Leerboek Cultuurgeschiedenis

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 50

I.

INLEIDING
De Nederlandse en Servische tekst over de geschiedenis van de Lage Landen verschillen
enigszins. De Nederlandse versie is vooral als chronologisch overzicht bedoeld van
belangrijke politieke, economische en culturele gebeurtenissen die bepalend zijn geweest voor
de ontwikkeling van de Lage Landen.
De Servische tekst daarentegen is een vertaling van de publicatie "De Lage Landen.
Geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden", geschreven door J.A.
Kossmann-Putto & E.H. Kossmann, uitgegeven door de Stichting Ons Erfdeel uit Rekkem en
vertaald door Jelica Novakovi-Lopuina. Wij danken de hoofdredacteur Luc Devoldere voor
de toestemming om deze vertaling te mogen plaatsen op onze site.

II. GESCHIEDENIS VAN DE LAGE LANDEN


A. OUDHEID
Steentijd
600.000 v.C.
De Lage Landen waren grotendeels een inham van de zee
200.000 v.C.
Nederland ontstaat door slib en gruis van de grote rivieren.
In Belgi en Deventer worden oudste werktuigen gevonden (vuistwig, lanspunt)
75.000 v.C.
In grotten (Belgi) volledige skeletten gevonden van Neanderthalmensen. Zij beheersten de
kunst van vuur maken.
45.000 v.C.
In Limburg vondsten van schaafwerktuigen.
Jongere steentijd
12.000-9000 v.C.
Laatste ijstijd. De temperatuur begint te stijgen en zowel vegetatie als dierenwereld
veranderen. Rendierjagers. Vondsten van oudste sieraden.
Mesolithicum
8000-4000 v.C.
Vondsten van uitgeholde boomstammen, vishaken en naalden duiden op visvangst. Pijlpunten
en bogen. Oudste antropomorf houten beeldje.
4400 v.C.
Eerste boeren (akkerbouw, veeteelt), afkomstig van de Donau (ook op de Balkan).
Bandkeramiek.
Neolithicum
3000 v.C.

In Drenthe opgravingen van hunebedbouwend trechterbekervolk. Ze kenden handel


(barnsteen uit de Baltische gebieden en vuursteen uit Jutland). Stenen werktuigen werden
geslepen en gepolijst.
2400 v.C.
Zogenaamde Vlaardingers in zeekustgebieden.
In het binnenland strijdhamer- en klokbekervolk dat bossen platbrandde voor de akkerbouw
en ossenwagens met grote wielen gebruikte. Begravenissen met giften. Uit hun menging met
de trechtbekermensen is Scandinavi zijn de Germanen ontstaan.
Bronstijd (Brons = 9 delen koper en 1 deel tin)
1700-700 v.C.
Het wikkeldraadvolk. Ze dreven handel (vondsten van kralen uit het Midden-Oosten en
gouden kettingen uit Ierland).
1000 v.C.
Globale verandering in de manier van begraven urnenveldmensen (verbranden van doden)
Ijzertijd
600 v.C.
Kelten dringen tot in Zuid-Nederland door (vondsten bij Oss). Het was een krijgshaftig volk
met stamhoofden, aristocratie en druden. Ze hadden een ontwikkelde wapenindustrie (ijzer)
en aardewerkproductie (draaischijf).
120 v. C.
Eerste sporen van Germanen
50 v.C.
Romeinse bronnen vermelden volgende Germaanse stammen in het Scheldegebied: Menapi,
Nervi, Remi, Belgi
Tot de grootste stammen behoren de Friezen, een zeevarend volk dat als enig zijn naam uit die
tijd behouden heeft.
Verder de Bataven (aan de Rijn en de Waal) die samen met de Cananefaten bondgenoten van
de Romeinen worden.
12 v.C.
Nero Claudius Drusus, stiefzoon van keizer Augustus, wordt hoogste gezagdrager in de Lage
Landen. Hij laat een dam bouwen en een kanaal graven (Drusus-gracht) richting NoordHolland en Friesland
9 n.C.
Eerste opstand van Germanen (Arminius) tegen Romeins gezag. Ze verslaan het Romeinse
leger onder Varus in het Teutoburgerwoud.
26 n.C
Ook de Friezen komen in opstand. Keizer Claudius besluit om de troepen terug te trekken tot
de Rijn. Sindsdien is de Rijn de grens gebleven van het Romeinse rijk.
68 n.C.

In het laatste jaar van keizer Neros regering is er een samenzwering tegen zijn gezag. De
tegenkandidaten zijn Galba en Vitellius.
Vittelius wordt 69 n.C tot keizer uitgeroepen en Galba wordt vermoord. Galbas gunsteling
Otho wordt echter ook tot keizer uitgeroepen. Rome heeft dus ineens twee keizers.
De Bataven onder leiding van Julius Civilis verslaan Otho op verzoek van Vittelius. Civilis
krijgt daardoor veel macht en aanzien in eigen gebied.
Civilis gebruikt die om de Germanen tot een gezamenlijke opstand tegen de Romeinen te
bewegen. Ook de Gallirs (onder Classicus) en de Cananefaten sluiten zich aan. Keulen wordt
hoofdstad van het bevrijde Germaanse gebied (inclusief Neder-Germani en Belgica).
Keizer Vespasianus benoemt Cerialis tot veldheer die met 7 legioenen tegen de Bataven trekt.
Civilis wordt verslagen en tot zijn eigenlijke gebied teruggedrongen. Door onderhandelingen
behouden de Bataven wel hun uitzonderingspositie (ze betalen geen belastingen en stellen
alleen manschappen ter beschikking). Bij Nijmegen komt voortaan een bijzonder sterk
Romeins garnizoen.
70-250 n.Chr
Meer dan anderhalve eeuw kenden de Romeinse Lage Landen een groeiende welvaart en
economische bloei. Er werden moderne vestingen (castellum/castrum) gebouwd: Katwijk,
Valkenburg, Alphen, Zwammerdam, Woerden, Utrecht (Traiectum), Vechten (Fectio), Wijk bij
Duurstede, Nijmegen e.a. Sommige (Valkenburg, Vechten) dienden als uitvalspoorten voor de
verovering van resp. Engeland en Germani.
In Nederland hebben de Romeinen vier steden opgericht: Maastricht, Heerlen, Nijmegen en
Voorburg, in Belgi Tongeren. Deze steden hadden bovengrondse en onderaardse aquaducten,
al of niet overkluisde riolen en geplaveide straten.
Het wegennet (heirbanen, geplaveide limes-weg) evenals bruggen werd ook door de
Romeinen aangelegd.
Aan de Scheldemonding (bij Domburg en Colijnsplaat) zij restanten van tempels gevonden
gewijd aan Nehalennia, beschermgodin van de zeevaart, aan Neptunus en aan vele
vruchtbaarheidsgodinnen (die bij de Germanen erg in trek waren).
Bestuurlijk was de bevolking verdeeld in twee provincies: Germania Inferior (met Keulen als
zetel) en Gallia Belgica (met als zetel eerst Reims, dan Trier). De beroemde schrijver Tacitus
was een tijd stadhouder van Gallia Belgica. Zijn taak was het om de dienstplicht door te
voeren. Aan het hoofd van het financieel beheer (census dwz. verplichte opgave van
vermogen, belastingen, tollen, havengelden etc) stond de procurator.
De provincies waren opgedeeld in civitates. De civitates der Bataven omvatte de Betuwe,
Maas en Waal, de eilanden tussen Maas en Rijn, het land van de Cananefaten (kuststreek van
Zuid-Holland). Tongeren of Audatuca was de hoofdstad van de civitats der Tungri.
De intensiefste ontwikkeling heeft onder de Romeinen Limburg gekend (aardewerkindustrie).
235 n.C
Na de dood van keizer Severus Alexander begint het centrale gezag te wankelen.
Vanaf 250 vallen Germaanse stammen aan de overzijde van de Rijn het Romeinse gebied
binnen om te plunderen en brandschatten.
Usurpator en keizer Postumus (259-268), vermoedelijk van Bataafse afkomst) zorgde voor
betrekkelijke rust door de Lage Landen samen met Galli, Spanje en Engeland bij zij Gallisch
imperium in te lijven en van Rome los te maken.
ca. 290

Constantius Cloris, onderkeizer van Maximianus, komt om orde en rust te herstellen maar
moet uiteindelijk de steeds machtigere Salische Franken toestemming geven om zich op het
Bataveneiland te vestigen en de Rijngrens naar de Waal te verleggen.
na 400
Met het uiteenvallen van het Romeinse rijk en het vertrek van de Romeinen en
geromeniseerden werden hun sporen grotendeels weggevaagd. Er bleven enkele bisschoppen
over, zoals Servatius, de bisschop van Tongeren.
B. VROEGE MIDDELEEUWEN
Franken Merovingen
Franken = verzamelnaam voor de in het Rijnland (hun bakermat was Overijssel) wonende
stammen van de Salirs, ook Salische Franken genoemd. Wonend in het grensgebied waren ze
Romeinse foederati. Bekende bevelhebers waren Arbogastus en Bauto.
De Franken steken 285 de IJssel over en vestigen zich op de Veluwe.
De Franken komen tegen 440 in beweging onder koning Chlogio en trekken zuidwaarts naar
Noord-Frankrijk. De huidige taalgrens in Belgi getuigt van hun verplaatsing. Historisch heeft
het Nederlands zich ontwikkeld uit het Neder-Frankisch.
440
Koning Clodio uit het geslacht der Merovinger bezet Doornik
482
Clovis wordt koning van het Frankische Rijk en maakt zich los van Rome.
500
Clovis gaat over tot het christendom en schept daarmee de voorwaarden voor een
samensmelting van de Frankische en de Romeinse cultuur.
639
Koning Dagobert breidt de grenzen in het Noorden weer tijdelijk uit tot de Rijn en laat een
kerkje in Utrecht bouwen.
De Merovingische vorsten waren echter ongeletterd en hebben cultureel en geestelijk weinig
sporen achtergelaten in Nederland (iets meer in zuidelijk Belgi)
Friezen
12 v.C. 47 n.C.
De Romeinse aanwezigheid bij de Friezen dateert van Drusus (12 v.C), die vooral huiden als
schatting inde, tot Corbulo (47 n.C) die door de keizer van Rome teruggeroepen werd. Van
sterke Romeinse invloed is geen sprake, behalve handelsbetrekkingen, maar ze belemmerden
wel een Friese expansie. Bij gebrek aan expansiemogelijkheden te lande keerden zich Friese
schippers tot piraterij. Bekende Friese koningen: Mallorix en Verotex
550-650
Door handel en familiebanden ontstond in Noord-Nederland, Vlaanderen (tot Antwerpen),
Engeland (Londen, York), Duitsland (Keulen, Worms, Mainz) en Denemarken (Sleeswijk een
heidense Noordzee-cultuur met Noordzee-Germaans als voertaal. Van de bloeiende handel
getuigen o.a. Byzantijnse munten gevonden in terpen.
600-700

Honderdjarige strijd tussen Friezen en Franken.


690
De Frankische hofmeier Pepijn II verslaat de Friese koning Radboud bij Dorestadt. Hij stelt
Willibrord (leerling van de Angelsaksische bisschop Wilfrid) als prediker aan. Ook Bonifacius
werkt mee aan de bekering van Friezen.
714
Pepijn II wordt in Luik door een Fries vermoord.
719
Pepijns bastaardzoon Karel Martel bedwingt de Friezen definitief.
8ste eeuw
Van de Friese beschaving getuigen het wetboek Lex Frisionum, runeninscripties en de blinde
zanger Bernhof/Bernlef die bij het harpspel heldenliederen zong.
Willibrord sterft in 739.
Bonifacius wordt in 754 te Dokkum vermoord en wordt jaren later tot heilige verklaard.
Tegen zijn bedoeling in wordt Friesland geen Angelsaksisch bisdom maar wordt als bisdom
Utrecht bij Keulen ingelijfd.
Saksen
Verzamelnaam voor stammen, oorspronkelijk afkomstig uit West-Holstein, die zich in
westelijke (Westfalen, Oost-Nederland) en zuidelijke richting verplaatsten. Ze waren voor
zowel Friezen als Franken een voortdurend gevaar. Hun urnenvelden zijn ook in Friesland en
Groningen gevonden.
ca. 400
Als zeevarend volk waren ze de enigen die tijdens de Volksverhuizing samen met de Angelen
vanuit de Nederlandse kust (Sassenheim) naar Engeland trokken, waar ze zich na het vertrek
van de Romeinen vestigden door de Kelten de bergen van Wales en Cornwall in te jagen.
ca. 500
Hoewel in deze tijd hun kerstening begint was hun cultuur uitgesproken heidens, weinig
ontwikkeld, ze hebben generlei Romeinse invloed ondergaan en waren daarin eingszins met
de halfheidense Friezen verwant.
De kerstening van de Saksen verloopt gewelddadig.
778
Saksen onder Widukind komen in opstand tegen Franken totdat zij door de succesvolle
veldtochten van Karel de Grote (779-804) uiteindelijk het hoofd in de schoot leggen.
Franken Karolingen
8ste eeuw
De opkomst van de Karolingen begint met de hofmeier (of majordomus dwz.
vertegenwoordiger van grote landeigenaren aan het hof) Pepijn II, zijn opvolger Karel Martel
en Pepijn de Korte. Zij zetten de kerstening voort.
In deze tijd herwint de Kerk van Rome aan invloed. De Frankische staat wordt
geclericaliseerd omdat de geestelijken de enige geletterden zijn. Voor welgestelden wordt het
mode om mee te werken aan kloosterstichtingen. De voertaal is het Latijn en het onderwijs
krijgt daardoor een internationaal karakter. Door schenkingen en bijdragen wordt de Kerk een

belangrijke economische macht. Pepijn de Korte verklaart haar eigendommen


onvervreemdbaar.
Een belangrijke rol bij het binden van kloosters en monniken aan de Kerk speelt paus
Gregorius de Grote. De eerste kloosters op de zuidgrens van het taalgebied waren St.-Pieter
en St.-Baaf (Gent), verder Aldeneik en Susteren (Limburg). Boven de rivieren ontstonden de
eerste kloosters pas in de 9de (Friesland) en 10de (Noord-Holland) eeuw.
741
Karel Martel, grootvader van Karel de Grote, wordt opgevolgd door zijn zoon Pepijn de
Korte. Dankzij de bemiddelingen van kerkvorst Bonifacius sluiten Pepijn en de paus een
hechte band. Pepijn wordt als eerste Karolingische hofmeier door de paus tot koning der
Franken gezalfd.
768
Karel de Grote, vermoedelijk geboren in Herstal (omgeving van Luik), bestijgt de troon. Hij
wordt in 800 door paus Leo III tot keizer van het Heilige Roomse Rijk gekroond. Het gehele
Nederlandstalige gebied maakt deel uit van zijn Frankische Rijk. Een van zijn geliefde
verblijfplaatsen was, naast Aken, zijn palts (= koninklijke burcht) in Nijmegen.
Karel verdeelde het land systematisch in gouwen (graafschappen) die hij liet controleren door
zendgraven. Hij liet het volksrecht van de Friesen en Saksen optekenen en schiep een
overzichtelijk rechtssysteem (capitularia). Ook regelde hij het opkomen voor de militaire
dienst. De grootstse vernieuwing was de ontwikkeling van het leenstelsel (de heer leende
grond aan zijn vazal die vruchtgebruiker werd. De heer bleef echter eigenaar). Dit legde de
grondslag voor de hirarchische verhoudingen van de middeleeuwse riddermaatschappij.
Karel voerde ook een munthervorming in.
In de bouwkunst stond het Oude Rome maar ook Byzantium model (paleizen, badhuizen). In
Karels tijd ontstonden de eerste kloosterscholen. Hijzelf las Augustinus, onderhield contacten
met geleerden (Alcuin, Haroen al-Rasjid), ondersteunde de miniatuur- en illuminatiekunst, liet
Germaanse gezangen op schrift stellen, gaf Germaanse namen aan de maanden (louwmaand,
sprokkelmaand, lentemaand, grasmaand, bloeimaand, rozenmaand, hooimaand, oogstmaand,
herfstmaand, wijnmaand, slachtmaand, wintermaand), maakte een grammatica van het
Frankische dialect dat de oorsprong zou blijken van de Nederlandse taal. Dankzij deze
opbloei spreekt men ook van de Frankische renaissance. Karels leven werd opgetekend door
zijn tijdgenoot Eginhard, abt van St.-Baaf.
814
Karel de Grote sterft. Zijn opvolger wordt zijn zoon Lodewijk de Vrome (814-840).
Noormannen
9de en 10de eeuw
Europa wordt vanuit het Noorden geteisterd door Noormannen (inwoners van het huidige
Denemarken, Noorwegen en Zweden) en vanuit het Zuiden door Muzelmannen.
De voornaamste bezigheid van de Noormannen was zeevaart en zeeroverij. Met hun floot
bezaten ze praktisch monopolie ter zee. Ze vielen voornamelijk kerken en kloosters aan omdat
daar veel schatten bewaard werden. De etymologie van noormannenpoortjes (= zeer lage
poortjes) zou erop wijzen dat ze als heidenen de gelovigen dwongen om gebukt de kerk
binnen te gaan.
834
Een grote Noormannenvloot verschijnt in de Friese zeegaten.

836
Antwerpen wordt door de Noormannen geplunderd.
840-885
Nederland wordt door Deense Noormannen bezet. Hertog Rorik heerst er als leenman van de
Frankische keizer Lotharius.
876
Friese opstand tegen Noormannen.
880-882
Strafexpedities van Noormannen die het keizerlijk paleis in Nijmegen als winterverblijf
gebruiken en van de paltskapel in Aken een paardenstal maken. In deze tijd ontstaan de eerste
vluchtburgen die bescherming moeten bieden tegen plunderende Noormannen.
911
De Noorse vorst Rollo krijgt van de Frankische keizer Normandi als leen. Zijn nazaat
Willem de Veroveraar zal 150 jaar later Engeland veroveren.
Een groot aantal Noormannen vestigt zich op IJsland vanwaar ze naar Groenland oversteken
en als eersten Amerika ontdekken. Anderen zijn via Rusland tot Constantinopel
doorgedrongen. In Zuid-Itali hebben Normannenridders het koninkrijk van Napels en Sicili
gesticht.
In dit jaar (911) sterft de Karolingische dynastie uit en wordt opgevolgd door heersers uit het
Saksische hertogelijk geslacht.
C. MIDDELEEUWEN
Eerste vorstendommen
11de en 12de eeuw
Een verzwakt centraal gezag dwingt de nieuwe keizers ertoe machtige graven maar ook
bisschoppen aan zich te binden door schenkingen van land. De machtigste vorst in de
Nederlanden werd de Bisschop van Utrecht. Daarnaast ontstaan nog drie machtige
vorstendommen: Brabant, Holland en Gelre.
Behorend tot het Hertogdom Lotharingen maken de Nederlanden echter officieel nog deel uit
van het Duitse Rijk
Brabant
De grondlegger van Brabant was Lambert I (1003-1015) die door zijn huwelijk in het bezit
gekomen was van de graafschappen Brussel en Leuven. Onder zijn opvolgers kwam
Antwerpen erbij en in 1184 s Hertogenbosch. De hertogen van Brabant hebben zich
opgewerkt tot de voornaamste dynastie in Lotharingen.
Holland
Floris II (1091-1122), zoon van Dirk V was de eerste die de titel Graaf van Holland droeg.
Naast de kuststreek en de geestgronden achter de duinen kwam Leiden (1130) en omgeving in
Hollands bezit. De groeiende macht van de Hollandse graven wordt bevestigd door keizer
Friedrich Barbarossa die aan Floris III de tol van Geervliet schenkt. Floris III neemt samen
met Barbarossa deel aan de Derde kruistocht (1188) en trekt met hem via de Balkan naar
Palestina.

Gelre
De graven van Gelre, afkomstig uit het Frankenland en genoemd naar de burcht Gelre/Gelder,
ten noordwesten van Venlo, beheersten de grote rivieren en werden machtig door de
opbrengst van tollen.
Omstreden gebieden:
Friesland, dat geen adel bezat en ook geen landsheer, erkende alleen nominaal de Duitse
keizer boven zich. Ze hebben vooral veel met de graven van Holland gestreden om hun
relatieve zelfstandigheid te bewaren.
Zeeland was een twistappel voor de graven van Vlaanderen en van Holland.
Limburg was grotendeels onderworpen aan de hertogen van Gelre, maar ook graven uit
Brabant en de bisschop van Luik hadden hun belangen.
Een beperktere vorm van gezag en macht oefenen ook kleinere graven en markiezen uit over
hun heerlijkheden (bijv. Breda, Bergen op Zoom).
Vlaanderen is sinds de 10de eeuw een vorstendom met als zwartepunt het huidige NoordFrankrijk.
Boudewijn IV (988-1035) versterkt zijn gezag in heel Vlaanderen. Van koning Hendrik II
krijgt hij Walcheren en de gebieden aan de Schelde.
De van de Duitse keizer verkregen gebieden in Zeeland (1056) worden Rijks-Vlaanderen
genoemd, de gebieden die leen zijn van de Franse koning Kroon-Vlaanderen.

Vorstendommen en grootmachten in de late middeleeuwen


13de - 15de eeuw
De macht van de Duitse keizer en dus van het centrale gezag werd ook door de Duitse vorsten
aangetast. De Graven van Holland en van Gelre, de Hertog van Brabant werden steeds
machtiger en zelfstandiger. Tegelijkertijd was de Franse koning ca. 1150 tot machtsfaktor
geworden. De Graven van Vlaanderen moesten met hem rekening houden hoewel ze door de
wolhandel sterk aan Engeland gebonden waren. In Vlaanderen onstond in deze tijd een
Fransgezinde partij (Leliaerts) onder de edelen en een Vlaamsgezinde partij (Clauwaerts)
onder de burgerijen van de grote steden.
De coalitie van Vlaanderen, Engeland, Holland, Gelre, Brabant, Henegouwen, Namen,
Limburg en Luxemburg leed een grote nederlaag tegen de Franse koning Philip August en zijn
vazallen te Bouvines (1214). Frankrijk werd het machtigste land van Europa en Vlaanderen
werd steeds meer een Frans wingewest.
Engeland bleeft echter overal in de Lage Landen sympathien genieten omdat het minder
gevreesd werd.
Zo speelden het Duitse rijk, Frankrijk en Engeland elk hun rol bij de ontwikkeling van de
Nederlandse vorstendommen.
Brabant
Een van de aanzienlijkste heren was Jan I (1261-1294). Hij verwierf grote faam door zijn
beschermend optreden ten opzichte van de burgerij en vooral door zijn overwinning op Gelre

in de slag van Woeringen (1288), waardoor er een einde kwam aan de expansie van Gelre
zuidwaarts.
Een opvolgster uit dit geslacht, hertogin Johanna, zocht toenadering tot Bourgondi (1383).
Ze beloofde insgeheim de opvolging in Brabant aan Filips de Stoute. Daardoor zou Brabant
opgaan in het Bourgondische machtsgebied.
Gelre
De welvaart van Gelre berustte vooral op het heffen van tol aan de Rijn. Dit recht had Gerard
I (1207-1229) verkregen van de aartsbisschop van Keulen.
Zijn zoon Otto II (1229-1271) breidde het gebied uit met Nijmegen.
Reinoud II (1326-1343) bracht het Oversticht (Overijssel) binnen de invloedssfeer van Gelre.
In de 14de eeuw breekt er een machtstrijd uit tussen twee partijen: de Heekerens en de
Bronkhorsten, waarbij de laatsten zullen overwinnen.
Utrecht
Na 1200 begint de macht van het bisdom te verzwakken, mede door de druk van Holland en
Gelre. Pas met bisschop Jan van Arkel (1342-1364) komt het weer tot enig aanzien en macht.
Holland
Willem I (1203-1222) start een groots programma van bedijking, waterkering en
georganiseerde waterschappen.
Zijn kleinzoon Willem II (1234-1256), pretendent op de Duitse troon, sneuvelt aan de
vooravond van zijn kroning tot keizer in de strijd met de Friezen bij Hoogwoud.
Zijn zoon Floris V (1256-1296) bereikt een blijvende onderwerping van de Westfriezen. Hij
laat in Den Haag op het Binnenhof een slot bouwen.
De machtigste uit het Henegouwse huis was Willem III (1304-1337): hij was een zwager van
de Franse koning Philips IV en schoonvader van de Engelse koning Eduard III en van
Lodewijk/Ludwig van Beieren.
Onder zijn bewind kwam door het Verdrag van Parijs (1323) een einde aan de twisten tussen
Vlaanderen en Holland over Zeeland dat definitief tot Holland ging behoren.
Onder zijn opvolger Willem IV werd de kiem gelegd voor de burgeroorlog - bekend als
Hoekse (aanhangers van Margaretha van Henegouwen) en Kabeljauwse (aanhangers van haar
zoon Willem V) twisten - die met onderbrekingen anderhalve eeuw zouden duren.
Vlaanderen
Graaf Gwijde van Vlaanderen en zijn zoon Robert van Bthune geven zich gevangen aan de
Franse koning Philips IV. Vlaanderen wordt Frans kroondomein (1300).
Pieter de Koninck, deken van de weversgilde, en de slager Jan Breydel leiden een opstand in
Brugge (de Brugse Metten). Wie het wachtwoord schild en vriend niet kan uitspreken wordt
meteen gedood. De Brugse Metten (1302) waren een sein voor een algemene opstand.
11 juli 1302
Een groot Frans leger komt wraak nemen en wordt in de Guldensporenslag verslagen door de
Vlaamse ambachtsgilden.
Filips de Stoute is de eerste Bourgondir die ook graaf van Vlaanderen (1384) wordt.
De Bourgondir Jan Zonder Vrees wordt verslagen in de slag bij Nicopolis (1396)
tijdens een kruistocht tegen de Turken en het bedreigde Constantinopel. Hij wordt in Servi
gevangen gehouden en het hoge losgeld vor hem wordt opgebracht door de Vlaamse steden.

De middeleeuwse samenleving
12de-15de eeuw
De Middeleeuwse samenleving bestond aan de ene kant uit boeren vrije of lijfeigene en
aan de andere kant uit edelen en ridders. Met de opkomst der steden begon langzaamaan ook
de burgerij een maatschappelijke rol te spelen.
Een stand apart was de geestelijkheid dwz. de intellectuele elite van die tijd. Vooral kloosters
waren centra van wetenschap en literatuur.
In de middeleeuwen werden de Lage Landen veel geteisterd door overstromingen,
hongersnood en pest (vanaf 1348). De pest leidde vaak tot massahysterie die zich uitte in
godsdienstwaanzin (flagellanten of geselbroeders) of in anti-semitisme en jodenvervolging.
Het hoofse leven
De oude adel, voortgekomen uit Germaanse stamhoofden en hun nazaten, heeft zich tijdens de
Karolingische heerschappij gevormd. De nieuwe adel ontstond dankzij adelbrieven van de
Duitse keizer (of Franse koning), als dank voor hun vazaldiensten.
De ridders kwamen oorspronkelijk voort uit ruiters, hoofdzakelijk vrije boeren, in dienst van
een heer. Het waren dus eveneens met een leen begunstigde vazallen, maar van lagere stand.
Dankzij het oorlogvoeren (kruistochten tegen de Moren en Lithouwers) stegen deze
ministerialen steeds hoger op de maatschappelijke ladder. Een op proef gestelde knape
(toekomstige ridder) werd door een slag op de nek met het platte zwaard tot ridder gewijd. Op
den duur schiepen deze elite-soldaten een ridderideaal dat ook door de edelen werd
nagestreefd. Tot die idealen behoorden: eer en trouw, deugdzaamheid en hoffelijkheid, hoge
minne dwz. hoofse liefde. Deze idealen werden bezongen door rondreizende zangers
troubadours of minstrelen. In werkelijkheid waren ridders meestal ongeletterde despoten,
vaak ook roofridders die zich niets aantrokken van recht en orde. Hun vrouwen waren
rechteloos en konden wegens overspel zonder meer gedood worden terwijl de ridders zelf,
misbruik makend van hun macht, talloze bastaardkinderen hadden.
In vredestijd waren toernooien hun meestgeliefde bezigheid. Ettelijke edelen en ridders zijn
op toernooien gesneuveld.
Opkomst van steden
Dankzij hun gunstige ligging op de kruising van handelswegen hebben zich vele
marktplaatsen in de loop van tijd tot steden ontwikkeld. Een soortgelijke opbloei heeft in
Euroa alleen Noord-Itali gekend. Volgende steden behoren tot de eersten die stadsrechten
hebben verkregen:
Utrecht
1122
Antwerpen 1200
Leuven
1161
Dordrecht 1220
Brugge
1170
Haarlem
1245
Den Bosch 1195
Delft
1246
Leiden
1266
Amsterdam 1275
Handel (dwz. geldverkeer) en nijverheid betekenden winst en dus de mogelijkheid van
financile steun aan de vorst, waarvoor steden van hem privileges kochten en zo steeds meer
zelfstandigheid verwierven.
In de elfde eeuw ontstonden de eerste verenigingen van kooplieden en ambachtslieden, gilden
genoemd. Ze berustten op het monopoliseren van functies en de behoefte aan sociale zorg. Zo
zorgden de gilden voor hun zieke leden, voor begravenissen, voor de wezen en weduwen,

voor feestelijkheden, voor de verdediging van de stadsmuren door het houden van wacht... In
de kerk hadden de gilden een eigen altaar voor hun leden om te bidden... De reglementen
(gildekeur) van de gilden waren echter zeer strikt en conservatief en op den duur verstikkend
(concurrentie was uitgesloten, reclame verboden etc.). Bovendien eisten ze steeds meer
invloed in het stadsbestuur. Dat veroorzaakte bijv. in 1416 in Zwolle een strijd tussen de
gilden en de Raad waarbij meer dan honderd gildebroeders werden onthoofd.
Het bestuur van een stad bestond uit schepenen en een schout (vertegenwoordiger van de
graaf) als voorzitter. Als een soort burgervertegenwoordiging dwz gemeenteraad ontstond de
vroedschap waarvan de leden raden of gezworenen werden genoemd. De samenstelling van
deze colleges verschilde echter van stad tot stad. Zo kregen de ambachtsgilden in Brugge na
de Guldensporenslag meer invloed in het stadsbestuur omdat de kooplieden de Franse koning
hadden gesteund.
In de tweede helft van de 13de eeuw ontstonden bonden van handelsteden, in Duitsland Hansa
genoemd. Ook Nederlandse (Deventer, Zutphen, Arnhem, Harderwijk, Elburg, Nijmegen,
Kampen, Zwolle) en Vlaamse (Ieper, Gent, Brugge) steden sloten zich bij de hanze aan.
Brugge genoot in die tijd dezelfde reputatie als Londen, Lbeck, Veneti en Genua.
Het geestelijke leven
Centra van cultuur en beschaving waren in de Middeleeuwen voornamelijk kloosters (naast
kapittel- en Domscholen). Als voorbeeld diende voor vele het klooster Cluny. Een van de
taken van monniken was het afschrijven van boeken. Het klooster van Egmond was bijv.
bekend om zijn bibliotheek met 150 boeken. In de 12de eeuw ontstaat er naast al bestaande
(Fransiscanen, Benedictijnen, Dominicanen) een reeks nieuwe kloosterorden: de Norbertijnen
(naar St.-Norbert, abt van het klooster Prmontr bij Grenoble) en de Bernardijnen of
Cistercinzers (naar St.-Bernard van Clairvaux). De kloostergemeenschappen deden vooral
mee aan ontginning en landbebouwing, maar ook aan opvoeding (kloosterscholen),
barmhartigheid (armenzorg) en geneeskunde (ziekenhuizen).
Vroomheid werd behalve in kloosters ook in begijnhoven geoefend. Dit waren ommuurde
stadsdelen waarin ongetrouwde vrouwen onder bescherming van de kerk een vroom bestaan
leidden zonder officieel tot een klooster toe te treden.
Aan het geestelijke leven hebben steden ook een grote bijdrage geleverd. De reformatie vr
de reformatie is in Deventer begonnen. Een aanzienlijke burger, Geert Grote (1340-1384),
kreeg afkeer van de losbandigheid van geestelijken na een zware ziekte die hem tot bezinning
bracht. Hij schonk zijn huis aan arme vrouwen en trok zich in een klooster terug. Een van zijn
leerling richtte kort daarna het eerste mannenhuis op. Geert Grote was de eerste die in de
volkstaal predikte over vroomheid en puurheid. Hij was de grondlegger van een brede
beweging die de naam Moderne Devotie kreeg. Deze beweging kreeg invloed en aanzien door
enkele eminente volgelingen: Thomas Kempis die in een klooster bij Zwolle leefde en het
zeer populaire werk Imitatio Christi (= navolging van Crhristus) schreef. Verder Wessel
Gansfort, die grote invloed heeft gehad op Luther. Verder op Adrianus IV, de enige
Nederlandse paus, en Desiderius Erasmus.
Literatuur
In kloosters en begijnhoven ontstonden de meest bekende geestelijke werken van deze tijd,
geschreven in het Middelnederlands. Tot de bekendste mystici behoren Jan van Ruusbroec
(die grote invloed heeft gehad op de Moderne Devotie), en Hadewijch, een begijn
vermoedelijk uit Antwerpen.
Andere literaire genres in deze tijd waren:

- volksballades (Het lied van heer Halewijn)


- ridderromans (Hendrik van Veldeke: Enede; Karel ende Elegast; Jacob van Maerlant:
Alexanders geesten, Historie van Troyen)
- dierenepos (Van den vos Reinaerde)
- legende (Beatrijs)
- abel spel = toneelstuk over de hoofse liefde (Esmoreit, Lanseloet van Denemerken)
- sotternie/klucht = kort en grappig toneelstuk (Lippijn, De buskeblaser)
- mirakelspel (Mariken van Nieuwmeghen)
- moraliteit (Elckerlijc)
- mysteriespel = toneelstuk over een voorval uit de Bijbel
Tegen het einde van de Middeleeuwen ontstonden in de zuidelijke Nederlanden de eerste
rederijkerskamers (verbastering van het Franse rhtoriqueur) genootschappen waarvan de
leden zich bezighielden met het schrijven van gedichten en toneelstukken. Het ging hun
vooral om de vorm. Zeer geliefd was bijv. het acrostichon of naamgedicht waarin de
beginletters van de strofen de naam van de persoon vormen aan wie het gecicht is opgedragen
(zoals Wilhelmus bijv.). Een van de bekendste rederijkers van deze tijd was Anthonis de
Roovere (1430-1482) uit Brugge.
Schilderkunst
De schilderkunst van de Middeleeuwen was voornamelijk gewijd aan religieuze themas. Een
van de bekendste schilderijen is de polyptiek Aanbidding van het Lam Gods in de St.Baafskerk te Gent van de broeders Van Eyck. Samen met een aantal andere schilders van vr
de renaissance worden ze ook wel Vlaamse Primitieven genoemd. Hubert van Eyck (13701426) schilderde o.a: Kruisiging, Laatste Oordeel; Jan van Eyck (1390-1444): De verloving
van de Arnolfi; de Meester van Flmalle (anoniem, 15de eeuw); de gebroeders Pol, Herman en
Jan van Limburg (ca. 1380-1390), in dienst van de graaf de Berry: Les trs riches Heures;
Rogier van der Weyden (1400-1464): Aanbidding der Koningen, portret van Filips de Goede;
Dirk Bouts (1415-1475): Laatste Avondmaal in de St.-Pietersker te Leuven; Hans Memlinc
(1433-1494): Christus met musicerende engelen; Hugo van der Goes (1440-1482):
Aanbidding van de herders; Gerard David (1460-1523): drieluik Doop van Christus te
Brugge.
Het kenmerk van deze schilders was de grote voorliefde voor het detail.
Muziek
In de 11de en 12de eeuw is Luik een van de voornamste centra van muziekonderwijs. Het
tractaat De musica van Johannes van Luik dient aan alle Euopese universiteiten van die tijd
als basis voor het muziekonderwijs. In deze tijd onstaat in Vlaamse kloosters de parallelle
meerstemmige zang.
Het boerenleven
Door het afzwakken van de centrale macht onder de opvolgers van Karel de Grote werden
boeren steeds afhankelijker van de plaatselijke vorsten. Velen verloren hun status van vrije
boer en werden horigen dwz. lijfeigene die vaak ook persoonlijke diensten (zgn.
vroondiensten) te leveren hadden. Dat betekende dat ze voor de heer het land moesten
bewerken, zijn vee hoeden, hout kappen, vrachten vervoeren en derg. De positie van de
boeren begon pas vanaf de 12de eeuw te beteren. Dankzij de opkomst van steden begonnen
vele boeren zich te specialiseren in de produktie van bepaalde artikelen.

Naast oorlog en plunderingen was het water (zee en rivieren) een constante bedreiging voor
de landbewoners. De strijd tegen het water werd door de Hollandse graaf Willem I
systematisch (bedijking, dijklasten, waterlozing, waterschappen) ingeluid. Dankzij de
indamming van rivieren zijn later vele steden ontstaan (Rotterdam, Amsterdam, Edam).
Landbouwgrond werd verkregen door ontginning en drooglegging van moerasgebieden. Zo
ontstond het Hollandse en Utrechts polderlandschap met sloten en weilanden. Inpoldering
werd gefinancierd door kapitaalkrachtige grondheren of instellingen (kloosters).
In de 13de eeuw zijn vele inwoners van de Lage Landen vanwege hun kennnis van ontginning
en drooglegging als kolonisten geemigreerd naar o.a. Duitsland, Slowakije, Transsylvani,
Engeland.
Behalve door de natuur (ebbe en vloed, stormen, regen) werd het land echter ook door de
mens bedreigd. Door daringdelven/zelnering (het afgraven en verbranden van veen om zout te
winnen) kwamen de dijken open te liggen voor de zee.
De bourgondirs
Het Huis van Bourgondi had zijn wortels in Zuidoost-Frankrijk, in het gelijknamige
vorstendom dat Filips de Stoute in 1363 in leen kreeg van zijn vader, de Franse koning Jan I
Valois. Filips de Stoute werd daarmee Hertog van Bourgondi.
Door de erfdochter van de Graaf van Vlaanderen, Margaretha van Male, te trouwen werd hij
bij het overlijden van zijn schoonvader ook Graaf van Vlaanderen (1384). Van de kinderloze
Johanna van Brabant erfde hij haar hertogdom. Ook breidde hij zijn bezittingen uit door goede
huwelijkscombinaties: Filips zoon, Jan zonder Vrees, trouwde 1385 met Margaretha, de
dochter van Albrecht van Beieren, heerser over Holland, Zeeland en Henegouwen. En zijn
dochter trouwde met Albrechts zoon Willem VI.
Jan zonder Vrees (1417-1436), bereikte een uitbreiding ten gunste van de Bourgondirs
doordat hij zijn neef Jan IV van Brabant aan Jacoba van Beieren, de dochter van Willem VI
van Holland wist te koppelen (haar tweede huwelijk).
Jacoba van Beieren (ook Vrouwe Jacob genoemd, 1417-1436) is een van de tragische figuren
van de Nederlandse geschiedenis. Haar huwelijken (4) liepen allemaal slecht af en
veroorzaakten voortdurende strijd met haar concurrenten. Zo stond zij in Holland aan het
hoofd van de Hoeksen, terwijl haar oom Jan van Beieren de kant van de Kabeljouwsen kiest.
Uiteindelijk zal ze haar landen en invloed verliezen aan haar neef, Filips de Goede, een zoon
van Jan zonder Vrees.
Filips de Goede (1419-1467) nam afstand van zijn zuidelijke, Bourgondische bezittingen en
vestigde zijn hof in Brussel. De verwezenlijking van zijn ambitie om de heerschappij in alle
lage landen te verwerven is mede te danken aan de militant-centralistische politiek van zijn
zoon, Karel de Stoute (1467-1477), die zich geen Fransman meer voelt en het Lotharingische
Rijk wil doen herleven door een langdurige strijd te beginnen met de Franse koning.
Het centrale gezag werd in de Nederlanden vooral gevestigd dankzij het huwelijk van Karels
dochter Maria (1477-1482) met Maximilian van Oostenrijk een Habsburgs-Bourgondisch
huwelijk dus.
Maria werd meteen geconfronteerd met opstandige stedelingen en een Staten-Generaal die
heel wat privileges van haar afdwong (Groot Privilege). Vijf jaar na haar inhuldiging in Gent
overleed Maria aan de gevolgen van een val van haar paard. Ze was toen in verwachting met
haar vierde kind. Opgevolgd werd ze door haar zoon Filips de Schone.
Filips de Schone (1494-1506) kwam als veertienjarige aan de macht, nadat zijn vader, de
regent, keizer van het Duitse Rijk was geworden. Filips trouwde met Johanna, de dochter van
Ferdinand van Aragon en Isabella van Castili. Daardoor werd de band tussen Oostenrijk en
Spanje versterkt. Toen hij vrij vroeg stierf, verloor Johanna haar verstand, waardoor ze de

bijnaam De Waanzinnige kreeg. Haar schoonvader Maximilian werd voor een tweede keer
regent, nu voor zijn kleinzoon Karel V (1506-1555). Omdat hij niet in de Nederlanden kan
resideren, benoemt Maximilian zijn dochter Margaretha, weduwe van de hertog van Savoye,
tot regentes dwz landvoogdes. Karel wordt in 1515 meerderjarig verklaard.
Overzicht
1384 Filips de Stoute wordt Graaf van Vlaanderen en Hertog van Brabant
1371-1419 Jan zonder Vrees (getrouwd met Margaretha van Holland)
1419-1467 Filips de Goede (erft Luxemburg)
1467-1477 Karel de Stoute (wil het Lotharingische Rijk doen herleven)
1477-1482 Maria van Bourgondi (getrouwd met Maximilian van Habsburg)
1482-1506 Filips de Schone (getrouwd met Johanna van Aragon en Castili)
1506-1530 Margaretna van Savoye, tante van Karel V, landvoogdes over de Nederlanden
1506-1555 Karel V, heerser over een rijk waar de zon nooit ondergaat
1530-1555 Maria, dochter van Karel V, wordt landvoogdes
1555-1598 Filip II van Spanje heerst over de Nederlanden
D. DE VROEGMODERNE TIJD
Karel V (1500-1558)
Karel V, geboren te Gent, zet de centralisatiepolitiek van zijn vader voort. Hem zal het in
1543 lukken om de 17 Nederlanden te verenigen door ze onder het gezag van de
Oostenrijkse Habsburgers te brengen.
Door het overlijden van zijn grootvader, Ferdinand van Aragon, in 1516 wordt hij echter
genoodzaakt naar Spanje te vertrekken. Het bestuur van de Oostenrijkse erflanden laat hij aan
zijn broer Ferdinand over.
Karels tante Margaretha blijft tot aan haar dood in 1530 landvoogdes omdat de keizer (na de
dood van grootvader Maximilian erft Karel de Duitse keizerskroon en de Oostenrijkse
erflanden) het te druk heeft met Spanje en zijn oorlogen tegen Frankrijk, met wie hij om het
bezit van Bourgondi en Itali vecht. Door de ontdekking van Amerika komen ook de
overzeese landen in zijn bezit. Vandaar de uitdrukking dat in zijn rijk de zon nooit onderging.
Na de dood van tante Margaretha benoemt Karel zijn zuster Maria, weduwe van de koning
van Hongarije, tot landvoogdes. Ze wordt bijgestaan door de Raad van State (buitenlandse
aangelegenheden, benoeming van lagere ambtenaren), de Geheime Raad (godsdienstige
zaken, rechstspraak, ordehandhaving, defensie, onderhoud van dijken en wegen) en de Raad
van Financin (inkomsten en uitgaven van de gewesten).
Het centrale gezag werd echter spoedig ondermijnd, vooral in Gent dat belastingen (bede)
weigerde te betalen. Karel trok met een leger tegen de opstandige stad (1539) en dwong de
Gentenaars (stropdragers) tot gehoorzaamheid.
Op de Rijksdag in Augsburg (1549) werd bepaald dat de Nederlanden samen de
Bourgondische Kreits (kreits = district in het Duitse Rijk van Maximilian I) zouden vormen.
Deze eenheid werd versterkt door de Pragmatieke Sanctie (1549) die de erfopvolging voor
alle gewesten op dezelfde manier regelde.
Uitgeput door zijn vele taken heeft Karel V in 1555 afstand genomen van zijn regering. Zijn
zoon Filips II werd zijn opvolger. Karel V stierf in 1558 in het Spaanse klooster San Yuste.
Reformatie en contrareformatie
Een van de zwaarwegendste gebeurtenissen van de 16. eeuw was het begin van de Reformatie
die Martin Luther op 31 oktober 1517 inluidde door zijn 95 stellingen over de misbruiken
van het katholicisme aan de de deur van de slotkerk in Wittenberg te spijkeren. In 1536

kondigde Johannes Calvijn in Genve zijn leer van de predestinatie aan. Het calvinisme zou
vooral in de Nederlanden navolging vinden.
De katholieke kerk reageerde op deze hervormingsbewegingen met de contrareformatie. Na
de Rijskdag te Worms (1521) werd Luthers leer verboden. Karel V stelde een lokale inquisitie
in. De eerste slachtoffers van vervolging vielen in Woerden (1523) en Brussel (1525):
beschuldigd van ketterij werden ze op de brandstapel verbrand.
Nog een beweging, godsdienstig maar ook sociaal genspireerd, die vanuit Zwitserland via
Duitsland naar de Nederlanden overwaaide was de Doopse beweging (Anabaptisten of
Wederdopers) die alleen de doop van volwassenen erkenden. Hun militante vleugel onder Jan
Matthys en Jan van Geel leed in 1535 een bloedige nederlaag. Onder ex-priester Menno
Simons bloeide een nieuwe doperse beweging op (Mennonieten of Mennisten dwz
Doopsgezinde Broederschap) die een ingetogen leven verkoos.
De godsdienstvrede van Augsburg (1555) bezegelt het het principe Cuius regio, eius religio,
dwz de landsheer beslist welke godsdienst (katholicisme of lutheranisme) in zijn gebied
uitsluitend mag worden uitgeoefend. Dit betekent dus dat de Nederlanden katholiek moeten
blijven.
Kunst en wetenschappen
De regeringstijd van Karel V en Filips II heeft een zeer intensief cultureel leven gekend. De
Nederlanden, vooral de zuidelijke, werden een centrum van bloeiende kunst en
wetenschappen
Schilderkunst
Tot de allergrootste kunstenaars van de 16de eeuw tellen Jeroen Bosch (1453-1516), Pieter
Brueghel de Oudere (1525-1569), Lucas van Leyden (1489-1533), Maarten van Heemskerck
(1498-1574), Barend van Orley (1492-1542), Pieter Coecke van Aalst (1502-1550) die een
reeks houtsneden over zijn reis door de Balkan heeft gemaakt; Quinten Matsijs (1466-1530).
Wetenschappen
De grootste humanist en denker van de renaissance was de in Rotterdam geboren Desiderius
Erasmus (1469-1536). Een van zijn grote verdiensten was zijn uitgave van het Griekse
Nieuwe Testament. Die werd door luther gebruikt voor zijn vertaling in het Duits. Brede
populariteit verwierf Erasmus met zijn zeer populaire satire Lof der Zotheid en met een boekje
over welgemanierdheid dat tot aan de Franse revolutie op scholen werd gebruikt als
leermiddel.
Een andere bekende humanist was Dirck Volckertszoon Coornhert (1522-1590) die zich
evenals Erasmus tegen godsdienstige onverdraagzaamheid keerde. Zijn bekendste werk is
Zedenkust, dat is wellevenskunste.
De opbloei van de wetenschappen en literatuur is o.a. te danken aan de uitvinding van de
boekdrukkunst. Haast tegelijkertijd werd die uitgevonden door Johannes Gutenberg in Mainz
en Laurens Janszoon Coster in Haarlem.
Een van de centra van boekdrukkunst was Antwerpen waar Christoffel Platijn (1520-1589)
zijn drukkerij en uitgeverij vestigde. Bij hem verschenen o.a. cartografische werken van de
befaamde cartografen Gerard Mercator (1512-1594) en Abraham Ortelius (1527-1598).
Literatuur
Ook in de literatuur speelt de uitvinding van de drukkunst een belangrijke rol: het schrijven
wordt minder een groepsdaad en meer een individuele prestatie. Ook spelen de vele
godsdienstige stromingen een rol: in de literatuur wordt een ideestrijd uitgevochten. Anna
Bijns (1494-1575) verdedigt in haar refreinen het katholicisme, Marnix van St. Aldegonde

(1540-1598) is er fel tegen in zijn strijdschriften, Dirck Volckertszoon Coornhert probeert als
echte humanist een tussenpositie te houden. Dankzij de klassieke voorbeelden van de
renaissance wordt de esthetiek minder bepaald door het christelijke geloof.
Een specifiek genre in opkomst is het embleem een symbolische prent die van een korte
tekst in proza of pozie is voorzien.
Literaire genres in deze tijd waren:
- satire (Erasmus: Lof der zotheid)
- vaderlands lied (Wilhelmus, vermoedelijk geschreven door Marnix van St. Aldegonde)
- sonnet (gedicht bestaande uit twee kwatrijnen en twee terzinen: Jan van der Noot)
- ode of loflied (Jan van der Noot, )
- biografie (Carel van Mander: Schildersboeck)
- emblema (Romer Visscher)
- epigram of puntgedicht (Roemer Visscher)
Muziek
De polyfonische muziek in Vlaanderen had een aantal zeer prominente en internationaal
bekende componisten zoals Nicolaas Gombert (1495-1560), hofkomponist van Karel V;
Adriaan Willaert (1490-1562), kapelmeester van de San Marcokerk in Veneti; Orlando di
Lasso (1531-1594), eerst kapelmeester in Rome en dan hofkapelmeester in Mnchen.
Filips II (1527-1598)
Het aantreden in 1555 van Filips II, die gefikseerd was op de belangen van Spanje en van de
katholieke kerk, luidde het voorspel in tot de 80-jarige Oorlog. De ware oorzaken liggen
echter bij een aantal factoren. De algemene onvrede in de Lagen Landen was voornamelijk
veroorzaakt door een verslechterde economische situatie (hongerjaren, werkeloosheid, vooral
in de lakennijverheid). De reactie van de Katholieke kerk (geloofsvervolging, Trentse
besluiten) veroorzaakte alleen nog meer onvrede, vooral onder de hoge adel en de lagere
clerus. De belastingshervormingen troffen de kooplieden. De grootschalige economische
emigratie werkte in het voordeel van de nieuwe leer het protestantisme. De koppeling van
nationale en religieuze gevoelens werkte aanstekelijk op de ontevredenen.
1562
De prokatholieke politiek van Filips II werd in de Nederlanden vooral behartigd door zijn
adviseur Granvelle, kardinaal van Mechelen en primaat van de Nederlandse kerkprovincie.
Het verzet tegen hem groeide vooral onder de hoge adel. In 1562 sloten de Guldenvliesridders
- daaronder Willem van Nassau, prins van Oranje (1533-1584), Lamoraal, graaf van Egmond
(1522-1568) en Filips de Montmorency, graaf Hoorne (1518-1568) - een verbond: de Ligue.
Ze eisten dat de Spaanse troepen en Granvelle de Nederlanden zouden verlaten, wat in 1564
ook gebeurde.
1566
Ook de lagere adel begon onder de invloed van calvinistische preken (hagepreken) te morren
en sloot een soort verbond: Compromis. De opzet was vooral om een einde te maken aan de
geloofsvervolgingen. Op 5 april 1566 begaven ze zich met een smeekschrijft naar de
landvoogdes Margaretha. Een van haar adviseurs zou toen gezegd hebben: Ce ne sont que
des gueux (Het zijn maar bedelaars). Deze uitspraak zou de oorsprong zijn van de benaming
van de opstandelingen: geuzen.

Op 10 augustus 1566 begon de Beeldenstorm in Westvlaanderen toen de toehoorders van een


preek het Laurentiusklooster in Steenvoorde vernielde. In korte tijd breidde deze storm zich
uit tot naar Groningen en werden er meer den 400 kerken vernield en geplunderd.
1567
Woedend over deze gang van zaken stuurde Filips II de hertog van Alva met een leger naar
Brussel. Deze nam de plaats in van Margaretha (die zich naar Itali terugtrok) en voerde
meteen de beruchte Raad van Beroerten of Bloedraad in, waarvoor ieder moest verschijnen
die van deelname aan de oproer werd beschuldigd. Als ersten werden door een list Egmont en
Hoorne gearresteerd en in het slot Gravensteen in Gent gevangen gehouden.
1568
Het schrikbewind van Alva leidt tot een lange reeks van executies en veroorzaakt een exodus
uit de Zuidelijke Nederlanden (voornamelijk richting Noordelijke Nederlanden). Deze
bannelingen vormen de kern van het gewapend verzet. Velen uit de lagere adel sluiten zich
aan bij de watergeuzen. Ook Willem van Oranje wordt voor de Bloedraad gedaagd maar
weigert te verschijnen. Zijn zoon Filips Willem wordt naar Spanje ontvoerd waar hij meer dan
25 jaar zou blijven.
Op een juni laat Alva 18 edelen onthoofden, vier dagen later worden ook Egmond en Hoorne
onthoofd.
1570
De zware Allerheiligenvloed veroorzaakt veel slachtoffers en dus verdere verarming, wat een
van de redenen is waarom de belastingsreform van Alva mislukt. Daardoor kan Alva zijn
systeem van onderdrukking niet voldoende financieren.
1572
Watergeuzen veroveren Den Briel en martelen en vermoorden 19 katholieke priesters. De
Engelse koningin Elisabeth I krijgt van Alva een ultimatum om de geuzen geen toegang meer
tot Engelse havens te geven.
Nadat de havenstad Vlissingen voor Oranje had gekozen werd de Scheldemond en daarmee
de toegang tot Antwerpen voor de Spanjaarden afgesloten. Dat was het begin van Antwerpens
einde als belangrijkste havenstad.
Op 24 augustus 1572 wordt in Parijs tijdens de Bartholomeusnacht een massale slachting
aangericht onder de Hugenoten.
1573
Door de vrije Statenvergadering in de Noordelijke Nederlanden wordt alle uitoefening van het
katholicisme verboden. Dit verbod betreft 90% van de inwoners. Er is dus sprake van een
dictatuur van de minderheid.
Tijdens een strafexpeditie van Alvas zoon Don Frederik, wordt de stad Naarden haast
volledig uitgemoord.
Ook andere steden worden door het Spaanse leger belegerd: Haarlem, Alkmaar, Leiden...
De opstandelingen maken vaak gebruik van de macht van het water (doorsteken van dijken)
om de vijand te verdrijven.
1574
Op 3 okotber 1574 wordt Leiden ontzet dankzij het doorsteken van de dijken en een gunstige
wind.
1575

Als dank voor zijn dappere houding krijgt Leiden een universiteit, mede voor de opleiding
van predikanten voor de gereformeerde Kerk.
Zowel de Spanjaarden als de opstandelingen zijn financieel uitgeput maar de
onderhandelingen in Breda tussen Filips II en Willem van Oranje mislukken omdat Filips op
het alleenrecht van de Rooms-Katholieke godsdienst bestaat.
1576
Unie van Holland en Zeeland. Holland erkent Willem van Oranje als Hooft en Hoogste
Overheid. Dit is de kern van de latere Unie van Utrecht.
Op 4 november 1576 trekken Spaanse soldaten die al maanden geen soldij hadden gekregen
Antwerpen binnen en stichten een vreselijk bloedbad aan onder de bevolking. Deze slachting
en plundering staat bekend als de Spaanse furie.
In november 1576 sluiten afgevaardigden uit het noorden (Utrecht, Holland, Gelderland,
Friesland) met de zuidelijken gewesten de Pacificatie van Gent.
1577
De Eerste Unie, gesloten in Brussel, houdt een confessionele verdeling van de gewesten in.
Prins Willem wordt als stadhouder van Holland en Zeeland erkend. Een Tweede Unie,
gesloten in hetzelfde jaar, begint al op een Calvinistische dictatuur te lijken.
Aartshertog Mathias, broer van de Duitse keizer Rudolf II, komt naar de Nederlanden op
verzoek van enkele edelen die Willem van Oranje vijandig gezind zijn. Er zal later op nog
enkele andere vreemde heren beroep worden gedaan: Frans van Anjou, Robert Dudley, graaf
van Leicester, Johan Casimir van de Palts... Maar al deze pogingen zullen mislukken. Helpt
nu uzelf, zo helpt u God zal uiteindelijk de leus worden van de vrije gewesten.
1579
De zuidelijke gewesten sluiten de Unie van Atrecht en verklaren hun trouw aan de koning. Als
reactie daarop wordt in het noorden, voornamelijk door toedoen van de fel protestantse Jan
van Nassau (broer van Willem van Oranje), de Unie van Utrecht gesloten.
1581
De Staten-Generaal, van Brussel naar Dan Haag verplaatst, vaardigt Het Plakkaat van
Verlatinghe uit. Daarin wordt de gehoorzaamheid aan Filips II opgezegd.
1584
Op 10 juli 1584 wordt Willem van Oranje te Delft vermoord door de katholiek Balthasar
Gerards.
1585
De definitieve scheiding van noord en zuid wordt bezegeld door Parmas verovering van
Brussel en Antwerpen.
Landvoogden tijdens Filips II
1555-1559 Emmanuel Filibert, hertog van Savoye (een neef van Filips II)
1559-1567 Margaretha van Parma, bastaarddochter van Karel V (halfzuster van Filips II)
1567-1573 Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva
1573-1576 Don Luis de Requesens
1577-1578 Don Juan van Oostenrijk, bastaardzoon van Karel V (halfbroer van Filips II)
1578-1592 Alexander Farnese, hertog van Parma (zoon van ex-landvoogdes Margaretha)
1592-1595 Ernst van Oostenrijk
1595-1596 Graaf De Fuentes

1596-1598 Aartshertog Albrecht van Oostenrijk

III. GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND


A. DE ZEVENTIENDE EEUW
Noordelijke Nederlanden (1585-1609)
Door de economische opbloei (mede te danken aan handel een scheepvaart) heeft het Noorden
steeds minder pretenties op het Zuiden. Bovendien blijkt de Vlaamse bevolking te passief om
in opstand te komen tegen de Spanjaarden. Een vreedzame oplossing lijkt mogelijk, zelfs
wenselijk, ondanks de occasionele militaire successen van stadhouder Maurits van Oranje,
aangezien er onvoldoende middelen (en geen bondgenoten) zijn voor verdere oorlogvoering.
In zulke politieke ontwikkelingen zal vooral Oldenbarnevelt, advocaat en oudraadspensionaris van Rotterdam, een grote rol gaan spelen.
1585-1586
Steven van der Haghen vaart voor het eerst met een Nederlands schip door de Straat van
Gibraltar naar Itali.
1593-1597
Heemskerk en Barentsz. starten verschillende expedities om via de Noordpool Indi te
bereiken (Nova Zembla)
1595-1597
Eerste tocht van Nederlanders naar Oost-Indi
1598-1604
Reis om de aarde door Olivier van Noort
1600
Maurits verslaat aartshertog Albrecht in de slag bij Nieuwpoort, maar moet zich toch
terugtrekken.
1602
Oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie op initiatief van Oldenbarnevelt. De
VOC krijgt soevereine rechten en het monopolie voor handel en scheepvaart ten oosten van
Kaap de Goede Hoop of voor gebieden bereikt door de Straat van Maghelaes. Het grote
bestuur wordt gevormd door de bewindhebbers, verdeeld over zes kamers (Amsterdam,
Middelburg, Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen, Delft). Een commissie daaruit, de Heren XVII,
zorgt voor het dagelijks bestuur.
1606
Oldenbarnevelt wijst het aanbod van de Franse koning Hendrik IV af als soeverein voor het
Noorden te fungeren.
Willem Jansz, schipper van Het Duyfken, bereikt als eerste de kust van Australi.
1607
Spinola stelt Filips III voor de keuze om 300.000 dukaten te vinden voor verdere
oorlogvoering of om anders vrede aan te bieden. De Staten-Generaal eisen eerst erkenning
van souvereiniteit om met de vredesonderhandelingen te beginnen.

Jacob van Heemskerk overwint bij Gibraltar de Spaanse vloot onder DAvila. Beide
aanvoerders sneuvelen in dit gevecht, maar het aanzien van de Nederlandse vloot stijgt enorm.
1608
Vredesonderhandelingen in Den Haag. Ondanks de harde eisen van Spanje (vrije uitoefening
van het katholicisme, staking van de zeevaart op Indi) en de weerstand van Amsterdam, de
predikanten, de vluchtelingen uit het Zuiden en zelfs Maurits, weet Oldenbarnevelt een
langdurige wapenstilstand te bewerkstelligen.
1609
Op 9 april 1609 is te Antwerpen het Twaalfjarig bestand gesloten. Dit bepaalt 1) dat de
soevereiniteit van de Republiek door zowel de aartshertogen als de Spaanse koning wordt
erkend en 2) dat beide partijen behouden wat ze op dat moment bezitten.
Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621)
Een wapenstilstand met de externe vijand was weliswaar welkom, maar daardoor ontstond er
ruimte voor innerlijke twisten, en die waren intern godsdienstig en politiek van aard. De
hervormden in de Republiek waren verdeeld in Calvinisten, Lutheranen, Zwinglianen en
Doopsgezinden. De Calvinisten wisten zich op de voorgrond te dringen en te koppelen aan de
staat. Maar ook zij waren verdeeld in twee groepen: de Rekkelijken (liberaal gezinde
kooplieden en ambtenaren; Oldenbarnevelt, Hugo de Groot, regenten, intellectuelen;
Hervormden) en de Precysen (orthodoxe calvinisten; Willem Lodewijk, stadhouders;
Gereformeerden). Dit conflict culmineerde in een theologisch dispuut over de
predestinatieleer tussen de vrijzinnigeArminius (Jacob Hermans van Oudewater) en de
preciese Gomarus uit Brugge.
Arminius legde de nadruk op de liefde Gods en was van mening dat alle gelovigen in Christus
die in het geloof volhardden zalig zouden worden. Gomarus legde daarentegen de nadruk op
de almacht Gods, die arbitrair bepaald had welke mensen uitverkoren waren tot zaligheid en
welke niet. De gomaristen waren bovendien onderverdeeld in supra-lapsaristen (die
meenden dat Gods besluit omtrent de uitverkiezing der mensen reeds voor de zondeval van
Adam was genomen) en infra-lapsaristen (die meenden dat dit besluit pas na en als gevolg
van de zondeval genomen was).
Na de dood van Arminius werd zijn leer op schrift gezet en Remonstrantie genoemd. Als
reactie van de Gomaristen kwam er een Contra-Remonstrantie, waarin men pleitte voor het
bijeenroepen van een nationale synode om het geschil te beeindigen en de Arminianen te
verbieden.
Maurits koos uiteindelijk, na aandringen van zijn neef Willem Lodewijk, voor de ContraRemonstranten, niet zozeer uit religieuze redenen, maar omdat hij daardoor zijn sterkste
oppositiegroep de regenten en intellectuelen hoopte te onderwerpen. Hij ontsloeg de
Remonstrantse regenten en liet Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en andere leiders van de
beweging gevangen nemen en vonnissen. Oldenbarnevelt werd wegens vermeend
hoogverraad aan Frankrijk ter dood veroordeeld. Hugo de Groot wist in een boekenkist uit het
slot Loevestein te ontsnappen en naar Frankrijk te vluchten.
Van de 200 afgezette remonstrantse predikanten vluchten er 80 naar het buitenland, waar ze
de remonstrantse broederschap oprichten. Enkelen blijven in het geheim preken in de
Republiek.
De vijandigheden die zelfs tijdens het Bestand niet helemaal ophielden, kregen vanaf 1618
nog een dimensie erbij. Toen begon namelijk de Dertigjarige oorlog die voornamelijk in
Bohemen en Duitsland woedde en die politiek gezien de uiting was van een grote, door
Frankrijk geleide anti-Habsburgse campagne. De Republiek behield weliswaar een zekere

neutraliteit, maar haar bestaan was sindsdien een faktor in de belangenstrijd van de
omringende grootmachten.
1612
Verdrag met de Verheven Porte, waardoor Nederland toegelaten wordt tot de vaart op Turkije.
De Beemster wordt drooggelegd. De meest verdienstelijke man voor drooglegging en
inpoldering van Jan Adriaanszoon Leeghwater. Een van zijn vele uitvindingen was de
duikerklok.
1614
Verbond tussen Zweden en de Republiek vanwege Deense toenadering tot Frankrijk
Oprichting van de Noordse Compagnie ter financiering van de walvisvaart
Oprichting van een bank van lening te Amsterdam.
1618-1619
Van 13 november 1618 tot 23 april 1619 vergaderde de Nationale synode te Dordrecht. De
remonstrantse delegatie werd in januari verjaagd en de leer in contraremonstrantse, infralapsaristische geest vastgelegd. Tevens werd het besluit genomen tot een officile
Bijbelvertaling.
1619
In mei van dit jaar wordt Oldenbarnevelt in Den Haag onthoofd.
1621
Hugo de Groot ontsnapt uit Loevestein en vlucht eerst naar Antwerpen en dan naar Parijs,
waar hij een jaargeld ontvangt van de Franse koning en een betrekking krijgt als gezant van
Zweden. Hij schrijft zijn wereldbekende boek Over het recht van oorlog en vrede en wordt
daarmee de grondlegger van het moderne volkenrecht.
Het twaalfjarig Bestand loopt op 9 april van dit jaar formeel af.
Anthonis Duyck wordt dit jaar als opvolger van Oldenbarnevelt tot raadpesnionaris benoemd.
De uitmoording van de inheemse bevolking op de Banda-eilanden door Jan Pieterszoon Coen
en Martinus Spronck om er in alle rust foelie en muskaatnoten te kunnen verbouwen.
De Staten-Generaal verlenen octrooi aan een West-Indische Compagnie voor de uitbuiting en
colonisatie van Afrika en West-Indi.
Een vloot o.l.v. Piet Heyn en Jacob Willekens verovert San Salvador (Bahia) in Brasili.
1623
Samenzwering tegen het leven van prins Maurits, waarbij zonen van Oldenbarnevelt
betrokken zijn. Maurits weet te ontkomen en de samenzweerders worden terechtgesteld.
1624
De Republiek sluit een verbond met Frankrijk. In ruil voor financile hulp zal het tegen
Spanje blijven strijden en Richelieu helpen in de strijd tegen hugenoten.
Bezetting van Formosa (tot 1642) als basis voor de handel op China.
1625
Maurits overlijdt op 23 april.

Willem Verhulst koopt het eiland Manhattan van de Delaware-Indianen voor 60 gulden. Het
krijgt de naam Nieuw-Nederland en er ontstaat de volksplanting Nieuw-Amsterdam met ca.
6700 inwoners en Pieter Stuyvesant als gouverneur.
Droogmaking van de Wormer, Purmer en Schermer (meren en poelen in Holland).
Het stadhouderschap van Frederik Hendrik (1625-1647)
Maurits wordt als stadhouder (eerst in 5 provincies en dan in alle zeven) opgevolgd door zijn
halfbroer Frederik Hendrik, de zoon van Louise de Coligny en Willem I. In tegenstelling tot
de sobere Maurits houden Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia van Solms van zwier en
pracht. De reeds begonnen economische opbloei (ondanks oorlog en plunderingen) maakt van
Amsterdam het financile centrum van de wereld en van de residentie in Den Haag een
schitterend hof.
De Gouden eeuw komt tot volle bloei dankzij militaire overwinningen te land en ter zee.
Frederik Hendrik gaat de geschiedenis in als stedendwinger. Hij verovert namelijk Groenlo
(1627), s-Hertogenbosch (1629), Maastricht, Venlo, Roermond, Sittard (1632), Breda (1637)
en Hulst (1645) op de Spanjaarden die daardoor uiteindelijk tot vredesonderhandelingen
werden gedwongen.
Een andere belangrijke voorwaarde voor de opbloei was het overschakelen naar een goedkope
(want makkelijk te verschippen) energiebron: turf. Turf werd gewonnen uit de uitgestrekte
veengebieden (hoge venen in Groningen, Drenthe, Friesland en Overijssel, lage venen in
Utrecht, Holland, Friesland en Overijssel). Goedkope energie stimuleerde de nijverheid, wat
dankzij de relatief hoge lonen een stroom van ecnonomische immigranten (vooral uit Duitse
gebieden) naar de Republiek trok.
Prins Maurits zou het volgende gezegd hebben: De haring was het kiezelsteentje in de
slinger van de Nederlandse David die de Spaanse Goliath velde. Daarbij was Enkhuizen de
belangrijkste uitzeilhaven. Een andere belangrijke bron van inkomsten (met Engeland als
grootste concurrentie) was de walvisvaart.
Het overschot aan geld werd graag gebruikt voor speculaties. Een tijdje (de dertiger jaren)
was speculatie in de tulpenhandel uiterst lukratief.
De gestegen welvaart manifesteerde zich ook in beleggingen in kunst. De unificerende
invloed van de nieuwe Bijbelvertaling begon een rol te spelen in de literatuur. Tot de grote
schrijvers van dit tijdperk behoren Vondel, Cats, Huygens, Bredero, Hooft, Luycken, Visscher
e.a.
In de muziek werd de boventoon door de organistenfamilie Sweelinck gevoerd. De bekendste
zou componist Jan Pietersz worden, die o.a. Bach tot zijn leerlingen telde.
Wat de architectuur betreft, worden Pieter Post (Mauritshuis in Den Haag) en Jacob van
Campen (stadhuis in Amsterdam) tot de belangrijksten gerekend.
Het absolute hoogtepunt stelt echter de schilderkunst voor waarin een zeer groot aantal
topschilders uitblinken, om maar enkele te noemen: Rembrandt, Vermeer, Hals (voor meer
informatie zie onder Kunstgeschiedenis).
Vrijheid van drukpers maakte de Republiek snel tot centrum van humanisten, juristen en
theologen. Bekende buitenlandse denkers die in de Republiek als docenten naam maakten
waren de Franse filosoof Descartes, de Boheemse filosoof en pedagoog Comenius, de Engelse
filosofe Locke en de hugenoten-filosoof Bayle. De belangrijkste Nederlandse denkers van
deze tijd waren Baruch de Spinoza (van Portugees-joodse afkomst) en Hugo de Groot.
1628
Piet Hein verovert bij Cuba de Spaanse zilvervloot. Het gaat om tonnen zilver en goud in de
waarde van 14 miljoen gulden, waarvan de stadhouder 10% krijgt (en daarvan een slot laat
bouwen).
Nederlanders vestigen zich op Tobago

1632
Twee legeraanvoerders uit de Zuidelijke Nederlanden bieden aan de Republiek hun diensten
aan teneinde de Zuidelijke Nederlanden te verdelen tussen Frankrijk en de Republiek. Ze
beloven een algehele volksopstand indien Frederik Hendrik zich in het Zuiden vertoont. Zover
komt het niet, maar Venlo, Roermond en Maastricht geven zich wel over aan de stadhouder.
1634
Nederlanders vestigen zich op Aruba, Bonaire en Curaao
1635
Verdelingsverdrag tussen de Republiek en Frankrijk waarin overeengekomen wordt om de
Zuidelijke Nederlanden langs de taalgrens te verdelen. Een gezamenlijk leger verbrandt
Tienen en belegert Leuven. De verwachte volksopstand blijft echter uit.
1635-1637
Windhandel in tulpenbollen als gevolg van speculatiezucht
1638
Vergeefse poging om Antwerpen te veroveren
1639
In Engelse territoriale wateren vernietigt admiraal Maarten Harpertsz. Tromp met een kleine
vloot de Spaanse Tweede Armada van 20000 man.
1641
Prins Willem, de zoon van Frederik Hendrik, trouwt met Mary Stuart, een dochter van Charles
I van Engeland. Sindsdien wordt de politiek van de Oranjes mede bepaald door de belangen
van hun Engelse verwanten.
In Hamburg vinden preliminaire vredesonderhandelingen plaats tussen de oorlogvoerende
partijen uit de Tachtigjarige en Dertigjarige Oorlog.
1647
Prins Frederik Hendrik sterft op 14 maart
1648
Na Franse pogingen om de onderhandelingen te ondermijnen en het Zeeuws verzet tegen
vrede met Spanje (van wege inkomsten uit de kaapvaart), wordt uiteindelijk op 30 januari de
Vrede van Munster ondertekend. Daarmee werd de zuidgrens van de Republiek vastgelegd.
De voornaamste van de 79 artikelen waren: 1) de koning van Spanje erkent de soevereiniteit
van de Vereenigde Nederlanden, 2) ieder behoudt de gebieden die hij op dat moment bezit,
3) de Spanjaarden worden uitgesloten van de vaart op de gebieden die door de Republiek in
Oost en West veroverd zijn, 4) de Schelde en de zeegaten blijven gesloten 5) in Vlaamse
havens zullen geen lagere in- en uitvoerrechten geheven worden, 6) de Spaanse koning zorgt
ervoor dat de Republiek door het Duitse Rijk erkent wordt.
Willem II (1647-1650) en Willem III (1653-1702) Het eerste stadhouderloze tijdperk
(1650-1672)
De tweede helft van de 17de eeuw wordt gekenmerkt door het begin van economische
stagnatie en achteruitgang. Dat is vooral het gevolg van Engels en Frans protectionisme en

mercantilisme. De druk van deze twee landen die in de Republiek een concurrent zien leidt tot
spanning en oorlogen. Frankrijk, dat in 1648 geen vrede heeft gesloten met Spanje, wil
bovendien alle gebieden bezuiden de Rijn inlijven als natuurlijk Frans.
In Noord-Nederland begon in 1650 het eerste stadhouderloze tijdperk. Voor de regenten
betekende het een tijd van de ware vrijheid, want ze zagen daarin de machtsvolkomenheid
van de gewestelijke statencolleges van 7 republieken zonder eminent hoofd. De aanleiding
om het zonder stadhouder te proberen was de antinationale politiek van Willem II die vooral
genteresseerd was in zijn eigen dynastieke belangen en dus in die van zijn Engelse
schoonvader (Charles I) en zijn zwager. Bovendien heeft hij 6 Statenleden gevangen laten
zetten op slot Loevestein, daaronder de vader van Johan de Witt.
Wat de godsdienstige situatie betreft, werden katholieke godsdienstuitoefeningen weer
toegestaan, maar alleen in schuilkerken.
1649
De Engelse koning Charles I (schoonvader van Willem II) wordt onthoofd. Willem II dringt
aan op militaire interventie ten gunste van de Stuarts en kiest nu voor een toenadering tot
Frankrijk om de Spaanse Nederlanden onderling te verdelen. Ook wenst hij bondgenootschap
met Zweden, in tegenstelling tot de Staten die een alliantie met de Denen willen (om de Sont
open te houden voor de scheepvaart) en die tegen een oorlog zijn (om ongestoord handel te
kunnen drijven).
1650
Willem II sterft onverwacht op 24-jarige leeftijd aan de kinderpokken, 1 week voordat zijn
zoon Willem III geboren werd. Zijn dood verhinderde de staatsgreep die hij wilde doorvoeren
om de regenten tot volgzaamheid te dwingen.
1651
De Akte van Navigatie - een protectionistische Engelse scheepvaartwet treedt in werking en
bepaalt dat Europese goederen alleen op Engelse schepen ingevoerd mogen worden. Een
delegatie o.l.v. Jacob Cats gaat naar Engeland om deze Akte te laten intrekken, maar heft geen
succes.
Opening van de Grote Vergadering in de Ridderzaal te Den Haag door raadpensionaris en
dichter Jacob Cats.
1652-1654
Eerste Engelse oorlog tegen de Republiek, uitgelokt door een vlagincident (admiraal Maerten
Tromp weigerde om admiraal Blake als eerste te saluteren). Een andere befaamde admiraal uit
deze oorlog was Michiel de Ruyter (hij won de slag bij Plymouth).
1653
Johan de Witt wordt raadpensionaris van Holland. Als regentenzoon is hij een felle verdediger
van de stadhouderloze bestuurvorm. De predikanten en het lagere volk zijn echter Oranjegezind.
1654
Vrede van Westminster tussen Engeland en de Republiek. Er komt een geheime clausule, door
Cromwell ingebracht en door de Staten van Holland toegezegd: Acte van seclusie. Dei
houdt in dat prins Willem III en zijn nakomelingen uitgesloten zullen worden van het
stadhouderschap en het kapitei-generaalschap. De Akte van Navigatie blijft echter
gehandhaafd.

1655-1660
De Noordse oorlog van Zweden tegen o.a. Polen en Denemarken, waardoor de vrije doorvaart
door de Sont wordt bedreigd. De Republiek steunt Denemarken.
1660
Restauratie van de Stuarts in Engeland
1664
Een Engelse vloot dwingt Piter Stuyvesant tot capitulatie en verovert Nieuw-Amsterdam ten
gunste van de hertog van York, de broer van Charles II. Sindsdien heet de stad New York.
1665-1667
Tweede Engelse oorlog
1666
Op verzoek van Amalia Solms (de grootmoeder van Willem III) nemen de Staten van Holland
de verdere opvoeding over van Willem III
De Ruyter bedreigt Londen door met zijn vloot de Themse op te varen tot bij Chatham en
enkele grote oorlogsschepen te veroveren.
1667
Vrede te Breda: de Akte van Navigatie zal niet gelden voor produkten die langs Rijn en
Schelde zijn aangevoerd. Engeland behoudt New York en Suriname komt aan de Republiek
1667-1668
Devolutie-oorlog tussen Frankrijk en Spanje om de Zuidelijke Nederlanden te veroveren.
1668
Triple Alliantie tussen Engeland, Zweden en de Republiek, vooral gericht tegen de ambities
van Lodewijk XIV
1670
Geheim verdrag van Dover tussen Lodewijk XIV en Charles II
1671
Tarievenoorlog tussen Frankrijk en de Republiek
1672
Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen verklaren de oorlog aan de Republiek
Aanslag op Johan de Witt door Oranje-aanhangers. Een maand later wordt hij samen met zijn
vals aangeklaagde broer Cornelis gelyncht door een volksmassa bij de Gevangenenpoort in
Den Haag. Willem III onderneemt niets om de schuldigen te bestraffen.
In de tweede helft van dit jaar rukken Franse en Duitse (Munster, Keulen) troepen steeds
verder op en veroveren of belegeren vele steden in de Republiek.
Admiraal de Ruyter lukt het om de Engelse en Franse vloot te verslaan en een Engelse
landing bij Kijkduin te verhinderen.
In juli 1972 wordt Willem III stadhouder. Samen met de Staten-Generaal weigert hij de Franse
vredesvoorwaarden te aanvaarden.

1674
Op 19 februari wordt de Tweede Vrede van Westminster tussen de Republiek en Engeland
gesloten. De regel vrij schip vrij goed wordt erkend, maar deze keer ten voordele van
Engeland.
Nadat ook Munster en Keulen vrede hebben gesloten, wordt deze oorlog een traditionele strijd
tussen de Habsurgers en de Bourbons, met de Republiek aan de Habsburgse kant. De
buitenlandse politiek van Willem III is: handhaving van het Europese evenwicht tegenover het
machtsstreven van Frankrijk.
In dit jaar maken de Staten van Holland en Zeeland het stadhouderschap erfelijk voor Willem
III.
1675
De Staten-Generaal maken het kapitein-generaalschap erfelijk voor Willem III
1676
Admiraal De Ruyter sneuvelt in de slag tegen Fransen bij Stromboli.
1677
Huwelijk tussen Willem III en Mary Stuart, de oudste dochter van de hertog van York
Op 10 augustus sluit de Republiek een separate Vrede met Frankrijk te Nijmegen, zeer tegen
de zin van Willem III die het gevaar van een oppermachtig Frankrijk inziet.
1683
Spanje verklaart Frankrijk de oorlog omdat het een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden
heeft bezet. Conflict tussen Willem III en de Amsterdamse regenten die weigeren om
steuntroepen aan Spanje te sturen waartoe de Republiek verplicht is op grond van het verdrag
van 1681.
1685
Herroeping van het Edict van Nantes, waardoor veel Franse hugenoten genoodzaakt zijn om
te emigreren (Brandenburg, de Republiek, Zwitserland, Engeland, Zuid-Afrika) teneinde hun
geloof te kunnen behouden.
In dit jaar wordt de katholieke Jacob II, de schoonvader van Willem III, koning van Engeland.
1688
Door een aantal pro-katholieke maatregelen te nemen zorgt de nieuwe Engelse koning voor
protesten bij de protestanten die contact zoeken met Willem III en zijn vrouw Mary om hen
tot een interventie in Engeland te bewegen.
In november van dit jaar vaart Willem III met instemming van de Dtaten-Generaal naar
England. Daar voegen zich verschillende Engelse notabele en een klein deel van het leger bij
hem. Jacob II vlucht naar Frankrijk.
In november van dit jaar verklaart Frankrijk de oorlog aan de Republiek vanwege de Engelse
expeditie van Willem III. Het is het begin van de Negenjarige oorlog (1688-1697).
1689
William and Mary door het Engelse parlement uitgeroepen tot koning en koningin van
Engeland.

In mei wordt te Wenen het Groot verbond tussen Oostenrijk en de Republiek gesloten tegen
Frankrijk. Daar sluiten zich ook Engeland, Keulen, Luik, de Palts, Brandenburg, Hannover,
Beieren, Spanje en Savoye bij aan.
In de komende jaren zijn de Franse legers doorgaands succesvoller. Alleen in Ierland weet
Willem III zijn schoonvader te verslaan. Vandaar dat hij daar nog steeds de held is van de
Engelsgezinde protestanten (Orangemen).
1685
Dood van Mary Stuart. Dit verzwakt de positie van Willem III in Engeland aangezien het
huwelijk kinderloos was.
1697-1698
Tsaar Peter de Grote verblijft een tijd incognito in Zaandam en Amsterdam, waar hij een tijdje
werkt op een scheepswerf.
1702
Dood van Willem III.
In mei verklaren Engeland en de Republiek de oorlog aan Frankrijk.

B. DE ACHTTIENDE EEUW
Het tweede stadhouderloze tijdperk (1702-1747)
Na de dood van Willem III verklaren de Staten van Holland dat ze terug willen tot een
stadhouderloos tijdperk hoewel Willem III zijn Friese achterneef Jan Willem Friso had
aanbevolen als opvolger. Raadpensionaris Heinsius zet de buitenlandse politiek van Willem
III voort en dankzij de twee geniale legeraanvoerders Eugenius van Savoye en Marlborough
wordt Lodewijk XIV tot terugtocht gedwongen. Daarbij richt hij in de Zuidelijke Nederlanden
weer hevige verwoestingen aan.
Voor de toekomst van de Zuidelijke Nederlanden is de ontknoping van de Spaanse
erfeniskwestie (Spaanse Successieoorlogen) van doorslaggevend belang.
1711
Jan Willem Friso verdrinkt bij het oversteken van het Hollands Diep. Postuum wordt hem een
zoon geboren, de latere Willem IV
1713
Vrede van Utracht tussen Engeland, Pruisen, Portugal, Savoye en de Republiek enerzijds en
Frankrijk anderzijds. De Zuidelijke Nederlanden komen aan Oostenrijk.
1715
Barriretraktaat tussen Oostenrijk en de Republiek. De Republiek krijgt het recht weer
garnizoenen te leggen in Zuid-Vlaanderen, Namen en Dendermonde. De Schelde blijft
gesloten, de handel op de Indin blijft verboden voor de Zuidelijke Nederlanden.
1717
Tweede, deze keer officile bezoek van tsaar Peter de Grote aan Holland
1722

Willem Karel Hendrik Friso, de zoon van de verdronken Jan Willem Friso, wordt in vier
gewesten (Groningen, Friesland, Drente en Gelderland) tot stadhouder uitgeroepen.
1734
Willem IV trouwt met Anna, de dochter van de Engelse koning George II. Dit is een
beproefde manier van de Engelsen om de Republiek onder controle te houden.
1747
Alle gewesten erkennen Willem IV als erfstadhouder.

DE REPUBLIEK OPNIEUW ONDER LEIDING VAN ORANJE


De tweede helft van de 18de eeuw staat in het teken van twisten tussen patriotten (gegoede
burgers die vooral de militaire macht van de stadhouder wilden beperken) en Oranjegezinden.
Oranjegezindheid was op godsdienstig vlak identiek met orthodoxie terwijl de patriotten,
onder invloed van het desme van de Franse encyclopedisten, toleranter en vrijzinniger waren.
Economisch begon voor het Noorden een zichtbare achteruitgang, vooral door de Vierde
Engelse Oorlog.
In de letterkunde is het vooral een tijd van epigonisme, ook bekend als Pruikentijd
1747
Prins Willem IV wordt na volksopstanden tot stadhouder van alle provincies uitgeroepen en
die functie wordt weer erfelijk verklaard. Hij wordt ook kapitein- en admiraal-generaal van
het leger. Hij is echter machteloos als het gaat om de groeiende spanning tussen de rijke
regenten aan de ene kant en de demokratisch gezinde middengroep aan de andere.
1751
Prins Willem IV overlijdt en laat een minderjarig zoontje achter (Willem V).
1766
De inmiddels volwassen Willem V neemt al zijn functies over. Hij trouwt in 1767 met
Wilhelmina van Pruisen.
1776
Naar aanleiding van de vrijheidsoorlog in Amerika tegen Engeland, komt het in de republiek
tussen felle twisten tussen de anti-Engels en dus pro-Frans gezinden (Amsterdam, vloot) en de
pro-Engelse en dus anti-Frans gezinden (Willem V, landmacht).
1778-1780
De Republiek probeert neutraal te blijven in de Frans-Engelse oorlog. Toch komt het tot de
vierde Engelse oorlog.
1780-1784
De Vierde Engelse Oorlog brengt de Nederlandse handel enorme schade toe. De patriotten
geven daarvoor de schuld aan Willem V.
1781
Joan Derk van der Capellen tot den Pol geeft (anoniem) een pamflet uit onder de titel Aan
het Volk van Nederland. Het is het manifest van de patriotse beweging.

1782-1789
Tijdens de zog. Patriottentijd komt het tot herhaaldelijke conflicten tussen de anti-Engels
gezinde patriotten die zelfstandige legertjes (vrijkorpsen) oprichten aan de ene kant en de
aanhangers van Oranje aan de andere kant. In 1785 moet Willem V zelfs vluchten naar
Nijmegen.
1784
Vrede van Parijs met Engeland
1787
Het herstel van Willems gezag (ook Restauratie genoemd) gebeurd dankzij de interventie van
zijn schoonbroer, de koning van Pruisen, die een leger tegen de patriotten stuurt.
Op 10 augustus capituleert Amsterdam voor de Pruisische troepen.
1788
De Republiek wordt bondgenoot met Engeland en Pruisen tegen Frankrijk
1789
Begin van de Franse revolutie en de Brabantse omwenteling (ook Brabatnse revolutie
genoemd - een opstand van de Zuidelijke Nederlanden tegen het Oostenrijkse gezag van
keizer Jozef II. Hij begon in het gewest Brabant, maar breidde al heel snel uit over
Vlaanderen. Deze opstand leidde tot het kortstondig bestaan van een republiek, de Verenigde
Nederlandse Staten, onder leiding van Hendrik van der Noot).
1793
Frankrijk, waar inmiddels de revolutie is uitgebroken, verklaart de oorlog aan Engeland en de
Republiek
1795
Het Franse leger bezet Utrecht op 16 januari en Willem V is genoodzaakt naar Engeland te
vluchten.
DE BATAAFSE REPUBLIEK EN DE FRANSE TIJD
Tijdens de Franse bezetting onderging het Noorden een reeks bestuurlijke veranderingen. Een
van de belangrijkste was de scheiding van kerk en staat. Bovendien ontstond er een aantal
belangrijke culturele instellingen volgens Frans model (Academie, musea, openbare scholen).
1795
Een Frans revolutionair leger bezet de Republiek. Overal komen patriotse stadsbesturen aan
de macht. In Amsterdam neemt een revolutionair comit o.l.v. Schimmelpenninck de macht
over.
Op 16 mei wordt het Haags Vredesverdrag gesloten tussen Frankrijk en de Republiek. Daarop
verklaart Engeland de oorlog aan de Republiek en begint haar kolonin te bezetten.
1796
Onder Franse invloed worden verkiezingen gehouden voor een Nationale Vergadering als
hoogste regeringslichaam.

Op 1 maart vindt de eerste bijeenkomst van de Nationale Vergadering plaats. Deze moet de
nieuwe grondwet maken maar voert eerst scheiding van kerk en staat door en stelt de joodse
natie gelijk met de Bataafse burgers.
1798
Het land wordt verdeeld in 8 departementen met grenzen die heel anders verlopen dan de
historisch gegroeide grenzen van de provincies.
1801
Terugkeer naar de toestand van voor 1795
1804
Napoleon wordt keizer van Frankrijk en onderhandelt met gezant Schimmelpenninck over een
eenhoofdig bewind in de Republiek
1805
Schimmelpenninck wordt de eerste raadpensionaris
1806
Napoleon vervangt Schimmelpenninck door zijn broer Lodewijk Napoleon (getrouwd met
Hortense de Beauharnais, stiefdochter van Napoleon). Ze komen 23 juni in Den Haag aan.
Lodewijk Napoleon probeert Nederlands te leren, maar is niet erg talentvol (Iek ben conijn
van Holland)
Willem V overlijdt.

1808
Oprichting van de Koninklijke Academie te Amsterdam, de Koninklijke Bibliotheek te Den
Haag en het Rijksmuseum
1810
Het Koninkrijk Holland wordt door het Decreet van Rambouillet ingelijfd bij Frankrijk.
Nederlands blijft officile taal naast het Frans.
1812
Ca. 15.000 dienstplichtige Nederlanders moeten meedoen aan Napoleons tocht tegen Rusland.
1813
Franse troepen beginnen zich terug te trekken uit Nederland.
De erfprins landt eind november in Scheveningen
1814-1815
Na de val van Napoleon besluiten de Europese grootmachten op het Congres van Wenen dat
de Verenigde Nederlanden noodzakelijk zijn als bufferstaat tegen Frankrijk.
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN (1813-1830)
Willem I was van plan om de voordelen van beide landsdelen goed te verbinden: Belgi als
industrieland en Nederland als handelsland. Hij liet vooral veel kanalen graven. Ondanks de
opbloei van industrie in het Zuiden was er echter veel armoede en hongersnood bij de

bevolking. Maar ook in het Noorden ging het economisch niet veel beter, waarvoor men de
aanhechting van het Zuiden de schuld gaf.
Op religieus vlak toonde Willem I zich liberaal en voorstander van een hervormde kerk voor
alle Nederlanders waarin dogmatische verschillen afgezwakt moesten worden. Dit wekte
verzet bij de kleine luyden (Reveil: Bilderdijk, Isaac da Costa, Groen van Pinsterer).
In het Zuiden kreeg hij vooral te maken met het verzet van de katholieken die in hem een
tweede Jozef II zagen die hun privilegies wilde aantasten.
1815
De Staten-Generaal wordt gesplitst in twee kamers. Er komen 17 provincin
1819
Door het Taalbesluit zal vanaf 1823 in de Vlaamse provincies alleen nog het Nederlands
gebruikt mogen worden.
1828
Uit verzet tegen de politiek van Willem I vereinigen zich liberalen en katholieken in het
Zuiden tot het zog. Monsterverbond
1830
Op 25 augustus ontstaan er relletjes na de opvoering van de opera La Muette de Portici in
de Muntschouwburg te Brussel. Ze luiden de afscheiding van het Zuiden in.
Eind september probeert prins Frederik Brussel te bezetten, maar moet zich na drie dagen
terugtrekken.
Op 4 oktober proclameert een Voorlopig Bewind de zelfstandige Belgische staat.
1831
Heldendood van Van Speyk, commandant van een kanonneerboot op de Schelde, die de lont
in het kruitvat steekt als hij in Belgische handen dreigt te vallen.

NEDERLAND NA DE AFSCHEIDING (1830-1914)


Politiek
Politiek en economie staan in het teken van liberalisme. Liberalisme is een politiekmaatschappelijke stroming ontstaan in de 18e eeuw. Het werd in de praktijk gebracht na de
democratische revoluties in de 19de eeuw in Europa en Noord-Amerika. Als geestelijke
vaders van het liberalisme worden Jeremy Bentham, John Stuart Mill en vooral John Locke en
Immanuel Kant beschouwd; voorts de belangrijkste denkers van de Verlichting (Montesquieu,
Rousseau). Het economisch liberalisme gaat in het bijzonder op Adam Smith terug. Historisch
gezien heeft het liberalisme zijn wortels gehad in het protest en het verzet van de
omhoogstrevende burgerij tegen kerk en staat onder het ancien rgime.
Het liberalisme heeft als uitgangspunt de vrijheid van het individu. Dit betekent dat de
overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven. Het
staat op dat punt dan ook vooral tegenover het socialisme.
Hoewel liberalisme vaak gelijk wordt gesteld met het ideaal van de democratie, waren de
liberalen in de 19de eeuw in het algemeen geen voorstander van algemeen kiesrecht. Het
liberale beginsel dat alleen individuen die beschikken over eigendom in staat zijn om
zelfstandig te oordelen, impliceerde dat de volksklassen van werklieden en bezitslozen van

het kiesrecht moesten worden uitgesloten. Pas als de economische ontwikkeling van de
maatschappij zo ver was voortgeschreden dat iedereen over eigendom beschikte, kon volgens
liberalen ook een algemeen kiesrecht worden ingevoerd.
Een ander speerpunt van het liberalisme is de scheiding van kerk en staat, hoewel het
liberalisme wel godsdienstige tolerantie promoot. Ook willen liberalen dat de staatsinrichting
wordt vastgelegd in een grondwet waarin ook de grondrechten van de burger staan. Het
liberalisme is een heterogene stroming, waarbinnen globaal het klassiek-liberalisme en het
progressief- of sociaal-liberalisme zijn te onderscheiden. Het progressief liberalisme kent aan
de overheid een grotere rol toe.
In Nederland kregen de liberalen in 1848 de macht, toen Koning Willem II het parlementaire
stelsel invoerde. De nieuwe, liberale grondwet werd geschreven door Johan Thorbecke. Een
andere bekende Nederlandse (links-)liberaal is Samuel van Houten.
In de negentiende eeuw hebben de liberalen een stempel gezet op de vaderlandse politiek.
Vrijwel deze hele eeuw zijn de liberale standpunten dominant geweest in de de politieke
cultuur. De liberalen waren in staat veel aanhang te mobiliseren omdat zowel vrijzinnig
hervormden als met name ook rooms-katholieken - in het kader van de katholieke emancipatie
(J.A. Alberding Thijm) - op de liberalen stemden. Met de komst van Abraham Kuyper in de
samenleving en de politiek wordt de macht van de liberalen gebroken. Kuyper smeedt de
zogenoemde Rechtse Coalitie (een samenbundeling van confessionele partijen) waardoor de
confessionelen rond de eeuwwisseling de macht in het politiek krachtenveld konden
overnemen. Ook de rooms-katholieken komen tot eigen partijvorming onder leiding van
Herman Schaepman. De liberale dominantie eindigt. De laatste liberale regering wordt in
1913, onder leiding van Mr. P.W.A. Cort van der Linden, gevormd. Het was overigens ook
deze regering die een einde maakte aan de zogenoemde schoolstrijd, door de confessionelen
gelijke rechten op onderwijs te geven en de financile gelijkstelling tussen openbaar en
bijzonder onderwijs wettelijk in de grondwet vast te leggen. De onderwijspacificatie werd
breed gedragen in de toenmalige samenleving.
Sinds de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 heeft Nederland geen liberale premier
meer gehad. Wel hebben de liberalen sinds die tijd nog meegeregeerd in coalities. Het
Nederlands liberalisme is sinds 1948 georganiseerd in de Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie (VVD). Sinds 1959 heeft de VVD bijna constant in de regering gezeten. In 1966
ontstaat naast de behoudend liberale VVD een tweede, progressief liberale partij Democraten
66 (D66). Net zoals de VVD gebruikt D66 tot in de jaren '90 de term liberaal niet om zichzelf
aan te duiden. Door de initiatiefnemers om de partij sociaal-liberaal te noemen wordt dit niet
aangemerkt als een breuk met het verleden. Beide partijen maken vanaf 1994 gezamenlijk
deel uit van twee paarse kabinetten met de PvdA. Na een onderbreking van 2002 tot 2003
maken beide partijen weer gezamenlijk deel uit van een door het CDA geleide coalitie.
Economie
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw dringt ook in Nederland het moderne
industriekapitalisme door (o.a. katoenindustrie, Philips). In het begin brengt het ook een
economische crisis met zich mee, vooral onder de traditionele handwerkers. Er ontstaan
vakverenigingen die voor de rechten van de arbeiders proberen op te komen (tegen lange
werktijden, kinderarbeid etc.). Het is ook het begin van grootwinkelbedrijven (Winkel van
Sinkel, Vroom en Dreesmann, De Bijenkorf). De geleidelijke verbetering van het
welvaartspeil brengt een groei van de bevolking mee.

Kolonin
De Oostindische Compagnie (formeel ontbonden in 1799) had de kolonin enkel gezien als
een middel om geld te verdienen. Deze opvatting bleef tot diep in de 19de eeuw. Tijdens het
Engels tussenbestuur voerde Raffles het landrentesysteem in, waarbij de bevolking van
Nederlands-Indi pacht voor hun grond aan het goevernement moest betalen. Dat leverde
echter geen uitvoerprodukten. Daarom voerde Van den Bosch het zog. cultuurstelsel in: een
vijfde van het land moest verplicht verbouwd worden met handelsgewassen zoals koffie en
suiker. Als retoervracht werd door de Nederlandsche Handelsmaatschappij Twents katoen
meegenomen. Het cultuurstelsel was zeer voordelig voor de regering en leverde een sufficiet
van bijna 700 miljoen gulden op die vooral besteed werden voor de aanleg van spoorwegen.
1833
De regering besluit tot het bevorderen van katoenindustrie in Twente en Haarlem.
1837
Verschijning van de Arnhemse Courant als eerste liberale krant van Nederland. In dit jaar
wordt ook De Gids opgericht (Potgieter) als kritisch literair tijdschrift
1838
Invoering van een Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Koophandel en van Burgerlijke
Rechtsvordering die de Code Napoleon vervangen.
1839
Opening van de eerste Nederlandse spoorweg tussen Haarlem en Amsterdam.
1840
Koning Willem I doet afstand van de troon ten gunste van zijn zoon Willem II (vanwege een
perscampagne die tegen zijn huwelijksplannen met een katholieke Belgische gravin is
gericht).
1843
Willem I overlijdt
1844
Het zog. Voorstel der negen mannen (daaronder Thorbecke) voor grondwetswijziging.
1847
Rellen ivm hoge levensmiddelenprijzen en werkeloosheid
1848
Onder indruk van de februarirevolutie in Parijs, de maartrevoluties in vele Europese steden
(Berlijn) en de rellen in Amsterdam en Den Haag verandert de koning snel van conservatief
tot liberaal.
Op 3 november wordt de nieuwe Grondwet afgekondigd:
1. de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden worden rechstreeks gekozen
volgens een censuskiesrecht. De Tweede Kamer krijgt recht van amendement, interpellatie en
enqute.
2. de Eerste Kamer wordt gekozen door de Provinciale Staten uit de hoogstaangeslagenen in
de belasting
3. alle vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen worden openbaar
4. invoering van ministerile verantwoordelijkheid aan het parlement

5. vrijheid van onderwijs, vereniging, vergadering, meningsuiting, drukpers, godsdienst


1849
Inhuldiging van Willem III.
De formatie van de eerste regering onder Thorbecke verloopt moeilijk vanwege de
persoonlijke antipathie van Willem III. Er is een meerderheid van liberaalgezinden en
katholieken tegenover n antirevolutionair Groen van Pinsterer en een klein aantal
conservatieven. Tot 1880 zijn er nog geen vaste partijverhoudingen.
1860
Spoorwegwet. Er wordt besloten tot aanleg door de Staat maar tot particuliere exploitatie. Het
uitgebreide spoorwegnet zorgt voor snellere economische groei
1866
Conflict tussen Thorbecke en zijn minister van Kolonin die het cultuurstelsel in Nederlands
Indi wil afschaffen als strijdig met de liberale beginselen. Thorbecke treedt af omdat hij
vindt dat de staat deze baten nog niet kan missen (staatschuld, spoorwegenbouw).
1870
Begin van vrouwenemancipatie in Nederland: Aletta Jacobs wordt als eerste vrouw tot de
HBS toegelaten.
Afschaffing van het cultuurstelsel in Nederlands Indi
1871
Oprichting van het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond
1872
Opening van de Nieuwe Waterweg waardoor de geweldige opbloei van Rotterdam kan
beginnen
1874
Initiatiefwet van S. Van Houten verbiedt fabrieksarbeid voor kinderen beneden de 12 jaar
1880
Stichting van de Vrije Universiteit door toedoen van Abraham Kuyper
Op 31 augustus wordt prinses Wilhelmina geboren uit het tweede huwelijk van Willem III. Zij
zal (door de dood van haar halfbroer Alexander) de eerste in een lange reekse koniginnen op
de troon worden.
1881
Oprichting van de Sociaal-Democratische Bond door H. Gerhard en F. Domela Nieuwenhuis.
De laatste is socialistisch georinteerd en geeft het blad Recht voor Allen uit.
1886
Abraham Kuyper stelt zich aan het hoofd van de 'Dolerenden binnen de Nederduits
Hervormde Kerk' een groep die het volkomen oneens is met de vrijzinnige lijn van de
officile synode en deze betreurt (= doleert), maar nog binnen de Kerk blijft.
1887
Grondwetherziening. Het blijkt een teleurstelling voor de socialisten en radicalen omdat er
nog steeds geen algemeen kiesrecht is.

Eeuwwisseling
De tijd rondom de eeuwwisseling wordt gekenmerkt door de afbrokkelende macht van de
liberalen en de felle tegenstelling tussen rechts (confessionelen) en links (liberalen;
socialdemokraten onder Troelstra).
1890
Dood van koning Willem III. Zijn weduwe, koningin Emma, wordt regentes (dochter
Wilhelmina is pas 10).
1891
Oprichting van Philips' gloeilampenfabriek in Eindhoven
1892
De dolerenden van Abvraham Kuyper verenigen zich met een deel van de afgescheidenen tot
de 'Gereformeerde Kerken in Nederland'. Een ander deel blijft zelfstandig onder de naam
christelijk gereformeerden.
1894
Stichting van de S(ociaal) D(emokratische A(rbeiders) P(artij) door de zog. 12 apostels
(daaronder Troelstra).
1896
Begin van de Rooms-Katholieke Staatspartij onder Schaepman
1897-1901
Onder het 'kabinet van de sociale rechtvaardigheid' wordt een aantal progressieve wetten
aangenomen: 11-urige werkdag, Ongevallenwet, Kinderwet, Gezondheidswet, Woningwet
1898
Inhuldiging van koningin Wilhelmina
1899
Eeste internationale Vredesconferentie te Den Haag onder initiatief van de Russische tsaar
Nikolaas II
1900
Invoering van de leerplicht
President Kruger wordt uit Zuid-Afrika naar Nederland gehaald. Tijdens de Boerenoorlog
(1899-1902) is de stemming zeer anti-Brits, maar de regering durft niet te interveniren.
1901
Koningin Wilhelmina huwt met hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin
1901-1905
Tijdens de coalitieregering-Kuyper stuurt Kuyper op een aansluiting bij de Driebond van
Duitsland, Oostenrijk en Itali.
1907
Ontstaan van de Koninklijke Shellgroep door fusie van de Koninklijke Nederlandse
Petroleum Maatschappij en de Engelse Shell.

Tweede Vredesconferentie te Den Haag. De eerste steen van het Vredespaleis wordt gelegd
(voltooid in 1913).
1908
Oprichting van de Christelijk Historische Unie bestaande uit o.a. de vrije antirevolutionairen
van De Savornin Lohman.
1909
Geboorte van prinses Juliana
1912-1913
Wetten over defensie van minister Colijn. Ook de kustverdediging wordt georganiseerd, wat
zou kunnen wijzen op een pro-Duitse houding.
1913
Het Vredespaleis in Den Haag voltooid

EERSTE WERELDOORLOG 1914-1918


Tijdens WOI behoudt Nederland zijn neutraliteit, wat niet altijd even makkelijk was te
handhaven onder druk van zowel de Duitsers als de geallieerden. Aan het begin van de oorlog
komt er een stroom van bijna 1 miljoen Belgische vluchtelingen. Ongeveer 100.000 daarvan
blijven tot aan het einde van de oorlog.
Tegen het eind van de oorlog kondigen rellen mogelijke revolutionaire veranderingen aan.
Troelstra moedigt de arbeiders op een meeting aan om de macht te grijpen. Bij demonstraties
in Amsterdam vallen zelfs enkele doden. Maar tot een omwenteling komt het niet.
1917
Ondanks de oorlog komt er een grondwetherziening waarbij het algemeen mannenkiesrecht
eindelijk wordt ingevoerd. Ook komt het tot de gelijkstelling van openbaar en bijzonder
algemeen vormend lager onderwijs.
1918
De wet van minister Lely wordt aangenomen tot gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee.
Op 10 november vlucht de Duitse keizer Wilhelm II naar Nederland en krijgt er asiel ondanks
geallieerd protest.
HET INTERBELLUM
Na WO I hechte Nederland veel belang aan de Volkenbond, in de hoop dat internationale
verdragen, arbitrage en neutraliteitspolitiek het beste middel waren om een nieuwe
wereldoorlog te voorkomen.
De economische crisis van de jaren twintig en dertig heeft een sterke invloed gehad op het
politieke denken dat aan het vermogen van parlementaire en demokratisce waarden begon te
twijfelen, wat de weg vrij maakte voor radicale politieke visies. Een voorbeeld van de
behoefte aan een 'sterke man' was minister(-president) Colijn.

Op godsdienstig vlak steeg de onkerkelijkheid enorm, van 7% in 1920 naar 14% in 1930.
In kunst, met name de architectuur werden de principes van De Bazel en Berlage uitgewerkt
door vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid, waaronder J.P. Oud en G.T. Rietveld
internationale bekendheid verwierven. Toonaangevend was het tijdschrift De Stijl (Theo van
Doesburg, Piet Mondriaan).
De opbloei van de B-wetenschappen manifesteert zich in het uitreiken van enkele
Nobelprijzen: Einthoven (medicijnen), Eykman (medicijnen), Debije (scheikunde)
1919
Actief en passief vrouwenkiesrecht wordt ingevoerd.
Oprichting van K(oninklijk) L(uchtvaart) M(aatschappij)
8-urige werkdag ingevoerd
1920
Nederland wordt lid van de Volkenbond
1921-1924
Steunregeling voor werklozen
1922
Belangrijke Grondwetherziening, vooral bedoeld om uiting te geven aan pacifistische ideen
en de mogelijkheid van zelfbestuur in de kolonin. Het algemeen vrouwenkiesrecht wordt ook
in de grondwet opgenomen.
1923
Stichting van de rooms-katholieke universiteit te Nijmegen wordt gezien als bezegeling van
de katholieke emancipatie.
1926
Wegenbelasting ingevoerd omdat er bijna 10.000 vrachtwagens en 30.000 personenauto's in
Nederland rijden
1929
Nederland treedt toe tot het Kelloggverdrag (= de aangesloten landen zien af van oorlog als
middel in de internationale politiek)
Vorming van Unilever (door fusie van een Nederlands en een Engels concern)
Oprichting van de revolutionair-socialistische partij
1932
De bouw van de Afsluitdijk voltooid
1932-1934
Stakingen in de Twentse textielindustrie
1933
Na de machtovername van Hitler komen de eerste Joodse vluchtelingen uit Duitsland naar
Nederland
1934
Dood van prins Hendrik en koningin-moeder Emma

1935
Hoogtepunt van werkeloosheid
De SDAP stapt af van de revolutionaire koers en is voor een overgang tot de geleide
economie
1936-1939
Een duizendtal meestal linkse Nederlanders vechten mee tegen Franco in de Spaanse
Burgeroorlog
1936
Wet op de para-militaire organisatie die moet voorkomen dat er in Nederland soortgelijke
organisaties ontstaan als de SA in Duitsland
1937
Huwelijk van kroonprinses Juliana met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld
Verkiezingsoverwinning van de Antirevolutionairen. Vele niet-protestanten hebben op deze
partij gestemd uit bewondering voor de charizmatische sterke man Colijn
1938
Geboorte van kroonprinses Beatrix
DUITSE BEZETTING
Ondanks de waarschuwingen van hun militaire attach in Berlijn, majoor Sas, geloofde men
in Nederland niet aan een Duitse invasie. Bovendien was een deel van de bevolking (leden
van NSB) pro-Duits. Aangezien het Nederlandse leger niet in staat zou zijn geweest om de
Duitse invasie te stoppen heeft de koningin na de inval besloten om samen met de regering uit
te wijken naar Engeland. In Nederland werd Seyss-Inquart door Hitler tot rijkscommissaris
benoemd. Hij verklaart in 1941 de NSB tot 'draagster van de politieke wil van het
Nederlandse volk' en hun leider Mussert tot 'politieke leider van het Nederlandse volk', maar
de macht blijft feitelijk bij de bezetters.
De beginnende jodenvervolging en de repressies (doden van gijzelaars, internering van
intellectuelen te Sintmichielsgestel) zijn een aanleiding tot actiever verzet, waartoe o.a.
communisten oproepen (Februaristaking in 1941). Ook worden er vele aanslagen op Duitsers
en collaborateurs gepleegd. Vanaf de landing van de geallieerden in Normandi (6 juni 1944)
wordt het verzet gentensiveerd (Spoorwegstaking). Tijdens het geallieerde offensief werden
op sommige plaatsen hevige gevechten tegen de Duitsers geleverd (o.a. de slag bij Arnhem)
die tenslotte op 5 mei 1945 capituleerden.
1939
Op 10 mei vallen Duitse troepen Nederland binnen. Op 13 mei wijkt koningin Wilhelmina
met de regering uit naar Engeland. Op 14 mei capituleert Rotterdam voor een ultimatum maar
wordt toch hevig gebombardeerd.
1940
De eerste verzetsorganisaties worden gesticht (De Geuzen, De Waarheid, Het Legioen van
Oud-Frontstrijders) die ook illegale krantjes uitgeven.
1941
Oprichting van een arische Kultuurkamer voor kunstenaars en een Artsenkamer voor medici.
1942

In juni van dit jaar beginnen de deportaties van de joodse bevolking. Ze zijn geregistreerd
met de hulp van de Joodse Raad. Eerst krijgen ze te horen dat ze in Duitsland tewerkgesteld
zullen worden, maar achteraf blijkt dat ze via Westerbork in vernietigingskampen (Auschwitz
e.a.) belanden. Bijna 100.000 mensen zijn het slachtoffer van deze deportaties geworden, o.a.
Etty Hillesum en Anne Frank.
Er wordt een Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers opgericht.
1943
Studenten worden verplicht een loyaliteitsverklaring te tekenen. Een groot aantal (85%)
weigert en moet onderduiken of wordt anders gedwongen tewerkgesteld in Duitsland.
1944
Hongerwinter, vooral in het Westen van Nederland
Op 5 september tekent Nederland het Benelux-verdrag (eerst een douane-overeenkomst)
1945
Op 5 mei capituleren de Duitse troepen in Nederland
IV. GESCHIEDENIS VAN BELGI
Zuidelijke Nederlanden (1596-1633)
Onder Albrecht en Isabella beleeft het Zuiden een opmerkelijke opbloei die ook in de kunsten
zijn neerslag vindt (Pieter Paul Rubens, Anthony van Dijck, David Teniers, Jordaens). Ze
waren beide voorstanders van een duurzame vrede met de Noordelijke gewesten.
1596
Aartshertog Albrecht van Oostenrijk, de nieuwe landvoogd met sterk jezutische inslag, komt
in Brussel aan.
Paus Clemens VIII stelt de nunziatura di Fiandria in voor de hele Nederlanden, met
Frangipani als eerste vaste nuntius.
1599
Aartshertogin Isabella en aartshertog Albrecht trouwen 18 april 1599 te Valencia. Filips II
neemt afstand van de Nederlanden en geeft ze als bruidschat aan zijn dochter Isabella. De akte
van afstand bepaalt dat de Nederlanden terugvallen aan Spanje indien het echtpaar kinderloos
blijft en dat de aartshertogen katholiek moeten blijven en de ketters dienen te vervolgen.
In september van dit jaar overlijdt Filips II en wordt opgevolgd door zijn zoon Filips III.
1605
De Italiaan Spinola wordt opperbevelhebber van het Spaanse leger in de Nederlanden.
Behalve op militair gebied zal hij ook in de politiek een belangrijke rol weten te spelen als een
soort eerste minister.
1621
Dood van Filips III van Spanje en van aartshertog Albrecht van Oostenrijk. De nieuwe
Spaanse koning en ook weer heer der Nederlanden (omdat het huwelijk van Isabella en
Albrecht kinderloos was gebleven) wordt Filips IV. Isabella blijft echter landvoogdes tot haar
dood.
Dit jaar eindigt ook formeel het Bestand. Spinola is een grote voorstander van de voortzetting
ervan, maar hij vindt weinig gehoor in Spanje.

1633
Isabella overlijdt.
1634
De nieuwe landvoogd wordt don Ferdinand
Het zuiden van de Nederlanden bleef in de 17de eeuw in Spaanse handen. Filips II had het in
1598 als leengoed overgedragen aan zijn dochter Isabella en haar man Albrecht van
Oostenrijk. Na haar dood kwam het gebied terug onder rechtstreeks Spaans gezag. De
politieke instuties uit de tijd van Karel V bleven bewaard. In de 17de eeuw werden ze ingevuld
door de Raad van Vlaanderen met zetel in Madrid, een lichaam dat ondermeer de financin
controleerde. De aristocratie had na de revolutie veel van haar invloed verloren o.a. doordat
de macht van plaatselijke regenten steeds groter was geworden. De provenciale parlementen
behielden nog een Middeleeuws recht: zij moesten de goedkeuring geven telkens de vorst de
provenciale instituten wilde veranderen of een belasting wilde verhogen.
Het Zuiden na de Vrede van Munster
Na de Vrede van Munster hoefden de Spaanse Nederlanden niet meer hun noorderburen te
vrezen. Het gevaar kwam nu van Frankrijk dat vooral onder Lodewijk XIV van plan was om
de Spaanse Nederlanden in te lijven, of desnoods met behulp van de Republiek op te delen.
De verzwakte positie van Spanje gaf daartoe de aanleiding. De Republiek was echter niet
genteresseerd in een machtige en aggressieve buur (Gallia amica, non vicina) en wist dit
langs diplomatieke wegen te voorkomen.
De iure bleef in het Zuiden de Spaanse koning, bijgestaan door de Hoge Raad van
Vlaanderen, de absolute soeverein, maar de facto had de landvoogd (en via hem de lokale
machtsfactoren) alle macht in handen.
Economisch ging het sterk achteruit door de haast onophoudelijke oorlogstoestand. Alleen
enkele takken bleven het goed doen door de grote afzetmarkten : de kantindustrie en de
wapenindustrie.
Op godsdienstig vlak was het opkomende jansenisme de belangrijkste aangelegenheid. Het
begon met de postume uitgave van het werk Augustinus van de Ieperse bisschop Cornelis
Jansenius. Daarin zette hij zijn interpretatie van Augustinus genadeleer uiteen (predestinatie
en zwakte van de menselijke wil), die zeer op de toenmalige protestantse leer leken. De paus
en de jezuten waren zijn grootste tegenstanders, aanhang vond hij in Frankrijk (Port-Royal,
Pascal), aan de Universiteit van Leuven, en zelfs onder de bisschoppen van Mechelen en
Gent. Ook in het Noorden bleef het katholicisme niet onverschillig voor het jansenisme.
1648-1656
Landvoogdij van aartshertog Leopold-Willem, een broer van Ferdinand III.
1656-1659
Landvoogdij van don Juan van Oostenrijk, een natuurlijke zoon van Filips IV. De plaatselijke
edelen voelen zich echter gekrenkt door het feit dat ze weer een bastaardkind tot landvoogd
krijgen. Vanwege zijn wanbeleid en de nederlaag bij Duinkerken tegen de Fransen en
Engelsen (daarbij komt Duinkerken aan de Engelsen toe) wordt hij teruggeroepen.
1667-1668

Devolutie-oorlog tussen Frankrijk en Spanje om de Zuidelijke Nederlanden. Lodewijk XIV


beroept zich daarbij op het devolutierecht dat voorkomt in enkele delen van Vlaanderen en
Brabant en dat inhoudt dat alleen de kinderen uit een eerste huwelijk bij de erfenis recht
hebben op goederen tijdens het huwelijk verworven. Dit is het geval met de Zuidelijke
Nederlanden die in 1621, tijdens het eerste huwelijk van Filips IV, weer aan Spanje
teruggevallen zijn door de dood van de kinderloze aartshertog Albrecht van Oostenrijk.
Daarom heeft, volgens Lodewijk XIV, zijn Spaanse vrouw Maria Theresia daarop recht en
niet Carlos II die geboren is uit het tweede huwelijk van zijn vader.
1667
De jurist Stockmans weerlegt de Franse aanspraken op de Zuidelijke Nederlanden in zijn
Tractatus de jure devolutionis, maar Franse legers dringen langzaam de Zuidelijke
Nederlanden binnen.
1672
Frankrijk verklaart de oorlog aan de Republiek en het Franse leger onder Luxembourg, Cond
en Turenne trekt van Charleroi langs de Maas noordwaarts.
Ontwikkeling in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1672-1715
De achterstand die het Zuiden oploopt op economisch en cultureel gebied is vooral te wijten
aan het wanbeheer van de Spaanse landvoogden, de haast ononderbroken oorlogstoestand en
de economische druk van de omringende landen.
Na de dood van de Spaanse koning Karel (Carlos) II zijn de Fransen de werkelijke
machthebbers in de Zuidelijke Nederlanden, met name in Namen en Luxemburg. In Brabant
en Vlaanderen houden de Engelsen samen met de Republiek toezicht op het bestuur van de
Raad van State.
De poging tot oprichting van een Oostindische Compagnie te Oostende mislukt o.a. omdat de
Republiek ertegen is.
In de Oostenrijkse Nederlanden domineerde de agrarische industrie die was ontstaan in de
eeuw ervoor. De boycot van Engeland en de Republiek belette de ontwikkeling van de
overzeese handel en het feit dat de exploitatie van koolmijnen in Henegouwen en Namen in
handen was van de kloosters en de aristocratie, belemmerde de ontwikkeling van deze
industrie. De bevolking was ondertussen sterk aangegroeid en voor het einde van de eeuw
ontstond in Vlaanderen en Brabant een nieuwe katoenindustrie die van in het begin een
modern, kapitalistisch karakter had. De Oostenrijkse macht ondersteunde de industrile
ontwikkeling maar niet altijd met succes. Tijdens de tweede helft van de 18de eeuw heerste in
de Zuidelijke Nederlanden een verlichte politiek die meer intellectuele vrijheid toeliet dan
lang het geval was geweest. Die verlichting had enkel invloed op het franstalige deel van de
bevolking. Deze groep verspreidde zich in die periode snel in de Nederlandstalige gebieden
omdat de aristocratie en de burgerij het Frans als een beschaafde taal begonnen te
beschouwen. Ook in kerkelijke kringen, waar er verzet was tegen de ideen van de
Verlichting, sprak men Frans. Het Nederlands kreeg op die manier het stigma van inferieure
taal.
1680-1682
Alexander Farnese, hertog van Parma, wordt gouverneur. Ondanks zijn prinselijk bloed blijkt
ook hij onbekwaam en machteloos tegen de ambities van Lodewijk XIV.
1692-1701 en 1704-1712

Maximiliaan Emanuel II, keurvorst van Beieren, wordt landvoogd.


1712
Oprichting van een Anglo-Bataafse Conferentie om toezicht te houden op de Raad van
State. Deze Conferentie wordt 1716 ontbonden.
1713
De Vrede te Utrecht bepaalt dat de Zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk toekomen.
1716-1724
Eugenius van Savoye, landvoogd van de Oostenrijkse Nederlanden
1725-1741
Maria Elisabeth, de zuster van Karel VI van Oostenrijk, wordt landvoogdes
1731
Verdrag van Wenen tussen Oostenrijk, Engeland, Spanje en de Republiek. Hierin erkennen de
zeemogendheden de Pragmatieke Sanctie (= de Oostenrijkse erfopvolging komt aan Maria
Theresia toe) en wordt de Compagnie van Oostende opgeheven.
1740
Karel VI sterft en wordt opgevolgd door zijn enige dochter Maria Theresia. Frankrijk steunt
andere pretendenten en de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) breekt uit.
Onder Maria Theresia beleven de Zuidelijke Nederlanden een relatieve welvaart.
1744-1780
Karel van Lotharingen wordt landvoogd
1744
Lodewijk XV verklaart de oorlog aan Oostenrijk en Engeland en valt de Zuidelijke
Nederlanden binnen en bezet het.
1748
Bij de Vrede van Aken keren de Zuidelijke Nederlanden terug onder Oostenrijks gezag
1780
Maria Theresia sterft en wordt opgevolgd door haar zoon Jozef II.
Haar dochter Maria Christina wordt landvoogdes samen met haar man, hertog Albrecht.
DE BRABANTSE OMWENTELING
Ook in het Zuiden bestonden er, net als in het Noorden, twee grote politieke groeperingen: de
conservatieve, klerikale statisten (zo genoemd omdat ze opkwamen voor de rechten van de
Gewestelijke Staten) en de demokratische vonckisten (genoemd naar hun leider Frans
Vonck). De goedbedoelde maar zeer radicale hervormingspogingen van Jozef II (die o.a. de
privilegies van de Katholieke Kerk aantastten) hebben ze voor korte tijd als oppositie
verenigd in een opstand tegen Oostenrijk die Brabantse Omwenteling of Revolutie wordt
genoemd.
Tijdens de Franse bezetting komt het tot een economische opbloei dankzij het feit dat
Frankrijk een grote afzetmarkt bood, Napoleon het herstel van Antwerpen bevorderde (de

Schelde was weer open) en gesmokkelde machines uit Engeland de eerste indutrile revolutie
op het vasteland ontketenden.
1780-1782
Oostende wordt tot vrijhaven benoemd en beleeft een grote opbloei door de Vierde Engelse
Oorlog
1783
Per keizerlijk decreet worden alle contemplatieve ordes als nutteloos opgeheven
1787
Algemene opstand tegen alle keizerlijke maatregelen zoals regeling van volksvermaak,
hervorming van justitie, beperking van voorrechten van de geestlijkheid.
In datzelfde jaar moeten de landvoogden toegeven aan de eisen van het volk. Zij beloven dat
de keizer geen privileges meer zal schenden.
1789
Manifest aan het Brabantse volk door het patriottenleger van statisten en vonckisten. De
onafhankelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden wordt geproclameerd. Tot 14 december
wordt heel Belgi veroverd en tenslotte valt ook Brussel.
1790
Na de benoeming van een Congrs souverain des Etats-Belgiques-Unis door de StatenGeneraal onstaat er ruzie tussen statisten en vonckisten
In februari overlijdt Jozef II. Hij wordt opgevolgd door Leopold II die de meeste
verordeningen intrekt
1792
Frankrijk verklaart de oorlog aan Oostenrijk
1793
Annexatie van Belgi bij Frankrijk, goedgekeurd door een volksstemming
1796
De Franse wetgeving wordt verbindend verklaard voor alle Belgische departementen
1797
Bij de Vrede van Campo-Formio doet de Oostenrijkse keizer afstand van zijn Belgische
bezittingen in ruil voor Veneti

DE BELGISCHE REVOLUTIE
1830
Op 25 augustus ontstaan er relletjes na de opvoering van de opera La Muette de Portici in
de Muntschouwburg te Brussel. Ze luiden de afscheiding van het Zuiden in.
Eind september probeert prins Frederik Brussel te bezetten, maar moet zich na drie dagen
terugtrekken.

Op 4 oktober proclameert een Voorlopig Bewind de zelfstandige Belgische staat.


1831
Afkondiging van de Belgische Grondwet. De ministers zijn verantwoording schuldig aan de
Kamers, en niet aan de koning (zoals in Nederland).
Leopold van Saksen-Coburg wordt op 4 juni gekozen tot koning der Belgen
Tiendaagse Veldtocht (2-12 augustus) van het Nederlandse leger dat de Belgen bij Hasselt en
Leuven verslaat maar zich dan toch moet terugtrekken voor Franse troepen.
1834
Opening van de Vrije Universiteiten te Brussel (liberaal) en Mechelen (katholiek), naast de
Rijksuniversiteiten van Gent, Luik en Leuven.
1835
Opening van de spoorweg tussen Brussel en Mechelen, de eerste op het continent.
BELGI (1939-1914)
Hoewel de afscheiding van het Noorden een zware economische slag betekende, was Belgi n
het midden van de 19de eeuw verder geindustrialiseerd dan Nederland. Ook politiek stond het
verder: in 1831 had het de meest demokratische grondwet van Europa (met ministrile
verantwoordelijkheid).
Na een aanvankelijke samenwerking van liberalen en katholieken (unionisme) volgde er na
1847 een liberale periode, vanaf 1885 een lange tijd van katholieke kabinetten. De
tegenstellingen tussen deze twee groeperingen waren vaak zeer fel. Voor de liberalen was dan
ook een sterk antiklerkalisme kenmerkend.
Ondanks de demokratische grondwet waren zowel koning Leopold I als ook Leopold II vrij
autoritair van karakter, wat vooral tot uitdrukking kwam bij het leger en in de kolonin.
Volgens de grondwet van 1831 bleef er scheiding van kerk en staat. Maar het katholicisme
had een sterke greep op zijn volgelingen, meer in Vlaanderen dan in Walloni. Ook de
Vlaamse Beweging was sterk katholiek gekleurd.
De gelijkheid van het Frans en het Nederlands, gegarandeerd door de grondwet van 1831
bleef echter een dode letter omdat de elite totaal verfranst was.
1840
Petitionnement aan de Kamer voor meer rechten voor het Nederlands
1843
Spoorweg Antwerpen-Keulen (sog. IJzeren Rijn) geopend. Dit dwingt Nederland om zijn
Rijntollen af te schaffen
1845-1848
Crisisjaren door mislukking van de aardappeloogst en epidemin van tyfus en tuberculose.
1846
Liberaal partijcongres in Brussel betekent het begin van een echte politieke partij met een
anti-klerikaal programma.
1849
Eerste Nederlandse congres waar Vlamingen en Nederlanders elkaar kunnen ontmoeten

1856
De Vlaamse Beweging begint politiek te worden en dreigt met actie
1862
Oprichting van de Vlaamsgezinde Meetingpartij te Antwerpen
1863
Eerste katholieke congres te Mechelen, maar de stichting van een partij wordt afgewezen
1865
Oprichting van een Belgische Afdeling van de marxistische Internationale.
Twee Vlamingen worden onschuldig terechtgesteld omdat ze zich niet konden verdedigen in
hun eigen taal, wat pas acht jaar later gevolgen zal hebben.
1873
Wet-Coremans bepaalt dat in strafzaken de beklaagde het recht heeft te eisen dat zijn
moedertaal gebruikt wordt.
1878
Tweetaligheid ingevoerd bij openbare instellingen
1884
Oprichting van een echte katholieke partij. Bij de verkiezingen behalen de katholieken de
meerderheid. Tot 1914 blijven er vervolgens katholieke kabinetten optreden.
1885
Stichting van de Belgische Werkliedenpartij
Kongoconferentie te Berlijn; het Belgische parlement geeft Leopold II de toestemming om
soeverein van Kongo te worden.
1886
Oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde
1887
Scheuring in de liberale partij. Er ontstaat een Progressistische partij die veel gemeen heeft
met de Werkliedenpartij
1893
Alfons Daens, een priester, sticht de Christene Volkspartij met een sociaal en Vlaams gezind
programma. Hij heeft veel te lijden door vervolging van conservatieve katholieken.
Grondwetsherziening voert algemeen meervoudig stemkiesrecht in. Men kan een tweede stem
krijgen als gezinshoofd en een derde wegens zijn vermogen of opleiding (in 1894 zijn er ca. 1
400.000 kiezers met meer dan 2 miljoen stemmen).
1898
Gelijkheidswet: de Franse en de Nederlandse tekst van wetten en koninklijke besluiten
hebben voortaan dezelfde rechtskracht
1907
Leopold II doet afstand als soeverein van Kongo en schenkt het gebied aan de Belgische staat.

Oprichting van een Hogeschoolcommissie ter vervlaamsing van de Gentse universiteit

DE EERSTE WERELDOORLOG 1914-1918


Nog voor het daadwerkelijke begin van de oorlog liet Duitsland weten dat het de Belgische
neutraliteit niet zou respecteren in het geval van een wereldoorlog. Het Duitse ultimatum aan
Belgi van 2 augustus werd afgewezen en Duitse troepen bezetten daarop het land. De
regering vluchtte naar Frankrijk en bleef in ballingschap, het leger onder koning Albert boekte
in het begin zelfs enige successen en hield de Duitse opmars wat op. WO I is echter vooral
bekend geworden in Belgi als de loopgravenoorlog met de IJzer als frontlinie. In het bezette
deel van Belgi moest de economie opkomen voor de Duitse oorlogvoering. Na 1916 werden
meer dan 100.000 werklieden naar Duitsland gedeporteerd.
WO I was ook een tijd van collaboratie met de bezetters omwille van de Vlaamse
nationalistische belangen
1914
Na aanvankelijke successen trekt koning Albert zich met het leger terug achter de IJzerlinie.
Op 9 oktober valt Antwerpen in Duitse handen en honderdduizenden slaan op de vlucht naar
Nederland.
Oprichting te Gent van de beweging Jong Vlaanderen. Deze beweging streeft een koninkrijk
Vlaanderen na en een aansluiting bij Duitsland. De aanvoerder is Domela Nieuwenhuis
Nyegaarde en de aanhangers noemen zich activisten (omdat ze tegen een passieve afwachting
zijn).
1915
Tweede slag bij Ieper. Voor het eerst wordt gifgas (ieperiet) gebruikt in de loopgravenoorlog.
1916
Groei van de frontbeweging aan de IJzer. Er wordt een stichting opgericht die voor de
gesneuvelde soldaten grafzerken laat maken met het opschrift: Alles Voor Vlaanderen
Vlaanderen Voor Kristus.
In oktober van dit jaar wordt met Duitse steun de vervlaamste Universiteit van Gent geopend.
1918
Begin van het geallieerde offensief waaran ook koning Albert met zijn legergroep Vlaanderen
deelneemt.
Na de Duitse nederlaag vluchten vele activisten naar Nederland.
1919
Vrede van Versailles. Belgi eist aanhechting van Maastricht, Luxemburg en Nederlands
Limburg (waardoor de verhouding met Nederland een tijdlang verslechterd), maar krijgt het
niet. Het krijgt wel het huidige Duitstalige gebied (Malmdy, Eupen) en een uitbreiding van
Kongo met Roeanda-Oeroendi.
HET INTERBELLUM
Belgi beleefde een opbloei in de jaren twintig, net voor de grote economische crisis. Vooral
de haven van Antwerpen breidde zich enorm uit. Nieuwe exportprodukten kwamen erbij zoals
kunstzijde, kunstcement en radium. Walloni begon echter vanaf de jaren dertig langzaam

achteruit te gaan en qua inwoneraantal te stagneren. Tijdens de wereldcrisis was het aantal
werklozen in Belgi kleiner dan in Nederland.
De twee grootste partijen waren de katholieken en de socialisten, maar ze hadden geen
absolute meerderheid en moesten bij kabinetsvormingen op steun van de liberalen rekenen.
De buitenlandse politiek van Belgi was na WOI sterk aan Frankrijk gebonden maar maakte
zich daar geleidelijk van los en streefde weer een neutraliteitspositie toe, uit angst voor de
internationale ontwikkelingen (wat echter weinig geholpen heeft aangezien zich Hitler daar
niets van aangetrokken heeft).
Op godsdienstig vlak nam de onkerkelijkheid toe, vooral in Walloni, aan de andere kant werd
de katholieke invloed binnen de Vlaamse Beweging gentensiveerd. De leidende figuren op
dat vlak waren kardinaal Mercier en pater Meeuws, die aan het hoofd van de Bonden van het
Heilig Hart stond. Ook werden in deze tijd vele missionarissen naar Kongo en andere
overzeese landen uitgezonden.
De Vlaamse Beweging die enigszins in discrediet was geraakt door de activisten, kon op den
duur niet ongehoord blijven. Dit resulteerde in een aantal taalwetten.
De IJzerbedevaart werd in 1920 in leven geroepen ter nagedachtenis van de gesneuvelde
Vlaamse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. Behalve in de oorlogsjaren 1940-1945 werd het
jaarlijks te Diksmuide (Kaaskerke) gehouden. Hiermee herdenken de Vlaams-nationalisten de
boodschap van de Frontbeweging: Nooit Meer Oorlog, Zelfbestuur en Godsvrede, later door
het organiserende IJzerbedevaartcomit hertaald naar Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid.
Sinds de bouw van de IJzertoren in 1928 en inhuldiging op 24 augustus 1930, werd dit
grafmonument de verzamelplaats voor de bedevaarten. De IJzerbedevaarten groeiden in het
interbellum, onder meer door propaganda van Clemens De Landtsheer, uit tot de belangrijkste
manifestatie van de Vlaamse Beweging.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de bedevaarten georganiseerd door de Duitse
bezetter. VNV-gezinde flaminganten en gematigde Vlamingen die in deze jaren aan de
herdenking deelnamen, raakten bij velen geassocieerd met collaboratie.
Toen in 1946 de IJzertoren werd opgeblazen, was iedereen verdacht. Waren het gematigde
Vlamingen, Belgicistische nationalisten of de ontmijningsdienst van het leger zelf? De zaak
zou nooit worden uitgeklaard.
Ook in Belgi werden de maatschappelijke verhoudingen weerspiegeld in de kunst: Jugendstil
werd afgelost door Nieuwe Zakelijkheid. De eerste Belgische wolkenkrabber het
Torengebouw in Antwerpen werd gebouwd door Van Hoenacker. De schilderkunst staat in
het teken van het expressionisme van de Tweede Lathemse school en haar bekendste
vertegenwoordiger, Constant Permeke. Verder hebben ook de Belgische surrealisten Ren
Magritte en Paul Delvaux internationale bekendheid verworven.
In de wetenschappen tekenden zich twee medici uit Jules Bordet en Corneel Heymans die
de Nobelprijs behaalden.
1919
Vervlaamsing van de Gentse universiteit wordt ongedaan gemaakt.
Het Vlaamse Front doet voor het eerst mee aan Kamerverkiezingen en behaalt 5 zetels. De
partij eist zelfbestuur voor Vlaanderen.
1921
Bestuurswet brengt een vervlaamsing van het stadsbestuur van Antwerpen met zich mee
1926
Huwelijk van kroonprins Leopold en prinses Astrid van Zweden

1930
Geboorte van prins Boudewijn, tweede kind van het kroonprinselijk echtpaar en
vermoedelijke troonopvolger
Dankzij de spectaculaire groei van het nationaal inkomen wordt het honderdjarig bestaan van
Belgi euforisch gevierd.
Relletjes tijdens de IJzerbedevaart omdat men vindt dat de toegevingen aan Vlaanderen te
gering zijn.
1931
Joris van Severen, die zich graag ziet als Vlaamse Mussolini, verlaat de Frontpartij en richt
eigen partij op (Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen Verdinaso) met uitgesproken
nationaalsocialistische en fascistische sympathien.
1932
De grote economische crisis slaat ook in Belgi toe. De export daalt tot de helft, de
werkloosheid neemt sterk toe.

1933
Oprichting van de Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) als opvolger van de Frontpartij, met
Staf de Clercq als leider.
1934
Dodelijk ongeluk van koning Albert tijdens het bergbeklimmen. Hij wordt opgevolgd door
zijn zoon Leopold III
1935
Lon Degrelle, oorspronkelijke uitgever van de Katholieke Actie, komt zogenaamd in opstand
tegen de politieke en economische schandalen en maakt van zijn Rex Christus-beweging een
politieke partij met nazistische kenmerken
1936
De Katholieke Unie verandert van structuur en krijgt een Vlaamse (Katholieke Vlaamse
Volkspartij) en een Waalse (Parti Catholique Social) vleugel.
Rexisten behalen 21 zetels en VNV 16.
1937
Algemene amnestie voor activisten

TWEEDE WERELDOORLOG EN DUITSE BEZETTING


Ondanks haar neutraliteitspolitiek werd Belgi op 10 mei door Duitse troepen aangevallen.
Het Belgische leger bood aanvankelijke meer tegenstand dan het Nederlandse, mede dankzij
de steun van Franse en Engelse troepen. Door de Duitse doorbraak bij Sedan werden die
troepen echter omsingeld (met Duinkerken als enige uitwijkinsmogelijkehid) waardoor
koning Leopold III zonder veel raadpleging met de regering tot capitulatie besloot.

De Duitse bezetting werd door rexisten en VNV-ers gebruikt om hun eigen doelen te bereiken.
Daardoor verloren ze echter ook veel steun bij de bevolking. Bovendien waren Duitsers meer
economisch geinteresseerd in Belgi dan politiek.
1940
Duitse inval op 10 mei. Bombardementen schakelen de helft van de Belgische vliegtuigen uit.
De regering doet een beroep op Franse en Engelse troepen om hulp.
Op 17 mei stuurt de regering een brief aan koning Leopold om zich in geen geval gevangen te
laten nemen.
Op 24 mei sluiten de Duitsers dankzij hun doorbraak bij Sedan de geallieerde troepen in.
Op 27 mei vraagt koning Leopold de Duitsers om wapenstilstandsvoorwaarden, wat tegen de
belangen van Frankrijk en Engeland is. Hij krijgt van de Duitsers het kasteel Laken als
verblijfplaats toegewezen.
Op 31 mei veroordelen 100 Belgische kamerleden de capitulatie van de koning. Ook blijkt bij
de latere veroordeling van zijn oorlogsgedrag (zog. Koningskwestie) zijn huwelijk met
Liliane Baels een rol te hebben gespeeld.
In de herfst begint de registratie van Belgische joden.
Oprichting van het Belgisch legioen (later Leger van Belgi en Geheim leger genoemd)
dat tot de grootste verzetsorganisatie zal uitgroeien.
1941
Akkoord tussen het VNV en de rexisten.
De Deutsch-Vlmische Arbeitsgemeinschaft (De Vlag) is voor een aanhechting bij Duitsland.
1942
Het Belgische leger ondertekent het Atlantisch Charter en verplicht zich om door te blijven
strijden tot de definitieve nederlaag van Duitsland en Japan.
Verharding van Duitse maatregelen: gedwongen tewerkstelling in Duitsland van alle mannen
tussen 18 en 50 jaren.
Begin van deportaties van joden, Daarbij zullen ca. 20.000 mensen het leven laten
1944
Op 7 juni wordt Leopold met vrouw en kinderen naar Duitsland overgebracht
Op 20 september kiezen beide Kamers van het parlement prins Karel, de broer van Leopold,
tot voorlopig regent.
Op 4 september marcheert de Belgische brigade Bevrijding (die sinds de inval in Normandi
met de deallieerden megevochten heeft) Brussel binnen. Binnen enkele dagen is heel Belgi
bevrijd.
Op 3 november vinden nog hevige bombardementen met V-bommen plaats op Antwerpen en
Luik.
1945
Algehele Duitse capitulatie op 8 mei.

You might also like