Professional Documents
Culture Documents
G.H. Schuller, Het Swart Toneel-Gordijn: en de Penning Met Het Veelhoofdig Monster / (W. Meijer)
G.H. Schuller, Het Swart Toneel-Gordijn: en de Penning Met Het Veelhoofdig Monster / (W. Meijer)
J. F.
van SOMEREN,
MC
UTRECHT
1900
OitDHEIDK11JND1.
G. H. SCHULLERR, HET SWART TONEEL-GORDIJN
EN DE PENNING MET HET VEELHOOFDIG MONSTER.
Prof. Dr. Ludwig Stein gaf in 1890 een boek uit, getiteld : Leibniz en Spinoza, een boek dat, afgezien van de groote wijsgeerige
waarde die het heeft, een belangrijk letter- en geschiedkundig gedenkboek mag worden genoemd.
Onder de Bijlagen waarmede dit werk is verrijkt , vinden wij o. a.
elf brieven van Schuller aan Leibniz en drie van Leibniz aan Schuller.
Wie was deze Schuller?
Slaan wij het boek van den Heer K. 0. Meinsma op , dat ons
zooveel nieuws heeft medegedeeld betreffende Spinoza en zijn
Kring", dan vinden wij aangeteekend dat Schuller te Wezel geboren
was ; in 167 t , 20 jaren oud te Leiden in de geneeskunde studeerde
en zich te Amsterdam vestigde waar hij in 1675 woonde in de
Kortsteeg On de gestofeerde hoet" maar later verhuisde naar de
Nieuwe Dijck op de hoeck van de Sinter Klaesstraet en aldaar op
het laatst van Aug. 1679 overleed.
Holland was in lien tijd het staatkundig en letterkundig middelpunt van Europa ; Franschen , Engelschen en Duitschers stelden er
prijs op , te vernemen wat hier gebeurde , beraamd en geschreven
werd; alle geleerden bezochten ons vaderland om met de beroemde
Republiek en zijne bewoners kennis te inaken, terwijl hunne boeken
niet zelden op onze persen gedrukt en van Amsterdam , Leiden en
Rotterdam uit , naar het buitenland werden gezonden.
George Herman Schuller nu , die zich veel meer met letterkundige
dan geneeskundige studien bemoeide ; tenzij men de goudmakerij
waarvan hij een vurig aanhanger was , ondler laatstgenoemde wetenschappen zou willen rangschikken , George Herman Schuller had
1900.
58
OUDHEIDKUND.1.
OUDHEID]UND.
59
eeu
OUDHEIDKUNDE.
6O
deren
Cornelis
en
Joan
Cornelis
en
Johan
OUDHFIDKUNDE.
61
62
OIJDHETDKUNDE.
OUDHHEIDKUNDE.
63
Nu herleeft weer in aller gemoed de herinnering aan de bewonderenswaardige heldenfeiten van den burgemeester en de raadslagen
van den door koningen gevreesden staatsdienaar."
Wie gevoelt niet dat hier gedoeld wordt op gebeurtenissen eenigen tijd na den (Tood der de Witten voorgevallen , en welk tijdstip
is hiervoor beter te kiezen dan bet ongunstige jaar 1677, toen de
Ruyter gesneuveldl was, Maastricht verloren, de Prins telkens verslagen en door alien als een struikelblok voor de vredesonderhandelingen werd bescbouwd.
De mededeeling van Schuller alzoo , in verband met de afdrukken
en de verklaring der gedenkpenning in het tweede deel van bet Swart
Toneelgordijn, ons niet voor 1677 hekend, zoowel als de beteekenis
van het randschrift op de keerzijde der medaille , brengen ons tot de
overtuiging dat deze penning in 1677 vervaardigdl en verspreid is.
Zien wij nu verder de Naarder Verklaring in , dan blijkt dat bet
veelhoofdig monster een zeer bepaalde zinnebeeldige beteekenis
heeft, die grooten(ieels te verklaren is 1 ).
De leeuw is ongetwijfeld Lodewijk XIV , koning van Frankrijk ,
als zijnde de grootste vijand der republiek.
De Var kan zijn bet oude Kalf van 't wijt beroemde Delft , bet
kan alweer niet rusten , 't Heeft peper in de neus en moet zich
wat verlusten. Het dier. . is razend dol enz." zooals wij lezen in de
Resolutie van 't Hollende Kalf,, losgebroken uit het Delfse Borgerhock op den letsen Aug. 1672 in de gedaante van acht en thien
Edele Heeren Officieren enz. gevonden in Ambassade van Delft
naar den Haghe .... om zijn Hoogheit den Heere Prince van
Oranien een gelimiteerde Commissie op te offeren tottet Versetten
van hare Magistraten."
,,De felle Dog heeft toegevat." Dit is Verhoef die J. de Wit den
eersten slag toebracht. D'Eenhoorn is Engeland.
De slang , die Cornelis de Wit den doodsteek geeft , is Tichelaar,
1) Voor iemand die in de Hollandsche letterkunde van dien tijd ervaren is, zijn
de meeste gedichten nit het Swart Toneelgordijn te onderkennen aan den Stijl.
Althans zoo Word L' in de Voorrede beweerd,
64
OUDHEIDKUNDE.
die hem valsch beschuldigde van een aanslag op het levee van
den Prins.
Het Paardje is de vertaling van Equuleus, den Romeinschen naam
voor bet foltertuig waarmede Cornelis de Witt gepijnigd werd.
De beer ('t Westfaalsche zwijn) is de Bisschop van Munster en
de wolf de Bissehop van Ceulen ; vie de Tijger is weet ik niet.
Bij Muller, Historieprenten N. 2327 is de Tijger Engeland.
,,Nog staat voor 't laatst Kier aan te mercken
Een vuijl, onnut en gruwzaam Vercken."
Dit Vercken kan bet gemeen zijn , het Haagsche grauw ; maar
kan ook een andere beteekenis hebben. Op de Bibliotheek van
Thijsius te Leiden berust een pamphlet getitell: Het Haegsche
Boschverken en daar wordt als ik goed lees , Ds. de Lantman bedoeld.
Onzeker is, de ,mens quae toto se corpore miscet, de geest die
het geheele beest bezielt, maar hoogst waarschijnlijk wordt hiermede
Oranje bedoeld, die ten slotte door den moord der de Witten het
meest bevoordeeld werd en zeker de grootste tegenstander van de
Witt was , al is het ook nergens aangetoond dat hij in den aanslag
betrokken was of zelfs daarvan geweten heeft.
Ter vergelijking en bestudeering van deze penning is overigens
van het meeste gewicht een dergelijke, geslagen bij bet ontzet van
Groningen in 1672 , waarop de Hoer De Dompierre de Chaufepie zoo
vriendelijk was mij opmerkzaam to maken. Deze penning vertoont
alle deelhebbers in den oorlog van 1672 en wanneer men de daarop
voorkomende borstbeelden omkeert , ziet men den beestenkop waardoor ze meestal worden aangeduid.
Niet altijd komen deze met de dieren op onze penning overeen.
Er blijkt echter ten duidelijkste nit , wat ook in de Naarder Toe
passing wordt to kennen of to raden gegeven on door Schuller
met zoovele woorden wordt gezegd, dat bet geheele beest een bepaalde beteekenis heeft.
De plaats waar en de kunstenaar door wien de penning vervaardigd werd heeft men ons evenzeer trachten to verbergen als
de namen der dichters van de verzen van het Swart Toneelgordijn.
-
OUDHEIDKUNDE.
65
66
OUDHEIDKUNDE.
vermoeclelijk om den tuin laten lei(len. Veel weer ligt bet voor
de hand (lat Jan Rieuwerts of Albertus Magnus, Schullers vrienden
als uitgevers van het Tooneelgordijn zijn aan to merken, vooral
daar een der verzen met J. R. is geteekend. Het oorspronkelijke
uitgeversmerk van Jan Rieuwertz , den ouden , heb ik niet kunnen
vinden ; daar deze echter vroeger in 't Martelaarsboek woonde , is
bet niet onwaarschijnlijk dat wij in dit plaatje het merk van Jan
Rieuwertz den Ouden hebben te erkennen , voor hij zich met Boom
en andere uitgevers verbond.
Waarschijnlijk is dus bet tweede deel van bet Swart Tooneelgordijn, bij Jan Rieuwertz uitgegeven.
Behalve deze penningkundige en letterkundige, is er naar mijn
bescheiden oordeel echter ook nog een belangrijke geschiedkundige
beteekenis aan de verspreiding der boekskens en der penningen te
hechten. Zoowel het eene als het andere bewijst dat men niet
alleen zeer ontevreden was over den gang van zaken , maar ook
dat een machtige partij naar krachtige middelen omzag om de
volksmeening to bewerken en een omkeering tot stand to brengen.
In het derde Deel van bet Gordijn lezen we blz. 16 een vers van
F. de Haas, waarin deze regels:
P.
OUDHEIDKUNDE.
67
Hoe men in Amsterdam en Dordrecht over 's Prinsen gedragingen oordeelde is reeds hierboven herinnerd.
Het roosje op de penning is volgens den Heer Bas Veth een
aanduiding dat zij to Dordrecht is geslagen en de kostbare uitvoering o, a. in goud , bewijst ons dat voor deze betooging geen
kosten werden ontzien.
flat alles nu is niet van Schuller en zijne vrienden ,,op do
Nieuwe Dijck in de Westfaalsche Koning" uitgegaan , niet van
F. van Bergen , van Jan Rieuwertz , D. van Hoven , Abb a , J. van
Vondel en dergelijken , mij dunkt dat daarin ook de regeering van
Amsterdam en Dordrecht is betrokken geweest. Ja zelfs is het niet
onimogelijk dat Hendrik Kasimir, Stadhouder van Friesland mode
van de samenzwering verdacht kan worden. Doze had reeds tijdens
het zoogenaamde Stadhouderloos Bewind (alsof de Republiek ooit
geheel zonder Stadhouder geweest was !) pogingen gedaan om in
Holland vasten voet on hooge krijgsambten to verkrijgen , 't geen
natuurlijk ten koste van Willem III zou zijn geschied. Zijn
moeder Albertina Agnes was daarover in heftigen strijd geraakt met
de weduwe van Frederik Henrik. Maar in den aanvang van het
jaar 1677 was de spanning tusschen Willem III en Hendrik Kasimir
zeer hoog gestegen , omdat de ^eerstgenoemde buiten kennis van
den jongen Stadhouder en de Staten krijgsvolk uit Friesland wilde
lichten , en bovendien in den strijd tusschen Groningen on de
Ommelanden ten voordeele van den ,Lande" besliste. (Zie v. d. Arend
Dl. IV 2de Stuk blz. 188, 218 enz.)
In datzelfde jaar benoemde de Friesche Stadhouder, Johan van
der Waeyen, den grooten Coccejaan die door Willem III uit Holland was gebannen , tot Professor to Franeker , en hoe groot de
onderlinge verbittering is geweest , die niet weinig werd aangestookt
door de belanghebbende Mogendheden in don Haag, blijkt wel het
meest hieruit, dat men or later in 1684 toen het verzet tegen
Willem III to Amsterdam op het hoogst gestegen was , over gedacht
heeft Hendrik Kasimir tot Stadhouder of Bevelhebber van Amsterdam to waken. (zie Wagenaar Deel XVI blz, 195 en van don
Arend Dl. IV.)
68
OUDHEIDKUNDE.
69
OTTDHEIDIJUNDE.
Ondeucht.
Vleyery.
d'Sinnen.
't Eylant Vryekeur.
Hol-landt.
P. d. Oranje.
d' Magistraat.
S. Generael.
Kievit en van den J. de Wit.
Horst.
Buat.
C. de Wit.
Odyck.
C. de Wit.
d'Oude Princes.
d'Afgesette Magistraat.
Sulighem.
de Groot.
Loevesteyns gebroet. P. d. Orange.
d'Oude Princes.
J. Groot.
C. de Wit.
Fagel.
Cocceanen Arminia- d Lantman.
nen, Menisten, Socinianen.
Van der Aa.
Bentingh.
Beverningh.
Hovelingen.
Ondersaten.
De Seeven Vereenigde
Provincien.
'