV
hetwelk het gevoelen van nen wil vastgefteld werd.
BOEK
Dit fchijnt op eene Kerkvergadering gefchied te zijn,
I
op welke tevens over de tegengeftelde leer een ana- Afdeel.
VI
thema zal uitgefproken zijn. Bovendien zal deze
Hoofdft.
Keizer ook die genen vervolgd en in ballingfchap na C. G.
verwezen hebben, die zijn voorfchrift niet wilden Iaat 622.
aannemen ( * ) . Deze voorfpoed der Monotheliten tot 814.
echter duurde Hechts tot het jaar 713, wanneer
P H I L I P P I C U S door een oproer van den troon ged^
ten werd, gelijk hij door een oproer op den troon
gekomen was. De nieuwe Keizer A N A S T A S I U S II.
fchafte alle veranderingen van zijnen voorzaat af,
en gaf aan de Vide Kerkvergadering haar gezag
volkomen weder.
Thans ontfchuldigde zich de
Patriarch J O A N N E S bij den Roomfchen Patriarch:,
dat hij, onder de vorige regering, eene verftandige
toegeefelijkheid, ( OIKOVO/AIX , ) had in acht genomen;
gelijk andere Kerkleeraren ook gedaan hadden; ook
had hij aan de Roomfche Afgevaardigden eene bezworene verzekering van zijne regtzinnigheid medegedeeld ( f ) .
Uit de gemakkelijkheid, met welke P I I I L I P P I C S Maronide leer der Monotheliten de heerfchende leer maak- terij
te, mag men beduiten, dat dezelve nog deeds vele
aanhangers had Te Rome nam wel R O K S T A N TI-
Peroratio in COMBEFIS.
Biblioth.
Jrchiep.
Ap.
JANN
Rm:
COWBEF. / . C.
XII D E E L .
201. Sanclhft.m
Auct.Nov.
S42
IV
K E R K E L I J K E
Reeds in de Vide eeuw was 'er een MonnikenKlooster van de Heilige M A R O , gelegen in Syri,
tusfchen Apamea en Emefa, aan derivierOrontes]
welks bewoners daarom Maroniten genoemd werden. Deszelfs dichter was waarfcbijnlijk die zelfde
MARO,
in de Vde eeuw, van wien T H E O D O R E T U S ( f ) gewag maakt. Maar tegen het begin der
Vilde eeuw leefde 'er een andere M A R O in deze Gewesten: en van dezen fchijnen de gezamentlijke bewoners van den Libanon en Anti- Libanon, den
naam van Maroniten , als eene bijzondere Gods.
dienst(*)
ANASTAS.
in Conflantino.
Tom. I. p. 497. , 5,
ASSEMANI
Biblioth.
GESCHIEDENIS.
043
IV
dienstpartij, gekregen te hebben, E U T Y C H I U S , die
311 de IXde eeuw Katholijk Patriarch van Alexan* B O E *
I
drie was, noemt hem M A R O N ; hij maakt hem wel, Afdeel.
met eenen misdag, tot den dichter der Monotheli- VI
ioofdft.
tifche leer, (zoo men dit anders ook niet eenigzinsiia C. G
met het verhaal der Grieken overeen kan brengen,)Jaar 622
tot 814
maar daarom i s , het gene hij 'er van hem bijvoegt,
iet onwaarfchijnliik, dat hij deze leer in verfcheidene deden van Syri heeft uitgebreid; dat derzelver aanhangers naar hem Maroniten genoemd zijn;
en dat de inwoners van Hamah het aldaar gebouwde Klooster, na zijne dood, Dair-Marum, of
M A R O N s Klooster, genoemd hebben ( * ) .
ASSEMANI heeft dit wel voor eene Fabel verklaard, en in*
tegendeel, veel verhaald van eenen regtzinnigen joA N N E S M A R O , eerden Patriarch der Syrifche Maroniten, die eerst omtrent het jaar 700 vermaard
zal geweest zijn, maar zijne berigten , welke
hij gebruikt, zijn uit de Xllde eeuw, in welke
eeuw 'er eene groote verandering met de Maroni
ten is voorgevallen; terwijl ouder Schrijvers het be
rfgt van E U T Y C H I U S bevestigen, D A M A S C E N U S (f. )
heeft reeds de Maroniten onder de Ketters gere
kend; en in eene andere plaats ( ) hen befchul
digd, dat zij het bekende bijvoegfel bij het Trifei
gium, in eenen dwalenden z i n , gevoegd hebben 5
hetwelk hij Maronitisch denken , (M*fww<>v,
noem 5
244
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdit
naC. G,
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
noemt.
Nog bepaalder wordt in een ander gefchrift (*) gezegd, Maroniten waren die genen,
die de vierde, vijfde en zesde algemeene Kerkvergaderingen verwerpen; in den Lofzang Driemaal
Heilig de kruifiring invoegen, en nen wil, als
ook ne werking in C H R I S T U S leeren; en dat zij
hunnen naam hadden van het Klooster Maro in
Syri. Dit is wel een bijvoegzel bij het fchrift van
T I M O T H E U S , maar toch een oud bijvoegfel, hetwelk te meer geloofwaardigheid heeft, omdat Maroniten en Monotheliten namen van gelijke beteekenis in het Oosten geworden zijn ( f ) . Hier komt
nog bij, dat de naam Maroniten allengs ook een
bijzonder volk beteekend heeft. Dit waren de Bergbewoners van den Libanon en Anti - Libanon, die
zich federt de V I en Vilde eeuw van de Opperheerfchappij des Griekfchen Keizers onttrokken hadden,
en die door de ligging van hun land begunftigd,
zoo wel tegen deszelfs Bevelhebbers, als nad -rhand
tegen de Arabieren in gelukkige gevechten hunne
vrijheid gehandhaafd hebben. Zij werden daarom
Mardditen, ( o f Rebellen,') genoemd; maar Maroniten heeten zij, dewijl de Abten van het Klooster
Maro niet alleen de regering van die Gewesten aan
zich trokken, maar zelfs aan de krijgsndernemingen van derzelver inwoners veel deel namen.
Dit alles zamengenomen, maakt het meer dan waarfchijn(*)
TIMOTHEUS
COMBEFIS.
(f)
/.
c.
R E N A U D .
pag.
G E S C H I E D E N I S .
245
IV
fchijnlijk, dat dit volk en deze Godsdienstpartij der
BOEK
Maroniten liet Monothelismus hebben voortgeplant.
l
Ook is het niet* ongelofelijk* dat velen bij hen Afdeel.
VI
toevlugt gevonden hebben, die deswegens in het Hoofdft.
Griekfche Rijk als Ketters onderdrukt werden. Nog na C . G .
ki de XUIde eeuw fchreef A B U L F A R A D S C H , de Ja- Jaar 622.
tot Hi4.
kobitifche Primaat ( * ) , dat de Syrifche Maroniten zich daar door van alle Christelijke aanhangen onderfcheidden, dat zij aan de beide naturen
van C H R I S T U S nen wil en ne werking toefchreven. Maar in het laatfte gedeelte der Xllde eeuw,
nam eene groote verandering in den toeftand der
Maroniten een begin, W I L L E M , Aartsbisfchop van
Tyrus, die dus toen in hunne nabuurfchap leefde,
verhaalt op het jaar 1182 ( f ) , d * ^ Syrifcht
natie, die in de Fenicifche fteden Byblos, Tripolos,
en andere, naar den Libanon toe, woonden, nada
j oo jaren lang aan de Ketterij van M A R O over
gegeven, en van de regtzinnige Kerk afgezonden I
geweest waren, zich weder met dezelve verenige 1
hebbe; zijnde bij den toenmalig derden Latijn
fchen Patriarch van Antichi, A I M E R I C H , seko
men,
en zich bereid verklarende, om de voor
fchriften der Roomfche Kerk te volgen. Hij reken t
zi
T. II. p.
292.
246
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
247
IV
(laat, omdat hij ontkend heeft, dat M A R I A altijd
BOEK
Maasd gebleven is , ook geleerd hebben,dat C H R I S I
T U S geen eigen maar een aangenomen Zoon van Afdeel.
VI
God i s , maar hij zal van de Goddelijke natuur van Hoofdft.
C H R I S T U S gefproken hebben ( * >
Doch dit bengt na C. G .
Jaar 622.
is geheel onzeker en zelfs onwaarfchijnlijk.
tot 814.
Thans verwekten twee Bisfchoppen dezen twist,
E L I P A N D U S , en F E L I X
van Urgella. E L I P A N D U S Oorfprong
was Aartsbisfchop van Tokdo, onder de heerfchap- van dezen _
twist.
pij van den Arabifchen Vorst, die te Corduba zijnen Zetel had; een man, wien het niet aan ijvei
voor den Godsdienst ontbrak, maar wiens kennis
in de Godgeleerdheid, gelijk bijna van alle Bisfchop
pen van zijnen tijd, op belezenheid in de werkei 1
der Kerkvaders uitkwam, A L C U I N , in eenen Brie
aan hem ( f ) , noemt hem eene ftad op eenen ber; r
gebouwd, die niet verborgen kan blijven, en zo )
vast bevestigd door het Katholijk Geloof, dat get
ne Ketterij hare muren ondermijnen kan." De vei
maarde Spaanfche Rechtsgeleerde G R E G O R . M A J AI sins ( M A V A N S , ) heeft eenige berigten van hem etl
zijne Brieven verzameld ( ) . Zijn vriend F E L I S 5
Bisfchop van Urgel/a, of Orgella, ook Orgelh 5
in het toenmalige Aquitani, onder het gebied vs 11
K A P E I den Grooten, in het Pyreneisch Gebergte
1
thans La feu d'Urgel, uit het oude Sedes Urgeile.
2-
'
In
ALCUINI
Opp.
T.
I.
(S) In
ALCUINI
Opp.
T.
II.
pag.
Q 4
Vol
863.
II.
App- II.
p.
59'
248.
K E R K E L I J K E
IV
PAULINUS
(ff)
verklaren
ELIPAND
voor den
G E S C H I E D E N I S .
249
IV
omhelsd ( * ) . Maar de beide Bisfchoppen vonden
BOEK
ook fpoedig hunne tegenfprekers , van welken BEAI
TUS en ETHERIUS de eerden fchijnen geweest te AfdeeL
VI
zijn; de eerde een Priester en misfchien ook MonHoofdft.
nik 'te Libana in Spanje, zoo veel men deze plaats na C . G .
kan opgeven, niet ongeoefend in het Godgeleerd Jaar 622.
tot 814.
leerdelfel van zijnen tijd; maar hevig en zoo dweepachtig, dat h i j , als men ELIPAND
en de met hem
ELIPANDUS , te
ALCUIN. Ep.
(f)
AquitanU
X C H . T. I. Opp. pag.
136.
Gallia
( S ) /. e.
pag. 573-
Q5
ag
K E R K E L IJ K E
BOEK
CANIS.
Lectt. Ant*
G E S C H I E D E N I S .
251
IV
als uit welke men hier alleen putten moet, en verBOEK
zamelen plaatfen uit dezelve, in welken C H R I S T U S
1
God en Gods Zoon genoemd wordt. Hier uit be- Afdeel.
VI
fluiten zij: Wij mogen derhalven van hem, dien Hoofdft.
de Joden gekruist hebben, niet twijfelen, dat hij naC. G .
de ware eigen Zoon van G o d , en geen aangeno- jaar 622.
tot 814.
men Zoon is. Ook fcheiden wij daarom, fchrijven
zij verders, den Vader en Heiligen Geest niet van
den Z o o n , wanneer wij den Zoon alleen God noemen: Want Vader, Zoon en Heilige Geest zyn
tevens n G o d . Dien God en dezen mensch bidden wij als nen God aan; maar voeren met,
door den mensch, een' vierden Perfoon in de G o d
heid i n ; maar wij aanbidden nen C H R I S T U S me
zijn vleesch. Het is verfchrikkelijk te zeggen: die,
welke aangenomen is, wordt met dien, welke aan
genomen heeft, niet God genoemd. Wie zoo (preekt
fcheidt hem, die n i s , in twee Christusfen; ma
kende den mensch tot n deel, en God tot hc
ander; want hij loochent de nheid, naar welk e
de een met den ander te gelijk aangebeden wordt.
Zij vergelijken de Geloofsbelijdenis, (Symholus, 7
welke zij verkeerdelijk de Epheftfche noemen, da; it
het genoegzaam de Nicefche i s , met die, well e
zij aan E L I P A N D toefchrijven; in welke vele zei. hi
zame en duidere uitdrukkingen voorkomen, zond :r
dat wij zeggen kunnen, of de opgave echt z i j , d; in
of het meer fchimpende gevolgtrekkingen zijn 1 it
zijne hoofddelling. Met het toetfen van deze G eloofsbelijdenis houden zij zich breedvoerig bezig
en weiden wijd en breed ook over andere onderw< rP ai
252
IV
BOEK
l
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814.
K E R K
pen uit.
maal geern
E L
IJ
K E
verklaren,
indien
Avond-
zij
konden.
invisceratur
ramur;
quia Sacramentum
est!
In
dit werk
het
et
trajicitur
et
est!
verdedigen
de
den Aartsbis-
Z i j geven
hem
invisce~
myfterium
deze
de A n t i -
fcheldnamen
van
terug,
Ketters , van
verward mengelmoes,
hetwelk
bij E L I P A N D
de
befchuldigen, dat
nog
fchijnt
M a a r , misfehien
Bisfchop
leere
CARICUS ,
hij
van E L I P A N D U S ,
en anderen
Spin je
hen,
onder
den
van hunnen
(*).
In
anderen,
Bisfchop A S aanhang;
die
te belijden:
Ketter onderdaan
eene l a s t e r i n g ,
had
uit te
hoedanige
blaffen,
geen
uitgezonderd
voornaamde
hij
hen,
bij
Apostelen, P E T R U S
en
(*) In
CENNII
G E S C H I E D E N I S .
253
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G .
Jaar 622.
tot 814.
en door
(f)
LABUEI
Libr.
A L C U I N adv.
Elipand.
T. I.
Opp. p.
BALUZE
VI. Cap. 1;
8S2.
a$4
IV
BOER
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
tot 814.
ALCUIN'S
werkzaamheden in deze verfchillen.
K E R K E L I J K E
Libellus
pag. 759-782.
adverfus
G E S C H I E D E N I S .
255
IV
Deze is mijn geliefde Zoen, en verzamelt voorts
BOEK
eene menigte van plaatfen uit de Kerkvaders, zelI
den flechts iet van zich zelven daar tusfchen vlech- Afdeel.
VI
tende, gelijk wanneer hij den verdediger van het teloofdft.
gengeftelde gevoelen vraagt: Of hij dan zijne ziel ia C . G .
ook voor eene aangenomene Dochter zijns Vaders [aar 622.
;ot 814.
houdt, dewijl z i j , uit niet gefchapen, van elders in
het ligchaam gebragt wordt? dan of hij niet, naar
ziel en ligchaam, geheel de eigen Zoon van zijnen
Vader is? Waarom hii dan God geene magt genoeg toekent, dat hij niet eenen eigenen en waren
Zoon van den Heiligen Geest uit de Maagd M A R I A
geboren zou kunnen hebben, daar hij toch in den
Hemel van eeuwigheid af uit zijn wezen eenen zich
in alles gelijken Zoon wilde hebben? O f hij dien
tot eenen aangenomenen Zoon van God maken w i l ,
door wien hij zelf tot eenen Zoon van God aangenomen i s , hetwelk Ariaansch zijn z o u , en foortgelijke meer. Op eene andere plaats gelooft A L C U I N de oorzaak dezer dwaling daar in ontdekt t(
hebben, dat men aannemen, (asfumere,) en toi
Zoon aannemen, (adoptare,)
voor hetzelfde ge
houden hebbe; daar toch zeker de woorden de:
Apostels: Uit Gods genade heeft hij voor alle}
den dood gefmaakt, niet hetzelve beteekenen als
uit aanneming tot Zoon, en naardien C H R I S T !
niet eerst mensch geworden, en daar na door di
genade tot Zoon van God aangenomen is; maa
reeds in het Maagdelijk ligchaam als waar God ei 1
mensch ontvangen is.
A L C U I N fchreef ook nog aan den Bisfchop F E
LI:
C5
K E R K E L I J K E
Tom.
( t )
In A L C U I N .
I.
($) / c. pag.
Opp. pag.
Opp.
586.
Tom.
787.
II.
G E S C H I E D E N I S .
257
leere. Z i j
is,
IV
BOEK
1
als mensch integendeel, o f geworden uit eene v r o u w , Afdeel.
VI
en onder de w e t , niet door t e e l i n g , maar door
Hoofdft
kinds aanneming,
niet van n a t u u r , maar uit gena- na C . G
de Gods Zoon i s , zoo als hij zelf getuigt: de Fa- Jaar 622.
tot 814.
der is meerder dan ik, en gelijk zijn toenemen in
wijsheid
en genade,
als ook
de plaats,
waar
genoemd w o r d t ,
zij plaatfen
aan uit
AMBROSIUS,
de
Liturgin
Toledo,
der
oude
adoptivi
en dergelijke, meermalen
voorkomen,
bijzondei
Aartsbisfchoppen var 1
i n welke de w o o r d e n : per
pasfionem,
hij
bevestigt.
Z i j duiten met
homini,
van CHRISTUI
de v e r o r d e e l i n g
vai l
wenseh
KAREL
Brief aan
deszelfs
den
'der
Roomfchen
goedachten
ADRIAAN, or 1
Bisfchop
daar
over te verdaan,
i n eenen
pen
van
en Spanje,
REL
overzond ( * )
Gallici
Bisfchoppen weh t
Spaanfche
vervuld.
Brief aan
; i n het
de
ADRI
Bisfchop
van dezen
Brie f
Z o u d e n zij hunne
gen,
zijne Kerkgemeenfchap
dan
ftond
dwaling afleg
hen i n
voor hui 1
onlosmake
m
258
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G.
Jaar 622.
toe 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
259
Episcc.
Sacrofyllabus
(f)
Ap
()
Can.
ap. L A B C . /. c. p. 1022.
L A B B . /. C. pag.
1.
ap.
1032-IO47.
L A B B . /. c. pag.
R 2
1057.
mmm
260
IV
BOEI:
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
fll
IV
Ketterij hebben laten verleiden. Onder anderen geeft
BOEK
hij hun ook te bedenken, dat, als C H R I S T U S tegenI
woordig i s , waar twee of drie in zijnen naam ver- Afdeel.
VI
gaderd zijn, zij des te zekerder gelooven kunnen, Hoofdft.
dat hij de raadplegingen van zoo vele Heilige Vade- na C . G .
ren op de laatfte Synode zal beduurd hebben. Ein-Jaar 622.
tot 814.
delijk voegt K A R E L hier nog zijne uitvoerige Geloofsbelijdenis, hoofdzakelijk over de leer der Drieeenheid, bij.
Van de Spaanfche zijde was men insgelijks werkzaam, F E L I X beantwoordde den Brief van ALCUIIS
aan hem uitvoerig, en zond zijn opdel aan K A R E I
den Grooten zeiven. Dit is niet meer voorhanden
dan in uittrekzels, die men in wederleggingen vindt
Te weten , K A R E L begeerde fchielijk, dat ALCuir
'er tegen fchrijven z o u ; doch deze, fchoon hij di
op zich nam, verzocht tevens den Koning, om af
fchriften van dit Boek te zenden aan den Bisfcho]
*
ADRIAAN ,
( Domino ApostoUco, )
den Patriarc,
P A U L I N U S van Aquileja,
en de Bisfchoppen R I C H
BON,
(misfchien van Triers,) en T H E O D U L F vai
Orleans, opdat elk van hen eene wederlegging zoi
opftellen ( * ) .
Volgens A L C U I N ' S begeerte, hield de nieuw
Roomfche Bisfchop L E O , in het jaar 799 eene Kerk
vergadering over deze zaak, van welke enkel eeni
gen van zijne aanfpraken aan de vergaderde Bis
fchoppen voorhanden zijn ( f ) , waar in hij hu
/-
vei
(*)
ALCUIN.
(f)
Ap.
L A B i i . / . c. pag.
1150.
R s
K E R K
E L IJ K E
ALCUIN
VII. pag.
GESCHIEDENIS.
263
IV
openlijk bekend maakte, was de ftaat van het verBOEK
fchil al merkelijk veranderd. Alzoo de Adoptiaan- I
Afdeel.
fche partij, in het Spaansch Gebied van K A R E L den
VI
Grooten deeds nog zeer talrijk bleef, zond deze Hoofdft.
Vorst in het jaar 796 of 797 de Aartsbisfchoppen na C . G .
van Lions en Narbonne, L E I D R A D en N E F R I D , metJaar 622.
tot 814.
den Abt van Aniane, B E N E D I C T U S , derwaarts,
om hen door mondelijke voordellen op beteten weg
te brengen: en in het jaar 800 reisden zij voor At
tweede keer derwaarts. Zij waren zoo gelukkig,
als zij maar konden wenfchen; L E I D R A D zal meei
dan 20,000 Adoptianen van allerhanden dand be
kerd hebben; fchoon men verzuimd heeft, ons ti
melden, door welke middelen dit gefchied zij. Maa:
zoo veel is zeker, dat zelfs F E L I X , wien deze A f
gevaardigden te Urgel aantroffen, zich genegei I
toonde, om zijn vorig gevoelen af te leggen (*>
F E L I X kwam ook met L E I D R A D
in het jaar 79! ) Vergadering te
te Aken, alwaar K A R E L eene talrijke vergaderin ' Aken.
van Grooten en Bisfchoppen van zijn Rijk bijenge
roepen had. K A R E L vergunde hem, zoo als h j
zelf verhaalt ( f ) , om zijne gevoelens, welke h j
uit de Boeken der Kerkvaderen, van de kmdsaar
neming des vleefches in den Zone G o d s , en va
1
zijne Goddelijke benaming in de menschheid, g<
loofde ontleend te hebben, in zijne tegenwoordig
heid en die der Bisfchoppen voor te dragen, o d;
r
zij
(*) A L C U I N I
Ep. X C I I . phtg.
Leidrad. Nfrid.
it
i n
A k
PP' f '
464
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
fit C . G
jaar 622
tot 814,
Dood var
TEL1X.
K E R K E L I J K E
238.
G E S C H I E D E N I S .
265
IV
voormalige dwaling verordeelen wilde." W i j hebBOEK
ben gezien, dat hij dit laatde gedaan heeft. DesI
niettemin was ook deze bekeering of niet opregt, ot Afdeel.
VI
ten minden niet duurzaam, waarfchijnlijk, omdat vrees Hoofdft.
na
C. G.
of eene dergelijke beweging ze hem gedeeltelijk afJaar 622.
geperst had. F E L I X bleef bij L E I D R A D te Lyons; tot 814.
en ook bij A G O B A R D , die in het jaar 816 deszelfs
opvol-er in dat Bisdom was. Hij zelf overleed aldaar, zoo men gelooft, in het jaar 818. A G O B A R D
vond hem nog wel bij zijn leven, gelijk hij fchrijft,
op eenen dwaalweg: want hij hield tegen fommiger
daande, dat C H R I S T U S als mensch fommige dmget
niet geweten heeft. Doch toen hem de Aartsbis.
fchop uit plaatfen der Schrift en der Kerkvaderei L
de onwaarheid van dit gevoelen aanwees, beloofd,
hij, zich met allen vlijt te zullen bekeeren. Maa r
na zijne dood kwam A G O B A R D een fchriftelijk opftt l
van hem onder het oog, waar in h i j , door vrage 1
en antwoorden, zijne oude Adoptiaanfche leere
hoewel met verandering van uitdrukkingen, zoel t
te bevestigen. Dit fpoorde A G O B A R D aan, om ee n
gefchrift daar tegen op te dellen, bijzonder om d le
genen, die zijn heilig leven bewonderd hadden, te
leeren, dat min niet het gehaf naar het leven, ma,w
het leven naar het geloof heordeelen moet (*).
E L I P A N D , die buiten K A R E L S gebied leefde, w as Dood van
niet zoo gemakkelijk afgezet of bekeerd.
Onderti
fch :n
Episc. Urgeliens.
R 5
f -
ELIPANDUS.
L b.
!
in T. I. Q >p.
266
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
Albini
Magistri
ad Elip.
Tokt.
Episcop.
I. c. pag. 868-876.
G E S C H I E D E N I S .
267
IV
DOEIt
I
Afdeel.
VI
[Ioofdrt.
Ln C . G .
Jaar 622.
tot 814.
voorgedaan, zonder
26S
IV
BOEK
1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
de Frankifche
Main,
Bisfchoppen
bij de Heilige
te
Frankfort
Vaderen
aan
gering,
Apostolisch
Geloof
L a a t ons dechts
die
met
den
veel te
gefchre-
beflisfing
te voorfchijn
verfland
mede,
der Christe-
houden.
algemeene
dat
k w a m , waar
het
de
K e r k v e r g a d e r i n g , de
in het jaar
3 8 1 , tegen
G o d h e i d van den
Heiligen
had
vastgedeld,
den
Vader en den
met
gemeenfchappelijk behoort te
aanbidden
dat
men
Zoon
en te
ver-
heerlijken , bleef 'er echter n o g fteeds eene verfchillende wijze van uitdrukking over
terfche en Westerfche
eerde
doorgaans ,
Fader
Geest
en den
Zoon,
de
bij de woorden
gezet
Oos-
Heiligen
Oosterlingen
van
de
van den
o f van den
uitdrukking gebruikten
dipt
tusfchen
Kerkleeraars
waren.
De
CHRISTUS
meer
op
Grieken
te
verVerg. Veel IV. BI. 369. Deel VI. BI. 234, 253.
G E S C H I E D E N I S .
269
IV
verminderen, als zij hem ook van den Zoon zeiden
BOEK
uit te gaan, de Latijnen beriepen zich op de eenI
heid van het Goddelijk Wezen ; ondertusfchen zei- Afdeel.
VI
den toch ook de Grieken met andere uitdrukkinHoofdft.
gen, het geen de Latijnen door het uitgaan van na C. G .
den Zoon verdonden, te weten, dat de Zoon, ge- Jaar 622.
cot 814.
lijk de Vader, de bron zij van het bedaan van den
Heiligen Geest, fomtijds zich dus uitdrukkende,
dat de Heilige Geest uitgaat van den Vader door den
Zoon. Doch hunne Leeraars verklaarden zich niet
allen en altijd op dezelfde wijze. Sterker dan iemand fpreekt T H E O D O R E T U S ( * ) . Eenen etge nen Geest des Zoons, in zoo verre C Y R I L L U ;
" hem van dezelfde natuur of wezen met hem, ei
" van den Fader uitgaande, genoemd heeft, wil
" len wij met hem belijden., en dat als eene God
zalige uitdrukking aannemen; maar zal dit betee
kenen, dat hij uit den Zoon, of door den Zooi
zijn hejlaan heeft: dan verwerpen wij het al
" eene lasterende en goddelooze taal. "
THEODO
R E T U S was wel een Nestoriaan,
maar in dit pun
fpreekt C Y R I L L U S hem echter niet tegen, die di t
dus niet onregtzinnig of dwalende gevonden mot t
hebben. Alhoewel dus C Y R I L L U S en anderen zie 1
zoo hebben verklaard, dat zij nader bij de Latijne 1
fchijnen te komen, echter zal het toch het heei
fchende geloof der Griekfche Kerk geweest zijn, h< t
welk de bovengemelde Kerkvergadering van Kot
fiat
(*) Reprehenjio XII.
IX. T. V. O/p. p. 47-
Capp. Cyrii
aiwthematm 1.
270
IV
BOEK
I
Afdeel.
K E R K E L I J K E
ftantinopokn zoo
De gemelde Kerkvergadering had ook in de Westerfche Kerk gezag, en werd algemeen aangenomen,
m C . G maar de voornaamde Leeraren dezer Kerk, HILAJaar 622 , RIUS , AMBROSIUS, AucusTiNUs , enz. leerden het
tot 814
uitgaan des Heiligen Geestes van den Vader en van
den Zoon zoo bepaald, dat het ook in de Geloofsbelijdenis van ATHANASIUS, die kort daar na in de
Latijnfche Kerk opgedeld werd, ingevoegd werd, en
daar door zoo veel gewigt kreeg, dat men allengs
VI
Hoofdft.
en Konftantinopolen
zeide op
en Konftantino-
Ap.
HARD.
Tom. III.
( t ) A c- pag. 496.
pag.
469.
GESCHIEDENIS.
a?i
IV
deze Geloofsbelijdenis op verfcheidene volgende
BOEK
Spaanfche Kerkvergaderingen aangehaald. Wanneer I
de Frankifche Gemeenten begonnen hebben, dit AfdeeL
bijvoegfel Filioque te erkennen, is niet zeker, even- VI
Hoofdft.
wel fchijnt dit reeds in de vroegere jaren der VIHfle na C . G .
Jaar
622.
eeuw gefchied te zijn.
tot 814^
Over dit bijvoegfel ontdond nu twist tusfchen de
Griekfche en Westerfche Kerken, die in de volgende eeuwen eene der voorname oorzaken is geworden, waarom dezelven zich van een gefcheurd hebben. De willekeurige verandering in eene Geloofsbelijdenis, werd als eene zaak der geheele Griekfche Kerk aangemerkt. De Gezanten, welke Keizer
K O N S T A N T I N U S aan den Frankifchen Koning P I P Y N
in het jaar 766 gezonden had, fchijnen deels op de
teruggave der voormalige Keizerlijke landftreek en
Heden in Itali, welke P I P Y N aan den Roomfchen
Bisfchop gefchonken had, aangedrongen, deels ir
last gehad te hebben, om over de verering dei
Beelden, die in het Griekfche Keizerrijk hatelijk geworden was, en wegens het onderfcheid, hetwell
zich ook in de leere van den Heiligen Geest tusfchen de Grieken en Westerlingen openbaarde, mei
de Frankifche Bisfchoppen te fpreken. Men kan dii
i
reeds eenigermate uit eenen Brief van den Roomfchei
Bisfchop P A U L U S aan den Koning beduiten (*),maai
A D O , Aartsbisfchop vmFienne, in de lXdeeeuw(f;
meldt\
(*) Cod. Car. Ep. X X V I . in
CENN.
27a
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
meldt,
767
eene Kerkvergade.
en op deI
Afdeel. zelve tusfchen de Grieken en Romeinen, ( h i e r door
VI
zal men ongetwijfeld de Frankifche Bisfchoppen i n
Hoofdft.
n a C . G _ het gemeen dienen te v e r d a a n , ) de vraag over de
Jaar 622 . Drieenheid : of de Heilige Geest even zoo van den
tot 814
' Zoon uitgaat, als hij van den Vader uitgaat ? insgelijks n o g eene andere over het gebruik der Beelden
in
de
Prum,
Kerken
behandeld
is.
REGINO
van
dat deze
Kerkvergadering te
(*),
Gentiliacum o f Gen*
gehouden
is.
woord
Filioque,
uit het
i n de
invoegen
van
Geloofsbelijdenis
van
het
ren
(f)
leerduk
zelve
meenen ,
zelve gedreden
dat
over
dit
gekomen
men
be-
bijvoegfel, eerst
zijn,
eerder
heeft , voordat
van het
maar
over
men
tot
ande-
de
zaak
de veran-
welk
laaf-
het
zij,
de heerfchende
ijver
de tegenfpraak
van derzelver
Leeraren
met
Bisfchop
de
der
Grieken tegen
van
Adoptianen
tot
verdediging
van
T r o u w e n s , die zelfde
Aquileja,
had
die i n
uitgemunt,
den
hield
over
MOSHEIM
G E S C H I E D E N I S .
273
IV .
over dit onderwerp in het jaar 791 o 79" n e
f.OEK
Kerkvergadering te Forum Julium of Friuli
(*);
l
op welke hij, in zijne aanfpraak aan de Bislchop- Afde.fl.
VI
pen, wel beleed, dat men de Geloofsbelijdenis van Hoofdft.'
tta
C
. C.
Nice en Konftantinopolen onveranderd behouden
[aar 6"2i.
moest. D o c h , zeide hij, naderhand is 'er, om tot 814.
der Ketteren w i l , die. heimelijk mompelen, dat de
eilige Geest alleen des Vaders i s , en alleen van
den Vader uitgaat, bijgedeld: qui ex Patre Filioque procedit. En toch zijn de Heilige Vaders, die
dit gedaan hebben, niet te berispen, als of zu iet
bij de Niceifche Geloofsbelijdenis gevoegd, of daai
in veranderd hadden \ nademaal zij niet anders gevoeld hebben, dan de opdellcrs dier belijdenis:
maar alleen gepoogd hebben, hun onbevlekt geloo
naar beter leerwijze aan te vullen." Hij merkte ver
ders aan, dat wel de te Konftantinopolen vergader
de Bisfchoppen de woorden van C H R I S T U S gevolg' I
waren: de Geest, die van den Vader uitgaat
maar z i j , die het bekende bijvoegfel geplaatst had
den-waren ook door den Verlosfer geleerdi TV,t
mi/ziet, die ziet den Vader, ik ben in den Va
der en de Fader is in mij. Want daar uit vol*
dat de Heilige Geest van den Vader en de n
Zoon altijd wezenlijk en onaffcheidenlijk uitgaa n
oet
Naardien C H R I S T U S verders den Heiligt n
f
d e
HBB.
DEEL.
474
K E R K E L I J K E
IV
w e r d
o o k
d e
III.
( *)
(|) In Chron. I. ..
c
1053.
G E S C H I E D E N I S .
275
IV
KI. ( * ) leert ons, dat J O A N N E S een Monnik geBOEK
weest is in het naburig Klooster van den Heil. S A f
B A S , die alle Franken op den Olijfberg, dat i s , Afdeel
VI
de Monniken, die geborene Franken waren, voor Hoofdft.
Ketters verklaard, en zelfs gepoogd had, hen met na C. G,
geweld te verdrijven; dat dezen zich op hunne Jaar 622.
tot -814.
overenftemming met de Roomfche Kerk beroepen,
en ook aan de Geestelijkheid en Gemeente te Jeruzalem op derzelver vraag gemeld hebben, dat zij
van dezen deels in eenige uitdrukkingen der Kerkgezangen en van het Onze Vader, deels daar in van
hen verfchilden, dat z i j , in de Geloofsbelijdenis,
meer dan zij , te weten : qui ex Patre Filioque
procedit , hadden, waarom J O A N N E S hen voor Ketters
uitmaakte.
K A R E L de Groote, die ook in foortgelijke zaker
zoo werkzaam was; op wiens bevel om dezen tijc
T H E O D U L F , Bisfchop van Orleans, een Boek hac
moeten fchrijven, in hetwelk hij het uitgaan des H
Geestes van den Vader en den Zoon door vel
plaatfen van Kerkvaderen zocht te bewijzen ( f ) >
die zelf fomtijds Godgeleerde opgaven aan de Bis
fchoppen voorleide, en hen zelfs wederleide, als z j
die naar zijn inzien niet goed beantwoordden
wenschte nu het befluit der Akenfche Kerkvei
gadering ook door de toeflemming van den Roon
fchen
(* ) Epist. peregrinor. Monachor. etc. in
teil. Libr. VII. pag. 14.
( t ) Eiber de Spiritw S. in
pag. 695-73S 2
SIRMONM
s-I I
BALUZ
I.
Opp. Tom. I
Mi
476
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
I
Afdeel. Bisfchop van Worms , en A D E L B A R D , Abt van
VI
Corbie, aan dezen Bisfchop, met eenen Brief, welHoofdit.
na C . G _ ken S M A R A G D U S , Abt in het Klooster van Verodu.
Jaar 622 .num, (Verdun,)
opgedeld had, aan denzelven.
tot 814
' L E O keurde de leere van den Heiligen Geest volkomen goed, zoo als die in de Akenfche Kerkvergadering begrepen was, maar raadde, dat men de bekende Geloofsbelijdenis, zoo als zij opgedeld was,
zonder het bijvoegfel, zou zingen en leeren (*). Om
echter te toonen, hoe weinig hij aan de leere zelve
te berispen vond, zond hij aan de Oosterfche Gemeenten eene Geloofsbelijdenis, welke de leere van
de Drieenhcid zeer uitvoerig ontwikkelt , en het
geen den Westerlingen eigen was: Spiritus fanctus
a Patre et a Filio cequater procedens, nog eens
herhaalt: Spiritus S. plenus Deus a Patre et Filio procedens ( f ) . Hij was dit ook aan de voorheen gemelde Monniken op den Olijfberg tot derzelver gerustdelling en verdediging verfchuldigd. Deze hadden zich in hunnen Brief onder anderen daar
op beroepen, dat n van hen in de Hofkapel van
K A R E L
den Grooten zeiven , in het opgezongen
Symbolum of Geloofsleuze, de woorden: qui ex Patre Filioque procedit, gehoord, en dat zij die in
eene Predikatie van G R E G O R I U S den Grooten, verders
( * ) si F; M O N D . Concill. Gall. Tom. II. pag.
M A B I L L O N . Vet.
(t)
Anal. par.
Ap. B A L I Z .
/.
C. pag.
357.
I."-2I.
256, jo.
G E S C H I E D E N I S .
277
IV
l e n in den Regel van den Heil. BENEDICTUS , en
BOEK
in andere fchriften der Kerkvaderen gevonden hadI
den. Evenwel bleef LEO daar bij, dat men deze Afdeel.
VI
woorden in de Geloofsbelijdenis niet mogt invul- loofdft.
(
len;
a C. G.
mag gelooven, liet LEO zelfs, ten gedenkteeken van] aar 622.
ot 814.
zijn gevoelen, deze Geloofsbelijdenis op een zilve- [
ren fchild of tafel graveren, maar enkel met de echte woorden, ex Patre procedentem, en dit in de
Pieterskerk ophangen.
Terwijl de Christenen dus twisteden over het Twist
D ver de
hoogde voorwerp hunner Godsdiendige verering, Beelden.
ontdond 'er onder hen een nieuw verfchil: of men
ook aan de Beelden der eerwaardigfle en heiligfte
overledene Christenen eenen eerbied, die aan de vereering der Godheid nabij kwam, bewijzen mogt?
Men mogt dezelve aanmerken als eene nieuwe worsteling der eenvoudige Christelijke Godsdiendigheid
met liet Bijgeloof, doch te laat beproefd, daar
reeds, federt het einde der vierde eeuw, de zaak bijna ten voordeele van het Bijgeloof beflist was. Deze twist begon niet, gelijk anders de gewone Godgeleerde verfchillen , door het geen een of andei
Bisfchop of Leeriiar gevoelde of gefchreven had.
maar een Vorst gaf 'er de leuze toe; aan den eener
kant flonden Keizers en Koningen; aan den ande
ren Keizerinnen, Monniken en het gemeene volkje:
de Bisfchoppen waren verdeeld. Behalve in d<
Jriaanfche verfchillen was in geene anderen het ge
lui
278
IV
BOEK
I
Afdeel.
Vi
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
gee-
G E S C H I E D E N I S .
a?9
IV
geene f p o o r , dat zij die i n hunne Kerken o f vergad e r p l a t e n g e h a d , veel m i n , dat zij ze vereerd
BOEK
of
1
Afdeel.
VI
neiging befpeurde, werd dezelve in het begin der
Hoofdft.
IVde eeuw door eene Spaanfche
Kerkvergadering na C . G .
tegengegaan. In het laatde der gemelde eeuw ont- Jaar 622.
tot 814.
moet men Beelden der D r i e e n h e i d , der Apostelen
aangebeden
hebben.
eenige
en Heilige m a n n e n ,
denisfen^in fommige
menigte
fchielijk
en
nieuwe
en
der
Beeldvereerders
algemeen
verfpreidde
Godsdiendigheid n i e t ,
verering der
Reliquin.
AUGUSTINUS
klaagde,
zich
als de
zoc
echter
dezi
verzamehnj 1
M e t de V
en
Vld
zij menigvuldiger in de
ook reeds
MARIA ,
G o d s verklaard
was,
Kerken
die n u
Ni1
geplaatst
>
v o o r de Moe
gezien w e r d ,
zittend
In de V i d e
eeuw
de' aanbidding en
GREGORIUS
de
komen al fporen
aanroeping
Groote
nam
voor va 1
eI
dezer
Beelden ,
eenen
Bisfchop
va n
ontd
k e
0
IV
EJUt
1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G .
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
k e n , ze op allerhande
Toen
'er vervolgens
verrigt
palen
zijn,
meer.
kende
derzelver
verering
geene
fporigheden afkeurden,
verdreven ,
woren de
van Jeruzalem,
eeuw ,
Martelaren
Alexandrl
groote
omtrent
vei haalde
CYRUS
en
i n zijn
JOANNES
Loffchrift
(f)
op de
dat
hij
e>
fchilderij gezien
wiens linkerhand M A R I A ,
J O A N N E S de Dooper
den
Pa-
de beide
en aan zijne
Honden.
bovengemelde
regterhand
V o o r hetzelve knielMartelaren n e d e r , en
door
zijn
gefchrift
:enen M o n n i k
het beeld
fprak,
Dezelfde Patriarch
eene Gefchiedenis
op den O l i j f b e r g ,
en hun'
had ook
ingevoegd van
wien de D u i v e l
door
(*) De tweede vvn Nicea F . V I I . Conc. Labb.p. 265.
G E S C H I E D E N I S .
door bekooringen tot onkuisheid aanporde;
wien hij ten laatden
aSi
en aan
IV
BOEK
1
Afdeel.
VI
van M A R I A , met het Kindeken J E Z U S op de arloofdft.
m e n , dat hij bij z i c h h a d , niet meer z o u aanbid- , ia C . G .
den. D e M o n n i k raadpleegde hier over met zijnen ' aar 622.
ot 814.
A b t , alhoewel hij den Duivel gezworen h a d , het
niemand te zullen z e g g e n ;
ven
ten a n t w o o r d :
maar
aanbidden ( * ) .
L F O de
lfaurir
tegen verbiedt
deze verregaande onvoegelijkheden met leere o f fchrift de verering der
verzette, maar een K e i z e r , die dezelven op eens w i l - Beelden,
de te niet gedaan hebben, L E O de Ifaurier, die
lijk
die- z i c h
het
716 beftuurde,
het jaar
echter
de
Gefchiedfchrijvers,
gefchreven
die
heb-
de
omdandigheden, welke
te
moeijelijker
zijn
is.
Ondertusfchen
overen.
ko-
T H E O F A N E S , de
delt het bevel des
Kei
BASNAGE
T. II. L. X X I I . G 6. p. 1333S 5
Hist. de fEglifi
282
K E R K E L I J K E
338.
G E S C H I E D E N I S .
283
IV
de, achtergehouden. Eindelijk verhalen de HandeBOEK
lingen van het Martelaarfchap van den voornoemI
den STEPHANUS ( * ) , die alleen in eene Latijnfche Afdeel.
VI
Vertaling voorhanden zijn, dat LEO door het verHoofdft.
bieden van de verering der Beelden een oproer des na C . G .
volks veroorzaakt, en daar op terdond de geveins- Jaar 622.
de verklaring gegeven hebbe, dat hij de Beelden toe 814..
niet geheel vernietigd, maar dechts hooger gehangen wilde hebben, opdat ze niemand met den mond
aanraken, en zoo eerwaardige voorwerpen hoonen
zou kunnen. Het fchijnt uit vergelijking dezer verhalen, dat de Keizer eerst de verering der Beelden verboden, en na eenige jaren derzelver geheele
vernietiging bevolen zal hebben. Zoodanige dap van
eenen Vorst ten dezen tijde moest zeker opzien baren , en het Bijgeloof kon 'er geene andere dan
flechte en hatelijke redenen en gronden voor vinden. Naar eene oude overlevering hadden de vijanden van het Christendom hem daar toe verleid (f).
Deze vertelling, hoe zeer in omdandigheden verfchillende, komt hier op neder, dat n of meei
Joden aan L E O , toen hij nog jong was, en zich
van zijn handenwerk onderhield, de Keizerlijke kroor
en een zeer lang leven beloofd hadden, onder voor
waarde, dat hij de Beelden van CHRISTUS en zijn<
Moeder zou wegdoen; dat zij hem, den troon be
klommen hebbende, aan zijne belofte herinnerd, ei
hij zich dus genoodzaakt gezien hebbe, die te ver
vul
(*)
(t)
In
BARON.
ZONARAS,
Ann.
ad.
CEDRENUS
a.
72. n.
enz.
4,
5.
284
IV
BOEI;
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K
E L IJ K E
L/.BBEI
JoConcill.
G E S C H I E D E N I S .
285
IV
Joden ( * ) , de verering der Beelden tegen de teBOEK
genwerpingen der laatden verdedigen. E n nog naI
der aan deze tijden, omtrent het einde der Vilde Afdeel.
VI
eeuw , zocht ook J O A N N E S , Aartsbisfchop van
Hoofdft.
Thesfalonika, in een Gefprek tusfchen eenen Jood na C . G .
en Christen ( f ) , de ergernis der Joden weg te ne- jaar 622.
tot 814.
men , voornamelijk met de aanmerking: dat de
Beelden alleen dienden tot gedachtenis der Heiligen,
en dat men bij derzelver verering eigenlijk God
dankte , die hen zijn Koningrijk waardig geacht
heeft.
Des Keizers verbod had van eerden af onaange- Gevolgen
van dit
name gevolgen. De Patriarch van Konftantinopolen verbod.
G E R I M A N U S verzette zich allerhevigst tegen 's Keizers
oogmerken, en leide liever zijn ambt neder, dan dal
hij aan dezelve voldeed, zeggende: Als ik jo
NAS ben, zoo werp mij in zee! Zonder eene alge
meene Kerkvergadering is het mij onmogelijk, in he
<reloof eenige nieuwigheid te beginnen. " In zijm
plaats werd A N A S T A S I U S , of S Y N C E L L U S , tot Pa
triarch aangedeld, die zich volkomen naar dei t
Keizer fchikte. De gevoelens van G E R M A N U S , om
trent de verering der Beelden, kan men uit zijn
Brieven opmaken ( ) . Op de tegenwerping, da t
luozES alle Beelden van God verboden had, ani
woordde hij, dat de aanbidding der Christenen a
leenlijk tot den eenen drieenen God gerigt was
oc k
a8
K E R K E L I J K E
IV
BOEX
I
Afdeel
VI
Hoofdit
na C . G <
Jaar 622 .
tot 814
G E S C H I E D E N I S .
A87
8S
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G .
Jaar 622
tot 814.
deswegens.
K E R K E L I J K E
bod,
om de Beelden w e g te r u i m e n , geene
ge onrust.
D e Keizer
had eenen
des Verlosfers,
gerin-
H o f bedienden
hetwelk
op den ladder
dond,
en ander gepeupel op
THEOFANES
verloren hebben.
Eenige
bittere verwijtingen,
vernietigen.
wijven
Patriarch
liet
goederen
verbeurd
verklaard ( * ) .
Griekfche
voorziene Boekerij en de bij dezelve wonende G e leerden zal hebben laten verbranden, omdat zij zijn
gevoelen omtrent de Beelden der Heiligen
den
v o l g e n , is ons reeds
voorgekomen,
dat
toen
voorheen
THEOFANES
verfcheidene
n e n , en oude leerinrigtinsen
vonden hebben.
zegt
niet w i l -
als fabelachtig
hunnen
ondergang ge-
ad
Leon. p.
19.
in LABBEI
G E S C H I E D E N I S .
NES
DAMASCENUS
hebben
wij nog
a8
IV
een laaghartig
BOEK
1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
een ijverig vriend der Beelden was.
uaC. G .
Taar 622.
Zekerder en van meer gewigt zijn de beweginrot 814;
gen , welke de plakaten des Keizers tegen de Beel-
was,
des Rijks
hebben
maakten
deswegens
eenen
deze
voortge-
opdand;
K e i z e r , en
zetten
tegen
zekeren COSMAS op
of.
Goddelijker L
en
ongeluk-
Eilanden
zoo
onderdaan
z o u gemaakt h e b b e n ,
det I
den troon
ongelukkig af
zal hebben.
Nicea,
het
Marienbeeld
vereerd w e r d e n , niet ir
genomen worden.
ftaande
draf
rokenden
voete 1
dag het
leven.
ook
verloor hij
A l s dit waar i s ,
zijne aar
de rt
m o | ;t
behaald hebben,
die te n
be
XII.
DEEL.
455-
290
IV
BOEk
K E R K E L IJ K E
I
Maar de merkwaardigde tegendand, de gewigtigAfdeel.
VI
de in de gevolgen, werd hem te Rome en in zijn
Hoofdit.
De Roomfche Bisfchop,
na C . G , overig gebied bewezen.
Jaar 622 . G R E G O R I U S II, luiderde zoo weinig naar de bevetot 814
als
G E S C H I E D E N I S .
291
'V
eenen Ketter bij dezelven gehaat te maken.
BOLK
Van zijne twee Brieven aan den Keizer is ook
I
reeds gewag gemaakt ( * ) , hier willen wij daar uit Af'.-el.
VI
nog bijbrengen, wat G R E G O R I U S ter verdediging der
rloofdft.
Beelden in dezelven gezegd heeft.
Daar door , ia C. G .
fchrijft hij ( | ) , dat de Keizer derzelver verering aar 622.
tot 814.
Afgoderij noemde, en de Beelden heeft zoeken uit
te roeijen, heeft hij de geheele Wereld gergerd.
Schriftelijk had hij het voor ongeoorloofd verklaard,
jet te aanbidden, hetwelk van menfchenhanden gemaakt is; of een Beeld, dat naar eenige gelijkenis
gemaakt i s ; maar hij mogt toch eerst aanwijzen,
wie dit geleerd had; dan wilde hij ook bekennen,
dat dit een Goddelijk gebod was. Dat M O Z E S de
Beelden verboden had, betrof alleen de Afgodsbeelden der Kanaaniten; anders -had hij zelf Beelden
genoeg, op Goddelijk bevel , in den Tabernakel
gebragt. Hij had ook begeerd, God te zien; maai
hem alleen van achteren te zien gekrepen; tham
za>* men hem heel duidelijk, van voren en van achteren. Want zijn Zoon was Mensch, voor iedei
een' zigtbaar en tastbaar geworden. Sedert waret
de menfehen uit de geheele Wereld als Arender- !
naar Jeruzalem gevlogen; want volgens CHRISTU<
woorden, is hij dat doode ligchaam, waar de hoog
vliegende Arenden, de vroome menfehen, vergade
ren. Deze hadden hem n u , zoo als zij hem za
gen, voor anderen afgefchilderd; zoo ook zijnei I
Broe
als
LABB.
T.Vll.p.ic
292
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C. G
Jaar 622
tot 814,
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
h a d , zoo
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
de hem G R E G O R I U S , OZIAS was u w B r o e d e r , even
Hoofdft.
zoo hardnekkig en gewelddadig jegens de Priesters, na C . G .
jaar 622.
als g i j ; de geheiligde D A V I D had t o c h zelf die flang
tot 814.
met de verbondskist i n den T e m p e l gebragt, en
den uit de Kerken geworpen.
W a a r l i j k , antwoord-
G i j hebt,
opzettelijk
en zon-
der eenige noodzake uitgeworpen, en door uwe onderteek ening den vloek op u w hoofd gebragt.
volgens verklaart
GREGORIUS
Ver-
h e m , hoe zeer h e n
begrafenis,
CHRISTUS,
diend
hebben.
eene algemeene
GREGORIUS
opdanding
en meer
en hemelvaart
aanbood
Kerkvergadering te h o u d e n , ach t
geheel
nutteloos ;
want
vai l
alzoo hij d
als een G o c
vergadering onderdeunen.
Dt
en afmaninge n
B r i e v e n , ee n
Brief
en de heil i ;e
294
K E R K E L I J K E
IV
ge wonderdoende Vaderen niet volgt. Andere Keizers waren wel Keizers en Priesters te gelijk geAfdeel. -keest, nademaal zij met de Bisfchoppen gemeenVI
fcbappelijk voor het waar geloof gezorgd hadden;
Hoofdft
na C . G maar hij had veel meer de Kerken van haren fieJaar 622 raad beroofd, welke in de Beelden van C H R I S T U S
tot 814
en de Heiligen bedaat. Op de tegenwerping des
Keizers, dat de zes algemeene Kerkvergaderingen
niets omtrent de Beelden befloten hadden, antwoordde G R E G O R I U S , zij hadden ook niet bepaald, dat
men brood eten, en water drinken z a l , omdat dit
van het begin af tot onderhoud des levens noodig
geweest was; even zoo had men zich fteeds van
de Beelden bediend; de Bisfchoppen hadden ze zelfs
op de Kerkvergaderingen medegenomen, en geen
godvruchtig Christen zou zonder dezelven gereisd
zijn. Nog is 'er in de bovengemelde Handelingen der tweede Kerkvergadering van Nice (*) een
andere Brief van G R E G O R I U S , over dit onderwerp,
aan den met hem zoo naauw overendemmenden Patriarch van Konftantinopolen, G E R M A N U S , bewaard;
maar die niets belangrijks in zich bevat, boven het
gene wij uit de beide voorgaanden aangedipt hebben.
BOEK
LACB. / . c. p.
() Crit. in
BARON,
22.
annal. ad ann.
726. . 8.
G E S C H I E D E N I S .
295
IV
BOEK
men
I
Afdeel.
VI
de Roomfche A r c h i v e n vindt,
R S Z L E R heeft i n
rloofdft.
zijne Bibliotheek der Kerkvaderen nog andete be- ia C- G .
denkingen bijgebragt, waar op evenwel geantwoord [aar 622.
tot 814.
kan w o r d e n , hoe zeer 'er de eere van den opdeller
derzelven met
onder
den
vermaardden
der Godgeleerden
van
JOANNES
EAMAS-
der CSNUS
voor de
die de Beelden.
eer der Beelden van de Heiligen het uitvoerigst en
dien
tijd,
en
eerden
Syftematifchen Leeraar
Griekfche K e r k , J O A N N E S
ijverigst
i n gefchriften
van Damaskus,
verdedigd
heeft.
Alhoewe
nam
hi i
dat
eene menigte
aan
werden.
onderda
i n hunne verkleefdhei 1
en
Z o o fchreef hij ( * )
Alles
is niet be
aan den v o
zi
Ketterfche 11
Babbelaar, M U H A M M E D , Beeldverbrander, en vyan d
der Heiligen noemde; gelijk hij ook aan d e , den Ken* :r
T 4
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
296"
K E R K E L I J K E
kend. (Oratio demonftrativa de facris et venerandls
imaginibus, ad Christianos omnes, adverfusque lmper. Conftantinum Cabalinum, et hareticos om.
nes (*). Ejusd. Epistola ad Theophilum Imper.
de fanctis et venerandls imaginibus) ( f ) . Maar'
zijne drie verantwoordingen of verdedigingsfchriften
tegen die genen, die de Heilige Beelden lasteren,
(Oratt. Apologet. HL de imaginibus) () , l k e
hij kort na het eerde bevel van Keizer L E O begon
uit te geven,wijzen den weg volkomen genoeg aan,
welken hij daar bij gehouden heeft.
w e
DAMASCENS
betuigt in het begin zijner eerfte
verantwoording, dat hij, bij het gevaar der Kerk,
met had kunnen zwijgen , hetwelk daarom zeer
groot was, omdat de onderdanen van hunnen Vorst
verleid werden; tevens noemt hij het eene ijdele
vrees van de vijanden der Beelden, dat de Christenen daar door tot Afgoderij zouden vervallen, maar
noemt het eene ondeugd, dat men, door af'te wijken van de gebruikelijke Kerkelijke inrigtingen, de
Voorvaderen veroordeelt. Na eene fchets van zijn
Geloof, in nen God en de Drieenheid, die hijalleen aanbidt, (hoewel hij tevens met den Konin*
en G o d , het purper van zijn ligchaam., niet als
een kleed, noch als een vierden perfoon, maar als
die gelijkelijk God i s , ( * ,
>^,
aanbidt;)
verzekert hij, dat hij geene zwarigheid maakt, een
Beeld van den onzigtbaren God te vervaardigen, i
fl
zoo.
( ) /. c. pag. 307.300,
G E S C H I E D E N I S .
297
IV
soo verre hij, door zijne menschwording, zigtbaar
BOEK
geworden is. Op de tegenwerping, dat M O Z E S be1
volen heeft, den eenigen God te aanbidden, maar Afdeel.
VI
daartegen alle Beelden heeft verboden, antwoordt
Hoofdft.
hij, dat men niet de Letter, die doodt, maar den na C. G .
Geest, die levend maakt, in de Heilige Schrift, in Jaar 622.
tot 814.
acht moet nemen; dat het gemelde verbod alleen
daar op doelt, dat men niet, behalve den Schepper,
ook nog het fchepfel Godsdien/lig aanbidden moet,
daarom wordt altijd de Godsdiendige verering ,
( * < % * , ) met de aanbidding, ( ^ottwws,) verbonden. Eigenlijk was dat voorfchrift aan de Joden gegeven, die zoo geneigd waren tot Afgoderij;
wij, die eene volmaaktere kennis van God verkregen hebben, kunnen ook beter beoordeelen, wat
men afbeelden kan, of niet.
Van C H R I S T U S , als
298
IV
BOEK
1
Afdeel.
VI
Hoofdit
naC. G.
Jaar 622,
tot 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
299
IV
CHRISTUS; is niet het Euangelieboek, de tafel in het
BOEK
Avondmaal, het ligchaam en bloed Van CHRISTUS
1
zelf, is dit alles niet doffe? Een van beiden, of Afdeel.
VI
neem de verering en aanbidding van dit alles weg;
Hoofdft.
of erken, volgens de Kerkelijke leere, ook de aan- na C . G .
bidding der Beelden van God en zijne vrienden! Jaar 622.
tot 814.
Veracht de doffe niet, die toch Gods werk i s ! dat
zou Manichesch zijn. De Beelden bewijzen aan
de Ongeleerden hetzelfde nut, als de Geleerden uit
Boeken fcheppen; zij leeren, zij herinneren aan
Goddelijke weldaden, en de Israliten, voor welken
zij in den Tabernakel waren opgerigt, aanbaden dooi
dezelven God zeiven. Die genen, die zeggen, hel
is genoeg, Beelden van CHRISTUS en zijne Moedei
te maken, belijden daar door, dat zij vijanden dei
Heiligen zijn, en hun hunne eer onttrekken; daar dezei
toch CHRISTUS gelijk zullen zijn, en zelfs Godei
zijn. In SALOMO'S Tempel waren zelfs Beelden vai
dieren; en men zou geene Beelden der Heiligei
hebben,-die toch zelve Tempelen van God zijn
Men mag CHRISTUS, onzen Koning en Heer, nie
van zijne legermagt berooven; en dat zijn de Hei
ligen. Wie hunne Beelden niet wil aanbidden
vere'rt ook CHRISTUS niet, die een Beeld is de s
onzigtbaren Gods. Hunne Beelden fporen mij 0 J
tot navolging. Een van beiden, of men moet de 1
Heiligen ter eere geene Tempels bouwen, en hur
ne gedachtenis niet vieren; of men moet ook hui
ne Beelden behouden. Wij leven niet meer ondt r
de wet, toen dit geene plaats vond; maar geniete n
den vollen dag. Doch ook mogen de grenzen ni, |
over-
300
IV
BORK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
overfchreden
worden,
vastgedeid.
Want
welke
onze
Vaders
hebben
zij hebben
niet
blootelijk ge-
ook
ongefchrevene
verordeningen achtergelaten.
TUS?
den D o o p ;
de plaatfing
der biddenden
naar het
PAULUS
vangt
D e plaat-
de Afgodsbeelden.
Zegt
dan antwoorde
i k : misfchien is het B o e k ,
waar dit in fbiat, door een' ander gefchreven geword e n ; o f hij heeft daar door dechts het Heidensch
Bijgeloof willen tegengaan; gelijk dan i n zijne K e r k
zelve n o g altijd Beelden gebruikt
hetgeen
werden;
Daartegen deelt D A -
eindelijk
gewaanden
DIONYSIUS
L I U S den Grooten,
mede u i t
den Areopagiet,
GREGORIUS
van Nysfa,
BASICHRY-
Dan,
zijn;
onechte
naardien
plaatfen
eerst ophelderingen
moest
voegen ,
heel
o m het
gedwongen ,
gedaar
uit
G E S C H I E D E N I S .
30
IV
deze
verzameling i s .
Ten
BOEK
laatften
Afdeel.
VI
hier i n niet te gehoorzamen; zulke bevelen, door
Hoofdit.
welke Kerkelijke inrigtingen worden afgefchaft, zijn la C . G .
[aar 622.
aan de bekende Rooversfijnode gelijk; en over het
tot 814.
geheel mogen alleen Kerkvergaderingen, aan welken
vermaant de Schrijver de Christenen, om den Keizer
Keizer z i c h
tweede van
niet
hem
deze
daar over
zou
bekeeren,
uitfpreken.
Verhandelingen
D A M A S C E N U S i n de
inleiding,
geloofsdwalingen ter
baan
dat
de
beweert
Duivel
alle
heeft gebragt, en
dat,
Afgoderij ver-
H e i l i g e n , tot
vijan-
Daar op toont h i j ,
hielden,
naardien
en
als
G o d op
zoodanigen
velerlei
verbo-
dezelven voor G o -
wijze
aanbaden ;
maai
tot de menfehen
men
niet.
Afgodstempels,
te v e r e r e n .
hadden
de
Beek
en
noj
menfehen
ei 1
M a a r in plaats
de :
me t
Een
Heilige V a d e r s ,
W a n t de
hralite 1
moj
302
K E R K E L I J K E
IV
mogten dit niet doen, dewijl in hunnen tijd de menfchelijke natuur zich nog onder den vloek bevond,
Afdeel. en de dood eene ftraffe was , waarom ook een
VI
doode onrein was. Door de vereniging der GodHoofdft.
na C. G. heid integendeel met onze natuur, is deze verheerJaar 622. lijkt en onverderfelijk geworden. Wij vieren dus
tot 814.
den dood der Heiligen,- bouwen Tempelen, hun
tereere, en fchilderen hunne Beelden. Wie deze,
als ook de Beelden voor C H R I S T U S , en zijner Moeder ter eere, en tot fchande des Duivels, opgerigt,
zoekt te verdooren, die niet aanbidt en eert, hoewel niet als G o d , die is een vijand van C H R I S T U S ,
en van zijne Moeder en van de Heiligen; maar tevens ook een verdediger des Duivels. Vervolgens
bewijst D A M A S C E N U S uit 1 Kor. XII. 28. Hebr.
XIII. 7, 17. 1 Chron. XXVIII. 3. en andere Schriftuurpiaatfen, dat de Keizers geen regt hebben, om
aan de Kerk wetten te geven; dit komt alleenlijk
aen Leeraren toe! Hij herhaalt, het geen hij, in
sijn eerfte gefchrift, van de waarde der ftofFe, waar
xit de Beelden bedaan, gezegd had, en voegt 'er
jij, als men de Beelden uit hoofde van het verbod
i n de wet wilde affchaffen, dan moest men daartei gen den Sabbath en de Befnijdenis, welke daar in
I;eboden werden, waarnemen. Onder andere woor( lelijke herhalingen uit de eerde Verhandeling, bij
1 oorbeeld, van de onbefchrevene leere , over de
I 'laats van E P I F A N I U S , en meer foortgelijken, merkt
1iij nog aan: de Heiligen moesten ook daarom aan
c e verering van God en C H R I S T U S op de wereld
t eel hebben, dewijl zij erfgenamen van God en
BOEK
me-
G E S C H I E D E N I S .
303
eerst
zndei
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
d e n , z o o is ook i n de wereld enkel mondeling geHoofdft.
leerd, dat C H R I S T U S , de vleeschgeworden G o d , na C . G .
benevens de H e i l i g e n , i n Beelden v o o r g e d e l d , er Jaar 614.
tot 822.
deze gelijk het k r u i s , behooren aangebeden te worfchrift i n de geheele
den.
het
de l a n s ,
en
is:
andere
Indien
il
vai I
werktuigen
waarom z o u i l
Beeld
van h e m ,
Dat ik de
men daar
krui
doffe
uit;
der
dewijl il
der
Beelden uit
om
de Heilige Schrift
bewijzen.
zalig
genen , die
ten
der
zagen,
vergeefs gewenscht
wenfchen ook te z i e n ,
mogelijk i s .
fiere
rede,
een
heeft,
gezien.
Beeld
ons
van
Proft
en w ij
te zie 1
en dm
en wij worden al s
nademaal
den
mensch tot
van God,
D e brandende
de
gt
Beel i
A B R A H A M , M O Z E S , en alle d e
hij
zien;"
en i n een Beeld,
gefchapen
te
zalig geprezen.
maakt,
hetgeen vele
hadden
Moeder
Gods;
zijn
maar niet
zij I!
braambosch
w; S
nu c e
heilig lan d
indien
was
304
IV
BOEK
I
K E R K E L I J K E
was;
ja allerheiligst z i j n !
het
Beeld
zelf heilige
C H R I S T U S verzekert,
dat
MO-
Even
gelijk
fpreekt;
CHRISTUS
die zweert
bij
Hem ^
zweert,
wordt.
PAULUS
Hebr.
gemaakte
bidden zouden.
Beelden
VUL
de met
in den Tabernakel
aan-
deze Verhandeling
ge-
eerden.
dat de
Duivel
de Beelden veroorzaakt h e b b e ;
dat
hebben, om rede-
wederDaar o n -
dat
de
Perfonen,
CHRISTUS
waar
eenswezens, ne
n
natuur der
per foon en
gevoegd worden e.
Godheid,
twee naturen
z. v.
in
M a a r bijzonder
G E S C H I E D E N I S .
305
IV
der bevat deze Verhandeling eene wijdloopiger ontDOEK
vouwing van verfcheidene vragen over Beelden en
I
Aanbidding.
De Schrijver onderzoekt, wat een Afdeel.
VI
Beeld is? waarom het is? (om iet, hetwelk verbor*
Hoofdlh
gen i s , bekend te maken; maar ook, om ons tot na C . Gi
het goede op te fporen, en voor het kwade te Jaar 622*
tot 8144
waarfchuwen; ) verders, hoe vle foorlen van Beelden 'er zijn? zes, zoo als hij het vindt. Het eerfte
is het natuurlijke; zoo is de Zoon van God het
natuurlijk en volkomen gelijke Beeld des Vaders; en
de Heilige Geest het Beeld des Zoons. De in God
zeiven bedaande denkbeelden van zaken, die dooi
hem worden zullen, maakt het tweede foort uit:
het derde dc uienich , die naar de gelijkenis var
God gemaakt i s , naardien Verdand, W o o r d , er
Gce>t even zoo n mensch, als Vader, Z o o n , er
Heilige Geest n God zijn, wien hij ook, dool
zijnen vriin wil en bekwaamheid om te heerfchen.
gelijkvormig i s ; bet vierde foort is de Heil. Schrift,
welke Beelden van onzigtbare eri onligchamelijkf
dingen voordek; de vijfde bedaat uit de voorbeel
den des Ouden Testaments; zoo als de daauw of l
OIDEON'S vlies de Moeder Gods voorbeduidde; eindelijk de zesde zijn de opfchriften ter gedachtenil
van eene gebeurtenis opgedeld of opgerigte gedenk
teekens.
DAMASCENUS vraagt verders, wat doo:
Beelden kan worden voorgedeld? Alles, antwoord :
h i j ; dechts de Godheid niet: want ook eindig
Geesten, als men ze met God vergelijkt, kan mei 1
onder de ligchamen tellen. Maar wie heeft he t
eerst Beelden gemaakt? God zelf, nademaal hij zij
XII D E E L .
na 1
306
IV
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
39?
IV
bidt. Een andere foort van aanbidding betreft die
BOEK
fchepfelen, in welken en door welken ons, heil en
\
zaligheid uitgewerkt is, zoo als de Berg Sina, Afdeel,
VI
Nazareth, Golgotha, het kruishout, de nagels aan
Hoofdit,
hetzelve, en meer dergelijken; ook Engelen en men- na C . G .
fehen , die daar in een welgezind deel genomen Jaar 62a
hebben. De derde foort betreft de Heilige Boeken, tot 814,
en andere Godgewijde zaken; het vierde de Beelden, welken de Profeten gezien hebben, zoo ah
de Staf van A A R O N , de Tabernakel, de Cherubim,
ook het ligchamelijke Beeld mijnes Gods, de Beel
den van zijne' Moeder en der Heiligen; naar he
vijfde foort aanbidden wij ons zeiven, die wij Go
de deelachtig zijn geworden, met onderworpenheid
volgens het zesde worden Heeren en Meesters vai
hunne dienstknechten, en weldoeners van hulpbe
hoeftigen vereerd. Eene nog veel rijker verzamelinj
van plaatfen der Kerkvaderen, die de verering de
Beelden ftaven zullen, dan in de eerde Verhanden
gen, daat op het einde van deze derde als een aan
hangfel.
308
IV
BOER
1
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. .G.
Jaar 622.
tot 814.
K E R K E L I J K E
plaatfen
en
plaatfen
van
Kerkvaderen
van
maakt ,
Alhoewel
men
in
de verering der
aangemerkt
onvergee-
heeft ,
dat
de
bijzonder
mengelmoes
van
geheel
ongemeen
z i j n , evenwel
een zeer o n weinig
goeds
Roomfchen B i s -
tevens,
GREGORIUS
de
maande den
maatregelen
Keizer
Beelden; fprak op
af
I I I , die in
Rome k w a m ,
het
achter-
Hij
de
ban-
G E S C H I E D E N I S .
0
309
IV
pen;
en zond,
hoewel
om
de oproerige
BOEK
1
Afdeel.
VI
dwingen; maar daartegen hield hij de inkomden
Hoofdft.
der Roomfche Kerk in Sicili en Kalahri
in. Men na C . G .
kan hier nog bijvoegen, dat de Roomfche Bis- Jaar 622.
tot 814.
fchoppen, bij deze gelegenheid, hun KerkelijkRegtsItalianen
Moefi,
tot gehoorzaamheid te
Epirus,
Thesfalie,
Daci,Kalahri
Achaje,
en Sicili,
Lan
van Konftantinopolen
(*).
Waa r
toenmaals vele godzalige lieden, omdat zij de Ke Lzerlijke bevelen niet in acht namen, draden en mi
handelingen
in
menigte
hebben
Maar volgens T H E O F A N E S
moeten
uitdaa: 1.
z l
o o r de waarheid veel
geleden
hadde
Bee
() Adriani
H A R D . Act
(f)
Breviar.
Concill.
T.
n.
lege
d-
Con /.
I. Epist. ad Michal. Bc ib.
I. Epist. ad Car. M. ap
I
ft
V. p .
V 3
125,
I.ABB.
|*$
310
K E R K E L I J K E
rv
uit-
G E S C H I E D E N I S .
3"
of
ARTABAZUS ,
zoo
als
hij
ook
ge-
noemd wordt, verklaard; waarfchiinlik, omdat deze de verering der Beelden begundigde, evenwel
behandelde de Keizer hem gundig en zelfs milddadig.
Nadat deze onrusten gedempt waren, fchijnt d
affchaffing der Beelden door Keizerlijke bevelen ha
ren vorigen weg gegaan te zijn, zonder dat 'er juis
geweld bij geoefend werd. Want dat T H E O F A N E S
die in eene het Rijk wijd en zijds verwoestend
pest in het jaar 7^7 een Goddelijk drafordeel we
gens deze fchikkingen vindt, den Keizer tegen d
1
Kerken en Heilige Beelden laat woeden, en als ee
1
andere F A R A O zijn hart verharden, is dechts ee
klein gedeelte van de hoonende taal, in welke h 3
en andere Griekfche ijveraars voor de Beelden va n
rdezen Vorst fpreken. Integendeel raadpleegde KOT
S T A N T Y N , gelijk zijn Gefchiedfchrijver 'er onmidd*
n
lijk op laat volgen, meermalen met zijnen Geheime
>
Raad over de middelen, om ziin oogmerk te b
n
reiken, en wist ook alle deden tot zijn gevoete
ov :r
r. (*) TIIEOFAN. Chron. p< 347 353- NICEFOR. Brevia
p. 38.
ZONARAS
Annal. L.
XV.
V4
C.
5.
SU
K E R K E L I J K E
5V
d a t
>*A
S"P
G E S C H I E D E N I S .
313
IV
SOEK
kan.
I
Eerst ontwierp zij eene fchets van de fchikkingen Afdeel.
VI
Gods door CHRISTUS , om de door den Duivel ver- Hoofdit.
oaC.
G.
leide menfehen van den Afgodsdienst te bevrijden,
Jaar 622.
en voegde 'er bij, dat deze vijand, om hen weder- tot 814.
om te onderwerpen, onder de gedaante van het
Christendom, allengs de Afgoderij weder ingevoerd
heeft, nademaal hij de genen, die hem toebehoorden, overreed heeft, niet van het fchepfel af te
zien; maar het te aanbidden en te vereren, en
hun eigen werk voor God te houden, als het dechts
naar CHRISTUS naam benoemd werd. Daarom heeft
CHRISTUS, gelijkerwijs hij te voren zijne jongerer
overal uitzond tot verdooring der Beelden, dus ooi
thans zijne aan de Apostelen gelijkvormige dienaren
de Keizers, verwekt, om de vestingen, door del
Duivel tegen de kennis van God opgerigt, neder t
werpen. Daarom hadden de Keizers, (KONSTAN
en zijn Zoon L E O , ) door Goddelijken ijve r
aangevuurd', deze vergadering bijengeroepen, opda t
zij een fchriftmatig onderzoek van den verleidelijke 1
T
wa
314
K E R K E L I J K E
waar onder zij ook de veroordeeling van den Room.
BOEK fchen Bisfchop H O N O R I U S ,
met andere Monotheli.
I
ten,
niet
vergat.
Vervolgens
voegde zij 'er bij,
Afdeel
die heilige vergaderingen hadden het onbevlekt ge'
VI
Hoofdft. loof Godebehagelijk voorgedragen, zoo als zij uit
na C. G
Jaar 622 de Euangelien geleerd hadden, en daarom geleerd,
tot 814 dat in den eenigen C H R I S T U S , onzen Heer en God^
n perfoon in twee naturen, willen en werkingen
is; dat ook de wonderwerken en het lijden aan
eenen en denzelfden perfoon behoorden. Na d i t ,
onder den invloed des Heiligen Geestes, zorgvuldig
geproefd, en zich van de waarheid overtuigd te
hebben, had zij gevonden: dat de ongeoorloofde
kunst der fchilders de voornaamfle leere onzer za.
ligheid, de Menschwording van C H R I S T U S , lasterde,
en de heilige van God te zamen geroepene Kerk vergaderingen omwierp ; maar daartegen N E S T O R I U S
onderdetinde, die den Zone Gods in twee Zonen
deelt; insgelijks A R I U S , D I O S K O R U S , E U T Y C H E S en
S E V E R U S , die eene vermenging der twee naturen
van nen C H R I S T U S leeren.
Deze Bisfchoppen
noemen het dus het onverdand van eenen winzucht e n fchilder, het gene met het hart geloofd, en
met den mond beleden wordt, met onreine handen
, ' '1:e veranderen. Zulk een fchilder, zeggen z i j , heeft
'en Beeld gefchilderd, hetwelk hij C H R I S T U S
J wemt: een naam, welke dien betekent, die God en
i Mensch is. En van beiden, of hij heeft, zoo als
i iet zijner ijdelheid goeddacht, de Godheid, die niet
fgeteekend kan worden , in de teekening van het
i ;efchapene vleesch afgeteekend ; of hij heeft die onIV
ver-
G E S C H I E D E N I S .
3*5
K E R K E L I J K E
JI6
IV
BOEK
Afdeel.
Vi
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622
tot 814
opdat niet
Gelijk
de Afgoderij
het natuurlijk l i g .
is g e w o r d e n ,
z o o is openlijk
geworden.
H e t brood
God-
i n het A v o n d m a a l ,
van zijn
natuurlijk
l i g c h a a m , wordt door de nederdaling van den H e i ligen Geest geheiligd, en wordt een Goddelijk l i g c h a a m , door middel van den Priester, die het van het
gemeen gebruik tot heilige offering afdondert.
Ge-
Geest
met de G o d h e i d
zijne zijde.
M a a r de
heiligt
zij blijven
gemeen,
en zonder
h e i d , z o o als de werkman
heeft.
noch
bedaan;
de
geen
gebruik ;
voortreffelijk-
o f fchilder
ze voltooid
fchien w e l toegeven, dat wij de Beelden van C H R I S T U S , uit hoofde van de vereniging
t u r e n , met regt verwerpen;
maar
ook uit-
Moe-
menfehen
geweest
zijn.
Doch,
als
G E S C H I E D E N I S .
als de eerde verworpen
f
IV
BOEK
I
ze geheel omver. Onze Katholijke Christelijke Kerk, Afdeel.
VI
d i e het midden daat tusfchen het Jodendom en
Hoofdft.
Heidendom, neemt geen deel aan beider gewone na C . G .
heilige gebruiken; maar gaat haren nieuwen, van jaar 622.
tot 814.
G o d voorgefchrevenen weg van Godzalige Kerkpleg&
tigheden.
geene hope
is,
D e Heili-
G o d . - W i e dezen
nooit levende,
Lasteraar.
de Moeder
Godheid
die bewijst
ziel 1
W i e mag z i c h onderwin
overfchaduwd
af te beelden ?
of wie z a l z i c h niet fchamen, de Heiligen te fchi 1d e r e n , die met C H R I S T U S heerfchen , en de were d
oordeelen z u l l e n ?
zen
CHRISTUS
zegt:
God is i 's?;
K E R K E L I J K E
zijn zalig, die in hem gelooven, zonder hem gezie*
te hebben, M O Z E S heeft alle afbeeldingen van heI
Afdeel. melfche en aardfche voorwerpen verboden, P A U L U S
VI
klaagt, dat de Heidenen de heerlijkheid des onverHoofdft.
sa C . G derfelijken Gods in het Beeld van verderfelijke menJaar 622 fehen veranderd, en het fchepfel meer dan den
tot 814, Schepper gediend hebben; hij fchrijft: alhoewel wij
ook C H R I S T U S naar het vleesch gekend hebben, zoo
kennen wij hem nu niet meer; want wij wandelen
in het geloof, maar niet in aanfchouwen; eindelijk,
hij verzekert, dat het geloof uit het gehoor, en het
gehoor door het woord Gods is.
IV
BOEK
G E S C H I E D E N I S .
319
IV
Ben, die fchepfelen aanbidden, alzoo op die wijze
de genen, die zien, hen aanbidden, die niet zien; B O E K
I
A M P U I L O C H I U S en T H E O D O T U S van Ancyra, die Afdeel.
VI
het voor onnoodig verklaren, de Beelden der HeiHoofdft.
ligen in kleuren voor te dellen, dewijl men hunne na C . G .
deugden behoort na te volgen; eindelijk E U S E B I U S Jaar 622.
tot 814.
S A M P H I L I , die aan eene Keizerin fchreef, die het
Beeld van C H R I S T U S begeerd had, dat, alfchoon
zij ook flechts zijne gedaltenis als dienstknecht
meende, deze zelfs nog te zeer door de Godheid
Verheerlijkt was geworden, dan dat zij met doode
verwen zou kunnen afgebeeld worden.
Door deze getuigenisfen der fchrift en der Vaderen gedicht, zeggen de Bisfchoppen verders, hadden zij het eenparig befiuit genomen, dat alle Beelden, uit welke doffe en verf zij ook gemaakt mogen zijn, uit de Christelijke Kerk weggeworpen ,
en voor haar vreemd en verfoeid zijn moeten. Maai
wie zich in het vervolg zou onderdaan, een Beelc i
te maken, of het te aanbidden; of het in eeni
Kerk of in een bijzonder huis op te rigten of tt
verbergen, die zoude, als hij een Bisfchop, Ouder
ling of Kerkedienaar i s , afgezet, maar is hij eet
Monnik of Leek, in den Kerkenban gedaan wor
den, en als een vijand der Goddelijke en Kerkelijk
leere, de door de Keizerlijke wetten bedemde draffei L
moeten lijden. Te gelijk geboden zij: geen mensch
die over eene Kerk, of eenig ander eerwaardig hui;
opzigt heeft , zal , onder voorwendfel van dezi
dwaling, ten aanzien der Beelden, te verminderen
zijne hand aan de Godgewijde vaten daan, en die
om
320
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 632,
tot 814.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
321
IV
lijke verwen in menfchelijke gedaante zoekt te verBOEK
beelden; en niet veel meer belijdt, dat hij als G o d ,
I
ook na zijne menschwording, niet kan afgebeeld Afdeel.
VI
worden; tegen den genen, die de onaffcheidbare Htoofdft.
perfonelijke vereniging van God het Woord en het ia C . G .
vleesch, of dat ne, hetwelk uit beiden onver- Jaar 622.
tot 814.
mengd en onaffcheidelijk volmaakt is geworden, in
een Beeld zoekt af te beelden, hetwelk hij CHRISTUS noemt, (daar toch deze naam den God en
mensch beteekent,) en daar door eene vermenging
der naturen zonderling genoeg afbeeldt; met
n woord, deze Banvloeken worden afzonderlijk
in verfcheidene afdeelingen op alle Ketterfche gevolgtrekkingen uitgedrekt , welke de vergadering
reeds te voren uit het vervaardigen van CHRISTUS
beelden afgeleid had. Maar zij worden verders oolj
uitsefproken tegen die genen, die niet belijden, dal
de altijd Maagd MARIA eigenlijk en waarlijk God:
Moeder, hooger dan alle zigtbare en onzigtban
fchepfelen i s , en die niet met een opregt geloof on
hare voorbidding fmeeken, als die op onzen uil
haar geborenen God een vrolijk vertrouwen heeft; die de vertooningen van alle Heiligen en onbezield*
en domme Beelden uit dodelijke verwen zoeken ot
te rigten; eene nuttelooze onderneming, ja eem
ijdele en duivelfche uitvinding; en die niet lieve:
derzelver deugden, als het ware,bezielde en levendi
Beelden, in zich zeiven af beelden, en daar door dei I
ijver in zich opwekken, om die na te volgen; die niet belijden, dat alle Heiligen van het begi; I
der wereld tot heden toe, van God naar ziel ei 1
XII. D E E L .
dg
322
IV
DOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G.
Jaar 622.
tot 814.
Aanmerking ovei
deze
Kerkvergadering.
K E R K E L I J K E
ligchaam waardig geacht zijn; en die hunne voorbidding niet begeer en; daar zij toch, volgens de
Kerkelijke leere, met alle vertrouwen, voor de wereld bidden; die geene opdanding der dooden,
geen oordeel, geene draffen en belooningcn na dit
leven belijden; ook in het algemeen tegen die
genen, die deze heilige algemeene zevende Kerkvergadering, en het van haar naar de fchrift vastgedeld geloof niet zouden aannemen. Zij fpreekt over
hen het anathema uit van den Vader, Zoon, en
Heiligen Geest, en van alle de zeven algemeene
Kerkvergaderingen. Eindelijk vraagden de Keizers
nog, of de vergadering dit alles eendemmig befloten had? en zij fchreeuwde niet alleen: Alzins!
maar riep hun ook eene menigte loflpraken, dankzeggingen en wenfchen daar voor toe, dat zij het
ware geloof bevestigd, en alle Afgoderij uitgeroeid
hadden. Tevens riepen de Bisfchoppen nog bijzonder over eenigen van de voornaamde verdedigers
der Beelden het anathema uit, zoo als over GERMANUS en DAMASCENUS, tegen welken laatstgemelderi het viermaal onder den fpotnaam Manfur werd
herhaald; over hem en anderen nog met bijzondere
fcheldwoorden, bij voorbeeld: Be/potters van CHRISTUS , houtvererders en meer dergelijken.
Of deze vergadering den waren middelweg van
overtuiging tot bevrediging en vereniging der beide
partijen ingeflagen hebbe, behoeft geen wijdloopig
onderzoek. Zij kwam openlijk, met al te veel hevigheid tegen de ne partij ingenomen, tot hare
raadplegingen, en alhoewel wij niet alles weten,
wat,
G E S C H I E D E N I S .
3^3
IV
wat, gedurende het half jaar, dat zij gezeten heeft,
BOEK
al is voorgevallen, kon men echter reeds vooruit
1
niet twijfelen, of zij zou niet meer doen, dan de Afdeel.
V
I
maatregelen van het Hof tegen de Beelden bekrachHoofdft.
tigen. Hare ongelukkige Banvloeken en andere ge- na C . G
wddige Happen fneden alle herftel van den Ketke- Jaar 622
tot 814
vrede af. Zij dacht 'er niet aan, dat 'er Beelden
kunnen zijn tot gedachtenis, zonder dat zij tot eene
Bijgeloovige verering behoeven te dienen. Het ii
waar, dat het tot hare verfchooning kan drekken,
dat dit een en ander ten dezen tijde naauwelijki
van een te fcheiden was; en dat eene zulke een
voudigheid der uiterlijke Godsdienstoefening, al I
den eerden Christenen eigen geweest was, toenmar 1
niet meer dan een vrome wensch zijn kon. Zelf 3
merkte de vergadering niet o p , hoe zeer zij zie 1
zelve in den weg ftond: zij gebood, onder drafl
van den Ban, de aanroeping der Heiligen; en wilc e
tch derzelver Beelden niet dulden; en het eer e
foort van Bijgeloof was echter zoo goed als het ande
Haar ijver had wel een prijswaardig voorkomen 5
ook kwam zij bij toeval tot zeer nabij de eerfl :e
grondbeginfelen van het Christendom; maar zij wi ;t
daar geen behoorlijk gebruik van te maken, en ve rdedigde dus eene goede zaak maar flecht. Zij li et
zich ook aan Kerkelijk gezag het meest gelegen zij 1.
Dat zij daarom, dat 'er geen Patriarch tegenwoord ig
was, ook geene algemeene, (oecumenifche,) Kerkvc rgade'ring heeft kunnen zijn, hetwelk fommigen ha ar
naderhand tegengeworpen hebben, benadeelt haar nk ts
in het oog van eene meer verlichte nakomelingfchar.
1
X 2
Ee :st
324
K E R K E L I J K E
IV
Deze Patriarch
en
de beide anderen, die van Alexandri en van Jeruzalem, deeden hem daarom niet alleen in den
ban; maar de Patriarch van Jeruzalem zond ook,
met goedkeuring der twee anderen, eenen Brief aan
den Roomfchen Bisfchop PAULUS, waar in hij hunne gehechtheid , als ook die van vele andere Oosterfche Bisfchoppen, aan de verering der Beelden ,
betuigde ( f ) . Deze Patriarchen , hoewel buiten
het Rijk wonende, hebben echter ongetwijfeld ook
op
(*) Ckronogr. pag. 365.
( f ) Conftahtini Pfeudopapa Epist. ad Pipin. a.
- 6j.
(
G E S C H I E D E N I S .
3=5
IV
op de Keizerlijke onderdanen ten dezen tijde fterk
BOEK
gewerkt. Doch de Monniken, wien geen deel geI
geven was aan de Kerkvergadering te Konftantinopo- Afdeel.
VI
len; die altijd als de hoofdpilaren van het Bijgeloof
Hoofdit.
konden aangezien worden, en uit wier midden in- na C . G .
zonderheid de nieuwe Heiligen bij troepen waren Jaar 622.
tot 814.
voortgekomen, hadden geen aandrift van buiten noodig, om zich de zaak der Beelden aan te trekken.
Gewoon aan eene dweepzuchtige drift in alles, wat
Godsdienstoefeningen betrof, die met hunne levenswijze zoo naauw verbonden waren, verzetten zij
zich tegen het bevel des Keizers; befpotten hetzelve; en hitften nog vele anderen o p , om hetzelve
ongehoorzaam te zijn, terwijl zij niet weinigen, tegen 'sKeizers uitdrukkelijk verbod, tot hunne levenswijze overhaalden.
Wanneer men zich herinnert, hoe gevaarlijk en
bijkans onwederdaanbaar de Monniken in vroegere
Godsdienstverfchillen voor het H o f geweest zijn,
kan men het niet vreemd vinden, dat hetzelve thans
hunne ongehoorzaamheid, die tot muiterij en zamenrottingen uitberstte, fcherp gedraft heeft. De
Keizer vorderde van alle zijne onderdanen eene belofte onder eede, dat zij geene Beelden zouden vereeren, waar toe hem de uitfpraak van de algemeene
Kerkvergadering regt fcheen te geven. De Patriarch van Konftantinopolen beklom zelf den Predikdoel, en zwoer, met het heilige kruishout in dc
hand, dat hij geen Beeldvereerder was (*). Het
is
(*)
TIIEOPHAN.
/.
C pag.
367.
X 3
326
V
BOEK
I
Afdeel,
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814,
K E R K E L I J K E
is dus geen wonder, dat de genen, die zich aan dezen eisch omtrokken , niet verfchoond werden.
Zelfs had het voormalig oproer eenige betrekking
gehad op den Beeldentwist: en nog fteeds werden
aanzienelijke mannen als verraders gedraft; alhoewel
de Griekfche Gefchiedfchrijvers hen enkel als Martelaars voor de verering der Beelden willen aangezien hebben. Daar bij komt eindelijk, dat alle deze
Schrijvers even zeer voor de gemelde partij ingenomen, als tegen den Keizer vertoornd waren. Onaangezien dit alles echter, moet men toch bekennen , dat, zoo men hun niet voldrekt alle geloofwaardigheid wil ontzeggen, de drengheid des Keizers, in het draden der wederfpannigde en onrustigde Beeldvererders, tot wreedheid overgedagen is.
Het begin daar van fchijnt omtrent het jaar 762 gemaakt te zijn. Toen liet de Keizer zekeren Monnik
ANDREAS in eene renbaan van zijne Hoofddad dood
geefelen, omdat hij hem, wegens zijne vijandfchap
tegen de Beelden, hevige verwijtingen gedaan, en
hem
en JULIAAN genoemd
had. Vier jaren daar na verloor een ander der aanzienlijkde Monniken, STEPHANUS, om dezelfde gevoelens, het leven.
Naardien de Beelden overal
vernietigd; de Kerken, op welker muren zij gefchilderd waren, overgewit; en fchilderijen van boomen
en beesten in derzelver plaats gedeld; de vererders
van de Beelden der Heiligen gedrukt, en bevolen
was, de Monniken, die zich openlijk zien lieten,
met deenen te werpen, begaven zich velen van dezelven uit Konftantinopolen en andere gewesten,
bij-
G E S C H I E D E N I S .
3*7
IV
bijzonder uit de Provintie Bithynie, in het aldaar
BOEK
te vinden Klooster van den Heiligen AUXENTIUS,
I
waar STEPHANUS leefde, en verzochten hem om Afdeel.
VI
zijnen raad. Hij vermaande hen tot dandvastigheid
Hoofdft.
tegen de Ketterij, welke de Dwingeland, de Kei- na C. G .
zer, invoerde; maar wees hun eenige landen aan. Jaar 622.
tot 814.
waar men de Plakaten van dezen Draak niet ge
hoorzaamde; waar zij dus veilig zouden zijn, on l
daar niet toe gedwngen te worden: bij voorbeeld 1
' de gebergten aan de zwarte zee, Bospkorus, Cher
fon, Lycie, de zeekusten van Pal<eftina, Fenici >
Cyprus, en. voornamelijk de Italiaan fche Lander
Als STEPHANUS de beduiten van de meergemelc e
Kerkvergadering zou onderfchrijven, verwierp hij d t
als Kettersch, waarom hij nevens andere Monnike n
gevangen werd gezet. Men liet hem wel weder n
zijn Klooster gaan ; maar dewijl bij zelfs tegen di :n
Keizer, als een' Ketter, den Banvloek zal uits efproken'hebben, en ook tegen'deszelfs wil ander :n
tot het Monnikenleven overhaalde, werd zijn Kloc ster met de Kerk verbrand; hij zelf andermaal in
de gevangenis geworpen, en met ketenen belade n.
Na andere afwisfelende lotgevallen, en nadat de K eizer zelf vergeefs met hem gefproken had, (terv 'ijl
STEPHANUS veel meer, om den Vorst het fcham lelijke van zijnen haat- tegen de Beelden zigtbaar te
toonen, een duk gclds< met deszelfs beeldtenis op
den grond wierp, en met voeten trad,) werd 1:
reeds half ter dood bedemd , op de draten \ an
Konftantinopolen, onder vele mishandelingen, d< >or
eenen der voorbiigangeren gedood.
Eene gro ote
X4
ne-
/
32S
IV
K E R K E L I J K E
BOEX
I
Afdeel.
VI
Hoofdit.
na C . G
Jaar 622,
tot 814,
het
G E S C H I E D E N I S .
329
IV
het volk fpoog hen na, en belachte hen. OnderBOEK
tusfchen brengen de Schrijvers, uit welken dit alles
I
ontleend i s , fomtijds ook omdandigheden bij, wel- Afdeel.
VI
ken men kwalijk gelooven kan. De Keizer zal, bij
Hoofdft.
voorbeeld, het gebed aan de Heiligen verboden heb- n a C . G .
ben; hetwelk hij evenwel op de Kerkvergadering te Jaar 622.
tot 814.
Konftantinopolen uitdrukkelijk had laten bevestigen.
De overblijffelen der Heiligen zullen ook ten dezen
tijde gedeeltelijk vernietigd zijn; evenwel heeft zich
de Kerkvergadering voldrekt niet tegen dezelven verklaard: ook konden zelfs de hevigde vijanden der
Beelden die niet in eene klasfe met de
Reliquin
dellen ( * ) .
KerkverTerwijl K O N S T A N T Y N de vrienden der Beelden in
gadering
het Oosten met eene onbedachtzame drengheid be- te Genthandelde, welke zijn hoofdoogmerk bijkans meet ly.
belemmeren dan bevorderen moest; en dezen in zijn
Westersch gebied, zonder zich om zijne bedreigingen te bekommeren, hunne geneigdheden volgden:
maakten zijne Gezanten, aan den Franldfchen Ko
ning P I P Y N , waarfchijnlijk wegens gewigtige daats
belangen, afgezonden, ook den twist over de Beel
den in deszelfs Rijk gaande, even gelijk z i j , zot
als wij gezien hebben, daar aanleiding gaven tot d
betwiste leere over den uitgang van den H . Geest
D
-
( * )
T H E O F A N .
/.
p.
NICEFOH
ZONAR.
P. II. pag.
Annal. Li X V . C. 6.
459.
CEDRENI
Hist.
Co;ip
X 5
330
K E R K E L I J K E
IV
Franc. Duclicsn. p.
IV. in
HARD.
Concil. T.
III. p. 2014.
G E S C H I E D E N I S .
33*
IV
anderen kant maakt het vermaard befluit, hetwelk
BOEK
alle de Frankifche Bisfchoppen X X V jaren later te
I
Frankfort tegen den Beeldendienst genomen hebben, Afdeel.
VI
het heel waarfchijnlijk, dat ook hunne Voorvaders Hoofdft.
te Gentilly dergelijke beginfelen gehad zullen heb- ia C . G .
jaar 622.
ben; om van geene andere gronden voor deze mee- tot 814.
ning' bij te brengen, voor welke de Jezuit smM O N D zelf zich verklaard heeft.
Met de Kerkvergadering van Konftantinopolen va De Beelden blijhet jaar 754, had de Beeldentwist in het Griekfche ven afgeRijk eene bedisfende wending genomen; en K O N - fchafc onder de
S T A N T Y N leefde na deze vergadering nog X X I jaren. Keizers
Waarfchijnlijk zou hij voor de duurzaamheid van K O N S T A N T Y N en
hare beduiten beter gezorgd hebben, indien hij, w L E O .
plaats van die door draden en doodvonnisfen t<
handhaven, ze door het onderwijs en de fchnftei 1
van kundige en deftige mannen aangenaam had ge
maakt, en de Monniken, die allerminst onderwij 3
aannamen, enkel in hunne eenzame verblijven ha. 1
opgefloten. Ondertusfchen bleven toch deze bedui
ten, ten tijde van zijnen Zoon L E O I V , die in he t
33a
K E R K E L I J K E
IV
hun het haar affcheeren, hen in de ftad fchandelijk
BOEK
rondleiden,
en eindelijk ja de gevangenis werpen.
I
Afdeel Hij vond zelfs onder het hoofdkusfen van zijne GeVI
malin IRENE twee Beelden. N a onderzoek bleek
Hoofdft.
na C . G _ het, dat eenige Hofbedienden ze daar gebragt hadJaar 622 . den.
Doch LEO fchijnt niet geloofd te hebben,
tot 814
De Keize
rin IRENI
een voor
ftandfter
der Beelden.
L.
G E S C H I E D E N I S .
333
IV
hetwelk de gedachtenis van den overledenen Keizer
BOEK
vereerde; vele Grooten, en bijzonder ook de inwoI
ners van Konftantinopolen, het meest gezind waren, Afdeel.
VI
om de Beelden te verwerpen,
I R E N E kon dus,
Hoofdit.
door haar voorbeeld alleen, aan de Beelden derzel- aa C . G .
ver plaats en vetering niet wedergeven; zonder de Jaar 622.
tot 814.
gezamenlijke Geestelijkheid en derzelver ontallijke
aanhangers te verbitteren. Maar de Monniken, wier
partij niet geringer was dan hun invloed; en zeer
vele Christenen uit allerlei danden, bijzonder van
het gemeene volkje, wier neiging tot hier toe voor
den dwang had moeten wijken, kregen thans terftond de vrijheid, om dezelven ten minden in hunne Kloosters en huizen op te volgen. Het is ook
geheel niet onwaarfchijnlijk, dat de Keizerin haar
gezag daar door verderkte, en zich op den troon
bevestigde, als zij de Beelden der Heiligen, die van
duizenden geliefd werden, weder herdelde. De heerfchappij der Griekfche Keizers over Rome en Midden-Itali naderde wel toen reeds naar het einde;
maar alle hoop was toch nog niet verloren, om
door het veranderen van maatregelen in het Kerkelijke de genegenheid der Romeinen weder te winnen:
ook weet men, welk een ontwerp I R E N E gemaaki
had, om door een huwelijk met K A R E L den Grooten haar Rijk met het zijne te verenigen.
334
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
335
IV
BOEK
Eenig-
I
Afdeel.
VI
geheel de w i l van G o d ; hij verzocht derhalven den
Hoofdft.K e i z e r en deszelfs M o e d e r , ter herdelling derzelve n a C . G .
eene algemeene Kerkvergadering zamen te roepen; Jaar 622.
'tot 814.
als hem dit toegedaan w e r d , was hij b e r e i d , het
Patriarchaat
v r e c z e n , o m ook onder
eens voor
worden.
het
Alle
moest hij
den B a n te k o m e n ,
en
tot Patriarch
lijk,
van
zich,
ingewijd
bij het
(*).
befchouwen
het vermoeden te o n t h o u d e n ,
de Keizerin
dienaar,
H e t is moeije
E e n Staats
weest w a s , moest
Patriarch
heden v a n het v o l k
werden
ge
w o r d e n ; de gezind
listig
uitgevorscht
ei I
gewonnen;
r i n g , door
welke alleen de v e r e r i n g
der Beeldei 1
kon worden,
een
Hof;
dringende
pligt
v a n het
want
dechts
Keizerlijke
bevelen
wen l
TARA
toe i n de
gegolden
hac
den
( * ) TIIEOFAN. /. c. pag. 385-388. ZONARAS Annal.
c. Cap. n .
CEDREN.
23.
336
K E R K E L I J K E
BOEK
de
C *) Epist. Adriani, fanctisfimi Papa fenioris Rowa
in Act. Concil. Nic. II. /. c. pag. 98.
( t ) btd. pag. 129.
FR. SPANIIFM.
in
G E S C H I E D E N I S .
337
IV
BOEll
langen
1
Afdeel*
VI
gelijkt ( f ) antwoordde; i n welken hij haar den
Hoofd tl.
eerbied voor het leerdelfel van den Apostel PETRUS 11a C . Gi
met vele woorden inprentte , hetwelk de Roomfche Jaar 622.
tot 814.K e r k bezat; haar de oudheid en fchuldige verering
Brief,
van
welke
bijna
de Beelden
eene Godgeleerde
Verhandeling
Christenen
en
PAULUS,_ welke
Grooten z o u gebeurd" z i j n ;
Grooten ,
en andere K e r k v a d e r e n ;
uit
de Cheru-
begeerende, van
doen;
tevens de te
het geen de
voorgaand
ontnomen
hadden
oogen
delde
>
Patriarch
genoemd
werd;
ifisge
zond.
Nie
(*)
gustJs ad Adrianum
XII. D E E L .
A C p. ai:
Y
et Irene A,
(t) tbi p.
33
IV
HOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
toe-
G E S C I I I E D E N I
S.
339
IV
toeriepen :
Wij hebben gezegevierd ! zoodat het
BOEK
Hof eindelijk de vergadering moest-laten fcheiden (*).
I
In bet volgende jaar 787 had de Keizerin beter Afdeel.
VI
gezorgd voor de veiligheid der Kerkvergadering. Na
Hoofdft.
dat de oproerige Soldaten waren afgedankt, moes- ia C . G.
ten de Bisfchoppen te Nicea in Bithyni bijeenko- [aar 622.
tot 814.
men; zoo weinig vertrouwde zij de hoofddad. Onder voorzitting dan van den Patriarch T A R A S I U S , Tweede
alhoewel de Roomfche Afgevaardigden in de Han- ilsemeene Kerkdelingen vr hem genoemd worden, werd de Kerk- vergadevergadering , in tegenwoordigheid der Keizerlijke ring van
Nice.
Staatsdienaren en van vele Monniken, in de Sofiakerk geopend, en een Keizerlijke Brief voorgelezen, die verfcheidene berigten, vermaningen, en
bevelen behelsde. Vervolgens liet men eenige Bisfchoppen binnen daan, die tot hier toe vijanden der
Beelden geweest waren;' maar thans hun berouw en
bekeering weemoedig betuigden. Deze allen werden
niet in de Kerkgemeenfchap der overigen opgenomen; omtrent zeven derzelven, die te Konftantinopolen bij'enkomden gehouden hadden , kon men
zelfs na het voorlezen van verfcheidene plaatfen
der Kerkvaderen, die zoodanige gevallen betroffen,
nog niet ns worden, hoe men zich jegens hen
behoorde te gedragen. Maar drie, die eene hun
voorgefchrevene Geloofsbelijdenis oplazen, waar in
zij zich voor de verering en aanbidding der Beelden
(*) Confcripiio hrevh, indicans, qua facta punt anti
Syndum,
tb. Act.
Y %
339. CEDKEN. p.
TARAH.
47I.
340
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
hen waren, die vervolgers van de vrienden der Beelden geweest waren ; voornamelijk omdat 'er een
Staatsdienaar voor hen ten besten fprak. Daar en
boven hield men zich bezig met het lezen van oorkonden, welke de vergadering betroffen ( ) .
Thans begon ' de vergadering eerst bewijzen voor
de reeds door haar vastgedelde leer op te zoeken.
Op het voordel van T A R A S I U S , werden in de vierde Zitting vooreerst Bijbelplaatfen voor de verering
der Beelden gelezen; zij betroffen allen de Cherubim
op
(*) Cencil. Nic. II. Act. I. p. 28-76.
HARD.
T. IV.
G E S C H I E D E N I S .
341
IV
aanmerkte,
BOEK
I
Afdeel.
VI
Kerkvaders, van A T H A N A S I U S af, verfcheidene eeuHoofdft.
wen d o o r , tot
den Patriarch G E R M A N U S en G R E G O - na C . G .
RIUS II. van Rome. Velen derzelven zijn ontleend uit Jaar 622.
tot 814.
onechte, o f met fabelachtige wondergefchiedenisfen op-
Bisfchoppen
gevolgtrekkingen a f ,
is zelfs fomtijds
de
g r a p p i g , d<
voorgelezen
plaatfen maakten.
geweend
Zie,
had,
van IZASKS
riepen zelfs de
welke fmart
een
Beeld
aan
opofferin
Staatsdienaars uit
onzen
Vadt r
Daar op ze
Deze Vader ha i
misfehie n
ze afgebeeld z a g ,
nu
doch nu
weende h i j ! "
Na
t ij
me :r
TARASII rs
zelf
niet
met de vraag:
nen,
wanneer
Z o u d e n wij ook
een Beeld ons
En
onzen
we e-
gekruist :n
de geheele Vergac e-
Zeer z e k e r ! " ( * )
CHRYSC s-
342
K E R K E L I J K E
BOEK
In de vijfde Zitting ging zij voort, zich foortgelijke plaatfen van Kerkvaderen te laten voorlezen.
De allererde onder dezen Was uit eene Predikatie
van
(*) /. c. pag. 164.
()
f t ) l- e. p. 209. p. 217.
G E S C H I E D E N I S .
343
IV
van C Y R I L L U S van Jeruzalem, waar in hij van de
BOEK
buitengewone draf gewaagt, welke N E B U K A D N E Z A R
I
onder anderen daarom geleden had, omdat hij Afdeel.
VI
de Cherublm, niet de verdandige en hemelfche,
Hoofdft.
maar die boven de arke des verbonds gevonden na C . G .
worden, geroofd had." T A R A S I U S maakte de Bis- Jaar 622.
tot 814.
fchoppen op deze misdaad en derzelver draf opmerkzaam , zoodat zij allen uitriepen : Na de
misdaad volgde de draf!"
Maar de Patriarch
leidde 'er uit af: Een ieder, die een Heiligdom
uit de Kerk werpt of verbreekt, valt in dezelfde
draf." Zonder te bedenken, dat dit hetzelfde was,
als dat elk vijand der Beelden gevaar liep, om,
zoo als deze Koning, zeven jaren, op het vele
met de beesten gras te eten; en in der daad een
der Staatsdienaren herinnerde de vergadering aar
deze draf. Onder anderen werd ook eene plaati
van E U S E B I U S P A M F I L I opgelezen; doch dewijl de
zelve de Beelden geheel niet betreft, had men daa:
bij openlijk ten doel, om eenen der beroemddi
Leeraren, op wien zich de vergadering van Kon
ftantinopolen beroepen had, met zijne fchriften al:
Ariaansch te kunnen verwenfehen. Na alle dez
voorlezingen zeide T A R A S I U S , hoe men daar ui t
, dat het Joden, Heidenen, Samaritanen, Mani
chen, en Phantafiasten geweest waren, die aan d
Kerk wegens de verering der Beelden verwijtinge! I
haJden gedaan; en een der gewaande plaatsvervan
gers van de Oosterfche Patriarchen liet een ver
ward opdel voorlezen, waar in hij de eerde aan
vallen op de Beelden van eenen Arabifchen Chah
f |
Y 4
al
z a g
344
IV
BOEK
K E R K E L I J K E
I
Afdeel. en hetzelve eene gemeenfchappelijke verering zou
VI
bewijzen ; maar ook dat men alle Boeken tegen
Hoofdft.
de Beelden gefchreven , vervloeken of verbranden
na C. G,
jnar 622 zou ( * ) .
tot 814.
G E S C H I E D E N I S .
345
IV
ding van de Beelden der Heiligen eigenlijk op God
BOEK
zeiven gerigt zij. Het verbod van Beelden in den
I
Bijbel zal enkel de Heidenfche Afgoderij bedoelen: Afdeel.
VI
en de plaatfen der Kerkvaderen, welke zij voor
ioofdft.
hunne meening aanhalen, zullen dan niet echt, dan ia C . G .
verminkt zijn; dan weder eenen geheel anderen zin [aar 614.
;ot 823.
hebben, dan zij aan dezelven hebben toegefchreven.
Bij velen derzelven konden in der daad deze tegenwerpingen wel krachtig zijn,
Maar de opdeller
heeft het toch voor zijne partij al te gemakkelijk gemaakt , om voor haar nadeelige getuigenisfen uit den
weg te ruimen, als hij zegt: D e plaatfen der uitmuntende Kerkvaderen, welke deze Bisfchoppen tot
hunne verdediging bijbrengen, hebben zij verkeerd
verdaan; maar die genen, welke ons hinderlijk zijn,
zijn van mannen afkomdig, die den Geest van God
niet hadden."
444.
Y
346
K E R K E L I J K E
IV
,, als
G E S C H I E D E N I S .
347
IV
als bet de oude Godzalige gewoonte geweest is.
BOEK
Want wie een Beeld aanbidt, aanbidt den genen,
I
die daar door verbeeld wordt. Zoo hebben de Afdeel.
VI
Heilige Vaders altijd geleerd, en P A U L U S heeft
Hoofdit.
de Christenen vermaand, zich aan de inzettingen na C . G .
" te houden, welke zij geleerd waren, Wie zich Jaar 622.
tot 814.
verdout, anders te denken of te leeren, en met
de Ketters de Kerkelijke voorfchriften te verach ten; iet van deze Heiligdommen uit de Kerken
weg te nemen; of tegen dezelven iet boos te
verzinnen; of dezelve of de Kloosters tot een
gemeen gebruik te verkeeren; die z a l , indien hij
een Bisfchop of Kerkelijke i s , afgezet; maar is
hij een Monnik of Leek, uit de Kerkgemeenfchap
l, uitgedoten worden. "
De tegenwoordig zijnde
Bisfchoppen onderteekenden niet alleen deze beduiten; maar riepen ook nog in het bijzonder hunne
toeftemming aan dezelven, vele Banvloeken tegen
andersgezinden, tegen de Kerkvergadering van Konftantinopolen , en verfcheidene dezelve toegedane Bis.
fchoppen, onder welke ook drie Patriarchen van d
Hoofddad waren, en ten laatden eene eeuwige ge
dachtenis aan de hoofdpilaren van de vererers de
Beelden, G E R M A N U S en anderen, uit. In de achtft,
Bijeetikosmt te Konftantinopolen werd dit alles, ii 1
tegenwoordigheid van den Keizer en zijne Moeder
i n h u n Paleis, plegtig bekrachtigd. Ook werdei 1
nog twee en twintig wetten van de Kerkvergaderin
bekend gemaakt; bij voorbeeld, dat de Bisfchop
pen , Ouderlingen en Kerkedienaren niet van d
Vorsten zouden .aangedeld worden; dat geen Bis
(
&
fcho ?
348
IV
K E R K E L I J K E
BOEK
d e , bediende.
gene de
w i l en
magt der
Keizerin
tot
bewerkte:
de
K e r k e n , en
dezen
doch
rang
K e r k behouden.
het
het
kon
niet misfen,
in de Griekfche en
wel
o f zij
Latijnfche
ftrek-
het
voltrekken
van
hare befluiten.
Griekfche
Kerk ,
maar
thans
weder
IRENE
werd,
den
wel
MicHAL,
derzelver
van
verOnder
NICEFORUS,
den
troon
deze beduiten
andersgezinden.
Ketterij
afleide, die
zij ( * ) .
Keizer
het
TARASIUS
Wie,
zijn
verdrukking
opvolger
in
van
van
het
jaar
582.
G E S C H I E D E N I S .
jaar 8 1 1 , maar die reeds i n het jaar
zaakt w a s ,
349
IV
813 genood-
SOEK
M o n n i k e n d a n d te
I
verwisfelen, geloofde tegen de vijanden der Beelden, Afdeel.
VI
die z i c h weder begonnen te b e w e g e n , w a t fcherper
hoofdft.
te moeten handelen. D i t waren voornamelijk Sol- ia C . G .
daten, die nog deeds uit genegenheid v o o r den [aar 622.
:ot 814.
voormaligen Keizer K O N S T A N T Y N , tegen de Beelden
en de Monniken fpraken; zij wilden deszelfs Z o n e n
in hunne legerplaats brengen,
Maagd M A -
h a d , liet hij de
oogen
(*).
de
fcheenen
de Beelden
Boek van
KAREL
aangenomen den Groote hebben; ook w a s zij daar door met de Room- ten tegen
de Beelfche in de voormalige verbindtenis terug gekomen. den.
M a a r de Frankifche K e r k demde i n dit d u k niet
geheel met de Kerkvergadering van Konftantinopolen, en nog veel minder met die van Nice,
een.
over-
geweest
zijn.
het
voornamelijk geweest
THEOFAN.
heeft
laten fchrijven,
Chronngr. pag.
419-
di<
(*)
zijn,
deze beidi
het
Kerkvergad
openlijk vei
klaard
ZONAR
ann.
350
K E R K E L I J K E
BOEK
G E S C H I E D E N I S .
551
IV
gave zal in het jaar 1555 te Keulen door eenen
BOEK
tweeden Druk herhaald zijn; maar welken niemand
I
in later tijden gezien heeft, MELCHIOR GOLDAST Afdeel.
VI
plaatfte dit Boek in zijne verzameling: Imperialia
Hoofdft.
decreta de cultu imaginum in utroque imperio,
tam
na C.
G.
Jaar 62a.
Orientis, quam Occidentis promulgata. Francof.
tot 814.
1608 in 8vo. waar van FABRICIUS ( * ) naauwkeurig verflagheeft gedaan; en in het vervolg ook in eene
andere van zijne verzamelingen ( f ) . De nieuwfte
uitgave is bezorgd door CHRISTOPH. AUGUST. HEU-
GOLDAST, en
zijne
eigene, te:
352
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622,
tot 814,
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
353
IV
even zoo vele woorden in ALCUIN'S later uitlegging
DOEK
over de Euangeliegefchiedenis van JOANNES meende
I
gevonden te hebben. N u is het wel z o o , dat de Afdeel.
VI
plaats, welke CASSANDER naar allen fchijn bedoelrloofdft.
de ( * ) , juist niet woordelijk in zijne gemelde uit- ia C. G.
legging gevonden wordt ( f ) , maar evenwel is 'er Jaar 622.
tot 814.
tusfchen deze beide plaatfe eene zoo in het oog
vallende gelijkvormigheid van gedachten en zaken,
dat daar door de waarfchijnlijkheid,dat beiden eenen
en denzelfden opdeller hebben, geen geringen deun
krijgt. Zelfs is 'er eene fpoor van de oudheid van
dit gevoelen, dat ALCUIN de eigenlijke Schrijver is
van dit werk van KAREL , in veel later Engelfche
Gefchiedboeken van ROGER van Hoveden ( ) en
MATTHEUS van Westmunfter (**) bevat, welke
vossius (ft) ' t
ontdekt heeft. Het zij zoo,
dat bet eene door de voortplanting van zoo vele
eeuwen wat vervalschte overlevering i s , welke zij
verhalen: dat KAREL de beduiten van Nice,
in welken men veel vond, hetwelk met het ware
Geloof dreed, inzonderheid over de aanbidding
der Beelden, naar Engeland gezonden, en dat
daar op ALCUIN hem eenen Brief gebragt heeft.
ie
e e r s t
XII D E E L .
354
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
35.S
556
K E R K E L I J K E
haar daartegen te verdedigen. N u heeft een winderige hoogmoed, en de trotschde begeerte, naar ijdeI
Afdeel. len roem , eenige Oosterfche Vorsten, en zelfs
VI
Priesters, zoodanig aangevuurd, dat zij door de onHoofdft.
deugendde Kerkvergaderingen eene aan CHRISTUS
naC. G
Jaar 622 en de Apostelen onbekende leere hebben zoeken in
tot 814 te voeren. Te weten, daar is voor eenigen tijd,
in jRithyni, (deze aardrijkskundige misdag was
voor de toenmalige Westerlingen vergeefelijk en begrijpelijk , ) eene Kerkvergadering van die onvoorzigtigheid en dotitheid gehouden, dat zij de Beelden , welke tot fleraad der Kerken, en tot herinnering aan zekere gebeurtenisfen, door de ouden opgerigt zijn, afgefchaft, en het geen de Heere ten
aanzien der Afgoden bevolen had, op alle Beelden
toegepast heeft; terwijl zij niet wist, dat Beelden
het gedacht, maar Afgoden de foort zijn; dat bijkans elke Afgod een Beeld, maar niet elk Beeld een
Afgod is. Deze Bisfchoppen waren zoo zeer door
blindheid verduiderd, dat zij tegen alle die genen
den Banvloek uitfpraken, die Beelden in de Kerken
hadden, en dat zij onder andere dwalingen beweerIV
BOEK
van
de
Afgoden
G E S C H I E D E N I S .
veranderd.
rijmde
De
afwegen
eene
en andere is
geraakt,
en
heeft
357
dus op
der
onge-
Bruid
van
IV
BOEK
I
houden Afdeel'.
VI
ons aan de Schrift en de Kerkvaderen; nemen de
Hoofdft.
zes algemeene Kerkvergaderingen
a a n , en verwer- na C . G .
pen de dwaze nieuwigheden van die beide vergade- Jaar 622.
tot 814.
ringen. Inzonderheid hebben wij tegen de dwalin-
CHRISTUS
fchandvlekken
toegebragt.
Wij
gen der tweede moeten fchrijven, opdat zij z i c h onder ons niet zouden uitbreiden.
Hoe
boos K A R E L ,
Kerkver-
de eerfte
W a n t daar ir
eerfte Boek.
viel
G o d met de
zij hunnen
dergelijke meer,
Keizen
Brief Divalia
met noodeloozen
noe
omfla;
en hevigheid berispt.
zij,
het
even als de D u i v e l ,
van G o d zeiven d o o r P E
houdt,
z o o als HICRONYMUS
geraadpleegd,
en
den moet w o r d e n .
dan welk e
Rome a s
in geloof
reeds gedaan
hare gemeenfchap
fteeds
heef
geho 1-
t e-
358
K E R K E L I J K E
IV
(*) Pag.
5.2.
( t ) Pag. 54-
G E S C H I E D E N I S .
359
IV
ongegrond en zinneloos, de Verbondskist en de
BOEK
Cherubs, welke toekomende verborgenheden te kenI
nen gaven, met de Beelden te vergelijken, welke Afdeel.
VI
alleen tot gedachtenis dienen van iet, dat gebeurd
loofdft.
is. De later uitgevondene gedenkcedels der gebo- , ia C . G .
den aan de kleederen, kunnen ook de verering der [aar 622.
;ot 814.
Beelden niet regtvaardigen; bij welke gelegenheid de
historifche, mijdifche, en geestelijke zin des Bijbels
verklaard wordt. Met meer andere door de Kerkvergadering misbruikte plaatfen van het Oude Testament houdt zich het overige van dit Boek bezig.
;
Ct)
P- 3- P*g- Vi'
Ca
Z 4
360
K E R K E L I J K E
BOEK
Pag. 209.
G E S C H I E D E N I S .
361
IV
het geen de Christenen van het kruis van C H R I S T U S
BOEK
roemen, op de Beelden kan toegepast worden; als
1
ook in een zeer lang HoofdlTuk ( * ) , dat men de Afdeel.
VI
Beelden niet met de Heilige Schrift vergelijken mag,
Hoofdft.
alhoewel deze ook een middel ter herinnering, maar na C . G .
nog oneindig meer is. Ten laatften wordt aan de Jaar 622.
tot 814.
Nicifche Bisfchoppen de onchristelijke misilag verweten, dat zij hunne Voorvaderen vervloekt hebben , en andermaal de middelweg tusfchen de beide
partijen herhaald.
Dan, dewijl de opdeller voornemens i s , het een
en ander omtrent het geloof zelf tegen de Kerkvergadering aan te merken, laat hij, in het begin var
het derde Boek ( f ) , zijne Geloofsbelijdenis voora:
gaan. Vervolgens werpt hij T A R A S I U S tegen, da
hij van een' Leek plotsling Bisfchop geworden, ei L
daarom als een nieuweling in het
oordcel des
Dui
(*)
Z 5
( t ) PS- 592
362
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
3^3
IV
e zachtmoedigheid, noch lijdzaamheid , noch beBOEK
fcheidenheid, noch fchranderheid; wij moesten daarI
om hare gemeenfchap verlaten, want C H R I S T U S en Afdeel.
VI
E E L I A L hebben geene gemeenfchap met malkanderen.
Hoofdft.
Gelijk zij in alles drijdig met de Heilige Schrift na C . G .
handelt; zoo had dit bijzonder daar in plaats, dat Jaar 622.
tot 814.
i j eene vrouw, ( I R E N E , ) tot leermeesteresfe had;
hetwelk reeds door de Natuurwet verboden was.
Wilde iemand uit eene plaats van P A U L U S , (77*.
II. 4 . ) afleiden, dat ook vrouwen leeren mogen,
dan behoort hij te overwegen, dat daar van huife.
lijk onderwijs gefproken wordt, hetwelk bejaarde
vrouwen in goede zeden geven. Deze Kerkvergadering was hoogmoedig genoeg, om zich te beroe
men, dat zij met God werkte; door haar, was het
zou Gods raad gegrond worden; als of hij daa r
toe menfehen noodig had, en als of niet C I I R I S T U
zelf zijn raad was. Het is ook woedende razernij >
de aanbidding der Beelden daar mede te verdedigen 5
dat'de Beelden der Keizers op de openbare ftratei 1
aangebeden werden; de ne ongeoorloofde zaa' t
met de andere. Wanneer eerzuchtige menfehen
omdat zij niet overal kunnen wezen, hunne Beelde 1
hebben laten aanbidden; moet men daarom ook de 1
onindigen God in een beeld aanbidden ? De allei
gewooulijkde ontfchuldiging van den Beeldendien: t
is deze, dat derzelver aanbidding eigenlijk den g>
tien betreft, wien de Beelden voorflellen of verm
en. Doch hoe dit gefchieden kan, laat zich nu :t
begrijpen; ook wordt het door de Schrift niet goe< |.
eekeurd. Nooit hebben Engelen of Heiligen, noc it
hee ft
Z
S<54
IV
BOER
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814,
K E R K
E L IJ K E
G E S C H I E D E N I S .
3^5
IV
die zondigt niet! insgelijks: door het Beeld
BOEK
en de kleuren bidden wij de derkte des Heeren
1
" aan " en dergelijke meer. Men moet niemand Afdeel.
V-I
daar door ergeren, zegt de Kerkvergadering, dat loofdft.
men de Beelden vetwerpt: want voor dezelven wordt , ia C. G.
gewierookt, en 'er worden kaarten bij aangedokem [aar 622.
;ot 814.
Neen, antwoordt de Schrijver, dat is ergernis dichten
wanneer men aan levenlooze dingen zulke
eerbied bewijst.
De verachting der Beelden werd
voor eene gelijke misdaad opgegeven, als N E B U K A D NEZAR,
weleer begaan heeft; maar wij vervloeken
en befchimpen ze niet. In de Euangeliegefch.edenis
ftaat 'er niets van, dat J E Z U S zijne beeldtems aan
A B G A R U S gezonden heeft; zoo als deze Bisfchoppen
beweerden. Zij zeiden, indien E P I F A N I U S geweten
had, dar de verering der Beelden eene Ketterij
was', dan zou hij 'er in zijn werk over de Ketterijen
zeker van gewaagd hebben.
Doch men kan dil
even goed omkeeren: indien hij' geloofd had, dal
het Ketterij was, de Beelden niet aan te bidden:
dan zou hij die wel bijgebragt hebben. Daarteger
heeft A U G U S T I N U S in zijn Boek over de Ketterijer 1
]
366
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
naC. G
Jaar 622
tot 814
Eeoordeeling
van dit
werk.
K E R K E L I J K E
G E S C H I E D E N I S .
37
IV
en de verering van derzelver overblijffelen, die men
30EK
te gelijk ftaande hield, over kort of lang tot de verI
eering van derzelver Beelden terug moest brengen; Afdeel.
Vi
evenwel verdient elke zoodanige proeve uit deze eeurloofdit.
wen de hoogachting der nakomelingfchap. De he- 1* C . G .
yige tegenfpraak is in dit gefchrift overigens niet Jaar 622.
tot 814.
eens zoo merkwaardig, als het hoog aanzien, hetwelk daar in aan de Roomfche Kerk bij alle Godsdienstzaken wordt toegefchreven : juist diezelfde
Kerk, welke deze tegenfpraak in den grond niet
minder betreft, dan de gemelde Kerkvergadering.
Bijna zou men mogen gisfen, dat K A R E L , terwijl
hij den opdeller liet zeggen, dat de Roomfche Bisfchop over het Geloof deeds moet geraadpleegd worden, fchoon hij denzelven echter over dit onderwerp
zelf'niet raadpleegde, aan zijne Bisfchoppen heeft
willen te verdaan geven, dat hij daaromtrent met
denzelven beter overendemde, dan zij geloofden; of
dat hij voor hem het fcherpe van dit gefchrift heeft
willen verzachten.
368
IV
BOEK
I
' Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
17.
ap.
G E S C H I E D E N I S .
369
IV
ROF.K
maakt is.
1
hem de Afdeel.
VI
befluiten van Nice toegezonden , buiten twijfel,
Hoofdit.
met oogmerk, dat zij ook in het Frankifche Rijk na C . G .
alle kracht ontvangen zouden; daar voor zond hem jaar 622.
tot 814.
KAREL
A D R I A A N had
het
opzigt
HARD.
2Q
370
IV
BOEK
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C . G
Jaar 622
tot 814
K E R K E L I J K E
Pag. 786".
G E S C H I E D E N I S .
371
IV
weet A D R I A A N niet anders op te zeggen, dan dat
BOEK
hij twee plaatfen van den onechten DIONYSIUS den
I
Areopagiet ter nederfchrijft, met de verzekering, Afdeel.
VI
dat deze ten tijde der Apostelen geleefd heeft, en Hoofdft.
dat zijn getuigenis voor de Beelden van zijne voor- na C . G .
zaten bekrachtigd was geworden. Met n woord, Jaar 622.
tot 814'.
deze beantwoording van A D R I A A N is eene magere
en verwarde verzameling, die met K A R E L S Boek,
hoe min geleidelijk hetzelve ook gefchreven z i j , niet
te vergelijken is. Alhoewel hij fomtijds de vereering der Beelden fchijnt te beperken, evenwel keurt
hij meermalen derzelver aanbidding goed, zoo als
die te Nice voorgefchreven was.
Ten laatden
meldt hij aan
aan
den
Keizei
372
IV
BOEK
I
Afdeel.
VI
Hoofdft.
na C. G
Jaar 622
tot 814
Bcfluir.
K E R K
E L IJ K E
200 als in andere opzigten, meer dan n van de toenmalige Godsdienst-Leera'ren uitmunten. Hij had het gebied des Christendoms zeer ver uitgebreid; tot geleerde en zedelijke befchaving en verbetering van
den Leerdand ongemeen veel toegebragt; het openbaar Godsdienstonderwijs gemakkelijker gemaakt;
liet Bijgeloof in fommige opzigten verminderd; aan
de Vorsten een groot voorbeeld gegeven, hoe zij
den ongelukkigen twist tusfchen Godsdienst en verlichting beteugelen , het heerschzuchtige gedeelte
der Geestelijkheid, tot die van Rome zelve, in toom
houden, en met eigene oogen in Kerkelijke zaken
behoorden te zien en te handelen; hij was Hervormer geworden, zoo ver het iemand van zijnen
Band, omdandigheden, en leeftijd bij mogelijkheid
zijn kon. Het volgende Tijdvak mogt dus groote
verwachting geven, indien dechts meer Vorsten in
zijnen geest hadden weten voort te werken.
G E S C H I E D E N I S .
373
374
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS.
menheid Hechts dan, wanneer hij zich van willekeurige bijvoegfelen aan den eenen, en van gewaan1
de zuivering aan den anderen kant even vrij houdt.
Afdeel.
Deze gewigtige aanmerking van S C H R C K H zij het
VI
Hoofdft. befluit van dit Deel!
na C. G
Jaar 62a
Einde van het Twaalfde Deel.
tot 814.
IV
BOEK
HAMELSVELD,
HAMELS V E L D ,
KERKELIJKE
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS.
GESCHIEDENIS.
XII.
XII.
VOOR
Plaat
D E N BINDER.
Bladz.
'
50.
2 8 8