Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 625

IV.

H U R

D,

GESCHIEDENIS
YAN.ALLE

GODSDIENSTEN.
TWEEDE

DEEL.

OUDE E N TEGENWOORDIGE STAAT

G E S C H I E D E N I S '2
VAN

ALLE

G**J

GODSDIENSTEN,
Van de Schepping der IVaereld tot op den tegen-woordigen Tijd.

DOOR

W ILL

1 AM

UIT

HU R D, D. D.

H E TENGELSCH

VERTAALD.

T W E E D E
DEEL;
Behelzende een B E R I G T . wegens den
C H R I S T L I J K E N

G O D S D I E N S T '

bet algemeen.
Se A L O U D E

K E T T E R I J E N .

PLKOTIGHEDEN
RISSCHOPLIJKE
PAU1L1JK.E

van de M I S ,
MIS.

MIS.

ZIELMISSEN.
EERBETOONINGEN
Mlt
het
KRUIS.
GEWOONTENeBPLEGTIOHKDEK GEMENGDE pLBGTIGHEDEJt.
BIJZOHDER.E
GODSDIENSTIG*
der R O O M S C H E
K I R K S .
HEDEN.
B 1 ] 7.0 N D E R1C P L E G T I G H E D E N itl
bet V h T I K A A N .
O P K O M S T

van

C E E S T L I J K R

bet

P A U S D O M .

O R D E N

R O O M S C H E

in

de

K E R K .

Ver ford met een prachtig Stel Kunstplaaten.

Te
A M S T E R D A M ,
Bij M A R T I N S
D E B R U Y N.
M D C C L X X X I I .

A L P H A BETISCHE

NAAMLIJST
D

N,

Welke dit Werk met hunne Intekening hebben


gelieven te vereeren.
A.
bet Nederquartier der Pro
vintie Utrecht &c. & c . &c.
A. te Utrecht.
Amerongen , ( G . A . Baron
Aa, ( C . v. d.) Boekverkoper
Taets van) Heer van Schalkte Haarlem, 2 Exemplaaren.
w i j k , befchreven in d e R i d .
Abkouw, (Jrangois van) te
derfchap der Provintie U Amuvrdam.
trecht & c . & c . & c .
Abrahams ,(Johannes) Boek- Amesbof, {Petrus) Predikante
verkoper te Middelburg, 4
te Gorinchem.
Exemplaaren.
Abrabams^fPIlenOttoekvetkoper te Middelburg , 5
Exemplaaren.
Acbter,{C.G.van)L\VL.mV\i{\.
Baalde ^Abraham) Casfiert
StuJ. te Utrechc.
Amfterdatn.
Acronius, {'Job.') OudBurge- Baalde,(Jacobus)tcAmf\etd&m.
meester en Kaad i n de Baalde,(janDaniel)Koopman
Vroedfchap te Workum.
te Anjlterdam.
Alberti, (Nicolaas) ce Leijden. Baalde, (_S. Boekverkoper
Alderwereld,{M\r.Rugiervan)
te Amlterdam , i a Exempl.
Advocaat voor den Hove Backer,(Jacobus)te Amlterd.
van Justitie i n Holland, i n Balveren, ( G . IV. Baron van)
's Haa^e.
Heer van Heukelom en tot
Allemandy ( P . . ) te RotterWeurth, befchreven in de
dam.
Ridderfchap des Quartiers
A. M. B., i n 's Haage.
en Burgemeester der Stad
Amerongen , ( G . G . Baron
Nymegen.
Taets van) Heer van Oud A - Bartz, (ft. G.) Predikant te
melisweerd, Maarfcbalk van
Leerdam.
* 4
Beaw
t

B >

vi

'

IJ

S T.

Beaufort, {Gabriel) R . P . te Booker, {Alberi) Secretaris te


Oostzaandam.
Delft.
Beeldfnyder, (Francois) Ger. Bor, {Gysberr) Hoofi-Commis
van't HolIandfcheEntrPost
' ritsz, te Amfierdam.
Comproir buiten U t r e c h t ,
Bennet, {Mr. Roelof Gabriel)
Exploiteur van hun E d .
Rector der LatynfcheSchooM o g . de Heeren S.aaten
le te Goes.
Berchuii , {U. E. van") Predi- 's Lands van Utrecht.
Borchers, {A.) Boekverkoper
kant te Groningen.
Berckel, {P. J. van') M e d .
te Amfierdam.
Dot. te 's Bosch.
Borg/lein .{Danil)
S. S. T h .
Berg , {C. IV.) te Amfierdam.
Stud. te Utrecht.
Beukens, {Nauta) te Amfter- Boi, {A. de) te Leeuwarden.
Bosch, ( f. de) Jeronimusz. te
dam.
Amfierdim.
Beufekom, {P. van) BoekverBoch, {}. C.ten) Boekverkokoper te Amfterdatn.
per te Utrecht, 4 Exempl.
Beynum, {Jacobus van) te
Bothall, (A.) Boekverkoper
Doesburg.
Bisdom , {Mejuffrouw) te Rot- te Rotterdam.
Botter, {Hendrik) Boekverterdam.
koper te Amfierdam.
Blaauvi, {Frouwe A. C.)geb.
Beudrie,
{Sawu'l Franciscus)
Lemaiflre, te Amfierdam.
S. P . M e d . Doctor te A m Bheupot , {Jacobus) tf'yfierdam.
nantsz. te Arofterdam.
Bleyenbui gh, {Gerbard vav) Braam, {P. van) Boekverko<
per te Dordrecht, 2 Exenu
Koopman te Amfierdam.
plaaren.
Blikmun, {Hendrik) te A m B' andenburg , {Ifaac) O u d
fierdam.
Schepen derStad Enkhuizeh.
Block, {Cbristiaan) Koopman
Brasfer, {Jacobus Jasperfe)
te Middelburg
Praktis.
A d v . te Vfisfingen.
Blufj'i, (A ) cn Zoon , Boekverkopers te Dordrecht, 2 Breda,{Fransva!i)tisZz.andam,
best papier.
Exempl. en 2 best papier.
Bock, (T. B. de) Schout en Broek, {Aris van) Abr. Z . te
Secreiaris re Outshoorn.
Westzaandam.
Bohemer, {C.) Boekverkoper Broes ,{Arthony~) best papier.
te Middelburg.
Brouwer,{R.)R.l .icV<!oorefi.
Bok, (D. de) te Amfierdam.
Bruining, {Abraham) Gerbr.
Boman {Gerrii)\]oe\Lvtrkoper
Fit. Petr.fr., Predikant te
te Amfierdam, best papier.
Schoonhoven,
f onnet , {G.) S. S. T h e o l . Bntini>iga,{fV.) S. S. T h e o l
fctud. te Leijden,
Profesfor te Utrecht.
J

Mm

IJ S

T.

VII

Brumelaer, {IV. ten) Koopman en 't Graaffchap Zutphen,


& c . &c. & c .
te Rotterdam.
Capellen, {G. T. Baron van
Bruyn , {O. L. de) te Leer.
Bruyn, (jVillem de~) te Dor- der) Heer van Schonauwen ,
befchreven in de Ridderdrecht.
fchap der Provintie Utrecht,
Bruyn,
&c. &. &.
(/l/.AO Boekverkoper
Carteau, (Mattbys) te Vlisfinte AiDlterdam. best papier.
gen.
Budding,{NicolaslVilbelmui)
Notaris en Procureur voor Carter, 0 / w / w ) EerfieK lerk
ter Thefaurie van Z . . H .
den E d . Iiove van Utrecht,
in 's Gravenhaage.
Bulderen, {H. van) BoekverCaudri, {Lucas) Boekhouder
koper te Zutphen.
van de West-Indiiche C o m Burgb, {N van den) Boekverpagnie, ter kamer Amfielkoper te Amfttrdain , 4
dam.
Exemplaaren.
Burgvliet, {Jacob) Boekver- Caudri,{Willem Danil) M a kelaar te Amfierdam.
koper te Rotterdam.
Buur en, {Mat t heus JacobusCavelier, {N. te) Luitenant
Collonel
by de Arnie van
van) Notaris en Procureur
den Staat.
voor den E d . Achtb. G e .
Certon, {S. A.) Predikant in
rechte der Stad Utrecht.
de Waitche Gemeente te
Buys, {J.) Directeur van de
Rotterdam.
Teken-Academie te AmfierCollen,
{Philips van) te Am
dam, best papier.
fterdam, 2 Exemplaaren.
Byl, {IV.) Boekverkoper te
Conradi, (f.) Boekverkoper
Amfierdam.
te Amfierdam.
C.
Corbelyn, {T.) Boekverkoper
te Vlisfingen, a Exemplaren.
Cahais, ( G . M.) BoekverkoCornel, (/V.) Boekverkoper te
per te Leeuwarden.
Rotterdam, 3 Exemplaren.
Capellen, (de Hoog. F.d. Ge.
booren Heer Baron van der)Coruer, {Cornelis P . Z . te
Westzaandam.
Collonel van deCavallerie,
en Kamerheer van zijn Cotius, {IV. V. J.) te U trecht.
D o o ; l . Hoogheidden lieere
Cratner, {Jacobus) Fredr z. te
Prince van Oranse, & c .
Amfierdam, best papier.
Capellen, {II. J. Baron van
der) Heer van de Marsch Cramerus, {E. IV.) te Haarlem.
en Engelenburg, befchreven in de RiJdetfchap Cup, {Sibrandus) CMrurgyn
te St. Anna-Parochie.
der Provintie fjeldeiland
* 5
D

vm

N A A M L IJ S T.
D.

Drevon , (Mevrouwe J. M.de)


geb.O/ry,in'sGravenhaage.
Dricl,
(J, van) Boekverkoper te Utrecht.
Driel, (Jacob van) Schout en
Dijkgraaf te Nieuw-Beyer.
land.
Dries, (C van den) Boekverko.
per te Rotterdam, 5 Exemplaaren.
Dryfboitt,
(A.) V . D. M . te
Middelburg,
Du Mas, (Louis) te Vlisfingen.
Duurveld, (P. B.) te Amlterdam.
Duyvensz, (Augustinus Hen*
drik) Raad en Oud Burgemeester te Enkhuizen.
Dykgraaf,
(C. van den) te
Delft.

Dammc, (Ga-rit) te Rotterdam.


Danckerts, (Ifaac) Jacobsz. te
Amlterdaro.
D'Arnaud, (Jan) Davidsz, te
Amfterdam.
Decker, ( P . j Postmeester te
Drunen.
Delden, {J. H.van) Boekverkoper te Haarlem.
Diodati, (Martin Jacob) in
's Gravenhaag , best papier.
Dirkfe, (Hendrik) te Am (terdam.
Doedes, (Lambertus)
te Utrtcht.
Doekema, (P.) Boekverkoper
te Groningen, 3 Exempl.
Doelen, (J. H. van) te Uitrecht.
Does, (Frans de) P. Z. Boek- DyII, (J. van) te Amfterdatn.
verkoper teLeijden,2ExemE.
plaaren.
Dolder , (F. van) S. S. T b . Ebbe , (Jobannes) Notaris en
Stud. te Utrecht.
Makelaar in 's Gravenhaage.
Dongen, (F.O Baron van)Heer Eek, (C) te Rotterdam.
van Oldengaarden en Wes
Eek, (J. /?.) ie Rotterdam.
terup, Lid der Heeren Ede- Elwe, (J. B.) Boekverkoper
Jen en mede Gedeputeerde
te Amfterdam.
in 't Landfchap Drenthe.
Ernst , (Philippus) te AmDoorne , (Jacobus Jobannes
fterdam.
van) V. D. M . te Edam.
Es, (IV. van) Mr. Zilverfinit
Dortb, (J- A. H.S.Baron van)
te Rotterdam.
Heer van 't Velde en Holthuizen, Scholtus binnen en
F.
buiten Lochem.
Dortb, (P. van) Boekverkoper Faure, ( P . H.) te Amfterte Amfterdatn, 2 Exemplaren.
dam.
Doude, [Hendrik) te Amfter. Fauvarcq, (Job. Ger.) te Amdam.
fterdam.
Fo-

Torier, Q.) 3de Praceptor te


Zwolle.
Fortman, (J.) Conreftor der
Latynfche
Schoole
te
Hoorn.
Fortuyn, (P.) Franrch Kostfchoolhouder te Veen.
Francke, (C. L.) Burger. K a pitein te Breda.
Franken, (Mr. L.) Schepen in
's Bosch.
Franx, (Gem'OBoekverkoper
te E n k h u i z e n , 2 Exemplaaren.
Frescarode, (F. W.) te Rotterdam.
Fynje, (Wybo) A . L . M . &
Phitof. Doclor, te Delft.
G.
Gaar land, te Amfterdara.
Gavere, (P. de) Predikant te
Oosterend.
C . D. K. te Amfierdam.
Geerman, ( C . ) te Amfierdam.
Gefken, (N.) te Amfierdam.
Celder , (A. H. van) Leeraar
der Doopsgezinden te A m fierdam.
Genderen , (Pieter Hendrik
van) O u d Schepen der Stad
Enkhuizen.
Genootfcbap, (Het) onder de
Zinfpreuk.: Tot leerzaam
vermaak, te Amfierdam.
Geraud, (S.) Predikant in de
Walfche Gemeente te R o t terdam.
Gerlaeh, (J. 4.) Burgemeester te Heusden.

IJ

T.

IX

Gillisfen, (Pieter) en Zoon,


Boekverkopers te M i d d e l burg.
Giftus, (Joanncs) Makelaar te
Amfierdam.
Gbbel, (H. C.) te Rotterdam.
Gebel, (Andreas) te Amfierdam.
Goor, (A. van) Stadsen Quar.
tiers drukker te Nyinegen,
2 Exemplaaren.
Gordyn, (A.) te Leijden.
Gorter, (Jacob) v o o r ' t Leef.
gezelfchap onder de Zinfpreuk : tot een goed einde,
te Alkmaar.
Graafland, (Vrouwe de Wed.
de Wel Ed. Heer Mr. C.)
te Amfierdam.
Graswinkel, (Mr. J. W.) te
Delft.
Groeneveld, (Jacobus) S. S.
Theol. Stud. te Leijden.
Groot,(Jan de) Boekverkoper
te Amfierdam, 2 Exemplaaren.
Groot, (Jan de) P . Z . Boekverkoper te Delft, 3 E x e m .
plaaren.
Groot, (Pieter de) Eerfle en
gezwooren Clercq ter Secretary der Stad Delft.
Gryman, (H.)
te Amfter.
dam.
Gryp, (Cornelis van der) A p o
thecar te Zierikzee.
Guerin, (C. N.) Boekverkoper te Amfierdam.
Gueyle, (Jacob) te Gouda.
Gulik, (J. van) Boekverkoper
te Amfierdam.
Gyfen, (Klaas) Burgemeester
te

N A A

te Oostzaandara, best papier.

H.
Haarsma, (Jacob Bareel van)
Ontvanger var. de losfe Renten van Vriesland,
Haas, (Casper de) teRotterd.
Haas. (H.dc) Boekverkoper
te Dordrecht, 3 Exempl.
Haasbroek, (Jobannes) te Rotterdam, b?ft papier.
Haa/ierz,(J.
t;;z)Konstfchil.
der te DHft.
Habhema (J.)S. T h e o l Doft.
en Predikant te Rotterdam.
Havwyk, (Mr. N. J. van) te
Amfterdatn, best papier
Harger ,Qob.} M . D . t e R o t terdam.
Harris, (Anna)te Rotterdam.
Haymai, (Pieter) Boekverkoper te Aaifterdam, 13 Exemplaaren.
Hcenakerck , (Jonkheer M r .
C. van) in 's Haage.
Hecmfha, (Scbelte) te Leeuwarden.
Heescb, (J. J. van) t Rotterdam
Hein, (J. A ; Boekverkoper
te Rotterdam.
Hengst,(P. den) Boek verkoper
te Amfterdam.
Henry, (S.
Gciinga)teWmterswyk.
Nering,(J
H.) te Amfterdam.
Heusdans, (Goudewyn) te A m tierdim.
Heyligert, (C.) Boekverkoper
te Leijden.

IJ S T.

Heymenbergh, (M. G. S.) te


Alkmaar.
Hillenaar,
(J.) R . P. in 's
Gravenhaage.
Hinloopen , (Dirk van) te A m fterdam.
Hoedt, ("fan van den) Makelaar te Amfterdatn.
Hoef hamer, (Tibrandus) Predikant te Amlterdam
Hoeven , (David van der) R e monftramfch Predikant, te
Rotterdam.
Hoevenaar, (A. A.) te R o t terdam.
Holmes, (Gysbert) Boekverkoper te AmOerJam.
Hojthuyfen,
{Harmannusvan)
R P. te Amfterdam.
Halt;op, (IV.) Boekverkoper
te Amfterdam 1 Exemplaar
en 2 best papier.
Honkoop, (A. en J.) Boekver.
kopers te Leijden, 2 Exemplaaren.
Hooft
(ffendrik)teAnierdam.
Hoogewegb , (E. IV.) H e e l meester te Uirecht
Hoop, (Mejuffr, 6 van der) i a
's Gravenhaage.
Hoorn, {Jacob Melcbior van)
te Gouda.
Hooykads, (Jan) te Amfter'
dam.
Hortt, (Dirk) aan den Overtoom.
Houten , (Gcrrit van) te A m fterdatn.
Houten , (Jobannes van) te
AmlVnUm.
Hovingb , (Hendrik) te Aroftetdam, bestpapier.
Hu-

IJ S

T.

xi

Hugenholtz, (F. A. B ) te Am- Kakenberg, (/>,) te Middelburg.


ftervam.
Huiftngb, CL-) Boekverkoper Kamer, (Jactbus de) en Zoon ,
Boekverkopers te Zierilizee,
teGroninsen,3Exe,'p!paren.
3 Exemplaaren.
Bulfcber. Qff. F. ten) R. P.
Keetel , (Tbeodorus) te U .
te Noordwijkerhout.
trecht.
Huht, (F. van) Predikant te
Kerf es, (Jan) te Amfierdam ,
He.teren.
best papier.
Hulst, (L. van) BoekverkoKesfel, (Wouterus van) te Dor.
per te Amfterdam.
drecht.
Huijfer,(J.C.
de) te AmfterKeyfer, (Reinier) te Utrecht.
dam.
Huysman , (Adriaan) Anat. Keizer, (J.) boekverkoper te
Pu>mere''de.
Chir. & Attis Obi'tetr, LecKeyzerswaart, (Bat end van)
tor, te Goes.
te Amfterdam.
Huysman, (Jakobus) Boekver. koper te Goes.
Klap, (Jobannes) Predikant in
H. F. R. H. in 's Gravenhaage.
de Lutherfche Gemeente te
Amfterdam.
Klenck,
(R. Callenbacb) BoekJ.
drukker en BoekVwrkoper
Jalabert, (dg Wel Ed. TJeer te Enkhuizen.
Mr. Alex. te Roux) Griffier Kienke, (A. F) te Alkmaar.
Klink.nberg, (J. van Nuys)
te Vianen.
A. L . M . Phil. Doel ir en
Ibs. Ags: i Thesf. 5: V . 21.
Predikant te Amfterdam.
J. G. V. R. te Utrecht.
Immink, (W.) Boekverkoper Klinkhamer , (J.) te Wor.
msrveer.
te Ami'terdam, 1 Exemplaar
Klippink, (de Erven) Boeken i best papier.
verkopers ie Anvterdara, 3
J. M. O. J.y.D. te Leijden.
Exemplaaren best papier.
Jonge (B, de) te Rotterdam.
Jonge, (Francois de) Oud Ka- Knoch, (P.) te Dordrecht.
Knook
, (B.) J, U . Doftor te
pitein ter Zee. te Hoorn.
Groningen.
Jordens, (Mr. C. J.) Lid van
de gezwoorenGemeente der Knots, (Klaas) teWeftzaanciam.
Koek, Job ) Boekverkoper te
Stad Deventer.
Delft, 2 Exemplaaren.
Joffer, (Pieter) te OostzaanKok, (W.) Predikant te Pa.
dam.
pendreebt.
Koning , ( ) te Amfterdam.
K.
Kraltngen, (Reyer van) Koopman te Amfterdam.
Kaes, (L) te Rotterdam.
Kraf,

XII

A A

Krap , (J ) A. Z. Boekverkoper te Rotterdam.


Ktoe, (A. van der) Boekverkoper te Amfterdatn.
Krunder, (Casper) te Amfterdatn.
Kuit, (Maria)

te Rotterdam.
L.

Laan , (J. van der) Boekverkoper te Rotterdam, 2


Exemplaaren.
Lambrechts, (A.) V. D. M . te
Waverveen.
Langevetd, (M.) te Noordwijk.
Laiterman, {Nicolaas Willem
Elzevier) te Amilerdam.
Leemhorfl , (L.) Boekverkoper te Deventer.
Leenhouwer, (Alida Clara) te
Rotterdam.
Lees Coltegie, (Het) te Goes.
Lees Genootfcbap, (Het) bij
de Heer en Mr. V . D . D. te
Utrecht.
LeesGcnootfcbap.(Het)oneT
de Zir.iprsuk ; Rei Adunat,
te Deventer.
Leesgefelfchap, (Het) te Amfier dam, onder deZmfpreuk:
De leesluft wijft ons de Eerjle
trap; enz.
Leesgefelfchap, (Het) te Amfterdam , onder deZinfpreuk:
Daar lust met ijver paart;
enz.
Leesgefelfchap SJfet) teGouda,
onder de Zinlpreuk: Door
eendragt bejlcndig.

IJ

T.

Leesgefeljchap, (Het) te Haarlem.


Leesgefelfchap, (Het) te Rotterdam, onder de Spreuk: 't
Genoegen van dees' Frien.
denkring; Beflaat in Letter,
'oefening.
Leesgefelfchap, (Het) te Delft,
genaamd Leeslust.
Leesgefeljchap, (Het) te Zuidland.
Leesgefelfchap,(Het)it
zucht
tot Weetenfchappen, te Amfterdam.
Lees Sociteit, (de) te Sluis in
Vlaanderen, onder de Zinfpreuk: Elk vind bier zijn
voordeel.
Lees-Societeit ,(de) te Sluis in
Vlaanderen, onder de Zinfpreuk : Quantum est, quod
nescimus.
Leeuw, Cf - de) Boekverkoper
te Rotterdam , 3 Exempl.
Leeuwen, (Hendrik van) te
Amfterdam.
Lemmeren, (Willem van) Ju.
nior, te Amfterdam.
Lemmers , (J. G.) R . P. te
Edam.
Len^keep , (A.) te Amfterdam.
Lefay ,(Etie;>.ne) teAmiterdam.
Leur, (Mr. J. C. van de) Burgemeester en Secretaris te
Steenbergen.
Leufink, (Barend) te Amfter.
dam.
liever, (Cornelis) Kapitein der
Burgetij te Amfterdam.
Leijden,
{Baron van) van
Nieuwlant.
Lvydenrotbjm 'sGravenhaage.
Lima,

M L

Lima ,(Levy Eli as de) te A m fterdam.


Linden , (Wybrand van der)
te Amfterdam.
Lindenberg, Qj.) Boekverkoper ie Rotterdam, drie Exemplaaren.
Loef}, ( M. M. van der) te
Rotterdam.
Lokhorft,
(J.van)S.S.T\is\,
Stud. te Utrecht.
Loo, (Jan August) te Goe?.
Loofs, (Antbony Danil) te
Amfterdam.
Looksma , (B.) te Marrum.
Loon, (Mattbys van) te Dordrecht.
Luchtmails, (S.eajf.) Boekverkopers te Leijden, 5
Exemplaaren,
Luden, (Jobanna)
geb. A.
vinei, te Amfterdam, best
papier.
M.
Maas, ( ) M e d . Doftor en
Vroedmeester te Nymegen.
Macat,
(P. J. Retbaan) te
Middelburg
Manheer, (G.) Boekverkoper
te Rotterdam.
Mar ken,(B. A. van) te Weefp.
Markusfe, (J.)
te Colynspiaat.
Martineau,
(Jean) Koopman
te Rotterdam.
Martines, (IV. F. J. de) C a pitein ter Z e e , te Zutphen.
Maurik (Dirk
van) te U .
trecht.
Mauritvs, (Jobannes) te Vlisfingen.

IJ S

T.

xa,

Meerten, (Leonard van) Predikant te Koudekerk.


Mens, (A.) Jansz. Boekverkoper te Amfterdam , 4
Exemplaaren.
Menfert,(J.)
Boekverkoper
in 's Graveuhaage.
Mesting,'ff.)
Omlandus.
Meurs,(Mr.
B, J. van) Advocaat in 's Gravehaage.
Meyer, (Jan Jacob) Rustend
Predikant van Batavia.
Meyer, (J, R.)
Amfterdam.
Meyer, (Henricm) Med. Doft.
te Zaandam.
Meynhardt, ( M r . 0.) Ontvanger des Ampts van Maas en
Waal.
Meynsma, ( M r . Fr.) te Amfterdam.
Midendurp,
(Jobannes) te
Zwolle.
Milrooy, (Dirk)
Oud C o m misfaris van de kleine ge.
rechtszaaken te Enkhuizen.
Moeleman, (J, ff.) Boekverkoper ,te Arnhem.
Monnet, (A.) te Middelburg.
Mor j, (P.)
Dordrecht.
Muilman , ( H'igbold ) Wil*
leiinz. Predikant ln'sHaage.
Mulder, (Cornelis) te Amtterd.
Mulder, (Jobanna) bedigt
Translateur te Amfterdam.
Mulder, (Jobannes) Oud Prefident SJiepen en Raad der
Stad Monnikendam.
Muller, (Hendrik Antbony) te
Amfterdam, best papier.
Muller,
(U.) Bode' van de
Staacen van Zeeland, te M i d delburg.
Muy
t e

t e

xtv

IJ

T.

Muyfer ,(Leendert) te Amfter- Onder, de Linden, ( D.) en


dam.
Zoon,
Boekverkopers te
Amfterdam.
Oertkras,
(Jan Evert) te
N.
Amfterdam, best palier.
Oortmond, (Dirk) Notaris te
Nagtglas^Lodewyk) aan den
Amfterdam.
Oveitoom.
Oost , (Frans) Koopman te
Nahuys, (G. f.) Hoog-LeerAmfterdam.
aar der II- Godgeleerdheid Orbaan, (Joh.) te Utrecht.
en Kerk'efchiedeiiis op Os, (Gerrit van) teAmfterd.
'* Lands Hooge Schoole te Os, (Thomas van) Boekver.
Leijden. best papier.
koper in 's Gravenhaage.
Neve , (Willem Jacob de Oudenaarden, f7K)teRottetd.
Bruyn de) te Amfterdam.
Oudsbof, (L.) te Rotterdam.
Nieboff, (S.J.) Rekenmeester Ouwejan, (Jatcob) te Oostin de Provintie Stad en
zaandam.
L a n d e , te Groningen.
Ouwenaller , (P.
M.R.W.E.
Nieuweubuis, (Hendrik) te
van) in 's Gravenhaage.
Amfterdam.
Overboek, (Pieter) te A m Nieuwenbuys, (J. A.) R . P. te
fterdam.
Velfteren en Ommen.
Ovink, (A.) Koopman te
Noemer, ( P . van) M e d . DocZwolle.
tor en Raad te Zierikzee.
Noorle , (Nicolaas van) Her. Ozy, ( ) Koopman te Rotterd.
man. Z. te Amfterdam.
Noort, (W. J. van) te LeijP.
Jt- den.
Paddenburg, (G. T. ^ B o e k Norden, (L. van) te Amfterverkoper te Utrecht.
dam.
Paddenburg, (A. van) BoekNoteman , (A.) Koopman te
verkoper te U'rechr.
Dordrecht.
Palier, (J. en H.) BoekverNuman. ' A.) A . L . M . P h .
kopers in 's Bosch.
Doft. & S. S. M . Cand. te Papenbove , ( ) R . P. te Goes.
Groningen.
Pardo, (Mosfe en Aron) te
Amfterdam.
O.
Pasteur, (Frans) te Amfterd.
Pelkwyk, (ter) Predikant te
Oever, (H.ten) Predikant te
Hemo.
Oudbeverland.
Pembroek,(fFillem van) Koop
Ommeren ,(J L.van)gebooren man te Amfterdam, best
EversFierevant, teArnhem.
papiei.
Pem-

IJ

T.

Ramhorst, (IVTr. Jac. van der)


Regeeren JBurgemeester, en
Raad in de Vroed chap der
Stad Enkhuizen. & C . & C & C .
Rappard, (G.) Groot Major te
Vettrne.
Rees, (Bartholomeus Sligtenhorst van) te Amfterdam,
best papier.
Rees, (Erven Sligtenhorst en
van) Boekverkopers te A m ftcrdam, best papier.
Regale tb, (D. A.) Predikant
te Haarlem.
Remmers, Qobinnes)
Junior,
te Arafterdan ,beft papier.
Repelius , (T.) Boekverko.
per te T h i e l .
Retemeyer,(G. J. ^ O t e A i n fterdam.
Reyers, (Cornelis) te Amfterd.
liiedema, (IVieri) M r . Metzelaar te Westzaandam.
Riemsdyk, (J.J. T. van) Raad
en Schepen der Stad Haarlem.
Ris, (Cornelis) Wi/lem$z,LedS*
Qi
aar der Doopsgezinden te
Hoorn.
Qjiakkelftyn,(Pieter) BoekverRocbusfe, (J.) te Rotterdam.
koper ie Zaandam.
Roest ,iCV. v. d.) Pred. te Kuik.
Romar, (D.) Boekverkoper te
R.
Franeker, 3 Exemplaaren.
Romondt, (A. van) Raad in de
Vroedfchap te Utrecht.
Raarda ,(Hendrik) Oud Burgemeester en Raad der Stad Romsvoinckel, (M.) voor een
Leesgezelfchap teAmfterdam.
Enkhuizen, mitsgaders B e .
windbebbsr van de G e c . Roos, (J.) en Z o o n , Boekverkopers te Amfterdam,
troijeerde
Oost Indifche
best papier.
Comp. enz. enz.
Raket,(Ca<parus) te Amfterd. Roos, (Jan) te Oostzaan
Ramaker, (Willem') te A m - Roojen, (F.) Jur. Stud. te Utr.
R oofendaal, (J. F.) in 's Boscb.
fterdam.
*
Rt-

Pembroek, (Harmanus
van)
Koopman te Amfterdam,
best papier.
Perre, (Mt.J. A. van de) Heer
van Nieuwerve , Welfinge,
Evertswaard en Westhoven , Otidlleprefentnnt van
zijne Doorl. Hoogheid, den
Ileere Erfdadhouder , als
Eerden Edele van Zeeland,
mitsgaders
Extraordinaris
Gedeputeerde ter Vergade.
ringe van H . H . M o g . enz.
enz. enz.
Philips, (J. CO J"c. z. Konstplaat-Graveerder te Amfterdam.
Ploeg ,(Jacob) te Amfterdam.
Pollack , (J.) te Amfterdam.
Pols, (Marinus) Schout en
Secretaris op het Reigersbosch, te Giesfen.
Post, ( P . ) Apothecar te Rotterdam.

xvi

N A A M L IJ S T .

Kofeboom , (J. H.) Advocaat Sas, (Hendrik) Boekverkoper


en Comvnisfaris van de kleite Middelburg.
ne Bank van Jufiitie , te Scbalekamp, (M.) BoekverHaarlem.
koper te Amfterd. 2 Exempl.
Rofen, (Cornelis van) Leeraar Schatte, (Albertus van der)
der Remonftrantfche G2Schepen en Raad der Stad
meerte te Rotterdam.
Zierikzee.
Roffen , (IV. van) Leeraar der Scbefer, (Petrus) te AmfterRemonftranten te Delft.
dam.
Rosfuui,(Mevrouw delVed. denScbelius ,(Ff.) Landsdrukker
t~VelEerw.Heerevan)izL\vo\. in 's Hage, belt papier.
Roy , (Jacobus d) Remor)- Scbehisvanger , (J.) PrediItramsch Predikant te Berkant te Serooskerke, op 't
kei.
Eiland Walcheren.
Runip, (Ant. Fred.) Predikant Schenk, (Jofeph) M r . Chirurte Plantlunne, onder de Clas.
gyn te Zaandijk.
fis van Lingen.
Schermbeek , (A. van) SolliciRutgers, (L.) S. S.Th.Stud.
teur Militair te Utrecht.
te Utrecht.
Schiotling, (Andries) teAmft.
Ruyscb , (M.) Emeritus Predi- Schoonhoven. (de IVed.J. van)
kant in 't Wout.
Boekverkoopfier te Utrecht.
Rypland, (Gerbrand) Jansz, Schouten, (Petrus) R . P . te
Notaris te Aaifterdam.
Amfterdam.
Scbreuder, (Hendrik Ernst)
S.
M . Doctor te Zaandam.
Scbumacber, (Frans Jacob)
Saan , (David van der) Lode- te Amfterdam.
wyksz, Makelaar te A m - Scbuylenburgb, (C. N. van) in
fterdam , best papier.
's Gravenhage.
Sage, ( M r . J. D.Ghyfelin le) Selm, (J. van) Boekverkoper
Oud Burgemeester, Schepen
te Amfterdam , 2 Exempl.
en Raad & c . & c . der Stad PP > O- 0 Boekverkoper te
Middelburg.
Amfterdam.
Sande,(J'.van de)Jac. z.Boek- Sickesz, (IV.) te Amfierdam.
verkoper te Middelburg, 6 Sicdsma, (J.) Leeraar onder
Exemplaaren.
de Doopsgezinden teSneek.
Sandelyn, (IV.) Boekverkoper Sigal, (D.) te Utrecht.
te Wageningen , 2 Exempl. Slaap , (Pieter) te Araft. best
Sandra, (ff. Af) Oud Burgepapier.
meefter der Stad Briele , Slebes, (Hendr.) teAmfterdam.
Leenman van den Lande Slotboom, (Joannes) te A m van Voorne &c. & c
fterdam , best papier.
SU.
Se

A A

IJ S

T.

xvtr

Slotemaker, (C.) Predikant te Stratenus, (C. N.) V. D . M .


Nieuwkerk.
te Bre. a.
Sluys, ( Dirk van der) te A m - Stubbe, (A ) Boekverkoper te
fterdam.
Utrecnc, 2 Exemplaaren.
Smaafcii,(Jacobus)b,led.Dot.
Swaving, (trouwe Sandei ina
te Leijden.
Gerarda )Gsb. van Pool/um,
Smit, (Gerardus) te Amfterd.
Huisvrouwe van den Hsere
Smit , (Gerriti Gerritsz,
Cbr Swaving, M . D. BurApotbecar te Alkmaar.
gemeester te Weefp.
Smit, (J.) en Z o o n , Boek en Swiering , (Reinier) te A m Konstverkopers teAmft. , 3
fterdam.
Exempl. en j beft papieren.
Smits, (. IV.) Predik, te R o t T.
terdam.
Smits, (Jobs.) Leeraar in de Tapp, (Anthony) Notaris te
Hervormde Gemeente , te
Amfterdam.
Westzaandam.
Teengs , (Jacob) te Edarr.
Smout , (Egbert van der) te Temmink, ( M r .
Matthp)Ai
Delft.
vocaat in 's Hage.
' Someren,(Abrah. van) ti'Utr. Tetroode, (F. J. van) BoekSouw, (f. van der) teAmft.
verkoper te Amfterdam, 3
Spriet, (deWed P . ) e n Z o o n ,
Exemplaaren.
Boekverkopers te A n l L
Tbierry, (Job.) en C. Men.
Spruit, (II.) Boekverkoper te
fing , Boekverk. in 's Hage,
Utrecht.
3 Exempl. en 3 best papieSpy&er , (Jan Tieleman) Heer ren.
van Nisfe & c . te Goes.
Tbol, (P. van) Boekverkoper
Stam, (Dirk van der) te Amfl.
in 's Graven hage.
Staphorll , (Ai ent van) te U tr. Tichelaar. (H.) Leeraar inde
StendelfTheodorus van)Janst, oopsgeainde Gemeente te
Boekverkoper te Amfterd.
Amfterdam, best papier.
Siieiiitg, ('Joan George) te Ticte, (Jobannes) L'oekverkoAmfterdam.
per te Rotterdam.
Stiefel, (M.) te Amfterdam.
Toll, (4. J. van) BoekverStorm, (R.) Burger Hopman
koper te Amfterdam, beat
te L e . u-.varden.
papier.
Strain, (J.) Koopman te M i d - Top , ( ) te Rotterdam.
delburg.
Tresling, ( G . ) Boekverkoper
Strander, (J.) Boekverkoper
te Leeuwarden, u Exemte Amerd.m.
pl a aren.
Straten , (,?. van) in 's I h g e , Tuytsn.an. (Mejuffrouw Hen*
beft papier.
drina)
* * 2
Tyl,

XVI !I

Tyl, (M.) Boekverkoper te


Zwolle , 2 Exemplaaren.

IJ

S T.

Visfer, (Dirk) te Westzaan.


Vis/er, (Gerrii) teWestzaan.
Visfer, (Jan) te Westzaan.
V.
Visjer, (Jasper) te Westzaan.
V. D. W.
Visvliet .(AnnaHenrietta van)
Valkenburg , (C. van) M r .
te Middelburg.
Timmerman en Schryn wer- Viivliet, ( vlr. E. P. van)\1cA.
ker in 's Hage, best papier.
Doctor en Kiezer der Stad
Vas, (P ) te Wormerveer.
Middelburg
Vtlie, ( Aris van) S. S. Theol. Vlacq, (Pieter) te Gonda.
Stud. te Utrecht.
l'lisfingen, (S. K. van) BoekVeldtman , (O. G.) J . U . D .
verkoper te Amfterdam ,
te Groningen.
beft papier.
Veningb, (Harmanus)x.t Am- Vlugt, (Dirk de) Boekverko 1
fterdam , beft papier.
per te Dordrecht.
Venroy , (G.) te Rotterdam. Volkers, (Frans) te Amfterd.
Verblaauw ,(W.) Boekverko- Vo/kersz, (H.) 1-redikantin de
per teGouda, 5 fcxeraplaaren.
Lutherlche Gemeente te
Verburg, (P.) M r . PlateelPurmerende.
bakker te Delft.
Voort, ( M r . J. IV. van der)
Verhagen , (Otiu) Schout en
Oud Ontvanger van het eeSecretaris van Op- en N e ne deel der generale Middeder Andel, Veen. Aalburgen
len 's Lands van Utrecht,
Heesbeen, te Veen.
&c. &c. & c .
Verhell, (G. L.) Boekverkoper Vos. (L) Ptedik.te Dieverde.
in den Brieie.
Voshol, (Baron van Aerfen ,
Ver laan , (E.) Boekverkoper
Beyeren van) Generaal M a te Alkmaar.
jor van de Infanterij en
Vermaat, ( Ph.) Martinusz, in
Commandant van Deventer.
den Brieie.
Vosfenberg , (Lambertus) te
Vermande, (,.) BoekverkoAmfteidam.
per te Hoorn.
Vries, (Jan de) CatechifeerVermeer, (Jan) inden Brieie.
meester te Amfterdam.
Vitor, (Cornelius) te Groning. Vries, (Jogbem de) te OcstVis, (dry) Boekveikopr te
zaandam.
Rotterdam
Vroom*., (Hendrik Willem) te
Vis , (Dirk) Boekverkoper te
Amfterdam
Rotterdam, 6 Exempl,
Vuurf. , (Willem van der) Ju
Viscb , (Justus) Buekverkonior , te Amfterdam, best:
per te Utrecht, 2 PxernpL,
papier.
Visfcher , (Lodewyk Gei bard)Vyftigllhild, (Jan) en Comp..
te Amft<rdam.
te MaatHui.
W.

IJ

T.

xix

Willemfe,(Ja(ob:ts) Koopman
te Rotterdam.
Willem/en,
(J.) S. S. Theol.
WaaU (G. d) Burgemeester
Profesfor en Predikant te
te Vianen.
Middelburg.
Waal, (Gerardus d) te Amft.
Waal, (Jan de) Samu^lsz, te Winkelman,(JobannesPaulus)
te
Utrecht.
Utrecht.
Waal, (Justus de) Koopman Wifelius, (Jan) te Amfterdam,
best papier.
te Utrecht.
Waal, (Samuel d) Boekver- Wifelius, (Samuel) te Amft,
koper te Utrecht, 12 E x e m . Wit, (F. de) te Leeuwarden.
Wit, (Jobannes de Weerde)
plaaren en 1 best papier.
te Amfterdam.
Wadding, (Cornelis van der)
RemonflrantschPredikant te Wit, (Ifaac dfe)Plaatgraveerder
te Utrecht.
Hoorn,
Wagenaar, (C.) Commis ter Wit, (Pancras de) Koopman te
Enkliuizen.
Recherge te Edam.
Wallendal, ( Albertus van) te Witmond, (Abrabam) te A m fterdam.
Monnikendam.
Walr,
(Jan van) Junior, Witmond , (Wynand) te A m .
fterdam.
Boekverkoper te Haarlem,
Wittelaar, (S.)Boekverkoper
3 Exemplaaren.
in 's Graven hage, 2 Exempl.
Warnars, (Ge/r/'OBoekverkoWolf, (D. F. de) te Amfterper te Amfterd. 4 Exempl.
dam.
Wee, (IV-C.de) Secretaris van
Wolf, (J. van der)Rsad enOud
Vleuten en de Meeren.
Burgemeester der Stad Z i e Weetenkamp , (Coenraad)
rtkzee.
Boekverkoper te Amfierdam.
Wunder,
(Hendrik) te A m .
We ezelenburg, (Henricus Ja.
fterdam.
cobus van) te Amfterdam.
Wcrtsz , (Coenraad) te A m t l . Wyck, ( M r . J. D. van der)
}. U . D r . te Zwolle.
Wesling, (Jan Willem) te A m .
Wyk, (Gerardus van) tsu.
fterdam.
Westplate, (Jobannes) Clercq
Y.
ter Rekenkamer vanZeeland.
Wetters, (M.) Boekverkoper Tntema en Tieboel, Boekverkopers
te
Amfterdam.
in 's Hage , 1 Exemplaar
en 1 best papier.
Z.
Wild, (Bartbolom)Boeiver

koper te Utrecht, 1 Exempl. Zwaamen, ( A. van) Boekver.


koper te Rotterdam.
en 1 best papier.
(F.K.)Koopman
Wildier ut, (Dirk) Koopman Zwaanbals,
te Delft.
te flarlingen.
**2
OVER.W.

xx

N A A M L IJ S T.
O V E R G E S L A G E N .

Brcnder a Brandis, (G.) Leermeefter in de Wiskunde, te


Amfterdam.

van den Prijs van het T W E E D E


voor de Heeren Intekenaars op die Werk.

UITREKENING
D E E L ,

%f\ B L A D E N , m e t het omflagvandePlaten, a I | f t . / 2 16


IO K U N S T P L A A T E N , a 6
ft.
3 .

f ~ 6
Prijs van de best papieren Exemplaaren.
37a B L A D E N op Schrijfpapier, & 2
10 K U N S T P L A A T E N , a 10

ft.
ft.

2 5
j :

f ~ 5

GESCHIEDENIS
V A N

A L L E

GODSDIENSTEN.
T W E E D E

De

CIIBISTLYKE

D E E L .

GODSDIENST.

De
"Y7crmics de Schryver, wiens ernftige
V wensch is , de goedkeuring zijner ChristLeczcren weg te draagen, in het geheele Glijke
ODSbeloop zijns Werks zich zal benaarftigen D I E N S T .
om vermaak met nuttig onderwijs te paaren, zullen wij n u , voor eenigen tijd, de
Iieidenfche Volken daar laaten, en thans
een berigt mededeelen van dien Godsdienst,
welke den W A A R E N G O D tot oorfprong,
het bloed van C H R I S T U S tot ecnen grondilag, de gelukzaligheid tot voorwerp, en
de hemelfche heerlijkheid tot volmaaking
heeft.
Noodig is het, dat wij vooraf onzen
Leezer met een opflag onder het oog brengen, het Ontwerp, welk wij zullen volgen: dewijl de Christlijke Godsdienst vor
ons een ruim veld van befpiegelinge, onderrigtinge en lecringe opent. D i t onderwerp zullen wij behandelen onder de volgende Afdeelingen.
II.

DEEL.

De

G O D S D I E N S T I G E

De
D c eerfte Af deeling zal behelzen een b c Chrht- rigt wegens den ftaat v a n het C h r i s t e n lijke
dom , zedert deszelfs vrocgfte v e r k o n d i GODSg i n g , t o t op den t i j d , i n w e l k e n het de
DIENST.
ftaaving van de burgerlijke magt verwierfonder de Regeering v a n K e i z e r C O K S T A N TINUS D E N GROOT EN.
I n de tweede Af deeling z u l l e n wij verflagdocn v a n dc Ketterijen,
geduurendede
drie eerfte E e u w e n nau de geboorte v a n
C H R I S T U S ontftaan.
D e derde Af deeling zal behelzen den ftaat
der Christlijke K e r k e , zedert den leeftijd
Van C O N S T A N T I N US D E N G R O O T E N ,
tot aan de K e r k h e r v o r m i n g .
In de vierde Afdeeling z u l l e n w i j den
L e e z e r onderhouden o v e r de Griekfche Kerke, i n vroegere en laatere tijden.
E e n berigt wegens de Albigenzen en Wollenzen zal het onderwerp der vyfde cnlaat(le Afdeelinge uitmaaken.
I n het volbrengen v a n decze moeilijke
t a a k , z u l l e n wij z o r g v u l d i g op onze hoede zijn , om n i e m a n d , w i e hij ook z i j n
moge , eenigen aanftoot o f ergernis te geeven. Naadat w i j dezelve hebben afgedaan,
z u l l e n w i j n o g eens wederkeeren t o t deH e i d e n e n , en vervolgens tot de Godsdienftige A a n h a n g e n , w e l k e , zedert de H e r v o r m i n g , i n E u r o p a ontftaan z i j n .
L a n g e n tijd hadthet rampzalig naageflagt
\*an A D A M i n eencn ftaat v a n onkunde
en duisternisfe geleefd; allerlei misdaaden
kwamen v o o r t u i t decze onzuivere b r o n welle. W i l d e n w i j een tafereel maaien
van

G E S C H I E D E N I S .

De
van den toeftand der Heidenfche waereld,
ten tijde als C H R I S T U S onder de men- Christ*
lijke
fehen verfcheen, wij zouden de mensch- G O D S lijke Natuure in haaren verdorvenften D I E N S T
ftaat moeten voordraagen. De kennis van
den waaren G O D was verlooren. Godslastering , onreinheid en godloosheid maakten zo veele weezenlijke deelen uit van
den openbaaren Eerdienst der Heidenen;
hoewel veelen onder hen de onfterflijkheid der Ziele geloofden, voedden z i j ,
nogthans, daaromtrent zeer verwarde en
vleeschlijke denkbeelden.
Gelijk G O D dc Opperfte beheerfcherder
Natuure i s , dus volvoert hij ook, doorgaans , dc ontwerpen zijner Voorzienigheid door natuurlijke middelen. Ingevolge hiervan zien w i j , dat, om den doorluchtigcn Verlosfer in de waereld in te
leiden, cn tot de voortplanting van zijn
Euangelium den weg te baanen, verfcheiden omftandigheden zaamenliepen, welke
gecne mcnschlijke fchranderheid noch het
kloekst vernuft kon ontworpen hebben
cn wier gewigtige uitwerkzels het verziendst oog niet doorzien konde.
Eene merkwaardige verandering was
in het burgerlijk beftuur der waereld, ontftaan , ongeveer driehonderdendertig jaaren voor de geboorte des Zaligmaakers.
Dc Perfifche Koningen, te gadcr met hunne onderdaancn, de waardigheid van hun
karakter nevens de dapperheid hunner voor
vaderen vergeeten hebbende, wierden eer L
li^t te vangen prooi voor den eerzuchA 2
tigei
t

4
De

G O D S D I E N S T I G E

tigcn Gn'ckfchcn Held , A L E X A N D E R D E ' K


G R o o T E N. Ingevolge van decze gewigtigc en onvoorziene gebeurtenisfe, vvierdt
GODSdc Griekfche taal geleerd en verfpreid door
DIENST.
een groot gedeelte van Aje, alwaar voormaals vcrfchillcndc taaien gcfproken wierden. D i t was het niet alles. Het mag tig
Koninkrijk, 't welk N E B U C A D N E Z AR in
een gczigt gezien, en van het welk D A N I I .
voorfpcld hadt, groeide thans tot cencn ftaat
van onvoorbccldelijke en nooit gehoorde
grootte. Aan 't hoofd van dit gebied' was
Rome, die trotfehc mccstcrcsfc der waereld , die roemde dat dc Zee in haare heerschappij op- en onderging. Haare eigen
Eerzucht voedde z i j , door dc regten der
tnenschlijkheid met voeten te vcrtrccdcn.
Doch, terwijl zij dc volken in boeiens
donk, deedt GOD haar tot een werktuig
ienen om het vrolijk geluit des Euange] iums te doen klinken door de Heidenfche
1vacrcld. Want, hoewel het der Godlijke
i vijsheid behaagde, aan zommigen het ver i nogen te fchenken om wonderwerken te
'errigtcn en vreemde taaien te kunnen
I precken, dit voorregt, egter, fchijntzich
t ot de Apostolifche Eeuw alleen bepaald te
: ebben. Een onuitfpreekhjk geluk was
h et, derhal ven, voor dc waereld, dat in
h c f Romcinfche gewest, doorgaans, niet
n leer dan twee taaien gcfproken wierden;
i ; weeten j de Griekfche en dc Latijnfche
ti ia}. E n menigmaal gebeurde het,-dat zij,
u elke eene van decze als hunne Landtaale
Ic erden, tevens in dc andere bedreeven
wierChristlijke

G E S C H I E D E N I S .

De
wierden, deels door leczen, deels door
Chrht
verkecring.
lijke
Zodanig was de ftaat der waereld, ten G O D S tijde als G O D zijnen ceniggeboorenen Zoon D I E N S T - ,
op aarde zondt, om de Zondaars te regtvaardigen, zo door zijne daadelijke als lijdelijke gehoorzaamheid. Maar, op hoedanig eene wijze wierdt decze grootc Verlos Ier in de waereld uitgezonden? Dc E n gelen liaan hier in verwondering opgetogen; het hart der Geloovigen loopt over
van dankbaarheid, terwijl de onheiligen en
aardsgezinden fpotten. Dc eeuwige Heer'
des hemels en der aarde heeft tot moeder'
cene reine cn. onbekende Maagd; en hoewel hij de Heer der Hccrcn, cn dc Koning
der Koningen was, zijne moeder, egtcr,.
op 't bevel van eenen Heidcnfchen Keizer,
is genoodzaakt om dc plaats haarer geboorte te verhaten, en in haaren zwangeren
ftaat een weg van zestig mijlen af tc leggen, om een gering hoofdgeld tc betaalcn.
Schoon hij dc Heidenen tot .zijn erfdeel,
cn de einden der aarde tot zijne bezitting
zot} hebben, was evenwel zijne moeder
genoodzaakt de fmarten van het kinderbaaren te ondergaan in een ftal, onder de
beesten ; in -plaats van eene wieg, wierdt
de voorlang beloofde M E S S I A S in een
kribbe geleid. Gretig ftondt hem naar 't
lecven de bloeddorftige

HER ODES,

en

zijne behoeftige vermeende ouders waren


genoodzaakt eene fchuilplaats te zoeken
in Egijpte, hem met zich voerende, die
de Zondaars met den mantel der geregtigheid zu bekleeden. In een nederigen en
A 3
*
o n

G O D S D I E N S T I G E

De
onbekenden ftaat leefde de E e u w i g e Z o o n
Christv a n G O D , die het geenen r o o f agtte G o lijke
de even gelijk en G O D zelve te z i j n , tot
GODSD I E N S T . dat hij den ouderdom van dertig jaaren hadt
b e r e i k t , i n het huis v a n zijne vermeende
ouderen. I n het eeuwig befluit v a n G O D
was de tijd vastgefteld, dat hij zijne openbaare bediening z o u aanvaarden.
Toen
was

het,

dat

JEZUS

C H R I S T U S ,

op

dat

hij zijnen v o o r l o o p e r de hoogfte eere z o u


b e w i j z e n , het z i c h liet welgevallen om v a n
J O A N N E S D E N D O O P E R i n de r i v i e r dc
Jordaan gedoopt tc worden. W a n t , hoew e l hij v r i j was v a n alle b e v l e k k i n g en
o n z u i v e r h e i d , deedt h i j , n o g t h a n s , de
volgende b e t u i g i n g , dat het hem betaamde
alle geregtigheid te vervullen; dat i s , het
voegde hem z i c h te fchikken naar alle dc
wettifche p l e g t i g h c d e n , 't zij d o o r M O Z E S
voorgefchreeven, o f naderhand ingevoerd.
Z i n t s dien t i j d , geduurende de drie v o l gende jaaren , ging hij het land d o o r ,
van plaats tot plaats, en v a n huis t o t
h u i s , goed doende aan allen. D e ncderigen van harte zagen de heerlijkheid z i j ner G o d l i j k h e i d door het dekzel zijner
m e s c h l i j k h e i d ; en onder het karakter v a n
een gering veragt man ftraalden de eigenfchappen der G o d h e i d door. D e J o o d e n ,
eindelijk, welke hem v o o r eenen V e r l e i der h i e l d e n , om dat hij z i c h niet onder hen
vertoonde met volkbehaagenden l u i s t e r ,
bragten eene valfche befchuldiging tegen
hem i n , en hij w i e r d t door den R o m e i n fchen L a n d v o o g d veroordeeld om g e k r u i -

md

G E S C H I E D E N I S .

De
z i g d te w o r d e n : eene ftraffe, welke aan
dc flaaven alleen gcocfFcnd wierdt.
D i t Chrhf
Jijke
a l l e s , ondertusfchcn, was reeds i n de G o d - G O p S . fpraakcn voorfpeld , lang te v o o r e n eer, 31 r. N S .
C H R I S T U S i n dc waereld kwam.
Doch
dc harten der J o o d c n waren v e r h a r d , en
zij konden de heerlijkheid v a n hunnen eigen M E S S I A S niet bemerken.
D c O n g c l o o v i g e n doen hier de vraage,
waarom niet een E n g e l , o f z e l f een menschiijk weezen v o o r de zonden der waereld
k o n gclccden hebben , onderftcld zijnde
dat zodanig eene V e r z o e n i n g eenigzins
noodzaaklijk was? W i j antwoorden hiero p , vooreerst, D a t eene verzoening v a n
eene volftrckte noodzaaklijkhcid was :
w a n t , zonder dezelve zouden overtrcedendc menfehen nimmer hebben k u n n e n
v e r z o e n d worden met een bclcedigdcn G o d .
Ten tweede, geen menschlijk w c e z e n , n o c h
een E n g e l k o n zodanig eene verzoening te
wege b r e n g e n : w a n t , dewijl de fchuld gemaakt was , door het verbrecken v a n eene
G o d l i j k c W e t , voorgefchrecven d o o r e e n
oneindig W e c z e n , was het noodig dat een
oneindig W c c z c n dc vercischte verzoening
deedt. Eindelijk,
wat men ook denke en
hoe v e e l gewigts men ftelle i n dc b e w i j z e n , hier aangevoerd, z u l l e n wij alleenlijk a n t w o o r d e n , dat dit O n t w e r p v a n
G o d l i j k c Verlosfingc beraamd wierdt dooide onfeilbaarc w i j s h e i d ; door die wijsheid
wierdt het v o l v o e r d , en door de Almagtigc kragt heeft het gezegevierd o v e r aller
tegen".

Daar

G O D S D I E N S T I G E

De
Daarenboven heeft men gevraagd, waarChristom C H R I S T U S z i c h vernederde o m z i j n
l'tjke
hoofd neder te leggen i n het ftille G r a f ?
GODSantwoordt h i e r o p , dat zulks geDIENST Men
* fchiedde om het gehccle O n t w e r p der V c r losfinge te v o l t o o i e n . V o o r dit gevoelen
hebben w i j op onze zijde het gezag niet
alleen der aloude Christen K e r k v a d e r e n ,
maar ook dat der redekavelingen v a n w i j len den L o r d K a n z c l i e r K I N G , die een
fieraad was van zijn V a d e r l a n d , en eene
eer van den Christlijken Godsdienst.
D e eerfte r e d e n , waarom C H R I S T U S
z i c h liet bcgraaven, w a s , op .dat hij zijne
g e t r o u w e naavolgers z o u bemoedigen o m
den dood kloekmoedig tc gemoct te treed e n , en hunne hoofcicn neder te leggen
i n het G r a f , i n de hoop op eene zalige opftanding ter onfterfiijkheid.
H i j heiligde het G r a f v o o r ons arme zondaaren; en
gelijk dc dood hem niet i n eenen ftaat van
fterilijkhcid k o n h o u d e n , z o zal ook dezelve
gecne heerfchappij hebben o v e r zijne naavolgers , die niet onder de W e t , maar o n der dc Genade z i j n .
Ten tweede, onze H e i l a n d gedoogde dat
l i j begraaven w i e r d t , cn i n den ftaat der
ifgeftorvcnen nederdaalde, op dat hij het
jeheele w e r k zijner verncderinge z o u verruilen. Gelijk hij z i c h zeiven vernederde
n gehoorzaam wierdt tot den d o o d , z e l f
ot den dood des k r u i z e s , dus gedoogde
tij insgelijks dat hij begraaven w i e r d t ; en
2 ijne Z i e l wierdt overgebragt na die plaats,

in

G E S C H I E D E N I S .

De
i n welke de geesten der regtvaardigen op
Christ-,
de volmaaktheid wagten.
Ten derde, C H R I S T U S leide z i c h neder lijke
GODSi n het G r a f , c n zijne Z i e l voer na de o n DIENST.
zigtbaarc gewesten, op dat hij mogt zegcpraalen o v e r de M a g t e n en O v e r h e d e n .
D i t moest hij i n eigen pcrfoon v e r r i g t c n ,
om de groote tcgenllrcevers van 'tmenschdom van zijne alvermogende kragt tc overtuigen , c n zijne getrouwe naavolgers aan
te moedigen om te gelooven dat hij magt i g is om hen te geleiden door decze waer e l d , c n gelukkig te maaken i n de E e u wigheid.
Eindelijk,
het voornaamfte doelwit van
onzcs Zaligmaakers nederdaalinge i n het
G r a f , en i n de onzigtbaare benedenfte gewesten , w a s , op dat hij z i c h z e i v e n aan
de wetten van den dood mogt onderwerp e n , cn de broederen i n alles gelijkformig
w o r d e n . W a n t , aangezien hij onze H o o gepricster is geworden , om ons te verlosfen en zalig te maaken, betaamde het
hem ons i n alles gelijk te w o r d e n , uitgenomen de zonde. H i e r o m was h e t , dat,,
naa zijn overlijden , zijn l i c h a a m , e v e n
gelijk het o n z e , geleid wierdt i n het G r a f ,
en zijn Geest heencn v o e r na de bewaarplaats der zalige z i e l e n , i n welke hij t o t
aan zijne Opftanding vertoefde.
T o t nog toe hebben wij onzen V c r l o s fer en Middelaar aanfehouwd i n den vernederden en geringen ftaat zijner M e n s c h h e i d , hem volgende door alle de tooneelcn
van dat tijdlijke l e c v e n , 't welk hij o m o n A 5
zcnU-

io

G O D S D I E N S T I G E

zenthalve heeft doorgebragt. W i j hebben


De
Christ- hem verzeld tot aan het vernederendfle
Iijke tijdperk, te weeten de van eenfehciding
GODSDIENST

van zijne twee weezenlijke declen , de


" Ziel en het Lichaam, en tot op den tijd
dat zij beiden keerden na hunne bevoegde
vcrblijfplaatzen. Thans zijn wij tot zijne
Verhooging genaderd. Die zon der Geregtigheid, welke beneveld cn duister onderging, kwam met luister en heerlijkheid
te voorfchijn. De aarde kon zijn lichaam
niet behouden , noch de verzamelplaats
der afgefchcidene geesten zijne ziel, maar
elk haarer was verpligt zijnen prooi over
tc geeven. Van ouds was het voorzegd,
dat dc zon der Geregtighcid zou te voorfchijn treeden met gencczing onder haare
vleugelen. D i t wierdt in den volkomenften zin vervuld, ten tijde als onze Zaligmaakcr uit het Graf verrees. Hij zegepraalde over dc magt van Dood en Helle;
hij leide de Gevangenis gevangen, endcelde gaaven uit aan de menfehen, zelf aarr
de ongchoorzaamen, op dat GODdeHeere
onder hen mogt wooncn.
Doch al wederom vraagen hier de Ongeloovigen waarom C H R I S T U S , naa zijne
x'errijzenis , zich niet openlijk vertoond
hebbe aan de hoofden des Joodfchen volks,
welke hem als eenen Verleider veroordeeld
hadden? Het antwoord hierop biedt zich
gcreedlijk aan; zij waren zulk eenergunfte
onwaardig; zij hadden de klaarblijkelijkheid hunner eigen zintuigen verworpen,
geduurende den tijd , in welken hij dagelijks wonderwerken onder hen v e n g t t e .
En

G E S C H I E D E N I S ,

E n 't lijdt gccnen t w i j f e l , indien hij naa De


zijne Opftanding z i c h wederom aan h u n Chrht'
lijkt
v e r t o o n d hadt, o f zij z o u d e n hem e v e n G O D S veragtelijk behandeld hebben.
DIENST.
D e H . A U G U S T I N U S z e g t : Daar is
eene zekere maate v a n zonde c n v a n
genade, naa w e l k e G O D z i c h onttrekt
o f verbergt." Geduurende den tijd v a n
v e e r t i g dagen verkeerde C H R I S T U S met
zijne L e e r l i n g e n ; naa 't afloopen v a n dez e l v e v o e r hij t e n h e m e l , daar hij z i c h
plaatfte ter rechterhand v a n zijnen V a d e r ,
t o t dat hij zal koomen om de waereld te oordeclen i n regtvaardigheid. D o c h de godlijkc Verlosfer v e r l o o r zijne doorluchtige
leerlingen hierbeneden niet uit de gedagten.
Geduurende den ftaat zijner V e r n e d e r i n g c ,
zcide hij t o t zijne l e e r l i n g e n , dat hij met
h u n zijn zoude t o t aan het einde der waereld. Om dat ik leeve, f p r a k h i j , zult gijlieden leeven. D i e n s v o l g c n s zien w i j , dat
h i j , weinige dagen naa zijne Hemelvaart,
den H e i l i g e n Geest op eenewonderdaadige
w i j z e o v e r zijne leerlingen uitftortte,
A l d u s was h e t , dat u i t de zwakfte begin,
z e l e n , c n door m i d d e l e n , veragtlijk naai
't oordeel van dc menfehen, dc kleine fteen
u i t dc rots g e h o u w e n , t o t een hcmclhoo
gen berg aangroeide, c n alles, wat ziel
daar tegen k a n t e , t o t m o r z e l e n l l o c g . D i i
leidt ons cigenaartig t o t dat gedeelte vai l
ons v e r h a a l , 't w e l k z i c h , i n de eerfb
plaats, onzer befchouwinge aanbiedt.
E e n i g c n tijd naa 'sHeilands hemelvaart
predikten de D i s c i p e l e n het E u a n g e l i u m aac I
ff

T2

G O D S D I E N S T I G E

De

gecne anderen, dan dc z u l k e n , die u i t da


Christlijk$ Beihijdenisfc w a r e n , 't zij Jooden o f J o o dengenooten. D i t g c f c h i e d d c , opdat GODS
GODSD I E N S T , getrouwheid te ltfistrrijker z o u b l i j k e n ;
hij hadt beloofd dat de aanbiedinge v a n
Genade en Zaligheid eerst aan Isral z o u
gedaan w o r d e n . E e n uitgeftrekter P l a n ,
nogthans, volgde w e l dra op dit O n t w e r p .
W a n t , gelijk het-voorfpeld w a s , dat de
M E S S I A S een licht zijn z o u om te g e c v e n
v e r l i c h t i n g aan de H e i d e n e n , dus was het
noodig dat de A p o s t e l e n hunnen Euangeliearbeid o v e r de gantfehc waereld u i t breidden. O v e r a l daar z i j dc E u a n g c l i c Icere p r e d i k t e n , hadden z i j de beftendige
gewoonte om dc Ecrftelingcn van hunnen
arbeid t o t het werk der bedicninge aan
tc ftellen; met anderen w o o r d e n , hunne
eerfte bekeerlingen wierden t o t O u d e r l i n gen i n dc K e r k aangcfteld. In dc berigCcn,. welke w i j , i n het N i e u w e Testament*
ivcgens de nieuwlings opgerichte K e r k e n
tontmoeten, werden decze O u d f t e n , B i s schoppen o f Dienaars doorgaans i n het
i neervoudigc getal vermeld. Bijzondere en
/oldoende redenen kunnen h i e r v o o r ge\ veest z i j n , welke niet t o t ons zijn gekoo1n e n ; hoewel 'er verfcheiden andere redc1 ien k u n n e n gegeven w o r d e n , ons niet ge] iee] onbekend.
Vooreerst, z o hevig was
(1e woede der v e r v o l g i n g e in decze ongeI ikkige dagen, dat verfcheiden v a n dceze
cUidften wierden ter d o o d g e b r a g t ; hier'J m was het n o o d i g , dat 'er altoos cenigen
;Tccd.bijde.Jiand waren o m dc plaats der
ge-

G E S C H I E D E N I S .

13

gemartclden te vervangen. Tm tweede, De


hunne naauvve agtgccving op de pHgten Chiistvan hun beroep verfchafte hun zo veel lijke
werks, dat ook om decze reden meer dan n DGI OE ND SS T- .
in eene Kerk vcrischt wierdt.- Eindelijk, 't fchijnt eene inftelling geweest te
zijn, welke flegts een zekeren tijd moest
aanhouden, ten voordeele van de K e r k ,
terwijl zij nog in haare kindsheid was, onderwijs tc gecven aan de nicuwbekcerden,
die zeer talrijk waren, cn hen voor afvalligheid tot dc Afgoderij tc behoeden. Doch
het blijkt niet, dat dit Ampt beftendig zijn
zou : want het is zeker, dat nog bij hetlecven van den Apostel J O A N N E S , veele
Kerken maar nen Oudfte of Bisfchop hadden. Dus vinden wij dat I G N A T I U S de
Kerk van Antiochie , en P O L Y C A R P U S
die van Smima als Bisfchop beftimrde;
decze beide waren leerlingen der Apostelen. Het werk der Bisfchoppen, of
Oudften, was, voor 't volk te prediken,
nevens hetzelve te bidden, en de Bondtekens toe te dienen.
De tweede Orde in de Kerk was die van
Diakenen; uit het midden van deeze wierden doorgaans de Bisfchoppen gekoozen.
Hun post was, dc kranken te bezoeken,
met hun tc bidden, cn in tijden van vervolgingc den Bisfchop behulpzaam te zijn
in het bezoeken van het volk, van huis
tot huis. Heilig cn nedrig, als naavolgers van hunnen Godlijken Meester, geleidden zij hun volk als een Herder zijne
kudde; ook kon de vrceze voor den'dood
hen

G O D S D I E N S T I G E

hen niet weerhouden v a n dc z u l k e n , die


Christ- i n de gevangenis w a r e n , te bezoeken e n
lijke v e r t r o o s t i n g toe te dienen.
Geduurende
GODSden t i j d , w e l k e n de zorgc v o o r de Z i e l e n
)IENST.
h u n geen w e r k verfchafte, hielden zij z i c h
bezig met het waarnecmen v a n eenig tijdlijk beroep, op dat zij de kudde niet t o t
last mogten weezen ; d o c h , v a n n e e r z i j
eenigen onderftand tot lijfsbehoud n o o d i g
h a d d e n , wierdt h u n dezelve met gewillige
handen toegereikt.
Zeer eenvoudig was
hunne klederdragt: want zij bcdagtcn v o o r naamlijk degeestlijke d i n g e n , w a g t e n d c o p
de komst van hunnen Heere. 't B l i j k t u i t
de Apoftolifchc S c h r i f t e n , dat d e z u l k e n ,
welke v o o r h e e n v a n het Joodcndom belijdenis gedaan hebbende, vervolgens t o t
den C h r i s t l i j k c n Godsdienst o v e r g i n g e n ,
v o l k o m e n vrijheid hadden om de g e w o o n ten en plegtigheden der O u d e W e t te mogen onderhouden, zonder e v e n w e l dezelve
anderen te mogen opleggen. D o c h dit k w a m
allengskcns c n als v a n z e l v e i n o n b r u i k ;
c n naa de v e r w o e s t i n g v a n Jeruzalem w i e r den zelden de Joodfche plegtigheden gev i e r d van de bekeerde J o o d e n .
Zodanig was de ftaat der Christlijke
K e r k e , geduurende de A p o s t o l i f c h e E e u w ;
cn het w o r d t v r i j algemeen e r k e n d , dat
het getal der plegtigheden, tot op den leeftijd v a n K e i z e r C O N S T A N T I N U S D E N
G R O O T E N , zeer gering was. V a n allerlei Gezintheden onder de Proteftantcn
w o r d t dit e r k e n d ; de beroemdfte en geIcerdfte Schrijvers onder de \_Engclfche]
vast-

De

G E S C H I E D E N I S .

15

De >
vastgeftclde K e r k hebben het met de
ftukkcn
aangetoond; o o k hebben de ge- Christlijke
leerdfte onder de Roomsch-Katholijke
GODSSchrijvers ten deezcn opzigte tegen de D I E N S T .
Protestanten w e i n i g i n te brengen.
T h a n s z u l l e n w i j een berigt geeven v a n
dc gedaante v a n den C h r i s t l i j k e n E e r diens't, t o t op den t i j d , i n w e l k e n K e i z e r
CONSTANTINUS

DE GROOTE

de magt

der Heidenen f n u i k t e , en den naavolgeren


v a n o n z e n Heere vrijheid v a n openbaare
Godsdienstoeffcninge bezorgde door alle
de dcelcn v a n zijn Rijksgebied.
Z o dra de Vergadering was bijeengekom e n , w i e r d t dc Godlijke Eerdienst begonnen met het leezen v a n een gedeelte der
gewijde Schriften. B e h a l v e n d e c z e , lazen
de Christenen zomtijds de B r i e v e n v a n nabuurige K e r k e n , bijzonderlijk de z u l k e n ,
welke een berigt behelsden van den M a r t e l dood der z o d a n i g e n , w e l k e h u n leeven
v o o r de waarheid hadden afgeleid. D e pcrf o o n , welke v o o r de Vergadering l a s , was
doorgaans z u l k e e n , die na dc gewijde O r de ftondt.
Voorleezer was de naam, met
w e l k e n hij benoemd w i e r d t . D e p l a a t s ,
daar hij ftondt te l e e z e n , was een hoogte
binnen de K e r k , daar hij v a n al het v o l k
k o n gezien en gehoord w o r d e n .
Deeze
hoogte wierdt het Pulpitum genoemd.
T e r w i j l hij l a s , mogt niemand een w o o r d
fpreeken: w a n t , geduurende de drie eerfte
E e u w e n v a n 't C h r i s t e n d o m , waren de
ilemmclijke antwoorden v a n de Gemeente
[gelijk heden ten dage i n de Engelfche Kerl
plaats

G O D S D I E N S T I G E

De

plaats heeft] nog niet in gebruik. Het blijkt


Christ-*
niet, hoe groot een gedeelte op eene
lijke reize wierdt voorgeleezen; doch dit is ze.GODSker, dat de voorgeleezene Afdcelingen niet
DIENST
'altoos even groot waren, naar gclange het
de omftandighcden toelieten : want dikmaals waren de Christenen genoodzaakt,
heimelijk in den nacht zamen te kooraen.
: Naa 't leezen der Schriftuure, wierdt 'er
een Pfalmgczang aangehceven. D i t zingen
befloeg een aanmerklijk gedeelte van hunnen
openbaaren Eerdienst: want, gelijk P L I N I U S
getuigt, de Christenen kwamen
bijeen, een uur vr het aanbreeken van
den dag, om ter eere van C H R I S T U S
ccnen Lofzang tc zingen." Het oogmerk van dit zingen, was, het gemoed te
verheffen door de hcmelfche verrukkingen
van lof cn aanbiddinge, en dc godvrugtige
ziel op te voeren tot een hooger trap van
bewonderingc van G O D S liefde en weldaadighcid. Dikmaals heeft men gevraagd,
welke de inhoud deczer Gezangen ware.
Het antwoord hierop is gereed; dit wordt
3ns aan de hand gegecven door het getuigenis der geleerdfte Kerkvaderen.
Twecfoortig waren naamlijk decze Gc:angcn: zij waren deels bijeen verzameld
1rit de gewijde Schriften, voornaamlijk het
1)oek der Pfalmcn; deels waren zij' door
\ :ommige uit het midden der Geloovigen
( >pgefteld. T e n aanzien van de wijze van
l ingen, volgde men gecnen vasten regel:
i ider Kerk hadt de vrijheid om die zangwij.
2 e tc volgen, welke haar meest behaagde :

want

G E S C H I E D E N I S .

17

want men gaf meer agt op de ftoffe cn het


De
onderwerp der Gezangen, dan op dc wij- Chrhtze, hoe zij wierden uitgevoerd. In zom- lijke
mige Kerken zong de geheele Gemeente ge- G O D S DIENST.;
zamentlijk, in andere bij beurten. Orgels
of eenigc andere Speeltuigen waren toenmaals in dc Kerk nog niet bekend: want
het kan niet ondcrftcld worden, dat z i j ,
in de dagen van algemcene vervolginge,
dezelve gebruiken of bewaaren konden.
Naadat het gezang was geindigd, ftondt
de Bisfchop o p , en deedt eene Leerrede,
welke doorgaans een u u r , zelden langer duurde. Zij beftondt uit eene vcrklaaring van dat gedeelte der Schriftuure, 't
welk der vergadcringe was voorgclcczcn ,
en wierdt bclooten met ccnige gevolgen,
op dc verbetering der zeden uaande. Zodra de Bisfchop zijne Leerrede had voleindigd, reczen allen, die in dc vergadering tegenwoordig waren, ovcrinde, om
hunne openbaare gebeden aan G O D Almagtig op te draagen; volgens het getuigenis
van

J U S T I N U S

M A R T Y R ,

CY^PRIA-

N U S en vecle andere Kerkvaderen, gefchiedde dit overeind ftaande , bijzonderlijk


op den Zondag: want op dien dag te knielen , wierdt voor zonde gehouden. In de
daad, de Prediker befloot doorgaans zijne
Leerrede met eene vermaaning tot het volk
om op te ftaan, gelijk blijken zal uit de
volgende woorden uit eene Leerrede van
O R I G E X E S : Daarom opftaande, laaten
,, wij G O D om bijftand aanroepen; laaten
wij bidden dat wij J E Z U S C H R I S T U S
II.

D E E L .

mo-

i8

G O D S D I E N S T I G E

De
mogen waardig worden ; laaten wij offeChrist- randen opofferen aan den V a d e r door
lijke
J E Z U S
C H R I S T U S , die eene v e r z o e GODS ning is v o o r onze z o n d e n , w e l k e n zij
DIENST.
de heerlijkheid en de k r a g t , t o t i n E c u wigheid. A m e n - "
D i c n s v o l g e n s ftondt dc geheelc vergader i n g o p , en keerde het aangezigt na het
oosten; in dcezchoudingbleevcnzijftaan,
z o lang het gebed duurde.
V a n decze gew o o n t e , om met liet aangezigt na het oosten gekeerd te b i d d e n , geeven verfcheiden
K e r k v a d e r s v o o r reden , omdat het oosten
het voortreifelijkftc gedeelte der waereld
w a s , als zijnde een zinnebeeld van dat v o l hcerlijk l i c h t , 't w e l k o v e r dc Hcidenfche
waereld o p g i n g : w a n t , gelijk de z o n l i c h t
geeft aan de waereld, alzo is het E u a n gelie een l i c h t v o o r dc zondaaren.
Doch
de beste reden, welke v a n deeze g e w o o n te w o r d t g e g e e v e n , i s , dat z i j een verkeerden z i n hegtten aan de voorzegging bij
Z A C H A R I A S , vs. 12. Ziet een man, wiens
naam is Spruite.
D e w i j l zij geen H c brceuwsch verftonden, bedienden zij z i c h '
v a n de Griekfche overzetting der Z e v e n t i gen , welke het w o o r d Spruite door het
Oosten vertaald hebben.
D e vergadering dus met het gezigt na
het oosten gekeerd z i j n d e , ftelde z i c h i n
eene biddende geftalte, met uitgeftrekte
h a n d e n , en de oogen hemelwaarts gcllagcn. D a n fprak de Leeraar: Om hoog uwe
harten; waarop hij begon tc bidden.
I n 't voorbijgaan zal 't niet o n d i e n %
zijn,

G E S C H I E D E N I S .

19

De
i i j n , hier met een woord aan te tekenen,
met hoedanig een gewaat de dienstdoende Christ*
Leeraar bekleed ware. Ten deezen aan- Glijke
ODS.
zien zullen wij alleenlijk uitfchrijven, ' t . ) I E N S l \ ,
geen de Kerkleeraars , Welke in die tijden
leefden, in gefchrift hebben nagelaaten.
Zijn gewoon gewaat was een Pallium j
na genoeg overeenkomende met het kleed,
welk wij een Mantel noemen. Want, vermids dit het eenvoudigfte kleed was, was
't het algemeen gewaat der Christenen
in 't algemeen; zij gaven aan hetzelve dc
voorkeuze boven de Toga, of Romeinfche
Tabbert, als een vrolijker en kostbaarder
gewaat. Van hier dat wij menigmaal vermeld vinden, dat de zulken, welke den
Christlijkcn Godsdienst omhelsden, de Toga of Tabbert afleiden, en het Pallium of
den Mantel omhingen, als een teken naa*
melijk van hunne nederigheid, en dat zij
deezcr waereld geftorvcn waren. D i t
gering gewaat diende de Heidenen tot een
voorwendzel om met de vroegfte Christenen den draak te fteeken. Want m de
Werken van T E R T U L L I A N U S ontmoet
men eene Verhandeling, tot tytel voerende, Verdeediging van den Mantel. Deeze Kerkvader Voegt 'er nevens, dat over
deezen Mantel gecne andere kleederen gedraagen wierden, en Vaart hevig Uit tegen zommige Predikers van zijnen t i j d ,
die de gewoonte hadden om den Alantel af
te werpen; dit befchouwt hij als eene bijgcloovige gemaaktheid , en als een Heidensch gebruik. T n d e e z e r v o e g e , zegt
1

20

G O D S D I E N S T I G E

De
hij, aanbaden de Heidenen hunne GodChrist- heden. Indien dit noodzaaklijk wierdt
lijke
GODSDIENST

vereischt, zouden wij des wegen aan wij zingen vinden in de Schriften der Apos>> telen, die, omtrent de wijze van bid5) den, onderrigting gegecven hebben."
Het gebed wierdt ten hemel gezonden
met een zedige en flaauwe ftemme, als
best voegende voor de zulken , welke
gekoomen zijn om de menigte endcfnoodhcid hunner zonden te belijden, en G O D S
genade cn vergiffenis van dezelve af te
fmecken; dcezc zijn de voornaamftc deelcn van het Gebed. Het Zang- en Snaarenfpel is meer gefchikt voor lofzeggingen en dankbetuigingen. Aan het einde des Gcbeds, zcide het volk Amen, of
Het zy zo. Zomtijds wierdt het Gebed
onzes Heeren gebeden, doch op andere
tijdenagtcrgelaaten. Toen P O L Y C A R P L - S
reeds aan den ftaak was vastgebonden om
verbrand tc worden, befloot hij zijn vuurig cn godvrugtig Gebed, welk h i j , bij
die gelegenheid, uitftortte , met decze
woorden: Heere, ik zal u looven, ik
zal u zegenen, ik zal u grootmaaken,
door den Eeuwigen Hoogepricster,
J E Z U S
C H R I S T U S ,
uwen geliefden
Z o o n , door welken aan u , nevens hem
en den Heiligen Geest, zij toegebragt
de heerlijkheid, nu en tot in Eeuwig hcid: Amen."
Elk Bisfchop badt in zulke bewoordingen, als hem behaagden. Ongetwijfeld,
nogthans, waren dezelve van dien aart,
als best gefchikt waren om het gemoed tot
den
<

G E S C H I E D E N I S .

11

den hoogftcn trap van Godsvrugt tc verDe


heffen. Hier mede willen wij niet bewee- Christren , dat z i j , bij zommige gelegenheden, Kjke
geen gebruik maakten van Formulier-ge- G O D S DIENST.
beden: want, waarfchijnlijk, hadt dit bij
4
veclen plaats; maar alleen, dat dusdanige
Formulier-gebeden niet openlijk of met algemeen goedvinden waren vastgcfteld.
Decze Bisfchop bediende zich van't eene,
gecne van een ander Formulier; andere
maakten daar van in 't geheel geen gebruik. D o c h , van hoedanig Formulier zij
zich ook bedienden, zeker is het dat zij
ze niet uit een bock voorlazen ; dit blijkt
uit de houding, in welke zij ftonden met
hunne oogen hemelwaarts gellagen, of
vast toegcflooten. Dus zegt O R I G E N E S :
Dat een waar Christen bidt op alle plaat,, zen, fluitende de oogen zijns lichaams,
doch die der ziele openende." Maar, in
welke van decze lichaamshoudingen zij
ook ftonden te bidden, het zal duidelijk
blijken dat zij niet konden leezen. Want
hoe konden zij dc bladen van het boek omflaan , terwijl hunne handen waren uitgcftrekt na den hemel, in dc gedaante van een
kruis, of terwijl zij hunne oogengeflooten
hielden ?
't Geen wij, tenbefluite, wegens de Gebeden der eerfte Christenen, hier nog
moeten aanmerken, is, te onderzoeken, of
z i j , op den zelfden tijd, zich flegts van n
Gebed bedienden , dan of zij gebruik maakten van verfcheiden korte fchietgebeden;
gelijk onder ons [de Engel/dien] in den
B 3
open-

22

G O D S D I E N S T I G E

De
openbaarcn Eerdienst gebruikelijk is. A l Christ- les wat wij h i e r o p , met eenige waarfchijnlijke
l i j k h e i d , k u n n e n a n t w o o r d e n , i s , dat tot
GODSD I E N S T . gemak der B i s f c h o p p e n , op de Vastendag e n , wanneer de openbaarc Eerdienst driemaal z o lang als op andere dagen d u u r d e ,
verfcheiden korte fchietgebeden mogten geb r u i k t worden. D o c h dit w i l l e n w i j niet
z o zeer als eene v o l k o m e n bevestigde
w a a r h e i d , dan w e l als eene waarfehijnlijke
gisfing hebben aangemerkt.
N u moeten wij v a n de plegtigheid des
Doops handelen. D r i e zaaken verdienen
bier onze opmerking: Vooreerst, wie doopt e . Ten andere, wie gedoopt wierden.
E n eindelijk, de wijze v a n doopen.
Vooreerst, de p e r f o o n , welke d o o p t e ,
was gewoonlijk de Bisfchop o f beftuurder
der K e r k e . W a n t , naa het begin der
tweede E e u w e , toen dc K e r k e n i n getal
v a n ledemaaten merkelijk waren toegenom e n , en de Bisfchop niet i n ftaat was a l le de kerkelijke dienften alleen waar tc
neemen, wierdt 'er eene nieuwe Orde i n g e v o e r d , Ouderlingen genaamd. D e O u derlingen wierden u i t het midden v a n het
v o l k v e r k o o z e n , cn op de zelfde wijze als
de Bisfchop gewijd. D o c h , hoewel z i j
hem in het waarneemen van alle de heilige
dienften de hand leenden, de voornaamfte
d e e l c n , c g t e r , bijzonderlijk de toediening
der B o n d t e k e n c n , wierden door hem als
V o o r z i t t e r o f Beftuurder b e k l e e d , indien
hij niet afweezig ware. D o c h , met zijne
toeftemming, z e l f wanneer hij tegenwoordig

G E S C H I E D E N I S .

23

De
d i g w a s , mogten de Ouderlingen en D i a kenen alle decze dingen verrigten.
T e Chrhtmeer was dit noodzaaklijk, dewijl het me- lijke
GODSnigmaal gebeurde, dat de B i s f c h o p , om D I E N S T .
de verkondiging der Euangclifche waarheid in dc gevangenis was g e w o r p e n : eene
waarheid, w e l k e de meesten onder hen
met h u n bloed verzegelden.
W a t , ten twezde, aangaat de p e r f o o n c n ,
welke gedoopt w i e r d e n , zo veel wij k u n nen o n t d e k k e n , waren decze tweederlei:
het waren jonge k i n d e r e n , o f zodanigen,
welke reeds den volwasfencn ouderdom
bereikt hadden, D c kinderen waren de
z u l k e n , die van Christen ouderen gebooren wierden de volwasfencn dc zodan i g e n , die van het Heidendom tot het gel o o f i n den Christlijken Godsdienst bekeerd waren. D a t kinderen gedoopt w i e r d e n , blijkt u i t verfcheiden omftandigheden. D e doop ging altoos v o o r des H e e ren A v o n d m a a l ; en niemand mogt het
A v o n d m a a l o n t v a n g e n , ten zij hij alvoorens gedoopt ware. D i t is zo klaarblijkelijk dat het geen bewijs noodig hebbe.
W a n t , i n d i e n iemand hieraan t w i j f e l e , kan
hij duizend bewijzen vinden i n de Schrift e n van

IRENEUS

en

JUSTINUS

MAR-

T Y R , twee K e r k v a d e r s , die naast aan de


Apostolifche E c u w e geleefd hebben. W i j
w i l l e n hier niet b c w e e r e n , dat alle K e r ken ten deezen opzigte eenftemmig v a n gc-^
v o e l e n w a r e n , dat de K i n d e r d o o p de ccht c Euangclifche leere was ; maar dit all e e n , dat dezelve i n algemeen gebruik
B 4
was I
;

24

G O D S D I E N S T I G E

T)e
w a s , als dc plaats vervangende v a n het
Christ- B o n d t c k e n der Befnijdenisfc. N i e t vreemd
lijke kan ons dit v o o r k o o m e n , wanneer wij i n
c OSaanmerking neemen dc grootc overeenDIENST,
k o m s t , welke plaats heeft tusfehen het
Joodfche en het C h r i s t l i j k godgeleerd zamenftelzel; het eerfte was eene fchaduw
v a n toekoomende goede dingen, het ander
is de v e r v u l l i n g v a n alle v o o r z e g g i n g e n
en beloften.
D e n D o o p e l i n g , indien hij reeds i n jaar e n cenigzins gevorderd w a s , wierden
e e r s t , door den B i s f c h o p , verfcheiden
vraagen v o o r g e f t e l d , om eene proeve te
neemen van zijne vorderingen i n d e kennis
v a n den C h r i s t l i j k c n Godsdienst.
Eerst
w i e r d t hem gevraagd, o f hij den D u i v e l
c n alle zijne werken v e r z a a k t e : T e n and e r e n , o f hij dc tocltcmming gaf aan alle
dc waarheden v a n het Christlyk Geloove ,
hem voorgehouden? D o o r deezc waarheden o f A r t i k e l e n van het Christlyk Geloove w o r d t doorgaans verftaan de Geloofsbelydenis der Apostelen.
D o c h dit is ongegrond: w a n t , v o o r den leeftijd v a n
Keizer

CONSTANTINUS

DUN

GROO-

T E N , was dc Geloofsbelijdenis, doorgaans


die der A p o s t e l e n genaamd, nog niet bekend. V o o r dien tijd hadt elke K e r k haare eigen G e l o o f s l e e r e , hoewel z i j i n de
grondwaarheden volmaakt overeenftem3en. T e n aanzien van deeze ftonden z i j
in n g e v o e l e n ; d o c h t e n opzigte van de
l u k k e n , over welke gefchil v i e l , liepen
) zomtijds merkelijk v a n een. D i t , nogthans j

G E S C H I E D E N I S .

25

t h a n s , maakte gcenen inbreuk op de eenDe


heid des G c l o o f s . W a n t , hoewel zij o m - Christ-s
lijke
trent ftukken van geringer aangelegenheid
v e r f c h i l d e n , waren zij allen het e v e n w e l G O D S DIENST
eens met betrekking tot die d i n g e n , w e l ke tot dc eeuwige zaligheid behooren. Z i j
leefden i n onderlinge eensgezindheid, c n
zij befchouwden en behandelden elkander
als broeders.
Laaten w i j , in de derde plaats, letten
op de wyze v a n den D o o p , eene der plcgtigfte verrigtingen i n de Christlijkc K e r ke. W a n t , gelijk een perfoon , welke
z i c h i n den krijgsdienst begeeft, en onder
eede v e r b i n d t , zijnen V e l d h e e r te z u l l e n
g e t r o u w z i j n , dus z w e e r t een C h r i s t e n ,
bij zijnen D o o p , als een gcestlijk K r i j g s m a n , getrouwelijk te z u l l e n dienen onder
den o v e r f t n Leidsman zijner z a l i g h e i d ,
den

Heere J E Z U S

CHRISTUS.

H e t eerfte gedeelte deezer plegtige verr i g t i n g e , w a s , de bezweering, o f de uitd r i j v i n g van den D u i v e l , o f den onreincn
Geest. D c grond deezer gewoonte w a s ,
dc u i t l e g g i n g , welke zij gaven aan de affchcidrede v a n C H R I S T U S aan zijne leerlingen j M A R K . X V I : 17, 18. D e H e i l a n d
gebiedt h u n aldaar, heenen te gaan, het
Euangelie te prediken,
en te doopen; ' t
w e l k eene onveranderlijke c n altoosduurende v e r r i g t i n g zijn m o e s t , tot aan het
einde der waereld. H i j voegt 'er n e v e n s ,
' dat h i j , opdat het Euangelie te fpoediger
v o o r t g e p l a n t , en de Heidenen te gereeder
zouden bewoogen w o r d e n om hetzelve te
B j
om-

26
De

G O D S D I E N S T I G E

omhelzen, aan hun en de eerfte verkon-

Christ- digers van hetzelve, het vermogen van


lijke wonderwerken te kunnen verrigten zou

GODSDIENST

mededeelen. Dat is, in zijnen naam zou' den zij duivelen uitwerpen, cn vreemde
taaien fpreeken, gelijk z i j , op de allertreftendfte wijze, deeden , op den dag van
't Pinxterfeest; dat z i j , zonder daar van
eenig lichaamsletzel te ontvangen, flangen zouden opneemen, zo als de Heilige
Apostel p A U L U S deedt op het Eiland Malta; en indien z i j , den een of anderen tijd,
een doodlijken drank dronken , zou de
zelve hun geen nadeel toebrengen. Waarbij nog kwam, dat zij de kranken, door
de bloote oplegging van hunne handen,
zouden geneezen. Dat de eerfte Euangelic-predikers dit vermogen hadden, verzekeren ons de oude Kerkelijke Gefchiedfchrijvers.
Alle deeze gaaven, ondertusfehen, waren wonderdaadige of buitengewoone vermogens , welke met de Apostolifchc E c u we zouden ophouden. Maar het blijkt
dat hunne onmiddelijke opvolgers, zelf
tot op den leeftijd van Keizer C O N S T A N T I N U S D E N G R O O T E N , van meening
waren, dat deeze gaaven altoosblijvcnde
zouden weezen. Bij de plcgtigheid der
bezwecringe, beval de Bisfchop, of de
perfoon , welke, in deszelfs plaats , het heilig dienstwerk verrigtte, aan den onreinen
Geest den Aankoomeling te verlaaten; tevens ftortte hij etlijke gebeden uit, op de
gelegenheid fiaande, en lcide den Doopeling de handen op.
Hier-

G E S C H I E D E N I S .

27

Hierop volgde de Doop zelve: zodra De


de Bekeerde gereed was om deeze plcgtig- Chrhtheid te ondergaan, wijdde of heiligde de lijke
Dienaar het water, ten dien oogmerkc af- G O D S DIENST.
gezonderd , door het Gebed, cn doopte
hem vervolgens in den naam des Vaders,
en des Zoons, en des Heiligen Gecsts.
Wat dc wijze van doopen aanbelangt,
dit fchijnt verrigt te zijn door eene gehcelc onderdompeling des lichaams onder
het water,behalven in het geval van ziek,
t c , wanneer de Doopeling zijns leevens
gevaar zou geloopcn hebben. Indien de
perfoon, bij wijze van befprenginge gedoopt, weder opkwam, wierdt hij doorgaans andermaal of geherdoopt,door eene
gchcelc onderdompeling. ' Niemand kon
tot de gewijde Orde worden toegelaaten,
die niet op de laatstgemelde wijze, door
onderdompeling, gedoopt was.
JUSTINUS
M A R T Y R , die omtrent
het midden der tweede Eeuwe leefde, verhaalt, dat zodra de Doop verrigt was,
dc gedoopte onder het getal der geloovigcr
wierdt aangenomen, en het ander bondteken, het Heilig Avondmaal, ontving r
te gader met de geheele Vergadering, wel
kc voor hem haare gebeden ten heme l
zondt. Hieruit blijkt, dat de gebedel t
altoos op den Doop volgden. Doch kor
naa deezen tijd, wierden 'er eenige ande
re plegtigheden ingevoerd, welke, hoe
wel in zich zelve van een overfchillige: 1
aart, nogthans, in volgende tijden, groot
lijks misbruikt wierden; zij dienden te n
gron< l-

28

G O D S D I E N S T I G E

De
grondflagc van een bijgeloovig zamcnftclCrrist- z e l .
Itjke
D c eerfte van decze ingevoerde plegtigGODSomtrent
D I E N S T . heden, w e l k e , waarfchijnlijk,
het einde der tweede E e u w e ter K e r k e
wierdt i n g e v o e r d , was de Zalving.
De
Christenen ontleenden deeze plegtighcid
van de J o o d e n . W a n t T E R T U L L I A N S
fchrijft a l d u s : D e e z e Z a l v i n g is eene
naa v o l g i n g o f overgenomen gebruik v a n
dc Joodfche bedeeling, onder welke de
Hoogepriefter met olie u i t een h o o r n
gezalfd w i e r d t , gelijk M O Z E S dus A A R O N zalfde."
H e t oogmerk hiervan
w a s , o p d a t de gedoopten van hunne broederen mogtcn aangemerkt w o r d e n als gewijde p e r f o o n c n , e v e n als C H R I S T U S ,
welke dikmaals G O D S Gezalfde, of ic Gezalf de des Heeren w o r d t genoemd.
D e tweede deezer n i e u w e plegtigheden
was, het tekenen van den D o o p e i n g op
bet v o o r h o o f d met het teken des k r u i z e s .
H i e r mede wierdt aangewcezen, dat z i j
fterk en moedig waren i n de zaak v a n
: H R I S T U S , hebbende hunne harten v e r sterkt en gewapend. H i e r o m wierdt dit
teken gemaakt op het zigtbaarfte gedeelte
ran h u n l i c h a a m , het v o o r h o o f d , 't w e l k
I ie zetel van dapperheid en
ftandvastigheid
j s.
G e l i j k de C h r i s t e n e n , i n hunnen ftaat
ran v e r d r u k k i n g e en v c r v o l g i n g e , niet
J ronden b e l e t t e n , dat de H e i d e n e n , z o
<iikmaals het h u n behaagde, i n hunne verlgaderingen verfcheenen, dus vinden w i j . ,
, latccn gedeelte der befchuldigingcn, tegen
hen

G E S C H I E D E N I S ,

29

hen ingebragt, h i e r i n b c f t o n d t , dat z i j De


het teken des k r u i z e s op hunne v o o r h o o f - Christlijke
den t e k e n d e n , opdat z i j v o o r J E Z U S
GODSC I I R I S T U S tegen de Heidcnfche K e i z e r s 3 I E N S T .
mogten ftrijden. Diensvolgens was het
eerfte gedeelte der ftraffc, welke h u n
wierdt aangedaan, het branden v a n het
teken des kruizes met een gloeijend ijzer
o p hunne voorhoofden.
E e n andere plcgtighcid w a s , de oplegging der handen,
het geen zedert d e n
naam v a n Bevestiginge
heeft v e r k r e e gcn. D i t gebruik wierdt ingevoerd ingevolge v a n een b e g r i p , dat de D o o p z o n der dezelve niet v o l k o m e n was. I n het
zelfde licht wierdt de bevestiging bef c h o u w d , a l s onder ons de vergiffenis v a n
z o n d e n , gelijk blijkt u i t het eenpaarig getuigenis van alle de C h r i s t e n K e r k v a d e r s ,
w e l k e , zedert den dood van J U S T I N U S
MARTYR

tot

STAN TINUS

aan de regeering v a n
D E N GROOTEN,

cON-

geleefd

hebben.
E n , hoewel deeze plegtigheid
i n haaren eigen aart e e n v o u d i g , onfchuldig c n v a n uitgeftrekte betekenisfe w a s ,
blijkt h e t , c g t c r , dat dezelve naderhand
t o t verkeerde einden misbruikt w i e r d t ,
dewijl men daarin te v e e l v e r t r o u w e n fteldc.
Ondertusfchen was de plegtigheid
der Bevestiginge niet aan eene enkele reize
bepaald geduurende 's menfehen leeftijd:
w a n t , zo veclen onder de eerfte Christen e n , als uit vreezeder vervolginge tot A f goderijc v e r v i e l e n , en i n den fchoot der
K e r k e wederom wierden aangenomen,
moes-

G O D S D I E N S T I G E

Dc

moesten v o o r a f , eer zij wierden toegelaaChrist- t e n , van nieuws bevestigd worden. W i j


lijke mogen hier nevens v o e g e n , dat de OuderGODSlingen z o wel als de Bisfchoppen het regt
D I E NS1
' van bevestiginge hadden, als zijnde h u n ne aanftelling d e z e l f d e ; het onderfchcid
tusfehen hen bcftondt i n het verfchil v a n
magt en waardigheid.
Naa dus v e e l gezegd te hebben v a n het
eerfte B o n d t c k c n der Christlijke K e r k e ,
den D o o p , z u l l e n wij n u een berigt geev e n van dc w i j z e , op welke dc eerfte Christenen de tweede p l e g t i g h e i d , dc Eucharistie , o f 's Heercn Avondmaal genaamd, bedienden. O p dat w i j dit onderwerp i n orde cn op een geregeldcn Voet mogen behandelen , z u l l e n w i j eerst fprecken v a n
den t i j d , wanneer vervolgens, van de
perfoonen, door welke en eindelijk v a n
de plaats, op welke deeze gewijde plegtigheid bediend w i e r d t .
Vooreerst, wat aangaat den Tijd wanneer,
deeze was doorgaans aan het einde van
den openbaaren Eerdienst. D u s fchrijft
JUSTINUS

MARTYK:

N a a d a t zij

gc-

l e e z e n , g e z o n g e n , gepredikt en gebee5, den hadden, gingen zij o v e r tot dc be diening van het A v o n d m a a l . " D o c h ,
w a t den bijzonderen tijd aangaat, i n 't algemeen wierdt hieromtrent geen vaste regel i n agt genomen; ieder K e r k zonderde
daartoe z u l k cenen tijd a f , als met haare omftandigheden best overeenkwam. I n
dc E e u w e van T E R T U L L I A N U S , welke
h l het laatfte gedeelte der t w e e d e , en i n
het

G E S C H I E D E N I S .

31

het begin der derde E e u w e leefde, ontv i n g e n de Christenen het A v o n d m a a l i n


den avond. D i t gaf aanleiding aan de H e i denen om hen te befchuldigen dat zij h u n ne l i c h t e n u i t b l u s c h t e n , c n z i c h op eene
onbctaamelijke wijze onderling vermengden. D i t , nogthans , was eene valfchebef c h u l d i g i n g : want de Christenen vermijdden alle uitwendige v e r t o o n i n g i n het vier e n v a n hunne gewijde verborgenheden,
ter oorzaake v a n de wreedheden, w e l k e
alle die gecnen wierden aangedaan, welke
het ongeluk hadden v a n bij den Stadhouder v a n het G e w e s t , i n 't w e l k zij w o o n den , te worden aangebragt.
P L I N I U S , een Heidensch S c h r i j v e r ,
z e g t , i n zijnen vermaarden brief aan den
K e i z e r T R A J A N U S , dat de C h r i s t e n e n ,
v r den opgang der Z o n n e , tc zamenk o o m e n om hunne verborgenheden te v i e ren.
D o c h , verre v a n hen met e e n g e
misdaaden tc b c t i g t c n , zegt h i j , dat z i j
z i c h onder cedc v e r b o n d e n , niemandeenig
ongelijk aan te d o e n , gehoorzaamheid
tc betooncn aan de burgerlijke O v e r h e i d ,
c n het hunne toe te brengen ter v e r l i g t i n ge v a n den nood cn de behoeften hunner
broederen, naar gelange eens ieders omftandigheden t o e l i e t e n : want ieder hadt v r i j heid om z o v e e l te geeven als hem behaagde. C Y P R I A N U S , Bisfchop van Karthcigo, z e g t , dat zommigen het A v o n d m a a l
i n den m o r g e n , anderen i n den avond ontv i n g e n . U i t dit alles mogen w i j b c f l u i t e n ,
dat dc zamenkomften der Christenen aan

gee-

De
Christlyke
GODSDIENST

32
De

G O D S D I E N S T I G E

gcene vastgcfteldc tijden bepaald waren,

Christ- maar dat zij bijeen kwamen zo menigmaal


lijke de gelegenheden zich daartoe aanbooden.
GODSDIENST

Met dit alles, egter, gaven zij de voorkeuze aan den eerften dag der weekc, thans
Zondag genaamd, boven alle de andere
dagen.
Ten tweede, niet allen, welke belijdenis
deeden van het Christlijk Geloov c, onderhielden het Heilig Avondmaal: wantORlG E X E S fchrijft,
dat het niet eencn iegelijk toekwam , in het Bondteken het
brood te cctcn, cn uit den drinkbeker tc
drinken. Dat voorregt behoorde alleen
tot de zulken, die van een onbefproken
karakter en wandel waren, cn ccn heilig
leeven leidden in de vreeze G O D S , in de
bctragting van alle godsdienftige pligtcn;
door al het welk zij eere deeden aan hunnen Godlijken Vcrlosfer. Dewijl nu gcene
anderen, dan de gcloovigcn cn godvrugtigen tot deeze heilige inftelling wierden
tocgelaatcn, mogen wij eigenaartig bcfluit e n , dat de aankoomclingcn, die nog niet
behoorlijk ondcrweezen, en gevallene boctvaardigen, die van dc Afgoderij waren wedergekeerd, daarvan wierden uitgeflooten.
Wanneer dan de algemeene Eerdienst geindigd was, cn de vergadering der gcloovigcn zich gereed maakte om de tafel des
Heeren te naderen, wierden alle dc boetelingen , die nog niet verzoend waren, cn
de Geloofslecrlingen , welke de noodige
onderrichtingen dus lang niet genooten
hadden, verzogt om buiten te ftaan. Hoe
rechtr

G E S C H I E D E N I S .

33

rechtmaatig en billijk dusdanig eene inrigting moge voorkoomen aan alle onbevoor- Ghrists
oordeelden, deels, nogthans, door de on- lijk
gegronde befchuldigingen der valfche broe- G O D S
deren , doch meer bijzonderlijk door de D I E N S T
kwalijkgezindheid der Heidenen, met naame hunne Priesteren, wierdt de burgerlijke
Overheid in den waan gebragt, dat de Christenen tegennatuurlijke misdaaden pleegden: eene befchuldiging, niet alleen ongegrond in zich zelve ^ maar ook in alle
opzigtcn ftrijdig met hunne grondbeginzels, welke heilig en zuiver warem
Laaten wij n u , in de derde plaats, let*
ten p de wijze, op welke het A v o n d ,
maal gevierd wierdt. In 't algemeen moe*
ten wij hier vooraf aanmerken, dat de uitwendige plegtigheden overal niet de zelfde waren* Op zommige plaatzen bragteri
de Christenen offeranden of gefehenken
voor de armen, voor dat de Dienaar het
brood en den wijn heiligde; in andere gewesten gefchiedde zulks naderhand, D e
algemeene regel was, dat de Leeraar, Bisfchop , Ouderling, of met welk een naam
de Dienaar ook benoemd wierdt, een aanvang maakte van de plegtigheid met
eene vrklaaring van de natuur des Bondtekens, en eene vermaaning aan de GeloVigen, om het waardiglijk te ontvangen*
Naa de vermaaning fmeekte de Dienaar om
eenen zegen over de zigtbaare tekens j
waaraan het Volk de toeftemming gaf, door
Amen te zeggen. Aaneengefchakeld was"
dit Gebed; doch het beftondt uit twe
IL DEEL*

dee*

34

G O D S D I E N S T I G E

dcelen, het eigenlijk z o genaamde G e b e d


De
Chfist- o f v e r z o e k , en de dankzegging. I n het
lijke eerfte gedeelte baden zij om den vrede
GODSder K e r k e , dc rust der w a e r e l d , de geDIENST,
zondheiddes K e i z e r s , e n , i n n w o o r d ,
v o o r alle menfehen, welke hunne gebeden
noodig hadden.
I n het laatftc gedeelte
dankten zij G O D v o o r het zenden v a n z i j nen Z o o n e J E Z U S C H R I S T U S i n de waer e l d , en v o o r de inftclling v a n het B o n d teken des heiligen A v o n d m a a l s .
Onder
deeze plcgtige v e r r i g t i n g nam de Dienaar
het brood en den wijn i n zijne h a n d e n , e n
wijde o f heiligde ze te gadcr.
N a a het gebed, wierden de w o o r d e n
der Inftellingc v o o r g e l e e z e n , opdat alzo
de T e k e n s mogten geheiligd w o r d e n , z o
w e l door het w o o r d als door het gebed.
V e r v o l g e n s nam de Dienaar het b r o o d , e n
hetzelve gebroken hebbende, gaf, hij het
aan de D i a k e n e n , die het v o o r t s onder de
dischgenootcn uitdeelden. O p zommige
p l a a t z e n , e g t c r , ging de Dienaar z e l v e
r o n d , om het b r o o d en den w i j n aan de
C h r i s t g e l o o v i g c n u i t te dcelen : want o p
uitwendige plegtigheden gaven de C h r i s tenen w e i n i g agt i n die e c u w e n . O p dc
meeste plaatzen wierdt het brood en de
w i j n aan dc dischgenooten, door de B i s fchoppen o f D i a k e n e n , onmiddelijk i n e i gen handen g e g e c v e n ; doch i n dc K e r k
v a n Alexandrie ftondt het een c n ander op
een tafel gereed, en elk nam daarvan z o
v e e l als hem behaagde. W a t aangaat de
lichaamshouding, i n welke het B o n d teken
wierdt

G E S C H I E D E N I S .

35

wierdt ontvangen, niet de zelfde was


De
decze op onderfchcidcnc plaatzen. T e Christ*
Alexandrie ftonden de dischgenooten lijke
overinde, en ontvingen alzo de bondze- G O D S gels , op de volgende wijze. Naadat het D I E N S T .
brood en de wijn geheiligd waren, naderden de Geloovigen de tafel des heiligen
Avondmaals, en ontvingen aldaar overinde ftaande de gewijde Tekens, met welke
zij vervolgens na hunne plaatzcn wederkeerden. D o c h , hoewel dit gebruik niet
algemeen was, zeker is het, egter, dat
niemand knielende het Avondmaal mogt
ontvangen tusfehen Paasch en Pinxtcr;
geduurende dat tijdverloop hadt de Kerk
die lichaamshouding volftrekt verbooden.
Naadat de dischgenooten de gewijde
Tekens hadden ontvangen, wierdt 'er
een Pfalm of lied gezongen, tot eere des
ALLERHOOG STEN.
Want aldus fchrijft
TERTULLIANUS:
E l k Christen zong
G O D E een lied, 't zij van zijn eigen
opftcl, of uit de gewijde Schriften."
Dan volgde 'er eene dankzegging aan G O D
A L M A G T I G voor zijne groote weldaadigheden, en 'er gefchiedde eene inzameling
ten behoeve der armen. Het geld, daar
door bijeen gebragt, wierdt in handen der
Diakenen gefield, om uitgedeeld te worden onder de zulken, welke het noodig
hadden. Dewijl de naam van ieder lid
aan de beftuurders der Kerke bekend was,
kon 'er zelden bedrog plaats hebben.
Dus veel gezegd hebbende van de bijzondere verrigtirfgen des openbaaren
C a
Eer-

G O D S D I E N S T I G E

Eerdiensts onder de eerfte Christenen, zul-

De

Christ- len wij nu vervolgens een berigt geeven


lijke van de omftandigheden, welke daar mede
GODSDIENST

gepaard gingen; dat zijn de zulke, welke


van alle menschlijke bedrijven onaffcheidbaar zijn: als plaats, tijd, kleederdragt
en lichaamshouding. Het een en ander
hebben wij aangaande zommige deezer dingen reeds aangemerkt; doch om deeze geheele Verhandeling in eene bekwaame
orde te doen afloopen, zullen wij hierover
nog wat breedvoeriger handelen.
W a t , voor eerst, de Plaats aanbelangt,
elk een zal gereedelijk erkennen, dat deeze nog i s , en ten allen tijde is geweest
eene noodzaaklijke omftandigheid van den
openbaaren Eerdienst: want, indien wij
G O D dienen, moet het op de eene of andere plaats gefchieden. De volgende vraag
koomt hier eigenaartig v o o r : Hadden de
vroegfte Christgeloovigen vastgeftelde en
bepaalde plaatzen, ter openbaare Godsdienstoeffeninge afgezonderd? M e n antwoordt hierop, dat zij gemeenlijk zulke
plaatzen hadden,hoewel dit, in tijden van
vervolginge, hun zomtijds niet mogt gebeuren. Bij zulke tijden, gelijk E U S I J B I us verhaalt, plagten zij bijeen tc koomen in het open veld, in bosfehen, i n
wildernisfen, en zomtijds in fchepen, welke aan den zeekant lagen. Maar in tijden
van vrede verkoozen zij de gelegenfte
plaats tot het verrigten van hunnen plegtigen Eerdienst; en deeze plaats wierdt
eene Kerk genaamd. T e Rome, ten tijde,
1

in

G E S C H I E D E N I S .

37

De
in welken E U S E B I U S leefde, droeg de
plaats, alwaar de Christenen zamenkwa- Chtst.
men om hunnen Bisfchop te verkiezen, lijke
GODSden naam van Kerk. Na genoeg in den D I E N S T ,
zelfden tijd, ftelde de Bisfchop te Alexandrie etlijke vrouwen aan om voor de Geloovigen te zingen; de plaats, in welke
zij dit heilig dienstwerk verrigtten, was
bij den naam van Kerk bekend. Wanneer
teKarthago iemand den Duivel verzaakte,
en gedoopt wierdt, gefchiedde zulks in de
K e r k , de algemeene benaaming van de
plaats, in welke de Christenen zamenkwamen.
Van de gedaante der eerfte Christen
Kerken vinden wij de volgende befchrijving bij T E R U L L I A N U S : Het huis
j , van onzen zagtmoedigen Godsdienst is
eenvoudig, op eene hoogte en voor
elks oog gebouwd, het uitzigt hebben de op het licht, als het zinnebeeld van
den Heiligen Geest, en na het Oosten,
als de afbeelding van C H R I S T U S . " D e
meening is, dat de Kerken der Christenen
op hooge en opene plaatzen gebouwd, en
inwendig verlicht waren, in naavolging
van de nederdaalinge des Heiligen Geests
op de Apostelen, op het Pinxterfeest.
Dat het in 't oogloopendfte gedeelte der
Kerke in het Oosten ftondt, gefchiedde
ter eere van C H R I S T U S , welken zij,door
hunne onbedrevenheid in de Hebreeuwfche taaie, zich verbeeldden in de Propheetifche Schriften dus genoemd te worden. D o c h , hoewel zij gemaks en welC 3
voe-

38

G O D S D I E N S T I G E

voegelijkheids halve, openbaare Kerken


hadden, nimmer, egtcr, verbeeldden zij
zich dat dezelve eene inwendige heiligheid
GODSbezaten, zodat hunne dienstbetooning,
DIENST.
hier toegebragt, Gode aangenaamer en
welbehaagender was, dan in gevalle zij
hem op eene andere plaats gediend hadden.
De Tijd is eene tweede noodzaaklijke
en onvermijdelijke omftandigheid van den
openbaaren Godlijken Eerdienst. W a n t ,
terwijl wij in decze waereld leevcn, kunnen wij niet alle dc oogcnblikkcn onzes
beftaans tot den dienst van God afzonderen. Dus vinden w i j , dat, onder de
W e t , God den fabbat en andere feestdagen inftelde, ten behoeve van zijn v o l k ,
om tot zijnen dienst en aanbidding zamen
tc koomen. Dus zijn 'er ook, onder de
Christenen, tijden en gelegenheden ter
godsdienftige eerbetooningc vastgefteld,
ten behoeve van de Geloovigcn, opdat
zij mogen geftigt en opgebouwd worden
in waare geregtigheid en heiligheid. D c
voornaamfte tijd, ten dien einde, was dc
eerfte dag der weeke; nu eens wierdt deeze het Hoofd der dagen en cDag deslleeren, zomtijds ook, door andere Kerkvaders, hoewel niet dikmaals, Zondag genaamd. Hij wierdt gevierd als een dag
van verheuginge, ter gedagtenisfe- van
C H R I S T U S ' s opftandinge uit den dooden.
Op deezen dag kwamen de Christenen te
zamen, en verrigtten alle de deelen van
den openbaaren Eerdienst, die wij reeds
De
Chtstlijke

heb-

G E S C H I E D E N I S .

39

hebben befchreeven.
I n hunne eigen
De
h u i z e n bragten zij deezen dag door op Christlijke
eene godvrugtige c n hemelsgezinde w i j z e ,
met l e e z e n , b i d d e n , zingen c n heilige z a - . G O D S DIENST.
menfpreekingen.
Zondag wierdt de dag der plcgtige Godsdienstocffeninge genaamd, ten believen
van dc H e i d e n e n , opdat deeze m o g t c n
w e e t e n , wanneer de Christenen bijeen
vergaderden ,
c n getuigen z i j n v a n
de z u i v e r h e i d v a n h u n n e n E e r d i e n s t .
D o c h , hoewel zij z i c h i n z o v e r r e naar
de H e i d e n e n f c h i k t e n , dat zij den dag v a n
openbaare zamenkomfte Zondag n o e m d e n ,
nergens, e g t c r , blijkt het i n hunne fchrift c n , dat zij aan denzelven den naam v a n
Sabbat gaven. Z e l f fchreef J U S T I N U S
D E M A R T E L A A R eene verhandeling t e - ,
gen de zodanigen, welke de Joodfchc K e r k gebruiken volgden. In zommige gewesten
van Afie, e v e n w e l , alwaar veele J o o d e n
w o o n d e n , v e r r i g t t e n dc Christenen h u n nen openbaaren Eerdienst z o w e l op den
Saturdag als op den Z o n d a g , opdat zij dat
hardnekkig v o l k mogten o v e r t u i g e n , d a t ,
h o e w e l zij C H R I S T U S als hunnen G O D
vereerden, nogthans aan M O Z E S , als ecnen G o d l i j k e n W e t g e e v e r , hunne hoogagt i n g betoonden.
B e h a l v c n den cerften dag der w e e k e ,
hadden de Christenen eenige andere tijden
ter openbaare Godsdienstoeffeninge afgez o n d e r d ; deeze tijden Waren Vasten- c n
Feestdagen.
H u n n e Vastendagen waren
t w e e d e r l e i , zommige wierden n u c n dan
C 4
ea

40

G O D S D I E N S T I G E

De
en bij v o o r k o o m e n d e gelegenheden geQhrist- houden : andere waren aan zekere tijden
lijke bepaald. D e Vastendagen v a n de eerfte
GODSfoort wierden gehouden bij deeze o f geepIENST,
ne buitengewoone gelegenheden, naar gelange het hunne omftandigheden fcheenen
te v o r d e r e n . D u s , wanneer een hevige
v e r v o l g i n g onder hen w o e d d e , hielden z i j
V a s t e n d a g e n , en deeden belijdenis van
h u n n e z o n d e n , als de uitwerkende o o r zaaken v a n het Godlijk misnoegen. D e s g e l i j k s , wanneer het K e i z e r r i j k eenig dreigend onheil b o v e n het hoofd h i n g , hielden zij eenen V a s t e n d a g , en baden o m
den G o d l i j k e n zegen o v e r die K e i z e r s ,
d o o r w i e r wreede B e v e l f c h r i f t e n z i j ver-?
v o l g d wierden. D e e z e toevallige V a s t e n dagen wierden ingefteld door den Bisfchop
v a n ieder K e r k e , w a n n e e r zij het noodig oordeelden. D u s fchrijft T E R T U L L I A N U S J
J , D e Bisfchoppen fchrijven eenen V a s tendag u i t i n hunne K e r k e n , naar maa5, te het de omftandigheden v e r e i f c h e n . "
D e tweede foort v a n Vastendagen waren bepaald; dat is , zij wierden altoos in
den zelfden tijd en op den zelfden dag v a n
het jaar gehouden. O o k v a n tweederleien
aart waren deeze, weeklijkfche c n jaarlijkfche. D e weeklijkfche Vastendagen wierden gehouden op Woensdag en V r i j d a g .
Z i j droegen den naam v a n Staatin o f Posten, met zinfpeeling op de Krijgsposten ,
p f het ftaan der Soldaaten op hunne posten, t e r w i j l z i j op hunne beurt de wagt

hielden,

Waarom zij op Woensdag da


Vas,

G E S C H I E D E N I S .

41

De
Vasten onderhielden, blijkt niet uit de
fchriften der Kerkvaderen; doch op den CMsh
Vrijdag vastten zij ter gedagtenisfe van lijke
GODSC H R I S T U S 's kruiziginge.
Niet meer dan nen jaarlijkfchen Vas- D I E N S T
tentijd onderhielden de eerfte Christenen;
deeze was 't geen wij nu de Vasten noemen. Twee redenen worden 'er gegeeven voor het houden van dit vasten. D e
eerfte wierdt ontleend van eene verkeerde
uitlegging, welke zij gaven aan de woorden

van

C H R I S T U S ,

bij

M A T T H E U S ,

Hoofdft. I X : 15. De dagen zullen komen ,


wanneer de Bruidegom van hun zal weggegaan zijn, en dan zullen zij vasten. Deeze woorden befchouwden zij als behelzende een gebod van C H R I S T U S aan alle zijne naavolgeren, om te vasten bij de wederkomst van dat jaargetij, wanneer de
Bruidegom zou worden weggenomen.
Want dikmaals wordt de Kerk vergeleeken
bij eene Bruid, en C H R I S T U S bij een
Bruidegom, met zinfpeeling op de naauwe
vereeniging, welke tusfchen hen plaats
heeft. ^Van hier dat de eerfte Christenen
den tijd, op welken de Bruidegom zou
worden weggenomen, aanmerkten als behelzende het tijdverloop zints zijne kruiziging tot aan zijne opftanding, Geduurende dien tusfchentijd oordeelden zij zich
verpligt een Vasten te moeten onderhouden.
Hier uit kunnen wij de duurzaamheid
van dit vasten afleiden, of hoe lang hetzelve moest aanhouden; dit was van den
Cs
tijd

42

G O D S D I E N S T I G E

tijd af, op welken C H R I S T U S de BruideDe


Chrht- gom was weggenoomen, tot op den tijd,
lijke in welken hij wederom herfteld wierdt;
GODSDIENST

dat wil zeggen, van zijne kruiziging tot


aan zijne opftanding. Naar gelange nu
van hunne verfchillende berekeningen van
het begin en het einde van C H R I S T U S 'S
wegneeminge , was ook de duurzaamheid
van hun vasten. Zommigen rekenden het
begin van den angst van C H R I S T U S in
den H o f ; anderen van den tijd, op welken hij door J U D A S wierdt verraaden;
zijne vastnageling aan het kruis was bij
eenigen het begin der wegneeminge, bij
anderen het oogenblik, op 't welk hij den
geest gaf. Naar maate van hunne verfchillende begrippen of berekeningen, was
dus hun vasten van langer of korter duurzaamheid. Dus fchrijft.i R E N E US : ,, Zom migen gelooven dat zij maar nen dag
moeten vasten, anderen twee, ande,, ren meer, eenigen dat zij veertig uuren moeten vasten." De laatfte tijdbepaaling fchijnt algemeenst onder de Christenen te zijn gevolgd geworden.
In vervolg van tijd wierdt dit vasten
Quadragejima, of de Veertigfte genaamd;
dat wil zeggen, niet een vasten van veertig dagen, in naavolging van C H R I S T U S
vasten in de woeftijn, maar van veertig uuren, beginnende op Vrijdag middag
ten twaalf uuren, op welken tijd onze Heer en Verlosfer den geest gaf, en
Eindigende Zondag morgen, wanneer hij
iit het graf verrees. Zodat zij van den
mid-

G E S C H I E D E N I S .

43

middag t e n twaalf u u r e n op
Gosden-VrijDe'
dag, dus genaamd, toen C H R I S T U S de Ci/ristB r u i d e g o m wierdt weggenomen, een vas- lijke
ten o n d e r h i e l d e n , i n gehoorzaamheid, z o G O D S als zij z i c h verbeeldden, v a n z i j n g e b o d ,
t o t Zondag m o r g e n , toen h i j , door zijne
opftanding, wederge vonden w i e r d t ; w a n neer zij hunne droefheid en t r c u r i n g eind i g d e n , h u n vasten b e f l o o t e n , c n het
v r o l i j k Paaschfecst b e g o n n e n , t e r gedagtcnisfe v a n 's Heilands verrijzenisfe.
W a t aangaat de wijze v a n deeze V a s t e n dagen , niet cenerlei was dezelve. V o o r e e r s t
was 'er een vasten der S t a a t i n , 't w e l k
eindigde i n den namiddag ten drie u u r e n , of
met de negende u u r e , z o als V I K T O R I NUS,
een aloud S c h r i j v e r , het uitdrukt.
D i t V a s t e n , gelijk w i j reeds
hebben aangemerkt, wierdt onderhouden
op W o e n s d a g e n V r i j d a g . O p die dagen
eindigde de openbaare Eerdienst t e n drie
u u r e n i n den naamiddag.
D c toevallige vastendagen duurden tot
Iaat i n den avond. O p de plegtigfte wijze
wierden deeze g e v i e r d , c n gingen gepaard
met gebeden, v o o r b i d d i n g e n en fmeckingen.
E e n e derde foort v a n V a s t e n droeg den
naam v a n het Bijgevoegde;
het duurde
tot aan den morgen v a n den volgenden
dag. I n zommige Westerfche K e r k e n nam
dit vasten eenen aanvang op Saturdag, er
duurde t o t Zondag morgen. D o c h , ter
deezen o p z i g t c , hadt een merkelijk verfchi
plaats tusfehen verfcheiden gewesten dej

44

G O D S D I E N S T I G E

De

w a e r e l d ; op de eene plaats volgde men


Christ- d e e z e n , op eene andere geenen regel. E n ,
lijke i n de daad, eene afdoende reden heeft men
GODSaangevoerd, waarom het vasten op v e r DIENST
fchillende tijden wierdt gehouden : deeze,
naamlijk, dat veele C h r i s t e n V r o u w e n
g e h u w d waren aan Heidenfche M a n n e n ,
w e l k e , u i t dien h o o f d e , niet den geheel e n nacht konden w a a k e n , zonder v e r w a r r i n g te veroorzaaken i n haare huisgezinn e n , 't w e l k ftrijdig is tegen het E u a n g e l i u m des vredes.
Z o d a t de V r o u w , i n
gevolge van den p l i g t , dien zij aan haarcn
E c h t g e n o o t verfchuldigd w a s , z i c h v a n
vasten onthieldt geduurende den jongften
nacht v o o r het Paaschfeest.
Gelijk de Vastendagen der eerfte C h r i s t e n e n , dus waren ook hunne Feestdagen
v a n tweederleien a a r t , toevallige en vastgefielde. T e n aanzien v a n de toevallige
Feestdagen z u l l e n w i j alleenlijk aanmerken , dat dezelve gevierd wierden ter gelegenheid dat eenige H e i d e n e n het C h r i s t lijk G e l o o f o m h e l s d e n , o f ter vermeldinge v a n eenige andere gebeurtenisfe.
D e vastgejielde o f bepaalde Feesten w a ren weeklijkfche o f jaarlijkfche. D e wcekjkfche F e e s t d a g , die altoos als een pleg1;ig Feest gevierd w i e r d t , was de Z o n d a g ;
jij bragten dien door i n de
ftaatelijkfte
rerrigtingen v a n den G o d l i j k e n E e r d i e n s t ,
]l u n n e jaarlijkfche Feesten wierden gehouc len ter gedagtenisfe v a n C H R I S T U S , o f
t er eere der Martelaaren. D e Feesten ter
edagtenisfe v a n C H R I S T U S waren i n den
be-

G E S C H I E D E N I S .

45

beginne flegts twee in getal, Paasch en


Da
Pinxter. Doch , in vervolg van tijd, voeg- Chri'sh
den de Christenen nog andere daar ne- lijke
vens. Van deeze zullen wij in orde han- G O D S DIENST.
delen.
Het oudfte van allen is het Paaschfeest.
Over de verpligting tot het houden van
hetzelve, ontftondt nimmer onder de
vroegfte Christenen eenige twijfeling of
gefchil. Doch de tijd, op welken het
moest gevierd worden, verfchafte ruime
lloffe tot twist en wederfpraak. De Kerken in Klein-Afie vierden het Paaschfeest
op den zelfden dag met de Jooden, het zij
het op Zondag of op eenen anderen dag
inviel: doch de Roomfche Kerk vierde het
op den Zondag, welke daarop volgde.
Veel verwarrings en on'enigheids baarde deeze' verfcheidenheid van gewoonte in
de Christlijke Kerke; de Kerk van Rome
tragtte de geheele Christen waereld aan
haare gebruiken te onderwerpen, en de
Kerk van Klein-Afie weigerde volftrekt
en met ronde woorden zich naar dezelve te gedraagen. Om deezen ftorm te
doen bedaaren en de gefchillen bij te leggen , ondernam de groote en goede v oL Y C A R P U S , Bisfchop van Smirna, eene
reize na Rome, om 'er in onderhandeling te treeden met A N I C E T U S , Bisfchop
dier ftad. Met deezen kwam hij overeen
dat ieder Kerk haare eigen gewoonte zoude volgen. D i t hieldt ftand tot op den
tijd van Paus V I C T O R , die omtrent het
laatfte gedeelte der tweede Eeuwe leefde.
Dee

46

G O D S D I E N S T I G E

Deeze Paus was een man van een driftig


Chrht- geitel, en zo wrevelig en hcerschzuchtig
lijke van aart,dat hij alle de Kerken van KleinGODSAfie i n den Ban deedt; hij noemde haar
D IENST
'met den fchendnaam van Ketterfche, omdat zij weigerden zich naar de gebruiklijkheden der Kerke van Rome te voegen.
Doch de Afiatifche Kerken blecvcnvolilandig, en volgden haar aloud gebruik,
tot dat de Kerkvergadering van Nice, in den
jaare C C C X X V gehouden, door haar gezag
deezen twist befliste ; zij ftelde vast,dat,
door de gehcele Christen waereld, het
Paaschfeest zou gevierd worden op den
Zondag, welke op het Paaschfeest der
Jooden onmiddelijk volgde. Zedert heeft
dit gebruik in de meeste dcelen der waereld plaats gehad.
Het volgende Feest, welk van de Christenen wierdt gevierd, was het Pinxterfeest, ter gedagtenisfe der nederdaalinge
van den Heiligen Geest op de Apostelen.
A I zeer vroeg wierdt dit Feest in de Christen Kerke onderhouden, gelijk blijkt uit
de getuigenisfen van verfcheiden Kerkvaderen, bijzonderlijk die van O R I G E N E S
De

T E R T U L L I A N U S .

Wat aangaat het Kersfeest, 'er is reden


om te gelooven dat het onder de Christenen nog niet in gebruik was ten tijde van
O R I G E N E S , welke omtrent het midden der
derde Eeuwe leefde. De reden hiervan
was, omdat zij den dag, ja zelf de maand
niet konden aanwijzen, in welke C H R I S T U S gebooren was. In de daad, zo verfchii,

G E S C H I E D E N I S .

47

De
fehincndc waren de begrippen omtrent
den tijd, op welken deeze gcwigtige ge- Chrhtbeurtenis was voorgevallen, dat wij reden lijke
GODSmeenen tc hebben om tc gelooven, dat D I E N S T .
de eerfte Christenen dit Feest niet vierden vr den leeftijd van Keizer C O N STANTINUS

DEN

GROOTEiVJ

dat

zeggen, zij vierden het niet geregeld en


op eenen vast bepaalden dag. Zommige
Kerken vierden het op den cenen, gecnen op een anderen dag, terwijl anderen
het in 't geheel niet onderhielden.
W i j mogen dan vastftellcn, dat genoegzaam zints den aanvang van het Christendom, of althans kort naa den dood der
Apostelen, Paasch cn Pinxtcr als vaste
jaarlijkfche Feesten gevierd wierden; doch
den Kersdag vinden wij als zodanig niet
vermeld, vr den tijd, in welken de
Christlijkc Godsdienst bij openbaar gezag
w ierdt vastgeftcld; dat is , hij wierdt niet
algemeen en op geenen gcrcgelden voet
gehouden.
De Bajilidiaanen, een Aanhang, welke
dikmaals in de Kerkelijke Gefchiedenis vermeld wordt, waren de cerften, welke
het Feest vierden, zedert
Drie-Koningen-dag genaamd, als den dag, op welken
C H R I S T U S gedoopt wierdt.
Doch van
de overige Christen Kerken wierdt dezelve geheel niet of flegts hier en daar onderhouden. De reden was, omdat de gewoonten en plegtigheden, door de Ketters eerst ingevoerd, weinig opgang maakten.
r

Be

48
>e
Christelijke
GODSDIENST,

G O D S D I E N S T I G E

^ Behalven d e bovengemelde Feestdagen,


v i n d e n wij g e e i l e vermeld, welke tet
eere van den gezegenden J E Z U S , noch
v a n de Maagd M A R I A , noch van iemand
der Apostelen o f Euangelisten onderhoud e n wierden Het verdient hier onze opmerking, dat de oude Kerkvaders, in hunne fchriften, zelden of nooit den bijnaam
v a n de Heilige toevoegden aan die perfoon e n , welke den Christlijken Godsdienst
i n d e waereld voortplantten, maar hen
eenvoudig P E T R U S , P A U L U S , J O A N N E S , enz. noemden. Eerst lang daar naa
w i e r d t de tijtel van de Heilige uitgevonden.

Nog eene andere foort van Feestdagen,


gter, was 'er, welke ieder Kerk jaarl i j k s vierde, ter gedagtenisfe van de zult e n , welke ter zaake van het Euangelium
d e n marteldood geftorven waren. Op zulk e dagen, wanneer de Christenen in hunn e Kerken bijcn V e r g a d e r d e n , V e r m e l d d e n zij de doorluchtige bedrijven hunner
Martelaaren, en vermaanden elkander om
d e z e l v e naa te volgen, in eene geregeld e en eenpaarige betragting der Christlijk e deugden. Dat deeze gewoonte met ' e r
d a a d onder hen plaats hadt, zal geen tegenfpraak lijden, wanneer wij in aanmerking
D e e r n e n , dat d e z e l v e rust op het getuigen i s van C Y P R I A N U S ,

T E R T U E L I A N U S

veele a n d e r e n . D o c h , w a n n e e r deeze
gewoonte ' t eerst ter Christen Kerke
w i e r d t ingevoerd, kan, o p d e e z e r t a f f t a n d
en

des t i j d s , m e t g e e n e v o l k o m c n e zekerheid

be

G E S C H I E D E N I S .

49

bepaald w o r d e n .
H e t eerfte voorbeeld
De
daarvan ontmoeten w i j i n eenen b r i e f van Ct:rhtlijke
de K e r k van Smirna,
waarin een berigt
GODSw o r d t gegeeven v a n den marteldood v a n
DIENST
POLYCARPUS.
D e Ichrijvcr Van dien
b r i e f v e r h a a l t , dat de g e l o o v i g e n zijne
beenderen, o f liever zijne asch b i j e e n v e r z a m e l d , en dezelve begraaven hadden
op eene vocgzaame plaats, o m aldaar
eenmaal 's jaars bijeen te k o o m e n , en 's
mans godvrugtige daaden met blijdfehap
te vermelden. Opdat de C h r i s t e n e n v o l komene zekerheid mogten hebben van d e n
d a g , op w e l k e n d e martelaar hadt geleeden,
was in ieder K e r k een perfoon voordagtelijk aangefteld, o m daarvan naauwkeurige
aantekening te houden. E e n v o o r b e e l d
h i e r v a n ontmoeten wij in de fchriften v a n
C Y P R I A N U S , Bisfchop v a n
Karthago,
die u i t zijne ballingfchap aan zijne Geestl i j k h c i d fchrecf, v a n haar verzoekende o m
de dagen, op welke de martelaars hadden
geleeden, aan te tekenen , op dat z i j , te
gader met de overige g e l o o v i g e n , mogten
vermeld worden. T w e e dingen w i e r d e n
met de inftelling v a n deeze feestdagen bedoeld:
Vooreerst,
de Christenen op te
wekken en aan te fpooren ter naavolginge
v a n het d o o r l u c h t i g v o o r b e e l d deezer gezegende martelaaren, w i e r lijden onder
h e n vermeld w i e r d t . - Ten andere, o m
hunnen eerbied en hoogiigtingte betuigen
v o o r die Christen helden en krijgsknegten
van

JEZUS

CHRISTUS,

nen marteldood,
II. D E E L .

d i e , door hun-

thans ontflagen
D

waren
van

56

G O D S D I E N S T I G E

v a n alle h u n n e elenden en folteringen


'Christ- o v e r g e v o e r d i n eene gelukzalige en heer-
lijke lijke onfterflijkheid, en aldaar verwagtten
GODS"
de volkomene bekragtiging v a n het zegDIENST.
g e n , Dat eens menfchen fterfdag beter is
dan de dag, op welken hy gebooren wierdt.
W a t aangaat de plaats, alwaar deeze
Jaarlijkfche plegtigheden gevierd wierden ,
deeze was nabij dc graflieden der martel a a r e n , die doorgaans begraaven w i e r d e n
hij de overige g e l o o v i g e n , op eene plaats ,
v a n de begraafplaats der Heidenen afgescheiden. W a n t de Christenen befchouwden het als een fchreeuwend wanbedrijf,
-de gewijde overblijfzels der martelaaren
'te vermengen met die v a n hunne afgodische en v e r v o l g z u c h t i g e landgenooten.
D i t was de r e d e n , waarom de Christen e n z i c h allerlei gevaar en g e t r o o s t t e n ,
'om de verfprcide ledcmaaten der martelaaren te v e r z a m e l e n , en dezelve eene
eerlijke begraavenis te b e z o r g e n , op de
'algemeene verzamelplaats der g e l o o v i g e n .
-Zo groot was de eerbied, w e l k e n de C h r i s t e n e n bezaten v o o r de overblijfzels h u n n e r afgeflorvene broederen
die i n het
geloove verfcheiden w a r e n , dat z i j meend e n dezelven niet te vecle eere te k u n n e n
"aandoen.
s

Indien men vervolgens vraage, op hoedanig eene wijze de Christenen decze dag e n , ter vermeldinge der martelaaren af' g e z o n d r d , doorbragten? het a n t w o o r d
is gereed.
Z i j befteedden dezelve n i e t ,
gelijk de H e i d e n e n , i n onroaatigheid e n
;

los-

G E S C H I E D E N I S .

J s b a n d i g h e i d , maar i n godsdienftige ver- . De


rigting
; Z i j baden dat G O D h u n gena- Christde en ft-erkte wilde geeven , om de marte- lijke
GODSlaars naa te v o l g e n , welke h u n waren
DiENStvoorgegaan. Z e k e r is h e t , o n d e r t u s f c h e n ,
dat geduurende het t i j d v e r l o o p , daar w i j
thans v a n handelen, geene gebeden t o t de
o v e r l e e d e n n wierden opgezonden. D a t
de omftandigheden, b o v e n v e r m e l d , tot
z u l k eene gewoonte aanleiding k o n d e n
g e e v e n , kan niet i n t w i j f e l g e t r o k k e n
worden.
E n wij mogefi 'er u i t l e e r e n j
dat de beste middelen t o t de verkeerdffe
einden k u n n e n aangelegd w o r d e n .
,"
Vermids dit een gewigtig tijdperk is m
de Gefchicdenis der Christlijke K e r k e , en
'er zeer Veel gefchreeven is o v e r de gew o o n t e n en plegtigheden, is het n o o d i g
dat w i j hier ter plaatze o v e r dezelve eenige aanmerkingen voordraagen, omdat w i j
v a n oordeel z i j n , dat zij te dikmaals onder
.elkander v e r w a r d worden;
D o o r Plegtigheden w o r d e n verftaan z o danige b e d r i j v e n , welke eene onmiddelijk e betrekking hebben t o t de omftandigheden o f wijze van den Eerdienst. B i j v o o r beeld: het Bondteken des H e i l i g e n A v o n d .maals moest op de eene of andere w i j z e
.ontvangen w o r d e n ; doch dat dit gefchiedde u i t de handen v a n den Bisfchop of van
jden D i a k e n , dit was het plegtige,
De
V a s t e n moest i n zekeren tijd van het jaar
gehouden w o r d e n ; doch dat d i t Vasten
n , twee , of drie dagen, doch n o o i t lanpcr d u u r d e , dit n r a k t e daarvan het plegB

52
De

G O D S D I E N S T I G E

tige u i t . Plegtigheden z i j n , d e r h a l v e n ,
Christ- noodzaaklijk medeverknogte omftandiglijke heden van den G o d l i j k e n E e r d i e n s t , en
GODSaanhangzels van d e n z c l v e n . I n den eigenDIENST.
lijken z i n , n o g t h a n s , k u n n e n zij geene
weezenlijke deelen genaamd w o r d e n , dew i j l de Godlijke Eerdienst zonder dezelve
kan beftaan.
D o o r godsdienftige Gewoonten o f geb r u i k e n verftaan w i j z u l k e d i n g e n , welke
i n geenen deele verknogt z i j n , z o m i n
met de wijze als met de omftandigheden
v a n den G o d l i j k e n E e r d i e n s t , als welks
bijzondere deelen zonder dezelve k u n n e n
v e r r i g t w o r d e n . B i j voorbeeld : i n z o m mige K e r k e n gaven de Christenen aan de
p e r f o o n e n , welke gedoopt w i e r d e n , melk
en h o n i g , en eer zij baden, wiesfehen zij
hunne handen. Beide deeze verrigtingen
waren gewoonten o f gebruiklijkheden,
omdat zij niet noodzaaklijk v e r i s c h t w o r den tot het waarneemen v a n den G o d l i j k e n E e r d i e n s t , aan w e l k e n zij gehegt war e n : want deeze verrigtingen z o u d e n
z e l v e k u n n e n plaats hebben, zonder bijv o e g i n g dier gebruiklijkheden. D e D o o p
z o u hebben k u n n e n bediend worden z o n der melk en h o n i g ; en zonder dat men alv o o r e n s de handen w i e s c h , konden de gebeden hemelwaarts gezonden w o r d e n .
E e r w i j tot andere deelen en bijzonderheden v a n dit W e r k overgaan, z a l 't n o o dig zijn te o n d e r z o e k e n , h o e , o f op w e l k
eene wijze deeze gebruiklijkheden ter
Christlijke K e r k e wierden i n g e v o e r d , t e r wijl

G E S C H I E D E N I S .

53

wijl zij in eenen ftaat van vervolginge zuch- De


t e , en lang voor dat z i j , door Keizer ChristCONSTANTINUS D E N GROOTEN,met

lijke

openbaar gezag wierdt begiftigd.


Zeker is het, dat veele godsdienftige
gebruiken, al in de vroegfte eeuwen, ter
Kerke infloopen, welke, egter,zints den
beginne niet bekend geweest waren. W e l
dra naa den dood der Apostelen, wierdt
de Kerk allengskens beimet, zo wel in
haare lecrftcllingen, als in den Eerdienst: want bederf in leer en befmetting van dienstbetooninge gaan hand aan
hand gepaard; zij zijn onaffcheidbaaremedgezellinnen. Eenige aanzienlijke mannen,
in alle andere opzigtcn een fieraad der
Christlijke Kerke, waren ,'hogthans, zwak
genoeg van zich te verflaaven aan beuzelingen en gebruiklijkheden, in welke zij
te veel belang ftelden. E n hoewel dit met
geen kwaad oogmerk gefchiedde, gaf het,
egtcr, in vervolg van tijd, aanleiding tot
de nadeeligfte gevolgen. Zommigen bedienden zich van kruizen, om het vuur
hunner Godsvrugt te ontftceken; anderen namen de tocvlugt tot andere weinigbeduidende gewoonten. E n daar dit gefchiedde geduurende de hevigfte hitte der
vervolginge, mogen wij daaruit leeren,
dat de menschlijkc natuur, in haaren tegenwoordigen veraarten ftaat, de zelfde is ,
welke zij in voorgaande eeuwen was. Eenvoudigheid in de uitwendige verrigtingen
van den Godsdienst, zal altoos ten bewijze
van deszelfs godlijken oorfprong dienen.
D 3
Doch,

GODSDIE N S 1

54

G O D S D I E N S T I G S

pe

D o c h , wanneer menschlijke uitvindingen


Christ- zich eenmaal vermengen met den dienst
lijke van G O D , dan wordt het pragtig gebouw
GODSontluisterd, en deszelfs zuiverheid be~
HENST.
fmet.
Andere godsdienftige gewoonten namen
den oorfprong uit eene verkeerde opvat?
ting van zommige plaatzen of uitdrukkingen der Schriftuure. Van deezen aart was
de Duivelbezwering vr den D o o p , en
de Zalving naa denzelven, gelijk wij
reeds hebben aangemerkt. Zommige
gebruiklijkheden, eindelijk, floopen ter
Kerke i n , in gevolge van de verkeeringe
der Christenen met de Heidenen, welke,
in hunnen doorgaanden omgang, een bijkans oneindig getal van bijgcloovighcden
onderhielden. Zommige van deeze'Heidenen, naadat zij van den Christlijken Godsdienst belijdenis gedaan hadden, bleeven
eenige van hunne onfchuldige gebruiken
aankleeven: want voor onfchuldig hielden
zij dezelve; 't zij omdat zij ze aanmerkten als welvoegelijk en nuttig om
hunne Godsvrugt op te wekken, of om
meer Heidenen tot het Christlijk geloof
over te haaien, die zich aan de platheid en
eenvoudigheid van den Christlijken E,er,
dienst ergerden.
Door deeze en meer andere foor-tgclijke
middelen, wierden, ongemerkt, veele gebruikhjkheden ter Kerke ingevoerd. T E RT U L L I A N U S gispt dezelve in eene ftreng taaie, daarvan betuigende, ,, Dat zij
| j met regt en reden, als ijdel moeten ver3

G E S C H I E D E N I S .

SS

oordccld w o r d e n , omdat zij onderhouDe


den w o r d e n buiten eenig gebod o f gelijke
zag h o e g e n a a m d , 't zij van den H E E , , R E o f van deszelfs A p o s t e l e n ; dat zij G O D S ,
D I B N$ t
niet godsdienftig z i j n , m a a r b i j g c l o o v i g ,
gemaakt en g e d w o n g e n , eerder k e u r i g
dan redelijk, en v o o r welke men z i c h
moet w a g t e n , omdat zij Heidensch
z i j n . " Z o d a n i g z i j n de w o o r d e n v a n
T E R T U L L I A N U S , een' geleerd' Ouderl i n g i n dc K e r k v a n Karthago,
omtrent
het laatfte gedeelte der tweede E c u w e ; en
dewijl hij eender vermaardftcfchrijvers i n
die vroege tijden van 't Christendom w a s ,
verdient zijn getuigenis v e e l geloof.
T e n aanzien v a n de plegtigheden en gew o o n t e n , dus lang door ons v e r m e l d ,
wierdt aan alle K e r k e n eene volkomene
vrijheid gelaaten, om haare eigen g e b r u i ken te v o l g e n , o f , naar g o e d v i n d e n , die
v a n anderen te omhelzen. V a n h i e r de o v e r grootc verfcheidenheid, welke i n het u i t wendige v a n den openbaaren Eerdienst
plaats hadt. In zommige K e r k e n o n t v i n gen de Avondmaalvierende Christenen het
brood en den w i j n u i t de handen v a n den
B i s f c h o p , i n andere wederom u i t de handen der D i a k e n e n , H i e r gefchiedde de i n zameling der aalmoezen v r de v i e r i n g
v a n het B o n d t e k e n , elders naa h e t z e l v e .
E e n i g e hielden de vasten eenen enkelen
d a g , zommige twee dagen, en anderen
v o l k o m e n v e e r t i g u u r e n . D e e z e vierden
het Paaschfeest op den zelfden d a g , op
w e l k e de Jooden het hunne v i e r d e n ; ter
D 4
wijl

30

G O D S D I E N S T I G E

vijl geenen den volgenden Z o n d a g daarDe


Chritt- toe afzonderden.
lijke
D o c h , alhoewel de eene K e r k de andeG O D S- re niet k o n noodzaaken t o t eenpaarigheid
)IE NST.
in kerkgebruiken en plegtigheden, ieder
K e r k o f W i j k hadt, nogthans, de magt
om z u l k s te doen ten opzigte van haare eigen ledemaaten.
Verfcheiden voorbeelden ontmoeten wij hier van i n de K e r k e lijke Gciclriedenis, en i n de fchriften der
K e r k v a d e r e n . D e eene K e r k k o n , derh a l v e n , van de andere v e r f c h i l l e n ; doch
bijzondere ledemaaten mogten geene afzonderlijke gemeente oprichten. H i e r u i t
b l i j k t , dat zij elkander wel i n liefde verdroegen , maar e v e n w e l geregeld i n haare
k e r k t u c h t waren.
M e t bewilliging v a n
zijne gemeente mogt een Bisfchop een
n i e u w kerkgebruik i n v o e r e n ; doch aan
een bijzonder lidmaat was dit niet g c o r l o f d ; veel min mogt z u l k een t w i s t e n en
o n e n i g h e d e n voeden. D e A p o s t e l P A U L u s verbiedt dit i n de volgende w o o r d e n :
Indien iemand fchijne twistgierig te
zijn,
wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeente G O D S , 1 K O R . X I : 16. A l s o f de
A p o s t e l wilde zeggen: , , Indien iemand,
,5 het zij om zijn v e r n u f t te t o o n e n , o f
het hoofd en de aanvoerder eener bij zondcre gezinte te z i j n , tegenfpreeke
't geen wij hier gezegd hebben, en bej , weere dat het bctaamelijk o f welvoe gelijk zij v o o r mannen met gedekten,
, o f v o o r v r o u w e n met ongedekten hoof>, de te b i d d e n , behoorden z u l k e tegen itan.
?

G E S C H I E D E N I S .

57

ftanders hier door tot ftaan gebragt te


De
worden, dat de Kerk G O D S zulk eene Chrhtlijke
5, gewoonte niet hebbe."
Wanneer een Bisfchop ftierf, kwam de G O D S O E N ST.
gantfche vergadering te zamen, om in
deszelfs plaats eenen anderen te verbiezen.
E n vermids 'er, zedert het einde der tweede ceuwe, Ouderlingen en Diakenen , j a ,
zelfvan den beginne, Diakenen geweest
waren, was het hierom noodig, gelijk zij
in dc volkomenfte eensgezindheid leeden,
dat de leeken, j a , alle de ledemaaten der
Kerke , zo wel vrouwen als mannen, hunne toeftemming gaven. Zelden ontftonden
'er gefchillen onder hen. Want, wanneer
de Bisfchop door de meerderheid verkoozen was, was het minder getal verpligt
zich te onderwerpen; dat wil zeggen, zij'
mogten den vrede der Kerke niet verftooren. W a n t , geduurende het tijdperk daar
wij thans van handelen , hadden de Christenen gecne burgerlijke Overheid, welke
hun de hand boven 't hoofd kon houden.
Naadat eene gemeente dus een Bisfchop
hadt verkoozen, ftelde zij hem voor aan
de nabuurigc Bisfchoppen, om dcrzclvcr
goedkeuring en toeftemming te verwerven : omdat zonder hun medeweeten geen
Bisfchop wcttiglijk kon geordend of bevestigd worden. Want, vermids de gcmeene ledemaaten niet voor bevoegde regters over de bekwaamheden der nieuwverkorene Bisfchoppen konden gehouden
worden, dus zouden, zonder het aanwenden van deeze voorzorge onkundige lieD 5
den
3

58

G O D S D I E N S T I G E

den en die een aanftootelijk leven l e i d d e n ,


De
Christ- t o t dien post hebben k u n n e n v e r h e v e n
Vtjke w o r d e n .
GODSZ o d r a de nabuurige Bisfchoppen de v e r DIENST
k i e z i n g hadden g o e d g e k e u r d , ging men
v e r v o l g e n s o v e r tot dc ordening o f bev e s t i g i n g ; deeze gefchiedde altoos i n zijne
eigen K e r k , door eenige nabuurige B i s fchoppen, H e t getal van deeze was niet
vast bepaald. W a n t , h o e w e l het b o e k ,
de Apostolifche Regels genaamd, gebiede
dat een Bisfchop door twee o f drie andere
Bisfchoppen moet bevestigd w o r d e n , dat
boek is van geen g r o o t gezag, 't B l i j k t ,
ondertusfehen, u i t de meeste fchriften
v a n deeze vroegere t i j d e n , dat doorgaans
drie perfoonen bij deeze gewijde v e r r i g t i n g tegenwoordig waren. A a n dit getal
was m e n , e g t e r , niet verbonden : want , i n gevalle 'er meer tegenwoordig w a r e n , rekende men dat het werk v a n z o o veel te
meerder kragt en den bevestigde te grooter
eere was aangedaan.
D e ordening o f bevestiging v e r r i g t z i j n d e , welke gefchiedde door oplegging der
h a n d e n , en eene vermaaning aan den nieuw e n B i s f c h o p , wierdt hij der gemeente
voorgedraagen als haar Herder o f Leeraar ;
en v a n dien tijd af aanvaarde hij de zorge
en het opzigt o v e r de kudde. D e n i e u w e
Bisfchop zondt b r i e v e n aan de andere B i s fchoppen v a n het gewest, inhoudende dat
gelijk hij thans een v a n hunne broederen
was g e w o r d e n , hij dienvolgens v e r z o g t
dat zij met hem w i l d e n medewerken i n alles j

G E S C H I E D E N I S .

59

De
les , 't geen dienen konde ter bevorderingc van den voorfpoed der Kerke, en ter Christlyke
ppbeuringe van de geloovigen in hunnen
CODSheiligen Godsdienst. Aldus wierdt de U E N S T .
eensgezindheid onder hen bewaard; zij
leefden als broeders van het zelfde beroep , als diepstknegten van den zelfden
Godlijken Verlosfer, en erfgenaam van de
zelfde hemelfche heerlijkheid. Gelukkig
ware dc Christlijkc Kerk geweest, hadde
deeze eenvoudige wijze van bevestiginge
ftand gehouden! Maar, helaas! veele afr
wijkingen daarvan zullen wij in 't vervolg
deezes werks ontmoeten. De menfehen zijn
zeer gefield op nieuwigheden, en zoda,
nig is de verkeerdheid onzer natuure, dat
wij met dc zuiverheid der waarheid onze
ijdele verbeeldingen cn vlceschlijke bedrij,
ven zoeken tc vermengen.
Zo geregeld, zagtaartig en eenvoudig
was de Tucht der eerfte Christen Kerke,
als dezelve met eenige mogelijkheid kon
worden ingerigt, aangezien de Christenen
leefden midden onder dc Heidenen, welke
niet flegts na gelegenheden zogten om hen
te lasteren, maar ook den wacreldlijken
arm tegen hen op tc ffcooken. D i t hadt ten
gevolge, dat veele godvrugtige lieden veroordeeld wierden tot de uitgezogtfte folteringen, hunnen bloedverwanten, echtgenootcn en kinderen ontrukt, voor de
Romcinfche Regtbanken geftcept, en ten
befiuitc tot den lchandelijkften dood verwcezen wierden,

Gs

60
G O D S D I E N S T I G E
De
Gelijk alle genootfchappen, ter h a n d Christehaavinge der goede o r d e , naar zekere wetlijke
G O D S - ten o f regels moeten beftierd w o r d e n , dus
D I E N s "i_ moet ook noodzaaklijk de Christlijke K e r k
haare wetten hebben.
Z o n d e r dezelve
z o u 't geheel ontfloopt worden,- en inftede van regelmatigheid en o r d e , z o u alles
regeeringloosheid en v e r w a r r i n g zijn. L a a t
de C h r i s t l i j k e K e r k z o z u i v e r z i j n i n haare
leerftellingen , als men z i c h dezelve kan
v e r b e e l d e n , 'er z u l l e n , h o g t h a n s , o v e r treeders binnen fluipen , en , door een
wedcrftreevig gedrag , z u l l e n zommigen
de paaien der goede orde overfchreeden.
't W a s hierom n o o d i g , dat dusdanige overtreederen eene foort van ftraffe wierdt opgelegd. D o c h deeze ftraffe was flegts v a n
een geestlijken aart; vlceschlijke middelen
nam men toen nog niet te baate.
_ O m o v e r dit gewigtig ftuk het v c r e s c h t e Jicht tc v e r f p r e i d e n , z u l l e n w i j d e
volgende vraagen v o o r f t e l l e n , en dezelve
b e a n t w o o r d e n , genoegzaam met de eigen
w o o r d e n v a n de C h r i s t e n Schrijvers ,
welke v r de regeering van K e i z e r C O N S T A N . T I N U S D E N G R O O T E N geleefd
hebben.
Vooreerst, om welke misdaaden w i e r d e n
de overtreedcrs gcftraft?
Ten tweede, wie waren de R c g t e r s , w e l ke daarover oordeelden ?
Ten derde, welke was de wijze deezer
tuchtoeffeninge ?
Ten vierde,
w a a r i n beftonden decze
[traffen ?

Ten

G E S C H I E D E N I S .

61

Ten vyfde, door wat middel v e r w i e r De


Christven de overtreeders vrijfpraake ?
lijke
Eindelijk, hoe w i c r d c n z i j vrijgefproGODSken?
D I E N STVooreerst: O m welke misdaaden wierden de overtreeders geftraft ? W i j antw o o r d e n , om k e t t e r i j , f c h c u r i n g , vlceschlijke begeerlijkheid, onmaatigheid, hoererij , o v e r f p e l , en alle andere z o n d e n
v a n een fchandelijkcn a a r t , welke de K e r k e
t o t ergcrnisfe v c r f t r c k t e n . Z o ijverig w a r e n de heilige mannen i n deeze E e u w , dat
zij z e l f niet wilden gedoogen, dat de eerfte
fpruiten der zonde ten v o o r f c h i j n k w a m e n ,
zonder hunne uiterfte poogingen aan te
wenden om dezelve u i t te r o o i e n : opdat
alzo de ongeregtigheid mogt te keer gegaan w o r d e n , v o o r dat z i j gelegenheid
hadt gehad o m t o t eenen ftaat v a n v o l k o menheid op te groeien. D e z o n d e , welke
onder de eerfte Christenen zeer gemeen
was , en daarom met de meeste ftrengheid
wierdt geftraft, was afvalligheid van de
K e r k . A a n l e i d i n g t o t deeze afvalligheid
gaf de hevigheid der v e r v o l g i n g e , waard o o r v e e l e n , die niet geworteld waren i n
bet g e l o o v e , hunne heilige belijdenis verzaakten , en den A f g o d e n offerden. M e nigvuldige voorbeelden hiervan ontmoet e n w i j i n dc fchriften der eerfte K e r k v a deren. Geftreng was de b o e t e , w e l k e ,
i n dusdanige g e v a l l e n , wierdt opgelegd.
D r i e jaaren lang wierdt dikmaals den z o n daar alle kerkelijke gemeenfehap geweigerd , ten zij h i j , i n deezen tusfehentijd, i n
eene

62

G O D S D I E N S T I G E

eene doodlijke krankte H o r t t e . I n z u l k e n


De
Clirist- gevalle wierdt het v e r e i s c h t , dat hij de o n lijke wederfpreekelijkfte bewijzen ceneroprechG O D Ste bekeeringe vertoonde. A n d e r z i n s w i e r d t
Dl li N S T.
zijne vrijfpraak niet als v o l k o m e n aangemerkt , n o c h hij z e l v e onder het getal der
geloovigen aangenoomen.
Ten tweede j wie waren de K e g t e r s ,
welke over de overtreeders oordeelden?
E n door wie moesten z y getuchtigd w o r den ? H e t a n t w o o r d i s , de geheele vergadering i n 't algemeen, bcftaande u i t de'
Geestlijkheid en leeken. N i e t de Bisfchop'
z o n d e r d e gemeente, noch de gemeente'
Zonder den B i s f c h o p , maar beiden te ga*
der maakten den hoogen R e g t b a n k u i t ,v o o r w e l k e n de overtreeders
moesten'
w o r d e n te regt gefield. A l de magt, w e l ke eene K e r k bezat, was ontleend v a n de
Volgende w o o r d e n v a n C H R I S T U S , - van'
Welke dc Roomsch- Katholijken een zeer
wanvoegelijk gebruik gemaakt hebben:
Gij zijt P E T R U S , en op deeze P E T R A zat
ik mijne gemeente bouwen, en de poorten
der helle zullen dezelve niet overweldigen.En ik zal u geeven de Jleutels van V Koninkrijk der hemelen. n zo wat gij zult
binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult
6p de aarde, zal in de hemelen ontbonden
zijn, M A T T H . X V I : 18, 19. D e meeste
aloude K e r k v a d e r s befchouwden de magty

hier Vermeld, als huisvestende i n ieder'


bijzondere K e r k ; waar door wij verftaari
snoeten alle dc gezamentlijke ledemaaten?
eener

G E S C H I E D E N I S . 6%
'Cener bijzondere vergaderinge; niet den
De
Bisfchop alleen, maar den Bisfchop en het ChristV o l k : want allen waren leden Van het lijke
GODSzelfde lichaam. Wat aangaat de uitvoe- D I E N S T .
rende magt, als het uitfpreeken van het
vonnis van den Ban, en het opleggen der
handen bij de vrijfprceking, geen ander
dan de Bisfchop kon dit verrigten; deeze
wierdt als de vader der Kerke aangemerkt.
Wanneer h i j , egter, door ziekte buiten
ftaat, of inde gevangenis was geworpen,,
mogt een Ouderling zijne plaats beklee
den.
Naa dus te hebben aangeweezeil, wis
de leden van deezen geestlijken Regtbank
-waren, mogen wij 'er nevens voegen-,
dat, vermids veele ledemaaten zich met
hun tijdlijk beroep moesten onledig houden, het, uit dien hoofde, noodig was
dat de Dienaars der Kerke hunne plaats
vervulden, en uit derzei ver naam den geestlijken vierfchaar fpanden. De Diakenen
waren, in den beginne, deeze dienaars.
D o c h , wanneer de Kerken uitgebreider,
en talrijker wierden in ledemaaten, wierden de Ouderlingen nevens hun gevoegd.
Deeze gezamentlijk vervaardigden de ftukk e n , welke voor de gantfche vergadering
des volks moesten bloot gelegd worden.
Zodra alles dus in gereedheid was gebragt,
kwam de gemeente te zamen; en naadat
de befchuldigde gehoord was, 'ter zijner
Verdeediginge van 't geen tegen hem was
-ingebragt, ""leide de Bisfchop het geval
open voor de vergadering, die vervolgens j

64-*
De

G O D S D I E N S T I G E

gens, bij meerderheid van ftemmen, eene


Christ- uitfpraak deedt.
lijke
Ten derde, wat aangaat de wijze, op
GODSwelke
de ftraffen wierden opgelegd, plegDIENST
' tig en eenvoudig tevens was deeze. Plegtig was zij ten aanzien van de gevolgen,
bijzonderlijk indien zij als van eene zinnebeeldige bctekenisfe wierden aangemerkt.
Zij was eenvoudig, wanneer zij vergeleeken wierdt met de bedrijven der menfehen
hier beneden. T E R T U L L I A N U S zegt,
dat naa het eindigen van den openbaaren
Eerdienst, vermaaningen , beftraffingen
en godlijke tuchtigingen wierden uitgcfprooken; bedoelende hier mede het uitwerpen van de zulken, die als onwaardige leden wierden aangemerkt. Wanneer
de Bisfchop en de overige dienaars der
Kerke waren bijeen gekoomen, wierdt de
zondaar voor hun ontbooden. Indien hij
niet verfcheen, gingen zij niettemin met
den gerigtshandel voort. Nogthans wierden alle noodige en dienftige middelen in
het werk gefield om hem te doen verfchi jnen. Indien hij zich daar Helde, wierdt
hij met zagtmoedigheid cn zonder drift
gehoord. Ieder l i d , daarbij tegenwoordig, hadt regt om zijn gevoelen te zeggen.
De meerderheid befloot het vonnis. Eer
dit wierdt uitgefproken, vermaande de
Bisfchop, of bij deszelfs afweezigheid,
2en der Ouderlingen, de geloovigen, alle
nogelijke zorge te draagen om dc zonden
:
of misdaaden te vermijden, welke den
Dvertrceder op dus eene medelijdenswaari
dige

G E S C H I E D E N I S .

65

De
tiige wijze voor hen hadden doen verfchijnen. Voorts rigtte hij zijne aanfpraak Christtot den zondaar, hem voor oogen Hellen- lijke
GODS"
de de natuur van zijn wanbedrijf, dat D I E N S !
hetzelve onbeftaanbaar was met de pligten
eens Christens, fmartelijk voor de geloovigen, eene fchande voor den Godsdienst,
nadeelig voor zijne eigen ziel,en hoonende voor G O D . Eindelijk fprak hij het vonnis van den Ban u i t , waardoor de zondaar wierdt afgefneeden van het lichaam
der geloovigen, en verklaard zich gefleld
te hebben in den zelfden Heidenfchcn ftaat,
in welken hij zich bevondt, voordat hij
het Christlijk geloove hadt aangenomen.
Ten vierde, gelijk de Kerk zelve geest-
lijk was, dus waren ook alle haare bedoelingen van een geestlijken aart. De zwaarfte ftraffe, welke zij oeffende, beftondt
in opfchorting van lidmaatfehap en i n
den Ban, in het affnijden van verrotte en
ergernisgcevende ledemaaten, zonder dat
zij mogten wederkeeren, ten zij ze vooraf de onlochenbaarfte blijken van berouw
en beterfchap vertoond hadden. Elk Christen, dus ter Kerke uitgeworpen, wierdt
aangemerkt als van G O D vervloekt, als
een tak van den Satan, een lid van den
D u i v e l , en als verweezen tot het eeuwige verderf. Ja, indien hij in dien rampzaligen toeftand ftierf, befchouwde meri
hem als der Godlijke gunfte onwaardig,
als voor altoos uitgefiooten van het K o ninkrijk der hemelen, en overgegeeven
aan den ftaat der verdoemenisfe.
II. D E E L .

Tm

66
De

G O D S D I E N S T I G E

Ten vijf de,uit de natuur van dit fchrikChrist- baarend vonnis mogen wij met volkomen
lijke
regt befluiten, dat de zulken, die eenGODSD I E N S T maal den Christlijken Godsdienst omhelsd
hadden, van alle groote overtrcedingen
kragtdaadig wierden afgefchrikt. Bijkans
nimmer miste het, of dc zulken, die van
hunne misdaad overtuigd wierden, betoonden deswegen eene oprechte boetvaardigheid. Zij vastten, baden, waakten en treurden; zij ondergingen de ftrengfte lichaamstuchtiging, tot dat zij vrijgefproken, en in de gunst van G O D en van
de Kerk hcrfteld wierden. D i t geeft ons aanleiding om te onderzoeken, welke middelen
door de overtreeders wierden aangewend
om uit dien befchreienswaardigen ftaat
verlost te worden. In de ootmoedigfte l i chaamshouding verfcheenen zij aan de deur
der Kerke, en ftonden aldaar te fchreien.
Zij vielen aan de voeten der voorbijgaande
geloovigen neder, derzelver gebeden bij
G O D verzoekende. Eene fraaije befchrijving van het gedrag deezer boetvaardigen
ontmoeten w i j , in het volgende uittrekzel van eenen brief van de Kerk te Rome,
aan den H . C Y P R I A N U S , Bisfchop van
Karthago , omtrent het midden der derde
Eeuwe: Laaten z i j , de boetvaardigen,
aan de Kerkdeuren kloppen, doch dczel ve niet openbreekeh ; laaten zij aan den
drempel der Kerke koomen , doch niet
over denzelven gaan; laaten zij waaken
aan de poorten der hemelfche tenten,
doch gewapend met zedigheid, door
,j wel-.

G E S C H I E D E N I S .

6?

5, welke zij zich mogen te binnen brengen


De
i, dat zij overloopers waren; laaten zij Christ*
5, de trompet hunner gebeden opvatten, lijke
>, maar niet om het teken tot den ftrijd G O D S *
DIENS1
j , te blaazen; laaten zij zich wapenen met
de pijlen der zedigheid, en het fchild
j , van nieuws opnccmcn, welk z i j , door
a hunne afvalligheid, verlooren hadden;
s, laaten zij aldus gewapend zijn, niet te5, gen de Kerk, welke over hunne elende
, treurt, maar tegen hunnen wederpar, tijder, den Duivel. Een zedig ver, , zoek, eene nederige fmeeking, eene
noodzaaklijke vernedering, eene nijve re lijdzaamheid, zullen hun vordeelig
zijn. Laaten zij hunne boezemfmart
doen openbaar worden door hunne traa, nen, en hunne droefheid en fchaamte
over hunne zonden door hunne zuch ten."
Deeze merkwaardige brief ia
Voorhanden in de Werken van denH. C Y P R I A N U S , en behelst een antwoord op
eenen brief, door dien Kerkvader aan
de Kerk van Rome gefchreeven, waarin
hij derzelver raad en gevoelen verzoekt
te weeten, hoe hij zich hadt te gedraagen
omtrent de zulken, welke Van de KerkJ
afvallig waren geworden, doch naderhand
begeerden met haar wederom vereenigd te
worden. Dus naamlijk was het met de zaak
gelegen; heviger woedde toenmaals de
vervolging in Afrika,
en bijzonder te
Karthago, dan in eenig ander gedeelte van
het Romeinfche Keizerrijk. n gelijk c y .
R i A i u s eene talrijke gemeente hadt
E %
g>
}

68

De

G O D S D I E N S T I G E

gebeurde het'dat veele der onlangs bekeerChrist' d e n , om aan de woede der V o o r - B u r g e iijke meefteren niet ten doele te ftaan, v a n
GODSnieuws tot de afgoderij v e r v i e l e n ; d o c h
DIENST
' w e l haast daarnaa b e r o u w hebbende o v e r
't geen zij gedaan hadden, verzogten t o t
de K e r k wederom te w o r d e n toegelaaten.
Z i j fchaamden z i c h o v e r hen z e i v e n , w a n neer zij getuigen waren van den moed en
ftandvastigheid der martelaaren, van de
onverzaagdheid, met welke z i j , onder het
doorftaan der uitgezogtfte f o l t e r i n g e n ,
den dood te gemoete t r a d e n , en van de eeraanbrengende en zegepraalcnde w i j z e , op
w e l k e zij ftierven. D e w i j l het getal deezer boetvaardigen aanmerkelijk was, zogt
de vroome Bisfchop raad bij zijne broeder e n te Rome, hoe hij z i c h ten deezen opzigte te gedraagen hadt.
H e t blijkt niet z e k e r , hoe lang de boetel i n g i n eenen ftaat van vernederinge moest
b l i j v e n , voordat hij tot de K e r k weder
k o n worden toegelaaten. T r o u w e n s geen
vaste tijd was hiertoe bepaald; dezelve
was v e r f c h i l l e n d e , naar gelangc v a n de
omftandigheden der misdaad, en de geneigdheid der K e r k e . Zommigen bleeven
t w e e , anderen meer jaaren i n eenen ftaat
v a n boetvaardigheid; zij konden niet herfteld w o r d e n , v o o r en aler de K e r k v a n
haare oprechtheid v o l k o m e n o v e r t u i g d
was.
In de Zesde en laatfte plaats moeten wij
nu nog fpreeken van de wijze hunner v r i j fpraake. W a n n e e r de bepaalde tijd der
boe-

G E S C H I E D E N I S .

69

boete ten einde was geloopen, vervoegde


De
zich de boeteling bij den Bisfchop en alle Christlijke
de overige Kerkendienaars. Indien decze
van zijne oprechtheid overtuigd waren, G O D S DIENST,
wierdt 'er een dag ter wederaanneeminge
vastgefteld; deeze gefchiedde op de volgende wijze. Op den dag, ter vrijfpraake
vastgefteld, vericheen de boeteling, of
de perfoon, welke van nieuws zou worden aangenomen, in de Kerk, met alle
uitwendige tekens van droefheid en lecdweezen. Straks vertoonde hij zich aan den
Bisfchop en de gemeente, endeedt voorts
belijdenis, eerst van zijne zonden in 't algemeen , en ging wijders over tot het optellen van de verzwaarende omftandigheden
der misdaaden, om welke hij was in den
ban gedaan. Deeze belijdenis gefchiedde
met alle uitwendige tekens van droefheid,
welke doorgaans de geloovigen dermaate
aandeeden, dat zij door weenen en fchreien
hun medelijden met hem betuigden. Terftond naa de belijdenis, knielde de boeteling neder voor den Bisfchop cn de overige Dienaars der Kerke, welke hem de
handen op het hoofd leiden en hem zegenden. Door deeze uitwendige plegtigheid wierdt de boeteling wederom tot den
vrede der Kerke toegelaaten.
Hierin bcftondt gedeeltelijk de tucht
der eerfte Kerke, zelf geduurende de tijden , in welke derzelver leden hun getuigenis aan de waarheid met hun eigen bloed
verzegelden. Het was de vreeze G O D S ,
dc liefde tot C H R I S T U S , de liefde jegens
E 3
el.

70

G O D S D I E N S T I G E

De
elkander, en bovenal de vrolijke hoop op
Christ- eene gelukzalige onfterflijkheid, welke
lijke hen den vrede der Kerke boven alles deedt
GODS-

DIENST,

waardeeren.
Bij hetgeen wij dus lang gezegd hebben,
wegens de tucht der Kerke in de eerfte
tijden, moeten wij nog voegen, dat ieder
Kerk op haare eigen wijze met de overtreeders te werke ging, E n hoewel tus,
fchen de Kerken in 't. algemeen eene volkomene eenigheid plaats hadt ten aanzien
van de weezenlijke Hukken van den Godsdienst , verfchilden z i j , nogthans , in andere opzigten, zonder dat de eenigheid
verbroken of zij als fcheurmaakers wierden aangemerkt.
Dus hadt ieder Kerk een inbliivend regt
in haar zelve op de onafhankelijkheid,
zonder dat zij aan eene andere Kerke onderworpen was, bijzonderlijk ten aanzien
van het uitwerpen van overtrcederen.
Doch, in eenen anderen z i n , was ieder
Kerk afhankelijk, als zijnde een der leden
van het geheele lichaam. De voortreffelijke C Y P R U N U s fchrijft aldus: ' E r
>, is maar ne Kerk van C H R I S T U S ,
door de geheele waereld, in veele le den verdeeld; en n Bisdom, door de
talrijke menigte van veele Bisfchoppen
verfpreid," Ene bijzondere Kerk was
niet de geheele uitverkorene Kerk van
C H R I S T U S ,
omdat dezelze zijn geheimzinnig lichaam niet kon verbeelden, maar
Begts een gedeelte of lid van het algemeen,
| n , gelijk n lid van het natuurlijk l i ,
chaara

G E S C H I E D E N I S .

71

De
chaam verbintenis heeft m e t , en i n bet r e k k i n g ftaat t o t alle andere leden v a n Christlijke
h e t z e l v e , z o hadt ook eene bijzondere
GODSK e r k , die flegts een l i d der algemeene D I E N S T .
K e r k e w a s , opzigt en betrekking tot de
andere leden v a n dezelve. O n z e aandag-'
tigc opmerking verdient deeze vriendlijke
en broederlijke gemeenfehap: te m e e r e e w i j l dezelve zeer verkeerd begreepen is
van de z u l k e n , welke nimmer veel tijds
befteed hebben aan het leezen der fchrift e n v a n de eerfte C h r i s t e n K e r k v a d e r s . B e h a l v e n dat elke K e r k eene broederlijke
gemeenfehap hicldt met de z u l k e n , w e l k e
op een verren afftand bijeen v e r g a d e r d e n , '
ontmoeten wij verfcheiden voorbeelden
v a n verfcheiden K e r k e n , bijeen vergaderd om uitfpraak te doen o v e r gefchilft u k k e n , en de tucht der K e r k e te regelen.
D e c z e zamenkomften droegen den
naam v a n Sijnoden.
Geduurende de drie
eerfte eeuwen waren deeze Sijnoden niet
algemeen, maar p r o v i n c i a a l , o f aan een
bijzonder gewest bepaald. V a n hier dat
de leden der Sijnoden i n zommige o o r d e n
talrijker waren dan i n andere.
A a n geenen vasten tijd waren decze
K e r k e l i j k e zamenkomften v e r b o n d e n ; z i j
wierden beroepen naar gelange het de o m ftandigheden der tijden vorderden. H e t gefchiedde, bij v o o r b e e l d , wanneer zij eene
aanftaande v e r v o l g i n g v r e e s d e n ; o f o o k
w e l , wanneer de onderlinge vriendlijke
verbintenisfen moesten v e r n i e u w d w o r den. D e l e d e n , welke deeze Sijnoden u i t E 4
maak-

72

G O D S D I E N S T I G E

maakten, waren de Bisfchoppen, eenige


Christ- uit de Ouderlingen en Diakenen; daarenlijke boven wierden van de gemeene leden van
GODSelke Kerke eenigen afgevaardigd, welke in
DIENST
de vergadering zitting en ftem hadden uit
naam hunner broederen, en over alle betwiste Hukken hunne gevoelens vrijmoedig voordroegen.
Indien men vraage, op wier gezag deeze Sijnoden wierden bijen geroepen, antwoorden w i j , op hun eigen gezag: want,
ten dien tijde, hadden de Christenen geene burgerlijke Overheid, welke hun gezag of befcherming kon verleenen wanneer zij vergaderd waren. De vergadering
wierdt begonnen met het verkiezen van
een Voorzitter; gemeenlijk was deeze een
der Bisfchoppen, beroemd om zijne geleerdheid , agtbaarheid, voorzigtigheid ,
godsvrugt en getrouwheid in het waarneemen der pligten van zijn beroep. In
het Sijnode moest hij de noodige zorge
draagen , dat dc Hukken, over welke gefchil viel, behoorlijk wierden voorgedraagen, en in het flot der redekavelinge ineen te trekken 't geen van weerskanten
was aangevoerd. Naa dit alles baalde hij
de Hemmen der leden o p , en befloot met
zijn eigen Hem te geeven.
Zodra de Voorzitter verkoozen was,
ging men over tot de zaak, over welke de
vergadering belegd was. Als tweeledig
kon deeze worden aangemerkt; zij betrof
de buitenlandfche Kerken of zij hadt
ten voorwerpe de belangen van zulke Kerken,
De

G E S C H I E D E N I S .

73

De
ken, met welke zij meer onmiddclijk verbonden waren. Wat aangaat de eerfte, Christte weeten, de buitenlandfchc Kerken,zij lijke
GODSdeeden niets meer dan haaren raad en ge-. D I E N S T .
voelen mede te deelen, dewijl deeze K e r - '
ken geene afgevaardigden, die haar vertoonden , in de vergadering gezonden hadden, 't Is waar, dikmaals vermaanden
zij dezelven, wanneer z i j , naar haar gevoelen, dwaalingen omhelsd hadden, of
onbeftaanbaar met den aart van haare heiligc belijdenisfe handelden, opdat zij dezelve tot dc erkentenis der waarheid mogten brengen. Op eene zo minzaame en
vriendlijke wijze gefchiedde dit, dat de
raadgeeving doorgaans de bedoelde uitwerking deedt. D o c h , wat aanbelangt de
Kerken, wier afgevaardigden de leden van
het Sijnodeuitmaakten, voor deeze waren
alle uitfpraaken cn befjuiten van eene verbindende kragt, omdat zij voornaamlijk
ten behoeve van deeze waren bijeen gekoomen.
Verfchillende waren de redenen, om
welke de Sijnoden belegd wierden; doch
in 't algemeen gefchiedde zulks om het
gantfche ontwerp der Kerkelijke Tucht
binnen de paaien van hun bijzonder Regtsgebied te regelen. Zij raadpleegden over
de tucht, de regeering en het beftuur van
hunne Kerken, en over de middelen, welke meest gefchikt waren ter bcvordcringe
van den vrede, eenigheid en goede orde.
Met algemeene toeftemming gebooden de
leden, dat hunne befluiten moesten onE 5
der

74

G O D S D I E N S T I G E

derhouden worden v a n de geloovigen dier


De
D a t dit
'Christ- K e r k e n , w e l k e zij v e r t o o n d e n .
lijke gebruikelijk w a s , zal gereedlijk erkend
GODSworden v a n a l l e n , welke de fchriften der
DIENST
" K e r k v a d e r e n der drie eerfte E e u w e n geleezen hebben. E n fchoon veele van h u n ne befluiten niet z o naauwkeurig konden
bewaard w o r d e n , als die der S i j n o d e n ,
w e l k e naa de regecring v a n K e i z e r c o NS T A N T I N S D E N G R O O T E N gehouden
wierden, u i t de volgende befluiten v a n
een S i j n o d e , 't w e l k te Karthago,
omtrent
het midden der derde E e u w e , gehouden
w i e r d t , en i n 't w e l k de H . C Y P R I A N U S het ampt v a n V o o r z i t t e r bekleedde,
zal h e t , nogthans, b l i j k e n , dat alle b i j eenkomffen tot den welftand der K e r k e
d i e n d e n , en de bevordering z o w e l v a n
het tijdlijk als e e u w i g w e l z i j n v a n elk l i d
derzelvc ten oogmerke hadden.
H e t eerfte bcfluit behelsde, D a t hoew e l een overtreeder den geheelen tijd
zijner boete niet hadt d o o r g e l o o p e n ,
wanneer hij i n eene krankte v i e l o f i n
leevensgevaar w a s , hij moest worden
vrijgefproken."
H e t tweede g e b o o d t , , , D a t op het na deren eener v e r v o l g i n g e , de boetvaar dige overtreeders i n den vrede der K e r ke moesten herfteld w o r d e n . "
V o l g e n s het derde b e f l u i t , moest de
boete niet onbezonnen kwijtgefchol d e n , n o c h de zondvergiffenis te fpoe, dig verleend w o r d e n . "
Het

G E S C H I E D E N I S .

75

H e t vierde befluit w i l d e , D a t alle geDe


vallene o f afvallige g e e s t l i j k e n , op de Christlijke
betuiging en het vertoonen v a n hunne
boetvaardigheid, alleenlijk tot de ge- G O D S DIENST.
meenfchap d e r L e e k e n zouden toegelaaten w o r d e n , en nimmer meer bevoegd
zijn om eenig ampt i n de K e r k te bekleeden."
H e t laatfte befluit v e r b o o d t , D a t ee, nen K e r k e l i j k e een testament o f uiter fte w i l i n bcwaaring wierdt gegeeven."
N o g veele andere befluiten zouden w i j
k u n n e n u i t f e h r i j v e n ; doch de bovengemelde z u l l e n genoeg zijn o m te dienen als
eene p r o e v e , volgens welke bcginzcls en
met welke i n z i g t e n deeze heilige mannen
te zamen kwamen.
D i t leidt ons t o t het onderzoek omtrent
twee zeer gewigtige o n d e r w e r p e n : Vooreerst, het leeven c n gedrag der Christenen
i n die vroegere dagen.
Ten andere,
de uitgebreidheid der v o o r t p l a n t i n g e v a n
den C h r i s t l i j k e n G o d s d i e n s t , v r de regeering v a n K e i z e r
CONSTANTINUS
M

DEN GROOTEN.
Vooreerst, hoedanig een leeven de eerfte C h r i s t e n e n l e i d d e n , k u n n e n w i j opmaaken u i t hetgeen de Heidenen h u n aangaande gezegd hebben.
Z i e , hoe lief
zij clkandcren hebben; en deeze onder linge liefde is niet bepaald aan tijden
van v o o r f p o e d , maar zij v e r t o o n t zich
i n het helderst l i c h t , en met de lee vendigfte k l e u r e n , wanneer zij gevaai
u huns leevens l o o p e n . " D e Christenen |

al:

76

G O D S D I E N S T I G E

als naavolgers v a n onzen Godlijken V e r Christ-l o s f e r , w i e r d e n , i n den beginne , gebrandlijke merkt met verfcheiden haatlijke benaaminGODSgen. M e n noemde hen Nazareenm,
omDIENST
' d a t C H R I S T U S een tijd lang te Nazaret
hadt gewoond. O m de zelfde reden ging
h u n den naam van Galileeuwen n a a ; met
deezen naam wierden zij altoos v a n K e i De

zer

JULIANUS,

gebijnaamd

DEN

AF-

V A L L I G E N , benoemd. D e Heidenfche
Priesters noemden hen Godlochenaars, omdat zij den fpot dreeven met den Eerdienst
hunner G o d e n .
D o c h dit was het niet alles. W a n t , v e r mids C H R I S T U S en zijne leerlingen w o n derwerken v e r r i g t t e n , beweerden de H e i denfche Priesters dat zij z u l k s door de
kragt der t o v e r k u n d e deeden; h i e r o m
ftookten zij het v o l k tegen hen op als
verleiders en tovenaars.
Niettcgcnftaand e , egter,alle deeze en veele andere v o o r beelden van boosaartigheid, welke w i j
z o u d e n kunnen m e l d e n , noemden altoos
de Christenen z i c h z e l v e bij zommige v a n
die benaamingen, w e l k e tot de G o d l i j k c
volmaaktheden eenige betrekking hadden.
D u s noemden zij z i c h zomtijds Tempels
van den Heiligen Geest, o f Tempels van
G O D , met zinfpeeling op de z u i v e r h e i d
van hunnen leevenswandel.
O p andere
tijden noemden zij malkander mannen van
ver-ft'and, omdat z i j , alle de beuzelingen
en nietigheden deezer waereld vcragtend e , d i e n Godsdienst v e r k o o z e n en omhelsd e n , w e l k e , ondanks al hetgeen zij h i e r
bc.

G E S C H I E D E N I S .

77

beneden daarom moesten l i j d e n , alleen i n


De
ftaat was o m h e n ter eeuwige gelukzalig- Christlijke
heid te leiden.
Christen w a s , nogthans, de n a a m , op G O D S DIENST.
w e l k e n z i j meer dan op eenigen anderen gefteld waren.
T e Antiochie,
gelijk
w i j , i n de Handelingen der A p o s t e l e n ,
l e e z e n , wierdt h u n dezelve 't eerst gegeeven.
W a n t , dewijl zij i n onderlinge liefde en eensgezindheid leefden, gaven de
Heidenen en J o o d e n , v r dien t i j d , b i j
w i j z e v a n b c f p o t t i n g e , h u n den naam v a n
Broeders.
E e n e merkwaardige bijzonderheid verhaalt E U S E B I U S , t e n aanzien
van zekeren S A N C T U S , een D i a k e n v a n
de K e r k v a n Vienna, d i e , onder de regcering

van Keizer

MARKUS

ANTONI-

N U S , de martelkroon o n t v i n g .
Deeze
S A N C T U S , op den pijnbank gelegd, e n
d o o r den Voor-Burgemeester naar zijnen
naam, vaderland, geboorteftad en beroep
gevraagd z i j n d e , gaf op alle deeze vraagen
alleen t o t a n t w o o r d : Ik ben een Christen.
D i t , zeide h i j , d i e n d e hem t o t naam, ftad
e n maagfehap; geen ander a n t w o o r d k o n den hem zijne vervolgers afperzen.
D e eerfte Christenen muntten inzonderheid u i t door hunne v o o r z i g t i g h e i d , godsv r u g t en deugd. E e n voegzaam gebruik
maakten z i j v a n alle tijdlijke d i n g e n , i n
zo verre hunne huisgezinnen belang hadden bij het genot v a n dezelve. E n , opdat
zij het voorbeeld v a n hunnen Godlijken
V e r l o s f e r mogten n a a v o l g c n , vergaven z i j
niet alleen den vijanden hunne misdaaden,
maar

78

G O D S D I E N S T I G E

maar baden ook voor dezelve, n kwaDe


Christ- men hun te hulpe in hunne behoeften en
lijke verlegenheden. Nogthans konden alle deeG O D S - ze cn veele andere goede daadcn, welke
DIENST
' wij zouden kunnen melden, hen niet beveiligen tegen de woede der hevigfte vervolgingen.
De eerfte en onverzoenelijkfte vijanden der Christenen, waren de Jooden.
W a n t , naadat zij den Heer der heerlijkheid gekruizigd hadden, befchouwden zij
het niet als eene misdaad, deszelfs naavolgers tc vervolgen. Hierin volhardden z i j ,
zo lang zij de magt in handen hadden;
cn , naadat hun daartoe het Vermogen was
benomen, plagten zij hunne helfche oogmerken te volvoeren, door middelen van
een nog meer duivelfchen aart dan openbaar geweld. Zij bragten valfche befchuldigingen tegen hen in bij de Bevelhebbers
der Provincin, welke zij op de gedagten
zogten tc brengen dat de Christenen vijanden der Keizers waren. De marteldood van een groot aantal geloovigen was
het gevolg van deeze aantijginge. D c
zelfde Jooden leiden hun luiheid te laste,
en verweeten hun dat zij een nutteloos
gcflagt van menfehen waren. Verraad was
eene andere hun aangewreevene misdaad,
omdat zij C H R I S T U S hunnen Koning
noemden. Zij beweerden, dat z i j , bij het
vieren van hunne gewijde plegtigheden,
een kind doodden en deszelfs vleesch aten.
Bij de Heidenen vonden decze valschheden gcreedelijk geloof. Doch het leeven

en

G E S C H I E D E N I S .

79

en gedrag der Christenen diende ter on- De


wederfpreekelijke wcderlcgginge van alle Christdeeze lasteringen; hoe meer zij onder- lijke
GODSdrukt wierden, hoe luisterrijker hun deugd- D I E N S T .
zaam en godvrugtig karakter uitblonk. Ten
duidelijkfte zal dit blijken, indien wij letten op de volgende uitdrukkingen in den
vermaarden brief, door P L I N I U S D E N
J O N G E N aan Keizer T R A J A N U S gefchree-

ven, tusfehen het jaar CIII en C V van


de gemeene tijdrekeninge; dat w i l zeggen ,
nog bij het leeven van den Euangelist
J O A N N E S , of ten minften niet meer dan
twee of drie jaaren naa zijn overlijden,
volgens de opgaave van E U S E B I U S eri
alle de oude Kerkelijke Gefchiedfchrijvers.
Naadat de vervolging in Klein-Afie hevig gewoed hadt, geduurende een gedeelte der regeeringe van Keizer T R A J A N U S ,
die, in veele andere opzigtcn, een menschlievend en goeddaadig Vorst was, wierdt
P L I N I U S D E J O N G E ,een geleerdRegts-

geleerde, na Pontus in Bijthijnie gezonden om die Provincie als Landvoogd te


beftuuren. Ziende dat dagelijks eene menigte Christenen voor zijnen Regtbank
gebragt wierden, was hij zijnen raad ten
einde, hoe hij zich in deezen hadde te gedraagen, en fchrecf daarom aan den K e i zer eenen brief van deezen inhoud: Ik
neem de vrijheid om u een berigt tc
doen ter hand koomen van alle zwaarig heden, welke mij ontmoeten. Nimmci
ben ik tegenwoordig geweest bij de ver hooringen der Christenen; hierom beri

ili

80

Christ-
lijke
GODS_
DIENST
'
j,

De

G O D S D I E N S T I G E

ik onkundig van dc vraagen, welke


hun gedaan worden, alsmede hoedanig
eene ftraffe aan hun geeffend worde.
Omtrent dezulken, welke bij mij aangeklaagd zijn, heb ik mij aldus gedraagen. Ik heb hen ondervraagd, om te
verncemen of zij met 'er daad Christenen waren. Wanneer zij zulks belee, den, heb ik de vraag twee- of driemaal
j, herhaald, hun den dood dreigende, in, gevalle zij deezen Godsdienst niet vers, zaakten. Die bij hunne belijdenis,
dat zij Christenen waren, volhardden,
55 zijn, op mijn bevel, ter ftraffe geleid.
j> Zelf heb ik zommige Romeinfche burjj gers ontmoet, van deeze dolzinnigheid
JJ bezeetcn, welke i k , uit hoofde van
?} hunne waardigheid, van de overigen
, heb afgezonderd, met oogmerk om hun
j, na Rome te zenden. Deeze lieden verj, klaaren dat alle hunne misdaad, indien
55 zij fchuldig zijn, hierin befhat, dat
5, zij, op zekere dagen , vr het opgaan
j, der Zonne, bijeen vergaderen, om
j , beurteling den lof van C H R I S T U S
te
j, zingen, dien zij eenen G O D noemen,
en zich zelve door hunne godsdienftige
plegtigheden te verbinden, om zich niet
fchuldig te maaken aan dieverij of overfpcl, hun woord onfehendbaar te houj, den, en 't geen hun in bewaaring is
toevertrouwd, getrouwelijk weder te
geeven. Deeze kundfehap heeft mij
verder genoodzaakt om twee van hunne vrouwelijke dienstbooden ter pijn bank
5

J 5

G E S C H I E D E N I S .

81

bank te brengen, welke zij Diakenes- D


, len noemen; doch niets meer kon ik Christ uit haar vernecmen, dan dat de bijge- lijke
loovigheid deezer heden even belache- G O D S D I E N ST
,, lijk als hunne verkleefdheid aan dezelve
,, onverzettelijk is."
In antwoord op deezen vermaarden brief
van P L I N I U S , zondt Keizer T R A J A N U S
hem eenen brief, in welken hij begeerde
dat geenerlci perfoonen, hoe genaamd,
hunne aantijgingen tegen de Christenen
zouden inbrengen; doch, ingevalle het
gebeurde dat zommigen hunner zich uit
eigen beweeging voor zijnen Regtbank
aandienden, cn verklaarden Christenen
te zijn , terwijl 'er gcene aanklagten tegen
hen waren ingekomen, dat z i j , in zulk
een gevalle, moesten ter dood gebragt
worden. U i t deeze omftandighcid blijkt
het, dat veelen der vroegfte Christenen
onvoorzigtiglijk voorbaatig waren met
zich voor Christenen uit tc gecven. D o c h ,
dit zal ten allen tijde het geval zijn, zo
dikmaals een onbeftuurde ijver meer vermag dan eene welberaadene voorzigtigheid. ' E r is nog heden eene Vcrdeediging
der Christenen voorhanden, begreepen in
eenen brief aan de Staatcn van Afie, welke den Christenen hadden ten laste gelegd,
dat zij de oorzaak waren van menigvuldige aardbeevingen,in dat gedeelte derwae,reld voorgevallen. De fchrijver dien3
briefs was Keizer A N T O N I N U S , in den
jaare CLII naa de geboorte van C H R I S T U S ; hij raadt aldaar den Landvoogden,
5

JI. D E E L .

Op

82

G O D S D I E N S T I G E

op hunne hoede te z i j n , opdat z i j , door


D
Christ- de z u l k e n , welke z i j Godverlochenaars
lijke (meenende de C h r i s t e n e n ) n o e m d e n , t c
GODSftraffen, i n ftede v a n hen v a n gevoelens
D I E NST.
te doen v e r a n d e r e n , dezelve niet met nog
grooter hardnekkigheid dan v o o r h e e n h u n ne begrippen mogten doen aankleeven: dew i j l h u n Godsdienst hen leerde, v o o r d e
zaak v a n hunnen G O D met blijdfehap en
gclaatenheid te lijden. T e n o p z i g t der
onlangs voorgevallene aardbeevingen, onderrichtte hij h e n , dat zij z e i v e n [de H e i d e n e n ] , ter gelegenheid daarvan, altoos.,
mistroostig w a r e n , cn den moed lieten z i n k e n , t e r w i j l de Christenen n o o i t blijmoediger waren en van grooter V e r t r o u w e n
p G O D blijken v e r t o o n d e n , dan onder
dusdanige ftaatsrampen. H i j befluit met
het als zijnen u i t d r u k k c l i j k e n w i l en begeerte te v e r k l a a r e n , dat den Christenen
geen leed z o u worden aangedaan : o m red e n , dat h o e w e l zij de G o d e n des K e i z e r rijks niet godsdienftiglijk v e r e e r d e n , z i j ,
nogthans, hunnen eigen G O D hadden, c n
een vreedzaam e n fehuldeloos v o l k w a ren.
Zodanig waren de gevoelens van eenen
der grootfte Wijsgeeren cn verftandigfte
K e i z e r e n , die ooit o v e r het
Romeinfch
Gebied den fchepter zwaaiden. D o c h , n i e t *
tegenftaandc de zagtheid zijner regee'rin-g e , r i c h t t e , nogthans, eene woedende
v e r v o l g i n g haare verwoestingen aan : de
oorzaak hiervan was de boosgartigheid der
Voor-Burgemeeftcren o f L a n d v o o g d e n , ,
die,

G E S C H I E D E N I S .

83

De
die, in 's Keizers afweezigheid, veele
fnoode ftukken pleegden, aan welke hij Christlijke
nimmer zijne toeftemming hadt gegeeven.
GODSDe oorzaaken der vervolgingen, wel- D I E N S T *
k e , geduurende de drie eerfte Eeuwen,
tegen de Christenen woedden, zijn niet
moeilijk naa te fpooren. De zuiverheid
hunner zeden, de onbevlekte fchuldelooshcid van hunnen wandel, e n , voornaamlijk, hunne wederzijdfchc liefde jegens
elkander, in regelrechte tegenverftclling
der Heidenen, was, ongetwijfeld, eene
der mccstvermogendc redenen van den algemcenen afkeer. Hierbij kwamen nog de
veelvuldige lasteringen, door hunne vijanden, bijzonderlijk de Jooden, tegen
hen verfprcid. Deeze baarden zulk een
kragtig vooroordeel tegen de Christenen ,
dat de Heidenen hen onverhoord veroordeelden, zonder dat zij de moeite namen om het geringfte onderzoek te
doen na de gegrondheid der befchuldigingen, of hun gelegenheid gaven zich tegen
dezelve te verdcedigen. Bij decze mogen
wij nog ais eene derde oorzaak der vervolgingen voegen, den Godlijken Eerdienst, welkende Christenen aan J E Z U S
als eenen G O D betoonden. Dit ftreedt uitdrukkelijk en regelrecht tegen de grondwetten des Keizerrijks, welke het vereren van eenige Godheid verbooden, die
door den Raad niet erkend en aangenomen
was. Van de losleevende Romeinen zo
wel als van de bijgcloovige Jooden, wierdt
de Christlijke leere veriigt. Wanneer wij
E 2
in

84

G O D S D I E N S T I G E

De
in aanmerking neemen, hoe v e r d o r v e n z i j
Christ- beide i n gevoelens , en hoe losbandig v a n
lijke
zeden w a r e n , kan dit ons tot geene rcchtGODSD I E N S T . maatige ftofFe v a n verwonderinge ftrekken.
Z i n t s den val der menfchen, was
verdorvenheid i n begrippen en zeden, ten
allen t i j d e , eene vijandin der waare Godsvrugt.
Dat de eerfte C h r i s t e n e n , i n hunne begrippen , wegens het geloof en de pligten
der menfchen, met de leer der S c h r i f t u u re
volmaakt o v e r e n f t e m d e n ,
eenige
godsdienftige gewoonten en plegtigheden
alleenlijk uitgezonderd, zal blijken u i t hetgeen wij boven vermeld hebben. O m ons
fchrijven nog nader te bekragtigen, z u l len w i j een k o r t begrip van de Christlijke
leere mededeelen, met de w o o r d e n van zekeren P O L L I O , een Christen martelaar,
die, v o o r de waarheid van het E u a n g e l i e ,
heeft geleeden , i n d n jaare C C C I V . D e e z '
P O L L I O was een V o o r l e e z e r i n de K e r k
van Cibales, i n Pannonie; hij wierdt bij
den L a n d v o o g d P R O B U S bedraagen, omdat hij den draak ftak met de houten en
fteenen G o d e n , welke de Heidenen aanbaden. V o o r den R e g t e r gebragt, beleedt
hij een C h r i s t e n , cn een der 'zulken te
z n , d i e , i n fpijt der fmarteliikfte folteringen , i n zijne onderdaanigheid aan den
eeuwigen K o n i n g , en i n de gehoorzaamheid z o u volharden v a n de heilige gebod e n , welke J E Z U S C H R I S T U S hem hadt
nagelaatcn. P R O B U S hierop aan P O L L I O
gevraagd hebbende, wat die geboden
be-

G E S C H I E D E N I S .

85

behelsden, gaf deeze hem het volgende


De
tot antwoord: De geboden van C H K I S - Christ T U S leeren ons, dat 'er niet meer dan lijke
n G O D in den hemel is; dat beel- DGI EO DN SS -T .
den, van hout of fteen gemaakt, gee nc Goden kunnen genoemd worden;
dat wij onze misdaaden cn gebreken
door bekcering moeten uitwisfehen, en
j> onbezweeken volharden in het gocde, 't geen wij begonnen hebben;
dat de maagden, welke haare kuishcid bewaaren, tot een verhevcnen
rang bevorderd worden; dat de ge huwde vrouwen de huwelijkstrouwe
moeten handhaaven, en zich met de opvoeding haorcr kinderen onledig houden; dat dc heeren hunne dienst knegten met infhikkelijkheid cn goe, , dertierenheid moeten regeeren; dat
de dienstknegten zich van hunne plig, , ten moeten kwijten, niet zo zeer uit
een beginzel van vrecze als van liefde;
dat wij in alles, 't geen billijk en
bctaamclijk i s , de burgerlijke Overheid
moeten gehoorzaam zijn; dat wij
eerbied moeten hebben voor onze ouders, onze vrienden liefhebben, en on zen vijanden hunne misdaaden vergce ven; dat wij medelijdend en goedwillig moeten zi'n omtrent alle onze
mede-onderdaanen, menschlievend jcgens de vreemdelingen, liefdaadig en
mededeelzaam jegens de armen en behoeftigen, en met alle menfchen in vre de leeven; dat wij niemand ongelijk
F 3
moe}J
?

86

G O D S D I E N S T I G E

De

moeten d o e n , en het o n r e g t , 't w e l k


Christons w o r d t aangedaan, met lijdzaamheid
lijke
verdraagen; dat w i j o v e r v l o e d i g
GODSC I E N S l . moeten mededeelen van onze eigen goe, , d e r e n , en die v a n anderen niet begee r e n ; en dat hij t o t i n eeuwigheid
zal l e e v e n , w e l k e , t e r verdecdiginge
van zijn g c l o o v e , een kortftondigen
.,, d o o d y e r - i g t , die het u i t e r f t e i s , w e l k
gij mij k u n t aandoen."
H o e z u i v e r en
liemelsch deeze gevoelens o o k mogten
w e c z e n , konden z i j , n o g t h a n s , den L a n d v o o g d P R O B U S niet behaagen ; hij gaf bev e l dat P O L L I O met ketens aan een ftaak
v a s t g e k l o n k e n , en leevendig z o u verbrand
} i

Worden.
W i j z u l l e n hier nevens voegen het berugte verhaal wegens het Christen
Legioen,
in het L e g e r v a n den K e i z e r M A R K U S
A U R E L I u s . T e gcreeder befluiten w i j
daartoe, omdat dit verhaal niet door de
Christenen v e r z o n n e n , maar door het getuigenis van Hcidenfche Schrijvers is bckragtigd. D e e z ' V o r s t zijne legerbenden
hebbende aangevoerd tegen dc Oitadi, een
v o l k ten noorden v a n den DowazTwoonagt i g , wierdt v a n den vijand omfingeld, e n
ingeflooten in eene plaatze, alwaar geen
het minfte water was te bekoomen. I n
groote verlegenheid bevonden z i c h dc Romeinen; en n o g t e m e e r , dewijl z i j , d o o r
den vijand fterk benaauwd w o r d e n d e , o n der de wapens moesten b l i j v e n , aan de
brandende hitte der zonne blootgcfleld.
I n deezen jongftcn nood t r o k k e n fchielijk
de -

G E S C H I E D E N I S .

8f

de w o l k e n te zaamen, e n ' e r v i e l een zeer


De
overvloedige en v e r k w i k k e n d e regen. D e Chrhilijke
krijgsknegten v i n g e n het water i n hunne
GODS
fchilden en ftonnhoeden, c n leschten daar
DIENST.
mede hunnen eigen en hunner paerden
dorst. Straks daarnaa tastte hen de vijand
a a n ; en z o groot was deszelfs ovcrmagt
i n g e t a l , dat de Romeinen gewisfelijk t o t
n man toe zouden hebben moeten fheuv e l e n , ware niet de hemel andermaal tusfchen beiden getreeden, ten hunnen v o o r
d c e l e , door het zenden v a n een verfchrikkclijk onweder van hagel, weerlicht en
r e g e n , 't welk op den vijand v a l l e n d e ,
hem noodzaakte af te trekken, 't Bleek
naaderhand, dat een der L e g i o e n e n , 't
w e l k geheel u i t Christenen b c f t o n d t , d o o r
zijne gebeden, welke h e t , met geboogen
k n i e n , v r het aangaan v a n den f l a g ,
ten hemel hadt g e z o n d e n , deeze gunst
hadt v e r w o r v e n . Z i n t s deeze gebeurtenis fe, wierdt die bende het donderend Legioen gebijnaamd. Z o m m i g e n hebben d e n
Christenen deeze eere b e t w i s t ; doch laat e n deeze z i c h te binnen b r e n g e n , dat
de K e i z e r z e l v e , i n een zijner bevelfchrift e n , h u n de eere geeft v a n de u i t w e r k e n de oorzaak zijner o v c r w i n n i n g e o v e r de
Qjiadi geweest te z i j n ; als m e d e , dat
G O D , v e e l l i g t , meermaalen, ten behoeve
v a n z i j n v o l k , zijne tusfehenkomften aanwendt , dan zommigen vermoeden.
N a a dus v e e l gezegd te hebben wegens
de z u i v e r h e i d der Christlijke l e e r e , en
de godsvrugt haarer belijderen z u l l e n wij
F 4
nu
3

88

G O D S D I E N S T I G E

De
n u , in de tweede plaats, overgaan om een
Christ- berigt te geeven van de algemeenheid v a n
lijke derzelver v o o r t p l a n t i n g e , v r den leefGODS.
P1ENS1 tijd van K e i z e r C O N S T A N T I N U S D E N
' GR o o T E N . T e meer verdient dit onze
o p m e r k i n g , dewijl de v o o r t g a n g , w e l k e n
de Christlijke G o d s d i e n s t , geduurende eenen ftaat van v e r v o l g i n g e , maakte, geheell i j k aan de Godlijke tusfehenkomst en bew e r k i n g moet worden toegefchreeven;
t e r w i j l de zaaken naaderhand, toen de
Euangelie-lecre de ftaaving der burgerlijke
W e t hadt o n t v a n g e n , een geheel andere
gedaante aannamen.
Gewectcnsdwang
wierdt i n de plaats van vervolginge gebez i g d , en veele Heidenen wierden genoodzaakt om de waarheid, v a n 't geen zij niet
geloofden, te erkennen.
T e n aanzien van de Euangelie-Icere get u i g t A p o s t e l P A U L U S , R O M . X . 18.
Haar geluit is over de geheele aarde uitgegaan , eu haare woorden tot de einden der
waereld.
I n ' t algemeen, heeft men deeze
woorden opgevat, als aanduidende, dat
de Godsdienst van C H R I S T U S verkondigd
was i n alle de p r o v i n c i n van het R o m e i n fchc R i j k . D a t het d u s , i n de daad, met
de zaak gelegen w a s , blijkt uit de getuigenisfen der Heidenen z e l v e . W a n t , niettegenftaande de hevigheid der v e r v o l g i n g e n , w o n de Christlijke Godsdienst dagelijks v e l d ; en het w o r d t v e r z e k e r d , d a t ,
i n d e derde E e n w e , de C h r i s t e n e n , dooide Roomfche K e i z e r s , i n alle openbaare.
ftaatsampten gebruikt wierden; men ont*
. ,
moet.

G E S C H I E D E N I S .

89

moette ze in de Legers, in den Raad, in


De
het Paleis, e n , in de daad, overal, be- Christlyke
halven in de Heidcnfche tempels. Provincin , fteden, vlekken, eilanden, dorpen, G O D S DIENST
alles was vol van hun. Mannen, vrouwen , kinderen, zelf die den hoogften rang
bekleedden, rekenden het eene eer, het
Christlijk geloof te omhelzen: tot zo verre, dat de Heidenfche Priesters bitter
klaagden dat de inkomftcn hunner tempelen dagelijks verminderden , c n , 't en zij
deeze nieuwe leere in haaren voortgang
wierdt geftuit, zij zelve tot den bedelzak
zouden gebragt worden. Zelfs verklaarde de Kerkvader T E R T U L L I A N U S openlijk, dat,indien den Christenen een onbekend gewest wierdt aangeweezen, wcrwaarts zij zich konden begeeven, het Rotneinfche Gebied eene eenzaame en verlaatene wildernis zou worden.
' E r is nog eene lijst voorhanden van
ruim twintig Kerken, ten tijde der Apostelen opgericht; en het lijdt geen twijfel , of dit getal wierdt door ieder deezer
Kerken met nog twintig vermeerderd.
D o c h , hoe uitgebreid het Romeinfche
Gebied ook ware, het Euangelie was binnen de grenzen van hetzelve niet beflooten: want, volgens de eenpaarige getuigenisfen, zo wel van Heidenen als vanChristenen, wierdt het gepredikt in de afgelc,genfte gewesten der waereld, in welke de
Romeinfche naam zelf niet bekend was.
IJI de Oostndi'n, in Arabie, in EthioF 5
pih
:

90

G O D S D I E N S T I G E

De

pie, in de binnenfte gewesten van AfriChrist- ka, en op veele andere plaatzen, wierdt
lijke de naam van C H R I S T U S genoemd, en
CO0Szijn Euangelie geloofd, lang vr het einJHE-NST
de der tweede Eeuwe. T E R T U L L I A N U S , die omtrent het einde der tweede
en in het begin der derde Eeuwe leefde ,
\'erzekert ons, dat het Euangelie van
%

CHRISTUS

verkondigd was op het

bar-

baarfche eiland Britannie , 't welk de Romeinen nimmer konden te onder brengen.
Vermids nu de Romeinen al lang te vooren dien geheelen oord van Britannie hunner heerfchappij hadden onderworpen,
welke ten zuiden van Northumberland gelegen is, moet, door het barbaarfche Eiland, Schotland of Ierland, of deeze
beide verftaan worden : want het was de
gewoonte der Romeinen, alle die gecnen
Barhaaren te noemen, welke zij niet konden overwinnen. Maar, indien de Christlijke Godsdienst was doorgedrongen tot de
bewooners van die oorden van Britannie
en Ierland, welke aan het Romeinfche juk
nimmer onderworpen waren, mogen wij
:!an niet onderftellen, dat dit insgelijks
en aanzien van andere gewesten der waereld heeft plaats gehad ? Gewisfelijk, ja.
Exi, opdat de kragt GODS te zigtbaardcr
]nogt in 't oog loopen, vielen alle deeze
4lingen voor, eer de hulp der burgerlijke
<,) verheid kon verzogt of verkreegen worcn.
Ware het dus met de zaak niet gelegen geweest

G E S C H I E D E N I S .

91

De
weest in die vroegere dagen,alle de oude
voorzeggingen zouden, om zo te fprcc- Christken, onvrugtbaar geweest zijn. W a n t , Glijke
ODSdoor deeze was het voorfpeld, dat dc l l E N S T .
M E S S I A S een licht zijn zou tot verlichting der Heidenen; dat hij koomenzoude
om zaligheid te geeven aan alle de einden
der aarde; dat hij de wensch aller Natin
zijn z o u : j a , dat hij den wensch aller Natien zou vervullen; als mede, dat dc Heidenen, naa hunne bekeering, als een gehoorzaam v o l k , gewillig zijn zouden ten
dage zijner kragt. Dewijl nu deeze uitdrukkingen algemeen z i j n , en het Romeinfche Gebied zich niet over de geheele Heidenfche waereld uitftrekte, zo
moest het Euangelie gepredikt worden in
gewesten en landftreeken, welke aan die
zogenaamde Heeren der waereld onbekend
waren. Veele fpooren hiervan ontdekken
nog dagelijks onze hedendaagfche reizigers : want, hoewel bijkans alle menfchen
hunne wegen bedorven hebben, volgt
hieruit, egter, niet noodzaakelijk, dat zij
ten eenigen dage de waarheid niet gekend
hebben.
U i t alles 't geen wij gezegd hebben, mogen wij het volgende befluit afleiden, dat
het Euangelie in het grootfte gedeelte der
waereld wierdt verkondigd, lang vr de
regeering van C O N S T A N T I N U S D E N
G R O O T E N ; en, hoewel, op de meeste
plaatzen, de kennis van hetzelve verlooren
is, nogthans hebben wij de grootfte reden
J

92
De

G O D S D I E N S T I G E

o m t e g e o o v e n , e n e e n e welgegronde hoop
Christ- om te yerwagten, dat, vr de [tweedeJ
lijke
komst van onzen H E E R E , het Euan^clieGODSzal zegeD I E N S T . hcht over alle tegenkantingen
praaien, en heerlijk opgaan, tot dat het
m de eeuwigheid verflonden worde.

G E S C H I E D

E N I S.

93

Berigt wegens de K E T T E RIJEN,vr de


Regeering van Keizer
NS

DEN

CONSTANTI-

GROOTEN,

ifl de

Christlijke Kerk ontftaan.

et regt heeft een geleerd man aange- O U D E


merkt, dat indien 'er geene echte I E T T E "
Munt in de waereld ware, niemand in de R IJ E N .
verzoeking zou gebragt worden om dezelve naa te maaken. Op de zelfde wijze
mogen wij hier nevens voegen, dat, ten
zij dc waarheid in de waereld ware verkondigd, veele dwaalingen onbekend zouden gebleevcn zijn. D c verkondiging van
den Christlijken Godsdienst was de merkwaardigfte gebeurtenis, welke ooit in
deeze benedenfte gewesten der aarde voorviel. E n vermids deeze Godsdienst nieuw
en geheimzinnig was, behoeven wij ons
niet te verwonderen, wanneer wij vernecmen dat veele menfchen denzelven voor
het oog der waereld omhelsden, wier harten van deszelfs zuiverheid vervreemd
waren; en dat zij niet verkoozen zich te
voegen naar die zelfverlochening en dooding der lusten, welke de naavolgers van
J E Z U S van de belijders van alle andere
Godsdienften inzonderheid moet onder.fchcidenEen merkwaardig voorbeeld hiervan
ontmoeten wij in het achtfte Hoofdftuk
van

94
OUDE
K E T T
R IJ E

G O D S D I E N S T I G E

van dc Handelingen der A p o s t e l e n . W i j '


E - leezen aldaar, naadat P E T R U S het E u a n N.
gelie hadt v e r k o n d i g d aan de inwooners
van Samarie, dat zekere S I M O N , doorgaans gebijnaamd de Tovenaar,
belijdenis
deedt van het Euangelie te g e l o o v e n , en
gedoopt wierdt. D o c h , z o dra hadt hij
dc tekenen en wonderen niet g e z i e n , w e l ke de leer der A p o s t e l e n v e r z e l d e n , o f
hij boodt P E T R U S geld a a n , om met dc
zelfde kragt bedeeld te w o r d e n . H i e r u i t
bleek dat zijn hart v e r d o r v e n w a s ; dat
hij den Christlijken Godsdienst flegts i n
fchijn hadt aangenomen, en z i c h vergenoegde met de gedaante der G o d z a l i g h e i d ,
t e r w i j l hij de kragt derzelver v e r l o c h c n d
hadt.
A l l e de oude C h r i s t e n fchrijvers Itemmen eenpaarig h i e r i n o v e r e e n , dat deeze
S I M O N de eerfte K e t t e r w a s ; hij doorreisde de geheele w a e r e l d , om zijne begrippen , o f l i e v e r zijne Godslasteringen
v o o r t te planten.
Verfcheiden dingen
w o r d e n v a n hem verhaald,doch veele van
dezelve verdienen geen g e l o o f : w a n t , hoewel het geen twijfel lijde dat hij een man
v a n e e n liegt karakter w a s , kan h e t , egter , aan de zaak der waarheid geen v o o r deel d o e n , hem flegter tc noemen dan hij
met 'er daad was. H i j gaf v o o r , dat hij
zelve de M E S S I A S , en de eeuwige G O D
was; en naadat hij een groot aantal leerlingen hadt v e r z a m e l d , zondt hij hen u i t
in verfchillendc gewesten, alwaar zij veelen, die het Christendom hadden aangenomen
3

GESCHIEDENIS.

95

men, van het gcloove aftrokken, door O U D E


hun dc gruwclijkfte lasteringen in te pren- K E T T f i
ten. Grooten aanftoot verwekte dit bij R I J E N .
dc oprechte Christenen, welke, in gevolge van 't geen S I M O N predikte, befchuldigd wierden dat zij leerbegrippen verkondigden , van welke zij een afgrijzen hadden.
Veelen dier Ketteren onderhielden de
zelfde plegtigheden als de rechtgeloovige
Christenen, en hadden hunne plaatzen van
Godlijken Eerdienst, of liever Godslasteringe. Andere hadden geene bijzondere
plaatzen aan de openbaare Godsdiensteffcningc toegewijd, cn zommigen waren
zo weinig ingetal dat zij in burgerhuizen
tc zamen kwamen. W i j zullen ons bevlijtigen om wegens hun een regelmaatig
berigt mede te deelen, cn voor onze leezers blootleggen alles 't geen wij van hun
\'inden aangetekend.
De Abeliten, of Aheloniers, waren een
zeer merkwaardige aanhang van Ketters;
zij leefden in de nabuurfchap van Hippo ,
eene ftad in Afrika. Doch zij waren reeds
verdwecnen, ten tijde als A G U S T I N U S
den Bisfc'hoplijkeh ftoel in die ftad bekleedde. Zij verorlofden aan een man
om eene vrouw te trouwen, doch hij
mogt geene gemeenfehap met haar
hebben. Zij gaven voor dat zij het
huwelijk inrjgtten op den voet van het
aardfche Paradijs , in den tijd toen ADAIVC
en E V A , vr den v a l , in den ftaat der
n fchuld leefden. Want, gelijk A 0 A M en
EVA,

O U D E
K

G O D S D I E N S T I G E

E V A , volgens hunne begrippen, alleenlijk naar dc ziel v e r e n i g d w a r e n , dus geloofden zij dezelvcn te moeten naavolg e n ; zij bedagten niet dat onze eerfte O u ders i n de waereld wierden gezonden o m
hun geflagt v o o r t te planten. Z i j z e i d e n ,
dat vermids A B E L
getrouwd geweest
w a s , en geene kinderen hadt naagelaaten,
het uit dien hoofde waarlchijnlijk was , dat
hij nooit zijne v r o u w bekend hadt. D o c h ,
t e n deezen o p z i g t e , begingen zij een dubbelen misdag: w a n t , vooreerst, konden
zij u i t geen gedeelte der Heilige Schriftuure w e e t e n , dat A B E L immer gehuwd
geweest w a s ; en, ten anderen, onderftcld
zijnde dat hij eene v r o u w getrouwd h a d t ,
't welk gcenzins onwaarfchijnlijk i s , k o n den zij niet zeker weeten o f hij kinderen
hadt gehad, dewijl wij van h u n geene
melding v i n d e n .
W a n n e e r een man en eene v r o u w decze tegennatuurlijke zamenleeving aangingen , namen zij twee kinderen aan, een
jongetje en een meisje; deeze moesten
hunne goederen e r v e n , onder voorwaarde dat zij op den zelfden voet een h u welijk f i o o t e n , en zonder vleeschlijkc
gemeenfehap te houden te zamen leefden.
A l l e e n i n de fchriften van d e n H . A U G U S r i N u s vinden wij v a n deezen aanhang
c n , waarfchijnlijk, was
1 nelding gemaakt;
W a n t , ge< lezelve v a n geen langen duur.
)ijk de H e e r B A Y L E met regt aanmerkt,
1:e groot was het g e w e l d , w e l k der mensch]ijke natuure wierdt aangedaan, om man

E -

R 1 J E N .

en

^ A.C H T

T13K.G-ABEItlij

IBN

DEIL A D A > E T B N i

G E S C H I E D E N I S .

97

en vrouw tc gebieden te gadcr te leeven,


en alle dingen gemeen te hebben, uitgezonderd d'atgecn, 't welk een der oogmerken , cn wel het voornaamfte oogmerk is
van het huwelijk, de voortplanting van
hun gcflagt, en de opvoeding der kinderen tot nutte leden der zamenleevinge.
De Adamiten waren een aanhang van
Ketters, die in het midden der tweede
Eeuwe bekend wierden. De ftigter diens
aanhangs was zekere P R O D I K S , een
leerling van C A R P O K R A T E S ; zij namen
den naam van Adamiten aan, dewijl
zij A D A M naavolgden ten aanzien van
zijne naaktheid vr den val. Zij verbeeldden zich zo onfchuldig te zijn , als
A D A M was in den ooifpronklijken ftaat der
regtheid; van hier dat zij in alle hunne
openbaare vergaderingen moeder naakt te
zamen kwamen. Zij beweerden dat C H R I S T U S hen herfteld hadt in den ftaat der onnozelheid, en dat de huwelijken, in allen
opzigte, onnoodig waren. Wanneer iemand hunner zich aan eene misdaad fchuldig maakte, noemden zij hem A D A M , en
verdrecven hem uit het Paradijs; dit wilde zo veel zeggen, als dat zij hem buiten
hunne maatfehappij banden. De H . E P I P H A N . I U S getuigt, dat zij bijeen kwamen
om de beestagtigfte lusten te voldoen;
en

K L E M E N S

D E

A L E X A N D R I N E R

verklaart, dat, naadat de kaarzen waren


uitgebluscht, zij zich zonder onderfcheid
onderling vermengden. Zij verzaakten alle
menschh'jkheid, zij voedden en mestten zich
II. D E E L ,

OUD
v E T T Ef
R 1 J E N,

98

G O D S D I E N S T I G E

U D E te zamen als beesten; d o c h , e v e n als o f


ft E T T E- zij n o g eenige overblijfzels v a n fchaamte
R I J E N.

hadden b e h o u d e n , namen z i j de v l u g t o m
z i c h te verbergen , wanneer zij eenig
menschlijk weezen zagen naderen.
Zommigen hunner keerden t o t de zamenleeving
w e d e r , wanneer z i j , zonder met dezelve
eenige verbintenis te h e b b e n , niet langer
k n d e n l e e v e n ; d o c h , i n z u l k een g e v a l ,
t r o k k e n zij het gewaat v a n k r a n k z i n n i g e n
a a n , o m daar mede hunne v e r a g t i n g v a n
a l l e n praal en heerlijkheid aan tc k o n d i g e n ,
e n het gemeene v o l k te doen g e l o o v e n ,
dat zij b o v e n de menschlijkheid v e r h e v e n
w a r e n . Z i j gingen i n openbaare herbergen e e t e n ; zij bezogten de openbaare bad e n , en vervoegden z i c h zonder onderfcheid i n allerlei gezelfchappen. O o k v i n d t
m e n wegens h u n aangetekend, dat zij z i c h
aan tegennatuurlijke misdaaden fchuldig
m a a k t e n : w a n t , v o o r de mannen waren z i j
m a n n e n , en v o o r de v r o u w e n verftrekten
z i j t o t v r o u w e n . D e e z e ketters t r o k k e n
de opmerking v a n den waereldlijken R e g t e r ; e n , vermids hunne afgrijzelijke v e r f o e i l i j k h e d e n , gelijk de Christlijke deugden , hen niet konden doen ftaande b l i j v e n
i n den dag der b e p r o c v i n g e , keerden z i j
eerlang weder t o t het Heidendom, 't Is
w a a r , de zelfde K e t t e r i j w i e r d t wederom
ter baane gebragt, i n de vijftiende E e u w e , door zekeren P I K A R D , geboortig
u i t Vlaanderen,
die met zijne naavolgers
op de bergen v a n Bohemen w e e k , v a n
waar zij z i c h v o o r t s verfpreidden, tot dat

zij

G E S C H I E D E N I S .

99

zij te Amfterdam gevat wierden. Het ouos


zal niet kwalijk voegen, te deezer plaatze 1i E T T E aan te merken, dat de
Roomsch-Katholij- R IJ E N ,
ken deezen P I K A R D

een

Proteftant

ge-

noemd hebben, hoewel hij vr de Hervorming leefde, en dat de Proteftanten,


op hunne beurt, hem met den naam van
Roomsch-Katholijkhebbcn
beftcmpeld. D e
waarheid der zaake i s , dat hij tot geenen
van beide aanhangen behoorde, maar
een krankzinnig geestdrijver was, welke, niets van de beginzels des waaren
Godsdiensts verftaande, een nieuwen
Godsdienst zogt te verzinnen.
Omtrent het laatfte gedeelte der regee
ringe van Keizer C O N S T A N T I N U S D E N
G R O O T E N , ontftondt 'er een aanhang,
Ariaanen
genaamd; zij worden op den
lijst der Ketters geplaatst, doch, waarfchijnlijk, met zeer weinig gronds. D e
waarheid der zaake is, dat deeze lieden van
de leere der vastgeftelde Kerke alleen ten
deezen opzigte verfchilden, omdat zij beweerden dat de eene Kerkelijke niet boven den anderen was verheven. Zij leerden insgelijks, dat het huwelijk aan de
Geestlijkheid ongeorlofd was; ja, zij gingen zo verre, dat zij niemand in hunne
gemeenfehap wilden toelaaten, die niet
ongehuwd was. Van geen langen duur
was deeze aanhang: want, zonder het huwelijk, kan geene maatfehappij van menfchen onderfteld worden langen tijd te
kunnen ftand houden; ook ftrijdt het tegen de natuur en de reden dat zij ongeG 2
huwd

loo

G O D S D I E N S T I G E

N i e t ondienftig
O U D E h u w d zouden b l i j v e n .
K E T T E - oordeelden w i j h e t , hier ter plaatze v a n
R I J E N . h u n eenig gewag te m a a k e n , om hen te
onderfcheiden v a n de Ariaanen , m e t w e l k e
z i j i n naam groote overeenkomst hebben.
D e Ariaanerij was een aanhang, die
z i c h door veele gewesten der waereld v e r fpreidde, en op de volgende wijze z i j n e n
oorfprong nam. A R I U S was een O u d e r l i n g v a n de K e r k v a n Alexandrie, i n Egijpte; en dewijl hij een man v a n eenige
geleerdheid w a s , befteedde hij een g r o o t
gedeelte v a n zijnen tijd aan het redetwist e n o v e r Godgeleerde
gefchilftukken.
Zommige K e r k e l i j k e Gefchiedfchrijvcrs
v e r h a a l e n , dat de eerfte aanleiding t o t zijn
gefchil met de R e c h t z i n n i g e n w a s , omdat
hij na de Bisfchoplijke waardigheid v a n
Alexandrie f t o n d t , d o c h i n de v e r k i e z i n g
w i e r d t v o o r b i j gegaan. H o e v e e l waarheids 'er zijn moge aan d i t , c n aan eenige
andere d i n g e n , w e l k e v a n hem verhaald
w o r d e n , kan op deezen v e r r e n afftandvan
tijd niet beflist w o r d e n . D i t is z e k e r , dat
zijne begrippen v e e l onrust i n de K e r k
v e r o o r z a a k t e n , en dat hij leefde i n eenen
t i j d , i n welken meer werks gemaakt w i e r d t
v a n het v o e r e n v a n g e f c h i l f t u k k e n , dan
van het betragten v a n d e p l i g t c n der G o d zaligheid.
A L E X A N D E R , de m a n , w e l k e , i n het
mededingen na den Bisfchoplijken z e t e l
v a n Alexandrie, o v e r A R I U S hadt gezeg e v i e r d , predikte menigmaalen o v e r de
leer der D r i c e n h e i d . I n zijne L e e r r e d e nen

G E S C H I E D E N I S .

101

nen beweerde hij dat 'er niet meer dan ne O U D E


zclfftandigheid in den Vader, in den Zoon i i E T T E en in den Heiligen Geest is, en dat de drie R JJ E N .
pcrfooncn der Drieenheid niet meer dan
een zijn. D i t gaf A R I U S gelegenheid om
zich tegen hem te kanten; naadat hij eene
fchool geopend hadt, leerde hij zijne leerlingen, dat 'er een tijd geweest is, op
welken de Zoon nog niet gefchapen was;
dat hij, even gelijk de Engelen, der zonde
onderworpen was; dat hij met hetmenschlijk vlecsch vereenigd zijnde, de plaats
van eene mcnschlijke ziele vervulde, e n ,
gevolglijk, op dc zelfde wijze als de menfchen, aan fmart en allerlei onaangenaame
aandoeningen was blootgefteld.
In 't eerst ffcelde de Bisfchop alle middelen te werkc, welke hij kon verzinnen,
om hem zijne dwaalingen te doen verhaten; doch, toen alle decze vrugtloos
wierden bevonden, wierdt h i j , nevens
zijne naavolgers, door eene Kervergadering, beftaande uit honderd Bisfchoppen
van verfchillcnde Kerken in Egijpte en
Lijbie, van zijne waardigheden verlaaten, en uit de Kerk gebannen.
Zo veele ongelegenheden en wanorden
in de Kerk veroorzaakten de menigvuldige
gcfchillen, door de Ketterij van A R I U S
ontftaan, dat Keizer C O N S T A N T I N U S
D E
G R O O T E
zich in de onvermijdelijke noodzaaklijkheid bevondt, om met zijn
hoog gezag tusfehen de gefchilvoerende
partijen tusfehen beide te treeden. Deez*
doorluchtige Keizer, die niet alleen den
G 3
vre-

102
OUDE
ItET TERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

vrede en voorfpoed der Kerke wenschte,


maar zich ook aan het karakter der Euangliedienaaren liet gelegen zijn, plagt te
zeggen, dat indien hij eenen Bisfchop eene misdaad zag begaan, hij zijne oogen z o u
toefluiten. Eigenaartig was het, derhalv e n , teverwagten, dat dusdanig een Oppervorst een weezenlijke boezemfmartc
gevoelde, wanneer hij z o veele twisten
en oneenigheden zag ontftaan onder de
naavolgcrs van den gezegenden J E Z U S ,
dat de Heidenen daar mede den fpot dreev e n , e n de hoope voedden dat hunne Godsdienst wel haast zich zeiven zou vernietigen.

Om deeze verwarringen cn miskwaamen

te verhelpen, riep Keizer C O N S T A N T I N u s D E G R O O T E de eerfte algcmce-

ne Kerkvergadering bijeen, te Nice i n


Bithijnie;
driehonderd en achttien Bisfchoppen , behalven een groot getal andere Kerkendienaars, waren op dezelve tegenwoordig. Onder de Bisfchoppen bevonden zich verfcheiden uit Groot-Britaniiie.
De Kerkvergadering dagvaarde
A R i u s om voor haar te verfchijnen; hij
voldeedt aan deezen eisch, en verdecdigde zijne gevoelens klockmocdiglijk; dit
riettcgenftaande wierdt het banvonnis,
d o o r A L E X A N D E R tegen hem geveld,bckragtigd. Hierbij kwam nog een Keizerlijk bevelfchrift, waardoor hij, nevens
alle zijne naavolgcrs, van alle kerkelijke
c n burgerlijke waardigheden wierdt uitge;

o o t e n ; ten zelfden tijde wierdt hij t o t

eene

G E S C H I E D E N I S .

103

eene altoosduurende ballingfchap veroor- O U D E


KETT
deeld.
RIJEN
Van geen langen duur was, nogthans,
deeze ftrengheid. W a n t , naa verloop van
ruim drie jaaren, wierden alle Ariaanfche
Bisfchoppen in hunne zetels hcrfteld, en
A R I U S zelve uit zijne ballingfchap herroepen. Naadat hem de vrijheid was gegeeven ,
om zijne opwagting te maaken bij den Keizer , boodt hij dien eene geloofsbelijdenis
aan, zo kunftig opgefteld, dat c O N S T A N T I NUS daarover voldaan was; 't welk AT H A N A S I U S , toenmaals op den Bisfchoplijken ftoel van Alexandrie verheven, dermaate in arren moede deedt ontfteeken,
dat hij weigerde hem en zijne navolgers
tot de Kerkelijke gemeenfehap toe te laaten. De Ariaanen, even zeer tot gramfchap vervoerd, zogtcn de gunst van het
H o f te winnen; en dewijl zij aldaar veele
vrienden hadden, wierdt A T H A N A S I U S ,
op zijne beurt, in ballingfchap gezonden.
De Kerk van Alexandrie weigerde, egter,
A R I U S toe te laaten.

Dit deedt hem andermaal befluiten om


zich tot den Keizer te wenden; hij leverde denzelven eene tweede geloofsbelijdenis over, in zediger en gemaatigder bewoordingen opgefteld dan dc eerfte. C O N S T A N T I N U S was over dezelve zo wel

voldaan, dat hij aan A L E X A N D E R , Bisfchop van Conftantinopole, bevel gaf, om


hem den volgenden dag in zijne waardigheid te herftellen. Doch A R I U S ftierf in
den volgenden nacht.
G

Ver-

104 G
ODE
KETTERIJEN.

O D S D I E N S T I G E

Verfchillende zijn de berigten, welke,


wegens zijn overlijden, aan de naakoomelingfchap zijn overgeleverd, alle welke
lijnrecht met elkander ftrijden. Zijne vijanden verhaalen, dat terwijl hij zich op eene plaats bevondt, daar hij den aandrang
der natuure moest voldoen, alle zijne i n gewanden wierden uitgeftort,als een regtvaardig oordeel Gods over zijne ketterij
en ongeloovighcid. Andere bcrigten melden, dat hij door de vermocijenisfen der
reize dcrmaate was afgemat, dat hij, kort
naa zijne aankomst ten keizerlijken hove,
verleedt. Zijne naavolgcrs, daarentegen, hebben beweerd, dat hij door eenigen van den aanhang der Rcchtzinnigen
vermoord wierdt. D o c h , vermids alle
deeze berigten zo tegenftrijdig zijn, zullen wij de beflisfing van dezelve ovcrlaaten aan dien tijd, op welken dc Hccrc onze Verlos fer komen zal om de waereld te
oordeclen in geregtigheid. Want het is 011betaamelijk, haatlijke aanmerkingen tc maaken over eenig genootfehap van menfchen ,
wanneer 'er geene voldoende bewijzen
van hunne misdaad voorhanden zijn; e n ,
in menigvuldige gevallen , behoorden de
Christenen zich veeleer tc benaarftigen om
de misdaaden van anderen te verzagten
dan te verzwaaren.
Ondertusfchcn ftierf deeze Ketterij niet
met haaren ftigter; zij vondt een kragtdaadigen fteun in veele Keizers, die naa
CONSTANTNUS

DEN

GROOTEN

den

thrc-on beklommen. Menigvuldige gefchil-

len

G E S C H I E D E N I S .

105

len ontftonden 'er tusfehen de Rechtzinni- O U D E


gen en Ariaanen: want, hoewel A T HA- 1:E T E N A S I U S uit zijne ballingfchap herroepen RIJ E N.
wierdt, bedaarde, egter, daar door de
hevigheid der vervolginge niet. Zij voeren voort met elkander te vervloeken en
in den ban te doen. Weinig verneemt men
wegens de Ariaanfche Ketterij, naa het
einde der zevende Eeuwe.
MICHACL
S E E V E T U S , een Spaansch Artz, deedt
haar ten tijde der Hcrvorminge herleevcn;
hierom wierdt hij te Gerieve leevendig verbrand. Hij hadt weinige naavolgers.
Wat hunne geloofsbegrippen aanbelangt, de Ariaanen erkenden nen G O D
den Vader; zij geloofden dat de Zoon een
gefchapen weezen, en dat de Heilige Geest
een ftraal of uitvlocizcl der Godheid was.
Doch,niettegenftaande hunne ontkenning
van de Godheid van onzen Heere J E Z U S
C H R I S T U S , erkenden z i j , egter, de noodzaakrijkheid eener verzoeninge, om de
zondaars met eenen vertoornden GOD te
bevredigen. Nogthans geloofden zijniet,
dat 'er gcene verzoening kon gefchieden ,
ten zij de Verlosfer gelijk zij in waardigheid aan den perfoon, welke beleedigd cn
vertoornd i s ; e n , fchoon GOD oneindig
is in alle zijne heerlijke volmaaktheden,
het diensvolgens noodzaaklijk ware, dat
de voldoening gelijk was aan de misdaad
en fchuld. Het blijkt niet, in zo verre
wij uit onze eigen kundigheden kunnen
oordeclen, dat 'er heden ten dage een genootfehap van menfchen in de waereld i s ,
G 5
die

io6
OUDE
R E T T E'
H. IJ E N.

G O D S D I E N S T I G E

die belijden, met A R I U S , in allen opzigte in


begrippen overeen te Hemmen; nogthans
ontmoet men veelen, onder de verfchillende gezintheden der Proteftanten, welke gelooven dat C H R I S T U S niets meer
dan een gefchapen weezen is. Hoe z i j ,
ten aanzien van de zaligheid, op een gefchapen weczen hun vertrouwen kunnen
Hellen, laaten wij hen zelve oordcclen.
In zo veele takken verdeelden zich de
Ariaanen in de vroegfte Ecu wen , dat het
bijkans onmogelijk i s , derzelver onderfcheidenebenaamingenuit te vinden. Nogthans zullen wij de zulken aantekenen,
welke, zonder eenig gefchil, tot ons zijn
gekomen.
De eerfte verdeeling, of liever, de eerfte ondergefchikte aanhang, was die der
Halve-Ariaanen, dus genoemd, omdat zij
voorgaven eenigzins van A R I U S te verfchillcn, ten opzigte van zijn gevoelen,
raakende dc Driecnhcid. Zij gebruikten
zediger of gemaatigder bewoordingen;
doch, in de daad, hadt tusfehen hen geen
onderfcheid plaats: want, alles naauwkeurig ingezien zijnde, kwamen hunne begrippen overeen uit. Zij beweerden dat
C H R I S T U S niet van de zelfde zelfftandighcid met den Vader was , maar van eene
zelfflandigheid hem gelijk: zodat hij, volgens hunne leer, niet meer dan een gefchapen weezen was. Het blijkt niet uit de
Kerkelijke Gefchiedenisfe, hoe lang deeze
ondergefchikte aanhang hebbe ftand ge-

hou?

G E S C H I E D E N I S .

107

h o u d e n : doch het is waarfchijnlijk dat hij , ) U D E


z o lang als de hoofdaanhang z e l v e i n wee- K E T E *
UJEN.
zen is gebleeven.
D e volgende aanhang der Ariaanen droeg
den naam v a n Anomeaanen, dat w i l zegg e n , Zuivere-Ariaanen, omdat zij z i c h tegen de Halve-Ariaanen a a n k a n t t e n , e n
v o o r g a v e n dat zij de eenige echte naav o l g c r s v a n A R I U S waren.
E v e n gelijk deeze, lochenden zij de Godheid v a n
C H R I S T U S , en weigerden hem godlijke
eere te betoonen. Z i j veroordeelden de
Halve-Ariaanen, omdat deeze leerden dat
C H R I S T U S v a n de zelfde zelfftandigheid
met den V a d e r was. Z i j zelve verklaarden
dat hij v a n eene verfchillende zelfftandigheid , en aan het bederf onderworpen was.
O v e r 't geheel genomen hadt ' e r , derhalv e n , w e i n i g onderfcheid plaats tusfehen
hen en de oorfpronklijke Ariaanen.
E u o o x u s , Bisfchop v a n Conftantinopole, een leerling v a n L U C I A N U S den
M a r t e l a a r , ftigtte een n i e u w e n aanhang v a n
Ariaanen, w e l k e , naar h e m , den naam
vanEudoxiaanen kreeg. D e e z ' E U D O X U S ,
een man v a n
onderneemzieken geest
e n eenige b e k w a a m h e i d , nam de verdcediging v a n A R I U S op z i c h , en maakte
eenige verfchikkingen i n deszelfs leere.
H i e r d o o r v e r w i e r f hij een z o groot aantal
v r i e n d e n , dat h i j , d o o r den Ariaanfchen
aanhang, met deBisfchoplijke waardigheid
i n de K e r k van Germanicie, i n Sijrie, bekleed wierdt. H i j beftreedt de leer der
D r i e e n h e i d , i n dc talrijke Kerkvergadering
van Aatiochie, i n den jaar C C C X L I gehouden,
1

o8

G O D S D I E N S T I G E

O U D E den, en naderhand in de KerkvergaderinB E T T E ' gen van Sardien, Sirmium en Selicucia.


R IJ N.
't Was de Keizer C O N S T A N T I N U S D E

G R O O T E , door welken hij op den Aardsbisfchoplijkcn zetel van Conftantinopole


wierdt verheven. Naa den dood van
A R I U S , wierdt hij bet hoofd der Ariaanen.
De Eunomiaanen, een andere tak der
Ariaanfche Ketterij, wierden bekend kort
naa het overlijden van A R I U S . Zij ontleenden hunnen naam en oorfprong van
zekeren E U N O M I U S , Bisfchop van Cijzicus. In zijne eerfte jeugd hadt hij in den
krijg gediend, doch vervolgens gaf hij
zich aan de beeffening der Godgeleerdheid over. Hebbende zich onder het onderwijs van eenige Ariaanfche leermcefters
begeeven, zoog hij wel haast derzelver
begrippen i n , en beftreedt den aanhang
der Rechtzinnigen met de uiterfte hevigheid. E T I U S , volgens het getuigenis der
Kerklijke Gefchicdfchrijvcrs, niet alleen
een Ketter, maar ook een perfoon van
een ongeregeld gedrag, was zijn voornaamfte leermeester geweest.
Zulk een bitter vijand van de Rechtzinnigen was deeze E U N O J I I G S , dat hij
geftadig en bij alle gelegenheden met dc
uiterfte hevigheid op hen losging. D i t
bewoog den Keizer om hem in ballingfchap
te zenden; doch de Ariaanen bewerkten
zijne herroeping; zedert wierdt hij in de
loogfte eere gehouden. Zeer gering was
iiet verfchil tusfehen deeze en de overige
Ariaa.-*

GESCHIEDENIS.

109

Ariaanen i alleenlijk herdoopten zij deO U D E


zulken, welke tot hunne gemeenfehap 1l E T T E overkwamen. Onder alle de oude Ket- R 1 J E N .
ters was dit in een algemeen gebruik.
Een andere aanhang van Ariaanen droeg
den naam van Eufebiaanen, naar E U S E B I U S , Bisfchop van Ni-komediei cn vervolgens Aardsbisfchop van Conftantinopole. Omtrent het jaar C C C X X V I , wierdt
deeze een allerhevigst beftrijder der Rechtzinnigen. Dewijl hem den naam van eene
g r o o t e geleerdheid naaging,
behandelde
Keizer C O N S T ' A N T I N U S D E G R O O T E
hem met zo veel agting en onderfcheidingj dat hij zijnenthalve den Ariaanen
g r o o t e gunst toedroeg. Naaderhand wierdt
h i j , door opftooking der Rechtzinnige Bisfchoppen j gebannen; doch de invloed en
g u n s t der Ariaanen ten Hove was groot genoeg, om zijne vrijheid en herroeping te
bewerken. Zedert wierdt hij een gcflagen
vijand van A T H A N A S I U S , Bisfchop van
Alexandrie, welke met g r o o t e r hevigheid en
bitterheid, dan iemand der Christen Kerkvaderen , den Ariaanen tc keer ging.
Naa den dood van Keizer C O N S T A N TINUS

D E N G R O O T E N ,

beWOOgEUSE-

deszelfs zoon en throonsopvolger


C O N S T A N T U ' S
om de Ariaanen onder
zijne befcherming te neemen. Eene Kerkvergadering, in den jaare C C C X L I , op's
Keizers bevel, te Antiochie, bijeengeroepen , verklaarde de Ariaanfche Ketterij
voor den vastgeftelden of hcerfchenden
Godsdienst van het Keizerrijk.

BIUS

Zmts

IIO

G O D S D I E N S T I G E

Z i n t s de aflijvigheid v a n K e i z e r C O N OUDE
K E T T E - S T A N T I N U S D E N GR O O T E N , w i e r d t
RIJEN. M A C E D O N I U S , Aardsbisfchop v a n Conftantinopole, het hoofd en de aanvoerder
eens anderen aanhangs v a n
Ariaanen.
H i j befluurde de K e r k op eene w i l l e k e u r i ge wijze en als een dwingeland. Daarenb o v e n was hij z o b i j g e l o o v i g , dat hij de
beenderen v a n K e i z e r C O N S T A N T I N U S ,
u i t de K e r k der H e i l i g e A p o s t e l e n , na de
K e r k van ACASIUS D E N M A R T E L A A R
liet overbrengen. H e v i g e onlusten en oproerigheden ontflonden hierdoor onder het
v o l k , bij w e l k e verfcheiden perlbonen het
leeven infchooten.
V o o r h e e n was deeze M A C E D O N I U S ,
d o o r de Kerkvergadering van Conftantino.
pole, afgezet; en het wierdt algemeen o n d e r f l e l d , dat hij u i t een beginzel van misnoegdheid de ketterfche gevoelens hadt
aangenomen.
N i e t alleen ontkende hij dc
G o d h e i d v a n C H R I S T U S , maar hij v o e r
o o k h e v i g u i t tegen de g e c n e n , w e l k e den
H e i l i g e n Geest aanbaden. H i j ging z o
v e r r e dat hij verklaarde, dat de H e i l i g e
Geest niets meer dan een b l o o t gefchapen
w c e z e n , en e v e n gelijk de menfchen v a n
den w i l l e des Almagtigen afhanklijk was.
Zijne naavolgcrs maakten een g r o o t v e r t o o n v a n h e i l i g h e i d , cn waren zeer gef l r c n g i n hunne l e e v e n s w i j z e ; dit b e w o o g
veele l i e d e n , die het ftuk niet behoorlijk
d o o r z a g e n , om hunne leer te o m h e l z e n ,
e n volgens hunne v o o r f c h r i f t e n te l e e v e n .
D e meeste B i s f c h o p p e n , die weigerden de

[zo

G E S C H I E D E N I S ,

ut

[zo genaamde] geloofsbelijdenis der Apos- O U D E


telen te ondertekenen, voegden zich bij i L E T T E deezen aanhang. Zo groot was de op- R I J E N .
gang , welken dezelve eenen tijdlang maakte , dat hij verfpreid wierdt over en groot
aanzien verkreeg bij de geheele Christen'
Waereld. Niet weinig deeden hiertoe de
poogingen van M A R I T A N I U S , Bisfchop
van Nikomedie, een fchatrijk man, die
een groot gedeelte zijner rijkdommen befteedde om deeze leer 'te doen veld winnen. N o g gelukkiger zou hij hierin ge*
flaagd hebben, zonder den ijver van
A T H A N A S I U S , gerugfteund door verfcheiden Kerkvergaderingen, door welke
die leer veroordeeld wierdt.
Om de lijst van den onderfcheidene aanhangen der Ariaanen niet te verre te doen
uitloopen, zullen wij dien eindigen met
de Pholiniaanen, onder de regeering van
C O N S T A N T I N U S D E N GR O O T E N ,

naa-

volgers van zekerenPHOLINUS,Bisfchop


van Sirmich , in Pannonie. Zodanig was
de Kerk ten dien tijde door verfchillende
foorten van Ketterijen vaneen gefchcurd ,
dat z i j , die de waarheid lief hadden, naauwlijks wisten waar zij een getrouw' vriend
zouden vinden. P H O L I N U S was tot d
Bisfchoplijke waardigheid verheven, door
den invloed en de bewerking der Ariaanen, die, ten deezen tfde, groot aanzien
en vermogen hadden. Zich niet vergenoegende met de Godheid van onzen Heere
J E Z U S C H R I S T U S tc ontkennen, floeg

h i j , in zijne fchriften,

tot het uiterfte


over

112
OUDE
KETTERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

over van te verklaaren, dat G O D niet onmeetelijk of overaltegenwoordig is. Om


deeze reden wierdt hij door de Ariaanen
buiten hunne gemeenfehap gezet, en door
de Kerkvergadering van Milaan, gehouden in den jaare C C C X L V I , in den ban
gedaan.
Behalven de reeds gemelde, waren 'er
nog andere aanhangen onder de Ariaanen $
doch deeze waren van zo weinig aanziens en van zo korten duur, dat zij onzer opmerkinge onwaardig zijn.
Een zeer berugte aanhang onder de aloude Ketters, was de gezinte der Gnostu
ken ; volgens het berigt van E P I P H A N I U S ,
was S I M O N D E T O V E N A A R de ftigtcr
en aanvoerder van dezelve. Zij maatigden zich een hoogen trap van heiligheid
aan, en beweerden dat zij van den Geest
van boven waren aangeblaazcn. Even gelijk zommige Indiaanfche Heidenen, geloofden zij in het beftaan van twee eerfte
bcginzels of weczens, het eene goed en
het ander kwaad. Ovcreenkomftig met
hunne overige onverftaanbaare leerbegrippen, ondcrftelden z i j , dat 'er acht trappen of verdcelingen in den Hemel zijn, en
dat ieder van dezelve door een onderfchciden Vorst beheerscht wordt. De V o r s t ,
welke in den zevenden hemel zijn verblijf
hieldt, noemden zij S E B A O T H ; zij geloofden dat hij de zes hemelen beneden
zich hadt gefchapen, en dat de aarde met
alles wat op dezelve is, de werken zijner
handen waren. Zij leerden dat deeze Vorst
of

G E S C H I D N I S .

ir^

of God dc gedaante hadt van een Verken; d


dit gaf aanleiding tot het zeggen der Hei- KE T T E denen, dat de Christenen het hofd van R Ij E N ;
een Verken aanbaden; In den achtften
hemel plaatften zij den opperften God; zomtijds befchouwden zij dit weezen als tot
het mannelijk, op andere tijdn als tot
het vrouwelijk gflagt behoorcnde; Zij
ontkenden dat C P I R I S T U S hit de maagd
M A R I A was gebooren, en beweerden dat
hij flegts in fchijn hadt gleeden; e n , nogthans , erkenden zij hem voor den M E S S I A S , van uds door de Propheeten beloofd. Wat aangaat de Boeken van het
Oude Verbond; zij namen alleenlijk die
gedeelten van dezelve aan, welke met hunne begrippen ftrookten; zommige geloofden!
zij door godlijke aanblaazing te zijn gefchrecVen, andere niet. Van het Nieuwe
Testament Verwierpen zij d beide brieven
aan T I M T H U S gefchreeven, omdat zij
in dezelve uitdrukkelijk veroordeeld worden. Over 't geheel genomen, veroordeelden zij het grootfte gedeelte der Godlijke openbaaringe; Mannen en vrouwen
leefden gemenfchappelijk te zamen, zonder eenige agt te geeven op welvoegelij kheid of betaamelijkheid. Het wordt algemeen geloofd dat de Apostel J U D A S , int
het laatfte gedeelte zijns brieft, op hert
gezinfpeeld hebbe; Zij lchendert eene
algemeene opftanding, en dreeven dert
fpot met de leer van een toekoomendeni
ftaat van belooningn en ftraffen. Zij verzierden eene groote menige apokrife Boe
IL D E E L ,
H
keil!

114
OUDE
KETTERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

ken, bevattende veele belachelijke vertelzeltjes en affchuwelijke lasteringen. Doch ,


ten beste van het menschdom, en tot geluk van ieder Christen, is deeze aanhang
gantsch en al verdweenen.
De Valentiniaanen, dus genoemd naar
hunnen ftigter V A L E N T I N U S , wierden
't eerst bekend omtrent het midden der
tweede Eeuwe. Onder de aanhangen der
vroegfte Eeuwen van het Christendom,
was deeze een van de talrijkfte en vermaardfte. Allereerst wierdt dezelve in
Egijpte bekend; V A L E N T I N U S zelve
was een inboorling dier landftreeke. Oorfpronklijk behoorde hij tot den aanhang
der Gnostiken, doch maakte verfcheiden
veranderingen en verfchikkingen in de begrippen dier luiden. Egijpte verhaten
hebbende, kwam hij te Rome, alwaar hij
ruim twintig jaaren lang zijne gevoelens
predikte. Gelijk hij een geleerd man was.
dus ontleende hij zijne begrippen van de
beginzels der Platonisten. Ieder denkbeeld , welk men zich kan vormen, deedt
hij de plaats van eene Godheid bekleedcn.
Hij leerde dat het eerfte beginzel van
alles de Diepte was, en dat het, geduurende verfcheiden Eeuwen, onbekend was
gebleeven, als begaafd met het vermogen
van te kunnen denken en zwijgen. U i t dc
Diepte fproot het verfiand, als haar eenige zoon; de waarheid was zijne zuster.
Daarenboven leerde hij, dat 'er drie zelfftandigheden zijn, de Hoffelijke, de dierlijke cn de geestlijke. Hij ontkende dat
CHRIS-

G S C H I D N I S .

115

C H R I S T U S menschlijk vlcesch hadt aan- tfti


gcnomcn> en Helde dat hij ecniglijk door K E T T>
de baarmoeder der heilige Maagd was door- R IJ E N>i
gegaan 3 even gelijk het water door eene
goot loopt. Ook beweerde hij dat 'er drie
foorten van menfchen zijn, geestlijke
Hoffelijke en dierjijkc. In A D A M warert
deeze drie zclfflandighcden vercenigd,
doch in zijne kinderen zijn ze vaneen gefcheiden. Het geestlijk gedeelte ging over
in s E T H , het Hoffelijke in k A I N , en het
dierlijke in A B E L . Wijders leerden de
Valentiniaamn , dat het geestlijk zaad onftcrflijk zijn z o u , in weerwil van alle de
misdaaden3 welke zij mogten gepleegd!
hebben; dat de Hoffelijke menfchen geheel
en al zouden vernietigd worden j hoe vee*
Ie goede daaden zij ook verrigt hebben 5
en dat dc dierlijke menfchen, welke de
naavolgcrs zijn van A B E L , indien zij wel
doen, zullen overgebragt worden in eene
plaats van veiligheid; doch, zo zij kwalijk handelen, zullen vernietigd worden.
Zo ingewikkeld en fijn uitgeploozen was
dit zamenftclzel, dat geene anderen dart
Wijsgeeren zich daarvan een denkbeeld
konden vormen; en 3 nogthans, wierdt
het van eene groote menigte van allerlei
ilag van menfchen aangenomen.Niet
haauwkeurig hielden zich de leerlingen varj
V A L E N T I N U S aan het gantsch ontwerp
zijner leere; zij maakten daarin Verfcheiden veranderingen en verfchikkingen, zonder den vrede van hun genotfchap te floo*
yen* M e t eene zwarte kool worden zij
II 1
gth
>;

xi"
OUDE
ETTERIJ N.

G O D S D I E N S T I G E

getekend door den Kerkvader C L E M E N S


D E N A L E X A N D R I N E R ; hij verzekert
dat zij geene agt altoos gaven op de zedepligten, dewijl zij allen kinderen van s E T H
waren; zij rekenden het uit dien hoofde
geene zonden, welke gruwelftukken zij
ook pleegden. Zij beweerden dat 'er geene noodzaaklijkheid was voor de Christenen om zich aan den marteldood te onderwerpen: dewijl GOD zulks niet van hun
eischte, en dat zij,diensvolgens, CHRIST U S voor de Romeinfche Landvoogden
mogten verlochenen.
Zommigen onder hen verwierpen alle
uitwendige plegtigheden; anderen doopten hunne kinderen in den naam des onbekenden,Vaders, van deszelfs heiligen Z o o n ,
en van de Moeder der waereld; hier mede
bedoelden zij J E Z U S

C H R I S T U S en

de

maagd M A R I A . In n woord, de Valentiniaanfche Ketterij was volftrekt onbegaanbaar met de Godlijke eigenfehappen.
W a n t , toegeflaan zijnde dat zij Gods eenheid niet ten eenemaal te zoek bragt,ftelde z i j , nogthans, GOD tot een wanfehapen zamenmengzel van verfcheiden weezens.

Volgens hen was J E Z U S C H R I S -

T U S flegts een bloot mensch,in welken de


hemelfche C H R I S T U S was nedergedaald.
Den Heiligen Geest merkten zij niet hooger aan dan als eene bloote Godlijke kragt.
De opftanding des lichaams was, volgens
hunne leer, een ijdele droom; en zij hadden niet veel op met een der voornaamfte
grondwaarheden van den natuurlijken cn

G E S C H I E D E N I S .

117

geopenbaarden Godsdienst, te wceten, O U D


een toekoomenden Haat van belooningen K E T T E II IJ E N .
en flraffcn.
De Marcioniten waren een tak of ondergefchikte aanhang der Valentiniaanfche Ketterij. Zij ontleenden hunnen naam van
zekeren M A R C I O N , die, in zijne vroegere jeugd, het monnikskleed inde wildernis hadt gedraagen.
V a n ontuchtigheid
befchuldigd en overtuigd zijnde, wierdt
hij uit de Kerk geftooten, en in den ban
gedaan door zijnen eigen Vader, die de
Bisfchoplijke waardigheid bekleedde. H i j
begaf zich toen na Rome, en dewijl hem
hier de gemeenfehap der Kerke wierdt geweigerd, omhelsde hij de Ketterij der Valentiniaanen, wier leeringen hij met verfcheiden begrippen van zijne eigen uitvindinge vermeerderde. Onder andere leerde
hij, dat C H R I S T U S , toen hij ter helle
was nedergedaald,KAN nevens de Sodomiten uit dezelve verlost, doch de Aardsvaders en Propheeten aldaar hadt laaten
blijven. Veele jaaren hieldt deeze Ketterfche aanhang ftand. W a n t , in den jaarc C C C X X V I , was dezelve zo talrijk, dat
Keizer C O N S T A N T I N U S D E G R O O T E
een bevelfchrift deedt afkondigen, volgens 't welk zij gehouden waren, de gevoelens der Rechtzinnigen te omhelzen,
onder bedreiging van de ftrengfte ftraffen
in gevalle van nalaatigheid.
Doch, in
weerwil van alle deeze geftrengheid, bleeven zij meer dan honderd jaaren in weezen,
H 3

De

i8
.OUDE
jf E T T RIJEN.

G O D S D I E N S T I G E ;

De Atiaanen waren een aanhang van


Ketters, welke in Egijpte en andere
gewesten bloeiden, in het begin der vier,
de Eeuwe; zij ontleenden hunnen naam
van zekeren A T i u s , van geboorte een
$ijrir.
Deez' man, door eene verkwistende leevenswijzc, tot armoede vervallen zijnde, zette een goudfmids winkel
o p ; doch, dit beroep laatende vaaren, gaf
hij zich aan de wectenfehappen over, en
wierdt eerlang een diepzinnig redetwister,
U i t Antiochie, daar hij zich met der woon
hadt nedergezet, gebannen zijnde, nam
hij dienst als knegt bij zekeren wijsgeer te
'Amabazus, een ftad in -Cilicie, daar hij
de gronden der fpraak- cn redeneerkunde
leerde; doch ,mct zijnen meester in gefchil
geraakt zijnde over zijne begrippen, begaf
hij zich na Tarfus, en leide zich aldaar
op de Godgeleerdheid toe. Van Tarfus*
keerde hij weder na Antiochie j doch*
om de godloosheid zijner gevoelens, wierdt
hij wel haast andermaal uit deeze ftad ver-,
drceven: dit deedt hem het befluit neemen om zich in dc geneeskunde te oeffenen. T o e n , eindelijk, L E O N T I U S op den
jBisfchoplijken zetel van Antiochie was
verheven, verkoos deeze hem tot zijnen
piaken. Naa deezen post eenigen tijd bekleed te hebben, vertrok hij na Alexandrie; hier koos hij de zijde der A^^anen
en kantte zich als zodanig tegen A T H A N A sius. Bij de begrippen der Ariaanen
Voegde hij eenige van zijne eigen uitvindinge:' als bij voorbeeld, dat de goede
wer%

G E S C H I E D E N I S ,

irp

werken niet noodzaaklijk zijn tot zalig- O U D


heid dat gecnerlei zonde, hoe fnood i i E T T E en affchuwelijk ook, dezulken, welke in R IJ E N .
zijne leerbegrippen geloofden, buiten de
Godlijke gunst zoude ftooten dat G O D
aan hem dingen hadt geopenbaard, welke
hij voor de Apostelen hadt verborgen gehouden. Deeze aanhang hieldt ftand tot
omtrent het laatfte gedeelte der vijfde
Eeuwe, wanneer een algemeen bederf ter
Kerke begon in te fluipen.
Omtrent het einde der tweede Eeuwe,
wierdt de Kerk befmet door een veelgerugtmaakenden aanhang van Ketters, Bafilidiaanen genaamd. Deezen naam ontleenden zij van zekeren B A S I L I D E S , hunnen
ftigter, een man van eenige geleerdheid,
doch zeer ingenomen met de oeffening der
Toverkunde; hij was opgevoed onder eenigen der naavolgeren van den eerften
Ketter, S I M O N D E N T O V E N A A R . D e
bijzonderheden der kettcrije van B A S I L I D E S waren begreepen in de volgende leerflcllingcn: hij leerde dat G O D , tusfehen
deeze aarde en de verblijfplaats zijner heerlijkheid , driehonderdvijfenzestig hemelen hadt gefchapen dat elk van deeze
hemelen door een afzonderlijken Engel
wierdt beftuurd dat de Beichermngel
van den bovenften hemel den Engel hadt
gefchapen, die het bewind voerde over
den hemel onmiddelijk onder den eerften,
en zo vervolgens tot den laagften toe.
Wijders leerde hij dat C H R I S T U S niet
weezenlijk aan het kruis geleeden maar
H 4
dat
}

I2Q G O D S D I E N S T I G E
OUDE

Jt E T T ERIJEN.

hoH Ti ?
zijne plaats
bekleed hadt - als mede dat mannen en
vrouwen gemeenfchapijk te zamen mogen woonen. Verder beweerde h i j , dat
zijne naavolgers, om dc fmarten van den
marteldood te ontgaan, hun geloof mogten verzaaken; als mede dat de ziel alleen
Zal zalig worden, maar dat het lichaam
nimmer mt het graf zal worden opgewekt.
Zeer veel werks maakten zijne naavolgcrs van zekere tovcrgcftecntcn, welke
7--uL V e d e v e e r i n g e n gebruikten.
Zij hadden de gedaante van penningen; het
woord A B R A X A S ftondt op dezelve te leezen; dit woord betekende driehonderdvijfenzestig. Aan de tegenzijde ontmoette men dikmaals de twaalf tekens van den
Zodiak;, op andere van deeze penningen
zag men nu en dan eene groote menigte
andere afbeeldingen. U i t dit alles mogen
wij befluiten dat deeze ketterij bcftondt
int een zonderling mengzel en zamenraapzel van Hcidenfche gewoonten en plegtigheden, onder den naam van Christlijken
godsdienst.
Dewijl de gevoelens, boven vermeld,
de verdorvene neigingen der menfchen
ltreelden, dus vinden wij ook dat zij gretig omhelsd wierden. Van hier dat deeze
ketterij zich verfpreidde door veele provincin van het Romeinfche gebied, gelijk
hhjkt uit het getuigenis van den H . H I E R O N Y M U S , die omtrent het einde der
vierde Eeuwe leefde, en verhaalt dat 'er
yeele leerlingen, en vergaderingen diens
aanS

0 1

bez

C I R F

N E

G E S C H I E D E N I S .

121

aanhangs d o o r Egijpte,
Afie en Spanje O U D E
v e r f p r e d waren.
DeManicheen maakten een der talrijkfte R I J E N .
aanhangen u i t onder de oude K e t t e r s i n
de Christen Kerke. Z i j ontleenden h u n n e n
naam v a n zekeren M A N E S , o f M A N I C H E U S , d i e , onder den K e i z e r P R O B U S ,
omtrent; het laatfte gedeelte der derde
E e u w e , leefde.
Zijne gefchiedenis is
zeer b i j z o n d e r , en k o o m t hoofdzaaklijk
hierop u i t .
TEREBINTHUS,
een leerling v a n
S C Y T H I A N U S , een Tovenaar , uit Palefiina na Perfie ge weeken z i j n d e , en v i n dende dat zijne l e e r b e g r i p p e n , door de
Priesters en geleerde mannen dier landf t r c e k e , beftreeden w i e r d e n , was hij genoodzaakt de t o e v l u g t te neemen i n het
huis eener w e d u w v r o u w e , daar hij v e r m o o r d wierdt. D e e z e v r o u w , de erfgenaame v a n de boeken en het geld v a n T E R E B I N T H U S geworden z i j n d e , kogt een
flaaf, C U B R I E U S genaamd, dien z i j v e r volgens v o o r haarcn z o o n aannam, en i n
alle de weetenfchappen, welke i n Perfie
geleerd w i e r d e n , deedt onderwijzen. N a a
de aflijvigheid der w e d u w v r o u w e , veranderde deeze C U B R I E U S zijnen n a a m , o m
daar door de gedagtenis v a n zijnen v o o r gaanden ftand u i t te wisfehen, en nam dien
van M A N E S a a n , i n de Perfifche taal een
Schip betekenende.
Naadat hij de b o e k e n , door T E R E B I N T H U S naagelaaten, hadt geleezen, begon
hij eene nieuwe leer te v e r k o n d i g e n , te
H 5
wee,

122

G O D S D I E N S T I G E

wccten, dat hij de Heilige Geest, of de


E -Trooster
was, door onzen Heer
C H R I S T U S aan zijne leerlingen beloofd.
Hier door verwierf hij veele paavolgers,
en wierdt het hoofd eens talrijken aanbangs. In naavolging van zommige H e i ,
denfehc Wijsgeeren , leerde hij dat 'er twee
algemecne of opperfte beginzels zijn, van
welke het een de oorzaak van alles goeds,
het ander de bewerker van alles kwaads
was. Zijne leerlingen fpoorde hij tot
allerlei ondeugden aan, ftelde de vleeschlijke onreinigheden als deugden voor, en
verboodt hun aan iemand buiten hunnen
eigen aanhang aalmoezen uit te deelen.
Hij beweerde dat de zielen zijner naavolgeren uit hunne lichaamen overgingen in
de Maan, en vervolgens in de Z o n , om
gezuiverd te worden, van waar zij wijders overgevoerd wierden tot G O D , met
wiens zelfffandigheid zij tot in eeuwigheid verecnigd wierden. Wat aangaat de
zielen van andere menfchen, zij wierden na de hel gevoerd om gepijnigd
of met andere lichaamen x^ereenigd tc
worden.
Hij leerde dat
C H R I S T U S
Sjtl verblijf hieldt in de Z o n , dc Heilige
(Seest in de lucht, de Wijsheid in dc Maan ,
Hij
{ ja de Vader in de diepte des lichts.
ochende de opftanding des lichaams,
1 veroordeelde het
huwelijk, en verkon iigde dat C H R I S T U S de flang was, wek
]:e E V A verleidde. Hij verboodt het ge1>ruik van eijeren, kaas, melk en wijn ,
5ik fchepzels van het kwaade beginzel.

OUDE
K E T
SR I J

J E Z U S

iiij'

G E S C H I E D E N I S .

123

Hij bediende zich van een ander Doopfor- O U D E


mulier, dan door de Kerk was voorge- 1 i E T T E fchreeven. Hij leerde dat de burgerlijke R I J E N ,
Overheden niet moeten gehoorzaamd worden , en dat de oorlogen, welke wij regtvaardig noemen, ongeoorlofd zijn.
Het zou een eindeloos werk z i j n , alle
de godlooze leerftelngen van deezen
Ketter op te noemen, van welken L E O ,
Bisfchop van Rome, plagt te zeggen, dat
de D u i v e l , die in alle ketterijen heerschte, eene fterkte gebouwd en eenen throon
hadt opgericht; in de ketterij der Manicheen, die alle de dwaalingen en godloosheden omhelsden, voor welke 's menfchen gemoed vatbaar is. Even verfchriklijk was de dood diens fnooden menschs,
als zijn leeven ondeugend geweest was.
W a n t , bij gelegenheid dat de zoon des
Konings van Perfie in eene gevaarlijke
ziekte was gevallen, ondernam M A N E S
het om hem te geneczen; hierop liet de
vader de overige genecsheeren gaan, en
de kranke ftierf. Als een bedrieger wierdt
M A N E S in de gevangenis geworpen, uit
welke hij kort daarnaa ontvlugtte; doch ,
door 's Konings dienaars weder agtcrhaald
zijnde, wierdt hij terug gebragt, vervolgens leevendig gevild en zijn lijk voor de
wilde beesten geworpen.
In tw ee rangen waren de Manicheen verdeeld , de Uitverkorenen, en de Toe-,
hoorders. In naavolging der twaalf Apostelen , beftonden dc Uitverkorenen uit
ieen twaalftal; hun was een dertiende toeger

124
OUD E
KETTI
&1JEK

G O D S D I E N S T I G E

gevoegd, welke, in zekeren z i n , als een


Paus over hen het beftuur oefFende.
De Toehoorders maakten het groote gros
der naavolgeren van M A N E S u i t , welke
alle zijne godlooze bedriegerijen aankleefden.
In de vierde Eeuw kondigden de Keizers verfcheiden wetten of bevelfchriften
tegen deezen aanhang van Ketters af;
doeh, in weerwil van deeze, en van de
befluiten van verfcheiden Kerkvergaderingen, hielden zij nog veele jaaren ftand.
Zij verzierden veele apoerife boeken,
welke zij aan de Apostelen toefchreeven;
doch zij zijn met zo veele en verfchrikIijke lastergevoelens opgevuld, dat zij
bunne eigen wederlegging medebrengen.
Eigenaartig is het hier aan te merken, dat
de groote Kerkvader, de H . A U G U S T I N U S , Bisfchop van Hippo, 'va Afrika, in
zijne jeugd, een leerling en naavolger van
deezen aanhang was; doch, tot rijper
jaaren gekoomen zijnde, verzaakte hij alle
hunne leerftellingen, en voegde zich bij
de algemeene Kerk.
D e Origenisten maakten een anderen
aanhang van Ketters uit. Deszelfs ftigter
was de waereldvermaarde O R I G E N E S , die
veele jaaren het ampt van Ouderling in
de Kerk van Alexandrie bekleedde. Langen ti jd hadt deez' groote en geleerde man
der Christlijke Kerke tot een luisterrijk
fieraad verflrekt; doch, in zijne laatfle
'eevertsjaaren, omhelsde hij eenige begrippen, onbeHaanbaar met het algemeen
ge-

G E S C H I E D E N I S .

125

geloof; en dewijl deeze nog verder wier- O U D


den uitgebreid door de zulken, welke 1 C E T T E zich voor zijne naavolgers uitgaven, ver- R 1 J E N , '
wekten dezelve veele onlusten en verdeeldheden in de vroegfte tijden van 't
Christendom.
R F I N U S , een Ouderling van Alexan*
drie, omtrent het laatfte gedeelte der vierde Eeuwe, veel werks gemaakt hebbende
van de fchriftcn van O R I G E N E S , omhelsde de begrippen diens vermaarden
Schrijvers, raakende de Platonische Wijsbegeerte, en bragt dezelve op de Christlijke Godgeleerdheid over. V o l van deeze
denkbeelden, begaf hij zich na Jeruzalem, daar O R I G E N E S veele naavolgers
hadt. Hier wist hij de gunst te winnen
van M E N A L I A , eene Romeinfche Juffer,
zeer vermaard van wegen haare godsvrugt
en heiligheid. In 't gevolg van deeze
Juffer reisde hij na Rome, daar haare
bloedverwanten woonden, en hij zelve *
op haare ijverige aanprijzing, behandeld
wierdt met den eerbied, aan de uitmuntendfte karakters verfchuldigd, even als
ware hij iemand geweest van den hemel
gezonden om de waereld te hervormen.
Naadat R U F I N U S , door eenige perfoonen van het eerfte aanzien te Rome, dus
geliefkoosd cn geftrecld was, nam hij de
uitwendige gedaante van eenvoudigheid
aan, en, naar het voorbeeld van O R I G E *
N E S , geliet hij zich eene diepe veragting
te hebben voor alle waereldfche dingen.
Dit deedt hem bij het volk voorkoomen
als

ia6

G O D S D I E N S T I G E

U D E als iemand, welke den hoogften trap var!


K E T T E - Christlijke volmaaktheid hadt bereikt*
R I J E N . Van dit vooroordeel bediende zich R U F I N U S om zijne leerbegrippen voort te planten; de invloed, welken M E N A L I A op
veelen onder het volk hadt, kwam hem
in deezen grootlijks te ftade.
Men bouwde te Rome een huis, waarin
hij openlijk voor het volk predikte. Dewijl het getal zijner leerlingen dagelijks
grooter wierdt, vatte de Bisfchop dier
ftad zulk een hevig misnoegen tegen hem
op, dat hij hem bij de burgerlijke Overheid aanbragt. 't Gevolg hiervan was,
dat hij ter ftede uit gebannen wierdt. Van
Rome vertrok hij na Aquilea, daar hij
openlijk zijne gevoelens voortplantte*
M E N A L I A , die door hem misleid was,keerde weder na Jeruzalem.
Niet alle beginzels, welke door deezen
man verfpreid wierden, kunnen op de rc-kening van den geleerden O R I G E N E S gefield worden; zeker is het, egter, dat
zommigen van dezelve door hem in zijnen
ouderdom wierden voorgedaan. De voornaamfte kunnen onder de volgende hoofddeelen gebragt worden.
I. De zielen der menfchen zijn hei-5, lige verfiandlijke weezens, geformeerd
uit ftraalen der heerlijkheid, afkom^
ftig uit het Godlijk Opperweezen.
II. De ziel van C H R I S T U S wierdt
vereenigd met den Logos, of het God>, lijk W o o r d , al lang vr de ontvanke>, nis van zijn lichaam*

G E S C H I E D E N I S .

127

III. D c ziel van C H R I S T U S verliet O U D E


de Godlijke natuur, met welke zij al 1U T T E
lang te vooren was vereenigd geweest, R IJ K N.
en voegde zich bij het lichaam in de
baarmoeder van M A R I A .
IV.
De Godlijke Logos,
of het
W o o r d , ging door alle de orden of rangen der Engelen, voordat dezelve in
de baarmoeder der Heilige Maagd ne derdaalde.
V . Naa de algemeenc opftanding,
zal de oorfpronklijke gedaante van de
lichaamen der menfchen veranderd, en
5, klootrond worden.
V I . De Z o n , Maan cn Starren zijn
met zielen begaafd.
VII.
In de nog tockomflige E c u ,, wen, zal C H R I S T U S fterven, om eene
verzoening te wege te brengen voor
de zonden der gevallen Engelen, waar door zij in de Godlijke gunst zullen
herfteld worden.
V I I I . G O D S magt is niet oneindig,
maar in zommige opzigten kunnen aan
, dezelve paaien gefield worden.
I X . Naa een zeker tijdverloop, zul,, len alle de veroordeelden zondvergiffe nis ontvangen, en uit de hel overge, bragt worden in de eeuwige gelukza ligheid."
Iedereen, in de godgeleerde fchriften
van laatere tijden eenigzins bedreeven,
die decze leerftellingen aandagtig overw ecgt, zal bekennen dat zommigen derzelven zijn aangenomen van veele geleerde
5

I2 G O D S D I E N S T I
OUDE

de mannen, welke zedert de h e r v o r m i n g

tt E T T E geleefd hebben.
D a n , d i t kan tot geen
R IJ E N . v o l d o e n d bewijs v a n derzelver fchriftmaa-

tigheid y e r f t r e k k e n .
De naamen dier
Schrijvers zouden w i j hier k u n n e n nederf l e l l e n ; d o c h , dit z o u Van geen weezenlijk n u t kunnen z i j n , dewijl welmeenende lieden hierdoor zouden kunnen gen o o p t w o r d e n tot een onderzoek v a n zaak e n , van geen gewigt ter bevorderinge
van hunne eeuwige gelukzaligheid.
De
zwakken zou dus een ftecn des aanftoots
i n hunnen w e g kunnen gelegd 3 en in 't
einde hunne altoosduurende
behoudenis
in gevaar gebragt w o r d e n ;
't Blijkt dat
alle deeze beginzels hunnen oorfprong genomen hebben u i t vleeschlijke b e g r i p p e n ,
en u i t de begeerte om in te dringen in
Zaaken, welke het G O D E heeft behaagd
v o o r de kinderen der menfchen te verbergen.
Eene voornaame plaats op den Ketterlijst der vroegfte Eeuwen verdienen de
Donatisten. Veel gerugts maakten zij in
de w a e r e l d , bijzonderlijk in Afrika,
daar
zij veele jaaren bloeiden. Allereerst w i e r den zij bekend omtrent den aanvang der
vierde E e u w e , weinige jaaren v r dat
e o N S T A N T i N u s D E G R O O T E den K e i zerlijken t h r o o n beklom.
D O N A T U S , het hoofd cn de ftigter
van deezen aanhang, was een Bisfchop i n
Numidie; d o c h , alzo hij een mensch v a n
een onrustigen en woelagtigen geest was ^
taakte hij in den haat zijner gemeente; d i t
deedfc

G E S C H I E D E N I S ^

129

deedt hem befluiten om haar te v e r l a a t e n , OUDE


c n z i c h elders met der w o o n neer te zet- K E T T E *
ten.
O m t r e n t dien tijd o v e r l c c d t de Bis- R ij E r*.
fchop v a n Karthagoc n dewijl 'er eene
n i e u w e v e r k i e z i n g moest
gefchieden,
boodt hij z i c h aan onder de g c e n c n . d i e na
deeze waardigheid ftonden.
M a a r de G e meente hadt een berigt wegens z i j n karakter en gedrag weeten magtig te w o r d e n ; hierom w i e r d t hij met cenpaarige
ftemmen afgeweczen. E n vermids zijne
eigen K e r k reeds een n i e u w e n Bisfchop
hadt v e r k o o z e n , wierden zijne driften
hierdoor derwijze gaande gemaakt, dat
hij het befluit nam om z i c h v a n de algemecne K e r k af te z o n d e r e n , en eene
S c h c u r k c r k op tc r i c h t e n , naar zijnen e i gen naam genoemd.
H e t leedt niet l a n g ,
o f hij v o l v o e r d e z i j n v o o r n e e m e n , t o t
ergernis v o o r den Godsdienst en t o t na
deel v o o r de K e r k .
In zijn geheele gedrag ffcraalde meer l i s tigheids d o o r , dan i n de handelwijze v a n
alle dc K e t t e r e n , welke v r hem geweest
waren.
A l l e dc vroegere K e t t e r s hadden leerbegrippen v a n z u l k eenen aart o m h e l s d , dat ze hen v a n alle gemeenfehap
met dc R e c h t z i n n i g e n v o l f t r e k t u i t f l o o t e n .
D o c h deeze K e t t e r w i e r d t te raade om z i j n
n i e u w zamenftelzel i n z o verre met heC
oude te doen ovcreenftemmen, dat de o n bedagtzaamen ligtlijk i n den ffcrik k o n d e n
gelokt w o r d e n . H i j wist hoe hij zijne leerredenen naar de driften der menfchen
moest p l o o i e n , en naar het gedrag v a n
II. D E E L .
I
Z0Q>

130
OUDE
KETTERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

zommigen der R e c h t z i n n i g c n i n r i g t n .
E n , i n de d a a d , dewijl veelen der laatstgenoemden grooten aanftoot gcgeevcn hadd e n , nam D O N A T U S decze gelegenheid
waar o m zijnen toehoorderen i n te prenten , dat de K e r k niet onfeilbaar was.
D a t de K e r k niet onfeilbaar i s , kan niet
ontkend w o r d e n , indien door het w o o r d
Kerk v e r d a a n w o r d e , het geheele lichaam
der g e l o o v i g e n , w e l k e i n deeze waereld
van den C h r i s t l i j k e n Godsdienst openbaare belijdenis d o e n ; doch dit is eene z o algemecne, onzekere en onbepaalde benaam i n g , dat aan dezelve geen z i n o f betekenis kan gehegt w o r d e n .
D e voornaame
misdag is h i e r i n gelegen, dat men niet o n derfcheidt tusfehen het w o o r d K e r k , c n
de belofte, door o n z e n G o d l i j k e n V c r l o s fer aan zijne leerlingen gedaan. A a n deeze betuigde C H R I S T U S , dat de poorten
der helle zijne Kerk ( o f Gemeente) nimmer
zouden overweldigen.
Zijne
woorden
z i j n gewisfclijk waaragtig: w a n t , z e l f i n
de duisterde E e u w e n , v o n d t men nog
m e n f c h e n , welke z i c h niet gefchaamd
hebben belijdenis te doen v a n zijnen
n a a m , c n hem i n oprechtheid te d i e n e n ,
gelijk i n 't v e r v o l g nader zal blijken.
D e onfeilbaarheid was niet t o t de L e c ken bepaald; veelen v a n dezelve omhelsden de verfoeijelijkfte d w a a l i n g e n , o v e r
w e l k e een iegelijk mensch zich behoorde
t c fchaamen. D e onfeilbaarheid was ook
de uitfluitende eigendom niet der Geestl i j k e n : want veelen v a n dezelve v e r z i e r den

G E S C H I E D E N I S ,

i r
3

den niet flegts nieuwe leerbegrippen, in


tegcnftclling van den Rechtzinnigcn Godsdienst, maar zij maakten zich daarenboven fchuldig aan de ergerlijkite misdaaden, over welke zelf de Heidenen zouden gebloosd hebben. Maar de onfeilbaarheid bcftondt in de Godlijke belofte, dat
'er altoos eenige perfoonen zouden gevonden worden, die door de onfcilbaare
Voorzienigheid tot de onfeilbaare wijsheid geleid wierden; en, hoewel eene
meer dan Egijptifche duisternis zomwijleu
de Christlijke Kerk zou bedekken, G O D ,
nogthans, in zijne oneindige bermhartigheid, zijne magt zou te werk ftellen om
al dat geen te onderfchraagen cn te handhaaven, 't welk, door zijnen ecniggeboo-,
ren Z o o n , ten beste der zondaaren was
verrigt. Dat dit ook met 'er daad gebeurd
i s , blijkt uit menigvuldige gefchiedkundj.
ge getuigenisfen.
Gelijk deeze Ketter, nevens alle de overigen van den zelfden ftempel, zich van
dc Rechtzinnige Kerke hadt afgezonderd,
dus leerde hij, dat de D o o p , door iemand, niet tot zijnen aanhang behoorende, toegediend, onwettig was. Geene
geringe aanmoediging vondt hij in deeze
Helling, door de gefchillen, welke, omtrent vijftig jaaren vr dat hij zich tot
het hoofd eens nieuwen aanhangs hadt
opgeworpen, ontftaan waren. Op ver
fcheiden Kerkvergaderingen en Sijnoden
was het in bedenking gegeeven en beredeneerd, of een perfoon, door een Ketter
Ia
ge*
f

OUD*
CETT
RIJEN,

132
TJDE
KETTERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

gedoopt, moest herdoopt worden; doch


de Rechtzinnige aanhang kantte zich
lleeds tegen dit gevoelen. Dewijl 'er,
ten deezen tijde, veele lieden in Afrika
gevonden wierden, niet volkomen geworteld en gefterkt in de beginzels van
den Godsdienst, omhelsden zij gretig decze leer; en het was in gevolge hiervan,
dat de Donatisten zeer talrijk wierden.
Een andere van zijnelccrftellingenwas,
dat, vermids C H R I S T U S zijne Kerk met
geene onfeilbaarheid begiftigd hadt, hij
( D O N A T U S ) met het gezag bekleed was
om alle dwaalingen en bederf in de godsdienftige begrippen uit den weg te ruimen.
Gelijk dit gevoelen uit den
aart gefchikt was om het gemeene volk te
betoveren, wierdt hij in ftaat gefteld om
Kerken op te richten, zelf om Bisfchoppen en Diakenen te ordenen, 't Was op
deezen grondflag, dat de gezin te der
Donatisten zo vermogende wierdt in Afrika,

dat

CONSTANTINUS

DE

GROOTE

te vergeefs zijne Keizerlijke majefteit en


magt gebruikte, om hen uit te rooijen.
JNiet alleen hadden zij hunne eigen Bisfchoppen en Kerken, maar zij beriepen
ook Sijnoden en Kerkvergaderingen, om
hunne Kerktucht te regelen, zonder dat
zij daartoe van de burgerlijke Overheid
gemagtigd waren.
Alle Rechtzinnigen
deeden zij in den ban, als Ketters die het
geloof verlochend hadden; cn zich bedienende van de onlusten, welke toenmaals in Afrika heerschten, hadden zij

dc

G E S C H I E D E N I S .

133

de ftouthcid om de z u l k e n ter dood te O U D E


b r e n g e n , welke i n gevoelens v a n h u n v E T T E verfchildcn. J a , z o aanzienlijk waren zij R I J E N .
i n getal en magt, dat bet i n Afrika moeil i j k v i e l te b e p a a l c n , wie tot den aanhang
der R e c h t z i n n i g e n , o f tot dien der K e t t e ren behoorde.
O p deeze wijze behielden zij langer hunnen b l o e i , dan eenige
aanhang, v a n w e l k e n wij dus lang gehandeld hebben.
W a n t 'er zijn nog eenige
blijken v o o r h a n d e n , dat zij z o laat als i n
de zevende E e u w e nog i n w e c z e n w a r e n .
I n dc wijze v a n hunnen openbaaren E e r d i e n s t , volgden zij de R e c h t z i n n i g e n ;
doch zij maakten geen gebruik v a n zodanige gedeelten der Schriftuure , welke niet
konden dienen ter ftaavinge v a n hunne e i gen b e g r i p p e n , door aan dezelve een gedrongenen en verkeerden z i n te hegten.
T e n laatfte wierden zij verflonden i n dien
v l o e d van dwaalingen, welke de Roomfche
Kerk overftroomdc. Z e l f i n onze d a g e n ,
zijn zommigen v a n haare leden de gevoelens der Donatisten
toegedaan, h o e w e l
zij het niet openlijk erkennen.
D e Agnoeeten, een andere aanhang v a n
K e t t e r s , wierden omtrent het midden der
vierde E e u w e i n d c K e r k bekend.
Hunne
b e g r i p p e n , die van een zeer zonderlingen
aart w a r e n , w i e r d e n ' t eerst v e r f p r c i d d o o r
zekeren T H E 0 P R O N I U S , een i n b o o r l i n g
van Kappadocie, een man zonder geleerdheid , doch ftout en onverzaagd i n alle zijne
onderneemingen.
H i j leerde zijne naavolg c r s , G O D ' S alweetendheid te l o c h e n e n
I
be8

134

G O D S D I E N S T I G E

U D E 1 i c w e c r e n d e dat hij de voorlecdene d i n K E T T E - gen alleen u i t het geheugen, cn de toeR I J E N , fcoomende d o o r eene onzekere wisfelval-

lige voorwcetenfchap w i s t . D e onwaardigfte begrippen koesterden deeze lieden


ten aanzien v a n G O D , als den maaker der
Waereld, en v a n C H R I S T U S , a l s den V e r losfer der zondaaren.
H u n n e dwaaling
b o u w d e n z i j op dc plaats bij M A R K . X I I .
3 2 . daar gezegd w o r d t :
Van dien dag en
uure weet niemand, noch de Engelen des
hemels, noch de Zoon, maar de Vader alleen. D e naam deezes aanhangs betekent
Zo v e e l als Weetnieten ; e n , in de daad ,
zij veragtten allerlei geleerdheid.
Ligt
z o u iemand v e r m o e d e n , dat een zamenf t e l z e l , op onkunde g e b o u w d , w e l h a a s t
in het vergeetboek z o u geraaken; en>
e g t e r , v i n d e n w i j n o g eenige overblijfzels v a n deeze K e t t e r s in het midden d e r
zesde E e u w e ; d o c h , in v e r v o l g v a n t i j d ,
v i n d e n w i j h u n n e n naam niet genoemd.
N i e t lang naa den dood v a n J O A N N E S
den Euangelist,
o n t f t o n d t ' e r eene g e z i n te v a n K e t t e r s in dc K e r k , onder den
naam v a n Alogiaanen,
dus g e n o e m d , om
dat z i j den G o d l i j k e n Logos, het Woord,
o f den Z o o n v a n G O D lochenden. Z i j
v e r w i e r p e n het Euangelie v a n J O A N N E S ,
als een onecht gefchrift; het blijkt niet
dat zij v o o r decze handelwijze eene beter
reden hadden, dan omdat het hunne leerftellingen wederfprak. D e ftigter v a n deezen aanhang was zekere T H E O D O R U S ,
geboortig v a n Bijzantium,
en v a n beroep
een

G E S C H I E D E N I S .

135

een lcdcrbereider. Geduurende de hitte O U D E


der vervolginge van het Rechtzinnige ge-1; E T T E RIJ E N .
loovc afgevallen, verzogt deeze naderhand om wederom in dc Kerk te mogen
toegelaaten worden; doch, vermids zijn
verzoek wierdt van dc hand geweezen,
broedde hij de bovengemelde begrippen
u i t , welke zedert door de Ariaanen nog
verder aangekweekt en uitgebreid wierden.
S E V E R us was de grondlegger van eene
gezinte van Ketters, die den naam van
Angeliten voerden; zij wierden bekend
omtrent het laatfte gedeelte der vierde
Eeuwe. Zij geloofden dat de Vader, de
Zoon en dc Heilige Geest n en dc zelfde waren; dat geen van deeze op zich zclveri, cn uit zijne eigen natuure beftaat;
maar dat 'er een algemeene G O D of Godlijkhcid i s , in hun allen beftaande, en
dat ieder van hun G o D is door betrekkelijkheid tot en deelgcnootfchap aan die
Godlijkhcid. Zeker is het, dat dusdanige denkbeelden niet kunnen begrecpen
worden van menfchen van den laagftcn
rang, die zich alleenlijk tot de eenvoudige cn ligtbevattelijke waarheid bepaalen.
D i t was de reden, dat deeze lieden wel
haast verdweenen.
D c Apelliten waren een aanhang van Ketters , welke 't eerst eenig gerugt maakten omtrent het midden der tweede Eeuwe; zij ontleenden hunnen naam van eenen A P R L L E S , weleer een leerling van
MARc 10N.

Zij beweerden, dat C H R I S I 4


3
T

56

G O D S D I E N S T I G E

u s , toen hij van den hemel nederdaal-

OUDE 'I
K E T T E - d e, een lichaam hadt ontvangen, met
R IJ R N. it de zelfftandigheid van zijne moeder ,
t

*"

" r mar van de vier elementen; en vervolcns, dat hij het, naa zijnen dood, aan
le waereld hadt wedergegceven, en cuens<
Aokens zonder een lichaam was ten hemel
revaaren. Gelijk veele andere Ketters,
Ireloofden zij in twee beginzels, het een
\ roed, het ander kwaad. Zij verwierpen
IilledeProfeetifchcfchriften, en ontkenden de opftanding des lichaams. Zommige leden van deezen aanhang bleeven in
weezen tot den tijd toe, dat A R I U S zijne
leerbegrippen verfpreidde, wanneer zi]
zich bij zijne naavolgers fchijnen vervoegd te hebben. W a n t , naa dien tijd,
vinden wij hen niet vermeld bij de Kerkelijke Gefchiedfchrijvcrs
A P O L L I N A R I U S , Bisfchop van

Lao-

dicea, was het hoofd cn de aanvoerder


der Jpollinaristen
; zij begonnen eenen
naam te maaken omtrent het midden der
vierde Eeuwe. Zij beweerden dat J E Z U S
C H R I S T U S gcene verftandige ziel bezat,
maar dat de Godheid, met de mcnschhjkheid vercenigd, de plaats der mcnschhjke
ziele bekleedde. Zij gingen nog verder,
en hielden ftaande, niet alleen dat er
flegts ne natuure in C H R I S T U S , maar
ook dat zijn vleesch van de zelide natuure als zijne Godheid was. .Zij voegden 'er nevens, dat zijn vleesch mets uit
de baarmoeder van de maagd MAR I A hadt
ontleend, maar flegts door dezelve, als

G E S C H I E D E N I S .

137

door ccn kanaal of goot, was doorgegaan. O U D E


Men vondt 'er onder hen, die beweerden, K E T T E
dat J E Z U S C H R I S T U S zijn vleesch van R I J E N ,
den hemel hadt medegcbragt; hieruit
volgde dat zijn lichaam onfterflijk was:
zodat zijne geboorte, lijden en opftanding
flegts bloote fchijnvertooningen , en
geene weezenlijke gebeurtenisfen geweest
waren. Niet zeer talrijk waren deeze
Ketters; voor 't laatst vinden wij hen
vermeld bij den Kcrklijkcn Gcfchiedfchrijver S O K R A T E S , welke verhaalt, dat
T H E O D O S I U S , Bisfchop van Antiochie,
door zijne welfpreekendhcid en kragt van
redenen, hen in den fchoot der Kerke
deedt wederkeeren.
Omtrent het midden der derde Eeuwe,
ontftont 'er een aanmerkelijke aanhang
van menfchen in Afrika, welke van de
meeste beginzels des Christlijken Godsdiensts belijdenis deeden: zodat wij in
twijfel hangen , of wij hen op den lijst der
Ketteren, dan in den rang der Rechtzinnigen moeten plaatzen. Zij voerden den
naam van Aquariaanen, omdat z i j , in het
Avondmaal, water onder den wijn mengden, en zommigen hunner alleen water
en in 't geheel geea wijn gebruikten;
Aqua betekent, in het Latijn,
water.
Het mengen van den wijn met water was
zomtijds, hier en daar, onder de Rechtzinnigen in gebruik : want wij leezen in
de brieven van den H . C Y P R T A N U S , dat
zulks, ten zijnen tijde, te Karthago gcbruiljiijk was, en dat dit ten oogmerk hadt
I 5
om

138

G O D S D I E N S T I G E

om daar mede af te beelden het bloed en


OUDE
E T T E - het water, w e l k uit de zijde van onzen
RIJ E N . Zaligmaaker vloeide. Een aloud Schrijver
geeft eene andere reden van dit vermengen van wijn met water: te weeten, dat
de wijn aanduidde onze verlosfing door
bet bloed van C H R I S T U S , en het water
onze reinigmaaking van alle onzuiverheden [door den doop]. Dus konden decze
lieden niet in den eigenlijken zin Ketters
genoemd worden, hoewel S O K R A T E S ,
in zijne Kerkelijke Gefchicdenis, hen op
den Ketterlijst geplaatst hebbe.
Toen onze Zaligmaaker het bondteken
des heiligen Avondmaals inftelde, nam
hij den drinkbeker en dronk daar uit; en
het lijdt geen twijfel of de drank was
wijn. Maar het blijkt nergens dat hij zijnen leerlingen bevolen hebbe, bij het onderhouden des heiligen Avondmaals, zich
alleen van wijn te bedienen. D c inftelling hadt ten oogmerke om te dienen als
een gedenkteken van den dood van
C H R I S T U S , door het eetcn van brood,
en het drinken van zulk een drank als gevoeglijkst te bekoomen was, zonder dien
tot wijn te bepaalen, of het water uit te
fluiten. Ware het dus met de zaak gelegen geweest, veelen der eerfte Christenen zouden het Avondmaal niet hebben
kunnen vieren: want het Euangelie wierdt
verkondigd en voortgeplant in gewesten,
in welke de wijn onbekend, en geen andere
drank dan water en melk in gebruik was.
Dus is het 'cr derhalven mede gelegen;

G E S C H I E D E N I S .

130

de zulken, welke wijn kunnen bekoo- O U D E


men, bedienen 'er zich doorgaans van bij { E T T E de onderhouding van decze gewijde pleg- R IJ E N .
tigheid; doch het is even zeker, dat wij
ons van water alleen mogen bedienen bij
die gelegenheid; anderzins zouden wij
veelen onzer broederen, in verfchillende
gewesten der waereld, als Onchristenen
moeten befchouwen.
Omtrent het laatfte gedeelte der tweede Eeuwe, begon een aanhang van Ketters merkelijk gerugts te maaken, welke
den naam van Archontisten voerden, 't
Blijkt niet zeker, wie daarvan de ftigter
geweest zij. Zij leerden dat de waereld
door de Aardsngelen gefchapen wierdt;
en dit was de ooriprong hunner benaaminge. Zij ontkenden de opftanding des l i chaams, en Helden de volkomene vcrlosfing in eene zekere harsfenbecldige kennis. Decze kennis, zeiden z e , kon alleen tc werk gcfteld worden door den
Heere G O D der heirfchaaren, die in de
hoogfte hemelen regeert. N o g veele andere begrippen voedden z i j , van een affchuwclijken aart; een van dezelve was,
dat zij eene zekere maate van alvermogende kragt toefchrecven aan den D u i v e l ,
welken zij zich verbeeldden een merkelijk aandeel tc hebben in de beftuuring
van deeze waereld. Niet langer dan tot
op het laatfte gedeelte der regecringe van
Keizer C O N S T A N T I N U S D E N G R O O T E N , fchijnt deeze gezinte te hebben
Hand gehouden; zeker is het, dat wij zedert,

140 G O D S D I E N S T I G E
O U D E dert, aangaande
K E T T E vinden.
K IJ E N.

dezelve, geen

gewag

Een aanmerkelijke aanhang \ an Ketters


ftondt 'er in de vroegfle Eeuwen der
Christen Kerke o p , onder den naam van
Artotyriten ; zij vierden het Heilig
Avondmaal met brood en kaas; voor reden geevende, dat de eerfte offeranden
der menfchen bcflaan hadden uit de vrugten der aarde en uit fchaapen. In het berigt, welk I T Y G I U S geeft van den marteldood van P E R P E T U E S , eene vrouw
van eenig aanzien, vinden wij het verhaal van eene verfchijning, welke zij zeide gehad tc hebben. In haare eigen woorden koomt het hierop u i t : ,, Ik klom
,, op, en zag een uitgeftrekten tuin, en in
't midden van denzclven een oud man,
zittende in het gewaat van eenen herder,
en de wagt houdende over zijne kudde.
E n hij hief zijn hoofd op en zag mij , c n
zeide: Gij zijt welkom, mijne doch ter; en hij riep mij, cn gaf mij een
ftuk kaas, 't welk ik met gevouwen
handen ontving, en at; en allen, wel ke rondom mij ftonden, zeiden amen."
Deeze verfchijning deedt P E R P E T U E S
op de gedagte vallen, dat zij den marteldood zou ondergaan. P os s i x u s , een
oud Schrijver, wijst de reden aan van
deeze vcrbceldinge, hierin beftaande, dat
het Heilig Avondmaal door decze verfchijning wierdt aangeduid; dat bondteken wierdt altoos den geloovigen toegediend, eer zij den marteldood leeden.
Dcer

G E S C H I E D E N I S .

14*

Dcczc lieden gaven aan de vrouwen de O U D E


vrijheid om in hunne vergaderingen te 1: F . T T E - *
prediken. Zij gingen altoos in het wit R IJ E N
gekleed, en droegen brandende fakkels in
hunne handen.
Dc Audeaanen waren eene gezintc van
Ketters, die hunnen naam ontleenden van
zekeren A U D E U S , van geboorte een Sijrir, die verfcheiden jaaren in Mefopotamie hadt gewoond; zijn naam was zeer
beroemd in het begin der vierde Eeuwe.
Hij vertoonde de gedaante van eene groote geftrengheid des leevens; doch de vrijheid, welke hij gebruikte, nj het beftraifen van de ondeugden en losbandigheden
der Geestlijkhcid, deedt het misnoegen en
de verontwaardiging diens lichaams op
hem nederdaalen; dit deedt hem het befluit neemen om zich van de Kerk af te
zonderen. Hij was tot Bisfchop geordend
door een anderen afgezonderden Bisfchop;
en hij zelve ftelde naderhand Bisfchoppen
en Diakenen van zijnen eigen aanhang
aan. Gecnerhande dwaalingen, ten aanzien van de godsdienftige leerbegrippen,
worden den Audeaanen, door den H .
E P i P H A N i u s , te laste geleid.
Alleenlijk zegt hij, dat zij beweerden dat degelijkheid of overeenkomst tusfehen G O D
en den mensch in het menschlijk lichaam
moest gezogt worden; dit gaf reden om
te gelooven dat zij G O D als lichaamlijk
aanmerkten. Zeker is het, ondertusfehen ,
dat z i j , door verfcheiden Schrijvers, met
andere dwaalingcn betigt worden: bij

voor-

142

G O D S D I E N S T I G E

O U D E v o o r b e e l d , dat G O D niet de Schepper v a n


K E T T E - alles w a s , en dat de w o e k e r ongeoorloofd
R I J E N . is.
O m deeze begrippen wierdt A U D E U S
d o o r de Nicefche Kerkvergadering
veroordeeld ; o o k beval de K e i z e r hem en alle
zijne naavolgers het rijk te verlaaten.
D o c h dit maakte de zaak nog erger dan te
v o o r e n : w a n t , z e d e r t , liep A U D E U S t o t
dc Gothen o v e r , w e l k e v o o r h e m , op de
grenzen des K e i z e r r i j k s , een goed aantal"
K e r k e n bouwden.' D e e z e ketterij hicldt
ftand tot i n het begin der vijfde E e u w e ,
wanneer de Gothen dagelijks meer en meer
v o e t i n het rijk begonnen te krijgen.
W e g e n s de Audeaanen v i n d e n w i j zedert
i n 't geheel geene melding.
E e n talrijke aanhang v a n K e t t e r s ftondt
' c r i n de tweede E e u w e o p ; zij voerden den naam v a n Carpokratiaanen,
naar
h u n hoofd en aanvoerder
CARPOKRAT E S , geboortig v a n Alexandrie.
H i j was
een man v a n een zeer losbandig karakter ,
die zijnen naavolgeren i n p r e n t t e , dat de
gemeenfehap v a n v r o u w e n niet alleen geo o r l o f d , maar z e l f verdienstlijk was.
V e r d e r leerde h i j , dat een mensch nimmer gelukkig zijn k o n d e , v o o r en aleer
hij allerlei bedrijven van losbandigheid gepleegd hadt. Z i j n ftelregel w a s , dat niets
i n zijnen eigen aart kwaad i s , maar alleen i n het begrip der menfchen.

Zijne naavolgers g e l o o f d e n , dat


waereld door de E n g e l e n gefchapen

de
is;

dat

van

JEZUS

C H R I S T U S de

J O Z E F en M A R I A ,

zoon

was

op de zelfde w i j z e

als

G E S C H I E D E N I S .

143

als alle menfchen dc kinderen hunner o u - O U D E


deren z i j n ; en dat zijne z i e l alleen ten K E T T E hemel is gcvaaren, t e r w i j l zijn lichaam i n R I J E N .
het graf bleef r u s t e n : w e s h a l v e n zij de
opftanding lochenden.
W a n n e e r iemand i n h u n genootfehap
wierdt aangenomen,
brandmerkten zij'
h e m , m e t e e n gloeijend i j z e r , onder z i j n
rechter o o r ; dit gefchiedde om hem n a derhand altoos te k u n n e n herkennen. Z i j
hadden beeltenisfen v a n C H R I S T U S , Z G
w e l gefchilderde als gefneedene; zij bew e e r d e n , dat dezelve het w e r k v a n ? i i . A T u s waren. D e e z e afbeeldingen bewaarden zij i n eene kist i n hunne godsdienftige vergaderplaatzcn. D a a r e n b o v e n
bewaarden zij de beeltenisfen v a n v e r fcheiden der vermaardfte Heidcnfche
Wijsgeeren , aan welke z i j , even als de H e i d e nen aan hunne A f g o d e n , offeranden toebragten. O m t r e n t het einde der tweede
E e u w e , k w a m eene v r o u w v a n deezen
aanhang, M A R C E L L I N A
genaamd, te
Rome, daar zij een groot getal aankoomelingen w o n . H i e r o v e r behoeven w i j ons
niet te v e r w o n d e r e n , wanneer w i j i n bedenking' neemen dat de
Carpokratiaanefi
e v e n los van z e d e n , als de H e i d e nen waren. D e H . E P I P H A N I U S v e r h a a l t , dat h i j , i n zijne j e u g d , kennis
kreeg aan zommige v r o u w e n v a n deeze
gezin t e , welke aan hem de f c h r i k w e k k e n d fte verborgenheden v a n haaren aanhang
openbaarden, en hem t o t d c n z c l v e n z o g t e n o v e r te haaien. H i j v o e g t 'cr n e v e n s .
dat

144
OUDE

G O D S D I E N S T I G E

dat deeze v r o u w e n zeer f c h o o n , en dc


fterk w a s ; doch dat het G o d e , door zijne genade, behaagde, hem
te behoeden v o o r de ftrikken, welke hem
gefpannen wierden.
N i e t zeer talrijk was de aanhang der
Cerdoniaanen,
dus genaamd naar eenen
C E R D O ; v a n zijne jeugd a f was hij tot de
Wijsbegeerte o p g e l e i d , doch w i e r d t n a derhandeen leerling v a n M A R C I O N , het
hoofd en den ftigter der Marcioniten.
Gelijk veele andere K e t t e r s , geloofden z i j
dat 'er twee algemecnc beginzels z i j n , het
een goed, het ander kwaad, c n dat door
deeze alle menfchen gefchapen z i j n en geregeerd w o r d e n . Z i j v e r w i e r p e n de W e t
en de P r o f e e t e n ; z i j leerden dat C H R I S T U S geen w e e z c n l i j k , maar alleen een
fchijnbaar lichaam h a d t ; z i j ontkenden de
opftanding. H e t gefchiedde, i n tegenftell i n g v a n deeze k e t t e r i j , dat het a r t i k e l ,
de opftanding des lichaams of des vleeschs,
't eerst i n de z o genaamde geloofsbelijdenis der A p o s t e l e n w i e r d t i n g e l a s c h t ; als
mede het ander a r t i k e l , die geleeden heeft
onder P O N T I U S P I L A T U S .
Want, indien C H R I S T U S geen weezenlijk lichaam
hadde gehad, z o u hij onmogelijk hebben
k u n n e n lijden.
Reeds z o v r o e g , als i n de A p o s t o l i f c h e
E e u w e , begon een talrijke aanhang v a n
K e t t e r s v e e l gerugts te maaken, onder
den naam v a n Cerinthiaanen.
Z i j ontleenden hunnen naam v a n C E R I N T H U S , d i e ,
volgens E P I P H A N I U S , omtrent den tijd
van

K E T E - verzoeking
RIJEN.

G E S C H I E D E N I S .

145

v a n K e i z e r D O M I T I A N U S leefde. W a a r fchijnlijk was hij v a n geboorte een Jood,


o f een Samaritaan,
H i j hadt i n Egijpte
gereisd, en was aldaar i n de weetenfchappen onderweezen. B i j zijne wederkomst i n Afie, ftigtte hij eenen aanhang,
w e l k e n hij naar zijnen eigen naam noemde.
V e r d e r v i n d e n w i j verhaald, dat
hij van dc eene ftad na dc andere reisde ,
de Jooden opftookende tegen de z u l k e n
van de R e c h t z i n n i g e C h r i s t e n e n , die w e i gerden zijne leerbegrippen te omhelzen.
D e onderfcheidende lecrftcllingen van de
ketterije der Cerinthiaanen waren deeze.
Z i j geloofden niet dat G O D de waereld
hadt gefchapen, maar beweerden dat dezelve aan eene ondergefchikte magt haaren
oorfprong was verfchuldigd.
A a n deeze
ondergefchikte magt fchreevcn zij een
ecniggebooren z o o n t o e ; doch zij o n t k e n den dat deeze het Godlijk Woord was. Z i j
erkenden een groot getal E n g e l e n , c n
mindere m a g t e n , als ftilzwijgendheid,
d i e p t e n , v o l h e i d ; de Valentiniaanen namen zedert decze denkbeelden o v e r . Z i j
hielden ftaande, dat de G O D der Jooden
niet hooger dan een E n g e l w a s , c n z i j
v e r w i e r p e n de W e t en de P r o f c c t e n .
W a t aangaat hunne begrippen wegens
o n z e n Zaligmaaker, deeze waren v a n eenen bijzondcren aart. Z i j maakten onderfchcid tusfehen J E Z U S c n C H R I S T U S .
Z i j geloofden dat J E Z U S een m e n s c h , de
z o o n van J O Z E F c n M A R I A w a s ; d o c h
dat hij alle menfchen i n regtvaardigheid,
II. D E E L .
K
vvijs-

O U D E

KE T
R IJ E

E
N.

146

G O D S D I E N S T I G E

O U D E wijsheid
K B T T E - naa den
R IJ B N .

en voorzigtigheid overtrof. D a t ,
doop van J E Z U S , de C H R I S T U S
van den hoogften G O D , dat wil zeggen,
de Heilige Geest, op hem nederdaalde;
en dat door den bijftand van deezen Heiligen Geest, C H R I S T U S wonderwerken
heeft verrigt. Zij erkenden dat C H R I S T U S geleedcn heeft en wederom opgeftaan
i s ; doch zij beweerden tevens, dat vr
zijn lijden de Heilige Geest hem hadt verlaaten, en na den hemel was wedergekeerd. Zij geloofden in geen Euangelium,dan in dat van denll. M A T T H E U S ;
wijders verwierpen zij de Handelingen deiApostelen, en alle de Brieven, 't Was
gedeeltelijk om deeze ketterij te wederleggen, dat de H . J O A N N E S zijn Euangelie fchreef. In de werken van den H .
HIERONYMUS
ontmoeten wij eene
plaats, op dien grooten Euangelist cn
C E R I N T H U S doelende.
Dus luidt dezelve , uit het oorfpronklijke vertaald. Ge duurende zijne laatfte leevensjaaren,
hieldt de H . J O A N N E S meestal zijn
verblijf binnen en nabij de ftad Efeze.
Wanneer hij, op zekeren dag, eenige
Christenen zag na een bad gaan, zag de
, , Apostel C E R I N T H U S zich baaden. De
,, H . J O A N N E S zich hierop tot de zij nenkeerende, fprak: Mijne vrienden,
laaten wij ons uit het bad fpoeden, op dat het op ons niet nederftorte. Zij
, , volgden zijnen raad, en het bad florte
ftraks daarna i n . " Hoe veel waarheids
'er aan dit verhaal z i j , willen wij niet op
ons

G S C H I D N l S .

t4j

ohs neemen te beflisfem


Zeker is het
dat het getuigenis van een man als den
H . H I E K O N Y M I I S eenig geloof verdiene,
Wij hebben reeds een berigt gegeeven
Van de ketterij der Donatisten, welke op
Verre na niet zo ruuw en plomp was als de
meeste andere. Doch hier ontmoeten wij
eene nieuwe ketterij, uit dezelve voortgekoomen; want de eene dwaaling baant
doorgaans den weg tot Veele andere*
Niet lang naadat de Donatisten in AfrU
ka Kerken geftigt en Bisfchoppen geor*
dend hadden, ontftondt 'er onder die Ketters eene nieuwe gezinte, Circmcelliones
genaamd. Van allen, die wij dus lang
Vermeld hebben, waren deeze de affchu-s
Welijkfte* Zij hadden geene vaste vers
blijfplaats, maar zwerfdcn door de provincin, van de beWooners ten platten
lande een aalmoes verzoekende, of liever
afperzende. Zij pleegden allerlei euveldaaden, en behandelden iedereen, welken
zij ontmoetten 3 met de uiterfte wreedheid. Zij liepen om als uitzinnige lieden *
Voerende eene zekere foort van wape-*
n e n , waardoor zij een fchrik wierden
Voor allen, welke in vrede wenschten te leeven. De fehrik van hunnert
naam verfpreidde zich door de meeste geWesten Van Afrika: want, Zich niet Ver*
genoegende met het kwellen en verongelijken hunner medefchepzeen ^ floegen
zij voort om gewelddaadige handen aan
Zich zeiven te aan, in de hoop Van daaf
door de martelkroone te zullen wegdraa*
K %
gsii,
:

OUDE
K E T T B
R IJ E N

4S
OUDE
K E T TERIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

gen. D i t gefchiedde op verfchillende wijzen; de meest gebriklijke was, dat zij


zich van ftcilten nederwierpen, zich in
rivieren verdronken, of in 't vuur verbrandden.
Nimmer verhingen zij zich
zei ven, omdat J U D A S , naadat hij C H R I S T U S hadt verraaden, op die wijze aan
zijn einde was gekomen.
THEODORET U S verhaalt, dat de zulken, die het
voorneemen hadden om den marteldood
te fterven, eenigen tijd tc vooren daarvan kennis gaven aan hunne medgezellen,
die vervolgens ongemcene zorge voor hun
droegen. De kostbaarfte fpijzen, welke
'er te bckoomen waren, wierden hun
voorgezet.
Wanneer dc beftemde tijd
gekoomen was, benamen zij zich zeiven
vrijwillig het leeven. Zomtijds gaven zij
geld aan het v o l k , opdat zij hen zouden
dooden, of noodzaakten de zulken, welke zij op de openbaare wegen ontmoetten, om hen met zwaarden te doorftooten. Op andere tijden, deeden zij den
Regteren geweld aan, welke zij op de
ftxaaten ontmoetten, en noodzaakten hen
bevel te geeven aan hunne geregtsdienaars,
welke hen volgden, om hen van 't leeven
te berooven.
Een aartig geval verhaalt de Kerkelijke
Gefchiedfchrijver

THEODORETUS

we-

gens deeze elendige verdwaalde fchepzelen. Eene bende van deeze Circmcelliones ontmoette, op zekeren tijd, een jongeling van vernuft en dapperheid; naadat
zij hem een zwaard hadden aangebooden,
be.

G E S C H I E D E N I S .

149

bevolen zij h e m , h u n daar mede den O U D E


hartader af te fteeken, onder d bedrei- K E T T E g i n g dat zij h e m , i n gevalle v a n weige- R I J E N .
r i n g e , op ftaanden v o e t , zouden v a n
kant maaken.
H i j wederftreefde h u n nen eisch n i e t , doch voerde h u n te gem o e t c , dat, v c e l l i g t , naadat hij eenige
weinigen hunner z o u gedood h e b b e n , de
anderen daar van zouden b e r o u w hebben,
en op hem aanvallende hem v a n 't l e e v e n
beroovcn.
W e s h a l v e n hij v e r z o g t , dat
zij wilden gedoogen dat hij h u n eerst de
handen en v o e t e n b o n d t , waarnaa hij h u n
verzoek voldoen z o u .
D i t gefchiedde.
D o c h zij hadden z i c h niet laaten b i n d e n ,
o f de jongeling begon hen allen met geesfelflagen te z w c e p e n , v e r l i e t hen:vervol*
j gens en ging zijnen weg.
Dikmaals Hoopten zij de Heidenfche
' T e m p e l s , niet z o zeer u i t een beginzel
v a n haat tegen de afgoderij, als met oogi merk om de Priesters tc tergen dat deeze
Ihen zouden dooden. T c midden v a n al11e decze buitenfpoorigheden, zongen z i j
Gode lofzangen. D c Donatistifche
Bisjfchoppen, niet bekwaam zijnde om decze
u i t z i n n i g e n van hunne dwaalingen te
(overtuigen , keerden z i c h tot
T A U R I I N S , Bevelhebber o v e r dc legermagten
i i n Afrika,
die eenige krijgsknegten o p
lhen afzondt. E e n groot getal fneuvelde
" c r ; doch zij wierden niet geheel u i t g c i r o e i d ; dit gefchiedde niet v o o r het laat;fte gedeelte der vijfde E e u w e .
K 3
Uit

OUD
ftETTEKIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

U i t hetgeen wij wegens deeze Ketters,


of liever flegthoofden, gezegd hebben,
mogen wij befluiten, dat de burgerlijke
regeering van Afrika,
ten dien tijde,
zeer verwaarloosd wierdt. Want, hoe,
wel de Reden zo wel als de Godsdienst
het vervolgen, ter oorzaakc van godsdien-*
ftige begrippen, verbiedt, mogten, egter,
deeze lieden, als aan de fnoodfte misdaaden fchuldig, met regt ter dood gebragt
worden.
De Dulciniaanen waren eene gezinte
Van Ketters, die veel laater bekend wiedden, dan een der aanhangen, van, welke/
wij dus lang gefproken hebben; doch, om
de vreemdheid hunner gevoelens verdienen zij eene plaats in dit gedeelte van
ons werk. D O L C I N U S was een gemee,
ne leek, die, onder de fchoonfchijncndfte
voorgeevens van heiligheid, de verfoeije-lijkfte ondeugden bedekte. Hij hieldt eene
bijzit, welke hij de Heilige, of zijne GeesU
lijke gaster noemde. Hij leerde dat de W e t
van M O Z E S eene Wet van geftrengheid en
fchreeuwende onregtvaardigheid was; dat
de W e t van C H R I S T U S eene W e t was:
van billijkheid en bermhartigheid; doch
dat de W e t , welke deeze beiden over,
trof, die des Heiligen Geests was, welke aan hem alleen was geopenbaard. Ver-,
der leerde h i j , dat het een liefdewerk i n
eene vrouw was, de vlecschlijke lusten
van eenen man op te volgen, het zij ze
gehuwd of ongehuwd ware. Zijne naa,
^ p l | e r s , welke een groot getal uitmaak,

ten,

G E S C H I E D E N I S .

151

t e n , noemde hij de Waare Kerk.


Ten OUDE
laatfte liep hij z o fterk i n het oog bij de K E T T E waereldlijke O v e r h e i d , dat alle zijne naa- R IJ E N .
volgers v e r f t r o o i d e n , en hij z e l v e , nevens zijne b i j z i t , leevendig verbrand
wierdt.
E e n aloude aanhang v a n K e t t e r s , i n de
Christen Kerke, Ebioniten genaamd, ontleende zijnen naam en oorfprong v a n zekeren E B I O N , die een leerling v a n C E R I N T H U S geweest was. H i j leerde z i j nen n a a v o l g e r e n , dat de W e t van M O Z E S
door den dood v a n C H R I S T U S niet afgefchaft w a s , maar dat d e c z e , te gelijk met
de Christlijke W e t , moest onderhouden
w o r d e n , alzo zij beide v a n eene v e r b i n dende kragt zijn zouden tot aan het einde
der waereld. I n tegcnftelling van het
w o o r d Kerk, noemden zijne naavolgers
hunne godsdienftige vergaderplaatzen met
den naam van Sijnagoge.
I n overeenftemm i n g met de plegtigheden der J o o d e n , bedienden zij z i c h van baden. Bij de o n derhouding des heiligen Avondmaals geb r u i k t e n zij ongezuurde b r o o d e n , maar
geen w i j n ; zij voegden daar nevens v e r fcheiden bijgeloovige plegtigheden, aan
zommige Heidenfche Natin bijzonder e i gen. Z i j vereerden Jeruzalem,
als de
plaats, welke G O D had v e r k o o z e n . E v e n
als dc Samaritaanen,
wilden zij niet gedoogen dat zij van iemand [ b u i t e n h u n n e
gezinte] wierden aangeraakt.
Z i j oor*
deelden geene vrijheid te hebben o m
vleesch o f melk te eeten. W a n n e e r z i j
K 4
van

OUDE
K E T T E RIJEN

152 G O D S D I E N S T I G E
vaneen flang wierden gebeetcn, dompelden zij zich in het water, en fmeektcn
den bijftand van alles , 't geen hun hulpe
kon verfchaffen. Ten aanzien van C H R I S T U S waren zij het niet eens in hunne gevoelens. Zommigen onder hen geloofden, dat hij, op dc gevvoone wijze der
menfchen, de zoon van J O Z E F en M A R I A was, en dat zijne heiligheid door zijne goede werken wierdt verkreegen. A n deren erkenden, dat hij van eene Maagd
gebooren , doch ontkenden dat hij
het Woord was, of dat h i j , vr zijne
mensch wording, een beftaanlijkheid gehad
hadt. Zij zeiden dat hij in de daad een
groot Profeet, maar, egter, een bloot
mensch was, die, door zijne deugden,
de waardigheid hadt verkreegen van de
CHRISTUS,
de Zoon van G O D genaamd
te worden. Zij waren van begrip, dat
C H R I S T U S en de Duivel twee beginzels
waren, welke G O D tegen eikander over
hadt gefield. In hunne leevenswijze waren zij de losbandigfle onvcrlaatcn; zij
ontkenden dat de mensch tot kuisheid is
Verbonden, en hielden ftaande dat mannen en vrouwen in onderlinge vermenging
te gader moesten leeven. Volkomen
ftrookte dit met de begrippen der Heilenen , veele van welken deezen nieuwen
Godsdienst omhelsden. D o c h , zodra 'er
2ene vervolging ontftondt, verdween
deeze aanhang. Wij ontmoeten 'er eenige
pverblijfzels van in de vijfde jbeuwc;
doch

G E S C H I E D E N I S .

153

d o c h laater v i n d e n wij zelden v a n h u n ge- O U D E


wag gemaakt.
1i E T T E D i e de meeste overeenkomst hadden R IJ E N .
met de K e t t e r s , z o aanftonds v e r m e l d ,
waren dc Elcefaten,
d i e , omtrent den
aanvang der tweede E e u w e , onder de regeering v a n K e i z e r T R A J A N U S , bekend
w i e r d e n . Z i j paarden eenige der Joodfche
plegtigheden met die der Christlijke
Kerke,
doch zij hielden een middelweg tusfehen
beide. Z i j aanbaden n e n G O D , cn o n derhielden, met dc uiterfte naauwkeurigh e i d , den Joodfchen Sabbat, de Befhijd e n i s , cn eenige andere plegtigheden der
Mozafche
Wet; doch zij v e r w i e r p e n allerlei offeranden: o o k gedoogden zij niet
dat ten dien oogmerke een dier gedood
wierdt. Z i j v e r w i e r p e n als onecht het
grootfte gedeelte der gewijde S c h r i f t e n ,
z o van het Oude als van het N i e u w e T e s tament.
Z i j erkenden eenen M E S S I A S
[bchalven J E Z U S ] w e l k e n zij den groot en
Koning noemden; doch het blijkt niet w i e
decze bedrieger geweest z i j . Z i j beweerden dat de Heilige Geest eene v r o u w w a s ,
en dat het geoorlofd i s , het geloof met
de lippen tc v e r z a a k e n , indien het i n het
hart worde behouden.
I n hunne zeden
waren zij zeer losbandig; zij leefden als
beesten onder elkander, i n onderlinge
vermenging. D i t niettegenftaande bleev e n zij" i n weezen tot aan de vijfde E e u we.
D e Eutycliiaanen
waren eene gezinte
van K e t t e r s , welke a f l a a t [ i n de vijfde
K 5
Eeu-

154
OUDE
K E T T K
RIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

E e u w e ] i n de K e r k o n t f t o n d t , i n eenen
t i j d , i n w e l k e n de z u i v e r e leeringen des
Euangeliums zeer bedorven waren. Z i j
geloofden dat 'er niet meer dan n e nat u u r e i n C H K I S T U S w a s , dewijl hij flegts
n perfoon uitmaakte.
Z i j beweerden
dat de Godlijke natuure de menschlijke
zodanig hadt v e r z w o l g e n , dat 'er geene
menschlijkheid

in

JEZUS

CHRISTUS,

dan alleen i n f c h i j n , beftondt.


I n den
jaare C C C C L , w i e r d t 'er eene K e r k v e r gadering te Conftantinopole g e h o u d e n , i n
w e l k e deeze ketterij veroordeeld w i e r d t .
N o g t h a n s behieldt dezelve n o g veele aanhangers, die haare leerbegrippen v e r Ipreidden door verfcheiden gewesten v a n
Afie,
t o t dat z i j , ten langen laatfte, d o o r
den Mahomethaanfcken Godsdienst, w i e r d t
verflonden.
O m t r e n t het midden der derde E e u w e ,
ontftondt 'er eene foort v a n K e t t e r s i n de
Christlijke Kerke, Hearcleoniten genaamd.
H E A R C L E O N , de ftigter en aanvoerder
v a n deezen aanhang, was een man v a n eenige geleerdheid, en dewijl hem de l u s t
bekroop o m het hoofd eener bijzondere
gezinte te w o r d e n , beftudeerde hij alle
de k e t t e r i j e n , w e l k e v r zijnen tijd ontftaan waren. H i j verklaarde verfcheiden
gedeelten v a n het N i e u w e T e s t a m e n t , o p
eene wijze hem bijzonder e i g e n ; doch h i j
v e r w i e r p het Oude T e s t a m e n t , beweerende dat 'er v r C H R I S T U S n o o i t een
Profeet geweest w a s , behalvcn J O A N N E S
D E N D O O P E R . Voornaamlijk beftonden
zij-

G E S C H I E D E N I S .

155

zijne naavolgers uit afvallige Christenen,


en leerlingen van Heidenfche Schooien, 't
Schijnt dat deeze aanhang al vroeg verfmolten is: want, naa den tijd van KeiZei* C O N S T A N T I N U S

DEN

OUDB
KETTERIJEN.

GROOTEN

vinden wij van denzelven geen gewag.


In het laatst van de derde, of althans
in het begin der vierde Eeuwe, was 'er
eene gczintc van Ketters, Hicraxiten genaamd; zij ontleenden hunnen naam van
H I E R A X , een zeer diepzinnig Wijsgeer
te Alexandrie. Deeze leerde dat M E L C H I Z E D E K de Heilige Geest was. H i j
veroordeelde de huwelijken, en ontkende de opftanding des lichaams. Daarenboven beweerde hij dat niemand kon zalig worden, ten zij hij den volwasfenen
ouderdom hadt bereikt; en dat alle kinderen zouden verdoemd worden: want
hij befchouwde de kennis als de aanbrengende oorzaak der eeuwige zaligheid.
Eene merkwaardige gebeurtenis verhaalt R U F I N U S wegens eenen Hieraxiet, die tot zwijgen gebragt wierdt
door een wonderwerk, door den H . M A KA R I U S , 'm Egypte, gewrogt. Een zeker Hieraxiet, op eenen dag, wandelende in de wildernisfe, alwaar de Heilige zijn
verblijf hieldt, hadt de ftoutheid om met
M A K ARIUS en deszelfs medgezellen ineen
redegeding te treeden. De Heilige, ver-neemende dat zijne leerlingen ftonden
voor hetgeen de Hieraxiet tegen hen hadt
aangevoerd, deedt een voorilag, dat zij
te gader in de graflieden gaan zouden, en
ver-.

156

G O D S D I E N S T I G E

O U D E verzekerde tevens dat h i j , wiens


K E r T E door GOD wierdt goedgekeurd, het
R i j t N.

leere
vermogen zou ontvangen om eenen mensch
uit den dood op te wekken.
De Hieraxiet nam de uitdaaging aan;
naadat zij beiden in het graf waren nedergedaald, drong hem de Heilige om eenen,
in den naam des Heeren, uit den dood
te doen opftaan. Doch de Hieraxiet, in
het midden brengende dat de Heilige hem
zou voorgaan, als die den voorflag gedaan hadt, wierp M A K A R I U S zich ter
aarde, en naa zijne gebeden tot GOD te
hebben opgezonden, riep hij den naam
aan van zekeren kluizenaar, die, eenigen
tijd gelecden, aldaar begraaven was. De
geftorvene antwoordde hem uit de diepte
des grafs , waarnaa hij 'er leevendig wierdt
uitgenomen.
De 'Hieraxiet, door dit
wonderwerk van fchrik bevangen, nam
in allerijl de vlugt, en verliet de wildernis.
L U C I F E R , Bisfchop van
Cagliari,
was, omtrent het midden der vierde Eeuwe , de ftigter van eenen aanhang van
Ketters, Luciferiaanen geheetcn. Deez'
LUCIFER

was

een

man

van

ongemeene

begaafdheden; dit bewoog den Bisfchop van


Rome om hem aan den Keizer C O N S T A N r I N US te zenden, met verzoek om eene
kerkvergadering te Milaan te beroepen. In
Ilen jaare C C C X X X V I kwam deeze Kerkvergadering bijeen; en vermids de meer(lerheid der leden uit Ariaanen beftondt,
1vierdt L U C I F E R , welke toenmaals belijde-

G E S C H I E D E N I S .

157

denis deedt v a n het Rechtzinnige Geloove, O


met zijnen gchcelen aanhang i n balling- * E
R
fchap gezonden. Verfcheiden jaaren leefde hij i n dien ftaat; d o c h , t e n langen
laatfte wederom herroepen z i j n d e , kreeg
hij gefchil met de andere B i s f c h o p p e n , e n
zonderde z i c h t e n eencmaal v a n de K e r k
af. Eigenlijk g c f p r o k e n , was hij gedeeltelijk een Ariaan, gedeeltelijk een HalveAriaaa.
W a n t z o zeer was dc K e r k , i n
dien t i j d , door ketterijen en fcheuring e n , v a n een gereeten, dat m e n , i n plaats
v a n de predikinge v a n de z u i v e r e waarheden des E u a n g e l i u m s , niets dan gcfchill e n , oneenigheden, haat c n tweedragt
ontmoette.
O m t r e n t het midden der vierde E e u w e ,
en geduurende de regeering v a n K e i z e r
C O N S T A N T I N U S , ontftondt ' e r , i n o f nabij Mefopotam.it, eene gezinte v a n K e t t e r s ,
Masfaliaanen genaamd; zij ontleenden
deezen naam v a n een Hebreeuwsch w o o r d ,
't welk Gehal b e t e k e n t , en v a n een
Grieksch w o o r d v a n de zelfde betekenisfe.
D e oorfprong en aanleiding deezer benaamingc was het gedrag en de begrippen v a n
zekere M o n n i k e n , die , i n plaats v a n met
h u n n e r handen arbeid den kost te w i n n e n , gelijk i n die E e u w e gebruiklijk w a s ,
z i c h geheel en al aan het gebed overgaven.
Z i j leerden dat het weezen van den
Godsdienst beftaat i n bidden , en dat de
goede werken niet noodzaaklijk zijn. Z i j
gaven v o o r , de gave der profeetfie te bez i t t e n , en beweerden godslasterlijk dat

zij

U D E
T T E Ij E

N.

158

G O D S D I E N S T I G E '

zij de Drieenheid met hunne bloote ooO U D E


K E T T E - gen zien konden.
Zij geloofden dat de
R I J E N . Heilige Geest, bij hunne ordening, op
hen nederdaalde, en dat z i j , op dien tijd,
hem met voeten traden, en op hem dansten. Zij verbooden het geeven van aalmoezen aan iemand buiten hunne gczintc.
Zij beweerden de magt te bezitten om de
huwelijken te kunnen ontbinden, en
tragtten de kinders over te haaien om
hunne ouders te verlaaten en hen naa te
volgen. Even als de vrouwen, droegen
zij lang hair, en gingen gekleed in pragtige tabberten. T e n langen laatfte begonnen zij bij het volk zo zeer in 't oog te
loopen, dat de Keizer T H E O D O S I U S een
bevelfchrift tegen hen afkondigde. Om
de vervolging te ontgaan, keerden toert
veelen weder tot de K e r k ; doch veelen
hunner vervielen eerlang wederom in de
oude dwaaling. D i t was de reden, dat
eene Kerkvergadering, in den jaare
C C C C X X V I I gehouden, het befluit nam,
dat geen Masfaliaan, al ware zijne bekeefing in fchijn nog zo oprecht, in de Kerk
wederom zou worden toegelaaten.
T H E O D O R U S , Bisfchop van Pharan,
in Arabie, was de ftigter van eenen aan*
hang, Monothelitm genaamd. Zij beweerJen, dat, alhoewel 'er twee natuuren in
C H R I S T U S waren, hij, nogthans * niet
meer dan nen wil hadt; als mede dat dc
nenschlijkheid in C H R I S T U S zodanig met
iet Woord vereenigd was, dat fchoon
(czelve zijne bijzondere bekwaamheden
;

G E S C H I E D E N I S .

159

bezat, dezelve, egter, niet op haar zel- O U D E


ve werkzaam was, maar dat de geheele 1L E T T E werking moest toegefchreeven worden R IJ E N .
aan het W o o r d , 't welk aan dezelve kragt
en leeven gaf. Zij hielden wijders ftaande, dat het de menschlijheid van C H R I S T U S was, welke honger, dorst en allerlei fmart leedt; doch dit alles moest
aan het W o o r d , als de oorzaak, worden
toegefchreeven. Veelen van de Geestlijkheid omhelsden deeze begrippen; en
de ketterij bleef in weezen, tot dat z i j ,
door eene Kerkvergadering, in den jaare
D C L X X X , te Conftantinopole gehouden,
veroordeeld wierdt.
Nazareenen was de naam, die in 't eerst
aan alle de naavolgers van J E Z U S C H R I S T U S wierdt gegeeven ; doch, naa de verwoesting van Jeruzalem,
ftondt 'er een
nieuwe aanhang op, welke zich deezen
naam bijzonderlijk toeeigende. Hun Godsdienst bcftondt uit een vreemd mengzel
van Joodfche en Christlijke plegtigheden.
Van geboorte waren zij allen jooden;
zij wierden befneeden, onderhielden den
fabbat, cn namen tevens het Nieuwe Testament aan; zij erkenden J E Z U S voor.
den waaren M E s s i A s , e n wierden allen gedoopt. Deeze Ketters, die den naam wilden hebben dat zij eenen middelweg hielden tusfehen de Jooden en Christenen,
wierden van de eerften gehaat en verfoeid ; de laatften hielden hen voor openbaare vijanden van het Euangelium.

De

i6o G O D S D I E N S T I G E
OUDE
K l i T T EII IJ E N .

De
Nikolaten
waren een zeer oude
aanhang v a n K e t t e r s : want wij l e e z e n ,
Openb. II. 6. Dit hebt gij, dat gij de
werken der N i k o l a t e n haat, welke ik ook
haate. Zommigen z i j n van gedagtcn, dat
N I K O L A A S de Diaken de ftigter van deezen aanhang was. D o c h , wie hij ook geweest z i j , zijnen naavolgeren wierden de
grootfte godloosheden c n allerlei affchuwelijkhcdc-n te laste gelegd. M a n n e n c n
v r o u w e n leefden i n onderlinge vermenging tc z a m e n , zonder eenige agt te geeven op betaamlijkheid o f w e l v o e g l i j k h e i d .
In ftcde v a n dit als eene misdaad .tc vero o r d c e l e n , befchouwden zij het als een
deugdlijk werk. T e n aanzien van J E Z U S
C H R I S T U S voedden zij dc godslastcrlijkfte begrippen. I n n w o o r d , zij waren
de fnoodfte K e t t e r s , welke immer i n de
Christlijke Kerk ontftaan z i j n , h o e w e l z i j
al z o v r o e g als i n de A p o s t o l i f c h e E e u w e
hunnen oorfprong namen.
N O V A T I A N U S , een O u d e r l i n g i n de
K e r k te Rome, was de ftigter en aanvoerder v a n een talrijken aanhang, omtrent
het midden der derde E e u w e . Bij gelegenheid dat

KORNELIUS

op

den

Bis-

fchoplijken ftoel geplaatst w i e r d t , v a t t e


N O V A T I A N U S daarover een z o h e v i g
misnoegen o p , omdat hem dc v o o r k e u z e
met gegeeven w a s , dat hij 't 'er op tocleide om het karakter van K O R N E L I U S
swart te maaken, door hem te betigten
net eene te groote zagthcid en toegceflijkheid, aan d e z u l k e n b e t o o n d , w e l k e ,
ge-

G E S C H I E D E N I S

t6t

geduurende d vervolging, van het geloove waren afgevallen.


Hij leerde dat de afvalligen wel tot bekeering moesten vermaand worden, maar
dat GOD alleen, en niet de menfchen,
hun zond vergiffenis konde fchenken. Ja^
hij ging zo verre, dat hij beweerde, dat
een afvallige tot in eeuwigheid geene
kwijtfchelding
kan verwerven $ dit
jaagde veelen zulk een fchrik aan, welke
onder de hitte der vervolginge Waren be*
zweeken, dat zij tot het Heidendom wederkeerden. Even ibreng was hij tegen
de zulken, welke een tweede huwelijk
aangingen; hij verklaarde dat deeze zich
fchuldig maakten aan de onvergeeflijke
zonde tegen den Heiligen Geest. Zijne naavolgers hadden het voorkoomeil van
groote zuiverheid des leevens; zij her-
doopten alle de geenen, welke van de
Rechtzinnigen tot hen overkwaamen. Dee*
ze ketterij was niet aan Rome bepaald,
maar verfpreidde zich door alle de deeleri
des Roomfchen Rijks.
Van hier dat de
leden dier gezinte zeer talrijk waren.
C O N S T A N T I N S
D E
G R O O T E
dulde
hen, onder voorwaarde dat zij de Recht-'
zinnig en niet tot hunne gevoelens zouden zoeken over te haaien. Naa het midden der vijfde Eeuwe vinden wij van hun
geen^ gewag bij de Kerkelijke Gefchiedfchrijvers.
De Ophiten, een aanhang Van Ketters,
omtrent het midden der tweede Eeuwe
ontftaan, ontleenden hunnen naam van
II.

D E E L .

den;

Ofi
K E T T E RIJ E N .

162
OUDE
KETTERIJEN,

G O D S D I E N S T I G E

den eerbied, dien zij hadden voor den


flang, welke E V A verleidde, en van het
eerbewijs, 't welk zij aan een leevenden
flang betoonden. Zij gaven voor dat de
flang J E Z U S C H R I S T U S was,

en dat

hij

den menfchen de kennis van goed en


kwaad geleerd hadt. J E Z U S , zeiden z e ,
was ontvangen van de maagd M A R I A , cn
C H R I S T U S daalde neder van den hemel
om zich met hem te vereenigen. J E Z U S
wierdt gekruist; doch, voordat dit gebeurde, hadt C H R I S T U S hem verlaaten ,
om weder te keeren na den hemel. Zij
beweerden dat de GOD der Jooden flegts
eene ondergefchikte Godheid was, die de
lichaamen der menfchen hadt gefchapen,
terwijl hunne zielen door den * opperften GOD waren voortgebragt. Zij
hadden een leevenden flang tam gemaakt,
dien zij in een kooi bewaarden; op vastgeftelde tijden openden zij de deur, en
lieten hem daar uit koomen, wanneer hij
zich krulde rondom eenige brooden, welke op een tafel ftonden. D i t brood braken z i j , en deelden het onder het gezel fchap uit. Naadat zij den flang hadden
gekust, wierdt de plegtigheid beflootcn
met de verklaaring, dat dit het wcczenlijke Avondmaal was.
De Pelagiaanen, een aanhang van Ketters , zeer beroemd in de Kerkelijke G c fchiedenis, wierden 't eerst bekend omtrent het midden der vierde Eeuwe. Het
hoofd en de ftigter deezer gezinte was
E L A G I U S , van geboorte een Brit; ziin

ci-

G E S C H I E D E N I S .
itffc
eigenlijke naam was M O R G A N . Zommigen hebben beweerd dat hij oorfpronklij]< K OE TU DTEE een Monnik van Bangor, in het Prinsdom RIJ N,
Wales, was. D i t kan waarheid zijn; doch
'er was een'wijd verfchil tusfehen'deeze
Monniken en die, welke heden ten dage
bij dien naam genoemd worden.
Naadat P E L A G I U S het land zijner geboorte hadt verhaten, floeg hij den weg
in na Rome; hier voegde hij zich bij mannen van de uitgebrcidfte geleerdheid en
mtfteekendfte godsvrugt; hij zelve was
een man van uitmuntende begaafdheden.
Hij belastte zich met de opvoeding van eenige jongelingen; ten hunnen dienfte
fchrecf hij eene vcrklaaring over de brieven

van

PAULas.

Naadat hem eenige ketterfche gevoelens waren te laste geleid, verliet hij
Rome en ftak over na Afrika; hier was
bij tegenwoordig bij de vermaarde onderhandeling teKarthago, tusfehen de Rechtzinnigen en Donatisten. Van Karthaga
reisde hij na Egypte, en begaf zich ten
laatfte na Jeruzalem, daar hij zich met
der woon nederzette. Zeker is het althans , volgens het getuigenis der Kerkelijke Gefchiedfchrijvers, dat hij in het
Oosten geftorven is.
De voornaamfte leerftellingen van P E
I A G I U S waren deeze:
I . A D A M was van natuure fterf lijk; en 't zij hij hadde gezondigd o f
niet, hij zou gewisfelijk geftorven.
zijn.
La
II.

164
OUDE
-KETTE RIJEN.

II.

G O D S D I E N S T I G E
, , De gevolgen van A D A M ' S zon-

de bepaalden zich tot zijn pcrfoon, en


,, de rest des menschdoms lecdt daarbij
geen nadeel.
III. , , De Wet maakte dc menfchen be, , kwaam en bevoegd tot het Koninkrijk
der hemelen, en was op de zelfde be,j loften als het Euangelie gegrond.
IV.
Vr de komst van onzen Zaligmaaker, leefden zommige menfchen
,5 zonder zonde.
V . , , Eerstgeboorcne kinderen zijn in
den zelfden ftaat5 als A D A M vr den
,, val.
V I . 5, De algemeene opftanding der
dooden is geen gevolg van des Zaligmaakers vcrrijzenisfe.
VIL
,, De mensch kan zonder moeite G O D S geboden onderhouden, en
zich zeiven in eenen ftaat van onfchuld
bewaaren.
V I I I . , , De rijken en aanzienlijken
kunnen niet ingaan in den hemel, 't
en zij ze afftand doen van alle hunne
bezittingen.
I X . ,5 T o t het verrigten van ieder ze, delijke daad wordt de Godlijke Genade
, niet gefchonken; de vrijheid van den
, wil en eene behoorlijke kennis van on, zen piigt zijn daartoe genoegzaam.
G O D S genade wordt gefchonken,
, in evenredigheid van onze verdienften.
X I . 5, Geene anderen kunnen zoonen
i , f of kinderen ] G O D S genaamd worden ,
I , dan die volmaakt vrij zijn van dc zonde.
XII.

G E S C H I E D E N I S . x6<
X I I . Onze overwinning op de vern zoekingen wordt niet behaald dooi
3, den Godlijken bijftand, maar door de
, vrijheid van den w i l . "
Zodanig waren de gevoelens, welke
door P E U G I S geleerd, en van zijne
naavolgers omhelsd wierden. 't Blijkt uit
de Kerkelijke Gcfchicdcnis, dat deeze zich
wijd en zijd verfprcidden. W a n t , hoewel zij door verfcheiden Sijnoden en
Kerkvergaderingen veroordeeld wierden,
drongen z i j , nogthans, door tot in Britannie, alwaar hun ftigter gebooren was.
Zij wierden derwaarts overgevoerd door
zekeren A G K I K O L A , den zoon van S E .
V E R I A N U S , een Pelagiaanfcli Bisfchop
in Gallie.
Zeer veele moeite deeden de Rechtzinnigen om den voortgang deezer ketterij
te beteugelen. Ten dien einde verzogtcn
zij aan de Gallikaanfche Bisfchoppen om
eenige bckwaame mannen over te zenden,
die met hun in gefch zouden treeden.
Zij voldeeden aan dit verzoek, en vaardigden na Britannie af, G E R M A N U S ,
Bisfchop van Auxerre, en L U P U S , Bisfchop van Trcijes. Deeze hielden, te
St. Albans, met de Pelagiaanen, een vermaard gefprek, waarin de laatften tot
zwijgen gebragt wierden; het volk velde
bet vonnis, ten voordeele van G E R M A M U S en L U P U S , door luidruftige toejuichingen. Te deezer gelegenheid wordt
bet volgende voorval verhaald. Een man
van aanzien en zijne huisvrouw bragtca
L 3
hun5

OUDE
KETTERIJEN.

16*6* G O D S D I E N S T I G E
OUDE
KETTERIJEN.

hunne dochter bij de heilige Bisfchoppen,


met verzoek om haar het gezigt weder te
geeven ; de jonge juffer was eenige
jaaren blind geweest. De Bisfchoppen
raadden hun, de lijderes bij de Pelagiaaiten te brengen; doch deeze weigerden de
geneezing te onderneemen.
Toen riep
G E R M A N U S de Heilige Drieenheid aan,
en de jonge juffer wierdt wederom
ziende. D i t maakte een zo diepen indruk
op veelen van het volk, dat zij de zijde
der Pelagiaanen verlieten, en tot de
Rechtzinnigen wederkeerden.
Het laatfte gedeelte der tweede Eeuwe
bragt een talrijken aanhang van Ketters
voort, zeer bekend bij den naam van
Montanisten. Deszelfs ftigter was zekere M O N T A N U S , van geboorte een Phrygir.
Men wil dat hij den Christlijken
Godsdienst omhelsde, met oogmerk om zijne tijdlijke belangen te bevorderen. H i j
beweerde van boven aangeblaazen te zijn,
en dat de Heilige Geest hem veele zaaken
hadt bekend gemaakt, welke voor de
Apostelen verborgen geweest waren.
Zijne eerfte naavolgers waren twee geestdrijvende vrouwen, P R I S C I L L A en
M A X I M I L L A genaamd; doch het leedt
niet lang of hij kreeg een groot getal leerlingen. Verfcheiden Kerkvergaderingen
veroordeelden zijne leer; hij zelve wierdt
met alle zijne aanhangers in den ban gedaan.
Zich dus buiten de Kerk geflooten ziende > rigtten zij een afzonderlijk genootfchap

G E S C H I E D E N I S .

167

fchap o p , onder het opperbeftuur v a n


de z u l k e n , w e l k e zij hunne Profeetcn
noemden,
te w e c t e n ,
MONTANUS,
PRISCILLA

en

MAXIMILLA.

OUDE
KET TER IJ E N .

Geene

verandering maakten deeze fchcurmaakers


i n de g c l o o f s l e u z c ; alleenlijk beweerden
zij dat dc Heilige Geest door M O N T A N U S
fprak, w e l k e n hij als zijn w e r k t u i g geb r u i k t e ter opcnbaaringc v a n zijnen w i l le. Bcftendig biceven zij wcigeragtig o m
K e r k e l i j k e gemeenfehap te onderhouden
met dc z u l k e n , w e l k e i n 't oogloopende
misdaaden pleegden; zij beweerden dat de
Bisfchoppen
geen gezag hadden o m
z.ondvergiffenis te fchenken. Z i j v e r o o r deelden de tweede h u w e l i j k e n , c n onderhielden ieder jaar drie gezette tijden v a n
v a s t e n . A a n het einde der vierde E e u we begonnen deeze K e t t e r s te v e r d w i j nen.
O m t r e n t het jaar C C C C X X I X , broedde
T J E S T O R I U S , Bisfchip v a n ConftantinopoZ e , e e n e nieuwe ketterij u i t . H i j gaf zijnen
naam aan eene g e z i n t e , naar hem Nestoriaanen gcheeten. H i j leerde dat 'er twee nacuuren i n C H R I S T U S z i j n , c n o o k twee
p e r f o o n e n , de eene G o d l i j k , de andere
menschlijk.
N i m m e r t r o k k e n de R e c h t z i n n i g e n het i n t w i j f e l , o f 'er twee natuur en i n C H R I S T U S z i j n ; dit maakt een
h o o f d a r t i k e l u i t v a n hunne geloofsbelijdenisfe. D o c h w a t aangaat de twee perfoonen, deeze hebben zij bcftendig ontkend.
W a n t het dient ten voornaamen
grondflage v a n ons v e r t r o u w e n , dat on-,
L 4
ze

m G O D S D I E N S T I G E

ze Verlosfcr onze natuur heeft aangenoK E T T E - men, en die tot in eeuwigheid zal blijJ U J E N . ven behouden.
De Kerkvergadering van
Efeze veroordeelde deeze ketterij, en
Keizer T H E O D O S I U S bekragtigde het geftreeken vonnis in den jaare C C C C X X X I ,
A l vroeger was N E S T O R I U S van zijne
Bisfchoplijke waardigheid verlaaten, en
ten vaderlande uitgebannen. D i t niettegenftaande vermenigvuldigden zijne naavolgers, naa zijn overlijden, en groeiden
ten grooten getale aan; zij verfpreidden
zich door veele landen in het Oosten.
Zekere S E R G I U S , een NestoriaanschMonnik, leende M A H O M E T H de hand tot het
fchrijven van den Alkoran.
Een ander
lid diens aanhangs deedt zich voor Koning
verklaaren, in eene provincie van den Indostan, en wierdt zeer berugt ouder den
naam van Priester J O A N N E S .
Niet vroeger dan in de vierde Eeuwe
wierdt de aanhang der Priscillianisten i n
de Christlijke Kerke bekend; hij ontleen,
de dien naam van P R I S C I L L I A N S ,
van geboorte een Spanjaard, en Bisfchop
van Avila.
Hij beweerde het vermogen
te bezitten om wonderwerken te kunnen
verrigten, door de kragt der Toverkunde,
D i t niettegenftaande leide hij voor 't u i terlijk aanzien een zo godvrugtig leeven,
dat hij een groot getal van de Rechtzinnige Gcestlijkhcid tot zijne zijde overhaal,
de, In het weezen der zaake was hij het
eens met de Manicheen; doch zijne voor,
paame lesrftelling wa? dat het, ter hand..

G E S C H I E D E N I S .

169

haavinge v a n zijne zaaken en belan- O U D E


g e n , eenen C h r i s t e n geoorlofd i s , ee- K E T T E nen valfchen eed te doen. I n den jaare R I J E N .
C C C L X X X I I liet K e i z e r M A X I M U S deezen K e t t e r , met alle zijne n a a v o l g e r s ,
onthoofden.
S A B E L L I U S , een Egyptisch
Wijsgeer,
den Christlijken
Godsdienst hebbende aangenomen , lcide 'er z i c h op toe om de leer
der D r i e e n h e i d te beoeffenen.
Doch,
vermids dezelve onbegrijplijk w a s , nam
hij het befluit om een n i e u w o n t w e r p
van Godsdienst te v e r z i c r e n . V a n hier dat
zijne naavolgers den naam v a n Sabelliaanenkreegen. H i j leerde dat 'er niet meer dan
n perfoon i n de D r i e e n h e i d is.
Om
zijne leer te bekragtigen, bediende hij
z i c h van eene gelijkenisfe. H i j z e i d e , dat
gelijk de m e n s c h , h o e w e l zamengcfteld
uit ziel en lichaam, flegts n perfoon i s ,
dus ook p o D , h o e w e l beftaande u i t V a der , Z o o n c n H e i l i g e G e e s t , flegts n
perfoon is. Z i j n e leerlingen breidden z i j ne begrippen nog verder u i t ; doch w i j
verneemen w e i n i g wegens h e n , naa de
regeering v a n K e i z e r C O N S T A N T I N U S
DEN

GROOTEN.

D e Sethiten waren eene gezinte v a n


K e t t e r s , w e l k e h u n n e n oorfprong n a men i n Egypte,
omtrent het midden der
tweede E e u w e . M e n w i l dat zij S E T H ,
den z o o n v a n A D A M , godsdienftig v e r eerden.
Z i j . geloofden dat hij J E Z U S
CHRISTUS,

de

Zoon

van

GOD,

was,

doch ge/chapen door eene derde G o d h e i d ,


JL 5
en

170
OUDE
R E T T E R IJ E N .

G O D S D I E N S T I G E

en gefield i n dc plaats der twee gezinnen


van K A N c n A B E L , die door den Z o n d v l o e d verdelgd waren. D e w i j l z i j allerlei losbandigheden voorftonden en aanmoedigden , hadden zij ook veele n a a v o l g c r s :
w a n t het blijkt dat zij i n Egypte r u i m
v i j f honderd jaaren i n weezen b l e c v e n .
D e Simonaanen,
de alleroudfte k e t t c r fche aanhang, waren de naavolgers v a n
S I M O N D E N T O V E N A A R , Van geboorte
een Samaritaan,
die den A p o s t e l P E T R U S
geld b o o d t , indien hij hem het v e r m o g e n ,
om w o n d e r w e r k e n te k u n n e n v e r r i g t e n ,
wilde v e r k o o p e n . H o e w e l hij i n z i j n ontw e r p , om den A p o s t e l te m i s l e i d e n , w i e r d t
v e r i j d e l d , liep h i j , nogthans, v a n ftad t o t
ftad, en haalde veelen t o t zijne Godslasterlijke begrippen o v e r . V e r r e de meeste ketterijen waren aan deezen V e r l e i d e r
hunnen oorfprong v c r f c h u l d i g d .
Zijne
leerlingen vierden z i c h den teugel i n het
pleegen v a n allerlei losbandigheden.
Zij
vereerden S I M O N als den grootcn G o d ,
als mede eene zekere I I E L E N A , eene gemcenq l i g t e k o o i , welke hij met z i c h r o n d voerde.
H e t lijdt geen t w i j f e l , o f dc
A p o s t e l e n P E T R U S cn J O A N N E S hadden
het oog op dit w a n g e d r o g t , wanneer z i j
hunne "toehoorders vermaanden z i c h te
wagten v o o r valfche P r o f e c t c n .
In de tweede E e u w e k w a m 'er eene ged n t e v a n K e t t e r s ten v o o r f c h i j n , bij den
naam v a n Tatianiten bekend. Z i j waren
dien naam verfchuldigd aan eene T A T I A N S , een leerling v a n S T . J U S T U S , w e l ke

G E S C H I E D E N I S .

171

Ite veele jaaren te Rome lesfen hadt ge- O U D E


geeven over de Godgeleerdheid. T A T I A- 5 E T T E - '
N U S was van een woelagtigen aart; naa R IJ E N .
zijns meesters dood verliet hij Rome, en
reisde na het Oosten, daar hij ziine nieuwe leerftellingen verfpreidde. Zijne leer
was een zamenmengzel van veele andere
ketterijen, welke al vroeger de Kerk ontrust hadden, bijzonderlijk die der Valentiniaanen en Marioniten. Deeze dwaalgevoelens vermeerderde hij met de Helling dat A D A M en E V A niet kunnen zalig worden. Voorts veroordeelde hij het
huwelijk, als onbeftaanbaar met het Euangelie, Hij verboodt wijn te drinken;
daarenboven veroorlofde hij aan zijne
naavolgers niet, vleesch te eeten. Zo afkeerig waren zij van den wijn, dat zij in
het Avondmaal water gebruikten. S E V E R U S , een

der

leerlingen van

TATIA-

N U S , breidde zijns meesters gevoelens


nog verder uit. In overeenftemming met
veele andere Ketters, leerde h i j , dat 'er
twee beginzcls zijn, een goed, en een
kwaad, en dat door deeze alle dingen in
den hemel en op de aarde beftuurd worden. Hij ontkende de opftanding des l i chaams. Hij imeedde een groot getal boeken, welke van de Rechtzinnigen met
regt verworpen wierden. Een tijd lang
was deeze ketterij bij veelen gezien; doch
zij kwam in kleinagting ten tijde der regeeringe van Keizer C O N S T A N T I N U S
PEN

GROOTEN.

172

G O D S D I E N S T I G E

OUDE
ZAC
B E T T E -vierde
K IJ E N,

H E U S , w e l k e , i n het midden d e r
E e u w e , niet verre v a n
Jeruzalem
w o o n d e , gaf zijnen naam aan eene k e t terfchc g e z i n t e , naar hem Zacheaanen genoemd.
D e e z ' Geestdrijver zette z i c h
met der w o o n neder op een b e r g , daar
hij het meeste v a n zijnen tijd i n godsdienstigheid f l e e t ; hij was v a n gedagten ,
dat het gebed alles i s , ' t geen G O D v a n
de menfchen cischt.
H i j maatigde z i c h
de priesterlijke waardigheid a a n , fchoon
hij t o t die heilige bediening niet was geordend , e n kreeg w e l baast een talrijken
aanhang v a n naavolgers aan zijn l h o e r .
D e e z e , e g t e r , beftonden voornaamlijk
uit den heffe des v o l k s : want lieden v a n
een gefchikt gedrag verfoeiden hem.
Doorgaans wierdt hij v o o r een bedrieger
g e h o u d e n , die geen ander oogmerk hadt
dan o m een naam te maaken. N o g v r
het einde der vierde E e u w e wierdt z i j n
aanhang verftrooid en v e r n i e t i g d .
^ E e n andere
dolzinnige h o o p v a n
K e t t e r s droeg den naam v a n
Zanzaten,
naar zekeren Z A N Z A L E S , gebooren i n
Syri,
e n , naar het gevoelen v a n z o m migen , Bisfchop v a n Antiochie;
doch d i t
blijkt niet zeker. H i j leerde dat de D o o p
met water tegen het Euangelie f t r i j d t ,
maar dat dezelve met v u u r moest gefchied i t gevoelen bouwde hij op de
llen;
moorden v a n J O A N N E S
voorzeggende

dat

D E N

de M E S S I A S

DOOPER,
met

den.

Heiligen Geest en met Vuur zou dooteru


2m deeze reden b e v a l h i j dat alle zijne
leer-

G E S C H I E D E N I S .

173

leerlingen driemaal met een gloeijend ijzer OUDE


zouden gebrandmerkt worden, in denK E T T E naam des Vaders, des Zoons en des Hei- R IJ E N.
ligen Geests. Groote ergernis verwekte
deeze ketterij aan dc K e r k ; van hier dat
zij wel dra in kleinagting geraakte, en
haare aanhangers van alle Rechtzinnigen
veragt wierden.
Omtrent het laatfte gedeelte der vierde
Eeuwe, leefde j o v 1 N 1 A N u s, een Monnik
van Milaan;
hij was het hoofd eens
aanhangs van Ketters, welke zich naar zijnen naam Joviniaanen lieten noemen. H i j
leerde dat M A R I A , de moeder van J E Z U S , naa haare eerfte dragt, gcene maagd
was gebleevcn; als mede, dat e c u
mensch, naadat hij in den Doop de genade heeft ontvangen, dezelve nimmer
kan verliezen: zodat hij gelijk is aan de
volmaakte regtvaardigen in den hemel.
Wijders beweerde hij dat de maagdelijke
ftaat G O D E niet welbehaagender is dan de

gehuwde; en eindelijk, dat 'er geene verdienstlijkheid is in ceten of drinken, indien wij G O D E onze dankbaarheid betuigen.
J O V I N I A N U S hadt een tegenzin opgevat tegen dc ftrengheden van het kloosterlccven, en wierdt een tegenftander
van den ijver van A M B R O S I U S , Bisfchop
\ an Milaan, een ijverig voorftander der
kloostertucht. Diensvolgens verliet h i j ,
met eenige van zijne broederen, het
K l o o s t e r , en nam de wijk na Rome, daar
frij veele naavolgcrs hadt. Doch Keizer
T

THEO

174

G O D S D I E N S T I G E

O U D E T H E O D O S I U S beval hem Itali te verK E T T E - haten.


Hij gehoorzaamde aan dit gebod;
R I J E N . doch, naa 's Keizers dood, keerde hij derwaarts weder, en verwierf 'er nieuwe agting. Ondertusfchen deedt de Geestlijkheid een nieuwen ftorrn van vervolginge
tegen hem ontftaan, en nam de hulp van

Keizer

HONORIUS

te baate.

HONO-

R I U S bewilligde in haar verzoek; alle de


Joviniaanen wierden gebannen na een onbewoond eiland, daar men zedert niets
wegens hun vernomen heeft. Waarfchijnlijk zijn ze allen van gebrek omgekoomen.
Dewijl hunne leerftellingen weinig van
die der Protejanten verfchilden, kunnen
wij geen hoog denkbeeld vormen wegens
den vastgeftelden Godsdienst van dien
tijd.
De Meletiaanen, die 't eerst bekend
wierden in den aanvang der vierde Eeuwe, erkenden voor hun hoofd en aanvoerder M E L E T I U S , Bisfchop van Lycopolis, in Egypte. In den beginne was
deeze Bisfchop een ijverig voorvegter geweest van het Rechtzinnige geloof; de
verregaande drift, waarmede hij hetzelve
verdeedigde , verbitterde Keizer M A X I M I A N U S dermaate, dat hij hem, te

gader met P E T R U S , Bisfchop van Alexandrie , liet in den kerker werpen. Omtrent het jaar C C C V I , geduurende zijne
gevangenisfe,
verklaarde M E L E T I U S
zich met grooten ijver tegen die Christenen , die, van het geloove afvallig geworden zijnde met de Kerk wederom begeer*
3

G E S C H I E D E N I S .

175

geerden verzoend te worden; hij ftondt O U D E


er op, dat hun geene kwijtfchelding zou 1L E T T E verleend worden, voor en aleer de ver- R IJ E N .
volging hadt opgehouden, en dc vrede
der Kerke herfteld was. Z o verre ging
hij in zijnen ijver ten deezen opzigte, dat
hij alle gemeenfehap verbrak met den
jllexandrynfchen Bisfchop P E T R U S , die
zich tegen de ftrengheid zijner lecre aankantte. Dus was het, zelf terwijl hij in
den kerker zuchtte, dat hij niet alleen
het vastgefteldc geloof verdecdigde, maar
ook nieuwe begrippen, daar mede ftrijdende, uitbroedde.
Niet lang daarnaa wierdt 'er eene Kerkelijke vergadering te Alexandrie gehouden ,
op welke dc gevoelens van M E L E T I U S
veroordeeld wierden; alle dc nabuurige
Bisfchoppen bekragtigden dit vonnis.
De Meletiaanen droegen kleine fchelletjes aan den bcnedenftcn zoom hunner klederen. Danzende en zingende baden z i j ;
dit befchouwden zij als het cenig middel
om G O D S toorn te bevredigen. Z i | volhardden in dc verwerping van zodanige
Christenen, welke eenmaal het geloof
verzaakt hadden. Hun gaat den naam na,
dat z i j , onder het dckzel van godsvrugt,
openbaare huichelaars waren.
S A B B A T H U S , een Jood, die, omtrent het einde der vierde Eeuwe, te
Ccnftantinopole gedoopt, en door de Novatiaanen tot Priester wierdt geordend ,was
de ftigter en aanvoerder der Sabbathiaajfien. D o c h , verneemende dat hij even
wci5

176

G O D S D I E N S T I G E

OUDE
w e i n i g gcagt wierdt
E T T E
- k e hij z i c h gevoegd
RIJEN

van de K e t t e r s , bij w e l h a d t , als v a n de J o o d e n , v a n w e l k e hij gefcheiden w a s , v e r l i e t


derzelver vergaderingen, en nam het befluit om eene nieuwe gezinte op te r i g t c n .
D e w i j l hij n o g eenige overblijfzels v a n
het Joodendom hadt b e h o u d e n , beweerde hij dat de Christenen op den zelfden
dag als de J o o d e n het Paaschfeest moest e n v i e r e n . O m dit gevoelen te meer i n gang te doen v i n d e n bij zijne l e e r l i n g e n ,
bediende_ hij z i c h v a n de volgende l i s t .
T o e n h i j , het E u a n g e l i u m v a n L U K A S
k e z e n d e , gekoomen was aan de w o o r d e n ,
H o o f d f t . X X I I . r . Het feest der ongehevelde brooden, genaamd Pafcha, was nabij,
v e r h i e f hij eensklaps zijne ftemme, en
riep u i t : W e e h e m , die het Pafcha o p
een anderen tijd dan op den dag der
ongehevelde brooden v i e r t ! " D e e z e
w o o r d e n w i s t hij z o kunftig met den text
zamen te v o e g e n , dat zijne onkundige
toehoorders z i c h v e r b e e l d d e n , dat het de

woorden

van J E Z U S

CHRISTUS

zeiven

\varen.
S I S S I N N I U S , een Novatiaansch
Bisfchop, verzette z i c h tegen S A B B A T H U S .
T e r w i j l deeze, op zekeren d a g , ,zich i n
eene K e r k b c v o n d t , wierdt 'er fchielijk
een gerugt v e r f p r e i d , dat S I S S I N N I U S
met eene bende gewapende mannen i n
aantogt w a s , o m hem met zijne naavolgcrs van kant te maaken. D e Sabbathiaanen, op deeze tijding v a n fchrik bevang e n , z o g t e n v a n daar t c v l u g t e n , d o c h ,
ter.

G E S C H I E D E N I S .

177

terwijl zij elkander verdrongen om uit de O U D B


Kerk te geraaken, vielen 'er veelen on- K E T T G*
der den voet. Zo groot was het getal der R IJ E N,
zulken, welke dood getrapt wierden, dat
de overigen, uit vreeze voor SISSINN I U S , hunnen aanvoerder verlieten, en
dus de geheele aanhang verftrooid wierdt.
Dc Saturniniaanen-, de laatfte aanhang
der aloude Ketteren, van welke wij zullen melding maaken, namen hunnen oorfprong omtrent het begin der tweede Eeuwe , en ontleenden hunnen naam van s AT U R N I N U S , een Wijsgeer van Antiochie.
Naadat deeze belijdenis hadt gedaan van
den Christlijken Godsdienst, wierdt hij
een lid der Antiochifche Kerke ; doch geen
fmaak vindende in de eenvoudigheid des
Euarrgeliums, nam hij het befluit om een
nieuwen Godsdienst van zijn eigen maakzel te verzieren. Ten aanzien van de
fcheppinge der waereld, voedde hij een
gevoelen , hem bijzonder eigen. Hij leerde dat GOD zeven Engelen hadt gefchapen, dat deeze Engelen de waereld geformeerd, en in dezelve twee foorten
van menfchen, goeden en kwaaden, geplaatst hadden. De goeden waren, v o l gens hem, de uitverkoorenen ter zaligheid, de kwaaden de verworpenen ter
verdoemenisfe.
Nog veele andere belachelijke gevoelens
leerde h i j ; bij voorbeeld, dat de mensch
alleen van den adem GODS leeft, en dat
hij fterft, zo dra G O D zijnen adem onttrekt. Hij voegde hier nevens, dat de
II. D E E L .

En-

178
OUDR
KETTERIJ E N .

G O D S D I E N S T I G E

Engelen, naa alvoorens langen tijd de


fchoonheden van G O D tc hebben bewonderd, het befluit namen om iets, naar
hem gelijkende, voort tc brengen; naa
eene wijle tijds in twijfel te hebben gehangen, formeerden zij eene foort van
dier, 't welk niet kon overeinde ftaan,
maar als een flang langs den grond
kroop; dat G O D dit werk hunner handen
eenigen tijd in deezen veragten ftaat liet,
om hen van de dwaasheid huns ontwerps
te overtuigen. Maar G O D eindelijk met
medelijden bewogen zijnde, fchonk een
klein gedeelte zijner volmaaktheden aan
dit fchcpzel, 't welk terftond op zijne voeten ftondt en zijn hoofd hemelwaarts verhefte.
Verder beweerde S A T U R N I N U S dat
dc Jooden langen tijd geleefd hadden onder de regeering van een kwaaden E n g e l ,
als eene ftraffe over hunne zonden,- maar
dat ten langen laatfte de Eeuwige Vader ,
mededogen met hun hebbende, hem (s A T U R N I N U S ) in de waereld hadt gezonden , om hen van de magt van den Engel
des tweedragts te verlosten; dat hij zelve
dewaare M E s s i A s , e n d a t J E Z U S C H R I S T U S een bloot verfchijnzel, en niet een
weezenlijk mensch geweest was. Deez*
bedrieger hadt een groot getal naavolgers,
die hunne begrippen door de meeste
hoofdlieden van Syri verfpreidden. T e r
onderfchraaginge van zijne gevoelens,
fmeedde hij een bock, behelzende eene
groote menigte valfche orakelen, alle
wel-

G E S C H I E D E N I S .

179:

welke hij zeide van een goeden Engel O U


hem medegedeeld, en van het zelfde ge- I E T T E *
R IJ E Ns
zag als G O D S woord te zijn.
Deeze waren de Ketters, Welke eenigen naam maakten in de eerfte Christen
Kerke. W a n t , hoewel 'er nog eenige andere , van minder vermaardheid, opftonden, waren z i j , egter, flegts zo veele
takken van de bovengenoemde.
Ook is
'er weinig meer dan de bloote naam to
ons gekoomcn. Wanneer wij hunne on-*
gerijmdhcden, hunne dwaalingen, hunna
godloosheden en godslasteringen Uit n
oogpunt befchouwen, zal zich eene akelige fchilderij van dc menschlijke natuure
voor ons gezigt vertoonen. Alle on*
deugden cn gebreken, welke het menschlijk hart kunnen befmetten, zijn hier als
in een middelpunt vercenigd. Zo waaragtig zijn dc woorden vervuld geworden
dat "het Kind J E Z U S Z O U gezonden worden tot eenen val en opftanding Van vee*
len.
Naadat Wij dus een berigt hebben ge*
gecven van alles, 't geen noodig is aangaande de Ketters en Scheurmaakers geweetcn te worden, zullen wij deeze Af*
deeling befluiten met eene bepaaling van
de woorden, welke wij zo menigmaal gebruikt hebben: te weeten, Scheuring
Ketterij en Godslastering.
Eerst zullen wij fpreeken van de Scheu
ring, waardoor de Kerk verdeeld en der*
zeiver vrede geftoord Wordt. De god*
vrugtige Heer N E L S O N geeft daarvan ee*
M 3
3*9
a

i8o
OUDE
KETTE
RIJEN.

G O D S D I E N S T I G E

ne b e f c h r i j v i n g , i n de volgende w o o r d e n .
S c h e u r i n g , dus fchrijft h i j , is eene
redenlooze afzondering v a n zodanige
hoofden en beftuurders der K e r k e , w e l ke h u n gezag en last v a n den H e e r e

JEZUS

.,

Indien 'er eene voldoende reden z i j ,


kan 'er eene afzondering plaats h e b b e n ;
doch dan is het geene S c h e u r i n g . M a a r
wanneer 'er geene genoegzaame reden
v o o r eene afzondering i s , w o r d t het
eene S c h e u r i n g ; dat w i l zeggen, eene
misdaadige a f z o n d e r i n g , welke altoos
als eene zonde v a n een zeer fhooden aart
wierdt aangezien. W a n t de H . P A U L U S beveelt den Efezifche
Christenen,
te houden de eenigheid des Geests door
den band des vredes, dewijl 'er maar n
G O D , n Geloof, n Doop, en n

CHRISTUS

hebben o n t v a n g e n .

lichaam van C H R I S T U S is.

D e zelfde leer w o r d t o o k v e r k o n d i g d
i n de fchriften der eerfte K e r k v a d e r e n ,

bijzonderlijk

TIUS

die

van

.,

befchouwden de Scheuring als eene


zwaare z o n d e , z e l f v r d a t de K e r k
en de Staat vereenigd w a r e n , c n i n den
t i j d , i n w e l k e n de zamenkomften der
Scheurmaakers z o w e l als die d e r R e c h t zinnigen oogluikend geduld wierden..
W a n t de verdraagzaamheid verandert de
n a t u u r der Scheuringe niet. Dusdanige
wetten bevrijden alleen de perfoonen der
fcheurmaakers v o o r de v e r v o l g i n g . D e
gezinten der Donatisten
en
Novatiaa.

en den H .

den

H.

IGNA-

CYPRIANUS.

Zij

nen

G E S C H I E D E N I S .

181

,, nen wierden v o o r verdoemelijke S c h e u - O U D E


ringen gehouden, z o w e l onder de re- K E T T E
geering der K e i z e r e n , welke hen ver- R IJ E N.
droegen, als onder de z u l k e , welke
, , bevelfchriften tegen hen afkondigden."
V o l g e n s deezen Schrijveren is h e t , derhalv c n , geene afzondering van de K e r k i n 't
algemeen, w e l k e het weezen der Scheuringe u i t m a a k t , maar het is eene a f z o n dering zonder reden.
Ondcrtusfchen is
het noodig hier aan te m e r k e n , dat 'er
v o o r den eenen eene voldoende reden z i j n
k a n , wanneer de andere i n 't geheel geene reden ziet. Zodat w i j , i n onze oord e e l v e l l i n g over de z u l k e n , welke z i c h
afzonderen, met omzigtigheid en liefde
moeten handelen.
Ten tweede; een groot onderfcheid is
'er tusfehen Ketterij en Scheuring.
De
laatfte, gelijk wij gezien h e b b e n , is eene
afzondering zonder voldoende redenen
v a n dc vastgeftelde K e r k e v a n ons vaderland. K e t t e r i j , daarentegen, is eene v o l flagene afwijking v a n de bcginzels des
Christlijken
GeloofV, en eene i n v o e r i n g
v a n iets in tegenoverftelling van h e t z e l v e , 't welk geen grond heeft i n dc gewijde Schriften. M e n f c h e n , welke gezond
z i j n i n het g c l o o v e , mogen van elkander
verfchillen i n hunne begrippen, aangaande de uitwendige niet wcezenlijke H u k ken van den G o d s d i e n s t , zonder den v r e de der K e r k e te v e r i t o o r e n : h o e w e l , i n de
hitte v a n onnoodig g e f c h i l v o e r e n , het
geweld van onbetoomde driften hen mag
M 3
vcr-

i8a

G O D S D I E N S T I G E

v e r v o e r e n o m elkander onbetaamclijk te
OUDE
E E T T ET behandelen; d o c h , t e r w i j l z i j het i n de
R I J E N . wcezenlijke deelen v a n
den Godsdienst
eens z i j n , e n , als leerlingen v a n C H R I S .
T U S betaamt, te zamen w o o n e n , b e h o o r ,
den alle dusdanige fchandvlckkcndc benaamingen geene plaats te hebben.
H e t bovengezegde heeft geene plaats
t e n aanzien v a n z u l k e K e t t e r s , w e l k e ,
z i c h niet vergenoegende met het verftoor e n v a n den vrede der K e r k e ten opzigte
v a n de m i n wcezenlijke ftukken v a n den
G o d s d i e n s t , ftoutmocdig ovcrflaan tot
bet aanvallen v a n n o f m e e r , o f alle de
grondwaarheden, v a n welke onze zaligheid afhangt.
D u s o n t k e n t de eene de
G o d h e i d v a n C H R I S T U S ; een ander de
jioodzaaklijkheid zijner v e r d i e n f t e n , om
onze aanneeming en weJbehaagelijkheid
bij G O D u i t te w e r k e n ; een derde, het
gebruik der uitwendige middelen; c n een
v i e r d e , de opftanding des lichaams, n c ,
vens een toekoomenden ftaat van b c l o o n i n ,
gen en ftraffen.
M e t regt verdienen dcc,
ze dwaalingen den naam v a n K e t t e r i j e n ,
omdat het voorftaan v a n dezelve den
grondflag v a n o n z e n heiligen Godsdienst
o n d e r m i j n t , d o o r het lijden v a n C H R I S T U S v o o r te {lellen als nut- en noode,
Joos,
Ten derde; Godslastering is , wanneer
der G o d h e i d iets w o r d t toegefchreeven,
der volmaaktheid haarcr G o d l i j k h e i d niet
V o e g e n d e , o f wanneer aan de eigenfehap,
spgn van GODS natuure iets w o r d t ont*

trok*

G E S C H I E D E N I S .

183

t r o k k e n , door te zeggen dat hij niet hei- O U D E


l i g , niet r e g t v a a r d i g , niet goed is. V o l - 1 L E T T E gens de W e t v a n M O Z E S was dit eene R IJ E N .
lijfftraffelijke z o n d e ; dc misdaadige moest
b u i t e n de legerplaats g e l e i d , en door de geheele vergadering dood geftecnigd w o r d e n .
D o c h de g e t u i g e n , op w i e r aanbrengen
bij veroordeeld w a s , moesten eerst h u n ne handen op zijn hoofd leggen, en den
eerften fteen w e r p e n , ten blijke dat z i j
hem niet valschlijk befchuldigd hadden.
O n z e Zaligmaaker fpreekt elders van d
zonde en lastcringe tegen den H e i l i g e n
G e e s t , vcrklaarende dat dezelve nimmer
z o u v e r g c e v e n w o r d e n , n o c h i n deeze*
n o c h i n de toekoomende eeuwe.
Voor
veele welmecnendc godvrugtige C h r i s t e nen heeft decze plaats der S c h r i f t u u r e t o t
een fteen des aanftoots verftrekt. D o c h ,
indien w i j deeze plaats met opmerking i n z i e n , zal het duidelijk blijken dat d e z e l v e
doelde op de p h a r i z e c u w e n , welke beweerden,
dat de w o n d e r w e r k e n v a n
C H R I S T U S , door de kragt v a n den H e i ligen Geest g e w r o g t , door de hulp en bijftand des D u i v e l s v e r r i g t wierden. Z o
e v e n hadt onze H E E R iemand g c n c c z c n ,
die v a n den D u i v e l was b c z e e t e n ; de
P h a r i z e c u w e n gaven deezen kwaadaartigen draai aan het w o n d e r w e r k :
Deezs
werpt de Duivelen niet uit-, dan door B e l z e b u b , den Overfte der Duivelen.
Dit
gaf onzen Zaligmaaker aanleiding o m te
redeneeren o v e r de zonde o f lastering t e .
M

c n

184
OUDE
K E T T ER I J E N.

G O D S D I E N S T I G E

gen den H e i l i g e n G e e s t , en t o t zijne leerlingen te z e g g e n :


Voorwaar zeg ik u:
alle zonde of lastering zal den menfchen
vergeeven worden; maar de zonde tegen den.
Heiligen Geest zal hun niet vergeeven worden.
H e t w a r e n , d c r h a l v e n , de P h a r i z e e u w e n , welke met deeze zonde betigt wierden ; z i j bcftondt daarin , dat z i j , hetgeen
door de kragt G O D S wierdt v e r r i g t , aan
de w e r k i n g des D u i v e l s toefchreeven.
E n de r e d e n , o m w e l k e onze H e e r deeze zonde v o o r onvergeeflijk verklaarde,
was klaarblijklijk deeze, omdat de J o o d e n ,
en inzonderheit hunne hoofden en aanv o e r d e r s , de P h a r i z c e u w e n , de klaarblijkelijkheid der wonderwerken wederftreev e n d e , de kragtdaadigfte middelen t e r
h u n n e r bckceringe wederflonden. U i t
dit
alles v o l g t
n a t u u r l i j k , dat geen
fnensch heden ten dage z i c h kan fchuldig
maaken aan de zonde tegen den H e i l i g e n
G e e s t , i n den z i n , welke door onzen Z a ligmaaker wierdt bedoeld, hoewel 'er z o n den z i j n , welke met dezelve eene groote
overeenkomst hebben.
In de gemeenc W e t v a n Engeland
w o r d t de Godslastering b e f c h r e e v e n , als
beftaande i n eene ontkenning v a n G O D S
beftaan en v o o r z i e n i g h e i d , cn eene v e r agting v a n den naam v a n J E Z U S

CHRIS-

T U S . O m deeze zonde moet de misdaadige geftraft worden met gevangenisfe,


de kaak, o f eene geldboete, naar goedvin-

G E S C H I E D E N I S .

185

v i n d e n v a n het G c r e g t s h o f der p l a a t z e ,
alwaar de misdaad gepleegd i s . Zekere
ANNA

TAYLOR

betaalde,

om het

OUDE
KETTEplee- R I J K N .

gen v a n deeze z o n d e ,
i n den jaare
M D C L X X V I , eene boete v a n duizend
ponden fterlings, e n ftondt driemaal aan
de kaak.
E e n e W e t , i n Engeland gemaakt, o n der de regeering v a n K o n i n g W I L L E M
D E N I I I , gebiedt, d a t , indien i e m a n d ,
't zij i n gefchrift o f bij m o n d e , o n t k e n t
dat een v a n de perfoonen der H e i l i g e
D r i e e n h e i d G O D i s , o f beweert dat ' e r
meer G o d e n zijn dan n , o f de waarheid
v a n den Christlijken
Godsdienst, o f h e t
godlijk gezag v a n het Oude en N i e u w e
Testament l o c h e n t , onbekwaam zal v e r klaard w o r d e n om eenige openbaare bediening o f ampt te bekleedcn, en v o o r de
tweede rcize dat hij z i c h aan deeze misdaad fchuldig maakt, het voorregt z a l v e r beuren o m iemand i n regten te v e r v o l g e n .
E e n merkwaardig v o o r b e e l d v a n G o d s lasteringc ontmoeten wij onder de regeering vanKoninginne E L I Z A B E T H . V o o r
de waarheid daar van hebben wij het getuigenis v a n alle de Schrijvers v a n dien
t i j d , als mede dat der registers van de G e regtshoven. Z e k e r e H A C K E T beweerde
dat bij z e l v e , door den H e i l i g e n G e e s t ,
tot K o n i n g der aarde was gezalfd, cn belastte zijne twee l e e r l i n g e n , A R T H I N G T O N e n C O P P I N Z E R , langs de ftraateri
v a n Lon4en u i t tc r o e p e n , dat C H R I S M 5
TUS

i8<5

G O D S D I E N S T I G E

OUDE TUS
gekooraen was om dc
K E T T E - o o r d e e l e n ; dat hij tc z i e n was
K. I J E N alwaar H A C K E T z i j n v e r b l i j f

waereld te
ten h u i z e ,
h i c l d t ; dat
a l l e n , die weigerden hem te gehoorzaam e n , elkander zouden v e r d e l g e n ; en dat
de K o n i n g i n z o u o n t t r o o n d w o r d e n . N a a dat hij gegreepen en v a n h o o g verraad
o v e r t u i g d w a s , wierdt hij ter dood veroordeeld. O p de gcrigtsplaats deedt hij
het volgende gebed: E e u w i g e G O D !
gij weet dat ik de waarc M J B S S I A S b e n ,
dien gij gezonden hebt. G e e f een w o n , derdaadig teken u i t de w o l k e n om deeze
o n g e l o o v i g c n te o v e r t u i g e n , c n verlos
mij u i t dc magt mijner vijanden. Indien
gij dit weigert tc doen , zal ik den he mei i n brand fteeken , cn , naa U v a n den
t h r o o n gefchopt te hebben, U met mij ne handen i n ftukken fcheuren." H i e r o p
z i c h tot den fcherpregter keerende, zeide
hij:
D u r f t g i j , f c h e l m , het ondernee, , men om u w e n K o n i n g op te hangen ? "
Daarnaa zijne oogen ten hemel fiaande,
riep hij u i t :
G i j maakt het w e l met
mij v o o r een k o n i n k r i j k , aan mij ge f c h o n k e n ; ik k o o m om mij op U te
w r e c k e n . " 't W a r e beter geweest, z u l k
een rampzaligen als deezen ftrenglijk te
geesfelen, dan hem onder het uitbniaken
der verfchrikkelijkfte Godslasteringen na
de eeuwigheid te zenden.
V o l g e n s de W e t t e n v a n
Schotland
w o r d t de Godslastering v o o r eene lijfliraffelijke misdaad gehouden, en bekleedt den
5

voor-

G E S C H I E D E N I S .

187

v o o r r a n g b o v e n h o o g verraad.
H e t jaar O U D E
M D C X C V I l e v e r t het laatfte v o o r b e e l d K E T T E op v a n i e m a n d , welke deeze misdaad met R I J E N .
den hals geboet h e e f t , i n den perfoon
v a n eenen A I K E N H E A D .
H i j ontkende
GODS beftaan, en dreef den f p o t m e t a l l e n , z o natuurlijken als geopenbaarden
Godsdienst. H i j was l i d v a n een gezelfchap v a n j o n g e l i n g e n , die op gezette tijden bijcenkomften hielden i n een h e r b e r g ,
alwaar zij eene wet gemaakt hadden o m
beurtelings een bijbel te v e r b r a n d e n , e n
den naam v a n GOD te lasteren. T e n laatfte wierdt het genootfehap v e r f t r o o i d , e n
deeze man leevendig verbrand. N o g t h a n s
volhardden eenigen v a n zijne medgezellen
i n het verfpreiden v a n hunne begrippen.
O n d e r decze was zekere H U N T E R , een
j o n g Student i n de G o d g e l e e r d h e i d , die i n
ketens w i e r d t gehangen te
Broughton,
nabij Edinburg,
om het v e r m o o r d e n v a n
t w e e jonge H e e r e n , z o o n c n van zekeren
I l e c r e C O R D O N , o v e r welke hij het o p .
z i g t hadt,

DJ

188

G O D S D I E N S T I G E

De ftaat van den Chris dijken Godsdienst,

zints den tijd dat dezelve

door openbaar gezag is vastgefteld,


onder Keizer
GROOTEN,

CONSTANTINUS D E N

in den jaare C C C X I V ,

tot op den aanvang der Hervormingc,


in den jaare MDXVL.
BEGIN

van het

olgens het ontwerp, welk w i j , in


het begin jvan dit Deel, ons hebben
voorgefteld, zijn wij thans gevorderd tot
de Derde Af deeling. Dewijl dezelve van
veel gewigts is, zullen w i j , in gevolge
van het geregeld bellek, welk wij dus
lang hebben gevolgd, onze verdere bcrigten voordraagen onder de volgende
hoofdftukken.
Vwreerst zullen wij een beknopt berigt
geeven van de Kerkelijke Gcfchiedcnisfe,
zints de regeering van Keizer C O N S T A N TINUS

D E N GROOTEN

tot

aan

de

Kerkhervorming.
Ten tweede, zullen wij den oorfprong
naafpooren van het Kloosterleeven, en
vcrflag doen van alle Godsdienftige OrPAUSDOM, den, als mede door w i e , en tot welke
aogmerken zij wierden opgerigt.
Ten derde, zullen wij een berigt geeven van de opkomst, den voortgang en te^enwoordigen ftaat van alle de plegtighehn, in de Roomfche Kerke in gebruik.
Ten

G E S C H I E D E N I S .

189

Ten vierde z u l l e n w i j o v e r de Inquifitie B E G I N van het


handelen.
?AUSDOM
I n de befchouwing van deeze onderwerpen , z u l l e n w i j het geleide v a n de beste
z o Roomsch-Katholijke
als Proteftantfche
Schrijvers v o l g e n . E e n e onpartijdige agtg c e v i n g op de waarheid zal onze pen beftuuren,
dewijl w i j genegen zijn de waarheid te o m h e l z e n , waar wij haar ook o n t moeten.

Kor*

IQO

G O D S D I E N S T I G E

Kort begrip der Kerkelijke Gefchie


denisfe,
Keizer

zedert de regeering van


CONSTANTINUS

DEN

G R O O T E N , tot aan Je Kerk-

hervorming.

i t tijdvak beflaat een v e r l o o p v a n


elfhonderd jaaren.
V o o r a f is het
PAUSDOM. noodig hier aan te m e r k e n , d a t , vermids
wij reeds een berigt hebben gegeeven v a n
de aloude K e t t e r i j e n , w i j v a n deeze geene verdere melding z u l l e n maaken, maar
in 't v e r v o l g alleen v a n de z u l k e fprcek e n , welke i n laatere tijden ontftaan
zijn.
V o o r h e e n hebben w i j reeds den Godsdienst v a n onzen G o d l i j k e n V e r l o s f e r bef c h o u w d , als voortgeplant onder de H e i d e n e n , door geene andere m i d d e l e n , dan de
hulp enbijftand v a n de alvermogende kragt
des A l l e r h o o g f t e n . E n h o e w e l d e z e l v e ,
door de Roomfche K e i z e r s , de Heidenfche
Priesters en de bijgeloovige jooden, w i e r d t
beftreeden, f c h o o t , n o g t h a n s , de tedere
slant diepe wortels , en groeide w e l i g o p .
Eene ontelbaare menigte lieden van allereien rang rekende het zich tot e e r e , z i c h
ils krijgsknegten onder de baniere van het
a-uis te laaten infehrijven. N o c h de
1joosaartigheid der D u i v e l e n , n o c h de
magt
BEGIN

van het

G E S C H I E D E N I S .

191

magt der menfchen k o n dien v o o r t g a n g B E G T M


fluiten.
W a n t , gelijk C H R I S T U S hadt van het
AUSDOAi
verklaard dat zijn K o n i n k r i j k niet v a n
deeze waereld w a s , dus wierdt o o k z i j n
Godsdienst door
Geestlijke middelen
v o o r t g e p l a n t ; hoe hij meer onderdrukt
w i e r d t , hoe hij weliger tierde. D o c h n u
moeten w i j een fchcidlijn trekken tusfehen de godlijkc en mcnschlijke kragt.
C O N S T A N T I S U S , m e t regt gebijnaamd
D E G R O O T E , k w a m aan het bezit v a n
het Romeinfche Rijk, deels door dc magt
der w a p e n e n , deels door het regt v a n
v e r k i e z i n g e . Z o m e n i g v u l d i g i n getal waren toen reeds de Christenen,
dat het eene daad v a n wcezenlijke ftaatkunde z o u
geweest z i j n , h u n de vrijheid v a n openbaare Godsdiens toefleninge te f c h e n k e n ,
genomen z e l f dat dc K e i z e r i n de belijdenis v a n het Heidendom v o l h a r d hadde.
M a a r hij h a d t , al i n den jaare C C C X I V ,
het C h r i s t l i j k geloof aangenomen, h o e .
w e l hij eerst k o r t v r zijnen dood gedoopt w i e r d t . H i j deedt een bevel fchrift
afkondigen, gebiedende dat alle de i n k o m ,
f t e n , welke dus lang tot onderhoud v a n
de Heidenfche T e m p e l s hadden gediend ,
aan de Christen
Geestlijkheid
zon g e .
fchonken w o r d e n . E n , dewijl hem n i e t
onbekend waren de looze treken der Heidenfche Priesteren,
beval hij derzelver afgoden v o o r het gemecne v o l k ten t o o n te
f t c l l e n , opdat zij met hunne eigen oogen
z i e n mogten hoedanig zij door listige
3

men-

192

G O D S D I E N S T I G E

menfchen waren om den t u i n geleid. D i t


van het hadt ten g e v o l g e , dat de Christlijke GodsAUSDOM
' dienst v a n eene overgroote menigte H e i denen wierdt aangenomen; hoewel het
waarfchijnlijk is dat veelen onder hen
dien flap deeden, zonder v o o r a f i n dc bcginzels der Euangelieleere behoorlijk tc
z i j n onderweezen, maar v e e l meer opdat
zij aan voordeelige bedieningen mogten
geraaken, door z i c h naar de K e i z e r l i j k e
bevclfchriften te gedraagen.
T c noodiger is het dat w i j op deeze omHandigheid naauwkeurig agt fiaan, dewijl
dezelve aanmerkelijk l i c h t zal verfpreiden
o v e r het v e r v o l g deezes verhaals, en ons
doen z i e n , hoe groot het onderfcheid ten
allen tijde z i i n zal tusfehen G o d l i j k e en
menschlijke kragt.
Geduurende de drie
eerfte E e u w e n , waren de Christenen v e r drukte en ongelukkige l i e d e n , doch, i n
menigvuldige o p z i g t e n , v a n een z u i v e r e n
e n onbefmetten wandel. O f zij' toen cen i g v o o r u i t z i g t hadden, dat zij den waereldlijken arm eenmaal zouden te baate
krijgen , k a n , op deezen afftand des t i j d s ,
niet zeker bepaald worden. W a a r f c h i j n lijk voedden zij z i c h niet met z u l k eene
b o o p e : w a n t , dewijl zij de tweede v e r fchijning v a n C H R I S T U S dagelijks te gcmoete z a g e n , liepen alle hunne u i t z i g t c n
e n verwagtingen i n dat middelpunt te
zamen.
D i t deedt hen alle hunne rampen en wederwaardigheden met lijdzaamheid verdraagen.
BEGIN

Voor-

G E S C H I E D E N I S .

193

Voordat Keizer C O N S T A N T I N U S D E BECTfT


G R O O T E den R i j k s t r o o n b e k l o m , w i e r - van het
den de Christenen op de wreedaartigfte PAUSDOM*
w i j z e v e r v o l g d . T e r w i j l hunne w o n d e n
n o g bloedden , nam die Christen Held hen
onder zijne befcherming. G e l u k k i g ware
de Christen Geestlijkheid geweest, hadde
zij het vcreischte gebruik gemaakt v a n de
v o o r r e g t e n , haar gefchonken; e n , i n
plaats v a n dc burgerlijke O v e r h e i d tegen
de Heidenen op te f t o o k e n , z i c h b c v l i j t i g d , e v e n gelijk haar G o d l i j k c M e e s t e r ,
om d e z e l v e , zonder dwangmiddelen, t o t
de waarheid o v e r te haaien. D o c h , het
tegendeel hiervan gebeurde. De waereld,
om mij van de w o o r d e n des grooten e n
godvrugtigenAardsbisfchops L E I G H T O N
te bedienen, de waereld wierdt
uitzinnig
lij
beurten.
D e C h r i s t e n Bisfchoppen
hadden de gunst en de befcherming v a n
den waercldlijken arm niet op hunne zijde
g e k r e c g e n , o f zij beflooten v e r v o l g i n g e n
aan tc r i c h t e n tegen de Heidenfche Priesters , v a n w i e r boosaartigheid zij z o v e e l
hadden geleedcn.
T e zeer wierden zij
h i e r i n onderfchraagd door die gedienftige
H o v e l i n g e n , w i e r geldgierigheid c n baatzuchtige inzigten hen n o o p t e n om het
ampt v a n Staatsdienaaren ten K e i z e r l i j k e n
H o v e te beklecden.
O m dit behoorlijk te v e r f t a a n , moeten
wij letten op den ftaat der Christlijke
Kerke i n die vroege dagen; een begin maakende met de vierde E e u w e .
II. D E E L .
N
DE

194
van het

G O D S D I E N S T I G E
DE

VIERDE

EEUW.

PAUSDOM.

D e Christenen, thans i n het vreedzaam


b e z i t v a n groote rijkdommen c n eerampt c n b e v e s t i g d , begonnen h u n n e n tegenw o o r d i g c n ftaat met de voorgaande wederwaardigheden te v e r g e l i j k e n ; dit deedt
hen gedenken aan dc lijdzaamheid c n
kloekmoedigheid hunner v o o r z a a t c n . D u s danige overweegingen deeden i n h u n een
h o o g e n , c n , i n zekere maatc, b i l l i j k e n
eerbied v o o r de martelaars ontftaan. D o c h
het bleef niet bij b l o o t c n eerbied; deeze
floeg o v e r t o t b u i t e n f p o o r i g h e i d , c n hadt
de heilloosfte u i t w e r k z e l s . A l l e s , ' t geen
men wegens deeze H e i l i g e n vertelde ,
w i e r d t zonder onderzoek aangenomen en
geloofd. D e M o n n i k e n begonnen 'er w e l
haast eene k o s t w i n n i n g v a n tc maaken,
o m v a n ftad t o t ftad te r e i z e n , en d c r z c l v e r beenderen en overblijfzels te v e r k o o pen.
E e n kragtdaadig ffccunzcl hadt deeze gew o o n t e i n de vermaardfte Leeraars dier
E e u w e , als A T H A N A S I U S ,

GREGORIUS

N A Z I A N Z E N u s , en i n z o n d e r h e i d c i i R Y -

S O S T O M U S , welks volkbehaagende w e l fprcekendheid grootiijks diende ter aanmoediginge v a n deeze bijgeloovige cerbctooninge en aanroepinge v a n dc H e i l i g e n ,
v a n de z u c h t t o t het k l o o s t c r l e c v c n , en
v a n het geloove i n de w o n d e r w e r k e n ,
door de M o n n i k e n en dc overblijfzels gc'wrogt.

G E S C H I E D E N I S .

<ro

w r o g t . H i e r u i t ontftondt de godsdiens- B E G-T?


tige aanroeping v a n de martelaaren, die van het
als befchermheiligcn en middelaars wierden PAUSDOM
aangemerkt. D i t diende ter vermindcringe
v a n het v e r t r o u w e n en de dankbaarheid,
aan C H R I S T U S v e r f c h u l d i g d , en om n i e u w e middelaars te ftellen i n de plaats v a n
h e m , welke de eenige Middelaar is t u s fehen G O D en de menfchen, de H e e r e
o n z e V e r l o s f e r . - W a n n e e r de Proteft anten fpreeken van het kruis van C H R I S T U S , bedoelen zij daar mede het gantfche
beloop zijner lijdende gehoorzaamheid,
zonder eenige agt te fiaan op het maakzel o f
de gedaante v a n een houten k r u i s . W a n t ,
indien w i j het lijden v a n onzen Heere niet
leevendig i n onzen geest en gedagten
k u n n e n h e b b e n , zonder dusdanige h e r i n neringen , dient het ten bewijze dat w i j
hem eene zeer koele liefde toedraagen.
Eenige ij veraars, aangevoerd door H E L E N A , dc moeder v a n K e i z e r C O N S T A N TINUS

DEN

GROOTEN,

beweerden

het

waare kruis te hebben g e v o n d e n , aan 't


w e l k C H R I S T U S hadt geleeden.
Veele
afbeeldingen wierden v a n hetzelve gemaakt en allerwege door het K e i z e r r i j k
uitgedeeld.
D e e z e afbeeldingen wierden
i n de K e r k e n opgehangen, en de o v e r blijfzels der H e i l i g e n i n doozen gelegd
en bewaard, en alzoo op de altaaren t e n
t o o n gefield. W a n t , i n deeze E e u w e , k w a men de altaaren i n de C h r i s t e n K e r k e n ' t
eerst i n gebruik.
N

De

196 G O D S D I E N S T I G E
D e H . C H R Y S O S T O M U S , op een Goeden - Vrijdag,
i n de groote K e r k te ConP A U S D O M Jlantinopole predikende, heeft de v o l g e n de befchrijving gegeeven v a n de deugden
van het k r u i s . H o e w e l zijne gantfche redeneering op de lijdende gehoorzaamheid
v a n C H R I S T U S kan w o r d e n toegepast,
b l i j k t h e t , e g t e r , u i t de omftandigheden
der t i j d e n , u i t de gevoelens v a n den P r e diker , en de natuur der aanrocpinge, dat
hij ten oogmerke h a d t , het v o l k op het
zigtbaar teken v a n het kruis te w i j z e n .
Indien g i j , C h r i s t e n ! (dus fprak
, , h i j ) de kragt en den l o f v a n het k r u i s
w i l t k e n n e n , leen mij dan een aandag t i g oor.
H e t kruis is een anker v o o r alle de
z u l k e n , w e l k e , i n het geloove wanke lende, beginnen te z i n k e n ! eene we deropftanding u i t den d o o d ! een leids, , man der b l i n d e n ! een w e g w i j z e r v o o r de
z u l k e n , die v a n het pad zijn afge d w a a l d ! de wreeker van h u n , w e l k e
ongelijk hebben geleeden! een ftaf der
lammen! de vertrooster der armen! de
lustbetooming der r i j k e n ! dc befchaa ming der hoogmoedigen! dc o v e r w i n n i n g op den D u i v e l ! de o n d e r w i j z e r
der kinderen ! de raadgeever van h u n ,
welke goeden raad b e h o e v e n ! de l o o t s
v a n de z u l k e n , welke i n eene zee v a n
, , wederwaardigheden dobberen! de ha v e n van h u n , welke i n een ftorm ginds
cn herwaarts geflingcrd w o r d e n ! h e t
b o l w e r k v a n die g e e n e n , welke k r i j g
voeBEGIN

van het

G E S C H I E D E N I S .

197

voeren tegen dc zonde en den D u i v e l ! B E G I N


de vader der w e e z e n ! dc helper der van het
w e d u w e n ! de regter der geenen, die PAUSDOM.
onregt plecgen! de pilaar der regtvaar d i g e n ! de rust der bedrukten en benaauwden! een licht v o o r de g e e n e n ,
welke i n duifternis z i t t e n ! de heerlijk hcid der K o n i n g e n ! de o n d e r w i j z e r i n
de belchaafdheid v o o r dc barbaaren!
de vrijheid der flaaven! de wijsheid der
ongeleerden! de wet der ongehoorzaam e n ! de prediking der P r o f e e t e n ! de
verklaaring der A p o s t e l e n ! dc roem
der martelaaren ! dc ociFening der k l u i zenaaren! de grondflag der K e r k e ! de
veiligheid der waereld! de v e r w o e s t i n g
der Heidenfche tempelen! de omverre w e r p i n g van hunne altaaren! de v e r dwijning van hunnen w i e r o o k ! de aan, , Itoot der J o o d e n ! de ondergang der
ongodsdienftigen! de kragt der z w a k .
k e n ! de geneesmeester der k r a n k e n !
, , de reiniging der melaatfchen! de ver fterkcr ;dcr geraakten! het brood der
hongerigen! de fontein der dorftigen !
c n , i n n w o o r d , het dekzcl der
naakten! "
Zodanig was dc volkbchaagendc w e l fpreckendheid dier tijden.
Wanneer wij
i n aanmerking n e e m e n , den i n v l o e d , w e l k e n dezelve moest hebben op de gemoeder e n v a n menfchen, onlangs van het H e i dendom t o t den Christlijken
Godsdienst
b e k e e r d , zal het ons niet vreemd k u n n e n
fchijncn, dat de beeldendienst, en de eerN 3
bic4

ro8

G O D S D I E N S T I G E

bied v o o r dc overblijfzels der martelaaren , w e l dra het heerfchende beginzel der


PAUSDOM. Christenen wierdt.
H e t was i n deeze E e u w e , naamelijk i n
den jaare C C C X X V , dat de waereldvermaarde Kerkvergadering te Nice bijeenkwam.
Z i j beftondt u i t driehonderdachttien B i s f c h o p p e n , behalven een g r o o t
getal O u d e r l i n g e n , D i a k e n e n en andere
Kerkendienaars, nevens de afgevaardigden
der l e e k e n , die t o t n o g toe deel hadden
aan het kerkelijk beftuur.
I n eigen perfoon zat de K e i z e r op deeze Kerkvergadering v o o r . E n , d e w i j l hij een V o r s t was
van groote gemaatigdheid, raadde hij den
B i s f c h o p p e n , alle noodlooze gcfchillcn
t e r z i j d e te f t e l l c n , c n , gelijk dienaaren
van het Euangelie betaamt, zich v a n h u n nen pligt te k w i j t e n , door de zaaken der
K e r k e te r e g e l e n , ovcreenkomftig met de
BEGIN

van het

voorfchriften

van

CHRISTUS,

cn

dc

waare belangen der geloovigen. Z o opr o e r i g w a r e n , nogthans, dc driften der


G e e s t l i j k e n , z o groot was de haat, w e l k e n z i j , o m betwiste ftukken v a n den
G o d s d i e n s t , elkander toedroegen, dat z i j
de geloofsbelijdenis opftelden, welke n o g
den naam draagt naar de f t a d , i n w e l k e
zij vergaderd waren , hoewel dezelve niet
eerder bekragtigd w i e r d t , dan op de groote Kerkvergadering v a n
Conftantinopole,
i n d e n jaare C C C L X X X I gehouden.
D e R e c h t z i n n i g e n , niet te vreden met
d e tijdlijke v o o r d e d e n , w e l k e z i j t r k t e n u i t de waardigheden welke zij i n de
Kerk
3

G E S C H I E D E N I S .

199

K e r k bekleedden, gingen nog v e r d e r ; z i j BE GIS


ftookten den K e i z e r o p , om d e z u l k e n , van het
'AUSDOW
welke van h u n i n gevoelens verfchilden ,
met den dood te ftraffen. Thans handelden zij eveneens ten aanzien v a n de H e i d e n e n , als deeze z i c h omtrent hen gedraagen hadden. W a n n e e r de Heidenen z i c h
onbekwaam bevonden om de C h r i s t e n e n
t c wederleggen, v e r z e r d e n zij de fnoodfte Lasteringen om h u n zedelijk karakter
z w a r t te maaken. O p gelijke wijze behandelden dc Nicefche Vaders de K e t t e r s .
Hadden z i j , door gemaatigdheid en m i n zaame redekavelingen, decze lieden v a n
hunne dwaalingen zoeken te o v e r t u i g e u ,
zij zouden een Christlijk werk v e r r i g t
hebben. M a a r , het tc hulpe roepen v a n
den waereldlijkcn a r m , was i n z i c h z e l f v a n
een zo helfchcn en duivclfchcn a a r t , dat
z e l f hunne vrienden z i c h verlegen v o n d e n
om v o o r deeze handelwijze eenige v e r fchooning i n te brengen.
D c waarheid der zaake is , dat de Geestelijken thans z o zeer op magt en aanzien
gefield w a r e n , dat zij de vcragtlijkfte
r o e r v i n k e n v a n den Staat wierden.
Op
niets dan wederwraakc waren zij bcdagt
tegen de z u l k e n , welke z i c h tegen hen
v e r z e t t e n durfden; cn hadde de burgerlijke magt hen niet wederhouden, z o u den zij dc Heidenen even eens v e r v o l g d
h e b b e n , gelijk zij z e l v c n voormaals v a n
h u n v e r v o l g d wierden. Geduurende alle
decze v e r w a r r i n g e n , hadden de Bisfchoppen v a n Rome geen gezag o v e r de andere
N 4
Bis:

zoo

G O D S D I E N S T I G E

zelf durfden zij zich niet


B E G I N Bisfchoppen;
van het de fchaduw van cenig gezag aanmaatigen.
PAUSDOM. Doch wij zullen wel dra gelegenheid vinden om den oorfprong der Pauslijke magt
te doen opmerken. Vr dien tijd hadt
elke Kerk haare eigen geloofsbelijdenis;
cn hoewel de geloofsleuzen van onderfcheiden Kerken zomtijds in woorden verfchilden, kwam, nogthans, de mecning
overeen uit. Allen ftemden overeen ten
aanzien van de grondwaarheden van den
Godsdienst; maar de eene Kerk maatigde
zich het gezag niet aan om ccne andere
Kerke geloofsformulieren voor tc fchrijven.
Doch de tijd kwam eerlang, in
welken het regt van eigen onderzoek vernietigd wierdt. De menfchen hadden
geene vrijheid meer om de Schriften te
onderzoeken, met oogmerk om in dezelve de voorwaarden te vinden, op welke
zij bij dc Godheid konden welbehaaglijk
worden, maar zij moesten ze zoeken in
geloofsbelijdenisfen van menschlijkc uitvindinge. Aan de duifterfte plaatzen van
G O D S woord wierdt een bepaalde zin gchegt. In ffcede van de vastgeftclde gevoelens met de Heilige Schriftuure te flaav c n , moest de Bijbel naar de aangenomene begrippen geplooid worden.
Met den aanvang van het jaar CCCLXI
wierdt JULIANUS,gemeenlijkgebijnaamd
D E A F V A L L I G E , ten Keizerlijken Rijkstroone verheven. Geduurende de eerfte
jaaren zijner regeeringe, gedroeg hij zich
Zeer gemaatigd jegens dc Christenen. N o g .
thans
y

G E S C H I E D E N I S .

201

thans voedde hij i n zijn hart tegen hen B E R I N


een heimelijken w r o k c n ingewortelden van het
haat. D e w i j l hij onder de Christenen was 1 AUSDOM*
o p g e v o e d , hadt hij z o v e e l van de listige
t r e k e n der Bisfchoppen en der overige
Geestlijken o p g e m e r k t , dat hij het befluit
'hadt g e n o m e n , o m , indien het mogelijk
w a r e , den Heidenfchen Godsdienst te herftellen.
D e n Christenen leidde hij zwaare
belastingen o p ; cn wanneer eenige der
voornaamfte hoofden deswegen
hunne
klagtcn bij hem i n b r a g t e n , gaf hij fpottende t o t a n t w o o r d :
, , U w G O D heeft
ulieden lijdzaamheid geleerd."
I n de
daad, de Christen Bisfchoppen
v a n dien
t i j d waren z o m u i t z u c h t i g en o p r o e r i g ,
dat hij v o o r h u n bevreesd w a s , dat z i j ,
ten eenigen dage, het graauw het h o o f d
tegen hem zouden doen opfteeken.
H i j wierdt op den R i j k s z e t e l o p g e v o l g d
v a n j 0 v i A N U S , een V o r s t v a n een gez o n d verftand en goed o o r d e e l ,
en
een v r i e n d der Christenen,
door belijdenis en o v e r t u i g i n g . D o c h niet lang hadt
hij de keizerlijke waardigheid b e k l e e d , o f
de R e c h t z i n n i g e Bisfchoppen begonnen
hem lastig tc vallen om de K e t t e r s te v e r volgen.
T e n dien einde beriep hij een
Sijnode te Antiochie,
alwaar dc Bisfchoppen i n allen opzigte v a n des K e i z e r s hand
vloogen.
J o v i A N U S zag,
nogthans,
door hunne dubbelheid h e e n e n , en v o e r de h u n te gemoete, dat hij van alle gef c h i l l e n cenen afkeer hadt, en dat het z i j ne begeerte w a s , dat zij den vrede z o u N 5
den

202

G O D S D I E N S T I G E

den behartigen, en alzo dc belangen van


van het 't Christendom bevorderen. Met regt
PAUSDOM. wordt dit gedeelte van het gedrag van
Keizer J O V I A N U S geroemd, door alle
onpartijdige Gcfchiedfchrijvcrs, welke
zijn leeven cn bedrijven geboekt hebben:
want, noch dc bedreigingen der Bisfchoppen, noch de vleiende beloften der Heidenen , waren in ftaat om hem in zijnen
pligt tc doen wankelen. Gelukkig ware
de Christen waereld geweest, indien hij
nog eenige jaaren geleefd hadde. D o c h ,
dc dood nam hem weg, voordat bij gelegenheid hadt gehad om het goede tc doen,
't geen hij zich hadt voorgefteld.
Geweldige opfchuddingen en oncenigheden vielen 'er midlerwijl te Rome v o o r ,
naa den dood van L I B E R I U S , die op den
Bisfchoplijkcn ftocl dier ftede zat. U R SINTJS en D A M A S U S , beide Diakenen
dier Kerke, ftonden na de Bisfchoplijke
waardigheid; doch, vermids de aanhang
van
D A M ASUS de overhand kreeg,
wierdt deeze verkoozen en geordend. D i t
deedt zijnen mededinger UR SINUS dcrmaate in gramfchap ontfteeken, dat hij
eenigen op zijne zijde kreeg, door welke
bij zich insgelijks tot Bisfchop liet ordenen. Dit deedt eene nieuwe fcheuring in
de Kerk ontftaan. Zeer heilloos en verderflijk wierden de gevolgen van decze
betwiste verkiezinge voor eene menigte
burgers van Rome: want, behalven een
groot getal, welke op de ftraaten vermoord wierden, fncuvelden 'er niet minBEGIN

G E S C H I E D E N I S .

203

der dan honderdzevenendertig, op een en- B E G I N


kelen dag, i n dc K e r k e n , onder den van het
openbaaren Eerdienst. M e n w i l dat d i t \ U S D O M .
het eerfte gefchil geweest i s , o v e r den
Bisfchoplijken zetel v a n Rome ontftaan.
H o e gelukkig ware de waereld g e w e e s t ,
indien dit ook het laatfte geweest was !
D o c h , het v e r v o l g zal ons leeren dat dit
eene loutere beuzeling w a s , i n vergelijk i n g v a n hetgeen naderhand gebeurde.
K e i z e r T H E O D O S I U S , d i e , i n menigvuldige o p z i g t e n , een groot man w a s ,
wierdt een ijverig v o o r v e g t e r der R e c h t zinnigen. H i j liet rondgaande b r i e v e n afgaan , bcveelendc alle zijne onderdaanen,
dc Nicefcl/e geloofsbelijdenis aan tc neem e n , c n de drie perfoonen i n de D r i e e n heid als n e n G O D te aanbidden. H i j ging
9r
nog v e r d e r ; hij dreigde de B i s f c h o p p e n ,
die weigerden zijne bevelen te gehoorzaam e n , met de verlaating v a n hunne waardigheid en ballingfchap. T e n zelfden tijde
Helde hij een wetboek o p , betreffende
dc kerkelijke t u c h t , 't welk altoos een
fchandvlekkend gedenkteken v a n zijne
naagedagtenisfe z i j n z a l . D e R e c h t z i n n i ge aanhang, n u de magt i n handen hebbende, gebruikte dezelve met eene drukkende zwaarte tegen alle hunne tegenflreevers.
M i d l e r w i j l v e r v o l g d e n dc Donatisten i n Afrika hunne broeders met a l le de woede van eene losgelaatene wreedheid.
C H R Y S O S T O M U S , Bisfchop v a n
Conftantinopole,
u i t die Had v e r d r e e v e n
z i j n d e , richte eene geweldige v e r v o l g i n g
tcp

204 G O D S D I E N S T I G E
tegen de Ariaanen aan. Aan de vervolvan het ging fcheen dus geen einde meer tc zijn.
PAUSDOK
Veele bijgeloovigc gewoonten ontluisterden de zuiverheid der Kerke, geduurende deeze Eeuwe. Houten, metaaien
en gefchilderde kruizen kwamen nu meer
en meer in gebruik, in naa volging van
het voorbeeld van Keizer c O N S T A N T T N U S D E N G R O O T E N , welke in alle zijne banieren kruizen voerde.
Bedevaarten na zo genaamde heilige
plaatzen begonnen in deeze Eeuw bekend
te worden; doch zij waren nog niet zo
geagt, noch menigvuldig, in de Roomfche
Kerke, als zedert heeft plaats gehad. Het
meerendeel deezer bedevaarten gefchiedde na Jeruzalem en Rome, of na andere
plaatzen, op welke de beroemdfte martelaars den dood ondergaan hadden. Zij
wierden als verdienstlijk aangemerkt, en
dit leide den grond van veele bijgeloovigheden. Het toedienen van het Avondmaal aan de kinderen, begon aan het einde deezer Eeuwe te worden ingevoerd ;
en, 't geen onze opmerking verdient, js,
dat de Tekens, naadat zij gewijd waren in
de Kerk, gezonden wierden aan de huizen
Ier geloovigen, welke door onoverkoonclijkc beletzeis verhinderd wierden den
openbaaren dienst bij te wooncn. In de
laad, het mag met regt gezegd worden
lat de grond van het bijgeloove in deeze
Seuwe gelegd wierdt. p hoedanig ce1e wijze het gebouw op dit fondament
wierdt

G E S C H I E D E N I S .

205

wierdt o p g e t r o k k e n , z a l ons i n 't ver- EEOIlt


v o l g nader blijken.
van het
rAusnoar,
DE VIJFDE

EEUW.

T o t n o g toe hebben w i j geene v o o r beelden o n t m o e t , dat de Bisfchoppen v a n


Rome eenige poogingen gedaan hebben
t e r vastftcllinge v a n de Pauslijke
magt;
doch deeze E e u w verfchafte h u n daartoe
v e e l v u l d i g e gelegenheden. D e onfeilbaarheid maatigden zij z i c h nog niet aan:
w a n t , hadden zij z i c h iet diergelijks toege i g e n d , het z o u als eene ongerijmdheid
aangemerkt c n behandeld z i j n . D i t niettegenftaande, begon de Pauslijke magt
dagelijks v e l d te w i n n e n ; aan de o v e r brenging van den zetel des Rijksgcbieds
v a n Rome na Confta?itinopole moet dit
voornaamlijk worden toegefchreeven. D e n
Bisfchoppen van Rome v i e l zedert dc z o r ge o v e r burgerlijke en kerkelijke zaaken
i n handen.
E e n algemeen gebruik was
het i n die E e u w e , dat de Bisfchoppen
der p r o v i n c i n hunne afgevaardigden z o n den aan de Bisfchoppen v a n Rome, om i n
zwaarwigtige zaaken derzelver raad i n te
neemen. E n , hoewel dit i n den beginne
niets meer dan een w e r k v a n onderlinge
vriendlijke verftandhoudinge was , begon
h e t , i n v e r v o l g v a n t i j d , als eene o n v e r mijdelijke v e r p l i g t i n g te worden aangemerkt. D e Bisfchop van Rome, naa eerst
een willekeurig gezag te hebben gc-oeffend
o v e r zijne eigen k u d d e , begon z i c h een
dier-

206

G O D S D I E N S T I G E

diergelijk gezag over de geheele Christen


van het waereld aan te maatigen.
PAUSDOM
't Was in deeze Eeuwe, dat de beelden 't eerst op de altaaren in de Christen
Kerken geplaatst wierden; aan veelen van
dezelve befteedde men het optooizel van
edele gefteenten. Ook wierdt het huwelijk aan deGeestlijkheid verbooden ; doch
dit verbod ontmoette een zo geweldigen
tegenftand, dat 'er veele jaaren verliepen, voordat de ongehuwde ftaat onder
deeze orde van menfchen algemeen wierdt
vastgefteld.
Het gebruik van Doopheffers, of Gevaders, die over den doop der kinderen
ftaan, is insgelijks zijnen oorfprong aan
deeze Eeuwe vcrfchuldigd. De huwelijken van Heidenen met Christenen fchijncn hiertoe dc ecritc aanleiding gegecven
tc hebben. Men vraagt hier, wat dc
Heidenfchc ouders bcwoogen hebbe om
hunne kinderen van Christen Leeraars te
laaten doopen "? Het antwoord hierop is
klaarblijkelijk.
Aan alle de Heidenen
door het gantfche Keizerrijk was bevel
gegeeven om van den Christlijken Godsdienst belijdenis te doen. D o c h , vermids veele Bisfchoppen wisten dat zij niet
oprecht waren in het gcloove en in hunne
belijdenisfe, oordeelden zij het noodzaaklijk om te zien na eenige perfoonen,
welke langen tijd belijdenis gedaan hadden
van het geioove, 't welk in J E Z U S i s ,
om als borgen over hen te ftaan.
Het
kruisteken bij den doop, 't welk de Christen
TEGIN

G E S C H I E D E N I S .
ten Kerken,

207

v r de regcering van K e i -

BEGTJ

DEN GROOTEN,

van het

naar g o e d v i n d e n , konden bezigen o f nal a a t c n , wierdt n u een artikel v a n het


C h r i s t l i j k geloove , en niemand w i e r d t als
w e t t i g gedoopt aangemerkt, ten zij hij
dat teken hadt ontvangen.
H e t toedienen v a n het A v o n d m a a l aan
de k i n d e r e n , waar van w i j , reeds i n de
voorgaande E e u w e , voorbeelden ontmoet h e b b e n , k w a m thans meer en meer
i n gebruik. Z e l f kwamen i n deeze E e u w e
verfcheiden voorbeelden v o o r , v a n k i n deren , w e l k e weigerden het A v o n d m a a l
te o n t v a n g e n , w i e n de Priesters het
b r o o d met geweld i n de keel f l o p t e n .
E e n e verfchrikkclijke ontheiliging was
ongetwijfeld deeze v a n z u l k eene heilige
inftellinge.
D o c h dit v i e l i n den fmaak
der t i j d e n : want het C h r i s t e n - en H e i dendom wierden toenmaals zodanig onder
een vermengd en v e r w a r d , dat het moeilijk viel dezelve v a n elkander te onderfchciden. T o t een zeer laagen peil was
thans dc Christlijke Godsdienst gezakt; de
burgerlijke magt hadt men te baate genomen om dien vast te Hellen. H e t gevolg'
was dat veele verfoeilijkheden daar onder
gemengd wierden. D e Pauslijke magt
kreeg ten langen laatfte de overhand. H e t
ge weeten der menfchen wierdt h i e r d o o r ,
E e u w e n agter e e n , aan den band gelegd.

PAUSDOM

zer

CONSTANTINUS

DU

2o8
BEGIN

van bet

G O D S D I E N S T I G E
DE ZESDE

EEUW.

PAUSDOM.

I n den aanvang deezer E e u w e , was de


magt der Pausfcn v a n Rome o v e r de Christen waereld nog niet b e k e n d , v e e l m i n
aangenomen.
D e Roomfche
Bisfchoppen
hadden, i n de daad, poogingen gedaan
om*hunne magt te v e s t i g e n ; doch zij ontmoetten z o veele zwaarigheden, dat zij
genoodzaakt waren v a n h u n d o e l w i t af te
z i e n , en eene gunftiger gelegenheid af tc
wagten.
V e r r e was 't 'er insgelijks a f ,
dat 's Pausfen onfeilbaarheid v a n iemand
onder de C h r i s t e n v o l k e n erkend w i e r d t .
D e Bisfchoppen v a n Rome wierden t o t
n o g toe aangemerkt als onderworpen aan
de algemecne Kerkvergaderingen.
H e t l e e d t , egter, niet l a n g , o f deeze
Bisfchoppen begonnen het masker af te
l i g t c n , en te verklaaren dat zij b o v e n alle
andere Bisfchoppen den v o o r r a n g bekleedden. H e t was een natuurlijk gevolg
v a n de onkunde dier t i j d e n , dat dit denkbeeld gereed wierdt aangenomen.
De
waarheid der zaake i s , dat de geheele
Christen w a e r e l d , ten dien t i j d e , i n barbaarsheid lag v e r z o n k e n . D e bcginzels
v a n onzen heiligen Godsdienst wierden
niet meer gepredikt. Hcidenfche g e w o o n t e n en plegtigheden waren listiglijk ter
Christen Kerke ingevoerd.
D e uitmuntendfte en hcilzaamftc kennis was een
zamenllelzel v a n dwaasheid geworden. D e
Go-*

G E S C H I E D E N I S .

20c

Gothen en Wandaden begonnen nu hel B E G I V


Romeinfche Rijk te overftroomcn; en van het
vermids 'er ontelbaare aanhangen van Ket- PAUSDOM*
ters waren, dus voegden decze zich bij
die barbaaren. Het waare en zuivere
Christendom lag onder een dikken nevel
verborgen. Door middel van deeze aanmerkinge zullen wij reden kunnen geeven
van veele dingen, welke ons in 't vervolg zullen voorkoomen, ten aanzien
van den Pauslijkcn zetel, als mede omtrent de plegtigheden, welke den luister
der Euangclifche bcdeclinge, in zekeren
< opzigte, verdonkerd, en de geboden
' G O D S , door de overleveringen,
kragt' loos gemaakt hebben; kerende dingen ,
welke tegen den Godlijken wille aanliepen , cn met de waare belangen der menfchen, in tijd cn eeuwigheid, onbeftaanbaar waren.
Geduurende deeze Eeuwe, wierden de
'twee volgende onfehriftmaatige gebruiken ingevoerd: te wceten, het bidden
v o o r , cn het aanbidden van de dooden,
; Het aanbidden der martelaaren bij derzelvcr graven was allengskens in gebruik ge! koomen, en hadt meer en meer veld gewonnen, zedert de regeering van C O N :STANTINUS

DEN

GROOTEN;

doch

thans wierdt het als een geloofsartikel


;aangemerkt, of ten minfte als een onvermijdelijke pligt, welke op eenen iegel i j k Christen ruste. Op de zelfde wijze
was het bidden voor de rust der geftor venen allengskens ingefloopen. De Chris*
II. D E E L .
O
tenen

aio

G O D S D I E N S T I G E

tenen hadden dit v a n de Heidenen geleerd.


van het O n d e r deeze was het een algemeen gePAUSDOM- bruik , te bidden v o o r hunne afgeftorvene b l o e d v e r w a n t e n , en ter hunner eere
e n naagedagtenisfe feesten te v i e r e n .
D o c h , v o o r decze g e w o o n t e v i n d e n w i j
geenen g r o n d , z o min i n het Oude als i n
het N i e u w e V e r b o n d .
De l i . AUGUST I N U S , w e l k e omtrent honderd jaaren
leefde v r den t i j d , v a n w e l k e n w i j
thans h a n d e l e n , badt v o o r dc z i e l zijner
moeder M O N I C A , verfcheiden jaaren naa
haar o v e r l i j d e n . E n , dewijl hij een grooten naam i n de K e r k hadt v e r k r e e g e n ,
lijdt het geen t w i j f e l , o f zijn v o o r b e e l d
wierdt v a n veelen naagevolgd. N o g t h a n s
w i e r d t deeze gewoonte niet algemeen
v o o r de zesde E e u w . T o e n begon men
dit bidden aan te merken als een p l i g t ,
dien de geloovigen aan hunne overleedcne bloedverwanten verfchuldigd w a r e n .
SEOIN

H e t z i n g e n der formulier- o f vastgcitclde k e r k g e b e d e n , was eene andere gew o o n t e , w e l k e i n deeze E e u w e i n geb r u i k k w a m . Nogthans was de Latijnfche
taal nog niet op hoog gezag i n de K e r k e n
i n g e v o e r d , fchoon 't waar is dat dezelve
meer en meer i n gebruik k w a m . T c Rome
en i n het O o s t e n begon men n u ook v a n
het V a a g e v u u r te fpreeken; doch i n Ierland en i n de noordelijke gewesten v a n
Britannie
was het t o e n n o g o n b e k e n d ;
o o k hadt het i n Spanje en Frankrijk
nog
w e i n i g opgang gemaakt. H e t huwelijk was
den Priesteren nog niet v e r b o o d e n ; egter
wier-

G E S C H I E D E N I S .

2ix

wierden de z u l k e n , die een o n g e h u w d B E G I N


leeven l e i d d e n , 't meest gcagt en geer- van het
PAUSDOM,
biedigd v a n de bijgeloovigc menigte.
D e beker i n het heilig A v o n d m a a l
w i e r d t d c n L e c k c n nog toegediend. W a n t ,
h o e w e l bij dc altaaren veele bijgeloovige
gewoonten i n gebruik w a r e n , w i e r d t ,
n o g t h a n s , dc Tranfubftantiatie
nog n i e t
openlijk geleerd. D e Christenen mogten
de tekens v a n brood en w i j n i n z u l k een
l i c h t b e f c h o u w e n , als zij goedvonden.
Ondertusfchen moeten w i j e r k e n n e n , dat
i n deeze E e u w e zommigen wierden gevon- d e n , die de Tranfubftantiatie
geloofden:
want G R E G O R I U S D E G R O O T E , gelijk
'. hij genoemd w o r d t , van w e l k e n w i j , i n
ide volgende E e u w e , nader z u l l e n fprcek e n , ltclde alle zijne poogingen te w e r k e
om dezelve ingang te doen vinden bij het
v o l k . H e t helderfchijncnd licht v a n het
E u a n g e l i u m begon n u tc taanen ; w e i n i g
meer dan de blootc fchaduw was daarvan
o v e r g e b l c e v e n ; en eerlang hadt men niets
jnecr dan den ijdelen naam behouden,
DE

Z E V E N D E

EEUW.

D e K e r k thans zeer bedorven z i j n d e ,


volhardden dc geestlijken i n het z o e k e n
van allerlei gelegenheden om hunne grootbeid verder u i t te breiden.
Z i j begonnen n u het gevoelen te d r i j v e n , dat h u n ne p e r f o o n e n , om bcgaane m i s d r i j v e n ,
v o o r den waercldlijken R c g t e r niet aanfpraaklijk waren.
D i t leide den grond
O 2
V3$

212
BEGIN

van het
PAUSDOM.

G O D S D I E N S T I G E

van veele dier rampzalige verdeeldheden,


welke, in 't vervolg, voor verfcheiden
Natin zo heillooze gevolgen te wege
bragten. In het begin deezer E e u w e ,
zondt G R E G O R I U S ,
gebijnaamd D E
G R O O T E , Bisfchop van Rome, den Monnik

AUGUSTINUS

na Engeland, om de

Angel-Saxen te bekeeren. M e t groot


regt noemen zommige Kerkelijke Gcfchiedfehrij vers deezen G R E G R O R I U S
den grooten voorftander der hijgeloovigheid.
De plegtigheden , welke vr zijnen tijd
ter Kerke waren ingevoerd,- wierden
door hem verder uitgebreid , en hij voegde van tijd tot tijd nieuwe bij dezelve.
Om dc Kerkgebouwen meer aanziens
bij te zetten, wierdt ieder van dezelve
naar deezen of geencn Heilige benoemd,
't Was omtrent deezen tijd dat de Bisfchoppen hun gezag begonnen uit te breiden over de kleinere Kerken, en de Paus.
over hen allen te regceren.
BONIFAC I U S D E III was de eerfte Roomfche
Paus, die zich den eernaam van Algemeen
Bisfchop toeeigende. T c meer verdient
dit onze verwondering, omdat zijne berugte voorzaat G R E G O R I U S

D E GROO-

T E , hoewel een dweepcr in het Godsdienftige, nogthans den tijtel van de hand
wees, toen hem dezelve wierdt aangebooden. De Geestlijken kreegen bevel om
zich in kostbaare tabberten te kleeden,
en zich alzo te onderfcheiden van de Leeken, welke zij als wcezens van een laager rang befchouwden. In Engeland wierden

G E S C H I E D E N I S .

213

den Bisdommen o p g e r i c h t , en Italiaanen E E G I T f '


i n dezelve geplaatst, die een groot ge- van het
deelte v a n hunnen tijd vcrfpilden i n ge- P A U S D O M ,
fchillcn met de Britten,
over den t i j d ,
op w e l k e n het Paaschfeest moest gevierd
worden.
D o o r menigvuldige en rampzalige gefchillen wierdt de K e r k , geduurende deeze E e u w e , o n t r u s t , bijzonderlijk o v e r
d i n g e n , welke G O D aan de menfchen niet
geopenbaard heeft, en d i e , i n de daad,
het bereik van h u n begrip te b o v e n gaan:
tc w e c t e n , de leere der H . D r i e e n h e i d !
G e f c h i l l e n e n bijgeloovigheid m a a k t e n , i n
deezen t i j d , het voornaamfte
gedeelte
van den Godsdienst u i t . Bijkans gelijktijdig met dit gefchil ontftondt 'er een andere t w i s t , o v e r de hooge en zwellende
eernaamen, welke aan den Roomfchen
Bisfchop moesten gegeeven w o r d e n . W a n t ,
h o e w e l zommige K e r k e n zijne opperhoofdigheid erkend hadden, w i e r d t z i j , e g t e r ,
hem van andere betwist.
Wanneer de Afrikaanfche B i s f c h o p p e n ,
uit naam eener K e r k v e r g a d c r i n g c , T H E 0 D O R U S , Bisfchop van Rome, met z w e l lende benaamingen c n vlcijcndc ccrtijtels
begroet hadden, v e r w e k t e dit groote ergernis bij andere K e r k e n .
D e Bisfchop
v a n Conftantinopole fchreef aan den B i s fchop v a n Rome, dat vermids alle de
A p o s t e l e n aan elkander gelijk waren i n
rang c n waardigheid, dus o o k alle de B i s fchoppen moesten gelijk z i j n , en elkander als broeders befchouwen.
't B l i j k t
O 3
zelf

14
JEGltt

van het
PAUSDOM.
"

G O D S D I E N S T I G E

.elf dat 'er, geduurende deeze E e u w e ,


Itali eenige Bisfchoppen leefden,
velke mocds genoeg bezaten, hunne onI lerwerping aan den Bisfchop van Rome te
veigcren, gelijk blijken zal uit het volgende berigt wegens M AU R U S , Bisfchop
van Ravenna.
V I T A L I A N U S , thans te Rome op den
Bisfchoplijkcn ftocl gezceten, dagvaarde
MAUR US om rekenfehap cn belijdenis van
zijn geloove te doen, dewijl hij wierdt
verdagt gehouden van gevoelens, die tegen de Rechtzinnige lecre aanliepen.
Doch M A U RUS weigerde niet flegts aan
decze dagvaarding te gchoorzaarnen,
maar zondt daarenboven een antwoord
aan V I T A L I A N U S , behelzende dat hij
over hem geen gezag hadt. D i t onverwagt antwoord deedt den Roomfchen
Kerkvoogd dermaate in arren moede ontfteeken, dat hij op heetcr daad het vonnis van den banblixem tegen hem afkondigde. Doch over dit banvonnis bekommerde zich M A U R U S even weinig als over
de dagvaarding. Ja, zo zeer was hij gefield op de regten zijner Bisfchophjke
waardigheid, dat hij het vonnis van den
ban tegen hem terug kaatfte. D i t befchouwde men als eene misdaad van een
zo affcbuwelijken aart, dat men pooginTcn deedt om hem uit den Bisfchoplijkcn
letel te ftooten. Doch dc Exarch van
Ravenna hieldt hem de hand boven het
Jioofd; c n , in fpijt van den Paus, en
van zijne aanhangers en zendelingen, vo hard-

\n

G E S C H I E D E N I S .

215-

hardde hij i n het waarncemen v a n de plig- B E G I


ten zijner bcdicningc tot aan zijnen dood. van het
In zijne jongftc o o g c n b l i k k c n vermaande PAUSDOM.
hij zijne gemeente o m z i c h nimmer aan
het Pauslijk gezag tc o n d e r w e r p e n , dew i j l het cene onregtvaardige o v e r w e l d i ging was. Z i j n o p v o l g e r i n den Bisfchopl i j k c n zetel voldeedt getrouwelijk aan dit
verzoek.
In den jaare D C L X X X k w a m de vermaarde K e r k v e r g a d e r i n g tc Conftantinopole b i j e e n , om tc raadplccgen o v e r de
leer der D r i e e n h e i d .
V e e l tijds bcfteedden dc Bisfchoppen met het naaleezen
der aloude K e r k v a d e r e n . Z i j deeden i n
den ban en fpraken den v l o e k uit o v e r
den toenmaaligcn Paus H O N O R I U S .
In
't voorbijgaan kunnen wij hieruit l e e r e n ,
dat z i j , i n dcczen t i j d , de Roomfche
Paus/en niet als onfeilbaar befchouwden.
D e w i j l alle de befluiten en vastftellingen
deezer Kerkvergaderinge gebouwd w i e r den op de fchriften der K e r k v a d e r e n ,
verkreegen zij hierdoor z o veel aanziens ,
dat z i j , geduurende verfcheiden volgende
E e u w e n , weinig minder gezags hadden dan
dc gewijde Schriften.
O m t r e n t deezen
tijd wierdt ook de eernaam van de Heilige
gegecven aan cle vrocgftc Christen Schrijv e r s , h o e w e l men d i e n , i n dc eerfte tijd e n , aan de A p o s t e l e n niet gegecven
hadt. Zeker is h e t , dat veelen der z o
genaamde K e r k v a d e r e n zeer b i j g e l o o v i g
w a r e n , en dat zommigen hunner de HeiO 4
denen*

2i6

G O D S D I E N S T I G E

denen, i n veele verrigtingen v a n hunnen


van het E e r d i e n s t , naavolgdcn.
E e n e andere n i e u w i g h e i d , welke aan
deeze E e u w e haaren oorfprong is v e r f c h u l d i g d , i s , dat den Bisfchop van Rome
de dricdubbclde k r o o n wierdt op het
hoofd gezet.
O o k w i e r d t , ten deezen
t i j d e , van de L e e k e n g e v o r d e r d , dat zij
de
o v e r l e v e r i n g e n der Roomfche
Kerke
d e n zelfden eerbied als de gewijde Schrift e n zouden bctooncn. H i e r o v e r hebben
w i j ons niet te v e r w o n d e r e n , wanneer
w i j i n aanmerking neemen dat de toenmaalige Christenen z o onkundig w a r e n ,
dat weinigen onder hen konden leezen.
D e Heidenfche Tempels wierden aan de
maagd M A R I A cn aan de overige H e i l i gen toegewijd. D e K e r k e n verftrekten
t o t heiligdommen en veilige wijkplaatzen
v o o r de z u l k e n , die de fnoodfte cn hemeltergendfte cuveldaaden gepleegd hadden. G e e n man mogt eene v r o u w t r o u w e n , welke z i j n vader ten doop hadt gehouden. O n t h o u d i n g v a n zekere fpijzen
e n d r a n k e n , op bijzondere dagen, wierdt
als een verdienstlijk werk aangezien. ' E r
wierdt een groot getal heilige dagen ingef t e M , cn het vasten op Saturdag op ftraffe van den ban verbooden.
't W a s i n
deeze E e u w e , dat de K e r k van Rome bev e l gaf, dat het gebed onzes H e e r e n
openlijk i n de K e r k e n z o u worden v o o r geleezen. In alle plaatzen van openbaare
Godsdicnstoeffeninge kwamen n u ook de
Or-

B E G I N

PAUSDOM.

G E S C H I E D E N I S .

217

Orgels 't eerst i n gebruik. V e r d e r wierdt


vastgefteld, dat op elk altaar een beeld
van

CHRISTUS

aan

het

kruis

zou

BEGIN

van het

ten PAUSDOM*

t o o n gefield w o r d e n . I n andere gedeelten der K e r k e n wierdt hij v e r t o o n d o n der dc gedaante v a n een L a m , en dc H e i lige Geest onder die v a n een D u i v e .
't K w a m n u o o k i n gebruik dat de Priesters afzonderlijke misfen vierden v o o r de
z u l k e n , welke den openbaaren dienst i n
dc K e r k e n niet konden b i j w o o n e n . D o o r
geheel Europa,
alwaar de
Christlijke.
Godsdienst, o f l i e v e r het 'Pausdom, was
i n g e v o e r d , wierden de gebeden i n de Latijn] che taaie gelcezcn.
D o c h de beker
wierdt tot nog toe den L e e k e n niet o n t houden.
Geduurende deeze E e u w e , vestigden
de Bisfchoppen van Rome h u n gezag, en
bragten hunne plegtigheden i n gebruik i n
alle de Angel-Saxifche
Kerken. N i e t z o n der tegenkantingen kan dit toegegaan
z i j n , voornaamlijk omdat de i n w o o n e r s
v a n het Prinsdom Wales,
nevens de
Schotten cn dc Ieren, dus lang weigeragtig
bleeven om zich aan de Roomfche Kerke te
.onderwerpen. T c aanneemclijker zal dit
v o o r k o o m e n , wanneer wij aanmerken dat
de Schotten en Britten,
w e l k e , al eenige
E e u w e n geleeden, tot den
Christlijken
Godsdienst
bekeerd w a r e n , geene B i s fchoppen hadden v r het midden der elfde E e u w e . W a t aanbelangt hunnen E e r d i e n s t , H E D A , welke omtrent
deezen
tijd leefde, c n een ijverig voorftandcr
O 5
was

218

G O D S D I E N S T I G E

was v a n de Roomfche Kerk, verzekert dat


van het de openbaare Eerdienst i n Britannie verPAUSDOM- rigt wierdt i n v i j f verfchillende taaien: te
w e e t e n , i n het Latijn, Saxisch,
Britsch,
Piktisch,
en Schotsch, 't welk het zelfde
v/as als het Iersch.
D o c h , het leedt niet
lang o f dit alles k w a m i n Engeland i n o n bruik , h o e w e l het niet b l i j k t , dat dc Latijnfche misten c n gebeden, i n veele v o l gende jaaren, i n de overige gewesten v a n
het e i l a n d , bijzonderlijk i n Schotland, i n
groote agting waren.
BEGIN

DE A C H T S T E

EEUW.

V e e l e voorbeelden ontmoeten wij i n


deeze E e u w e van redenlooze en onfehriftmaatige n i e u w i g h e d e n , ter
Christlijke
Kerke ingevoerd. H e t getal der K e r k e n dienaaren was, i n de daad, i n zekeren
o p z i g t e , bepaald; en de onderfcheidene
orden der Aardsbisfchoppen, Bisfchopp e n , Diakenen, Kanunniken, Ordenp r e d i k e r s , enz. waren bijkans dc zelfde
als heden ten dage i n de Roomfche
Kerk.
D o c h de Pausfen maatigden z i c h het gezag aan o m het Pallium aan dc Aardsbisfchoppen te z e n d e n , buiten medeweeten
o f toeftemming der K e i z e r c n ; iets , 't w e l k
rechtdraads aanliep tegen het aloud geb r u i k . O m dit behoorlijk te verftaan, is
het noodig dat wij twee dingen a a n w i j z e n ,
vooreerst, wat het Pallium ten tweede , welke eere o f magt aan hetzelve v c r k n o g t ware.
Het

G E S C H I E D E N I S .

219

H e t Pallium was een ft uk fijn w i t w o l - B E G I N


l e n l a k e n , gemaakt i n de gedaante v a n van het
eene zeife. O m aan hetzelve te groo- PAUSDOM.
ter heiligheid bij tc z e t t e n ,
wierdt
het met gewijd water befprengd, en een
gchcelcn nacht op het altaar v a n dc St.
Pieters-Kerk gelegd. O o k deedt men over
hetzelve eene menigte gebeden.
Naadat
het dus plcgtig gewijd en geheiligd w a s ,
w i e r d t het gezonden aan den n i e u w aangcfteldcn Aardsbisfchop van ieder p r o v i n c i e , die v o o r hetzelve eene aanzienlijke
fommc gclds betaalde.
De Kerkvoogd
droeg het om zijnen h a l s , i n diervoegen
dat de beide einden v o o r op zijnen borst
langs zijnen tabbert nederhingen.
G r o o t was de e e r , uitgebreid het verm o g e n , welke het Pallium aanbragt. H e t
gaf eene verbindende kragt aan alle befluiten der A a r d s b i s f c h o p p c n , welke met den
.Bisfchoplijkcn ftocl v a n Rome in goed v c r ftand leefden.
D e Bisfchoppen der prov i n c i n , die weigerden het Pallium met
den diepften en ondcrwcrpelijkften eerbied te behandelen, wierden i n den ban
gedaan, en hunne K e r k e n onder een Interdikt gefield; dat w i l zeggen, derzei ver
ledemaaten wierden van het voordeel v a n
den openbaaren Eerdienst b e r o o f d , c n
die in z u l k een ftaat overleeden, eene
Christlijke bcgraafnis geweigerd.
Wij
"mogen 'er nevens v o e g e n , dat zonder het
Pallium
geen Aardsbisfchop de pligten
v a n zijn beroep o f waardigheid k o n befcieeden,
E n zo w e i n i g vermogt ten deezen

22o

G O D S D I E N S T I G E

zen tijde dc burgerlijke magt, dat de


BEGIN
van het Vorften genoodzaakt waren zich naar de"
OPAUSDOM. willekeurige bevelen der Pausfen te voegen. Verbaazende lommen gelds bragt
het Pallium in dc Roomfche fchatkist;
door deezen nieuwen toevoer van rijkdommen wierden de Pausfen in ftaat gefteld
om zich het karakter zo wel van Aardfche
Vorften als van Gcestlijkc Bisfchoppen
toe te eigenen.
In den jaare D C C X X X I V verboodt
L E O , Keizer van het Westen, het gebruik van beelden in alle Kerken van zijne heerfchappijen.
Paus G R E G O R I U S
D E III. deedt hem, om deeze reden, op
eene plegtige wijze, in den ban, en ontfloeg alle zijne onderdaanen van den eed
van getrouwheid. Paus L E O D E III.
zette de keizerlijke kroon op het hoofd
van

KAKEL

DEN GROOTEN;

en,ZO

ge-

dienstig en gezcggelijk was de Keizer , dat


hij zich laaghartig vernederde om 's Pausfen voet te kusfen. Zeer ftreelende was
deeze hulde voor den Paus, inzonderheid
omdat de plegtigheid nieuwen luister ontving van de toejuichingen des volks. In
gevolge hier van matigde hij zich grootcr
magt, eere en invloed aan, dan iemand
zijner voorzaaten dus lang bczecten hadt.
Geduurende dit tijdperk wierdt het geheele koninkrijk van den Antichrist opgerecht. W a n t , hoewel, in vervolg van
tijd, nog veele nieuwigheden ter Kerke
jnfloopcn, zij waren, egter, niets anders
dan

G E S C H I E D E N I S .

221

dan z o veele uitbreidingen v a n 't g e z a g , B E G I N


van het
i n vroegere dagen vastgefteld.
In Itali,
alwaar de K l o o s t e r s zeer rijk P A U S D O M .
w a r e n , en de A b t e n en P r i o o r s niet v e r k o o z e n aan de Bisfchoppen o n d e r w o r p e n
te b l i j v e n , vervoegden zij z i c h bij de
P a u s f e n , verzoekende o m v a n het regtsgebied dier K e r k v o o g d e n ontflagen te
w o r d e n . Zeer was dit naar den z i n der
P a u s f e n , die w e l bcgrecpen hoe zeer het
met hunne belangen f t r o o k t e , dat de
godsdienstige geftigten v a n h u n alleen afhankelijk w a r e n ; zij lieten de Bisfchoppen
h u n gezag oeffenen o v e r de Gcestlijkheid
van hun S t i c h t .
O m dit o n t w e r p op een vasten g r o n d flag tc vestigen en duurzaam te doen w o r d e n , wierdt de Bisfchoplijke ordening t o c gebragt aan verfcheiden A b t e n , die de
zelfde geestlijke magt en gezag oeffenden
o v e r hunne afhangelingen, als de B i s fchoppen voormaals gedaan hadden. V a n
hier de oorfprong der gemijterde A b t e n ,
hocdanigen ' e r , ten tijde der h e r v o r m i n g c , niet minder dan z e v e n e n t w i n t i g i n
Engeland w a r e n ; nog heden ten dage is
'er een groot getal i n alle die L a n d e n , a l waar de Roomsch-Katholijke
Godsdienst is
aangenomen.
E e n i g e n tegenftand o n t moetten deeze n i e u w i g h e d e n ; doch de
o n k u n d e , welke onder alle rangen v a n
menfchen heerschte, bragt v e e l toe o m
den Pausfen gelegenheid te geeven t o
het uitbreiden c n bevestigen v a n hunne
magt.

Ee-

22
BEGIN
Van het
PAUSDOM.

G O D S D I E N S T I G E

E e n e andere plegtigheid, w e l k e i n decze E e u w e wierdt i n g e v o e r d , was het


kusfcn v a n 's Pausfen t o o n . K e i z e r j u sT I N I A N U S was de eerfte, w e l k e , m den
iaare D C C X I , z i c h aan decze gewoonte
o n d e r w i e r p . E e n plegtig[befluit w i e t d t
'er genomen dat dc beelden zouden gediend w o r d e n ; doch dit ontmoette merk e l i i k e n tegenftand bij de Bisfchoppen m
Duitschland,
d i e , i n eene Kerkvergader i n g , i n den jaare D C C X C I V , te Frankfort,
gehouden, een befluit n a m e n , daar
tegen aangekant.
In dc Oosterfche
Kerken
ontmoeten
w i j , i n decze E e u w e , niets d a n j e f c h i len o v e r de leer der D r i e e n h e i d .
Dit
kan ons l e e r e n , dat z o r a s de betragtmg
der zedepligten v a n den Godsdienst v e r waarloosd w o r d t , de menfchen dc t o e v l u g t neemen t o t ijdele h a i r k l o o v c n j c n ,
c n noodloozc twistingen o v e r z a a k e n ,
welke G O D nimmer aan h u n heeft bekend
gemaakt.
DE

NEGENDE

EEUW.

Geduurende decze E e u w wierdt de


Pauslijke
magt
merkelijk
uitgebreid.
W a n t , hoewel dc Roomfche Pausfen eenigen tegenftand ontmoetten v a n
de
Griekfche Bisfchoppen i n het O o s t e n , bijzonderlijk de Patriarchen van Alexandrie
en Conftantinopole, de bijgeloovige o n d e r w e r p i n g , e g t e r , welke aan den ftoel[van
S T P I E T E R te Rome wierdt b e t o o n d ,

over

G E S C H I E D E N I S .

223

o v e r w o n alle tegenkanting.
D o c h 'er T i E G N
waren nog andere o o r z a a k e n ; eene der van het
voornaamftc van dezelve w a s , de menig- PAUSDOM,
v u l d i g e verdeeldheden, welke tusfehen
de Bisfchoppen der onderfchcidene p r o v i n c i n ontftonden. In alle deeze gefchill c n fteldcn zij het z i c h als eenen regel
v o o r , z i c h op de Pausfen tc b e r o e p e n ;
en dewijl hunne uitfpraaken v o o r beflisfende wierden aangezien, wierden dc Bisfchoppen van Rome aangemerkt, als v e r h e v e n b o v e n alle de Bisfchoppen van de
geheele C h r i s t e n waereld.
E e n andere o o r z a a k , grootlijks ftrekkende ter bcvorderinge v a n het gezag der
K e r k e v a n Rome, was het gedrag v a n
haare zendelingen, welke zij u i t z o n d e n
om de Hcidenfche v o l k e n te b e k e e r c n . E c n
v o l f t r c k t e n last hadden deeze zendelingen
om hunne nieuwe gcloofsaankomclingcn
i n tc p r e n t e n , dat de wcezenlijke deelen
v a n den Godsdienst gelegen waren i n het
betoonen van gehoorzaamheid aan den
P a u s , i n het maaken van het teken v a n
het k r u i s , cn i n het tellen van de kraaien , wanneer zij hunne gebeden o p z e i d e n , welke zij niet verftonden. H i c r o m , " opdat i k mij bcdiene v a n dc w o o r den eens vermaarden S c h r i j v e r s , was
h e t , i n die E e u w e , n i e t ongewoon , dat
, , op een enkelen dag duizend geloofsbe, , kcciiingen gemaakt w i e r d e n . "
D c leer der onfeilbaarheid was thans
n o g niet vastgefteld. W a n t dezelve k o n
n i e t onderftcld worden tc berusten i n de
Paus-

224

G O D S D I E N S T I G E

B E G I N P a u s f e n , veele v a n welke eene ergcnis c n


van het aanftoot der menschlijke natuure waren.
P A U S D O M O o k was zij de eigendom niet der K e r k vergaderingen, w e l k e , z o dikmaals zij
gehouden w i e r d e n , o v e r elkander den
v l o e k uitfpraken. Zommige K e r k e n blccv e n nog haare onafhanklijkhcid handhaav c n , bijzonderlijk in Afrika,
i n het Oost e n , i n Schotland, en z e l f i n
Engeland,
fchoon het bijgeloof hier ten troone was
v e r h e v e n . D i t niettegenftaande gedoogden de Oppervorften niet dat de Gecstl i j k h c i d eenige befluiten nam o f vastftel1 ingen maakte, ten zijalvoorens zij z c l v c n
'daarin bewilligd hadden.
R i j k e inkomften en uitgebreide bezittingen i n landerijen v e r w i e r v e n de Pausfen , i n deeze E e u w e , i n Itali , hierdoor
k w a m e n zij op gelijken v o e t met verfcheiden wacrcldlijke V o r f t e n ; en de diepgaande eerbied, w e l k e , door de onkundige
L e e k c n , h u n betoond w i e r d t , was de oorzaak dat zij geduchte mededingers der
K c i z c r e n wierden.
In den jaare D C C C L X X X I V ,
naadat het naageflagt v a n K A R E L D E N
G R O O T E N u i t Itali v e r d r e c v e n , en een
groot gedeelte v a n dat gewest onder de
heerfchappij der Pausfen was gebragt, beval
Paus H A D R I A N S D E I I I , dat zijne opv o l g e r s op den Bisfchoplijkcn ftoel van Rome , i n het t o e k o o m e n d e , zouden aangcfleld w o r d e n , zonder dat men daartoe de
toeftemming der K c i z c r e n v e r z o g t , gelijk
'dus lang gebruikelijk geweest was.
Niets,

G E S C H I E D E N I S .

225

Niets was gemecner, ten deezen tijde, B E G I f


dan dat de eene Keizer van den troon ge- van hei
ftooten, en een ander op denzelven 'AUSDOUt*
wierdt verheven, door den invloed, welken de Pausfen op het volk hadden. Even
gemeen was het ook dat een volgende
Paus de pen haalde door de befluiten van
zijnen voorzaat. De gewoonte, om de
jaarlijkfche Vasten te houden, wierdt in
deeze Eeuwe in de Kerk van Engeland ingevoerd. A l l e n , welke in het zo genaamde geloof der Kerke ftierven , moesten op kerkhoven begraaven worden. D i t
bragt de Gecstlijkheid aanzienlijke voor1 deelen aan: want z i j , die weigerden de
gefielde penningen voor de begraafenis
hunner bloedverwanten te
betaalen,
wierden in den ban gedaan, en als Heide-.
\nen behandeld.
1

DE T I E N D E

EEUW.

Geduurende het grootfte gedeelte dee*


:zer Eeuwe, ftondt nog de verkiezing der
.Pausfen of Bisfchoppen van Rome aan de
'Gecstlijkheid, dc vergadering des v o l k s ,
ide Wethouders, en zelf de krijgslieden.
.Doch de vrijheid van verkiezinge wierdt
Igeftremd door omkooping, geweldenarij
ien mineedigheid. Dus leezen wij dat zeIkcrc T H E O D O R A , eene Romeinfche Me-vrvuw en befaamde ligtekooi, in den jaare
1 D C C C C X V , bewerkte, dat haar minnaar
ttot Paus wierdt verkoozen, onder den
maam van J O A N N E S D E N X , niettegenII. D E E L .

ftaan.

22

G O D S D I E N S T I G E

Maande hij daartoe niet geregtigd w a s ,


vaa bet dewijl hij n o o i t de gewijde orde hadt be A U S D O M . kleed.
Z i j n e heerfchappij was v a n k o r ten d u u r : want hij w i r d t door een geweldigen dood u i t het leeven gerukt. D e
zelfde l i g t e k o o i , welke hem hadt verheven , deedt hem i n de laagte nederftortcn.
H i j hadt tot o p v o l g e r J O A N N E S D E N
X I , toen nog geen t w i n t i g jaaren o u d ;
d o c h , alzo hij geen denkbeeld hadt v a n
het ampt en de verrigtingen v a n een
G e e s t l i j k e , wierdt hij eerlang v e r m o o r d .
Rome w a s , op dien t i j d , een modderpoel
v a n boosheid en ongcregtigheid. N a a u w e
agt gaf men op de gedaante en u i t w e n d i ge v e r r i g t i n g e n v a n den G o d s d i e n s t , w e l ke zeer w e i n i g v a n het H e i d e n d o m v e r .fchildc; d o c h , wat aangaat de inwendige
e n gemoedelijke werkzaamheden, deeze
w a r e n v o l f t r e k t onbekend.
Gereedlijlc
w o r d t dit v a n de
Roomsch-Katholijken
toegeftemd. T e n aanzien v a n het gedrag
der P a u s f e n , getuigt de K e r k e l i j k e G c fchiedfehrijver F L E U R Y , dat het nu het
hoogfte t o p p u n t v a n v e r d o r v e n h e i d hadt
beklommen.
T o e n Bisfchop B U R N E T
de vermaarde Zweerffche Koningin C H R I S T I N A te Rome o v e r deeze dingen ondcrh i e l d t , was haar a n t w o o r d : D a t de
onkunde en zedeverdorvenheid
der
P a u s f e n , i n deeze E e u w e , alles w e l
ingezien z i j n d e , een fpreekend en i n 't
oog loopend bewijs was v a n G O D S op, , permogende beftuuring o v e r de zaaken
zijner K e r k e i n deeze bencdenfte waeBEGIN

5, r e l d ;

G E S C H I E D E N I S .

22?

, reld: dewijl anderzins zijne Godlijke B E C I J I


Voorzienigheid nimmer zou gedoogd van het
hebben dat zulke booswigten zo uit- PAUSDOM.
fteekende waardigheid bekleed hadden."
Zo geducht waren thans de Roomfche
Bisfchoppen geworden, dat de Christen
Vorften het zich tot eene eere rekenden,
met hun in een verbond te zijn getrceden; zij deeden alles wat zij konden om
derzelver vriendfehap aan te kweeken.
Want, tot die hoogte was de onkunde van
het gros der onderdaanen gefteegen, dat
zij meer agt gaven op de Pauslijke befluiten, dan op de wetten van hun eigen vaderland, aan welke zij eene onbetwistbaare gehoorzaamheid verfchuldigd waren.
In dit tijdbeftek kwam de gewoonte 't
eerst ter baane, dat de Pausfen, naa hunne verheffing, van naam verwisfclden.
Wonder is het, doch tevens zeker, dat
dit zelf ter uitbreidinge van hunne magt
medewerkte.
In den jaare DCCCCLXIII,deedt O D O ,
Prins van Saxen, eenen inval in Itali,
cn maakte, door de fterkte zijner legermagten, een groot gedeelte dier landftreeke aan zijne heerfchappije onderdaanig.
Om aan zijne regeering cenigermaate eene
geregelde gedaante te geeven, beriep hij
eene vergadering van Bisfchoppen te Padua, in welke J O A N N E S D E X I I , die,
op den ouderdom van achttien jaaren, op
den Pauslijken zetel was verheven,
wierdt afgezet, dewijl hij zijne waardigheid hadt onteerd, door met zijne aanP a
moe-,
5

2 28

G O D S D I E N S T I G E

BEGIN
n loediging en befcherming te vereeren de
van het
c verfpeelers, hoereerders en w e l l u s t i g c n .
PAUSDOM. ] )e Saxifche Prins
noodzaakte het Roomde v o l k z i c h te verbinden om nimmer eer en Paus te v e r k i e z e n zonder de toeftemr nng der K e i z e r e n . D o c h deeze g e w o o n t e hieldt niet lang fland.
Het ontbreekt bijkans aan w o o r d e n o m
c e v e r w a r r i n g e n u i t te d r u k k e n , w e l k e ,
eduurende deeze E e u w e , i n de ChristE n , nogthans,
/ jke Kerk ontftonden.
\ d e r d e n 'er eenigen g e v o n d e n , k o e n geJ loeg o m de verdeediging v a n de zaak
J mnner beleedigde en gehoonde medei
i 'chepzelen op z i c h te n e e m e n , die de
]r'auslijke o v e r w e l d i g i n g b e f c h o u w d e n , als
mbeflaanbaar met de burgerlijke v r i j h e i d ,
i ;n alle hunne vermogens aanwendden o m
i lezelve te beftrijden.
T e midden van alle deeze verwarringen ,
]am de Aardsbisfchop v a n Rheims de z o r yQ der Gallikaanfche Kerke op z i c h .
Tot
Koninkt;ere v a n dc K e r k d i j k e n diens
ji j k s , hebben zij n i m m e r , t o t op den
]u i i d i g e n dag, w i l l e n gedoogen, dat-de
Pauslijke befluiten onder hen wierden i n gevoerd en gezag hadden, dan i n z o verre
lezelve door de burgerlijke magt onderv r a a g d w i e r d e n . In Engeland
maakte
i ie groote A L F R E D verfcheiden veranderingen i n den G o d s d i e n s t ; doch deeze betroffen alleenlijk de uitwendige v e r r i g t i n ren. S c h o o n , i n veele o p z i g t e n , e e n groot
i m a n , w a s , egter, A L F R E D zelve een
(laaf der Pauslijke magt. I n de daad, hij
was,

G E S C H I E D E N I S .

229

was voornaamlijk te Rome o p g e v o e d ; en B E G I N


't is u i t dien hoofde niet te v e r w o n d e - van het
r e n , dat hij de b e g r i p p e n , aldaar ingezoo- PAUSDOBl
g c n , met z i c h na Engeland bragt.
T e in
't oogloopendcr zal dit w o r d e n , wanneer
w i j i n aanmerking n e e m e n , dat onder de
regeering diens godvrugtigen K o n i n g s ,
de bctaaling v a n den z o genaamden
St.
Pieters-pcnning,
aan alle de onderdaanen
v a n Engeland,
w i e r d t opgelegd.
I n deeze E e u w e wierden dc huwelijksv o l t r e k k i n g e n op Zondag o f i n de V a s ten verbooden. E e n e hooge gezagocffen i n g v a n de Pauslijke magt was deeze.
J\Ien begon n u ook de k l o k k e n i n de K e r ken i n te wijden.
Daarenboven wierdt
'er een bevel afgekondigd, inhoudende
dat dc kanonizcering der H e i l i g e n op de
fbaatclijkfte wijze z o u gefchieden.
De
naagedagtenis der afgeftorvcne H e i l i g e n
moest gevierd w o r d e n , op ftraffe van den
kerkban.
D o o r het i n v o e r e n v a n z u l k
eene groote menigte v a n heilige dagen,
w i e r d e n veele menfchen, die beter i n z i g ten omtrent den Godsdienst hadden, v a n
brood beroofd.
D e A b t e n met hunne medeftanders, de
reguliere G e c s t l i j k h e i d , fteldcn n u o o k
alle hunne poogingen i n het w e r k om het
k l o o s t c r l c e v e n ' a a n te moedigen. D o c h , z i j
bereikten h u n oogmerk niet v o l k o m e n :
w a n t , h e t is gcene gcmaklijke zaak, de natuurlijke
beginzels tc
wederftreeven.
D U N S T A N , Aardsbisfchop v a n
Kanterjiuriji was een der grootfte voorvegters
P 3
van

230
B E G I N < ran

G O D S D I E N S T I G E

de M o n n i k e n , i n deeze E e u w e . O m
van het zekerheid te hebben aangaande zijne gePAUSDOM. , voelens , behooren wij op 's mans karak**"*~" 1 ;cr te letten. H i j was een laaghartig ooI;cndicnaar, die z i c h wonder w e l naar de
<omftandigheden wist tc v o e g e n , en niets
ifiders bedoelde dan de v o o r t p l a n t i n g v a n
E e r s t was hij A b t
1 le Pauslijke magt.
iran Glastonburij,
vervolgens Bisfchop
van Worcester, en eindelijk wierdt hij tot
den Aardsbisfchoplijken zetel van
Kan'.erburij bevorderd.
In dien v e r h e v c n e n
[land zogt hij het Pauslijk gezag u i t te
oreiden, door aan dc Geestlijkheid het
voorregt van het h u w e l i j k tc ontzeggen.
islijk en verfoeilijk waren de m i d d e l e n ,
welke D U N S T A N tc w e r k ftelde; d o c h ,
zij ftrookten met de barbaarsheid dier t i j den ; de mcnschlijkhcid z e l v e z o u ze tragten te bedekken. In dc daad, het o v e r i ge gedeelte deezer E e u w e was z o zeer
met bijgeloovighcid c n afgoderije bezoedeld , dat het met regt mag gezegd w o r den dat de kennis v a n den waaren G O D
v e r l o o r e n was.
D e menfchen w i e r d e n
overgclaaten aan hunne eigen dwaaze v e r beeldingen, en de Godsdienst v a n J E Z U S ,
den Verlosfer v a n het menschdom, was
eene dwaasheid v o o r de Christenen,
gelijk dezelve weleer eene ergernis geweest
was v o o r de jooden.
D o c h , dit leidt ons
tot zaaken van meerdere aangelegenheid.
;

G E S C H I E D E N I S .

231
BERIN

DE E L F D E

van het

EEUW.

PAUSDOM*

In den aanvang, cn geduurende het


grootfte gedeelte deezer Eeuwe, vergenoegden zich de Bisfchoppen van Rome
niet met het voeren van heerfchappije
over de kerkelijke en gccstlijkc zaaken,
en over de Leeken,in dingen, met welke
dc onfchendbaarc rcgten des geweetens gemoeid waren. Zij gingen nog verder; zij
wierden geestlijke Makelaars, door d
openvallende Bisdommen aan den hoogstbiedenden te koop tc veilen. De waercldlijke Vorften hadden dit nooit gedaan.
D o c h , het fchijnt duidelijk tc blijken, dat
de Bisfchoppen van Rome na de algemeene
opperheerfchappij ftonden, zo wel in het
burgerlijke als in het kerkelijke.
In den jaare M X X X , wierdt de benaaming van Paus, zo veel als Vader betekenende , 't eerst aan de Bisfchoppen van
Rome gegeeven. G R E G O R I U S D E V I I ,
een man van onbepaalde eerzucht, was
de eerfte, welke dien naam voerde. A a n
dc Kardinaalen, oorfpronklijk niets meer
dan Wijk-Pricsters van Rome, wierdt
thans de roodc hoed gegeeven,tot een teken hunner waardigheid. E n vermids de
Kardinaalen het merkwaardigfte genootfchap van kerkelijke ftaatkundigen z i j n ,
zal, vertrouwen w i j , het volgende berigt wegens hen onzen Leczeren niet onaangenaam zijn.
P 4
Hoeb

232

G O D S D I E N S T I G E

H o e w e l de Kardinaalen v a n laagen en
van het geringen oorfprong z i j n , worden z i j , egPAUSDOM. t e r , tegenwoordig Prinsfen genoemd, en
maaken des Pausfen raad u i t . Z i j w o r d e n
i o o r den Paus v e r k o o z e n , doch op het
verzoek der V o r f t e n , w i e r onderdaanen
zij z i j n ; de m e c s t e n , e g t e r , z i j n
ltaliaanen.
Wanneer een Paus voorncemens i s ,
sen n i e u w e n Kardinaal te v e r k i e z e n , beroept hij een geheim K o n f i f t o r i e , cn geeft
kennis v a n z i j n v o o r n e c m e n aan alle de
Kardinaalen, welke daarbij tegenwoordig
zijn.
In dit Konfiftorie noemt hij den
naam des p e r f o o n s , w e l k e n hij met den
rooden hoed w i l b e g i f t i g e n , c n geeft h u n
tien dagen o m daarover te raadplecgcn.
N a a v e r l o o p van decze tien dagen, beroept hij een ander K o n f i f t o r i e , i n 't w e l k
hij het gevoelen v a n alle dc Kardinaalen
inneemt, die allen v r i j h e i d hebben o m
naar h u n goedvinden te ftemmen.
De
meerderheid van ftemmen bepaalt doorgaans de v e r k i e z i n g .
I n drie rangen o f klasfen zijn de K a r d i naalen verdeeld. D i e v a n de eerfte klasf e , welke u i t zes leden beftaat, worden
Kardinaalen-Bisfchoppen
genoemd. D i e v a n
den tweeden r a n g , welke vijftig perfoonen b e v a t , draagen den naam v a n Kardinaalen-Priesters.
D e Kardinaalen v a n de
derde klasfe, v e e r t i e n i n g e t a l , heeten
Kardinaalen-Diakenen.
Gezamentlijk maaken zij een getal v a n z e v e n t i g u i t ; dit genootfehap heet het S a k r o - K o l l e g i c . H e t getal
BEGIN

G E S C H I E D E N I S .

233

tal- der Kardinaalen-Bisfchoppen is altoos B E G I N


even groot geweest; doch dat der K a r d i - van het
naalen-Priesteren en D i a k e n e n was n o o i t ?AUSDOM
vast bepaald.
I n den jaare M C X X V ,
bcftondt het Sakro-Kollegie uit flegts drieenvijftig l e d e n , en de Kerkvergadering v a n
Conftans verminderde dezelve op v i e r e n dertig. Allengskens zijn zij tot het tegenwoordige getal opgeklommen.
G r o o t aanzien en menigvuldige v o o r d e d e n genieten de Kardinaalen. Z i j oeffenen eene volftrekte magt i n de K e r k ,
geduurende den t i j d , w e l k e n de heilige
ftoel ledig ftaat.
Z i j alleen k u n n e n een
n i e u w e n Paus v e r k i e z e n , en de keuze
moet altoos op eenen u i t het midden h u n ner v a l l e n . Bijkans, alle de aanzienlijke
ampten aan het H o f v a n Rome w o r d e n
d c o r de Kardinaalen b e k l e e d ; j a , z o m m i gen hunner zijn eerfte Staatsdienaars v a n
Roomscli-Katholijke
Vorften.
Doorgaans
bezitten zij de voordecligfte kerkelijke
prebenden. D e klecding van een K a r d i naal is een r o o d k o o r k l e e d , een korte purperen m a n t e l , en een roodc hoed.
Doch
om weder te kecren.
Paus G R E G O R I U S D E V I I noodzaakte
alle de Bisfchoppen om hem den eed v a n
g e t r o u w h e i d te z w e c r e n .
O o k liet hij
een b e v d f e h r i f t afkondigen , inhoudende
dat de burgerlijke magt z i c h niet z o u mogen bemoeijen met i e m a n d , die z i c h o p
den Paus hadt beroepen.
N a a openlijk verklaard te hebben, dat
hij een i n b l i j v c n d o f
onvervreemdbaar
P 5
regt

234

G O D S D I E N S T I G E

regt v a n volftrekte magt bezat o v e r alle


van het dc O p p e r v o r f t e n der geheele C h r i s t e n
PAUSDOM w a e r e l d , ging hij z o verre dat hij K e i z e r
H E N D R I K dagvaardde, v o o r hem te Ro*
me te v e r f c h i i n e n , o m v e r a n t w o o r d i n g t e
doen v a n zijn gedrag.
M e t veragting
hoorde dc K e i z e r deeze dagvaarding;
waarop de Paus hem i n den ban d e e d t ,
en dreigde even eens te z u l l e n handelen
met den K o n i n g van Frankrijk , omdat hij
de zijde des K e i z e r s hieldt.
H e t bleef
hier niet b i j : want hij zondt aan alle de
Christen Vorften i n Europa, om hen tot
het o p v a t t e n der wapenen tegen den K e i zer op te ftooken. Deszelfs oudften z o o n
b e w o o g hij om eenen opftand i n het K e i zerrijk te v e r w e k k e n .
O m t r e n t het laatfte gedeelte deezer E e u w e , begon de gewoonte der b o e t e l i n g e n ,
o m z i c h zei ven tc gcesfclen in de K e r k , i n
gebruik tc k o o m e n ; dit wierdt als C h r i s t lijke heldendeugd aangemerkt. O o k w i e r d t
de g e w o o n t e i n g e v o e r d , om boete te
doen i n de plaats v a n eenen ander. H e t
vasten op V r i j d a g enSaturdag wierdt thans
aanbevolen.
V o o r de leevendigen mogt
niet meer dan eenmaal daags dc M i s gevierd
w o r d e n , doch twee M i s f e n v o o r dc dooden. A l l e geloovigen waren verpligt het
A v o n d m a a l te v i e r e n op het Paaschfeest ,
op ftraffe van den k e r k b a n , en dat h u n
eene Christlijke begraafenis z o u geweigerd
worden.
T o t nog t o e , egter, w i e r d t
het Nachtmaal onder beiderlei gedaante
ontvangen.
Indien een Priester den geBGIN

G E S C H I E D E N I S .

235:

wijden ouwel op den grond liet vallen, B G I N


moest hij boete doen, eer het hem ge- van het
oorlofd was de M i s te vieren.
L A N - 'AUSDOM*
F R A N K , Aardsbisfchop van Canterburij,
maakte in Engeland eene w ct, welke aan
dc Priesters het huwelijk verboodt. T o t
menigvuldige onlusten gaf deeze wet aanleiding. Omtrent het einde deezer Eeuwe namen insgelijks de kruistogten eenen
aanvang. D o c h , in ons berigt wegens de
volgende E e u w , zullen wij van deezQ
breedvoeriger handelen.
:

DE

TWAALFDE

EEUW.

In het begin deezer Eeuwe matigde da


Paus zich het regt aan, om alle de openvallende Bisdommen, in Engeland, te begeeven. De Koningen hadden dus lang
dezelve vervuld met zulke pcrfoonen, als
zii goedvonden. A N S E L M U S , Aardsbisfchop van Canterburij, weigerde Bisfchoppen te bevestigen, die niet door den Paus
verkoozen waren. Veele jaaren duurde
deeze twist. Koning H E N D R I K D I
zogt zijn regt te handhaaven; doch de
Aardsbisfchop, door den Paus gcrugfteund , wederftondt hem.
De K o ning, in de hoopc van den Paus tot reden te zullen brengen, zondt Gezanten
na Rome, die, getergd door de onbeleefde en rauwe bejegening, welke zij bij
den Paus ontmoetten, openlijk verklaarden dat de Koning hun meester zijn regt
cn gezag nimmer zou afftaan; dat hij, ter
ver-

236

G O D S D I E N S T I G E

verdeedigingc v a n h e t z e l v e , zijn K o n i n k rijk z o u waagen. D e Paus antwoordde


PAUSDOM. h i e r o p , dat hij eer zijn leeven w i l d e v e r l i e z e n , dan gedoogen dat dc openvallende Bisdommen door den K o n i n g v e r v u l d
Aderden.
. N a a de wederkomst der Gezanten i n Engeland, maakte de K o n i n g de noodige
ihikkingen c n toebereidzels ter handhaavinge v a n zijn gezag. A N S E L M U S was
genoodzaakt het K o n i n k r i j k te r u i m e n ;
n nimmer k o n de K o n i n g bewoogen w o r i e n om hem aldaar te doen wederkecren.
T o t op zijne laatfte leevensoogenblikkcn
wederftondt deeze moedige V o r s t de
Pauslijke indringingen. D o c h , naa z i j n
o v e r l i j d e n , te midden van dc v e r w a r r i n g e n
der b u r g e r o o r l o g e n , was K o n i n g S T K P H E N genoodzaakt hulp bij de Geestlijkheid te zoeken. V a n deeze gunftige gelegenheid bediende zij z i c h , o m haar aanzien te vermeerderen, cn haare magt u i t
te breiden.
E e n e andere omftandighcid,
waarop
veelal niet genoeg gelet w o r d t ,
welke
diende ter vergrootinge van het aanzien der
Pausfen, w a s , dat zij z i c h de eerfte v r u g ten en de tienden v a n alle kerkelijke waardigheden toeeigenden.
D e c z e aanmatiging bragt ongelooflijke fommen i n hunne
fchatkist.
Geduurende
deeze E e u w ,
wierdt door de Bisfchoppen v a n Rome de
gewoonte i n g e v o e r d , om aan de B i s f c h o p pen en andere vermogende Geestlijken de
vrijheid te fchenken o m te Rome te m o gen
BEGIN
van het

G E S C H I E D E N I S .

237

gen woonen: zij betaalden aanzienlijke


fommen voor dit verlof. In deeze hoofd- van het
ftad der Christen waereld verrieden zij 'AUSDOM#
dikmaals de burgerlijke regten van hun eigen vaderland. Het kanonizeeren der
Heiligen gefchiedde door de Pausfen. Het
Avondmaal wierdt nog onder beiderlei gedaante toegedeeld.
D o c h , onder alle de ontwerpen, ter
magtsvermeerderinge, door de Pausfen
beraamd, kon niets vergelcekcn worden
bij de kruistogtcn, doorgaans de Heiligs
Oorlogen genaamd. Met aandoeningen van
verbaasdheid zullen de toekoomende geflagten leezen, dat alle de Christen Vorften in Europa de bijsterzinnighcid begingen van hunne Koninkrijken en Staaten
te ontblooten van alle jonge manfehap,
bekwaam om de wapens te voeren, en
dezelve na Jfie te laaten trekken, enkel
omdat de Paus hun hadt gezegd dat het
een zeer verdienstlijk werk zijn z o u , het
heilig graf uit dc handen der ongeloovigen te vcrlosfcn.
De eerfte van deeze kruistogtcn wierdt
ondernomen in den jaareMXCVI;en,hoewel de Europifche Vorften aan het hoofd
hunner eigen legermagten optrokken, allen, egter, begaven zich onder het geleide van zekeren P F . T R U S , een Kluizenaar,
die van ftad tot ftad gereisd was, om de
ingezeetcnen tot het opvatten der wapenen tegen de ongeloovigen aan te fpoorcn.
Door Hongarije trokken decze
gcestlijke krijgsknegten na Griekenland
over*
:

238

G O D S D I E N S T I G E

o v e r a l v e r w o e s t i n g en gebrek nalaatenvan het de.


T e n langen laatfte verzamelden zij
P A U S D O M , z i c h i n de nabuurfchap van
Conftantinopole ; hier bleek het dat een groot getal op
de reize was gefneuveld. O p deezen t o g t ,
o v e r w e l k e n , naa hunne aankomst te Conflantinopole,
G O D F R I E D
V A N
B O U I L L O N het b e v e l v o e r d e , w i e r d e n verfcheiden ftcden v e r o v e r d , onder andere Jeruzalem, alwaar G O D F R I E D tot K o n i n g
w i e r d t gekroond. D e S u l t a n v a n Egypte
kreeg de nederlaag i n den flag van Afcalon.
D e e z e w o r d t doorgaans de eerfte
kruistogt genoemd.
D e tweede wierdt ondernomen i n den
jaare M C X I V ; K e i z e r K O E N R A A D i>%
I I I en L O D E W I J K D E V I I , K o n i n g v a n
Frankrijk,
waren de aanvoerders v a n deezen t o g t . D e opgezeetenen v a n Griekenland en de i n w o o n e r s v a n Conftantinopole
waren t o t die uiterften v a n behoefte gebragt door deeze legerbenden, w e l k e derz e l v e r leevensmiddelen v c r f l o n d c n hadd e n , dat zij z o veele ftrikken fpanden o m
de Christenen te v e r d e l g e n , dat al het
v o l k des K e i z e r s door b e h o e f t e , o f d o o r
andere middelen, o m k w a m . N i e t g e l u k k i ger liep het af met de Fran fche Krijgsbenden : want het beleg rondom Damaskus
geflagen hebbende, wierden zij van de Saraceenen aangetast, en v o o r het meerengedeeltc o v e r den k l i n g gejaagd.
BEGIN

D e derde kruistogt nam zijnen aanvang


i n den jaare M C L X X X V I I I , k o r t naadat
S A L A D I N de Had Jeruzalem
herwonnen ,
CU

G E S C H I E D E N I S .

23?

en de Christenen uit Paleftina hadt ver- B E G I H


dreeven. Bijkans alle Vorften van Euro- van het
pa namen deel aan deezen togt; R I C H A R D PAUSDOM
D E I , Koning van Engeland, bevondt
zich onder dezelve. D o c h , hoewel zij
verfcheiden fteden op de ongeloovigen bemagtigden, zij Haagden, nogthans, niet
veel voorfpoediger dan op de voorgaande
togtcn. De Vorften kreegen gefchil onder elkander, en verdeelden hunne troepen; hierdoor wierden zij een gereede
prooi der Saraceenen. Eenen krijgshoop van ongeveer twintigduizend Christenen, het onderneemende om na Europa
weder te kceren, wierdt de aftogt afgefneeden; zij wierden omringd van de Saraceenen , die in arren moede ontftooken,
omdat deeze lieden eenen togt van zo veele honderden mijlen gedaan hadden, om
die geenen te overvallen, welke hen nooit
belecdigd hadden, alle deeze ongelukkigen
over den kling jaagden.
In den jaare M C X C V , ondernam Keizer H E N D R I K D E V I den vierden kruistogt. Thans bemagtigden de Christenen,
een groot aantal fteden. D o c h , vermids
het overlijden des Keizers, wierden de
krijgsbenden verftrooid, en het overfchot
genoodzaakt na Europa weder te keeren.
De vijfde kruistogt wierdt onderno-.
men, in den jaare M C X C V I I I , op aanraaden van Paus I N N O C E N T I U S D E N III*
In 't eerst maakte dezelve eenigen opgang.
D o c h , alzo onder de Christenen de pest
ontftondt, wierden demcesten, door de

240

G O D S D I E N S T I G E

BEGIN

hevigheid der z i e k t e , u i t het leeven wegvan het g e r u k t : zodat 'er w e i n i g e n i n Europa te


J?AUSDOM
r u g kwamen.
H o e w e l de overige k r u i s t o g t e n , v a n
welke w i j nog moeten f p r e c k e n , b u i t e n
het tijdperk der twaalfde E e u w e v a l l e n ,
z u l l e n w i j , e g t e r , tot gemak van den L e e z e r , cn o m hem dezelve u i t n oogpunt
te doen b e f c h o u w e n , dezelve hier laaten
volgen.
D e zesde kruistogt begon i n den jaare
MCCXXVIII.
D e Christenen v e r o v e r den op denzelvcn verfcheiden fteden;
d o c h , niet i n ftaat zijnde om dezelve beh o o r l i j k te b e z e t t e n , rekenden zij z i c h
g e l u k k i g dat zij met de Saraceenen den
vrede konden t r e f f e n , en om een goed
heen koomen i n Europa mogten z o e k e n .
L o D E w Y K , doorgaans gebijnaamd D E
H E I L I G E , K o n i n g v a n Frankrijk,
voerde het bevel o v e r den zevenden k r u i s t o g t ; decze wierdt ondernomen i n den
jaare M C C X L I X . Z i j n leger hadt naauwlijks den tijd gehad om iets te onderneem e n , o f 'er ontftondt i n hetzelve eene
heerfchende z i e k t e . D e Saraceenen, z i c h
decze gelegenheid ten n u t t e maakende,
vielen onverwagt aan op de
Christenen,
en rigtten onder hen eene allereislijkfte
Qagtingaan. K o n i n g L O D E W Y K w i e r d t
nevens zijne E d e l e n e n l l o f f t o e t gevangen
g e n o m e n ; zij kreegen hunne vrijheid
n i e t , dan naa z i c h te hebben verbonden
t o t een beftand v a n tien jaaren.
Da

G E S C H I E D E N I S .

241

D c achtfte cn laatfte kruistogt wierdt BEG-IM


ondernomen in den jaare M C C L X X , on- van het
der het opperbevel van den zelfden K o - PAUSDOM,
ning S T . L O D E W Y K , doch thans geholpen van Prins E D U A R D van Engeland,
naderhand bekend onder den naam van
Koning E D U A R D D E N I. De Christenen
bemagtigden verfcheiden fteden, doch zij
hadden het niet in hunne magt om dezelve behoorlijk te bezetten.
OD alle decze togten, tusfehen het jaar
M X C V I e n het jaar M C C L X X volvoerd,
fncuvcldcn ruim twee millioenen menfchen, in eene ondernceming, welke, i n dien zij gelukkig ware uitgevallen, voor
hun van geen het minfte nut konde weezen. Van de afweczigheid der Vorften
uit hunne heerfchappijen, bedienden zich
de Pausfen ter vermeerdcringe cn uitbreidinge van hunne magt. De onnoemelijke fommen, welke zij voor de Aflaaten
trokken, maakten hen geducht bij de ontzaglijkfte Mogendheden van Europa. Veele onafhanklijkc Vorften, op deeze togten gefneuveld, lieten minderjaarige opvolgers na; doorgaans ftelde de Paus
eenen zijner afhangelingen over hen tot
voogd : wanneer zij nu den meerderjaarigen ouderdom bereikt hadden, vonden zij het Pauslijk gezag zo wel bevestigd, dat het niet dan met het uiterfte ge
vaar kon wcdcrftrccfd worden.

II.

DEEL.

DE

242
SEGIN

van het

G O D S D I E N S T I G E
DE

DERTIENDE

EEUW.

PAUSDOM'

T o t z u l k eene verbaazende hoogte was


de magt der P a u s f e n , i n deeze E e u w e ,
gefteegen, d a t , hadde niet eene algemeene duisternis en o n k u n d e , i n dc kennis
van den Godsdienst en alle andere weetenfchappcn, het gelaat v a n Europa overd e k t , een mensch v a n geringe kundigheden ligt z o u begrcepen h e b b e n , dat dez e l v e w e l haast ten v a l moest neigen.
B O N T I F A C I U S D E V I I I matigde z i c h het
gezag aan om door een Godlijk regt de
V o r f t e n te o n t t r o o n e n ; hij kondigde
daarenboven eene B u l l c a f , waarbij hij
aan alle V o r f t e n v e r b o o d t , z i c h v a n de
kerkelijke inkomften iets toe te eigenen.
Insgelijks ftelde hij een Jubelfeest i n ,
waarbij hij Aflaaten verleende aan a l l e n ,
welke de K e r k e n v a n S T . P I E T E R c n
S T . p A u u u s t e Rome kwamen b e z o e k e n ;
bij beval dat dat jubelfeest om de honderd
jaaren z o u gevierd w o r d e n .
D e opening van dit jubelfeest lokte een
o v e r g r o o t getal menfchen v a n allerleien
rang ma Rome. D e Paus , om zijn opperst
gezag te v e r t o o n e n , z o w e l i n tijdlijkc
als i n gecstlijke z a a k e n , kleedde z i c h den
eenen dag i n zijn hoogepriesterlijk gew a a t , en den volgenden i n het p u r p e r ,
gelijk aan d a t , 't welk de K e i z e r s draagen. D e w i j l i n Engeland verfcheiden kerkelijke waardigheden zeer rijke inkomften
ga-

G E S C H I E D E N I S .

243

gaven, hadt de Paus de ftaatkunde om B E G I M


dezelve voornaamlijk aan Italiaanfche van het
Geestlyken tc fchcnken; dit verbitterde P A U S D O M .
den ngelfchen Adel derwijze, dat z i j ,
in den jaare M C C X X X I I , eene verbintenis aangingen om de uitlandfche gelukzoekers uit het Koninkrijk te verdrijven. D e
Paus beval den K o n i n g , op ftraffe van
den kerkban, de Baronnen te ftraffen,
cn den Bisfchoppen geboodt hij dezclven
in den ban te doen. D o c h , te vermogend
was het eedgenootfehap, dan dat het door
dc burgerlijke of kerkelijke magt kon te
ondergebragt worden.
Paus I N N O C E N T I U S D E I V ,

met Iee-

de oogen ziende dat zijne gunftelingen uit


Engeland verjaagd wierden, zondt derwaarts zekeren M A R T I N U S , zijnen bloedverwant, om de eifchen der Roomfche.
Kerke te vernieuwen. Hierop deeden de
ngelfchen hun beklag bij den Koning,
dat de Italiaanen alle de voordeelige prebenden in handen hadden; M A R T I N U S
wierdt hierop genoodzaakt het Koninkrijk te ruimen. De Koning benoemde
toen eenige gelastigden om onderzoek
te doen na de fommen, welke aan deeze
Italiaanen betaald waren; men bevondt
dat zij de inkomften des Konings verre te
boven gingen: zij beliepen niet minder
dan zestigduizend mark, eene verbaazende fomme in dien tijd. H E N D R I K D E III,
die,
terwijl dit voorviel, op
den
troon van Engeland zat, zondt gezanten
om hierover te klaagen bij den Paus, die
2
zich.

244

G O D S D I E N S T I G E

z i c h toenmaals te Lions b c v o n d t .
Doch
van het hij o n t v i n g geen ander a n t w o o r d , dan dat
PAUSDOM, hij zijne bezwaaren met meer nederigheid
en op eene andere w i j z e moest voordraag e n , en v o o r t s het zijne toebrengen t o t
een n i e u w e n k r u i s t o g t tegen de O n g e l o o v i g e n . D e K o n i n g gaf hierop geene de
minfte agt.
Z o hoogftijgendc was de
vermetele trotsheid des A a r d s p r i e s t e r s ,
dat hij den Bisfchop van Lincoln i n den
ban deedt, omdat deeze hadt geweigerd ,
aan een Italiaan/dien
Priester eene ftandplaats i n zijn S t i c h t te fchcnken. D e goede
Bisfchop ftierf k o r t daarnaa.
O m de zelfde reden fchoot
Paus
ALEXANDER
D E I V , i n den jaare
M C C L V I I I , den banblixem tegen den
Aardsbisfchop v a n York ; doch deeze w e derftondt de v e r v o l g i n g met wakkerheid
en kloekmoedigheid. T o e n hij het einde
zijner dagen voelde n a d e r e n , fchrecf hij
een godvrugtigen b r i e f aan den P a u s , i n
w e l k e n hij hem vermaande af te z i e n van
dusdanige n i e u w i g h e d e n , z o hoonende
v o o r de K e r k , en z o gevaarlijk v o o r de
zaligheid zijner eigen ziele.
BEGIN

DE V E E R T I E N D E

EEUW.

I n deeze E e u w e kondigde B O N I F A C I U S D E I X eene B u l l e af, waar i n hij


b e v a l dat het inkoomen van het eerfte
jaar v a n ieder Bisdom o f A b t d i j aan den
Bisfchoplijken zetel van Rome moest betaald w o r d e n , z o ras de nieuwe K e r k v o o g d
of

G E S C H I E D E N I S .

245

o f A b t i n zijne waardigheid was ingewijd. B E G I N


T e n zelfden tijde verklaarde h i j , opperfte van het
H e e r te z i j n , z o w e l i n tijdlijke als i n PAUSDOM
geestlijke zaaken.
PHILIPS,
Koning
van Frankryk,
liet decze bulle door z i j nen g e w o o n c n Schcrprcgter v e r b r a n d e n ,
en zondt vervolgens den Paus c e n L a k o n i fchen b r i e f , v a n deezen i n h o u d : P H I L I P S , door Gods genade, K o n i n g v a n

Frankryk,

aan

BONIFACIUS,

die

, , z i c h z e l v c n opwerpt tot
opperften
p r i e s t e r , weinige o f gcene grocte. H e t
zij kennelijk aan U w e V e r m e t e l h e i d ,
dat w i j , i n tijdlijke z a a k e n , aan geen
mensch, hoe genaamd, onderworpen
z i j n ; dat het bcgecven v a n K e r k e n en
kerkelijke waardigheden, volgens ons
K o n i n k l i j k r e g t , aan ons b e h o o r t ; en
dat w i j het regt h e b b e n , om de v r u g ten van dezelve ons z e i v e n toe te ei genen."
E D U A R D D E I I I , K o n i n g van Engeland, zondt Gezanten aan den P a u s , hem
vermaanende om af tc zien van het i n v o e ren van verdere nieuwigheden i n de K e r k ;
doch de V o r s t ftierf v r d a t hij een antwoord ontving.
K o r t hiernaa wierden
'er twee Pausfen v e r k o o z e n ; hieruit ontftondt eene groote fchcuring i n dc K e r k :
ieder v a n h u n matigde z i c h de onfeilbaarheid aan ; beurtelings deeden zij elkander
i n den ban. H e t eenige, 't welk i n decze E e u w e onze goedkeuring v e r d i e n t , i s ,
dc aanmoediging v a n de beoeffeninge der
burgerlijke w e t t e n : eene weetenfehap,
0. 3
wel.

-> 6
4

G O D S D I E N S T I G E

welke altoos zal dienen ter uitbreidinge


BEGIN
van het van de kragtcn des menschlijken v c r PAUSDOM. ftands,
door den beoeffenaar te leiden
t o t de kennis der Gefchiedenisfen en
Regtskunde.
DE

VYFTIENDE

EEUW.

Verfcheiden gewigtige gebeurtcnisfen


l e v e r t deeze E e u w op.
D e Scheuring,
w e l k e , i n het begin van d e z e l v e , eenen aanvang n a m , h i c l d t , eene menigte
v a n j a a r e n , de voornaame zorge en oplettendheid der V o r f t e n cn Bisfchoppen
v a n Europa bezig. Daarenboven w i e r d t
het gefchil tusfehen Paus E U G E N U S
D E N I V en de Bazelfche Kerkvergader i n g , nevens het o n t w e r p om de Griekfche en Latynfche Kerken tc vereenigen ,
het onderwerp des gefpreks i n de meeste
gewesten der Christen waereld. D e o n eenigheden tusfehen den Paus en de K e r k vergadering hadden, egter, die heillooze
gevolgen n i e t , welke men daarvan hadt
g e v r e e s d ; d o c h , het o n t w e r p wegens de
verceniging der K e r k e n hadt ook den
uitflag n i e t , w e l k e n men verwagt o f gcwenscht hadt.
Onder veele andere merkwaardige v o o r v a l l e n v a n dit tijdperk, behoort ook de
tegenftand, i n verfcheiden gewesten v a n
Duitschland,
aan de dwaalingen c n het
zedebederf der Roomfche Kerke gebooden.
Z e e r gewigtig waren de gevolgen v a n
deeze tegenkantinge; veele L e e k e n begav e n z i c h tot het onderzoek der H . Schriften

GESCHIEDENIS.

247

t e n cn der o v e r l e v e r i n g e n ; de K e r k v o o g - B E G I
den wierden daar door g e n o o p t , om ten van hei
minften den fehjjn te v e r t o o n c n v a n de 'AUSDOM

Gecstlijkheid aan tc fpooren tot het hervormen v a n m i s b r u i k e n , o v e r welke z o


algemeen en met z o veele reden wierdt
geklaagd; daarenboven wierden 'er v e r fcheiden nieuwe fchikkingen i n de kerkt u c h t vastgefteld.
Onder alle de K e r k e n
i n Europa , evenaarde gecne den ijver der
Gallikaanfche Kerke, i n het aanmoedigen
en v o o r t z e t t e n v a n deeze onderneeminge.
D e K o n i n g v a n Frankryk
kondigde een
bevelfchrift af, waarbij hij aan alle zijne
onderdaanen v e r b o o d t , eenige gehoorzaamheid , i n waercldlijke z a a k e n , aan de
Pausfen te b e t o o n e n ; hij
verzekerde
z i c h , ten zijnen eigen g e b r u i k e , van alle
de eerfte v r u g t e n en tienden der K e r k e n ;
dit was een doodlijke flag aan den w o r t e l
der Pauslijke magt.
D r i e Pausfen w a ren thans i n een zelfden tijd v e r k o o z e n ,
alle w e l k e n z i c h het regt v a n onfeilbaarh e i d aanmatigden; over en weder fchoot c n zij den banblixcm op elkander.
Doch
de Franfche G c e s t l i j k h e i d , gedekt door
den veelvermogenden arm v a n haaren K o n i n g , bleef ftandvastig: w a n t , h o e w e l
zij eenen dier Pausfen v o o r w e t t i g v e r k o o z e n erkende, zij weigerde, nogthans,
volftandig eenige agt te geeven op zijne
v o o r f c h r i f t c n , i n zaaken het tijdlijke betreffende.
I n het begin deezer E e u w e wierdt de
vermaarde Kerkvergadering van Conjians t

Ci

in

248

G O D S D I E N S T I G E

n de ftad v a n dien n a a m , gehouden. Het


van het i oogmerk v a n dezelve was, o m een einde
?AUSDOM
:e maaken aan dc Scheuring, door de geijktijdige v e r k i e z i n g v a n drie Pausfen,
; n de Kerk ontftaan.
JOHANNES DE
X I I I , een deezer Pausfen, v l o o d t v o o r
le wraakoeffening der Kcrkvcrgaderingc ;
d o c h , agtcrhaald en v o o r den geestlijken
regtbank gcfteld zijnde, gaf hij met bedaardheid de toeftemming om afftand te
doen v a n alle zijne eifchen op dc driedubbeldc k r o o n c .
Zijne twee mededingers, G R E G O R I U S
D E X I I en B E N E D I C T U S D E X I , w i e r den afgezet, en M A R T I N U S D E V t o t
w e t t i g e n Paus v e r k o o z e n ; in dit geval a l leen hadt de Kerkvergadering de k l o e k moedigheid o m de plaats der Kardinaalen
te bekleeden en h u n w e r k te v e r r i g t e n .
De Christenen in 't algemeen hadden
z i c h gevleid met de h o o p , dat de Kerkvergadering z o u v o o r z i e n hebben i n de
menigvuldige o f althans de meeste misb r u i k e n , welke ter Kerke waren ingefloop e n ; doch , zij wierden verijdeld in h u n ne v e r w a g t i n g : w a n t , i n ftede van dc
k e r k t u c h t in haare oorfpronklijke z u i v e r heid te h e r f t e l l c n , wierdt de tijd v o o r naamlijk gefpild met het veroordeelen der
zogenaamde Ketters.
J O H A N N E S HUS
e n H i E R O N Y M u s V A N P R A A G wierden
ten vuure gedoemd en v e r b r a n d ; o o k
wierden de gevoelens v a n den g r o o t e n
W I C K L I F F , verfcheiden jaaren naa zijn
overlijden, veroordeeld. J a , ' t g e e n n o g
BGN

hoo-

G E S C H I E D E N I S .

249

h o o g c r gaat, en deezer Kerkvergaderinge B E G I N


eene eeuwige fchande a a n w r i j f t , zij gaf van het
bevel o m zijne beenderen op te delven u i t >AUSDOM
het g r a f , waarin zij n u reeds dertig jaaren gerust hadden, en ze vervolgens t o t
asch te verbranden.
O p dit v o o r b e e l d
van gccstlijkc magtbetooninge maakt de
oordeelkundige 11 A P I N de volgende aanm e r k i n g e : Zijne asch w i e r d t gewor pen i n de beek, welke door de ftad
Lutterworth
f t r o o m t ; de beek voerde
dc asch na de Severn, cn dc Severn
fleeptc zc v o o r t na dc zee. E v e n eens.
wierden zijne lccrftcllingen z o wijd en
zijd Verfpreid, dat de Pauslijke magt
i n Engeland w e l dra den doodfteek
kreeg."
H e t was i n deeze E e u w e , dat de Pausfen waanden, de laatfte hand gelegd te
hebben aan de v o l k o m e n c bevestiging
van hunne magt. M i s f c h i e n z o u hunne
verbeelding niet ongegrond geweest z i j n ,
indien niet de K o n i n g en de Geestlijkheid
van Frankryk aan hunne indringingen een
zo edelaartigen tegenftand hadden geboodcn.
I n eene K e r k v e r g a d e r i n g , i n den
jaare M C C C C X L V , t e ' B a z e l g e h o u d e n ,
wierden ruim v e e r t i g vastftellingen gem a a k t , dc kerkelijke t u c h t betreffende;
eene v a n dezelve verboodt aan het v o l k ,
het geeven v a n nieuwe naamen aan de
maagd M A R I A : bij voorbeeld die v a n onze Lieve Vrouwe der vertroostinge,
0722e
Lieve Vrouwe der genade , onze Lieve Vrou1

Q 5

WQ,

250

G O D S D I E N S T I G E

we der bermhartigheid. N o g verfcheiden


van het andere befluiten wierden aldaar genoP A U S D O M . men ; onder andere verboodt zij het rond
draagen van de overblijfzels der Heiligen
langs de ftraatcn, om door dit middel geld
te verzamelen; ook wierden de heimelijke echtverbintenisfen verbooden.
K A R E I , D E V I , Koning van Frankryk, een Vorst van klein verftand doch
goede mceninge, niets willende onderneemen zonder de toeftemming zijner onderdaanen, beriep eene vergadering van
zijne Gecstlijkhcid, om tc raadpleegcn
over de Pauslijke bevelfchriften. Dc vergadering was van gevoelen, en verklaarde openlijk, dat de Pausfen niet onfeilbaar zijn, maar onderworpen aan de algemeenc Kerkvergaderingen, aan welke zij
rekenfehap van hun gedrag zijn verfchuldigd. Doch deeze kloekmoedige pooging,
om de vrijheid in zaaken van een geestlijken aart te handhaaven, diende flegts als
een fterker prikkel voor het H o f van Rome, om verdere nieuwigheden te verzinnen. In deeze Eeuwe verwierven dc Bisfchoppen verlof om hunne zetels te verkoopen, en zich met der woon te hegeeven na andere gewesten, in welke zij
meer genoegen vonden. De Pausfen trokken het hunne voor het toegeftaane verlof; in de kerkelijke waardigheden wierdt
een fterke handel gedreeven.
BEGIN

G E S C H I E D E N I S .
DE

251
BEGIM

ZESTIENDE EEUW.

van het
PAUSDOM.

I n ons berigt wegens deeze E e u w ,


w o r d e n w i j genoodzaakt, reeds i n den
aanvang v a n d e z e l v e , te blijven ftilftaan:
w a n t , dewijl de Pausfen de geheele
Christen waereld aanmerkten als onder
eene diepe onkunde begraaven, oordeelden zij n u eene bckwaame gelegenheid te
hebben gevonden om hcerfchappjj te v o e r e n over de geweetens der menfchen.
T e n dien oogmcrke kondigden zij Aflaaten
af, welke tot een buitenfpoorigen prijs
moesten geveild worden aan a l l e n , die z e
wilden koopen.
D i t gefchiedde onder
v o o r w e n d z e l om de kooppenningen te
doen dienen t o t den o p b o u w v a n de St.
Pieters-Kcrk
tc Rome. M a a r de geleerdheid begon thans het hoofd op te b e u r e n ;
dc Pauslijke onkunde verdween v o o r het
helder licht der w a a r h e i d ; L U T H E R , die
heldcrfchitterendc ftar der h e r v o r m i n g c ,
verfebcen i n den nacht der onwectendh c i d . D o c h , van deezen beroemden K e r k hervormer z u l l e n w i j hier naa u i t v o e r i g e r
handelen.

C, E E S T -

252

G O D S D I E N S T I G E
G E E S T L I J K E

O R D E N

in de
R O O M S C H E
GEESTLIJK.E
ORDEN.

K E R K .

hans zijn w i j gevorderd tot dc tweede afdceling v a n ons o n t w e r p , i n


welke w i j beloofden te z u l l e n handelen
over dc onderfcheidene
GEESTLTJKE
O R D E N i n d e Roomfche Kerk; van decze
zullen w i j , met alle mogelijke onzijdigheid en naauwkeurigheid, een gefchiedkundig berigt mcdcdeelen.
Onmogelijk
kunnen wij eene befchrijving geeven v a n
de inftellingen c n plegtige g e b r u i k e n ,
zonder tevens verflag te doen v a n de O r den o f aanhangen, onder welke dezelve
w o r d e n waargenomen.
Indien wij dit
niet i n agt n a m e n , zouden w i j , om de
w o o r d e n v a n den godvrugtigen D r .
W A T T S te g e b r u i k e n , onzen L c e z c r e n
flegts bloote geraamten v o o r oogen Hellen.
A l l e deeze plegtigheden z u l l e n c i genaartig ter bevoegde plaatze vermeld
worden.
V o o r a f z u l l e n w i j een berigt
geeven v a n de opkomst en den v o o r t g a n g
van het kloosterleeven.
H e t w o o r d Monnik betekent z o v e e l
als eenzaam, o f een p e r f o o n , welke afgefcheiden leeft v a n den ommegang en verkcering met dc rest der menfchen. G e w o o n l i j k w o r d t deeze naam gegeeven aan
zulke C h r i s t e n e n , welke z i c h gehecllijk
toe-

G E S C H I E D E N I S .

253

toewijden aan de oeffening cn betragtingc E E S T van den G o d s d i e n s t , i n het een o f ander L IJ K E


RDEN,
K l o o s t e r . D e z u l k e n onder de v r o u w e lijke fexe, w e l k e z i c h op diergelijk eene
wijze t o t een Godsdienstig leeven afzond e r e n , draagen den naam v a n Nonnen.
W e g e n s den eerften oorfprong v a n het
k l o o s t e r l c e v e n z i j n dc geleerden het niet
v o l k o m e n eens; het aannecmclijkfte ber i g t wegens deeze zaak koomt hierop u i t .
Geduurende dc v e r v o l g i n g der Christenen , onder K e i z e r D E C I U S , welke v o o r v i e l omtrent het midden der derde E e u we,
namen veele C h r i s t g c l o o v i g c n i n
Egypte, o m de woede v a n dien ftorm te
o n t g a a n , de t o c v l u g t t o t de nabuurige
wildernisfen en bergen; hier vonden z i j
eene veilige fchuilplaats niet a l l e e n , maar
ook o v e r v l o e d i g e n tijd c n gelegenheid o m
z i c h onledig te houden i n de oeffening der
godzaligheid en godgewijde befpiegclingen.
Z i j v o n d e n zo v e e l fmaaks i n deeze l c e v e n s w i j z e , dat z i j , naa het o p h o u d e n
der v e r v o l g i n g e , weigerden na hunne
voorgaande w o o n i n g e n weder te k e e r e n ;
zij v e r k o o z e n te blijven w o o n e n i n de
h u t t e n en celletjes, w e l k e zij z i c h i n de
w o e s t i j n hadden toebereid.
D e eerfte c n meest bekende v a n deeze
eenzaamheidminnaars, waren P A U L U S e n
A N T O N I U S , twee vermaarde
Egyptenaar s: van hier dat de H . H I E R O N Y M U S
h e n de Vaders der Christen
Kluizenaaren
noemt. T o t op dien tijd heftenden 'er nog
geene maatfehappijen o f genootfehappen
c

van.

254

G O D S D I E N S T I G E

v a n menfchen, welke deeze leevenswijzc


GEESTL IJ IC E omhelsd hadden; 'er waren nog gcene K l o o s O R D E N . ters g e b o u w d ; men v o n d t flegts hier c n
daar, i n de wildernisfen v a n Egypte, eenige
lieden v a n deeze foort verfpreid.
P<\C H O M I U S was de eerfte, d i e , onder de
vrcedzaame regeering v a n C O N S T A N T I N U S , i n Thebais, een gedccle v a n Egypte, K l o o s t e r s deedt ftigten. H e t genootfchaplijk k l o o s t e r l c e v e n w o n zints dien
tijd v e l d i n andere oorden der waereld i n
de volgende E e u w e n .
T o t op het jaar C C L waren 'er geene
M o n n i k e n i n de K e r k b e k e n d ; zints dat
tijdftip t o t op de regeering v a n K e i z e r
CONSTANTINUS,

was

het

kloosterlce-

v e n bepaald t o t de K l u i z e n a a r s , o f H e r e nriten , w e l k e i n afzonderlijke celletjes i n


dc woestijn w o o n d e n . D o c h , zodra P A C H O M I U S i n Egypte K l o o s t e r s hadt geb o u w d , v o l g d e n andere gewesten der
waereld w e l dra z i j n v o o r b e e l d .
HiLABION,

een

leerling

van

ANTONIUS,

was de eerfte M o n n i k i n Paleftina o f Syri;


niet lang daarnaa maakte E U S T A T H I U S , Bisfchop v a n Sebastia,
die leev e n s w i j z c bekend i n Paphlagonie,
Armeni en Pontus. O m t r e n t het jaar C C C X L ,
leerde A T H A N A S I U S de Kluizenaars v a n
Itali en Rome bijzondere genootfehappen
oprichten. D o c h , 'er v e r l i e p n o g eenigen
t i j d , v o o r d a t M A R T I N U S , Bisfchop v a n
'Tours, i n Frankryk z i c h i n godsdienftigc
eenzaamheid afzonderde,
c n alzo den
grond v a n het k l o o s t e r l c e v e n i n dat K o nink0

G E S C H I E D E N I S .

255

n i n k r i j k leide.
Zommige geleerden zijn G E E S T van gedagten, dat het v a n daar na Groot- L I J K B
Britannie
wierdt overgebragt door P E - O R D E N ,
L A G I U S , omtrent het begin der vijfde
Eeuwe.
D e aloude M o n n i k e n waren n i e t , gelijk de hcdendaagfche, i n verfchillende
O r d e n onderfchcidcn; o o k ontleenden z i j
h u n n e n naam niet v a n hunne ftigters; z i j
w i e r d e n genoemd naar de p l a a t z e n , i n
welke zij h u n v e r b l i j f hielden.
O o r f p r o n k l i j k waren de M o n n i k e n niets
meer dan bloote L e c k e n . N o o d w e n d i g
moest dit het geval z i j n , dewijl z i j , door
hunne regels o f i n f t e l l i n g c n , v e r b o n d e n
w a r e n aan deeze o f geene woestijn o f
w i l d e r n i s f e , alwaar zij gcene gelegenheid
hadden tot het waarncemen der kerkelijke
verrigtingen.
V a n hier dat de H . H I E R O N Y M U S z e g t , dat het werk v a n eenen
M o n n i k niet is te o n d e r w i j z e n , maar te
t r e u r e n . D e Kerkvergadering v a n Chalcedon
onderfcheidt u i t d r u k k e l i j k
de
M o n n i k e n van de Geestlijkheid , en
plaatst hen onder de L e e k e n . G R A I A N U S z e l v e , een ijverig voorftander
der hcdendaagfche k l o o s t e r b r o e d e r s , erkent dat het blijkbaar is u i t de K e r k e l i j k e
Gcfchicdenisfe, dat de M o n n i k e n , tot op
den tijd der Pausfen S I R I C I U S c n z o s r N I U S , flegts bloote L e e k e n cn v a n de
Geestlijkheid onderfcheiden waren.
In zommige g e v a l l e n , nogthans, k o n den het geestlijk en het k l o o s t e r l c e v e n
gevoeglijk zamen gepaard w o r d e n : v o o r eerst ,

256
GEESTL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

eerst, wanneer een klooster op een zo verren afftand lag van de Kerk , onder welke
het behoorde, dat de Monniken zich
niet op bekwaame tijden derwaarts konden begeeven, tot het bijwoonen van den
openbaaren Eerdienst; dit was het geval
der Kloosters in Egypte, en in andere
gewesten van het Oosten. In dit geval
wierden n of meer Monniken geordend
tot het verrigten van den Godlijken Eerdienst onder hunne kloosterbroeders.
Daarenboven paarde men het geestlijk
en kloosterlceven zamen, wanneer de
Monniken door de Bisfchoppen uit de
Kloosters genomen, en ten dienfte der
Kerke geordend wierden. Hiertoe kreeg
men verlof, cn het kwam in algemeen
gebruik, naadat de Kloosters Schooien van geleerdheid geworden en tot plaatzen ter godvrugtig opvoedinge van de
jeugd gefchikt waren. Ten derden, gebeurde het zomtijds dat een Bisfchop_ nevens alle zijne onderhoorige Geestlijken
het kloosterlceven aannam, door eene
vrijwillige verzaaking van allen bijzonderen eigendom, en een geracenfchappclijk
genot van dc gezamentlijke bezittingen.

EUSEEIUS

VERCELLENSIS

was

dc eerfte, welke deeze leevenswijze ter


Wcstrfchc Kerke invoerde. De H . A U GSTINUS

gaf 'er

een

voorbeeld van

aan de Geestlijkheid van Hippo. T e regt


mogt dit een geordend geestlijk en kloosterlceven genoemd worden.
Dc
6

G E S C H I E D E N I S .
25 t
De Cenobiten, of zulke Monniken, we]- G E E S T ke een gemecnfchappelijk leeven leiden , L I J K B .
waren meest gezien bij de K e r k ; vaj j O R D E N
bier dat zij onder het beftuur van zeken
wetten en regels ftonden. Van deezi
wetten zullen wij hier een zaakelijk berig
geeven.
Vooreerst; alle mansperfoonen mogter
met naar goedvinden het kloosterleever [
omhelzen: zulk eene onbepaalde vrijheid
zou nadeelige gevolgen hebben voortge.
bragt, zo wel voor de Kerk als voor den
burgerftaat. Van hier dat de burgerlijke
wet het aanneemen van het Monnikskleed
verboodt aan die amptenaaren, welke Curiales genoemd wierden, ten zij ze alvoorens hunne bedieningen overdroegen op
de zulken, welke, in hunne plaats, den
vadeiiande konden dienen. Om de zelfde
reden mogten geene Slaaven in de Kloosters worden aangenomen, buiten verlof
van hunne Heeren. Ondertusfchsn wierdt
deeze wet naderhand vernietigd, door
een bevelfchrift van Keizer J U S T I N I A N U S , waarbij de Slaaven uit den dienst
hunner Heeren wierden ontflagen, onder
yoorwendzel dat zij het gewijde kleed
hadden aangetrokken. De zelfde behoedmiddelen wierden in agt genomen ten aanzien van gehuwden en kinderen. D e
eerfte mogten zich niet in een Klooster
begeeven, dan met onderlinge toeftemming der beide echtgenooten.
Ook op
deeze vastftelling maakte Keizer J U S T I U i A N U S naderhand een inbreuk; doch
JI. C E E L ,
K
jftJ

2 5

G O D S D I E N S T I G E

E E S T- nimmer heeft deeze nieuwigheid de goedTen


1. Ij K E k e u r i n g der K e r k e weggedraagen.
O R D E N . aanzien van de k i n d e r e n , beval de K e r k vergadering v a n Gangra, dat de z u l k e n ,
w e l k e , onder een godsdienftig v o o r w e n d z e i , van hunne ouderen w e g l i e p e n , met
den kerkban zouden geftraft w o r d e n . I n
't v o o r b i i gaan moeten wij hier wederom
aanmerken, dat de bovengenoemde K e i zer ook deeze wet kragtloos maakte,
d o o r den ouderen te v e r b i e d e n , h u n n e n
kinderen hinderlijk te z i j n in d e r z c l y c r
v e r k i e z i n g v a n het k l o o s t e r l c e v e n .
En,
gelijk de k i n d e r e n , b u i t e n dc toeftemming
hunner o u d e r e n , gecne M o n n i k e n m o g t e n w o r d e n , dus mogten ook de ouders
hunne kinderen niet buiten derzelver bew i l l i g i n g i n een K l o o s t e r fteeken.
Nogthans vernietigde dc vierde K e r k v e r g a d e ring v a n Tolcdo, i n den jaare D C X X X I H
g e h o u d e n , ook decze vastftelling; zij bev a l , d a t , het zij ze door de godsvrugt
h u n n e r o u d e r e n , o f u i t eigen v e r k i e z i n g , het M o n n i k s g c w a a t hadden aangen o m e n , i n beiderlei geval hunne gelofte
even kragtig en verbindende z i j n z o u ; en
dat zij gecne vrijheid zouden, hebben o m
weder te keeren t o t h u n waereldlijk ber o e p , z o als v o o r h e e n gebruiklijk was
geweest, wanneer de ouders een kind i n
een K l o o s t e r b r a g t e n , v r d a t het- i n
Haat was o m zijne toeftemming te k u n nen geeven.

T o t een teken der aannceminge van het


k l o o s t e r l c e v e n diende doorgaans de v c r an-

G E S C H I E D E N I S .

25; )

andcring van k l e e d , o f gewaat; dit ftrek G S *


te niet t o t een zinnebeeld v a n eenige ! L I J K E
godsdienftige v e r b o r g e n h e i d , maar alleer [ O R D E S
t o t een bewijs van ingetogenheid en v e r
agtinge van de waereld. 't B l i j k t niet dal
'er eene plegtige gelofte bij de aanneemimI
wierdt v e r e i s c h t ; alleenlijk ondergingei l
de z u l k e n , die z i c h aanbooden, eene
driejaarige p r o e v e , geduurende welke z i
gehard wierden t o t de oeffeningen vai
het k l o o s t e r l c e v e n . Indien z i j , naa dit
t i j d v e r l o o p , v e r k o o z e n i n de zelfde oeffeningen te v o l h a r d e n , wierden z i j , z o n
der eenige verdere p l e g t i g h e i d , i n het genootfehap toegelaaten.
O o k wierdt hun
n o g geene plegtige gelofte v a n armoede
a f g e v o r d e r d ; h o e w e l h e t , nogthans, een
doorgaand gebruik w a s , de waereld v r i j w i l l i g te v e r l o c h n e n , door befchikking
tc maaken o v e r hunne bezittingen t o t
liefdaadige o o g m e r k e n , voordat zij z i c h
begaven i n een genootfehap, onder '
w e l k zij alles gcmeenfchappelijk als broc*
ders onder elkander z o u d e n genieten.
Vermids de K l o o s t e r s geene vaste
inkomften hadden, waren alle M o n n i ken verpligt , zich
met den arbeid
hunner
handen
onledig te
houden
om
v o o r z i c h z e iv e n
de kost
te
w i n n e n , zonder immer anderen t o t een
last te zijn. Z i j hadden geene luije bedelaars onder z i c h ; zij befchouwden een
M o n n i k , die niet wilde w e r k e n , i n geen
gunftiger l i c h t dan als een fchraapzieken
bedrieger.
Z O Z O M E N U S verhaalt dat
R 2
s r>

160
GEESTI. IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

5 E R A P I O N het o p z i g t hadt o v e r een


K l o o s t e r , nabij Arfinoe i n Egypte, waarin t i e n d u i z e n d ' M o n n i k e n gehuisvest w a r e n , die allen met hunne eigen handen
n-beidden: zodat zij niet alleen een beftaan hadden v o o r z i c h z e i v e n , maar ook
uit h u n n e n o v e r v l o e d aan de behoeftigen
konden mededeelen.
M e t hunne lichaamlijke werkzaamheden
paarden zij gcestlijke offeningen. D e eerfte van deeze was eene aanhoudende boetvaardigheid ; v a n hier dat het leeven v a n
eenen M o n n i k dikmaals w o r d t genoemd
het leeven van een weenende.
M e t zinfpeeling h i e r o p , wierdt het eiland Canolus,
niet verre v a n Alexandrie,
voormaals de verblijfplaats der ongebondene
l i g t v a a r d i g h e i d , naadat de M o n n i k e n v a n
Tabennus derwaarts waren overgebragt,
het eiland der boetvaardigheid geheeten.
D e volgende gcestlijke werkzaamheid
was,
een b u i t e n g e w o o n vasten.
De
Egyptifche
Monniken vastten alle d a g e n ,
t o t drie u u r e n i n den agtermiddag, uitgez o n d e r d op Saturdag, Zondag cn den eerften dag van P i n x t c r . Zommigen betoonden h i e r i n groote ftrengheid; zij vastten
t w e e , d r i e , v i e r , z e l f t o t v i j f dagen agt e r e e n ; doch decze gewoonte v o n d t gecne algemeene goedkeuring. V e e l e n befchouwden z u l k een langaanhoudend vast e n als n u t t e l o o s , ja z e l f als ondienftig
v o o r den Godsdienst. D e regel v a n P A C H O M I U S , welke onderftcld wierdt hem
v a n eenen E n g e l te zijn bekend gemaakt,
fchonk

G E S C H I E D E N I S .

26 r

fchonk eenen iegelijk de vrijheid om t " G E E S T mogen eeten, drinken cn arbeiden, naa r L JJ K E
gclange van zijne lichaamskragt.cn. He [ORDE N
vasten was, derhalven, eene willekeur!
ge zaak, een ftuk van verkiczinge, er t
niet van nooddwang. Op zommige plaat
zen wierdt den Monniken, terwijl ze aar
tafel zaten, een gedeelte der Schriftuure
voorgclcezen. Ter voorkoominge van
nuttelooze gefprekken cn gcfchillcn,
wierdt decze gewoonte 't eerst in de
Kloosters van
Cappadocie ingevoerd.
Doch in Egypte was dit hulpmiddel onnoodig, dewiil de Kloosterbroeders, geduurende den maaltijd, tot een volkomen
ftilzwijgen verbonden waren. N o g een
ander voorbeeld van hunne godsdienftigheid verhaalt P A L I . A D r u s ; zij zongen
gcestlijke liederen , wanneer zij een nieuwen aankoomeling na hunne woning geleidden , of in dezelve ontvingen.
Dc kloosterwetten verbooden aan de
Monniken, zich met eenig openbaar bewind tc bemociicn, zo wel in kerkelijke
als in burgerlijke zaaken; de zulken,
welke tot eenige bediening in de Kerk
wierden bevorderd, moesten op ftaanden
voet hun Klooster verlaaten: ook mogten zij geen inbreuk maaken op dc voordeden, vrijdommen en regten der waereldjke geestlijkheid.
Volgens de oorfpronklijke regels hunner inftcllinge, was het den Monniken niet
gcoorlofd, in eenig gewest van het Oosten , hunne wooning te hebben in de fteK 3
den,

262 G O D S D I E N S T I G E
GEESTL IJ K E
ORDEN

den, of op andere plaatzen, alwaar de Lee',


ken hun gewoon verblijf hadden: zij
moesten in wildernisfen en foortgelijkc
afgezonderde oorden woonen; hun naam
zelf bragt dit mede. De vermaarde Monnik A N T O N I U S plagt tc zeggen, Dat
de wildernis even natuurlijk voor een
M o n n i k , als het water voor een visch
was; cn dat, gevolglijk, een Monnik
in eene ftad even zeer buiten zijn ele,, ment was, als een visch op het drooge*
land."
Dewijl de Monniken in de aloude
Christen Kerk onder geene plegtige gelofte ftonden, was het hun geooriofd, m
de waereld en tot hun voorgaande beroep
weder te keeren. Keizer J U L I A N U S
hadt, vr zijne verheffing, het kloostergewaat gedraagen; het zelfde heeft men
opgemerkt ten aanzien van c o N S T A N S ,
den zoon van Keizer C O N S T A N T I N U S
D E N G R O O T E N , voordat hij in Britan^
nie de heerfchappij overweldigde. Onder
de regels van P A C H O M I U S , naar welke
de Egyptifche Monniken leefden, ontmoet men geen gewag van eenige gelofte
bij hunne intrede, noch van eenige ftraffen, in gevalle zij naderhand van lecvcnswijze veranderden. In vervolg van tijd
wierdt het noodig geoordeeld, eenige
ftraffe te bcpaalen; deeze bcftondt hierin,
dat de afvalligen, indien zij eenige eigendommen bezaten, dezelve moesten laaten
aan het Klooster welk zij verlieten.
3

Een

G E S C H I E D E N I S .

263

Een zeer fncllen voortgang maakte C E E S T r


wel haast het kloosterlceven door de ge- L I J K E
heele Christen waereld. R U F I N U S , die, O R D E N
in den jaare C C C L X X I I I , in het Oosten
reisde, verhaalt, dat 'er bijkans zo veele Monniken in de wildernisfen, als inwooners in de fteden waren. U i t de w i l dernisfen kwamen zij eerlang in dc lieden
cn vlekken, alwaar zij zeer vermenigvuldigden: want dc ftraks genoemde Schrijver verzekert, dat in dc ftad Oxirinciz alleen meer Kloosters dan huizen, en ruim
dertigduizend Geestlijken waren.
Op dit berigt wegens den oorfprong en
voortgang van het kloosterlceven, zullen wij nu laaten volgen een naauwkeurig vcrflag aangaande de onderfcheidene
Orden, zo als zij oudtijds waren ingerigt,
en nog tegenwoordig gefield zijn.
Zo verre ons de gefchicdenisfen voorlichten , is dc oudftc van alle de gecstlijke
Orden in de Roomfche Kerke, die der
Augustyner Monniken, die veel gcrugts
in dc waereld gemaakt hebben, en nog i n
groot aanzien zijn.
Dc ftigter van deeze Orde, was de ver-'
maarde Kerkvader A U G U S T N U S , Bisfchop van Hippo, in Afrika,
omtrent
het laatfte gedeelte der vierde Eeuwe. Hij
wierdt gebooren van Christen ouders;
zijn vader was Hoofdman in eene der Ro-'
meinfche Legioenen, en zijne moeder eene
zeer godsdienftige vrouw. D o c h , i n weerwil der naauwlettende zorgc, welke voor'
zijne opvoeding was gedraagen, hadt hij:
R 4
naauw-

a64
GEESTL1JKE
ORDEN,

G O D S D I E N S T I G E

naauwlijks de laagere fchoolen veriaaten,


of hij voegde zich bij de ergfte van alle
de oude Ketters, de Manicheeen. Dewijl hij zeer uitmuntende natuurlijke
begaafdheden bezat, die door eene befchaafde opvoeding nog verder waren uitgebreid, hadt hij groote naaloop als een
onderwijzer in de welfpreekendheid. D o c h ,
het behaagde Gode hem van zijne dwaalingen te overtuigen: in het zesendertigfte
jaar zijns ouderdoms wierdt hij een oprecht Christen. Kort naa decze merkwaardige gemoedsverandering begaf hij zich na
Afrika, en wierdt tot Bisfchop van Hippo geordend; hier diende hij, in menigvuldige opzigtcn, tot een uitmuntend
voorbeeld van de kragt der Godlijke
genade. Jammer is het, dat hij, in zommige ftukken, te zeer aan het bijgeloof
verknogt was.
T e n deezen tijde maakte het kloosterleeven zeer veel opgang; cn dewijl A U G U S T I N U S verfcheiden Ouderlingen onder zich hadt, wierden deeze het eens om
een foort van Klooster nabij dc Kerk
te ftigten. Hier fleeten zij hunne meeste ledige uuren in godsdienftige oeffeningen, in het vcrklaaren der Heilige Schriftuure , en elkander te onderhouden over
de lcerftcllingen der godgeleerdheid:
want, in dien tijd, wierdt van dc gefchilftukken zeer veel werks gemaakt.
Oorfpronklijk waren deeze Ouderlingen
door gecne ccden noch geloften verbonden; zij waren ingenomen met hunne leevens-

G E S C H I E D E N I S .

265

venswijze; zij befchouwden dezelve als G E E S T Gode welbehaagcnde, dewijl zij hun van L I J K E
dienst was in hunne poogingen om hunne O R D E N .
zinnelijke lusten tc dooden, en zich voor
te bereiden tot de genietingen des hemels.
Doch zedert namen de dingen een anderen keer; van deeze genootfchappen van
menfchen, die aan beweegredenen , van
noodzaaklijkheid en nuttigheid ontleend,
hunnen oorfprong waren verfchuldigd,
bedienden zich dc Roomfche Pausfen gretiglijk, ter oprechtinge van zekere vastgefteide Orden, die door bijzondere naamen onderfcheiden waren, en haare aanfpraaken op godsvrugt onder het masker
van wcezenlijke en ongeveinsde godsdienfbighcid verbergden. Van hier dat in de
dertiende Eeuw verfcheiden gcestlijke
Orden in de Kerk ontftonden.
Paus
A L E X A N D E R D E I V , zich van deeze
omftandigheid bedienende, om zijne Pauslijke magt meer cn meer uit te breiden,
fmolt, in den jaare M C C L V I , drie o f
vier Orden ineen, aan welke hij den algemeenen naam van Augustyner Heremiten
gaf.
Tegenwoordig zijn deeze Monniken in
verfcheiden klasferi verdeeld; doch hunne regels en inftellingen zijn na genoeg de
zelfde. Zij hebben alle dingen gemeen;
de vermogenden, welke in de Orde treeden , moeten hunne goederen verkoopen,
en het geld geeven aan de armen; dat wil
zeggen, aan de Monniken hunne broederen. De aalmoezen, welke zij ontvanR 5
gen,

GEESTL IJ K E
ORDEN.

66

G O D S D I E N S T I G E

ren, moeten z i j tot den laatftcn penning


in handen van hunne O v e r f t c n ftelicn; e n
i n gevalle 'er eene v e r v o l g i n g om den
Godsdienst ontftaa, moeten zij z i c h ftraks
begecven na de plaats , daar h u n Opperftc
de t o c v l u g t heeft genomen.
H e t eerfte
gedeelte v a n den dag moeten zij aan den
arbeid h u n n e r handen beftccden, en de
overige u u r e n met leezen en godvrugtige
oeifeningen doorbrengen. O p dc Saturdagen moeten zij z i c h v o o r z i e n v a n de
noodwendigheden des l e c v e n s , cn op de
Zondagen mogen zij w i j n d r i n k e n . W a n neer zij z i c h b u i t e n het K l o o s t e r begecv e n , moeten zij altoos bij t w e e n gaan.
Z i j mogen nergens dan i n h u n K l o o s t e r
e e t e n , fchoon de honger hen nog z o
fterk dringc.
Geenerbandc gedagtcn mogen zij w e gens de v r o u w e n k o e s t e r e n , noch eenige
b r i e v e n o f gefchenken o n t v a n g e n , z o n der dezelve op ftaanden v o e t aan hunne
O v e r f t c n mede te deelen.
D e e z e regels w o r d e n h u n nmaal e l k e
week v o o r g e l e e z e n ; aan ieder M o n n i k
w o r d t een affchrift v a n dezelve ter hand
gefield. Z i j draagen een zwart kleed. D e
N o n n e n v a n decze O r d e zijn genoegzaam
aan de zelfde regels gebonden
E e n andere zeer oude gcestlijke O r d e
i n de Roomfche Kerk, is die der Bcnediktynen; zij nam haaren oorfprong onder de
regcering v a n K e i z e r J U S T I N I A N S ,
omtrent het jaar D X X X .
D e ftigter was
zekere B N E D I K T S ,
een beroemd

Mon-

G E S C H I E D E N I S .

267

Monnik in ' Itali;


hij ftigtte twaalf G E E s T->
Kloosters in het Bisdom van Tibur ; zij L I ! K E
verwierven wel haast zo veel aanziens, R P E N ,
dat zij van het Bisfchoppelijk regtsgcbied
wierden afgefcheiden. Van de genoemde
plaats begaf hij zich na den berg Casjino;
hier bouwde hij een ander Klooster, en
zondt zijne leerlingen door alle gewesten
der waereld. Geduurende het tijdverloop van zeshonderd jaaren, verkreegen
zij zo veel vermaardheids, dat zij bijkans
alle Kloosters hadden ingenomen, tot dat
de Dominikaanen en Franciskaanen opftondon om in hunnen roem te deelen. De
Benediktynen draagen een ruim zwart
kleed met wijde mouwen, en een kap op
het hoofd. Gelijk de meeste andere gcestlijke Orden, zijn zij in verfcheiden klasfen verdeeld; hoofdzaaklijk zijn hunne
regels de naavolgendc.
Zevenmaalen moeten zij alle vierentwintig uuren hunne godsdienstpligten
waarneemen: vooreerst, ten twee uuren
in den nacht, omdat men wil dat onze
Zaligmaaker op dat uur uit den dood is
opgeftaan. Ten tweede, ten zes uuren in
den morgen, omdat men zegt dat onze
Zaligmaaker op dien tijd aan de vrouwen
is verfcheenen.
Ten derde, ten negen
uuren in den voormiddag, omdat op dat
oogenblik P I L A T U S bevel zou hebben
gegecven om onzen Heiland te gecsfelen.
Ten vierde, op den middag, omdat het
bekend is dat J E Z U S toen gekruizigd
wierdt. Ten vijfde, ten drie uuren naa
den
0

26-8

G O D S D I E N S T I G E

G E E S 'rL1J1U ;
O R D E ! .

den m i d d a g , wanneer onze V e r l o s f e r aan


het kruis ftierf.
Ten zesde, ten zes u u r e n , wanneer onze Heiland onderfteld
" w o r d t v a n het k r u i s tc z i j n genomen.
Ten zevende, e i n d e l i j k , ten z e v e n u u r e n
i n den a v o n d , den t i j d , op w e l k e n men
onderftelt dat de angst v a n onzen V e r losfer eenen aanvang nam. D u s hebben
alle hunne u u r e n van godsdienstoeffeninge betrekking op het lijden v a n J E Z U S
CHRISTUS.

D e M o n n i k e n v a n decze Orde moeten


altoos paar c n paar gaan; i n de V a s t e n
mogen zij v r zes uuren i n den a v o n d
geene fpijze g e b r u i k e n ; doch , zonder de
toeftemming van hunne O v e r f t c n , mogen
z i j geene eigendunkelijke brengheden o f
boetedoeningen oeffenen.
Geduurende
den maaltijd mogen zij niet te zamen fpreek e n , maar moeten naar het v o o r l e c z e n
der Schriftuure luifteren. Z i j flaapen i n
n v e r t r e k , doch ieder i n een afzonderlijk bedde,
met hunne
kleederen
aan. D e ftraffe v o o r kleine misdaaden
i s , dat zij een maaltijd moeten o v e r f l a a n ;
o m grootere overtrecdingen w o r d t h u n
de toegang i n de K a p l v o o r een tijd ontzegd.
Halftarrige overtreeders w o r d e n
b u i t e n het K l o o s t e r g e f t o o t c n ,
en
nimmer wederom toegelaaten, zonder
b e w i j z e n te hebben gegecven v a n de
oprechtfte boetvaardigheid. H u n bed beftaat u i t een m a t , r u u w e deken , een laken
e n een p e u l u w ; elk M o n n i k moet twee
r o k k e n , twee d r i n k f c h a a l e n , een tafelboek,

G E S C H I E D E N I S .

269

bock, een m s , een naald en een zak. G E E S T doek hebben.


LIJKE
Nogthans moet het erkend worden, dat 0 E. D E,N
deeze Monniken dc fchittcrendfte fieraaden zijn geweest van het gemeenebcst
der letteren. T e St. Maur in Frankryk
hebben zij een beroemd Klooster; hier
hebben zij de beste uitgaaven vervaardigd van de Werken der Kerkvaderen,
met oordeelkundige aanmerkingen. Veelen hunner zijn geene vrienden van het
bijgeloof, maar wenfehen oprechtlijk, de
harten der Christenen door de banden van
zagtmoedigheid en liefde aaneen te binden. Groote eere doet dit aan hunne
Orde; en indien zij langs den zelfden
weg van gemaatigdheid kloekmoedig
voortftreeven, mag men zich van hun alles goeds belooven.
Niet minder vermaard dan deeze, in de
Roomfche Kerk, en zeer talrijk, is de Orde der Franciskaanen , of Graamve-Mon-*
niken. F R A N C I S K U S , de Vader deezer
Orde, wierdt gebooren uit ouderen van
adelijkcn huize, te Asfifium, in Umbrie,
eene provincie van Itali, in of omtrent
het jaar M C L X X X I I . Hij deedt afftand
van een aanzienlijken fehat, welken zijne
voorouders, geduurende eene lange reeks
van jaaren, liadden bezeeten; hij verzaakte alle waereldfche vermaaken, orn
eene vrijwillige armoede te omhelzen, en
in de oeffening der grootfte lichaamsftrengheden zijne dagen door te brengen.
Hij liep barrevoets; behalven dat hij van

i
7

G E R S T L

IJKE

O R D E N .

G O

D S D I E N S T I G E

ftad tot ftad en van dorp tot dorp reisde


om de kranken te bezoeken en de behoeftigen tc onderfteunen, predikte h i j , op
Zon- cn Feestdagen, in de Kerken, voor
een talrijke menigte van toehoorderen.
Met het voorneemen om eene gcestlijke Orde te ftigten, ftelde hij, in den jaare M C C V I I I , een affchrift der regels,
welke hij hadt opgefteld, in handen van
Paus I N N O C E N T I U S D E N III, en

ver-

zogt tevens dat dezelve door den heiligen


ftoel mogten bekragtigd worden. D c
Paus, 's mans onaanzienlijk voorkoomen,
en de verregaande ftrengheid zijner regels
in aanmerking genomen hebbende, beval
hem na de zwijnen te gaan, om deezen
de door hem opgeftelde wetten voor te
fchrijven, als beter gefchikt voor deeze
dieren, dan voor de menfchen. F R A N c I s K u S' op dit zeggen vertrokken zijnde,
wentelde zich in het flijk met eenige
zwijnen; in deezen bemorftcn toeftand
verfcheen hij andermaal in 's Pausfen tegenwoordigheid , en herhaalde zijn verzoek om dc bekragtiging zijner regels;
thans verkreeg hij zijnen wensch: de Paus
bckragtigde dc rde. Zints deezen tijd
wierdt F R A N C I S K U S beroemd door geheel Itali; veele perfoonen van aanzienlijken huize verlieten de waereld, en begaven zich onder zijne gcestlijke krijgsbaniere.
Eerlang verfpreiddc zich de Francislaaner Orde over geheel Europa; de
Monniken, tot dezelve bchoorer.de,
wier-

G E S C H I E D E N I S .

271

w i e r d e n , jaaren l a n g , gehouden v o o r de
beroemdfte p r e d i k e r s ; zij reisden v a n
dorp tot dorp om de r u w e onbefchaafde
opgezetenen te onderwijzen. Z o groot
was h u n godsdienstijver, dat veelen h u n n e r z i c h onder de Heidenen b e g a v e n , met
oogmerk o m hen te bekeeren; menig eenen kwam deeze pooging op een wreeden
dood te ftaan. D e Roomfche Legenden w e gens deezen zonderlingen mensch vernaaien, dat, k o r t v r zijnen d o o d , aan
zijne handen en v o e t e n wonden gezien
w i e r d e n , gelijk aan die van onzen Z a l i g m a a k e r , w e l k e geftadig b l o e d d e n ; d o c h
dat m e n , naa zijn overlijden , n o c h w o n d e n , n o c h bloed zag. H i j wierdt begraav e n te Rome, i n eene kleine K a p l , door
hem z c l v e n geftigt; zedert kreeg hij eenen naam op d lijst der Almanaksheiligen.
T o t betere beftuuringe der Franciskaaner Monniken,
fchreef de P a u s , naa het
o v e r l i j d e n v a n hunnen f t i g t e r , zekere regels v o o r : want zij wierden i n groote
eere en waarde gehouden. Z i j mogten i n
de fteden, v l e k k e n en op de dorpen pred i k e n ; doch zij moesten hunne o n d e r r i g tingen mededeelcn, meer door de eerwaars
digheid v a n h u n gedrag en dc geringheid
Van h u n gewaat, dan door ftrenge berispingen. H u n n e beftraffingen moesten algemeen z i j n , en niet op bijzondere perfoonen d o e l e n ; onder bedreiging der
zwaarfte ftraffen, mogten zij niet rugtbaar maaken 't geen de boetvaardigen i n
de

GEESTL I J li E
0 R D E K.

S72
C E E

G O D S D I E N S T I G E

SI -de

LIJKE

ORDEN

biegt aan h u n geopenbaard hadden.


H e t was h u n ongeoorlofd na bevordering
te ftaan; o o k ftondt het hun niet v r i j , i n
eenige K e r k o f K a p l te p r e d i k e n , zonder
dat zij daartoe v e r z o g t w a r e n . D e tegenwoordige regels hunner O r d e z i j n hoofdzaaklijk van den volgenden i n h o u d .
Z i j moeten i n gemeenfehap l e e v e n , de
kiuschheid betragten, c n gehoorzaamheid
betoonen aan den Paus en aan hunne
Overften. D i e zich i n hunne Orde w i l len begeeven, moeten alvoorens v e r k o o pen alles wat zij b e z i t t e n , en het geld
aan d e a r m e n geeven. E n proefjaar moeten zij doorftaan, c n wanneer zij eenmaal i n de O r d e zijn aangenomen, mogen zij dezelve o m geenerhande oorzaak
verlaaten.
V o l g e n s het v o o r f c h r i f t van het G e t i j boek der Roomfche
Kerke, moeten de
Priesters viermaalcn 's daags den G o d l i j k e n Eerdienst v e r r i g t c n . V a n A l l e r h e i l i gen tot K e r s t i j d moeten zij v a s t e n ; dat
w i l zeggen, zij m o g e n , geduurende dat
t i j u v e r l o o p , geen vleesch eeten. H e t is
b u n niet geoorlofd te paerd te r i j d e n ,
dan i n gevalle v a n dringende noodzaaklijkb c i d ; bij v o o r b e e l d , wanneer zij eenen
k r a n k e , die verre v a n het K l o o s t e r
w o o n t , moeten b e z o e k e n , o f ingevalle
het gefchiedt tot herftellinge v a n h u n n e
gezondheid. G e l d mogen zij niet i n eigendom b e z i t t e n , maar zij moeten leeven v a n
a a l m o e z e n , welke het h u n vrijftaat v a n
t e n iegelijk te vruagen. I n een ongebonden

G E S C H I E D E N I S .
27. )
den gczelfchap mogen zij nooit gezie ' G E E S T *
worden, en allen omgang met de vrou - L I J K E
wen zijn zij gehouden zorgvuldig te vlie- . O R D E N ,
den. H u n gewaat beftaat uit een wijdei
rok van grof laken, een hoed van d<
zelfde ftorfe, een koord als een gorde (
om de lendenen, en een onderbroek,
wanneer dit gewaat verftelling noodic
heeft, moet de fcheur met een ftuk hairlaken worden tocgcnaaid.
Het eerfte Klooster deezer Orde wierdt
geftigt op Monte Soubazo, in Itali. De
Lateraanfche Kerkvergadering bekragtigde, in den jaare M C C X V , de Kloosters,
die zedert gebouwd wierden. In korten
tijd vermenigvuldigden zij dermaate, dat
in den jaare M C C X I X , vijfduizend M o n niken, als afgevaardigden van andere
Kloosters, te Asfifium zamen kwamen.
In den jaare M C C L V I wierden de Franciskaanen 't eerst in Engeland bekend; te
Canterburij wierdt voor hun een Klooster geftigt. Ijverig kantten zij zich tegen
de echtfcheiding tusfehen Koning H E N D R I K D E N VIII en K A T H A R I N A V A N
A R R A G O N . D i t was de reden, dat ten tijde van de vernietiginge der Kloosters, zij
voor alle andere verdreeven, en wel
tweehonderd van hunne Orde in de gevangenis geworpen wierden.
Tweendertig wierden als honden in ketens aan
elkander geklonken, en in akelige holen
gefmeeten; veelen wierden gebannen , en
zommigen openlijk ter dood gebragt. Geduurende den bloeijenden ftaat deezer OrII.

D E E L .

de

274 G O D S D I E N S T I G E
G E E S T - de i n Engeland,
LIJKE
ORDEN.

was z i j verdeeld i n zev e n d i f t r i k t e n , Cuftodien genaamd, omdat ieder van deeze wierdt beftuurd door
een o p p e r h o o f d , Cuftos o f opziener v a n
het diftrikt genaamd.
D e hoofdplaatzen
w a r e n de v o l g e n d e : Londen, York, Cambtidge,
Briftol,
Oxford,
Newcastle
en
Worcester; i n alle deeze diftrikten lagen
zestig K l o o s t e r s .
. V i e r broeders bezorgden te Londen de
eerfte i n w o o n i n g aan de
Franciskaancr
Monniken;
zij huurden een huis i n Comhill,
van zekeren J O H N
T R A V E R S ,
toenmaals Schepen der Stad. I n dit huis
vervaardigden zij etlijke c e l l e t j e s , en
w o o n d e n aldaar tot i n den zomer van den
v o l g e n d e n jaare; toen wierden z i j , door
J O H N J W Y N , b u r g e r en L o r d - M a j o r v a n
Londen,
overgebragt na St.
Nikolaaslaan, alwaar hij een K l o o s t e r v o o r h u n
b o u w d e , en een l i d hunner Orde w i e r d t .
T h a n s bezit z i j , door geheel Europa,
zev e n d u i z e n d K l o o s t e r s , en i n dezelve
honderdvijftienduizend M o n n i k e n ; behalv e n deeze z i j n 'er negenhonderd N o n n e n kloosters , die volgens dc zelfde regels
l e e v e n . U i t deeze Orde zijn v o o r t g e k o o men v y f P a u s f e n , zesenveertig Kardinaal e n , behalven een groot getal A a r d s b i s fchoppen en Bisfchoppen.
D e jongst*
6'verleedene Paus C L E M E N S D E X I V ,
wiens eigen naam was
G A N G A N E L L I ,
zeer bekend door zijne b r i e v e n , behoorde tot deeze O r d e .
Wc-

G E S C H I E D E N I S .

27 S

Wegens dc Domitiikaanen moeten w j G E E S T nu berigt geeven; in Engeland voeren z j E I J K E


den naam van Zwarte Monniken; in Franl . O R D E N ,
ryk zijn ze bij dien van Jacobynen bekenc
D o M I N I K U S , ftigter dier Orde, wierd
gebooren te Calaruega, een kleine ftad
het Koninkrijk Oud-Kaftilie, in den jaa
re M C L X X . Terwijl zijne moeder vai
hem zwanger was, droomde z i j , dat zi
een kleinen hond baarde, die een toorfc
in zijnen mond hicldt, welke dc geheele
waereld zou verlichten. Reeds op dei i
ouderdom van zes jaaren, wierdt hij, dooi
zijnen O o m , in dc Latynfche taaie on.
dcrweezen; decze bezat eene rijke kerkelijke prebende in Kaftilie.
Zijne ledige
uuren befteedde hij aan het opfchikken
der altaaren, en de Koorzangers de hand
te lecnen in het waarneemen van den Godlijken Eerdienst. Toen hij den ouderdom
van dertien jaaren hadt bereikt, wierdt
hij gezonden na de Hoogefchool van Palende , in het Koninkrijk Lion; zes jaaren befteedde hij hier aan het beoeffenen
der Wijsbegeerte cn Godgeleerdheid. Zints
dien tijd gaf hij zich aan allerlei godsdienftige lichaamstuchtigingen over. Zijnen
meesten tijd bragt hij door met het bekeeren van Heidenen cn Ketters. Zo wijd
deedt dit zijnen naam klinken, dat de
Bisfchop van Osma, het befluit genomen
hebbende om dc regels zijner Kerke te
hervormen, ter volvoeringe van dit werk
zijn oog liet vallen op D O M I N I K U S ; hij
nodigde hem ten dien oogmerke tot zich,
S 2
en

176
GEESTL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

en boodt hem een K a n u n n i k d i j i n zijne


H o o f d k e r k e aan.
Z o naauwlettend en v o o r z i g t i g gedroeg
z i c h D O M I N I K U S i n het v o l v o e r e n v a n
deezen p o s t , hij onderwierp z i c h aan z o
veele lichaamshardigheden, dat de K a n u n n i k e n , z i c h huns voorgaanden wandcls fchaamende,hct befluit namen om z i j n
v o o r b e e l d naa te v o l g e n . E e n e h e r v o r m i n g wierdt wel dra i n de H o o f d k e r k i n g e v o e r d , en D O M I N I K U S t o t OnderP r i o o r van het K a p i t t e l v e r h e v e n .
D e B i s f c h o p , m i d l c r w i j l , het onbeftaanbaar oordeelcnde met den p l i g t , dien
hij aan de K e r k verfchuldigd w a s , dat hij
z u l k een hcldcrfchitterend l i c h t als D O M I N I K U S aan eene bijzondere plaatze bepaalde, zondt hem u i t om het w e r k v a n
een V e r k o n d i g e r des Euangeliums te v c r r i g t c n , i n verfcheiden p r o v i n c i n van Spanje; 't gelukte hem aldaar eene menigte
K e t t e r s te bekeeren.
T o e n de K e r k v o o g d , i n den jaare M C C I V , i n gezantfchap na Rome wierdt gezonden, verzelde
D O M I N I K U S hem derwaarts.
T e r w i j l zij door Langnedok r e i s d e n ,
bevonden zij dat de K e r k e n i n dat gewest
grootlijks i n 't v e r v a l waren ; de oorzaak
b i e r v a n w a s , de hoogagting des v o l k s
v o o r dc Albigenzen.
I n ftede dan v a n
hunne reize na Rome v o o r t te z e t t e n ,
v e r w i e r v e n zij de vrijheid van den Paus
om i n dien oord zich eenigen tijd tc m o gen o p h o u d e n , en geduurende denzelven
ter bekeeringe der K e t t e r e n h u n n e " p o gin-

G E S C H I E D E N I S .
27;
gingen aan te wenden. Hier was het dal
DOMINIKUS
tot het eindelijk befluit
kwam om het ontwerp te volvoeren 't
welk hij, al zints eenigen tijd, beraamc
hadt, eene gcestlijke Orde op te richten,
welke voornaamlyk ten oogmerke zon
hebben, de verkondiging des Euangehums, dc bekecring der Ketteren, de
verdecdigmg van het geloove cn dc voortplanting van den Christlijken Godsdienst.
Wel dra bragt hij een aanzienlijk getal
menfchen tc gader, allen met hem van
een zelfden ijver blaakcnde, die allen i n
zijne maatregels traden. Zo veel behaagens vondt de Paus hierin, dat hij ftraks
eene Bulle afkondigde, waarbij de inftelling wierdt goedgekeurd.
Het eerfte Klooster deeze Orde wierdt
geftigt te Touloufe, op kosten en uit de
liefdegiften der Bisfchoppen van dat
Sticht.
Van hier zondt D O M I N I K U S
zendelingen, door alle gewesten van Europa , om leden en aanhangers te werven
In den jaare M C C X V I I I bouwde hij een
Klooster in de St. jacobs-firaat te Parys
van hier dat zij zedert dien tijd in Frankryk bekend geweest zijn bij den naam van
Jakobynen. Nog geene vier jaaren waren
er verloopen, of men telde, in Itali,
FrankrykyDuitschland en Spanje,over de
veertig Dominikaaner Kloosters. Van
Paus H O N O R I U S D E N III verwierf hij te
Rome de Kerk van de H . S A B I N A ; hier
trok hij, nevens zijne medgezelien, het
gewaat aan, welk zij voorgavendoor de
S 3

gek

GEESTLIJK E
ORDEN.

178

G O D S D I E N S T I G E

6 E E S T - gezegende Moedermaagd aan den Heiligen


L IJ K E R E N A U D van Orleans te zijn vertoond;
O R D E N . het beftondt uit een wit kleed en fchou-

derlap; zij voegden 'er nevens een zwarten mantel en hoed, die in een punt eindigde. De H . D O M I N I K U S overleedt te
Bologne, in den jaare M C C X X I . Zedert
heeft zijne Orde zich uitgebreid door alle
gewesten van Europa.
In het zelfde jaar als D O M I N I K U S
ftierf, ftaken twaalf zijner naavolgeren
over na Engeland; eerst ftigttcn zij een
Klooster te Oxford, en kort daarnaa te
Londen. In den jaare M C C L X X V I wierden zij, door den Lord-Majoor en de A l dermans der laatstgenoemde ftad, begiftigd met twee ftraatcn nabij de rivier dc
Theems; zij bouwden aldaar een pragtig
Klooster, waarvan, egter, nu niets meer
is overgeblecven dan de bloote naam;
men noemt dc plaats, daar eertijds het
geestlijk geftigt ftondt, Blackfriars, of
het Zwarte-Monniken-quartier.
Het Pauslijk gezag, ondertusfehen,
waarmede zij gewapend waren, wierdt
eerlang van hun misbruikt, op de hoonendfte en baldaadigfte wijze; zij drongen
'er op om in alle Kerken te mogen prediken , zelf zonder verlof van den Bisfchop
of den Priester. Deeze nieuwigheid in de
kerktucht wierdt gevolgd van eene algemeene losbandigheid van zeden : want, de
leden, zich niet verpligt oordeelende om
aan hunne Kerfpel - priesters te moeten
jbiegten, liepen na de Dominikaanen, die
gce-

GESCHIEDENIS.

279

gcene kennis hebbende aan de boetelin- 3 E E S T gen , niet konden wecten of zij dc opgeleg- L Ij K E
de boete al dan niet nakwamen.
') R D E N.
' E r zijn ook Nonnen-kloosters onder
deeze Orde; zij wierden door D O M I N I K U S zelvcn geftigt. Terwijl hij met het
bekceren der Albigenzen onledig was, zag
hij tot zijn uiterfte leedweezen, dat verfcheiden lieden van aanzien, onbekwaam
zijnde om hunne dochters te onderhouden, dezelve aan dc Ketters tot vrouwen
gaven. Ter voorkoominge van dit miskwaam, 't welk groote ergernis aan de
Geestlijkheid gaf, bouwde D O M I N I K U S ;
een Klooster te Prowdle-, in 't welk deeze arme maagden in 't Christlijk geloove
onderweezen moesten worden. Het gewaat deezer Nonnen is een witte tabbert, een geele mantel, cn een zwarte
fluicr. Verfcheiden uuren van den dag
moeten zij met den arbeid haarer handen
doorbrengen; ook moeten zij haare eigen
klcederen maaken, op bedden van ftroo
flaapen, en veele andere lichaamsftrengheden oeffenen.
De Orde der Dominikaanen heeft voortgebragt vier Pausfen, drienzestig Kardinaalen , hondervijftig Aardsbisfchoppcn,
achthonderd Bisfchoppen, bchalven de
leden van den Raad der Inquifitie, van
welken wij in 't vervolg dcczes werks
een nader berigt zullen geeven.
Voordat wij deeze Orde verlaaten, zal
't noodig zijn aan te merken, dat de Dominikaanen bewecren dat de maagd M A .

S 4

RIA,

28o
CE

EST-

L IJ IC E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

R i A , gelijk alle andere vrouwen, met de


erfzonde befmet ter waereld kwam, terwijl de Franciskaanen ftaande houden dat
zij in een ftaat van volmaakte onfchuld
gcbooren wierdt. Hevig hebben de twee
Orden hierover getwist; hoe hoog dit
gefchil geloopen, en welke bitterheden
daaruit ontftaan z i j n , kan blijken uit de
volgende plaats van Bisfchop B U R N E T ' S
Reizen.
In zijn berigt wegens de ftad
Bern in Zwitzerland, fchrijft die groote
Godgeleerde aldus.
De tweede Kerk is de Kapel der Do minikaanen; hier zag ik het berugte
gat, loopende uit een van de cellen der
5, kloosterbroederen door een beeld in de
Kerk. D i t geeft mij gelegenheid tot
een uitvoerig verhaal van een zonder ling voorval. Gelijk de bedoelde ge beurtenis eene der grootfte bedriegerijen
was, welke immer in de waereld gepleegd
wierden, en dezelve voorviel onge veer twintig jaaren voordat de Kerk hervorming te Bern wierdt aangeno men, dus is het waarfchijnlijk, dat dit
voorval niet weinig toebragt om de gemoederen des volks voor te bereiden
tot die gewigtige verandering. T e bc ter ben ik in ftaat om daar van een om ftandig berigt te geeven, omdat ik het
oorfpronkiijk pleidooi in het Latynfche
handfehrift heb geleezen, getekend
door de Notarisfen van den Regtbank,
door den Paus benoemd om deeze zaak
>, te onderzoeken. Het verhaal beflaat
, hoi>
3

G E S C H I E D E N I S .

,,

,,

,,
,,

,,
,,

,,

281

honderddertig vellen papier, klein en G E E S T aan alle zijden befchreeven; het i s , in L IJ K E


de daad, een dik boek. Dewijl de ge- O R D E N .
drukte vernaaien zo gebrekkig zijn,
heb ik de moeite genomen om het geheele ftuk te doorleezen: zie hier een
getrouw uittrekzel van hetzelve.
De twee beroemde Orden, die zich
hadden meester gemaakt van den eer,
bied en de hoogagting dier durftere
eeuwen, dongen om het meesterfchap.
De Dominikaanen muntten uit door geleerdheid; zij waren de meestgeliefde
Predikers van die tijden; zij waren aan
het hoofd van de Geregtshoven der Inquifitie, en bekleedden de gewigtigfte
kerkelijke bedieningen. De Franciskaanen maakten een in 't oogloopcnder
vertoon van lichaamsftrenghcid; zij
droegen een ruwer gewaat, leefden
naar ftrenger regels en waren armoediger: dit alles verfchafte hun eenen invloed op de harten der onnozele gemcente, welke de andere uitmuntendheden der Dominikaaner Orde rijklijk
kon opwecgen. In n woord, de beide Orden blaakten van jaloersheid en
naijver; doch, alzo de godsdienftige
eerbetooning aan de gezegende Maagd
de heerfchende zucht en pooging dier
tijden was, hadden de Franciskaanen
ten deezen opzigte den voorrang. De
Dominikaanen , die de verdcediging der
begrippen van T H O M A S A Q U I N A S op
zich hebben genomen, zijn diensvolS 5
gens

'2S2
GEESTL IJ K E
ORDEN,

G O D S D I E N S T I G E

gcns gehouden te b e w e c r e n , dat M A R I A met de erfzonde befmt gebooren


w i e r d t . H i e r o m wierden z i j , door de
Franciskaanen,
bij het v o l k als godslasteraars aangeklaagd; dc
Dominikaa nen begonnen hierdoor grond te v e r l i c zen i n de gemoederen der menigte, die
fterk was ingenomen met het denkbeeld
der onbevlekte ontvankenisfe.
Omtrent^-nct begin der vijftiende
E e u w e , predikte te Frankfort een ze ker Franciskaaner Monnik;
onder het
Sermoen tradt zekere W I G A N D , een
,, Dominikaaner
Monnik,
binnen.
De
eerstgemelde, hem vernomen hebbcnd e , berstte u i t i n fterke u i t r o e p i n g e n ,
dankte G o d dat hij niet behoorde t o t
eene O r d e , welke de M a a g d lasterde,
o f dc V o r f t e n door het tocdcelen v a n
het gewijde Bondteken vergiftigde:
want deeze misdaad, zegt m e n , door
eenen Dominikaaner Monnik,
omtrent
K e i z e r H E N D R I K D E N V I I , gepleegd
te z i j n . W . I G A N D , deeze befchuldigingen gantsch e u v e l opnecmende,
fprak hem openlijk tegen ; hieruit ont>, ftondt een g e f c h i l , 't w e l k i n een oploop eindigde, die den
Dominikaaner
bijkans het leeven z o u gekost hebben.;
met moeite cn ter naauwer nood ont k w a m hij het dreigende gevaar.
De
geheele Orde nam het befluit om z i c h
v a n deezen h o o n te w r e c k e n ; i n een
K a p i t t e l , i n den jaare M D I V , te Vimp., fen g e h o u d e n , w i e r d t een middel v o o r ge-

G E S C H I E D E N I S .

283

geflagen en goedgekeurd, ter handhaa- G E E S T vinge v a n het aanzien der O r d e , w e l k e L IJ K E


i n de begrippen v a n het gemeene v o l k O R D E N .
merkelijk gedaald w a s , en o m tevens
den i n v l o e d te o n d e r m i j n e n , dien de
Franciskaanen
z i c h v e r w o r v e n hadden.
V i e r leden der zamenkomfte namen de
v o l v o e r i n g des ontwerps op z i c h :
w a n t , zeiden z e , daar het gemeene
v o l k z o geneigd is om aan droomen e n
verdichtzels geloof tc ftaan, moesten
, , z i j , op hunne b e u r t , ook eens droo m e n , e n , gelijk de anderen hadden ge d a a n , het v o l k zoeken te misleiden.
, Bern wierdt tot de plaats v e r k o o z e n ,
alwaar dit klugtfpel z o u v e r t o o n d w o r d e n : want zij w i s t e n dat de i n w o o ners dier ftad, ten dien tijde , alles
konden v e r z w e l g e n , en niet zeer ge z i n d waren o m na ongewoone v o o r v a l l e n een naauwlettend onderzoek te
j , doen.
5

,,

N i e t z o dra hadden zij h u n plan beraamd en vastgefteld, o f 'er boodt z i c h


een gepast w e r k t u i g a a n : een zekere
J E T Z E R k w a m i n dc Orde als L c c k c b r o e d e r ; deeze bezat alle de noodige
vercischten tot de v o l v o e r i n g e van h u n
o n t w e r p ; hij was zeer e e n v o u d i g , en
geneigd tot lichaamsftrenghcid. Z o d r a
zij zijne geaarthcid en karakter naauwkeurig befpied hadden, begonnen z i j de
hand te liaan aan dc v o o r t z e t t i n g e van
hunne maatregels, terftond den eerften
nacht naadat hij h u n gewaat hadt aan

ge-

284
G E E S T
LIJKE
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

getrokken; dit was op


Maria-Lichtmis des jaars M D VII. Een der M o n niken begaf zich heimelijk in zijne C e l ,
en yerfcheen aan hem als iemand, welke in het Vaagevuur legt, in eene zeer
misfelijke gedaante; hij hieldt een doos
voor zijn aangezigt; wanneer hij op
dezelve blies, fchcen 'er vuur uit
zijnen mond voort te koomen. Daarenboven hadt hij eenige honden rondom zich, die bij hem de plaats van beulen of pijnigers bekleedden. In decze
gcftalte verfcheen hij aan den armen
J E T Z E R , terwijl hij te bedde lag. Zijn
eerfte werk was , hem eene bcrugte gebeurtenis te verhaalen , waarover zij
alle hunne nieuwelingen plagten te onderhouden, met oogmerk om hun eenen fchrik aan tc jaagen, om nimmer
hun gewaad af te leggen; dat voorval
behelsde, dat op zekeren tijd een lid
van hunne Orde , Opperfte van het
Klooster te Soloturn, na Parys was
gereisd; doch, alzo hij zijn ordekleed
hadt afgelegd, in zijn waereldlijk gewaat vermoord was. De vermomde
Monnik voegde 'er nevens , dat hij die
perfoon, en om deeze euveldaad tot
het Vagevuur veroordeeld was; doch
hij merkte tevens aan dat hij door zijne
bemiddeling daaruit kon verlost worden. D i t alles ging gepaard met de
fchroomlijkfte misbaaren, waartekens
van de folterende fmarten, die hij uitftondt.
Mid-

G E S C H I E D E N I S .

285

Midlerwijl reezen den armen J E T - < E E S T Z E R van angst de hairen tot bergen. L IJ K E
Doch de andere vervolgde . en perstte I R D E N
hem eene belofte af om alles te doen,
, , wat hij op hem zou begeeren, ten einde om daardoor uit de plaatze zijner
pijniginge verlost te worden. D c verfchrikte Monnik gaf hem zijn woord
omtrent alles wat hij hem zou voor flaan. Toen fprak de andere, hij wist
dat hij een groot Heilige was, en dat
zijne gebeden cn lichaamskwellingcn
, eene goede uitwerking doen zouden;
doch dat dezelve zeer ongemeen zijn
moesten. Alle Kloosterbroeders moes ten zich eene geheele week lang met
,, roeden tuchtigen; hij moest langs den
grond uitgeftrekt leggen, in de gedaan te van iemand welke aan het kruis is
, , gebonden; midlervvijl moest de Mis gc vierd worden in het bijzijn van allen,
die daarbij wilden tegenwoordig zijn.
Hij voegde 'er nevens, dat, ingevallc
hij zich hieraan onderwierp, hij de gelukkige uitwerkzels der liefde zou on,, dervinden, welke de gezegende Maagd
hem toedroeg, nevens nog veele ande re zeer ongemcene dingen. Hij befloot
zijne tegenwoordige aanfpraak met het
zeggen, dat hij op een anderen tijd aan
hem zou verfchijnen, in 't gezelfchap
van twee andere geesten, en met hem
tc verzekeren dat alles, 't geen hij om
zijner verlosfinge wille zou lijden, eene
heerlijke vergelding zou ontvangen.
(

Het

286
GEESTL IJKE
ORDEN,

!3

G O D S D I E N S T I G E

Het morgenlicht was niet aangebroken, of de Monnik deedt verflag van


decze verfchijninge aan de overige
Kloosterlingen; zij vertoonden daarover hunne hoogftc verwondering; allen ftonden 'er op dat hij dc opgelegde
tuchtiging moest ondergaan; elk onderwierp zich om zijn aandeel tc draagen.
De bedrogene Monnik deedt gcljk hem
bevolen was, in eene der Kapellen van
hunne Kerke. D i t lokte eene groote
menigte aanfehouwcren, alle welken
den armen Monnik als een Heilige bcfchouwden ; terwijl ondertusfehen de
vier Monniken, die het bedrog volvoerden , het wonderwerk der verfchijninge, in hunne Sermoenen, hemelhoog verheftcn. J E T Z E R ' S Biegtvader was in het geheim; door dit middel wisten zij alle de kleine voorvalletjes van zijn leeven, zelf zijne gedagt e n ; dit was hun van uitfteekenden
dienst om het ftuk te volvoeren. De
Biegtvadergaf hem den gewijden ouwel,
nevens een ftuk houts, gelijk hij yoorgaf, van het waare kruis; door middel
van decze moest hij zich verfterken,
ingevallc hem andere verfchijningen gcbeurden, dewijl dc booze geesten door
dezelve ongetwijfeld zouden beteugeld
worden. In de daad, den volgenden
nacht hadt hij de zelfde verfchijning;
de gemaskerde Monnik wierdt verzeld
van twee andere, met zulke vermommingciij dat zij bet voorkoomen van
Dui-

G E S C H I E D E N I S .

,,

,
35
'
9

28?

D u i v e l s hadden.
H i j vertoonde h u n i i E E S f
den gewijden o u w e l , die h u n z u l k een L I J K E
fchrik aanjaagde, dat hij van de k r a g t - I R D E N
daadigheid diens behoedmiddels v o l k o men o v e r t u i g d was.
D e gewaande lijder i n het V a g e v u u r
melde hem z o v e e l v a n de heimelijke
v o o r v a l l e n zijns l e e v e n s , en van zijne
gedagten , alle welke bijzonderheden
hij v a n den B i c g t v a d c r hadt v e r n o m e n ,
dat dc arme M o n n i k v o l k o m e n wierdt
bevestigd i n zijn gevoelen aangaande
dc weezcnlijkheid der verfchijninge. I n
twee deezer verfchijningen, die beiden
v a n dc zelfde omftandigheden v e r z e l d
w i e r d e n , fprak dc vermomde M o n n i k
v e e l tot l o f der Dominikaaner
Orde,
welke , zeidc h i j , zeer dierbaar was
aan de gezegende M a a g d , die wist dat
zij z e l v e met erfzonde gebooren w i e r d t ,
en dat de L e e r a a r s , welke het tegendeel p r e d i k t e n , i n het v a g e v u u r lagen;
dat het verhaal wegens S T . B E R N A R D'S v e r f c h i j n i n g , met eene v l e k get e k e n d , omdat hij z i c h tegen het feest
v a n Maria-Ontvankenisfe
hadt aangek a n t , een v e r d i c h t z e l w a s ; maar dat
het waarheid was dat 'er zich afzigtelijke vliegen hadden v e r t o o n d op het
graf van den H e i l i g e n B O N A V E N T U R A , die het tegendeel hadt g e l e e r d ;
dat de gezegende Maagd eenen afkeer
hadt van de Franciskaanen,
omdat z i j
haar gelijk fteldcn met haaren Z o o n ;
dat S C O T S , o v e r wiens H e i l i g v e r
, j klaa(

288 G O D S D I E N S T I G

klaaring de Franciskaanen toenmaals te


Rome bezig waren, verdoemd was; cn
dat de ftad Rem zou verdelgd worden,
omdat zij zulke pesten binnen haare
muuren huisveste.
Zo dra de opgelegde tuchtiging v o l komen geoeffend was, verfcheen de
geest wederom, en zeide dat hij nu uit
j , het Vagevuur verlost was; doch eer
hij in den hemel kon toegelaaten worden, het Sakrament moest ontvangen,
alzo hij zonder hetzelve geftorven
was: dit verrigt zijnde, zou hij de Mis
doen voorde zulken, die, door hunne
groote weldaadighcden, hem uit zijne
fmartcn verlost hadden. Thans kreeg
dc Monnik den inval, dat dc ftemme,
die met hem fprak, eenigzins naar die
van den Prioor geleek; doch hij was
zo verre van eenigen agterdogt te voe den, dat hij niet veel agt op zijn ver moeden gaf.
Eenige dagen daarnaa verfcheen hem
de zelfde M o n n i k , in dc gedaante van
eene verheerlijkte N o n ; zij zeide dat
zij de H . B A R B A R A was , dien hij
>, ( j E T Z E R) een bijzonderen eerbied toe droeg; 'er nevens voegende, dat de ge,, zegende Maagd zo voldaan was over
zijne goedwilligheid, dat zij voornec mens was om hem eerlang een bezoek
te geeven. Straks daarop riep J E T Z E R
, het geheele Klooster te zamen, en
, deedt een verhaal'van deeze verfchij, ninge aan alle de overige Monniken;
}
met

GEESTLIJKE
ORDEN,

G E S C H I E D E N I S .

28

met veel genoegen en onder de betoo - G E E S T


ningen van blijdfchap luisterden zij n; l L I J K E
dit verhaal. De Monnik reikhalsd ; O R D E N .
van verlangen na de vervulling der be

lofte,door

ST. BARBARA

hem

ge

daan. Naa verloop van etlijke dagen I


verfcheen aan hem de zo zeer verlang
de fpotvertooning, gekleed als M A R I A
op de hooge feestdagen, en, in de
daad, in het zelfde gewaat; rondom
haar vertoonden zich eenige Engelen,
welke hij zedert vernam de kleine En- gelenbcelden geweest te z i j n , die
op de voornaamfte heiligedagen op de
altaaren geplaatst wierden. In de ka mer was boven zijn hoofd een katrol;
over hetzelve liep een touw aan deEn gelen vastgemaakt; door dit middel kon
men de beelden om hoog trekken, en
rondom het hoofd van M A R IA doen
vliegen ; dit alles bevorderde het go chelftuk. Naa de verdienften van zijn
karakter en lichaamstuchtiginge hoog
gcKocmd te hebben, berigte hem de
Maagd dat zij in erfzonde ontvangen
was;

dat Paus J U L I U S D E I I ,

die.

toen op den Roomfchen floel zat, een


einde zou maaken aan het gefchil en het
feest van haare ontvankenisfe affchaffen , 't welk door S I X T U S D E N I V
was ingefteld; en dat hij (Monnik) het
werktuig zijn zou om den Paus aangaande de waarheid der zaake te onderrigtcn. Zij gaf hem drie droppelen van
baars Zoons bloed; het waren drie
II. D E E L .
T
bloed.

apo G O D S D I E N S T I G E
E s T-
LIJKE
ORDEN.

eE

,
?

,
,

5
s

bloedtraanen, welke hij over Jeruzalem gefchreid hadt; dit betekende dat
zij drie uuren lang befmet geweest was
met erfzonde; doch, naa verloop van
dezelve, door zijne genade, uit dien
ftaat verlost wierdt. Want het fchijnt
dat de Dominikaanen beflooten hadden
het ftuk zodanig te beleggen, dat hoewel zij het hoofdgefchil, wegens de ontvankenis van M A R I A in erfzonde, won
nen, nogthans zich zo verre zouden
fchikken naar den eerbied, welke der
,gezcgende Maagd toenmaals van de geheele waereld wierdt toegedraagen, dat
zij zou onderfteld worden, flegts een
korten tijd in dien zondverdorvenen
ftaat zich bevonden te hebben. W i j ders gaf zij hem vijf droppelen bloeds
in de gedaante van een kruis; decze
waren bloedtraanen, welke zij geftort
hadt terwijl haar Zoon aan het kruis
hing. Om hem nog volkomencr te
overtuigen, boodtzij hem een gewijden
ouwel aan , die de gewoone gedaante
hadt, doch eensklaps eene hoog roode
koleur aannam.
Verfcheiden maaien wierden decze
bezoeken herhaald. Ten langen laatfte
zeide de gewaande Maagd tot den bedrogen Monnik, hem zo treffende
proeven van haars Zoons liefde jegens
hem te willen geeven, dat de zaak geen
den minften twijfel zou lijden. Zij zeide dat de vijf wonden van de H . L UC I A en de H . K . A T H A R I N A weezenlij ke

G E S C H I E D E N I S .

291

ke w o n d e n w a r e n , en dat zij dezelve G E E S T


, insgelijks hem i n 't lichaam z o u druk- L I J K E
j , k e n ; bevcelendc hem diensvolgcns z i j - O R D E N .
ne hand u i t tc ftrekken. G e e n grooten
z i n hadt hij i n eene g u n s t , die hem z o
veel fmarts moest k o s t e n .
D o c h zij
t r o k zijne hand met geweld tot z i c h en
dreef 'er een nagel d o o r ; het gat hadt
de wijdte van een e r w t , zodat hij 'er
de kaars duidelijk door heen z a g ; u i t
eene gewaande v e r r u k k i n g dreef hem
dit i n een weezenlijken angst.
Doch
de Maagd fcheen zijne hand aan te raa k e n , en hij verbeeldde z i c h dat hij z a l f
r o o k , waar mede zij hem fmcerde;
maar z i j n Biegtvader zeide hem dat
z u l k s loutere inbeelding was geweest.
D e gewaande M a a g d v e r l i e t hem v o o r
ditmaal.
D e n volgenden nacht wierdt de v e r fchijning herhaald, medebrengende eenig fijn l i j w a a t , 't w e l k eene weezenlijke o f ingebeelde kragt hadt om z i j n e
fmart te v e r z a g t e n ; de gewaande M a a g d
zeide dat het luijers w a r e n , i n w e l k e
C H R I S T U S weleer gebakerd w i e r d t .
N e v e n s dezelve gaf zij hem een flaapd r a n k ; t e r w i j l deeze hem i n een diepen
flaap hadt gedompeld, wierden de v i e r
andere wonden hem t o e g e b r a g t , z o n der dat hij eenige pijn gevoelde.
E e r zij dit deeden, namen de M o n n i k e n de t o e v l u g t t o t b e z w e e r i n g e n ;
dc Onder - P r i o o r toonde aan de o v e r i , gen een boek v o l v a n d e z e l v e ; hij z e i J 2.
da

02
CEESTL IJK.E
ORDEN.

? >
5

J }
5 J

9 t
5

,
9

3 >

G O D S D I E N S T I G E

d e , dat eer de tovermiddelen v a n kragt


z i j n k o n d e n , zij G o d moesten v e r z a a k c n ;
niet flegts ging hij h u n h i e r i n v o o r , maar
door een plegtig gefchrift, met zijn e i gen bloed ondertekend, wijde hij z i c h
z e i v e n aan den D u i v e l . D i t lcidc hij
de o v e r i g e n niet o p , maar alleen o m
G o d tc verzaakcn.
, , D e bovengemelde
flaapdrank
was
een mengzel v a n fonteinwater en h e i l i ge o l i e , het hair u i t dc wenkbraauwen
v a n een k i n d , eenig k w i k z i l v e r , etlijke korrels w i e r o o k , eenige b r o k k e n
v a n een p a a s c h - w a s c h k a a r s , eenig gewijd z o u t en het bloed van een ongedoopt k i n d . D i t mengzel was een geh e i m , 't w e l k de O n d e r - P r i o o r aan de
overige M o n n i k e n niet mededeelde. D e
arme J E T Z E R w i e r d t hierdoor bijkans
i n een g e v o e l l o o z c n ftaat gebragt.
T o e n hij u i t zijnen diepen flaap ontwaakte , gevoelde hij de wonderbaare
indrukzels i n z i j n lichaam. O v e r b o d i g
was thans zijne v r e u g d e v e r r u k k i n g ;
hij verbeeldde z i c h alle de deelen v a n
des Zaligmaakcrs lijden te hebben o n dergaan.
T o t verbaazing der geheele
ftad, en t o t gecne kleine vernederinge
der Franciskaanen,
wierdt hij op het
groot altaar ten t o o n gcfteld. N o g a n dere zwijmeldranken wierden hem door
de Dominikaanen i n g e g c e v e n , die hem
ftuiptrekkingen op het l i j f j a a g d e n ;
wanneer hij v a n deeze b e k w a m , w i e r d t
'er eene ftemme g e h o o r d , v o o r t k o o

men-

G E S C H I E D E N I S .
,

293

mende door het g a t , welk 'er nog te


z i e n i s , en u i t eene der cellen langs
een groot gedeelte v a n den m u u r der
K e r k e l o o p t . E e n M o n n i k fprak door
een buis , en aan het einde v a n het gat
ftondt een Mariabeeld, met een k l e i n e n
J E Z U S op de a r m e n ; tusfehen deezen
en zijne moeder fcheen de ftemme
v o o r t te k o o m e n ; ook geleek het alsof
het beeld traancn f t o r t e ; een Schilder
hadt ze z o leevendig op het aangezigt
gemaald, dat het v o l k 'er door misleid
wierdt. D c kleine J E Z U S vraagde haar
waarom* zij f c h r e i d c ; het a n t w o o r d
was , omdat zijne eere aan haar w i e r d t
g e g e c v e n , dewijl men beweerde dat zij.
zonder zonde was gebooren. O m te bef l u i t e n , de M o n n i k e n o v e r d r e c v e n
dermaate dit k l u g t f p e l , dat ten langen
laatfte de misleide M o n n i k zelve het
bedrog b e m e r k t e , en het befluit nam
de Orde te vcrlaaten.
Vergeefs zogt men hem door meer
verfchijningen te misleiden,
't V e r fchilde weinig o f hij hadt een M o n n i k
gedood, die tot hem k w a m , i n eene
andere gedaante, de gezegende M a a g d
verbeeldende, met eene k r o o n op het
hoofd. O o k hoorde hij eens dc M o n niken z o duidelijk onder elkander fpreeken o v e r het v o o r t z e t t e n en den u i t flag deezer b e d r i c g c r i j e , dat hij alles
gewaar wierdt. T h a n s , gelijk ligt te
denken is j wierdt hij v e r v u l d met h e t
T 3
af-

3 E R S TLIJKE
) R D E IV.

294
6EES1 -
L IJ K E
ORDE?

['
'

.,,

G O D S D I E N S T I G E

afgrijzen, welk dusdanig eene ontdekking eigenaartig moest inboezemen.


De Monniken, vreezende dat een
bedrog, welk dus lang met zo gelukkigen uitflag was voortgezet, zijn
doel zou misfen, en ten hunnen eigen
nadeele uitvallen, befchouwdcn het als
den veiligftcn weg, de geheele zaak aan
J E T Z E R te openbaaren, en hem tot
hunne maatregels over te haaien. Zij
fpraken met hem oi cr de hoogagting,
in welke hij zou gehouden worden, indien hij den reeds verworvencn naam
bleeve handbaaven; dat hij een perfoon
van het eerfte aanzien in de Orde zou
worden: in n woord, zij ftelden alles te werke wat dienen kon om hem
in zijn bedrog te doen volharden. D o c h ,
alzo zij in 't einde vreesden dat hij alles
zou aan den dag brengen , namen zij
het befluit om hem vergif toe te dienen. Hier tegen was hij op zijne hoede. Wanneer hem , op zekeren dag,
een brood gebragt wierdt, met eenige
fpeccrijen beftrooid, bewaarde hij het
eenigen tijd, tot dat het fchimmclijk
wierdt; toen wierp hij het etlijke jonge wolven v o o r , die in het Klooster wierden opgekweekt; zij ftiervcn
Itraks naadat zij het gegectcn hadden.
Ook was hij zo fterk van geftel,
dat, hoewel hem tot vijfmaalen toe
vergif was ingegeeven, hij 'er geen
letzel van hadt. Daarenboven drongen
J> zij
r

G E S C H I E D E

,,

j,
j,

N IS.

295

zij hem om G o d te v e r z a a k e n ; dit oor- C E E S T *


deelden zij n o o d i g , opdat alzo hunne L I J K E
bezweeringen op hem de bedoelde uit- O R D E N .
w e r k i n g mogten h e b b e n ; doch h i e r i n
wilde hij nooit b e w i l l i g e n . T e n laatfte
dwongen zij hem een vergiftigden o u w e l te g e b r u i k e n ; maar hij braakte
denzelven u i t , k o r t naadat hij dien hadt
ingezwelgd. T o e n dit m i s l u k t e , behandelden zij hem z o w r e e d , dat h i j ,
o m verdere pijnigingen te v o o r k o o m e n , met de eislijklie v e r v l o e k i n g e n
z w o e r , nimmer het geheim te z u l l e n
aan den dag b r e n g e n , maar i n het bedrog volharden. A l d u s hieldt hij h e n
op den t u i l , tot dat hij een m i d d e l
v o n d t om uit het K l o o s t e r te v l u g t e n ,
en z i c h bij de waereldlijke O v e r h e i d te
v e r v o e g e n , aan w e l k e hij alles o p e n baarde.
D e vier M o n n i k e n wierden gevat,,
c n i n de gevangenis geworpen.
Een
verhaal v a n de gantfche zaak wierdt gez o n d e n , eerst aan den Bisfchop v a n
Laufanne , c n vervolgens na Rome.
L i g t kan men z i c h verbeelden dat de
Franciskaanen
allen mogelijken v l i j t
aanwendden, om het naauwkeurig t e
doen onderzoeken. D e Bisfchoppen v a n
Laufanne en Sion wierden nevens den
P r o v i n c i a a l der Dominikaanen
benoemd
om h u n p l e i d o o i op te maaken. E e r s t
deeden de v i e r M o n n i k e n tegenbetuig i n g e n t e g e n J E T Z E R ' S geloofwaardigh e i d , doch deeze wierden v e r w o r p e n ,
T 4
Toen

296

CE

E S T-
LIJKE
ORDEN.

,,
5,

JJ

G O D S D I E N S T I G E

T o e n dreigde men h e n m e t de p a l c i ,
waartegen z i j insgelijks een breedfpraakig v e r t o o g i n l e v e r d e n ; e n , h o e w e l i n 't eerst de P r o v i n c i a a l zijne
toeftemming niet wilde g e e v e n , w i e r den z i j , n o g t h a n s , t e r pijniginge gebragt.
L a n g ftonden eenigen hunner
dezelve d o o r ; d o c h t e n laatfte beleeden zij allen het geheel beloop des bedrogs.
D e P r o v i n c i a a l was o n t r o e r d
en getroffen: w a n t , h o e w e l J E T Z E R
de gantfche zaak v o o r hem hadt openg e l e g d , wilde h i j h e m , e g t e r , geen
g e l o o f g e e v e n ; integendeel beval h i j
h e m , h u n gehoorzaam te z i j n . E e n
der M o n n i k e n , gezegd hebbende, dat
hij v a n het geheim w i s t , v e r t r o k ftraks
daarop; doch hij ftierf weinige dagen
daarnaa te Conftans ; men geloofde dat
hij v e r g i f hadt ingenomen.
D e zaak
bleef eenigen tijd aan den fpijkcr hangen ; d o c h , naa v e r l o o p v a n een jaar ,
k w a m een Spaansch Bisfchop,
voorz i e n met v o l l e magt van Rome; naadat
het geheele bedrog duidelijk b c w e e z e n
w a s , wierden de v i e r Priesters plegtig
afgezet, en v i e r dagen daarnaa,op den
laatften v a n Bloeimaand des jaars M D I X ,
verbrand op een ftuk lands aan de o v e r zijde der r i v i e r e , tegenover de G r o o t e
K e r k . M e n heeft mij de gercgtsplaats
geweezen , z o w e l als het gat i n den
m u u r , waardoor dc ftemme na h e t
beeld geleid wierdt.
Gcwisfelijk was
d i t eene der fnoodfte en tevens eene

der

G E S C H I E D E N I S .

297

der best onderlcide bedriegerijen, van


welke men o o i t gehoord h e e f t ; ware
dc arme M o n n i k geftorven v r de
waereldkundigmaaking, v o o r z e k e r z o u
zij overgegaan zijn tot de laate naakoomelingfchap, als een der grootfte o o i t
gebeurde w o n d e r w e r k e n . D i t bedrog
geeft een fterk v e r m o e d e n , dat veele
v a n de overige w o n d e r w e r k e n der
Roomfche Kerke v a n den zelfden ftempel w a r e n , doch gelukkiger afliepen.''
D e Rekollekten
w o r d e n dus genaamd,
omdat zij een hervormde tak der Franciskaanen z i j n , en onderftcld w o r d e n begaafd te zijn met den geest der h e r i n n e r i n ge (Recollettion^),
waardoor z i j w i e r d e n
i n ftaat gefteld om de O r d e v a n den H .
F R A N C I S K U S i n den
oorfpronklijken
ftaat van z u i v e r h e i d te hcrftellen.
Niet
zeer oud is deeze O r d e ; v r het jaar
M D X C I I was zij i n Frankryk
niet bek e n d . I n dien jaare ftigtte L O D E W Y K ,
H e r t o g van Nevers, v o o r haar een K l o o s ter , en v e r w i e r f een B u l l e v a n den Paus ,
waarbij het genootfehap tot een v r i j l i chaam v a n M o n n i k e n w i e r d t v e r h e v e n , 't
w e l k v a n de M o e d e r - O r d e i n geenerlei
opzigte afhanklijk was.
W e l dra v e r fpreide z i c h decze Orde door verfchillende gewesten v a n Europa,
en wierdt z o
t a l r i j k , dat zij i n verfcheiden ftukken gefmaldecld wierdt. D i t duurde t o t het jaar
M D C X I I , wanneer de Paus met zijn gezag tusfehen beiden t r a d t , en de verdeel-,
T 5
de

3EESTL IJ K E
)RDE N.

398

G O D S D I E N S T I G E

C E E S T . de benden t o t n lichaam b r a g t , onder


den naam van s T . D I O N Y S I U S .
LIJKE
XJRDEN
G r o o t e gunst betoonde H E N D R I K D E
I V , K o n i n g v a n Frankryk,
aan deeze
Orde ; hij gaf haar de v r i j h e i d om z i c h
o v e r a l i n zijne heerfchappijen te mogen
vestigen , daar zij z o u goed vinden. E v e n
eens waren ook zijne troonsopvolgers gez i n d ; zij hielden haar altijd de hand boven
het hoofd.
LODEWYK DE XIV
Itigtte v o o r haar een K l o o s t e r te Verfailles, en fchonk haar het gewijde vaatw e r k , , nevens alles, wat zij ter verfieringe van haare K e r k e noodig hadt. I n z u l k
eene hoogagting was deeze gcestlijke O r d e
i n Frankryk, dat de ftraks genoemde V o r s t ,
t o e n h i j i n de voorgaande E e u w , eenen
i n v a l i n Holland d e e d t , t w i n t i g v a n deeze M o n n i k e n o n t b o o d t , en hun beval aan
zijne Krijgsbevelhebbers c n Soldaatcn het
heilig B o n d t e k e n toe te d i e n e n ; zints
dien tijd tot heden toe w o r d e n de K a p e l laanen der Franfche R e g i m e n t e n u i t h e t
midden hunner v e r k o o r e n .

Z e e r ijverige voorftanders z i j n de ReJtollekten van de Roomsch-Katholijke leere


e n derzelver v o o r t p l a n t i n g e . I n den jaare
M D C X V zonden zij etlijke zendelingen
na Kanada , die zeer voorfpoedig Haagden.
K o r t daarnaa vaardigden zij eene n i e u w e bezending af na 't eiland Madagaskar;
doch deeze waren m i n g e l u k k i g :
w a n t , naadat zij d o o r een Algerijnfchen
Zseroover waren a a n g e t a s t , v l o o g h u n

fchip

G E S C H I E D E N I S .

299

fchip i n dc l u c h t , en a l l e n , die z i c h aan


boord b e v o n d e n , v e r d r o n k e n .
T e g e n w o o r d i g is deeze Orde niet z o
talrijk ais i n voorgaande t i j d e n ; d o c h
v o o r gecne behoeft zij i n de Roomfche
Kerke i n aanzien te w i j k e n . N i m m e r bemoeien zich dc M o n n i k e n met ftaatszaaken , o f iets v a n een burgerlijken a a r t ;
zij geeven z i c h geheel o v e r aan hunne
heilige beroepsbezigheden.
D c Orde van den Zaligmaaker
wierdt
eerst ingeftcld door de H . B R I G I T T A ,
in den jaare M C C C X L I V ; zij wierdt dus
genoemd, omdat B R I G I T T A v o o r w e n d de dat C H R I S T U S met haar v e r k e e r d , en
op de gemeenzaamfte w i j z e de regels hadt
v o o r g e f c h r c e v c n , welke v a n haare N o n nen moesten onderhouden w o r d e n . D e e ze B R I G I T T A was van geboorte eene
Spanjaarde;
i n haare jeugd was zij geh u w d met een Edelman diens K o n i n k r i j k s ;
d o c h , alzo decze v r o e g f t i e r f , verzaakte
zij de waereld. Naadat zij etlijke jaaren
i n een K l o o s t e r hadt doorgebragt, zonder
gelofte gedaan te h e b b e n , nam zij het befluit om eene Orde te ftigten ter eere v a n
de gezegende M a a g d , voornaamlijk t e n
dienfte v a n godvrugtige v r o u w e n , w e l ke mogten verkiezen de waereld te verlaatcn. D e andere fexe wierdt niet u i t g e f l o o t e n ; zij namen onder z i c h eenige
M o n n i k e n aan.
T e g e n w o o r d i g is deeze Orde zeer talrijk i n Frankryk,
Spanje en Itali.
In ieder N o n n e n - K l o o s t e r w o o n e n zestig N o n nen
3

TEKSTLIJ K E
DRDEN.

300
C E E S TLIJKE
ORDEN,

G O D S D I E N S T I G E

nen, behalvcn dc Abtdis; ieder MannenKlooster huisvest, bchalven den Prioor,


twaalf Monniken. Deeze dertien Kloosterbroeders verbeelden de twaalf Apostelen nevens den H . P A U L U S , dien zij den
dertienden noemen. Daarenboven ontmoet men in elk Klooster vier Dekens,
ter gedagtcnisfe van de vier voornaame
Lceraarender Kerke, te weeten, S T . A M BROSIUS,
GORIUS,

ST. A U G U S T I N U S ,
en

ST.

ST. GRE-

HIERONYMUS.

De

Nonnen worden niet beneden de achttien,


en de Monniken niet beneden het vijfentwintigfte jaar huns ouderdoms aangenomen ; beiden moeten eene proeve van ecu
rond jaar ondergaan.
Wanneer eene N o n in de Orde zal aangenomen worden, wordt zij na de Kerk geleid, en haar een roode ftandaart vooruit
gedraagen; aan de eene zijde is een krucifix, en aan de andere het beeld der gezegende Maagd gefchildcrd.
De Bisfchop van het Sticht, die bij
deeze plegtige verrigting altoos tegenwoordig i s , wijdt een ring, dien hij
voorts der nieuwelinge aan den vinger
fteekt; en gaat vervolgens over tot het vieren van de Mis. Dan nadert dc aanftaande
Non het altaar barrevoets, en haar opperkleed afgelegd hebbende, ontvangt zij
uit handen des Bisfchops het ordekleed;
tevens wordt haar een kroon op het hoofd
jezet. Naa het eindigen der M i s , wordt
sij van vier Nonnen op een baar na het
Klooster gedraagen; de Bisfchop volgt
haar,

G E S C H I E D E N I S .

$ot

haar, en fielt haar in handen der Abtdis- G E E S T


fe. Geduurende de eerfte acht dagen, is L I J K E
zij aan geenerhande regels gebonden; zij O R D E N .
mag naar eigen goeddunken leeven. Naadat deeze acht dagen vcrloopen zijn,
wordt zij onderworpen aan de regels der
O r d e , en neemt haare plaats onder de
overige Zusters. De aannecming der
Monniken wordt volvoerd, met de oplegging der handen en het tekenen van
het kruisbeeld, door de hand des Bisfchops.
De Monniken en Nonnen hebben eene
Kerk te gader; in dezelve ftaan dertien
altaaren, ter gedagtenisfe van de twaalf
Apostelen en den H . P A U L U S . Het koor
der Nonnen is boven, dat der Monniken
beneden. Elke week moeten zij drie vastendagen onderhouden. De Nonnen mogen hbben twee ruwe wollen hembden,
een graan wen wollen tabbert, een kap van
dc zelfde ftoffc, en een mantel met een
houten knoop vastgemaakt.
Zij draagen een fluicr van zwart laken, met
een kroon van fijn linnen op den top, nevens vijf roode vlekken, naar zo veele
droppelen blocds gelijkende. De Monniken hebben insgelijks twee ruwe wollen
hembden, een graauwen wollen tabbert,
cn een kap en mantel van de zelfde ftoffc ; aan de flinkerzijde van den mantel
draagen zij een rood kruis, ter gedagtenisfe van het lijden des Zaligmaakers. D e
Dekens draagen een witten kring, ten
zinncbcelde dienende van de wijsheid der
Kerkvaderen; dc Lcekebroeders draagen
een wit kruis, als een zinnebeeld der onfchuld.

Soa
C E E S TE 1J K E
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

fchuld.
O p eiken Donderdag houdt de
A b t d i s een K a p i t t e l , om onderzoek te
doen naar het gedrag der N o n n e n , en
de z u l k e n te ftraffen ,
welke zich
aan p l i g t v e r z u i m hebben fchuldig gemaakt ; t e n deezen opzigte ftaat zij onder
den B i s f c h o p , die als de gcestlijke V a d e r
van 't K l o o s t e r w o r d t aangemerkt.
E e n e merkwaardige bijzonderheid heeft
men i n deeze O r d e o p g e m e r k t ; z i j o n derhoudt ftceds een open g r a f ; de A b t d i s
en de N o n n e n begecven z i c h dagelijks
derwaarts i n plegtigen o m m e g a n g , e n , n a a
eenige gebeden herhaald te h e b b e n , w e r pen zij 'er een w e i n i g aarde i n .
In Engeland
v o n d t men eertijds niet
meer dan n K l o o s t e r v a n deeze O r d e ;
het lag aan den oever v a n de Theems , e n
voerde den naam v a n het Klooster
Zion.
T e n tijde van de vernietiginge der K l o o s ters , wierdt het gefchonken aan den H e r tog V A N

S O M E R S E T ; bij h u w e l i j k is het

d o o r den tijd gekoomen aan zijne Genade


den H e r t o g

VAN

NORTJIUMBERLAND.

D e Ridders
Tempeliers waren v o o r maals zeer gezien i n Europa;
hunne regels waren deels v a n een godsdienftigen,
deels v a n een krijgshaftigen aart. W e g e n s
hunne eerfte opkomst ontmoeten w i j het
volgende berigt. I n den jaare M C X V I I I
begaven z i c h eenige godsdienftigc E d e l lieden onder het gebied v a n den Patriarch
v a n Jeruzalem;
zij verzaakten allen landeigendom, en leefden op de zelfde w i j z e
als reguliere K a n u n n i k e n . I n den beginne maakten zij een klein getal u i t : e n , dewijl

G E S C H I E D E N I S .

303

wijl zij geene Kerk noch woonplaats hadden, fchonk Koning B O U D E W Y N hun
een intrek naast zijn paleis, nevens het
gebruik van eene K e r k , aan onzen Zaligmaaker toegewijd; verfcheiden andere
voorregten wierden hun ten zelfden tijde
gefchonken. Bij eede verbonden zij zich
om het grootfte gedeelte van hunnen tijd
te belteeden in het beveiligen van de wegen , die na Jeruzalem leiden, en het verdcedigen van weerlooze reizigers. H u n
getal groeide fpoedig aan; zij wierden in
een geregeld genootfehap of Orde verzameld door Paus H O N O R I U S D E N I I , in
den jaare M C X X V I I . Eene nieuwe hervorming onderging de Orde in den jaare
M C X L V I I ; Paus E U G E N I U S D E III beval de Ordebroeders, als een teken van
onderfcheidinge, roode kruizen op hunne mantels te draagen. Binnen korten
tijd groeiden hun getal en bezittingen
zo fpoedig aan, dat z i j , in veele opzigten, veel rijker waren dan zommige Opper vorften van Europa; deeze omftandigheid was hun verderf.
Naadat deeze Ridders veele dappere
daaden tegen de ongeloovigen verrigt, en
groote rijkdommen door geheel EuropA
verkreegen hadden, gaven zij zich over
aan allerlei buitenfpoorigheden, en pleegden gruweldaaden, welke de eerbaarheid
verbiedt te noemen. Om deeze misdaaden
wierden twee of drie gegreepen; aan de
palei gebragt zijnde, befchuldigden zij de
geheele Orde als daaraan handdaadig. D i t
gebeurde i n Frankryk,
in den jaare
MCCCVII,

GEEST*
LIJKE
ORDEN.

3o

G O D S D I E N S T I G E

C E E SI - M C C C V I I .
P H I L I P P U S , Koning diens
L I J K E R i j k s , fchreef 'er over aan den Paus;
O R D E J>

men kwam met elkander overeen dat dc


geheele Orde zou vernietigd worden.
Diensvolgens wierden alle hunne bezittingen in bcflag genomen, en de geheele
Orde uit het Koninkrijk Frankryk verdreevcn.
In de oprechtheid des harten zouden
wij wenfchen, een gordijn te fchuivcn
Voor alle die misdrijven, welke wij onzen
medefchepzelen vinden te laste gelegd.
Vertrouwende daarom, dat decze lieden
niet zo fchuldig waren als zij befchreeven
zijn, zullen wij de getuigenisfen melden,
tegen hen aangevoerd; en wanneer wij
in aanmerking neemen de omftandigheden
dier tijden, dc kragt van willekeurig vermogen, gepaard met het karakter der getuigen, nevens de driften der Vorften,
die na het bezit van derzelver goederen
baakten, zullen wij eenige reden vinden
om te gclooven dat zij fchroomlijk mishandeld zijn.
D c getuigen, zommigen van welke tot
hunne eigen Orde behoorden, zwoeren
dat zij fchuldig ftonden aan de volgende
euveldaaden: vooreerst, wanneer de Ridders in de Orde wierden aangenomen,
Verzaakten zij C H R I S T U S , en fpoogen
op het kruis, ten blijke van veragtinge.
Ten tweede, in ftcde van den mond te kusfen van de zulken, die in de Orde wierden toegelaaten, kusten zij hun agterftc.
Ten derde, getuigden zij dat de tegennatuur-

G E S C H I E D E N I S .

305

tuurlijkc zonde onder hen zeer gemeen G E E S T was. Eindelijk, dat zij een houten hoofd L 1 J K . E
dienden, en verfcheiden andere gruwel- O R D E N .
daaden pleegden , welke wij , in een werk
van deezen aart, niet verkiezen op te noemen.
Veele der Ridderen, op deeze getuigenisfen gevat, wierden aan de palei gebragt; onder dc angften dier folterende
pijniginge, bclcedcn zij alle hun opgetijgde misdaaden ; zij wierden gebannen, en alle hunne goederen verbeurd
verklaard. Schuldbekentenisfen door middel van den Pijnbank af te perzen, is een
allerverfoeilijkst fr.uk: want, door kragt
van folteringen kan men iemand tot bekentenis van gruwcldaaden noopen, welke hij
nooit gepleegd heeft.
Weinig agts behoorde men te geeven op eene belijdenis
dus afgedwongen.
De Paus cn de Koning van Frankryk beflooten hebbende, dc woede hunner
gramfchap tegen dc Orde los te laaten
wierden 'er gclastigden benoemd, in den
jaare M C C C I X , om te Parys zamen te
koomen ; hier moesten zij de verdere verklaaringen der getuigen en de verdeedigingen der befchuldigden hooren. E e n
groot getal deezer Tempeliers wierdt
voor dien Regtbank gefield; zeventig
van hun volhardden in de betuiging van
de onfchuld hunner Orde. Negenenvijftig , welke men op den pijnbank hadt gelegd , herriepen ten zelfden dage hunne
voorgaande bekentenisfen: nogthans wierII. D E E L .

den.

$06*
GEEST'
LIJKE
0R.DEN

G O D S D I E N S T I G E

den zij o v e r g e l e v e r d aan den waereldlijken a r m , e n leevendig verbrand b u i t e n


de St. Anthonys-Poort,
i n Lentemaand
des jaars M C C C X .
Z o d a n i g was het einde deezer waereldvermaarde O r d e . W a n n e e r wij alle o m ftandigheden i n aanmerking n e e m e n , w o r den wij eigenaartig opgeleid om te gelooven,
dat de Tempeliers,
indien zij niet
2 0 veele goederen en uitgeftrekte eigendommen hadden bezeeten, nimmer de
v o o r w e r p e n zouden geweest zijn v a n de
ftrafoeffenende magt der wacreldlijkc O v e r h e i d . ' E r is geene waarfchijnlijke reden
v o o r de onderftelling , dat een geheel genootfehap v a n menfchen, door de geheele waereld v e r f p r e i d , eene zamenfpann i n g z o u d e n gemaakt hebben t o t h e t
pleegen v a n gruweldaaden, welke een
fchandvlek v o o r de menschlijke natuure
zijn.
N o g eene andere geestlijke O r d e i n de
Roomfche Kerk,
geheel u i t N o n n e n beftaande,
draagt den naam v a n Nonnen
van het vleeschgeworden ff oord. V a n
laatere herkomfte is deeze O r d e ;
zij
wierdt
niet
geftigt
vr
h e t jaar
M D C X X V , wanneer eene zekere j o HANNA

MARIA,

eene

godvrugtige

v r o u w , i n de nabuurfchap van Lyons i n


Frankryk w o o n a g t i g , z i c h z e l v e geheel
van de waereld afzonderde, en een K l o o s ter b o u w d e , 't welk i n den beginne v a n
flegts zes jonge Maagden wierdt b e w o o n d .
Het d o e l w i t deezer O r d e w a s , de heerlijk-

'

G E S C H I E D E N I S .

30;

lijkhcden v a n het G o d l i j k W o o r d te ver- G E E S T kondigen ; bij eene B u l l e v a n den jaare L I J K E


M D C X X X I I I wierdt zij door Paus U R B A - O R D E N
N D S D E N V I I I bekragtigd. D e e z e N o n nen draagen een w i t t e n t a b b e r t , met een
rooden m a n t e l , en een k r o o n v a n doornen op haaren b o r s t , v a n blaauwe zijde
g e w e r k t , waarop de naam J E Z U S gebord u u r d i s . E e n i g e n tijd geleeden, wierden z i j met verfcheiden wandaaden b e t i g t ;
hierom moesten z i j de kerkelijke t u c h t oeffeningen ondergaan : d o c h , zints z i j
z i c h v a n allen blaam hebben gezuiverd>
hebben z i j verfcheiden bloeijende K l o o s ters i n Frankryk gekreegen; veele adelijke J o n k v r o u w e n w o r d e n door haar op
gevoed.
Urbanisten is de naam v a n eene andere N o n n e n - O r d e ; zij voeren dien omda
zij den regel v a n S T . C L A R A v o l g e n ,
w e l k e overgezien en verbeterd w i e r d t
d o o r Paus U R B A N U S D E N I V . H a a r e
ftigteres

was

ST.

IZABELLA

V A N

F R A N K R Y K ; z i j bouwde en begiftigde
het K l o o s t e r Langeveld, nabij
Parys.
D e e z e Prinsfes was de dochter v a n L O D E W Y K D E N V I I I , K o n i n g v a n Frankryk }
zij wierdt gebooren i n den jaare MC CXXV.
H a a r geheele leeven bragt z i j door i n werken v a n zelfverlocheninge en lichaamsk w c l l i n g e n ; de voordeelige h u w e l i j k s aanbiedingen, haar gedaan door K e i z e r
F R E D E R I K D E N I I , hadt zij v a n de hand
geweezen. Naadat haar b r o e d e r , z o ber u g t onder den naam v a n S T . L O D E W Y K ,

V %

door

308
GEESTL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

door de Saracee?ien gevangen g e n o m e n ,


en haare moeder k o r t daarnaa overleden
w a s , nam zij het befluit o m de waereld te
verlaaten en z i c h geheel o v e r te geeven
aan het leiden v a n een godsdienftig leeven.
A l l e haare goederen v e r k o g t z i j ,
en v o o r de p e n n i n g e n , welke daar v a n
k w a m e n , ftigtte zij een K l o o s t e r .
Terw i j l men aan het gebouw arbeidde, ftelde
zij eenige Kerkleeraars te w e r k aan het
opftellen v a n de regels haarer O r d e .
T w i n t i g jonge dochters wierden i n den
beginne i n het K l o o s t e r aangenomen;
d o c h , vermids decze de O r d e - r e g e l s te
ftreng oordeelden, vervoegden zij z i c h
bij den Paus om eenige v e r z a g t i n g ; w e l ke zij v e r w i e r v e n . Z e e r eenvoudig is
haare kleederdragt; zij beftaat u i t een
w i t t e n w o l l e n t a b b e r t , een kap en k e u v e l v a n de zelfde ftoffe, waarop c c n
kruisbeeld z i c h v e r t o o n t .
D e Theatinen zijn eene g e e s t l i j k e O r d e ,
welke tegenwoordig verfcheiden K l o o s ters telt. O o k deeze Orde is van jongere
h e r k o m f t c ; haare ftigting v i e l v o o r i n
den jaare M D X X I V .
Tegenwoordig zijn
deleden vrij t a l r i j k ; g e d u u r e n d e dejongstverloopene E e u w e zonden zij een groot
getal zendelingen na Heidenfche gewest e n , om de inwooners te bekeeren; doch
zij flaagden niet zeer gelukkig.
Deeze
onbezonnen i j v e r , van de vereischte kennis niet gepaard, vervoerde hen tot veele
buitenfpoorigheden. H e t g e v o l g h i e r v a n
is geweest, dat zij thans niet zeer gezien
zijn;

G E S C H I E D E N I S .

309

z i j n ; het getal hunner K l o o s t e r e n i n <; E E s T Frankryk en Itali is niet zeer aanmerke- L IJ K E


l i j k ; naar alle vvaarfchijnlijkheid z u l l e n zij < E D E N .
door den tijd i n 't geheel v e r d w i j n e n : dew i j l zij van de Proteftanten
v e r a g t , en
van de Roomsch - Katholijken niet gehandhaafd w o r d e n .
D c Trinitarisfen
z i j n i n Frankryk,
Itali en Spanje zeer vermaard. I n den jaare
M C X C V I I I ,

terwijl I N N O C E N T I U S

DE

111 den Pauslijken ftoel bekleedde, w i e r d t


decze Orde 't eerst bekend.
JOHANNES
DE

M A T H O en I ' E L I X

D E V A L O I S Wa-

ren haare ftigters. D E M A T H O w a s gebooren uit ouders v a n adelijken bloede i n


Provence;
hij v e r k r e e g de waardigheid
van D o k t e r i n de Godgeleerdheid op de
U n i v e r f i t e i t v a n Parys.
D e andere, F E L I X D E v A L O i s , dus genaamd naar 't
land zijner g e b o o r t e , Valois, leidde een
kluizenaars leeven i n een b o s c h , i n h e t
S t i c h t van Meaux. D E M A T H O , dc v e r fchijning v a n een E n g e l gehad hebbende,
die hem twee g e v a n g e n e n v o o r f t e l d e , en
daarop voorncemens geworden zijnde o m
z i c h aan een geestlijk leeven toe te w i j d e n , ging een zamenleevensgenootfchap
aan met D E V A L O I S .
Zedert leefden de
twee H e i l i g e n te g a d e r i n de betragting
van deugd en het oelfcncn v a n a l l e r l e i l i chaamsftrengheden.
O p zekeren d a g ,
dus luidt het v e r h a a l , zagen zij een groot
w i t h e r t , een rood en blaauw k r u i s draagende midden i n het bosch. Deeze w o n derbaare v e r f c h i j n i n g , gepaard en vergeV 3
lee*

3io

G O D S D I E N S T I G E

G E E S T - leeken met die v a n J O H A N N E S D E M A LIJ KE T H O , deedt hen befluiten dat G o d iet bijO B O E N . zonders v a n h u n vorderde.
N i e t lang
daarnaa vermaande hen een E n g e l i n d e n
d r o o m o m na Rome te t r e k k e n , daar de .
Paus hen nader z o u onderrigten aangaande
hetgeen zij te doen hadden.
Zeer m i n zaam en vriendelijk wierden z i j o n t v a n gen v a n I N N O C E N T I U S D E N I I I ; en
a l z o deeze van hunne heiligheid o v e r t u i g d
w a s , f c h o n k hij h u n v e r l o f t o t het opr i c h t e n v a n eene nieuwe O r d e , die v o o r .
naamlijk t e n oogmerke z o u h e b b e n , de,
verlosfing der g e v a n g e n e n , welke onder de
dwingelandije der o n g e l o o v i g c n z u c h t t e n .
D e zelfde Paus beval h u n w a t kleed z i j
moesten draagen; dit is een w i t t e tabbert , verfierd met een r o o d en blaauw
k r u i s , ter gedagtenisfe der verfchijninge
v a n het h e r t ; wijders fchonk hij aan de
n i e u w e O r d e den t y t e l v a n de H e i l i g e ]
Driec'enheid.
Naadat J O H A N N E S D E M A T H O en
F E L i x D E V A L O I S i n Frankryk
waren
wedergekeerd, v e r w i e r v e n z i j v a n K o ning P H I L I P P U S A U G U S T U S de v r i j heid t o t het oprichten van hunne Orde i n
dat K o n i n k r i j k . Diensvolgens ftigtten z i j
Een K l o o s t e r op de zelfde plaats, daar z i j
het gezigt v a n het hert gezien h a d d e n ;
l i t gaf aanleiding t o t den naam v a n Cer.
froy. M A R G A R E T A , G r a a v i n v a n Bour%ondie, ftelde,door haare giften en f c h e n .
faadjen, dit K l o o s t e r i n ftaat o m t w i n t i g
geestlijken te kunnen v o e d e n . D E M A .
T H O J

G E S C H I E D E N I S .

311

T H o , zijne Orde gevestigd ziende, zondt


JOHANNES

ANGLIKUS

en

WILLIAM

S C O T U S , twee ngelfchen,
na Marokko
in Afrika, om met M I R A M O L I N over
de flaaking van arme Christen Slaaven in
onderhandeling te trecden. Zo gelukkig
liep deeze onderhandeling af, dat z i j , i n
den jaare M C C ,
honderdzesentachtig
Slaaven losten. In dat zelfde jaar wierdt
hun een Klooster gefchonken op het
grondgebied van Honscott in Vlaanderen,
en nog een ander te Arles in Provence..
Vervolgens deedt D E M A T H O eene reize
na Spanje, daar hij de Koningen en Prinsfen diens waereldgewcsts overhaalde tot
het beraamen der noodigc maatregelen ter
losfinge van Christen Slaaven. Midlerwijl verwierf D E V A L O I S den grond tot
een Klooster te Parys, op eene plaats,
alwaar eene Kapel ftondt, aan den H .
MATHURINUS
toegewijd;
van hier
kreeg deeze Orde den naam van MathurU.
nisten.
Naa de aflijvigheid der twee heilige
grondleggers, bevestigde Paus H O N O R I U S D E III hunne Orde; in den jaare
M C C L X V I I , wierdt haar regel goedgekeurd door zijnen opvolger, Paus K L E M E N S D E N I V . In 't eerst mogten zij
gcenerlei vleesch eeten; en wanneer zij
anders dan te voet reisden, moesten zij
op een ezel rijden. Doch de regel wierdt
zedert overgezien en verzagt door den
Bisfchop van Parys en de Abten van St.
Vitor cn Ste. Geneveve; hierdoor kreegen
V .4.
zij

GEEST"
L IJ It E
ORDEN.

312
GEESTL IJ t E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

zij de vrijheid om vleesch te eeten en te


paerd te rijden.
D e e z e O r d e bezit ongeveer t w e e h o n derdvijftig K l o o s t e r s , i n dertien onderfcheiden landfchappeii: M e n v i n d t dezelv e i n zes p r o v i n c i n v a n Frankryk:
te
w e e t e n , Ijle de France, Normandie,
Pikar die, Champagne, Languedok
en Provence; i n Spanje i n de drie K o n i n k r i j k e n
Nieuw-Kajlilie,
Oud-Kajlilie
en Arragon;
i n Itali en i n Portugal.
Voormaals b e zat deeze Orde i n Engeland d r i e n v e e r t i g
h u i z e n , i n Schotland n e g e n , en i n Ierland t w e e n v i j f t i g .
Daarenboven ontmoette men een groot getal K l o o s t e r s v a n
deeze Orde i n Saxen, Hungarye,
Bohme
e n andere waereldoorden.
Cerfroy i n
Frankryk was het H o o f d k l o o s t e r .
In den jaare M D L X X I I 1 w i e r d t eene
h e r v o r m i n g v a n deeze Orde ondernomen
door
en

JULIANUS

CLAUDE

DE

AJLEPH,

NANTONVILLE
twee

Heremiten

van
S T . M I C H I E L ; z i j hadden v e r l o f
van den Paus v e r w o r v e n o m het kleed
der D r i e e n h e i d aan te trekken ; hun k l u i s
w i e r d t i n een geftigt der Orde veranderd.
D e voornaamfte bijzonderheden der herr o r m i n g e waren deeze: zij z o u d e n z i c h
houden aan den oorfpronklijken r e g e l ,
d o o r Paus K L E M E N S D E N I V goedgek e u r d ; wijders moesten z i j z i c h v a n
v l e e s c h o n t h o u d e n , w o l l e n hembden draagen en 's nachts op matten flaapen. D e
geheele Orde omhelsde decze h e r v o r m i n g
niet v r het jaar M D C X X X V , wanneer

de

G E S C H I E D E N I S .

313

de K a r d i n a a l R O C H E F O U C A U L T ,

op be- G E E S T V I I I , de- L IJ E E ,
Trinitarisfen 3 R D E N .

v e l v a n Paus U R B A N U S D E N
z e l v e i n alle geftigten der
invoerde.
D e Spaanfchen v o e g d e n , i n
den jaare M D X C I V , bij dc hervormde artikels het barrevoets gaan: om deeze reden kreegen z i j , i n dat K o n i n k r i j k , den
naam v a n Barrevoetfche
Trinitarisfen;
deeze ontmoet men ook i n Frankryk; den
oorfprong z i j n ze aldaar verfchuldigd aan
Broeder H I E R O N Y M U S

HALLIES.

O n d e r dc Orde der Trinitarisfen


in
Spanje ontmoet men o o k N o n n e n ; z i j
wierden

door

JOHANNES

DE MATHO

z e i v e n ingefteld ; hij bouwde v o o r haar


een K l o o s t e r , i n den jaare M C C I , onder
't opzigt ,van de Infante C O N S T A N T I A ,
dochter v a n P E T R U S D E N I I , K o n i n g
v a n Arragon.
I n den,jaare M D C X I I ,
ftigtte F R A N C I N A D E R O M E R O , d o c h ter v a n J U L I A N U S

DE ROMERO,

Lui-

tenant-Generaal v a n het Spaanfche L e g e r ,


een K l o o s t e r v a n B a r r e v o e t e r - T r i n i t a r i fche N o n n e n te Madrid.
Mevrouw D E P O L A I L L O N ,
eene
Franfche Dame , rigtte , i n den jaare
M D C X L V I I , een N o n n e n - K l o o s t e r o p ,
bekend bij den naam v a n Nonnen der
Voorzienigheid.
Zij zijn een genootfehap
v a n jonge d o c h t e r s , die haare ouders i n
haare kindsheid v e r l o o r c n h e b b e n , e n
daardoor aan behoefte c n elende w o r d e n
blootgefteld.
O m de zodanige v o o r d i t
heilloos l o t te behoeden, en haar tc l e i den op den w e g der eeuwige gelukzaligV 5
heid,

314
GEEST
LIJKE
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

. heid, ontwierp deeze godvrugtige vrouwe het plan deezer inrigtinge. Doch zij
ontmoette veel tcgenftands van eenige
baatzoekende perfoonen, die haar voorhielden dat haare middelen niet toereikende waren ter volvoeringe van haar ontwerp. Deeze gaf zij tot antwoord, dat
de Voorzienigheid haar borg zou weezen;
en dewijl haare onderneeming gelukkig
flaagde, gaf zij aan haar genootfehap den
naam van Nonnen der Voorzienigheid.
In den jaare M D C L I , fchonk A N N A V A N
O O S T E N R Y K , moeder van Koning L O D E W Y K D E N X I V , haar een groot huis,
in eene der voorlieden van Parys. Zedert dien tijd nam de Orde ffcerk toe; veele milddaadige lieden van aanzien zonden
aanmerkelijke fommen gelds, om de godvrugtige ftigteresfe de hand te leenen tot
bet voltooien van haar liefdaadig voorneemen. De Aardsbisfchop van Parys
ftigtte een ander genootfehap, volgens
het zelfde plan; e n , zodanig was ten dien
tijde de godsdienftigheid en het goed verfland der Franfche Natie, dat niet flegts
de Bisfchoppen in de provincin, maar
ook de Edellieden en de Burgers het godvrugtig voorbeeld van Me vrouwe D E
P O L A I L L O N naavolgden.
Op den ouderdom van twintig jaaren
worden in deeze Orde jonge dochters aangenomen; zij doen twee geloften: de eene van kuisheid, de andere van gehoorzaamheid. Maagden, welke niet verkiezen kden van deeze Orde te worden, beftee*.

G E S C H I E D E N I S .

315

fteeden zich aldaar in de kost, en worden E E S T 'er opgevoed, even als de jonge Juffrou- L IJ K E
wen in de kostfchoolen in andere landen, c R D E N ,
Jonge dochters uit den geringften ftand
in de nabuurfchap worden 'er om niet opgevoed, mids zij niet ouder zijn dan tien
jaaren.
Het ftaat aan den Aardsbisfchop van
Parys om eene Juffrouw te benoemen,
welke het opperbefhmr der geheele Orde
heeft; doch de Zusters mogen ook uit
het midden haarer eene afgevaardigde benoemen ; zij dient drie jaaren. Daarenboven verkiest de Aardsbisfchop twee
Juffrouwen van bekende deugd, godsvrugt en weldaadigheid, die het ampt van
Rentmeesteresfen van het Hospitaal beklceden. De zelfde zorge wordt voor de
andere geftigten deezer Orde in het K o ninkrijk gedraagen.
De leden deezer Orde draagen een
zwart kleed; de Kloosterregels zijn zagt,
verftandig en godvrugtig, niet ovcrlaaden met die ongerijmde lichaamsflrengheden, welke men onder veele Orden in de
Roomfche Kerk aantreft. Geene kleine
eere zou het voor de Proteftanten z i j n ,
indien zij een plan van foortgelijken aart
volvoerden; mids zij de jonge dochters niet tot eene altoosduurendc echtonthouding verbonden, maar haar de
vrijheid gaven om te mogen trouwen,
wanneer zij het zouden geraaden vinden.
D i t zou menig eene jonge dochter voor
het bederf behoeden; de zaak van godsvrugt
(

3i6
GEESTL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

v r u g t en deugd z o u 'er d o o r bevorderd


w o r d e n , en de behoeftige vader het
vermaak g e n i e t e n , z i c h op het doodbedde met deezen troost te k u n n e n opb e u r e n , dat, h o e w e l hij zijner dochter
geene groote fchatten z o u n a l a a t e n , z i j ,
nogthans , niet hulpeloos gelaaten , n o c h
een p r o o i v a n behoefte en ondeugd z o u
worden.
D e Premonftratenzen,
eene zeer v e r maarde O r d e i n de Roomfche Kerk,
wierden ingcfteld, i n den jaare M C X I X , door
zekeren S T . N O R B E R T , den z o o n eens
Franfchen E d e l m a n s , die etlijke jaaren t e n
K e i z e r l i j k e n h o v e hadt gedeeten.
Dertig jaaren o u d geworden z i j n d e , nam hij
den r a n g - v a n D i a k e n aan; en dewijl hij
veele goederen bezat, v e r k o g t hij dezelv e n , en fchonk de eene helft der penningen aan de armen, en behieldt de andere
helft v o o r z i c h z e i v e n , om daaruit een
Klooster tc ftigten v o o r eene n i e u w e O r de v a n M o n n i k e n .
Diens volgens v e r koos hij eene plaats i n Pikardie,
Premon(Iratum genaamd, cn bouwde aldaar eene
K e r k met de noodige wooningen ; de K o ning v a n Frankryk
verleende hem oktrooi.
Z o arm waren , i n den b e g i n n e , de
Broeders deezer O r d e , dat zij niets bezaten , 't geen zij hun eigen konden noen e n , bchalvcn een e z e l , dien zij gebruikten o m brandhout v o o r hun aan te draai e n ; van een gedeelte v a n dit h o u t moes;en z i j z i c h o n t d o e n , om eenige penningen

G E S C H I E D E N I S .

317

gen te hebben, waarvoor zij brood kon- G E E S T den koopen. Doch binnen korten tijd L I J K E
ontvingen zij zo veeie gefchenken, en O R D E N .
bouwden zo veele Kloosters, dat z i j ,
dertig jaaren naa dc eerfte oprichting deiOrde, in Frankryk en Duitschland niet
minder dan honderd Abtdijen telden. De
Pausfen en dc Koningen van Frankryk begiftigden haar met eene menigte voorregten. Bchalven een groot getal Heiligen,
welke zij heeft uitgeleverd, zijn onder
haar veele Prinsfcn , Edellieden en Aafdsbisfehoppen opgevoed. In laatere tijden
groeide de Orde zo fterk, dat zij meer
dan vijfduizend Kloosters in Europa telde; doch zedert de hervorming is derzelver getal merkelijk verminderd. Deeze Monniken, die doorgaans Witte Kanunniken genoemd worden, ftaken, in den
jaare M C X L V I , na Engeland over; een
huis wierdt voor hun in Lincolnshire i n geruimd. Ten tijde der hervorminge waren zij zo fterk vermenigvuldigd, dat zij
zevenentwintig Kloosters in Engeland, en
verfcheiden in Schotland en Ierland hadden.
In den aanvang der jongstverloopene
Eeuwe , wierdt te Rome eene Orde van
Nonnen opgericht, onder den naam van
Philippisten, omdat zij zich onder de befcherming van den H . P H I L I P P U S V A N
N E R I
ftclden. Zij beftaat uit honderd arme meisjes, die in de eerfte kindsheid in
het Klooster ontvangen, en tot den ouderdom van twintig jaaren worden opgevoed j

318

G O D S D I E N S T I G E

C E E S T voed; alsdan wordt het


L IJK E gelaatn, of zij zich in
O R D E N v e n , of leden der Orde

aan haare keuze


den echt bcgeewillen worden.
Indien zij verkiezen tc trouwen, wordt
haar eene fomme gelds gegecven, nevens
etlijke gcestlijke boeken. Eenmaal 's jaars
woonen decze den openbaaren Eerdienst
bij in het Klooster. Die het Nonnenkleed aanneemen, ftaan onder het opzigt
van eenige godsdienftige vrouwen , welke
met haar eer als moeders dan als voogdesfen leeven. U i t zeer kleine beginzels is
deeze ftigting voortgekoomen, doch zij
wierdt met een zeer gelukkigen uitfiag
bekroond.
Zekere R U T I L L O B A N D I , een zeer
godvrugtig man , was de eerfte te Rome,
die den inval kreeg om arme jonge dochters onder zijne befcherming te neemen,
die gevaar liepen, door den behoeftigen
ftaat haarer ouderen, om aan haare eere
fchipbreuk tc lijden. Ten dien oogmerke
koos hij in 't eerst eenige weinige hulpelooze weezen; decze Helde hij onder het
opzigt van etlijke godvrugtige vrouwen.
Paus U R B A N U S D E V I I I , de ftigting
hebbende goedgekeurd, verleende eene
Bulle ten haaren voordeele. Decze Bulle
gebiedt dat de Nonnen van de Augustyner Orde zorge zullen draagen en geftadig
toezien, dat de regels, deeze Nonnen
voorgefchreeven, onderhouden worden.
Zij bctragten eene vocgzaame en draaglijke maatighcid, en zijn niet onderworpen
aan die redenlooze geftrengheden, welke
een

G E S C H I E D E N I S .

31?

c n fchandvlek z i j n v a n zommige gcestlijke O r d e n i n de Roomfche Kerke.


Zij
draagen een z w a r t k l e e d , een w i t t e n l i n nen f l u i e r , c n op haaren borst een k r u i s .
W e l k een minaanzienlijk v o o r k o o m e n
deeze O r d e o o k hebbe , i n vergelijking
v a n veele andere, z a l , nogthans, ieder
m e n s c h , die haare inrigting en oogmerk
naauwlettend overweegt, overtuigd zijn
v a n haare nuttigheid i n eene ftad als Rome, alwaar de jonge dochters bloot ftaan
v o o r veele g e v a a r e n , door den geftadigen
t o e v l o e d van vreemdelingen u i t alle gewesten v a n Europa.
A l l e s wat t e n oogmerke heeft o m den noodlijdenden v a n
dienst te z i j n , is altoos prijswaardig; doch
het verhoeden dat dc jeugd geen pest der
zamenleevinge worde , is boven allen l o f
v e r h e v e n . H e t geneezen van k r a n k e n , i s
een zeer liefderijk w e r k ; doch het v o o r k o o m e n van k r a n k h e d e n , is een godlijke
daad. G e l u k k i g ware h e t , indien zij allen >
w e l k e dc dwaalingen en bijgeloovigheden
der Roomfche Kerke hebben
afgefchud,
t e n zelfden tijde het lofiijke en prijswaardige hadden behouden , ' t zij het v o o r beeld gegceven worde v a n Roomschgezinden,
Turken, jooden o f Heidenen.
Geene gcestlijke Orde i n dc Roomfche
Kerke kan , i n eenigen o p z i g t e , vergel e e k c n worden bij die der Jezuiten.
De
i l i g t e r deezer O r d e was I N T G O o f I G N A TIUS

LOYOLA;

hij w i e r d t

gebooren

in

den jaare M C C C C X C I , i n de Spaanfche


p r o v i n c i e Guipuscoa, e n aan het h o f v a n
Ko-

GEESTL IJKE
3RDF.N.

GEESTL IJ K E
ORDEN.

ao

G O D S D I E N S T I G E

Koning F E R D I N A N D opgevoed. In zijne jeugd was hij van een krijgshaftigen


aart; hij muntte uit door zijne dapperheid in het beleg van Pampelona, daar hij
gewond en van de Franfchen gevangen
wierdt genomen. Geduurende zijne gevangenis en ziekte, kortte hij den tijd
met het leezen van godvrugtige boeken;
dit deedt hem het eerfte befluit neemen
om zich geheel aan God toe te wijden.
Terftond naa zijne hcrftelling en gencczirig, ondernam hij eene bedevaartreize
na onze Lieve Vrouwe van Montferrat
in Katalonie; hier droeg hij zich op aan
de gezegende Maagd, en nam het befluit
om na Jeruzalem te reizen. Hij kwam
aldaar op den vierden van Herfstmaand
des jaars M D X X I I I ; hij bezogt alle gewijde plaatzen, cn volvoerde alle godvrugtige werkzaamheden eens Pelgrims. In
Spanje wedergekeerd zijnde, leide hij
zich toe op de kennis der Letterkunde te
Barcelona; te Al cal a oeffende hij zich in
de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid. I G N A T U S hadt vier makkers, die, even
gelijk h i j , een bruin wollen kleed droegen , en zich in de zelfde werkzaamheden
raledig hielden. Met het beroemd worden zijns naams, groeide ook het getal
der zulken, welke kwamen om zijne lesi
ten te hooren. Dewijl dit den Inquifiteu*en in de ftad Alcala in 't oog liep,
ivierdt hij, op bevel van den O p p e r - V i caris , gegreepen en in de gevangenis geworpen; doch hij verkreeg eerlang zijne
vrij-

G E S C H I E D E N I S .
32: f
vrijheid, onder voorwaarde dat hij zoi I G E E 3 T gekleed gaan gelijk de andere Studenten 1 L I J K E
cn het volk niet onderhouden over gods . O R D E N .
dienftige onderwerpen, voor en aleer hi i
zich vier jaaren in de Godgeleerdheid zoi
geoeffend hebben. Kort hiernaa vertro
hij na Salamanca, daar hij dikmaals in het
openbaar en in het bijzonder, over zede.
kundige onderwerpen, handelde.
Op
eene bcfchuldiging, door de Dominikaanentegen hem ingebragt, wierdt hij hier
wederom in hegtenis genomen; doch geJlaakt zijnde, befloot hij Spanje te verJaaten en na Parys te vertrekken, met
het vaste voorneemen om zich in die ftad
aan de Letterbezigheden geheel over te
geeven.
In Sprokkelmaand des jaars M D X X V J I I
kwam hij te Parys; doch zijne diepe armoede noodzaakte hem, de toevlugt te
neemen tot dc liefdaadigheid der FranJchen en vreemdelingen; hierdoor wierdt
hij in ftaat gefteld om zijnen boekarbeid
voort te zetten. Door zijnen ijver kwam
hij ook te Parys in ongelegenheid: bij
den Inquifiteur wierdt hij aangeklaagd
dat hij het ondernomen hadt te predikend
en eenen inbreuk maakte op de tuchtoeffening in St. Barbara-Collegie, waarvan
hij lid was. D o c h , ook deeze zwaario-heid
kwam hij te boven; en naadat hij de foopbaane der Wijsbegeerte en Godgeleerdheid
hadt voleindigd, rigtte hij een klein genoot,
fchap op van tien perfoonen, die nevenshem gelofte deeden. Zij verbonden zich
11 DUEL,

om

|22
* E E S TL IJ K. E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

om alle goede dingen deezer waereld


te verzaaken, in armoede te leeven en
het Euangelie onder de ongcloovigen te
verkondigen.
In den jaare M D X X X V ftortte I G N A T I U S in eene zwaare krankte; als een
middel ter herftellinge van zijne gezondheid, gaf hem zijn' Arts den raad om zijne geboortelucht te ademen. Naa eenigen tijd vertoevens in Spanje, ging hij
te fcheep na Veneti, de afgefprokene
verzamelplaats der makkeren. Hier kwamen zij bijeen in een Pelgrims gewaat,
met voorneemcn om na Jeruzalem te
trekken; doch, wegens het ontftaan van
den oorlog tusfehen de Turken en Venetiaanen, konden zij geene gelegenheid
vinden om na de Levant over te fteeken.
Van de plaats des tegenwoordigen verblij fs , wierdt I G N A I U S , nevens twee
anderen, na Rome afgevaardigd, om den
Paufe hunnen dienst aan te bieden. Onder w e g , hadt I G N A T I U S , zegt men,
eene verfchijning, in welke hij J E Z U S
zag, draagende zijn kruis, en tot hem
zeggende: Ik zal u te Rome gunstig
,, zijn." Spoedig vervoegden zich zijne
andere medgezellcn bij 'hem in deeze ftad;
zij volhardden aldaar in hunne gewoone
oeffeningen van prediken en onderwijzen.
Hier beraamde I G N A T I U S het ontwerp
om eene nieuwe Orde te ftigten. Naa
veelvuldige raadplecgingcn, kwam men
tot het befluit, om' bij de drie gewoone
geloften van kuisheid, armoede en gehoor-

G E S C H I E D E N I S .

323

boorzaamheid, eene vierde te voegen,


om naamlijk na alle gewesten te trekken,
't zij van Christenen of van Ongeloovigen
bewoond, werwaarts dc Paus zou goedvinden hen te zenden. In gevolge van
deeze gelofte, wierdt X A V E R I U S , een
van

GEEST
LIJKE
3 RD E N.

I G N A T I U S medgezellen, na de In-

dien gezonden, om aldaar het Euangelie


te verkondigen. In den jaare M D X L
fchonk Paus P A U L U S D E III eene.
Bulle, waarbij hij deeze nieuwe Orde.
goedkeurde ; hij wilde dat dezelve den
naam zou voeren van Genootfehap van,
J E Z U S . Hij verleende haar de magt om
zulke regels vast te ftellen, als zij z o u
goedvinden. I G N A T I U S wierdt tot Generaal der Orde verkoozen; fpoedig verfpreidde zich deeze door alle gewesten der
waereld; I G N A T I U S zondt derwaarts zijne medgezellen, terwijl hij zelve te Rom&
bleef, van waar hij het geheele genootfehap beftuurdc. Hij bekleedde de waardigheid van Generaal, tot op zijnen dood,
welke voorviel i n Hooimaand des jaars
MDLV.
De jezuiten hebben zo min den naam
en de hoedanigheid als de leevenswijze van
Monniken aangenomen. Zij noemen zich
eene Orde van Priesteren, en verfchillen
van andere Kerkdijken niet in kleedij
noch leevensmanieren. Hec doelwit hunner inftellinge, is de zaligheid der zielen;
zij prediken, onderwijzen de jeugd, houden openbaare lesfen, en fchrijven en redetwisten tegen de Ketters. Zij leezen
X 2
gee*
J

324
GEEST
LIJKE
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

. geenen vastgeftelden dienst in het koor.


Het geheele genootfehap beftaat uit vier
foorten van leden: te weeten , nieuwelingen, leerlingen, gcestlijke en waereldlijke medehelpers en aangenomene leden.
De nieuwelingen blijven twee jaaren in
hunnen ffcand; naa verloop van dezelve
worden zij toegelaaten tot het doen van
drie enkele geloften in de tegenwoordigheid hunner beftuurderen. De leerlingen
paaren met hunne letteroeffeningen eenige godsdienftige verrigtingen. De geestbjke medehelpers bieden de hand aan de
aangenomene leden, en volvoeren de
zelfde amptsverrigtingen. De tijdlijke
medehelpers doen de enkele geloften, en
draagen zorge voor de tijdlijke belangen
van het genootfehap. De aangenomene
leden doen vier plegtige geloften. Zij
hebben Kloosters voor de aangenomene
leden, en derzelver medehelpers, kollegien voor de leerlingen, en proefhuizen
voor de nieuwelingen. De geheele Orde
wordt beftuurd door een Generaal, die
vier bijzitters heeft; hij benoemt Rektors, Superieuren van huizen, Provinciaalen, Vilitators en Kommisfarisfen.
De fterke aanwas deezer Orde in een
korten tijd, verdient onze hoogfte verwondering. In den jaare M D X L I I I telde
men in 't geheel flegts tachtig Jezuiten ;
in M D X L V hadden zij vijf huizen; in
M D X L I X hadden zij twee provincin , de
eene in Spanje, de andere in Portugal.
In den jaare M D L V , het fterfjaar van
16-

G E S C H I E D E N I S .

323

I G N A T I U S , bezaten zij t w a a l f p r o v i n - G E E S T c i n ; i n M D C V I I I telden zij negenen- L I J R E


t w i n t i g p r o v i n c i n , twee onder - p r o v i n - O R D E N
c i n , e e n e n t w i n t i g geordende b u i z e n ,
tweehonderd drie en negentig k o l l e g i c n ,
d r i e n d e r t i g p r o e f huizen , en tienduizendvijfhonderdeenentachtig leden.
O p de
naamlijst, i n den jaare M D C C I X te R .
vis g e d r u k t , w o r d e n opgeteld vijfendert i g p r o v i n c i n , twee onder - p r o v i n c i n ,
d r i e n d e r t i g geordende h u i z e n , v i j f h o n derdachtenzeventig
kollegien,
achtenv e e r t i g p r o e f h u i z e n , achtentachtig k w e e k f c h o o l e n , honderdenzestig
reiidentien,
honderdenzes z e n d i n g e n , e n , i n 't geheel , zeventienduizendzeshonderdvijfenv i j f t i g leden.
0

In w e e r w i l , nogthans, v a n den v e r baazenden wasdom deezer O r d e , ontmoetten dc jezuiten gewigtigen tegenftand


bij hunne eerfte o p r i c h t i n g , o p verfcheiden plaatzen. T e Saragosfa, i n Spanje ,
ftondt het v o l k tegen hen o p , en n o o d zaakte hen de ftad te v e r l a a t e n ; doch z i j
keerden fpoedig derwaarts weder. D e n gewigtigften tegenftand, n o g t h a n s , ontmoetten zij i n Frankryk.
Naadat I G N A T I U S
de jezuiten i n dat K o n i n k r i j k den K a r d i naal V A N L O T H A R I N G E N hadt aanbev o l e n , v e r w i e r f d e c z e , i n den jaare
MDL,
ten hunnen b e h o e v e , opene b r i e ven

van

Koning

HENDRIK

D E N II,

waarbij hij hunne i n v o e r i n g i n Frankryk


goedkeurde.
D o c h het Parlement v a n
Parys v e r z e t t e z i c h hier tegen, en w e i X 3
ger-

526

G O D S D I E N S T I G E

G E E S T - gerdc des Konings


L IJ K E T e n zelfden tijde
O R D E Ni het Godgeleerde

brieven aan te tekenen.


leverden de leden van
genootfehap te Parys
een vertoog in tegen de jezuiten, waarin zij verklaarden, Dat dit genoot fchap, 't welk zich den toenaam van
JEZUS
aanmaatigde, hoogst nadeelig
was aan de reguliere Geestlijkheid, en
aan de voorregten der Univerfiteit;
dat de jezuiten, huns oordeels, de
eer van den Kloostcrftand kwetften, en
de godvrugtige bedrijven van vasten,
plegtigheden en lichaamsftrengheden
ontzenuwden ; dat zij het geestlijk cn
tijdlijk beftuur ontrustten, en onee nigheden en klagten onder het volk
veroorzaakten." Naa zulk eene verklaaring , zagen de jezuiten af van verdere
poogingen om vastigheid in Frankryk te
krijgen, geduurende het rijksbewind van
I I E N D R I K D E N II. In den jaare M D L X ,
onder de regeering van F R A N C O I S D E N
I I , gaven het Parlement en de Bisfchoppen de toeftemming tot hunne vastftell i n g , onder de volgende bepaalingen:
Zij zouden
geenerlei
Bisfchoplijk
regtsgebied oeffenen, niet prediken,
zonder verlof van den Bisfchop, noch
eenige der kerkelijke Sakramenten toe deelen, zonder uitdrukkelijke bewilli ging van den Kerspel-Priester. De
Heilige Schriften zouden zij niet mo gen voorleezen noch verklaaren, zo
, min in het bijzonder als in het openbaar, zonder dc goedkeuring der God9

G E S C H I E D E N I S .

327

geleerde Faculteiten, en der Univerfi- G E E s T teiten. Zij zouden in hun genootfehap L I J K


geene geordende leden van andere O R D E N .
geestlijke Orden aanneemen. Nieuwe
,, vastftellingen zouden zij niet mogen
maaken , noch die reeds gemaakt waren,
veranderen. Eindelijk moesten zij een
anderen naam dan die van medgezellen
van J E Z U S of jezuiten aanneemen."
Het.genootfehap , op deeze voorwaarden
in Frankryk toegelaaten zijnde, opende
een kollegie te Klermont, en begon aldaar
openbaare lesfen te houden cn de Schriftuur te verklaaren. De Univerfiteit van
Parys kantte zich hier met geweld tegen,
en de jezuiten wierden, op bevel van het
hof, tot zwijgen gebragt. Naaderhand
kreegen de beide partijen last om hunne
zaak voor 's Konings Raad open te leggen; naa een naauwkeurig onderzoek gaf
deeze den jezuiten verlof om met het
houden van lesfen voort te gaan.
Naadat H E N D R I K D E I V , in den jaare M D X C I V , zijne intrede hadt gedaan
binnen Parys, befchouwde de Univerfiteit dit als eene gunftige gelegenheid, en
leverde een verzoekfehrift in bij het Parlement, inhoudende dat de jezuiten uit
bet Rijk mogten gebannen worden. D i t ,
gepaard met den aanflag van J A N C H A S T E L op 's Konings leeven, wierdt gevolgd van het begeerde banvonnis; nog
in het ftraksgenoemde jaar wierden zij uit
het Koninkrijk verdreevcn. D o c h , i n
den jaare' M D C I I I , verleende hun die
X 4
Vorst,

328
CEESTL1JKE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

V o r s t , op hun aanhoudend verzoek,


brieven van herftellinge in zekere fteden
van Frankryk, en geene andere. Maar
het leedt niet lang of zij verkreegen verlof tot andere vastftellingen, en eerlang
den toegang binnen Parys; bij opene
brieven wierden zij, in den jaare M D C V I ,
in hun kollegie herfteld.
Een zeer beroemden naam heeft de O r de der Jezuiten verworven, door haare zendingen in de Indien, cn overige
verrigtingen, de weetenfehappen en de
opvoeding der jeugd betreffende.
Wat
aangaat de laatfte bijzonderheid, het algemeen gevoelen i s , dat dc fchranderheid
deezer Vaderen, in het ontdekken van de
heerfchende bekwaamheid eens jongen
leerlings , van geen geringen dienst geweest
is ter bevorderingc van den naam, dien
hunne Orde in de waereld gemaakt heeft.
Het geval van C L A V I U S is bekend; hij
was Student in een kollegie van jezuiten; naadat men zijne vatbaarheid voor
verfcheiden takken der weetenfehappen
beproefd, en bijkans het befluit hadt genomen om hem als een hooploozen domoor buiten het kollegie te zetten, kreeg
een der Vaderen den inval om zijne vatbaarheid voor de Meetkunde te toetzen;
hij trof den rechten fhaar, en *t is bekend dat C L A V I U S zedert een der grootfte Wiskunftenaaren zijner Eeuwe is geworden.
Veele Schrijvers hebben gehandeld over
de kuiperijen en ftaatkundige loosheid der

G E S C H I E D E N I S .

329

Jezuiten; doch niemand hunner heeft de- G E E S T zelve zo duidelijk ten toon gefield, als de L IJ K E
Schrijver van een klein boekje, tot tytel O 11 I) B N .
Voerende : Heimelijke berigten der jezuiten. Het behelst bijzondere vermaaningen of onderrigtingen, ter bevorderinge
van de belangen der Orde. Deeze berigten zijn in handen der Overftcn, en worden , onder voorwaarde van geheimhoudinge, aan eenige weinige geordende leden medegedeeld. Het werkje is een
meesterftuk van gcestlijke ftaatkundc, en
bcflaat uit zeventien hoofdftukken ; den
korten inhoud van dezelve zullen wij onzen Leczercn mededcelen.
Het opfchrift van het eerfte hoofdlluk
i s , hoe de maatschappij zich gedraage,
wanneer zij eene nieuwe ftigting begint.
Bij zulk eene gelegenheid moeten de leden
der Orde zich onderfchciden door eene
overmaate van liefdaadigheid en nederigheid , door het verrigten van de gcringfie
dienften in de hospitaalcn, het bezoeken
van kranken, behoeftigen en gevangenen.
Zij moeten de mededeelzaamheid der wclgezinden opwekken, door het aanneemen
zelf van de gcringfte aalmoezen, en dezelve aan andere voorwerpen te fchcnken.
Zij allen moeten den zelfden geest ademen , en zich voor het uitwendige eveneens gedraagen. Bij hunne eerfte vestiginge moeten zij niet zeer voortvaarende
zijn met het koopen van landerijen: en
indien zij een ftuk lands koopen, moet
het gefchieden op den naam van een vcrX 5
trowd

330
CEKSTL IJKE
OUDEN.

G O D S D I E N S T I G E

t r o u w d v r i e n d . O m een meer fchoonfchijnenden glimp aan h u n v o o r k o o m c n


v a n armoede te g e e v e n , moeten de aangekogte landerijen., aan de plaatzen helend alwaar zij kollegien z u l l e n f t i g t e n ,
toegeweezen w o r d e n aan afgelegener k o l legien ; door d i t middel z u l l e n de V o r f t e n
en O v e r h e d e n nimmer met zekerheid k u n nen w c e t c n , hoe v e e l de opkomften v a n
het genootfehap bedraagen.
Kollegien
moeten alleen i n vermogende fteden w o r den o p g e r i c h t , dewijl onze Zaligmaaker
voornaamlijk zijn verblijf hieldt i n de
hoofdftad v a n judea. I n ieder p r o v i n c i e
moet niemand 'bchalven den P r o v i n c i a a l
de wezenlijke waarde van de inkomften v a n
het genootfehap k e n n e n , c n dc fomme,
die i n de fchatkistte Rovie w o r d t bewaard,
noet altoos als een diep geheim v e r z w c e 2en w o r d e n . Z i j moeten openbaare belijI denis doen v a n belangeloosheid, en v o o r wenden dat zij z i c h met de opvoeding der
eugd belasten, zonder aanneeming (des
1
aerfoons, en zonder u i t z i g t op b e l o o n i n g .
j
H e t tweede hoofdftuk onderrigt h e n ,
i hoedanig zij zich hebben te gedraagen, om
i gemeenzaam te worden en te blijven met
Prins/en, Edelen en lieden van het hoogfte
ttanzien. T e n dien einde moeten zij v o o r
i lerzelver ondeugden de oogen fluiten,
] ndien een V o r s t genegen zij om i n het,
1uwelijk tc trecden met iemand v a n zijne
1tabeftaanden o f b l o e d v e r w a n t e n , moeten
ij hem aanmoedigen, door hem met de
1loop te v o e d e n , dat zij v o o r hem ontflag

van

G E S C H I E D E N I S .

331

van den Paus zullen verwerven. Indien G E E S T hij eene ondernceming begonnen hebbe, L IJ K E
welke van den geheelen Adel niet e v e n R D E N .
zeer wordt goedgekeurd, moeten de Je- '
zuiten hem opftooken om te volharden,
cn zijne hovelingen van allen tegenftand
afmaanen. Door de tusfchenkomst van
anderen, moeten zij na eer- en voordeel
aanbrengende gezantfchappen aan vreemde hoven dingen; dit kan hun tot een
middel dienen om zich zeiven en hun genootfehap aangenaam te maakcn. Door
kleine gefchenken en menigvuldige werken van godsdienftighcid, moeten zij de
gunst bejaagen van de gunftelingen cn bedienden van Prinsfcn en Edellieden, om
langs dien weg de ftrekking van dc gcaartheid, neigingen en luimen hunner meesteren te ontdekken. De zelfde listen en
kunftenaarijen moeten zij te werk ftellen
ten aanzien van de kameniers van Prinsfesfen en Vrouwen van aanzien. In de
beftuuring van het geweeten van vermogende lieden, moeten zij het gevoelen der
zodanigen volgen, die de meeste gemoedsruimte geeven, in tcgenftelling van het
begrip van andere gcestlijke Orden. Zij
moeten het volk in het denkbeeld zoeken
te brengen dat dit genootfehap grooter
magt heeft tot aflaat- cn ontflagvcrlcening, en dergelijke, dan de overige Orden. Zij moeten de lieden uitnodigen tot
het aanhooren van hunne leerredenen,
zint wistingen cn redevoeringen. Zij moeten de gepaste middelen tc werke ftellen
0

Ql

332
CEES1
LIJKE
ORDEt

G O D S D I E N S T I G E

om kennis te verkrijgen van de oncenigh e d e n , tusfehen de grooten en aanzien[ hjken ontftaan, opdat zij de hand mogen
hebben i n het bijleggen van hunne gefchillen.

I n het derde hoofdftuk w o r d e n zij o n derweezen , hoe zij zich hebben te gedraahen omtrent de zulken, die aan het roer der
z taken zitten, en zodanige perfoonen, welke de bekwaamheid bezitten om het Genootfehap van dienst te zijn.
H e t gezag, de
wijsheid en den raad van zulke mannen
moeten zij op hunne zijde t r e k k e n , en
hunne gunst bejaagen tegen a l l e n , welke
het genootfehap den v o e t dwars z e t t e n .
Bisfchoppen en andere aanzienlijke K e r k d i j k e n moeten aangezogt worden alleen
i n zodanige z a a k e n , als volftrckt n o o d i g
z u l l e n fchijnen.
In z u l k e l a n d e n , i n
welke de Geestlijkheid het meeste gezag
h e e f t , als Duitschland,
Poolen, enz. moet
dezelve met de diepfte eerbiedbetooning
w o r d e n aangezogt, opdat, door haaren
i n v l o e d en 's V o r f t e n g e z a g , de K l o o s ters, Priorijen en andere godsdienftige gcftigten, aan de zorge van het genootfehap
mogen b e v o l e n worden. W a n n e e r B i s fchoppen o f Prinsfen kollegien o f Paro:hiekerken ftigten, moeten de
Jezuiten,
Iioor
alle mogelijke m i d d e l e n , t r a g t c n ,
] iet beftuur o v e r
dezelve i n handen te
j nijgen.
Bij alle gelegenheden moeten zij
t le
Bisfchoppen l i e f k o o z e n , v l e i e n en
i t r e e l e n , en wanneer zij voorbij hunne
kol-

G E S C H I E D E N I S .

333

kollegien trekken, dezelven deftig ont- G E E S T haalen.


LIJKE
Het vierde hoofdftuk bevat de voor-O R D E N .
naamfte bijzonderheden, welke aan Predikers en Biegtvaders van Edellieden moeten
aanbevolen worden. In de beftuuring van
het geweeten van Prinsfen en Grooten
moeten zij fchijnen niets anders te bedoelen dan de bevordering van Gods eere.
Dikmaals moeten zij dezelven inprenten ,
dat bevorderingen en eerampten altoos bchooren uitgedeeld te worden volgens de
regels van regtvaardigheid. Zij moeten
plegtig betuigen, dat zij zich met openbaare zaaken met den uiterften tegenzin
bemoeien, en dat de pligtcn van hunnen
Hand in de waereld hen dikmaals noodzaak e n , zodanige waarheden te fprceken,
als zij anderzins zouden verzweegen hebben. T o t het bckleeden van ampten moeten zij hunner gunfte aanbeveelen zodanige
perfoonen, welke oprechte vrienden van
hunne Orde zijn. Zij moeten de Prinsfen
vleien, en dezelven nimmer den geringften aanftoot geeven in hunne leerredenen, of dagelijkfche gefprekken. Zelden
of nooit moeten zij kleine gefchenken ten
hunnen eigen gebruike aanneemen, maar
liever de behoeften van hunne provincie,
of van het kollegie aanbeveelen. T e huis
moeten zij zich met eenvoudig opgefchikte vertrekken vergenoegen, en buitenshuis zich in een eenvoudig gewaat vertoonen,
Het

334

G O D S D I E N S T I G E

CE" E S T
H e t vijfde hoofdftuk onderrigt h e n ,
L IJ K E hoedanig een gedrag zij moeten in agt neeO R D E N men omtrent zodanige Geestlijken,
die met

hun in de zelfde kerkelijke


amptverrigtingen onledig zijn.
Zij moeten de gepaste
gelegenheden waarneemcn om de V o r f t e n
ep andere perfoonen van aanzien te o v e r t u i g e n , dat hunne Orde de volmaaktheid
v a n alle andere O r d e n b e v a t , u i t g e z o n derd deezer laatften u i t w e n d i g v o o r k o o m e n
v a n ftrengheid i n kleedij en leevenswijze.
Z i j moeten de gebreken van andere geestIijke O r d e n aanwijzen, en daarover u i t w e i d e n , doch altoos met het u i t w e n d i g
v o o r k o o m e n v a n inwendigen tegenzin.
H u n n e uiterfte poogingen moeten zij te
w e r k ftellen tegen de z u l k e n , die het o n derncemen om fchoolen tot onderwijs der
jeugd tc o p e n e n , door aan lieden i n hoogheid gezeeten te v e r t o o n e n , dat geen genootfehap, behalven dat der jezuiten,
tot
het afdoen van die gewigtige taak de noodige bevoegdheid heeft.
H e t zesde hoofdftuk handelt over de middelen om rijke weduwen tot
milddaadigheid
jegens het Genootfehap te noopen. O m dit
oogmerk te b e r e i k e n , moeten alleen z u l k e
leden der Orde v e r k o o z e n w o r d e n , w e l ke reeds i n jaaren g e v o r d e r d , v a n een
e e v e n d i g e n aart en aangenaam i n den omgang zijn. D e e z e moeten dikmaals de rijke w e d u w e n b e z o e k e n , dezelve onderhouden o v e r de goede w e r k e n en de verdienften des genootfehaps, c n haar Biegt-

va

GESCHIEDENIS.

335

vaders aanprijzen, die haar moeten v e r - G E E S T


maanen o m i n den weduvvenftaat te v o l - L IJ K E
harden.
Daarenboven moeten zij zorge O R D E N .
draagen o m v a n haar te wceren z u l k e
d i e n s t b o d e n , als het genootfehap niet genegen zijn. D e Biegtvader moet het ftuk
derwijze aanleggen, dat de w e d u w i n hem
z o groot v e r t r o u w e n f t e l t , dat zij niets
zonder zijnen raad onderneeme. N u en dan
moet hij op eene looze wijze haar een h u welijk voorflaan , v a n h e t w e l k hij weet
dat zij eenen afkeer heeft; dit z a l haar
befluit bekragtigen om i n den o n g c h u w den ftaat te blijven. W a n n e e r hij dit ftuk
gewonnen heeft, moet hij haar een geestlijk leeven en eene gelofte v a n kuisheid
aanprijzen , en haar aanfpooren tot het
betragten v a n goede w e r k e n , bijzonderlijk v a n w e r k e n van mededeelzaamheid;
onder het beleid v a n haaren geestlijken
V a d e r , zal dit t e n voordeele v a n het genootfehap u i t l o o p e n .
H e t zevende hoofdftuk berigt ons hoe
zodanige weduwen gewonnen, en welke befchikkingen over haare goederen moeten gemaakt worden. Zij moeten vermaand w o r den o m u i t haaren o v e r v l o e d iets af te
z o n d e r e n , ter eere v a n C H R I S T U S , en
van de gezegende M a a g d , o f v a n haare
befchermhcilige, en haare gelofte v a n
kuisheid tweemaal 's jaars te' v e r n i e u w e n .
Z i j moeten dikmaals b e z o g t , en met godsdienftige gefprekken onderhouden w o r den.
In de Bicgt moeten zij niet te geftreng w o r d e n behandeld. M e n moet zorg<3

336

G O D S D I E N S T I G E

C E E ST-

ge draagen dat zij de K e r k e n v a n andere


LIJKE
gcestlijke O r d e n niet bezoeken. O m dus R D E N,
danige w e d u w e n o v e r te haaien, dat zij
o v e r haare goederen en bezittingen befchikking maaken ten voordcele van het
genootfehap, moet men haar dikmaals
herinneren de menigvuldige voorbeelden
v a n w e d u w e n , w e l k e , door dit m i d d e l ,
fpoedig tot den rang der H e i l i g e n zijn verh e v e n . M e n moet haar v e r z e k e r i n g geev e n dat het genootfehap niet z a l i n gebreke blijven om zijnen i n v l o e d op het h o f
van Rome te w e r k te ftellen om haare heil i g v e r k l a r i n g te bewerken.
Zij'moeten
geleerd w o r d e n , geene aalmoezen te doen
buiten kennis en goedkeuring van haaren
Biegtvader. D e e z e moet de Geestlijken v a n
mciere O r d e n den weg affnijden, om met
laar niet gemeenzaam te w o r d e n o f haar te
toornen bezoeken. H i j moet haar z o e k e n
:c beweegen om kleine jaargelden op te
)rcngen tot het gewoone onderhoud v a n
collcgien en geordende h u i z e n . W a n n e e r
;ulk eene w e d u w ziek w o r d t , terwijl zij
ware bezittingen nog niet bij uiterften
ville aan het genootfehap heeft gemaakt,
noet haar Biegtvader haar onderhouden
i v e r d e armoede der meeste k o l l e g i e n , en
laar i n het denkbeeld brengen dat medeeelzaamheid jegens de Orde een zekere
Tondflag zijn z a l van haare eeuwige geukzaligheid.
8

H e t achtfte hoofdftuk wijst aan, hoe


k kinderen van weduwen moeten behandeld
vorden. om hen tot het omhelzen van den
eestlijken ftaat over te haaien.
D e moeders

G E S C H I E D E N I S .

337

ders moeten overgehaald worden o m hen


zeer hard en ftreng te behandelen, z e l f
v a n de wieg af. A a n de dochters moeten
zij den g e w o o n e n opfchik en fieraaden
haarer kunne w e i g e r e n , en haar doen gew e n n e n aan lichaamstuchtigingen e n gebeden : opdat zij blijde mogen w e e z e n , de
ftrenge
behandeling haarer moederen i n
een K l o o s t e r te k u n n e n o n t v l u g t e n . D e
z o o n e n moeten v a n tijd t o t tijd i n de k o l legien gebragt w o r d e n , alwaar m e n h u n
alles v a n de behaagelijkfte zijde moet v e r t o o n e n , o m hen alzo o v e r te haaien leden
der Orde te worden. M e n moet o v e r h e n
t o t voogden ftellen l i e d e n , die het genootfehap en deszelfs belangen g u n f t i
zijn. O o k k a n men hen na afgelegene
k o l l e g i e n z e n d e n , onder v o o r w e n d z e l v a n
hen z i c h te naarftiger o p h u n n e letteroeffeningen te doen toeleggen: opdat dat a l z o de leden der O r d e h u n n e geaartheid e n
neigingen listig mogen leiden.
I n het negende hoofdftuk w o r d e n v o o r gefchreeven de middelen om de inkomften
der Kollegien te vermeerderen. T e n d i e n
einde moet n i e m a n d , indien men z u l k s
k a n v o o r k o o m e n , t o t een v o l k o m e n geordend l i d w o r d e n aangenomen, Zo lang
hij u i t z i g t heeft op eene e r f e n i s , w e l k e
o p hem moet v e r v a l l e n . D e armoede d e r
Leeraaren moet d i k w i j l s , en o p a l l e
p l a a t z e n , breed worden uitgemeeten. D e
Biegtvaders moeten u i t hunne boetelingen
tragten te v e r n e e m e n , w i e hunne v r i e n den en bloedverwanten z i j n , welke g o e II. D E E L .

de,-

GEEST
LIJKE
3RDENV

338 G O D S D I E N S T I G E
GEEST*
L IJ li E
ORDEN.

deren zij b e z i t t e n , welke befchikkingen


zij o v e r dezelve gemaakt hebben, o f
voorneemens zijn te m a a k e n ; dit alles
moeten zij ten voordecle v a n het genootfehap tragten te doen dienen.
O m de
waereld tc kragtdaadiger te o v e r t u i g e n
v a n de armoede des genootfehaps, moeten dc Superieuren geld leenen van vermogende l i e d e n , welke hunne vrienden z i j n ,
e n , wanneer het o p g e i s c h t w o r d t , de betaaling van tijd tot tijd uitftellen.
Onder
aangenomene naamen mag ook het genoot-,
fchap met vermogende K o o p l i e d e n handel
d r i j v e n , doch altoos met het v o o r u i t z i g t
o p een gewisfen en o v e r v l o c d i g e n w i n s t .
W a a r ook de leden h u n verblijf h o u d e n ,
altoos moeten zij eenen A r t z z o e k e n te
w i n n e n , aan dc belangen des genootfehaps onaffcheidbaar v e r k n o g t , opdat
deeze hen bekend maake en doe ontbieden
bij z i e k e n , voornaamlijk dc z u l k e n , w e l k e buiten hoop van herftellinge zijn..
E i n d e l i j k , de v r o u w e n , welke o v e r de
gebreken en grilligheden haarer mannen
k l a a g e n , moeten onderweezen w o r d e n
o m v o o r z i c h heimelijk eene fomme gelds,
o p te l e g g e n , opdat z i j , door hetzelve
aan C o d e op te o (leren, de misdaaden
haarer zondige echtgenootcn mogen v e r zoenen.
H e t tiende hoofdftuk handelt over de
flrengheid
van de inwendige
tachtoeffeninge des Gem.oifchaps.
Zulke perfoonen,
welke de godsdienftigc v r o u w e n , o f andere l i e d e n , v a n de K e r k e n der jez:iite:k
ver-

G S C H l D N l S .

33

Vervreemden, of dezelve noopen tot he - G E 9 f fchenken van aalmoezen aan andere Ker . L I J K E
ken of gcestlijke Orden, of, in de be . O R D E N
fchikking over hunne naalaatenfchap
meer genegenheids laaten blijken jegen J
nabcftaande bloedverwanten, dan omtren
het genootfehap: deeze moeten geween
worden als vijanden der Orde; doch zi l
moeten onder een ander voorwendzel wor i
den weggejaagd.
In het elfde hoofdftuk -worden n t
Vouwd de regels, naar welke de leden van
het Genootfehap zich moeten gedraagen omtrent de zulken , die uit de Orde verdreeven
zijn. De zodanigen moeten zij, vrdat
zij hun affcheid bckoomen, indien het
mogelijk z i j , onder hunne handtekening,
ja , zelf onder eede, doen belooven, dag
Zij nimmer, middelijk of onmiddelijk, re*
gclrecht of Van ter zijde, ten nadeele der
Orde zullen fpreeken of fchrijven. Daar*
enboven moeten de beffcuurders aanteke*
ning houden van de misdaaden en gebre*
k e n , welke zij in de Biegt geopenbaard
hebben, opdat zij, bij voorkoomende gelegenheid, zich van dezelve mogen bedienen , als middelen ter voorkoominge van
hunne bevorderingc. Van de uitdrijvinge'
deezer perfoonen, en van de voorwendzelen voor dezelve, moet op ftaanderi
voet kennis gegecven worden aan alle
kollegien; geen lid mag vervolgens, om ee*
nigerhande reden, met hun briefwisfelingof
eenige andere gemeenfehap houden. Zorg*
vuldig moet het verfprcid worden, dat
Y a
het

34

G O D S D I E N S T I G E

E E S T . het genootfehap, zonder eene voldoende


L I J K E reden, nimmer een gezond lid affnijdt,
R D E r< noch iemand wegjaagt.
Alle de gebreken

van dusdanige perfoonen moeten ten


breedfte uitgeraecten, en hunne deugden en goede hoedanigheden, door listige
inboezemingen en dubbelzinnige uitdrukkingen, verkleind worden.
Het twaalfde hoofdftuk onderrigt ons,
lioedanigen van het Genootfehap gekweekt
en begunftigd moeten worden. Deeze zijn,
i n 't algemeen, allen, welke de tijdlijke
belangen der Orde gunftig zijn, Biegtvaders van Prinsfen en Edellieden, van weduwen en vermogende
godsdienftige
vrouwen ; Predikers, Hoogleeraars, en
allen die in de geheimen der Orde zijn.
Zulke perfoonen, welke uitmunten door
hunne uitfteekende bekwaamheden, adeJijke geboorte of rijkdommen, moeten
zorgvuldig geftreeld en geliefkoosd worden, inzonderheid indien zij blijken van
hunne genegenheid jegens de Orde hebben
gegeeven. Met bijzondere onderfcheiding moeten de zulken worden behandeld,
die eenige jongelingen in het genootfehap
gelokt hebben.
Het dertiende hoofdftuk onderwijst de
ieden, hoe zij jongelingen moeten uitkiezen, die in het Genootfehap zullen worden
aangenomen, en door welke middelen zij
dezelve aldaar moeten doen blijven. Zij
moeten de zodanigen kiezen, die een
goed verftand bezitten, van een bevallig
jvoorkoomen, of van adelijke geboorte
zijn.

G E S C H I E D E N I S .

341

zijn.
Dusdanige jongelingen moet men G E E S T i n p r e n t e n , w e l k eene welbehaagende of- L IJ K E
ferande het v o o r den Almagtigen z i j , O R D E N .
wanneer iemand z i c h aan zijnen dienst
t o e w i j d t , voornaamlijk i n het genootfehap v a n zijnen Z o o n . Z i j m o e t e n , door
kleine gefchenken, evenredig aan h u n n e
j a a r e n , g e l o k t , en bij voegzaame gelegenheden i n dc kollegien en t u i n e n onthaald
worden.
Bij andere gelegenheden moet
h u n eenen fchrik worden aangejaagd,
door aankondigingen van de eeuwige ftraffen , indien zij de hemelfche nodiging niet
aanneemen.
E r n f t i g moeten zij gewaarf c h u w d w o r d e n , o m geene de minfta
melding te m a a k e n , bij hunne bloedverwanten en v r i e n d e n , v a n hunne r o e p i n g c , z o lang zij geene leden v a n het genootfehap zijn geworden.
H e t veertiende hoofdftuk handelt over
de redenen der verdrijvinge uit het Genootfehap.
Deeze z i j n , i n 't algemeen,
alle misdaaden tegen G o d , en alle o v e r treedingen tegen de eer en de belangen
der O r d e . Indien twee leden ongeoorlofde vleeschlijke gemeenfehap hebben gehouden , moet het eerfte l i d , 't w e l k de
zonde aanklaagt, b e h o u d e n , doch het ander weggejaagd
worden.
Vervolgens
moet den blij venden perfoon z u l k eene
zwaare en ondraaglijke tuchtoeffening
worden o p g e l e g d , dat hij daar door t o t
het pleegen v a n eene nieuwe misdaad gen o o p t w o r d e : opdat men een g e g r o n d
v o o r w e n d z e l moge bekoomen om hera
Y 3
bui-

342

G O D S D I E N S T I G E

f E E S T . b u i t e n
LIJKE
nog de
C R E N - moeten

het genootfehap te zetten. E e r


tijd der uitdrijvinge is gekoomen ,
de overtreeders met de uiterfte
ftrengheid behandeld, h u n de gewoone
amptsverrigtingen v e r b o o d e n , en i n a l l e s ,
w a t zij d o e n , iet berispelijks gevonden
worden.
D e geringfte overtreedingen
moeten i n h u n geftraft, en zij z e i v e n ,
bij alle gelegenheden, berispt w o r d e n .
H e t vijftiende hoofdftuk heeft t o t opfchrift het gedrag van het Genootfehap omtrent de Nonnen en godsdienftige vrouwen.
D e jezuiten
moeten de voornaamfte
K l o o s t e r s fiikfiooijen, alzo de A b t d i s f e n
het vermogen hebben om aan het genoot^
fchap van groot n u t te k u n n e n z i j n .
D o c h aan de godsdienftige v r o u w e n m o e ,
ten zij verbieden de N o n n e n - K l o o s t e r s te
b e z o e k e n , opdat zij geen fmaak krijgen i n
die l e e v e n s w i j z e , en het genootfehap i n
de v e r w a g t i n g , om v a n dezelve te z u l l e n
e r v e n , verijdeld worde.
H e t zestiende hoofdftuk onderrigt hen
hoe zij moeten voorwenden de rijkdommen
ie veragten.
N u en dan moeten zij eenige kleine en b c u z e l a g t i g aalmoezen v a n
de hand wijzen. W e d u w e n , en anderen,
die bijkans alles wat zij bezitten aan het
genootfehap hebben gefchonken , moeten
met meer ftrengheid dan anderen behandeld w o r d e n , opdat het v o l k z i c h niet;
jnoge v e r b e e l d e n , dat z i j , om hunne
weldaadigheid jegens het genootfehap,
geftreeld Worden,

G E S C H I E D E N I S .

343

H e t zeventiende en laatfte hoofdftuk r. r. r: S T onderwijst hen in de middelen om het Ge- I . J J K E


nootfehap voort te planten.
D e leden O R D E N .
moeten altoos eenpaarig en eenftemmig
handelen, z e l f i n zaaken van dc gcringfte
aangelegenheid. H u n n e vlijtigftc p o o g i n gen moeten zij aanwenden om i n geleerdheid en het geeven v a n een goed
v o o r b e e l d z o luisterrijk u i t tc m u n t e n ,
dat andere Geestlijken daar door v e r d o n kerd w o r d e n . D c nieuwsgierigheid v a n
Prinsfen c n andere aanzienlijke mannen
moeten zij voeden met de n i e u w f t e , u i t gezogtftc en echtftc b e r i g t e n , welke zij
k u n n e n magtig w o r d e n . In het v e r b o r gene c n met de uiterfte omzigtighcid moet e n zij de partijfchappen der V o r f t e n en
G r o o t e n v o e d e n , e n , ingevalle z i c h een i g v o o r u i t z i g t v a n verzoeninge aanbied e , zodra mogelijk tragtcn om als middelaars tusfehen beiden te treeden. D c A d e l
e n het v o l k moeten i n het denkbeeld gebragt w o r d e n , dat het genootfehap w i e r d t
opgericht onder eene bijzondere beftuur i n g der Godlijkc v o o r z i e n i g h e i d . " G r e t i g moeten de leden ftaan na Bisdommen
en A b t d i j e n , z e l f na dc Pauslijke waardig-heid.
D e ftaatkundige ontwerpen der
O r d e moeten behendig veranderd worden ,
naar ge lange v a n de verfchillcnde gefteki'b c i d der tijden. E i n d e l i j k , de leden Van
het genootfehap moeten althans dit ragt e n te b e w e r k e n , naa a v o o r e n s z i c h v a n
dc gunst c n het gezag der V o r f t e n te' h e b ,
Y 4
ben

GEESTLIJK F.
ORDEN.

844 G O D S D I E N S T I G E
ben verzekerd, dat de zulken, welke hen
niet beminnen, hen ten minften vreezen.
Waarfchijnlijk zouden deeze onderrigtingen, tot op deezen dag, een diep geheim
zijn gebleeven, indien niet een Jezuit,
van de Orde afvallig geworden zijnde, een
affchnft van dezelve aan eenen Boekverkooper in Holland hadt medegedeeld,
welke het door den druk gemeen maakte. Zedert hebben de Jezuiten wel alle
de afdrukzels opgekogt, doch evenwel
het waereldkundig worden deezer gewigtige geheimen niet kunnen voorkoomen.
Veelen hunner broederen hebben de
Jezuiten na verafgelegene gewesten gezonden om de Heidenen te bekeeren. D e
Heer F L E M I N G vermeldt, in zijne Christologia , eene merkwaardige redevoering
vaneenen hunner, in China gedaan, met
oogmerk om eenigen der landzaaten over
te haaien tot het Christlijk geloove. E e n
oorgetuige dier redevoeringe hadt hem
den inhoud medegedeeld. De Jezuitifche
Apostel fprak aldus: Veele groote,
verftandige en uitmuntende Keizers
5, hebt gijlieden in China gehad; geene
, , Natie kan op foortgelijke roem draagen. Doch geen van alle deeze, of van
eenige andere, kan vergeleeken wor den bij den eeuwigen Keizer J E z u s
C H R I S T U S . Opdat gij hiervan moogt
overtuigd worden, zal ik u zijn leeven
in een beknopt, maar naauwkeurig en
welgelijkend vertoog, fchetzen.
j> In

G E S C H I E D E N I S .

,,

>,

34*

I n eenen tijd dat de waereld zeer 5 E E S T


b o o s , en het menschdom zeer elendig L IJ K E
was, u i t hoofde v a n de d w i n g e l a n - ' ) R D E N .
dije der K o n i n g e n en V o r f t e n , Welke
v r zijne komst het bewind i n handen
hadden, v o r n a a m l i j k het h o o f d van
h u n a l l e n , de K e i z e r van Rome, die
toenmaals, met fchrikbaarende ftrengheid , o v e r het grootfte gedeelte der
w a e r e l d , den fchepter z w a a i d e , hadt
G o d ten laatfte medelijden met het
m e n s c h d o m , dewijl hij zag dat de toeftand v a n h e t z e l v e , v a n tijd t o t t i j d ,
v a n kwaad t o t erger overfloeg.
m
h i e r i n te v o o r z i e n , befloot hij zijnen
eenigen Z o o n v a n den hemel te zend e n , om deeze dwingelanden te onder
te b r e n g e n , en de dingen i n h u n n e n
voorgaanden ftaat te herftellen.
Wat
gebeurt ' e r ? D e hemelen v e r t o o n e n
z i c h v e e l glansrijker dan i m m e r ; 'er
v e r t o o n t z i c h een wonderbaar l i c h t ,
glansrijk en fchitterende, tienduizendmaal glansrijker dan het z o n n e l i c h t . I n
de l u c h t h o o r t men een luid geraas,
nevens een v e r r u k k e l i j k ftreelende m u zijk.
T e n laatfte v e r t o o n t z i c h een
talrijk leger, fterk meer dan duizendmaal duizend millioenen E n g e l e n . V o o r
het leger rijdt een wagen v a n verbaazende g r o o t t e , v a n l o u t e r
goud,
keurlijk g e w e r k t , maar z o dicht bezet
met edelgefteenten, d a t , o m den l u i s terrijk fchitterenden g l a n s , het g o u d
naauwlijks k o n gezien w o r d e n .
Deeze
* 5
wa*

GODSDIENSTIGE

wagen wierdt getrokken van tienduizend


vlugge en vaardige Geesten; honderd duizend Engelen van nog hooger rang
liepen voor en ter zijden van deezen
wagen, als zo veele lijfwagtcn; zij wierden geleid door den Aardsngel R A , , P H A L ; het ovcrfchot van 't leger,
't welk den wagen volgde, wierdt
aangevoerd door den grooten M I c H A L , den opperften van alle Aards engelen, cn Luitenant - Generaal van
,-, C H R I S T U S
zeiven, die op den
gouden wagen zat, cn over den gantfchen ftoet het opperbevel voerde.
Tongen en taaien ontbreeken m i j ,
(dus vervolgt de Jczuit*) om den luis ter cn heerlijkheid diens grooten Genc raals te befchrijven. Hij was van eene
allervcrbaazendftc geftalte, zo groot als
duizend mcnfcl'.cn te zamen, maar tevens uitermaatc fchoon cn naauwkeurig
gevenredigd van lichaam. Zijn gelaat
verdonkerde door zijnen glans de zon; in
zijne {linkerhand hieldt hij een vuurig
zwaard het enkel gezigt daarvan baar de fchrik en ontroering. In zijne rech terhand droeg hij het teken van het
4 kruis, hetwelk de kragt bezat om l i I , chaamsongefteldheden te verdrijven,
het hart te vervrolijken, de krankzin nigen te geneezen, de dooden op te
wekken: in ccn woord, om allerlei
wonderwerken te verrigtcn, de bcr gen uit hunne plaats te zetten, de
zeen t doen uitdroogen, enz. Alle

CESTLIJK
ORDEN.

boo.-

G E S C H I E D E N I S .

347

boozc menfchen wierden door hem G E S f


overtuigd en geftraft, en het Romein- L IJ K E
,, fche Keizerrijk verdelgd. In de plaats 3 R D E N .
5, des Keizers, benoemde hij zekeren
j , P E T R U S , een Heilige van den eerften
, rang, een uitmuntend mensch, opdat
deeze, als zijn Stedehouder, het bewind over de geheele waereld zou voeren. Hij verdelgde niet flegts het Ro meinfche Keizerrijk,
maar ook den
naam des Keizers, cn dc gedaante des
rijksbewinds. In d plaats hiervan fteldc hij een heiligen regecringsform i n ,
j , welks handhaaving hij deezen wijzen
en heiligen P E T R U S aanbeval, met
,, last dat wanneer hij uit de Waereld
in den hemel zou opgenomen z i j n , zij ne Opperpriesters zouden te zamen3, koomen en hem aanbidden, en dat hij
vervolgens hun eenen Engel zou zen den, om hun den perfoon aan te wij,, zen, dien hij hadt verkoozen om hem
in de heilige en algemeene heerfchappij
over de waereld op te volgen. D i t
verrigt hebbende, nam hij affcheid van
P E T R U S
en zijne Bisfchoppen, en
keerde met zijn leger weder na den hc.
m e i , met de zelfde ftaatfie en luifteiv
vollen zegepraal als hij van denzelven
was nedergedaald. Doch zijnen On derkoning P E T R U S verzekerde h i j , dat
hij , zo dikmaals hij zulks zou begee ren, van hem naderen last zou ontvan gen, door een bijzonderen Afgezant
d;e hem in alle duiltere gevallen en zaas

ken

348
GEES1
LIJKE
ORDES

G O D S D I E N S T I G E

- ken van aangelegenheid zou behulpzaam


zijn. Nimmer bleef hij deswege jn
gebreke ten aanzien van P E T R U S , en
alle deszelfs opvolgers, de Pausfen.
Zodat, zeide de Priester, de tegen woordige Paus menigvuldige Afgezan ten van C H R I S T U S uit den hemel
heeft ontvangen, hem gebiedende,
heilige mannen te zenden na het magtig
Keizerrijk China, uit zijne gro'ote lief, , de jegens deszelfs geleerde, wijze en
uitmuntende inwooners, om hen te
nodigen hunne afgodifche Priesters en
valfchen Eerdienst te verlaaten, en
hem nevens zijnen Stedehouder, den
Paus, te erkennen. Ik zelve, dus ver volgde h i j , ben een van deeze zende lingen, en verzeker u , dat al wie mijne bevelen opvolgt, naa zijn overlij den zal opgenomen worden in dat heer lijk Paradijs, alwaar C H R I S T U S is.
E n , opdat ik mag weeten, wie gene gen zijn dus gelukkig te worden, ziet
hier een boek, mij, op bevel van
C H R I S T U S zei ven, door den Paus ter
hand gefteld, opdat ik daarin zoude
aanfehrijven de naamen van allen, die
deeze gunst begeeren. Van tijd tot tijd
moet ik hiervan berigt laaten toekoo men aan den Paus, opdat deeze mijne
narigten verder zende aan C I K R I S T U S
in den hemel. Ik verzeker , dat al len, die weigeren hunne naamen dus te
laaten aanfehrijven, bij de uitkomst op
de rampzaligfte .wijze zullen vcrlooren
gaan.
M

G E S C H I E D E N I S .

349

3, gaan. Koomt, derhalven, en geeft 5 E E S T*


mij allen uwe naamen o p ; maar weet L I J K E
tevens , dat een iegelijk, die deeze' ) R D E Nrf
gunst verwagt, mij een offerande moet
toebrengen in geld, naar gelange van
zijn vermogen, opdat de oprechtheid
zijns harten moge openbaar worden."
Onder de regeering van H E N D R I K
D E N I , Koning van Engeland, ftigtte
ST. G I L B E R T , van Sempringham, i n
Lincolnshire, eene Orde, die naar hem
de Gilbertynfche genaamd wierdt. V a n
deezen ST. G I L B E R T wordt verhaald
dat zijne moeder, terwijl zij van hem
zwanger was, op zekeren nacht droomde,
dat de Maan i n haaren fchoot nederdaalde; dit wierdt aangemerkt als een gunftig
voorteken, dat het kind, welk zij in haaren fchoot droeg, licht zou verfpreiden
over verfcheiden gewesten der Heidenfche waereld. Naadat hij tot jaaren van
onderfchejd gekoomen en behoorlijk onderweezen was, kreeg hij een beroep in
zijne geboorteplaats, alwaar h i j , om zijne heiligheid en veragting van de waereld , wel haast vermaard wierdt als een
wonder van godsvrugt, bij allen die hem,
kenden. Opgemerkt hebbende, dat eenige jonge dochters in zijn Kerfpel na een
meer dan gemeenen trap van vorderinge
in de godsvrugt ftreefden, verkoos hij
zeven van dezelve, welke hij van alle
gemeenfehap met de waereld afzonderde,
opdat zij zich aar; den dienst van God geheel
%

350
6EEST'
L I J li E
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

heel mogten t o e w i j d e n .
D i t was dc op^
komst der O r d e .
O p aanraadcn en met behulp des Bisfchops v a n Lincoln,
b o u w d e hij v o o r
haar een K l o o s t e r , naast dc K e r k v a n
Sempringham ; het gebouw hadt flegts ne d e u r , waarvan hij altoos den fleutel i n
zijne bewaaring hadt. D e ftrengheid deez e r O r d e , i n een t i j d , i n w e l k e n v a n de
waare kennisfe w e i n i g werks gemaakt
w i e r d t , b e w o o g eenige vermogende lieden o m volgens het zelfde o n t w e r p nog
meer foortgelijke K l o o s t e r s te ftigten.
B i n n e n k o r t e n tijd verfpreidde z i c h dat
genootfehap o v e r het grootfte gedeelte
Van Europa.
Naadat de Paus de O r d e
met zijne goedkeuring hadt b e k r a g t i g d ,
Wierden 'er eenige godvrugtige Priesters
benoemd o m o v e r de handhaaving der regelen het o p z i g t te hebben. D e w o o n i n g
deezer Priestcren w i e r d t op een merkelijk e n afftand v a n die der N o n n e n toebereid.
N i m m e r k w a m e n zij b i n n e n de
K l o o s t e r s , dan om de Sakramcnten toe
te d i e n e n ; dit gefchiedde altoos i n de
tegenwoordigheid v a n verfcheiden getuigen.
T o t z u l k een hoogen trap v a n v e r maardheid ffceeg decze O r d e , dat lieden
van den hoogflen rang i n Engeland
het
g r a f des ftigters kwamen bezoeken. R u i m
t w i n t i g K l o o s t e r s telden z i j , ten tijde
van dc vernictiginge der gcestlijke gefigten.
M e n zegt dat S T . G I L B E R T v c c l e

won-'

G E S C H I E D E N I S .

351

w o n d e r w e r k e n heeft v e r r i g t . I n den jaa- E


re M C C I I wierdt h i j , door Paus I N N O - L
R
C E N T I U S
D E N
I I I , gckanonizecrd.
In den jaare M C C X X X I I ftigtte S T . "
L O D E W Y K
eene gcestlijke Orde i n Frankryk , onder den naam v a n Filles de Dieu,
o f Docht er en Gods; haare K l o o s t e r s v o e r den den naam v a n Huizen Gods. I n het
eerfte K l o o s t e r v a n decze O r d e , een
r u i m g e b o u w , te Parys geftigt, wierden
tweehonderd N o n n e n geplaatst.
Doch
de Aardsbisfchop v a n Parys, onder wiens
onmiddelijk opzigt zij f t o n d e n , v e r n o men hebbende dat veele van dezelve aan
de pest geftorven, en dat de lecvensmiddelen zeer fchaarsch w a r e n , i n gevolge
v a n eenen h o n g e r s n o o d , i n den v o o r gaanden jaare ontftaan, bragt derzelver
getal op zestig , zonder e v e n w e l haare
jaarlijkfche inkomften te verminderen.
V e e l e v o o r r e g t c n wierden aan dit K l o o s ter gefchonken; d o c h , alzo de N o n n e n ,
v a n tijd tot t i j d , i n getal afnamen, e n
de Franfchen bevreesd w a r e n , dat de ngelfchen , d i e , onder het opperbevel v a n
den z o genoemden Zwarten
Prins,
een
i n v a l hadden gedaan i n Frankryk,
van
h e t z e l v e bezit zouden neemen, w i e r d e n
de gcestlijke dochters i n een anderen o o r d
v a n dc ftad verplaatst.
Tegenwoordig
z i j n zij niet zeer talrijk te Parys,
noch
i n eenige andere fteden van
Frankryk;
d o c h , 't geen meer tot haare eere
ftrekt,
dan een groot getal v a n l e d e n , is , dat z i j
het grootfte gedeelte v a n haaren tijd be*
G

"ftee*

E S T IJKE
D E

35a
OEESTLIJKE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

fteeden met wel te doen. Zij bezoeken


de Hospitaalen, verbinden de wonden der
lijderen, en koomen dezelven te hulpe in
hunne behoeften, zo verre haare vermogens toereikende zijn. Zij leggen onder
geene verpligting om de vastendagen te onderhouden , door de Roomfclie Kerk bevolen; hier van zijn zij ontfiagen, uit hoofde
van het lastig werk van het bezoeken rinkranken. Ook doen zij geen openbaaren
dienst in de Kerken. In haar uitwendig
gedrag volgen zij de regels eener betaamelijke welvoeglijkheid.
Omtrent het laatfte gedeelte der elfde
Eeuwe, wierdt 'er eene geestlijke Orde
geftigt, bekend bij den naam van de Orde
van Fontevraux. De ftigter was zekere
R O B E R T D E A R B I S S E L , Doktor in

de

Godgeleerdheid op de Univerfiteit van


Parys, en Vikaris-Generaal desBisfchops
van Rennes. Naa het overlijden diens
Kerkvoogds, verhuisde hij na de ftad
Angers, alwaar h i j , een tijdlang, onderwijs gaf in de Godgeleerdheid en Wijsbegeerte. D o c h , voorgenomen hebbende
zich geheel aan den dienst van God toe
!te wijden, verliet hij zijn openbaar bejroep, en vestigde zijn verblijf op het
Irebergte van Craon, daar hij zich aan de
1literfte lichaamsftrengheden overgaf. D e
1vermaardheid zijner godsvrugt lokte eene
l ;roote menigte godsdienftigen tot hem, en
:ijne prediking vervulde de woeftijn met
ikluizenaars. In den jaare M X C I V bouwi le hij aldaar een Klooster, en zijne leer-

GESCHIEDENIS.

353

lingen gebruikten niets anders tot lichaamsvoedzel dan wortelen en water.


Doch R O B E R T , op 's Pausfen bevel
gezonden zijnde om dc kruistogten te prediken, droeg hij zijn Klooster op den
Bisfchop van Angers over ; van zommigen zijner leerlingen verzcld, reisde hij
van plaats tot plaats, het Volk aanmoedigende om de wapens tegen de Ongeloovigen op te vatten. In den jaare M X C I X
liet hij zijn oog vallen op een plek gronds,
Fontevraux genaamd, op de grenzen van
Anjou, alwaar hij eenige celletjes bouwde, om aan zijne leerlingen eene fchuilplaats tegen de ongemaatigdheid van wind
en weder te bezorgen. Het leedt niet
lang, of een groot aantal lieden van allerleien rang, uit alle oorden des lands,
voegden zich bij zijne Orde : want hij
wees niemand af, die zich aan zijne regels wilde onderwerpen. Zommigen van
die zich in zijne Orde begaven, waren
lieden van vermogen; door de vrijwillige
giften van deeze wierdt R O B E R T wel
dra in ftaat gefield om eene fraaije Kerk
te bouwen, met wooningen naast dezelve voor zijne Monniken. Het Klooster
wierdt gefield onder de befcherming van
de gezegende Maagd en J O A N N E S den
Euangelist, ter gedagtenisfe der woorden , door den Zaligmaaker aan het kruis
gcfproken.
Naadat hij alle de zaaken van dit eerfte geftigt geregeld hadt, reisde hij door
verfcheiden provincin van Frankryk, om
II.

DEEL.

'eU

3EEST
LIJKE
)RDEN.

354

G O D S D I E N S T I G E

C E E S T , 'cr nieuwe
L IJ K E v r z i j n
O R D E N v a s t , naar

K l o o s t e r s op te r i c h t e n ; n o g
overlijden fttide hij de regels
welke de leden der Orde z i c h
z o u d e n moeten gedraagen. D e M o n n i k e n mogten n o o i t vleesch e e t e n ; den N o n n e n wierdt een altoosduurend ftilzwijgen
opgeleid , als mede o m haar gelaat met
een fluier te bedekken.
Haar gewaat
moest beftaan u i t r u w e w o l l e n ftoffe,
bereid i n het zelfde g e w e s t , alwaar het
K l o o s t e r l a g ; het draagen v a n lubben
was haar verbooden. Z o n d e r v e r l o f der
A b t d i s f e mogten zij niet b u i t e n het K l o o s ter gaan; bij haar overlijden moesten zij
i n een hairenkleed begraaven w o r d e n . D e
M o n n i k e n moesten gemeenfchappclijk leev e n , en op Z o n - c n Heiligedagen de M i s
bijvvoonen i n de K l o o s t e r k e r k , alwaar de
N o n n e n , ter handhaavinge v a n den openbaaren E e r d i e n s t , vergaderden.
Z o fpoedig groeide deeze O r d e aan, dat
z i j , nog v r het overlijden van haaren
f t i g t e r , r u i m vijfduizend leden telde. G e duurende de regeering van H E N D R I K D E N
I I , ftaken eenigen v a n deeze M o n n i k e n na
Engeland o v e r ; i n den jaare M C L X X V I I
kreegen zij eene w o o n i n g tc
Jlmcsburij,
i n Wilt shire; d o c h , behalven een K l o o s t e r
te Exeter, en nog een ander tc Westcote
i n Worcestershire,
blijkt het niet dat zij
i n dat R i j k andere godsdienftige geftigtcn
gehad hebben. T e n tijde v a n de vernietigingc der K l o o s t e r s , bezaten zij geringe i n k o m f t e n : z o dat zij w e i n i g bekend
w a r e n ; tegenwoordig hebben zij nog v c r -

fchei-

G E S C H I E D E N I S .

3$$

fcheidcn Kloosters in Frankryk, Spanje,


Itali en Vlaanderen. Nimmer bemoeien
zij zich met ftaatszaakcn: zodat wij hen
mogen aanmerken als de fchuldeloosfte
Orde in de Kerk van Rome.
De Feailjanten, eene godsdienftige Orde onder de Roomschgezinden, kwamen
ter baane in den jaare M D L X V ; de ftigter was zekere J O H A N N E S D E L A B R I E -

R E , een man van aanzienlijke geboorte,


en eenigen tijd Abt van Feuillans. Hij was
opgevoed onder de Cijtercienzer Monniken; doch, vermids hij onderhen zommige, of liever veele dingen opmerkte, welke hem niet behaagden, kreeg hij den in
val om een afzonderlijk genootfehap op
te richten, dat wel eenige gelijkheid hadt
met de Cijtercienzer Orde, doch welks
regels geftrengcr waren. Wij moeten hier
ter loops aanmerken, dat ftrengheid van
leefregels, het zij ten aanzien van eeten,
drinken, kleederen, of huisvestinge, een
aanmerkelijk gedeelte van de inrigtingQ
dei^Roomfche geestlijke Orden uitmaakt. "
D E L A BR I E R E hadt het bewind over
de Abtdij van Feuillans niet in handen
gekreegen, of hij begon zijn ontwerp van
hervorminge ten uitvoer te brengen.;
doch dc Monniken vonden zo weinig behaagen in de ftrengheid zijner regelen,
dat zij een befluit namen om het Klooster
tc vcrlaaten. Nogthans lokte het gerugt
van des Abts alom vermaarde heiligheid
eene groote menigte menfchen tot hem,
die niet alleen den ouden ijver der Cifier7* a
ceih

GEESfo
LIJKE
} R D E N

356
GEESTLIJKE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

cienzer Orde deeden hcrleevcn, maar


dien te boven gingen. Zij liepen barrevoets en met ongedekten hoofde; zij
fliepen in hunne kleedercn op de harde
planken, en aten hunne fpijze van den
blooten grond. Zommigen hunner dronken altoos uit bekkencelen van doode
menfchen; hunne eenige fpijze was een
foup, van moeskruiden cn grof brood gekookt. In den jaare M D L X X X V I wierdt
deeze Orde goedgekeurd door Paus s i x T U S D E N V , die hun dc vrijheid fchonk
om voor mannen cn vrouwen, bijzonderlijk in Frankryk en Itali, Kloosters te
mogen bouwen; hij zelve ftigtte voor
hun een Klooster in de ftad Rome. Bij
den naam Feuiljanten voegden zij dien
van de Hervormde Orde van St. Bernard.
Het gewaat der Orde is een witte tabbert
zonder den fchouderlap, en een brecde
hoed van de zelfde kleur. Zij is tegenwoordig zeer geagt en talrijk,zo in Frankrijk als in Itali.
Onder haare veelvuldige geestlijke genootfehappen, telt ook de Roomfche Kerk
een Orde van Nonnen, Urfulijnen gehecten; zij bezitten een grooten naam. De
ftigteres der Orde, was zekere S T E . A N G E L A , eene godvrugtige Jonkvrouw van
Brescia; zij leide de grondflagen in den
jaare M D X X X V I I . In den beginne woonden de Nonnen niet gemeenfchaplijk te
zamen, maar afzonderlijk in het huis haarer Ouderen; haare bezigheid was, de bedroefden te vertroosten, de onkundigen
te

G E S C H I E D E N I S .

357

tc onderwijzen, cn de behoeftigen te on- G E E S T derftenen. Daarenboven moesten zij L IJ K E


de Hospitaalen bezoeken, de krankcn op- O R D E N .
pas fcn, in n woord, altoos werkzaam
zijn in het oeffencn van werken van medelijden, goedwilligheid en mededeelzaamheid. Naadat deeze Nonnen verfcheiden
voorregten van de'Pausfen ontvangen, en
om haare goede werken een wijdklinkcnden naam verworven hadden, wierden zij
het, in den jaare M D C I V met elkander'
eens om een gcmccnfchaplijk leeven te
leiden ; zo wel in Frankryk als in Itali
wierden voor haar verfcheiden Kloosters,
gebouwd. Tegenwoordig is haar voornaamfte bedrijf, de jonge dochters te onderwijzen; haare Kloosters zijn eene foort
van Schooien, in welke de adelijke Jonkvrouwen worden opgevoed. ,Haar gewaat
is een tabbert van zwarte fersje, om den
middel met een gordel van zwart leder
vastgebonden; doch, in de meeste andere opzigtcn, worden zij niet met veele
ftrengheden belast.
Die der Hmniliati,
of Vernederden,
is eene Orde in de Roomfche Kerk; doch
de Monniken, tot dezelve behoorende,
zijn niet zeer talrijk. Bij de volgende gelegenheid wierdt deeze Orde ingefteld.
HENDRIK

DE V ,

Keizer

van

het

Duitfche Rijk, in den jaare M C X V T I ,


verfcheiden fteden in Lombardye veroverd
hebbende, wier inwooners hem niet voor
hunnen Oppervorst wilden erkennen,
naa den dood van dc Graavinne M A T J J , .
2 3

OA,

358

G O D S D I E N S T I G E

G E E S T - O A j wier erfgenaam hij was, wierden


. LIJKE eenige Edellieden, welke gevangen waORDEN, ren genomen, na Duitschland gezonden.
Deeze, hunner gevangenisfe moede geworden zijnde, trokken het gewaat van
boetelingen aan, en vcrzogten des K e i zers vergiffenis. Deeze verworven hebbende, keerden zij weder na Itali, en
richtten een godsdienftig genootfehap o p ,
welks voornaamfte bezigheid beflondt in
bidden en doodingen van het vleesch. Zij
namen den naam aan van Vernederden,
omdat, wanneer zij zich aan 's Keizers
voeten wierpen, hij hun tc gemoete
voerde: Nu zift gij eindelijk vernederd.
S I X T S D E V vernietigde eenige van
hunne Kloosters; doch 'er zijn nog zommigen in weezen.
De ftigter der Orde van de Groote Bergen,

was

STEPHEN

DE M R A T ,

een

gebooren Fransman, gefprooten uit aanzienlijken huize. Zijne ouders, verfcheiden jaaren in 't huwelijk geleefd hebbende , zonder dat hun echt met kinderen
wierdt gezegend, deeden eene gelofte,
dat zij het eerfte kind, welk God hun zou
geeven, aan zijnen dienst zouden toewijden. S T E P H E N , die kort daarnaa ter
waereld kwam, wierdt in de oeffeningen
van godsvrugt opgevoed, cn op voegzaamen ouderdom in de gewijde Orde aangenomen. In den jaare M L X X I I I zonderde hij zich af in een Klooster, nabij de
ftad Limoges, alwaar hij voor zich zelvcn
Gne kleine Cel bouwde, midden op den

top

G E S C H I E D E N I S .

359

top van eenen rots; hier leefde hij in de G E K S T oeffening van de verregaandfte lichaams- L JJ K E
ftrengheden.
W e l haast lokte de roem 3 R D E N .
zijner heiligheid verfcheiden lieden tot
hem, die zich onder zijne befcherming
fielden. Hij flierf in den jaare M C X X I V .
Dewijl zijne leerlingen merkelijken overlast leeden van zommige nabuurige M o n niken , die hun den eigendom betwistten
van de plaatze, alwaar zij zich gevestigd
hadden, weeken zij na Grand Mont, o f
de Groote Berg, het lijk van hunnen ftigter medevoerende. Spoedig groeide deeze Orde: want het blijkt dat zij, dertig
jaaren naa haare eerfle ftigting , niet minder dan zestig Kloosters telde. Het gewaat der Orde is een zwart kleed met den
fchouderlap ; haare regels zijn zeer flreng.
De Orde der Vereenigde broederen van,
St. Gregorius wierdt geftigt in den jaare
M C C C X X X , bij dc volgende gelegenheid.
Vader D O M I N I K U S , een Dominikaaner
Monnik te Bologne-, door Paus J O A N N E S
D E N X X I I , na Armeni gezonden, bouwde een Klooster op den top eens hoogen
bergs, daar hij met zijne gezellen zijn
verblijf nam. Ten dien tijde leefde zeker
beroemd Armenisch Leeraar, met naame
i s A A K , Oppcrftc vaneen Klooster nabij
Erifan; getroffen door het voorbeeldig
leeven en de deugden van D O M I N I K U S ,
nam hij het befluit om de dwaalingen der
Armenische Kerke te verzaakcn, en het gezag des Roomfchen Paus te erkennen.
Verfcheiden Opperften van andere KloosZ 4
ters*

360

G O D S D I E N S T I G E

ters volgden zijn voorbeeld. Opgemerkt


hebbende dat de Orde van den H . B A S I L I S in Armeni bijkans geheel vervallen
was , rekenden zij het hunnen pligt te
weezen, ter handhaavinge van het algemecne geloove, eene nieuwe Orde te ftigten. D i t gaf aanleiding tot de Orde van
de Vzreenigde broederen van Gregorius, gebijnaamd den Verlichten, omdat hij voor
den man wierdt gehouden, die 't eerst het
Euangelie in Armeni heeft gepredikt.
Zij volgden de regels van D O M I N I K U S ,
te gader met zommigen van A U G U S T I , N u s . Tegenwoordig zijn de meeste M o n niken deezer Orde bepaald aan het Oosten , alwaar zij verfcheiden Schooien hebben. In 't algemeen hebben zij veel te
lijden van de Turken.
In verfcheiden Roomsch-Katholijke landen vindt men eene Orde van Monniken,
Wilhelmisten genaamd, naar hunnen ftigter S T . W I L H E L M U S in de wildernisfe.
Bij de Kerkelijke Schrijvers ontmoet men
wegens hem zeer verfchillcnde berigten;
^et volgende fchijnt ons het naast aan de
waarheid te koomen. In 't algemeen
vordt het geloofd dat hij van geboorte
! ien Fransman was, die eenigen tijd in
t len Krijg gediend hebbende, zich aan eene
]osbandige leevenswijze hadt overgegeeren; naa verloop van tijd wierdt hij "dess vegen met zulk een leevendig berouw in,
4:ijn gemoed getroffen, dat hij het befluit
! iam om het overfchot zijner dagen Gode
i n deszelfs dienst toe te wijden. In gevol-

ftEESTL IJKE
O R D E N.

G E S C H I E D E N I S .

36-1

v o l g c van dit b e f l u i t , verkoos h i j , i n den G E E S T jaare M C L I I I , eene afgezonderde plaats L I J K . E


op het eiland Lupocavio, i n het H e r t o g d o m O R D E N .
Toskane; hier leide hij het leeven v a n eenen Heilige , en t r o k tot z i c h eene menigte n a a v o l g e r c n , die 'cr i n bewilligden
om zich door zijne regels te laaten b c i t u u ren.
H e t l c c d t , nogthans, niet l a n g ,
of veelen hunner wierden der ftrengbcden eens afgezonderden godsdienftigen
leevens moede; zij verlieten hem. T o e n
begaf z i c h de Heilige na den berg Primo,
op w e l k e n h i j , midden i n een dicht c n
donker b o s c h , eene kleine C e l ftigtte.
H i e r kreeg hij eenige n i e u w e l e e r l i n g e n ;
doch deeze waren niet ftandvastiger dan
de e e r f t e n : waarom S T . W I L H E L M U S
genoodzaakt was weder te keeren na het
eiland Lupocavio,
daar hij thans zijn v e r blijf vestigde i n eene akelige w i l d e r n i s f e ,
Malaval gchecten. D i t gebeurde i n den
jaare M C L V .
I n het volgende jaar kreeg
hij t o t leerling zekeren A L B E R T U S ; deeze bleef bij hem tot aan zijnen d o o d ,
welke k o r t daarnaa v o o r v i e l .
N a a dit
fterfgeval voegde z i c h bij A L B E R T U S
zekere R E N A U D ; zij wierden het eens
om een K l o o s t e r , o f liever een K l u i s te
f t i g t e n , nabij de plaats, alwaar de ftigter
S T . W I L H E L M U S begraaven was.
Hier
begonnen zij het voorbeeld eener v o o r beeldige godsvrugt te g e e v e n ; z o w i j d
k l o n k de vermaardheid hunner heiligheid ,
dat veelen genoopt wierden om de waereld te verlaaten en z i c h bij hem te v o e 5
gen.
z

362 G O D S D I E N S T I G E
GEESTRIJKE
ORDEN.

gen.
Merkelijken opgang maakte dit
klein genootfehap in weinige jaaren;
binnen het tijdverloop eener Eeuwe, zag
men Kloosters van deeze Orde door geheel Frankryk, Itali,
Duitschland en
Vlaanderen. Zeer ftreng waren in den
beginne de regels deezer Orde; doeh Paus
G R E G O R I U S D E I X verzagte dezelve,
en verleende haar verfcheiden voorregtcn, onder andere de vrijheid om fchoenen te mogen draagen. Tegenwoordig bebooren tot deeze Orde flegts twaalf gcestlijke gefligten; alle deeze zijn in Vlaanderen gelegen: want, op de eene of andere
wijze, ons thans onbekend, zijn zij i n
de andere gewesten in verval geraakt. D e
leden deezer Orde draagen het zelfde gewaat als de Cijtercienzer Monniken.
Bons-Fils, of Goede Zoonen, is de naam
eener Orde, welke haaren oorfprong van
die van den H . F R A N C I S K U S ontleent.
In den jaare M D C X V , wierdt z i j , in eene
kleine ftad in Vlaanderen, Armentiers genaamd, gelegen aan de rivier de Lis, geftigt door vijf Kooplieden dier ftede; de
oudfte van dezelve was H E N D R I K P R I N G N E T genaamd.
Decze vijf perfoonen
woonden gemeenfchaplijk te zamen, en
richtten een klein genootfehap op in een
buis, den ftraks genoemden man in eigenlom behoorende. Drie van bun hielden
rich onledig met het weeven van wollen
iloffcn; de vierde werkte kant, en de
vijfde leerde dc kinderen leezen.
Al-

G E S C H I E D E N I S .

363

Aldus leefden zij tot in den jaare o E E s T


M D C X X V I , wanneer zij de Orde van L IJ K E
den H . F R A N C I S K U S

omhelsden.

Het 3 R D E K ,

getal der leden wierdt allengskens grooter; in den jaare M D C L X X hadden zij
twee Kloosters, een te Rysfel, en het
andere te Atmentkrs, beide in het Sticht
van Doornik. Negen jaaren laater bouwden zij een derde Klooster te St. Venantin het Sticht van St. Omer. L O D E W Y K
D E X I V gaf hun het opzigt over alle zijne Veld-Hospitaalcn in Vlaanderen, Tegenwoordig nebben zij zeven Kloosters,
o f , gelijk zij dezelve noemen, Familie 71;
alle deeze ftaan onder het beftuur van den
Bisfchop, in wiens Sticht zij gelegen zijn.
Om de drie jaaren houden zij een Kapictel. In deeze Kapittelen onderzoekt de
Bisfchop, welke giften aan hun gemaakt
z i j n , en doet de noodige aanwijzingen
om hun getal te vergrooten. Ieder Familie o f Klooster heeft een Overfte, welke drie jaaren in het bewind blijft; naa
verloop van dezelve verkiest de Bisfchop
ccnen anderen in zijne plaatze. De Overfte heeft drie bijzitters, welke hij Raaden
noemt; zij leeven te zamen in eene minzaame eensgezindheid. Zij draagen geen
linnen; zij flaapen in hunne kleederen op
ftroon bedden, en pleegen nog veele an-<
dere lichaamsftrengheden.
Eene Orde van Nonnen, bij den naam
van Engelagtigen bekend, hadt tot ftigtfef

LOUISA

Quajlalla.

TORI!ELI,

Graavin van

In den jaare M D X X X I V verwierf

364

G O D S D I E N S T I G E

OF, F. S T . wierf zij verlof van Paus P A U L U S D E N "


L IJ IC E III tot het oprichten eener Nonnen-OrO R D E N . de , volgens den regel van den H . A U GUSTINUS.
Diens volgens bouwde de
Graavin een uitgeftrekt Klooster en eene
Kerk te Milaan; den naam van Engeliigtigen gaf zij aan haare Nonnen, opdat zij
door denzclven zouden genoopt worden
om dc zuiverheid der hemelfche Geesten
naa te volgen. De Paus bekragtigde die
bcnaaming, en onthief haar van het regtsgebied des Aardsbisfchops van Milaan;
hij ftelde haar onder het opzigt der reguliere Priesteren van S T . P A U L U S . Aan
haar Klooster waren zij niet bepaald, maar
mogten hetzelve verlaatcn, om de reguliere Priesters in hunne zendingen te vergczclfchappcn; deeze bepaalden zich tot
de bekeering der mannen, zij tot die der
vrouwen. Men verhaalt dat de Graavin
zelve,te gadermet zekere P A U L A A N T O NT A , verfcheiden vrouwen van rang, weite een wellustig leeven leidden, overhaalde om haare zondige leevenswijze tc
^crlaaten en het gewaat der Orde tc draaT o t op den dag van heden verzel| jen.
in
] en de Nonnen de reguliere Priesters
iiinnc gcestlijke zendingen, en verfchei<len vrouwen van hoogen rang zijn leden
I Ier Orde geworden, met oogmerk om
:ondaaresfen te bekeeren. Haare regels
:ijn opgefteld door den vermaarden K A Zij draagen het ge]I E L B O R R O M E O .
\ vaat der Graauwe Dominikaanen, cn op
1iaar borst een houten kruis. Aan haare
vin-

G E S C H I E D E N I S .

365

vingers draagen zij een gouden ring, met G E E S T .


dc afbeelding v a n een h a r t , c n een k r u i s - L I J K E
) R D E N ,
beeld i n hetzelve gegraveerd.
In Frankryk v i n d t men eene O r d e , Eudisten genaamd, door zekeren E U D I S T ,
een waereldlijk P r i e s t e r , i n den jaare
M D C X L I I I , geftigt. I n den beginne hadt
hij flegts acht leerlingen, v o o r welke hij
een huis b o u w d e te Caen i n
Normandye.
Verfcheiden B i s f c h o p p e n , de goede u i t werkzels deezer inrigtingc v e r n e e m e n d c ,
r i c h t t e n k w c c k f c h o o l e n op van foortgclijken aart nabij hunne H o o f d k e r k e n . A l l e
de l e e r l i n g e n , hier o p g e k w e e k t , moesten
het w e r k v a n zendelingen v e r r i g t e n , o m
de Proteftanten tot de Roomfche Kerk te
bekeeren. Z i j doen geene geloften; h u n
gewaat is het zelfde als dat der waereldlijke Priesteren. H e t is onder hen een ftokr e g e l , alle hunne i n k o m f t e n , behalven
die zij tot lichaamsonderhond noodig hebben , t o t het oeffenen van werken v a n
liefdaadigheid cn godsvrugt te beftecden.
Z i j l e e v e n onderling op een minzaamen en
i-riendlijkcn v o e t . Z i j geeven onderwijs
i n de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid o m
niet. Z i j zijn te zamen verbonden onder
den naam v a n leerlingen van J E Z U S en
M A 11 T A . Z i j ftaan onder eenen O p p e r f t e ,
die zijn gezag ontvangt van den Bisfchop
v a n het S t i c h t , waarin zij w o o n e n .
De
Bisfchoppen z i j n , d e r h a l v e n , hunne eenige befchermers.
I n dc Roomsch - Katholijke landen o n t moet men verfcheiden O r d e n v a n Geestig

566

G O D S D I E N S T I G E

G E E S T ' lijken, die geene vaste inkomften hebben,


LIJKE maar alleen moeten bcftaan van aalmoezen
ORDEN

' en liefdegiften. Van hunne wijze van


leeven en bcftaan ontleeneu zij den naam
van Bedelmonniken.
In dc dertiende Eeuwe wierden deeze
Monniken 't eerst bekend. De Waldenzen, die hunne goederen verzaakten, en
een armoedig leeven leidden, gaven de aanleiding tot deeze inrigting. Twee leden
dier gezinte,

BERNARD

en

DURAND

V A N O S C A , verzamelden een genootfehap


in de provincie Tarragon, en gaven 'er
den naam aan van Arme Katholijken. In
dit zelfde jaar ftigtte D O M I N I K U S D E
G U Z M A N , van negen anderen geholpen,
de Orde der Predikhcercn, of predikende
Monniken , naar den ftigter Dominikaanen genaamd. De andere Bedelmonniken
Zij de Franciskaanen, de Augustynen cn
de CarmelitenVeele moeite gaven deeze Monniken
aan de reguliere Geestlijkheid, doordien
zij beweerden regt te hebben om de biegt
af te neemen, en aflaat te fchcnken, zonder vooraf daartoe verlof te vraagen van
de Kerspel-Priesters, of van de Bisfchoppen.

Paus I N N O C E N T I U S

D E I V be-

teagelde deeze vrijheid, en verboodt den


Bedelmonniken, den geloovigen de biegt
f tc neemen buiten verlof van den Pro*
:hiaan. A L E X A N D E R D E I V herfteldo
hen in het bezit van het aangemaatigde
voorregt; doch M A R T I N U S D E I V , dcesen twist uit de waereld willende helpen,
' fchonk

G E S C H I E D E N I S .

36*7

fchonk h u n v e r l o f om de biegt af te neem e n , op voorwaarde dat de b o e t e l i n g e n ,


die z i c h bij hen v e r v o e g d e n , eenmaal
's jaars aan hunnen eigen Prochiaan z o u den biegten. D o c h , vermids dit middel
n i e t v o l k o m e n de bedoelde u i t w e r k i n g
d e e d t , beval B O N I F A C I S D E V I I I ,
dat de Opperfte der K l o o s t e r s z i c h bij de
Bisfchoppen zouden v e r v o e g e n , om v a n
dezelven v e r l o f tc v e r z o e k e n v o o r zodanige M o n n i k e n , als van hunne A b t e n ,
z o u d e n gevolmagtigd w o r d e n tot het bedienen van het Sakrament der boete.
Op
deezen v o e t is zedert dc zaak geblceven.
G r o o t is het getal der z u l k e n , welke deeze ftrenge Orde hebben o m h e l s d , u i t e e n
begrip v a n bijzondere heiligheid c n v e r dienfte, welke zij z i c h verbeeldden daaraan
v e r k n o g t te z i j n , o f liever u i t geestlijken
hoogmoed. Z o groot is de t r o t s h e i d der
menfchen en aan zommigen z o natuurlijk
e i g e n , dat zij de geboden Gods niet v o o r
genoegzaam r e k e n e n d e , den hemel liever als eene vergelding dan als eene
v r i j w i l l i g e gift w i l l e n o n t v a n g e n , en eene begeerte hebben om b o v e n anderen
den v o o r r a n g te bekleeden, z e l f i n het
toekoomende leeven. B U C I I A N A N U S v e r
haalt dat de Bedelmonniken i n Schotland,.
onder fchijn v a n armoede, een zeer w e l l u s t i g leeven leidden.
7

V o o r de Priesters
van -het Oratoris
w i e r d t , i n den jaare M D X L V I I I , te Florence , een K l o o s t e r geftigt, door zekeren
^ U I L I P P U S

D E isERi.

In

den

beginne

be*

GEESTLIJKE
3RDEK,

368

G O D S D I E N S T I G E

beftonden zij flegts uit vijftien leden,


welke, op den eerften Zondag van ieder
maand, vergaderden in de Kerk van onzen Heiland in het Veld, ter volbrenginge
van de godsdrenstpligten, door den ftigter voorgefchreeven.
Dewijl het getal
der leden vervolgens met eenige perfoonen van aanzien wierdt vermeerderd , befloot de H . P H I L I P P U S een Hospitaal te
ftigten ten dienfte der arme bedevaartgangers , die, op hunnen weg na Rome, om
de graven van P E T R U S en P A U L U S te
bezoeken, bij gebrek aan huisvesting, onder den bloten hemel, of in de portaalcn
der Kerken moesten vernachten. T e r
bevorderinge van dit menschlievend oogmerk, fchonk Paus P A U L U S D E I V aan
bet genootfehap dc Parochie-Kerk van
;T.
BENEDIKTUS;
dicht bij dezelve
vierdt een Hospitaal of Gasthuis geftigt ,
.o ruim en uitgeftrekt, dat, ter gelegenicid van het Jubelfeest, in den jaare
3VIDC gevierd, vierhonderdvierenveertigi luizendenvijfhonderd (*) mannen ,en vijfvrouwen,
i mtwintigduizendvijfhonderd
<lie zich in bedevaart na Rome hadden
1jegeeven, in hetzelve gehuisvest wicr( leh.
Behalven decze liefdaadige inrigtingen ,
i cn dienfte der bedevaartreizigers, deedt
T. P H I L I P P U S
N E R I geestlijke redeneringen te Rome, in eene ruime Kamer,

GEESTL IJ K E
ORDEN.

(*) Zou in dit getal niet een drukfeil begaan zyn?'


Vfrt.

33e opgave dunkt ons wat groot.

G E S C H I E D E N I S ,
30*9
fner, in dc gedaante van een gehoorzaal
toebereid; de vermaarde B A R O N I U S , G E 5 T
Schrijver der Kerkelijke Jaarboeken, leen- OLRI JDKE Ej?
de hem daar toe de hand. Hier gaf hij lesfen over de Godgeleerdheid en Zedekun
dc; ook wierden de toehoorders in de
Kerkelijke Gefchicdenisfen onderweezen.
De zamenkomst wierdt beflooten met gebeden en lofzangen ter eere van God. D e
heilige ftigter, van zijne medegenooten
verzeld, ging vervolgens de Kerken cn
Hospitaalen bezoeken, en droeg zorgtg
voor de kranken.
In den jaare M D L X X I V , bouwden da
Florentyners, met toeftemming van Paus
G R E G O R I U S D E N X I I I , te Rome eene
zeer ruime gehoorzaal, in welke ST. P H I ^
L I P P U S vervolgens zijne godsdienftige
bijeenkomften hieldt; daarenboven fchonk
hem zijne Heiligheid de Parochiekerk Van'
Villicella,
In het zelfde jaar vereerde hij
met zijne goedkeuring de inftellingen,
ten dienfte van dit genootfehap Vervaardigd. S T . P H I L I P P U S zelve was de eer*
fte Generaal.
Groote voortgangen maakte > in korten,
tijd,deeze nieuwe inrigting; naardezelv
wierden verfcheiden andere, volgens het
zelfde ontwerp, vervaardigd, bijzonderlijk
te Napels, Milaan, Fermo en Palermo*
', Naadat de grondlegger zijn Generaalfchap
hadt neergelegd, hadt hij tot opvolgef
iden geleerden Kardinaal B A R O N I U S , eer;
ilij nog met het purper bekleed was. S T
P H I L I P P U S ftierf op den vijfentwintig,
II, D E E L }

Aa

efj

370
, G E E S TLIJKE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

ften v a n Bloeimaand des jaars M D X C V ,


en w i e r d t , i n den jaare M D C X X I I , gekan o n i z e e r d , door Paus G R E G O R I U S D E N
XV.
N a a zijn overlijden maakte het genootfehap nog grooter.opgang i n
Itali,
en heeft verfcheiden Kardinaalen uitgelev e r d als , behalven den reeds genoemden
BARONIUS.

OLDERICUS,

RAINALDI

en anderen.
D e Priesters van het Oratorie i n Frankryk wierden volgens het zelfde o n t w e r p
aangefteld als de Italiaanfche;
zij zijn
h u n n e n oorfprong verfchuldigd aan den
Kardinaal B E R U L L E , een i n b o o r l i n g van
Champagne.
H i j w i e r d t overgehaald t o t
deeze i n r i g t i n g , d o o r dc b e g e e r t e , o m den
luister v a n den K e r k e l i j k e n Staat te doen
h e r l c e v e n , die merkelijk getaand w a s ,
d o o r de onheilen der b u r g e r o o r l o g e n ,
den aanwas der ketterijen en het algemeene bederf der zeden. T e r bereikinge v a n
zijn d o e l w i t , verzamelde h i j , i n den jaare
M D C X I , een genootfehap van K e r k d i j ken i n de voorftad van St. jakob,
ter
plaatze alwaar tegenwoordig het beroemde K l o o s t e r Val de grace legt. V a n den
K o n i n g v e r w i e r v e n zij opene b r i e v e n ;
e n , i n den jaare M D C X I I I , fchonk Paus
P A U L U S D E V zijne goedkeuring aan dit
genootfehap , onder den t y t e l v a n Oratorie

van

JEZUS.

U i t tweederlei foort v a n leden bcflondt


deeze gemeenfehap, u i t Ingelijfden
en
Toegedaanen. D e eerstgenoemden hadden
het beftuur o v e r de h u i z e n deezer i n r i g tin-

G E S C H I E D E N I S .

371

tinge; dc andere lieten zich alleenlijk on- G E S f s


derwijzen in de leevenswijze en zeden der L IJ K B
Kerkdijken; dit was de ziel cn het alge- O R D E flfo>
meene weezen van dit genootfehap, 't
welk zich niet toeleide om onderrigting
te geeven in menschlijke weetenfehappen,
noch in de Godgeleerdheid, maar alleen
in de betragting der pligten Van het
geestlijk leeven. Naa den dood van den
Kardinaal B E R U L L E , welke Voorviel op
den tweeden Van Wijnmaand des jaars
M D C X X I X , maakten de Priesters van
het Oratorie grooten opgang in Frankryk
en andere gewesten; tegenwoordig heb
ben zij elf huizen in de Nederlanden, n
te Luik, twee in het Graaffchap Ayig*
non, n in Savoije, en achtenvijftig
in Frankryk. Het eerfte huis, 't welk
als de moeder van alle de overigen i s ,
llaat in de ftraat St. Honor te Parys ,
dit wordt van den Generaal bewoond. In
den eigenlijken zin zijn deeze Priesters;
geene Geestlijken; zij zijn aan geene ge*
loften verbonden: hunne inrigting is lou
ter kerkelijk of priesterlijk.
Het Genootfehap van den Olyfberg te
eene Orde van godsdienftige Benediktyneti
in Itali; de ftigter was S T . B R N A R D
T o L o M E 1, een aanzienlijk man te Siena*
Hij gaf onderwijs in de Wijsbegeerte;
wanneer hij z i c h , op zekeren dag, ge*
reed maakte tot het oplosfen van een zeer
moeilijk vraagftuk, wierdt hij eensklaps
met blindheid geflagen. Door de voorfpraak van de gezegende Moedermaagd
A a 2,
gijn
6

372
E E S TL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

zijn gezigt wederom bekoomen hebbende,


deedt hij eene gelofte dat hij zich aan haaren dienst wilde toewijden, en de waereld verzaakcn. In gevolge van deeze
gelofte, vertrok hij na eene eenzaame
plaats, Acona genaamd, omtrent vijftien
mijlen van Siena gelegen. D i t viel voor
in den jaare M C C C X I I I . De heiligheid
zijns leevens lokte derwaarts een groot
getal menfchen, welke de waereld verlochenden, om hem in zijne eenzaamheid
gezelfchap te houden. Op bevel van Paus
J O A N N E S D E N X X I I , fchreef G U I D E
PIETRAMALA,
Bisfchopvan
Arezzo,
deeze eenzaamheidminnaars den regel van
ST. E E N E D I K T U S
voor, en noemde
Acona den Olyfberg, 't zij uit hoofde der
Olyfboomen, welke op die plaatze groeijen, of om deeze lieden te doen gedenken aan het lijden van onzen Zaligmaaker
op den Olyfberg in het Joodfche land.
Zeer breed geeven de Gefchiedfchnjvers op van deeze Orde, van de ftrengheden, welke, bij de eerfte oprichting,
van hun gepleegd wierden, van hunne
fpijsonthoudingen, lichaamstuchtigingen
en geestlijke oeffeningen. Op dat zij gecne gelegenheid tot wijn drinken mogten
hebben, roeiden zij alle de wijngaarten i n
den omtrek des bergs uit. Hunne verregaande onthouding was nadeelig voor de
gezondheid; de meesten hunner wierden
'er ziek van. D i t was de reden dat zij
mnne ftrengheden een weinig matigden ,
I ; n , volgens den raad van Apostel
PAUf

"

'

LUS,

G E S C H I E D E N I S .

373

L U S , een weinig wijn dronken om hunne G E E S T maag te verfterken.


Ten laatfte wierdt L IJ K E
het een regel van hunne inzettingen, dat O E D E N .
de beste wijnen ten gebruike der Monniken zouden gekogt worden.
Aan Acona was dit genootfehap niet
bepaald, het kreeg ook elders zijne vastigheden.
De eerfte was te Siena, de
tweede te Arezzo, de derde te Florence,
dc vierde te Camprena, in het grondgebied van Siena, de vijfde te Volterra, de
zesde te St. Geminiano, de zevende te
Eugubio, en de achtftc te Foligni. Vervolgens kreeg het ook eene vastigheid te
Rome, en op nog andere plaatzen. Paus
J O A N N E S D E X X I I keurde deeze Orde
goed, in den jaare M C C C X X I V ; zij wierdt
vervolgens bekragtigd door C L E M E N S
D E N V I , en verfcheiden andere Pausfen.
In Itali en op het eiland Sicili heeft
het genootfehap van den Olyfberg omtrent tachtig Kloosters ; de meeste derzei ven worden van een groot getal Geestlijken bewoond. In zes provincin zijn
decze Kloosters verdeeld; doch het voornaamfte legt op den Olvfberg. Het is zo
ruim en uitgeftrekt, dat Keizer K A R E L
D E V , met een ftoet van tweehonderd
raenfehen, in hetzelve gehuisvest wierdt.
De Geestlijken van den Olijfberg gaan gekleed in fijne witte fersje; zij leeven naar
den regel van S T . B E N E D I K T U S , welk e , egter, door hunne bijzondere inftelfingen, merkelijk verzagt is. Op eiken
Zondag houden zij eene zamenkomst om
Aa 3
t e

374

G O D S D I E N S T I G E

.0 E S T- te fpreeken o v e r het een of ander gewee*


L I J K E tensgeval, o f fchriftuurlijke z w a a r i g h e i d ;
Q K O E N , in zommige K l o o s t e r s geeven zij lesfen
o v e r de befchaavende L e t t e r k u n d e , de
Wijsbegeerte en Godgeleerdheid. Opmerkelijk is het dat zij geene perfoonen v a n
adelijke geboorte- als leden hunner O r d e
aanneemen; zij verfchillcn h i e r i n v a n d e n
regel v a n S T . B E N E O I K T U S , welke
geen onderfcheid v a n perfoonen maakt,
D e Orde w o r d t beftuurd door een Gene-,
r a a i . een O n d e r - G e n e r a a l en zes Bezoek e r s . Eenmaal 's jaars houden zij een a l gemeen K a p i t t e l , waarin zij dc O v e r f t c n
der h u i z e n en andere amptenaars v e r k i e zen,
In den jaare M D X X X , wierdt i n Cola*
brie eene gcestlijke Orde geftigt door zekeren B E R N A R O

R O G L I A K O , onder den

naam v a n de Orde der Coloriten; dien


naam ontleende zij v a n een kleinen b e r g ,
Colorito g e h e c t c n , gelegen i n h e t K o n i n k .
rijk Napels.
O p deezen berg ftaat eene
K e r k , aan de maagd M A R I A g e w i j d , a l
v o o r veele eeuwen gebouwd.
Deez*
B E R N A R D was een heilig P r i e s t e r , d i e ,
begeerende z i c h af te zonderen v a n alle
gemeenfehap met de woelagtige bedrijven
eener rustloo'ze w a e r e l d , en i n eenzaamheid te l e e v e n , het gewaat eens K h i i z e *
taars aantrok, en eene Cclle i n de nabuurfchap v a n deeze K e r k ftigtte; hier leefde
hij i n de oeffening der verregaandfte l i h a a m s t u c h t i g i n g e n , Z o vermaard wierdt

eerlang zijn naam, dat veelen tot hem


kwa*

G E S C H I E D E N I S .

375

kwamen om geestlijk onderwijs van hem 1? E E S T te o n t v a n g e n ; verfcheiden v a n d e z e l v e , L IJ K E


door de godsvrugt zijner gefprekkcn g e - l R D E N .
t r o f f e n , verzaakten de w a e r e l d , en begaven z i c h onder zijn beftuur. D a g e lijks groeide h u n getal z o fterk a a n , dat
de H e r t o g i n D E B A S S I G N A N O , eene
godvrugtigc v r o u w e , h u n den berg t e n
gefchenke gaf, op welken de K e r k f t o n d t ,
met alle de landerijen t o t denzelvcn beh o o r e n d c ; i n den jaare M D L X I I bckragtigde Paus p i u s D E I V haare gift d o o r
eene B u l l e . Z i j namen den regel der Au*
gustyner Monniken aan; hunne eerfte plegtige gelofte deeden zij i n den jaare
MDXCI.
N e g e n jaaren laatcr w i e r den
v o o r h u n eenige nieuwe regels o n t w o r pen ; tegenwoordig hebben zij t w a a l f
K l o o s t e r s . H u n gewaat is een geelagtige
m a n t e l , w clke h u n tot aan de k n i e n
h a n g t , en met een lederen gordel o m d e n
middel w o r d t vastgebonden.
In den Staat v a n Veneti,
alwaar de
Geestlijken v e e l vrijheid g e n i e t e n , o n t moet men een O r d e , Dimasfes geheeten;
zij beftaat u i t jonge maagden en w e d u w e n .
D e ftigtcres der Orde was zekere D E J A (

NARA

VALMARANA,

w e d u w e van

een

VenetiaanfcW Edelman van hoogen rang.


N a a het gewaat van de derde Orde v a n
den K . F R A N C I S K U S te hebben aang e t r o k k e n , w e e k z i j , met v i e r arme
v r o u w e n na een huis haar toebehoorende.
Aa 4
Va
}

376 G O D S D I E N S T I G E
L IJ K F.
ORDEN,

Van alle gemeenfehap met de waereld


afgezonderd, leefden zij te zamen in do
betragting yan allerlei Christlijke deug,
den, onder het opzigt van een Franciskaaner Monnik, die haar eenige Kloos,
terregels ^ voorfchrcef, in den jaare
M D L X X X I V ; dit leidc den grond van
andere geftigten van foortgelijken aart,
Niemand wordt tot lid deezer Orde aan,
genomen, dan naa alvoorens een proeftiid
yan drie jaaren te hebben doorgeftaan.
E l k geftigt wordt flegts van negen oftien vruwen bewoond. Jaarlijks verkiezen zij eene Opperfte; deeze moet ten
minfte dertig jaaren oud zijn. 't Spreekt
Van zelf dat in haare gemeenfehap geene
mansperfoonen mogen worden aangeno,
men, Behalven het verrigtcn der Gods-,
dienstpligten , houden zij zich voornaam,
lijk onledig met het geeven van onderwijs,
in de beginzels van den Godsdienst, aan
jonge dochters, het onderfteunen der ar,
men, en het bezoeken der kranken, Dewijl zij geene gelofte doen van ongehuwd
te zullen blijven, mogen zij het Klooster
vcrlaaten, wanneer het haar behaagt, en
zich in het huwelijk begeevcn, In den
Staat van Veneti hebben zij verfcheiden
geftigten, Haar gewaat is zwart of bruin,
paar dat zij goedvinden,
Eene merkwaardige Orde van Geestlij,
ken ontmoet men in.Spanje, bij den naam
$n Geesfelaars bekend. p Goeden-Vrij,
(3ag houden zij een ftaatelijken ommegang;
J
1VfUlkm de ypprnaamfte Staatsdienaars,

OFENBAARE

OPTOGT

DER

FLACELLA^T:

G E S

C H I E D E N I S .

377

maar o o k de K o n i n g , de K o n i n g i n en het
gantfche K o n i n k l i j k g e z i n , zijn daarbij tegenwoordig. E e n allertreurigst v o o r k o o men heeft de toebereiding tot deeze plegt i g h e i d ; des K o n i n g s Lijfwagten t r e k k e n
op met bekleedc fnaphanen; de trommels
zijn met laken o v e r t r o k k e n . I n n w o o r d ,
de geheele optogt levert de blijken op
v a n de geaartheid der N a t i e , eigenaartig
t o t eene overmaate v a n godsdienftigheid
g e n e i g d , en gefteld op alles 't geen het
v o o r k o o m e n v a n uitwendige godsvrugt
heeft. N i e t uit beweegredenen v a n godsdienftigheid verrigten die gewaande boetvaardigen deeze oeffeningen, maar alleen om aan haare M i n n a a r e s f c n , flaav i n n e n v a n het bijgeloof, te behaagen. Z i j geesfelen z i c h z e l v e met kleine
k o o r d e n , aan w i e r einden kleine wasfehen
kogeltjes zijn vastgemaakt, met ftukjes
glas d o o r m e n g d ; z o konftig weeten zij
z i c h hier mede te treffen, dat zij op e i k e n
flag het bloed u i t het lichaam doen v o o r t k o o m e n ; de j o n k v r o u w e n fcheppen h i e r i n een groot behaagen.
D e e z e Geesfelaars draagen een hoogen
h o e d , met k a m e r y k s d e k o v e r t r o k k e n ,
ter hoogte van drie v o e t e n , i n de gedaante van een f u i k e r b r o o d ; van den top
hangt een ftuk l i n n e n , welke h u n gelaat
bedekt. Z i j draagen w i t t e handfehoenen;
hunne m o u w e n zijn met linten vastgeftrikt.
D e Kruisdraagers
maaken eene andere
Orde u i t i n de Roomfche Kerk; zij w i e r d t
jngefteld ter gedagtenisfe en eere van het
Aa 5
.
w

GEEST*
L IJ K E
ORDEN.

578
GEEST
L IJ K E
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

. waare k r u i s , aan 't w e l k onze Zaligmaaker heeft geleeden, gevonden door H E LENA,

moeder

TINUS

D E NGROOTEN.

van

Keizer

CONSTANZints

hunne

eerfte inftelling zijn deeze Kruisdraagers


merkelijk i n v e r v a l geraakt; bij dc andere
geestlijke O r d e n zijn ze w e i n i g gezien.
N o g t h a n s hebben de Pausfen hun dc hand
b o v e n het hoofd g e h o u d e n ; onder de
fchaduw dier grootagtbaare waardigheid
blijven zij n o g i n w e c z e n .
O p hunnen
borst draagen zij een kruis v a n rood laken.
V r de K e r k h e i v o r m i n g hadden
zij verfcheiden geftigten i n Engeland,
bijzonderlijk te Londen, op dc plaats thans
Crutched-friars,
o f , gelijk het eigenlijk
moet gefchreeven w o r d e n ,
Crosfed-friars,
o f Gekruiste
Monniken,
genaamd.
In
den jaare M C L X X X V I I I , wierden deeze
Kruisdraagers ingevoerd i n
Vlaanderen,
door de Hertogen v a n Bourgundie, ten dien
tijde met de kruistogten onledig. H E O DORUS

DECELLES,

een

bloedverwant

van een dier H e r t o g e n , eenigen tijd i n


Syri zijn v e r b l i j f gehouden hebbende,
hadt aldaar verkeering gekreegen met eenige leden dier O r d e ; getroffen door de
godvrugtigheid v a n h u n l e e v e n , en de
senvoudigheid hunner z e d e n , nam h i j
het befluit o m die Orde o v e r te brengen
na z i j n eigen land.
D i c n s v o l g c n s leide
h i j , op zijne t e r u g r e i z e , zijn krijgsgewaat a f , en wierdt K a n u n n i k i n de K a t h e 3raale K e r k v a n Luik.
Zijn voorncemen,
pm z i j n plan verder t e n u i t v o e r te b r e n gt

G E S C H I E D E N I S .

379

gen , maakte hij den Bisfchop dier ftad G E E S T


bekend, en verkreeg van hem de Kerk L IJ K E
Van St, Thibaut, nabij de ftad Hui, al- O R D E N .
waar h i j , nevens zijne medgezellen, den
grond leide van de Orde van het Heilige
Kruis , die welhaast onder verfcheiden
Natin wierdt aangenomen. De Overfte
dier Orde wordt als Bisfchop geordend,
en draagt een mijter met een gouden
kruis, even gelijk een Bisfchop.
In de Roomfche Kerk is een Orde van
booge oudheid cn zeer geagt, Monniken
van Clugni genaamd; zij is de eerfte tak
van de Orde der Benediktynen. In den
jaare D C C C C X , wierdt zij geftigt door
S T . B E R N O N , van het Koninklijk geflagt
van Bourgundie: hij bouwde vrhaar een
Klooster in de ftad Clugni, in Frankryk,
aan den oever van de Rone. Merkwaardig
waren deeze Monniken om hunne heiligheid, omdat zij eiken dag twee plegtige
Misfen zongen. Hunnen meesten tijd
fleeten zij met het bezoeken van kranken;
alle hunne goederen deelden zij onder de
behoeftigen; het volftrekt onontbeerlijke behielden zij alleen voor zich zeiven.
tot noodzaaklijk ieevensonderhoud.
Bij de toebereiding van het brood des
H . Avondmaals namen zij de volgende
plegtigheden in agt. De tarwe zogten zi;
korrel voor korrel u i t , en wiesfehen dezelve naauwkeurig; vervolgens bragt eer
Misbroeder het koorn aan de molen, on
semaalen te worden; de molenfteener

rei=

380

G O D S D I E N S T I G E

GEESTLIJKE
ORDEN.

reinigde hij z o r g v u l d i g , en hing een gordijn r o n d o m dezelve om de buitenlucht


af te f l u i t e n . H e t deeg kneedden zij met
r e i n w a t e r , en bakten het tot kleine
broodjes i n ijzeren v o r m e n .
Z o h o o g fteeg door den tijd het aanzien
deezer O r d e , dat zij K l o o s t e r s hadt i n a l le gewesten der bekende waereld. I n den
jaare M L X X V I I wierdt z i j 't eerst na Engeland o v e r g e v o e r d ; w e l haast kreeg z i j
aldaar verfcheiden K l o o s t e r s , alle w e l k e n
t e n tijde der H e r v o r m i n g e vernield w i e r d e n ; de inkomften kwamen aan de K r o o n .
I n Frankryk,
Itali en andere RoomschKatholijke l a n d e n , heeft zij nog heden
ten dage veele gcestlijke geftigten.
Om
de drie jaaren houdt zij een algemeen K a p i t t e l v o o r ieder K l o o s t e r . N i e t z o rijk
:s, nogthans, tegenwoordig deeze O r d e
ds i n voorgaande t i j d e n ; veele perfoo;i e n ,
i n andere opzigten der Roomfche
J '<erke met ongenegen,
hebben haar h u n i je weldaadigheid o n t t r o k k e n , en dezelve
a n andere genootfehappen befteed, w i e n
i ;ij een gunftiger hart toedroegen.
D e Orde der Nonnen van onzer Lieve
i ''rouwe Ontvankenisfe w i e r d t opgericht
oor B E A T R I X , eene godvrugtige v r o u re i n het K o n i n k r i j k Portugal,
omtrent'
h et jaar M C C C C L X I I ; aan het H o f v a n
J Zafiilie was deeze edele j o n k v r o u w e
o p g e v o e d , door E L I Z A B E T ,
dochter
V an E D U A R D , K o n i n g van Portugal,
die
n et den Kaftiliaanfchen K o n i n g ' i n het
k m e l i j k was getreeden. Z i j was uitneemend.

G E S C H I E D E N I S .

381

tncnd f c h o o n : en vermids de V o r s t op G E E S T haar verliefd w i e r d t , ontftak de jaloer- L I J K E


ORDEN.
fchc K o n i n g i n dermaate i n woedende
gramfchap, dat zij b e v e l gaf haar i n eene kamer op te fluiten, daar zij drie dagen zonder eeten en drinken zat. In deezen rampzaligen tocftand riep zij den b i j Hand der gezegende M a a g d a a n , die aan
haar verfcheen en haar v e r t r o o s t e ; zij
beloofde eene fpocdige v c r l o s f i n g , die
o o k w e l haast k w a m opdaagen.
Doch
B E A T R I X , vreezende dat de K o n i n g i n
andermaal haare woedende wraake tegen
haar z o u loslaaten, v e r t r o k heimelijk en
v l u g t e na Toledo; hier z o g t zij eene
fchuilplaats i n een K l o o s t e r v a n Dominikaaner Nonnen, en leefde aldaar v e e r t i g
jaaren i n de betragting v a n alle de pligten
v a n den Godsdienst.
In dit K l o o s t e r verfcheen haar van
n i e u w s de gezegende M a a g d , en boezemde haar het o n t w e r p i n om eene O r d e van
N o n n e n tc f t i g t e n , ter eere v a n haare
o n b e v l e k t e ontvankenisfe.
T e n dien
oogmerke verkreeg zij v a n de K o n i n g i n n e
t e n gefchenk het paleis v a n Galliana,
in
' t w e l k eene K a p e l w a s , aan S T . F A I T H
t o e g e w i j d ; B E A T R I X , v e r z e l d v a n twaali
jonge maagden, nam 'er bezit v a n . Haar
gewaat was een w i t t e tabbert en fchoud c r l a p , met het beeld v a n de gezegende
Maagd daarop geflikt. Paus I N N O C E N T I U S D V I I I bevestigde,
i n den jaare
M C C C C L X X X I X , deeze Orde. In a l k
gewesten der waereld, alwaar deRoomschKa-

382
GEEST
E ij Kb.
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

Kat holtjke G o d s d i e n s t , bij openbaar g e z a g


w o r d t beleeden, doch voornaamlijk i n
Portugal, Spanje, Itali en Vlaanderen,
heeft zij n o g heden t e n dage verfcheiden
Kloosters.
O n d e r den naam Van CeJariaanen,
w i e r d t , i n den jaare M C C X X J X , eene
geestlijke Orde geftigt, door Vader E L I A S J
een Franciskaaner Monnik.
V a n Paus
G R E G O R I U S D E N I X verkreeg hij eene
B u l l e , welke hem vrijheid gaf o m eene
K e r k te mogen ftigten ter eere v a n S T .
FRANCISKUS.
Z o veel fieraads leide hij
daaraan te k o s t e , als geenzins
flxookte
met de nederigheid der O r d e , noch met
de armoede, welke S T . F R A N C I S K U S
haar hadt voorgefchreeven.
D i t bewoog
ST.

ANTONIUS

V A NPADUA

zich

bij

den Paus te v e r v o e g e n , en zijne tusfchenkomst te v e r z o e k e n ter weeringe der m i s b r u i k e n , door V a d e r E L I A S


ingevoerd.
D i e n s v o l g e n s wierdt h i j
door den Paus afgezet, en V a d e r j o ~
ANNFS

PARENT

in

deszelfs

plaats

aangefteld; deeze beraamde verfcheiden


nieuwe f c h i k k i n g e n , en herftclde de
tiaauwkeurige onderhouding v a n den regel v a n den

H. FRANCISKUS,

die,

on-

der het bewind v a n zijnen v o o r z a a t , verwaarloosd was. Ondertusfchen


haalde
Vader E L I A S , door heimelijke listen en
kuiperijen , een aanzienlijk getal Geestlijken i n zijne belangen o v e r . I n een alge1neen K a p i t t e l , gehouden i n den jaare
rfCCXXXVI,
eischten' zij openlijk de

her

G E S C H I E D E N I S .

383

herftelling v a n V a d e r E L I A S , en klaag- G E E S T
den dat hij onregtvaardig was afgezet; L IJKE
langs den w e g eener oproerige zamenrot- 0 R D F. N ,
tinge wierdt hij i n zijne oude waardigheid
herfteld. D e meeste leden der O r d e , den
aandrang van 's menfchen natuure v o l gende , w e l k e eigenaartig eene vijandin
der armoede i s , kleefden E L I A S aan;
onder z i j n tweede bewind begonnen alle
de voorgaande m i s k w a a m e n , o v e r welke
men z o zeer geklaagd h a d t , van nieuws
te h e r l e c v c n . D e overige w e i n i g e n , die
de O r d e van S T . F R A N C I S K U S aankleefd e n , verklaarden z i c h tegen Vader E L I A S ;
d o c h , i n ftede v a n het oor tc leenen aan
hunne k l a g t c n , bande hij zommigen v a n
dezelve u i t het K l o o s t e r ; onder decze bev o n d t z i c h C E S A R I U S , h u n hoofd e n
aanvoerder: v a n hem ontleenden zij den
naam van Ccfariaanen. T e g e n w o o r d i g hebben zij zeer weinige K l o o s t e r s : want v a n
de Franciskaanen
wierden zij z o h e v i g
v e r v o l g d , dat wij zelden hunnen naam
h c o r e n noemen.
D c grondlegger v a n dc Orde der Camaladoliten was S T . R O M U A L D U S , een i n b o o r l i n g v a n Ravenna, gefprooten u i t het
adelijk geflagt, w e l k den t y t e l v a n H e r togen dier ftad voerde.
I n zijne jeugd
was deeze R O M U A L D U S een volflagen
l i g t m i s ; en vermids zijn geftel, door zijne
ondeugende l e e v e n s w i j z e , ten grooten
dcele gekraakt w a s , wierdt hij v a n de
folteringen eens wroegenden geweetens
aangetast; dit deedt hem b e f l u i t e n , de
over-

384

G O D S D I E N S T I G E

.overblijfzels zijns uitgemergelden l i L I J K E


chaams_aan den dienst van God toe te wijO R D E N
den. Ter volvoeringe van dit oogmerk
week hij na den berg Casfino; bier ontmoette hij een godsdicnftig' M o n n i k ,
Wiens godvrugtige wandel hem deedt
befluiten om het gewaat der Orde aan te
trekken. Dewijl thans zijn hart van ijver
voor den Godsdienst blaakte, en hij vernam dat in het Klooster veele misbruiken
waren ingefloopen, bcftrafte hij de Monniken over hunne ongeregeldheden ; zo
euvel_ namen deeze zijne verwijtingen,
dat zij eene zamenfpanning tegen zijn leeven maakten. D o c h , alzo hij de lucht van
hunne oogmerken en bloedige ontwerpen
kreeg, verliet hij heimelijk het Klooster,
en week na den Staat van Veneti; hier
ontmoette hij een Kluizenaar, met wien
hij eenigen tijd verkeerde in de oeffening
/an alle de lichaamsftrengheden eens afge*
wonderden lecvens. D e Hertog van Ve~
. Jletie, omtrent deezen tijd het befluit ge*
1omen hebbende om zijne dagen in een
Jilooster te eindigen, leide zijne waardig1leid neder, en begaf zich, in gezelfchap
G E E S T

Xan R O M u A L D U S en M A R I N O (dus
was
d e naam diens anderen Kluizenaars) te

f;hcep na Barcelona in Spanje.

Hier 'trok

d 2 Hertog het Monniksgewaat aan,in het


.looster van S T . M I C H I E L ; R O M U A L D us en M A R I N O keerden na hun kluis te
ri ig. Naa verloop van eenigen tijd, verli }t de eerstgenoemde Kluizenaar zijn af< ;zonderd

verblijf, cn floeg den weg in


na

G E S C H I E D E N I S .

3S5

na Itali.
Thans verkoos hij tot zijne, 5 E E S Twoonplaats het Klooster van ST. C L A S - L I J K . E
s E , toenmaals in groot aanzien , doch I R D E f f .
eenigzins vervallen ten aanzien van de
betragtinge der godsdienftige en zedelijke
pligten.
Omtrent deezen tijd bevondt Keizer
O T T O zich in Itali; cn alzo hij bij gerugte hadt vernomen,de misbruiken > welke in dat Klooster waren ingefoopen,
nam hij het befluit om hetzelve te hervormen ; ten dien oogmerke benoemde hij
R O M U A L D U S tot A b t . Doch deeze alle
zijne poogingen, om de Monniken te hervormen, vrugtloos ziende afloopen, leide hij zijnen herdersftaf neder, en vertrok na Palermo. Hier en op verfcheiden
andere plaatzen bouwde hij Kloosters;
doch, vermids de Monniken weigerden
naar zijne regels te leeven, verliet hij
ook dit verblijf, en vertrok na eene afgezonderde plaats op het Apennijnfche gebergte, Cumaldali geheeten, alwaar hij
den grond zijner Orde leidc, in den jaare
M X I I . _ Hij beval alle zijne leerlingen te
leeven in afgezonderde cellen, en nimmer
te zamen te koomen dan ter handhaavinge van den openbaaren Godsdienst. Op
de Zon- en Donderdagen aten zij moeskruiden, en het overige gedeelte der weeke niets dan brood en water. De ftrengheden, bij de Monniken deezer Orde gebruikelijk, ftrijdig tegen de gemeene begrippen des menschdoms, deeden dezelve
zo fnel aangroeien, dat z i j , binnen het
II. D E E L .
Bb
tijd-

S86*
GEESTL IJ K E
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

tijdverloop van weinig jaaren, Kloosters


hadt in de meeste gewesten van Itali.
Tegenwoordig is deeze Orde zeer rijk;
doch het blijkt niet, dat de Monniken
ooit eenigen naam gemaakt hebben in het
gemeenebest der letteren.
B R U N O , een zeer geleerd man,gebooren in het Bisdom Keulen, en Hoogleeraar in de Wijsbegeerte op de Hoogefchool
te Parys, was, in den jaare M L X X X ,
de grondlegger van de Orde der Karthuizen. Volgens het verhaal der Kerkelijke
Gefchiedfchrijvers, gaf het volgende daartoe de aanleiding. Een vriend van B R Uisro, die om zijne losbandige leevenswijze
in een Verbeterhuis opgeflooten was geweest, geftorven zijnde, was hij bij deszelfs uitvaart tegenwoordig. Terwijl de
lijkdienst wierdt verrigt, rees het lijk,
dat op een draagbaar in de Kerk l a g ,
overeinde, enfprak: Door Gods regt vaardig oordeel ben ik befchuldigd."
Dewijl het gezelfchap zeer verfchrikt
wierdt over dit ongewoon voorval,
wierdt de begraafenis tot den volgenden
dag uitgefteld. Terwijl 's anderendaags
de toeloop des volks nog grooter was,
rees de doode wederom overeinde, cn
zeide: Door Gods regtvaardig oor deel ben ik veroordeeld." D i t wonderwerk, verhaalt men, hadt zulk eene
uitwerking op het gemoed van B R U N O ,
en nog zes andere perfoonen, dat zij op
ftaanden voet vertrokken na de wildernis
Ghartreux? in het Sticht van Grenoble,

in

G E S C H I E D E N I S .

387

in het Daufmeefche. H u G O , Bisfchop G E E S T *


van dat Sticht, wees hem aldaar een plek L I j K E
grond aan, alwaar B R U N O zijn eerfte O R D E N
Klooster bouwde, 't welk hij onder*
wierp aan de volgende ftrenge inzettingen.
Op het bloote lichaam moesten zijne
Monniken een wollen kleed draagen, een
witte Kazak, en daarover een zwarten
mantel. Nimmer mogten zij vleesch ee
t e n , en op de Vrijdagen niets anders dan
brood en water tot fpijze gebruiken. Behalven op eenige feestdagen, moesten zij
altoos ieder op zich zeiven in hunne ei
gen cellen den foberen maaltijd houden.
Eene bijkans onafgebrokene ftilzwijgendheid moesten zij in agt neemen. Niemand
mogt buiten het Kloosters gaan, uit-ge*
zonderd de Prioor en de huis verzorger
en zulks alleen ter bezorginge van de aan*
gelegenheden van het huis. De Monniken
mogen niet buiten hunne cellen koomen
behalven Wannr zij ter Kerke gaan,
buiten verlof van hunnen Overfte; zonder zulk een verlof mogen zij met nie*
mand, zelf niet met hunnen broeder,
fpreeken. Geen gedeelte ^Van hun eeten
of drinken mogen zij tot den volgenden
dag bewaaren, uitgezonderd moeskruiden. H u n bed is van ftroo, met een grof
ftuk laken bedekt. H u n kleed befaat uit
twee hairen lakens, twee kappen, twee
paar kousfen en een mantel, alles van
even ruwe ftoffe. Ieder Monnik heeft
twee naalden, eenig garen, een fchaar.
9

Bb a

een

388

G O D S D I E N S T I G E

-een kam, een fcheermes, een inktkoker,


L IJ K E pennen, lak, twee puimftecnen; daarenORDEN
boven twee potten, twee kommetjes,
een handwaschkom, twee lepels, een
mes, een drinkbeker, een waterpot, een
zoutvat, een bord, een handdoek, tontel en hout om vuur te maaken, en een
bijl.
In de eetzaal moeten zij hunne oogen
op de fpijze, hunne handen op de tafel,
hunne aandagt op den voorleezer, en hun
hart op God gevestigd houden. Wanneer
hun verlof wordt gegeeven om met elkander te fpreeken, moeten zij zulks met bcfcheidenheid doen; zij mogen niet luifteren, niet hard op fpreeken, en niet krakeelen. Eiken Saturdag bicgten zij aan
den Prioor. ' E r mogen geene vrouwen
in hunne Kerken koomen, opdat de M o n niken geenerlei voorwerp aanfehouwen,
bekwaam om hunnen wellust te doen ontvonken.
Men rekent dat de Karthuizers honderdtweenzeventig Kloosters hebben;
zes van dezelve worden bewoond van
Nonnen, die de zelfde lichaamsftrengheden oeffenen. Zij zijn verdeeld in zestien
provincin, ieder van welke twee Vifitators heeft. Verfcheiden leden deezer
Orde zijn naa hunnen dood gekanonizeerd; daarenboven heeft zij uitgeleverd
vier Kardinaalen, zesenzeventig Aardsbisfehoppen en Bisfchoppen, benevens
een groot aantal geleerde Schrijvers.
Zeer
GEEST

G E S C H I E D E N I S .

389

Zeer fraai en pragtig zijn de meeste G E E S T Kloosters van deeze Orde. Onder ande- L IJ K E
re vindt men een te Napels, 't welk, O R D E N .
hoewel klein in omtrek, nogthans, in rijkdommen en kostbaarheden, alle de andere overtreft. In de Kerk cn in het woonhuis ziet men niets dan marmer en jaspis;
de vertrekken van den Prioor gelijken
meer naar die van een V o r s t , dan van
een armen Monnik. Ontelbaar zijn de
ftandbeelden, bas - relifs , fchilderijcn ,
enz. De tuinen zijn zeer fraai: dit
alles, gepaard met het heilig en voorbceldlijk leeven der goede Geestlijken,
lokt de nieuwsgierigheid van alle vreemdelingen, die Napels koomcn bezoeken.
In Engeland vestigden zich de Karthuizers in den jaare M C L X X X . - V e r fcheiden Kloosters hadden zij in dat K o ninkrijk, inzonderheid te Witham in Somerfetshire; te Hinton in dat zelfde Graaffchap; te Beauval in Nottingharnshire; te
Kingfton aan de Huil; tc Mountgrace i n
Torkshire; te Eppewort in Lincolnshire;
te Shene in Surry; en een nabij Coventry.
T c Londen hadden zij een beroemd Klooster , zedert, naar hunnen naam, het
Charterhuis genaamd.
In de elfde Eeuwe wierdt de Orde der
Cijtercienzer Monniken geftigt, door S T .
ROBERT,
een Benediktyner Monnik,
Abt van Molme.
Zekere eenzaamheidminnaars in een nabuurig bosch, gehoord
hebbende van S T . R O B E R T , toenmaals
Abt van St. Michicl de la 'Tonnere, verBb 3
zog-

390
0ERSTL 1JKE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

zogten hem om het opzigt over hen op


zich te neemen; doch de Prioor van zijn
Klooster, en eenigen der oudfte Monni*
ken, kantten zich tegen de bewilliging van
dit verzoek, In zulk eene verregaande
verflapping van hunne kerktucht leefden
deeze Monniken van Tonner e, dat de A b t
R O B E R T alle hoop opgaf van hen te
zullen hervormen. Hij verliet hen daar
o m , en week na de Abtdij van Mortier-,
la-Celle, daar hij voormaals als Monnik
hadt geleefd. Kort daaraan wierdt hij ver
koozen tot Prioor van het Klooster van
S T , A U G U L P H U S , van die Abtdij af*
hankelijk. Op het gerugt van deeze ver
kiezinge vervoegden zich de bovengemelde eenzaamheidzockers bij den Paus,
die hun een brief vergunde , waarbij de
A b t van Mortier-la-Cel le last kreeg om
R O B E R T aan hun af te ftaan, opdat hij
over hen het bewind zou voeren. Zeer
voldaan was R O B E R T over dit Pauslijk
bevel; in gevolge van hetzelve voegde
hij zich bij deeze Anachoreeten, welke
hij na het bosch van Molme voerde; hier
bouwden zij voor zich zeiven kleine cel
len van takken van boomen, nevens eene
kleine gehoorzaal, ter eere van de Heili
ge Drienheid, D o c h , vermids deeze
Kluizenaars in hunne tucht begonnen te
verflappen, en R O B E R T niet in ftaat was
om hen te rug te brengen , verliet hij
hen, en week na eene wildernis, Haur
gengamd; hier onthielden zich etlijke
godpdjenftige menfchen die in groote
s

eens*

G E S C H I E D E N I S .

391

eensgezindheid en eenvoudigheid des harten leefden, c n hem tot hunnen A b t v c r koozen.


n d e r t u s f e h c n bedienden z i c h
de M o n n i k e n v a n Molme v a n de P a u s l i j ke agtbaarheid o m hem te noodzaaken
weder te k e e r e n , en hen tc b e f t u u r e n .
z o als hij voormaals hadt gedaan.
Z o m m i g e n der G e e s t l i j k e n van
Molme.
opgemerkt hebbende dat hunne zeden e n
g e w o o n t e n niet v o l k o m e n met den regel
van S T . E E N E D I K T O S f t r o o k t c n , w a ren i n goeden ernst op een geneesmiddel
bedagt. D i c n s v o l g e n s namen zij de toev l u g t t o t A b t R O B E R T , die b e l o o f d e ,
i n dc v o l v o e r i n g van h u n g o d v r u g t i g
v o o r n e c m e n , h u n de behulpzaame hand
te z u l l e n bieden; d o c h , vermids het o n mogelijk w a s , h u n o n t w e r p i n de A b t d i j
ten u i t v o e r te b r e n g e n , ter oorzaake v a n
de tuchtverflappinge , welke i n dezelve
heerschte, v e r l i e t R O B E R T , v e r z e l d v a n
e e n e n t w i n t i g K l o o s t e r b r o e d e r s , met 's
Pausfen v e r l o f , de A b t d i j v a n
Molme,
en z e t t e z i c h neder op eene plaats, Czteaux genaamd, i n het S t i c h t v a n Chahns. H e t was eene w i l d e r n i s , met ftru-.
wellen en braambosfehen
bedekt;
de
Geestlijken bereidden z i c h aldaar k l e i n e
h o u t e n c e l l e n , met v e r l o f der cigenaaren
v a n dien grond.
O p den e e n e n t w i n t i g ften van Lentemaand des jaars M X C V I I I ,
zijnde den dag aan den H . B E N E D I I C T U S
g e w i j d , zetteden zij z i c h aldaar neder.
E U D O , H e r t o g v a n Bourgundie, boodt
h u n zijne h u l p t o t het b o u w e n v a n een

Iib 4

Kloos*

C E E S TLIJKE
ORDEN.

392

G O D S D I E N S T I G E

C E E S T- Klooster; daarenboven gaf hij hun land


L I J K E en vee. De Bisfchop van Chalons, naa
O R D E N het nieuwe Klooster tot eene Abtdij te

hebben verheven, fchonk aan R O B E R T


den herdersftaf.
De nieuwe A b t , in den volgenden jaar e , van den Paus bevel ontvangen hebbende om het beftuur van de Abtdij van
Molme te hervatten, wierdt in het bewind opgevolgd door A L B E R I K T J S . Paus
P A S C H A L I S nam, bij eene Bulle van den
jaare M C , dat Klooster onder zijne befcherming. A L E E R I K U S maakte het eerfte ontwerp van de inzettingen der Cijtercienzer Monniken; hij beval hun in dezelve de naauwkeurige onderhouding van
den regel van S T . B E N E D I K T U S .
De
kleur van het gewaat deezer Geestlijken
was, in den beginne, zwart; doch zij beweeren dat de Heilige Maagd, in eene
verfchijning aan ST. A L B E R I K U S , hem
een wit gewaat gaf; zints dien tijd hebben zij zich in 't wit gekleed, behoudende alleen het zwarte fchouderdckzcl. T e r
gedagtenisfe van deeze kleurverandcringe
vieren zij een jaarlijksch feest, op den
vijfden van Oogstmaand, onder den naam
van de nederdaaling der gezegende Maagd
te Citeaux, en de wonderdaadige verandering van een zwart in een wit gewaat.
Om het toeneemende getal der leden,
moesten ook de Kloosters vermenigvuldigd worden. Diensvolgens ftigtte S T E P H A N U S , A b t van Citeaux, in den jaare
M C X I I I j het Klooster La Ferte, in het
Sticht

G E S C H I E D E N I S .

393

Sticht van Chalons. In het volgende jaar <; E E s T bouwde hij Pontigni, in het Sticht van L I J K . B
Auxerre. In den jaare M C X V wierdt dc K D E N.
grond geleid van het Klooster Clairvaux,
in het Sticht van Langres. N o g grooter
uitgebreidheid kreeg de Orde, toen, in
den jaare M C X V I I I , nog vier andere
Kloosters geftigt wierden; te weeten,
Prully, La Cour-Dien, Trois-Fontaines
en Bonnevaux , en in het volgende jaar
M C X I X , Bouras, Fontenay, Cadovin en
Maran.
Naa dit alles, verzamelde S T E .
P H A N U S alle deeze Kloosters tot n genootfehap , en ftelde de inzettingen der
Orde o p , waaraan hij den naam gaf van
Handvest der Liefde; in vijf hoofdftukktn
bevatten zij alle de noodzaaklijke regels
ter beftuuringe van de Orde.
Het eerfte hoofdftuk van dat handvest
gebiedt de letterlijke onderhouding van
den regel van S T . B E N E D I K T T J S , zo als
dezelve te Citeaux wierdt waargenomen;
het tweede behelst de aanwijzing van de
paaien van het regtsgebied der A b t e n ; in
het derde wordt gehandeld over de wijze,
op welke dc algemecne Kapittels gehouden , en de gefchilftukken in dezelve moeten beflist worden; het vierde doet aanwijzing van de verkiezing der A b t e n , en
van de hoedanigheden en vereischten der
kiezers en verkorenen ; het vijfde en laatfte hoofdftuk handelt over het afftanddoen
en de afzetting der Abten.
Een verbaazenden opgang maakte deeze
Orde. Binnen het tijdverloop van vijftig
Bb 5
jaa^
c

394
GEESTL IJ K E
OUDEN,

G O D S D I E N S T I G E

jaaren, zedert haare eerfte oprichting,


hadt zij vijfhonderd Abtdijen geftigt; honderd jaaren laater roemde zij op achttienhonderd dusdanige geestrijke geftigten; de
grond van de meeste derzelven was ge-legd vr het jaar M C C . Aan de heiligheid der Cijtercienzer Monniken moet
deeze fpoedige en wijdftrekkendc opgang
worden toegefchreeven. Wegens dezelve drukt zich de Kardinaal D E V I T R V aldus u i t : De geheele Kerk van C H R I S *
,, T U S was vervuld met den hoogftijgen den lof en het denkbeeld van hunne
heiligheid, even als met den reuk van
een godlijken balzcm. Geen land of
gewest was 'er,"over welke deeze wijnftok, met zegeningen belaadcn, zijne
takken niet hadt uitgefpreid." V a n
hunne leevenswijze fpreckende, zegt h i j ,
,, Dat zij nooit hembden aan hun lichaam
droegen, noch immer vleesch aten,
dan in gevalle van ziekte, en zich van
visch, eijeren, melk en kaas onthicl, den; dat zij op bedden van ftroo flie pen , in hunne bovenrokken en kap pen; dat zij ter middernacht opfton d e n , en tot het aanbrecken van den
dag Gode lofzangen zongen; dat zij den
dag doorbragtcn in lichaamlijken ar.
beid, leezen en bidden, cn onder alle
hunne werkzaamheden cn bedrijven een
naauwlettend en aanhoudend ftilzwij gen betragtten; dat zij van den fcest dag der Kruisverheffingc tot aan het
Paaschfeest vastten, e n , onder het be5

33

tOQ-

G E S C H I E D E N I S .

395

5, tooncn van ongemeenc weldaadigheid, G E E S T ,, gastvrijheid en herbergzaamheid jegens L 1 J K E


ORDEN.
de behoeftigen oefFenden."
Naa verloop van tijd wierdt de Cifter*
cienzer Orde zo rijk en vermogende, dat
zij bijkans geheel Europa regeerde, zo
wel in tijdlijke als in geestlijke zaaken.
Daarenboven heeft zij aan de Kerk uitfteekende dienften gedaan , door middel
der aanzienlijke mannen, welke zij heeft
uitgeleverd. T o t het bekeeren der Albigenzen wierden deeze Geestlijken door
den Paus gebruikt. Volgens het verhaal
van zommige Schrijvers, zijn uit den
fchoot deezer Orde zes Pausfen voortgekoomen; doch, behalven E U G E N I U S
DEN

III

en

BENEDIKTUS

DEN

XII,

zal men bezwaarlijk de overige vier


kunnen aanwijzen. Zij draagt roem op
veertig Kardinaalen, behalven een aanzienlijk getal Aardsbisfehoppen, Bisfchoppen en geleerde Schrijvers. Verfcheiden
Koningen en Koninginnen hebben hunne
vorstlijke fieraaden en kroonen met het
gewaat deezer Orde verwisfeld; het
Klooster van Trebnitz, in Silefie , telt
ruim veertig Poolfche Prinsfesfen, welke
het geestlijk gewaat in hetzelve hebben
aangetrokken, 't Geen de vermaardheid
en het aanzien deezer Orde nog hooger
doet ftijgen, is, dat de Ridder-Orden van
Calatrava, Alkantara en Montefa, i n
Spanje, en die van

in Portugal,
zijn.

CHRISTUS

en

AVIS,

aan dezelve onderworpen

De

396 G O D S D I E N S T I G E
GERSTL IJ K E
ORDEN.

De A b t van Citeaux is Superieur-Generaal, en Vader van de geheele Ciftercienzer Orde. Meer bepaald is , nogthans,
zijne magt dan die der Generaals van andere Orden. Zesentwintig onmiddelijke
dochters heeft deeze A b t d i j ; zij allen
worden gerekend van haar te zijn voortgefprooten. T e Citeaux wordt altijd het
algemeene Kapittel gehouden. In deeze
algemeene Kapittels wordt alles afgehandeld in de Latynfche taaie. In voorgaande tijden plagten 'cr Kardinaalen, Aardsbisfchoppen en Bisfchoppen op deeze K a pittels tc verfchijnen. Een Kapittel, gehouden in den jaare M C X L V I I I , vereerde Paus E U G E N I U S D E III met zijne tegenwoordigheid.
Het Ordensgewaat der Cifter cienzer
Monniken is een witte tabbert, of r o k ,
in de gedaante van een Kazak, met een
zwarten fchouderlap en hoed, omwonden
met een wollen gordel. In het koor draagen zij daarover een witten kap.
De Ciftercienzer Gefchiedfchrijvers zijn
het niet eens omtrent den oorfprong van
de Nonnen deezer Orde. Zommigen houden S T . H U M B E L I N A , zuster van S T .
BERNARD,
v o o r d e eerfte ftigteresfe;
mderen fchriiven aan S T . B E R N A R D zelden die eere toe. Volgens het waarfchijnjkfte gevoelen, wierdt het eerfte NonnenKlooster deezer Orde gebouwd te Tart, in
omtrent het jaar
] iet Sticht van Langres,
v I C X X , door S T . S T E P H E N , Abt van
l Ziieaux. Om de ftrengheid der kloostertucht

G E S C H I E D E N I S .

397

tucht, bij de eerfte oprichting, waren de G E E S T *


vrouwen, die veelal tederder van geitel L I J K E
zijn dan de mannen, ongenegen om haa- O R D E N .
ren hals onder zo hard een juk te buigen.
D o c h , naadat het Klooster te Tart eenmaal was in ftand gekoomen, wierden 'er
wel haast nog andere in Frankryk geftigt,
als te Fervaquez in het Sticht van Nojon,
te JBladech in het Sticht van St. Omer
te Montreuil nabij Laon, enz. Zo fterk
nam het getal deezer Kloosters toe, dat
z i j , indien wij de Gfchiedfchrijvers der
Orde mogen gelooven, ten getale van
zesduizend aangroeiden. D c klederdragt
der Cijtercienzer Nonnen is een witte
tabbert, een zwarte fchouderlap, en een
gordel.
T e Waverly, in Surry, wierdt in Engeland het eerfte Klooster van deeze Orde
geftigt, in den jaare M C X X I X , door
WILLIAM
GIFFORD,
Bisfchop van
Winchester.
Hoewel deeze Monniken
den regel van S T . B E N E D I K T U S volgden , wierden z i j , nogthans, van de Engeljchen, niet Benediktynen, maar Witte
Monniken gcheeten. Onder de regeering
van Koning E D U A R D D E N I , die alle
Kloosters onder zijne befcherming nam,
bedroegen die van deeze Orde tweenzestig in getal.
Paus C E L E S T I N U S D E V was de Vader eener gcestlijke Orde, welke hij naar
zijnen naam de Celejlyufche Orde noemde.
De doopnaam diens Paus's was P U T R U S
D E M E U R O N ; wegens hem vinden wij
y

398
6EESTLIJKE
ORDEN

G O D S D I E N S T I G E

bij de Kerkelijke Gefchiedfchrijvers bet


volgende berigt. In den jaare M C C X V
wierdt hij gebooren te Ifernia, eene kleine ftad in het Koninkrijk Napels, van
zeer behoeftige ouders. In zijne vroege
jeugd week hij na een afgelegenen berg,
alwaar hij zich aan gebeden en zelfoverdenkingen gcheellijk toewijde. Het gerugt zijner godsvrugt deedt veelen uit de
nabuurfchap befluiten om hem in zijne afzondering te gaan bezoeken; men vondt
'er onder dezelve, die te raade wierden om
de genietingen en vermaaken des leevens
te verzaakcn, en hem in zijne eenzaamheid gezelfchap te houden. Met deeze
ging h i j , in den jaare M C C L I V , een
foort van genootfehap aan, ' t w e l k , tien
jaaren laater, door Paus U R B A N T J S D E N
I V , bekragtigd en tot eene afzonderlijke
Orde wierdt verheven, onder den naam
van Kluizenaars van St. Damien. Over
dit genootfehap hadt P E T R U S D E M E U R O N het opzigt tot in den jaare
M C C L X X X V I , wanneer zijne zucht tot
eenzaamheid en afzondering hem deedt
befluiten zijn ampt neder tc leggen. In
den jaare M C C X C I V wierdt hij op den
Pauslijken ftocl verheven ; hij nam toen
den naam aan van C E L E S T I N U S , en vernoemde , naar denzelven, zijne Kluizenaars Celeftynen. Door eene Bulle bevestigde hij deeze Orde, welke ten dien
tijde twintig Kloosters telde; hij zelve
ftierf kort daarnaa, hebbende flegts vijf
maanden op den Pauslijken ftoel gezceten.
Kort

G E

s c mr r E

D E N I S.

3 9 S

Kort naa zijne aflijvigheid groeide zijne G E E S T Orde zo fterk aan, dat zij eene menigte L I J K E
van Kloosters hadt, niet alleen in Itali, O R D E N .
maar ook in Frankryk, en in veele oorden van Duitschland. Nooit eeten zij
vleesch, dan in gevalle van ziekte; twee
uuren naa middernacht rijzen zij ter bedde
uit om de Metten te leezen. Zij onderhouden een Vasten eiken Woensdag en
Vrijdag. Hun kleed is een witte tabbert,
nevens een hoed van de zelfde kleur, en
een zwarte fchouderlap.
De Kapucynen zijn een tak der geestlijke Orde van den H . F R A N C I S K U S . Hunnen oorfprong zijn zij verfchuldigd aan
zekeren M A T T H E U S D E B A S S Y , een
Franciskaaner Monnik uit het Hertogdom
Urbino; deeze, eene afbeelding van den
ftraks genoemden Heilige gezien"hebbende
met een fpits toeloopenden kap of muts,
begon, in den jaare M D X X V , met verlof van Paus C L E M E N S D E N V I I , diergelijk een hoofddekzel te draagen. Twee
andere Geestlijken, L O D E W Y K en R A PHACL
DE
FOSSEMBRUN
genaamd,
volgden zijn voorbeeld. Bij eene fchriftlijke vergunning fchonk de Heilige Vader
verlof aan deeze drie Monniken om na eene
afgezonderde plaats te wijken, en aldaar
hun nieuw gewaat te draagen. T o t hunne afzondering verkoozen zij de heremitagie der Camaldoliten, nabij Masfacio,
alwaar zij met blijken van uitbundige genegenheid ontvangen wierden. Groote
ergernis verwekte'deeze nieuwigheid en
ver-

400
GERSTE IJ K E
ORDEN'

G O D S D I E N S T I G E

verandering i n het gewaat der O r d e aan


de Franciskaanen,
w i e r P r o v i n c i a a l deeze
drie arme M o n n i k e n v e r v o l g d e , en noodzaakte v a n de eene plaats na de andere te
vlugten.
T e n langen laatfte zogten z i j
eene fchuilplaats i n het paleis des H e r t u g s
VAN CAMARINO;
onder de v l e u g e len v a n diens gezag wierden zij onder de
gehoorzaamheid der Conventuaalen
aangenomen , i n de hoedanigheid v a n M i n d e r - K l u i z e n a a r s ; dit v i e l v o o r i n den jaare M D X X V I I .
H e t jaar daar aan v o l g e n de gaf de Paus zijne goedkeuring aan deeze
z a m e n f m e l t i n g , en bekragtigde op nieuws
het v o o r r e g t dier M o n n i k e n , om zich v a n
den v i e r k a n t e n kap o f muts tc mogen
bedienen; tevens fchonk hij h u n de v r i j heid o m t o t hunne O r d e te mogen toelaat e n a l l e n , die v e r k i e z e n zouden d i t
hoofddekzel te draagen. A l d u s wierdt de
O r d e der Kapucynen,
dus genaamd naar
de m u t s , [Capiccin'] welke zij draagen, t o t
Hand gebragt i n den jaare M D X X V I I I .
D e ee/fte ftigting gefchiedde te Colmenzono , ongeveer eene mijl v a n Camarino
g e l e g e n , i n een K l o o s t e r , aan de O r d e
van

den H . H I E R O N Y M U S

toebehooren-

d e , 't w e l k v a n zijne K l o o s t e r l i n g e n v e r laaten was.


D o c h , alzo h u n getal v a n
tijd t o t tijd aangroeide, ftigtte L O D E W Y K D E F O S S E M B R U N een ander k l e i n
K l o o s t e r te Montmclon,
op het grondgebied van Camarino.
D o o r het groot getal bekeeringen , welke de Capucynen door
hunne prediking u i t w e r k t e n . , en de h u l p ,
wel-

G E S C H I E D E N I S .

40a

welke zij aan de Jandzaaten betoonden, G E E 3 1 >


in eene bcfmettelijke ziekte, Van welke L I J K E
Itali,
in den laatstgenoemden jaare, O R D E N wierdt bezogt, behaalden zij een algemeene agting. In het volgende jaar
M D X X I X bouwde L O D E W Y K Voor hun
twee andere Kloosters, het eene te Alvafina, op het grondgebied van Fabriano >
het ander te Fosfembrun, in het Hertog-,
dom

Urbino.

MATTHEUS

DE

BASSI^

tot Vikaris - Generaal verkoozen , ftelde


de regels op ter befiuuringe van deeze
Orde. Zij gebooden, onder andere, dat
de Kapucynen, onder het verrigten van
den Godlijken Eerdienst, niet mogten
zingen; dat z i j , in hunne Kloosters , elken dag, niet meer dan ne Mis mogten
vieren; zij weezen aan de uuren van gemoedelijke zelfoverdenkinge, 's morgens
en 'savonds, de dagen, op welke zij zich
moesten tuchtigen, en in ftilzwijgen
doorbrengen. Zij verbooden de Monniken den Leeken de biegt af te neemen >
en geboden dat zij altoos te voet moesten reizen. Zij belastten armoede en eenvoudigheid in de fieraaden hunner K e r k e n , en verbooden aldaar het gebruik
van goud, zilver en zijde. De verhemelten der altaaren moesten van wollen floff e , en de bekers van tin zijn.
Weldra verfpreidde zich deeze Orda
over gantsch Itali, en van daar na Sicili. In den jaare M D L X X I I I verzogC
K A R E L D E I X , Koning van Frankryk,
II. D E E L .

Cc

ver-

402 G O D S D I E N S T I G E
CE

EST-

L IJ IC E
ORDEN,

v e r l o f v a n Paus G R E G O R I U S D E N X I I I ,
dat de O r d e der Capucynen i n zijn K o ninkrijk mogt w o r d e n i n g e v o e r d , waarin
de Paus bewilligde. H u n n e eerfte v e r blijfplaats i n dat K o n i n k r i j k was i n de
k l e i n e ftad Picpus, nabij Parys; doch zij
v e r l i e t e n w e l haast d e z e l v e , en v e r h u i s d e n na Meudon, v a n waar zij v e r v o l g e n s
i n de hoofdftad des Rijks w i e r d e n toegelaaten. In den jaare M D C V I fchonk Paus
P A U L U S D E V h u n v e r l o f o m een v e r blijf aan te n e e m e n , 't w e l k h u n i n Spanje w i e r d t aangebooden.
Z e l f Haken zij
o v e r z e e , o m ter bekecringe der ongeloov i g e n hunne poogingen aan te wenden.
T e g e n w o o r d i g is de O r d e t o t dien h o o gen trap v a n aanzien gefteegen, dat zij
i n meer dan zestig p r o v i n c i n verdeeld i s ,
beftaande u i t ongeveer
duizendzeshonderd K l o o s t e r s en v i j f e n t w i n t i g d u i z e n d
M o n n i k e n , behalven de zendelingen i n
Brafil,
Congo, Barbaryt,
Griekenland,
Syri en Egypte. O n d e r de g c e n e n , w e l k e de armoede en nederigheid der Capucynen gefchat hebben b o v e n de v o o r d e d e n
van
rijkdommen en g e b o o r t e , was de
beroemde A L P H O N S O D ' E S T , H e r t o g
v a n Modena en Reggio, d i e , naa h e t
overlijden zijner Gemaalinne I S A B E L L E ,
het gewaat deezer Orde aannam te Munich , i n den jaare M D C X X V I ,
onder
den naam v a n broeder J A N B A P T I S T ;
hij ftierf i n het jaar M D C X L I V , i n het
K l o o s t e r Cajlelnuovo. Naadat de beroemde

G E S C H I E D E N I S .

403

de Franfche Hertog D E J O Y E U S E met


lof te velde gediend en grooten krijgsroem hadt behaald, trok hij insgelijks het
Capucynenkleed aan, in Herfstmaand des
jaars M D L X X X V 1 L
Vader P A O L O merkt elders aan Dat
de Capucynen hunnen roem handhaa v e n , door middel van hunne armoede;
en indien zij gedoogden dat in hunne
inrigting eenige de minfte verandering
wierdt gemaakt, zij daardoor geene
vaste goederen zouden verkrijgen,
maar de aalmoezen verliezen , welke
hun nu met eene milde hand worden
toegereikt."
Behalven de Monniken, is 'er ook eene
Orde van Capucyner Nonnen, welke den
regel van S T . C L A R A volgen, 't Eerst
kwamen zij ter baane te Napels, in den
jaare M D X X X V I I I ; haare ftigteres was
de eerwaardige moeder M A R I A L A U R E N TIA LONCA,
gefprooten uit adelijken
ftamme in Catalonie, eene jonkvrouw van
ongemeene godsvrugt. Bij gelegenheid
dat eenige Capucynen zich te Napels hadden neergezet, verkreeg z i j , door haaren
invloed op den Aardsbisfchop, voor hun
de Kerk van S T . E U P H E B I A , buiten de
ftad. Zij zelve bouwde kort daarnaa een
Maagden-Klooster, onder den naam van
Onze Lieve Vrouwe van Jeruzalem; hier
nam zij haar verblijf, in den jaare
M D X X X I V , verzeld van negentien jonge maagden, die zich, bij eene plegtige
Cc 2
ge-

GEEST*
LIJKE
ORDEN,

404
1E E S T r.ijKE
ORDEN,

G O D S D I E N S T I G E

gelofte, verbonden tot den derden regel


van S T . F R A N C I S K U S . Het opperbewind over dit Klooster fchonk de Paus
aan de Capucynen. Het leedt, nogthans,
niet lang of de Nonnen verlieten den
aangenomen regel, om den meer geftrengen regel van S T . C L A R A te omhelzen.
Om de ftrengheid diens regels kreegen z
den naam van Nonnen der Lijdzaamheid';
den naam van Capucynen ontleenden zij
van het Ordengewaat.
Naa den dood der ftigteresfe, wierdt
'er een ander Capucyner Klooster geftigt tc
Rome-, nabij het Quirinqalfche paleis; het
kreeg den naam van het Klooster van het
Heilige Sakrament. Kardinaal B A R O N I U S
ftigtte, in de zelfde ftad, een derde
Klooster. Alle deeze ftigtingen wierden,
in den jaare M D C , door Paus C L E M E N S
D E N V I I I , goedgekeurd, en vervolgers
bekragtigd door G R E G O R I U S D E N X V .
N o g verfcheiden andere Kloosters van
deeze Orde wierden 'er in volgende tijden
geftigt, in 't bijzondereen te Parys, in
den jaare M D C I V , door de Hertogin
M E R C O E U R ; zij zette een doornekroon
op het hoofd der maagden, welke zij in
haar Klooster plaatfte.
Dewijl de Kerkhervorming ten gevolge
heeft gehad, de volkomcne vernietiging
der gcestlijke Orden hier te lande , zal
het niet ondienftig zijn, eer wij deeze
Afdeeling eindigen , aan het bovenftaande
enige aanmerkingen te hegten, raakende
de

G E S C H I E D E N I S .
40 5
rie uitwerkingen dier geftigten op de gc - G E E S T moederen des volks, zo wel in het bui - L I J K E
gerlijke als in het godsdienftige.
ORDEN.
_ Aangemerkt in eene burgerlijke betrek
king, hebben zij hunne voor- en nadee
len gehad. De uitgebreide landerijen
welke, tot lijfsonderhoud, aan hun ge
fchonken waren, wierden voor een klei
ne fomme verhuurd, en de huurpennin
gen veelal gevonden in dc voortbreng
zeis des lands. D i t moedigde de nij
verheid aan, en bevorderde den land
bouw. Het gros der landzaaten onthield!
zich ten platten lande, alwaar de armoe
de zelden bekend was; de fteden, welke
thans in Groot-Britannie zo beroemd zijn,
waren ten dien tijde niet veel beter dan
gemeene dorpjes. Het landvolk was te
vreden met zijn l o t , omdat de fteden geen
bekoorlijkheden hadden, die hetzelve
konden verlokken. Hoe wijd en breed
verfchillendc van die tijden is de tegenwoordige E e u w e , in welke het pfatte
land ontvolkt is, en de fteden krielen van
nictsdoende bewooners, die op den oever des verderfs huppelen! De landerijen, voormaals aan de Kloosters behoorende , zijn thans in dc handen der Leeken; deeze, hunne buitenfpoorige lusten
den teugel vierende, maaken de landhuurders aan hunnen wille onderdaanig, en
ftellen de huurpenningen zo hoog, dat de
prijs van alle leevensmiddelen daardoor
van tijd tot tijd moet klimmen, en het
land cenigermaate verwaarloosd wordt.
Cc 3
Doc

406 G O D S D I E N S T I G E
GEESTLIJKE
ORDEN,

Doch het nadeel, aan de gcestlijke gebouwen onmiddeiijk verknogt, was, dat
de ongehuwde ftaat daar door wierdt aangemoedigd. D i t was een tegennatuurlijk
begrip, omdat ieder man zijne eigen
v r o u w , en elke vrouw haaren eigen man
behoorde te hebben.
Volgens den wil
van God moest het alzo gefchieden, opdat 'er geene tegennatuurlijke misdaaden
zouden gepleegd, en de menfchen erger
worden dan de beesten, die vergaan. M e nigerlei befchuldigingen wierden, ten tijde der Kerkhervorminge, tegen de Kloosterlingen ingebragt; te affchuwelijk zijn
zommige van dezelve om hier vermeld te
worden, en tot eere der menfchelijke
natuure hoopen wij dat de meeste ongegrond waren. Een voorkoomen van
meerdere waarfchijnlijkheid zal dit hebben , wanneer wij in aanmerking neemen,
dat veelen der zulken, die zich als voorftanders der Kerkhervorminge gedroegen,
meer hun eigen tijdlijk belang, dan de eer
van God of de gelukzaligheid der onfterflijke zielen van hunne naasten op het
oog hadden. D o c h , met dit alles, is 'er
grond om te vermoeden dat 'er nog te
veel waarheids aan de befchuldiging was.
W a n t , om met de woorden des Zedenfchrijvers te fpreeken: Sluit de natuur
ter deurc uit, cn zij zal door het ven fter wederom binnen fluipen." De ongehuwde ftaat is geene misdaad, wanneer
iemand dien vrijwillig verkiest, en zich
in

G E S C H I E D E N I S .

407

in eerbaarheid aan denzelven onderwerpt; G E E S T


doch, door gezag bevolen zijnde, wordt L I J K E
hij dikmaals gevaarlijk. De aloude Klui- O R D E N ,
zenaars , van welke wij een berigt hebben
medegedeeld, bevonden, in tijden van
vervolginge , zich in de noodzaaklijkheid om buiten den echt te leeven; doch
met het verdwijnen van de oorzaak, behoorde ook het uitwerkzel te hebben op.
gehouden. Gcene noodzaaklijkheid was
'er dat de Monniken buiten den ftaat eener geregelde echtverbintenisfe leefden;
en dit zo zijnde, hoe groot en in 't oogloopende was dan hunne dwaaling, begaan in jongelingen, die zich aan een
godsdienftig leeven toewijdden, onder de
noodzaaklijkheid te brengen om af te zien
van alle die onfchuldige vermaaken, welke uit de gemeenfehap tusfehen de beiden
fexen kunnen voortvloeien, wanneer zij
op deugdzaame liefde zijn gegrond!
In eene godsdienftige betrekking hadt
het Kloosterleeven ook zijne voor- en nadeden. Het in 't oogloopendfte miskwaam was hierin gelegen, dat de M o n niken, even gelijk de Pharizeeuwen van
ouds, zich zeiven aanmerkten als uitfteekende in godsvrugt en heiligheid boven
de rest der ftervelingen. Eigen geregtigheid ftrijdt met de beginzels van allen waar e n , zo natuurlijken als geopenbaarden
Godsdienst. Zij fluit uit de noodzaaklijkheid der bekeeringe, en noopt ons arme
zondige ftervelingen om met een oog van
Cc 4
trots

408
E ESTLIJ KE
ORDEN.

G O D S D I E N S T I G E

trotsheid en veragtinge neder te zien op


veelen onzer medefchepzelen, welke ,
misfchien, waardiger voorwerpen zijn
der godlijke gunfte dan wij zeiven. De
Monniken boezemden het volk in om te
gelooven dat de waereldlijkc Geestlijkheid niet beter was dan huurlingen, omdat zij de tienden, bij de Wet bepaald,
genooten voor de geregelde waarneeming
hunner beroepspligten, terwijl de M o n niken zelve uitgebreide landerijen in eigendom bezaten, zonder dat zij voor dezelve eenig werk verrigttcn.
Met alle deeze miskwaamen, egter,
hadt het Kloosterlceven zijne voordeelen, wanneer wij hetzelve uit een godsdienftig oogpunt befchouwen. In de eeuwen van barbaarsheid, toen de Grooten
van den degen leefden, cn dc armen, als
hunne onderdaanige leenmannen, aan
derzelver willekeurige, overheerfchinge
onderworpen waren, gebeurden 'er veele voorvallen, op welke wij, die roemen
dat wij in zo veel betere tijden leeven, i n
dc gedenkfchriften der gefchiedverhaalen,
als op een droom te rugge zien. E e n
echtgenoot van zijne wederhelft beroofd,
door de barbaarsheid van tucht- en wettclooze roovers; zijne dochter gefchaakt
en gefchoffeerd, en zijn zoon gedood om
het vcrdeedigen der gehoonde onfchuld:
dit alles deedt menigmaalen de aanzicnlijkftcn onzer Edellieden befluiten om de
waereld te verlaaten, en Kloosters te
bou-

- G E S C H I E D E N I S .

400

bouwen ten behoeve van de zulken, G E E S T


die zich, nevens hun, in de zelfde be- L IJ K E
fchreienswaardige omftandigheden bevon- O R U E N . :
den. De wantroostige weduwe, de maagd
door een valfchen minnaar bedroogen,
het weeskind, de kranken en de gekwetften, alle deezen vonden in die afgezonderde wooningen eene veilige fchuilplaats. De waereld hadt hen vergeeten,
en zij waren de vermaaken, aantokkelingen en verlokzeis eener verleidende waereld geftorven.
Het was de groote misflag der Kerkhervorminge, dat deeze gcestlijke geftigten
niet tot diergelijke oogmerken wierden
in ftand gehouden. De inkomften, tot
dezelve behoorende, zouden genoegzaam
toereikende geweest zijn ter onderfteuninge en lijfsverzorginge van de afgeleefde grijzaarts en verlegene noodlijdenden;
'cr zou geene noodzaaklijkheid geweest
zijn voor het ftigten van Hospitaalen en
Werkhuizen. De kinderen van beide
fexen van onze nijvere en werkzaame behoeftigen zouden opgevoed zijn in de beginzels van godsvrugt en deugd, tot den
tijd toe dat zij in ftaat waren om voor
zich zeiven den kost te winnen. In menigvuldige gevallen zouden de Armenfchoolen noodloos en overtollig geweest
zijn. Ten belluite, Bisfchop B U R . N E T
verzekert, dat Aardsbisfchop L E I G H T O N , die een der grootfte Godgeleerden
W3S, welke, zints dc Eeuw der ApostcCc 5
lciljr

410 G O D S D I E N S T I G E
C E E S T . len, geleefd hebben, zich dikmaals beLIJKE
klaagde , dat deeze geestlijke geftigten
O R D E N niet in ftand waren gebleeven ten dienfte
van boetvaardige menfchen, om het ovcrfchot hunner dagen in dezelve door te
brengen, zonder dat zij door geloften
en eeden verbonden waren. Ondertusfchen is dit alles buiten gebruik gefield,
door de fchraapzucht en inhaaligheid onzer Koningen en Edellieden. Doch wij
flappen hier van af j het onderwerp is
te treurig.

GE-

G E S C H I E D E N I S .

rc

G E W O O N T E N
E

P L E G T I G H E D E N
D E R

ROOMSCHE

KERKE.

e verkiezing van eenen Paus, en de


plegtigheden, daarbij gebruikelijk,
vorderen, in de eerfte plaats, onze opmerking. Zodra een Paus fterft, wordt
het bewind der regeeringe gefteld in handen van vier Kardinaalen : te weeten,
den eerften Kardinaal-Bisfchop, den eerften Kardinaal-Priester, den eerften Kardinaal-Diaken en den Kardinaal - Kamerling der Pauslijke huishoudinge. De drie
eerstgenoemde worden aangefteld om het
bewind te voeren over de burgerlijke zaaken; de laatfte draagt zorge dat alle de
zegels van den jongstoverleedenen Paus gebroken , en de penningen , door zijne
Heiligheid nagelaaten, verzegeld worden.
Niet langer dan tien dagen duurt het
bewind deezer vier Kardinaalen. Zij
benoemen eenige afgevaardigden, en begeeven zich, nevens hunne Amptgenooten, in het Konklave, om over te gaan
tot het verkiezen van een Paus, of zo
genaamden Stedehouder van C H R I S T U S .
Voordat zij zich in het Konklave opfluiten, hooren zij de Mis van den Heiligen
Geest

GEWOONT E N en
'LEGTIG
HEDEN.

4ia
GEWOONT E N en
PLEGTIG
HEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

. G e e s t i n de Gregoriaanfche Kapl.
Een
Bisfchop d o e t , bij die gelegenheid, eene
redevoering i n het Latyn, waarin hij hen
vermaant o m u i t te z i e n na een gepast
v o o r w e r p ter v e r v u l l i n g e v a n den ftoel
v a n P E T R U S , den P r i n s der A p o s t e l e n .
Z o d r a deeze plegtigheid g e i n d i g d i s ,
treeden de Kardinaalen v o o r t , i n ftaatelijken o p t o g t , twee aan t w e e , v o l gens h u n n e n r a n g , v e r z e l d v a n de Zwitzerfche L i j f w a g t en eene talrijke menigte
a a n f c h o u w e r s , allen het lied aanheffende
t o t den H e i l i g e n G e e s t , beginnende Veni
Creator Spiritus.
I n het K o n k l a v e gekoorrjen z i j n d e , werpen zij het l o t o v e r
de celletjes, en neemen 'er aldus b e z i t
v a n . D a n begeeven z i j z i c h gczamentlijk
na de K a p e l van Paus P A U L U S D E N I I I ,
alwaar de B u l l e n , op de v e r k i e z i n g v a n
een Paus flaande, geleezen w o r d e n . D e
D e k e n v a n het S a k r o - K o l l e g i e vermaant
alle de Kardinaalen o m o v e r e e n k o m f l i g
daarmede te werk te gaan. H i e r n a a w o r d t
h u n de vrijheid gegeeven om elk na zijne
w o o n i n g te gaan om het middagmaal te
h o u d e n ; doch v r den a v o n d moeten zij
derwaarts w e d e r k e e r e n : w a n t , door den
Ceremoniemeester w o r d t h u n aangezegd,
3at, w i e b u i t e n zijne C e l k o o m t , naadat
dj allen daarin zijn o p g e f l o o t e n , daarin
vervolgens niet zal w o r d e n toegelaaten.

D e Maarfchalk der C e r e m o n i n plaatst


Schildwagten op die p l a a t z e n , w e l k e
] jii v o o r de dienfligflc h o u d t ter befcher<le

min-

GESCHIEDENIS.

413

tninge v a n de veiligheid der verkiezinge. < :EWOON


D e eerfte v i e r e n t w i n t i g u u r e n , doch niet TEN en
'LEGTIOlanger , mogen de Gezanten der vreemde
HEDEN.
M o g e n d h e d e n i n het K o n k l a v e blijven.
W a n n e e r alle de z u l k e n , welke niet i n
het K o n k l a v e mogen b l i j v e n , v e r t r o k k e n
z i j n , w o r d e n de deuren g c f l o o t e n , en bij
alle toegangen Schildwagten
geplaatst.
Straks daarnaa bezoeken dc K a r d i n a a l - D i a k e n en de K a r d i n a a l - K a m e r l i n g het K o n k l a v e , om te verneemen o f alles v e i l i g z i j .
D o o r een N o t a r i s w o r d t h i e r v a n eene
akte vervaardigd.
Ieder K a r d i n a a l heeft ten z i j n e n dienfte
een Priester en een Soldaat; de o v e r i g e
bedienden z i j n een S a k r i s t , een O n d e r S a k r i s t , een G c h e i m f c h r i j v e r , een O n d e r G e h e i m f c h r i j v e r , een B i e g t v a d e r , t w e e
G e n e e s h e c r e n , een W o n d h e e l e r ,
twee
Baardfcheerders, een A p o t h e k e r met z i j ne bedienden , v i j f Ceremoniemeesters,
een M e t z e l a a r , een T i m m e r m a n , en zest i e n Draagers. A l l e deeze bedienden v o e ren den naam v a n Konklavisten ; h o e w e l
hunne bediening moeilijk z i j ,
genieten
z e , e g t e r , naa de v e r k i e z i n g , v e r f c h e i den v o o r r e g t c n .
D e nieuwverkorene
Paus deelt onder hen eene fomme gelds
u i t , en zij genieten een jaargeld v o o r
h u n geheele leeven.
D e Stadvoogd van Rome kondigt een bev e l af, waarbij aan alle de i n w o o n e r s , beh a l v e n aan de Pauslijke L i j f w a g t , w o r d t
v e r b o o d e n , z o w e l o v e r dag als bij n a c h t ,
ge*
1

414
GSWONTEN en
PLEGTIGHEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

gewapend langs de ftraat te gaan; alle overtreeders van dit gebod worden ftrengelijk
geftraft. Alle de Geestlijken te Rome,
't zij waereldlijke of reguliere, zijn gehouden dagelijks in plegtigen ommegang
zich te begeeven na de St. Pieters-Kerk ,
om aldaar den bijftand van den Heiligen
Geest af te fmeeken, ter beftuuringe der
Kardinaalen in het doen van eene goede
keuze ten beste van de Kerk. Van de St.
Pieters-Kerk vervoegen zij zich na het
Vatikaan, onder het aanheffen van het
lied Veni Creator Spiritus.
Naadat het Konklave is gcflooten, doorzoekt de Onder-Ceremoniemeester alle de
vertrekken, 's morgens ten zes, en in
den naamiddag ten twee uuren; hij luidt
een kleine klok om de Kardinaalen in de
Kapl van het Scrutinium te nodigen.
Dan verlaaten alle de Kardinaalen hunne
cellen, elk van zijne Konklavisten ver
z c l d ; een van hun draagt deszelfs Inktkoker na de Kapl, alwaar het Scrutinium , of de opneeming der ftemmen, zal
gefchieden; een ander draagt den tabbert
en den hoed, welke zijne Eminentie aantrekt en opzet, zodra hij in de Kapl is
getreeden. Deeze tabberten zijn niet de
zelfde, welke zij bij andere gelegenheden
draagen, maar worden opzettelijk ten
dien einde gemaakt.
Deeze K a p l , welke nimmer, dan ten
tijde der verkiezinge van een Paus, g e
bruikt wordt, is zeer fraai cn kostbaar
op-

GESCHIEDENIS.

415

opgefierd ; alle vreemdelingen , welke i3EWOON*


Rome koomen bezoeken, gaan dezelve TEN en
zien. Aan den zolder ziet men eene ' L E G T I O
heerlijke fchilderij van het laatfte oor- HEDEN.
deel ; de vloer en banken zijn met groen
laken bekleed. De Deken van het SakroKollegie heeft zijne zitplaats ter rechter
zijde van den ingang derKapelle; de eerfte Kardinaal-Diaken zit recht tegen hem
over. Agter het altaar ftaat een lange tafel , en op dezelve twee fchotels met gedrukte lotbriefjes, voor de ftemopneeming gefchikt. Ook ftaan hier twee bekers , en een bus, waarin de laatfte Kardinaal-Diaken de ftemcedels werpt.
Het Konklave, zijnde een gedeelte van
het Apostolifche paleis, beftaat uit eene
rije kleine cellen, van wagenfchot gemaakt ; in deeze cellen worden de Kardinaalen opgeflooten, terwijl zij over de
verkiezing van een Paus zijn te zamen geroepen. Naast ieder celie is een klein
vertrek , ten dienfte der Konklavisten.
Met kleine tusfchenruimten, zijn ze allen
langs de gallerij van het Vatikaan geplaatst. De cellen der gunftelingen van
den overleedenen Paus zijn met purper laken, doch de overige flegts met groene
fersje bekleed. De ftoelen, tafels en
bedden zijn bekleed met de zelfde ftoffe.
Tegen over de deur van ieder vertrek
hangt het wapen van den Kardinaal, die
daarin zijn verblijf heeft.
De cellen
fcheppen het licht door eene lange reeks
1

vaa

416
GEWOON' .

G O D S D I E N S T I G E

van venfters in den voorgevel' der gallerije;


T E N en in de venfters zijn ventilators geplaatst,
L E G T 1 G om de onzuivere lucht te verdrijven.
JIEDEN.
De Zwitzen, welke aan de voorpoorte van het Vatikaan op fchildwagt ftaan,
worden om de twee uuren afgelost. Op
het voorplein van de St. Pieters-Kerk ftaat
eene bende voetvolk, die onder het bevel
ftaat van den Generaal der Kerke, zijnde
doorgaans een Romeinsch Edelman. Niet
verre van het Kafteel St. Angelo, of Engelenburg, ftaat eene andere bende voetjfcnegten, over welke de Maarfchalk der
Kerke het bevel voert; deeze bewaarcn
de toegangen , langs welke de Kardinaalen hunnen lijftogt ontvangen. Met de
Kardinaalen en derzelver bedienden mag
niemand fpreeken, dan op zekere bepaalde uuren; en dan nog zijn ze verpligt,
met luider ftemme en in het Latyn of Italiaansch te fpreeken.
Vrdat 'er eenige fpijze in de cellen
der Kardinaalen mag gebragt worden,
moeten dc Soldaaten, die alle de toegangen tot dezelve bcwaaren , naauwkcurig
onderzoek doen, of 'er in de fchotcls eenige brieven verborgen zijn; indien zij
brieven vinden, moeten zij verfcheurd
worden. Dagelijks, omtrent den middag
en tegen den avond, verfchijnen de koetzen der Kardinaalen op het voorplein van
de St. Pieters-Kerk;
en derzelver huisbedienden afgetreeden zijnde, vervoegen
zich bij den Hofmeester van het Konklave,
om

G E S C H I E D E N I S .

417

om de bevelen hunner meesteren wegens GEWOOfSderzelver fpijze te verneemen. Naadat hun T E N en


de fchotels zijn ter hand gcfteld, gaan P L E G T I G zij na binnen, in dc volgende orde: HEDEN.
Vooraan treeden de twee Stafdraagers
van den Kardinaal, elk met zijnen houten ftaf, purperkleurig en met de wapens van zijne Eminentie op dezelve gefchilderd. Agter deeze loopt de Kamerdienaar met zijn zilveren ftaf; deeze
wordt gevolgd van dc Edellieden, twee
aan twee, met ongedekten hoofde. Daarop volgt de Hofmeester, met een fervet
op zijn fchouder, verzeld "an den Schenker cn Voorfnijder. D c Stafdraagers,
welke hem volgen, draagen de fpijze en
drank van den Kardinaal op een draagberrie, op welke een groote ketel ftaat,
opgevuld met een aanzienlijke menigte
potten, fchotels en borden. Andere draagen groote manden, bekaden met flesfen
wijn, brood, vrugten, room en foortgclijke lekkernijen, welke de tijd van het
jaar oplevert.
Zodra deeze fleep van bedienden aan
den doorgang is gekoomen, welke na de
gallerij leidt daar de cellen zijn geplaatst,
roepen zij overluid uit den naam des
Kardinaals, welken zij dienen; een
knegt opent van binnen de deur, en da
draagers brengen den leeftogt binnen.
D o c h , hoe veele behoedmiddelen mert
ookgebruike, dikmaals, egter, worden
den Kardinaalen brieven ter hand gefteld.
Op de bchendigftc wijze gefchiedt dit me,
II.

DEEL-

Del

mg-

418
GEWOONT E N en
TLEGTIGHEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

nigmaal; men fchrcef wel eens op het vel


van eenen vogel, en verbergde deezen
in een wijnfles.
Naadat de verkiezing is volbragt, maaken drie Kardinaalen hunne opwagting
bij den Paus, en vraagen hem welk een
naam hij gelieve aan te neemen. Doorgaans is deeze dc naam van den Paus, die
hem tot het Purper heeft verheven. Niet
zodra heeft hij dien genoemd, of zij
overhandigen hem de visfehers-roede. D e
twee eerfte Kardinaal-Diakenen geleiden
den nieuw verkorencn Paus na de plaats
agter het altaar, alwaar z i j , met behulp
van den Ceremoniemeester en den Sakrist, die altoos een Augustyner Monnik
i s , hem het Kardinaalskleed afnecmen,
cn het Pauslijk gewaat aantrekken; dit
beftaat uit een tabbert van witte taf,
een linnen koorkleed, een onderrok en
kap, beide van rood fatijn, nevens fchoenen van rood laken, overal met goud,
en van boven met een gouden kruis, geborduurd.
De Paus dus behoorlijk uitgedoscht,
wordt in zijn draagftocl voor het altaar
in de Kapl gedraagen ; hier aanbidden
hem alle de Kardinaalen, door zijnen voet
en rechterhand te kusfen; zij verrigtten
dit knielende. Dan doet de heilige V a der hen n voor n oprijzen, en geeft
hun de kus des vredes op de rechter
wang. Naa het verrigten deezer plegtigheid , begeeft zich dc eerfte KardinaalDiaken , voorgegaan van den Ceremonie.
mees-

GESCHIEDENIS.

419

meester, draagende het k r u i s , en een- JEWOON


zangkoor, aanheffende het lied: Ziet T E N en
den Hoogepriester, zo aangenaam bij >LEGT1G
G o d , en zo regtvaardig," enz. na de H E D E N .
groote logie van de St. Pieters-Kerk, alwaar de Metzclaar van het Konklave
vooraf de deur heeft opengebroken, opdat de Kardinaals zich op de balkon mogen vertoonen, om aan het volk kennis
te geeven van de verkiezinge, door met
luider ftemme te roepen: Ik verkon dig uliedcn aangenaam nieuws: wij
,, hebben eenen Paus." Straks wordt
een zwaar ftuk gefchut, tot de St. Pieters-Kerk behoorende, gelost, om kennis te geeven aan het Kafteel St. Angelo om de volle laag te geeven. Hierop
beginnen alle de klokken door de geheele
ftad te luiden, terwijl ondertusfehen de
lucht weergalmt van het gefchal van
trommen en trompetten.
Onder dit vreugdegefchal, ftaan alle de
inwooners van Rome op de ftraaten, biddende om een zegen van den nieuwen
Paus, van welken zij zich allerlei voorfpoed belooven. Op den zelfden dag
wordt de Paus, met zijn myter op het
hoofd, na het altaar van Paus S I X T U S
D E N V gedraagen, alwaar de Kardinaalen, met hunne purperen mantels omhangen , hem andermaal koomen aanbidden.
Op de zelfde wijze gefchiedt hier de aanbidding als de eerftemaal in de Kapl; onder die plegtigheid, heffen de Zangers een
lied aan, op dc verrigting fiaande. M i d Dd 2
ler1

420

G O D S D I E N S T I G E

terwijl w o r d e n de m u u r e n van het K o n klave a f g e b r o k e n , en de Kardinaalen


P L E G T I G - klimmen neder i n het middelfte
gedeelte
HEDEN.
van de St. Pieters-Kerk;
de n i e u w e Paus
w o r d t agter hen i n een draagzetel gedraag e n , overdekt met een v e r h e m e l t e , met
gouden galonnen verfierd. D e Draagcrs
z e t t e n hem neder op het altaar v a n S T .
P I E T E R , daar de Kardinaalen hem v o o r
de derdemaal aanbidden. N a a hen v e r r i g t e n de buitenlandfche G e z a n t e n de zelfde
p l e g t i g h e i d , i n tegenwoordigheid van eene talrijke menigte v a n aanfehouwers.
H e t Te Deum w o r d t g e z o n g e n , en de
K a r d i n a a l , welke aan de eene zijde v a n
het altaar ftaat, leest de v e r z e n cn gebed e n , i n het Roomfche getyboek tot decze
plegtigheid beftemd.
Vervolgens wordt
de Paus op de hoogfte trappen v a n het
altaar neergezet, e n , naadat hem de tegenwoordig zijnde Kardinaalen den m y t c r
hebben afgenomen, fpreekt hij een plegtigen zegen o v e r het v o l k u i t . D a n w o r den hem zijne tabberten u i t g e t r o k k e n , en
de t w a a l f D r a a g c r s , gekleed i n lange
fcharlaken m a n t e l s , welke tot op den
grond h a n g e n , plaatzen hem i n zijnen
Jraagftocl, en brengen hem na zijne v e r trekken. D e e z e zijn de plegtigheden ,
w e l k e , op den eerften dag naa 's Pausfen
v e r k i e z i n g , te Rome gebruiklijk zijn.
Wanneer wij alle deeze verrigtingen i n
haare bijzondere deelen nagaan, z u l l e n
j wij moeten b e k e n n e n , dat ' e r , misfehien,
| iimmer iets v a n een meer plegtigen a a r t ,
GEWOONT E N en

on-

G E S C H I E D E N I S .

421

onder den naam van Godsdienst', in dc GEWOON*


waereld bekend was.
T E N en
D c Paus, als algemeen hoofd der Ker- P L E G T I G H
ke , op de boven verhaalde wijze verkoo- E D E N .
zen zijnde, worden de noodige toebereidzeis tot zijne krooning gemaakt; in pragt
en ftaatelijkheid behoeven deeze niet te
wijken voor die van de grootfte Monarchen der aarde. Indien h i j , ten tijde zijner verkiezinge, enkel Kardinaal-Diaken
is, dan wordt h i j , door de Dekens van
het Sakro-Kollegie, tot Priester en Bisfchop tevens geordend in de Kapl van
P a u s s i X T u s D E N V ; hier heen begeeft
hij zich, op den dag zijner krooninge, i n
zijn Kardinaals gewaat, onderfteund door
twee Kerkvoogden, welke zijne Kamerlingen zijn, en zijnen Schenker. Alle de
buitenlandfche Gezanten, de Kardinaalen,
nevens de Romeinfche Prinsfen en Edellieden voegen zich bij den ftoet, die begeleid wordt door de Zmtzerfche Lijfwagt, te voet en te paerd. In de Kapl
van S I X T U S D E N V gekoomen zijnde,
zetten de Kardinaalen hunne roode hoeden op hun hoofd, en aan den Paus
wordt zijn gewaat op de volgende wijze
ter hand gefield.
De eerfte Ceremoniemeester omgordt
hem met de taffen falda onder zijnen onderrok , -en zet hem dc roode fatynen
barrette op het hoofd. Dan treedt zijne
Heiligheid in de Kapl, alwaar de Kardinaalen voor hem eene zeer diepe buiging
maaken; de heilige Vader ontvangt met
3
toe.

ia

G O D S D I E N S T I G E

toegenegenheid de eerbctooning van zijne


GEWOONgeestlijke kinderen. De Heeren, welke
T E N en
P L E G T I G - de Kardinaalen verzeilen, leggen op hunH E D E N . ne knien, en de Paus ftaat met den rug
na het altaar. Vervolgens neemt een der
Kardinaal-Diakenen hem de roode barrette
af, en zet hem eene andere van witte tat
op het hoofd. Zijne overige klederen
worden hem ook het een naa het ander
aangedaan. Dc eerfte Kardinaal-Diaken
zet hem den myter op het hoofd, vcrfierd
met kostbaare edelgefteenten, terwijl de
Ceremoniemeester den lofzang zingt, van
het Koor verzeld. Waarnaa een der Onder-Diakenen het kruis neemt, hetwelk
voor den Paus wordt gedraagen; de Kardinaalen neemen hunne hoeden af, ter eere van het gewijde hout.
In plegtige ftaatfie wordt het kruis gedraagen, op de volgende wijze, 's Pausfen Edellieden gaan voor hetzelve, twee
en twee op eene rije, gevolgd van alle
de hovelingen des nieuwverkoorenen opvolgers van S T . P I E T E R , allen
hun
ple?tgewaat gekleed. De Paadjen gaan
naast hem, en agter hem een talrijke ftoet
van Confiftoriaale Advokaaten, de Edellieden van den geheimen Raad, de Aardsbisfehoppen, Bisfchoppen, en s Pausfen
Kapellaanen, die de driedubbelde kroon
en myter draagen. Het kruis volgt deeze
Kapellaanen, die wijders gevolgd worden
van de Kardinaal-Diakenen, twee en
twee, en deeze wederom van de Kardinaal-Priesters en Bisfchoppen in de zelfde
m

E S C'H I E D

E N I S.

423

o.rdc. A g t c r deeze trcedcn de Romeinfche G E W O O N E d e l l i e d e n en de buitenlandfehe G e z a n - T E N en


t e n , alle v e r z c l d v a n een talrijken ftoet P L E G T I G HEDEN.,
v a n bedienden.
I n een draagftocl w o r d t de heilige V a der na de K e r k gedraagen, i n het midden
v a n deezen ftaatejken o p t o g t , o m r i n g d
v a n zijne L i j f w a g t , en gevolgd v a n eene
g r o o t e menigte v o l k s .
D e Ridders v a n
S T . P I E T E R en P A U L U S draagen het
verhemelte b o v e n het hoofd v a n zijne
H e i l i g h e i d . I n die orde treedt dc o p t o g t
v o o r t na dc groote K e r k v a n ST. P I E T E R * I n het portaal dier K e r k e , nabij
dc heilige d e u r , is een t h r o o n v o o r den
Paus opgerecht, daar hij onder een v e r hemelte z i c h n e d e r z e t ; v o o r de K a r d i naalen zijn aldaar banken geplaatst.
T h a n s k o o m e n alle de G e e s t l i j k e n , t o t
de St. Pieters-Kerk
behoorende, v o o r g e gaan v a n h u n n e n D e k e n , om 's Pausfen
v o e t e n te k u s f e n ; onder de toejuichingen
des v o l k s w o r d t hij v o o r t s aan den v o e t
v a n het groot altaar gedraagen.
Hier
k n i e l t hij neder en aanbidt dc gewijde host i e , met ongedekten hoofde. T e r f t o n d
daarop draagt men hem v a n daar na de
Gregoriaanfche
Kapel.
H i e r plaatst hij
z i c h op een t h r o o n , omringd v a n de b u i tenlandfehe G e z a n t e n , dc K a r d i n a a l e n ,
de Italiaanfche
Prinsfen c n E d e l l i e d e n ,
nevens alle de voornaame bedienden v a n .
zijn huis. D u s geplaatst, onvangt hij de
hulde v a n a l l e n , die bij decze plegtigheid
t e g e n w o o r d i g z i j n , door het kusfen v a n
Dd 4
ZiJ-

4*4

G O D S D I E N S T I G E
Dan geeft hij zijnen zegen
't welk henTde blijken van
L E G T I G "onderdaanigheid betoont,
door hunne
WEDEN. luiddruftige
toejuichingen van liefde,
blijdfehap en hoogagtinge.
GEWN -zijnen voet.
T E N en aan het v o l k ,

D i t gedeelte der plegtigheid verrigt


zijnde, doen de Kardinaalen, Bisfchoppen
en andere Kerkvoogden hunne witte tabberten aan, midlerwijl dat de Kanunniken
van S T . P I E T E R op het koor een lofzang zingen. Onder dit alles wascht de
Paus viermaalen zijne handen. Het eerfte
bekken met water wordt hem aangebooden door den eerften Confervator (Burgemeester) van Rome; het tweede, terwijl
de Mis wordt gevierd, door den Genei-aal der Kerke; het derde door den Gezant
van Frankryk; het vierde en laatfte door
den Keizerlijken Gezant. Naa dit alles
kleedt de eerfte Kardinaal-Diaken den
nieuwverkoren Paus in een kostbaaren
mantel, met Edelgefteenten verlierd. Dan
opent de eerfte Ceremoniemeester den optogt , draagende eene brandende waschkaars in de eene, en een bekken met water in de andere hand. Naadat het water
is weggeworpen, wordt 'er een foort van
kleinen houtftapel van brandbaare ftoffen
in het bekken opgericht; de Ceremoniemeester fteekt 'er den brand i n , om den
heiligen Vader te doen gedenken aan de
ydelheid en vcrganklijkheid van alle aardfche grootheid; tevens herhaalt hij, ten
aanhooren van den Paus, driemaalen de
Volgende woorden; Zie eens, heilige

Va,

G E S C H I E D E N I S .
Vader, hoe dc heerlijkheid deezer wac-1 E W O O N reld voorbij gaa."
E N en
Zodra de optogt gekoomen is aan den L E G T I G voet van het groot altaar, op hetwelk H E D N .
verfcheiden groote zilveren vergulde kandelaars ftaan, met brandende waschkaarzen op dezelve, doet de Paus een kort
gebed; vervolgens oprijzende, begint bij
de Mis. Midlerwijl ftaat aan zijne rechterhand de Kardinaal - Diaken, als medehelpende Bisfchop, met zijnen Priesterlijken
mantel omhangen; aan zijne (linkerhand
heeft hij den Kardinaal-Diaken van het
Euangelie, en nog twee Kardinaal-Diakenen agter zich tot handlangers.
Zodra heeft zijne Heiligheid de plegtige
zondbelijdenis niet afgelegd, of de Kardinaal-Diaken, die den myter in zijne handen houdt, geeft die over aan de twee
Kardinaal-Diakenen medehelpers, om dezelve] voorts den Paufe op het hoofd te
zetten. Dan treedt hij voort na zijnen
throon, en zet zich op denzelven neder;
voorts leezen de drie Kardinaal-Priesters
een gebed, op de krooning fiaande. Straks
klimt de Paus van zijnen throon; de myter wordt hem van 't hoofd genomen en
de
eerfte Kardinaal-Diaken, diende tweede de hand leent, trekt hem het Pallhim
aan, cn fprcekt ondertusfehen deeze
woorden: Ontvang het Pallium,
't
welk een zinnebeeld is van de volmaakt heid der priesterlijke amptsverrigtin gen. Mogt gij dezelve waarneemen tot
, eere van G o d , en van zijne heilige
Dd 5
moe1

426

G O D S D I E N S T I G E

. moeder, de gezegende maagd M A R I A ;


en van de gezegende Apostelen ST. P E -

EWOON

TEN

PLEGTIG
BEDEN.

T R U S en P A U L U S

en

van

de heilige

,, Roomfche Kerke."
In het volgende gedeelte der plegtigheid, raakt de Kardinaal-Diaken van het
Euangelie de drie kruisfen aan van het
Pallium. De heilige Vader klimt op het
altaar met het Pallium op zijnen fchoudcr, doch zonder zijnen myter; hij kust
het boek der heilige Euangclisten, en bewierookt tevens het altaar met reukwerk.
Hiernaa wordt hem dc myter van nieuws
op het hoofd gezet, en dc eerfte Kardinaal-Diaken bereukwerkt hem driemaal
met wierook. De plegtigheid te deezer
plaatzc wordt beflooten met een k u s ,
welken hem den Kardinaal op de flinker
wang en aan den hals geeft; naa hem doen
ook het zelfde de twee andere Kardinaalen.
Thans keert de Paus te rug na zijnen throon, daar hij de aanbidding ontvangt van alle dc Kardinaalen, en de
Geestlijkheid daar tegenwoordig. V a n
den throon treedt hij voort na het groot
altaar, alwaar hij met eene hoorbaare
itemme zingt: Eere zij Gode in de hoogfle
hemelen. Het gebed van de Mis is niet
geindigd, of hij klimt terftond op zijnen
throon. De eerfte Kardinaal-Diaken klimt
dan neder in het biegtvertrek van S T .
P I E T E R , vcrzeld van dc voornaamfte
bedienden der Kerke van dien Heilige. Hier
zingen zij verfcheiden gezangen, in zamenftemming met het koor; waarnaa de
Paus, verzeld van zijne Kardinaalen en
an-j

G E S C H I E D E N I S .

42?

andere Kerkvoogden, gedraagen wordt G E W O O N na den zcgenftoel. Het verhemelte, waar T E N en


onder hij gedraagen wordt, wordt onder- P L E G T I G fteund van een aanzienlijk getal Romein- HEDEN.
fche Edellieden. Twee ftalknegten i n
roode livrei, uitgedoscht, aan weerskanten van den draagzetel te voet gaande,
draagen elk een waaier van Papegaai's vederen gemaakt. Alle de Kardinaalen rijzen op van hunne zetels en ftaan overeinde, terwijl de twee eerfte KardinaalDiakenen den Paus de hand bieden om op
den throon tc klimmen, welke 's daags tc
vooren aldaar geplaatst wierdt. Een lofzang wordt 'er gezongen, cn de Deken
van het Sakro-Kollegie leest het gebed,
op de krooning flaande. De tweede Kardinaal-Diaken neemt zijner Heiligheid den
myter af, en de eerfte zet hem de driedubbelde kroon op het hoofd, cn zegt:
,, Ontvang deeze Tiara, met drie kroo ncn verherd, cn vergeet nimmer, zo
dikmaals gij dezelve op het hoofd hebt,
dat gij de Vader der Prinsfen en K o ningen z i j t , de opperfte Regter van
het gantfche Heelal, en op aarde de
Stedehouder van J E Z U S C H R I S T U S ,
onzen Heere en Zaligmaaker."
Geduurende alle deeze plegtige verrigtingen , bevindt zich de gantfche ftad Rome in een ftaat van verwarringe. W a n t ,
nicttcgenftaande deLijfwagt onder de wapens is om alle opfchuddingen voor te
koomen, zo groot i s , nogthans, de dolzinnigheid der inwoonden, dat zij tot al-

ler*

428

G O D S D I E N S T I G E

lerlci losbandige buitenfpoorigheden overflaan. Het moorddaadig ombrengen van


PLEGTIG'
' eenige menfchen wordt als een loutere
HEREN.
beuzeling aangezien.
Naa de voleindiging van de plegtigheid
der krooninge, onthaalt de Paus de Kardinaalen, de buitenlandfche Gezanten, de
Kerkvoogden cn alle de voornaame Staatsamptenaaren op eenen maaltijd, welks
pragt alle verbeelding te boven gaat. A a n
het boveneinde van eene ruime zaal is
eene foort van verheven tooneel opgericht ; in het midden der zaale ftaat een
tafel, aan welke zijne Heiligheid zich nederzet, onder een fcharlaken verhemelte,
met goude galonnen behangen. Aan de
flinker hand ftaat een groote menigte gouden en zilveren vaten, en aan de rechter
hand een tafel voor de Kardinaalen en andere voornaame gasten. De Leeken, zelf
de Prinsfen en de zoonen van Koningen,
rijn verpligt den heiligen Vader aan tafel
:e bedienen; hij koomt in de zaal, in zijn
Pauslijk plegtgewaat uitgedoscht, leunen<le op twee Kardinaal-Diakenen, en gei volgd van alle de overige leden diens geVrdat zijne Heiligheid
3ootfchaps.
>laats neemt aan de tafel, wascht hij ftaa]
elijk zijne handen; de Keizerlijke Ge1
de eerfte
* :ant houdt het bekken vast;
] Cardinaal-Bisfchop plengt het water over
ijne handen, en twee Kardinaal-DiakeI ren overhandigen hem den droogdoek,
i xeduurende deeze plegtigheid, knielen de
2 ndere Kardinaalen neder, nevens de GeGEWOONT E N en

zan

G E S C H I E D E N I S .

429

zanten en Edellieden; in die geftalte blijven zij leggen, tot dat de Paus zijne
plaats aan tafel neemt.
Naadat alle deeze ftaatelijke verrigtingen zijn afgeloopen, moet de Paus nog
bezit neemen van zijne opperhcerfchapp i j , in dc Kerk van St. Jan Later aan
welke zijne Hoofdkerk en tevens die van
alle Kerken onderzijn regtsgebied door de
geheele Christen waereld is. M e t de
grootfte pragt en ftaatelijkheid, welke
men zich kan verbeelden, gefchiedt deeze
plegtigheid, eenige dagen naa die der
krooninge.
Twaalf Trompetters en even zo veele
ligte Ruiters openen den optogt, die zijn
begin neemt van de St. Pieters-Kerk ; zes
gelederen, ieder van vier paerden, volgen hen, draagende de mantels aan de
Kardinaalen behoorende. Agter hen gaan
de Stafdraagers der Kardinaalen, allen te
paerd, met zilveren ftaven op hunne
fchouders, verlierd met de wapens van
hunne meesteren. Zij worden gevolgd van
de Edellieden cn Aalmoezeniers der Kardinaalen, van de buitenlandfche Gezanten , de Prinsfen, en een talrijken ftoet
van Romeinfche Edellieden, allen op het
kostbaarst uitgedoscht, en verzeld van
hunne bedienden in pragtige livreien.
De volgende perfoonen tot den optogt
behoorende, zijn vier van 's Pausfen
Koetziers, in lange roode mantels gekleed; agter hen gaat zijn Kleermaaker>
en twee Manteldraagcrs eveneens gekleed |
9

GEWOONTEN

en

PLEGTIGHEDEN.

43

G O D S D I E N S T I G E

G E W O O N - k l e e d , draagende t w e e fcharlaken v a l i e TEN en z e n met g o u d geborduurd, 's Pausfen ftalPLEGTIG


" k n e g t e n v o l g e n h e n , gekleed i n loshanHEDEN.

gende mantels van roode fcrsje, leidende


de w i t t e T e l l e n , welke de K o n i n g v a n
Napels verpligt is jaarlijks aan zijne H e i l i g h e i d te z e n d e n , als een t o l c n huldebetoon i n g v o o r dat K o n i n k r i j k : w a n t , al zedert
verfcheiden eeuwen hebben de Pausfen
z i c h een regt van eigendom aangematigd
o p dat K o n i n k r i j k , als een erfdeel v a n
den heiligen ftoel. M e t z i l v c r e plaaten en
gouden galonnen zijn deeze T e l l e n ver*
fierd.
Hieraan v o l g e n verfcheiden m u i l e z e l s , kostbaar u i t g e r u s t , met r o o d fcharlaken cn gouden franjes behangen; eenige
v a n 's Pausfen huisbedienden leiden ze
bij den teugel.

H e t volgende gedeelte v a n den t r e i n


beftaat u i t drie draagzetels , met r o o d
fcharlaken overkleed ; v o o r deeze draagzetels rijden twee Krijgsbevelhebbers te
p a e r d , geleidende den Pauslijken Stalm e e s t e r , insgelijks te paerd
gezeeten,
met zijne Stafdraagers te v o e t .
Vijf van
's Pausfen Stafdraagers k o o m e n agter h e n ,
omhangen met lange purperen lakenfche
m a n t e l s , met fcharlaken o m b o o r d , met
hunne ftaven en gemaljeerde kraagen.
D a a r o p v o l g e n v e e r t i e n TrommeHlagerS
te v o e t , gekleed i n r o o d fatyn met g o u den b l o e m e n ; op hunne hoeden draagen
zij vederen pluimaadjen, en elk een ftandaart v a n de veertien kwartieren o f w y ken^van Rome. A g t e r deeze gaat eene
ben-

G E S C H I E D E N I S .

431

bende Pauslijke Trompetters, uitgedoscht


in een fcharlaken gewaat, met goud geborduurd , en agter deeze de Apostolifche
Edellieden van de bedkamer, nevens de
Paadjen, allen in 't fcharlaken gekleed.
De Kommisfaris van de Apostolifche kamer, in het purper, en dc Advokaaten,
in 't zwart, nevens dc Huis-Kapellaanen
en Paadjen, allen in 't fcharlaken gekleed, maaken het volgende gedeelte van
den trein uit. Deeze worden gevolgd van
een groote menigte huisbedienden, ieder
van welke het een of ander in zijne hand
draagt, als een aanwijzend kenteken van
den rang, dien hij in het huishouden bekleedt, bijzonderlijk de vier bedienden,
in het purper gekleed, welke 's Pausfen
vier karmozijnen fhiweclen hoeden draagen.
Agter deeze ziet men veertig Romeinfche amptenaars of bedienden van de W e t ,
allen gezeeten op ftaatelijke paerden: te
weeten, de Schepens, Regtcrs, Geheimfchrijvers, Notarisfen, Kontrarolleurs ,
Fiskaalcn, enz. allen omhangen met lange
Raadsheerlijke mantels en met zwarte
fluweelen hoeden op hunne hoofden.
Ter flinker zijde van den Deken treeden
de Griffiers der geregtshoven, de Klerken
van de Apostolifche kamer, de Auditorsen de Hofmeester van het heilige paleis.
De veertien Wykmeesters van Rome v o l gen in den trein, in karmozijnen fluweelen mantels gekleed , met kostbaare taf
omboord; zij worden verzeld van veert

tien

GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

432

G O D S D I E N S T I G E

GEWOO v-tien Maarfehalken, in gepikeerde fatynen


T E N e>
uitrokken. Vervolgens koomt de Stad L E G T I svoogd van Rome , gevolgd van een talrijHEDEN

\ ken ftoet van afhangelingen en onderbevelhebbers , met naame ook de Romeinfche Prinsfen, en de leden van 's Pausfen
geheimen Raad. D e Apostolifche OnderDiaken draagt het driedubbelde kruis, in
eene omgekeerde gedaante na den Paus gewend. Thans vertoont zich de heilige
Vader op de navolgende wijze.
Zijne Heiligheid wordt gedraagen in
ccn draagzetel, met rood fluweel bekleed,
met goud geborduurd en gegalonneerd.
Hij zelve JS gekleed in een wit fatynen
kazak, met het koorkleed en den langen
tabbert, allen van rood fluweel, indien
de plegtigheid in den winter invalle, doch
van rood fatyn in den zomer.
Vijftig
jonge Romeinfche Edellieden, in wit fatyn gekleed, treeden voor zijne Heiligheid; zij worden gevolgd van de Paadjen
van de bedkamer, en twee benden Lijfraten
te paerd. Alle de Kardinaalen
rijden te paerd, twee en twee, onmiddelijk agter 's Pausfen Lijfwagt. De Aardsbisfchoppcn en Bisfchoppen, van welke zich altoos een aanzienlijk getal te Rome onthoudt, vermeerderen den trein.
De geheele optogt wordt beflooten met
twee benden ligte Ruiterij, met haare Bevelhebbers aan het hoofd, in fcharlaken
(;n goud pragtig uitgedoscht.
Deeze plegtige en ftaatelijke optost
3 eemt zijnen weg van de St. Pieters-Kerk,
en

G E S C H I E D E N I S ;

432

en gaat van daar-voort na de brug var G E W O G N St: Angelo, en wijders na hetKapitool; Ten en
bier heeft het Romeinfche volk een eere- P L E G T I Q boog voor zijne Heiligheid opgericht. De HEDENi
Raadsheer biedt hem de fleutels der ftad
aan; hij houdt een fchepter in de hand,
terwijl hij eene aanfpraak doet, welke van
de nicuwverkoorcn Paus met aandagt en
goedgunftiglijk wordt aangehoord.
Van het Kapitool begeeft zich de trein
na het Campo Vachino, alwaar dc Hertog
VAN
PARMA
insgelijks een eerepoort
voor zijn paleis geftigt heeft, door welke zijne Heiligheid wordt gedraagen. Dan
neemen zij kruislings hunnen weg over
bet Colliscum; hier ftaat een derde eerepoort, op kosten der Jooden gebouwd
die 'er hem de vijfhoeken van M O Z E S
in het Hebreeuw sch aanbieden. Een hunner Rabbynen doet eene aanfpraak aan den
Paus , behelzende eene vermaaning om de
Wet van M O Z E S te eerbiedigen, en tevens een verzoek dat het hem moge bebaagen, de joodfche Natie onder zijne befcherming te neemen. Ten antwoorde
hervat hierop de heilige Vader, dat hij
den diepften eerbied heeft voor de W e t
van M O Z E S , doch te 'gelijk de verkeerde
Rabbynfche uitleggingen van dezelve
verwerpt. Thans vertrekken de jooden,
zonder zijne Heiligheid hierop iets in Wederantwoord toe te voegen. De trein
vervolgt zijnen weg langs de ftraaten
welke op dien dag met tapyten behangen
zijn, en van de menigte der nieuwsgierige
II.

DEEL,

aan-

43+

G O D S D I E N S T I G E

aanfchouwcrs krielen.
Op deeze wijze
T E N en trecden zij voort na dc Kerk van St. Jan
TLEOTIGhater aan, alwaar zij opgewagt worden
IIEDEN.
van het geheele lichaam der Geestlijkheid,
daartoe behoorende.
Zodra de Paus aan dc groote deur der
Lateraanfche Kerke is genaderd, treedt hij
Uit zijnen draagftoel, waarop de KardinaalAardspricster hem het kruis aanbiedt om
tc kusfen. Voorts klimt zijne Heiligheid
op den throon, voor hem opgericht in
het portaal der Kerke, daar hij den priesterlijken mantel aandoet cn den myter op
het hoofd zet. Terwijl hij op den throon
zit , koomen dc Kanunniken van St. jan
Lateraan om zijne voeten te kusfen. De
Kardinaal - Aardspriester doet eene redevoering in den naam van het Kapittel ;
naa het eindigen yan dezelve ftclt hij den
Paus de fleutcls der Kerke in handen, een
van welke van goud, de andere van zilver is. D i t gedeelte der plegtigheid is
niet volbragt, of de Kardinaalen doen
hunne gewijde fieraaden aan; de Paus
treedt na de groote deur der Hoofdkerke,
alwaar de Kardinaal - Aardspriester hem
een fprengkwast geeft, waarmede hij,
heilig water genomen hebbende, het volk
befprengt. Straks daarop bewierookt de
Kardinaal zijne Heiligheid driemaal met
reukwerk.
GEWOON-

Vervolgens treedt zijne Heiligheid


wederom in den draagftoel, cn wordt
van zijne Draagers, onder een kostbaar
verhemelte , welk hem boven 't hoofd
wordt

G E S C H I E D E N I S .

43$

wordt gehouden, door het fchip der Ker- GEWOON


ke gedraagen na het groot altaar, om al- T E N en
daar aan te bidden. Van daar wordt hij P L E G T I G in het koor na eenen throon overgebragt, H E D E N .
op welken hij de hulde der Kardinaalen
ontvangt. Hier neemen de twee Kardinaal-Diakenen hem den myter af, en zetten hem dien wederom op het hoofd,
midlervvijl dat hij den gewijden zegen
fpreekt. D i t volbragt zijnde, wordt hij
gedraagen na het paleis van St. Jan Lateraan, alwaar verfcheiden liederen worden gezongen. De Kardinaal-Priester
houdt hier eene redevoering, en doet
verfcheiden bijzondere gebeden, op de
plegtigheid flaande. Eindelijk wordt de
geheele plegtige verrigting befiooten met
het werpen van eenige penningen onderhet v o l k , en het tweevoudig uitfprecken
van den zegen over hetzelve.

Bijzondere Plegtigheden, welke in het V a tikaan en elders gevierd worden.


Wanneer de Paus Konfiftorie zal houden, wordt zijn throon geplaatst in de
groote zaal van het Apostolifche paleis.
Deez' throon is een vierkant gevaarte,
ongeveer acht voeten breed; de heilige
Vader klimt op dcnzelven langs drie trappen. Hij plaatst zich op dien throon op
een ftoel met goudlaken bekleed, onder
een verhemelte van de zelfde ftoffe, beide

Ec 2

even

G O D S D I E N S T I G E
. e v e n pragtig en kostbaar. D e Kardinaal-'
T E N en Bisfchoppcn en de Kardinaal-Priesters z i t PLEGTIG
ten ter rechter zijde aan den voet des
HEDEN.
t h r o o n s , de K a r d i n a a l - D i a k e n e n aan dc
flinker h a n d , doch i n z u l k eene lichaamsh o u d i n g dat zij met het aangezigt na den
Paus gekeerd z i j n . I n deeze K o n f i f t o r i n
w o r d e n veele dingen v e r h a n d e l d , z o de
b i t e n l a n d f c h e zaaken als het i n w e n d i g
beftuur van 's Pausfen ftaaten betreffende'
D e brieven van bitenlandfche Vorften
w o r d e n hier g e l e e z e n , en de a n t w o o r d e n
o p dezelve gereed gemaakt. D e beroepingen w o r d e n hier i n o v e r l e g genomen
v a n de K e r k v o o g d e n i n verfchillende gew e s t e n v a n Europa,
en de boden afgevaardigd met de uitfpraak van het K o n f i ftorie daar omtrent. D a a r e n b o v e n w o r den de Kardinaalen benoemd en aangefteld
i n deeze K o n f i f t o r i n , w e l k e , i n veele
o p z i g t e n , groote overeenkomst hebben
met^de geheime Raadsvergaderingen aan
d e K o n i n k l i j k e h o v e n . V a n het v o n n i s ,
i n dezelve g e v e l d , k a n gcene hooger ber o e p i n g gcfchicdcn.

GEWOON

. E e r w i j overgaan tot een nader berigt


wegens de Pauslijke K a p l , z u l l e n w i j
fpreeken v a n de z o genaamde Kanonikaale
u u r e n , o f bedeftonden, onder de RoomschKatholijken ; z i j verftaan daar d o o r z e k e re gebeden, w e l k e door alle de leden der
K e r k e , z o Geestlijken a l s . L e e k e n , op zekere vastgeftclde u u r e n , moeten waargenomen w o r d e n . V o l g e n s een a l o u d gebruik

G E S C H I E D E N I S .

437

bruik of gebod der Kerke, moeten deeze G E W O O N . gebeden doorgaans van dc geloovigen T E N en
overeinde ftaandc, en alleen op zekere da- P L E G T I G gen van plegtige boetvaardigheid knie- H E D E N .
lende, ten hemel gezonden worden.
De Metten, zijnde het eerfte gedeelte
van den dienst, zo veel betekenende als
morgengebeden, moeten gefchieden tusfehen zes cn negen uuren in den ogtend,
of kort naa zonnen opgang; de klok mag
geen negen geflagen hebben, of de bidder
moet zijn gebed geindigd hebben. Het
Lof, het tweede gedeelte van den dienst,
mag ten allen tijde voor 's naamiddags
ten drie uuren gebecden worden. De Vesper , of avondgebeden, moeten gefchieden vr zes uuren in den avond, of zo
fchielijk daarnaa als mogelijk is. De Com*
plines, zijnde zo veel als het flot van den
dienst, zijn aan geen bepaald uur ver-,
bonden , mids zij vr middernacht geindigd zijn. A l l e decze dienstbetoonin,
gen moeten openlijk in de Kerken verrigt
worden; doch aan de zulken, die z i c h ,
om dc eene of andere reden , daartoe on-.
bekwaam bevinden, worden aflaaten gefchonken : zij mogen dezelve in hunne eigen gezinnen waarnecmen met hunne
huisgenooten > of in hunne geheime vertrekken.
Doch de ftaatelijkfte godsdienftige plegtigheden, welke in de Roomfche Kerke
onderhouden worden, zijn die, welke
gevierd worden in de Pauslijke Kapelle.
Jaarlijks moeten hier veertig groote Mis..

Ee 3

feu

438

G O D S D I E N S T I G E

fen gedaan worden, drie door den Paus


T E N en zeiven, dertig door de Kardinaalen, en
J L E G T I G - zeven door de Aardsbisfchoppen en BisH E D E N . fchoppen.
D c Paus doet de Mis op
Paasch, Pinxter en Kerstijd; de andere
Misfen gefchieden op de feestdagen der
meest geerbiedigde Heiligen. Wanneer
de Paus zich na zijne Kapl begeeft,
wordt hij in een armftoel gedraagen na
een klein vertrek, daar hem zijn plegtgewaat wordt aangetrokken. Zodra hij naar
de plegtigheid des dags is uitgcdoscht,
zet hij zich neder in een anderen ftoel,
die gedraagen wordt van twaalf zijner bedienden, allen gekleed in loshangende
fcharlaken mantels, welke hun tot aan
de knien reiken. Als dc Paus zich na
de St. Pieters-Kerk begeeft, wordt hij
gedraagen door Ridders, tot die Kerk behoorende.
Wanneer zijne Heiligheid, op de Zondagen, invallende in den Advent cn in de
Vasten, zijne eigene Kapl bezoekt, gaat
hij barrevoets, bij wijze van vernederinge en boetvaardigheid; doch op den derden Zondag in den Advent, en op den
vierden in de Vasten, wordt hij gedraagen, als zijnde bevoorregte dagen, aan
vreugdebetooning toegewijd.
Op den
eerften Zondag van den Advent draagt de
heilige Vader het Sakrament na de Kapl
van Paus S I X T U S D E N V ; hij leunt dan
op twee Kardinaal-Diakenen, en een Romeinsch Edelman draagt zijnen fleep.
Wanneer de Paus dc Mis doet, zijn alle
Kar0EWOON-

G E S C H I E D E N I S .

439

K a r d i n a a l e n , w e l k e z i c h daartoe i n ftaat
b e v i n d e n , daarbij t e g e n w o o r d i g , allen
gekleed i n lange mantels v a n w i t damast,
met goud g e b o o r d ; met dit o n d e r f c h c i d ,
n o g t h a n s , dat de K a r d i n a a l - B i s f c h o p p e n
mantels, de Kardinaal-Priesters k a t u i f e l s ,
c n de K a r d i n a a l - D i a k e n e n tabberten aan
h e b b e n ; allen zijn gedekt met w i t t e damasten myters. D e Bisfchoppen draagen
insgelijks Priesterlijke mantels; d o c h , i n
plaats v a n w i t te z i j n , gelijk die der K a r d i n a a l e n , z i j n ze gemaakt v a n v c e l v c r w i ge zijden ftoffc, met goud g e b o r d u u r d ;
hunne myters zijn v a n w i t l i n n e n , flegts
op bordpapier genaaid.
D e boetelingen v a n de St.
PietersKerk begeeven z i c h na dc zelfde K a pl , i n hunne katuifels v a n v e e i v e r w i g e
ftoffe.
D o c h , wanneer de Paus z e l v e dc
M i s niet v i e r t , draagen de Kardinaalen
enkel het k o o r k l e e d o v e r hunne priesterlijke mantels. D e K e r k v o o g d e n , w e l ke het regt hebben om dit gewaat te mogen draagen, gebruiken flegts als een opperkleed zekere korte mantels; t e r w i j l de
z u l k e n , w e l k e dat v o o r r e g t niet geniet e n , met hunne purper koleurigc tabbert e n omhangen z i j n . - D c aanzienlijkftc
K e r k d i j k e n , die niet v e r k i e z e n tc v o e t
te g a a n , mogen den Paus i n hunne koetz e n v o l g e n . Z o d r a dc Kardinaalen den
eerften v o e t i n het A p o s t o l i f c h e paleis
z e t t e n , t r e k k e n zij hunne handfehoenen
u i t , en leggen alles neder 't geen zij i n
hunne handen hebben, ten einde om h u n Ee 4
nc

GEWOON*
TEN

en

PJ. E G T I G HBDEN,

440
GEWOON
T E N en
$LKGTIG
HEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

. ne korte mantels aan te doen, in een ver,


trek, voordagtlijk daartoe gefchikt. De
Kardinaalen zijn niet naar den eisch uit,
gedoscht, of zij vervoegen zich in 's
Pausfen afzonderlijk vertrek, alwaar alle
de voornaame bedienden van het huishou,
den hunne opwagting bij hen koomen
maaken; decze behandelen hen als Prinsfen, en bieden hun al het noodige aan.
Eindelijk treedt de Paus ten voorfchijn,
en geeft hun den kus des vredes, erken,
nende hen hierdoor voor broeders. D e
Stedehouder van C H R I S T U S zich aldus
vernederd hebbende voor de Kardinaalen ,
beginnen zij allen den optogt na de St,
Pieters-Kerk, in de volgende orde.
De Edellieden der Kardinaalen treeden
vooraan, en onmiddelijk naa hen de Pauslijke Kapellaanen; op dcezo volgen de
Advokaatcn, en alle andere bedienden
van het geestlijk Geregtshof. Het kruis
wordt gedraagen door een Apostolifchen
Diaken, in een purperen kazak gekleed,
met een koorkleed en priesterlijken mantel van de zelfde koleur. Het krucifix
wordt, geduurende den optogt, na den
Paus gewend, hoewel het met het gewoon
gebruik der Roomfche Kerke ftrijde, A a n
weerskanten van het kruis gaan twee
lloededraagers, met roeden in hunne handen, en omhangen met lange mantels,die
langs den grond flcepen. Agter de Onder-Diakenen treeden de Pcnitcntiarisfen
f

Van

ST.

PIETER,

gevolgd

van

de

is-

shoppen, Aardsbisfchoppen, den Stad-

voogd,

G E S C H I E D E N I S .

441

voogd van Rome, de Kardinaalen en de G E W O O N T E N ett


Zwitzerfche Lijfwagt.
In 't midden deezer Lijfwagt rijden de P L E G T I G *
Overften en Kapiteinen van de ligte Rui- H E D E N .
terije, nevens des Pausfen bloedverwanten , en de Gezanten der uitlandfche V o r ften van Europa. Op deeze volgt de heilige Vader, verzcld van zijnen Schenker cn
Kamerling, de Klerken van de Apostolifche
Kamer, de Generaals der gcestlijke Orden , en de geheele bende der Geestlijkbeid, tot de Kapl behoorende.
In de Kapl treedt de Paus zonder zijnen myter, doorgaans in de Metten. Geduurende de heilige week, volgt hij onmiddelijk het krucifix, tusfehen de twee
oudfte Kardinaalen, De overige gepurperde Heeren volgen twee en twee. Onmiddelijk agter hen koomt de Stadvoogd
van Rome, nevens de overige voornaamc
Staatsamptenaaren. Bij hunne intrede in
de Kapl, groeten zij den dienstdoenden
Priester, die in het Misgewaat gekleed is,
en aan de rechter zijde ftaat, met zijnen
rug na het altaar gekeerd. Straks rijst elk
overeinde en begeeft zich na zijne zitplaats; zij doen hier een kort gebed, en
blijven overeinde ftaan, tot dat zijne Heiligheid binnen treedt. De zelfde plegtigheid wordt in agt genomen bij de intredt
in de St. Pieters-Kerk, alwaar zij eeni
buiging maaken voor den dienstdoendei I
Aardsbisfchop, die zijne plaats heeft aai I
het hoofd van het Kapittel of de Kanun
piken, nabij den ingang van het koor
Ee 5
Wan

442
GEWOON .
T E N en

G O D S D I E N S T I G E

Wanneer de Paus de Mis bijwoont, in deeze of eene andere der groote Kerken van.
P L E G T I G Rome, worden de zelfde plegtigheden in
HEDEN.
agt genomen, als wij nu befchreeven
hebben; noodloos en overtollig is het,
derhalven, dezelve te herhaalen.
Thans zullen wij eene ftukswijze en onderfcheidene befchrijving doen van de
Pauslijke Kapelle, opdat de Leczcr een
denkbeeld moge hebben van het geheele
maakzel diens kostbaaren geftigts. D e
bouworde is zeer grootsch en deftig;
doch tot het binnenfte gedeelte zullen wij
ons inzonderheid bcpaalen.
Aan de Euangelie zijde van het altaar
ftaat een throon, in de gedaante van een
alkove; hier heeft de heilige Vader zijne
zitplaats, terwijl de groote Mis gevierd
wordt. Rondom den throon en het altaar ftaan zetels voor de Kardinaalen, en
agter hen zijn zitplaatzen voor dc bitenlandfche Gezanten van vreemde Mogendheden , als mede voor de Aardsbisfchoppen en Bisfchoppen, welke zich ten dien
tijde te Rome onthouden.
Voor de trappen, welke na den throon
leiden, is eene vierkante ruimte, ten
dienfte der Monniken, cn de bedienden
[Ier Pauslijke hofhoudinge. Dicht daarbij
is eene foort van balluftrade, welke dit
heilig plein affcheidt van de plaats, alwaar
zich het gemeene volk onthoudt. Alles
wordt verlicht door een aanzienlijk getal
[ampen. Niet verre van daar ftaan verfcheiden lampen, die altoos branden; agter

G E S C H I E D

E N I S.

443

ter deeze ruimte is het koor voor de M u - G E W O O N zikanten.


T E N en
Het groot altaar wordt door zeven P L E G T I G waschkaarzen verlicht. Het kruis ftaat H E D E N .
voor de middcnfte kaars, die een weinig
dikker is dan de overige. Wanneer zijne
Heiligheid de Mis doet, wordt het getal
der kandelaaren verdubbeld.
Het lijdt geen twijfel, of veelen onzer
verftandige Leezeren zullen de meeste
deezer plegtigheden als beuzelagtig en
nietsbeduidende aanmerken : e n , misfchien, hebben zij geen ongelijk; doch zij
behoorden tevens in bedenking te neemen, dat het geen gemaklijke zaak i s , een
geheel genootfehap van menfchen hunne
oude plegtigheden te doen vergeetcn, cn
in een oogenblik eene nieuwe wijze van
denken aanneemen. Grootlijks is het te
beklaagen, dat een groot gedeelte der uitwendige verrigtingen van den Godsdienst,
een werk van gewoonte i s ; dit heeft
zommige vernuften, met geen kwaad oogmerk zeker, doen zeggen, dat zij ons
groote dingen belooven, maar niets geeven. Een heimelijk vermaak is 'er gelegen in het inwendige gedeelte van den
Godsdienst met het uitwendige te paaren;
geene anderen, dan die weezenlijk vermaak hebben in de Godsvrugt, kunnen
dit genoegen fmaaken. Deeze verdorvenheid van 't menschlijk hart gaf aanleiding
tot het bouwen en verfieren van pragtige K e r k e n , opdat de zintuigen mogten

444

G O D S D I E N S T I G E

- vangen genomen worden, terwijl de aankweeking der redelijke vermogens verPLEGTIG


" waarloosd wierdt.

"GEWOON
T E N en
HEDEN.

De plegtigheden van de Mis.


Thans zullen wij eene omftandige bcfchrijving cn uitlegging doen van de plegtigheden, die onderhouden worden in de
offeranden van de M i s , welke deRoomschKatholijken aanmerken als de godewelbchaaglijkfte van alle aanbiddingen, en de
kragtdaadigftc van alle gebeden. Op den
Zondag vr dc hoogc M i s , wordt het
gewijd water geheiligd, en vervolgens
een plegtige omgang gehouden. De geloovigen moeten bij het vieren van de
Mis tegenwoordig zijn, met een geweeten vrij van overtreedingen. Bij hunne
intrede in de K e r k , moeten zij zich met
gewijd water befprengen, als een zinnebeeld van de noodzaaklijkheid van inwendige godsvrugt. De geheele vergadering ,
met den Priester aan het hoofd, draagendc het kruis, doet een ftaatclijken ommegang rondom de Kerk in de naastgelegene
wijken, onder het zingen van lofzangen
en geestrijke liederen.
Terwijl dc Priester op het altaar klimt,
moeten de geloovigen hunne harten tot
God verheffen, en deeze plegtigheid aanmerken als onderhouden wordende in naavolginge van het vertrek van C H R I S T U S
naden hof, met zijne Leerlingen, onmiddc<

G E S C H I E D E N I S .

445

delijk v r dat zijn angst en ftrijden eenen GEWOONaanvang z o u neemen. Z o ras de Priester TEN en
op het altaar is g e k o o m e n , maakt hij eene PLEGTIGHEDEN.
b u i g i n g , e n , met zijnen r u g na het v o l k
g e k e e r d , doet hij een zondbclijdcnd gebed , 't w e l k v a n het v o l k moet naagebecden w o r d e n ; dit gefchiedt ter gcdagtenisfe v a n het bidden onzes H e e r e n met zijne
L e e r l i n g e n i n den hof. D a n kust de P r i e s ter het altaar, om daar mede aan te w i j z e n dat de verraader J U D A S o n z e n H e e r e
JEZUS

CHRISTUS

met

een

kus

heeft

verraaden. Naadat hij het altaar heeft


b e w i e r o o k t , maakt hij eenen aanvang
v a n den d i e n s t , d o o r het zingen v a n een
l i e d , bij de Roomsch - Kat ho lij ken onder
den naam v a n het Begin , o f de Intrede bekend ; dit lied is telkens o n d e r f c h e i d e n ,
naar gelange van den feestdag o f de plegtigheid , die g e v i e r d w o r d t .
Terftond
naa de Intrede, bidt de Priester het Kyrie
Elefon,
betekenende, Heere, ontferm u
onzer!
Driemaalen w o r d t dit gebed opgezonden tot ieder perfoon der aanbiddelijke D r i e e n h e i d , om het alzo te duidelijker te doen b l i j k e n , hoe zeer w i j G o d s
goedheid en bermhartigheid b e h o e v e n ,
zonder w e l k e w i j , om onze menigvuldige
overtreedingen , onvermijdelijk z o u d e n
v e r l o o r e n gaan.
D a n kust de Priester het altaar, midl e r w i j l dat het v o l k het lied aanheft, beginnende Gloria in excelfis E e r e zij
G o d e i n de hoogfte hemelen."
De
Priester z i c h omkeerende, z e g t ,
Domi-

nus

446
CEVVOON
T E N en
PEEGTIG
HEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

. nus vobiscum De Heere zij met ulie,, d e n ; " hetwelk door het volk wordt
beantwoord met de woorden Et cum Spiritu tuo, E n met uwen Geest." V e r fcheiden maaien wordt deeze wederzijdfche groete, onder het vieren van de
M i s , herhaald, om daar mede aan te wijzen, de onderlinge eensgezindheid, welke tusfehen den Priester en het v o l k , ten
allen tijde, behoort plaats te hebben.
Straks gaat de Priester over tot de Colletta, of ineengetrokkene bede, dus genaamd , als behelzende een kort begrip
van alles, 't geen dc K e r k , in den dienst
van deezen dag, van God begeert. Naa
het leezen van de E p i s t e l , wordt het
trapgezang gezongen; het voert dien
naam, omdat, in de oude K e r k , het volk
dien' zang aanhief, terwijl het na boven
op de gallerij klom, even gelijk de Jooden
hunne trapgezangen hadden, om gezongen te worden, wanneer zij opklommen
na den Tempel. Hier nevens voegen zij
het Hallelujah, uitgezonderd in de Vasten , wanneer, in de plaats daar van, een
vaers uit een der boetpfalmen wordt gezongen ; op een treurigen toon gefchiedt
dit zingen, als gefchiedende in een tijd
van boetvaardigheid en vernederinge.
Midlervvijl biedt de Diaken den Priester
den wierook aan, die denzelven vervolgens
zegent, biddende deeze woorden: M o g t
God u zegenen, tot wiens eere en
heerlijkheid gij zult verbrand worden."
De

G E S C H I E D E N

IS.

44.7

De Priester voorts zijn aangezigt na G E W O O N het altaar wendende, knielt neder, of TEN en
maakt eene laage buiging, en doet een PLEGTIGgebed; het volk knielt insgelijks midler- HEDEN.
wijl en houdt de oogen op den grond gevestigd. Dan wordt het Euangelieboek
van de rechter na de flinker zijde van het
altaar gedraagen; zinnebeeldig wordt hier
door aangekondigd, dat het Euangelie,
naa 's Heilands verrijzenis, aan de Heidenen wierdt verkondigd. Naadat het Euangelie gcleezen is, bewierookt de Priester
het altaar en kust hetzelve; zeggende
voorts tot het volk: Ziet de heilige
W e t ; ik geloof dezelve in mijn hart,
en belijd haar met mijnen mond." Hij
voegt 'er nevens: Mogten onze zon den worden uitgewischt door de woor,, den des Euangeliums! " Dan volgt de
Leerrede, en naa het eindigen van dezelv e , wordt het Geloof gezongen door de
geheele vergadering. De Priester wendt
zich nogmaals tot dezelve, en zegent
haar.
N u volgt de Opoffering, daarin befhande, dat de Priester den gewiiden ouwel
offert, 't welk een zinnebeeld" is van het
aanvangneemen van 's Heilands vernederinge. Hij heft daarop den drinkbeker om
h o o g , naar de wijze der Jooden,
wanneer zij een drankoffer offerden. Den
beker voorts op het altaar nederzettende,
overdekt hij dien. Straks' wordt het
brood en de wijn door den Priester gezegend. Vervolgens zegent hij den wierook,

448

G O D S D I E N S T I G E

en bereukwerkt daarmede het


GEWOON- rook,
T E N en brood en den wijn; tevens biddende, dat
P L E G T I G - de welriekende reuke deezer offerande
HEDEN.
Gode welbehaagender zijn moge, dan de
reuk der flagtoffcrandcn, welke hem., onder de oude W e t , wierden toegebragt.
Daarop wordt het altaar bewierookt, cn
eindelijk wascht dc Priester zijne vingers ,
't welk, onder andere, gefchiedt om daarmede aan te wijzen, dat P I L A T U S zijne
handen gewasfehen hebbende, den Heere
C H R I S T U S voor onfchuldig verklaarde.
De Priester heeft zijne handen niet gewasfehen , of hij maakt eene diepe buiging voor het middenfte gedeelte van het
altaar, en zich tot de heilige cn altoos
aanbiddelijke Drieenheid wendende, offert hij ten twecdemaale het brood en den
wyn. Daarop keert hij zich tot het v o l k ,
en vermaant hetzelve God te bidden, dat
de offerande, welke geofferd zal worden,
welbehaaglijk moge weezen in zijne oogen. Met eene buiging geeft de vergadering hieraan haare toeftemming. Een
ftil gebed doet vervolgens de Priester, en
befluit het met overluid te zeggen: Per
mnnia fcecula, van eeuwigheid tot eeu wigheid;" vermaanende voorts het volk
om hunne harten hemelwaarts te heffen,
naardien het tijdftip der toewijdinge op
handen is. De woorden, welke de Priester nu zal voortbrengen, worden aangemerkt als de geduchtfte, die door een
fterflijk mensch kunnen gcfproken worden : den Heere, den God des hemels en
der

G E S C H I E D E N I S .

440

der aarde, moeten zij op het altaar doen GEWONnederdaalen. De Gemeente antwoordt, T E N en
dat zij ter vicringe der plegtigheid be- P L E G T I G hoorlijk voorbereid is. Wederom ver- H E D E N .
maant haar de Priester, om daarvoor G o dc haare dankbetuigingen op te draagen;
allen antwoorden, dat zij van de billijkheid daarvan overtuigd en 'er met de
daad toe bereid zijn. Voorts wendt zich
de Priester met een kort gebed, de Voorrede genaamd, tot God den Vader: dit
wordt gevolgd van een gezang, door de
Vergadering aangeheven: Heilig, hei5, l i g , heilig is de Heere! "
Het gebed, onmiddelijk op de Voorrede volgende, wordt de Kanon genaamd,
en begint aldus: Teigitur, & c . W i j
bidden u , daarom, nederig, o berm hartige Vader." Vervolgens bedekt de
Priester, met beide handen, de hoftie en
den drinkbeker: eene gewoonte, van
ouds gebruikelijk bij de Heidenfche en
Joodfche Priesters, die altoos hunne handen op het offerbeest leiden, vrdat het
geofferd wierdt. De Priester maakt een
kruisteken over het brood en den wijn,
enfpreekt de woorden, waarmede C H R I S T U S het Sakrament des Heiligen A v o n d maals inftelde.
Naadat de Priester den drinkbeker
heeft gezegend, door het uitfprceken van
de woorden onzes Zaligmaakers: Dit is
mijn bloed, enz. vertoont hij dien openlijk aan de Vergadering, om van haar te
worden aangebceden; en opdat z i j , door
II.

DEEL.

Ff

haa-

450

G O D S D I E N S T I G E

. haare gebeden, van God moge af fmeeken


T E N en de gelukkige uitwerkzels der
offerande,
JPLEGTIG
welke thans wordt geofferd. Straks verHEDEN.
heft hij zijne ftemme, en zich zeiven op
de borst flaande, fmeekt hij Gods zegen
af over de Gemeente, en over zich zeiven , door de bemiddeling van zulke Heiligen, als van hem bij naame genoemd
worden.
Daarenboven fmeekt hij de
Godlijkc Majefteit, om aan hem en aan
allen, welke daarbij tegenwoordig zijn,
eene plaats te verlccnen in zijn Koninkrijk, even gelijk J E Z U S C H R I S T U S die
belofte deedt aan den boetvaardigen moordenaar aan het kruis. Hierop bidt hij,
met luider ftemme, het gebed onzes Heeren , en doet daarop een kort fchietgebcd
voor zich zeiven, ter verwervinge der
Godlijke gunfte, door de bemiddeling deigezegende Maagd en der Heiligen. D i t
alles volbragt zijnde, breekt hij den gewijden ouwel, en doet daarvan een gedeelte in den drinkbeker.
Vervolgens zingen de Priester en de
Gemeente gezamentlijk Agnm Dei, driemaaien; bij hetflot van eiken zang, flaat
zich de Priester op de borst: naadat zij
allen gezongen zijn, doet hij een ftil ge*
bed om den vrede der Kerke. Naa dit
gebed, kust hij het altaar en het werktuig
des vredes , 't welk hem door den Diaken wordt aangebooden. De Diaken ontvangt het wederom uit zijne hand, en het
wordt wijders rond gezonden door de geaeele Vergadering, met deeze woorden,
wcj.
tZEWOON

G E S C H I E D E N I S .

451

Welke elk lid tot zijnen naaften fpreekt: G E W O O N Vrede zij u.


T E N en
Midlervvijl bereidt zich de Priester tot P L E G T I G bet deelneemen aan het bondteken, door H E D E N .
twee ftille gebeden ; hij befluit dezelve
met de woorden: Ik zal van het he mciiche brood e e t e n ; " en op zijne
borst flaande, voegt hij 'er deeze woorden ^nevens: Ik ben niet waardig dat
gij in mijn huis k o o m t ; " driemaalen
herhaalt hij dezelve. Straks gebruikt hij
het brood, en ht dekzel van den drinkbeker genomen hebbende, zegt hij: Wat
zal ik den Heere vergelden, voor alle
,5 zijne weldaadigheden, aan mij bewee zen? Ik zal den drinkbeker der ver losfinge opneemen." Dan maakt hij
het teken des kruisfes met den drinkbeker, onder het fpreeken van de woorden:
Mogt het bloed van onzen Heere J E z u s C H R I S T U S mijne ziel behouden!"
Naadat de Priester het bondteken heeft
gebruikt, dient hij het aan dc Gemeente
toe , die voorts een lofzang zingt. D e
Priester daarop wijn in den beker gegooten hebbende, om de zo genaamde Afwasfehing te gebruiken, doet hij een kort
gebed, waarin hij God bidt, dat deeze
verrigting, welke, naar het uitwendig
aanzien, een bloot lichaamlijk middel i s ,
voor de harten der geloovigen moge verftrekken tot een middel ter verkrijginge
der eeuwige gelukzaligheid. Daarop laat
hij wijn en water infehenken voor de
tweede afwasfehing, en doet deeze verFf 2
rig-

452 G O D S D I E N S T I G E
-rigting andermaal gepaard gaan van een
T E N en kort gebed,
waarnaa hij de Gemeente
P L E G T I G -groet.
HEDEN.
Dan zingt de Priester de Naa-Communie, waarin hij van de Vergadering vergezeld wordt. Onder dit alles groet hij
dc Gemeente; dit is eene zinnebeeldige
affchetzing van dc groete onzes Zalig?
maakers aan zijne moeder en zijne leerlingen , naa zijne opftanding.
De Vergadering wordt gefcheiden met
de woorden, Ite, Misfa est: Gaat hee nen, de Mis is gevierd; " waarop het
volk antwoordt: God zij geloofd."
T e n befluite van alles, ontvangt de Gemeente den zegen van den dienstdoenden
Priester, of van den Bisfchop, indien hij
daarbij tegenwoordig z i j , 't geen zelden
gebeurt, dan in gevalle de Mis in eene
Hoofdkerk wordt gevierd.
De bovengemelde wijze van het vieren
van de M i s , is gemeen aan alle RoomschKatholijke Eerken en Kapellen ; in den
eigenlijken zin mag zij genoemd worden
de algemeen aangenomene openbaare
Godsdienstoeffening der Roomfche Kerke. Nog andere Misfen worden 'er gevierd, van welke wij een onderfchciden
berigt zullen geeven; het zijn de zulke,
welke alleen gevierd worden bij de plegtigfte gelegenheden, gelijk vervolgens
sal blijken.
GEWOON

De

G E S C H I E D E N I S .

453
GEWOON-

De Bisfchoplijke Mis, de Plegtige


Mis, enz.
Wanneer 'er eene plegtige Mis zal gehouden worden, en een Bisfchop in dezelve den dienst zal verrigten, wordt hij
na de Kerk geleid door de Kanunniken en
de andere Kerkendienaars , die bij hem,
in ftaatfie, hunne opwagting koomen
maaken in het Bisfchoplijk paleis. D o c h ,
in gevalle het paleis op te grooten afftand
van de Kerk is gelegen, treeden hem de
Kanunniken in ftaatelijken optogt te gemoete, zodra hij binnen het bereik van
hun gezigt koomt. Zo ras hij de Kerk is
genaderd, beginnen de klokken te luiden,
om de Gemeente van zijne komst te verwittigen ; en op het oogenblik als hij zijnen voet op den drempel der Kerke zet,
hoort men de orgels fpeelen. De Ceremoniemeefter geeft het vat met gewijd
water aan den oudften Kanunnik, die
het den Bisfchop aanbiedt; deeze befprengt zich zeiven, en voorts de Kanunniken, in den naam der aanbiddelijke
Drieenheid. Dan doet hij een gebed
voor het altaar, op hetwelk een tafel gereed ftaat tot het ontvangen van het heilig bondteken. D i t gebed op het groot
altaar herhaald hebbende, begeeft hij zich
na de kleerkamer, om zulke klederen aan
te doen, als voor lieden van zijnen rang
voegen, wanneer zij de Mis doen. D i t
gefchiedt op de volgende wijze.
Ff 3

De

TEN

en

PLEGTIGHEDEN.

454

G O D S D I E N S T I G E

De Onder-Diaken begeeft zich na een


klein vertrek naast het altaar, en haalt
PLEGTIGvan daar de Bisfchoplijke muilen en kousHEDEN.
fen, welke hij openlijk vertoont en den
Bisfchop aanbiedt. Dan knielt hij neder,
en trekt den Bisfchop zijne kousfen en
fchoenen u i t ; geduurende dat gedeelte der plegtigheid, wordt hij omringd
van zeven of acht Kerkendienaars, allen
in een nederige lichaamsgeftalte nederknielende. De Bisfchop wascht daarnaa zijne
handen, en twee hulpbetoonende Diakenen trekken hem de gewijde tabberten
aan. De Opper - Diaken, den Bisfchop
gegroet hebbende, kust het krucifix, en
hangt het den Kerkvoogd om zijnen hals,
zet hem den myter op het hoofd, en
biedt hem den herderlijken ring aan, nevens den gewijden handfehoen; over alle
deeze heilige fieraadjen maakt hij het teken van het kruis, en kust ze.
De Bisfchop dus in zijn plegtgewaat'
zijnde uitgedoscht, fchaart zich zijne
Geestlijkheid in orde rondom hem: twee
Diakenen neemen hunne plaats, de eene
aan zijne rechter, de andere aan zijne fh'nkerhand; bij deeze voegen zich nog een
derde Diaken en een Onder-Diaken. Straks
vertoont zich de Wierookdraager met het
gewijde reukvat; en de Bisfchop zegent
het heilig reukwerk. Deeze kust daarop het kruis op het groot altaar, en begeeft zich voorts in plegtigen ommegang
na een ander altaar, op hetwelk hij de
Mis zal vieren. D c Wierookdraager gaat
voor
GEWOONT E N en

G E S C H I E D E N I S .

455

v o o r h e m , en w o r d t gevolgd van eenen G E W O O N *


Priester met het k r u i s , die insgelijks verge- TEN en
zeld w o r d t v a n twee Kerkendienaars, met PLEGTIGbrandende waschkaarzen i n hunne han- HKOEN.
den. T h a n s v o l g t het geheele lichaam der
G e e s t l i j k h e i d ; de O n d e r - D i a k e n , die de
E p i s t e l z a l z i n g e n , draagt v o o r z i j n borst
het boek des N i e u w e n T c s t a m e n t s geflooten. E e n D i a k e n en een Priester gaan
v o o r den B i s f c h o p , d i e , t o t een bewijs
v a n nederigheid, l e u n t op t w e e O n d e r D i a k e n e n , t e r w i j l hij zijnen herderlijken
ftaf i n zijne f l i n k e r h a n d , doch zijne rechterhand een w e i n i g opgeheven h o u d t , o m
aan a l l e n , des begeerig z i j n d e , zijnen zegen te geeven.
Z o ras de K e r k v o o g d het altaar is genad e r d , groet hij zijne Geestlijkheid met eene laage b u i g i n g , en geeft zijnen herdersft.if aan den O n d e r - D i a k e n , midlerwijl dat
een der Diakenen hem den m y t e r v a n het
h o o f d neemt. Straks maakt de B i s f c h o p ,
nevens zijne G e e s t l i j k h e i d , eene diepe
b u i g i n g v o o r het k r u i s , waarnaa de geheele G e e s t l i j k h e i d , uitgezonderd
den
O n d e r - D i a k e n , den W i e r o o k d r a a g e r , t w e e
handlangende D i a k e n e n , en een handlangend P r i e s t e r , v e r t r e k t .
De Wierookdraager heeft het altaar niet b e r e u k w e r k t ,
o f de Bisfchop begint de M i s , en het
k o o r herhaalt de w o o r d e n , w e l k e hij
v o o r zegt. T e n einde v a n de belijdenisf e , neemt de O n d e r - D i a k e n het Manipel
u i t het boek des N i e u w e n T e s t a m e n t s ,
kust het en geeft het aan den Bisfchop
Ff 4
over,

456 G O D S D I E N S T I G E
-over, die het insgelijks kust en aan zijT E N en nen rechter arm doet; de Kanunniken
PLEGTIC
"doen midlervvijl eenige gebeden.
HEDEN.
N u geeft de Wierookdraager het reukvat aan den Onder- Diaken, die het wijders den Bisfchop ter hand ftelt; zijne
Genade fpreekt daarover den zegen uit.
Dan bewierookt de handlangende Priester
het altaar, geeft het reukvat aan den Onder-Diaken te rug, neemt den Bisfchoplijken myter uit handen van een anderen
Diaken, en gaat na de Epistelzijde van het
altaar, daar h i j , van een anderen Diaken,
driemaal wordt bewierookt.
Naadat dit gedeelte der plegtigheid verrigt i s , kust de Bisfchop het kruis, en
zijnen Bisfchoplijken ftaf in de flinkerhand
genomen hebbende, treedt hij na zijnen
throon. Hier legt hij zijnen myter af,
en het teken van het kruis, van het
voorhoofd af nederwaarts gemaakt hebbende, leest hij de Intrede uit het Misboek, 't welk van een handlangcnden
Priester wordt vastgehouden, terwijl een
ander Priester een brandende waschkaara
in de hand houdt om zijner Genade te
lichten. Twee handlangende Diakenen
wijzen met hunne vingers aan, wat hij
moet leezen, en allen zingen vervolgens
gezamentlijk het Kyr Elefon.
De Bisfchop zet voorts zijnen myter op , en
bindt zijn Gremiale v o o r , zijnde eene
foort van gewijd fchortekleed. Aldus gekleed en toegerust, zit hij neder op zijnen

CEWOON

G E S C H I E D E N I S .

457

ncn throon; twee handlangende Diake- G E W O O N nen neemen hunne plaatzen ter wederzijde T E N en
van hem, verzeld van een Priester, die ' L E G T 1 G HEDEN.
zich op een ftoel nederzet. Zodra het
koor het Kyrie Elefon heeft gezongen,
rijst de Bisfchop, nevens zijne handlangers , op van zijne plaats , en zich na het
altaar wendende, geeft hij, met eene
hoorbaare ftemme, het lied o p , beginnende Gloria in Excel/is, om vervolgens
van het koor gezongen te worden.
Thans volgt 'er eene foort van plegtigen
ommegang, waarin de Ceremoniemcefter
vooraan treedt, en gevolgd wordt van den
Wierookdraager, verzeld van verfcheiden andere Kerkendienaars, als die de
waschkaarzen draagen en andere. Daarnaa volgt een Onder-Diaken, met zamengevouwene handen, alsof hij zijn gebed
deedt; agter hem treedt de Diaken, het
boek des Nieuwen Testaments voor zijn
borst draagende. Voorbij het altaar gaande , knielen zij neder en groeten het.
Wanneer zij de plaats zijn genaderd, daar
bet Euangelie moet geleezen worden,
wendt zich de Diaken, welke tusfehen
de twee Kaarzcdraagers ftaat, na de rechterzijde van het altaar, opent het boek
en begint het Euangelie te leezen. De
woorden Dominus vobiscam heeft de Diaken niet uitgefprooken, of de Bisfchop
rijst op van zijne plaatze, en legt zijnen
myter en gewijd fchortekleed af. Naa de
woorden : Hier begint liet heilig Euangelie, maakt hij het teken van het kruis,
Ff 5
en

45S

G O D S D I E N S T I G E

en zegent zich zeiven, ten befluite, metT E N en


een tweede kruis. Voorts neemt de BisPLEGTIGfchop zijnen herdersftaf en maakt van
HEDEN.
nieuws het teken van het kruis; het zelfde doen ook alle zijne medeftanders. Het
Euangelie geleezen zijnde, kust h i j , die
dit verrigt heeft, het boek, bewierookt
den Bisfchop , en allen keeren weder na
hunne plaatzen, in de zelfde orde als zij
van daar gegaan waren.
Vervolgens doet de Kerkvoogd eene
Leerrede, of een der handlangende K a nunniken in zijne plaatze. Naa de Leerrede, gaat de Diaken, welke het Euangelie heeft gezongen, aan dc flinkerhand
ies Bisfchops, en zich een weinig voorover buigende, doet hij het gebed, beginnende Confiteor, ik belijd mijne
zonden." Naa de belijdenis, kondigt
) le handlangende Priester de anaaten af,
I W de Bisfchop geeft de abfblutie.
Indien
er geene Leerrede wordt gedaan, v o l g t ,
1:erftond opliet Euangelie, de geloofsbe]ijdenis; op de zelfde wijze wordt deeze
<>pgezegd en gezongen als de overige dee1en van den dienst. Het formulier der
cipofferinge volgt op de Geloofsbelijdenis;
c e Bisfchop leest die, overeinde ftaande
e n met ongedekten hoofde. D i t verrigt
h ebbende, keert hij weder na zijne zitP laats, en zet den myter op het'hoofd;
n idlerwijl neemt een Diaken hem den
h jrdersring af, een ander zijne handfeboen ?n; een Leekebroer van eenig aanzien
b; edt hem een bekken met water aan, om
OF. W O O K

zij-

G E S C H I E D E N I S .

459

zijne handen te wasfchen. D e Aardsdia- G E W O O N ken geeft hem den handdoek, en zijne T E N en
Genade, de handen hebbende afgedroogd, P L E G T I G klimt van nieuws op het altaar, onder- HEDEN.
fteund van twee handlangende Diakenen.
De Onder-Diaken, verzeld van twee andere Kerkendienaars , legt hem op. den
fchouder het dekkleed, waar mede de gewijde vaten bedekt waren, in zulkervoege dat het aan de rechter zijde een weinig
laager hange'dan aan de flinker zijde; dan
neemt hij met zijne {linkerhand den drinkbeker, in welken twee gewijde ouwels
leggen.
Zagt leunt hij met de rechterhand op
het dekkleed, welks breedfte kant dient
om den drinkbeker te bedekken. Een
Kerkendienaar volgt den Onder-Diaken
na het altaar, met wijn en water. De
handlangende Priester, die tevens de Ceremoniemeefter i s , moet zorge draagen
dat de dienstdoende Bisfchop de Misregels
naauwkeurig in agt neeme; in zekeren
zin kan hij de Fluifteraar genoemd worden. Aan de rechter zijde van het altaar
moeten eenige der handlangeren ftaan,
met brandende waschkaarzen, ter eere
van het Sakrament. Terwijl de Bisfchop
de hoftie om hoog heft, houdt de hand-,
langende Diaken, ftaande aan zijne rechterhand, den flip van zijn kleed op; de
zelfde plegtigheid neemt hij in agt bij de
opheffing van den drinkbeker. De handlangers bewierooken midlcrwijl het altaar.

Eiu-

46o

G O D S D I E N S T I G E

E i n d e l i j k w o r d t de plegtigheid daarmede beflooten, dat de handlangende PriesPLEGT1G


ter z i c h aan de rechterhand des Bisfchops
HEDEN.
plaatst, t e r w i j l de D i a k e n aan zijne flink e r zijde ftaat. T e r w i j l de Bisfchop een
k o r t gebed d o e t , k n i e l t de Priester ned e r ; beiden rijzen gezamentlijk op e n
kusfen het altaar. D c Bisfchop geeft den
kus des vredes aan den P r i e s t e r , die hem
de rechter wang aanbiedt om dien te ontv a n g e n ; v o o r t s gaat de Priester r o n d met
den kus des vredes bij alle de K o o r l e d e n .
D e e z e zijn de plegtigheden, welke i n
agt genomen w o r d e n , wanneer een B i s fchop de M i s d o e t ; doch zelden gebeurt
d i t : w a n t , i n de Roomsch-Katholijke
landen , zijn de K e r k v o o g d e n meer bedagt o p
het naajaagen v a n aardfche g r o o t h e i d , dan
op de bevordering v a n de geestlijke belangen der z u l k e n , die hunner zorge
zijn aanbevolen.
GEWOON
T E N en

Wijze,

op welke de plegtige
den Paus

gevierd

Mis door

wordt.

Z e l d e n v i e r t de heilige V a d e r der
Roomsch-Katholijke
Kerke de M i s ; d o c h ,
wanneer hij z i c h daartoe v e r n e d e r t , w o r den daarbij zeer veele plegtigheden i n agt
genomen. V e r f c h i l l e n d e z i j n , ondertusi c h e n , de M i s f c n , welke door de Pausfen gevierd w o r d e n ; een naauwkeurig
berigt v a n dezelve z u l l e n wij onzen L e e z e r e n tragten mede te deelen. E e r s t z u l len

G E S C H I E D E N I S .

46*1

len wij fpreeken van de M i s , welke meer


bijzonderlijk aan zekere feestdagen bepaald i s , en doorgaans in de Kapl van
zijne Heiligheid in het Vatikaan gevierd
wordt.
De Paus nadert het altaar in zijn plegtgewaat uitgedoscht, verzeld van een Kardinaal-Diaken, om hem den myter van
het hoofd, en een Auditeur van de Rota
om dien vervolgens aan te neemen. Aan
de rechterhand ftaat een ander KardinaalDiaken, die hem den hoed afneemt. Terwijl de heilige Vader in het gebed i s ,
treedt de Misvierende Kardinaal voort en
leest de zondbelijdenis. De KardinaalDiakenen , ftaande ter rechter en ter flinker zijde van zijne Heiligheid, trekken de
koorden van zijnen myter vaneen; e n ,
terwijl zij te gader den Paus na zijnen
throon geleiden, houden zij een gedeelte
van zijnen mantel op. Zo dikmaals de
heilige Vader zijne oogen in eene biddende houding ten hemel {laat, ligt de Kardinaal-Diaken aan zijne {linkerhand den
flip van deszelfs kleed op; doch, wanneer hij zijne handen na boven flaat,
wordt zulks door den Kardinaal-Diaken
aan de rechterhand in agt genomen. Eerst
maakt de Paus eene buiging voor het krucifix op het altaar, en vervolgens voor
den Kardinaal, welke den dienst zal verrigten. Alle de Kardinaalen, daarbij tegenwoordig , gezecten zijnde op hunne
plaatzen, doen een kort gebed, knielende; vervolgens opgereczen zijnde, blijven

GEWOONT E N en
'LEGTIGHEDEN.

462

G O D S D I E N S T I G E
de gede K a op z i j nen t h r o o n heeft neergezet.
D e Kardinaalen groeten den Paus met eene laage
b u i g i n g , doch het v o l k knielt neder, o m
zijnen zegen tc o n t v a n g e n ; hij laat n i m mer na o m h u n dien te geeven.

zij overeinde ftaan, tot dat


GEWOOF; - v e n
TEN en heele gemeente der G e l o o v i g e n i n
P L E G T I G " p l vergaderd i s , en de Paus z i c h
HEDEN.

Z i j n e H e i l i g h e i d n u op zijnen t h r o o n
plaats genomen hebbende, rijzen de K a r dinaalen op v a n hunne z e t e l s , en begeeven z i c h , met hunne fleepende mantels
o m h a n g e n , na het altaar om hetzelve te
g r o e t e n , h e t w e l k zij als den t h r o o n van
J E Z U S C H R I S T U S aanmerken.
Vervolgens groeten z i j den P a u s , als den Stedehouder des Zaligmaakers, c n kusfen hem
de handen. T e r w i j l zij langs de trappen
van het altaar n e d c r k l i m m e n , groeten z i j
andermaal den P a u s ; dit zelfde verrigten
vervolgens de Prinsfen en de G e z a n t e n
van vreemde M o g e n d h e d e n , welke daar
tegenwoordig zijn. D e Kardinaalen, w e l ke 't eerst op hunne plaatzen z i j n wederg e k e e r d , blijven overeinde ftaan met o n gedekten h o o f d e , tot dat hunne amptgcn o o t e n de zelfde plegtigheid v o l v o e r d
hebben. D o c h , t e r w i j l de Aardsbisfchoppen en Bisfchoppen z i c h van deezen pligt
k w i j t e n , z i t t e n z i j neder op hunne plaatzen met gedekten hoofde.
- D e e z e z i j n eenige der plegtigheden ,
w e l k e i n de Roomfche
Kerk
worden
i n agt genomen.
T h a n s z u l l e n w i j een e omftandiger befchrijving v a n dezelve
gee-

G E S C H I E D E N I S .

463

geeven. Naa het zingen van het Agnus Dei, begeeft zich zijne Heiligheid
na zijnen throon; de Kardinaal - Diaken
van het Euangelie ftaat in zulkervoege
aan de Epistelzijde van het altaar, met zamengevouwene handen, dat hij niet flegts
het Sakrament zien kan, maar ook den
Paus, wanneer deeze na zijnen throon
gaat. Z o ras de Paus heeft plaats genomen, neemt de Diaken de gewijde hoftie,
leggende op een fchotel, met een kleed
overdekt; en zich vervolgens na- het volk
wendende, heft hij zich driemaal om
hoog, tc weeten, in het midden en aan
weerskanten van het altaar. Hiernaa
geeft hij den fchotel aan den Onder-Diak e n , welke dien na zijne Heiligheid
draagt. Midlerwijl neemt de zelfde Diaken den drinkbeker, opgevuld met gewijden wijn; en naa denzelven, even als de
hoftie, driemaal om hoog geheven te hebben, brengt hij denzelven insgelijks na
den Paus, welke J E Z U S C H R I S T U S aanbidt onder de beide gedaanten, zo ras zij
hem zijn aangebooden; dit doet hij door
van zijne plaats op te rijzen en het l i chaam voorwaarts te buigen.
Naadat de Diaken en de Onder-Diaken
den Paus zijn genaderd, plaatzen zij
z i c h , de eene aan zijne rechter, de ander aan zijne flinkcrhand. Dan neemt
zijne Heiligheid den grootften ouwel, op
den fchotel leggende, en gebruikt dien;
met zijne eigen handen fteekt hij denzelven in zijnen mond. Voorts geeft hij twee
klei-

GEWOONTEN en
PLEGTIGHEDEN.

44

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON T E N en
PLEGTIC
HEMEN,

kleinere ouwels aan den D i a k e n en OnderD i a k e n ; zij knielen neder en kusfen hem
' d e handen, v r d a t zij dezelve ontvangen. O n d e r dit alles h o u d t de D i a k e n den
drinkbeker i n zijne handen, t o t dat dc
handlangende K a r d i n a a l - B i s l c h o p , i n z i j n
plegtgewaat gekleed, den Pauslijken t h r o o n
n a d e r t , daar de O p z i e n e r v a n 's Pausfen
gewijde kleerkamer hem een gouden buis
aanbiedt; het eene einde v a n dien doopt
hij i n den d r i n k b e k e r , t e r w i j l zijne H e i l i g h e i d de hand aan het ander einde flaat.
D a n buigt hij zijn hoofd een weinig v o o r
o v e r , om den buis met zijne lippen aan
te r a a k e n ; hij z u i g t een w e i n i g v a n den
gevvijden w i j n , en laat het overige v o o r
den D i a k e n , die den beker na het altaar
b r e n g t , alwaar hij een w e i n i g van den
overgefchootenen w i j n o p z u i g t , laatcnde
het overige v o o r den O n d e r - D i a k e n , die
het u i t d r i n k t , zonder gebruik te maaken
v a n den b u i s ; daarenboven d r i n k t hij n o g
den w i j n , w e l k e , ter afwasfehinge v a n
den gevvijden b e k e r , daarin gegootcn was.

Midlervvijl geeft de Paus den kus des


vredes aan alle de K a r d i n a a l e n , Gezanten ,
Prinsfen en K e r k v o o g d e n , zomtijds o o k
aan onbeampte p e r f o o n e n , welke dien
v a n hem begeeren te ontvangen. N a a d i t
alles keert hij w e d e r na het altaar, c n
befluit de M i s met de gewoone plegtigheden.
O p den geboortedag v a n C H R I S T U S ,
v i e r t ook z o m w i j l e n de Paus te Rome eene
plcg-

G E S C H I E D E N I S .

465

plegtige M i s ; de volgende plegtigheden


worden daarbij in agt genomen.
Zijne Heiligheid begeeft zieh, op dien
dag, te voet na dc K e r k ; hij wordt vooraf gegaan van alle de Kardinaalen, Prinsfen en Kerkvoogden, draagende witte'
myters op hunne hoofden. De Wierookdraager , Verzeld van zeven Kerkendienaars, Acoliten genaamd, ieder van welke een waschkaars in zijne handen houdt,
g?at voor den Kruisdraager. Voor deri
Wierookdraager treedt een Klerk van d
Apostolifche kamer, draagnde een opgeheven uitgetoogen zwaard, met een kap
boven op hetzelve; dit dient ten zinnebeclde van de onweerftaanbaare kragt des
Bisfchoplijkcn zwaards, 't welk de Stedehouder Van C H R I S T U S heeft gerfd van
den Apostel P A U L U S , om de Christenen
te vCrlosfn van de heerfchappij ds D u i vels. Voor 't overige beftaat de rest vart'
den ftoet uit de zelfde perfoonen, die*
bij alle foortgelijke gelegenheden, in den
geestlijken optogt voorttreedem Indiert
de Keizer, ten tijde als deeze plegtigheid
gevierd wordt, zich te Rome o n t h o d e ,
is hij verpligt den fleep van den Pauslij-
ken mantel te draagen. Twee Kardinaalen houden dan het ander gedeelte van,
den fieep , en zijne Heiligheid treedt i n
eene deftige en ftaatelijke houding^ onder
een verhemelte, 't welk van acht Edellieden Van den eerften rang wordt gedraagen. J a , indien het gebeurde dat bij deezen plegtigen ommegang zoonen van ge-.
JL DBBU

Gg

krn*

GEWOON*
TEN en
PLRGTI*
HEDENi

46

G O D S D I E N S T I G E

kroonde hoofden tegenwoordig waren ,


T E N en z o u d e n zij geen hooger rang kunnen beJPLEOTIG
kleeden dan naast den eerften KardinaalHEDEN.
Priester. Z o zeer is de Roomfche Kerk gefield op haare z o genaamde voorregten.
Z o d r a de Paus i n de K e r k is getreeden ,
begeeft hij zich na eene kleine K a p l , om
aldaar v a n gewaat te veranderen ; dan
k o o m t hij tc r u g , en zet z i c h neder. D e
Kardinaalen buigen z i c h v o o r h e m , en
kusfen de rechter flippen van zijnen tabbert.
D e andere K e r k v o o g d e n k o o m e n
daarnaa i n orde v o o r t , en v o o r hem knielende, kusfen zij zijne rechter knie. M i d l e r w i j l ftaan de Latynfche
en Griekfche
D i a k e n e n , handlangers v a n zijne H e i l i g h e i d , bij het altaar gereed. Naadat 'er
eenige liederen zijn g e z o n g e n , bindt een
bediende van de gewijde kleerkamer den
Latynfchen Onder-Diaken om zijne armen
een kleinen handdoek, bevattende de
Pauslijke kousfen en m u i l e n . D e OnderD i a k e n draagt dien toeftel na den P a u s ,
houdende zijne handen v o o r zijne o o g e n ;
de A k o l i t e n volgen h e m , en plaatzcn z i c h
rondom den P a u s , t e r w i j l de O n d e r - D i a ken en een Edelman van zijne kamer den
heiligen V a d e r den tabbert o p l i g t e n , om
hem de kousfen en muilen aan te t r e k k e n .
GEWOON

T e r w i j l dit door den O n d e r - D i a k e n


wordt v e r r i g t , houden de handlangende
Bisfchoppen, bij deeze plegtigheid tegenw o o r d i g , zijner Heiligheid een boek v o o r
nevens een waschkaars; met zijne handj angende D i a k e n e n , zingt dc Paus een,
lied

G E S C H I E D E N I S .

467

lied en eon pfalm met een godsdienftige G E W O O N toonbuiging.


M e r k w a a r d i g is h e t , dat T E N en
z o dikmaals de Paus de M i s v i e r t , de P L E G T I G
handlangende O n d e r - D i a k e n e n hem ten H E D E N .
minften twaalfmaalen den m y t e r v a n het
hoofd neemen en weder opzetten.
Een
Bisfchop k n i e l t neder met het geopend
M i s b o e k op zijn h o o f d , opdat zijne H e i ligheid den dienst v a n den dag moge leezen ; een Handlanger houdt het boek vast
met de eene h a n d , en i n de andere een
brandende waschkaars.
Z o ras de Paus
z i c h wederom heeft nedergezet, en hem
water is aangebooden om zijne handen te
w a s f e h e n , koomen v i e r E d e l l i e d e n v a n
den eerften rang hunne opwagting maaken bij deezen diensknegt der dienstknegten G o d s , z o als de Pausfen z i c h z e l v c n
n o e m e n ; P r i n s f e n , K o n i n g e n , j a , z e l f dc
K e i z e r , moeten z i c h hiertoe v e r n e d e r e n ,
indien z i j , ten tijde v a n decze p l e g t i g h e i d ,
z i c h te Roffk bevinden. T e r w i j l de plegtigheid v e r r i g t w o r d t , legt het v o l k ned e r g e k n i e l d , doch de K e r k v o o g d e n ftaan
overeinde met ongedekten hoofde.
Naadat de Paus den D i a k e n en den O n der-Diaken heeft ge wasfehen, bieden decze hem de hand om zijne tabberten u i t te
t r e k k e n en andere aan te d o e n ; eerbiediglijk kust hij d e z e l v e ; v o o r t s w o r d t hern
de Aardspriesterlijke r i n g aan den v i n g e r
geftooken.
A l d u s u i t g e d o s c h t , en gev o l g d wordende v a n twee A u d i t o r s , die
den flcep zijner klederen draagen, treedt
zijne Heiligheid v o o r t na den eerften trap
Gg 3
van

468 G O

D S D I E N S T I G E

van het altaar, alwaar hij de zondbeliideT E N en


ms herhaalt. Thans treeden de drie jngJPLEGTIGfte Kardinaalen voort, om den heiligen
" HEDEN.
Vader op den mond en de borst te kusfen. Terwijl hij hunne pligtpleegingen
ontvangt, legt een Onder-Diaken, welke
agter hem ftaat, hem zijne handen op de
fchouders, om hem te onderfteunen. A l le deeze plegtigheden befchouwt het volk
als weezenlijke en noodzaaklijke vereischten ter zaligheid. Zo waaragtig is een aloud zeggen: Dat men den menfchen
alles kan doen gelooven, terwijl de 00 gen des verftands verblind worden."
De Euangelie-Diaken bewierookt den
Paus, en deeze wederom het altaar; waarma deeze het wierookvat aan den Euangelie-Diaken te rug geeft, en zich midden
op het altaar begeeven hebbende, ontvangt hij aldaar den kus van de twee
Euangelie- en van de handlangende Diakenen. Vervolgens leest hij de Intrede , nevens het Kyrie Elefon uit het Misboek,
't welk op het hoofd des handlangenden
Bisfchops , in ftede van een leezenaar,
legt. Naadat de heilige Vader is gaan
Zitten , wordt hem het gewijde fchortekleed op de knien gelegd, en, zo dra hij
wederom opftaat, van daar weggenomen.
D e Latynfche en Griekfche Onder-Diakenen zingen de Epistelen, ieder in zijne
bijzondere taal. D i t verrigt zijnde, kusfen de twee Onder-Diakenen nevens de
Ceremoniemeefter den voet van zijne Heiligheid, die, op zijne beurt, de EpisteJ
GEWOON-

.4

en

G E S C H I E D E N I S .

469

cn het traplied leest. Niets opmerkenswaardig wordt hier in agt genomen tot
aan het einde der Geloofsbelijdenisfe; dit
alleen vordert onze aantekening, dat zeven Akoliten, allen een brandende waschkaars in de handen draagende, den heiligen Vader omringen, terwijl hij zich na
de plaats begeeft, alwaar hij het Euangelie zal leezen.
Naa de Geloofsbelijdenis, wascht zijne
Heiligheid andermaal de handen; een opziener van de gewijde kleerkamer brengt
den drinkbeker uit nevens den fchotel, op
welken een kleine gouden lepel legt. D e
Onder-Diaken overdekt dit alles met een
ftuk goudlaken, en naa den geheclen toeflel zorgvuldig te hebben gereinigd, legt
hij dien aan de Epistelzijde van het altaar
neder. Dan neemt de Latynfche Diaken
drie gewijde ouwels, en legt dezelve in
de vereischte orde op den "fchotel, om
van daar te worden weggenomen door zijne Heiligheid, wien de myter op het
hoofd gezet, en de ring en handfchoenen
worden afgenomen; waarnaa hij zijne
handen wascht.
Naauwlijks is dit verrigt, of de ring
wordt hem wederom aan den vinger geftooken; hij klimt op het altaar; de Latynfche Euangelie-Diaken neemt hem den
myter af, en twee handlangende Kardinaal-Bisfchoppen leggen het Misboek op
het altaar aan de Euangeliezijde. Een der
handlangende Bisfchoppen onderrigt den
Paus wat hij moet zeggen, en wijst met
Gg 3
Zij-

3EW00N-'
TEN

en

PLEGTIGHEDEN.

470

G O D S D I E N S T I G E

zijnen vinger de plaats aan, welke hij


en moet leezen. Van de drie ouwels, welPLEGTIGke tot nog toe ongewijd zijn, neemt de
HEDEN.
Latynfche Euangelie - Diaken n , met
welken hij de twee andere ouwels aanraakt, en geeft hem voorts aan den opziener der gewijde kleerkamer, om dien
pp te eeten. Een tweeden ouwel, met
welken hij den drinkbeker en den fchotel
aanraakt, geeft hij insgelijks te eeten aan
den zelfden kledcrbewaarder; deeze brengt
ook den wijn en het water aan, welke i n
de Mis zullen gebruikt worden. De derde ouwel wordt door den Paus opgenomen en gewijd, welke, naa dit gedeelte
der plegtigheid verrigt te hebben, zijne
aflaaten uitdeelt onder de gemeente, die
dezelve even eerbiedig ontvangt, alsof
zij haar van den hemel gezonden waren.
GEWOONTEN

Ziel - Mis/en.
Meermaalen heeft men aangemerkt, dat
de Roomfche Kerk geene bron van rijkdommen heelt, welke gelijk ftaat met, of vergelceken kan worden bij die der Ziel - M i s fen. Natuureigen is het aan den mensch,
te wenfehen dat het geluk de ziel zijner
ifgeftorvene vrienden eu bloedverwanten
ook aan geene zijde van het graf volge;
I
; n , dewijl de Roomsch - Katholijken vast
n het gevoelen zijn, dat hunne Priesters
le kragtdaadige magt bezitten om de zielen

G E S C H I E D E N I S .

471

k n der overleedenen uit het Vagevuur te ;tiwooff-<


vcrlosfen, behoeven wij ons niet te ver- T E N en
wonderen, dat lieden, die, door listige > L E G T I G en baatzoekende Kerkdijken, ineen ftaat H E D E N .
van onkunde worden gehouden, hunne
dierbaarfte bezittingen aan derzelver voeten nederleggen. Ieder Parochiaan ontvangt een gefchcnk voor het doen eener
Ziel-Misfe; de gefchenken zijn groot of
klein, naargelang van de tijdlijke omftandigheden der overleevenden. Vermids de
woorden, bij het doen van eene Ziel-Mis
gebruiklijk, genoegzaam altoos de zelfde
zijn, en de plegtigheden alleen bij buitengewoone gelegenheden verfchillen, zullen wij ons bepaalen tot een berigt wegens
de allerplegtigfte Z i e l - M i s , die, naamlijk,
welke, door een Bisfchop, voor een perfoon van hoog aanzien wordt gedaan.
Dewijl dit eene plegtigheid van droefgeestigen aart i s , worden alle fieraaden
van het altaar genomen; flegts zes gecle
waschkaarzen liaan op hetzelve te branden , met een kruis in het midden. Nog*
cwee diergelijke kaarzen ftaan voor het z
genaamde Geloof, zijnde een kasje, in 't
welk het boek, behelzende de Geloofsbelijdenis, bewaard wordt; dit is behangen
met een geel tafelkleed; voorts ziet men
'er geene andere fieraadjen, dan die volftrekt noodzaaklijk zijn, als een Misboek,
een vat met gewijd water, een befprenger, en een zwarte handdoek. De A k o liten fpreiden en zwart kleed over het'
altaar, en de Bisfchop verrigt den dienst
Gg 4
in
1

472 G O D S D I E N S T I G E
. in 't zwart gekleed. Z o dra de Mis geT E N en vierd is, doet de Bisfchop een ftel nieuwe
JJJ.EGTIG zwarte klederen aan; alle de boeken zijn
HEDEN.
met zwart laken bekleed. De Bisfchop
heeft geen ftaf in zijne handen, hij draagt
geene handfehoenen, en heeft geene muilen aan zijne voeten. De Onder-Diakenen
mogen elkander met geenen kus begroeten; want, bij zulke treurige gelegenbeden , is het kusfen volftrekt verbooden. Zij tekenen zich zeiven niet met
bet kruis; het altaar wordt niet bewierookt : niets van dit alles gebeurt 'er te
deezer gelegenheid. Alleenlijk gebiedt de
Bisfchop aan de Diakenen, een zeker "-ctal aflaaten te fchenken aan de geenen,
die voor den overleedenen willen bidden;
als een der fundamenteele artikelen van
den Godsdienst, wordt d i t , in de Room-,
CEWOON

jche Kerke, aangezien,

\ Dan volgt de Leerrede 5 de predikftoe


is met zwart laken bekleed. Indien de
tegenwoordige plegtigheid verrigt worde,
ter gelegenheid des overlijdens van een
perfoon, gefprootcn uit een geflagt, beroemd om zijne deugden , treffelijke hoedanigheden en aanzienlijke waardigheid,
doet de Redenaar eene vleiende lofrede,
in welke hij alle zijne vermogens van welfpreekendheid te werk fielt. Nieuwe bevalligheden tragt hij te voegen bij de oude en afgeneetene loffpraaken, welke, in
de vroegfte eeuwen der waereld, de vrugten waren van ongemaakte welbefpraakttieidj de vleijerij zal wel zorge draagen,da?

G E S C H I E D E N I S .

473

dat dezelve nimmer ter zijde geftcld wor- cEwooN-"


den, of in onbruik geraaken.
T E N en
Een kleine K a p l , alleen voor de te-1 L E C T I O
genwoordige plegtige verrigting dienen- H E D E N ,
de, wordt, bij dusdanige gelegenheden,
opgeflagen in het midden of meest in 't
oog vallende gedeelte der Kerke, of nabij
den grafkelder der voorouderen van den
overleedene. Indien deeze een Geestlijke z i j , wordt hij met het hoofd, doch
indien een Leek, met de voeten na het
altaar gelegd. Naa het uitfpreeken der
Leerrede, gaat men over tot de abfolutie
of zondvrijfpraake van hem, voor welken
de Z i e l - M i s wordt gedaan; dit gefchiedt
rnct de volgende plegtigheden.
Naadat een gedeelte des EuangeJiums
van den H . J O A N N E S is geleezen, keert
de Kerkelijke, welke den dienst verrigt,
nevens den Diaken en den Onder-Diaken,
na het midden van het altaar; naa eene
diepe buiging, gaan zij van daar na de
Epistelzijde van hetzelve. De OnderDiaken beneden aan de trappen gekoomen
zijnde, neemt het kruis, en treedt te gader met den Diaken na de bovengemelde
kleine Kapl, in welke het lijk des overlcedenen legt. De Wierook- en de gewijde Watcrdraager gaan voor aan in den
ftoet. Hen volgt de Onder-Diaken, tusfehen twee Fakkcldraagers , met het
kruis; de Koorzangers, met geele waschkaarzen in de handen, volgen daarnaa. D e
Gcestlijke, welke den dienst verrigt, met
een Diaken aan zijne flinkcrhand, fluit

Gg 5

derj

474

G O D S D I E N S T I G E

. den optogt; deezen alleen uitgezonderd,


T t J en zijn alle de overigen ongedekt; wanneer
P L E G T I G - z i j , egter, een plegtigen ommegang buiHEDEN.
ten de Kerk houden, dekken zij alle hunne hoofden. Zodra zij de kleine Kapl
zijn genaderd, plaatzen de perfoonen,
welke den wierook en het gewijd water
draagen, zich aan het einde van de k i s t ,
welke tegenover het altaar ftaat, doch
een weinig ter flinkerzijde, en agter den
dienstverrigtenden Kerkelijke, aan wiens
rechterhand de Diaken ftaat. De OnderDiaken , welke het kruis draagt, ftaat
aan het ander einde aan de Euangeliezijde.
Zo dra allen plaats hebben genomen,
neemt de dienstdoende Priester zijn
hoofddekzel af; en het getijboek uit de
handen des Diakens genomen hebbende,
begint hij de zondvrijfpraake des overleedenen met een gebed, waarvan de eerfte
woorden zijn: Treed niet in het gerigt.
Vervolgens wandelt hij rondom de doodkist , befprengt dezelve met gewijd water, bewierookt haar aan beide zijden,
m maakt eene menigte diepe buigingen.
Het groote werk der zondvrijfpraake verligt hebbende , bidt hij het gebed onzes
] Seeren, en zich voorts na bet kruis wen<lende, bidt hij verfcheiden andere gebeden
Ten befiuite maakt
1rit het getijboek.
] tij het teken van het kruis op de dood] Eist, onder het fpreeken van de woorden:
, Laat hem in vrede rusten." Naadat ales volbragt is, keert de Geestlijke, welke
fen dienst heeft verrigt, nevens de geenen.
CfHWOON

1
<

G E S C H I E D E N I S .

475

n e n , welke hem verzelden, in de zelfde G E W O O N orde van daar, als zij 'er gekoomcn wa- T E N en
PLEGTIGren.
N o g agtbaarder en ffcaatelijker, dan die H E D E N .
wij nu befchreeven hebben, zijn de plegtigheden, welke bij het doen eener ZielMisfe over eenen overleedenen Bisfchop
gevierd worden. Het lijk wordt na de
meergemelde kleine Kapl gebragt, op de
zelfde wijze als boven verhaald i s ; vier
Bisfchoppen plaatzen zich naast hetzelve.
De jongfte Bisfchop zet zich neder ter
rechter zijde van de voeten des overleedenen , de tweede aan de {linkerzijde van
het hoofd, de derde ter {linkerzijde van
de voeten, en de vierde ter rechterzijde
van zijn hoofd. De perfoon, welke den
dienst verrigt, zit in eenarmftoel; agter
hem ftaan twee Kerkendienaars, met den
wierook en het gewijd water. De geftorvene, dus van vijf Bisfchoppen omringd,
ftaat niet meer ten doel aan de boosaartige aanvallen des Duivels; hij durft hem ,
dus gewapend, niet aantasten. De Bisfchop , die den dienst verrigt, geeft de
abfolutie ; de eerstgemelde der vier Bisfchoppen befprengt vervolgens de kist
met gewijd water, en bewierookt dezelve
driemaal aan elke zijde. Daarnaa wordt
de Requiem, of het lied, Bat hij in vrede
ruste, gezongen ; de tweede Bisfchop
wandelt vervolgens rondom de doodkist,
om dezelve, onder het doen van eenige
gebeden, te befprengen en te hewicrookenj

476

G O D S D I E N S T I G E

ken; dit zelfde wordt'eindelijk door de


twee andere Bisfchoppen verrigt.
Pi-EGTIG't Gebeurt zomwijien, dat aan de KerBBBEN.
ken eene fomme gelds, ten behoeve der
Priesteren, wordt befproken, om deeze
plegtigheid jaarlijks te herhaalen; in de
plaatze van een weezenlijk, wordt, bij
zulke gelegenheden , de fchijnvertooning van een lijk in de Kapl gelegd. J a ,
't is zelf niet ongewoon, wanneer iemand
uit een godsdienftig gezin fterft, aan
meer dan ne Kerke eene zekere fomme
gelds te fchcnken, tot het doen van ZielMisfen voor de rust des overleedenen.
Wanneer, egter, de bloedverwanten des
geftorvenen onmagtig zijn om alle deeze
plegtige verrigtingen te bctaalen, fpreidcn de Akoliten, of Kerkendienaars, een
zwart laken midden voor het altaar; de
Priester met zijne Handlangers, den wierook en het gewijd water draagende,
wendt zich na het laken, en befprengt
en bewierookt het tot driemaalen toe.
Wanneer de Paus en eenige Kardinaalen, te Rome, het doen van eene
Ziel-Misfe bijwoonen, zijn ze allen in
] iet purper gekleed. Een der Kardinaalen
ungt de M i s ; de Paus zingt de gebeden
roor de rust der ziele van den overleeI lene. _ De eerfte Kardinaal-Priester geeft
] iet wijwaterbakje en het wierookvat aan
1 km heiligen Vader;
doch niemand der
]Cardinaalen betoont hem hulde bij deeze
\ gelegenheid. Naadat de plegtigheid verrigt;
GEWOONT E N en

G E S C H I E D E N I S .

477

rigt is , verzeilen de Kardinaalen zijne <EWOON-r


en
Heiligheid na zijn paleis, en keeren ver- TEN
LEGTIGvolgens weder na hunne eigen woonin- HEDEN.
gen. Geen deel neemen , ondertusfchen,
de Paus en de Kardinaalen aan deeze
plegtige verrigting, dan bij het overlijden
van de aanzienlijkfte perfonaadjen, als
Kardinaalen, Prinsfen en andere mannen
van den hoogften rang.
(

Godsdienftig

eerbewijs aan het

Kruis.

W e l dra naa het overlijden van den H .


den laatften en langstlevenden der Apostelen , begonnen de eerfte
Christenen werk te maaken van het teken
des kruisfes; bij den doop merktckenden
zij daar mede de aankoomelingen; zij baden met hunne handen kruislings over elkander geflagen. Hierbij fchijnen , nogthans, deeze plegtigheden zich bepaald te
hebben, tot aan het midden der vierde
Eeuwe , toen de Christlijke Godsdienst
de ftaaving der burgerlijke magt ontving,
en de Priesters met eerbetooningen overlaaden wierden. Geduurende de regeering van Keizer C O N S T A N T I N U S D E N
G R O O T E N , begaf zich zijne moeder H E L E N A , eene bijgeloovige vrouwe, op
eene bedevaartreize na het heilige land,
alwaar zij, volgens het verhaal van zommige Kerkelijke Gefchiedfchrijvers, het
waa-

JOANNES,

4/8

G O D S D I E N S T I G E

. waare k r u i s v o n d t , aan hetwelk onze Z a ligmaaker was geftorven.


De Keizer,
PLEGTIG'
haar z o o n , liet het beeld v a n het k r u i s
HEDEN.
op zijne geldmunten ftempelen, i n zijne
ftandaarten u i t b e e l d e n , en op de fchilden ,
helmetten en zijne k r o o n fchildcrcn.
't
B l i j k t , e g t e r , n i e t , dat het k r u i s , dan
naa v e r l o o p v a n eenige j a a r e n , i n de K e r ken w i e r d t geplaatst.
D e groote algemeene K e r k v e r g a d e r i n g ,
omtrent het laatfte gedeelte der zevende
E e u w e , te Confiantinopole
gehouden,
GEWOONT E N en

nam

een

befluit,

dat

JEZUS

CHRISTUS,

i n eene menschlijke gedaante, z o u uitgebeeld worden aan het k r u i s , o m door dit


middel den Christenen v o o r oogen te ftellen , een te leevendjger zinnebeeld van zijn
lijden en fterven. V r d a t de Conftantinopolitaanfche K e r k v e r g a d e r i n g dit befluit
hadt g e n o m e n , wierdt C H R I S T U S vert o o n d onder de gedaante v a n een L a m aan
den v o e t v a n het kruis , en de H e i l i g e
Geest i n de gedaante v a n een D u i v e .
Zomtijds wierdt een k r o o n b o v e n het
kruis geplaatst, om daarmede de g e l o o v i gen te doen g e d e n k e n , dat eene k r o o n
van altoosduurende heerlijkheid het l o o n
zijn z o u v a n h u n lijden v o o r het k r u i s .
E e n hert wierdt ook w e l eens aan d e n
voet v a n het kruis v e r t o o n d , omdat d i t
Sier een vijandlijken afkeer heeft van de
l a n g e n : dit gefchiedde om C H R I S T U S
tan te d u i d e n , als den v y a n d van den
j D u i v e l , d e f l u n g e , welke E V A verleidde.
Men

GESCHIEDENIS.

479

M e n verhaalt dat ten tijde als S T . HE-< EWOWL E N A het echte k r u i s v o n d t , hetzelve TEN en
n o g i n zijn geheel, en het o p f c h r i f t , d o o r 'LEGTIGHEDEN.
P I L A T S d a a r b o v e n gefield: J E Z U S de
Nazarener,
Koning der jooden, nog o n gefchonden was.
Nergens v i n d e n w i j
v e r m e l d , wat 'er v a n dit waare kruis gew o r d e n z i j ; dit is z e k e r , dat ' e r , zedert
dien t i j d , zeer veele b r o k k e n v a n k r u i s fen gevonden z i j n , a l l e n , naar men w i l ,
e v e n echt als het kruis van ST. H E L E N A .
I n den jaare D C X C gaf Paus S E R G I U S
v o o r , een g r o o t ftuk v a n het kruis te
hebben g e v o n d e n , 't w e l k t o t heden
t o e , als een allerdierbaarst o v e r b l i j f z e l ,
te Rome w o r d t bewaard.
I n den jaare
M C C C C X C I I v o n d t men het echte o p f c h r i f t , i n d e zelfde ftad, i n eene K e r k ,
w e l k e h e r b o u w d w i e r d t ; om de o n l u s t e n
en beroerten der t i j d e n , hadt het aldaar
veele jaaren verborgen gelegen. B i j deeze gelegenheid liet Paus- A L E X A N D E R .
D E V I eene B u l l e u i t g a a n , de vergiffenis
van zonden v o o r een geheel jaar beloovende aan die godvrugtige C h r i s t e n e n ,
w e l k e j a a r l i j k s , op den laatften Z o n d a g
van L o u w m a a n d , de K e r k kwamen bez o e k e n , i n welke het opfchrift was ge*
v o n d e n . E e n groot gedeelte diens zelfden opfchrifts v e r t o o n t men te Touloitfe ,
i n het Benediktyner
K l o o s t e r ; wanneer
het openlijk w o r d t ten t o o n g e f i e l d , legt
men het een tijd lang i n w a t e r : en dit w a ter w o r d t vervolgens gehouden v o o r e e n
5

on-

480

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON onfeilbaar geneesmiddel tegen veelerhande


T E N en kwaaien.

PLEGTIG
HEDEN.

M a a r , indien decze gewaande b r o k k e n


v a n het k r u i s t o t z u l k eene vervaarlijke
menigte zijn v e r m e n i g v u l d i g d , 't is e v e n
eens gegaan met andere d e e l e n , t o t hetz e l v e behoorende; bijzonderlijk is dit Het
g e v a l ten aanzien v a n de nagelen. D e Romeinfshe w i j z e v a n kruisfigen i n aanmer^
k i n g genomen z i j n d e , k u n n e n 'er niet
meer dan v i e r nagelen aan het m o o r d h o u t
geweest z i j n ; e n , nogthans, i n d i e n w i j
de M o n n i k e n mogen g c l o o v e n , is 'er bijkans geen K l o o s t e r , o f het bewaart een
geheclen o f althans een b r o k v a n een nagel. T e onbewimpeld en i n 't o o g l o o p e n de is de m i s l e i d i n g , om bij een mensch
v a n eenig gezond verftand ingang te k u n n e n v i n d e n ; dit deedt wijlen Paus K T . E *
M E N S D E N X I V [ G A N G A N E L L I ] zegg e n , d a t , indien alle de overblijfzels der
H e i l i g e n , die i n de K l o o s t e r s w o r d e n gev o n d e n , echt w a r e n , zij d a n , i n de daad,
monfters en Kolosfusbeelden moeten geweest z i j n . D i t kan o o k gezegd w o r d e n
v a n het k r u i s en v a n de n a g e l e n , met
w e l k e onze Zaligmaaker aan hetzelve
w i e r d t vastgeklonken: w a n t , indien a l l e s ,
w a t h i e r v a n w o r d t v e r t o o n d , echte m u n t
w a r e , moest onze H e i l a n d meer dan honderd.naalcn g e k r u i s t , en zijn lichaam tel-*
kens met meer dan honderd nagelen doorb o o r d z i j n . E R AS M U S v a n Rotterdam
plagt reeds te z e g g e n , d a t , indien al het

bouj

G E S C H I E D E N I S .

8r

hout, 't welk gezegd wordt tot het kruis G E W O O N behoord te hebben, en hier en elders T E N en
wordt vertoond, wierdt bijeen gebragt, P L E G T I G een fchip van merkelijke grootte met het- H E D E N .
zelve zou kunnen bclaaden worden.
Opdat 'er geen twijfel zou overblijven, dat het kruis, 't welk de H . H E L E ST A vondt, met 'er daad het kruis ware,
aan hetwelk onze Zaligmaaker heeft geleeden , verhaalt men, dat nevens hetzelve
twee andere kruisfen wierden gevonden.
Volgens het verhaal der Kerkelijke Gefchiedfchrijveren, waren deeze de kruisfen , aan welke de kwaaddoenders, te gader met C H R I S T U S , waren geftorven.
Moeilijk viel het in 't eerst, het kruis
van onzen Zaligmaaker van die zijner lotgenooten te onderfcheiden; naa eenig
overleg en beraad, wierdt deeze zwaarigheid uit den weg geruimd, op de volgende
wijze. S T . M A K A R I U S , een Bisfchop, die
S T . H E L ^ N A op de reize verzelde, verzogt al het volk om zich in den gebede
tot God te wenden, en van hem te begeeren de noodige verlichting en aanwijzing om het kruis des Zaligmaakers van
de twee andere te onderfcheiden; zij voldeeden aan zijn verzoek, en hun gebed
wierdt verhoord. Eene v r o u w , in oogfchijnlijk doodsgevaar, wierdt nedergeleid
bij de kruisfen der moordenaaren, en
raakte dezelve aan, doch zonder vrugt.
Vervolgens bragt men haar bij het derde
kruis; naauwlijks hadt zij dit aangeraakt, of haare kwaal week van haar, en
II. D E E L .

Hh

zij

482

G O D S D I

E N

S T I G E

zij was volkomen herfteld. Allen twijen fel , wegens de echtheid van het kruis,
P L E G T I G - deedt dit Wonderwerk verdwijnen;
het
HEDEN.
wierdt in zegepraal na Jeruzalem gevoerd.
Ter gedagtenisfe van dit merkwaardig
voorval, ftelde Paus G R E G O R I U S D E
G R O O T E een plegtigen feestdag i n , in de
zesde Eeuwe
onder den naam van
R~ruisvindinge; met godsdienftige ftaateJijkheid wordt deeze dag nog heden, op
den derden van Bloeimaand van de gantfche Roomfche Kerk gevierd.
Nog een anderen feestdag viert dat zelfde Kerkgenootfchap, ter eere van het
k r u i s , op den veertienden van Herfstmaand; de volgende gebeurtenis heeft
daartoe de aanleiding gegceven. Onder
de regeering van den Griekfchen Keizer
H E R A K L I T U S , pionderde K os ROCS, Koning van Perfie, de ftad Jeruzalem; onder anderen voerde hij van daar het gedeelte van het kruis, 't welk ST. ^ I E L E N A
aldaar hadt gelaaten, en zondt het, onder
een fterk geleide, na zijn eigen land ; hij
zelve en zijne Soldaaten befchouwden het
als den God der Christenen. Naa verfcheiden veldflagen , in welke de Perfen
telkens de nederlaag kreegen, gelukte het
H E R A K L I T U S ten langen laatfte het
kruis wederom te bemagtigen, en het na
Jeruzalem te rug te voeren. Zijne Keizerlijke Rijksfieraadjen leide deeze godvrugtige Vorst af, om zich voor het
kruis te vernederen; vrvolgens nam hij
het kruis op zijne fchouderen, om bet
met

.GEWOONTEN

G ESC HIEDENIS.

4a

rnet te grooter luister en ftaatelijkheid SEWQC-Nt


over te brengen na den berg der Bekke- T E N en
heelen j van waar het geroofd Was. Veele PLETlf
wonderwerken verhaalt men bij die merk- HEDENj
waardige gelegenheid te zijn voorgevallen.
Het feest, ter gedagtenisfe van dat VoorVal ingefteld, is in den Roomfchen Almanach bekend onder den naam van Kruis*
verheffinge. Parys beroemt zich op den
eigendom van een brok van het kruis, 't
welk aan de nieuwsgierige vreemdelingen
V/ordt vertoond ; men viert aldaar eert
plegtigen feestdag, ter eere van dit ftuk
hout, op den eerften Zondag van OogsU
maand.
Wanneer de Priester het teken van het
kruis maakt, moet hij zijne fiinkerhand
vlak en Open op zijn borst leggen, en zor
ge draagen dat zij geen gedeelte van zijn
lichaam aanraake, 't welk met het kruis
zal getekend worden; ook moet hij de
vingers van die hand dicht in elkander geflooten houden. t)e vingers van de rechterhand, waarmede hij zich zal kruisteket e n , moeten in de zelfde houding ftaan
als die van de fiinkerhand. Hij moet ftaan
met recht opgeheven hoofde en uitge*
ftrekte handen, zonder dat de vingers eenigzins mogen krom geboogen zijn. M e t
het maaken van het kruisteken moet hij
beginnen van het voorhoofd, vervolgens
rechtlijnig nederdaalen p de borst, en
wijders zijne hand beweegen na den flinker, en van daar na den rechter fchouden
Hh i
M

l4 G O D S D I E N S T I G E
In de Roomfche Kerke heeft men kruisT E N en fen van allerlei grootte; zij worden ingePLEGTIGwijd op de volgende wijze. De Bisfchop
HEDEN.
van het Sticht kleedt zich in zijn plegtgewaat, zet den myter op het hoofd, en
houdt den herderlijken ftaf in de hand;
zijne Geestlijkheid ftaat rondom hem; hij
zelve ftelt zich voor het kruis, aan den
voet van hetwelke drie waschkaarzen
ftaan te branden. De Bisfchop doet eene
Leerrede, waarin hij zich bovenal bevlijtigt om de voortreffelijkheid en waarde
van het kruis aan te toonen. Naa het
einde der redevoeringe, neemt hij zijnen
myter af, en doet een gebed.
Vervolgens worden de Litanin gezongen, en naa dezelve een lied, op de plegtigheid flaande. Daarnaa befprengt de
Bisfchop het kruis met gewijd water, en
bereukwerkt het met wierook. Indien
het kruis niet hooger z i j , dan dat het bovenfte gedeelte van hem kan bereikt worden, zet hij brandende kaarzen op eiken
arm van hetzelve; doch, indien het boven
zijn bereik z i j , bedient hij zich van een
ladder om dat te verrigten. Met eene
aanfpraak en vermaaning aan het volk, en
verfcheiden pfalmen en gebeden, wordt de
geheele plegtige verrigting beflooten.
Behalven de hier bedoelde, zijn 'er nog
indere kruisfen, van meerdere vermaardheid , welken de diepfte eerbied wordt
toegcdraagen. Te Lorett, in Itali, alivaar een huis van weinig aanzien ftaat,
in 't welk de Roomsch-Katholijken beweeren
GEWOON-

G E S C H I E D E N I S .

485

ren dat de maagd M A R IA is geftorven, G E W O O N wordt een zeer vermaard krucifix be- T E N en
waard, beroemd om het groot aantal won- P L E G T I G derwerken , door hetzelve verrigt. Men H E D E N .
w i l , dat de heilige Moeder-Maagd zelve
dit kruis gebruikt heeft, en dat het, te
gader met dc gewijde E a p l , door de E n gelen uit het heilige land na Dalmat ie
en van dsar na Itali gevoerd wierdt.
In een Nonnen - Klooster te Gent, i n
Vlaanderen, wordt een krucifix bewaard,
welks mond altoos open ftaat; men geeft
daar van de volgende reden. Eene N o n ,
op zekeren dag, geduurende de Karnevals
vermaaklijkheden, verhinderd geworden
o m , nevens haare Kloosterzusters, deel
te neemen aan eene vrolijke partij, beklaagde zich deswege bij het krucifix.
Straks opende dat beeld zijnen mond, en
beval haar niet te onvreden te zijn, dewijl zij te zamen binnen kort zouden trouwen, 's Anderendaags ftierf de N o n , en
zedert heeft de mond des beelds aan het
kruis hangende altoos open geftaan.
T e Trente ontmoet men een krucifix, 't
welk, ten tijde als de berugte Kerkvergadering ter dier ftede zat, alle haare verrigtingen en befluiten met eene hoorbaare
ftemme goedkeurde; de Roomsch-Katholijken gelooven dit als eene waarlijk voorgevallene gebeurtenis.
Een zeer merkwaardig krucifix wordt
in Beijeren bewaard, aangaande 't welk de
Priesters het volgende voorval verhaalen,
't geen van het gemeene volk nog heilig
II h 3
wordt
t

G O D S D I E N S T I G E

Een hert, op zekeren


SfcWON .wordt geloofd.
TEN en dag, van de jaagers vervolgd wordende,
PLEGTG " tradt toevallig met zijnen voet op een
HEDEN.

krucifix'; dit hadt ten gevolge dat het dier


onbeweegelijk bleef ftil ftaan; de honden
hadden ook het vermogen niet om hetzelve aan te raaken. Ter gedagtenisfe van
dit zonderling voorval, wierdt een Kloos
ter geftigt in het dorp Ballingen, 't welk
ene groote menigte volks na deeze plaats
lokte. Keizer K A R E L D E G R O O T E ,
onder wiens regeering dit wonderwerk
gebeurde, begiftigde het dorp met het
voorregt om een jaarmarkt te mogen houden. Grooten aanftoot veroorzaakte dit
aan de bewooners van een ander dorp,
Weilhaum genaamd; zij vervoegden zich
bij den Keizer, met verzoek dat het verleende voorregt mogt ingetrokken worden ; doch zo zeer mishaagde dit verzoek
aan het krucifix, dat het dit dorp VeiU
hauw. in brand ftak, en tot asch deedt verteeren.
Te Keulen wordt een krucifix vertoond,
met een pruik op het hoofd des beelds;
men beweert dat deeze pruik van eene
zeer hooge oudheid i s ; doch zulks is niet
Waarfchijnlijk, dewijl dit hoofddekzel van
Jaatere herkomst is. Het zondcrlingfte
van allen is, dat, hoewel de godsdienftigen, welke deeze plaats koomen bezoeken,'nimmer van daar vertrekken, zonder eenige weinige hairen van daar mede
te neemen, dezelve, egter, nooit verminderen. .
??ooa\
T

G E S C H I E D E N I S .

487

N o o d l o o s z o u het w e e z e n , meer b i j - (1 E W 0 O N zonderheden te v e r m e l d e n , raakende de T E N en


verbaazende menigte k r u c i f i x e n , welke ' L E G T 1 6 HEDENf.
v a n de Roomsch-Katholijken
vereerd w o r d e n , i n de K e r k e n , aan de openbaare weg e n , op de m a r k t e n , i n hunne eigen w o o n i n g e n , e n , i n de daad, bijkans op alle
plaatzen. Gcene deugden o f kragten zijn
' e r , o f zij w o r d e n aan dezelve toegefchreeven. D e Roomschgezinden vernaai e n , dat eenigen v a n dezelve traanen gef t o r t , zommigen bloed gezweet h e b b e n ,
t e r w i j l andere neiligfehenners aan den dag
g e b r a g t , en den kwaaddoender met ger a a k t h e i d , b l i n d h e i d , en z e l f met den
dood hebben geflagen. D e e z e hebben de
dooden bij het leeven h c r f t e l d , geene aan
de kranken de gezondheid wedergegeev e n ; allen z i j n , door het een o f ander
bedrijf v a n een wonderdaadigen a a r t ,
beroemd geworden.
Elk
Roomsch-Katholijke moet een krucifix i n zijn huis
hebben. D e H e e r K E Y S L E R v e r h a a l t ,
i n zijne R e i z e n o v e r de Alpen, dat, i n dien een mensch dood aan den w e g gev o n d e n w o r d e , 't w e l k dikwijls g e b e u r t ,
ter oorzaake v a n het groot getal hoogten
en d i e p t e n , zijne zakken doorzogt w o r d e n ; e n , indien men geen krucifix n o c h
gebedekrans bij hem v i n d e , een C h r i s t l i j ke begraafnis hem ontzegd w o r d t ; het
gemeene v o l k ziet hem dan aan v o o r een
Ketter.
1

II h 4

ni*

488

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON
T E N en
PLEGTIG
HEDEN.

-Eenige andere merkwaardige Plegtigheden


der Roomfche Kerke.

Volgens een befluit der Kerkvergaderinge van Trente, mogen 'er geene beelden m de Kerken geplaatst worden, 't en
zij ze alvoorens, door den Bisfchop van
het Sticht, gewijd zijn; de plegtigheden,
daarbij gebruiklijk, j j genoegzaam de
zelfde, als bij de inwijding van een krucihx worden in agt genomen. Naadat de
Kerkvoogd het gebed der inzegeninge
heeft uitgefprooken, meldt hij met hoorbaare ftemme den naam van den Heilige,
dien het beeld vertoont; waarnaa het
met gewijd water wordt befprengd. Indien het voorwerp der plegtige verrigtinge
een beeld van de maagd M A R I A z i j ,
wordt het tot driemaalen toe befprengd
en bewierookt; het koor zingt midlerwij
eenige pfalmen en lofzangen. Met het
drievoudig maaken van het kruisteken,
ter eere van de drie perfoonen der heilige
en aanbiddelijke Drieenheid, befluit de
Bisfchop de geheele plegtigheid.
Zeker is het, dat zommige RoomsenKatholieken gelooven, dat de beelden het
vermogen bezitten om wonderwerken
ie kunnen verrigten. Veele beelden, airhans, ontmoet men, aan welke de eere
ran met zulk eene bovennatuurlijke kragt
1jegaafd te z i j n , wordt toegefchreeven.
Dit
m

G E S C H I E D E N I S .

489

Dit is geene ijdele en ongegrond verzon-1 JEWOONnene aantijging; wij beroepen ons op de T E N en
gedrukte leevensverhaalen van alle Heili- 'LEGTIGHEDEN.
gen, die van de Roomfche Kerk worden
aangebeeden. Eenige weinige voorbeelden zullen ons zeggen ftaaven. T e Napels vertoont men een beeld van onzen
Heere J E Z U S C H R I S T U S , 't welk van
een moedwilligen onverlaat gegriefd zijnde, zo gevoelig was voor de fmarte, dat
het zijne hand aan de wonde bragt. Het
beeld van S T . K A T H A R I N A , te Siena,
heeft verfcheidenmaalen de Duivelen verdreeven, en veele andere ongemeene
wonderwerken verrigt. Het beeld van
de gezegende Moedermaagd te Lukka, op
zekeren tijd zeer ruuw en onbetaamelijk
behandeld wordende van een Soldaat, die
hetzelve met fteenen wierp, en het hoofd
van het Kind J E Z U S , dien zij in haare armen hieldt, bijkans verbrijzeld hadt, verplaatfte zij het Kind aan haare flinker zijde ; zo wel beviel het decze ftand, dat
het zedert niet van plaats heeft willen
veranderen, niettegenftaande veele godvrugtigen hunne poogingen hebben aan, gewend om het wederom op den rechter
arm van zijne Moeder te plaatzen.
Een ander voorwerp van verregaande
godsdienftigheid in de Roomfche Kerk- is
het heilig Doodkleed, waarin J O Z E F van
Arimathea het lichaam van C H R I S T U S
omwondt, toen hij het in zijn graf leide.
D o c h , moeten wij het een geluk of ongeluk noemen? men heeft verfcheiden van
Hh 5
dee1

490

G O D S D I E N S T I G E

deeze doodkleeden, die alleen met de


T E N en zelfde
godsdienftigheid vereerd worden.
=1 L E G T I G - De twee vermaardfte worden bewaard te
HEDEN.
Befan$on en te Turin. Ten aanzien van
het eerfte ontmoeten wij het volgende
verhaal, in de fchriften der beroemdfte
Roomsch-Katholijke Schrijvers.
Op het Paaschfeest, geduurende de
Metten , of morgengebeden , treeden
drie Kanunniken voort uit de Kapl, i n
welke het doodkleed wordt bewaard; onder het gaan na het groot altaar heffen zij
deezen lofzang aan: W i e zal den
fteen van het graf wentelen ? " Verfcheiden kinderen, in Engelengewaat gekleed, ontmoeten hun, en vraagen:
Wien zoekt gij ? " het antwoord i s :
J E Z U S van Nazareth;"
de kinderen
voeren hun daarop te gemoet: Hij is
hier niet." Straks wendt zich de Zander tot den oudften der drie Kanunniken,
rnet de volgende woorden: Zeg ons,

M A R I A , wat

gij op den weg

gezien

h e b t ? " Ik heb g e z i e n , " antwoordt hierop de Kanunnik, het graf


, , van C H R I S T U S , die wederom leeven dig is geworden, en de heerlijkheid des
geenen, die uit den dood is verreezen."
De tweede Kanunnik laat 'er op volgen:
Ik heb de Engelen gezien, die oogge tuigen van de opftandinge geweest wa ren; ik heb het heilig doodkleed ge zien." Hij heeft deeze woorden niet
gcfproken, of hij toont het doodkleed,
nevens de overige linnen doeken, met
wel

G E S C H I E D E N I S .

491

w e l k e het lijk v a n J E s u s was o m w o n - JEWOOPf


den. D e derde K a n u n n i k voegt 'er ne- TEN en
v e n s : J E Z U S C H R I S T U S , onze h o o p , LEGT1G
HEDEN.
is opgeftaan."
A a n de waarheid v a n
's Heilands opftandinge geeft het k o o r getuigenis , met te z i n g e n : 't Is beter het
getuigenis v a n M A R I A te g c l o o v e n ,
dan de bedriegerijen der J o o d e n ; wij
w c e t e n , dat c H R I s T U S u i t den d o o d
is opgeftaan." D e e z e godsdienftige verr i g t i n g w o r d t b e o o t e n met een Te Deum
laiidamus, 't w e l k door het k o o r en de
geheele vergadering gezamentlijk ftaateiijk
gezongen w o r d t ,
(

Z e e r beroemd is dit heilig d o o d k l e e d


v a n Befancon, v a n wegen de m e n i g v u l d i ge w o n d e r w e r k e n , w e l k e het g e w r o g t
h e e f t : men v e r h a a l t , dat het menigmaal e n de dooden i n het l e e v e n h e r f t e l d , aan
de blinden het gezigt w e d e r g e g e e v e n , e n
de verouderdfte kwaaien heeft geneezen. .
E e n niet m i n beroemden naam heeft het
Turi?ifche Doodkleed. T e n tijde der h e i l k
ge k r u i s t o g t e n wierdt het van Jeruzalem
herwaarts o v e r g e b r a g t , dewijl het n i e t
v e r k o o s onder de Mahomethaanen te blijven.
V e r f c h e i d e n maaien veranderde h e t
zedert v a n verblijfplaats, t o t dat het t e n
langen laatfte zijnen z e t e l vestigde i n eene
K a p e l i n de Kathedraale K e r k te Turinjdie gewijde bewaarplaats draagt heden
den naam v a n de Kapelle van het heilige
Doodkleed. E e n groot aantal w o n d e r w e l
ken heeft het hier v e r r i g t , als het o p w e k ken v a n d o o d e n , het geneezen van lam*
; '.
men

492

G O D S D I E N S T I G E

CEWOON - m e n en
TRN en v e l e n ,

b l i n d e n , het u i t w e r p e n v a n d u i en meer diergelijken. Z o groot is


P L E G T I G deszelfs onbefmettelijk
vermogen, dat,
HEOEN.
h o e w e l het dagelijks v a n bedevaartgangers
en godsdienftigen worde aangeraakt, h e t ,
n o g t h a n s , niet v u i l w o r d t , en men het
nimmer behoeve te wasfehen.
Niettegenftaande alle deeze vermogens
en k r a g t e n , welke aan deeze doodkleeden
w o r d e n toegefchreeven, v i n d t m e n , egt e r , elders meer foortgelijke overblijfzels.
G e e n land is ' e r , daar het Roomfche Geloof
heerfchende Godsdienst i s , o f het
beroemt z i c h op den eigendom van deezen
heiligen fchat.
H o e deeze doodkleeden
t o t z u l k eene verbaazende menigte hebben kunnen vermenigvuldigd w o r d e n ,
moeten w i j aan het onderzoekend oordeel
o n z e r L e e z e r e n o v e r l a a t e n ; w i j v o o r ons
oordeelen ons niet v e r p l i g t o m daar v a n
reden te moeten geeven.
D e w i j l de leden der Roomfche
Kerke
meer dan andere, die den naam v a n Christenen draagen, op plegtigheden z i j n gef i e l d , dus verneemen w i j ook dat a l l e s ,
wat t o t een godsdienftig o o g m e r k , i n
dunne vergaderplaatzen, w o r d t g e b r u i k t ,
vooraf moet ingezegend o f gewijd w o r Il e n .
D e k l e d e r e n , welke de Priesters
l Iraagen, het laken , waar mede het altaar
v o r d t b e d e k t , het altaar z e l v e , de K e r k ,
]iet k e r k h o f , e n , i n de daad, alles moet
<ene plegtige inzegening o f wijding onderI aan , v r en aleer het tot een godsdieni tig oogmerk w o r d t aangewend. E e n r u i m
veld]

G E S C H I E D E N I S .

493

veld wordt hierdoor geopend voor pries- G E W O O N terlijke voorregten, inkomften en eerbe- T E N en
tooningen; de gemoederen des volks P L E G T I G wordt dus een denkbeeld ingeprent, dat H E D E N .
die mensch een bovenmenschlijk vermogen moet bezitten, welke dus de natuur
der dingen kan veranderen.
De volgende plegtige verrigting, van
welke wij nu verflag moeten doen, is het
Sermoen, of de Leerrede, welke op het
Euangelie volgt; zij beftaat uit vermaaningen aan de geloovigen, om volftandig
in hunne geloofsbelijdenisfe te volharden,
door het vermijden van alle Ketterfche
leerbegrippen, en de pligten te betragten ,
welke zij aan hunne medefchepzelen zijn
verfchuldigd. Zodra het Euangelie is geleezen, treedt de Priester, die eene Leerrede doen z a l , na den voet van den trap
aan de Epistelzijde van het altaar. Hier
trekt hij zijnen tabbert uit en zet den
priesterlijken muts op; hij knielt neder
voor den benedenften trap van het altaar,
en doet een gebed, waarin hij God fmeekt
hem te willen onderfteunen en zegenen
in 't werk, 't geen hij zal verrigten. Vrdat hij de Leerrede begint, maakt hij eene
buiging voor het krucifix, en zegenfzich
zeiven met het kruisteken. Dan maakt
hij eene laage buiging voor de gemeente ,
en zo dikmaals hij den naam van J E Z U S
of van M A R I A uitfpreekt, neemt bij zijne muts af. Indien de Bisfchop in de vergadering tegenwoordig zij, predikt de
Priester met ongedekten hoofde. Naa het
Ser

494 G O D S D I E N S T I G E
CF.WON TEN en
PLEGTIG" HEDEN.

Sermoen ftelt hij het krucifix openlijk ten


t o o n v o o r de toehoorders.
M e t veel
v u u r s en ijvers fpreeken de Roomsch-Kztholijke Predikers hunne Leerredenen u i t ;
een diepen indruk veroorzaakt dit o p de
gemoederen der toehoorders.
D e w i j l een
goed aantal deezer Leerredenen ter eere
Van hunne H e i l i g e n wordt u i t g e f p r o o k e n ,
dus verfchaffen de w o n d e r w e r k e n , door
die g e e r b i e d i g d e mannen g e w r o g t , o v e r vloedige ftofte o m o v e r dezelve u i t te
weiden. D i k m a a l s hellen hunne h o u d i n gen en gebaaren t o t het belachelijke o v e r ;
doch eene langduurige g e w o o n t e , door
den Godsdienst g e h e i l i g d , bedekt eene
menigte van gebreken*
In n w o o r d ,
de Leerredenen , welke door de RoomschKatholijke Priesters w o r d e n
uitgefprok e n , z i j n , i n allen opzigte j g e v e n r e digd aan den aart hunner godsdienftige
v e r r i g t i n g e n ; die de laatfte aanmerken als
p l i g t e n , z u l l e n gewisfclijk u i t de eerfte 't
een o f ander v o o r d e e l trekken; I n allen
gevalle zijn ze beide door een ftevigen
band zamengeknoopt: want anderzins z o u
de geheele uitwendige gedaante v a n den
Godsdienst v e r l o o r e n gaan.
D e regels en voorfchrifteh der Roomfche Kerke gebieden, dat de altaaren v a n
fteen gemaakt w o r d e n ; dit heeft ten o o g inerke o m daar mede zinnebeeldig te v e r toonen den Heere C H R I S T U S , als den
grond en hoekftcen van het geestlijk geb o u w , 't welk de K e r k der geloovigen isi
D e tafel moet v a n een enkelen fteen z i j n j

en

G E S C H I E D E N I S .

49,5

en het lichaam door pilaaren onderfeund G E W O O N of door metzelwerk worden aangevuld. T E N en


Langs niet minder dan drie trappen mag P L E G T I G men op het altaar klimmen, van gehou- H E D E N .
wen of gebakken fteenen gemaakt; met
een vloerkleed of tapijt moeten deeze
trappen belegd worden. De altaarbediende
moet zorge draagen dat over het altaar een.
fijn kleed gefpreid worde. M e t de uiterfte naauwkeurigheid moet dit alles worden in agt genomen ten aanzien van het
groot altaar, op hetwelk doorgaans het
lichaam van C H R I S T U S ter bewaaringe
wordt weggelegd; twee altaarbedienden
moeten hetzelve vertieren, en daarvoor
zorgen. Om geene reden, hoe genaamd
mogen zij het altaar naderen, ten zij gekleed in hunne witte koorhembden.
Zodra zij het altaar zijn genaderd, moeten zij nederknielcn, het heilige Sakrament aanbidden, en eenige korte fchietgebeden doen; bijzonderlijk en bovenal
moeten zij dat alles in agt neemen, zo
dikmaals de altaarficraadjen veranderd
worden. Wanneer dit gefchiedt, en het
gebeurt zeer dikwyls, moeten de altaarbedienden zorgvuldig het ftof wegveegen,
eer zij de ficraaden, voor den dag gefchikt,
aldaar plaatzen. Het kleed of tapyt, 't
welk op de tafel legt, moet in de gedaante van een kruis geplooid worden; twee
boeken moeten tot op den grond, en de
twee andere flegts ter halverwege nederbangen. Alles moet gezegend, met het
kruis getekend en met gewijd water befprengd

496

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON -fprengd
T E N en moeten

PLEGTIC
HEDEN.

worden; de zelfde plegtigheden


in agt genomen worden ten aan-zien van den tabernakel des altaars, en de
doos, in welke de hoftie wordt bewaard.
Daarenboven worden de altaaren verfierd
met natuurlijke of door kunst gemaakte
bloemen, naar gelange het jaargetij medebrengt. Eenmaal moet eiken dag het ftof
van het altaar geveegd worden. De T a bernakel van het heilige Sakrament wordt
op het altaar vastgemaakt; dezelve is verfierd met zilver, goud en de"kostbaarfte
Edelgefteenten. Aan alle zijden ftaan kaarzen van het zuiverfte wit wasch; dewijl
deeze geftadig branden , dienen zij tot
geen gering fieraad voor den geheelen
toeftel.
De altaardienaar, welke den Priester,
tot het vieren van de M i s , de hand leent,
houdt een klein fchelletje in zijne hand;
dit roert hij wanneer de hoftie wordt om
hoog geheeven. T o t negen maaien toe
herhaalt hij dit; driemaal fchelt hij wanneer de Priester nederknielt, driemaal
terwijl hij de hoftie om hoog heft, en
even zo veele maaien, eindelijk, wanneer
hij de hoftie op het altaar nederzet. T e n
aanzien van den drinkbeker worden de
zelfde plegtigheden in agt genomen. V o o r
ieder altaar moet eene baluftrade of affchutzel gemaakt worden,'t zij van hout,
van marmer, of van ijzer; dit dient om
te beletten dat het volk niet te na aan
het altaar koome. Aan weerskanten van
het altaar moet een waschkaars ftaan te
bran-

G E S C H I E D E N I S ,

49?

branden, op een zilveren kandelaar, in-, E W O O N *


dien het kerfpel rijk genoeg zij om dien te T E N en
bekostigen, Behalven d groote envas-J ' L E G T I O
te, hebben de Roomsch-Katholijken
draag- H E D E N
baare altaaren, welke hier en elders kunnen verplaatst worden; de gewijde overblijfzels der Martelaaren worden ih dezelve bewaard. Wat aangaat den toeftel der
altaaren , decze beftaat uit eene groote
'menigte heilige gereedfehappen : want,
Volgens een vasten ftelregl der Roomfche Kerke, is ieder plegtige verrigting eene daad van godsdienftige eerbtooninge,
Geen Leek mag de gewijde vaatwerken hani
tceren; tot den Priester alleen is dit voorregt bepaald. Van dc Heidenen of Van de
jooden, of, veelligt, van beiden, hebben de
Roomschgezinden deeze gewoonte overgenomen. Van goud of zilver moeten de
drinkbekers gemaakt worden. Een Bis
fchop moet dezelve inwijden of heiligen,
Vr en aleer zij tot een godsdienftig oogmerk mogen gebruikt worden. Van ht
zelfde metaal als de drinkbeker, moet d
fchotei gemaakt worden, op welken de geWijde hoftie legt; doorgaans is dezelve ze
of acht duimen breed.
G o u d , of zilver in *t vuur Verguld,
moet de ftoffe zijn, van welke de uweikas bereid wordt; naadat het Sakrament
gewijd is, 't welk gefchiedt door wijn met
de hoftie te mengen, wordt het in dezelve geplaatst. Opdat de gewijde ouwel niet
fchimmele, moet hij eens ter weeke daaruit
genomen worden* Een kleed, in de geil, D E E L ,
li
daan*

498

G O D S D I E N S T I G E

daa'nte van een tent, van kostbaare ftofle


T E N en gemaakt,
moet deeze dierbaare bewaar"FLEGTIGplaats overdekken. Ook moet 'er een zilHEDEN.
ver vergulden doos vervaardigd worden,
om in dezelve de gewijde tekens te draagen
na de kranken', wanneer deeze op een
merkelijken afftand van de Kerk woonen;
in eeii zijden beurs of zak wordt deeze
doos verborgen, en aldus om den hals des
Priesters hangende, na de beflemde plaats
gebragt.
Nog eene andere doos moet 'er gereed
gemaakt worden voor de grootere ouwels, die rond van gedaante zijn; deeze
mag gemaakt worden van zilver, tin of
bordpapier, van binnen met witte taf bekleed, en van buiten verfierd met kostbaare zijden ftofTe. Binnen in deeze doos
moet een ronde looden plaat of fchotel
voorhanden zijn, opdat dc ouwels altijd
mogen gereed weezen. Op eene niet te drooge noch te vogtige plaats moeten deeze
gewijde ouwels bewaard wrden. Een
zilveren plaat, hebbende de gedaante van
de z o n , wordt op het altaar, tegenover
het Sakrament, opgehangen; te sadef met
het licht der waschkaarzen, welke daarop
haare ftraalen fchieteh, maakt dit eene
fchitterende vertooning.
Van eene welriekende reuke moet de
wierook zijn, welke in de Kerk gebruikt
tvordt. Vrdat dezelve in het wierookvat gedaan w o r d t , moet hij een weinig
Igekneusd , maar niet geheel tot poeder
i ij 11 geftooteh worden.
De
GEWOON-

G s C H I E D E N I S. 409
_ De ftoffe van het wijwatervat moetGEWOON"*
zilver, fpiautcr of tin zijn; en die van TEN en
den fprengkwast van de zelfde ftoffe, of P L E G T I G *
Van hout,met verkensborftels of wolven- HEDEN
hair omwonden ; aan het einde moet een
holligheid of gat zijn met kleine openingen , waarin eene kleine fpons wordt befiootcm Twee vaten moeten 'er gereed
ftaan, Van fpiautcr of van aarde gemaakt,
in welke het water wordt bewaard, Wast
in de altaardienaars den drinkbeker en andere gereedfehappen , tot het altaar be*
hoorende, Wasfehen. Het kleed, welk
over het altaar wordt gefpreid, moet van
fijn wit linnen gemaakt zijn, niet te dun,
noch geflikt, cn zonder kantwerk; doch*
indien aan hetzelve eenig kantwerk z i j ,
moet het zeer fmal zijn, en twee vingerbreedten van de voorzijde. Op die plaats
van het altaar, alwaar de Priester het
doorgaans kust, moet een klein kruis hangen , van zijde, garen of linnen gewerkt.
D c Pales, insgelijks tot het altaar behoorende, moeten ook van de zelfde
reeds gemelde linnen ftoffe gemaakt worden; ieder van dezelve moet ingezegend
of gewijd worden. Geen Kerkelijk perfoon , die een laager rang dan dien Van
Onder-Diaken_ bekleedt, mag dezelve
aanraaken. Zij worden gebezigd om daar
mede te vertoonn de grafkleeden , in
welke onze Heer en Zaligmaaker wierdt
omwonden, toen hij in het graf gelegd
wierdt. Men gelooft dat zij veele kragIi a
ten

500

G O D S D I E N S T I G E

ten bezitten; zij dienen daarenboven ter


TEN en aanduidinge van een groot getal verborP L E G T I G - genheden , om welke te begrijpen de ProHEDEN.
teft anten, volgens het zeggen der RoomschKatholijken, geen genoegzaam geloof bezitten.
Deeze linnen klederen zijn doorgaans
bekend bij den naam van lijfrokken; zij
worden bewaard in een zak van de zelfde
ftoffe, met verfcheiden kruisfen beftikt;
met een knoop en een ftrik worden deeze
zakken of beurzen toegebonden. Aan de
buitenzijde ziet men een geborduurd
kruis, omtrent drie vierde gedeelten van
een mans fpan lang. Het dekkleed van
den drinkbeker is van zijde gemaakt, van
de zelfde koleur als de overige gewijde
fieraadjen; het haalt ongeveer vier fpannen in het vierkant; doch men ziet geene
kruisfen, noch eenigerhandc afbeeldingen
op hetzelve. In groote Kerken, in welke de plegtige Misfen gevierd worden,
moet de Priester dekkiecden hebben van
tien fpannen in de lengte, van geftreepte
zijde , van vier koleuren : te weeten,
w i t , groen , rood en purper. Nimmer
gebruikt men zwarte overdekkleeden,
zelf niet bij gelegenheid van Zicl-Misfcn,
noch op den Goden-Vrijdag. In de Pasfie-week moeten de kruisfen bekleed worden met behangzels, van kameryksdoek
of eene purperkleurige ftoffe gemaakt,
doch met geene kruislen of eenige andere
afbeeldingen verfierd.
Ie-

EWOON-

G E S C H I E D E N I S .

501

Ieder Kerk moet een vlag of ftandaart


hebben, negen of tien fpannen lang en
zes breed, van eene koleur, naar gelange
van den Patroon, aan welken de Kerk gewijd is; de afbeelding van den Befchermheilige moet in het midden van den ftandaart geborduurd zijn. Volgens de Kcrkregcls moet deeze ftandaart van fatyn,
damast, taffe of kameryksdoek gemaakt
worden, met een zoom n franjen op de
randen ; de ftok moet vijf voeten lang
zijn.
Wat aangaat het Misboek, te bekend is
hetzelve, dan dat wij ter befchrijvinge
daarvan veele woorden behoeven te gebruiken. D i t alleen moeten wij aanmerken, dat nog in de tiende Eeuwe bijkans
ieder Kerk haar eigen Misboek hadt, en
dat alle decze, in zommige opzigten, van
elkander verfchilden. Nog heden ten dage heeft 'er eenig onderfcheid plaats tusfehen den Kerkdienst der Gallikaanfche
Kerke en die van Rome. Als eene Euangclifche waarheid, gelooven de RoomschKatholijken , dat het Misboek door Apostel P E T R U S gefchreeven is, en door hem
aan zijnen opvolger S T . K L E M E N S wierdt
ter hand gefield. Doch wij laaten het aan
het oordeel van onze Leezers over, hoe
dit kan worden overeen gebragt met de
Kerkelijke Gefchiedenisfe, welke vr
de zesde Eeuwe van geene Misboeken
fpreekt.
Geene Kerk mag geftigt worden, ten
zij alvoorens de Bisfchop daartoe verlof
3
ge-

GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

5oz
GEWOONTEN

G O D S D I E N S T I G E .

gegeeven hebbe ; deeze moet de plaats

en aanwijzen, de grootheid van het Kerkge-

bouw , de inkomften en de dienaars daartoe behoorende, nevens alle andere dingen, welke tot eene Kerk volftrekt noodzaaklijk vereischt worden. Daarenboven
moet hij het kruis oprichten in den grond
van het nieuw te bouwene Kerkgeftigt,
en den eerften fteen van hetzelve leggen;
o f , indien hij dit niet in eigen perfoon
verrigte, moet hij iemand benoemen, welke zijne plaats bekleedt. Op de plaats,
daar het altaar ftaan zal, moet een houten
kruis geplant worden en aldaar blijven
ftaan, 's daags vrdat de eerfte fteen
zal gelegd worden, en ook den volgerden
dag, Een vierkanten fteen moet men uitzoeken, om tot den grondftccn van het
gewijde geftigt tc dienen. Indien in de
ftad Rome eene Kerk moet gebouwd worden , cn de Paus genegen zij om met eigen
handen de plegtigheid te verrigten, moet
hij met het koorkleed en de gewijde tabberten, op de plegtige verrigting ilaande,
bekleed zijn; doch een gemeen Bisfchop
verrigt dit werk in zijn gewoon gewaat,
met den Bisfchoplijken herdersftaf in zijne
hand.
Aldus gekleed, moet hij zich begeeven
na de plaats, op welke de nieuwe Kerk
Kal gebouwd worden, en aldaar het zout;
en water zegenen, door het uitfprecken
van verfcheiden gebeden, Het gebed,
ivaar mede hij het zout zegent, is begreeI?en ia deeze woorden; Mogt dit zout
ge-

PLEGTIGHEDEN.

G E S C H I E D E N I S .

50^

gereinigd worden door den leevender


God , en dus gereinigd zijnde ter za ligheid yan h u n , welke gelooven, ver ftrekken tot een bewaarmiddel der ge zondheid naar lichaam en geest vooi
alle die geenen, welke hetzelve zullcr
gebruiken; en mogt het eene genoeg zaamc kragt bezitten om de boosheid
des Satans te vernietigen! " Vervolgens zegent hij het water op de zelfde
wijze, en mengt daarnaa het zout in het
water in de gedaante van een kruis, onder het uitfprceken van verfcheiden gebeden, op de gelegenheid flaande. Straks
daarop wordt 'er een lied gezongen, nevens den drientachtigften pfalm; alJcn,
die bij de plegtigheid tegenwoordig z i j n ,
laaten thans hunne ftemmen hooren. Onder dit alles befprengt de Bisfchop, of de
perfoon, welke in zijne plaats den dienst
verrigt, den grond met zout en water.
Den pfalm en het lied gezongen zijnde,
wendt hij zich na de plaats, welke hij
met gewijd water gefprengd heeft, en
vervolgens in den gebede tot G o d , door
de bemiddeling van dien Heilige, aan wien
de nieuwe Kerk zal gewijd worden.
Voorts neemt hij zijnen myter af, en
zegent den grondfteen van het altaar, onder het doen van verfcheiden gebeden ,
cn befprengt dien met gewijd water. Naa
de befprenging, maakt hij verfcheiden
maaien het kruisteken, in den naam des
Vaders, des Zoons en des Heiligen Geests;
dit gefchiedt door den fteen met een mes
li 4
of

CEWno?!T i i N en
PLEGTK;

HEDEN.

504 G O D S D I E N S T I G E
of disfel te kruistekenen. Dan wordt 'ereen Litanie gezongen, waarnaa de BisfLEGTIGchop opftaat van den grond, op welken
PKDEN.
hij op een tapijt, langs denzelven uitgeItrekt, op de knien gelegen heeft; en
zich voorts na den fteen wendende, doet
hij etlijke gebeden. Voorts wordt 'er nog
een geestlijk lied gezongen, en daarnaa de
honderdvierentwintigfle pfalm. Terwijl
de Metzelaar den fteen vastlegt, raakt de
Bisfchop dien met zijne hand aan en zegt:
Gij zult mij ontzondigen met yzop."
Deeze plegtigheden worden bij de inwijding van het altaar in agt genomen.
D o c h , wanneer de Kerk voltooid is, moet
het geheele Kerkgebouw van nieuws worden ingezegend , vr en aleer de Godlijke Eerdienst in hetzelve mag verrigt worden..^ Ten dien einde wordt een Zondag,
o f , indien het mogelijk z i j , een Heilige,
dag uitgekoozen. De Aards-Diaken moet
daarvan kennis geeven aan de vergadering, opdat zij den voorgaanden dag zich
door vasten daartoe voorbereide. M i d erwijl brengen de Geestlijken de gewijde
overblijfzels in gereedheid, welke onder
het altaar der nieuwgebouwde Kerke in
bewaaring zullen gelegd worden ; te gader
met drie korrelen wierook worden zij in
een fraai gewerkt vat geplaatst. Hier nevens wordt gevoegd een klein ftuk parkemen, waarop gefchreeven ftaan het jaar,
de maand en de dag, wanneer de Kerk
Wierdt ingewijd, als mede de naam des
tSislc.ft.ops, % de plegtigheid heeft ver.
GEWOONT E N en

G E S C H I E D E N I S .

505

r i g t , nevens den naam van den Heilige, G E W O O N aan wien de Kerk is toegewijd. Het vat, T E N en
waarin de gewijde overblijfzels worden P L E G T I G gelegd, moet verzegeld en in eene zeer H E D E N ,
zuivere plaats gezet worden; twee wasctu
kaarzen moeten geftadig bij hetzelve
branden. Vrdat de plegtigheid der inwijdinge eenen aanvang neemt, moeten
'er drie kruisfen, van aanzienlijke hoogte , op ieder muur der Kerke gefchilderd
worden; tegenover elk van dezelve moet
een waschkaars ftaan, die eene once
weegt. De zorge over dit alles is aanbevolen aan den opziener van de Sakristie,
die verpligt is alles behoorlijk in gereedheid te brengen tot den ontvangst van
den Bisfchop, die de plegtigheid zal verrigten.
Op den morgen van den dag, tot de
plegtige inzegening afgezonderd, verfchijnt de Bisfchop in zijn plegtgewaat gekleed, cn beveelt dat 'er twaalf kaarzen
ontftooken worden. Straks gaat hij uit
de K e r k , en gebiedt allen, die daar tegenwoordig zijn, hem te volgen, uitgezonderd een Diaken, die, in zijn plegtgewaat gekleed, in de Kerk gelaaten, en
daarin wordt opgeflooten. De Bisfchop,
van zijne handlangers vergezeld, begeeft
zich na de plaats, alwaar de gewijde overblijfzels 's daags te vooren wierden nedergezet; hier heft hij de zeven boetpfalmen
aan, met eene zagte ftemme, nevens een
geestlijk lied, zonderde Htanin; geduui 5
ren-

$o6

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON - r e n d e
TEN

dit g e z a n g , trekt hij de tabbcrtcn


en i n t , waarmede hij b e k i e c d i s , en doet an" dere klederen aan.
A l l e de overige G e e s t l i j k e n , w e l k e
de plegtigheid bijwoonen , zijn i n h u n
plegtgewaat uitgedoscht.
Naadat zij
de pfalmen hebben g e z o n g e n , begeeft
z i c h de B i s f c h o p , nevens zijne handlangers, na de K e r k d e u r , daar hij zijnen m y ter afneemt, en een lied aanheft, 't w e l k
van een gebed gevolgd w o r d t . D a n zet
hij z i c h neder op een f t o e l , ftaande op
een t a p i j t , voordagtlijk daar g e l e g d , terw i j l de l i t a n i e n gezongen w o r d e n . H i j
zegent het gewijd w a t e r , en befprengt
eerst z i c h z e l v c n , en v e r v o l g e n s a l l e n ,
die >er tegenwoordig zijn. V e r v o l g e n s
neemt hij zijnen m y t e r wederom af, e n
wandelt rondom de K e r k , v e r z e l d v a n
den O n d e r - D i a k e n , die het kruis d r a a g t ,
en den altaardienaar met het gewijd w a ter. Onder het v o o r t g a a n , befprengt hij
:1e m u u r e n der K e r k e i n den naam der
hfeilige D r i e e n h e i d ; midlerwijl w o r d t
twee
j lem de mantel opgehouden door
3leepdraagers, terwijl de altaardienaar op
:ulk een afftand met het wijwatervat v a n
i !en Bisfchop l o o p t , dat deeze den fpren;er daarin kan doopen.

PLEGTIO
HEDEN.

Naadat de ftoet is wedergekeerd op de


5daats, van waar dezelve is b e g o n n e n , en
pr n o g een lied en pfalm is g e z o n g e n ,
t bet de Bisfchop , wanneer hij daarbij tcI c n w o o r d i g i s , verfcheiden gebeden. Z o
me-

G E S C H I E D E N I S .

507

menigvuldig zijn de plegtigheden, welke , 3EWOONhierbij worden in agt genomen, dat ieder T E N en
een, welke daaraan deel neemt, een Cere- 'LEOT1G-*'
monieboek in de hand moet houden. Naa- H E D E N .
dat nog een ander gebed gedaan is, ftoot
de Bisfchop met zijnen herdersftaf tegen
de deur der Kerke, onder het uitfprecken
van deeze woorden ; Open de deuren,
opdat de Koning der heerlijkheid moge
ingaan." De Diaken, welke in de
Kerk opgeflooten gebleeven i s , vraagt,
wie deeze Koning der heerlijkheid zij ?
waarop dc Bisfchop antwoordt : ,, D e
Heere God Almagtig, de God der heirfchaaren." Straks roept al het volk :
Open de deuren." Midlerwijl doet de
Bisfchop een gebed in de Latynfche taaie
om den Duivel te verfchrikken en weg te
jaagen.
De deur ten langen laatfte geopend zijnde , treedt de Bisfchop binnen, alleen van
zijne handlangers vergezeld: want de gemeene Leeken mogen 'er nog niet binnen
koomen, uitgezonderd twee of drie Mctzelaars, welke het graf moeten fluiten,
waarin de gewijde overblijfzels geplaatst
worden, cn de altaartafel met kalk vastmaaken. Terwijl de Bisfchop binnen
treedt, zegt h i j : ,, Vrede zij deezen
h u i z e ; " 't welk van den Diaken beantwoord wordt, met te zeggen : Wan,, neer gij daar binnen treeden zult."
Terwijl eenige woorden, op deezen
wensch flaande, gezongen worden, treedt
de Bisfchop voort na het middenfte ge-,
deeU
5

5o8

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON' deelte der Kerke, alwaar hij nederknielt,


TEN en
en het lied Vent Creator Spiritus aanheft;
PXEGTTG
HEDEN. 'dit gefchicdt met ongedekten hoofde, en

het aangezigt na het hoog altaar gewend.


Voorts neemt een der Onder-Diakenen
onbereide kalk, en ftrooit dezelve langs
den grond, in de gedaante van een kruis;
tweemaalen noemt hij midlervvijl den
naam van den Heilige, aan wien de Kerk
is toegewijd. De zelfde eere wordt betoond aan den Heilige , wiens overblijfzels in de Kerk bewaard worden: dewijl
men gelooft, dat door dezelve veele wonderwerken zullen gewrogt worden. Terwijl dit gefchiedt, roept het volk: W i j
fmeeken u , ons te willen hooren." Nevens den naam van G o d , voegen zij dien
van den Befchermheilige, en tekenen zich
etlijke maaien met het kruis. Driemaalen
maakt de Bisfchop het kruisteken op het
altaar; waarnaahij etlijke gebeden doet, en
een lied laat zingen, met den Lofzang van
ZACHARIAS.
Geduurende dit gedeelte
der plegtigheid, zet de Bisfchop zijnen myter op het hoofd, en fchrijft met zijnen
Bisfchoplijken herdersftaf een tweevoudig
Alfabet in de geftrooide kalk, met trekletters.
De volgende plegtigheid, welke van
jns moet vermeld worden, is de tweede
nwijding van het altaar; decze gefchiedt
I
Dp den zelfden dag als de Kerk wordt i n Zo dra de Bisfchop het tweej gezegend.
voudig Alfabet, boven vermeld, gefchreerm heeft met zijnen herdersftaf, neemt

hij

G E S C H I E D E N I S .

509

hij zijnen myter af, en zich na het hg t EWOONen


altaar wendende, heft hij een lofzang ^ TEN
LEGTIGaan, die vervolgens van het koor wordt UEDEN.
gezongen. D i t wordt tot driemaalen toe
herhaald; telken maale verheffen zij hunne ftemme een toon hoogcr. D c Bisfchop
zegent midlervvijl het zout en water, met
asfche en wijn. Terwijl hij de asch zegent , bidt hij dat God zijnen Engel w i l
zenden om dezelve te heiligen, opdat zij
moge gedijen tot een heilzaam geneesmiddel voor alle die geenen, welke den heiligen naam Gods zullen aanroepen, en belijdenis doen van hunne menigvuldige
zonden en overtreedingen; en opdat de
zulken, welke, onder het aanroepen van
zijnen naame, zich zelve zullen befprengen met de asfche ter verzoeninge van
hunne zonden, de gezondheid des l i chaams, en de zaligheid hunner dierbaare
en onfterflijke zielen mogen deelagtig
worden.
Naa het uitftorten van deeze bede,
neemt de Bisfchop het zout, en vermengt
het met de asfche, in de gedaante van
een kruis. Een handvol van dit mengzel
werpt hij in het water, onder het uitfpreeken van een drievoudigen zegenwensch ; daarnaa zegent hij den wijn, en
mengt dien met water. Voorts doet hij
een aanfpraak tot de vergadering, waarin
hij uitweidt over de deugden en kragten
der dingen, welke Gode en zijnen dienst
zijn geheiligd. Hier mede wordt de plegtig-

510

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON - tigheid nog niet beflooten ; nog verfcheiTEN en den andere ftaatelijke gebruiken moeten
FEGTIG
'er in agt genomen worden.
HEDEN.

Vau het altaar gaat de Bisfchop ten


tweede maale na de deur der K e r k e , en
kruistckent dezelve, met zijnen gevvijden
ftaf, aan het boven en benedenfte gedeelt e ; midlerwijl doet hij een gebed, inhoudende dat het teken des kruizes onverwin nelijk zijn moge, en tot een middel
verftrekken ter verdrijvinge der booze
geesten. Daarenboven bidt h i j , dat de
geenen, welke deeze Kerk zullen koomen
bezoeken, mogen gezegend worden, en
overvloed genieten van allerlei gunstgenot, geluk in der tijd, en gelukzaligheid
in de eeuwigheid.
Dan keert hij weder na de plaats, daar
bij het gewijde water hadt gezegend, en
met ongedekten hoofde met het aangezigt na boven gekeerd, vermaant hij de
vergadering dat zij God bidde, om deeze
plaats te zegenen en onder zijne hoedende
befcherming tc neemen, door de befprenging des waters, met wijn, zout en asch
gemengd, door de verdienften van J E ZUS C H R I S T U S .
Thans zingt het koor
2en lofzang; in 't oogenblik als dezelve
ivprdt aangeheven, doopt de Bisfchop,
[taande voor het altaar, den duim van z i j .
ie rechterhand in het water, 't welk zo
lanftonds gewijd wierdt, en maakt het
:ruisteken midden op de altaartafel; hij
wijde aldus dezelve ter eere van God A l mag-

PROCESSIE

IN

DE

MOSES

E N

G E S C H I E D E N I S .

511

magtig, de gezegende Moedermaagd M A - SEWOONR 1 A en alle de Heiligen, ter vermeldinge T E N en


en gedagtenisfe van den Heilige, aan wien P L E G T I G deeze tafel wordt toegewijd, in den naam H E D E N .
des Vaders, des Zoons en des Heiligen
Geests. Daarenboven maakt hij nog een
kruis aan eiken hoek der tafel, twee aan
de Epistel- en even zo veel aan de Euangeliezijdc. Voorts doet hij een gebed,
en wandelt zevenmaalen rondom het altaar, befprengende hetzelve met gewijd
water.
De Bisfchop befluit dit gedeelte der
plegtigheid met agter het altaar te gaan,
en van daar voort te treeden rondom het
binnenfte gedeelte der Kerke ten tweeden
maale, midlcrwijl het bcnedenfte gedeelte'
der muuren met gewijd water befprengende. Wijders beiprengt hij het middenfte
gedeelte van den vloer voor het altaar,
en begeeft zich van daar na de groote
deur, en verrigt dien plegtigen optogt
kruiswijze, van het eene einde des wands
na het ander. Hij wendt zijn aangezigt.
na de vier hoeken der waereld, en, zich
vervolgens na de groote deur rigtende, doet hij een gebed, houdende on-
dertusfehen zijne hand opzijn borst, en
gewijd water plengende op de kalk der
fteenen, onder welke de gewijde overblijfzels ter bewaaringe zijn weggelegd.
Het ftaatelijk omdraagen der gewijde overblijfzelen is een andere gedeelte
der plegtige verrigtinge; dit gefchiedt op

de

5i2

G O D S D I E N S T I G E

de volgende wijze. D c Bisfchop, van


zijne Geestlijkheid vergezeld, voorgegaan
P L E G T I G - van het kruis, dat van eenen Onder-DiaHEDEN.
ken tusfehen twee Fakkeldraagers wordt
vooruit gedraagen, begeeft zich na de
bewaarplaatst der overblijfzelen,en neemt
dezelve ftaatelijk in zijne handen. De gewijde olie wordt aan den ingang der K e r ke gebragt, cn terwijl de ftoet in de tent
treedt, in welke de overblijfzels bewaard
worden , wordt 'er een lied gezongen,
nevens den vierennegentigften pfalm.
Naadat de Bisfchop verfcheiden gebeden
heeft uitgefproken, begint de optogt ten
tweede maale in dc volgende orde.
De Kruisdraagers trecden vooruit, met
waschkaarzen in hunne handen; de Geestlijkheid volgt hen, zingende onder het
voortgaan. Op deeze volgen eenige Priesters, draagende de overblijfzels in een
draagftoel; de Wierookdraager gaat naast
dezelve, welke ze van tijd tot tijd bewierookt. Aan weerskanten van de overblijfzels worden verfcheiden waschkaarzen gedraagen, en agter dezelve volgt de
Bisfchop met zijne handlangers, zingende
een lofzang, die tevens van het koor
wordt aangeheven. Vervolgens wandelt
de geheele optogt rondom de K e r k , en de
Bisfchop doet eene redevoering tot het
v o l k ; de voornaame inhoud van dezelve
is eene loffpraak op het karakter van den
Heilige, aan wien de Kerk is toegewijd.
Ten.zelfden tijde vermaant hij de gemeente
GEWOON-

T E N en'

G E S C H I E D E N I S .

513

te om het gewijde Kerkgebouw en den G E W O O N naam van den Heilige met allen betaamelij- T E N en
ken eerbied te behandelen , en blijmoedig P L E G T I G te volharden in de onderftcuning der die- H E D E N .
naaren , welke in hetzelve het heilig dienstwerk zullen verrigten. Ten laatfte neemen de Priesters den draagftoel op hunne
fchouderen, en treeden in ftaatclijkcn optogt ter Kerke i n , gevolgd van de geheele aanweczige menigte; een lofzang wordt
midlerwijl gezongen, ter eere van de
overblijfzelen, en van den Heilige, aan
wien zij behooren. Midlerwijl gaat de
ftoet in den optogt voort; zodra dezelve
gekoomen is bij het altaar, alwaar de overblijfzels ter bewaaringe zullen weggelegd
worden, wordt 'er eene menigte waschkaarzen ontftooken; het koor heft een
lofzang aan, welke van den Bisfchop
wordt opgegeeven.
Eer nog de overblijfzels in het graf gelegd worden, raakt de Bisfchop het vat
met zijnen myter aan, en verzegelt het
vervolgens. Hij moet zorge draagen dat
het teken van het kruis viermaalen gemaakt worde, aan de vier zijden van het
graf, telkens in den naam der drie perfoonen der altoos aanbiddelijke Drieenheid. Dan plaatst hij het vat, inhoudende de gewijde overblijfzels, in het graf,
onder het betoonen van allen mogelijken
eerbied en aanbiddinge; dit gefchiedt om
een te dieper en duurzaamer indruk op de
gemoederen des volks te verwekken. O n der dit alles zingt het koor, en gaat voort
II. D E E L .

Kk

met

514

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON' . met zingen, tot dat de Bisfchop een fteen


T E N en op den mond des grafs gelegd heeft, waarLEGTIG
in de overblijfzels geplaatst zijn; dan
IEDEN.

doopt hij zijnen duim in dc gewijde olie,


en maakt daarmede het kruisteken. De
Mctzelaars befluiten dit gedeelte der ftaatelijke verrigtingc met het toefluiten van
het graf, zodat de overblijfzels, zonder
de toeftemming des Bisfchop, voortaan
niet meer openlijk ten toon kunnen gefield worden. O v e r a l , egter, heeft dit
geen plaats, dewijl, in zommige Kerken,
de overblijfzels der Heiligen mogen vertoond worden. Ik zelve heb eenige van
eenen zonderlinge aart gezien, op drie o f
vier verfchillende plaatzen, alle welke bij
het volk als echt worden aangemerkt.
Naadat de fteen vastgemaakt, gezegend
en verzegeld is met het kruis, moet het
altaar bewierookt worden; de Bisfchop
doet dit, door het maaken van het kruis
en den wierook op hetzelve te werpen;
hij begint van de rechterhand, en gaat alzo rond; het koor zingt midlerwijl eenen
lofzang, op de gelegenheid flaande.
Naa de bewierooking, doet de Bisfchop
een gebed; terwijl ondertusfehen zijne
handlangers de altaartafel met een zeer
zuiver lijwaat reinigen. De tafel moet
de gedaante van een kruis hebben, en de
Bisfchop is verpligt alle de vier zijden te
bewierooken.
Vervolgens neemt de Bisfchop vijf
kruizen met dc gewijde olie, en bewierookt andermaal de tafel; midlerwijl zingt
het

G E S C H I E D E N I S .

i<

het k o o r eenen l o f z a n g , d i e , geindigc


z i j n d e , van een tweeden w o r d t gevolgd.
A a n de muuren van het gedeelte der K e r k e , dat naast aan het altaar i s , worden
t w a a l f kruisfen gemaakt; en naadat deeze
bewierookt zijn , keert de Bisfchop weder
na het altaar; hier een gebed gedaan hebbende , geeft hij eenen lofzang o p , w e l k e y a n het k o o r gezongen wordt.
T h a n s maakt hij wederom vijfmaalen
het teken v a n het kruis op het altaar, e n ,
n e d e r k n i e l c n d e , bidt h i j , dat alle waare
C h n s t g e l o o v i g e n , w e l k e het altaar z u l l e n
naderen, mogen behoed w o r d e n v o o r de
ftrikken,
welke door den D u i v e l h u n gefpannen w o r d e n . O p Donderdag en V r i j .
dag i n de Pasfieweek, worden te Rome de
altaaren v a n hunne fieraaden o n t b l o o t , e n
met wijn en water gewasfehen. D i t fchijnt
meer eene gewoonte te z i j n , aan die
plaats bijzonder e i g e n , dan eene vastgeftelde plegtigheid, omdat het niet blijkt
dat dezelve i n andere l a n d e n , alwaar het
Roomsch G e l o o f bij openbaar gezag is v a s t .
gefteld, is aangenomen.
O p deeze wijze worden i n de RoomschKatholijke gewesten de K e r k e n gezegend
en ingewijd. Z i j , die dit g e t r o u w en o n partijdig berigt met eenige oplettendheid
geleezen h e b b e n , z u l l e n van oordeel z i j n ,
dat dusdanige plegtigheden even zwaar e n
lastig z i j n , als die onder de W e t v a n M O Z E S onderhouden wierden. W i j mogen
'er nevens v o e g e n , ^ d a t , h o e w e l de D e s Kk %
' ten

GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

$i6

G O D S D I E N S T I G E

GF.VVOON . t e n den draak fteeken z e l f met dc onfchulT E N en dige plegtigheden, bij de Proteftantfehe
I L E G T I G Christenen i n g e b r u i k , de H e e r H U M E ,
HEDEN.

nogthans , een v a n hunne voornaamfte


v o o r v e g t e r s , zijne zaak v e r r a a d t , met te
b e w e e r e n , dat de plegtigheden der Roomfche Kerke het eenig fteunzel v a n den
C h r i s t l i j k e n Godsdienst z i j n .

Bijzondere Godsdienftige verrigtingen in


de Roomfche K e r k .
O n d e r deeze afdeeling moeten w i j , i n
de eerfte plaats, melding maaken v a n de
heiliging o f wijding v a n het Agnus Dei;
dit gefchiedt altijd i n het eerfte jaar der
regeeringe v a n eenen n i e u w e n Paus j vervolgens w o r d t het o m de zeven jaaren
herhaald. E e n Agnus De'i, z o v e e l b e t e kenende als ham Gods, w o r d t gemaakt
v a n w i t w a s c h , i n eene eyronde gedaante,
met de afbeelding v a n J E Z U S

CHRISTUS,

i n de gedaante v a n een L a m , beftcmpeld.


E e n diepen eerbied hebben de Godsdicnftigen i n de K e r k v a n Rome v o o r deeze
v e r r i g t i n g . H e t toebereiden v a n de Agnus De'fs verfchaft veel handgebaar 'aan
de z u l k e n v a n 's Pausfen K a p e l l a a n e n ,
w e l k e onder zijnen Kamerling van de hiiishoudinge ftaan. H e t w a s c h , waarvan z i j
gemaakt w o r d e n , w o r d t genomen v a n de
overgebleeven brokken v a n kaarzen w e l ke

G E S C H I E D E N I S .

517

ke op het naastvoorgaande Paaschfeest G E W O O N gebruikt zijn; vermids, nogthans, dit T E N en


wasch tot het bedoelde oogmerk niet toe- P L E G T I G reikende is, mag men een nieuwen voor- H E D E N .
raad uit de Apostolifche kamer haaien.
D c plegtigheid gefchiedt op PaaschDingsdag, op de volgende wijze. De Pauslijke Opziener van dcSakristy zegent eerst
het water; de Paus , in zijne plegtige tabberten uitgedoscht, zegent het andermaal.
D i t water wordt gegootcn in een groot
zilveren bekken ; de Paus doet een gebed, waarin hij God fmeekt, zijnen zegen te willen fchcnken aan het water, afgezonderd om de zondaars van hunne onreinigheden te zuiveren. Vervolgens
neemt hij een weinig balzem , en werpt
dien in het water; hij voegt 'er nevens
de gewijde olie, welke hij insgelijks daarin werpt, in de gedaante van een kruis.
Onder deeze plegtige verrigting, draagt
hij Gode eenige gebeden op; cn zich vervolgens tot de Agnus Des wendende,
zegent en bewierookt hij dezelve, biddende , dat God aan dezelve alle de kragten en deugden wil mededeelen, welke
doorgaans aan dezelve worden toegefchreeven. Dan volgen 'er verfcheiden
andere gebeden, en zijne Heiligheid zet
zich vervolgens neder in een gemaklijken
armftoel, voor hem daar gefield; hij is
omgord met een handdoek in de gedaante
van een voorfchoot, en heeft den myter
op het hoofd. Zijne Kamerheeren bieden
hem de Agnus DeVs aan, op zilveren
Kk 3
fcho

518

G O D S D I E N S T I G E

fchotels, n voor n , cn de Paus werpt


dezelve in het gewijd water. De KardiP L E G T I G - naalen, in hunne linnen tabberten geHEDEN.
kleed , neemen ze uit het water, met lepels, voordagtclijk daartoe gemaakt, en
leggen ze vervolgens op een tafel, met
een zuiver wit laken befpreid; zij drogcn
ze vervolgens af met een handdoek, welken zij in de gedaante van een voorfchot
draagen. De handlangende Kerkvoogden
plaatzen zich aan een tafel, en blijven aldaar tot dat zij volkomen droog zijn. D i t
gedeelte der plegtigheid verrigt zijnde,
rijst de heilige Vader op van zijpen ftoel,
en wendt zich in den gebede tot den H e i ligen Geest, fmeckende hem, dat hij de
Agnus Des wil zegenen; daarop zendt
hij zijne fmeekingen op tot
JEZUS
CHRISTUS.
Thans worden zij wederom
in den fchotels gelegd, en de heilige Vader
onthaalt vervolgens de Kardinaalen op het
middagmaal. De zelfde plegtigheid wordt
den volgenden Donderdag herhaald, en
voortgezet tot dat ze allen gezegend
z i j n , 't welk op Vrijdag gefchiedt. Geduurende deezen tijd, mogen dc Gezanten van uitlandfche Mogendheden, nevens allerlei vreemdelingen, welke zich
thans te Rome bevinden, daarbij tegenwoordig zijn.
Op den volgende Saturdag wordt de
Mis gezongen door een Kardinaal-Priester; zijne Heiligheid woont decze plegtigheid bij, in zijn ftaatelijk gewaat itgedoscht. Zo ras het Agnus Dei is gezongen "

GEWOONT E N en

G E S C H I E D E N I S .

519

gen, begeeft zich een Apostolifche On- G E W O O N der-Diaken , met zijne tabberten omhan- T E N en
gen , verzeld van den Kruisdraager en P L E G T I G tweeKaarzedraagers, die vooruit trecden, H E D E N .
na den Pauslijken Opziener van de Sakristy, cn neemt van hem een fchotelvol
Agnus Defs, laatst ingezegend, cn bewaart dezelve in een ftuk gebloemde
Chits. De Onder-Diaken wordt gevolgd
van eenen bediende der Ceremonin, met
twee Kapellaanen in hunne koorhembden.
Wanneer deeze aan de deur van dc Kapl
zijn gekoomen, knielen zij allen neder,
terwijl, onderrasfchen, de Onder-Diaken
de volgende woorden zingt: Heilige
, , Vader, decze zijn de nieuwe lamme ren, welke u hunne hallelujahs hebben
toegezongen. Niet lang geleeden, heb ben zij uit de fontein des heiligen wa ters gedronken; thans zijn ze zeer
licht, of zeer verlicht, looft den Hee re."
Het koor antwoordt hierop :
God zij geloofd, hallelujah." Daarna
treedt de Onder-Diaken na het altaar, cn ,
wanneer hij zo na aan hetzelve is gekoomen , dat hij de leuningen kan bereiken,
fpreekt hij wederom de zelfde woorden;
dit doet hij ten derde maale, zo dra hij
den throon des heiligen Vaders is genaderd.
Twee Auditors bieden de Agnus De'r
den twee handlangende Kardinaal - Diakenen aan, die dezelve op eene eerbiedige
wijze op de knien van zijne Heiligheid
nederleggen. Dc twee Auditors houden'
Kk 4
d
f

520

G O D S D I E N S T I G E

G E W O O K -de
T E N en

twee einden v a n den handdoek v a s t ,


t e r w i j l de heilige V a d e r het S a k r o - K o l l e TLEGTIC
- g i e zegent. Naadat de Kardinaalen op de
HEDEN,
nederigfte wijze hunnen eerbied aan zijne
H e i l i g h e i d betoond h e b b e n , neemen zij
hunne myters af, en dezelve met de p u n ten o f h o o r n e n na beneden h o u d e n d e ,
ontvangen zij i n de zelve zo veele Agnus
BeVs,
als de Paus goedvindt h u n te
fchenken.
D e Kardinaalen hun aandeel
ontvangen hebbende, w o r d e n de overige
uitgedeeld onder de vreemde G e z a n t e n ,
de E d e l l i e d e n c n B i s f c h o p p e n , w e l k e z i c h
te Rome onthouden. Straks daarnaa wascht
de Paus zijne h a n d e n , en h i j , nevens de
K a r d i n a a l e n , leggen hunne gewijde tabberten af; en hier mede w o r d t deeze plegtigheid beflooten.
D e w i j l het dikmaals g e b e u r t , dat alle
de Agnus BeVs niet w o r d e n uitgedeeld ,
en 'er eenigen o v e r b l i j v e n , w o r d e n , i n
z u l k een g e v a l , de niet uitgedeelde gegecven aan den K e r k v o o g d , die het ampt
v a n O p z i e n e r der Pauslijke Weerkamer bekleedt ; deeze deelt ze vervolgens u i t o n der de bedevaartgangers, o f andere vreemd e l i n g e n , welke z i c h thans te Rome bevinden.
. D e e z e g e w o o n t e , om de Agnus BeVs
te z e g e n e n , nam haaren oorfprong i n de
zevende o f achtfte E e u w e . W a n t , dew i j l h e t , i n die dagen, meermaalen geb e u r d e , dat, op een enkelen d a g , d u i zenden en tienduizenden bekeerlingen gemaakt w i e r d e n , door d e z e l v e , naadat zij
den

G E S C H I E D E N I S .

521

den doop hadden ontvangen, met het G E W O O N kruis te tekenen, dus kreegen zij last, T E N en
ten einde om zich van de Heidenen te on- P L E G T I G derfcheiden, om hunnen hals kleine reuk- H E D E N .
jes wit wasch te draagen, met de afbeelding van een Lam bcftempcld. D i t
'gefchiedde in naavolging der Heidenen,
welke zekere ringen aan hunne halzen
droegen, als behoedmiddelen tegen allerlei toevallen, ongcfteldheden of befmettingen. Veele van decze bchoedringen
ontmoet men in de verzamelingen der
oudheidminnaaren ; dikmaals worden zij
nog ontdekt in het Prinsdom Wales, en
in de noordlijke gewesten van Groot-Britannie. Zij hebben, gelijk wij aanmerkt e n , de gedaante van ringen , cn zijn van
een hooge azuurkleur, met zeer fraaije*
witte vlakken gefpikkeld. De ftoffe, van
welke zij gemaakt zijn , gelijkt naar doorfchijnend glas; zekerlijk is 'er iet glasagtigs in dezelve.
De volgende zaak, welke onze opmerking verdient, is de kanonizatie der Heiligen. Eene allcrplegtigfte verrigting is
deeze, bijzonderlijk wanneer wij in aanmerking neemen, dat door een plegtig bedrijf van den Paus alleen, mannen cn
vrouwen, die langen tijd in het graf befiooten geweest zijn, kunnen verheven
worden tot de hoogaanzienlijke waardigheid van te verftrekken tot voorwerpen
van Godlijk eerbewijs, en middelaars tusfehen God en de zondaaren.
Kk 5
Wan,

522

G O D S D I E N S T I G E

Wanneer een perfoon gekanonizeerd o f


TEN en voor heilig zal verklaard worden, houdt
LEGTIG' de Paus vooraf viermaalen Konfistorie. In
HEDEN.
het eerfte Konfistorie doet hij het verzoek
der zulken, welke de heiligverklaring begeeren, onderzoeken door drie Auditors
van de Roca,en belast den Kardinaalen alle
de ftukken, daartoe betrekkelijk, na te
zien. In het tweede Konfistorie doen de
Kardinaalen verflag van hun onderzoek.
In het derde, 't welk met geopende deuren wordt gehouden, verrigten de Kardinaalen de plegtige aanbidding van den
Paus; waarnaa een Advokaat eene welfpreekende redevoering doet, ter eere
van den perfoon , welke gekanonizeerd
zal worden. Brcedfpraakig weidt hij uit
over "de wonderwerken, door hem gewrogt, en beweert zelf de beweegredenen te weeten, uit welke hij werkzaam
was. In het vierde Konfistorie, naadat
de Kardinaalen en andere Kerkvoogden
door den Paus zijn bijeen geroepen, geeft
hij bevl dat het berigt wegens den overleedene zal voorgeleezen worden, en
neemt vervolgens hunne ftemmen op, of
hij gekanonizeerd zal worden dan niet.
Op den dag der heiligverklaaringe wordt
de St. Pieters-Kerk met kostbaare tapijten
behangen, waarop de wapens van den
Paus, nevens die van den V o r s t , welke
ie kanonizatie begeert, geborduurd zijn.
De Kerk is ftaatelijk verlicht, en opgevuld met duizenden godsdienftige RoomschKaGEWOON

G E S C H I E D E N I S .

523

KatJiolijken,
w e l k e gereed Haan o m teg e n w o o r d i g te z i j n bij de plegtigheid ,
d o o r welke de H e i l i g e na het Paradijs zal
gevoerd w o r d e n .
T e meer w o r d e n zij
aangemoedigd t o t het eerbiedig b i j w o o n e a van deeze plegtige v e r r i g t i n g e , wanneer wij i n aanmerking neemen, d a t , hoe
meer eerbieds zij aan den H e i l i g e betoon c n , hoe hij gerecder zijn z a l om h u n ne gebeden te v e r h o o r e n , en dezelve G o de v o o r te draagen.
Geduurende dit
ftaatelijk bedrijf, zijn de Paus en alle de
Kardinaalen i n 't w i t gekleed. D e n V o r s t ,
die de kanonizatic begeert, kost dezelve
eene aanzienlijke fomme gelds: want alle
de K e r k e n d i e n a a r s , t o t de St.
PietersKerk behoorende, ontvangen v o o r h u n n e
moeite een gefchenk. D o c h , dit is flegts
eene b e u z e l i n g , aangezien de Heilige een
voorfpraak i n den hemel zijn zal v o o r z i j ne onderdaanen, d i e , i n de daad, hoe
arm zij ook mogen w e e z e n , doorgaans alle dc onkosten deezer plegtige verrigtinge.
moeten betaalen.
O m aan de plegtigheid der h c i l i g v e r klaaringe alle mogelijke agtbaarheid bij t e
z e t t e n , w o r d t i n de St. Pieters-Kerk
een
ftaatelijk tooneel opgericht. D o c h , opdat de L e e z c r z i c h een onderfcheiden e n
duidelijk denkbeeld moge v o r m e n v a n alle
dc onderfcheidene dcelen der plegtige v e r rigtinge o v e r 't geheel b e f c h o u w d , z u l l e n wij hier de omftandigheden vermelden
v a n de heiligverklaaringe van v i e r perfoon e n , i n den jaare M D C C X I I gefchied:
dce-

GEWOONTEN

en

PLEGTIGHEDEN.

524

G O D S D I E N S T I G E

waren Paus P I U S D E V , A-J


GEWOON .decze
T E N en D R E A S D ' A V E L L I N O , F E L I X D E
CANFLEGTIG " T A L I C E
dl K A T H A R I N A
D E B O L OHEDEN.
GNA.
O p den t w e e n t w i n t i g f t e n v a n B l o e i maand des gemelden jaars, begon de ftaatelijke o p t o g t , op de volgende wijze. D e
kinderen v a n het A p o s t o l i f c h e Gasthuis
van S T . M I C H I E L gingen vooraan i n
den t r e i n , met brandende waschkaarzen
i n hunne handen.
Zij wierden g e v o l g d
van alle de w e e s k i n d e r e n , welke op ftads
kosten onderhouden w o r d e n , van de V a d e r s , behoorende tot het K l o o s t e r der
M i r a k e l e n van de derde o r d e , de barrcvoetfche Augustynen van J E Z U S en M A R I A , de K a p u c y n e n , de Broeders der
l i e f d e , de Vaders der bermhartigheid vanS T . A D R I A N U S , de Anachoreeten
van
S T . O N U P H R i u s , d e Minderbroeders van
den berg der D r i e e n h e i d , de Vaders v a n
S T . A N D R E AS den Monnik,
en, om k o r t
te g a a n , van alle de reguliere O r d e n der
Roomfche Kerke.
D e e z e wierden g e v o l g d
v a n de waercldlijke Geestlijkheid. E e n
v a n 's Pansfen K a m e r l i n g e n fchikte den
geheelen optogt.
*, O p deezen ftoet volgden de bedienden
der Pauslijke K a p e l l e ; de Schildknaapen
van den heiligen V a d e r i n hunne kasfakk e n , de Prokurators-Gencraal van de v i j f
bedelende O r d e n , allen i n hunne onderfcheidene tabberten u i t g e d o s c h t , w e l k e ,
bij dusdanige gelegenheden, zeer pragtig
zijn.
T o e n volgden dc E d e l l i e d e n v a n
's Pausfen flaapkamer, i n het fcharlaken
ge-

G E S C H I E D E N I S .

525

g e k l e e d ; op hen volgde de F i s k a a l - P r o k u - G E W O O N r a t o r , de Kommisfaris v a n de A p o s t o l i - T E N en


fche k a m e r , de A d v o k a a t e n v a n het K o n - P L E G T I G f i o s t r i e , de bijzondere Kapellaanen V a n H E D E N .
zijne H e i l i g h e i d , de Zangers v a n de K a p l , onophoudelijk zingende, geduurende den geheelen optogt.
T o e n zag m e n
de v i e r pragtige ftandaarten der H e i l i g e n ,
welke gekanonizeerd z o u d e n w o r d e n
met de w o n d e r w e r k e n , w e l k e men gel o o f t dat zij v e r r i g t h a d d e n , op dezelve
geborduurd.
D e w i j l aan K A T H A R T N A .
V A N B O L O G N A de v o o r r a n g was afgeftaan, wierdt haar banier v o o r o p gedraagen ; toen volgde die v a n F E L I X D E
y

CANTALICE;

daarnaa die v a n

ANDREAS

D ' A V E L L I N O , en eindelijk de ftandaart


v a n Paus P I U S D E N V , als den dienst-'
knegt der dienstknegten G o d s . Zes v a n
de Minderbroeders O b f e r v a n t e n ,
ieder
een brandende waschkaars i n de hand h o u * dende , gingen v o o r den ftandaart v a n
ST.

KATHARINA,

v e r z e l d van

het

Ge-

nootfehap der Bologueezen v a n S T . P E T R O N I U S ; de banier wierdt gedraagen


d o o r v i e r v a n de eerwaardigfte Vaders dier
Orde.
T i e n Kapucyner M o n n i k e n droegen de
baniere v a n S T . F E L I X ; z i j wierden gev o l g d v a n een groot aantal leden v a n de
zelfde O r d e .
E e n andere troep M o n n i ken , t o t het zelfde genootfehap behoor e n d e , verzelde den ftandaart v a n S T . A N D R E A S ; de Broedcrfchap der Agonizanten begeleide de baniere van Paus P I U S ;

al-

526

G O D S D I E N S T I G E

CEWOO?

r - allen waren i n h u n onderfcheiden OrdegcT E N en


waat gekleed.
PLEGTIC
N a a deeze v o l g d e n de Referendarisfen,
HEDEN,
v e r z e l d v a n dc Registcrbcwaarders der
Pauslijke h o f h o u d i n g e , en de K l e r k e n
v a n de A p o s t o l i f c h e 'kamer. D e Hofmeefter van het heilige paleis k w a m agter
h e n ; i n zijnen ftoet voerde hij mede alle
de Pauslijke huisbedienden van den eerR e n r a n g ; elk hunner droeg i n zijne handen een z i l v e r e n kandelaar met brandende
waschkaarzen.
D e Onder - D i a k e n , die
het kruis d r o e g , vertoonde z i c h v e r v o l gens i n zijnen w i t t e n t a b b e r t ; ter wederzijde van hem ging een A p o s t o l i f c h e bed i e n d e , een rooden ftaf draagende.
De
Vatikaanfchc Penitentiarisfen van het genootfehap van J E Z U S volgden in den
t r e i n , i n het w i t g e k l e e d , met hunne
hoeden op hunne h o o f d e n , en v e r v o l g e n s
dc Generaals der O r d e n , die gevolgd wierden v a n de K a r d i n a a l e n ; de D i a k e n e n
gingen v o o r a a n , daarnaa de P r i e s t e r s , en
eindelijk de B i s f c h o p p e n , v e r z e l d van den
G e z a n t v a n Bologna aan de r e c h t e r , en
den K o n f t a b e l - G o u v e r n e u r v a n Rome aan
de fiinkerhand, nevens eene groote menigte andere amptenaaren.
r

D e handlangende Kardinaal - D i a k e n e n ,
met den Euangelifchen K a r d i n a a l - D i a k e n
tusfehen hen , tradt vervolgens i n den
ftoet, en toen vertoonde z i c h zijne H e i ligheid i n een draagftoel. D e w i j l het thans
z i j n werk was om de poorten des hemels
te openen v o o r de n i c u w v e r k o r e n e H e i l i gen.

G E S C H I E D E N I S .

527

gen , blaakten de gemoederen des volks G E W O O N van een hevig vuur van godsdienftigheid: T E N en
tc meer, daar hij op de kostbaarfte wijze P L E G T I G was uitgedoscht, welke men zich ver- H H D K N .
beelden kan. Acht der oudfte Rcferendarisfcn droegen een kostbaar cn pragtig
verhemelte boven het hoofd van den heiligen Vader; de Zwitzerfche Lijfwagten,
met uitgetogen zwaarden , omringden den
draagzetel. Zijne Heiligheid wierdt gevolgd van een Apostolifchen Onder-Diaken , de Auditor van den myter genaamd,
gaande tusfehen twee Heeren van den geheimen Raad, in roode tabberten. Monniken van verfchillende Orden flooten den
trein, nevens een grooten ftoet van Abten, Bisfchoppen cn Aardsbisfchoppcn,
uit verfchillende gewesten der Christen
waereld.
Bezwaarlijk kan iemand zich een denkbeeld vormen van de overgroote menigte
volks, die den plegtigen optogt volgde;
allen waren even begeerig om den Pauslijken zegen te verwerven, en zich te beveclcn in de opmerking, gunst en befcherming der Heiligen, die gekanonizeerd
zouden worden. Zo dra de Paus in de
St. Pieters-Kerk gekoomen was, leide hij
de waschkaars neder, welke hij in zijne
hand hieldt, en zijnen myter van 't hoofd
neemende, tradt hij na het hoog altaar,
daar hij voor het heilige Sakrarnent ncdcrkniclde. Vervolgens wierdt hij na zijnen
throon gedraagen. De Kardinaal, met
den last bekleed om de heili-verkiaaring

te

528
GEWOONT E N en
PLEGTIG
HEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

te verzoeken, begaf zich insgelijks derwaarts ; de Kardinaal-Legaat van Bologna


ging aan zijne flinker, en een Advokaat
van het Konfistorie aan zijne rechterhand.
Eerst maakten zij eene buiging voor het
altaar en voor zijne Heiligheid; toen verzogt de Advokaat van den heiligen V a der, dat het hem mogt behaagen om op
de lijst der Heiligen aan te fchrijvcn de
vier heilige perfoonen, welke hem met
zo veel ernsts waren aangepreezen. Een
Edelman van de {kapkamer onderftcunde
dit verzoek ; hij bcfloot zijne aanfpraak
met de bede om eenen zegen over de
plegtigheid, en vermaande allen, die 'er
tegenwoordig waren, om ten zelfden
oogmerke hunne gebeden bij de zijne te
voegen.
Thans rees zijne Heiligheid op van zijnen ftoel; ftraks viel de gezamentlijke
Geestlijkheid op dc knien, terwijl, ondertusfehen, twee Muzikanten van de
Kapelle de litanin der Heiligen zongen.
Toen riep de Opperpriester den Heiligen
Geest aan om met hun te willen weezen,
terwijl dc Minderbroeders voor den troon
bleevcn ftaan, cn zongen met waschkaarzen in hunne handen. N u wierdt aan
zijne Heiligheid gevraagd, of hij het verzoek dier Vorften wilde inwilligen, welke de hciligverklaaring begeerd hadden ?
De Geheimschrijver der Brevetten gaf
hierop tot antwoord, dat zijne Heiligheid
eene Bulle zou doen afkondigen, om Paus
PIUS

O E N V , A N D R E A S

' A V E L L I N O ,
F E-

G E S C H I E D E N I S .

529

F E L I X D E C A N T A L I C E en K A T H A GEWOONR I N A D E B O L O G N E in den rang der T E N en

Heiligen te plaatzen, tot Gods heerlijk- P L E G T I G heid, en ter eere der Roomsch-Katholijke H E D E N .
Kerke, opdat hunne naamen, in de toekoomende geflagten, zouden aangeroepen
worden. Naauwlijks waren deeze woorden gefproken, of dc Kardinaalen ftonden o p , en de Paus, in de hoedanigheid van Stedehouder van C H R I S T U S ,
fprak het befluit der heiligverklaaringe
uit; tevens gaf hij bevel, dat van nu af
alle de geloovigen, in hunne gewoone
godsdienstverrigtingen, deeze Heiligen
zouden aanbidden, als die nu hunne voorfpraaken waren geworden in den hemel.
Terwijl het gezang in dc Kapel gehoord
wierdt, gaf de Ceremoniemeefter, door
een zcin, kennis aan de burgers van Rome, dat de meergemelde perfoonen verheven waren tot leden der gelukzaligen,
cn tot middelaars zouden verftrekken tusfehen God en hen, tot vergeevinge van
hunne zonden. In een oogenblik was
hierop de geheele ftad verlicht. De Kerken waren opgevuld met menfchen, derwaarts zamengcvloeid om hunne gebeden
aan de nieuwaangeftelde Heiligen op te
draagen.
De klokken wierden geluid;
niets zag men dan godsdienftigheid in het
eene, en verwarring en opfchudding i n
het andere gedeelte der ftad.
De plegtigheid wierdt beflooten met
het volgende gebed, door den heiligen
Vader zeiven opgefteld: Mogt God A l II. D E E L .

LI

mag

530

G O D S D I E N S T I G E

GEWOON- magtig medelijden met u hebben, door


T E N en
de kragt der verdienftcn en gebeden
P L E G T I G - van de heilige Maagd, en van hun alHEDEN.
,, len, welke wij nu Voor Heiligen ver,, klaard hebben. Mogt de Godlijkc M a ,, jefteit, om hunnent w i l l e , alle uwe
zonden vergeeven, en u overbrengen
in het eeuwige leeven; fchenkende u
bermhartigheid h i e r , en vergiffenis
van zonden naamaais. Amen.'
Bij het bovenffcaandc mogen wij nog
voegen, dat dc Kanonizatie of heiligverk l a r i n g onbekend was in de Christlijke
Kerke, vr het midden der tiende Eeuwe , en dat de Christenen , naastdenkelijk, dezelve hebben overgenomen van dc
Heidenen. Zeker is het, dat de Grieken
en Romeinen de gewoonte hadden, zulke
Helden en aanzienlijke mannen te vergooden, welke een voornaamen rol gcfpeeld,
en den vaderlande gewigtige dienften gedaan hadden.
Menigvuldige voorbeelden van dusdanige Vergoodingen ontmoeten wij onder
de Heidenen; zo wel hunne Gefchiedfchrijvers als Dichters maaken daarvan gewag. Zomtijds voeren zij hunne Goden
tentooneele, de overleedene helden tot
den rang der Godheden verheffende: aldus befchrijft O V I D I U S den opperften
God J U P I T E R als H E R K U L E S vergoodende.
Wegens K A R E L E O R R O M E O , Aardsbisfchop van Milaan,
wordt verhaald,
dat reeds verfcheiden jaaren vr zijn
over1

G E S C H I E D E N I S .

531

overlijden, het befluit wierdt genomen,, JEWOON*


om hem, terftond naa zijnen dood, eene T E N en
plaats tc fchcnken onder de Heiligen; dit' 'LEGTIGgefchiedde ook met 'er daad. Tegenwoor- HEDEN.
dig wordt hij als een voorwerp van godsdienftige eerbetooninge aangebeeden. V o l maakt ftemt dit overeen met eene gewoonte der aloude Heidenen; hunne Helden en aanzienlijke mannen ftreeldc men
dikmaals bij hun leeven met de belofte,
dat zij , om hunne doorluchtige bedrijven
en dcugdzaame handelingen, naa hunnen
dood, onder de Goden zouden geplaatst
worden.
Menigvuldige zeer treffende
voorbeelden hiervan ontmoeten wij bij
V T R G I L I U S , die, van alle de Romeinfche Dichters, zich allermeest fchijnt te
hebben toegelegd, om den wierook van
lofbctuigingc toe te zwaaien aan A U G U S T U S , die hem uit een laagen ftaat tot een
hoogen trap van aanzien hadt bevorderd.
Met groot regt heeft men tegen de K a nomzatie of hciligverklaaring de zwaarigheid ingebragt, dat dezelve gefchiedt
door menschlijke weezens ; en dat hierdoor aan dezelve de magt wordt toegefchreeven om een perfoon te kunnen verheffen tot den hoogen rang van ten voorwerpe van Godlijken Eerdienst te verftrekken , die, geduurende zijn leeven,
niets meer dan een fterflijk mensch was.
Op vasten grond fchijnt deeze tegenwerping te rusten. Verfcheiden Protejlantfche Schrijvers zijn van gedagten, dat de
kanomzeering of hciligverklaaring haaren
El 2
oor-

532

G O D S D I E N S T I G E

G E W O O N - oorfprong heeft ontleend van eene verT E N en keerde opvattinge der betekenisfe van de
P L E G T I G ' woorden, zegen ons, in het gebed geH E D E N . bruikelijk.
Dus zijn wij gewoon te zeggen, Wy zegenen God; 't welk niets anders betekent dan wij danken God. Dut
de volgende de algemeene en meestgebruikelijke betekenis i s , in welke het woord
Zegenen ten allen tijde wierdt opgevat,
zal duidelijk blijken aan allen, die in de
gefchiedenisfen eenigzins bedreeven zijn.
Zeer dikwijls bedienden de Hebreeuwen
zich van dit woord, om daar mede aan te
wijzen de gefchenken, welke dc eene
vriend aan den anderen zondt. Toen j AK O B aan E Z A U een gefchenk hadt doen
ter hand ftellen, verzogt hij hem zijnen
zegen aan te neemen, Gen. X X X I I I . 10,11.
A C H S A , van haaren Vader CA L E B een
ftuk lands ten gefchenke begeerende, zeide tot hem : Geef mij eenen zegen, Jof.
X V . 18, 19. Het gefchenk van brooden

en wijn, 't welk A B I G A I L aan D A V I D

gaf, noemde zij zelve den zegen, welken


zijne dienstmaagd hein toebragt, 1 Sam.
X X V . 27. Waarfchijnlijk was de reden
deezer benaaminge, omdat dc gefchenken
meestal met gelukwenfchingen en pgtpleegingen gepaard gingen.
Behalven decze voorbeelden van bijzondere zegeningen van den eenen Isralit
.aan den anderen, ontmoeten wij nog andere van eenen meer openbaaren en plegtigen aart. Dus beval M O Z E S aan A a R O N , den Hoogepriestcr, dat hij de K i n de-

G E S C H I E D E N I S .

533

deren Isra'Is zou zegenen met deeze GEWOON-*


worde: De H E E R E zegene u, en behoeT E N en
de u ; de H E E R E doe zijn aangezicht overP L E G T I G u lichten, en zij u genadig; de H E E R E H E D E N .
verheffe zijn aangezigt over u, en geeve u
vrede, Num. V I . 24, 25, 26. De Profetifche Schriften vloeien over van zegenwenfehingen. Op hunne doodbedden zegenden de Aards vaders hunne kinderen en
huisgenooten. God hadt bevolen, naadat de Kinderen Israls in het beloofde
land zouden gekoomen zijn, dat de geheele vergadering zich alsdan zou verzamelen tusfehen den berg Ebal en den berg
Garizim, en dat de zegen van den laatstgemelden berg zou uitgefproken worden,
over hen die de Wet onderhielden, doch
de vloek van den eerstgenoemden berg
over de zulken, die Gods geboden overtraden. J o s u A deedt zulks met 'er daad ,
naadat hij een gedeelte van het land Kaman veroverd hadt.
Het voorregt van tc zegenen, of den
zegen te fpreeken, was een der vroegfte
blijken van hoogagtinge en eerbetooninge, welke, in de aloude Christen Kerk
aan de Bisfchoppen wierdt beweezen:
want, hen met de buiging des hoofds t
begroeten, cn den zegen van hun te ontvangen, was in zo algemeen gebruik, dat
zelf de Keizers niet weigerden zich naar
deeze gewoonte te gedraagen. Dus dreef
de Kerkvader H I L A R I U S den Keizer
C O N S T A N T I U S het verwijt toe, dat hij
de Bisfchoppen ontving met eenen kus,.

LI 3

door;

534

G O D S D I E N S T I G E

G E W O O N - door w e l k e n C H R I S T U S was v e r r a a d e n ,
T E N en en zijn hoofd boog om hunnen zegen te
FLEGTIG' 'ontvangen,
t e r w i j l hij h u n g e l o o f met
H K D E N . v o e t e n vertrapte.
I n de Westerfche K e r k e was v a n ouds
eene foort v a n zegenfpreekinge i n g e b r u i k ,
w e l k e onmiddelijk volgde op het gebed
onzes H e e r e n ; zommigen v e r f h a l l hierd o o r den laatften affcheidszegen naa het
A v o n d m a a l ; d o c h , met meer fchijn v a n
w a a r h e i d , verftaat M A B I L L O N I U S daar
d o o r de zegefpraak v r het gewijde B o n d t e k e n , onmiddelijk naa het volmaakte gebed. W a n t , onder de K a n o n s der K e r k vergaderinge v a n Toledo, v i n d t men een e n , w e l k e den P r i e s t e r c n verbiedt het
heilig A v o n d m a a l u i t te d e e l e n , onmiddelijk naa het gebed onzes H e e r e n , zonder
alvoorens den zegen te hebben gcfproken
o v e r het v o l k . D e zelfde K a n o n gebiedt,
d a t , i n het toekoomende, de zegenfpreek i n g onmiddelijk z o u v o l g e n op het gebed onzes H e e r e n , en daarnaa eerst het
B o n d t e k e n z o u gevierd w o r d e n . I n de
verzameling der Gallikaanfche Misboeken ,
d o o r M A B I L L O N I U S i n 't l i c h t gegeev e n , v o e r t het gebed, dat op de Collee
naa het volmaakte gebed v o l g t , den naam
van Benediktio populi, Zegenwensch aan
de Gemeente.

N i e t v r o e g e r dan vijftig jaaren naa zijn


o v e r l i j d e n , kan iemand i n den rang der
H e i l i g e n geplaatst w o r d e n .
A l l e de get u i g e n i s f e n , raakende zijne godsvrugt en
de heiligheid v a n zijnen w a n d e l op aarde,
moe-

G E S C H I E D E N I S .

535"

moeten door de Vergadering der plegtig- GEWOONheden n a a u w k c u r i g onderzogt w o r d e n . TEN en


Verfcheiden jaaren agtereen duurt z o m w i j - PLEGTIGHEDEN.
l e n dit onderzoek; naadat hetzelve is afg e l o o p e n , benoemt de Paus een zekeren
d a g , op w e l k e n de heiligverklaaring z a l
gefchicden. O p dien dag begeeft z i c h zijne H e i l i g h e i d , v e r z e l d v a n de K a r d i n a a len en alle de voornaame A m p t e n a a r s , na
de St. Pieters-Kerk ; naa de hooge M i s te
hebben g e z o n g e n , ondertekent hij de
B u l l e , c n verklaart hier mede dat de o v e r lecdene onder de gelukzaligen i n den hemel is geplaatst.
Straks worden 'er boden afgezonden na
de plaats, alwaar de overleedene begraaven
ligt.
Z o d r a de tijding zijner h e i l i g v e r klaaringe is bekend g e w o r d e n , w o r d t het
lijk u i t het graf genomen en v o o r het
v o l k openlijk ten t o o n gefield. V o o r t s
w o r d t ter eere v a n den n i e u w e n H e i l i g e
eenen M i s gevierd. T h a n s onderflelt e n
gelooft men dat hij veele w o n d e r w e r k e n
kan v e r r i g t e n .
Verfcheiden der geleerdfte Schrijvers
onder de Roomsch-Katholijken,
als F L E RY,

BARONIUS,

BELLARMINUS

en

a n d e r e n , fpreeken zeer k o e l o v e r de w o n d e r w e r k e n der gewijde o v e r b l i j f z e l e n .


W i j l e n Paus K L E M E N S D E N X I V [ G A N G A N E L L I ] maakte zeer w e i n i g werks v a n
d e z e l v e ; hij fchijnt te wenfehen dat z e
niet meer i n de K e r k beftonden, als mede
dat de H e i l i g v e r k l a a r i n g e n voortaan w i e r den afgefchaft.

LI 4

Wan*

536*
CRWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

W a n n e e r de Roomsch-Katholijke
Priest e r s , hier te lande, [ i n Engeland] met de
Proteftanten o v e r godsdienftige onderwerpen fpreeken , beweeren zij> dat het gel o o f i n de hcdendaagfche w o n d e r w e r k e n
en de aanbidding der gewijde overblijfzel e n geene geloofsartikelen z i j n , maar dat
de godvrugtigen dezelve mogen aanneemen o f v e r w e r p e n . D o c h , dus fpreekend e , treeden zij bezijden de waarheid.
W a n t , vooreerst, i n alle l a n d e n , alwaar
de Roomsch-Katholijke
Godsdienst bij
openbaar gezag is vastgefteld, z o u iemand
zijns leevens niet zeker z i j n , indien hij
flegts v a n verre aan iemand te kennen gaf
dat hij de waarheid der w o n d e r w e r k e n i n
t w i j f e l t r o k . E n wat aangaat de aanbidding der gewijde o v e r b l i j f z e l e n , geen
Roomschgezinde kan z i c h h i e r v a n ontflagen h o u d e n : want alle leden der Roomfche Kerke z i j n v e r p l i g t , op eiken Z o n dag o f andere Heiligedagen ten minften
eenmaal de M i s bij te w o o n e n ; meestal
w o r d e n op deeze dagen de overblijfzels
der H e i l i g e n openlijk ten t o o n gefield; en
dezelve alsdan aan te b i d d e n , is i e t s , ' t
w e l k v a n niemand mag w o r d e n nagelaaten.
M a a r , ten tweede, hoedanig ook het
gebruik z i j n moge i n andere g e w e s t e n ,
zeker is h e t , dat i n Engeland,
alwaar a l lerlei godsdienftige gevoelens geduld w o r d e n , i n alle geloofsonderwijzingen en
b o e k e n , welke o v e r de oeffeningen der
godsvrugt handelen, op de noodzaaklijkheid

G E S C H I E D E N I S .

537

h c i d v a n het aanbidden der gewijde o v e r blijfzelen en het g e l o o f i n de w o n d e r w e r k e n w o r d t aangedrongen. D e w i j l n u dusdanige geloofsonderwijzingen en Catechismen dc hoofdleeringen v a n den G o d s dienst b e h e l z e n , is 'er geene reden o m te
v e r w a g t c n , dat i n dezelve o v e r dusdanige
onderwerpen z o u gehandeld w o r d e n , i n dien ze niet als geloofsartikelen w i e r d e n
aangezien.
T w e e Roomfche P r i e s t e r s , D r . F E L L
en M r . B U T L E R , h e b b e n , etlijke jaaren
geleeden, i n 't Engelsen g e f c h r e e v e n , de
leevens der H e i l i g e n . O m o n z e n L e e z e r
te o v e r t u i g e n , dat 'er tusfehen
eenen
Roomsch-Katholijke
i n Engeland, en tusfehen eenen aan de vaste k u s t , w e i n i g o n derfcheids plaats h e b b e , z u l l e n w i j , u i t
deeze leevensbefchrij v i n g e n , de volgende
plaatzcn mededeelen.
De H . RAYMUNDUS V A N PENNAF O R T E , langen tijd te vergeefs gepredikt
hebbende tegen de rinkelrooijerijen en o n gebondene leevens wijze des K o n i n g s v a n
Spatij e, nam ten langen laatfte het befluit
o m het H o f te v e r l a a t c n , en z i c h na Barcelona te b e g e c v e n ; d o c h , alzo de K o n i n g een algemeen v e r b o d hadt afgekondigd om hem derwaarts o v e r te v o e r e n ,
w i e r p de H e i l i g e zijnen mantel i n z e e ;
v o o r t s zijnen ftaf i n de hand genomen
hebbende, v o e r hij met dit vreemd foort
v a n vaartuig o v e r z e e , en landde v e i l i g ir
Catalonie. M e t z u l k e verbaazende l i chaamskragten was S T . F R A N C I S K U S DI
LI

PAtf.

3EW00NTEN en
PLEGTIGHEDEN.

538

G O D S D I E N S T I G E

GE wo o T E N en

P A U L A begaafd, dat bij een rots van vervaarlijke grootte en zwaarte van zijne
TJLEGTIG * plaats rukte, om dat dezelve de plaats beHEDEN.
floeg, op welke hij een flaapvertrek wilde bouwen. S T . A G K E S

DE MOK-

T E P U L C I A N O kreeg een bezoek van de


gezegende Moedermaagd, houdende het
Kind J E Z U S in haare armen; zij liet toe
dat de Heilige het Kind omhelsde en aan
haaren boezem drukte. Naa haar overlijden vergoldt zij de beleefdheid van S T .
KATHARINA

V A N SIENA,

die

haar

graf kwam bezoeken, op eene zeer zonderlinge wijze. W a n t , terwijl de leevendige Heilige den voet der gcftorvene wilde kusfen, ligtte deeze haaren voet op
en bragt dien aan de lippen van S T . K A T H A R I N A ; het gefchiedde in gevolge eener overmaate van nederigheid, dat zij
haar dus wilde te gemoete koomen.
Wanneer S T . B O N A V E N T U R A ,

op ze-

keren tijd, uit hoofde van eene zwaare


ongeffceldheid in zijne maag, niet in ftaat
was om het heilig Avondmaal te gebruiken , op de gewoone wijze, plaatfte hij
den ouwelkas op zijn borst; ftraks drong
de gewijde ouwel door tot in zijne ingewanden. S T . I G N A T I U S , krank te
bedde leggende, en van de Artzen voor
ongeneeslijk verklaard zijnde, kreeg een
bezoek van den H . P E T R U S ,

die hem

door enkel aanraaken genas. Het getal


der wonderwerken, door deezen vermaarden ftigter van het genootfehap der JeZuten gewrogt, wordt op niet minder

dan

G E S C H I E D E N I S .

539

dan tweehonderd gefchat.


A l s S T . EWOONK L A R A , op zekeren t i j d , i n g o d v r u g t i g u T E N en
oeffeningen onlecdig w a s , k w a m een zeer 1 L E G T I G fchoon k i n d , ' t w e l k onderfteld wierdt het H E D E N .
K i n d J E Z U S te z i j n , met twee blinkende
v l e u g e l e n , i n haaren fchoot v l i e g e n , en
liefkoosde haar met tederftreelende o m h e l z i n g e n . O p een anderen tijd onpasfeEjk z i j n d e , en daardoor v e r h i n d e r d w o r dende o m de M e t t e n bij te w o o n e n , h o o r de z i j , nogthans, zeer duidelijk en onderfcheiden den ftaatelijken K e r k d i e n s t v a n
dien d a g , h o e w e l dezelve i n de K e r k , op
een aanmerkelijken afftand van het K l o o s t e r , w i e r d t gezongen.
ST. STANIs L A u s K o s T K A w i e r d t , naa zijnen d o o d ,
beroemd om het u i t w e r p e n van D u i v e l e n , en het o p w e k k e n v a n geftorvcne
menfchen.
D e Poolen g e l o o v e n , dat een
v a n de beenderen dcczes H e i l i g e , i n een
w e i n i g w i j n g e d o o p t , een onfeilbaar geneesmiddel is tegen veelerhande lichaamsongefteldheden. D e w i j l S T . K L A R A
D E M O N T E F A L C O menigmaalen aan de
N o n n e n v a n haar K l o o s t e r hadt verzek e r d , dat de afbeelding v a n den gekruist c n C H R I S T U S , en van alle de w e r k t u i gen zijns lijdens, i n haar hart gegraveerd
w a s , deeden z i j , naa haar o v e r l i j d e n ,
haar lichaam o p e n e n ; h i e r d o o r w i e r d e n
zij o v e r t u i g d v a n de waarheid diens w o n derwerks. S T . D I D A K U S genas l i chaamsongemakken met de olie v a n een
l a m p , welke v o o r een beeld v a n o n z e
L i e v e V r o u w e ftondt te branden.
Wanneer
C

540

G O D S D I E N S T I G E

neer hem, op zekeren tijd, als hij zich op


en reize bcvondt, hongerde, en hij geen fpijPLEOTTGze hadt, badt hij God om dezelve; ftraks
HEDEN.
zag hij zich eene tafel op den grond bereiden , van allerlei ververfchingen rijkelijk voorzien. Geduurende zijn zendelingfchap in de Oostindin, wekte de
waereld vermaarde S T . X A V E R I U S verfcheiden dooden op. Als h i j , op zekeren tijd, zich in de nabuurfchap van Amboina bevondt, deedt hij een ftorm bedaaren, door zijn krucifix in zee te werpen. Wanneer hem, op een anderen dag,
het krucifix uit de handen, en in zee v i e l ,
kwam op het zelfde oogenblik een gedienftige visch , welke het hem terug bragt. -
Zo eerwaardig was S T . R O S A om haare
heiligheid, dat de hoogstopgefchootene
boomen in haaren tuin zich voor haar
boogen, en haar groetten, wanneer zij
voorbij dezelve na haare Cel ging.
In de vijfde Eeuwe wierdt het hoofd

GEWOONTEN

van

J O A N N E S D E N D O O P E R gevonden

in een h o l , niet verre van Emefa, eene


ftad in Phenicie; op deeze plaats wierdt
eene Kerk gebouwd, en het hoofd van
den Heilige met godsdicnftigcn eerbied en
veel plegtigheids in dezelve geplaatst.
D o c h , alzo deeze Kerk door den tijd ver\ i e l , wierdt eene andere, van veel meer
aanziens, in de ftad Emefa zelve gebouwd , en het hoofd van den Heilige,
in den jaare D C C L X , derwaarts overgebragt. T H E O P H A N E S verhaalt, dat dit
hoofd nog in den jaare D C C C tot een
voor-

G E S C H I E D E N I S .

541

v o o r w e r p v a n godsdienftig eerbewijs v e r - c EWOONTEN en


f t r e k t e , en eene z o aangenaam riekende ^
LEG1TGen heilzaame reuke v a n z i c h gaf, dat de- HEDEN.
z e l v e allen , die het i n den geloove n a d e r d e n , v a n hunne ongefteldheden genas.
H e t w o r d t g e l o o f d , dat dit hoofd v a n
den H . J O A N N E S v a n Emefa na Comana
i n Ponlus, en v a n daar mConftantinopole
is o v e r g e v o e r d . D e K e r k v a n Amiens bew e e r t n o g heden een groot gedeelte v a n
d i t hoofd te b e z i t t e n : te w e e t e n , het
geheele aangezigt t o t aan den mond toe ,
e n dat zij deezen kostbaaren fchat is magt i g g e w o r d e n , door middel v a n zekeren
WALON

DE SARTON,

een

Kanunnik

v a n Amiens. D e e z e , tegenwoordig zijnde


bij de v e r o v e r i n g v a n Conftantinopole door
dc Franfchen , i n den jaare M C C I V , hadt
dit gewijde overblijfzel onder de p u i n h o o pen v a n een o u d paleis gevonden. D a a r e n b o v e n hadden de C h r i s t e n e n eenige
beenderen v a n deezen Heilige b e w a a r d ;
en w a n n e e r , onder de regeering v a n K e i zer J U L I A N U S D E N A F V A L W G E N ,

de

Heidenen het graf v a n den I I . J O A N N E S


te Sebasta openden, en zijne overblijfzels
v e r b r a n d d e n , wierden deeze beenderen gez o n d e n aan den H . A T H A N A S I U S , die
ze i n een m u u r v a n het altaar plaatfte.
T o e n K e i z e r T H E O D O S I U S , naderhand,
den tempel van S E R A P I S v e r w o e s t e , e n
i n deszelfs plaats een pragtige K e r k b o u w de,

aan J O A N N E S

wijd,

D E N D O O P E R toege-

wierden deeze overblijfzels i n dc-

zel-

542 G O D S D I E N S T I G E
GEWOON .
TEN- en
PLEGTIG
HEDEN.

zelve ter bewaaringe gefield; dit viel


voor in den jaare CCCXCVI.
Na Conjiantinopole wierden, in den jaare C C C L V I I , de lichaamen van S T . A N D R E A S cn S T . L u K A s overgevoerd; zij
verrigten eene menigte wonderwerken,
op alle plaatzen, alwaar de overbrengers
van deezen kostbaaren Kerkfchat pleifterden. Zij wierden ftaatelijk bijgezet in de
Bafilica, of dc Kerk der Apostelen; hier
verftrekten zij tot voorwerpen van het
godsdienftig eerbewijs der menigte. Die dc
gewijde overblijfzels hadden overgevoerd,
ontvingen een gedeelte van dezelve tot
loon voor hunne moeite. Door dit middel wierden zij wijd en zijd verfpreid;
overal, daar zij in bewaaring gefield wierden , verrigttcn zij een groot aantal wonderwerken. Het fchijnt dat de naagedagtenis deezer overblijfzelen uit het geheugen was verlooren te Conjiantinopole, wanneer Keizer J U S T I N I A N U S , in den jaare
D L , het voorneemen hebbende opgevat
om de Kerk der Apostelen te herbouwen,
de werklieden drie houten doodkisten
vonden, van opfchriftcn voorzien, aanwijzende dat zij de lichaamen van S T . A N DREAS,

ST.

L U K AS

en

ST.

TIMO-

bevatteden. Keizer J U S T I N I A N U S en alle zijne onderdaanen betoonden


hunnen eerbied aan deeze gewijde overblijfzelen ; de Vorst deedt dezelve wederom ter aarde beftellen, en een pragtig
gedenktcn boven dezelve oprichten. D c
THEUS

ftad

G E S C H I E D E N I S .

543

ftad Vergi i n Bourgundie, en de K e r k van


Beauvais, geeven v o o r elk een arm v a n
ST. A N D R E A S te b e z i t t e n . D e K e r k v a n
Almafi, i n het K o n i n k r i j k Napels, w i l
den naam hebben dat zij het lichaam v a n
dien H e i l i g e b e z i t , en dat het derwaarts
w i e r d t overgebragt v a n Conjiantinopole,
naa dat deeze ftad door de Franfchen was
bcmagtigd. H e t Roomfche Martelaarsboek
v e r z e k e r t o n s , d a t , u i t het A p o s t o l i s c h
graf te Almaji, bij aanhoudendheid, een
v o g t d r u i p t , 't w e l k eene geneczende
kragt bezit.
Diepgaanden eerbied g e n o o t e n , i n v o o r gaande t i j d e n , de ketens v a n S T . P E T R U S en P A U L U S ; de Pausfen z e l v e
plagten voormaals de fchakcls v a n dezelve
u i t te d e e l e n , als onfeilbaare geneesmiddelen tegen lichaamskwaaien.
ARATOR
v e r h a a l t , d a t , i n de zesde E e u w e , te Rome
de ketens bewaard w i e r d e n , i n w e l k e S T .
P E T R U S te Jeruzalem was geboeid. O o k
leest men v a n een r o k , v a n dien zelfden
A p o s t e l , v a n Antiochie na Parys gezond e n , en aldaar i n de K e r k e v a n S T . G E N E V E V A geplaatst.
H U G O , A b t van
Clugni, verhaalt m e n , bediende z i c h v a n
d e n z e l v e n , om i n de tegenwoordigheid
eener groote menigte v a n aanfehouwcren,
een perfoon te geneezen, die met eene ber o e r t e was geflagen. E e n i g e beender e n v a n den H . S T E P H A N U S , omtrent
het jaar C C C C X V J I I , door zekeren Priester O R O S I U S , na het eiland Minor'ka
o v e r g e v o e r d , w e r k t e n aldaar de bekeering

3EWOON*
TEN en
PLEGTIGHEDEN.

544
GEWOONTEN

en

PLEGTIGHEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

ring van vijf honderd veer tig Jooden, i n


de ftad Magona, op dat eiland woonagtig.
Een flesje, bevattende eenige droppelen
van het bloed diens Heilige, nevens eenige brokken van zijne beenderen, genazen , omtrent den zelfden tijd, een gebroken been, en herftelden het gezigt
aan eene blinde vrouwe, in eene ftad van
Afrika.
Door middel van de zelfde gewijde overblijfzelen, kreegen de kranken
hunne gezondheid, en wierden de dooden bij het leeven herfteld. N o g andere
Kerken wierden met de overblijfzels van
deezen eerften Christen Martelaar gezegend: met naame te Ancona, in Itali;
in Portugal; tc Tours, Bourdeaux en
Bourges, in Frankryk;
wonderwerken
gefchiedden, op alle deeze plaatzen, door
middel van dezelve.
Behalven de gewijde overblijfzels deiApostelen , wierden die der volgende Heiligen en Martelaaren niet minder als de
bevoegde voorwerpen van het godsdienftig eerbewijs der Christenen aangemerkt
en behandeld. Dus voerde men, in het
begin der tweede Eeuwe, de gewijde
overblijfzels van S T . I G N A T I U S , Bisfchop van Antiochie, van Rome, alwaar
hij de martelkroon hadt ontvangen, na
den zetel van zijn Bisdom, en plaatftc
dezelve in den grafkelder nabij de poort
van D A P H N E . Dagelijks wierden zij van
het volk bezogt; men wil dat zij eene
groote menigte wonderwerken wrogten.
De Christenen bewaarden de beenderen
van

G E S C H I E D E N I S .

545

van S T . P O L Y C A R P S , Bisfchop van G E W O O N *


Smirna, die omtrent het jaar C L X I X den T E N en
marteldood ftierf; zij waardeerden dezel- P L E G T l G *
ve boven de kostbaarfte edelgefteenten, H E D E N .
De overblijfzels van S T . F R U K T U O s u s , Bisfchop van Tarragona, in Spanje, die in de derde Eeuwe het Christlijk
geloof met zijn bloed verzegelde, worden
op verfcheiden plaatzen vertoond; onder
andere in eene Kerk nabij Barcelona, en
in de ftad Manrefe in Katalonie. De overblijfzels van S T . G E R V A S U S en S T . P R O T A S I U S , te Milaan,
onder de regeering
van Keizer V A L E N T I N I A N U S D E N I ,
om het geloof ter dood gebragt, naadat zij in ftaatelijken ommegang, na de
Kathedraale Kerk dier ftad, waren overgebragt, herftelden het gezigt aan een
Milaaneefchen burger, die , toevallig,
de fieraaden aanraakte, met welke zij
bedekt waren. N o g veele andere perfoonen wierden van hunne onderfcheidene
kwaaien geneezen, door middel van linnen doeken, welke deeze overblijfzels
hadden aangeraakt.
Een hooggaand eerbewijs betoont de
hedendaagfche Kerk van Rome aan de
overblijfzels der Heiligen en Martelaaren.
Eerst worden de kisten, in welke zij in
bewaaring worden gelegd, met gewijd
water befprengd, en daarnaa plegtiglijk
gezegend. Hoofdzaaklijk koomt het gebed hierop u i t , dat het Gode moge behaagen zijne befcherming te verleencn aan
de zulken, die de verdienften deezer H e i ligen eerbiedigen, en hunne gewijde
IL DEEL.

Mm

over-

546 G O D S D I E N S T I G E
GEWOONTEN en
PLEGTIGHEDEN.

overblijfzels nederig omhelzen, ten einde


dat deeze geloovige boetelingen en aanbidders mogen behoed worden voor de
magt des duivels, voor donder, pest,
befmettende lucht, verfcheurende dieren , en voor de vijandlijke aanflagen en
onderneemingen der menfchen. De geloovige , w e l k e , met een godsdienftig
oogmerk, de overblijfzels koomt bezoek e n , moet zich met hartlijken ijver van
deezen pligt kwijten, en in den geloove
de gewijde ledemaaten der Heiligen aanraaken. ' E r zijn zekere bepaalde tijden
vastgefteld, op welke zij voor de godsdienftigen openlijk worden ten toon gefield. In de Kerk van onze Lieve V r o u we te Aken, worden de overblijfzels om
de zeven jaaren vertoond; vooraf gefchiedt 'er eene plegtige afkondiging in
deeze woorden : Het hoofd en de
, rechter arm van s T . K O R N E L I U S z u l len vertoond worden; door bemidde ling van dezelve moge de Heere u be,, waaren voor de vallende ziekte, e n ,
naa dit leeven, het Koninkrijk der he, melen fchcnken."
De overbrenging der overblijfzelen, of
het in bewaaring ftellen van dezelve i n
de eene of andere K e r k , gaat zeer zorgvuldig en ftaatelijk toe. Voorts moeten
zij onderzogt worden van den Bisfchop ,
die een plegtigen zegen over dezelve uitfpreekt. Op den dag der overbrenginge ,
worden de ftraaten, door welke de plegtige optogt zijnen weg moet neemen, gerei5

GESCHIEDENIS.

547

reinigd, en de huizen met tapijten behangen. De Kerk en het altaar zijn pragtis
verfierd, en de beelden der Heiligen ftaan
openlijk ten toon. D e overblijfzels worden in ftaatelijken ommegang, onder een
verhemelte, gedraagen; de Geestlijkheid
treedt vooraan, het volk loopt ter zijden
en agter haar, met brandende waschkaarzen in de handen. Zodra de ftaatfie in de
Kerk is gekoomen, wordt 'er een Te
Deum gezongen; vervolgens plaatst men
de overblijfzels op het altaar, om van het
volk te worden aangebeeden. ' E r worden
formuliergebeden ter eere van dezelve
opgefteld; nacht en dag brandt 'er een
lamp voor de plaats, daar zij in bcwaaring gefteld worden.
Onder alle foorten van overblijfzelen,
welke in de Roomschgezinde landen bewaard worden, zijn de menigvuldigfte i n
getal, het bloed der martelaaren. Geheel
Itali, en inzonderheid Rome, is vermaard wegens de groote menigte van het
zelve, welke aldaar gevonden wordt. D e
grond van Rome, zegt een Italiaansch
Schrijver, is met het bloed der geloovigen bedekt. Hij voegt 'er nevens, dat de
Paus brokken van deeze gewijde aarde aan
de vreemdelingen ten gefchenke geeft.
Het volgende wonderwerk verhaalt h i j ,
als bij zulk eene gelegenheid voorgevallen. Een Poolfche Gezant verzogt met
grooten ernst Paus PIUS D E N V , dat hij
hem een gewijd overblijfzel wilde fchen.
Jten. Zijne Heiligheid nam hierop zijnen
Mm %
mm*

GEWOONTEN

en

PLEGTIGHEDEN.

S4$ G ' 0
GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

D S D I E N S T I G E

neusdoek uit zijn zak, deedt een weinig


Romeinfche aarde in denzelven, en hem
toegevouwd hebbende, ftelde hij dien den
Gezant in handen. Zijne Excellentie hadt
geene andere gedagten, dan dat de Paus
met hem zogt te boerten; doch, t'huis
gekoomen zijnde, en den neusdoek geopend hebbende, bevondt hij dat dezelve
door en door met bloed geverfd was.
Geen einde zouden wij vinden, indien
wij het verbaazend aantal wonderwerken wilden verhaalen, welke men w i l dat
dagelijks door het bloed der martelaaren
gewrogt worden. Op zekere rijden van
het jaar ziet men het fmelten en vloeibaar
worden.
Verfcheiden fmeltingen van
deezen aart gebeuren 'er, bijzonderlijk in
Itali.
Dus ziet men op het feest van
S T . E U S T A T I U S , te Rome., het bloed
diens Heilige kooken. Het merkwaardigfte van allen, nogthans, is het bloed van
den H . J A N U A R I U S , te Napels.
Op
den achttienden van Herfstmaand gefchiedt
aldaar de plegtigheid der openbaare ten
toonftellinge.van het hoofd en het bloed
diens Heilige, den Patroon dier hoofdftad. Een ftaatelijke ommegang wordt bij
die gelegenheid gehouden, ter ere van
S T . J A N U A R I U S , waarin het hoofd en
het bloed des martelaars met agtbaaren
toeftel worden rond gedraagen. Op zekere plaats der ftad ontmoeten elkander deeze gewijde overblijfzels. Wanneer zij
dicht bijeen zijn genaderd, ziet men het
bloed vloeibaar worden,, kooken en langs
da

G E S C H I E D E N I S .

545

de zijden van het glas, waarin het wordt GEWOON-,


bewaard, heenen loopen. Jaarlijks ge- TEN en
fchiedt dit wonderwerk; nimmer ver- P L E G T I G f
ijdelt het de verwagting des volks, 't H E D E N . '
welk altoos- in grooten getale daarbij tegenwoordig is, om ooggetuige te zijn van
de waarheid der gcbeurtcnisfe.
De opkomst en oorfprong deezes wondcrwerks, wordt verhaald deeze geweest
te zijn.
Eene zekere Napolitaanfche
vrouw van aanzien, krank te bedde leggende, gehoord hebbende van den H . J A N U A R I U S en deszelfs medgezellen, nam.
het befluit om haare herftelling te zoeken
op de plaats, alwaar deeze geloovige en
ftandvastige Christenen den marteldood
hadden geleeden. Diens volgens liet zij zich
derwaarts brengen, en den grond nog
nat van derzelver bloed vindende, vulde
zij daarmede twee glazen flesfen. In de
eene fles goot zij al het zuiver bloed,
welk zij konde verzamelen, in de andere
het bloed met aarde en andere vuiligheid
vermengd. Naauwlijks hadt zij dit werk
verrigt, of zij vondt zich herfteld. Eenien tijd daarnaa vernomen hebbende, dat
et hoofd van den Heilige na Napels was
gebragt, liet zij weeten dat zij een gedeelte van zijn bloed in het bezit hadt.
Straks wierdt het hoofd in ftaatelijken
ommegang gedraagen, om het bloed te
haaien. De godvrugtige vrouw wagtte
dit bezoek niet af, maar liep met de twee
flesfen het hoofd van den martelaar te geinoete. Op het zelfde oogenblik dat zij,
Mm 3
bij.

550 G O D S D I E N S T I G E
GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

bijeen k w a m e n , fmolt het b l o e d ; het


v o l k wierdt hierdoor o v e r t u i g d , dat het
met 'er daad het bloed v a n den H e i l i g e
was. Z i n t s dien tijd heeft m e n , jaar op
j a a r , telkens met een e v e n gelukkigen
u i t f l a g , het w o n d e r w e r k herhaald.
D e H e e r A D D I S O N maakt gewag v a n
dit gewaande w o n d e r w e r k , i n zijne aanmerkingen o v e r verfcheiden gewesten v a n
Itali:
Ik zag ( d u s fchrijft h i j , v a n
Napels fpreekende) een zeer ftaatelijken
en plegtigen ommegang, ter gelegenj, heid der komfte v a n den H c r t o g e V A N
5, A N j o u t o t den Spaanfchen t h r o o n . O m
te meer luister te geeven aan den t o e ffcel, w i e r d t , t e n zelfden t i j d e , het
bloed v a n den H . J A N U A R I U S r o n d
gedraagen; het w i e r d t vloeibaar i n het
oogenblik als 't het hoofd v a n den H c i 3, lige naderde , h o e w e l men zeide dat
, , het v o o r h e e n hard geftold geweest was.
Tweemaalen had i k gelegenheid o m de
k u n s t b e w e r k i n g v a n dit gewaande w o n 3, derwerk te a a n f c h o u w e n ; z o verre is
, , 't 'er a f dat i k het v o o r een weezenlijk
w o n d e r w e r k z o u h o u d e n , dat i k h e t
, , veeleer aanmerke- als een der lomp3, fte t r e k k e n , die 'er k u n n e n gefpeeld
worden.
N o g t h a n s maakt geen w o n derwerk z o v e e l gerugts i n e^Room3, fche Kerk; de H e e r P A S C H A L (preekt
' e r v a n als een der kenmerken v a n
j , den waaren Godsdienst.
D e heden daagfche
Napolitaanen fchijnen d i t
w o n d e r w e r k te hebben overgenomen

3 >

3>

van

G E S C H I E D E N I S .

551

van een ander, 't welk reeds in den G E W O O N leeftijd van H O R A T I U S , in eene ftad T E N en
,, van _ het Koninkrijk Napels, wierdt P L E G T I G verrigt. Vervolgens te Gnatia gekoo- H E D E N . ,
men zijnde, dus fpreekt de D i c h t e r ,
lachten wij met de eenvoudigheid der ligt geloovige menigte, welke het ondernam
om in den gewijden tempel de zamenge flolde gom zonder vuur te doen fmelten.
Die wil, mag dit gelooven; ik voor mij
,, geloof het niet. M e n kan hieruit lee ren , dat de Heidenfche Priesters het
zelfde geheim kenden, 't welk de
Roomsch-Katholijke Priesters thans be zitten."
De volgende bijzonderheid, welke in
de Roomfche Kerk onze aandagtige opmerking verdient, is het Jubelfeest, 't welk
deels van joodfche, deels van Heidenfche
herkomst is. Tweederlei Jubelfeesten
vierden de Jooden ; het kleine Jubelfeest,
't welk om de zeven, en het groote, 't
welk om de vijftig jaaren voorviel.
Op het groote jubelfeest der Jooden,
wierden alle de dienstbaaren in vrijheid
herfteld; de betaaling der fchulden wierdt
den armen kwijt gefcholden; allerlei panden moesten terug gegecven worden; de
erfgenaamen van de zodanigen, welke
hunne landerijen en eigendommen verpand hadden, mogten van dezelve bezit
neemen, in den naam hunner voorouderen: want, volgens een ftelregel in de
joodfche W e t , was 'het genot van de
M m 4
vrug:

RH

G O D S D I E N S T I G E

vrugten der aarde, geduurende den tijd,


T E N en van negenenveertig jaaren, oene genoegT E E G T I G - zame betaaling van het
opgefchooten
HEDKN.
*eld.
Op de zelfde wijze doet de Paus ieder
vijftigfte jaar verflrekken tot een jaar
van ruste voor zijne gehoorzaame kinderen. Dan fchenkt hij hun vergiffenis van
die overtreedingen; hij onderfteunt de
geestrijke armoede van den boeteling,
door de fchatkisten der godlijke bermhartigheid voor hem te ontfluiten, en hem
Ee herflellen in de gunst van God en der
Heiligen. Het blijkt dus, dat deeze plegtigheid de plaats heeft vervangen van de
Eeuwfpelen der aloude Romeinen, alleenLijk met dit onderfcheid, dat bij dezelve
eenige joodfche gewoonten zijn gevoegd.
Paus B O N I F A C I U S D E VIII was de eerfte Infteller van het Jubelfeest; hij verklaarde in zijne Bulle, dat allen, welke
GEWOON-

de Kerken van den H . P E T R U S en den

H . P A U L U S te Rome zouden koomen bedoeken, in den jaare M C C C , eene volkomene vergiffenis van alle hunne zonden Zouden genieten. D o c h , vermids,
volgens zijne inflelling, het Jubelfeest
flegts op ieder honderdfle jaar moest invallen, en de zondaaren dus te lang op
vergiffenis zouden moeten wagten, beval
KLEMENS DE V I ,

dat het

Jubelfeest

om de vijftig jaaren zou gevierd worden.


Groote veranderingen, ondertusfchen,

lijn 'er sedert dien tijd, voorgevallen;


wantj.
}

G E S C H I E D E N I S .

553

w a n t , u i t kragt v a n verfcheiden befluiten -JEWOONV


v a n K e r k v e r g a d e r i n g e n , mag ieder Paus T E N en
'LEGTIGeen Jubelfeest uitfehrijven i n het j a a r , i n HEDEN.
h e t w e l k hij op den Pauslijken z e t e l is
v e r h e v e n ; met dit onderfcheid a l l e e n ,
dat de heilige deur niet dan aan het einde
v a n het vijfentwintigfte jaar mag geopend
w o r d e n ; 't w e l k , " om met de w o o r den eens Roomschgezinden
Schrijvers te
fpreeken,
eene algemeene zondvergif fenis aanbrengt; de harten d e r g e l o o v i gen w o r d e n daardoor v e r t r o o s t , en 'er
ontftaat blijdfehap i n het huis des H e e , , r e n . " D e B i e g t v a d e r s , welke d o o r
h u n n e O v e r f t c n z i j n goedgekeurd, o n t vangen door het Jubelfeest de magt o m
alle de uitgezonderde gevallen v r i j te
fpreeken v a n alle K e r k e l i j k e t u c h t i g i n g en
den g r o o t e n b a n ; alle opfchortingen te
v e r n i e t i g e n , betreffende K e r k e l i j k e p r o v e n en geestlijke a m p t e n , en de Interdikt e n op te fchorten. O o k fchenkt het h u n
de v r i j h e i d om geloften te veranderen en
v a n dezelve ontfiag te v e r l e e n e n , i n d i e n
zij geene verbintenis hebben met dc k u i s heid o f den G o d s d i e n s t , o f niet v a n den
aart der z u l k e n z i j n , door welke de B e devaartgangers z i c h v e r b i n d e n om de
graffteden der vermaardfte H e i l i g e n te bezoeken.
W a n n e e r de Paus den tijd t o t het h o u .
den v a n een Jubelfeest heeft vastgefteld,
geeft h i j , d o o r zijne A p o s t o l i f c h e brieven, daar van kennis aan alle de K e r k .

Mm 5

voog-

55+ G O D S D I E N S T I G E
GEWOONT E N en
PLEGTIGHEDEN.

voogden door het geheele Christendom;


deeze laaten dezelve in hunne Stichten
afkondigen, met bijvoeging van de vereischte vermaaningen, opdat de Geloovigen zich zelve in de noodige gefeldheid
mogen brengen, om de voordeelen te verwerven, welke daaraan verknogt zijn. Op
de dagen, tot een plegtig vasten en ter
boetedoeninge afgezonderd, moeten de
Bisfchop en de Geestlijkheid zich vertoon e n , met alle uitwendige tekens van
boetvaardigheid, en vervuld met aandoeningen van nederigheid. Den Almagtigen
moeten zij met hart en mond aanbidden,
en hem de vrugten eener oprechte gemoedsverbrijzelinge aanbieden, beftaande
in de verzaaking van alle die verbintenisfen, door welke de menfchen meestal aan
de waereld zijn verknogt, en in het vastgenomen befluit om het volk door hun
eigen godvrugtig voorbeeld te onderwijzen.
Het voornaamfte gedeelte der plegtigheid beftaat in het openen der heilige deure; dit gefchiedt op de volgende wijze.
Op den vierentwintigften van Wintermaand van het heilige jaar, koomen alle
de reguliere en waereldlijke Geestlijken te
zamen, in het Apostolifche paleis, en
gaan van daar in ftaatelijken optogt na de
St. Pieters-Kerk in het Vatikaan. Op het
plein dier Kerke gekoomen zijnde, vinden zij de deuren geflooten , en alle de
ingangen van de gallerij met eene fterke
wagt

A A N S T E L L I N G V A N XSHIE K A R D I N A A L E N TOT

H E T

O P E N E N

D H R G E " W Y D E X J E B B K N T A X StjAN X < A T E B A A N , S l M A E I A MAGGIOIffi


EN

AtTI/L S , T E
T

H O M E

G E S C H I E D E N I S .

555

Wagt bezet, om den aandrang des volks G E W O O N af te weeren. De Paus, de .Kardinaalen T E N en


en de Bisfchoppen, allen in hunne witte P L E G T I G damasten tabberten gekleed, en met hun- H E D E N .
ne myters op hunne hoofden, koomen te
zamen in de Kapl van Paus S I X T u s
D E N V , alwaar .zijne Heiligheid, houdende een brandende waschkaars in zijne
band, het Vent Creator Spiritus zingt.
De Kardinaalen, insgelijks brandende
waschkaarzen in hunne handen draagende, treeden voorwaarts, volgens hunnen rang, en begeeven zich na de Zwitzerfche gallerij , alwaar de heilige Vader
drie van hun tot zijne Legaaten benoemt,,
om de deuren der Kerken van S T . J A N
D E L A T E R A A N , S T. M A R I A M A G G I O N E , en van S T . P A U L U S buiten de muu-

ren te openen.
Naadat de Kardinaalen de noodige bevelen van zijne Heiligheid op hunne knien
hebben ontvangen, begeeven zij zich na
de onderfcheidene Kerken; zij worden
voorgegaan van Trompetters, een hoop
Monniken en eene bende Soldaatcn. Voor
de deur van de St. Pieters-Kerk wordt een
groote en pragtige throon geplaatst, op
welken de heilige Vader eenigen tijd plaats
neemt, tot dat een der Kardinaalen, welke,
geduurende dien tijd, den naam van Prins
van den throon draagt, hem nadert, en
een kleinen gouden hamer in handen
geeft. Naadat hij den hamer met het
fcruis heeft getekend, treedt zijne Heilig.. .
heid,

556

G O D S D I E N S T I G E

. heid, gevolgd van zijne Geestlijken, die


T E N en brandende waschkaarzen in hunne handen
3PLEGTIG draagen, na de deur van ST. P I E T E R ,
HEDEN.
en driemaal op dezelve kloppende, zegt
hij: ,, Open mij deeze deuren der ge regtigheid. " Vervolgens zingt het
koor: ,, D i t is de deur van den Eeuwi, , gen G o d ; de rgtvaardige zal daardoor
ingaan." Midlerwijl breeken de Oppermetzelaars de muuren af, welke de
heilige deur influiten; het puin wordt
uitgedeeld onder de godsdicnftigen, welke het met allen mogelijken yver en gretiglijk verzamelen, om het onder hunne
dierbaarfte gewijde overblijfzels te plaatzen. Terwijl het puin wordt opgeruimd,
keert zijne Heiligheid weder na zijnen
throon en plaatst zich op denzelven. Z o
ras de geheele muur is afgebroken, neemen de boetelingen van de St. PietersKerk hunne bezemen en veegen daar mede
het ftof weg. A l het beeldwerk en de
fieraaden, rondom de deur, worden met
gewijd water gewasfchen; e n , dit gedeelte der plegtigheid verrigt zijnde,
klimt de Paus van zijnen throon, en heft
een lied aan met deeze woorden: ,, D i t
is de dag, welken de Heere heeft ge maakt, enz." Het koor zingt nevens
hem. Andermaal bij de heilige deur gekoomen zijnde, bidt de heilige Vader etlijke gebeden, neemt tiet kruis, knielt
neder, zingt het Te Deum, ftaat vervolgens op en gaat door de heilige deur-,
CFAVOON

zin?

TJE J N T K K T J E V A N B l

PAX7S, I N D B H E I L I G E D B T m .

GESCHIEDENIS.

557

zingende onder 't voortgaan. H i j wordt GEWQON-"


g e v o l g d v a n zijne Geestlijken i n hunne TEN en
plegtgewaaden, en eene groote menigte P L E G T I G HEDEN.
v o l k s , die allen i n de K e r k d r i n g e n , o m
t e g e n w o o r d i g te zijn bij het v i e r e n der
gewijde plegtigheid. Naadat de geheele
dienst g e i n d i g d i s , die met den V e s p e r
w o r d t b e f l o o t e n , trekken de Kardinaalen
h u n n e w i t t e tabberten u i t , zetten h u n n e
roode hoeden op het hoofd en doen h u n ne purperen mantels a a n ; thans v e r z e i l e n
zij zijne Heiligheid na zijn verblijf.
Geduurende dit plegtig jaargetij, bev i n d e n z i c h altoos te Rome eene groote
menigte Bedevaartgangers. V o l g e n s eene
Pauslijke B u l l e zijn ze v e r p l i g t de v i e r
reeds gemelde K e r k e n te b e z o e k e n : t e
weeten de St. Pieters-Kerk, dc K e r k v a n
ST.

JAN DE LATERAAN,

MAGGIORE

en v a n

ST.

MARIA

S T . P A U L U S "buiten

de m u u r e n . D e inboorlingen v a n Itali
z i j n v e r p l i g t deeze K e r k e n dertigmaal to
b e z o e k e n ; doch de Paus fchenkt aflaat
aan alle v r e e m d e l i n g e n , d i e , indien z i j
z e i v e n het niet v e r k i e z e n , niet v e r p l i g t
z i j n het meer dan vijftienmaalcn te d o e n .
M e n v e r k o o p t te Rome kleine boekjes-,
behelzende eene aanwijzing v a n hetgeen
de Pelgrims moeten i n agt neemen. I n d i e n iemand v a n h u n f t e r v e , v r d a t h i j
het voorgefchreevene getal K e r k b e z o e ken heeft afgelegd, w o r d t h e m , bij de
B u l l e , v o l k o m e n aflaat gefchonken.
N o g eene andere plegtigheid w o r d t ' e r ,
geduurende het J u b e l f e e s t g e v i e r d ; t e
meer3

558

G O D S D I E N S T I G E

CEWOOI* - meerdere opmerkinge verdient d e e z e , deT E N en


w i j l z i j aan de ftad Rome alleen bepaald i s .
PLEGTIG
"De
Roomsch -Katholijken z i j n v a n geHEDEN.

v o e l e n , en z i j b o u w e n het o p de o v e r l e v e r i n g h u n n e r M o n n i k e n , dat de z a a l ,

i n welke

PONTIUS

PILATUS

hij o n z e n Zaligmaaker J E Z U S

zat,

toen

CHRISTUS

v e r h o o r d e , a c h t e n t w i n t i g treden h o o g
v a n den g r o n d was. I n naavolging hierv a n , hebben zij een ladder gemaakt, v a n
e v e n z o veele f p o r t e n , welke de Pelgrims
v e r p l i g t zijn te beklimmen. D e c z e ladd e r , verhaalt m e n , w i e r d t u i t het H e i l i ge L a n d gebragt door S T . H E L E N A , de
moeder v a n K e i z e r
CONSTANTINUS
D E N G R O O T E N , v a n welke wij meer
dan eens g e l p r o k e n h e b b e n , en die v o o r
eene der vlijtigfte overblijfzelverzamelaarfters, die 'er immer leefden, mag gehouden worden.
N i e t het eeniglle gewijde
o v e r b l i j f z e l , ondertusfehen, was deez ladd e r : w a n t de zelfde Schrijvers v e r z e k e r e n
o n s , dat zij een droppel v a n het bloed o n zes Heilands medebragt, 't welk bewaard
w o r d t i n een k l e i n flesje, aan het bovenfte gedeelte v a n de ladder. M e n k o o m t
bij dezelve d o o r een koperen deur.
A l s z o heilig w o r d t deeze plaats aangez i e n , dat zommige Roomsch-Katholijke
Schrijvers dezelve het Heilige der Heiligen noemen.
W a n n e e r de P e l g r i m d e n
t o p v a n de ladder heeft b e k l o m m e n , moet
hij een k o r t gebed d o e n , v r d a t hij i n
het H e i l i g e mag treeden.
W a t aangaat d e
Bedevaartgangers van het v r o u w e l i j k g e Aagt,

UITDEBWN V A X K J t A A L H N ^ n A T j y j S N
B O O R M N

PAUS,AAN3J3

MJLRMS

MGHEIIJiS VOB T E l f

Elf

AGKTT S D E I 's,

DIB

KTJggB^T.

OTBR

HEI-

G E S C H I E D E N I S .

SS9

flagt, deeze mogen daar niet binnen koo- G E W O O N men, maar zij zijn geregtigd tot een af- T E N en'
laat , wanneer zij door een reet in hetzelve P L E G T I G HEDEN.
gezien hebben.
V o o r alle deeze godvrugtige bedrijven,
verkrijgen de Bedevaartgangers eene v o l komene vergiffenis van alle zonden, welke zij ooit bedreeven hebben. De boetelingen van de St. Pieters-Kerk verzegelen deeze zondvergiffenis, door hen met
hunne roeden aan te raaken. De Roomfche Kerkvoogden, nevens alle de Bisfchoppen , welke zich ten deezen tijde te
Rome bevinden , koomen bijeen en wasfehen de voeten der Pelgrims; de heilige Vader, nevens alle zijne Kardinaal e n , die thans hunne tabbertcn hebben afgelegd, bedienen hen aan tafel.
De Paus deelt onder hen uit Mcdailjen ,
Roozekranzen en Agnus De's. Naadat zij
hem, met den diepften eerbied, den voet
gekust hebben, worden zij met zijnen zegen weggezonden.
Het Jubelfeest duurt een geheel jaar:
want, gelijk het, zo als wij aanmerkten,
op den vierentwintigften van Wintermaand wordt geopend, dus eindigt het
met-het fluiten der heilige deur, in het
volgende jaar, op den zelfden dag van de
zelfde maand. Veele plegtigheden worden bij die gelegenheid in agt genomen r
want, van alle Hoven der waereld, is
het Roomfche Hof 't meest op pligtplecgingen gefield. Op den vierentwintigften
van

560 G O D S D I E N S T 1

GE

. van Wintermaand, gaat de Paus, met zijT E N en ne Kardinaalen, den Ronmfchen Adel en
- P L E G T I G alle de Geestlijken van rang, na de
St.
HEDEN.
Pieters-Kerk,
in hunne plegtgewaadcn
uitgedoscht. Hier wordt de Vesper gezongen ; naa 't eindigen van denzelven ,
ontfteeken de Geestlijken hunne waschkaarzen, en leggen hunne pligtplcegingcn
af bij den heiligen Vader. Daarnaa geeft
zijne Heiligheid een lied o p , beginnende
met de woorden: Gij zult uitgaan met
vreugde." Zo dra het koor begint te
zingenhaast zich een iegelijk om zo dra
mogelijk ter deurc uit tc gaan. Wanneer
allen zijn vertrokken , begeeft zich de
heilige Vader na de deur, daar hij eenigen tijd in het gebed doorbrengt; dit verrigt hebbende, geeft hij een ander lied
o p , beginnende met de woorden: On,, ze hulp is in den naam des Heeren."
D a n zegent hij de bouwftoffen, met welke de deur zal gellooten worden; hij legt
den grondftcen, onder welken eenige
penningen gelegd worden, dienende om
de naagedagtenis deezer gewijde plegtigheid over te leveren aan het laate naageflagt. Vervolgens wordt den heiligen
Vader een bekken met water aangebooden> om zijne handen te wasfehen; daarnaa keert hij weder na zijnen throon,
terwijl intusfehen het koor een lied zingt,
op de plegtigheid flaande. Onder het zingen, fluiten de Metzelaars de deur, i n
het midden van. welke zij een koperen
-GEWOON

kruis

- G E S C H I E D E N I S .

56*1

kruis plaatzen; de Paus zegent hetzel- G E W O O N v e , door het doen van verfcheiden ge- TEN en
beden. De geheele plegtigheid wordt bc- PLEGTIGflooten met den zegen, welken de Paus HEDEN.
uitfpreekt over de geheele vergadering
der Geloovigen, bijzonderlijk die godvrugtige Bedevaartgangers, welke Rome
bezogt hebben. Eindelijk keert de heilige Vader terug na zijn paleis, verzeld
van alle zijne Kardinaalen.
. D e laatfte bijzonderheid, van welke
w i j , onder deeze afdeeling, zullen fpreeken , zijn de zo genoemde Aflaaten.
Tweederlei betekenis heeft dit woord bij
de Roomsch-Katholijke Schrijvers. Vooreerst geeft het te kennen, dat de-Paus de
magt heeft om ontflag te verleenen van
de verpligting tot het houden der Vastendagen, ten voordeele van eenen iegelijk,
welke hem daarom verzoekt; ten tweede , dat hij het regt heeft om alle die tijdlijke ftraffen kwijt te fchelden, welke aan
de zonde in dit leeven verknogt zijn. T e
noodiger is het dat wij deeze onderfcheidene betekenis in agt neemen, omdat
veele welmeenende Protejlanten, omtrent
dit beginzel der Roomfche Kerke, eenen
misdag begaan, door het woord in deszelfs oorfpronklijke betekenis te neemen.
Zommigen hebben zich verbeeld, dat de
Pausfen, aflaat verleenende, den menfchen vrijheid geeven om te mogen zondigen. D o c h , zo verre is 't van daar,
dat iet diergelijks met dit woord worde
II.

PEEL-.

N n

aan-

562 G O D S

D I E N S T I G E

GEWOON' aangeduid,
dat zelf de bijgeloovigfte
T E N en Roomsch-Katholijken zulk eene opvatting
PLEGTIG met afgrijzen zouden opneemen.
HEDEN.

Zeker is het, dat door den aflaathandel


veele misbruiken gepleegd zijn; de aanleiding tot onze Kerkhervorming moet aan
denzelven voornaamlijk worden toegefchreeven. D o c h , deeze misbruiken moeten veeleer gefield worden op rekening van
h u n , welke met de uitdceling der aflaaten
belast waren, dan op die der Pausfen, welke dezelve verleend hadden. Ondertusfchen moet het erkend worden, dat de aflaaten, zelf op de wijze en in het licht,
waarin wij dezelve befchouwd hebben,
eene onnoemelijke fomme gelds in de
Pauslijke fchatkist brengen. Niet gaarne
zijn de menfchen ten allen tijde aan den
band der plegtigheden gebonden; die
Godsdienst moet, derhalven, in hunnen
fmaak vallen, welke hun ontflag verleent
van verfcheiden dingen, in hunnen eigen
aart onverfchillig, en die, voor het bei
taaien van eene kleine fomme gelds, de
menfchen van tijdlijke flraffen in dit leet
ven ontflaat.
Ter bevestiginge der waarheid vart
hetgeen wij gemeld hebben ten opzigte Van de aflaaten, zullen wij hier het
getuigenis bijbrengen van een RoomschKatholijk Schrijver en een Jezut,
den
vermaarden Vader M A I N B U R G .
DUS
fchreef hij, omtrent eene Eeuw geleeden i
Toen Paus L-EO D E X den Pauslijken
- ' 5, throon
1

G E S C H I E D E N I S .

563

throon beklom, kondigde hij aflaaten G E W O O N ,, af, ten voordeele van alle de zulken, T E N en
,, die iets wilden toebrengen tot het her- >LEGTIO
HEDEN.
bouwen van de St. Pieters-Kerk te Ro me. Z i j , die de aflaaten kogten, mog ten vleesch en eijeren in de Vasten ee ten, en, naar goedvinden, zich een
Priester tot Biegtvader verkiezen." D e
zelfde Schrijver voegt er nevens, ,, Dat
deeze aflaaten, bij openbaare veiling,
aan den meest biedenden verkogt wier den: zodat het ons niet vreemd kan
voorkoomen, dat 'er veele misbruiken
zijn ingefloopen." Zo baatlijk wierdt
ten langen laatfte deeze gewoonte, dat
alle gemaatigde Roomsch - Katholijken dezelve veroordeelden, en L U T H E R , een
man van verftand, hoewel hij, ten dien
tijde, geen hooger rang in de Kerk bekleedde, dan dien van Augustyner Monnik, de geheele magt der Pausfen beftreedt, en in de hand der Godlijke Voorzienigheid tot een doorluchtig werktuig
verftrekte tot het te wege brengen van
onze verlosfing van Pauslijke onkunde,
duifternisfe, bijgeloof en afgodcrije.
Dewijl het geheele Jubelfeest eenigermaate verknogt is met de magt van zondvergiftenis verkenen, zal het niet kwalijk voegen, hier met weinige woorden
te verklaaren, wat, in vroegere en laatere tijden, met het woord Abfolutie,
of zondkwijtfchelding, wierdt bedoeld:
want het is zeker, dat dit woord verNn a
keerd
1

56*4

G O D S D I E N S T I G E

.keerd yerflaan, kwalijk toegepast en misbruikt is.


PLEGTIGDe Apostelen wierden van den Heere
HEDEN.
JEZUS
C H R I S T U S met
de herderlijke
magt bekleed om de zonden kwijt te fchelden; van de Apostelen daalde zij af op
de Kerk. D i t was alles, wat de eerfte
Christen Kerk zich aanmaatigde; de v o l ltrekte, opperfte, onafhanklijke, onmededeelbaare magt van zondvergiffenisfe
Code alleen overlaatende. Vijf foorten
van abfolutie telden de oude Kerkvaders:
i . Die van den Doop. . Die van de"
Eucharistie. 3. Die van het woord
en de leere. 4. Die van de oplegginge
der handen, en het gebed. 5. Die van
de wederbrenginge tot de gemeenfehap
der Kerke, door eene ontflagverleening
van haare tuchtoeffening. De twee eerfte
mogen fakramenteel, de derde verklaarende, de vierde biddende, en de vijfde geregtlijke genaamd worden. De eerfte hadt
geene betrekking tot de boctoeffenende
Kerktucht, dewijl zij nimmer wierdt gefchonken aan perfoonen, welke eenmaal
den Doop hadden ontvangen. De tweede
hadt daartoe eenige betrekking, doch behoorde niet eeniglijk en alleen tot dezelv e : want zij wierdt sefchonken aan allen, die den Doop hadden ondergaan, die
nimmer onder de boetedoende Kerktucht
vielen, zo wel als aan de zodanigen, die
gevallen, en van nieuws in de Kerk^emeenfehap herfteld waren; in beiderlei
GEWOON'
T E N en

op-

G E S C H I E D E N I S .

565

o p z i g t droeg het den naam v a n de v o l - G E W O O N maaktheid eens Christens. D o o r de derde T E N en


f o o r t v a n abfolutie deeden dc dienstkncg- P L E G T I G t e n v a n C H R I S T U S eene openbaare ver- H E D E N .
klaaring aan de menfchen v a n de v o o r waarden v a n verzoeninge en zaligheid.
D e vierde foort w i e r d t gebruikt als'mede
gepaard gaande met de meeste andere abf o l u t i e n . D o o r de vijfde en laatfte foort
wierden de boetelingen i n den vrede e n
volkomene gemeenfehap met de K e r k hcrfteld.
I n de vroegfte tijden v a n 't C h r i s t e n d o m , v e r w i e r v e n gcene zondaars de v r i j fpraake, t e n zij ze alvoorens eene geregelde boete gedaan hadden; het geval v a n
dreigend doodsgevaar alleenlijk u i t g e z o n derd.
W a t aangaat dc plegtigheid der
vrijfp aake z e l v e , de boeteling i n zak en
asfche g e k l e e d , w i e r d t v o o r het altaar
openlijk aangenomen, met deeze o f diergelijke w o o r d e n : H i j , die de zondige
v r o u w e alle haare misdaaden v e r g a f ,
welke zij met traanen beweende, en de
deuren v a n het paradijs v o o r den moor denaar opende, doe u zijner verlosfin ge deelagtig w o r d e n , en maake u l o s
v a n alle dc banden der z o n d e , c n ge neeze u door het hulpmiddel zijner
bermhartigheid, en gecve u weder aan
, , het lichaam der K e r k e door zijne gena d e , en bewaare u gezond t o t i n eeu w i g h e i d . " H e t z e g g e n , Ik fpreek 11
vrij, i n plaatze van CHRISTUS
fpreeke vL
Nn 3
vrij,

566

G O D S D I E N S T I G E

.vrij, kwam niet in 't gebruik voor d


T E N en twaalfde E e u w , kort voor den leeftijd
P L E G T I G -van
T H O M A S A Q U I N A S , welke, gelijk
HEDEN.
de geleerde Ierfche Aardsbisfchop U S H E R
duidelijk heeft beweezen, allereerst ter
verdeediginge van deeze wijze van ontflagverleeninge heeft gefchreeven. Zomtijds wierdt de zalving gevoegd bij de
oplegging der handen, in het geval van
de wederaanneeminge van zulke Ketters
en Scheurmaakers , welke , geduurende
hunnen ketterfchen of fcheurmaakenden
ftaat, gedoopt waren. De reden hiervan was, omdat hun doopzel, buiten
de Kerkgemeenfchap ontvangen, kragtloos en van geene waarde zijnde, zij onderftcld wierden het eigenlijke uitwerkzei van den Doop te ontbeeren: te weeten , de genade of zalving van den Heiligen Geest.
De tijd der abfolutie fchijnt bepaald geweest te zijn aan den dag van het lijden
onzes Zaligmaakers. Eenige boetvaardigen wierden tot de gemeenfehap der Kerke aangenomen, door de vrijfpraak, zelf
naa hun overlijden; inzonderheid was dit
het geval der zulken, die, geduurende
hunne boetedoening, ftierven. 't Is noodloos aan te merken, dat de abfolutie, te
gader met alle andere Kerkelijke tuchtoeffening, oorfpronklijk huisvestte in de
handen des Bisfchops, en door hem wierdt
medegedeeld aan de Ouderlingen en Diakenen alleen. In gevallen, egter, van

CEWOON

de

G E S C H I E D E N I S .

56*?

de dringendfte n o o d z a a k l i j k h e i d , fchon- O E W O O f ken de Kerkrcgels de vrijheid aan een L e e k T E N en


o m den D o o p te mogen t o e d i e n e n , eer- P L E G T I G
HEDEN,
der dan te gedoogen dat een geloofsleerl i n g ongedoopt z o u fterven.
E e n i g e zonden waren ' e r , welke den
o v e r t r e e d e r buiten de mogelijkheid f i e l den om immer vrijfpraak te k u n n e n ontvangen : oorfpronklijk waren deeze de
drie groote zonden v a n afgoderije, o v e r fpel en moord. E n , h o e w e l , i n 't v e r v o l g , deeze ftrengheid merkelijk verzagt
w i e r d t , door algemeene
toeftemming,
n o g t h a n s , w i e r d t tot aan het uiterfte de
Kerkgemeenfcbap geweigerd aan z u l k e gel o o f s a f v a l l i g e n , die h u n geheele leeven
lang i n hardnekkigheid en onboetvaardighcid v o l h a r d d e n , en alleenlijk om de
vrijfpraake v e r z o g t c n , wanneer de angftcn des doods hen hadden aangegrecp c n . D e Patriarch alleen hadt de magt
aan z i c h behouden om aan zwaare en ergerlijke overtreeders zondvergiffenis te
fchenken.
D e oordeelkundige H O O K E R , fpreekende o v e r de misbruiken v a n het geeven
van abfolutie i n de Roomfche Kerk, d r u k t
z i c h i n deezer voege u i t : S t i j f en fterk
beweeren zij [de
Roomsch-Katholijken]
d a t , wat o o k een boetvaardige moge
d o e n , zijne v e r b r i j z e l i n g , zondbelij denis en genoegdoening v a n geene
kragt zijn om te verftrekken als w e e zenlijke deelen i n dat S a k r a m e n t , en
Nn 4
ge-

9 )

568 G O D S D I E N S T I G E
- gevolglijk niet toereikende zijn ter
T E N en
wegneeminge van zijne zonden, in zo
PLEGTIG
verre zij yan den boeteling zeiven afHEDEN.
komftig z i j n , zonder het medeoverleg
van den Leeraar, maaralleen in zo ver re als zij door de magt en het gezag des
Leeraars worden voorgefcbreeven.
Ten z i j , derhalven, de Priester gene>, gen en bereidvaardig z i j , heeft G o d ,
door zijne belofte, zich zeiven, om
zo te fpreeken, zodanig de handen gc bonden , dat hij het nu niet meer in
zijne magt hebbe om iemand de zonden
te vergeeven. Geen ander antwoord
kan hij geeven, dan hetgeen de Engel
aan L O T gaf: Ik kan niets doen." Vervolgens de waare natuur en de uitwerkzels der abfolutie befchrnvende, fpreekt
hij aldus : Twee uitwerkzeJs heeft,
derhalven, het woord der herderlijke
vnjfpraake: ten aanzien van de mis daad, verklaart het ons alleenlijk ont" ? ?
^ b u l d i g h e i d , en
, herfteld in Gods gunst; doch wat aan gaat het regt in gewijde en godlijke ge heimenisfen, welker w i j , door de zon, de, onwaardig waren geworden, gelijk
de magt der Kerke ons voorheen kragt daadig verhinderde om tot dezelve toe
te treeden, zo herftelt dezelve, op
onze m 't oogloopende boetvaardig heid, onze vrijheid, maakt de banden
los, met welke wij gebonden waren,
lcheldt al het voorleedene kwijt, en
BEWOON

V a n

d e

z o n d

neemt

G E S C H I E D E N I S .

56*9

neemt ons wederom aan , alsof wij nim- 3EW00NJ


T E N en
mer waren afgeweeken."
Wegens het gebruik en oogmerk der PLEGTIGabfolutie, drukt zich de beroemde Aards- HEDEN.
bisfchop T I L L O T S O N aldus u i t : Z e e r
, waarfchijnlijk is het, dat van deeze
wonderdaadige gaave, om de geheime.
gedagten en overleggingen van des
menfchen harten te kennen, voornaamlijk afhing de zo genaamde magt der
j , fleutelen : ik bedoel de magt, om de
zonden kwijt te fchelden of te houden.
Want z i j , die het voorregt bezaten om
de harten der menfchen te kennen, zou den dit op vaste gronden kunnen doen,
en boven alle misvatting verheven zijn
in de oeffening van hunne magt, ten
aanzien van bijzondere perfoonen.
D o c h , in zulken zin zijn de Priesters
en dienaars der Kerke niet van misflagen bevrijd, en zij kunnen het niet
weezen: omdat zij niet in de harten
der menfchen kunnen zien, of zij i n
oprechtheid boetvaardig en tot zond, , vergiffenis geregtigd zijn, dan niet.
Want het kan niet in mij opkoomen,
dat de Zaligmaaker met de woorden,
Wiens zonden gij vergeeft, dien zijn ze
vergeeven ; en wiens zonden gij houdt,
dien zijn ze gehouden , iets meer be doeld hebbe dan eene bloote en eenvoudige verklaaring van de beloften en
dreigementen des Euangeliums; welke
verklaaring door eenen iegelijk mensch,
Nn 5
zo
}

5?*>

G O D S D I E N S T I G E

eswoo; f. 5 )
' T E N et

rj-EGTII ;

zo wel als door de Apostels en dienaars


der Kerke, kan gedaan worden. W a n t ,
- 55 dat God den boetvaardigen zijne zonden
HEDEN
; 55 wil vergeeven, doch den zondaar niet
wil vergeeven, ten zij hij zich bekee55 r e , is even waar wanneer deeze ver, klaaring koomt uit den mond van een
, , gemeenen Leek, dan uit dien van een
Apostel. E n , wat aangaat de abfolutie
van deezen of geenen bijzonderen
mensch, hoewel een Leeraar der K e r k e ,
uit hoofde van de bedrevenheid in zijn
beroep en veelvuldige ondervinding,
doorgaans en met reden mag vermoed
, , worden, een kundiger regter te zijn
over iemands bekeering, dan andere
menfchen , en daarom, met meer ge zag en tot grooter gerustftelling voor
den boeteling, zijn gevoelen en oor deel wegens hem mag verklaaren, de wijl h i j , evenwel, niet in zijn hart kan
zien, kan hij omtrent denzelven be droogen worden. E n , indien dit ge beure, dan zal zijne verklaaring, dat
j , zijne zonden vergeeven zijn, dat w i l
55 zeggen, zijne abfolutie, hem niets baa5, ten; gelijk, van den anderen kant, zij ne weigering om hem zondvergiffenis
te fchenken, indien hij waarlijk boet vaardig z i j , hem geen nadeel zal toe brengen: even eens gelijk de uitfpraak
van een kundig Regtsgeleerde van
, grooter gezag is, en ons grooter gerust, heid geeft, ten aanzien van ons regt
9

tot

GESCHIEDENIS.

,1

571

tot eenigen eigendom , dan het ge-, J E W O O N *


voelen van een anderen mensch, die T E N en
van een ander beroep i s , en onder-1' L E G T I G - '
ftcld wordt niet zo veele kennis van H E D E N .
zaaken te hebben. D o c h , met dit alles, zijne verklaaring verandert de
natuur der zaaken niet; en indien de
Wet tegen ons getuige, is ons regt
van eigendom ongegrond, niettegen ftaande het gevoelen des kundigen
Rcgtsgeleerde over de deugdelijkheid
onzer zaake."
Op eene andere plaats drukt zich de
Aardsbisfchop aldus uit: ,, De Proteftanten
befchouwen de abfolutie des Priesters
niet als volftrekt noodzaaklijk tot de
vergeeving der zonden, maar alleenlijk
als eene uitfpraak, dienende tot opbeuring en gerustftelling van den boete ling. Van hier dat onze Kerk [de Engelfche'] niet vordert het geeven van
eene uitdrukkelijke abfolutie aan een
ftervenden boeteling, dan in geval 1c hij zelve die begeere. D i t dient
ten overtuigenden bewijze, dat, vol gens het gevoelen onzer Kerke, de
, , Priesterlijke abfolutie niet volftrekt
noodzaaklijk wordt vereischt tot de
zondvergiffenis en zaligheid des boete lings."
Drie formulieren van abfolutie vindt
men in de Liturgie der Engelfche Kerke.
D e eerfte is die van het morgen-gebed:
5, Almagtige God die magt heeft ge3) gecj 5

572
GEWOON
TEN en
PLEGIG HEDEN.

G O D S D I E N S T I G E

f f?, ~
J
S t en fcheldt
hJu
,
g^ruikt bij
het bezoeken der kranken: Onze Hee
" ?
, i
,
s , die aan zijne
"
g t heeft nagelaaten door
j zijn gezag, aan mij toevertrouwd,
vergeef ik u , enz." De derde is die
van den dienst des Avondmaals: D e
Almagtige God die de vergiffenis
der zonden heeft beloofd zij
^
, , nadig, enz." In kragt en betekenisl e , zegt Bisfchop S P A R R O W , zijn deeze
drie formulieren van den zelfden aart
Even gelijk wanneer een Vorst aan
, , iemand zijner dienaaren last hebbende
gegecven om alle de boetvaardige over,
treeders, wie ze ook mogen weezen,
uit de gevangenis te ontflaan, het in
J I ? f?
g , met opzigt tot
de ilaaking van den gevangene, over een zou uitkoomen, of deeze dienaar
zeide: Uit kragt van den last, mij ge geeven onder des Vorften zegel en
handtekening, ontflaa ik deezen gevan gene; of aldus: De V o r s t , welke mij
deezen last heeft gegeeven, ontflaatuof eindelijk: De Vorst fcheldt u de
misdaad kwijt en ftelt u op vrije voc
o ten."
C V

H i

1}

v e r

t W e e d e

d e

m a

C H

e e f

R I S T

3 9

U l t w e r k i n

{>

De plegtigheid der abfolutie, welke de


fchenkt aan gekroonde hoofden,
velke hij inden ban gedaan hadt,gefchiedt
I:orthjk aldus. De Paus, verzeld van zijI len Apostolifchen hofftoet, plaatst zich,
] ?aus

op

G E S C H I E D E N I S .

S73

op een kostbaaren throon, voor de St. U E W O O .


Pieters-Kerk opgericht. Voor deeze ver- T E N en
gadering verfchijnen de Gezanten der ge- PHLEEDGETNI G. bannen Vorften, werpen zich neder aan
de voeten van zijne Heiligheid, verzoeken om vergiffenis in den naam hunner
Meefteren, en vraagen om de abfolutie.
Voorts leggen zij hunne handen op het
Misboek, en zweeren, bij de heilige
Euangelien, en bij het heilige krucifix,
gehoorzaamheid aan de Kerk. V e r v o l gens zingen de Paus en twaalf Kardinaalen het Miferere; bij het begin van ieder
vaers flaan zij den Gezant op de fchouders. De plegtigheid wordt beflooten
met gebeden, en de oplegging van eene
boete, evenredig aan de misdaad der vrijgefprokenen.

You might also like