Professional Documents
Culture Documents
Corrosie
Corrosie
Corrosie
iOOFDSTUK 1
Corrosie
9 bijlagen
HOOFDSTUK 2
Verven
7 bijlagen
HOOFDSTUK 3
Onderhoud algemeen
12 bijlagen
HOOFDSTUK 4
Dokken
5 bijlagen
HOOFDSTUK 5
De klassebureaus
9 bijlagen
HOOFDSTUK 6
Scheepvaartinspectie
HOOFDSTUK 7
Klassebureaus en Scheepvaartinspectie
HOOFDSTUK 8
Surveys
5 bijlagen
HOOFDSTUK 9
ISM code
HOOFDSTUK 1
CORROSIE
1.o
Inleiding
zijn:
1.1.
HET CORROSIE PROCES
Voortbouwend op de drie genoemde chemische invloeden onderscheidt men drie vormen van
corrosie:
- chemische corrosie
- fysisch chemische corrosie,
- elektrochemische corrosie,
die in deze paragraaf besproken zullen worden.
Zuiver chemische, corrosie is het resultaat van ee
metaal (of een legeri~~$)
@dde omgeving welke in dit
In het algemeen is daarvoor een hoge temperatuur noodzakelijk opdat de reactie in een
redelijke tijd verloopt.
Een bekend voorbeeld is de vorming van hamerslag tijdens het srneedproces dat immers bij
hoge temperatuur (ca 800C) plaats vindt en waarbij het ijzer direkt reageert met de zuurstof
uit de lucht. Bij het walsen van staal treedt hetzelfde verschijnsel op maar het gevormde
produkt wordt dan "walshuid" (eng. millscale) genoemd.
Ook de bekende aanloopkleuren bij het harden van staal zijn het gevolg van deze corrosievorm: het uiterst dunne laagje ijzeroxide dat bij hoge temperatuur tijdens het harden gevormd
wordt (enkele atomen dik), absorbeert alle golflengten van het opvallende licht behalve de
golflengten die bij blauw horen; die worden teruggekaatst en veroorzaken de blauwe kleur
van het geharde oppervlak.
De samenstelling van het gevormde roest is in de bovengenoemde gevallen FexOY.waarbij
de suffixen x en y aangeven dat de rost bestaat uit een mengsel van onbekende hoeveelheden Fe0 en Fe0 en Fe203.
Er zijn ook metalen waarbij de hoge temperatuur niet noodzakelijk is voor de vorming van een
oxydelaag; voorbeelden: Aluminium en Chroom.
Bij deze metalen vormt zich aan de lucht direct een dunne oxydelaag met de volgende
eigenschappen:
1.
De laag is ondoordringbaar voor gassen zodat zuurstof niet meer bij het onderliggende verse metaal kan komen waardoor het corrosieproces stopt.
2.
Het oxidehuidje hecht bijzonder goed aan het onderliggende metaal zodat de bescherming niet verloren gaat door afbladderen of afschilferen.
3.
Als het huidje beschadigd wordt en het onderliggende metaal bloot komt, vormt dat
verse metaal direkt een nieuwe oxidelaag die de corrosie tot staan brengt.
Er is hier dus sprake van een paradox: hoewel deze metalen zeer gemakkelijk corroderen,
staan zij bekend als en zijn zij "roesf'vrij.
Fvsisch chemische corrosie is het gevolg van de penetratie van bestanddelen uit de omgeving in het materiaal waardoor de eigenschappen van het materiaal veranderen.
H
astics voor en er zal hier niet verder op worden ingegaan.
Elektro chemische corrosie of galvanische corrosie is voor de praktijk de belangrijkste van de
bovengenoemde corrosievormen en de rest van dit diktaat is dan ook aan deze vorm gewijd.
et proces zou te ver voeren en trouwens de kennis van een
chemicus vereisen; daarom wordt hier volstaan met een verkorte weergave zodat de lezer
enig begrip van het proces verkrijgt.
Metalen en metaallegeringen zijn opgebouwd uit ionen (met positieve lading), gerangschikt in
een onbeweeglijk patroon, waarbij elektronen (negatieve lading) vrij door het materiaal
bewegen (door die vrije elektronen is een metaal geleidend voor elektriciteit). Een metaal-ion
is een atoom of een groep atomen die n of meer elektronen verloren heeft. Daarbij is in het
metaal het aantal ionen in evenwicht met het aantal elektronen zodat het metaal elektrisch
neutraal is.
Wanneer dat metaal nu in contact is met een geleidende vloeistof (een zogenaamd elektroliet), zullen er enkele ionen van het metaaloppervlak in oplossing gaan. Daardoor wordt het
evenwicht tussen elektronen en ionen verbroken: er zijn relatief te veel elektronen en het
oplossingsproces vindt een eigen evenwicht: per tijdseenheid gaan er evenveel ionen in
gkeren. Daarbij dient men te weten dat
ssing gaan dan die van een edel metaalen dus
2.
3.
Aan de kathode ontstaat een teveel aan elektronen dat moet worden afgevoerd wil
het proces voortgang vinden.
Met de elektronen die uit de kathode treden kunnen nu twee dingen gebeuren:
a.
of zij vormen met in de vloeistof aanwezige (positieve) waterstof-ionen waterstofgas dat dus aan de kathode ontwijkt, dit noemt men waterstofcorrosie en
treedt op in zure elektrolieten.
b.
of zij vormen met in het elektroliet opgeloste zuurstof de reactie O, + 2 b O +
4e = 40H- welke reactie eveneens elektronen verbruikt; deze reactie staat
bekend onder de naam zuurstofcorrosie en treedt op in neutrale elektrolieten,
ook in zeewater dus.
Geliikmatiae corrosie.
Het kenmerk is een gelijkmatige aantasting van het gehele metaaloppervlak.
Het metaal moet in dit geval uit een of meerdere componenten bestaan en het
oppervlak moet nat of in ieder geval vochtig zijn zodat aan de genoemde
corrosievoorwaarden wordt voldaan.
Mogelijkheden:
Aanwezige structuu~erschillen;verschillende verbindingen van het metaal
bijv. ferriet en cementiet in staal en verder verontreinigingen, slakinsluitsels
e.d.
Spanningsverschillen: het gaat hier om mechanische spanningsverschillen die
namelijk verschillen in potentiaal veroorzaken.
Temperatuurverschillen die aanleiding geven tot verschillen in oplosbaarheid
en dus in potentiaal.
De eerstgenoemde maakt direkt duidelijk waarom staal dat op het eerste gezicht een metaal
is, in "gunstige" omstandigheden toch zal corroderen. Staal is namelijk opgebouwd uit de
componenten ferriet en cementiet en daartussen bestaat voldoende potentiaalverschil om
roestvorming te veroorzaken.
2.
Plaatselijke corrosie
Dit wordt ook "pitting" of "putcorrosie" genoemd.
Het materiaaloppervlak wordt zeer plaatselijk aangetast en er vormen zich diepe
putjes; de putvorming kan zeer snel verlopen.
Het is hierbij noodzakelijk dat er een zeer klein anodeoppervlak staat tegenover een
groot kathodeoppervlak, het materiaalverlies gaat in de diepte.
Deze corrosievorm treedt op:
Bij plaatselijke beschadiging van een beschermende laag.
Bij een kleine mechanische beschadiging van het oppervlak.
Bij aanwezigheid van vreemde deeltjes op het oppervlak.
Wanneer er zwerfstromen zijn.
Bij vloeistofkolking die plaatselijke zuurstofconcentraties tot gevolg hebben.
Interkristallijne corrosie.
Een metaal is opgebouwd uit een zeer groot aantal afzonderlijke groepen atomen,
zogenaamde kristallen: normale afzonderlijke afmetingen 1/10 tot 1/100 mm.
Op de grenzen tussen de kristallen verzamelen zich tijdens het stollen de onzuiverheden en Iegeringselementen die anodisch zijn tegenover het materiaal uit de kristallen.
De kristalgrenzen zullen dus corroderen.
Ook hier zet het materiaalverlies door corrosie zich in de diepte voort (klein anodeoppervlak) en volgt daarbij per definitie de kristalgrenzen waardoor de kristallen hun
samenhang verliezen en het materiaal zijn sterkte verliest.
Interkristallijne corrosie komt vooral voor bij staalsoorten die met chroom en nikkel zijn
gelegerd: roestvrij staal.
4.
S~anninascorrosie.
Deze corrosievorm treedt alleen op als er een trekspanning in het metaaloppervlak
aanwezig is en begint daar waar deze spanning zijn hoogste waarde bereikt
Men neemt aan dat het begin van deze corrosievorm een microscheurtje is ten
gevolge van de hoge trekspanning. Het verse breukvlak in de grond van de scheur is
ten opzichte van de rest van het metaaloppervlak onedeler en dus anodisch zodat de
scheur zich in de diepte voortplant.
De scheur kan zich voortplanten langs de kristalgrenzen (interkristallijn) of dwars door
de kristallen (intrakristallijn), afhankelijk van de plaats van het beginscheurtje.
5.
Spleetcorrosie.
Treedt op in zeer nauwe spleten (5 1/20 mm).
Tussen de vloeistof in en buiten de spleet ontstaat een verschil in samenstelling In de
spleet is een lagere zuurstofconcentratie waardoor potentiaalverschillen ontstaan die
het metaal in de spleet oplossen.
Deze corrosievorm komt voor bij slecht verpakte pijpflenzen en tussen pijpen en hun
isolatie wanneer daar vocht tussen gekomen is.
6.
Frettina corrosie.
Ook genoemd: schavielroest of pakkingroest.
In tegenstelling tot de hiervoor beschreven vijf soorten elektro-chemische corrosie is
fretting een chemische corrosie die als volgt wordt verklaard:
Wanneer twee op elkaar geklemde stalen onderdelen ten opzichte van elkaar
minimale bewegingen kunnen maken, ontstaat er slijtage tussen de oppervlakken
waardoor die oppervlakken uit zuiver ijzer zullen gaan bestaan. De spleet tussen de
objecten heeft hierbij een dikte in de orde van grootte van 11400 mm.
Door de altijd aanwezige zuurstof ontstaat er een laagje ijzeroxide dat door de
bewegingen weer wordt afgeslepen zodat zich een soort slijpmiddel vormt waardoor
het proces versneld verder gaat.
Men komt het verschijnsel tegen bij kogellagers die langdurig stilstaan in trillende
omstandigheden (tijdens vervoer bijv.) waarbij onder de kogels cirkelvormige putjes
ontstaan die een glad oppervlak hebben.
De remedie bestaat uit twee akties:
Zorg door inklemming van het lager ervoor dat er geen beweging meer
mogelijk is.
Houdt het gehele lager ruim in het vet waardoor er geen zuurstof mee bij de
staaloppervlakken kan komen.
HOOFDSTUK 2
CORROSIEBESTRIJDING
2.0
ALGEMEEN.
In dit hoofdstuk komt de bestrijding van corrosie aan de orde. Men dient zich hier te realiseren dat het niet mogelijk is om het corrosieproces volledig tot staan te brengen: zolang er
sprake is van metalen en metaallegeringen die in contact staan met de omgeving zullen die
materialen worden aangetast.
Wel zullen gerichte maatregelen ertoe kunnen leiden dat het corrosieproces aanmerkelijk
wordt vertraagd; soms zelfs in zodanige mate dat de leek zal concluderen dat het corrosieproces gestopt is.
Uit de beschrijving in het vorige hoofdstuk van mogelijke corrosievormen kan de beste
bestrijdingsvorm al worden afgeleid.
Voor CHEMISCHE CORROSIE is dat de scheiding van het metaaloppervlak van de omgeving.
Bij ELEKTRO-CHEMISCH zijn er vier mogelijke vormen van bestrijding:
1.
Zorg voor een effectieve scheiding tussen anode of kathode ter ene en het elektroliet
ter andere zijde; in aanmerking komen o.a. galvaniseren en schilderen.
2.
Zorg ervoor dat anode en kathode niet meer elektrisch in contact zijn, oftewel:
onderbreek de elektronenstroom.
3.
Introduceer een derde metaal dat nog onedeler is dan de aanwezige anode; kathodische bescherming is hiervan een voorbeeld.
4.
Vervang het materiaal door een ander dat zo edel is dat corrosie niet of nauwelijks
meer voorkomt.
5.
Voeg aan het elektroliet stoffen toe die de ionen binden.
In de volgende paragrafen worden de aangegeven bestrijdingsmethoden nader toegelicht.
2.1.1
Metalen deklagen.
Voor staal komen in aanmerking zink, tin en chroom.
Het aanbrengen van een deklaag van zink heet: galvaniseren of vuurverzinken, engels: hotdip galvanising.
Het te verzinken voorwerp wordt eerst ontdaan van aanwezige roest en vuil en vervolgens
ontvet; daarna wordt het in een bad van gesmolten zink (ca 500 'C) gedoopt. Als het er uit is
gehaald, krijgt het voorwerp de gelegenheid uit te druipen waarbij zich een laag metallisch
zink op het oppervlak vormt. De beide staalcomponenten ferriet en cementiet zijn nu effectief
gescheiden van het elektroliet en er is dus geen sprake meer van een tot corrosie leidend
galvanisch element.
Galvaniseren wordt in de scheepsbouw veelvuldig toegepast voor kleinere onderdelen zoals
scepters, bouten en moeren, onderdelen van laad- en losgerei, enz. Constructie-elementen
van grote afmetingen kunnen niet worden gegalvaniseerd omdat men afhankelijk is van
afmetingen vam het grootste in de galvanische industrie beschikbare zinkbad.
Het bijzondere van de methode is dat de zinklaag zelfherstellend is. Daarmee wordt bedoeld
dat een beschadiging van de zinklaag niet tot nieuwe roestvorming leidt. Zink en staal vormen
namelijk samen weliswaar een galvanische element waarbij het zink als anode dienst doet en
dus corrodeert, maar het corrosieprodukt is zinkhydroxide dat de beschadiging afdekt
waardoor het proces stopt en de zinklaag niet verder wordt aangetast.
De zinklaag kan ook worden aangebracht door "schooperen" (metalliseren of vlamspuiten).
Hierbij wordt in een op een pistool lijkend apparaat een zinkdraad elektrisch gesmolten en
met behulp van een indifferent gas onder druk als fijne vloeistofnevel op het werkstuk
gespoten.
De vloeistofdruppeltjes hechten door hun arbeidsvermogen van beweging en stollen op het
staaloppervlak tot een ononderbroken laag.
De temperatuur van de metaalnevel is ter plaatse van het werkstuk lager dan 60C zodat ook
makkelijk smeltbare of brandbare stoffen verzinkt kunnen worden.
Een tinlaag kan eveneens door vuurvertinnen worden aangebracht maar een elektrolytisch
methode wordt ook vaak toegepast (daar wordt hier niet verder op ingegaan).
Het grote verschil met zink als deklaag is dat de tinlaag niet zelfherstellend is (tin is immers
edeler dan staal) zodat een beschadiging onherroepelijk tot corrosie van het staal leidt. Een
goed voorbeeld hiervan is het conservenblik dat uit dunne vertinde staalplaat (men noemt
dat: "blik") bestaat. Na een (vochtige) opslagperiode zijn conservenblikken geroest. De reden
dat deze blikken niet verzinkt worden is dat zink giftig is en dus niet acceptabel als verpakking
van voedingsmiddelen.
Chroom wordt elektrolytisch aangebracht en vormt dan een harde en slijtvaste laag. Deze is
echter poreus en zal dus op den duur niet afdoende beschermen: de chroomlaag gaat
afschilferen. Daarom behoren te verchromen werkstukken eerst te worden verkoperd om een
goede hechting te krijgen; daarna vernikkeld ter afdichting en dan pas verchroomd om de
gewenste corrosiebestendigheid te krijgen. Het oppervlak is dan tegelijk glanzend, hard en
slijtvast geworden.
Een bijzondere vorm van het aanbrengen van een deklaag, is het veranderen van de
oppervlaktelaag van het metaal.
In dit verband kent men:
Bruineren van staal.
Blauwen van staal.
Bij bruineren wordt het staal verhit terwijl er een oliesoort opgebracht wordt welke zich met
het staal verbindt en het oppervlak bruin kleurt.
Bij blauwen wordt staal bij een temperatuur van 900' aan de inwerking van stoom blootgesteld. Het gevormde laagje Fe203wordt dan gereduceerd tot Fe304dat de blauwe
kleur veroorzaakt.
De te fosfateren onderdelen worden in fosforzuur gedompeld of daarmee bespoten. Er vormt
zich een dun laagje (1-30 ^m) ijzerfosfaat. Het laagje is te dun om langdurige corrosiebescherming te geven maar het is enigszins ruw en verf hecht er zeer goed op. Als onderlaag
voor verf voor kleinere onderdelen wordt het dan ook regelmatig toegepast.
Anodiseren is het dikker maken van de bestaande oxidelaag op lichtmetalen. Dit wordt
gerealiseerd door het werkstuk in een zuur (oa zwavelzuur) aan galvanische werking bloot te
stellen. De dikkere oxidelaag geeft een grotere corrosiebescherming.
Men kan op deze manier verschillende kleuren aan het lichtmetaal geven en de methode
wordt ook gebruikt om een betere hechting aan verflagen te geven.
2.1.2.
Organische deklagen.
In aanmerking komen verf, (konserveer)vet en diverse kunststoffen.
2.4
EDELER METAAL TOEPASSEN
Voor de goede orde wordt dit hier wel genoemd maar niet verder besproken.
ELEKTROLIET VERANDEREN
inhibitors
Dit zijn bepaalde chemische stoffen die de corrosiesnelheid aanzienlijk verlagen wanneer zij
in kleine hoeveelheden aan een elektroliet worden toegevoegd.
Zij worden aan boord toegepast in pijpsystemen van o.a. stoomketels.
Het ketelwater en het voedingswater moeten altijd een zeer hoge zuiverheid hebben en
worden doortoe o.a. onthard, gespuid, ont-olied, ontdaan van ionen, enz.
Om corrosie van het pijp-inwendige te bestrijden moet het zuurstofgehalte van het ketelwater
verlaagd worden. Dit bereikt men door toevoegen van hydrazine (N2H4,een zeer giftige en
bijtende vloeistof) dat met zuurstof water vormt en stikstof dat in de ontgasser wordt
verzameld en afgevoerd.
Overigens: in diezelfde ontgasser wordt ook zuurstof opgevangen. Die zuurstof komt vrij
omdat de oplosbaarheid in water van hoge temperatuur gering is.
Deze laatste alinea heeft formeel niets met het onderwerp van de paragraaf te maken.
HOOFDSTUK 3
KATHODISCHE BESCHERMING
3.0
ALGEMEEN
Kathodische bescherming is, na verf, het meest gebruikte corrosiebestrijdingssysteem in de
scheepvaart. De naam is ontleend aan het feit dat het te beschermen werkstuk - het schip kathodisch wordt gemaakt in het galvanische systeem schip-zeewater.
Het is algemeen gebruikelijk de onderwaterhuid te voorzien van een corrosiewerende verflaag
zodat een verdere bescherming, zoals een kathodische, niet nodig zou hoeven te zijn. Echter:
een verflaag is niet volledig dampdicht en er komen porin (pinholes) in voor zodat het
zeewater (elektroliet) toch in aanraking met het staal kan komen en de corrosie kan beginnen.
Daar moet aan worden toegevoegd dat de verflaag altijd beschadigd wordt door ankerkettingen, contact met kades, drijvende voorwerpen, enz.
Daarom is er behoefte aan een extra corrosiebescherming waarvoor kathodische bescherming in aanmerking komt.
Een tweede, minstens even belangrijk gevolg van KB is dat de ruwheid van de huid klein
blijft, er vormt zich immers geen roest die toppen en dalen in het staaloppervlak veroorzaakt.
Die gladdere huid kan 5 tot 10 % brandstofbesparing tot gevolg hebben.
problemen. Zeer kleine hoeveelheden (14 ppm) ijzer als verontreiniging van het zink vormen
namelijk een afsluitende film op het oppervlak van de anode waardoor de beschermingsstroom afneemt en dus eveneens de efficiency als anodemateriaal. Wel gunstig is dat zink
geen neiging tot zelfcorrosie heeft zoals staal.
De hoeveelheid zink die opgelost moet worden om stroom te produceren is relatief laag: ca.
11 kg voor 1 Aljaar. Dit wijst op een goede efficiency.
Aluminium
Zoals in paragraaf 1.1 genoemd, vormt aluminium in een corrosieve omgeving een zeer
stabiel laagje aluminiumoxide. Dit laagje verhindert de ionen in oplossing te gaan en dus is
zuiver aluminium ongeschikt als anodemateriaal. Echter door legeren met kwikzilver od
indium qordt de vorming van de oxidelaag voorkomen en is de legering wel bruikbaar. Vaak
wordt dan ook nog zink of tin toegevoegd om de potentiaal te verlagen en daarmee de
stroomproductie te verhogen (zie bijlage 5).
Magnesium
Dit metaal heeft de laagste potentiaal (dus hoogste stroomproductie per opgeloste kg) van de
genoemde en is uit dit oogpunt dus zeer aantrekkelijk als anodemateriaal. Het blijkt echter te
lijden aan zelfcorrosie (twee of meer componenten) en dit wordt verergerd als er uiterst kleine
verontreinigingen koper, nikkel of ijzer aanwezig zijn.
In de praktijk is de efficiency van het materiaal dus maar betrekkelijk en het wordt dan ook
niet zoveel meer gebruikt.
De vraag naar beschermingsstroom hangt af van:
Het onderwateroppervlak van de scheepshuid (geladen, in ballast, enz).
De toestand van de verflaag.
Aantal en grootte van de beschadigingen.
De scheepssnelheid.
De watertemperatuur.
Het zoutgehalte van het water.
De verontreiniging van het water.
Aangezien al deze factoren binnen ruime grenzen fluctueren en ook de beschermingsstroom.
geleverde door de anodes, niet constant is omdat deze laatsten ongelijkmatig oplossen, zijn
vraag en aanbod van die stroom, ook bij het beste ontwerp nooit in evenwicht.
Tijdens de eerste dokbeurten zal dus moeten worden beoordeeld of plaats en aantal van de
anodes moeten worden aangepast.
3.2.
ACTIEVE KATHODISCHE BESCHERMING.
(eng: impressed current method).
In dit systeem wordt een beperkt aantal anodes (meestal twee tot vier aan elke scheepszijde)
op de huid aangebracht.
Door voor deze anodes een edel materiaal te kiezen, bereikt men dat zij nooit vervangen
hoeven te worden. De ionen van dat materiaal gaan immers niet in oplossing.
Nu moet de potentiaal van die anodes nog omlaag worden gebracht tot beneden die van de
stalen huid opdat deze laatste zich als kathode gaat gedragen.
Dit bereikt men door een elektriche stroom te introduceren van huid naar anode. De sterkte
van de stroom moet in ieder geval groter zijn dan de natuurlijke stroom van (edele) anode
naar de (onedele) huid; de natuurlijke stroom wordt dan weggedrukt. Men heeft nu een anode
met een kunstmatig lage potentiaal en het staal van de huid "denkt" dat het edeler is en
gedraagt zich als kathode: het corrodeert niet. De wegdrukstroom komt uit het boordnet via
Passief systeem.
Voordelen:
De investering is lager dan bij een actief systeem.
-Redelijke foolproof en er is weinig toezicht nodig.
De installatie is eenvoudig en extra anodes kunnen eenvoudig worden
bijgeplaatst als de bescherming niet voldoende blijkt.
Het is onmogelijk om de stroom in de verkeerde richting te laten lopen
(daardoor zou snel ernstige corrosie ontstaan).
Nadelen:
Actief systeem
Voordelen:
Nadelen:
Electronic Current
L
w
2e
2e
Electrons
CATHODE
ANODE
Negative
Pole
Positive
Pole
Conventional
Current
\ 4e
xygen Diffusing
Inwards
Dissociated Water
---
W-
H-O-H
+ [+OH-
H+-
1t
Aclive ..
Fe = Fec
!o2
l
l
+2e
cl-
Inactive
protected.
(RUST)
Positivo Current
ll
----
2 ~ +2e
'
=H,
Diagrammatic galvanic cel1 exemplifying the corrosion of iron in sea water. Note
that both the clectronic current in the extemai circuit and the positive current in the sea
water flow from the anode to the cathode, and that both hydrogen evolution and oxygcn
rcduction occur.
STEEL BOLT,
INSULATING
ALUMINIUM BOLT
IN
INSULATING
L ^ J \
ANODE
REFERENTIE
ELEKTRODE
De Computercontroller
De computercontroller meet de actuele beschermingsstroom van de
kathodisch beschermde scheepshuid. Met deze informatie wordt bepaald
hoeveel beschermingsstroom er nodig is. De computer regelt vervolgens de
beschermingsstroom-sterkte zo, dat de scheepshuid optimaal beschermd
wordt. De zinken referentie electroden die op de scheepshuid zijn
gemonteerd, leveren een input signaal aan de computer. Dit signaal
correspondeert met de hoogte van de beschermongsstroom die nodig is
voor optimale kathodische bescherming.
Op een display wordt de output van de computer weergegeven en het
dispplay toont ook de potentialen van de vier referentie electroden in mv.
Verder zitten er 6 led's op de display voor de volgende functies:
1.
Callibratie en zelftest
2.
Automatisch 1 overbescherming
3.
Hand bediening
4.
Referentie elektroden
Betekenis van de voorgaande bedrijfstoestanden.
1. Callibratie en selftest
Alle callibraties worden automatisch verricht door de microprocessor, om de
9 uur of steeds wanneer het systeem wordt gereset. Op het display zal het
lichtje "callibrating" gaan branden. Deze callibratie en zelftest neemt enige
seconden in beslag, maar als het systeem gereset wordt duurt de callibratie
5 tot 10 minuten. Daarna wordt automatisch overgeschakeld naar de
automatische stand; de gewone bedrijfsstand.
cel met een "overbeschrmd" voltage is. (zie verder in deze paragraaf). De
computer is geprogrammeerd om het potentiaal verschil referentie celscheepshuid op ongeveer 250 mV te houden. Dit setpoint is afhankelijk van
het scheepstype en het vaargebied. Het overbeschermings voltage ligt bij
+50 mv. De werking van de computer zal met behulp van een voorbeeld
worden verduidelijkt.
Het schip heeft viuer referentiecellen.
Op een gegeven moment geven de cellen de volgende aflezingen:
cel #2
1
1
cel #3
cel
(M
375 mV
1
1
250 mV
250 mV
1
1
cel #2
215 mV
cel #3
110 mV
2. Automatische stand
In de automatische stand zal de computer steeds de output van de
beschermingsstroom aanpassen, gebaseerd op de metingen van de vier
referentie electroden (referentie cellen). De referentiecel met de meest
positieve output, is de cel waar de computer mee te werk gaat, mits er geen
1.
cel #2
cel #3
2.
265 mV
65 mV
3. Hand bediening
De hand mode is een back up circuit, volledig gescheiden van de computer.
Als de computer defect raakt zal de handmode automatisch ingeschakeld
worden en het lampje "manual" zal dan gaan branden. Met het schroefje
manual adjust" kan de gewenste beschermingsstroom worden ingesteld.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de tabel op blz. 4 om de juiste
beschermingsstroom te bepalen. Deze is afhankelijk van de gebruikte
stroomweerstand (150 A, 350 A, 600 A of 900 A)
4. Referentie elektroden
Er zijn vele referentie elektroden in gebruik gesteld door verschillende
fabrikanten, maar nu is men het erover eens dat de elektrode van zuiver
zink toch het beste is. Om twee redenen wordt voor zink als elektrode
gekozen:
- overbeschermd staal
+ 50 mV tot
- 999 mV
Schroef- en roerbescherming
Praktijk voorbeelden zijn er bijna niet te geven van het systeem. Dit komt
omdat het systeem volledig geautomatiseerd is. Het enige wat er in de
praktijk wordt gedaan is het bijhouden van de meters (de volt en
amperemeters) Hierbij wordt de datum en de positie geschreven, zodat bij
falen van het systeem in een bepaalde omgeving (zeewaterconditie) kan
worden teruggezocht naar vorige instellingen van het systeem in die
omgeving.
Milivoltmeter
Deze lichtgewicht anodes hebben ook een elliptische vorm en worden ook
'in" de scheepshuid gemonteerd. Deze anodes zijn zelfs goed voor 75
ampere. Ze worden meestal gemonteerd bij het voorschip, waar hoge
beschermingsstroom nodig is en waar de "beschadigers" zich bevinden.
Deze anodes worden vaak gebruikt op ijsbrekers, omdat ook deze anodes
in de scheepshuid zijn verzonken.
Elke dokperiode moeten de anodes worden gekontroleerd en eventueel
worden vervangen.
Alle anodes moeten gesoleerd zijn van de
scheepshuid. Deze isolatie is nodig om het systeem goed te laten
functioneren. Zonder isolatie zou de beschermingsstroom in de buurt van de
anode in de scheepshuid blijven steken.
Bij alle anodes wordt de elektriciteitskabel doorgevoerd via een kofferdam
konstruktie. Deze kofferdam zit aan de achterkant van de scheepshuid. Op
deze manier is de waterdichtheid van de scheepsromp gegarandeerd. Elke
dokperiode moeten de anodes worden gecontroleerd en desnoods worden
Overzicht
MONITORING
BRUSH ASSY.
lL
l'
l
ground
shaft input 1 /2
rnE.
MATERIAAL METINGEN
EUROPE
Rieldekkerslraal 16
P.O. Box 4222 2980 GE Ridderkerk (Holland)
Tel 01804-63200 Tlx 62382 Fax 01804-62240
--
date: 16-10-92
1 checked:
drg: MM 107
1 Issue:
scale:
DECK-STRUCTURE
RUDOERSTOCK
mx
MATERIAAL METINGEN
EUROPE
Rietdekkerstraat 16
P.O. Box 4222 2980 GE Ridderkerk (Holland)
Tel. 01804-63200 Tlx 62382 Fax 01804-62240
IUDDERSTOCK
GROUNDING ASSY.
milds to be mlde
by SHIPYARO
welds t e be made
by SHIPYARD
2
3
4
l
COFFERDAH- s l i e t
M - l O d O stalnless steel
H- 10 WASHER ss
1 H-10
1 COVER
DETAIL OF CUT-OUT
spring washer ss
PLATE
I N SHIPS PLATING
9
10
I URVC
F I L L E R CAP
1 CABLE GLANO
HOOFDSTUK 2
VERVEN
1 .o
Inleiding
Verven zijn bij kamertemperatuur vloeibare substanties welke in relatief dunne lagen worden
opgebracht op voorbewerkte oppervlakken middels diverse technieken. De verfdikte varieert
van 10 tot 300 urn.
Termen als lakken, harsen, coatings, hebben dezelfde betekenis als het woord verven.
Vernis, beits, plamuur e.d. zijn bijzonder verfsoorten.
Het doel van verven is altijd:
het onderliggende materiaal beschermen;
het oppervlak verfraaien;
het voorkomen van aangroei van organisch materiaal.
Dit laatste punt geldt vooral bij het onderwatergedeelte van een schip. Verf bestaat hoofdzakelijk uit 3 hoofdcomponenten:
1
het bindmiddel of filmvormer;
2
oplos en verdunningsmiddelen ;
3
pigmenten en hulp-en vulstoffen.
Na droging blijven alleen de componenten 1 en 3 over.
Er zijn ontelbare soorten en typen verf die bovendien nog vaak met elkaar gemengd worden
om speciale eigenschappen te krijgen of andere te onderdrukken.
Het belangrijkste bestanddeel van verf is het bindmiddel, het is in hoge mate bepalend voor
de eigenschappen van de gedroogde laag. In de verfnaam vindt men dan ook dikwijls het
bindmiddel terug, bijvoorbeeld zinkepoxy.
1.1
BINDMIDDELEN
Het bindmiddel is in de bus nog opgeloste vorm aanwezig, dat wil zeggen dat de bindmiddelmoleculen nog vrij en ongestructureerd in het oplosmiddel aanwezig zijn. Tijdens het
aanbrengen begint het drogingsproces dat verschillend is voor de verschillende bindmiddeltypen.
Wanneer het bindmiddel dan gedroogd is, is het een min of meer taai vlies dat blank en
doorzichtig is en vaak enigszins gelig. De bindmiddelmoleculen hechten aan elkaar en aan de
ondergrond.
De bindmiddelsoorten zijn:
1
oxydatief drogend
2
fysisch drogend
3
chemisch drogend
4
silicaten
De silicaten zijn anorganisch in tegenstelling tot de drie eerstgenoemde die alle drie van
organische oorsprong zijn.
1.
Deze zijn de basis van de conventionele verven zoals die ook al door Rembrandt werden
toegepast. men moest in die tijd echter natuurlijk grondstoffen zoals lijnolie gebruiken. Deze
hebben een zeer lange droogtijd, soms zelfs jaren voor volledige uitharding. Men noemt deze
verven tegenwoordig natuur- of bioverven.
In de tegenwoordige tijd zijn de natuurlijke grondstoffen vervangen door synthetische
middelen, die geproduceerd worden in de petrochemische industrie en bestaan uit alcoholen
en olievetzuren.
Samenvoeging uit de Engelse benamingen levert de benaming ALKYD- verven op.
Het droogproces verloopt als volgt
Zodra zij in contact komen met de lucht verbinden twee of meer bindmiddelmoleculen zich
door een zuurstofatoom als verbindingsbrug op te nemen waardoor de uiteindelijke vorm min
of meer stervormig wordt. Deze sterren liggen willekeurig door elkaar, kleven aan elkaar en
aan de ondergrond en vormen zo het gewenste vlies op het oppervlak nadat het oplosmiddel
verdampt is.
Alle met terpentine verdunbare verven zoals de grond-, lakverven en menieverven zijn
alkydharsen.
Eigenschappen van deze verven zijn:
goede weerstand tegen atmosferische invloeden;
blijven langdurig glanzen;
onderwatergedompeld hebben ze de neiging tot verzepen, dat wil zeggen ze vallen
uiteen in de oorspronkelijke elementen (alcohol en olievetzuur);
ze worden aangetast door sterke basen en worden hierdoor dof bijvoorbeeld door
gebruik van soda;
deze verf is altijd op te lossen in aceton
Deze verven vormen ook altijd een vel in de bus als deze eenmaal open is geweest. Er is dan
namelijk zuurstof bijgekomen. De bus na gebruik spoelen met stikstof voorkomt velvorming
maar is in de praktijk niet toepasbaar.
Naarmate de bus leger is, is de velvorming sterker.
2.
Deze verven bevatten tot 75% oplosmiddel. In de bus zweven de lange, ketenvormige
bindmiddelmoleculen vrij rond in het oplosmiddel. Na het uitsmeren verdampt het oplosmiddel
en blijven de molcuuldraadjes over in een ongestructureerd patroon achter.zij hechten aan
elkaar en aan de ondergrond. bij de droging treedt er geen enkele reactie op tussen de
bindmiddelmoleculen. Er wordt dus alleen maar uitdampen van het oplosmiddel. Het proces
is per definitie dus omkeerbaar. De gedroogde verf is dus in zijn eigen oplosmiddel weer
oplosbaar.
de bekendste fysisch drogende verven zijn:
chloorrubber verven
vinylverven
zijn goed bestand tegen zeewater en worden daarom veel als onderwaterverf gebruikt;
drogen zeer snel;
goed verwerkbaar bij lage temperatuur;
hebben een fraaie oppervlakte glans;
bij afbranden komen giftige chloordampenvrij;
zijn betrekkelijk zacht en niet slijtagebestendig;
Een bijzonder soort fysisch drogende verven zijn de bitumeuse verven. Het bindmiddel is hier
natuurlijke bitumen of koolteerdestillaat in een oplosmiddel.
Bij hoge temperaturen worden zij week en zakken dan uit of scheuren. Deze verven zijn goed
bestand tegen chemicalin.
Latexverven an acrylaatlakken zijn ook fysisch drogend. Het oplosmiddel is hier water.
3.
Deze verven worden ook wel 2-componenten verven genoemd. Voor het aanbrengen moet
de inhoud van twee bussen met de stamcomponent en de hardercomponent zorgvuldig
worden gemengd
Zodra de menging tot stand is gebracht beginnen de oplosmiddelen te verdampen en begint
eveneens een chemische reactie tussen de componenten waardoor de moleculen ontstaan
met een drie dimensionale netstructuur die weer hechten aan de ondergrond. Het verloop van
reactie is afhankelijk van de temperatuur. De moet minimaal 15 'C bedragen om volledige
uitharding mogelijk te maken.
De bekendste soorten zijn hier:
epoxyharsen;
polyurethaanharsen of isocyanaatlakken
Eigenschappen van deze verven zijn:
ze zijn hard, slijtagebestendig en stootvast;
voor een goede hechting moet de ondergrond zeer zorgvuldig schoongemaakt worden
wil men een goed hechting verkrijgen;
ze zijn zeer goed bestand tegen chemicalin;
kunnen niet overgeschilderd worden met verf op alkydbasis vanwege de sterke
oplosmiddelen;
zijn erg duur.
Er zijn tegenwoordig ook eenpots chemisch drogende verven. Men heeft nu reactieremmende
stoffen toegevoegd die hun vertragende werking verliezen bij contact met de buitenlucht. Een
eenmaal geopende pot is niet lang meer houdbaar.
4.
Silicaten
Het bindmiddel bestaat bij deze verven uit basische silicaten waarbij water of alcoholverbindingen -als oplosmiddel worden toegevoegd. Na verdampen blijft er een harde cementachtige
laag over.
Zij worden dikwijls met zinkstof gepigmenteerd en heten dan zinksilicaten.
Eigenschappen:
zijn goed bestand tegen oplosmiddelen en bepaalde chemicalin en vinden daarom
o.a. toepassing als beschermlaag in tanks van chemicalintankers;
zijn bestand tegen temperaturen tot 4OO0C;
voor een goede hechting aan de ondergrond worden zeer hoge eisen gesteld;
hoge vochtigheid tijdens het aanbrengen kan een voordeel zijn.
l.2
OPLOSMIDDELEN EN VERDUNNINGSMIDDELEN.
Deze stoffen komen vrij bij het opbrengen van de verf en zijn afhankelijk van het soort
oplosmiddel meer of minder schadelijk voor de gezondheid en het milieu.
Het doel van de oplosmiddelen is tweeledig:
l de toegepaste harsen in een stabiel oplossing houden;
2 het produkt verwerkbaar maken.
De eigenschappen waar het om gaat zijn:
het oplossend vermogen;
de verdampingssnelheid; achterblijvende resten veroorzaken een slecht duurzaamheid van de verf.
Voorbeeld en van oplosmiddelen zijn:
terpentine toegepast bij alkydharsen
alcoholen
esters
ketonen
l.3
PIGMENTEN
Dit zijn fijne poedervormige stoffen die als suspensie in de vloeistof zweven. het doel van
deze middelen is:
kleur geven aan de verf;
de verf dekkend maken
de ver corrossiewerened maken;
de verf een aangroeiwerende werking geven.
In vernis ontbreekt een pigment waardoor deze verf kleurloos en doorzichtig is.
Kleurstoffen zijn 0.s metaaloxiden, bijvoorbeeld koperoxide dat een groen kleur geeft. Ook uit
steenkool en aardolie worden kleurstoffen gehaald.
Voor de dekkende werking worden altijd witte pigmenten gebruikt zoals loodwit, zinkwit en
lithopon. Lithopon is een mengsel van zinksulfide en bariumsulfaat.
Deze stoffen zijn niet erg geschikt voor buitenwerk omdat ze snel vergelen.
Een beter middel is titaanoxide. Dit is echter veel duurder. Het wordt vaak gemengd met
voornoemde middelen.
Verven die gebruikt worden in de scheepsbouw moeten altijd actief werkende roestwerende
eigenschappen hebben . Alleen afdekkende laag geven is niet voldoende i.v.m. altijd optredende beschadigingen en daaruit voortvloeiende corrosie.
Voorbeelden zijn:
loodoxide in alkydharsen
zinkchromaat, wordt veel toegepast in de scheepsbouw;
zinkfosfaat;
zinkpoeder in epoxies, chloorrubbers en silicaten;
aluminium poeder. Deze verfsoorien staan bekend onder de naam silverpaint.
De anticorrosiewerking.
Deze berust op het principe van het galvanisch element. De zinkdeeltjes vormen de anode,
het scheepsstaal de kathode. Het zink gaat dus in oplossing.
De elektronen die uit het kathodeoppervlakte treden vormen met de zinkionen en de OHionen en de opgeloste zuurstof zinkhydoxides die de porin in de ver geheel opvullen en dan
het elektroliet volledig van het staal scheiden.
Opmerking
Alle staal dat op de scheepswerf gebruikt wordt, wordt eerst ontdaan van roest e.d door
machinaal gritstralen en direct daarna voorzien van een roestwerende laag van slechts 25 um
Deze laag moet niet alleen roesten voorkomen maar moet het tevens mogelijk houden om
aan de plaat te lassen en te branden zonder dat er schadelijk gassen vrij komen. vel
toegepast wordt zinksilicaat op waterbasis.
1.4
HULPSTOFFEN
l.5
VULSTOFFEN
Deze stoffen worden toegevoegd om de verf dikker te maken zodat sneller een dikkere laag
opgebracht kan worden. Tevens vullen zij de porin in de verf waardoor deze beter afsluit
tenen vocht. Ook vergroten zij de dekkrachten de mechanische sterkte.
Plamuur bestaat in principe uit dezelfde bestanddelen als verf maar het gehalte aan vulstof is
veel groter. De hechting op de ondergrond is matig en het neemt makkelijk water op. In de
scheepsbouw dus niet toepasbaar.
Polyester- en epoxyplamuren hebben deze nadelen niet maar zijn dan ook een stuk duurder.
ANTI-FOULINGS
2.0
lnleidinq
De belangrijkste functie van een anti-fouling is de huid schoon en glad te houden zodat het
brandstofverbruik laag blijft.
In de literatuur wordt vermeld dat middelmatige aangroei al tot een IOYO a 20% hoger
brandstofverbruik leidt.
Bijkomende functies van de AF zijn;
bescherming van de anti-corrosielagen waardoor ruwheid en aantasting van het staal
worden voorkomen;
verfraaiing van het onderwaterschip, alhoewel niet iedereen deze mening deelt.
Anti- fouling behandeling van schepen is al zo oud als de weg naar Kralingen. Houten
schepen uit vroegere tijden werden al ingesmeerd met teer. Het effect was echter nihil.
Later, in de l g e eeuw werden de schepen bespijkerd met koperen platen, die effectieve
aangroei voorkwamen. Het fenomeen koper vindt men nu noch terug in bepaalde typen AF
verf bijvoorbeeld in "brons bottom" anti fouling.
Vanaf die tijd is men ook andere AF-verven gaan ontwikkelen. Deze ontwikkeling staat nog
lang niet stil. Men heeft op dit moment uitstekende AF-verven. De meeste zijn echter zeer
schadelijk voor het milieu. Alle AF- verven waarin de zogenoemde zware metalen zitten
behoren tot de groep van milieu onvriendelijke stoffen.
2.1
AANGROEIMECHANISME.
het seizoen;
de hoeveelheid licht in het water;
temperatuur van zeewater;
het zoutgehalte;
vervuiling van het water;
plaats van het schip.
2.2
BIOCIDES.
De meest praktische manier om aangroei te bestrijden is nog altijd het gebruik van vergiften
die de aangroeiende organismen doden.
Vroeger was dat meestal een koper of een koperverbinding. Ook arsenicum en kwik kwamen
voor.
De laatste twee zijn intussen verboden uit milieu oogpunt. terwijl koper niet op stalen schepen
toegepast kan worden..
Uit milieu oogpunt zouden alle biocides verboden moeten worden. Het begint al bij de
fabricage wat al niet geheel risicoloos verloopt. Ook bij het aanbrengen wordt het personeel
aan de biocides blootgesteld. Als laatste moet opgemerkt worden dat niet alleen organismen
aan de huid gedood maar ook vrije organismen in het water.
In het midden van de jaren 70 dacht men lek boven te hebben door de introductie van een
nieuwe AF verf. Men bracht toen organotin verbindingen op de markt (TBT- tributyltin)
Schelpdieren en zeeslakken blijken hiervoor zo gevoelig te zijn dat het intussen het voor de
pleziervaart al verboden is om toe te passen . De rest zal dan wel op korte termijn volgen.
Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de AF verven zijn het gebruik van silconenrubbers
en PTFE (teflon). Deze stoffen zijn zo glad dat organismen zich niet kunnen hechten. Dit kan
nog versterkt worden door toevoeging van olieachtige stoffen die langzaam uit de kunststof
lekken.
Technische problemen met het aanbrengen verhinderen op dit moment nog toepassing.
2.3
SOORTEN ANTIFOULING
1.
De zachte AF'S worden niet meer toegepast. Het bindmiddel bestaat hoofdzakelijk uit een
alkydhars dat in het water zacht wordt en tijdens het varen wordt afgeslepen zodat het
biocide vrij komt. Als het schip stilligt en de AF werking het meest nodig, komt er geen
biocide vrij en kan de aangroei en hechting zich ontwikkelen. Ook kan de verf niet in voldoende dikke lagen worden aangebracht zodat de laag allang versleten voordat het schip weer
naar dok gaat.
2.
Harde anti-foulings
Als bindmiddel wordt hier chloorrubber of vinyl gebruikt. Deze zijn zeewaterbestendig en
worden niet zacht en lossen niet op.
Het biocide (CU20, TBT, enz.) diffundeert door de verfiaag naar buiten en voorkomt zo de
aangroei. Het bindmiddel blijft leeg achter en krijgt dan een iets anders kleur.
Bij stilliggend schip, als de aangroeikans het grootst is, gaat het diffusieproces gewoon door,
zodat de aangroei geen kans krijgt.
Het"Iege1'deel van de verflaag is poreus en neemt na overschilderen een deel van de nieuwe
laag op. Deze laag is dan zijn AF werking kwijt. De oude laag zal dus eerst verwijderd moeten
worden bij het opnieuw schilderen. In de praktijk leveti dit natuurlijk het probleem op dat men
er of teveel of te weinig afhaalt.
Na elke overschilderbeurt wordt de verfiaag ruwer. Dit geef't weerstansvergroting.
Een indicatie an de mogelijke levensduur:
een laag van 75 pm is voldoende voor 12 maanden;
twee lagen van 75 pm zijn voldoende voor 18 maanden.
Dikkere lagen aanbrengen is niet zinvol omdat het biocide dan niet meer naar buiten kan
diffunderen.
3.
Selfpolishing coatings
Deze coating kunnen in alle mogelijke kleuren geleverd worden. Het pigment namelijk
kleurloos
Het bindmiddel is hier een copolymeer van Acrylaat en methylmetracrylaat. Het biocide is
TBT dat chemisch aan het bindmiddel is gebonden. In het water gaat de binding verloren en
komt het biocide vrij terwijl het bindingsmolecuul oplosbaar wordt en dan wordt weggewassen.
Zodra een molecuul wordt weggewassen komt het er onderliggende molecuul aan de beur
en herhaalt het proces zich.
Dit is een zeer algemeen gebruikt middel van de laatste tijd.
Als men uitgaat van dat er bij normale vaart van het schip 6 tot 10 pm wordt weggewassen
dan kan er met een laag van 150 pm I 0 tot 15 maanden gevaren worden zonder enig
probleem met aangroei.
Voor het overschilderen is het alleen nodig om te borstelen waarna direct de nieuwe laag kan
worden opgebracht. Opruwen of schuren is niet nodig. Oude en nieuwe laagouden behouden
hun werking.
Vroeger werd er gezandstraald. Dit is allang verboden. Tegenwoordig gebruikt men bijvoorbeedl hoogovenslak, koperslak en glasscherven e.d. Deze stoffen zijn eenmalig en worden
dus niet gerecycled. Er zijn ook soorten die hergebruikt worden nadat ze gezeefd zijn. Dit zijn
korundkorrels en ook gietijzergrit.
De kwaliteit van het straalwerk is opgenomen in een normalisatie. In de norm zijn duidelijke
omschrijvingen opgenomen van de verschillende straalkwaliteiten. Kleurenfoto's vergemakkelijken de beoordeling.
De kwaliteiten zijn als volgt genummerd:
SA 1
losse roest en vuil zijn verdwenen;
SA 2
roest en vuil zijn nagenoeg verdwenen;
roest en vuil zijn grondig verwijdert; dit is de meest gebruikelijke wijze
SA 2,5
in de scheepsbouw;
het gehele oppervlak heeft zijn eigen metaalkleur teruggekregen.
SA 3
3.1
VOORBEHANDELEN EN OPBRENGEN
Alvorens een staaloppervlak kan worden geschilderd, moet het daarvoor geschikt worden
gemaakt. Dat betekent dat alle vet, vuil, roest (zowel losse als vastzittende) moet worden
verwijderd omdat anders de opgebrachte verf niet goed zal hechten.
Het belang van de voorbehandeling kan niet genoeg worden onderstreept. Het uiteindelijke
succes van een verfsysteem hangt voor een zeer belangrijk deel af van de manier waarop het
te schilderen oppervlak is voorbehandeld en gereed gemaakt voor de applicatie.
De lezer die met een schilderoperatie te maken krijgt, dient zich terdege te realiseren en te
rade te gaan bij de praktijkinstructies die in diverse handleidingen te vinden zijn.
Aangezien dit dictaat slechts algemeen inzicht wil geven in algemene zaken betreffende de
"schilderkunt" worden hierna alleen de hoofdpunten aangestipt.
Vet en vette aanslag gaat men met oplosmiddelen te lijf.
Als het schip eenmaal op zee is geweest, zal er ook zoutaanslag op verflagen aanwezig zljn
Dit kan alleen worden verwijded door wassen en spuiten met zoet water. Op dezelfde manier
worden de zinkzouten afgewassen die door de atmosferische invloeden uit het zinkpigment
van de shopprimer tijdens de bouw ontstaan.
'
Overig vuil en roest worden tegenwoordig bijna altijd met het zogenaamde "gritstralen"
verwijderd, alhoewel de staalborstel en de bikhamer ook nog worden gebruikt.
Opruwen van een bestaande verflaag om de volgende laag een betere hechting te geven.
gebeurt door het zogenaamde "wapperen", dat is gritstralen met het spuitapparaat op enige
afstand van het oppervlak.
3.2
GRITSTRALEN
worden verzameld, gezeefd en hergebruikt (hoge waarde). Voorbeelden zijn korundkorrels, gietijzergrit en staalgrit (= hoekige of ronde korrels welke laatste ook "shot"
genoemd worden). Beide gritsoorten worden alleen in werpstraalmachines gebruikt
3.4
STRAALNORMEN
3.5
OPBRENGEN
VERFSYSTEMEN
4.0
Inleiding
Verf wordt meestal in minstens 2 lagen opgebracht; men spreekt dan van een verfsysteem.
Voor die meerdere lagen zijn verschillende redenen:
Ten eerste bedekt de tweede laag de porin van de eerste zodat het eindresultaat een betere
afsluiting garandeert.
Ten tweede is vaak een bepaalde einddikte van het totale systeem nodig en staat het
verftype niet toe dat die laag in een keer wordt opgebracht.
Een laagdikte van 75 prn is normaal.
Er zijn ook verfsoorten waarin bijna geen oplosmiddel zit en die daardoor in dikkere lagen, tot
wel 200 Pm, (zog. High Build types) kunnen worden opgebracht; zij kunnen alleen met de
spuit worden verwerkt.
Ten derde kan n verflaag meestal niet alle, tegelijk gestelde eisen, voldoen:
- afdekkend,
- corrosiewerend,
- waterbestendig,
- aangroeiwerend,
- verfraaiend,
- anti slip etc..
De eerste laag is altijd shopprimer. Deze wordt echter in het systeem nooit meegerekend
omdat hij dun wordt opgebracht en tijdens de bouw ernstig wordt beschadigd en voor de
schilderoperatie bij de voorbehandeling van het oppervlak bijna gheel wordt weggewapperd.
Vervolgens komen er een of meer lagen, vaak "primers" genoemd. Als daarbij een anticorrosiewerking vereist is, wordt in deze lagen een anti-corrosie pigment verwerkt.
Tenslotte is er de deklaag (-lagen) ("finish") die voor verfraaing moet zorgen en soms ook
nog aan speciale eisen moet voldoen.
Het succes (meestal de levensduur) van het complete verfsysteem hangt af van een aantal
faktoren:
- De totale droge laagdikte van het systeem.
- De soorten en diktes van de afzonderlijke lagen.
- De voorbehandeling van het te schilderen oppervlak.
De genomen maatregelen ter bevordering van een goede onderlinge hechting van
diverse lagen.
De opbrengcondities (vakmanschap van de schilder, gebruikte apparatuur, enz).
De omgevingsomstandigheden.
In de volgende paragrafen worden ter illustratie voorbeelden gegeven van een aantal
verfsystemen aan boord.
De voorbeelden zijn gebaseerd op de verflijst van een in 1984 in Nederland gebouwd
koelschip. In die lijst zijn 67 afzonderlijke systemen gespecificeerd waarvan er hier slechts 10
worden behandeld.
Men dient zich bij de bestudering te bedenken dat de specificatie van een systeem behalve
op kunde ook op kunst is gebaseerd. Dit betekent dat er nooit een juist systeem is te geven.
Ervaringen en voorkeuren van de reder, de verffabrikant, de schildersfirrna en de werf spelen
een grote rol.
4.1
HUID ONDER WATER
75 f l .
- Laag 1 - Intertuf HB Vinyl Tinted
75 @.
- Laag 2 - Intertuf HB Vinyl Aluminium
75 p.
- Laag 3 - Intertuf HB Vinyl tinted
150 prn.
- Laag 4 - Intersmooth BFA Hysol
150 pm.
- Laag 5 - Intersmooth BFA Hysol
.................................................................
totaal
525 pm.
Intertuf HB Vinyl Tinted is een Vinylteerverf (fysisch drogend, dus waterbestendig), High
Build, dus met weinig (10%) te verdampen oplosmiddel en waarbij het pigment hoofdzakelijk
aluminium is en dus anticorrosie.
De tweede laag is eveneens met aluminium gepigmenteerd.
De Intersmooth BFA Hysol is en SPC, gepigmenteerd met TBT.
Met deze SPC-dikte is een aangroeibescherming tot 60 maanden mogelijk zegt de verffabrikant, afhankelijk van de vaaromstandigheden (2% jaar is de gemiddelde dokperiode).
In de verflijst van het voorbeeldschip zijn dan nog voorschriften opgenomen over de voorbehandeling, de tussenbehandelingen, de plaats en het moment van schilderen, enz.
4.2
BOOTTOP
De verflaag tussen wind en water, de zogenaamde Boottop, heeft extra veel te lijden.
Ten eerste zijn er de mechanische beschadigingen door drijvende voorwerpen, ijs, aanraking
met de kade, enz.
En ten tweede wordt de verf aangetast door op het water drijvende olie, en dergelijke.
Vaak wordt daarom een speciaal systeem voor de boottop voorgeschreven dat dan behalve
anticorrosie ook slijtagebestendig moet zijn.
Bedenk ook dat het KB-systeem hier niet goed zal werken. In het voorbeeldschip heeft de
reder het echter niet noodzakelijk geacht om een speciaal systeem voor te schrijven; hij heeft
het topside systeem gekopieerd (zonder de vijfde laag) en alleen een afwijkende kleur geist.
70 pm
70 pm
70 pm
40
----
totaal 250 Pm
"Chlor", wijst evenals de eerste letter "L" op chloorrubber als bindmiddel.
De tweede letter "P" staat voor primer (= onderlaag) terwijl de tweede letter "F" slaat op
"finish" (= eindlaag).
De laatste letter en het driecijferige getal is een code van International Paint.
Het pigment is een mengsel van hoofdzakelijk aluminium en zink.
De vierde laag is ook chloorrubber en is als buitenste laag extra glad en glanzend gemaakt
door hulpstoffen; de glans van een Alkydverf wordt echter niet gehaald.
4.3
HUID BOVEN WATER
70 f l
70 prn
70 pm
40 pm
totaal 230 p
De derde laag is als buitendekverf non-slip gemaakt door toevoegen van houtpoeder
("zaagsel").
4.4
ACCOMODATIE BINNEN EN ZICHTBAAR STAALWERK
80
40
totaal 120 pm
De eerste laag is een witte High Build Alkyd ("C--I'), gepigmenteerd met zinkfosfaat dat ook
voor enige ruwheid zorgt waardoor de laag beter hecht.
De tweede laag is een witte Alkyd en hier toegepast om zijn hoge glans.
4.5
STAAL ONDER RUIMISOLATIE
100 ,urn.
,
Een zwarte bitumineuze Vinylverf, High Build en 100 pm wordt hier voldoende geacht om het
staal duurzaam te beschermen tegen corrosie en wel doordat hij "volkomen" waterdicht is.
Merk op dat er geen anti-corrosiepigment is toegepast.
De ruimisolatie bestaat uit 4 lagen glaswol tot een totale-dikte van ca 300 m m en zo goed
mogelijk luchtdik afgewerkt met Masonite platen, langs de naden gekit. De luchtdikte
afwerking is nodig om te voorkomen dat er vocht in de glaswol dringt die daardoor zijn
islorerende werking verliest. Dat er dan ook geen vocht bij verf en onderliggend staal kan
komen is mooi meegenomen.
DEKKRANEN UITWENDIG
90 pm
90 pm
40 pm
otaal 220 pm
DRINKWATERTANKS
De voorbehandeling moet in dit geval zeer zorgvuldig zijn en is dan ook in de veflijst van het
voorbeeldschip apart omschreven:
- Lasnaden en beschadigingen stralen SA 2%.
- Overige oppervlakken wapperen.
- Scherpe randen "voorstrippen".
125 pm
125 pm
totaal 250 pm
Intergrad is een twee componenten epoxy; THA is een code voor: verf speciaal geschikt voor
drinkwatertanks. Er is in de verf geen anti-corrosiepigment verwerkt; alleen kleurpigment.
Verf voor drinkwatertanks moet:
- niet giftig zijn.
- neen smaak afgeven.
- zo veel mogelijk vrij zijn van oplosmiddelen.
Na het schilderen moet zo'n tank eerst lange tijd mechanisch geventileerd worden om de
oplosmiddeldampen te verdrijven en daarna goed gespoeld worden met drinkwater.
Zorgvuldig controleren op o.a. heilige dagen en porin is noodzakelijk.
In aanmerking komen in het algemeen teer- en bitumineuze verven en oplosmiddelvrije
epoxies.
Vroeger werden deze tanks vaan ge-cementwashed.
BRANDSTOFTANKS
Alleen schoonmaken is voldoende.
Ruwe olie geeft bescherming doordat was uit de olie zich op het staal afzet, maar de laag is
niet aaneengesloten en op kale plekken ontstaan dan geconcentreerde anodes die leiden tot
ernstige plaatselijke corrosie of zelfs pitting.
Bepaalde ruwe olin bevatten zwavel dat met condens in de lege tank zwavelzuur vormt en
dan ernstige corrosie veroorzaakt.
Geraffineerde olieprodukten geven weinig bescherming.
Wanneer de tank ook als ballasttank gebruikt wordt, kan ernstige corrosie optreden door het
zoute ballastwater. Het corrosieproces wordt versneld door tankwassen met zeewater.
Uit het bovenstaande volgt dat de beschermingsmethode wordt bepaald door de ladingsoort.
Toegepast worden:
- Kathodische bescherming indien ook als ballasttank gebruikt.
- Inert gas waardoor de lucht (O,) wordt verdreven.
- Float coat.
- Opgebrachte was- en vetlagen.
- Verflagen zoals:
- zinksilicaten,
- koolteerepoxies,
- polyurethanen,
- 2-componenten epoxies, alles tot een laagdikte van ca 250 prn.
Water
HARDE
ANTI
FOU-LING
Water
Copotgmer
anti foulings
have been
partimla~lg
mcessfld in
r e c d gears in
the m b a i l ding murket.
MINIMUM
TIME
fi
le
2e
3e
4e
laag
laag
laag
laag
7 5 micron.
7 5 micron
75 micron
75 micron
150 micron
150 micron
~ ~ u 0l-ROT
b
UCC,"C,~C~
~ T ~ \ ~ L A T G .
./.
3.
I n droogdok, v o o r o p l e v e r i n g , d i e n t h e t g e h e l e o n d e r w a t e r s c h i p
met h o g e d r u k s p u i t schoongespoten t e worden.
ALGEMEEN
B i j h e t aanbrengen van de SPC d i e n t de t e m p e r a t u u r en v o c h t i g h e i d van d e omgeving gemeten en g e n o t e e r d t e worden.
I n t e r n a t i o n a l P a i n t t r e k t monsters p e r badgenummer.
Op t e k e n i n g a a n t e geven welk badgenummer waar a a n g e b r a c h t .
b adat de 3 p r i m e r l a g e n z i j n a a n g e b r a c h t z a l d e d i k t e h i e r v a n
---.
Schadelijk
op;
irPitwd
HOOFDSTUK 3
ONDERHOUD ALGEMEEN
1.1
Inleidinq
In dit hoofdstuk komt het begrip ONDERHOUD aan de orde waarbij het scheepsonderhoud
extra wordt belicht.
De lezer dient zich te bedenken dat over het scheepsonderhoud weinig literatuur bestaat en
dat het daarom moeilijk is een duidelijk beeld te schetsen, dat tegelijk alle praktische
aspecten bevat.
De begrippen Onderhoud en Reparatie zullen door elkaar worden gebruikt omdat zij dicht bij
elkaar liggen.
Formeel zijn zij niet gelijk:
De onderhoudswerkzaamheden zullen in zeer veel gevallen ook bijna dezelfde blijken te zijn
en
Bij reparatie wordt de tweede handeling in principe weggelaten en daar komt voor in de
plaats:
Het defekte onderdeel wordt vervangen of weer in goede staat gebracht.
- bemanningssterkte, enz.
De onderhoudskosten zijn ca. 70 % van de beheersbare operationele kosten en 25 a 30%
van de totale bedrijfskosten van een rederij.
De planning van het scheepsonderhoud kan door de wal worden gedaan, waarbij de
bemanning een deel van de noodzakelijke informatie verschaft, maar daarnaast niet meer is
dan het uitvoerende onderhoudsorgaan.
Momenteel kiezen moderne rederijen steeds vaker voor een onderhoudssysteem waarbij de
scheepsorganisatie zelf de planning doet en dan ook verantwoordelijk wordt gesteld voor de
kosten (uitvoering, voorraadbeheer, enz.). De bedoeling hiervan is natuurlijk om de
bemanning meer bij de scheeosex~loitatiete betrekken.
a.i.
de onderhoudstheorie maakt me
1.3.5
Bij reparaties door "buitenstaanders" (werf, machinefabriek, e.d.) dient men alles van te voren
te regelen en schriftelijk vast te leggen, wat helaas niet altijd gebeurt of mogelijk blijkt.
Aspecten van dat werk door derden zijn o.a.:
Voor elk afzonderlijk reparatiekarwei een offerte laten maken door de reparateur. Een
offerte (en later ook het contract) moet regelen:
de PRIJS,
de LEVERTIJD,
de OMSCHRIJVING (= bestek = specificatie).
Als een van deze drie ontbreekt, is het geen compleet contract, respectievelijk offerte,
en heeft men een slechte afspraak gemaakt die veel geld zal kosten.
Bijkomende zaken (maar wel belangrijk) die in zo'n offerte (contract) geregeld worden
zijn de aanvangsdatum, betaling- en andere financile voorwaarden, enz.
De specificatie kan het beste door het schip zelf gemaakt worden en bevat onder
andere:
De vereiste werkzaamheden.
Het te vernieuwen materiaal en de te vernieuwen onder-delen.
"Removalstt, de delen die gedemonteerd moeten worden voordat met
het eigenlijke werk kan worden begonnen.
Een aanduiding van de plaats aan boord (en die onderdelen ook ter
plaatse merken).
Met het werfpersoneel de gehele reparatielijst van tevoren doornemen en een
"excursie" maken langs alle te repareren objecten aan boord.
Als tijdens de werkzaamheden nieuwe te repareren delen worden ontdekt, dienen ook
deze te worden geoffreerd (dus prijs, levertijd, omschrijving).
Tijdens de werkzaamheden zelf bijhouden wat is uitgevoerd (dokrapport) en hoeveel
tijd dat gekost heeft opdat later de controle op de afrekening van de werf gemakkelijk
kan gaan. Dit controlewerk vereist zeer veel en intensief toezicht.
Het is sterk aan te raden om zelf het schip zoveel mogelijk klaar te maken voor de
reparaties opdat geen tijd verloren gaat met "voorbereidingen" (goede trim, lege en
schone ballasttanks, plafonddelen gedemonteerd, objecten gemerkt, enz).
Men dient verder vast te leggen waar de benodigde reservedelen aan boord zijn
opgeborgen: te vaak ziet men dat daar tijdens de reparatie naar gezocht moet worden
omdat de man die wel wist waar het onderdeel was opgeborgen, al lang van boord is.
Het is sterk aan te bevelen om bij een reparatieopdracht (ook voor een later ontdekte)
van de werf te eisen dat reeds in de specificatie de volgende twee zaken worden
vastgelegd:
Een tijdschema van de werkzaamheden.
De afspraak dat de werf, na beindiging van de werkzaamheden, alle
achtergebleven rommel dient op te ruimen.
ONDERHOUDSSYSTEMEN
2.0
inleidinq
Zoals reeds in paragraaf 1.3.2 aangegeven bestaan er een aantal verschillende vormen van
onderhoud.
Voor elk odnerdeel, resp. subsysteem aan boord zal men moeten vaststellen welk van die
odnerhoudssystemen is aanmerking komt.
Bij deze keuze tussen de verschillende onderhoudsvormen dient men zich te baseren op een
vergelijking van de kosten. In principe kunnen alle factoren die met het onderhoud te maken
hebben in geld worden uitgedrukt (soms exact te berekenen, soms alleen te schatten). Door
nu de totaalkosten van elke in aanmerking komende onderhoudsvorm te middelen over
gelijke periodes ontstaat een uitstekend beslissingscriterium.
Randvoorwaarden worden hierbij echter gesteld door de veiligheid van schip, opvarenden en
lading en door de omstandigheden waaronder het onderhoud zal moeten worden uitgevoerd.
Onder kosten worden niet alleen de loonkosten en kosten van vervanging verstaan, maar ook
gevolgschades en gederfde inkomsten.
Als uitval van het systeem het gevolg is van het overschrijden van een drempelwaarde
waaraan het systeem moet voldoen,
spreekt men van een storing. Het is gebruikelijk de kans op een storing in een zogenaamde
"badkuipkromme" aanschouwelijk te maken (bijlage 1.2).
Aan de curve kan men drie delen onderscheiden:
l.
Een snel dalende storingskans aan het begin van de periode, welke wij de kinderziekteperiode noemen, of "debugging" periode. In deze periode wordt ook proef gedraaid.
De periode eindigt als de storingskans tot de normale onderwaarde is gedaald.
ll.
l .
Wanneer men nu deze badkuipkromme uitbreidt met een grenswaarde van de storingskans
kan de theorie als volgt worden uitgebreid (bijlage 1.3).
Op een bepaald tijdstip gedurende de kinderziekteperiode wordt het systeem in gebruik
genomen; dat zou het moment moeten zijn dat de storingskans onder de grenswaarde daalt.
In de paktijk wordt hier vaak niet op gewacht zodat uitval in het begin optreedt. Het moment
van overschrijding van de grenswaarde wordt hierna als begin van de nuttige gebruiksperiode
genomen.
Deze nuttige gebruiksperiode eindigt op het moment dat de drempelwaarde van de storingskans overschreden wordt; dat is het moment van uitval. Voor de nuttige gebruiksperiode
wordt de term:
"mean time between faillures":
MTBF
gebruikt. Op het moment van uitval begint de
"failure duwn time":
FDT
de periode gedurende welke men zit te wachten op de komst van de experts die de oorzaak
van de uitval zullen vaststellen.
Als vervolgens de reden van de uitval is gediagnostiseerd, begint de herstel- en testperiode
die eindigt met de nieuwe ingebruikname van het systeem. Deze periode (diagnosetijd +
hersteltijd) is de
"mean time foor repair", de:
MTFR
De beschikbaarheid van het systeem wordt nu gedefinieerd met:
A=
MTBF
MTB F + FDT +MTFR
Tevens zal duidelijk zijn dat de storingskans beter is in te schatten naarmate men meer uitval
met het systeem heeft gehad: men heeft ervaring opgedaan.
Dus: naarmate er meer ervaring met een systeem beschikbaar is (ook verkrijgbaar via de
fabrikant) is de storingskans beter te bepalen en kan ook het onderhoudsprogramma worden
verbeterd waardoor de kosten zullen dalen.
De in 1.3.2 genoemde onderhoudsmethodes zullen nu afzonderlijk worden behandeld.
2.1
CORRECTIEF ONDERHOUD
storingsafhankelijk of curatief onderhoud.
(bijlage1.4)
Men pleegt pas onderhoud op het moment dat de storingskans boven de grenswaarde stijgt,
met andere woorden op het moment dat het systeem faalt. Het systeem is dan niet meer
inzetbaar en eigenlijk heeft men het over reparatie.
Bij de beoordeling van deze onderhoudsvorm spelen de volgende factoren een rol:
De directe kosten zijn hoog; directe ksoten zijn de direct gemaakte kosten zoals
overhaalkosten, kosten van onderdelen, produktieverlies, en dergelijke).
Zij zijn hoog omdat meestal onder tijdsdruk hersteld moet worden en ook omdat
vervangingsonderdelen snel besteld moeten worden wat ze duur maakt en vaak een
lange levertijd betekent (de herstelwerkzaamheden staan langdurig stil in afwachting
van de levering).
In de pure vorm van deze onderhoudsmethode zijn de lopende kosten (kosten die het
gevolg zijn van de investering: bewaking en inspectie, voorraadkosten, renteverliezen
van de reserverveonderdelen, administratie, planning en werkvoorbereiding) nihil.
De gevolgschade kan aanzienlijk zijn als een of meer hogere systemen gestopt
moeten worden.
De gemiddelde kosten over de totale levensduur zijn niet te schatten omdat niet
bekend is wanneer het systeem zal falen.
Men doet veel kennis op over waar en hoe schade kan optreden, als tenminste tijdens
de herstelperiode voldoende tijd ter beschikking is voor onderzoek naar de oorzaak.
Het herstel is niet te plannen, ten eerste omdat men niet weet welk onderdeel zal
falen en verder omdat onbekend is wanneer het systeem zal falen.
2.2
PREVENTIEF ONDERHOUD
Het gaat hierbij om acties tegen het ongepland overschrijden van de grenswaarde van de
storingskans, dus acties tegen ongepland falen van het systeem.
Zoals reeds opgemerkt is kennis over het verloop van de badkuipkromme dan noodzakelijk.
Preventief onderhoud wordt onderverdeeld in:
Modificatief onderhoud.
Periodiek onderhoud.
Predictief onderhoud.
MODIFICATIEF ONDERHOUD
of wijzigingsonderhoud.
Dat komt neer op het plegen van "onderhoud" door het bestaande systeem te vervangen door
een ander systeem met een ander gedrag met betrekking tot de storingskans; men vervangt
dus de onderhoudskosten van een systeem door de onderhoudskosten van een ander
systeem (vermeerderd met de modificatiekosten).
De methode heeft alleen zin als:
De storingskans van het oude systeem in de nuttige gebruiksperiode (MTBF) vlak
onder de grenswaarde van de storingskans ligt, (dat betekent namelijk kans op een
plotseling en onverwacht falen van het systeem.
De MTBF van het oude systeem een grote spreiding vertoont.
De MTBF door de modificatie verbeterd zal worden zodat de kosten per periode lager
zullen zijn.
Een nieuw of verbeterd systeem beschikbaar is.
De volgende factoren spelen bij de keuzebeoordeling een rol:
De direkte kosten, zowel van het te vervangen als van het vervangende systeem, zijn
volledig bekend en dus goed voorspelbaar.
De (nieuwe) lopende kosten moeten geschat worden; aangezien het hier een voor de
gebruiker nog onbekend systeem betreft, moet in het begin met leverancierservaring
worden gewerkt (hetgeen verhogend kan werken op deze kosten). De nieuwe lopende
kosten moeten lager zijn dan de oude, opdat de kosten van de modificatie kunnen
worden terugverdiend.
De kosten van de modificatie zelf kunnen goed begroot worden en zijn dus in de
beoordelingsberekening "bekend".
Kennis van en ervaring met het nieuwe systeem moet weer van voren af aan worden
opgebouwd.
PERIODIEK ONDERHOUD
tijdsafhankelijk of gebruiksafhankelijk onderhoud
(bijlage1.6). .
Na afloop van een vooraf bepaalde periode (en hopelijk voordat het systeem faalt) wordt
onderhoud gepleegd. Voorwaarde voor de toepassing is dat de duur van de nuttige gebruiksperiode bekend is en weinig spreiding vertoont. Een belangrijke overweging is verder dat er
geen ervaring met de redenen van uitval worden opgedaan: omdat immers de werkzaamheden altijd bestaan uit het vervangen van niet-defecte onderdelen, is schade analyse niet
mogelijk (slijtage analyse wel en daaruit kunnen indicaties volgen).
Samengevat:
De directe kosten zijn goed voorspelbaar, echter afhankelijk van de beschikbare
systeemkennis.
Volledig planbaar.
Bij periodiek onderhoud zijn dan nog drie naast elkaar toepasbare uitvoeringswerkzaamheden
te onderscheiden die vooral in diepgang verschillen:
a.
Verzorgend onderhoud
met als doel de algemene conditie te handhaven, resp. conditieverlaging te vertragen.
Het interval voor de ingrijpender beurten (b en c) wordt hiermee vergroot.
Men denke aan: schoonmaken, smeerbeurten, kleine vervangingen en controles.
b.
Periodieke revisie
het gehele systeem wordt periodiek overhaald met de bedoeling het weer in de als
nieuw conditie te brengen.
De methode wordt toegepast wanneer de algehele conditie van het object geleidelijk
afneemt, bijv. bij een dieselmotor.
Bij gecompliceerde apparaten kan het gewenst zijn deelrevisies uit te voeren indien
niet alle onderdelen dezelfde levensduur vertonen. Toepassing van snel verwisselbare componenten (modularisatie) kan dan die deelrevisies vereenvoudigen.
c.
Periodieke vervanging
Binnen vaste intervallen worden componenten van het systeem vervangen door
nieuwe of door gereviseerde componenten.
Het vervangen onderdeel wordt dan in de werkplaats aan de wal door derden in de als
nieuw conditie teruggebracht en getestlbeproefd. Een wisselvoorraad is uiteraard
noodzakelijk.
De mtehode bergt het gevaar in zich van
"overmaintenance".
Een bijzondere vorm is de groepsvervanging zoals vaak bij TL-verlichting
wordt toegepast.
PREDICTIEF ONDERHOUD
of toestandsafhankelijk onderhoud.
(bijlage 1.7)
Dit is onderhoud waarbij het verloop van de storingskans wordt gemten, continu of discontinu.
Uit de metingen is dan het moment te bepalen dat de grenswaarde van de storingskans
bereikt zal worden en overhalen noodzakelijk. Er dient dus een eigenschap van het systeem
bekend en meetbaar te zijn en waarvan het verloop over de tijd aangeeft of, en zo ja, wanneer er een storing zal optreden. Dit meetsysteem zal continu kunnen werken of discontinu
worden toegepast. Bij continu meting kan men dan ook nog een automatische stop inbouwen.
Er is veel kennis van het systeem nodig om de betreffende en te meten eigenschap te
kunnen vaststellen en te kunnen analyseren; daar dienst dus voor genvesteerd te worden.
Tevens zijn de lopende kosten relatief hoog in verband met het feit dat er een detectie
systeem nodig is, dat het faalmoment aangeeft.
Daar staat tegenover dat de beschikbaarheid maximaal is; de MTBF kan niet groter zijn en de
reparatie is geheel planbaar en dus zo kort en goedkoop mogelijk.
Er geldt dus:
De directe kosten (van het overhalen) zijn laag bij voldoende systeem kennis.
De lopende kosten zijn hoog; zij bestaan uit normale lopende kosten en daarboven op
de lopende kosten van het detectie systeem; zij zijn gerelateerd aan zowel de kennis
van het systeem als aan het systeem zelf.
De methode is alleen toepasbaar als er voldoende systeemkennis is zodat een
betrouwbare badkuipkromme kan worden geconstrueerd. Om namelijk na het moment
van foutindicering nog voldoende tijd voor maatregelen te hebben, moet:
de kromme in periode 111 een niet te grote stijlheid vertonen,
de onderwaarde van de storingskans ruim onder de grenswaarde liggen.
De onderhoudsbeurt zelf draagt niet bij toe meerdere systeemkennis behalve bij
slijtageanalyse, e.d.
Veelal ziet men dat dit predictief onderhoud dan ook toegepast wordt op produktierniddelen
met een hoge investeringsgraad enlof waar gevolgschade na het overschrijden van de
grenswaarde groot is enlof waar veiligheid een hoge prioriteit heeft.
Voorwaarde voor de toepassing van deze methode is dat er een meetbare eigenschap
bekend is; de meetmethode kan bijv. zijn:
Visuele inspectie (bij een verfsysteem: bekijk het en bepaal waar en wanneer er
reparatieschilderwerk nodig is).
Procescontrole (een verminderde pompopbrengst kan problemen aangeven).
Geluidsmetingen (een lager dat gaat rammelen, betekent dat het bezig is uit te lopen).
Temperatuurmetingen.
Ultrasoonmetingen (meting van wanddiktes).
Oliebemonstering (een lager vlampunt van de smeerolie wijst bijv. op brandstoflekkage langs de zuigerveren).
Trillingsmetingen.
Momenteel wordt de laatst genoemde meetmethode het meest toegepast; immers alle
(roterende) machines trillen en problemen uiten zich dan door een relatief hoog (of stijgend)
trillingsniveau en de wijze van trillen kan ook een aanwijzing zijn van het onderdeel dat bezig
is te falen.
Opmerking: Het enige Engelse woord voor Predictief Onderhoud is in de scheepvaart
"condition maintenace".
In de luchtvaart wordt de term: condition maintenance" gebruikt voor correctief onderhoud en
gebruikt men "on condition maintenance" om predictief onderhoud aan te geven.
SAMENVATTING
De gekozen onderhoudsvorm van een systeem is in de praktijk meestal een mengsel van
verschillende onderhoudsmethodes voor de componenten.
Echter, de hoogte van de gemiddelde kosten per tijdseenheid dient de bepalende factor te
zijn, afgezien van zaken als veiligheid en werkomstandigheden.
Wij zagen dat bij preventief onderhoud in het algemeen de kennis van het betreffende
systeem niet toeneemt zodat men van leveranciersgegevens zal moeten uitgaan. Dit leidt tot
een belanrijke consequentie:
.
.
Bij periodiek onderhoud zal de leverancier een zo kort mogelijke periode I1 adviseren:
hij is immers meetal aan garantiebepalingen e.d. gebonden en wil de onderhoudskosten zo laag mogelijk houden.
Bij predictief onderhoud als de leverancier tevens de uitvoerder van het onderhoud is.
is het net andersom: nu heeft de leverancier er belang bij het faalmoment zo goed
mogelijk vast te stellen zodat zijn onderhoudswerkzaamheden zo lang mogelijk
kunnen worden uitgesteld.
Duidelijk zal zijn geworden dat elk onderdeel, elk apparaat, elk subsysteem en elk hoofdsysteem zijn eigen onderhoudsvorrn behoeft en dat het de moeite waard is uit te zoeken welke
vorm dat dan wel is. Bij de Koninklijke Marine, waar momenteel veel aandacht aan verbetering van het onderhoud wordt besteed, hanteert men een beslissingsmodel dat op basis van
zaken als de kans op storing, de meetbaarheid van de toestand, de kosten enz. aangeeft
welke onderhoudsvorm van elk onderdeel de meest geigende is. (bijlage1 .B)
Samenvatting
Door een systematische benadering
van het onderhoud aan boord van schepen kan het onderhoud planmatiger
worden opgezet, hetgeen zal resulteren
i n een besparing van kosten.
Het door MARIN ontwikkelde onderhoudsbeheersingssysteem is opgebouwd uit een vijftal modules, te weten:
onderhoudsplanning,
arbeidsplanning, voorraad- en reservedelenbeheer, kostenbeheer en onderhoudservaringbeheer.
De genoemde modules worden beschreven na een inleiding, waarin op de
doelstelling van de studie, de eisen en
de gehanteerde filosofie wordt i n gegaan. Vervolgens is aangegeven welke
(rand)voorwaardenen factorenvervuld
dienen te zijn en welke activiteiten verricht moeten worden, w i l het onderhoudsbeheersingssysteem met succes
ingevoerd en gebruikt kunnen worden
door rederijen.
A. Inleiding
De studie onderhoudsbeheersing is gestart met het formuleren van de doelstelling, die door middel van de studie
gerealiseerd zou moeten worden en
met het formuleren van een aantal eisen, waaraan het te ontwikkelen onderhoudsbeheersingssysteem zou moeten voldoen.
Kort samengevat luidde deze doelstelling: het ontwikkelen en uitwerken van
een goed hanteerbaar en doorzichtig
(handmatig) administratief systeem,
met behulp waarvan:
a. het noodzakelijke onderhoud en de
daarmee samenhangende benodigde arbeid van het onderhoudsgebeuren aan boord kan worden gerealiseerd;
b. planning van het onderhoudsgebeuren aan boord kan worden gerealiseerd;
362 Jra. 16
No. 11
nov. 1987
Nadat deze modules waren gedentificeerd, is door middel van een kostenbaten analyse de onderlinge prioriteit
voor volgorde van uitvoering als deelprojectvastgesteld. Desysteemanalyse
liet ook zien dat de deelprojecten terug
te brengen zijn tot een informatieverwerkingsprobleem, waarbij de informatie bij elke module eenzelfde cyclus
doorloopt. Dit maakt het mogelijk de
projecten op gelijke wijze uit te voeren.
(Hierop wordt i n dit bestek niet verder
ingegaan).
Behalve de splitsing i n de genoemde
vijf onafhankelijke deelprojecten, zijn i n
de projectfilosofie, nog tweeelementen
te onderkennen die samengevat kunnen worden in de trefwoorden "topdown" benadering en "information by
exception".
Top-down benadering.
De top-down benadering houdt in dat
alleen op normen gerichte informatie
overdracht plaatsvindt. Beheersing
van een activiteit kan namelijk alleen
dan opzinvolle wijze plaatsvinden als
deze is gebaseerd op normen.
- Information by exception.
Met information by exception wordt
bedoeld dat slechts dan informatie
aan het hogere niveau wordt overgedragen, wanneer gestelde grenzen
(normen) overschreden worden of
overschreden dreigen te worden. Zolang de norm niet is overschreden, is
verstrekking van de informatie onnodig en overbodig, Degene die door,
periodieke meting de informatie verzamelt die betrekking heeft op de
vastgestelde normen, legt deze informatie bij voorkeur in een grafiek vast.
Met information by exception wordt
beoogd het aantal formulieren te beperken.
Resumerend kunnen wij als volgt stellen:
- De vijf deelprojecten waren onafhankelijk van elkaar, maar op identieke
wijze uit te voeren;
Top-down benadering leidt tot normgerichte informatie;
- Information by exception leidt tot
vermindering van de informatiestroom en het aantal formulieren;
- Het vastleggen in grafieken van het
verlooovan detechnische kwaliteit of
de opbrengst van een apparaat leidt
mrDE;ZEE
GEM.
a:
b:
10
lo
c:
22
z2
z1
660
OPMERKING
Aantal werkdagen
Tot:
993
Jrg. 16
No. il
nov. 1987
363
NT' DS ZEE
STUURL.
RESTANT
1. Onderhoudsplanning
Met behulp van een planbord worden
de preventieve onderhoudswerkzaamheden en de vaste werkzaamheden
zichtbaar gemaakt. Op het planbord is
horizontaal de tijdschaal aangegeven;
de tijdschaal strekt zich uit over een periode van 5 jaar'; verticaal staan de onderhoudsobjecten aangegeven volgens een coderingssysteem (hoofdgroepen met subgroepen).
No. 11
TOTAAL
100
30-
100
f00
Na de beschrijving van enige achtergrondinformatie is het thans zinvol nader i n te gaan o p de resultaten van de
studie. Daartoe worden de vijf modules
i n het kort beschreven. Per module
worden de bijzondere kenmerken en de
toepassing i n de praktijk aangegeven.
Tevens zijn een aantal specifieke formulieren opgenomen en is de samenhang van de modules in schema zichtbaar gemaakt.
364
GEZEL
ZOO
- - -
OVERIGE WERXZAAMHEDEN
B. Resultaten
WTK'S
400
li00
- -
nov. 1987
DOWN l
tro
100
A:
MEER OVERWERK
B:
EXTRA MENSEN
a x b x c l FOM A l
OF WERKDAGEN l
C:
ONDERLING VERSCHUIVEN/VEPCELEN
D:
E:
WL(0)
-
TOTAAL
OPMERKING
- - - -
HET TOTAAL VA1 3 E TE NEMEN MAATREGELEN EU HET TOTAAL VA:: U t AANGETOONDE VERSCHIL BEH30RT YET ELKAAR IN OVERSE!:ZTE.*!"l"'iC 'f 2t:::
l
Figuur 2 Planning onderhoudswerkzaamheden;onderhoudsuren
2. Arbeidsplanning
De arbeidsplanning omvat de maandelijkse afstemming tussen twee capaciteiten, nl. het werkaanbod en de beschikbare manuren voor uitvoering van
het onderhoud.
a. Het werkaanbod wordt gevormd
door de inhoud van het planbord, de
uitgestelde werkzaamheden van de
vorige maand en de reservering aan
manuren voor correctief onderhoud
(break-downs).
b. De beschikbare capaciteit voor het
uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden wordt afgeleid uit de
aanwezige bezetting en het reisplan.
Het reisplan geeft indicaties voor de
benodigde operationele capaciteiten per dag, afhankelijk van de situaties:varen o p zee, i n een kanaal, het
liggen i n een haven, etc. Getoetste
praktijkwaarden geven de benodigde operationele manuren aan van
stuurlieden, WTK's werktuigkundigen) en gezellen.
Arbeidsplanning wordt toegepast op
enkele schepen van de KHV en de GHV.
Met arbeidsplanning is het mogelijk de
benodigde bezetting aan boord voor de
uitvoering van het onderhoud objectiever vast te stellen.
3. Voorraad- e n reservedelenbeheer
Het beheerssysteem reservedelen is
gericht op:
- de juiste artikelen en aantallen aan
boord hebben. Mutaties worden op
een artikelkaart verwerkt BI!het bereiken van het bestelpunt wordt op
deze kaart aangegeven hoeveel besteld moet worden en wat de gewenste levertijd is. Vervolgens wordt een
kopie van de artikelkaart gezonden
naar de walorganisatie ter verdere
afwikkeling.
NTTDE ZEE
4. Kostenbeheer
De gebruikelijke indeling van kostensoorten wordt gevolgd. Dit o m vergelijkingen m e t andere rederijen e n zogewenst landinstallaties mogelijk t e maken. De onderhoudskosten zijn een
sommatie van loonkosten eigen personeel (manuren x tarief), materiaalkosten en facturen van derden.
Analyse t.b.v.
activi tei tenplan
volgend jaar
5. Ono-is-houdservaringbeheer
Van g . v c ibelang IS dat de onderhoudservaringen en de operationele ervaring e n door de scheepsleiding onder de
aandacht gebracht worden van het
h o o f d technische dienst (HTDI, die met
deze ervaringen zijn voordeel kan doen
b i j wijzigingen aan het schip, b i j de
keuze van werktuigen of b i j nieuwbouw; o p deze wijzewordt m e n alert o p
de voordelen van onderhoudsbewust
ontwerpen. Infiguur4zijnalsvoorbeeld
technisch-constructieve richtlijnen op-
-- -
--
- - --- -- - -
- t
Scheepsmanagement
per schip
Figuur 4
g e n o m e n voor verhoging v a n de bedrijfszekerheid enlof de onderhoudbaarheid van werktuigen.
Via minimale procedures e n formulieren w o r d e n enerzijds gegevens vastgelegd en naar de walorganisatie overge-
bracht. Anderzijds kan het HTD via gerichte acties specifiekegegevens opvragen. Ook de persoonlijke gesprekken
aan de wal leveren gegevens o p voor
het HTD. De terugkoppeling naar b o o r d
over w a t met ideen en suggesties is
Jrg. 16
No. 11
technisch
systeem of
kans op
storing
ontwerp
l nee
nee
nee
nee
onderhoudsfilosofie
goed
T.A.O.
inpasbaar
kosten
lager
G.'
oestand
l nee
f nee
criteria
herbezien
nee
= Gebruiksafhankelijk Onderhoud
G.IA.0.)
Mod.
S.IA.O.1
T.IA.O.l
=
=
' indien
Modificeren
St-oringsafhankelijk Onderhoud
Toestandsafhankelijk Onderhoud
l nee
l nee
l nee
T.A.O.
Improved finish
T h e ment of regular in-water propeller polishing is also promoted by
UMC International which stresses
that the finish is economically much
more critica! than many ship operators realize. T h e UK-based specialist argues that the underwater
environment offers advantages over
above-water procedures in achiwing a quality finish. Firstly, rotation
can be used to create suction which
will hold a polishing machine firmly
to the blade surface; and secondly,
the abrasive is water cooled, allowing more effort to be applied without the abrasive disintegraring due
to heat.
U M C International says its owndesign equipment creates lOOkg of
suction to keep the polishing pads
firmly in contact, thus preventing
the 'gramophone' scratching which
can result from discing propellers in
air. T h e high rotational speed applied allows the use of'very fine grit
co result in a smoother finish. A
good underwater polish should produce a surface finish of l micron CU
(centre line average).
Superimposed on the direct effects of reducing surface roughness,
the company points out, are the
much greater effects of fouling. A
new propeller should be no rougher
than 3 microns CL& some manufacturers achieving a 2-micron finish.
Fouling develops quickly, however,
even in the minute scratches of a
2-micron finish.
A 2-micron finish, according to
U M C International, therefore
yields only very temporary h e l savings. A propeller polished to a 1micron finish, on the other hand,
will resist the formation of fouling
and hence extend the period of
lower h e l costs. T h e benefit of such
a polish wil1 persist until the blade
surfaces roughen up in service to
about 2 microns, when fouling stans
to form again.
UMC International exploits i t s
underwater polishing machine in a
process which polishes the propeller
twice: first with a coarse abrasive
and then with a very fine abrasive.
Provided the propeller is in a 'normal condinon', the process reportedly achiwes a surface finish of l
micron CU o r better.
tors the performance of the WO&wide stations via its local agents
ensure consistency and the sarisfaction of the dient. Each station is
equipped with the specialist machines, workboats and other gear for
use by divers and support staff who
can offer:
Underwater specialists believe that operators generally do not pay enough
R underwater hull cleaning;
R in-water T V and photographic
attention to rnaintainingclean propeller and hull surfaces.
class extension surveys in lieu of
drydocking;
lSDT plate thickness tering;
l propeller polishing;
l undcnvater welding and cutting,
aiul ciiicrueney repairs; 2nd
l blanking o f 5c.i chcsts. and anode
eplacements.
The Scamp network now embraces some 17 stations in Northern
Europe, the Mediterranean, the
Americas, the Middle East and the
Far East, as well as the Canary
Islands and South Africa. Over 50
locations are served since each station covers a nuniber of ports in lts
region.
Ani~iii;ilic ino.si recent ~uklicions
ro the nerwork are Cape Town and
Durban in South At'rica. Thesouchern and western por? of the country
hipowners can cal1 on a range when Scamp Ltd was incorporated are served by Cape Diving & SalFuel savings paid
of underwater maintenance in Gibraltar by Gibunco, taking vage Pty Ltd from lts Cape Town
back the cost of
and repair services in an in- over al1 the assets and patents of the base; Durban and other Indian
underwater propeller
Ocean ports are covered by Propshpolishing on the creasing number of strategie loca- existing worldwide organization.
Scamp chairman John Bassadone ine Diving. Both companies were
69 053gl Win-screw tions to supplement o r avoid
considers that an efficient cleaning already well established in the unQueen Elkabetti 2 drydockings. T h e services offered
by specialiste are hull cleaning, pro- service depends on three key factors: derwater maintenance and survey
within W o days.
peller polishing, in-water surveys the best possible underwater hull sector.
and inspecaons, in-water painting cleaning machine, the most experiLate 1991 saw the opening of
and structural repairs.
enced divers and a comprehensive Scamp's Arabian Gulf station in
T h e economie justification for worldwide network of stations. T h e Fujairah which is operated by
regular in-water propeller polishing policy underwrites the achievement Gibunco Middle East (Fujairah) Ltd
and hull cleaning is related to the of the Same quality result whether from purpose-built offices and
reduction in fuel coss achieved by the cleaning operation is perfonned workshops within the port. Business
removing fouling. T h e in-water in Greece or Panama.
has reportedly exceeded i ~ t i a lexmaintenance specialists point out
pectations.
Hul! cleaning
that hull fouling is likely to affect al1
Good workloads are also claimed
vessels by around 12 months after a T h e Scamp hull cleaning machine, at the longer-established stations in
drydocking, and even earlier for with an overall diameter of 1.83m, Panama, Singapore, Gibraltar, Alsmal1 ships spending more time in incor1ioratcs thrce large rotating geciras and Rotterdam. The South
port.
brushes. T h e machine travels un- Afi-ican stations are expected to benWorthwhile savings in fuel are dewater across the ship's huil on efit &om a generally inueasing
promised k o m regular high quality three traction wheels, operated by a trend for propeller polishing and
propeller and hull cleaning work, diver who can advance, stop, reverse in-water surveys. Recent developeven at today's comparatively low or hold a parallel line of motion as it ments in high-performance antibunker prices. Increased drydock- executes a l .52m cleaning swathe.
foulings have nor affected the
ing intervals have also benefited
T h e saucer shape and impeller demand for underwater huil cleanunderwater maintenance specialiss, action enable the machine to damp ing. Scamp repons.
along with the wider acceptance by to the hull surface with a net force of
T h e value of regular polishing is
classification societies of interim 570 kgf, allowing operations to pro- stressed by Scamp which suggests
in-water surveys.
ceed effectively against tidal forces that operators, in general, do not
Perhaps the most extensive net- of up to three knots. A travel speed pay enough attention to maintainwork of in-water services is operated of up co 27.43 mlmin, depending on ing clean surfaces. Propeller blade
by Scarnp which was started around the degree of fouling, means that a surfaces are exposed to the effects of
2 1 years ago by b o n through its single machine can clean up to 41.8 1 fouling within weeks of the vessel
subsidiary Butterworth Inc. A new mZ/min of the hull surface.
leaving drydock, the company says.
development phase bemn in 1986
Gibraltar-based Scamp Ltd moni- Mechanica1 damage and cavitation
m DE ZEE
1.1
M-?)
klass. bureau
reders
wetgeving
onderhouds-
De voorbereiding
In deze fase dient voorlichting gegeven
te worden over doelstelling, achtergrond en mogelijkheden van het systeem. Van groot belang is dat het systeem gedragen wordt door de top, met
name door de directie, de gezagvoerder
en de hoofdwerktuigkundige aan
boord.
De invoering
Het doelvandeze fase isdat het systeem
ingevoerd wordt en dat zowel aan
boord als aan de wal het systeem gebruikt gaat worden.
In de praktijk vindt invoering van het
onderhoudsbeheersingssysteem
plaats op een vooraf geselecteerd
schip, bij voorkeur een nieuwbouwschip. Het voordeel van een dergelijke
start is dat de beschikbare informatie
volledig is en de historie bij het "nulpunt" begint.
Ook kan invoering van het onderhoudsbeheersingssysteem, in tegenstelling
tot het voorgaande op bestaande schepen geschieden. Dan dient nagegaan te
worden of aansluiting bij reeds i n gebruik zijnde systemen aan boord zinvol
is.
Het is in zijn algemeenheid van belang
het systeem te laten aansluiten op de
individuele behoeften van de reder en
zonodig het systeem aan te passen aan
de wensen en specifieke kenmerken
van de reder. Het is aan de reder o m te
beslissen welke delen van het onderhoudsbeheersingssysteem hij wil gebruiken en in welke volgorde bij het wil
invoeren.
De ervaringen van reders die (delen
van) het onderhoudsbeheersingssysteem hebben ingevoerd, bevestigendat
een gestructureerde invoering noodzakelijk is om de verwachte resutaten
volgens plan te effectueren.
366
Jrg. 16
No. 11
nov. 1987
behoefteaan
materiaal,
reservedelen
behoefte aan
arbeidsuren
^
vrije cap.
in manuren
J.
aan boord
eigen manuren+
aan de wal
+ uitbesteed
werk
+v
materiaal,
reservedelen'
kosten
onderhoudskosten en onderhoudservaring
verzamelen
J
l
De nazorg
Het doel van deze fase is ervoor te
zorgen dat het systeem ook "onderhouden" wordt. Hiertoe behoort het verbeteren van foutenen het aanbrengen van
wijzigingen die met het gebruik van het
systeem zijn opgedaan.
D. Tot slot
De ervaringen die inmiddels zijn opgedaan in de praktijk met het onderhoudsbeheersingssysteem bevestigen dat
een bruikbaar en hanteerbaar stuk gereedschap is ontwikkeld voor rederijen.
Als voordelen van het systeem worden
door de gebruikers onder meer genoemd:
- door planmatiger te werken wordt
een efficinter gebruik gemaakt van
de aan boord beschikbare tijd voor
onderhoud;
BADKUIPKROMME
MODIFICATIEF ONDERHOUD
PERIODIEK
ONDERHOUD
Thickness surveys
Huil thickness detennination surveys - now pennitted by classification societies u p to one year before
the second and subsequent Special
Surveys become due - are facilitated
by water which fonns an ideal ultrasonic medium. Accurate p u g i n g s
can be taken by divers without the
The standard
that sets US apart
kom the restWe are proud to announce that our facilities in
the UK and Rotterdam have been awarded the
prestigieus IS0 9002 (BS5750 Part 2)
certification.
A
InW C l c
THE UNDERwATEi MAINTENANcE c o M P A N y
Reader Enquiry No
h.nvironmenta-1concern
forbids grit blasting
ince the 1950s open grit blast, ing has been the most widely
HOOFDSTUK 4
DOKKEN
1 .o
Inleiding
Er is besproken dat het Klasse Bureau op regelmatige tijden een inspectie eist van de
buitenzijde van de romp en dus van het onderwaterschip.
Deze eis betekent dat elk schip regelmatig moet worden drooggezet.
Daarnaast is droogzetten natuurlijk ook nodig voor onderhoud en reparatie van delen van het
onderwaterschip.
Dit hoofdstuk begint met enige algemene zaken die van belang zijn bij droogzetten en
besteedt vervolgens aandacht aan de installaties die gebruikt worden om schepen droog te
zetten. Vervolgens worden de maatregelen behandeld die reder en bemanning moeten
nemen om de risico's die er toch altijd zijn bij droogzetten, tot een minimum te beperken.
Daarnaast zal worden ingegaan op de constructie en reparatie van die onderdelen die alleen
in dok kunnen plaats vinden zoals schroef, schroefas, schroefasafdichting en roer.
1.1
ALGEMEEN
Bij de constructie van een schip moet er rekening mee worden gehouden dat het in zijn leven
een aantal keren moet worden drooggezet. Dit heeft consequenties voor de sterkte van de
bodemconstructie.
Bij een normaal drijvend schip wordt de bodem belast door de opdrijvende kracht van het
water die regelmatig over de bodem verdeeld is. In dok is zo'n regelmatige krachtverdeling
nooit bereikbaar. De enige praktische manier om een droogstaand schip te ondersteunen is
om het op stoelen te plaatsen die op enige afstand van elkaar zijn geplaatst. Tussen die
stoelen kan dan aan het schip worden gewerkt.
Om te voorkomen dat zo'n stoel door de bodemplaten heen drukt, zou daar ter plaatse het
schip inwendig versterkt moeten zijn met als gevolg dat voor elke dekking de werf de stoelen
op die plaatsen zou moeten neerzetten die voor dat bepaalde schip de juiste zijn.
Om dit verplaatsprobleem (duur) te omzeilen wordt het schip alleen in het midden langsscheeps ondersteund en wordt de inwendige constructie van de bodem op hartschip zodanig
versterkt dat hij het scheepsgewicht kan dragen.
Die "ruggegraat" bestaat uit: middenzaathout, horizontale kiel en tanktop middengang. Elk
schip is dus van zo'n centrale ruggegraat, die het totale lege schip kan dragen, voorzien.
Een tweede probleem bij droogzetten is dat een schip dat uit het water wordt getild, zijn
stabiliteit verliest. Naarmate de waterspiegel ten opzichte van het schip zakt, wordt de metacentrische hoogte kleiner. Als hij negatief is geworden. krijgt het schip slagzij en komt dan
scheef op de blokken te rusten. Dit moet tot elke prijs voorkomen worden want tegen een
dergelijke belasting is de bodemconstructie helemaalniet bestand. Bij dokken moet het schip
dus tegen omvallen worden beschermd.
Er zijn twee manieren om dit te realiseren, afhankelijk van de vorm van de scheepsbodem:
De meeste zeeschepen hebben een vlakke bodem en men werkt dan met stoelen die
1.
in een lijn evenwijdig aan de kielstoelen zijn geplaatst. Zij dragen het schip niet maar
behoeden het voor omvallen.
2.
Tenslotte als derde op te lossen probleem is er de trim van het schip. Deze moet liefst even
groot zijn als de trim van de droogzettende installatie. Als er een te groot verschil is, wordt de
kracht (op de hak) die het dok op het schip uitoefent op het moment dat schip en dok elkaar
voor het eerst raken, veel te groot zodat het achtereinde van de bodem zal worden beschadigd. Het komt er dus op neer dat men de trim van een schip dat in dok gaat, zo goed
mogelijk gelijk maakt aan de trim van het dok. Dan wordt de kracht bij het eerste contact
tussen dok en schip zo klein mogelijk.
Slagzij tijdens indokken is natuurlijk evenzeer uit den boze.
1.2
DROOGZET INSTALLATIES
de diepte van het dok tijdens het afzinken geregeld kan worden. Als men namelijk zonder
deze kasten zou werken is de diepgang van het dan onder water zwevende ponton niet meer
regelbaar.
Ook dit dok is uitgerust met pompen waarmee op alle tanks kan worden gezogen. Het zal
duidelijk zijn dat door slim met de pompen te manipuleren aan zo'n drijvend dok een zekere
trim (maximaal toelaatbaar ca 1%) enlof slagzij kan worden gegeven waardoor de eerste
contactkracht met het schip kan worden verkleind. Rekent men ook hier met % % toelaatbaar
trimverschil dan is 1% % totale scheepstrim toelaatbaar bij een drijvend dok. Wel moeten
tijdens het pompen de stabiliteit en de sterkte van zo'n dok nauwkeurig in de gaten worden
gehouden. Onoordeelkundig pompen kan het dok doen breken of kapseizen.
De meeste reparatiewerven in Nederland zijn voorzien van drijvende dokken, o.a. "Niehuis en
Van der Berg" in Pernis.
Een verctelijking tussen drijvende en gegraven dokken leidt tot de volgende punten:
Een gegraven dok is noch verplaatsbaar, noch verkoopbaar en dat betekent een
zware belasting voor de financile balans van de werf. Een drijvend dok geeft veel
meer flexibiliteit aan die balanspositie.
Een gegraven dok vraagt alleen onderhoud aan de pompen, afsluiters en de deur.
Een drijvend dok dat altijd een stalen constructie is, moet regelmatig worden geverfd
en er moet ook regelmatig onder het dok gebaggerd worden zodat het altijd op diepte
kan komen bij het afzinken. Om het onderhoud van het onderwatergedeelte van het
dok mogelijk te maken, wordt zo'n dok soms "zelfdokkend" gemaakt. De ponton
bestaat dan uit een aantal afzonderlijke secties die van elkaar losgemaakt kunnen
worden opdat elke sectie zelf in het resterende dokdeel gedokt kan worden om te
worden geschilderd of onderhouden.
Een drijvend dok is ook kwetsbaarder. Het kan schade oplopen door bijvoorbeeld een
aanvaring en dan zelfs (met een schip er in) zinken.
Het drijvende dok is trimbaar zoals wij zagen; dit maakt het vooral geschikt voor
reparaties wanneer de trim van het te dokken schip niet meer regelbaar is. Een
gegraven dok is natuurlijk niet trimbaar.
Een drijvend dok is aan beide einden open zodat sleepboten, als zij een schip tot in
het dok hebben gebracht er aan het andere einde weer uit kunnen varen, als de
dokhaven dat tenminste toelaat. Bij een gegraven dok is dat per definitie onmogelijk.
Het leegpompen van het drijvende dok (en het afzinken) is een risicovolle operatie
waar veel ervaring voor nodig is. Met moet niet alleen stabiliteit en trim van het dok in
de gaten houden, maar ook de langsdokse sterkte in verband met breekgevaar.
Inschakeling van een computer ligt hierbij voor de hand maar wordt alleen nog maar
bij de modernste dokken toegepast.
Aangezien een drijvend dok altijd door water omgeven is, is de bereikbaarheid over
land minder dan van een gegraven dok. Een leveranciersauto kan niet verder dan op
de kade naast het drijvende dok komen en het werfpersoneel moet altijd via loopbruggen naar het dok komen.
De uitrusting van deze dokken bestaat uit:
Een rij kielblokken in het midden van de dokvloer, met tussenruimten van 40 a 60 cm
en met een hoogte van ca. 120 tot 150 cm. Aan weerszijden hiervan zijn de zijblokken
opgesteld. Dat kunnen vaste blokken zijn onder de vlakke scheepsbodem of kimblokken die hydraulisch of met de hand dwarsscheeps en in de hoogte kunnen worden
versteld. De hoogteverstelling is nodig om ze aan de vorm van de kim te kunnen
aanpassen. Alle dokblokken zijn aan de bovenzijde voorzien van een zachthouten
plankje of hardrubber plaat. Dit wordt gedaan om kleine hoogteverschillen in de
kielbeplating (kromme bodem of verschillende kielplaatdiktes) op te vangen. Dit heeft
niets te maken dat de bodem van een schip dat in dok gaat vaak wel 10 cm krom
staat in langsscheepse richting. Na 24 uur is het schip dan weer recht gezakt.
Bij een drijvend dok zijn er loopbruggen aan de einden van de watergangen om van
de ene naar de andere watergang te komen.
Pompkamers en centrale controlekamer.
Werkplaatsen en magazijnen.
Toiletten en wasplaatsen.
Elektrische schakelruimtes.
Op de watergangen, resp. rondom het gegraven dok:
bolders, kaapstanders (=lieren met verticale assen) en hijskranen die bij werkzaamheden aan het schip noodzakelijk zijn.
Diepgangsmerken op de binnenkant van de watergangen, resp. dokwanden; de telling
begint vanaf de bovenkant van de kielblokken.
Deze uitrusting komt natuurlijk voor zover nodig ook op de andere droogzet installaties voor
Bij een lanashellinq wordt het schip op een aantal karretjes langs een hellend railsysteem op
de wal getrokken. Men zal ook nu de trim van het schip zoveel mogelijk gelijk maken aan die
van de helling. De eerste contactkracht werkt nu echter op de voet van de voorsteven, die in
het algemeen veel sterker is dan de hak bij het achterschip.
Voor grotere schepen worden geen langshellingen toegepast.
De Werf in Alblasserdam van "Van der Giessen de Noord" heeft een aantal langshellingen
waar regelmatig coasters en supplyschepen op staan (te zien vanaf de brug over de Noord).
Dwarshellinaen worden voorzover mij bekend, tegenwoordig alleen voor binnenschepen
gebruikt. Daarom worden zij hier niet verder behandeld.
Een schepenlift is in het algemeen niet meer dan een stalen platform zonder eigen drijfvermogen dat door middel van een aantal lieren aan de zijkanten kan worden opgehesen.
De platform afmetingen en de hijscapaciteit van de lieren bepalen de dokcapaciteit van de lift.
Het te dokken schip wordt boven het platform gevaren en dat wordt dan opgehesen door de
genoemde lieren. Men gaat door met hijsen tot het platform op maaiveldhoogte is gekomen.
Vervolgens worden meestal karretjes op rails onder het schip geplaatst zodat het schip naar
een plaats op het werfterrein kan worden gereden en de schepenlift weer vrij is voor een
volgend schip. De schepenlift is het enige droogzetwerktuig dat uitsluitend en alleen voor
droogzetten wordt gebruikt; alle andere droogzetwerktuigen zijn tegelijk werkplek en brengen
tijdens de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het schip hun geld dus niet op.
De bekendste fabrikant is Syncrolift en deze naam wordt dan ook vaak gebruikt als soortnaam voor scheepsliften.
In Nederland is er een schepenlift bij de AlblAsserdamse werf "Van der Giessen de Noord";
deze wordt gebruikt voor het tewaterlaten van de kunststof Mijnenbestrijdingsvaartuigen van
de Koninklijke Marine. Men werkt daar niet met karretjes maar met watergevulde rubberzakken om de schepen te verplaatsen.
32 m. Het
1.3
DE DOKOPERATIE
In deze paragraaf worden de maatregelen behandeld die bij de rederij, aan boord en in dok
moeten worden genomen om de dokoperatie naar behoren uit te voeren.
Voorbereidinaen
1Reparatielijst.
Van de te verrichten werkzaamheden wordt een reparatielijst (repair list) opgesteld.
Het vorige dokrapport wordt erbij gehaald en werkzaamheden die toen werden
uitgesteld of niet toegestaan werden door de rederijinspectie, worden wederom op de
lijst gezet. Ook gedurende de tijd dat het schip in de vaart is, wordt de reparatielijst
bijgehouden.
2Doklijst.
Deze lijst (docking list) bevat de aangevraagde en door de rederijinspectie goedgekeurde reparaties en andere werkzaamheden in dok.
Deze lijst is in het scheepskantoor of bij de 1ste stuurman. Aan de hand van de lijst
kan worden nagegaan of alle met het dok overeengekomen werkzaamheden ook
inderdaad zijn uitgevoerd.
3Dokrapport.
Hierin worden alle tijdens de dokking uitgevoerde werkzaamheden genoteerd, dus
onderhoud, reparaties, surveys en bevindingen.
Het rapport wordt bijgehouden door de 1ste stuurman. Voorbeeld: bij buitenschilderwerk noteert hij de weersomstandigheden, de uitgevoerde voorbehandeling, de
gebruikte verfsoort, eventueel gemeten laagdiktes, het per dag behandelde oppervlak,
enz.
4Dokplan.
Het dokplan doet dienst bij de voorbereiding van de dokking en de dokmeester moet
er dus over kunnen beschikken.
Het is een tekening van de scheepsbodem met de versterkingen daarvan. zoals
zijzaathouten en volle vrangen.
Tevens is op de tekening aangegeven waar de bodempluggen, de buitenboordafsluiters, de snelheidsmeter en dieptemeter zich bevinden en men vindt een aantal dwarsdoorsneden van de romp.
De bodempluggen voor brandstoftanken en ballasttanken kunnen verschillend zijn.
Proppen van ballasttanken hebben een vierkante kop, proppen van olietanken hebben
een zeskante kop.
Van het dokplan kan dus afgelezen worden op welke plaatsen dokblokken kunnen
staan.
1.4
DOKKLAAR MAKEN VAN HET SCHIP
Het schip moet geheel leeggelost zijn. Misschien dat kleine hoeveelheden lading in het schip
mogen blijven, doch hierover dient met de dokmeester overleg te worden gepleegd omdat de
druk op de dokblokken dan misschien te groot wordt zodat schade aan schip of dok zal
optreden.
In het algemeen aaat het schip rechtliggend en met zo klein mogelijke diepgang en minimale
trim naar het do' 5allasttanks worden leeg gemaakt, evenals voor- en achterpiek als er
water in zit, tenm ste als de zogenaamde "doktoestand" (docking condition) dat toelaat. In
het ~tabiliteitsboe~fioading manual) dat op elk schip aanwezig is, staat altijd een ''doktoestand" aangegeven.
De doktoestand is een beladingstoestand zonder lading (meestal wel enige ballast) en met
voldoende stabiliteit, kleinste diepgang en kleinste trim.
Schepen met veel bovenbouw en ranke schepen (kleine metacenterhoogte) kunnen door het
trekken van sleepboten slagzij krijgen. Daarom worden laag gelegen openingen in de huid
zoals ladingsdeuren en patrijspoorten voor het verhalen gesloten.
Meestal gaat het schip 'ldood'l naar het dok. Met de term "dood ' wil dan gezegd worden dat
generatoren zijn stil gezet waardoor er geen krachtstroom, noch andere elektriciteit meer
voorhanden is. De reden hiervoor is dat in dok geen butenboord koelwater meer beschikbaar
is zodat de hulpdiesels niet kunnen draaien.
1
Bij koel- en vriesschepen kan dit een probleem opleveren: moet zo'n schip in dok voor
reparatie en is er koellading aan boord die meestal niet eenvoudig gelost kan worden zonder
te warm te worden en te bederven, dan moet de koelinstallatie blijven draaien. Het dok kan
vaak niet voldoende koelwater of elektriciteit leveren zodat een andere oplossing gevonden
moet worden om de lading op temperatuur te houden. Men geeft zo'n schip bij de bouw dan
een koelwaterleidingsysteem naar de voorpiek; men laat de voorpiek vol water staan en
gebruikt dat water in een gesloten circuit als koelwater voor de hulpdiesels en het koelsysteem.
Bij de gesleepte tocht naar het dok moeten de lichten of dagmerken worden klaargelegd en
gecontroleerd. De ankers houdt men klaar om te vallen.
Voor het verhalen worden de diepgangen voor en achter opgenomen en aan de dokmeester
doorgegeven. Bij vermoedelijke schade aan het vlak stuurt men een duiker naar beneden om
de schade op te nemen zodat beoordeeld kan worden of er dokblokken moeten worden
weggenomen of extra blokken geplaatst of zelfs uitstekende delen moeten worden weggebrand (onder water).
Voor het werken in tanks bestaan twee soorten certificaten,
-''Veilig voor personen", schoonmakerslclassificeerders,
nl.:
Bureau of de scheepvaartinspectie.
-llBrandveilig'l, de tank is nu zodanig schoongemaakt dat
Iassenlsnijden.
Deze certificaten zijn meestal slechts 12 uur geldig en moeten dus zeker dagelijks vernieuwd
worden door de "gasdokter" Het zijn onafhankelijke bureaus die bevoegd zijn om dit soori
certificaten uit te geven. Handelsbureau Dr A. Verwey in Rotterdam is zo'n bureau. Uiteraard
zal de lste stuurman reeds voor die tijd gasproeven genomen hebben. De uitgereikte cetiificaten moeten op een duidelijk zichtbare plaats, bijv. bij de gangway of bij de tankopening
worden opgehangen. Bovendien zorgt men voor extra brandwachten.
Bij tankers worden de tanks door een expert onderzocht of ze geheel schoon en gasvrij zijn.
Worden in de ladingtanks geen reparaties verricht, dan kan het schip, indien het is uitgerust
met een inert gasinstallatie, misschien in inerte toestand worden gedokt voor bijvoorbeeld
alleen "knippen en scheren". Gedurende de doktijd als het schip dood is, moeten de tanks
dan vanaf de wal inert worden gehouden.
Voordat men in dok gaat wordt schoon schip gemaakt en alle vuil van boord gehaald. Het
sanitair systeem moet gecontroleerd worden of alle afvoeren op de sewage tank staan.
Indien de sewagetank in dok niet leeggeperst kan worden mogen de genoemde sanitaire
ruimtes niet worden gebruikt.
Tussendekluiken en bovendekluiken dichtleggen met het oog op regenwater en ook voor de
veiligheid bij brand. Bij het betreden van slecht veriichte ruimen zijn herhaaldelijk dodelijke
ongevallen voorgekomen ten gevolge van gedeeltelijk openliggende tussendekluiken.
Op sommige schepen (bijvoorbeeld bulkcarriers die immers geen tussendekken hebben) legt
men alle ruimen juist geheel open om een beter overzicht te houden en om tijdens eventuele
werkzaamheden ter plaatse voldoende verse lucht toegevoerd te krijgen. Op brede schepen
met grote luikopeningen heeft men daarna weleens problemen met het sluiten van deze
luiken ten gevolge van het uitbuigen van het schip.
Laadbomen en kraanarmen (gieken) neernemen. Tijdens het verhalen naar het dok en tijdens
het indokken kunnen ze beschadigd worden door botsing met de dokkranen. In het dok wordt
het laadgerei vaak door eigen personeel 'toverhaald't.
Alle vuil aan dek opruimen (brandgevaar). Andere aanwezige zaken zoals lege vaten,
sjorkettingen, etc. opbergen of zodanig plaatsen dat veilig verkeer aan dek mogelijk is.
"Steelbare" voorwerpen veilig opbergen.
1.5
HET DROOGZETTEN VAN HET SCHIP.
Een drijvend dok laat men zover afzinken dat er voldoende ruimte onder de kiel is om het
schip in te varen; een gegraven dok laat men oplopen waarna bij gelijke waterstand binnen
en buiten, de deur of deuren worden geopend, of de pontondeur leeg gepompt en weggesleept.
Als het schip voorgaats is, worden de ankers geborgd en aan beide zijden meerdraden op het
dok uitgegeven. Is de voorsteven binnen de dokwanden dan is het schip "gebekt" en "voor de
dokmeester" en begint de doktijd te tellen (tijdstip noteren in het journaal). Ook de verantwoordelijk over het schip ligt vanaf dat moment bij de dokmeester, dus ook de wed.
Bij een drijvend dok gaan de voorsleepboten soms mee het dok in.
Met behulp van kaapstanders of het eigen meergerei (als het schip nog niet dood is) wordt
het schip in het dok getrokken en met behulp van dwarstrossen en eventueel stelschoren in
het dokmidden, recht boven de dokblokken gebracht. De loopbruggen voor en achter van het
drijvende dok worden naar elkaar toegezwaaid en gesloten en bij een gegraven dok wordt de
deur gesloten.
Gecontroleerd wordt of het schip geen slagzij heeft. Mocht dit onverhoopt toch het geval zijn
dan kan men door het plaatsen van gewichten trachten de slagzij te compenseren (ballasten
kan niet meer bij dood schip) of men kan overwegen het (drijvende) dok ook enige slagzij te
geven.
Zo spoedig mogelijk wordt nu met het leegpompen begonnen. Het tijdstip waarop het schip
de dokblokken voor het eerst raakt (men zegt dan: het schip krijgt "bit"), wordt genoteerd.
Vanaf dit moment gaat de MOgverminderen zoals eerder besproken. Als men met stelschoren
l.6
UITDOKKEN
Voor het beginnen van uitdokken, wordt gecontroleerd of alle bodempluggen, roosters,
buitenboordafsluiters, enz. zijn aangebracht, waarna men het dok laat oplopen.
Het schip moet in dezelfde conditie uitdokken als waarin het is drooggezet. Ballasttanks
moeten dus weer worden gevuld. Dit zal het dok moeten doen (dood schip), meestal tegelijk
met het oplopen van het dok.
Zodra tijdens het oplopen het vlak onder water is, wordt rondgepeild om te zien of het schip
nergens water maakt. Gaat het vullen van de ballasttanks niet snel genoeg, dan moet het
oplopen worden vertraagd of gestopt. Zodra het schip drijft, wordt weer rondgepeild.
Tijdens het uitdokken moet er altijd iemand van het schip in de machinekamer de wacht
houden, teneinde bij calamiteiten in te kunnen grijpen. Indien er namelijk door een opening
water naar binnen loopt en dit wordt te laat opgemerkt zal de dokmeester het schip niet meer
droog kunnen zetten om verdere schade tegen te gaan. Het gevormde vrije vloeistofoppervlak vormt een dusdanig gevaar voor omslaan dat de dokmeester het schip verder laat
zakken.
De dokmeester zal het dokbriefje door de kapitein laten ondertekenen ten teken dat alle
surveys en onderhouds- en reparatiewerkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en alle
bodempluggen, buitenboordafsluiters, enz. zijn aangebracht en naar behoren functioneren.
Tenslotte wordt het schip weer "levend" gemaakt.
Zodra het schip te water ligt kan men van de hoofdmotor krukasdeflecties nemen. Deze
waarden vergelijken met de deflectie voordat het schip in dok ging geeft dan een aanwijzing
of er blijvende deformatie in het schip is ontstaan. Als er blijvende deformatie is, duidt dit op
foutieve ligging op de dokblokken.
G E GRAVEN
DOK
KIM
SC hui
J
f Laar
HOOFDSTUK 5
KLASSEBUREAUS
1 .o
Inleiding
Elke scheepseigenaar zal zijn schip verzekeren; in een schip is veel geld ge-investeerden de
kans dat het schip in n keer verloren gaat, is altijd reel aanwezig. Dan zou een onacceptabel groot kapitaalverlies ontstaan waartegen de reder zich indekt door zijn schip te verzekeren.
Verder zullen de eigenaren van de lading er niet over piekeren hun kostbare goederen met
een onverzekerd schip te doen vervoeren omdat zij dan zeker geen uitkering zullen ontvangen
bij verlies van het schip of bij ladingschade.
De assuradeur (=verzekeraar) zal een schip alleen willen verzekeren als hij zeker weet dat het
goed in elkaar zit en niet bij de eerste gelegenheid zal zinken of breken of op andere wijze
voor een schadevergoeding in aanmerking komen. Aangezien de assuradeur niet de kennis
heeft om een schip te beoordelen op zijn zeewaardigheid, sterkte, enz. zal hij een onafhankelijke expert inschakelen en diens mening vragen over de toestand waarin het schip verkeert.
Die onafhankelijke expert is het Classificatie Bureau.
Definitie:
EEN CLASSIFICATIE BUREAU IS EEN ONAFHANKELIJKE PARTICULIERE ONDERNEMING DIE EEN OORDEEL GEEFT OVER DE TOESTAND WAARIN EEN MARITIEME CONSTRUCTIE VERKEERT.
Een Classificatie Bureau is in principe onafhankelijk, dus geen staatsinstelling, noch onderdeel van het een of andere grote concern (verzekeringsmaatschappij, rederij, of anderszins)
Certificaat door middel van bepaalde
Het oordeel wordt genoteerd op het zogenaamde ~ l a s s e
tekens en symbolen.
Er zijn ook (meestal kleinere) Klasse Bureaus die sterke banden hebben met hun nationale
overheid en dan meer een verlengstuk zijn van de Scheepvaart Inspectie van dat land.
Met "maritieme constructies" worden hier alle installaties op zee- en binnenwateren bedoeld
zowel drijvend als niet-drijvend; meestal zijn het schepen, maar ook kraaneilanden, boorplatforms, enz. worden beoordeeld.
De opdracht aan het Klasse Bureau om een oordeel te geven, komt natuurlijk van de
scheepseigenaar, die ook de betaling voor de dienst zal verrichten. Bij nieuwbouw is het iets
anders: dan kiest de reder het Klasse Bureau en geeft de bouwwerf de formele opdracht en
betaalt het KB (de prijs is natuurlijk onderdeel van de totale bouwprijs van het schip).
De genteresseerden in de toestand van een maritieme constructie, en dus degenen die het
oordeel willen kennen zijn:
De verzekeringsmaatschappijen (assuradeuren) en de verzekeringsmakelaars, die
willen weten of een schip goed in elkaar zit en of de lading onbeschadigd vervoerd zal
kunnen worden; zij zorgen immers voor de verzekering van het schip en de lading.
De ladingeigenaren, die ook zeker willen zijn dat hun lading onbeschadigd vervoerd zal
kunnen worden in een betrouwbaar schip.
De reder, die er zeker van wil zijn dat hij zijn geld in een goed en betrouwbaar kapitaalgoed steekt waardoor zijn klanten tevreden zullen zijn en waardoor hij zijn risico beperkt.
De charteraars, als zij het schip huren.
De banken, als zij het schip gefinancierd hebben.
De scheepsmakelaars, die zeker willen zijn dat het schip waarvan zij de koop of verkoop
regelen (nog) goed onderhouden is.
De opvarenden, die op een betrouwbaar schip willen varen; opvarenden zijn allen die
zich aan boord bevinden, zoals de bemanning en eventuele passagiers.
De bouwwerf, die met het goede oordeel over het schip, aan zijn opdrachtgever (de
reder) kan bewijzen dat die een goed schip ontvangt.
Havenautoriteiten, die van ieder schip (nationaal of buitenlands) een zekere garantie
eisen ten aanzien van de staat.
Regeringen willen er ook zeker van zijn dat schepen betrouwbaar zijn, en vooral willen
zij voorkomen dat er scheepsrampen gebeuren met hun nationale schepen. Daarom
eisen regeringen onderzoek van de toestand waarin een schip verkeert. Dit zou tot
verdubbeling van dat onderzoek kunnen leiden, ware het niet dat de meeste staten
bereid zijn om het oordeel van de Klasse Bureaus te erkennen. Zo heeft ook de Nederlandse Staat een aantal Klasse Bureaus erkend en worden hun bevindingen dus geaccepteerd.
De zeven erkende Klasse Bureaus zijn:
- Lloyd's Register of Shipping, Londen, opgericht in 1760,
- Bureau Veritas, Parijs, opgericht in 1828 in Antwerpen (!),
- Registro Italiano Navale, Rome, 1861,
- American Bureau of Shipping, New York, 1862,
- Det Norske Veritas, Oslo, 1864,
- Germanischer Lloyd, Berlijn, 1867,
- Nippon Kaiji Kyokai, Tokyo, erkend door Nederland in juli 1984.
Er zijn ook Klasse Bureaus die niet door Nederland erkend zijn, o.a. het Russische, Poolse
Yougoslavische, Chinese, Indonesische, enz.
Ten overvloede wordt hier opgemerkt dat Lloyd's Register niets te maken heeft met het
Engelse verzekering instituut: Lloyd's Underwriters; zij hebben alleen de naam "Lloyd's
gemeen, een herinnering aan het Londense koffiehuis van een zekere Lloyd waar in de
achttiende eeuw de Engelse scheepsverzekeringen werden afgesloten en waar zowel Lloyd's
Underwriters als Lloyd's Register zijn opgericht.
1.1
ORGANISATIE
De organisatie van alle Klasse Bureaus is min of meer gelijk aan de organisatie van Lloyd's
Register of Shipping; daarom zal hier dat Klasse Bureau als voorbeeld worden besproken.
De hoogste autoriteit binnen Lloyd's is het General Committee; het bestaat uit vertegenwoordigers van assuradeuren, verzekeringsmakelaars, P- en 1-clubs, reders, werven en voorzitters
van nationale comites; totaal ca. 150 man.
(P en 1-clubs zijn verenigingen van reders die op onderlinge basis dekken wat niet onder de
normale casco verzekering valt, zoals ongevallen van de bemanning of van stuwadoors en
schade aan derden door veroorzaakte watervervuiling, enz., enz.).
Onder het Genera! Committee fungeren een aantal comites, waarvan voor ons de belangrijkste zijn:
Nationale comits in dertien landen (waaronder Nederland) en vier landengroepen. Zij zijn
ingesteld om het contact te onderhouden tussen Lloyd's Register en de maritieme, industriele en commercile organisaties in het betreffende land of gebied.
- Diverse technische comits waarvan het Technical Committee het belangrijkste is. Dit
committee bestaat uit scheepsbouwers, machinebouwers, motorfabrikanten, staalfabrikanten, gezagvoerders, elektrotechnische deskundigen, koelinstallatie deskundigen en vertegenwoordigers van enkele grote oliemaatschappijen; totaal ruim 70 man.
De functie van het Technical Committee is om de Rules up to date te houden.
In Londen is het hoofdkantoor van Lloyd's Register gevestigd. Daar wordt niet alleen de
interne organisatie bestuurd, maar worden ook alle technische zaken geregeld voorzover dat
laatste niet in het betreffende land zelf kan gebeuren.
In diverse landen en landengroepen zijn ook nationale kantoren (Lloyd's bijv. heeft ca. 250
kantoren over de gehele wereld) van waaruit de inspecties en controles van de schepen en
overige zaken worden gedaan door "exclusive surveyors" (=surveyors in dienst van Lloyd's
zelf).
Als er in een haven niet genoeg werk is voor een exclusive surveyor worden "non-surveyors"
benoemd voor wie het surveywerk een soort bijbaan is.
Er zijn huil surveyors, machinerie surveyors, electrical surveyors en material surveyors; totaal
heeft Lloyd's ca. 2000 surveyors in dienst.
In Nederland zijn er Lloyd's kantoren in Amsterdam, Rotterdam en Groningen.
Lloyds Register breidt het takenpakket op de Nederlandse markt verder uit.
Op 18 mei 1994 heeft Lloyd's Register namelijk een overeenkomst gesloten met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende de overname van Stoomwezen, een
overheidsinstantie verantwoordelijk voor statutaire certificatie en inspectie van drukhoudende
apparatuur in Nederland. Deze overeenkomst zal LR'S nieuwe dochteronderneming, welke
bekend zal worden als Stoomwezen B.V., het exclusieve recht geven voor het uitvoeren van
inspecties en certificatie van drukhoudende apparatuur in Nederland tot het moment dat de
Europese Richtlijnen voor drukhoudende apparatuur van kracht worden, waarschijnlijk in
1998.
Stoomwezen B.V. zal in de komende jaren ontwikkeld worden van een overheidsinstantie tot
een zelfstandige en onafhankelijke inspectie organisatie, in staat om in een concurrerende inspectiemarkt succesvol te opereren.
Stoomwezen stelt eisen op waaraan drukhoudende apparatuur moet voldoen.
Door deze acquisitie is LR nu als volgt op de Nederlandse markt aanwezig.
Stoomwezen B.V. voor het uitvoeren van inspecties op het gebied van drukhoudende
apparatuur.
REGELGEVING
2.1
RULES
Lloyd's Register bepaalt zelf aan welke eisen de door hem geklasseerde schepen moeten
voldoen. Die eisen zijn vastgelegd in de Rules, het Reglement, waarvan de volledige titel luidt:
"RULES AND REGULATIONS FOR THE CLASSIFICATION OF SHIPS"
De aansprakelijkheid van een Klasse Bureau en van zijn sur-veyors is een delicate zaak. Stel
dat het Bureau een goedkeurend oordeel uitspreekt en het schip daarna breekt of zinkt: dan
zou de reder of de verzekeraar kunnen eisen dat het Klasse Bureau de schade vergoedt.
Een Klasse Bureau kan zo'n risico natuurlijk nooit dragen en daarom is zijn aansprakelijkheid
uitgesloten volgens de regels die algemeen worden toegepast door adviesbureaus en wel als
. ..
volgt:
Noch het Klasse Bureau, noch zijn surveyors kunnen aansprakelijk worden gesteld voor
enige verleende dienst, gegeven informatie of advies.
Als echter bewezen wordt dat het Klasse Bureau of een van zijn surveyors nalatig was,
dan zal de schade betaald worden tot een maximum dat niet hoger is dan het bedrag dat
gerekend werd voor dat advies of die dienst.
Deel 2.
Voorschriften voor het vervaardigen, beproeven en certificeren van materialen zoals scheepsplaten, gietstukken, pijpen, enz.
Deel 3.
Algemene voorschriften voor de bouw van normale schepen, dus bijvoorbeeld de toe te
passen methode voor sterkteberekening, de constructie van voor- en achterschip, de lasvoorschriften, enz., enz.
Deel 4.
Voorschriften voor de constructie van speciale scheepstypen; o.a. tankers, bulkcarriers,
veerboten, vissersschepen, enz.
Deel 5.
Voorschriften voor de hoofd- en hulpmotoren; dieselmotoren, turbines, de asleiding, schroeven, pijpleidingsystemen voor schip- en machine installatie, stuurmachines, enz.
Deel 6.
Voorschriften voor de controlesystemen en voor de elektrische installatie, de koel- en de
vriesinstallatie en de brandbeveiligingsinstallatie.
Deel 7.
Voorschriften voor de constructie van enkele speciale zaken: atoomschepen, brandbestrijdingsschepen, dynamic positioning systemen, toegangsbruggen van Ro-Ro schepen (ramps),
enz.
2.2
REGISTERBOOK
Wanneer een Klasse Bureau een schip als voldoende en acceptabel heeft beoordeeld, wordt
dat resultaat gepubliceerd op twee manieren:
- ten eerste krijgt het schip een
KLASSE CERTIFICAAT
dat altijd aan boord moet zijn,
- ten tweede wordt het schip opgenomen in een boekwerk:
het REGISTER BOOK
In het Register Book van Lloyd's worden alle schepen groter dan 100 ton opgenomen, ook die
welke bij andere Klasse Bureaus zijn geklasseerd (totaal 76.000 schepen).
Er worden zeer frequent aanvullingen op het Register Book gepubliceerd en het kan dus
geacht worden zoveel mogelijk up to date te zijn.
Iedereen kan zich een Register Book aanschaffen en zich abonneren op de aanvullingen,
reders, assuradeuren, lading-eigenaren, particulieren, enz., enz.
Gedurende zijn levensduur blijft het schip door periodieke inspecties onder controle van de
Klasse, met als resultaat dat het schip zijn certificaat behoudt en in het Register Book blijft
opgenomen, tenminste, zolang uit deze periodieke onderzoeken blijkt dat het in goede staat
verkeert.
In het Register Book wordt van elk schip een groot aantal gegevens opgenomen; zo veel, dat
een aantal steeds terugkerende gegevens voor de overzichtelijkheid in symbolen wordt
samengevat.
In de volgende paragraaf worden de meest gebruikte symbolen besproken.
2.3
SYMBOLEN
Elk Klasse Bureau kent zijn eigen symbolen, die anders zijn van die van de "concurrenten".
Wij zullen de Lloyd's symbolen als voorbeeld geven.
Voor de ROMP EN UITRUSTING worden de volgende symbolen gebruikt:
(een zogenaamd Maltheser Kruis); het geeft aan dat het schip geheel onder toezicht van
Lloyd's zelf is gebouwd; wat daarmee precies wordt bedoeld, wordt behandeld in een ander
hoofdstuk.
"100"
'A"
alle schepen die door Lloyd's zijn geaccepteerd en opgenomen in het Register Book
krijgen dit symbool; het geeft aan dat romp en uitrusting voldoen aan de Rules hoewel zij misschien niet exact volgens de regels zijn geconstrueerd. Verder zijn romp
en uitrusting ook onderhouden zoals voorgeschreven.
"1"
betekent dat het anker- en meergerei aan boord geheel volgens de Rules is ingericht.
8
In plaats van de "1" kan er ook een "N" of een "T staan:
'N"
"T"
anker en meergerei behoeft in verband met de speciale dienst van het schip niet aan
boord te zijn,
anker en meergerei van een schip dat zijn dienst ten anker, gemeerd of gesleept
uitvoert.
(Lloyd's Machinerie Certificaten) het schip krijgt dit symbool als de voorstuwingsmachinerie en de essentile hulpinstallaties (generatoren en pompen bijv) voldoen
aan de regels.
'lp"
"IGS"
Inert Gas System, als het schip is voorzien van een goedgekeurd systeem voor de
productie van inert gas; het komt alleen voor bij olie-, gas-, en chemicalin tankers.
"DP"
Er zijn enkele symbolen die beginnen met DP, dynamic positioning, gevolgd door een
cijfer; het betreft besturingssystemen die het schip op zijn plaats houden in volle zee,
zonder dat het voor anker ligt en dus door het met schroeven, thrusters of boegschroeven op zijn plaats te houden.
'RMC(LG)"
Onder het teken 100 A1 staat in het Register Book het scheepstype vermeld en daar onder
staan een aantal notities die speciale constructiedetails vermelden.
Zoals eerder vermeld hebben andere Klasse Bureaus andere (equivalente) symbolen, bijv.:
Aan 100 A1 van Lloyd's Register zijn gelijkwaardig:
A I E
American Bureau
Bureau Veritas
l 313 E
I A 1
100 A 4
Behalve een Register Book geven de Klasse Bureaus elk ook een lijst uit met daarin de
namen van de door henzelf goedgekeurde fabrikanten:
bij Lloyd's heet deze lijst:
Lijst van goedgekeurde Fabrikanten van Materialen, Erkende Onderzoek Instituten, en Lasfirma's van Klasse l.
KLASSERING IN DE PRAKTIJK
3.0
Inleiding
In dit hoofdstuk zal de procedure worden uiteengezet die gevolgd moet worden om een schip
in het Register Book opgenomen te krijgen waarbij het dan tegelijk zijn Klasse Certificaat
ontvangt.
Het kan een nieuwgebouwd schip zijn of een bestaand schip dat wel of niet onder toezicht van
Lloyd's zelf is gebouwd, of dat vroeger al in het Register Book was opgenomen; in dit laatste
geval spreekt men van Herklassificatie.
3.1
NIEUWBOUW
Voor een nieuwbouw schip heet het eerste onderzoek (dus het onderzoek tijdens de bouw)
het "New Construction Survey '.
1
Niet onder Lloyd's toezicht gebouwd maar daarna wel door Lloyd's geklasseerd, bijv. doordat
een ABS-gekeurd schip verkocht is aan een andere reder die, om welke reden dan ook
Lloyd's wenst.
Er zijn dan twee mogelijkheden:
1. Het schip is onder toezicht van een ander Klasse Bureau gebouwd.
2. Het schip is niet onder toezicht van een Klasse Bureau gebouwd.
In beide gevallen zal Lloyds alle tekeningen en gegevens benevens de resultaten van alle
beproevingen willen controleren; Lloyd's zal ook zelf het schip onderzoek en beproeven.
Als het dan als voldoende wordt beoordeeld, krijgt het schip:
- In het eerste geval in het Register Book, voorafgaand aan 100 A l , het Maltheser Kruis met
een streep erboven.
- In het tweede geval krijgt het geen Maltheser Kruis.
3.3
HERKLASSIFICATIE
Voor een herklassificatie (het schip was al eens in het register Book opgenomen) geldt:
- Het schip moet een compleet Survey ondergaan zoals dat survey voor zijn leeftijd voorgeschreven is.
Na een belangrijke SCHADE plus een reparatie of na een belangrijke verbouwing is er altijd
een controle nodig door de surveyors om te beoordelen of de klasse niet verloren is gegaan.
f'
For
has
and
MARCH 1989
f-
nponents h o m
m , USA, Italy,
nee and Germany
einspected by LR
Setubal power
ion, Portugal.
Offshore
ConstructionServices
ClassificationServices, Statutory
Services, Design Database Group
Reet Services
aassification Services, Statutory
Services
Marine SpedficationServices
Yacht & S m d Craft Services
Technical Planning
Advanced Studies & Rule
Development, Rules Editorial,
Extemal Representation
Engineering Services
Marine Business
Quality Control
MARITIME INFORMATION
PUBLISHING
G ROUP
Register Books
Rule b o k s
Statistical Publications
ii& General
Oil, Pipelines, Bridges, Structures,
Containers, In-Service Inspection
Chemical
Chemicals & Petrochemicals
Power
Nudear, Hydro, Thermal, Diesel
Power Generation, Electrical
Transmission
. TechnicalServices
Engineering Services
Plan Approval, Special Projects &
Semi-submersibles,Steel Structures,
Gvil Engineering & Foundations,
Pipeliies, Dwelopment
Field Services
Hxed S ~ c t u r e sCertification
,
Surveys, Mobile Units &
Underwater Engineering
New Business
Marketing
Safety T ' l w
Ports, Marine & Offshore,
Industrial Risk Assessments, Safety
Studies and Audits
ENGINEERING SERVICES
Control Engineering
Eiectrical Engineering
Technical Investigations
Non-Destructive
Exanunation
--
-- -
- iron frames covered by wooden planks appeared, mcluding Cutty Sark designed by
Hercules Linten, the son of an LR surveyor.
The growth of technology - the coming of
steel and ever more powetiul means of propulsion - necessitated LR responding to yet
turther innovation, to participate in research
and take its place in the shipyard and engineering workshop.
Thus, in 1834, Llovd's Register of Shipping by ivhich name the Green Book was then
known - was reconstituted as Lloyd's Register
of British and Foreign Shipping, and the first
Rules were published. Two members of Lloyd's,
David Carruthers and John Robinson, were the
first chairman ot LR and the first chairman of
the Classification Committee respectively.
Sixty-three survevors were employed in the
first year and, in the first five years, 15 000
vessels surveyed in accordance with the new
Rules.
The reconstituted Lloyd's Register quickly
gained prestige and authority and considerably
intluenced neiv developments. The tirst steam
driven vessel to appear in the Lloyd's Register
Book was the James Watt in 1822, but the classification A i only applied to her huil. However,
in 1834, when the first Rules were published,
the machinery was taken into account. As public concern grciv over boiler explosions, LR'S
Rules became more stringent and engines,
boilers and machinery were inspected throughout constmcrion and on board classed ships, as
indeed is done today.
INTERNATIONAL CONVENTIONS
Maritime safety has always been a primary
concern of LR. For example, LR took the initiative over Load Lines: the voluntary freeboard,
known as Lloyd's Rule, was improved by LR's
tamous chief ship surveyor. Benjamin Martell.
He produced freeboard tables which. largely
as a result of Samuel Plimsoll's pleading in
Parliament, were adopted by the Board ot
Trade. These rules were the foundations of the
1930 International Load Line Convention.
Frequently it takes a major casualty to initiatc
an improvement to the regulations. The sinking of the Titanic - considered by her owners
to be unsinkable and therefore not classed led to the subdivision rules tor passenger ships,
later incorporared in the International Convention for Safety of Lite at Sea. 1929. LR's
involvement ivith safety mles has groivn and.
today, LR acts on behalt of more than 100
govemments, carrying out statutory surveys
and issuing certificates.
LR'S
Com
Koon
100 =
A =
1
constructedunder Issurvey
suitable for sea goinq service
constructed or accepted into UI class and maintained in good
and eff icient condition
gccd and efficient anchoring and -ring equipnent
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.2.5
3.3
Al1 Qtfners are requiarly infonned of the survey status of their ships.
.%re Qtfners access t h i s infomtion direct fran our minfrarce caqxter,
either fran their offices, or sonetimss fran the ship itself. In this
way both technical and financial planning for due surveys can be
carried out.
Al1 surveys and repairs are held under the supervision of IR's
Exclusive Sumeyors, sons 1800 of them stationed at soms 250 Offices
world-wide
No.
Clearly if an Owner does not bold the -red
surveys or oonply
with the Surveyor's reummations he cannot expect Ut to retain the
of class are carried out
ship in ciass. Buth assigmmmt a d wiThs Coimittee is carposed of Shipowners,
by the Classification Connittee.
Underwriters and P&I Club representatives, and only they are anpcwsred
to threaten or w i t M r a w a ship's class.
Of course we recoqnise that, for mny reasons, Owners cannot always
carry out surveys precisely on time. In such circumstances a postponement can sonetiJnes be agreed, prwided we are satisfied that the
condition of the ship warrants it, and always with a nutually agreed
date by which the survey wil1 be held.
September l989
SCHEPENLIJST
t
LR
ldenlllelle
NO.
Roeplellafa
Reals.
hal,..
nummer
Uulomld.
delen voor
de
ne~loalle
2
NAAM VAN HET SCHIP
Vroeoere nemen
EIGENAARS
Redele
Thuoehewen
Vlag
7032260 MAASHAVEN
PFRF
ex Andreas.79 ex Andrea.72
y a n Uden'm Schoapvoara en
D l Esd
Agentuur M i j B.V.
Gc Pld
Rotlerdarn
Netheflands
Rdr
RTrn/h/v
TONNENMAAT
CLASSIFICATIE
Schlp
Leelal oehouden
BIUIO
glool eufvev
Netto
Leedver- Mechlne
moeen
OP 10marmefh ledlno
Mechlnenummef
Ultruenfulo
Nel10
Leedvetmogen
op 10.
m*fm*rk
T Mk
1418
816
2 963
0ouwdelum
Werl.Bouwpleele
Bouw Nr.
Lenote over
allee (m)
Gfootete
b~eedle(m)
Me:.
dlepoeno lm)
de ntel (m)
nolle neer
de mal (m)
Gahlonhen/oalaet
Schollen
VOORTSTUWINGSINSTALLATIE
SCUEEPS-TVPEILADINGFACILITEITEN
Voorletuwino Type echlp Shellerdeh Mechlnee-aentalllvpe Olam*ler x eleg (mm)
Vermooen
Mechlnelebrlhent
Helale
Kiel (mm)
Ombouw
Onlwa~p
Bouwplul~
Wefhdruhhen Vefwarmend
oppefvleh
Vuuroenoen
l
Verendeflnoen1
Vlehllllln~(mm)
Wele~bellael
CASCO
@ll~ondefe
achroeven
Brandelolbunhofe(tonnen)
Aantal leecileten
Snelheld In
hnopen.
Krenenllaedbomen
Aenl~ll~lelioe
b.laalIn0
M Ganaral Cargo
lce strengthened
G.4 8 8 8 8.4 6 0 6
TEU 174 C. 174/20'
2 Ha (slll ( l 8.7 X 8.0) (24,9 X 10.8)
ER
Der 2t26) l(16)
7367408 MAASKADE
1 8 304
14 3 2l
ONM8
32 214
fjodllovd Bulk (0algloJ 8.A.
D l Esd
~ e d l l o v dBulk 0.V
Gc Pld
Antwerpen
Belgiurn
Rdr RTv
Y 10OAl
SS 2/84
chemica1 tanker
Tvpe 8 NOS.3a & l and
48 & l (cr) tanks. Type C
Nos,l.2,5,6&7(cr)
tanks end NOS.1-7
( ~ 5 swing
)
tanks
SG up to 1.06. in
association with an
approved list of cargoes
(cc)
WLMC
UMS
EL H t 2&-U3
FN 6644
M Tanker
Chernical
23 Ta ER
L 3 7 764
73674SO MAASKANT
1 8 304
ONMD
l 4 3 2l
fjodllovd Bulk IBeIgla) S.A.
32 2 14
D l Esd
Nedllovd Bulk &V,
Gc Pld
Antwerpen
8algiurn
Rdr RT
elOOA1
SS 10/80 1976.9 N.V. Boelwerf S.A.-Tarnisellernse
chemica1 tanker
( l 480)
Type 8. NOS.3F. 3A. 4F 170.69(88) 26.04
ll ,4 1 8
& 4A centre tanks, Type 162.67
26.00
14 B 6
CNos.l,2.6.6&7
P38.1 F 1 6 . 2 l d k
centre tanks end NOS,l
rf nil
t0 7 (p & s) wing tanks
ll BH W8382OT
SG up to l .O6 in
association with en
approved list 01 cargoes.
(cc)
YLMC
UMS
EL H t 2AmU3
FN 6647
M Tnnkar
1976.2
Chernicel
23 Ta ER
L 3 7 764
NEDLLOY D ORANJESTAD
REGISTER
+lOOAl
CS 4/84 1879 5 yerolrne Dok f!. Schpsb
rol1 O~I-rol1 011 cargo
-iin~~!nburg
(965)
shlp
196.53i801 32.29
10,726
%LMC
UMS 183.45
32.25
23.27
El. Nt 660,0/7,OU3 4 dks, 4th dk in Ityht cargoes o111y
FN l 0 186 r1 ntl
28tl 10 U dk. 28H to 21d dk W878521
IIICID118521 STs t11 Upr. TwDk72IT.
SIS ln 2nd TwDkIO72T. STs m Lwr
TwDk573T. Comb blm & S I ~nhold
1722T
M Oeneral Cargo
Rol
12P
Sde dours
4 tio 14,4 24.9 28.0 20.8 ER
G 1 5 0 7 9 8 l 4 232 I n 2 700
6 Ha (s11117.6 k 5.0) Il6,O 16.0 13.6
x 8.01 (3.9 3,9 x 6.11 ER
l 2 W Cr l ( 1 2.5.25) l(6.12) Der
lllOOl 2(IO) 8151
M RoRo Cargo
M RoRo Cargo
M RoRo Cargo
l 6 OOObhp ( l l 769kW)
Sulzer
N V. Kon~nkl~lke
Maats. 'De Schelde.
Vl~ss~ngan
2 AuxB ( l o l l 8x.g) 7kgI/cm2 (6.9bat)
Gen 3 4 645kW 450V 60Hz a c
Controllat~lep ~ l c h
propeller
Thw ~hrustpropeller lwd
Fuel 127,5l (do.) l 332.51 (hv0
2lkn
M RoRo Cergo
OF SHIPs 1985-86
0112SA @Cv.900 X l 5 5 0
26 8OObhp ( I 9 713kW)
Sulzer
Angled stern door & ramp (s)
N V Kon~nkltlkeMaats. .De Schelde'
pt htgher Ienslle steel
Vl~ss~ngan
Mchy.all
AuxB (0.1.) 8kgI/cm2 (7.9bar)
HeCls. B e(ex.gl 10kgl/cma (9.9bar)
TEU 726
Gen 4 X 16OOkW 450V 6OHz a.c.
C.RoRo Dk 332120' C.Dk 394120' Thw. lhrust Contr. p~tchpropeller alt. l fwd
~ncl.24 rel C,
Fuel 327.01 (d.0.) 4 359.01 (hvI)-89,5pd
20.26kn
w,,,"
Ha
l=tll
CR
0112SA 5Cy. 9 0 0 X l 9 0 0
su1zer
14 89Obhp ( l 0 9 W k W
B.V. Kon~nkl~hke
Mij. Schps, & Mach.
-0%Schelde'
Viiwingen
Gen 2 X 1500kW l X 1300kW
l X 700kW 440V 6 0 H a.c.
~
Thw. thrust Contr. pitch c rop eb lei lwd , l alt
C,,rnI ? A R 6 , ,A m t 3 Re*
# h u i l - A R End
HOOFDSTUK 6
SCHEEPVAARTINSPECTIE
l.o
Inleiding
2.
a.
b.
-de zeebrievenwet,
-het Schepelingenbesluit,
-de Wet op zeevaartdiploma's,
-de Wet op de arbeids- en rusttijden,
-het zeeaanvaringsreglement,
-de MARPOL voorschriften, en wel dat deel dat gaat over de uitrusting en
(de uitvoering wordt door andere instanties geconinrichting van de schepen
troleerd).
Als laatste
4.
Uit het voorgaande (vooral 2b en 3) volgt dat SI ook voor en tijdens de bouw van een schip
toezicht zal houden, ongeveer zoals het Klasse Bureau dat doet, namelijk over de tekeningen,
materialen, constructie en beproevingen. In de praktijk wordt dit onderzoek aan het erkende
Klasse Bureau overgelaten en worden de klasse certificaten door SI geaccepteerd. Ter herinnering: de Klasse is vooral ge'interesseerd in de constructie en de sterkte van het schip en in
de goede werking van de machinekamerinstallatie inclusief anker- en stuurmachine, enz. De
Scheepvaartinspectie is gericht op de veiligheidsaspecten van de vaart.
Het Schepenbesluit met zijn 23 bijlagen is het uitvoeringsbesluit van de Schepenwet. Naast
vele andere zaken wordt in het Besluit aandacht besteed aan:
- de regels van SI zelf en zijn inspecteurs,
- de certificaten die nodig zijn voor de vaart,
- de eisen en voorschriften waaraan de rompconstructie, de machine-installatie en de
scheepsuitrusting moeten voldoen.
In het navolgende zullen alleen een aantal zaken met betrekking tot de eerste twee punten
worden behandeld; voor de eisen en voorschriften met betrekking tot de constructies van
romp, machines en uitrusting raadplege men het Schepenbesluit zelf.
l.
l
REGELS VOOR SI.
5. De ambtenaar SI is gerechtigd tot aanhouding van een schip van vreemde nationaliteit als
de toestand van het schip gevaar voor de opvarenden oplevert. Dan moet wel de consul
worden gewaarschuwd en de aanhouding moet worden gemotiveerd.
Als zoiets zich bij een Nederlands schip (in Nederland dus) voordoet, wordt het betreffende
certificaat ingetrokken en kan de reis niet beginnen.
6. Ambtenaren moeten vermijden storend in het bedrijf op te treden.
7. De periodieke inspecties zullen zoveel mogelijk samenvallen met die van het Klasse
Bureau.
8. De door het Klasse Bureau vastgestelde regels voor bouw en uitrusting worden gevolgd bij
l.2
CERTIFICATEN
Een nieuw gebouwd schip (of een verbouwd schip) moet volgens het Schepenbesluit een
hellingproef ondergaan.
Met zo'n proef wordt de plaats van het massazwaartepunt van het lege schip (GFeeg)bepaald
en is de enige manier om die juiste plaats correct vast te stellen.
Zoals bekend staat of valt elke stabiliteitsberekening met een juiste waarde van de GK van
het lege schip.
CERTIFICATEN
2.1
International code for the construction and equipment of ships carrying dangerous
chemicals in bulk (IBC)
Code for the construction and equipment of ships carrying dangerous chemicals in bulk
(BCH)
intern.ational code for the construction and equipment of ships carrying liquified gases in
bulk (IGC)
VERJAARDATUM
Een nieuw schip krijgt bij in gebruikneming in overleg met het Klassebureau een
verjaardatum. Bij een bestaand schip wordt deze datum ook in overleg met het klassebureau
en de reder vastgelegd. In de praktijk kiest men dan de datum waarop de oude certificaten
verlopen zijn. Deze datum is dan bepalend voor de afgifte van alle relevante HSSCcertificaten.
In principe behoudt het schip de vastgestelde verjaardatum gedurende haar hele leven. Het
levert dus niets op indien men elk jaar gebruik maakt van de verlenging van 3 maanden.
HOOFDSTUK 7
KLASSEBUREAUS EN SCHEEPVAARTINSPECTIE
1 .o
Inleidinq
De Schepenwet schrijft voor dat de Scheepvaartinspectie belast is met het voortdurend
toezicht op schepen waarop de Schepenwet van toepassing is. Voor de uitoefening van dit
voortdurend toezicht maakt de Scheepvaartinspectie gebruik van de diensten van zeven
erkende particuliere onderzoekingsbureaus of klassebureaus.
Tussen de scheepvaartinspectie en de klassebureaus bestaan werkafspraken over het
uitvoeren van inspecties en het viseren van certificaten van schepen die "onder klasse" vallen.
De taakverdeling tussen Scheepvaartinspectie en de klassebureaus is met betrekking tot het
HSSC-systeem voor Nederlandse, Nederlands Antilliaanse en Arubaanse vrachtschepen als
volgt:
1.
2.
3.
4.
5.
Als het onderzoek met gunstig resultaat verlopen is kan de surveyor die het onderzoek verricht heeft het desbetreffende certificaat of deel van het certificaat viseren.
7.
8.
9.
10.
11.
Met het HSSC-systeem is er nu voor vrachtschepen een nieuw onderzoek bijgekomen, nl. het
periodiek onderzoek van de veiligheidsuitrusting en de radio-uitrusting. Het periodiek
onderzoek van de uitrusting zal uitgevoerd worden door de Scheepvaartinspectie, met de
vermelding dat in bijzondere gevallen het Hoofd van de Scheepvaartinspectie dit onderzoek
kan delegeren naar klasse. Het periodiek onderzoek van de radio-installatie blijft bij HDTP of
de buitenlandse administratie, zoals hiervoor in punt 9 van de afspraken met de klassebureaus.
1.1
DE ONDERZOEKEN
In het HSSC-systeem wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende onderzoeken:
eerste onderzoek;
hernieuwd onderzoek;
periodiek onderzoek;
tussentijds onderzoek;
jaarlijks onderzoek;
onderzoek om bijzondere redenen;
onderzoek buitenzijde van de romp
1 eerste onderzoek
Het eerste onderzoek (initia1 survey) wordt uitgevoerd voordat de afgifte van een certificaat
voor de eerste maal plaats vindt.
2 hernieuwd onderzoek
Het hernieuwde onderzoek (renewal survey) is het onderzoek dat plaats vindt voordat een
volgend certificaat wordt uitgereikt
3 periodiek onderzoek
Het periodiek onderzoek (periodical survey) is een onderzoek dat tussentijds, dus tussen het
eerste of hernieuwde en het volgende hernieuwde onderzoek, wordt uitgevoerd om vast te
stellen of de reddingsmiddelen, brandblus- en veiligheidsmiddelen of radio-uitrusting voldoen
aan de desbetreffende voorschriften, goed onderhouden zijn en in goede staat verkeren voor
de dienst waarvoor het schip is bestemd. Het periodiek onderzoek heeft dezelfde diepgang
als een hernieuwd onderzoek, maar wordt niet bekroond met een nieuw certificaat.
4 tussentijds onderzoek
Het tussentijds onderzoek (interrnediate survey) is een onderzoek dat tussentijds, dus tussen
het eerste of hernieuwde en het volgend hernieuwde onderzoek, wordt uitgevoerd.
Hierbij wordt vastgesteld of de constructie, machinekamer en aanverwante uitrusting goed
onderhouden zijn en nog in goede staat verkeren voor de dienst waarvoor het schip is
bestemd.
Dit onderzoek heeft dezelfde diepgang als een hernieuwd onderzoek, maar wordt niet
bekroond met een nieuw certificaat.
5 jaarlijks onderzoek
Het jaarlijks onderzoek (annual survey) is een onderzoek dat jaarlijks uitgevoerd wordt om
Een passagiersschip krijgt een veiligheidscertificaat dat een geldigheidsduur heeft van
ten hoogste 12 maanden.
een passagiersschip krijgt een Certificaat van Deugdelijkheid dat een geldigheidsduur
heeft van ten hoogste 12 maanden.
De buitenzijde van de romp van een passagiersschip moet nog steeds ieder jaar
genspecteerd worden. Dit kan afwisselend droogstaand in een dok gebeuren of door
middel van een zogenaamde in-water-survey, waarbij gebruik gemaakt wordt van
duikers en onderwatervideocamera's. Voor dit soort onderzoeken bestaan uitgebreide
voorschriften van de klassebureaus.
Eerste
Hernieuwd
Uitwatering
Klassebureaus
Klassebureaus
Uitrusting
SI
sI
Radio
HDTP
HDTP
Constructie
Klassebureaus
Klassebureaus
loop
SI
sI
CvD
sI
sI
Tussentijds
Jaarlijks
Bijz.reden
Klassebureaus
SI
HDTP
Klassebureaus
Klassebureaus
Klassebureaus
SI
1.4
ONDERZOEKEN NIET UITGEVOERD BINNEN DE "WINDOWS"
De reguliere onderzoeken (hernieuwd, tussentijds, periodiek of jaarlijks) dienen uitgevoerd te
worden binnen een periode ("window") van 3 maanden voor en 3 maanden na de verjaardaturn. Voor de goede orde zij vermeld dat een tussentijds of periodiek onderzoek dient te
worden uitgevoerd ten tijde van het 2e of 3e jaarlijkse onderzoek. Dit onderzoek komt dan in
plaats van het 2e of 3e jaarlijkse onderzoek.
Als dit onderzoek niet wordt uitgevoerd en het certificaat derhalve niet kan worden geviseerd,
dan vervalt de geldigheid van het certificaat.
De eigenaar van het schip dient hierop contact op te nemen met de Scheepvaartinspectie en
dient de redenen aan te geven waarom het desbetreffende onderzoek niet heeft plaats
gevonden.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie beoordeelt deze informatie en stelt de diepgang en
omvang van het alsnog uit te voeren onderzoek vast.
Wanneer dit onderzoek naar tevredenheid van de surveyor is uitgevoerd kan het desbetreffende certificaat geviseerd worden door de surveyor van het klassebureau of door de
Scheepvaartinspectie.
Op het certificaat dient deze visering te worden voorzien van de volgende opmerking:
at the request of the Netherlands Administration a thorough and stringent survey has
been carried out, after which the validity of this certificate was restored.
1.5
ONDERZOEK BUITENZIJDE ROMP.
De buitenzijde van de romp van een vrachtschip moet ten minste 2 maal in elke 5 jaar
worden onderzocht. Deze periode van 5 jaar behoeft niet samen te vallen met de
verjaardatumcyclus. Hiermee wordt de reder de nodige flexibiliteit geboden. Tussen twee van
dergelijke onderzoeken mag ten hoogste een periode van 36 maanden liggen. De tijd tussen
het tweede en het daaropvolgende onderzoek mag in dat geval niet langer zijn dan 24
maanden. Dit betekent dat in elke willekeurige periode van 5 jaar (any 5 year period) twee
onderzoeken moeten plaatsvinden, met een maximale tijdsruimte van 36 maanden tussen
twee opeenvolgende onderzoeken.
Het schip behoeft voor dit onderzoek niet elke keer in een dok te worden drooggezet. Om het
andere onderzoek mag dit onderzoek vervangen worden door een zogenaamde in-watersurvey, waarbij gebruik gemaakt wordt van duikers en onderwater-videocamera's. Voor dit
soort onderzoeken bestaan uitgebreide voorschriften van klassebureaus.
In een bijzonder geval kan de periode van 5 jaar verlengd worden, maar met niet meer dan 3
maanden. Het betreft hier de situatie dat als door een bijzondere omstandigheid het schip niet
op tijd in de haven kan aankomen waar het onderzoek geregeld is (zie hiervoor regulation
14(e) en 14(f) van de Annex van het 1988 SOLAS Protocol).
Op het nieuwe veiligheidscertificaat voor vrachtschepen wordt door de Scheepvaartinspectie
vermeld wanneer de laatste twee onderzoeken van de buitenzijde romp voor de verstrekking
van dit certificaat hebben plaats gehad. Indien een dergelijk onderzoek samenvalt met de
verjaardatum dan wordt de datum van dit onderzoek op het certificaat vermeld.
Voor non-Solas schepen worden de onderzoeken van de buitenzijde romp op het CvD
vermeld.
Voor crude-tankers van 20.000 ton en groter en producten-tankers van 30.000 ton en
groter, wordt met ingang van 6 juli 1995 een afwijkend systeem van kracht. Het enhaneed surveysysteem (IMO Res. A 744) schrijft voor dat een dokking deel moet uitmaken
van het survey ter vernieuwing van het certificaat.
CERTIFICATEN
2.0
Inleiding
De certificaten waar het in het HSSC-systeem om gaat zijn:
2.1
NADERE TOELICHTING
Certificaat van Deugdelijkheid (CvD)
Alle Nederlandse, Nederlands Antilliaanse en Arubaanse schepen krijgen bovendien een
nationaal Certificaat van Deugdelijkheid (CvD).
Het certificaat van deugdelijkheid is alleen in bovengenoemde landen voorgeschreven; in het
buitenland bestaat hier geen equivalent voor. Alle schepen van bovengenoemde landen
moeten dit certificaat hebben. Het is grotendeels een overkoepelend certificaat, dat wil
zeggen dat veel van de hierondergenoemde onderdelen ook in andere certificaten zijn terug
te vinden.
- na dokking,
maakt,
- machine-installatie,
- uitrusting,
- electrische installatie,
- radio-installatie,
- stuurinrichting,
- radar, echolood, gyro,
- lichten, dagmerken, geluidsseinen,
- geeft ook informatie over diploma's,
- enz. enz.
Voor vrachtschepen is met de invoering van het HSSC-systeem de geldigheidsduur van het
CvD gebracht op 5 jaar.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen CvD voor SOLAS-schepen en voor non-SOLASschepen.
Het CvD van een schip 2 500 ton, met voortstuwing, behoeft niet jaarlijks te worden geviseerd.
Het CvD van de overige schepen dient wel jaarlijks te worden geviseerd, omdat deze
schepen geen of niet alle SOLAS-certificaten hebben.
Het CvD van non-SOLAS-schepen is voorzien van een viseringsblad, waarop de benodigde
viseringen kunnen worden aangetekend.
(zie 3.10, 3.10.1, 3.10.2, 3.10.3).
De visering wordt aangetekend door de surveyor, die de laatste afrondende inspectie heeft
uitgevoerd. Dit kan een klassebureausurveyor zijn. Indien dit het geval is dan dient hij via zijn
organisatie Scheepvaartinspectie te melden dat een visering heeft plaats gehad.
Op het CvD staat vermeld dat het CvD zijn geldigheidsduur verliest indien de verplichte
jaarlijkse inspecties niet op tijd zijn uitgevoerd.
Ook is er ruimte om de geldigheidsduur, in overeenstemming met de daarvoor geldende
voorschriften, te verlengen.
2.2
VEILIGHEIDSCERTIFICAAT VOOR VRACHTSCHEPEN
2.3
UITWERKING
Verdragen, toepassing, geldigheid, verlenging van geldigheid, afgifte, onderzoeken en viseringen.
A.
B.
A.
Verdrag:
Internationaal Convention on Load Lines, l966
l988 LOAD LINE Protocol en Resolution A.718(17).
Geldend voor:
Alle schepen.
Geldigheidsduur:
Max. 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van een 5-jarig CvU is in twee gevallen mogelijk. Het CvU
kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de inspectie
wordt gehouden. Het CvU kan maximaal 5 maanden worden verlengd indien het renewal
survey heeft plaats gevonden, maar het nieuwe certificaat nog niet beschikbaar is.
Voor deze verlengingen is ruimte op de viseringsbladen gereserveerd.
Aanvraag:
Een CvU moet schriftelijk aangevraagd worden door het Klassebureau bij het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie. Hiervoor zijn speciale aanvraagformulieren in gebruik.
Uitgifte:
Een CvU wordt uitgereikt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Als de Scheepvaartinspectie gereed is met de overige inspecties van het schip wordt het CvU gestuurd naar het
klassebureau, die voor uitreiking zorg draagt.
Onderzoeken:
Een onderzoek voor uitgifte van een eerste CvU of voor vernieuwing van het CvU wordt door
Klassebureaus verricht.
Tevens voert de surveyor van het Klassebureau het verplichte jaarlijkse onderzoek uit, dat
dient te geschieden in de periode van 3 maanden voor tot 3 maanden na de verjaardatum
van het eerste onderzoek.
Onderzocht wordt de goede staat van de onderdelen en middelen voor de afsluiting van het
vrijboorddek: de openingen daarin, de verschansing, het relingwerk, de waterloospoorten, de
toegangen tot de bemanningsverblijven enz.
Bij de eerste aanvraag van het CvU (dus bij nieuwbouw of een verbouwing) moeten worden
overlegd:
tekeningen en gegevens opdat SI de sterkte en de stabiliteit van het schip kan
narekenen.
de berekening van het vrijboord; de berekening is door het Klasse Bureau gemaakt,
en wordt door SI gecontroleerd.
Noot:
Uitwatering = Vrijboord.
De kleinste toegelaten afstand tussen de maximaal geladen waterlijn en de bovenkant
van het scheepboorddek in de zijde, gemeten op halve scheepslengte.
Daardoor wordt dus de maximaal toegestane diepgang vastgelegd.
Door het vrijboord worden bepaald:
de kleinste waarde van het reserve drijfvermogen; dit betreft dus de zeewaardigheid,
de grootste belasting van het schip bij maximale belading; dit betreft dus de sterkte
van het schip.
Visering:
Na ieder jaarlijks onderzoek wordt door de Klassebureau-surveyor het CvU geviseerd
(endorsement (eng.) De Scheepvaartinspectie dient hierover genformeerd te worden.
Invlaggen:
Bij invlaggen van een schip kan op ad-hoc basis een CvU met een geldigheidsduur van 3
maanden worden uitgereikt. In afwachting van de uitwateringsberekening en het vrijboordrapport wordt dit CvU opgemaakt aan de hand van de gegevens van het buitenlandse CvU. Een
en ander behoeft de toestemming van het hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Vrijstelling:
Indien een schip niet geheel behoeft te voldoen aan de vrijwateringbepalingen, kan bij het
CvU een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering worden
uitgereikt.
Dit geschiedt ingevolge het bepaalde in artikel 6(4) (geldigheidsduur voor een reis, tot
maximaal 1 jaar) of het bepaalde in artikel 6(2) (geldigheidsduur maximaal 5 jaar) van het
Uitwateringsverdrag.
B.
De procedures voor het declaration of Compliance zijn hetzelfde als voor het IOPPcertificaat.
Als richtlijn voor de onderzoeken geldt het gestelde in IMO Reolutie A.746(18) Survey
Guidelines under the Harrnonized System of Survey and Certification.
Visering:
Na ieder jaarlijks en tussentijds onderzoek dient het IOPP-certificaat geviseerd te worden. De
Scheepvaartinspectie dient hierover ge'informeerd te worden.
C.
D.
Verdrag:
International Convention for the Safety of Life at Sea, 1974 as amended 1978 SOLAS
Protocol
IMO International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied
Gases in Bulk (IGC voor IGC code);
IMO code for Existing Ships carrying Liquefied Gases in Bulk (GC code).
Geldend voor:
Gastankschepen in de zin van de Gas Carrier Codes.
Geldigheidsduur:
Maximaal 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van een 5-jarig COF is in twee gevallen mogelijk. Het
certificaat kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de
inspectie wordt gehouden. Het certificaat kan met maximaal 5 maanden worden verlengd
indien het renewal survey heeft plaats gevonden, maar het nieuwe certificaat nog niet
beschikbaar is.
Voor deze verlengingen is ruimte op de viseringsbladen gereserveerd.
Aanvraag:
Aanvraag van een COF (met stoffenlijst) moet schriftelijk door de bouwer of eigenaar van een
gastanker bij het hoofd van de Scheepvaartinspectie worden ingediend.
Uitgifte en uitreiking:
Uitgifte en uitreiking van een COF geschiedt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Onderzoeken:
Het onderzoek voor uitgifte van een eerste COF of voor vernieuwing van een COF wordt
verricht door de Scheepvaartinspectie. De tussentijdse (2% jaarlijkse) onderzoeken worden
eveneens uitgevoerd door de Scheepvaartinspectie. De jaarlijkse onderzoeken worden
uitgevoerd door de klassebureaus.
E.
Verdrag:
International Convention for the Safety of Life at Sea, 1974 as amended 1978 SOLAS
Protocol.
IMO International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous
Chemicals in Bulk (IBC code);
Resolution MEPC. 40(29) en Resolution MSC 16(58) (HSSC voor IBC code);
IMO code for the Construction and Equipment of Ships carrying Dangerous Chemicals in Bulk
(BCH code);
Resolution MEPC 41(29) en Resolution MSC 18(58) (HSSC voor BCH code);
Geldend voor:
Chemicalientankers in de zin van Bulk Chemical Codes.
Geldigheidsduur:
Maximaal 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van een 5-jarig COF is in twee gevallen mogelijk. Het
certificaat kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de
inspectie wordt gehouden. Het certificaat kan met maximaal 5 maanden worden verlengd
indien het renewal survey heeft plaats gevonden, maar het nieuwe certificaat nog niet
beschikbaar is.
Voor deze verlengingen is ruimte op de viseringsbladen gereserveerd.
Aanvraag:
Aanvraag van een COF (met stoffenlijst) moet schriftelijk door de bouwer of eigenaar van een
gastanker bij het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden ingediend.
Uitgifte en uitreiking:
Uitgifte en uitreiking van een COF geschiedt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Onderzoeken:
Het onderzoek voor het eerste COF of voor vernieuwing van een COF worden uitgevoerd
door de Scheepvaartinspectie.
De tussentijdse (2% jaarlijkse) onderzoeken worden eveneens uitgevoerd door de Scheepvaartinspectie. De jaarlijkse onderzoeken worden uitgevoerd door de klassebureaus.
F.
Verdrag:
Internationaal Convention for the Safety of life at Sea, 1974 as amended 1978 SOLAS
Protocol, l988 Protocol en Res. A.718(17).
Geldend voor:
Vrachtschepen van 300 ton of meer, doch minder dan 500 ton, die internationale reizen
maken.
Geldigheidsduur:
Maximaal 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van het RVC is in twee gevallen mogelijk. Het certificaat
kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de inspectie
wordt gehouden. Het certificaat kan met maximaal 5 maanden worden verlengd indien het
renewal survey heeft plaats gevonden, maar het nieuwe certificaat nog niet beschikbaar is.
Voor de verlengingen is ruimte op de viseringsbladen gereserveerd.
Aanvraag:
De aanvraag voor een radioveiligheidscertificaat moet schriftelijk worden ingediend bij het
Hoofd van de Scheepvaartinspectie door de bouwer of eigenaar van het schip.
Uitgifte en uitreiking:
Uitgifte en uitreiking van een RVC geschiedt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
Onderzoeken en viseringen:
Als richtlijn voor de onderzoeken geldt het gestelde in IMO Resolutie A.746(18) Survey
Guidelines under the Harmonized System of Survey and Certification.
G.
Wettelijke basis:
Code for the Construction and equipment of Mobile Offshore Drilling Units, 1989 (1989 MODU
Code) (Res. A.649(16) en
Code of Safety for Special Purpose Ships (Res. A.534 (13)).
Geldigheidsduur:
Maximaal 5 jaar.
Aanvraag:
De aanvraag van deze certificaten moet schriftelijk door reder of bouwer bij het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie worden ingediend.
Uitgifte:
De certificaten voor MODU's en Speciale Purpose Ships worden uitgereikt door het Hoofd
van de Scheepvaartinspectie.
Onderzoek:
De onderzoeken van constructie-, uitwaterings- en IOPP-zaken verlopen op dezelfde wijze als
bij vrachtschepen.
De overkoepelende MODU- en SPS-aspecten worden bij het eerste en hernieuwde onderzoek uitgevoerd en beoordeeld door de Scheepvaartinspectie.
Visering:
Na ieder verplicht onderzoek dient het certificaat geviseerd te worden door de surveyor van
H.
INTERIM CERTIFICATEN
l.
Verdrag:
International Convention for the Safety of Life at Sea, 1974 as amended 1978 SOLAS
Protocol, l988 Protocol en Res. A.718(17)
Geldend voor:
Vrachtschepen van 500 ton of meer, die internationale reizen maken.
Geldigheidsduur:
Maximaal 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van het VC is in twee gevallen mogelijk. Het certificaat
kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de inspectie
wordt gehouden. Het certificaat kan met maximaal 5 maanden worden verlengd indien het
renewal survey heeft plaats gevonden, maar het nieuwe certificaat nog niet beschikbaar is.
Voor deze verlengingen is ruimte op de viseringsbladen gereserveerd.
Aanvraag:
Van een veiligheidscertificaat moet schriftelijk worden ingediend bij het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie door bouwer of eigenaar van het schip.
Uitgifte en uitreiking:
van een VC geschiedt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Onderzoeken:
Als richtlijn geldt het gestelde in IMO Resolutie A. 746(18)
Survey Guidelines under the Harmonized System of Survey and Certification.
Toelichting:
Op het uitrustingsoverzicht behorend bij het vrachtschip-veiligheidscertificaat worden
gegevens over de radio-uitrusting, de veiligheidsuitrusting en de constructie van het schip
vermeld. Tevens is op de bijbladen de nodige ruimte ingeruimd voor het viseren van de
verschillende onderdelen: radio, uitrusting en constructie.
Radio:
Bij een onderzoek uitgevoerd in Nederland:
De aanvraag voor een eerste of hernieuwde onderzoek van de radio-installatie dient
ingediend te worden bij de Scheepvaartinspectie en bij de HDTP;
De aanvraag voor een periodiek onderzoek dient door de eigenaar, kapitein of agent
rechtstreeks bij HDTP aangevraagd te worden; tussenkomst van de Scheepvaartinspectie is niet vereist. Na het onderzoek dient HDTP de desbetreffende pagina van
het VC te viseren en de Scheepvaartinspectie hierover te informeren.
Bij een onderzoek uitgevoerd in het buitenland:
De aanvraag voor een eerste of hernieuwd onderzoek van de radio-installatie dient
ingediend te worden bij de Scheepvaartinspectie. De Scheepvaartinspectie zal de
Nederlandse consult ter plaatse verzoeken een onderzoek door of namens de locale
Administratie te organiseren met verstrekking van een inspectierapport. De consul
stuurt dit rapport door naar de ScheepvaartinspectieIHDTP in Nederland. HDTP
bericht Scheepvaartinspectie omtrent de beoordeling van het inspectierapport. De
uitslag hiervan is van belang voor de afgifte van het veiligheidscertificaat.
De aanvraag voor een periodiek onderzoek kan door de eigenaar, kapitein of agent
rechtstreeks aangevraagd worden bij de Nederlandse consul; tussenkomst van de
Scheepvaartinspectie is niet vereist; de desbetreffende pagina van het VC dient na
onderzoek geviseerd te worden door de surveyor die het radiosurvey heeft uitgevoerd
en de Scheepvaartinspectie dient hierover genformeerd te worden door tussenkomst
van de Nederlandse consul.
In bijzondere gevallen kan SI het klassebureau, namens de reder verzoeken een
periodiek onderzoek uit te voeren. Na een succesvol onderzoek kan het VC worden
geviseerd. Over dit onderzoek en de visering moet Scheepvaartinspectie worden
ingelicht en een inspectierapport dient te worden toegestuurd.
Uitrusting:
Het eerste en hernieuwd onderzoek wordt uitgevoerd door de Scheepvaartinspectie.
Het jaarlijks onderzoek van de veiligheidsuitrusting kan uitgevoerd worden door het klassebu-
De buitenzijde van de romp van het schip dient periodiek geinspecteerd te worden zoals is
aangegeven. Als dit onderzoek met gunstig resultaat is verlopen dient de surveyor die dit
onderzoek heeft uitgevoerd de datum van dit onderzoek te vermelden op de daarvoor
bestemde plaats van het internationaal veiligheidscertificaat van dit vrachtschip en SI
hierover te informeren.
Voor de daarop van toepassing zijnde olietankers (crude 30.000 ton, produkten 30.000
ton) wordt per 6 juli 1995 IMO Res. A744 gehanteerd. Dit betekent dat een dokking onderdeel
wordt van het renewal survey.
J.
Wettelijke basis:
Schepenwet
Geldend voor:
alle schepen waarop de Schepenwet van toepassing is.
Geldigheidsduur:
maximaal 5 jaar.
Verlenging van de geldigheid:
Verlenging van de geldigheidsduur van het CvD is in twee gevallen mogelijk. Het certificaat
kan verlengd worden met maximaal 3 maanden om de haven te bereiken waar de inspectie
wordt gehouden. Het certificaat kan met maximaal 5 maanden worden verlengd indien het
renewal survey heeft plaats gevonden maar het nieuwe certificaat nog niet beschikbaar is.
Voor deze verlengingen is ruimte op het Certificaat resp. het viseringsblad gereserveerd.
Aanvraag:
van een certificaat van Deugdelijkheid moet schriftelijk worden ingediend bij het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie door de bouwer of eigenaar van het schip.
Uitgifte en uitreiking:
van een certificaat van Deugdelijkheid geschiedt door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Onderzoeken:
Het eerste en hernieuwd onderzoek wordt uitgevoerd door de Scheepvaartinspectie.
De geldigheidsduur van het CvD blijft bestendigd zolang de vereiste jaarlijks inspecties zijn
uitgevoerd. De jaarlijks inspecties van non-SOLAS-schepen worden aangetekend op een
viseringsblad behorend bij het CvD.
De jaarlijks visering kan geschieden door de surveyor van het klassebureau of van Scheepvaartinspectie, nadat is vastgesteld dat alle vereiste jaarlijkse inspecties aan schip en uitrusting zijn uitgevoerd en de desbetreffende certificaten ook zijn geviseerd.
Voor uitgebreide informatie over visering van het certificaat van Deugdelijkheid zie de
volgende paragrafen.
K.
Als alle aanwezige internationale certificaten geviseerd zijn door de verschillende surveyors
dan wordt daarmee de geldigheidsduur van het CvD bestendigd.
Op het certificaat is ruimte gereserveerd voor verlenging van de geldigheidsduur van het
Certificaat van Deugdelijkheid indien dit voor bijzondere gevallen toegestaan wordt, zoals
aangegeven in het Schepenbesluit 1965lSOLAS Protocol 1988.
Eventuele verleende verlenging loopt parallel met die van de internationale certificaten.
Schepen van 300 ton en meer, doch kleiner dan 500 ton
Voor vrachtschepen kleiner dan 500 ton is de onderzoek-procedure hetzelfde als voor
schepen van 500 ton en meer, doch de visering-procedure is anders. Deze schepen zijn
immers niet voorzien van een veiligheidscertificaat. Schepen in deze categorie hebben wel
een internationaal Radioveiligheidscertificaat.
Bij schepen in deze categorie wordt de visering van de radio-uitrusting aangetekend op dit
radioveiligheidscertificaat. De viseringen van de veiligheidsuitrusting en constructie
moeten worden aangetekend op de desbetreffende plaats van bijblad 313 van het Certificaat
van Deugdelijkheid.
Als alle aanwezige internationale certificaten (*) en delen van het Certificaat van Deugdelijkheid geviseerd zijn door de verschillende surveyors, dan is daarmee de geldigheidsduur van
het certificaat bestendigd.
Alle viseringen dienen te worden gemeld aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Op bijblad 213 is tevens ruimte gereserveerd voor verlenging van de geldigheidsduur van het
Certificaat van Deugdelijkheid indien dit voor bijzondere gevallen toegestaan wordt, zoals
aangegeven in het Schepenbesluit 1965lSOLAS Protocol 1988.
Op bijblad 313 is ruimte gereserveerd voor het vermelden van de datums van onderzoek van
de buitenzijde van de scheepsromp.
(*) vrachtschepen kleiner dan 400 ton ook het Document of Compliance (nationale "IOPP
certificaat")
Schepen kleiner dan 300 ton en schepen, ongeacht de grootte, zonder voortstuwing
Aangezien deze schepen geen VC of RVC hebben, moeten de viseringen van radiouitrusting, veiligheidsuitrusting en constructie aangetekend worden op de desbetreffende
plaatsen van het bijblad 313 van het Certificaat van Deugdelijkheid.
Als de wel aanwezige (interInationale certificaten en het CvD geviseerd zijn dan is daarmee
de geldigheidsduur van het CvD bestendigd.
De viseringen moeten door de surveyor of ambtenaar gemeld worden aan het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie.
Op bijblad 213 is tevens ruimte gereserveerd voor verlenging van de geldigheidsduur van het
Certificaat van Deugdelijkheid indien dit voor bijzondere gevallen toegestaan wordt, zoals
aangegeven in het Schepenbesluit 1965lSOLAS Protocol 1988.
Op bijblad 313 is ruimte gereserveerd voor het vermelden van de datums van onderzoek van
de buitenzijde van de scheepsromp.
*
L.
DOCUMENT OF COMPLIANCEIAUTHORISATION
Verdrag
International Convention for the Safety of Life at Sea, 1974 as amended 1978 SOLAS
HOOFDSTUK 8
SURVEYS
1 .o
Inleidinq
Voor het handhaven van de klasse van een schip, dat wil zeggen dat het Klasse Bureau het
schip nog steeds als voldoende beoordeelt en het in het Register Book zal handhaven en het
Klasse Certificaat geldig blijft, is het nodig dat het schip regelmatig genspecteerd wordt om te
controleren of er voldoende onderhoud is gepleegd en of het niet te veel is ingeteerd of
versleten. Tevens zijn deze onderzoeken ook nodig voor het verkrijgen van de verschillende
certificaten.
Zo'n onderzoek of inspectie heet een SURVEY en het wordt uitgevoerd door de surveyors van
het Klasse Bureau. Het is een inspectie en geen reparatie hoewel het Survey wel een reparatie tot gevolg kan hebben.
1.1
DE VERSCHILLENDE SURVEYS
Er zijn verschillende surveys, en wel:
~ n n u aSurvey
l
Docking Survey
In-water Survey
Special Survey (ook wel: Huil Survey)
Machinerie Survey
Continuous Survey
Occasional surveys, bijv. na een schade of als het IGS- of een ander systeemsurvey moet
worden gedaan.
Bij de bespreking van de verschillende surveys zal blijken dat zij passen in een systeem van
periodieke inspecties. De lengtes van de periodes zijn voor de reder erg belangrijk omdat
daardoor het aantal herhaalsurveys wordt bepaald en er veel geld met surveys is gemoeid:
niet alleen de surveykosten zelf natuurlijk maar vooral ook de tijd dat een schip stil moet
liggen voor zo'n inspectie (dan kan het dus niet verdienen). Het is dan ook logisch dat er een
tendens bestaat om die periodes "op te rekken" en daar zal het Klasse Bureau weerstand aan
bieden. Dat langer worden van de periodes is al lang aan de gang en duurt nog steeds voort
en zal ook voort blijven duren.
Ter illustratie:
- In 1972 was de gemiddelde periode tussen twee dokkingen van alle schepen van Lloyd's
15 maanden.
- In 1983, dus slechts 11 jaar later, was diezelfde periode verdubbeld tot 30 maanden.
- In 1995 moet een schip 2 * per 5 jaar in dok, waarbij een dokbeurt vervangen kan worden
door een inwater survey.
Surveys moeten op tijd worden gehouden en dat is de verantwoordelijkheid van de reder
omdat:
- Het Klasse Bureau alleen werkt op verzoek van de reder; die betaalt immers het Survey.
- Alleen de reder weet wanneer het schip waar is; hij is dus de enige die kan bepalen
wanneer het Survey kan worden gehouden en in welke haven.
ANNUAL SURVEY
- Het gaat om onderzoek van de romp, uitrusting en machine- installatie en controle van de
goede werking van de onderdelen daarvan.
Enkele voorbeelden van te onderzoeken delen zijn:
- Anker en meergerei moeten worden genspecteerd en wel voorzover dat praktisch is.
- De surveyor moet zich overtuigen dat de uitwaterings- merken nog voldoende zijn.
moet worden uitgevoerd
- Een algemene inspectie van machinekamer en ketelruimen
met bijzondere aandacht voor het voortstuwingssysteem, de hulpinstallatie, enz.
Samengevat kan men zeggen dat het hier gaat om een betrekkelijk oppervlakkige inspectie
van het ~ e h e l eschip.
DOCKING SURVEY
Het schip behoeft voor dit onderzoek niet elke keer in een dok te worden drooggezet. Om
het andere onderzoek mag dit onderzoek vervangen worden door een zogenaamde inwater-survey, waarbij gebruik gemaakt wordt van duikers en onderwater-videocamera's.
Voor dit soort onderzoeken bestaan uitgebreide voorschriften van klassebureaus.
In een bijzonder geval kan de periode van 5 jaar verlengd worden, maar met niet meer dan
3 maanden. Het betreft hier de situatie dat als door een bijzondere omstandigheid het
schip niet op tijd in de haven kan aankomen waar het onderzoek geregeld is (zie hiervoor
regulation 14(e) en 14(f) van de Annex van het 1988 SOLAS Protocol).
- De surveyor dient alle scheepsdelen die normaal onder water zijn, te inspecteren: het schip
moet dus in dok.
Enkele voorbeelden voor de te onderzoeken onderdelen zijn:
-De speling in de achterste schroefaslager of de goede werking van de achterste
schroefasafdichting moet worden vastgesteld.
IN-WATER SURVEY
Deze soort surveys werden ingesteld toen de schepen zo groot werden dat het nodig werd om
speciaal een omweg te maken om een geschikt droogdok te bereiken voor het Docking
Survey (er waren toen gewoon nog niet genoeg grote dokken beschikbaar). Dit bracht dan
teveel tijdverlies met zich mee en werd dus te duur.
- Het wordt door duikers met een videocamera uitgevoerd terwijl het schip tewater ligt; de
surveyor leidt de duiker vanaf de wal en beoordeelt het beeld op de monitor.
- Het komt in de plaats van n van elke twee voorgeschreven dokkingen (dus niet van
beiden).
- Er moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan wil men er toestemming voor krijgen,
en wel o.a.:
- Het toegepaste onderwater verfsysteem moet van een goedgekeurd speciaal type
zijn (zogenaamde hoge weerstand).
- Het onderzoek moet worden uitgevoerd door duikers in dienst van een door Lloyd's
erkende firma.
- Belangrijke orintatiepunten moeten duidelijk op de huid worden aangegeven zodat
de duiker en de surveyor makkelijk kunnen bepalen waar de eerste zich bevindt en
waarover hij rapporteert.
- Tegelijkertijd met dit in-water-suvey werd de romp geborsteld zodat de weerstand van het
schip vermindert. Milieu voorschriften in vele havens verbieden dit tegenwoordig. Het
gevolg is dat het in-water-survey minder aantrekkelijk is. De winst aan dokkosten gaan voor
een deel verloren aan het hoger brandstofverbruik.
SPECIAL SURVEY
Deze surveys zijn een maal in de vier jaar voorgeschreven waarbij een verlenging van de
termijn met een jaar mogelijk is op speciale voorwaarden (meestal wordt het dus wel 5 jaar en
dit komt ook weer overeen met de nieuwe certificaten).
De surveyor onderzoekt en inspecteert de romp en de uitrusting.
Gezien de aangegeven periodes wordt de eerste Special Survey (First Special Survey)
gehouden binnen (aan het einde van) de eerst vijf levensjaren van het schip.
Het tweede Special Survey tussen het vijfde en het tiende, het derde tussen het tiende en het
vijftiende levensjaar, en zo vervolgens; telkens natuurlijk aan het einde van de periode.
Nauwkeurig is telkens voorgeschreven wat genspecteerd moet worden en hoe dat moet
gebeuren.
Enkele voorschriften voor het Eerste Special Survey zijn:
- Alle inspecties zoals voorgeschreven voor Annual en Docking Survey moeten worden
uitgevoerd (men zal deze drie surveys dus liefst tegelijk uitvoeren en het schip laten
dokken).
- De ruimen en tussendekken moeten worden leeggemaakt, schoongemaakt en
genspecteerd.
- Een voldoende oppervlak van de buikdenning moet worden losgenomen om de
tanktopbeplating te kunnen inspecteren. Als de buikdenning uit een zware, versterkte
constructie bestaat, kan de surveyor besluiten om slechts een deel weg te breken (of zelfs
helemaal niets).
- Dubbele bodemtanks moeten worden geperst en moeten van binnen worden
genspecteerd; dit laatste is niet nodig voor brandstof-, smeerolie-, en drinkwatertanks als
deze blijkens inspectie aan de buitenzijde in goede conditie lijken te verkeren (de
MACHINERIE SURVEY
Deze surveys zijn voor de machine-installatie wat de Special Surveys zijn voor de romp en de
uitrusting; zij moeten ook elke vijf jaar worden gehouden maar nu zijn de inspectievoorschriften voor alle surveys gelijk. Er is dus in de Rules geen verschil tussen de voorschriften
voor het Eerste, het Tweede, het Derde, enz. survey. Het zal echter zonder meer duidelijk zijn
dat een "nieuwe" installatie minder diepgaande inspecties verlangt dan een "oude".
Men volgt hier dus een ander systeem dan bij de Huil Surveys (=Special Surveys) waar elk
volgende survey wat zwaarder is en grondiger dan het voorgaande.
De Rules geven in paragrafen over de Machinerie Surveys eerst enkele algemene
voorschriften, bijv.:
- Moeten alle luchtvaten met hun fundaties, kleppen en veiligheden inwendig en uitwendig
worden schoongemaakt en genspecteerd.
- Als interne inspectie van de luchtvaten niet praktisch is, moeten zij een hydraulische test
ondergaan tot 1,3 x de werkdruk.
Dan volgen aparte voorschriften voor onderdelen en installaties van de machinerie:
- Stoomturbines, stoommachines en gasturbines, o.a.: de werkende delen van de
hoofdmachines en de aangehangen pompen, afsluiters, schoepen, rotors, enz. moeten
worden geopend en genspecteerd.
- Dieselmotoren
CONTINUOUS SURVEY
Op verzoek van de reder kan het MACHINERY en SPECIAL SURVEY
(samen ook wel het GROOT SURVEY genoemd) vervangen worden door een systeem van
Continuous Surveys. Dit is door de Klasse Bureaus ingesteld omdat de Groot Surveys zo
tijdrovend en dus duur zijn: het schip ligt dan immers stil, het verdient niet en het kost alleen
maar geld. Het is ook praktisch onmogelijk om "alles" te gelijker tijd open te maken en voor
survey aan te bieden.
Bij het Continuous Survey worden Special en Machinerie Survey over een periode van vijf jaar
uitgesmeerd, dat wil zeggen dat elk onderdeel eenmaal in de vijf jaar aan de beurt komt voor
inspectie.
In een laad- of loshaven komt een surveyor aan boord en onderzoekt een of meer onderdelen
en wel volgens de Special of Machinerie Survey voorschriften die voor dat of die onderdelen
gelden; noteert vervolgens zijn goedkeuring op een lijst waarna de betreffende onderdelen
pas na vijf jaar weer aan de beurt zijn voor inspectie.
De eerste keer dat een onderdeel aan de beurt komt, zijn de regels van het eerste Special
Survey geldig; de tweede maal (dus na vijf jaar) worden de tweede Special Survey-regels
gevolgd, enz.
Men dient zich te realiseren dat Annual en Docking Surveys gewoon doorgaan.
Voor de Continuous geldt verder:
-De onderdelen van romp en uitrusting (die delen dus die volgens de Huil Survey
voorschriften moeten worden ge'inspecteerd) komen eens in de vijf jaar aan bod waarbij
elke deel binnen vijf jaar weer moet zijn genspecteerd; hoe men de eerste keer de
volgorde van de onderzoeken kiest, is willekeurig.
-Voor de onderdelen van de machine-installatie (volgens Machinerie Survey voorschriften
te controleren) geldt hetzelfde maar daar is aan toegevoegd dat elk jaar ongeveer een
vijfde deel van het totaal moet zijn afgewerkt.
Samenaevat: men smeert het Groot Survey uit over vijf jaar en het wordt uitgevoerd door
Klasse surveyors in een haven.
Tenslotte nog herhaling van een eerder gemaakte opmerking: de genoemde voorbeelden zijn
niet meer dan voorbeelden en geven slechts een indicatie van de algemene gedachtengang
die bij het formuleren van het survey beleid is gevolgd. Wanneer men in de praktijk met een
survey te maken krijgt, zullen de Rules nauwkeurig moeten worden bestudeerd; de hierboven
gegeven voorbeelden kunnen daar niet voor worden gebruikt.
Als voorbeeld zijn zowel een certificaat van Bureau Veritas als een certificaat van Lloyds
toegevoegd.
De namen zijn fictief.
BUREAU VERITAS
REGISTRE INTERNATIONAL DE CLASSIFICATION DE NAVIRES FOND^ EN 1828
INTERNATIONAL REGISTER POR CLASSIFICATION OF SHIPS ESTABLISHED 1828
RECLASSIFICATION
CONTINUOUS
CONTINUE
SURVEY
(1)
(1)
N A V I R E / SH1P
ARMATEUR
1 OWNERS
t4AA.w
NAAM
?EDER$
N* REGISTREI
REGISTER N -25
F 09(
D a t e d e d6livrance:
D a t e of issue:
1961
No DU CERTIFICAT DE CLASS!FICATION :
CERTIFICATE OF CLASSIFICATION NO. :
T Y P E D E V I S I T E SP~CIALE
T Y P E OF S P E C I A L S U R V E Y
SC:HI?
HULL
2 09 3.7
1 - 1
I a t louheitable que Ie* visites des organei o" !brrmti figurant dns los fouillets n"-
, ci-npr6s
mient dpanie* de tolle torte qu'un cinquiAmu nuiron de Ia totolitb soit wcmin4 chaqub i n h .
It is
tht
I1 na doit pos i'bcouler plus de S ns entm deux visites concutivoi d'un r n 6 m organo OU elbment, u u f pour l e i comprtirnants affectbi au combustibio liquide qui l o n t o x a r n i d i confonn4rnmnt MIX p m u r i p t i o n i du chphre 2 do notn
Rglunent de* N v i m en Acier.
No m o m tht 5 y a m muit elapw b e t w w n t w o consocutive wwoys of the u r n 0 part or doment, oxcopt t o r liqukl fuol
compnrtmants whuh must be urveyed in conformity with the raquirernonti o f c h ~ p t e r2 of our Rulos t o r t t ~v l d l .
Las vititos offectubes nu titre de In roclasification coritiiua ne donnent pos liau A visa u r las certificatt de claaificotion.
Survays carried out accurdmgto continuoe; survey r / n e m do not involvn any visa o n clnsiiltation certificfs.
O R G A N E S OU EL EMENT !
P A R T S OR E L E M E N T S
77l76t79~80181i82
MOIS
Forepeak
Diesel o i l
Survey
Forepeak
Diesel o i l
Test
Forepeak s p a c e s
Chain l o c k e r
Anchors & c h a i n
c a b 1e s
Co f ferdam
Fr. 177-178
Deep t a n k suace
No.1 Hold Fwd
Survey
Deep tank s p a c e
N0.2 PS Hold I
Survey
Deep tank s p a c e
Wo.2 SB Hold I
Survey
DBT l
D i e s e l 01.1
durve.y
M O N T H (1 -* 121
Annotations
OU
'
2. visite 4vs-."uel!si
Annotations
or 2nd eventual survey
4.
c.
ANNE
MOIS
MAIN ENGINE
25 C y l . , c o v e r , c y l .
l i n e r , p i s t o n rot
No.1
25 C y l . , c o v e r , c y l .
liner,pistonrod
No. 2
25 Cyl. , c o v e r , c y l .
l i n e r , pistonrod
No. 3
251 c y l . , c o v e r , c y l .
l i n e r , pistonrod
25 C y l . , c o v e r , c y l .
l i n e r , uistonrod
25 Cyl. , c o v e r , c y l .
l i n e r , pistonrod
NO.7
251 C y l . , c o v e r , c y l .
l i n e r , pistonrod
Flo. 8
2 5 Cyl., c o v e r , c y l .
l i n e r , pistonrod
2 0 Crosshead,
crossh. hearing
conn.rod No.1
20 C r o s s h e a d ,
crossh.hearing
conn. rod No. 2
YEAR
77 17&9 18&1
- MONTH
,c
(1 -.12)
a.
Annotations
OU 2* visite bventuelle
Annotations
01 2nd eventual survey
L
PARBUFUrWMWUUOPIMnp-HSTC.m
ON PORTS7XTE CONTROL
expsnsive
.-..
HOOFDSTUK 9
ISM Code
TRAINING SUPERVISIONCOURSE
Subject B: The ISM Code
B.1
B.1 .l
INTRODUCTION
Today the task facing al1 shipping companies is to minimise the potential for poor
human decisions which contribute, directly or indirectly, to a casualty or pollution
incident. One aim should be to ensure that personnel are properly infonned and
equipped to fblfil their operational responsibilities safely. Decisions taken ashore can be
as important as those taken at sea, and there is a need to ensure that every action
affectingsafety or the prevention of pollution, taken at any level within the company, is
based on sound organisational practices.
The development of the ISM Code is the reflection of this objective on the part of
govemments. The ISM Code establishes an international standard tor the safe
management and operation of ships by setting cornmon standards for the organisation of
company management in relation to safety and pollution prevention and for the
implementation of a Safety Management System (SMS).
B.1.2
On the 4th November 1993 IMO adopted the International Management Code for the
Safe Operation of Ships and for Pollution Prevention (ISM Code), Resolution A 741
(18).
The 24th May 1994 the SOLAS Conference decide on a new Chapter IX of SOLAS
which makes the ISM Code rnandatory for ships, regardless of the date of construction,
as follows:
1st July 1998
Al1 passenger ships, including high speed light craft (regardless of size).
Oil tankers, chemica1 tankers, gas carriers, bulk carriers and cargo high speed crafts of
500 gross tonnage and over.
1st July 2002
Other cargo ships and mobile offshore drilling units of 500 gross tonnage and over.
B page 3 of 25
The SOLAS Conference also adopted a Resolution which strongly urges govenunents to
implement as far as practicable the ISM Code for ships of 150 gros tonnage and over,
but less than 500 gross tonnage.
The successful implementation of the ISM Code represents an enormous challenge for
the international shipping community. If the Flag State regime fils on this, the
objectives of the mandatory application of the Code d l not be reached.
10 - 15.000
30 - 40.000
60 80.000
B.1.3
provide for safe practices in ship operation and a safe working environment;
.Z
.3
.2
It is important to keep this in rnind as a basic message when considering the various
ISM Code requirements. The Code does not provide detailed and prescriptive
requirements, neither wil1 the IMO Guidelines on ISM Code implementation.
0 1996, Det N m k e Veritas - Revision 2 (961030)
B page 4 of 25
There wil1 always be many different ways of meeting the requirements, ways which
should be considered on the basis of, to what extent do they ensure a higher degree of
compliance with mandatory Rules and Regulations, on a continuous basis.
compliance with mandatory rules and regulations relat& to the safe operation of ships
and protection of the environment;
-2
STCW
MARPOL
SOLAS
Figure E
1 The ISM Code as an urnbrella for compliance with rules and regulations.
As defined in the ISM Code a wmpany in this context means "the owner of the vessel
or any organisation or person such as the manager, or the bareboat charterer, who bas
resumed the responsibility for operation of the ship fiom the ship owner and who on
assuming such responsibility bas agreed to take over al1 duties and responsibility
imposed by the Code".
This implies that it is the operator who is to wmply with the requirements of the Code.
1.4
.2
instructions and procedures to ensure safe operation of ships and protection of the
environment in compliance with relevant international Flag State legislation;
.3
.4
procedures f-r reporting accidents and non-conf-mities with the provisions of this
Code;
.5
.6
TRAINING SUPERVISIONCOURSE
Subject B: The ISM Code
The established system within the individual company is assessed against the
requirements in the ISM Code by an auditor (and nis audit team) in connection with the
Initia1 Company Audit. It is to be verified that the Safety Management System is
effectively irnplemented, ashore and onboard each individual ship.
In order to verify the degree of cornpliance with the Code the auditor will have to seek
objective evidence for compliance with mandatory rules and regulations. This m e m
that a defnition of scope in terms of what rules and regulations are necessary, must be
included. Although international legislation (IMO, ILO etc.) will f o m the basic scope,
flag of registry and type of ship may determine additions to it.
The challenge for the companyis the successfx1 development, implementation and
maintenance of a Safety Management System as required by the ISM Code. Most
companies in the development phase will fee1 the need for guidance on how to filfil the
stated objectives. In particular, management tools such as intemal audits and
management and master's review and the entire dynamic process will need some
guidance to fulfil.
What has proved to be the most important aspect is a strong and visible
commitment from top management
If comrnitment fiom the top management is not in place, there are reasons to believe that
the road towards improved safety management skills will be difficult to find.
B.1.5
The ISM Code mies are not prescriptive. They do not lay down specific requirements.
Many management system models exist as practica1 examples on how a Safety
Management System (SMS) may be designed and stmctured. It is important to
emphasise that they are examples only.
Each individual company should analyse their own company structure, experience,
fonnal and infomal management practices, as wel1 as the existing company culture, in
the initia1period of developing the management system.
It is up to the individual company itself to detennine how to fulfil the requirements of
the code. The result must reflect the company's philosophy and way of operating.
The ISM Code introduces a new way of thinking. Something which goes beyond pure
technical requirernents which can b identified explicitly in rules. This is a "system"
way of thinking, looking at the "system" which govern the operation, not explicit details
This new way of thinking offers, in
and measurement requirements within the bbsyste~".
addition to the benefits, certain difficulties when implementing the "system".
As with anything new, the people who wil1 be affected (in development, implementation
and we) should be involved h m the start. Experience bas shown that using people
h m the vessels when developing slipboard SMS manuals has greatly improved the
chances for successiki implementation of the SMS. Likewise, involving people h m the
shore based organisation enhances the chances of a succ~sfiilimplementation.
One of the most important factors wil1 be keephg employees informed of why the
company is developing a SMS, and what it hopes to achieve with it.
The ISM Code consist of 13 chapters which are to be addressed by the operator. The
most important and vital elements are the dynamic elements which safeguard a
dynamic and continuous evaluation, decision-making, fixrther development,
improvement and follow-up, and which at al1 times question the efficiency and
relevante of al1 hctions. Such elements are:
Master's review
Management review
Internal audits ashore and on board
Accident/Incident reporting and analyses
If these fimctions do not wolk effectively, experience te& us that the system will
deteriorate and cease to exist. Therefore considerable wolk should be laid down when
addressing these issues.
B.1.6
B.l.6.1
Companies who comply with the requirernents of the ISM Code will receive a
Document of Compliance (DOC). The document shall be issued following the
verification that the company complies with the requirements of the ISM Code and
objective evidence demonstrating that it is effectively implemented. The verification
should include objective evidence of at least three months operation ashore and at least
three months operation of at least one ship of each type operated by the company.
Objective evidence should include records fiom intemal audits perfonned by the
company, ashore and on board.
B page 8 of 25
~ ~ i ^ r y t r b n i " i i t ~ , - , i n ,i . c,>..,<,
,"-ti
, r-,,,
\ P I l?
fl ln,t-il-vt OR FM
I r +l
n" l" 'T>\ Rfl?^t-7lnnflv\
The DOC is valid for the types of vessels on which the initial verification was based.
The list of types of ships shall be indicated in the DOC.
The DOC is valid for 5 years. The validity is subject to aunual audits.
A DOC may be declared invalid ifi
corrective actions are not completed within the agreed schedule
a periodical audit is not rcquested
Vessels and Mobile Offshore Units operated by a wmpany holding a valid Document of
Compliance and which comply with the requirernents of the ISM Code and have
subsequently passed an initial verification shall receive a Safety Management
Certificate (SMC). The DOC shall be applicable to that particular ship type. Objective
evidence demonstrating that the Company SMS has been hnctioning effectively for at
least three months on board the ship should be available. Objective evidence should at
least include records h m intemal audits performe by the ompany.
The SMC is valid for 5 years. The validity is subject to at least one intermediate audit,
confimxng the fimctioning of the SMS, and that possible modifications carrie out
comply with the rcquirements of the Code.
A SMC may be declared invalid if:
corrective actions are not completed within the agreed schedule
an intennediate audit is not requested
arnendments to the ISM Code are not taken int0 account
there is evidence of a major non-confomity
Only the issuing Administration (or a recognised organisation) may withdraw the SMC.
B page 9 of 25