Professional Documents
Culture Documents
Dagvaarding Estro
Dagvaarding Estro
Vandaag,
tweeduizendenvijftien, op verzoek van:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Federatie Nederlandse
Vakvereniging, rechtsopvolger van ABVAKABO FNV, statutair gevestigd te
(1043 BX) Amsterdam en aldaar kantoorhoudende aan de Naritaweg 10,
2. xxxxx, wonende te ,
3. xxxxx, wonende te,
4. xxxxx, wonende te,
5. xxxxx, wonende te,
die in deze zaak allen woonplaats kiezen op het kantooradres van FNV Advocatuur, te (2713
HA) Zoetermeer aan de Boerhaavelaan 1 (correspondentieadres: postbus 525, 2700 AM), van
wie mr.
A. Simsek en mr. J.H.M. Klerks tot gemachtigden worden gesteld om als zodanig voor hen in
rechte op te treden, met het recht van substitutie,
Heb ik,
GEDAGVAARD
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SMALLSTEPS B.V., statutair
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te (1325PP) Almere aan het adres Buuellaan
3, die voor het uitbrengen van deze dagvaarding woonplaats kiest bij haar gemachtigde en
advocaat, mr. B.F.H. Rumora Scheltema, die haar kantoor houdt te (1077 XV) Amsterdam,
Strawinskylaan 1999, aan welk adres ter hare kantore de dagvaarding is betekend, waarbij
een afschrift daarvan en de na te melden producties zijn overhandigd aan:
OM:
op woensdag 18 februari 2015 (zegge: achttien februari tweeduizendenvijftien) om op
9.30 uur (half tien) in de ochtend, in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde te
verschijnen bij de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht,
zitting houdend te De Diagonaal 37 (1315 XK) Almere.
MET AANZEGGING
-
dat alsdan een terechtzitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het adres
De Diagonaal 37 te (1315 XK) Almere, op welke terechtzitting gedaagde mondeling of
schriftelijk kan antwoorden op de inhoud van deze dagvaarding;
dat indien gedaagde niet in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde in het
geding verschijnt, noch aan de kantonrechter om uitstel verzoekt, en de voorgeschreven
termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, bestaat er de mogelijkheid dat de
kantonrechter de hierna omschreven vordering van de eisende partij bij verstek zal
toewijzen, tenzij de kantonrechter deze vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat van gedaagde bij verschijning in de procedure gn griffierecht zal worden geheven.
INLEIDING
Partijen
1.1.
Eiseres
sub
1,
hierna
te
noemen
FNV,
is
een
vereniging
met
volledige
stand te brengen met werkgevers of verenigingen van werkgevers. FNV kan daarnaast
op grond van artikel 3:305a
bescherming van gelijksoortige belangen van hun leden en werknemers, dan wel
groepen van werknemers in het algemeen, nu zij deze belangen ingevolge haar statuten
behartigt.
1.2.
1.3.
Estro Kinderopvang B.V. is op 5 juli 2014, na een zogenoemde pre-pack, samen met
Estro Groep B.V., Estro Services B.V. en Estro Educatie B.V. failliet verklaard. Estro Groep
B.V. was de moedermaatschappij van deze vennootschappen. Van al deze dochters was
Estro Groep B.V. 100% aandeelhouder en bestuurder. Onder het concern Estro Groep
B.V. vielen ook Instituut Pica B.V., Pica Training B.V. en Bildungsinstituut Pica B.V. Estro
Groep B.V. was ten aanzien van deze vennootschappen slechts de aansprakelijke
moedermaatschappij. Deze vennootschappen zijn niet failliet verklaard.
1.4.
Estro Groep B.V. was samen met haar gefailleerde dochterondernemingen, verder
gezamenlijk te noemen Estro Groep, tot aan haar faillissement het grootste
kinderopvangbedrijf in Nederland bestaande uit circa 380 vestigingen over heel
Nederland. Estro Groep had circa 3600 werknemers in dienst. Smallsteps heeft per
datum faillissement circa 250 vestigingen en 2600 werknemers overgenomen van Estro
Groep. Zon 1000 werknemers werkzaam bij de doorgestarte vestigingen hebben
ontslag aangezegd gekregen van de curator.
1.5.
Onder het ontslagen personeel bevinden zich relatief veel werknemers met een vlekje.
Dat wil zeggen dat personeel dat oud is, een lang dienstverband heeft, zwanger of ziek
is1 veelal niet is overgenomen door Smallsteps. Het personeel dat wel gelijk de kans
heeft gekregen om in dienst te komen, heeft dit moeten doen in ruil voor slechtere
arbeidsvoorwaarden, zoals het tekenen voor een verzwaard concurrentiebeding, het
verlies aan opgebouwde dienstjaren en vakantiedagen.
1.6.
Eiseressen sub 2 tot en met sub 5, en voorts gezamenlijk te noemen: eiseressen, zijn
leden van FNV en waren tot de datum van faillissement werkzaam bij n van de
Smallsteps heeft in een later moment onder druk van FNV een groot deel van de zwangere werknemers
Xxxxxx en thans xx jaar, is op xxx in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Estro
Kinderopvang B.V. xxxxxx was laatstelijk werkzaam als pedagogisch medewerker voor
31 uur per week op de locatie.
1.8.
xxxxx, geboren op xxx en thans xxx jaar, is op xxxx in dienst getreden bij de
rechtsvoorganger van Estro Kinderopvang B.V. Xxxxx was laatstelijk werkzaam als
pedagogisch medewerker voor 36 uur per week op de locatiexxxx. Met Xxxxx zijn er nog
drie andere medewerkers ontslagen. Het betreft allen collegas van Xxxxx met een
vlekje. Twee collegas vallen onder de noemer oud (respectievelijk 42 en 48 jaar oud)
en n collega was bekend met diabetes. Xxxxx heeft zelf een ziekteverzuim historie.
Zij is in 2013 en in 2014 een tijdje uit de running geweest in verband met rugklachten.
1.8.1.
horen
dat
zij
als
risico
werd
beschouwd
vanwege
haar
gedeeltelijke
arbeidsongeschiktheid. Voor xxxxx was dit erg wrang om te vernemen, nu zij nog
afgezien van haar lange dienstverband, nauwelijks ziekteverzuim kent en voorts altijd
uitstekend heeft gefunctioneerd.
1.9.
xxxxxx, geboren op xxxxxx en thans xxx jaar, is op xxxxxx in dienst getreden bij de
rechtsvoorganger van Estro Kinderopvang B.V. xxxxx was laatstelijk werkzaam als
pedagogisch medewerker voor 19 per week op de locatie xxxx te xxxxx. Xxxxxxx is de
enige van haar locatie die geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gekregen. Van de
overige twee collegas is n meteen door Smallsteps overgenomen. De andere collega
is vijf weken later in dienst voor Smallsteps gekomen op basis van een nul-uren
contract. Voor xxxxx in de plaats is een jongere stagiaire (21 jaar) in dienst genomen
door Smallsteps.
2.
HET GESCHIL
2.1.
FNV stelt primair op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie (HvJ) van de EG
dat, nu een pre-pack niet gericht is op liquidatie maar op een doorstart, de Richtlijn
2001/23/EG van toepassing is en dat alle werknemers van de overgenomen vestigingen,
inclusief eiseressen sub 2 tot en met 5, op basis van een richtlijnconforme interpretatie
van
de
artikelen
7:662
e.v.
BW
van
rechtswege,
met
behoud
van
al
hun
Subsidiair, voor zover U E.A. Kantonrechter zou oordelen dat de Richtlijn 2001/23/EG niet
van toepassing is bij een pre-pack en/of dat de tekst van artikel 7:666 BW een
richtlijnconforme interpretatie uitsluit, stelt
Smallsteps betwist dat de bepalingen ter zake overgang van onderneming ex artikel
7:662 e.v. BW van toepassing zijn.
2.4 Meer subsidiair stelt FNV dat Smallsteps voor de medewerkers die in dienst waren bij de
Estro
Groep en die binnen drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst door de curator van
de
Estro
Groep in dienst zijn getreden in dezelfde functie bij Smallsteps, in casu als opvolgend
werkgever
ex
3.
DE FEITEN
3.2.
3.3.
3.4.
http://www.regioplan.nl/publicaties/rapporten/marktwerking_in_de_kinderopvang
Sander Heijne, 5 juli 2014, Crche-reus Estro speelbal van investeerders, de Volkskrant.
betaalt ongeveer 500 miljoen euro voor Catalpa, dat op dat moment 220 vestigingen
heeft, verspreid door het land. In de wereld van overnames wordt deze verkoop zelfs als
de beste deal van 2010 genoemd, met als beloning voor Bencis de M&A Award4.
3.5.
3.6.
3.7.
Uit de jaarrekening over 2010 volgt dat de financiering van Estro Groep vanaf dat
moment bestaat uit een lening afkomstig van een consortium aan banken n een
achtergestelde lening verstrekt door aan Providence gelieerde partijen (productie 4,
zijnde het faillissementsverslag zoals omschreven in noot 5).5
3.8.
Het consortium van banken heeft een aantal leningen verstrekt met een totaal beloop
van ca. 230 miljoen Euro. Estro Groep diende in 2011 te beginnen met de aflossing van
een gedeelte van deze achtergestelde leningen. De leningen zouden in 2017 volledig
afgelost moeten zijn. De achtergestelde lening verstrekt door aan Providence gelieerde
partijen bedroeg circa 225 miljoen Euro. De lening zou in 2019 geheel opeisbaar
worden. Over deze lening was een jaarlijkse rente van 15% verschuldigd (paid in kind,
PIK). De rente over deze lening werd niet betaald, maar werd jaarlijks toegevoegd aan
de totale uitstaande schuld6.
3.9.
Daar waar het toenmalige Catalpa in 2010 49 miljoen Euro bruto winst maakte, kreeg ze
bij de overname een schuld op haar balans van 455 miljoen Euro. Dit kwam neer op
13.000,- schuld per opgevangen kind. Dit is 9 keer de brutowinst, terwijl een factor van
3,5 het maximaal gebruikelijke is voor financieel gezonde bedrijven. Providence ging er
toen nog van uit dat de hoge koopprijs op termijn meer dan voldoende terugverdiend
zou worden, aangezien het hoogtij dagen waren in de kinderopvang en zodoende de
hoge schuldenlast zou kunnen worden afgelost.
3.10. Al gauw bleek echter dat de verwachte flinke winsten tegenvielen. De enorme
rentelasten waarmee Estro Groep (dat toen nog Catalpa heette) bij de overname was
4
http://financieel-management.nl/#/artikel/beste-deal-van-2010-is-de-verkoop-van-catalpa-door-bencis
Idem noot 5.
(Kohlberg
Kravis
&
Co)
en
Bayside
Capital,
beiden
Amerikaanse
Capital
is
een
onderdeel
van
een
andere,
grote
Amerikaans
Teri van der Heijden, 16 augustus 2014, Hoe het grootste crchebedrijf van Nederland in het geheim werd
overgenomen, NRC.
biedt, volgt er in mei 2013 een tweede reorganisatieronde. Dan worden er 400 vaste
arbeidsplaatsen geschrapt, waardoor zon 560 medewerkers zonder werk komen te
zitten. Ondanks de sanering die Estro Groep doorvoert, komt zij niet uit de financile
problemen.
3.14. In november 2013 wordt een nieuwe directeur, Jean Pierre Bienfait, aangetrokken.
Bienfait was daarvoor werkzaam bij de Makro als directeur. Er wordt ook een
nieuwe financieel directeur aangetrokken, te weten Kris Geysels. Samen met hem
en een aantal andere directieleden, volgt Bienfait het interim bestuur van Estro
Groep op.
3.15. Estro Groep krijgt tegelijkertijd ook een nieuwe Raad van Commissarissen,
bestaande uit voormalig minister van Defensie Hans Hillen, Hans Rijnierse en John
Woodward. Hans Rijnierse is bestuurder geweest bij Sodexo en trekt zich na amper
acht maanden terug uit de Raad van Commissarissen. Hij verklaart later:
Als ik geweten had wat ik nu weet, dan had ik er wel drie keer over nagedacht. De
feitelijke toestand bij Estro komt niet overeen met mijn verwachtingen. 10
3.16. John Woodward is de meest opvallende persoon onder de commissarissen, zowel
qua achtergrond als qua zijn bemoeienis met de leiding van Estro Groep. John
Woodward is
Woodward is tevens een bekende van HIG vanwege zijn connectie met Paul
Canning. Laatstgenoemde persoon is de directeur van de Europese tak van HIG, te
weten HIG European Capital. Paul Canning is tevens commissaris (geweest) bij het
door John Woodward opgerichte Busy Bee 11. Paul Canning en John Woodward
kennen elkaar uit deze tijd. Daarenboven staat Paul Canning thans in de uittreksels
van de Kamer van Koophandel vermeld als n van de bestuurders van Smallsteps,
de rechtsopvolger van Estro Groep. De andere bestuurder van Smallsteps is Alastair
Mills. Hij is eveneens afkomstig uit het team van directeuren van HIG European
Capital. Kortom, de grootste aandeelhouder HIG, heeft ervoor gezorgd dat vanaf
november 2013 haar eigen mensen in de organisatie van Estro Groep komen te
zitten en tevens het beleid mede bepalen.
3.17. Weergegeven in een organogram zien de bovenstaande verhoudingen er als volgt
uit:
10
Hans Maarsen, 4 juli 2014, Kinderopvangbedrijf Estro krijgt uitstel van betaling, Financieel Dagblad.
11
http://www.smallsteps.info/2014/07/05/smallsteps-zet-groot-deel-van-estro-voort/
HIG Capital
HIG European
Capital:
Paul Canning
Aandeelhouder:
Bayside Capital
Busy Bee
eigenaar: John
Woodward
Aandeelhouder:
KKR
binnen de organisatie. Bienfait presenteert tijdens een dag voor alle managers op
12 februari 2014 de nieuwe doelstellingen van Estro Groep. John Woodward is ook
een van de aanwezigen. Bij een aantal managers ontstaat daardoor de indruk dat
Estro Groep mogelijk door Busy Bees zou worden overgenomen. Later zou blijken
dat John Woodward zich actief zou gaan bemoeien met de dagelijkse gang zaken bij
Estro Groep. Onder de managers ontstaat daardoor steeds meer en meer de indruk
dat niet langer Bienfait de koers van Estro Groep bepaalt, maar dat John Woodward
10
dit doet. Immers, men is er getuige van hoe Bienfait nagenoeg kritiekloos alle
aanwijzingen van John Woodward overneemt en toepast.
3.19. Tijdens de bijeenkomst op 12 februari 2014 krijgen alle managers te horen dat het
nu afgelopen zou zijn met de reorganisaties en dat het tijd zou zijn voor een grote
schoonmaak. Men zou vanaf nu werken aan het opnieuw opbouwen van Estro
Groep. Locatiemanagers krijgen een budget, zodat zij hun locaties kunnen
opknappen. Het personeel werkzaam op de locaties wordt ook op de hoogte gesteld
van dit blijde nieuws, waaronder de eiseressen sub 2 tot en met sub 5. Ook bij het
overige uitvoerende personeel ontstaat de verwachting dat vanaf dat moment weer
rust in de organisatie zal komen. Later zal echter blijken dat dit niet meer dan als
een afleidingsmanoeuvre moest worden beschouwd.
3.20. Er gebeurde nog iets merkwaardigs op deze dag. Er wordt een nieuwe HRM
Project Icarus
3.21. Om in een eerste poging een oplossing voor de financile problemen te vinden
wordt het project Icarus in leven geroepen. Doel van dit project is om besparingen
op te leveren door middel van het sluiten van een aantal niet rendabele
vestigingen. Daartoe werden locaties ingedeeld in de categorien groen, oranje en
rood. Groene locaties mochten blijven, oranje locaties zouden misschien sluiten en
rode locaties zouden definitief opgeheven worden. Dit project bleek echter niet
voldoende op te leveren, omdat later bleek dat het afkopen van de meeste
huurcontracten van de locaties die opgeheven zouden worden te duur zouden zijn.
Project Icarus mislukte. Daarvoor in de plaats komt project Butterfly om de hoek
kijken. Ook hier is het doel een manier te vinden om op een gunstige wijze uit de
11
voorafgaand
aan
dit
project
reeds
vastgesteld
dat
de
meeste
kinderopvanglocaties wel winst draaiden, maar dat deze winst niet opwoog tegen de
hoge schuldenlast van zon 100 miljoen euro, veroorzaakt door voornamelijk de hoge
overheadkosten en de te dure huurcontracten.
3.23 HIG, waar aandeelhouder Bayside Capital onderdeel van is, toont gelijk belangstelling
als koper en bereidt in een vroegtijdig stadium een bod voor. Zo kan HIG de verliezen die
ze op Estro Groep heeft geleden via Bayside Capital, later weer terugverdienen. Op dat
moment wordt geenszins gekeken of andere partijen mogelijk ook interesse hebben in
een overname. Dit gebeurt pas na aanstelling en onder druk van de stille
bewindvoerder, doch tegen die tijd is alles reeds in kannen en kruiken gegoten
(productie 5, zijnde het faillissementsverslag als bedoeld in noot 13)13.
3.24
Op 15 april 2014 doen KKR en HIG bij de Europese Commissie melding van een
voorgenomen concentratie als bedoeld in de Concentratieverordening 14. Er wordt
meegedeeld dat KKR en HIG voornemens zijn gezamenlijke zeggenschap te verkrijgen
over Estro Groep door verwerving van aandelen (productie 6). Op 16 mei 2014 besluit
de Europese Commissie dat deze voorgenomen concentratie is toegestaan (productie
7).
3.25 Vervolgens dient HIG op 1 juli 2014 een concentratiemelding in bij de Autoriteit
Consument
en
Markt (ACM), waarbij zij aangeeft dat zij via haar dochteronderneming European Capital
Partners
12
Zie noot 10
13
Faillissementsverslag nummer 1a d.d. 22 juli 2014 Periode stille bewindvoering, onder 5.3, 5.4, 5.5, 5.7 en
7.2
14
12
LLP voornemens is zeggenschap te verkrijgen over bepaalde activa van Estro Groep B.V.
en haar dochters Estro Services B.V. en Estro Kinderopvang B.V. (productie 8). Op 4 juli
2014 beslist de ACM dat deze concentratie is toegestaan en dat hiervoor geen
vergunning is vereist (productie 9).
3.26 Twee aspecten vallen op aan deze concentratiemeldingen. Ten eerste valt op dat bij
de concentratiemelding op Europees niveau gemeld wordt dat het verkrijgen van
zeggenschap
middels het verwerven van aandelen zal gaan. KKR en HIG zijn echter
reeds eigenaar van Estro Groep B.V. op het moment dat deze melding wordt gedaan. Zij
hadden reeds in 2012 (minimaal) 40% van de aandelen in handen. Mogelijkerwijs
hadden KKR en HIG de bedoeling de overname van Estro Groep B.V. te realiseren door
nog meer aandelen hierin te verwerven. Of dit nadien ook daadwerkelijk is geschied is
FNV en de overige eiseressen niet bekend.
3.27 Ten tweede valt ook op dat de concentratiemelding op Europees niveau, vlak vr het
faillissement, gevolgd wordt door een (enigszins gewijzigde) concentratiemelding op
nationaal niveau op 1 juli 2014 bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Waarom HIG
de
concentratiemelding
op
Europees
niveau
heeft
laten
opvolgen
door
een
Bonussen
3.28 In april 2014 doet zich tussen de voorbereidingen op een pre pack faillissement door een
andere interessante ontwikkeling voor. Bienfait en Kris Geysels krijgen dan een bonus
over 2013 van respectievelijk 41.000,- en 33.000,- voor amper twee maanden werk.
De bonussen worden met goedkeuring van de Raad van Commissarissen uitgekeerd.
Slechts twee maanden later, in juni 2014, en vlak voor het faillissement ontvangt
Bienfait ngmaals een bonus van 25.000,-. Nadat dit uitlekt in de pers, ontstaat er
13
curator
meldt over de bonussen in zijn eerste faillissementsverslag (productie 10, zijnde
het
Korte tijd na zijn terugtreding wordt het Bienfait kennelijk te heet onder de voeten
en beslist
hij zomaar (?) zijn bonussen terug te storten. Daarmee voorkomt hij in ieder geval
dat
de curator nog diepgaander onderzoek doet naar deze kwestie. De curator lijkt erg
onder
16
NRCQ, vrijdag 19 september 2014, Topman kinderopvangbedrijf weg door onrust en commotie.
17
14
de indruk te zijn van deze geheel onverplichte terug storting en spreekt expliciet
zijn
respect en waardering uit. In tegenstelling tot zijn eerdere aankondiging om de
kwestie tot
op de bodem uit te zoeken, kondigt hij aan dat hij, nu alles zou zijn teruggestort,
geen aanleiding meer heeft om de bonussenkwestie verder te onderzoeken.
Daarmee lijkt
de kous voor Bienfait af te zijn:
Vastgesteld
is
dat
de
bonusbetalingen
hun
oorsprong
vinden
in
de
Bienfait wordt overigens na zijn vertrek bij Smallsteps in september 2014 opgevolgd
door Kris
Geysels. Enkele maanden later, rond 19 november 2014, vertrekt ook Kris Geysels bij
Smallsteps.
Zijn reden van vertrek wordt verder niet toegelicht. Zijn plek wordt wel gelijk opgevuld
door niemand
minder dan John Woodward. John Woodward geeft thans dagelijks leiding aan
Smallsteps19.
18
19
Hans Maarsen, 28 november 2014, Curator failliet Estro stuit op extreem hoge advieskosten, Financieel
Dagblad.
15
Weer gegeven in een schema zien de relaties tussen HIG, Estro Groep en Smallsteps er
als volgt uit:
De voorbereidingen
3.33 In de tweede week van april 2014 voert Bienfait nog een verandering uit in zijn
management team. Petra Langbergen, n van de regiodirecteuren met ruime ervaring
en kunde, wordt geheel onverwachts en om onduidelijke redenen aan de kant gezet.
Haar plek wordt gelijk ingenomen door de enige overgebleven andere regiodirecteur, te
weten Aukje van Vlaanderen. Niet geheel toevallig, heeft ook zij thans in de nieuwe
organisatie van Smallsteps een plekje weten te bemachtigen als operationeel directeur.
16
2014
regelmatig
in
Londen
verblijft
om
besprekingen
te
voeren
met
ontstaat
ondertussen
haast
ongemerkt
een
tweedeling
onder
de
groep
clustermanagers. De directie selecteert namelijk in het kader van het project Butterfly
op heimelijke wijze een groepje clustermanagers die een geheime e-mailaccount krijgen
en die ook apart vergaderen. Alleen deze selecte groep managers worden in vertrouwen
genomen en krijgen te horen wat achter de schermen feitelijk gaande is en wat van hen
precies wordt verwacht. De overige clustermanagers weten van niets en worden als het
ware bezig gehouden met opdrachten waarvan zij niet daadwerkelijk weten met welk
doel zij deze dienen uit te voeren. Sommigen onder hen merken dat er iets niet aan de
haak is, omdat plots bepaalde collegas (die wel in vertrouwen zijn genomen) vlak voor
de aankondiging van het faillissement niet meer bereikbaar zijn en er aparte
vergaderingen worden gehouden met deze collegas zonder de overige collegas uit te
nodigen of tekst en uitleg te geven wat de reden hiervoor is. Overigens hebben
nagenoeg alle geselecteerde clustermanagers die van tevoren in vertrouwen waren
genomen eveneens een plekje gekregen bij de nieuwe organisatie Smallsteps.
3.37 Ook op de locaties worden de nodige voorbereidingen getroffen. Eind mei 2014 dienden
de websites van de diverse locaties geniformeerd te worden. Locatiemanagers krijgen
begin juni 2014 de opdracht om de gegevens van het Facebook account van de
betreffende locatie door te geven. Ook krijgen locatiemanagers de instructie om vr 1
17
juni 2014 de administratie van de locaties zowel digitaal als de papieren administratie in
mappen op gelijke wijze te categoriseren met als doel een eenduidige structuur.
3.38 Verder is opvallend dat ver voor de gebruikelijke tijd de locatiemanagers worden
gevraagd ten behoeve van de uur prijzen van 2015 een concurrentieanalyse te maken.
Hierbij diende de locatiemanager tevens de pros en contras van de locatie te
beschrijven en de naamsbekendheid in de buurt. Normaliter dient de locatiemanager
dergelijke gegevens in augustus door te geven. Nu kwam dit verzoek aan de
locatiemanagers
in
mei
middels
een
spoedopdracht.
haar statutaire zetel van Utrecht naar Amsterdam (productie 11, betreft
uittreksel KvK d.d. 30 juli 2014, waarin staat dat de laatste statutenwijziging heeft
plaatsgevonden op 3 juni 2014). Dit doet zij klaarblijkelijk met het doel om er zeker van
te zijn dat de rechtbank Amsterdam medewerking zal verlenen aan het pre-pack
faillissement. Van de rechtbank Midden-Nederland, waaronder Estro Groep voor de
zetelverplaatsing viel, was reeds bekend dat deze niet meewerkt aan pre-pack
faillissementen.
3.40 Op 5 juni 2014 vraagt Estro Groep de rechtbank Amsterdam een stille bewindvoerder
aan te wijzen. Aanvankelijk geeft Estro Groep aan dat zij deze aanwijzing wenst met als
enkele doel dat de stille bewindvoerder zich kan uitspreken over de reeds in kannen en
kruiken gegoten overname door HIG. Anders gezegd, Estro Groep heeft geprobeerd om
een laatste (juridische) goedkeuring te verkrijgen van de faillissementsrechter. In het
faillissementsverslag van 22 juli 2014 wordt dit als volgt weergegeven:
Bij brief van 5 juni 2014 heeft u namens Estro Groep B.V. c.s. verzocht om aanwijzing
van een zogenoemde stille bewindvoerder. De strekking van de door uw clinten
verlangde aanwijzing was, zo blijkt uit het verzoek en de telefoongesprekken die wij die
dag hebben gevoerd, dat de stille bewindvoerder zich voorafgaande aan de op korte
termijn op eigen verzoek te openen insolventieprocedures van Estro Groep B.V. c.s. een
oordeel zou kunnen vormen over de door het management en de (belangrijkste)
financiers van Estro Groep B.V. c.s. voorgestane doorstart, dit met als doel dat een
doorstart liefst per datum van het openen van de insolventieprocedures zou kunnen
worden gerealiseerd.
De faillissementsrechter wijst dit verzoek af. Tegelijkertijd wordt aan Estro Groep
kenbaar gemaakt dat de rechtbank wel bereid is om te laten weten wie zij als beoogd
18
curator/stille
bewindvoerder
zal
benoemen,
op
het
moment
dat
de
19
hier slechts een rituele dans heeft uitgevoerd om vervolgens weer snel terug te keren
naar het aanvankelijke doel: de gezonde delen worden enkel en alleen verkocht aan
HIG! Een en ander blijkt uit het navolgende.
3.45 Op vrijdagavond 13 juni 2014 neemt Bienfait contact op met de CEO van Partou,
mevrouw Katinka Reuling, met de vraag of zij bereid is 250 vestigingen van Estro Groep
over te nemen en of zij per ommegaande op dit bod wil reageren. Bij interesse dient zij
uiterlijk dat weekend te reageren. Aangegeven wordt van de zijde van Estro Groep dat
er niet valt te onderhandelen over andere locaties dan deze 250 locaties. Er volgt een
afspraak op dinsdagavond 17 juni 2014 tussen partijen. Op 17 juni 2014 wordt de CFO
van Partou voorafgaand aan de afspraak van die avond gebeld door de stille
bewindvoerder
Jongepier
met
de
mededeling
dat
de
heer
Bienfait
vanwege
belangenverstrengeling niet aanwezig zal zijn op het gesprek. De adviseur van de stille
bewindvoerder zal daarvoor in de plaats aanwezig zijn.
3.46 Tijdens
dit
gesprek
dient
de
vertegenwoordiging
van
Partou
een
21
Faillissementsverslag nummer 1a d.d. 22 juli 2014 Periode stille bewindvoering, onder 7.6
20
3.48 Op 20 juni 2014 neemt Partou contact op met Estro Groep Partou en geeft aan meer tijd
nodig te hebben en op een zo korte termijn slechts een kwart van het aantal
aangeboden locaties over te kunnen nemen. Voor een beter bod is meer tijd nodig. Van
de zijde van Estro Groep wordt gezegd dat er niet meer tijd is. Voorts wordt van de zijde
van Estro Groep verzocht of Partou schriftelijk wil aangeven niet op het aanbod van 250
locaties te willen ingaan.
3.49
3.50 Nadat HIG op 25 juni 2014 te kennen gaf zich terug te trekken uit de onderhandelingen,
deed diezelfde HIG opvallend genoeg een dag later een bod dat veel hoger dan de
executiewaarde lag. Volgens het verslag van de curator was de aanleiding hiervoor het
feit dat de andere eigenaar/financier van Estro Groep, KKR, op 26 juni 2014 een voor de
stille bewindvoerder acceptabel bod ter overname heeft gedaan. Kennelijk is HIG
hiervan gelijk op de hoogte gesteld, want enkele uren later heeft HIG zich plots gemeld
met een sterk verbeterd bod dat in de lijn lag van het bod van KKR. De stille
bewindvoerder heeft daarop de onderhandelingen met HIG voortgezet.
3.51 Waarom de curator, toen nog stille bewindvoerder, vanaf dat moment enkel met HIG
verder is gegaan, wordt niet duidelijk gemaakt. Het had voor de hand gelegen om gelijk
na het teleurstellende bod van HIG nogmaals Partou te benaderen, aangezien Partou wel
degelijk genteresseerd was, doch alleen meer tijd wilde hebben om een goed bod voor
te bereiden. Deze interesse was ook bekend bij de curator.
3.52 Uit het faillissementsverslag blijkt ook niet of de curator nog is nagegaan of KKR naar
aanleiding van de actie van HIG bereid zou zijn om een hoger bod te doen. Er wordt
slechts vermeld dat het voorstel van HIG in de daarop volgende uren op punten zou zijn
verbeterd en dat de stille bewindvoerder de daarop volgende dagen verder heeft
onderhandeld met HIG over de verkoop van Estro Groep. Ook hier wordt vermeld dat
deze gesprekken zeer moeizaam verliepen. Dit doet het vermoeden rijzen dat KKR de
voorzet gaf voor HIG om de grenzen voor het minimale aanbod van de curator te
bepalen.
21
3.53 Of het bod van KKR met een daadwerkelijke intentie van een mogelijke koop is gedaan
of dat dit bod slechts vanuit bepaalde strategische overwegingen is gedaan, blijft
onduidelijk. Duidelijk is echter wel dat de stille bewindvoerder plots kon kiezen uit twee
biedingen die min of meer gelijk waren en dat het bod van HIG daarbij de voorkeur had.
Mogelijk heeft het feit dat HIG een pandrecht had op de lopende bankrekeningen van
Estro Groep, van waaruit alle lopende kosten maandelijks gefinancierd dienden te
worden, een zekere betekenis gehad voor de gehele gang van zaken, omdat dit
pandrecht tegelijkertijd een machtsmiddel is geweest in de onderhandelingen voor HIG.
In een gesprek met de advocaten van FNV en de curator op 17 september 2014 heeft de
curator dit met zoveel woorden toegegeven. In ieder geval kan geconcludeerd worden
dat HIG de overname van Estro Groep heeft kunnen realiseren, zoals zij die reeds van
tevoren samen met Estro Groep had gepland.
22
3.56 Eiseressen xxxxxx, xxxxxx en xxxxx wisten tot het moment van deze bijeenkomsten
voor niet blijvers niet dat zij ontslagen zouden worden. Dit hebben zij voor het eerst
tijdens deze bijeenkomsten vernomen.
3.57 Eiseres Xxxxx, was reeds met vakantie en verkeerde aanvankelijk zelfs in de
veronderstelling dat zij mocht blijven, omdat zij op 4 juli 2014 van haar leidinggevende
per e-mail had vernomen dat hun locatie stond aangegeven als groene locatie en dat
deze locatie naar alle waarschijnlijkheid een doorstart zou maken onder Smallsteps.
Xxxxx vernam eerst op 5 juli 2014 rond 17.40 uur telefonisch van haar leidinggevende
dat zij ontslagen was. Later vernam Xxxxx ook dat haar plekje was opgevuld door een
collega van haar die eerder op basis van een nul urencontract werkzaam was.
3.58 Ook voor xxxxx , kwam het faillissement en haar ontslag als donderslag bij heldere
hemel. xxxxxx had nota bene vlak voor het faillissement op dinsdag 1 juli 2014 van
haar locatiemanager vernomen dat zij 200,- aan bonus kregen als locatie omdat ze zo
veel kind aanmeldingen binnen hadden gekregen. Na haar ontslag heeft xxxxx
vernomen dat in haar plaats een (jongere) collega is aangenomen wiens tijdelijke
contract zou aflopen en ook niet meer verlengd zou worden vanwege niet voldoende
functioneren.
3.59 In het geval van xxxx , was het zo dat zij als enige van haar collegas op 5 juli 2014 naar
een locatie in Amsterdam moest afreizen die reeds bekend stond als rode locatie. Daar
aangekomen stond zij met zes andere, haar onbekende collegas, voor een dichte deur.
Men was vergeten om de locatie te openen. Uiteindelijk heeft xxxx buiten vernomen dat
zij ontslagen was. Haar eigen collegas werden op het Van der Valk Hotel verwacht in
Almere. Zij hebben allen te horen gekregen dat zij wel zouden mogen blijven. De
arbeidsovereenkomsten lagen reeds gereed ter ondertekening.
de
opzeggingen
van
de
arbeidsovereenkomsten
wegens
overgang
van
23
3.61 Op 24 juli 2014 is Smallsteps aangeschreven, waarbij aan haar kenbaar is gemaakt dat
FNV van mening is dat sprake is van een overgang van onderneming en dat zij de
verdere gang van zaken rondom het faillissement aan het onderzoeken is. Smallsteps is
verzocht om bij voorbaat als verkrijger in de zin van artikel 7:662 BW te handelen.
Smallsteps heeft via haar advocaten per brief laten weten dat geen sprake is van een
overgang van onderneming noch dat sprake is van misbruik van faillissement. Hier heeft
FNV aangekondigd dat zij zal overgaan tot het dagvaarden van Smallsteps.
4.
4.1
In dit hoofdstuk zal worden uiteengezet wat pre-pack feitelijk en juridisch inhoudt. Er
zal vervolgens worden ingegaan op het feit dat de pre-pack (vooralsnog) geen wettelijke
basis heeft. In de literatuur is de pre-pack en het voorontwerp van het wetsvoorstel
inzake de pre-pack kritisch ontvangen. Die kritiek zal worden weergegeven.
Wat is pre-pack?
4.2
een
herstructureringsplan
voorafgaand
23
aan
een
faillietverklaring
wordt
als volgt:
(). Een pre-pack is een in feite vooraf voorbereide activatransactie uit een
faillissement. Een in zwaar weer verkerende ondernemer wendt zich dan op
voorhand informeel tot de rechtbank met het verzoek aan te geven wie er,
mocht het tot een faillissement komen, tot curator en rechter-commissaris
worden benoemd. De persoon die dan uiteindelijk als curator zal gaan fungeren
is daarmee in principe een soort stille bewindvoerder die alvast meekijkt met
de ondernemer die voorbereidingen treft voor een doorstart. Op deze manier
kan een onderneming naadloos doorstarten. Belangrijk voordeel daarbij is dat
de reputatie van de onderneming veel minder schade oploopt; ervaringsfeit is
22
N.W.A. Tollenaar, Faillissementsrechters van Nederland: geef ons de pre-pack!, TvI 2011/23.
23
R.J. van der Ham, Liever failliet dan doorgaan met slecht personeel: over het risico van misbruik van de pre-
24
immers
dat
hoe
langer
een
doorstart
op
zich
laat
wachten
na
de
24
Er is op dit moment geen wettelijke basis voor een pre-pack en de werkzaamheden van
de stille bewindvoerder. Het aanstellen van een stille bewindvoerder gebeurt op gezag
van de rechtbank zelf. Overigens werkt niet elke rechtbank mee aan het aanstellen van
een stille bewindvoerder. Tot nu toe is een pre-pack alleen mogelijk bij de rechtbanken
Amsterdam, Rotterdam, Overijssel, Zeeland-West-Brabant, Gelderland, Oost-Brabant,
Den Haag en Noord-Nederland.
4.4
In november 2012 heeft minister Opstelten in een brief aan de Tweede Kamer
aangekondigd dat hij bezig is met een herijking van het faillissementsrecht waarin ook
de pre-pack en de stille bewindvoerder wordt meegenomen. In oktober 2013 is het
Voorontwerp Wetsvoorstel Continuteit Ondernemingen I opgesteld. De regeling betreft
niet een nieuw of aanvullend insolventieregime. Het is de bedoeling dat in de
faillissementswet een uitdrukkelijke grondslag wordt geboden om onder voorwaarden
een beoogd curator al bij een in ernstige financile moeilijkheden verkerende
onderneming te betrekken vr er sprake is van een faillissement. Dit moet leiden tot
een
doelmatige
afwikkeling
van
het
faillissement
enerzijds
en
anderzijds
tot
De regeling sluit aan bij een praktijk die zich in de afgelopen jaren bij een aantal
rechtbanken heeft ontwikkeld. De regeling moet die praktijk een juridisch kader bieden
bestaande uit procedurevoorschriften en regels over de taken en bevoegdheden van de
betrokkenen. Daarbij wil de wetgever ruimte laten aan de praktijk om zich verder te
ontwikkelen.
Minister
Opstelten
heeft
een
voor-wetsvoorstel
ter
consultatie
J. van der Pijl, Opvolgend werkgeverschap na een doorstart een nieuw begin of toch niet?, Arbeidsrecht
2013/38.
25
4.7
Daarnaast wijst de commissie onder punt 2.7 van het advies de Minister op het grote
gevaar van misbruik van de pre-pack:
Tot slot moet nog worden gewezen op het gevaar van misbruik. Een
faillissement is niet iets wat een partij alleen maar overkomt. Vaak is het ook
een bewuste keuze. Een bedrijf wordt meestal door een vennootschap gevoerd
en
wordt
door
de
aandeelhouders
daarvan
en
andere
geldschieters
26
voortraject maakt dat een snelle doorstart zonder (rele) competitie van
derden kan plaatsvinden.
4.9
kunnen
afleggen
waarin
hij
verklaart
onder
welke
voorwaarden
redelijkerwijs
verwacht mag worden dat hij na de faillietverklaring de onderneming zal
vervreemden op voet van artikel 101 Fw. Een dergelijke verklaring is - ook
volgens de MvT - niet anders te duiden dan als een verklaring dat de curator de
onderneming verkoopt op de bedongen voorwaarden behoudens interventie
van buitenaf. De overeenkomst waarbij de onderneming van de schuldenaar
wordt verkocht komt aldus materieel tot stand vr het faillissement. Na het
openen van het faillissement rest nog slechts het tekenen bij het kruisje door
de curator. De rechter-commissaris heeft naar moet worden aangenomen zijn
toestemming al vr het faillissement gegeven, en deze goedkeuring wordt na
het faillissement nog slechts geformaliseerd. Met deze gang van zaken wordt
het formele toezicht tijdens het eigenlijke faillissement voor wat betreft de
verkoop en overdracht van de onderneming vrijwel geheel uitgehold. Het is
denkbaar en goed verdedigbaar dat, wanneer het zwaartepunt van en het
toezicht op de transactie zozeer vr het faillissement is gelegen als bij de
pre-pack het geval is, de rechter tot de conclusie komt dat in dat geval de
Richtlijn wel degelijk van toepassing is. In de literatuur is er voorts voor
gewaarschuwd dat ook het nadrukkelijke continuteitstreven dat bij de pre-pack
voorop staat tot gevolg kan hebben dat de Richtlijn van toepassing is. Die
waarschuwing is terecht, en al helemaal wanneer de continuteit van de aan de
doorstartende
onderneming
verbonden
werkgelegenheid
als
belang
is
27
onderneming
en
het
ontbreken
van
voldoende
mogelijkheden
tot
medezeggenschap.
4.12 Boot leidde het Nationaal Arbeidsrechtdiner op 26 juni 2013 als volgt in:
(). Toen ik van collega-rechters vernam hoe makkelijk een faillissement
wordt uitgesproken en hoe beperkt er eigenlijk getoetst wordt of faillissement
nu wel echt nodig is, dacht ik: dan ligt misbruik van faillissementen wel snel op
de loer. Eerst iets ter geruststelling van die collega-rechters: er wordt natuurlijk
wel gekeken of er echt een situatie is van te hebben opgehouden te betalen.
Maar ik legde bij mijn collegas de volgende vraag voor: stel je hebt een
stichting die in de rode cijfers zit. Naast die stichting staat een andere
stichting, die in het verleden bij verliezen bijsprong. Stel de eerste stichting
vraagt faillissement aan, op grond van die rode cijfers. Kijken jullie dan of
bijspringen door zon (noem het maar zuster-)organisatie te vergen is? Het
antwoord luidde nogal ontkennend. Dat sterkte mijn gedachte dat faillissement
een makkelijke way out kan zijn, bijvoorbeeld om van personeel af te komen.
Toen ik die gedachte recent voorlegde aan mijn mede-examinatoren op de
Grotius-opleiding, die daar op dezelfde dag en locatie faillissementsrecht
examineerden, werd dat volmondig beaamd. Natuurlijk werkt faillissement zo,
het is de noodzakelijke uitlaatklep voor een te star ontslagrecht Duidelijke
taal, maar we hebben tot op heden er toch met zn allen voor gekozen dat het
ontslagrecht is zoals het nu is. Dus het ontwijken daarvan heeft niet zo mijn
sympathie. ().
25
Boot vervolgt:
() Zoiets speelt bij de discussie over de pre-pack. Nog vr er sprake is van
een officile situatie van te hebben opgehouden te betalen wordt gekeken naar
de mogelijkheden van een doorstart. Dat wordt in stilte gedaan, om te
voorkomen dat het bedrijf direct geplunderd wordt. Mijn faillissementscollegas
binnen de Rechtbank Amsterdam staan daar als ik het FD goed begrijp
positief tegenover. Het voordeel van faillissement (namelijk een streep halen
door je oude verplichtingen) wordt dan gecombineerd met de mogelijkheid van
behoud van extra arbeidsplaatsen. Het faillissementsrecht wordt daarmee voor
mijn gevoel echter wel opgerekt: van een aantal werknemers kan makkelijk en
bijna gratis afscheid worden genomen, ten gunste van degenen die kunnen
blijven.().
25
G.C. Boot, Rembrandt, de pre-pack en het faillissementsrecht als uitlaatklep, Arbeidsrecht 2013/37.
28
4.13 Van Andel, curator en voorzitter van de Commissie Insolventierecht van de Nederlandse
Orde van Advocaten, stelt ter motivering waarom hij tegen de pre-pack is, dat hij schat
dat de sanering van personeel in zeker tientallen van procenten van de faillissementen
een belangrijke rol speelt.26 Van Andel is van mening dat meer pre-packdoorstarts juist
helemaal niet goed zijn voor de werkgelegenheid, aangezien een faillissement de meest
eenvoudige manier is om personeel te ontslaan en dit met de pre-pack, indien deze een
wettelijke grondslag zal krijgen, nog veel eenvoudiger zal worden.
4.14 Van der Pijl wijst op de mogelijke strijd met de Europese richtlijn aangaande overgang
van ondernemingen.27 Van der Pijl vraagt zich af of de regels van overgang van
onderneming niet gewoon van toepassing zijn, nu een pre-pack zo nadrukkelijk op
voortzetting van de onderneming is gericht. Van der Pijl kijkt uit naar de eerste rechter
die hierover vragen aan het Europese HvJ stelt. Van der Pijl constateert echter ook het
dilemma ten aanzien van het belang van de werknemers:
(). Enerzijds kan betoogd worden dat een doorstart met behoud van een
deel van de werkgelegenheid altijd goed is voor de werknemers, maar
tegengeworpen kan worden dat het dan in de regel vaak oudere, duurdere,
lastige en minder functionerende werknemers zullen zijn die niet mee mogen
overgaan naar de nieuwe werkgever. Het faillissement is niet zonder reden al
veelvuldig het werkgeverswalhalla genoemd, maar zekere grenzen mogen
daaraan toch wel worden gesteld.().
4.15
van
die
bepalingen
in
faillissement
richtlijnconform
is.
De
28
26
W.J. van Andel, Dit is niet het laatste boekhoudschandaal: in NRC Weekend 4/5 januari 2014, p. E3.
27
J. van der Pijl, Opvolgend werkgeverschap na een doorstart een nieuw begin of toch niet?, Arbeidsrecht
2013/38.
28
P. Hufman en I. Zaal, De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente
29
4.16 Tideman is alleen voorstander van het voorgekookte faillissement, mits er een
wettelijke grondslag voor de regeling wordt gecreerd en alleen indien er sprake is van
bijzondere omstandigheden.29 Het enkele feit dat aannemelijk is dat er zonder pre-pack
waardeverlies optreedt of door een pre-pack de kans op een succesvolle doorstart wordt
vergroot, lijkt hem daarvoor niet voldoende.
4.17 Zaal constateert een groot aantal arbeidsrechtelijke bezwaren tegen de pre-pack.
Allereerst staat de pre-pack op gespannen voet met de medezeggenschap. 30 Zaal acht
het wenselijk dat er in het Voorontwerp Wetsvoorstel Continuteit Ondernemingen I
wordt nagedacht over de rol van de vakbonden en de OR. Bovendien meent Zaal dat
onder het huidige recht rekening moet worden gehouden met het naleven van de
WMCO en met het adviesrecht van de OR ten aanzien van de overname en ten aanzien
van het aantrekken van de stille bewindvoerder op verzoek van de ondernemer.
4.18 Gispen concludeert dat de positie van de gezamenlijke schuldeisers bij een pre-pack
aanzienlijk zwakker is dan bij een verkoopproces tijdens faillissement. 31 Een deugdelijke
rechtvaardiging ontbreekt volgens Gispen en de pre-pack kent significante risicos die
(rechts)onzekerheid creren en die per saldo nadeel voor de schuldeisers opleveren.
4.19 Van der Ham voert tot slot nog het argument van het grootschalig parlementair prepack-onderzoek in het Verenigd Koninkrijk aan als argument tegen de pre-pack. De
signalen van oneigenlijk gebruik of misbruik van pre-packs en mogelijk negatieve
gevolgen voor werkgelegenheid zijn voor het Britse Lagerhuis reden geweest om in
2013 een nader onderzoek in te stellen. Van der Ham betoogt:
(). Een nauwelijks () besproken, maar net zo relevant argument voor de
praktijk is het risico van misbruik of oneigenlijk gebruik van de pre-pack dat op
de loer ligt en de problemen in de praktijk om een goed onderscheid te kunnen
maken wanneer nog wel en wanneer niet sprake is van toelaatbaar gebruik van
de pre-pack. Dat dit risico niet ondenkbaar, sterker nog zelfs heel wezenlijk is,
blijkt wel uit het feit dat in het Verenigd Koninkrijk, de bakermat van de prepack, er thans een grootschalig parlementair onderzoek naar de uitvoering van
pre-pack
in
de
praktijk
loopt.
De
voorafgaande
stellingname
van
de
Insolventierechtpraktijk 2013-6.
30
31
G. Gispen, De pre-pack is ondeugdelijk en niet goed voor de gezamenlijke schuldeisers, Liber Amoricum
30
onderzoek nodig was naar nut en noodzaak van het instrument in zijn
algemeen en of bepaalde groepen niet onevenredig werden benadeeld. De
resultaten van dit onderzoek worden in het voorjaar van 2014 verwacht.()
32
4.20 Van Zanten is positiever en bepleit aan het werk met de pre-pack.33 Van Zanten wuift
de arbeidsrechtelijke bezwaren van Van der Pijl grotendeels weg. Van der Pijl stelt
volgens Van Zanten ten onrechte dat de pre-pack nadrukkelijk is gericht op de
continuteit. Van Zanten meent dat er in het geval van de pre-pack reeds sprake zou zijn
van een faillissementstoestand en dat faillietverklaring reeds zeer aanstaande zou zijn.
Van der Ham betwist deze stelling van Van Zanten:
(). Deze aanname van Van Zanten is blijkens de woorden van de minister in
zijn brief van 15 november 2013 niet juist. Immers, de minister spreekt
nadrukkelijk van een situatie voorafgaand aan faillissement. Dit vormt ook de
kern van de kritiek van velen, te weten dat niet duidelijk is waar nu precies de
grens ligt voor het in stelling kunnen en mogen brengen van de pre-pack. Dat
laat de nodige ruimte over. Door gebrek aan controle en transparantie van
relevante
stakeholders,
zoals
werknemers,
de
ondernemingsraad
en
of
een
onderneming
bedrijfsmatig
gezien
in
een
pre-
34
4.21 Tot slot wordt er ook in de schrijvende pers kritiek geuit. Zo geeft De Waard aan: 35
Tegenwoordig
vragen
bedrijven
de
rechtbank
een
stille
curator
of
doorhakt.
Samen
met
de
directie
bekokstooft
hij
een
pre-
R.J. van der Ham, Liever failliet dan doorgaan met slecht personeel: over het risico van misbruik van de pre-
M.R. van Zanten, Aan het werk met de pre-pack!, Arbeidsrecht 2013/47.
34
R.J. van der Ham, Liever failliet dan doorgaan met slecht personeel: over het risico van misbruik van de pre-
P. de Waard, Flitsfaillissement zoals bij Neckermann is illegale variant van reorganiseren, deVolkskrant van
1 juli 2014.
31
FNV en eiseressen hebben met dit hoofdstuk uiteen willen zetten dat er het nodige op
de pre-pack is aan te merken en dat het misbruik van faillissementen in de hand werkt.
Er is thans een uitvoerig (juridisch) debat gaande omtrent pre-pack. In dat kader wijzen
FNV en eiseressen nogmaals op de steun uit onverwachte hoek van de Commissie
Insolventierecht van de Nederlandse Orde van Advocaten met het advies aan de
Minister bij het Voorontwerp van het wetsvoorstel. Pre-pack wordt nadrukkelijk niet
breed omarmd vanuit de (insolventie)rechtspraktijk. Integendeel, in de literatuur en
pers wordt pre-pack juist zeer kritisch benaderd, en eigenlijk alleen vanuit een kleine
groep belanghebbenden gepromoot. Bovendien zijn de in de literatuur geuite kritieken
bepaald niet ongefundeerd.
5.
5.1
5.2
Primair stellen FNV en eiseressen op grond van de jurisprudentie van het HvJ van de EG
dat, nu een pre-pack niet gericht is op liquidatie maar op een doorstart, de Richtlijn
36
Vragen van de leden Recourt en Kerstens (PvdA) aan de minister van Veiligheid en
Justitie over het misbruik van een faillissement (ingezonden 3 juli 2014 onder vraagnummer 2014Z12760).
32
artikelen
7:662
BW
e.v.
van
rechtswege,
met
behoud
van
al
hun
Ten aanzien van de primaire vordering zal allereerst het juridisch kader worden
geschetst ten aanzien van het primaire standpunt dat de Richtlijn 2001/23/EG van
toepassing is. Hiertoe zal (I.I) uitvoerig de jurisprudentie van het HvJ van de EG worden
uiteengezet en (I.II) zal worden betoogd dat de artikelen 7:662 e.v. BW richtlijnconform
dienen te worden genterpreteerd. Onder I.III zal worden ingegaan op het (eventueel)
verweer van Smallsteps.
5.3
Subsidiair, voor zover U E.A. Kantonrechter zou oordelen dat de Richtlijn 2001/23/EG
niet van toepassing is bij een pre-pack en/of dat de tekst van artikel 7:666 BW een
richtlijnconforme interpretatie uitsluit, stelt FNV dat de artikelen 7:662 e.v. BW
desalniettemin op de onderhavige pre-pack van toepassing zijn, nu het tijdstip van de
overgang van onderneming is gelegen vr de datum waarop het faillissement heeft
plaatsgevonden. De werknemers van de overgenomen vestigingen van Estro Groep zijn
als gevolg hiervan vr het faillissement van Estro Groep van rechtswege, met behoud
van hun arbeidsvoorwaarden, in dienst gekomen bij Smallsteps.
5.4.
Ten behoeve van deze subsidiaire vordering zullen FNV en eiseressen onder II het
juridisch kader uiteenzetten waarbinnen de subsidiaire vordering dient te worden
beoordeeld.
5.5
5.6
33
5.8
Nederland heeft sedert 1981 een wettelijke regeling inzake overgang van onderneming.
In de eerste versie van de richtlijn uit 1977 was nog geen bepaling opgenomen met
betrekking tot de toepasselijkheid van de richtlijn bij insolventie. Dat is pas bij wijziging
van de richtlijn in 1998 in art. 4 bis (later art. 5) gebeurd. De richtlijn 2001/23/EG
bepaalt in artikel 5 dat:
Tenzij de lidstaten anders bepalen, zijn de artikelen 3 en 4 niet van toepassing
op een overgang van onderneming, vestiging of een onderdeel van een
onderneming of vestiging wanneer de vervreemder verwikkeld is in een
faillissementsprocedure of in een soortgelijke procedure met het oog op de
liquidatie van het vermogen van de vervreemder ().
5.9
5.10 In het Abels-arrest37 heeft het HvJ geoordeeld dat de richtlijn niet van toepassing is in
het geval van de overgang van een failliete onderneming. In dit arrest heeft het HvJ
duidelijk geworsteld met de vraag of de richtlijn al dan niet van toepassing diende te
zijn ingeval van faillissement. Doorslaggevend voor het HvJ was dat de toepasselijkheid
van de richtlijn in een insolventieprocedure HvJ een schadelijk effect zou kunnen hebben
op de belangen van de werknemers die de richtlijn beoogt te beschermen. In dit arrest
overwoog het HvJ dat bij de toenmalige stand van de economische ontwikkeling veel
onzekerheid bestaat over de vraag, welke invloed de overgang van een onderneming bij
insolventie van de werkgever op de arbeidsmarkt heeft, en wat de juiste maatregelen
zijn om de belangen zo veel mogelijk veilig te stellen. Daarom kon het HvJ niet
concluderen dat de richtlijn de lidstaten verplicht haar voorschriften ook toe te passen
in het geval van een faillissement, dat gericht is op een vereffening van het vermogen
van de vervreemder onder toezicht van de bevoegde rechterlijke instantie. In datzelfde
arrest overwoog het HvJ echter dat de richtlijn wel van toepassing is bij surseance van
betaling. Die laatste procedure is volgens het HvJ primair gericht op het behoud van de
onderneming en niet op liquidatie, zoals het faillissement:
Een procedure van het type 'surseance van betaling' heeft enkele kenmerken
gemeen met de faillissementsprocedure; zo is zij evenals deze laatste
gerechtelijk van aard. Anderzijds onderscheidt zij zich ervan, doordat het
toezicht van de rechter op de aanvang en het verloop van de procedure primair
gericht op het behoud van de boedel en, zo mogelijk, de voortzetting van de
onderneming;
37
door
middel
van
34
een
collectieve
opschorting
van
de
autoriteit
uitgeoefende
toezicht
op
de
overgang
van
ondernemingen in het kader van een bepaalde procedure van samenloop van
schuldeisers.
Gelet op al hetgeen door het HvJ in het arrest Abels is overwogen, is dus het
doel dat met de betrokken procedure wordt beoogd, het in aanmerking te
nemen beslissende criterium. (r.o. 25 en 26)
5.12 Bij de beantwoording van de vraag of de richtlijn van toepassing is op de overgang van
een insolvente onderneming hecht het HvJ belang aan het doel dat met de procedure
wordt nagestreefd. Is dat doel liquidatie van het vermogen van de schuldenaar om de
opbrengst daarvan aan de schuldeisers te voldoen, dan is de richtlijn niet van
toepassing. Wanneer het doel is het behoud/voortbestaan van de onderneming veilig te
stellen, dan is niet de liquidatie van het vermogen het doel en is volgens het HvJ de
richtlijn onverkort van toepassing.
5.13 In DUrso ging het om een Italiaanse onderneming die krachtens een besluit van de
minister van industrie onder bijzonder bewind werd geplaatst, waarbij zij toestemming
kreeg haar bedrijvigheid voort te zetten. In september 1985 werd de gehele
onderneming overgedragen aan de daartoe opgerichte vennootschap. Het HvJ overwoog
dat, gelet op al hetgeen door het HvJ in het arrest Abels is overwogen, het doel dat met
de betrokken procedure wordt beoogd, het in aanmerking te nemen beslissende
criterium is. Wanneer niet tot voortzetting is besloten na afloop van de periode waarvoor
toestemming tot voortzetting is verleend, zijn het doel, de consequenties en de risicos
van een procedure als de gedwongen administratieve vereffening vergelijkbaar met die
38
39
35
welke het HvJ in Abels tot het oordeel brachten, dat artikel 1, lid, van de richtlijn niet van
toepassing is bij een overgang van een onderneming, een vestiging of een onderdeel
daarvan in een situatie waarin de vervreemder in staat van faillissement is verklaard.
Evenals het faillissement strekt de procedure dan tot vereffening van het vermogen van
de schuldenaar met het oog op uitbetaling aan de gezamenlijke schuldeisers, en op een
in dat juridisch kader tot stand gekomen overgang is de richtlijn derhalve niet van
toepassing. Wanneer echter het besluit tot toepassing van de procedure van bijzonder
bewind tevens voorziet in voortzetting van de werkzaamheid van de onderneming onder
leiding van een commissaris die met het bijzonder bewind is belast, heeft die procedure
primair tot doel, de onderneming in een zodanig evenwicht te brengen, dat haar
werkzaamheid voor de toekomst verzekerd is. De daarmee nagestreefde sociaaleconomische doelstelling kan, indien de betrokken onderneming geheel of gedeeltelijk
wordt overgedragen, verklaren noch rechtvaardigen dat de werknemers de rechten
zouden worden ontnomen die zij in de in de richtlijn gepreciseerde omstandigheden aan
deze richtlijn ontlenen. In dit verband is met name van belang dat, zoals de nationale
rechter in zijn verwijzingsbeschikking opmerkt, volgens de toelichting bij besluitwet nr.
26/1979 het doel van de procedure erin bestaat, de in wezen gezonde onderdelen van
de onderneming te redden. Kortom, als het doel van de procedure is voortzetting van de
werkzaamheid van (een deel van) de onderneming, is de richtlijn van toepassing.
5.14 In het Spano/Fiat-arrest40 bevestigde het HvJ
procedure
waarbij
wordt
vastgesteld
dat
een
onderneming
in
moeilijkheden verkeert, heeft dus niet het oog op de liquidatie van die
onderneming, maar strekt er integendeel toe de voortzetting van haar activiteit
te verzekeren met het oog op een latere overname. Anders dan bij
faillissementsprocedures, houdt de procedure waarbij wordt vastgesteld dat de
onderneming in moeilijkheden verkeert, niet in dat zij onder rechterlijk toezicht
wordt
geplaatst
of
dat
maatregelen
inzake
vermogensbeheer
worden
genomen, en voorziet zij niet in uitstel van betaling. Het economisch en sociaal
doel van deze procedure kan bij volledige of gedeeltelijke overgang van de
betrokken onderneming een verklaring noch een rechtvaardigingsgrond zijn
wanneer de werknemers de rechten worden ontnomen die zij in de daarin
gepreciseerde omstandigheden aan deze richtlijn ontlenen (naar analogie met
het arrest D'Urso). (r.o. 28 t/m 30)
5.15 In Spano/Fiat wederom een Italiaanse zaak ging het om de toepassing van een
vakbondsovereenkomst, waarbij een deel van de werknemers van Fiat Geotech zouden
overgaan naar de vennootschap Fiat Hitachi. Een ander deel zou in dienst blijven van
Fiat Geotech, waarbij hun lonen op grond van een ministerieel besluit ten laste zouden
40
36
komen van een kas voor vervangingsinkomens (CIGS). Het HvJ overwoog dat de
richtlijn niet van toepassing is op overgangen in het kader van procedures strekkende
tot liquidatie van goederen van de vervreemder, maar dat zij wel van toepassing is op
de overgang van ondernemingen die het voorwerp uitmaken van procedures strekkende
tot voortzetting van de activiteit van de onderneming. In deze zaak strekte de
handeling waarbij werd vastgesteld dat de onderneming in moeilijkheden verkeerde,
ertoe de voorwaarden te creren voor het herstel van de economische en financile
situatie van de onderneming en bovenal voor het behoud van werkgelegenheid. Vereist
was
dat
een
saneringsplan
werkgelegenheidsproblemen
werd
ingediend,
voorzag.
Bedoelde
dat
in
een
vaststelling
oplossing
bracht
mee
van
de
dat
de
bezoldiging van alle of van een deel van de werknemers van de onderneming tijdelijk
voor rekening van de CIGS kon komen. De procedure waarbij werd vastgesteld dat de
onderneming in moeilijkheden verkeerde, had dus niet het oog op de liquidatie van die
onderneming, maar strekte er integendeel toe de voortzetting van haar activiteit te
verzekeren met het oog op een latere overname. Het economisch en sociaal doel van
deze procedure kon bij volledige of gedeeltelijke overgang van de betrokken
onderneming volgens het HvJ een verklaring noch een rechtvaardigingsgrond zijn
wanneer de werknemers de rechten zouden worden ontnomen die zij in de daarin
gepreciseerde omstandigheden aan deze richtlijn ontlenen.
5.16 In het Dethier/Dassy-arrest41 heeft het HvJ van de EG de hiervoor genoemde arresten
genuanceerd. Met een verwijzing naar de hiervoor genoemde rechtspraak overwoog het
HvJ:
Uit deze rechtspraak volgt, dat om te bepalen of de overgang van een
onderneming
die
het
voorwerp
uitmaakt
van
een
administratieve
of
37
behield ze gedurende de gehele duur van de vereffening haar handelskarakter. Het HvJ
overwoog dat om te bepalen of de overgang van een onderneming die het voorwerp
uitmaakt van een administratieve of gerechtelijke procedure, binnen de werkingssfeer
van de richtlijn valt, het beslissende criterium het doel is dat met de betrokken
procedure wordt beoogd. Evenwel moet ook rekening worden gehouden met de
modaliteiten van de betrokken procedure, met name de vraag in hoeverre de
werkzaamheid van de onderneming wordt voortgezet dan wel wordt gestaakt, alsook de
doelstelling van de richtlijn. Derhalve kan het doel van de gerechtelijke vereffening
soms weliswaar verwant zijn aan dat van faillissement, maar dit behoeft niet zo te zijn,
aangezien deze procedure kan worden toegepast in alle gevallen waarin men de
werkzaamheid van de vennootschap wenst te beindigen, ongeacht de redenen voor
die keuze. Daar het criterium van het doel van de procedure van gerechtelijke
vereffening derhalve onvoldoende uitsluitsel gaf, moeten de modaliteiten van deze
procedure
worden
onderzocht.
Wederom,
doorslaggevend
was
in
hoeverre
de
44
En:
().
De
faillissementsprocedure
wordt
niet
zelden
gebruikt
als
42
Enkele maanden later bevestigd in: HvJ EG 12 november 1998, JAR 1999/15 (Europieces).
43
R.M. Beltzer, Vereffenen is niet liquideren: het formele doel van de insolventieprocedure en Richtlijn 77/187,
38
is het de vraag of de algemene formulering van art. 7:666 BW wel richtlijnconform is. ().
45
5.18 Alhoewel gesteld zou kunnen worden dat het in de uitspraken D Urso, Spano/Fiat en
Dethier/Dassy
niet
ging
om
faillissementsprocedures
maar
om
procedures
die
heeft,
waarbij
geen
enkele
exact
gelijk
is
aan
de
om
schuldenvrij
de
doorstart
van
een
onderneming
te
verwezenlijken,
45
P. Hufman en I. Zaal, De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente
39
van
art.
7:662
e.v.
BW
bij
een
doorstart
na
faillissement,
alle
omstandigheden van het onderhavige geval in acht genomen, wel richtlijnconform is.
5.22 De faillissementsprocedure strekt bij een doorstart (pre-pack) immers niet tot liquidatie
van het vermogen van de vervreemder, terwijl dit vereiste wel uit de richtlijn en de
jurisprudentie van het HvJ van Justitie van de EG voortvloeit om de beschermende
bepalingen van art. 7:662 e.v. BW uit te kunnen sluiten. 47Deze gedachte heeft ook zijn
weerslag gevonden in artikel 7:666 BW nu in dit artikel ook als eis is opgenomen dat de
onderneming tot de boedel behoort indien de werkgever in staat van faillissement is
verklaard. Nederland is bovendien het enige land waar de bepalingen met betrekking tot
overgang van onderneming in een insolventieprocedure volledig niet van toepassing
zijn.48 Ook in het Verenigd Koninkrijk de bakermat van de pre-pack wordt
aangenomen dat de Richtlijn overgang van onderneming van toepassing is op een prepackaged administration, omdat die alleen gebruikt wordt om de continuteit van de
onderneming te waarborgen.49
5.23 Een rechtstreeks beroep op de richtlijn is door FNV en eiseressen in casu niet mogelijk,
omdat de richtlijn slechts een resultaatsverplichting aan de lidstaten oplegt. Bij de
toepassing van het nationale recht is de Nederlandse rechter echter gehouden dit zoveel
mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de betrokken
richtlijn, teneinde het daarmee beoogde resultaat te bereiken. Ook artikel 7:666 BW
moet daarom richtlijnconform, dus zoveel mogelijk in overeenstemming met de
richtlijn, worden uitgelegd. Bij implementatiewetgeving dient de rechter ervan uit te
gaan dat de wetgever de bedoeling had de richtlijn juist te implementeren. De rechter
46
47
P. Hufman en I. Zaal, De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente
P. Hufman en I. Zaal, De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente
40
dient hierbij gebruik te maken van alle uitlegmethoden die hem naar nationaal recht ter
beschikking staan.
50
5.24 De artikelen 7:662 e.v. BW dienen dan ook richtlijnconform te worden uitgelegd, nu deze
wettelijke bepalingen n op n implementatie-en codificatiewetgeving betreffen. Het
gevolg van deze richtlijnconforme interpretatie dient te zijn dat in een situatie als de
onderhavige de uitzondering op de toepassing van de richtlijn niet van toepassing is. De
uitzondering in de richtlijn is immers slecht gemaakt voor een onvrijwillige liquidatie die
gericht is op de beindiging van de activiteiten en die plaatsvindt onder formeel
toezicht.51 Daar is bij de pre-pack (van Estro Groep - Estro Groep B.V., Estro
Kinderopvang B.V. en Estro Services B.V.- versus nieuw Smallsteps B.V.) geen sprake
van, zodat de beschermende bepalingen van artikel 7:662 e.v. BW onverkort van
toepassing zijn. FNV en eiseressen wijzen er tenslotte nog op dat in de jurisprudentie
wel vaker is geoordeeld dat artikel 7:666 BW buiten toepassing blijft in situaties waarin
faillissement is uitgesproken.52
5.26
De vraag is of het de bedoeling van het HvJ en richtlijn 2001/23 wel is om de toepassing
van het eerste lid van artikel 5 van deze richtlijn in beton te gieten, indien er sprake is
van een faillissementsprocedure. Oftewel, volgt uit de richtlijn en de uitspraken van het
HvJ dat indien een lidstaat van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om de beginselen
van deze richtlijn uit te sluiten indien sprake is van een overgang van een onderneming
tijdens een faillissementsprocedure, in gn enkele situatie meer sprake kan zijn van de
toepasselijkheid van deze beginselen die normaliter volgen uit een overgang van
onderneming.
50
51
Rb Leeuwarden, 22 augustus 2014, ECLI:NL: RBNNE:2014: 4598, Jan de Roos Transport Lemmer B.V.
41
5.27 Indien gekeken wordt naar het eerste arrest van het HvJ, het Abels-arrest, dan lijkt daar
meer ruimte te zijn dan een enkele toepassing van de formele doelredenering onder alle
omstandigheden. Kijken we naar de overwegingen vide r.o. 18 tot en met 23 in het
Abels-arrest, die aan de conclusie van dit arrest vooraf gaan, dan lijkt het er op dat het
HvJ enige mate van casustiek mogelijk maakt danwel wenst mogelijk te maken voor de
toekomst.
5.28 In dit arrest wordt in de overwegingen allereerst onder r.o. 18 door het HvJ onderkend
dat 'in verband met de economische ontwikkeling' de bescherming van werknemers bij
de overgang van ondernemingen wil verzekeren met het oog op de in artikel 117 EEGverdrag genoemde noodzaak om 'verbetering van de levensstandaard' en van de
arbeidsvoorwaarden van werknemers te bevorderen, zodat de onderlinge aanpassing
daarvan op weg van de voortgang mogelijk wordt gemaakt. Zoals de Commissie terecht
opmerkt, beoogt de richtlijn te voorkomen, dat de herstructurering binnen de
gemeenschappelijke markt ten koste gaat van de werknemers van de betrokken
ondernemingen.
5.29 Bescherming van de werknemers staat dus voorop. Ondernemingen die herstructureren
moeten dit niet kunnen doen over de ruggen van werknemers. Dit is niet bevorderlijk
voor de levensstandaard van werknemers, aangezien dit kan leiden tot een algeheel
middel om arbeidsvoorwaarden uit te hollen en te downsizen, hetgeen in strijd is met
artikel 117 EEG-verdrag.
5.30 Wat is dan wijsheid indien sprake is van een faillissementssituatie? Dit was de hamvraag
in het Abels-arrest. Uit r.o. 19 blijkt dat daar partijen verschillende inzichten over
hadden.
5.31
Uit r.o. 22 volgt voorts: Blijkens deze uiteenlopende beoordelingen, bestaat er bij de
huidige stand van de economische ontwikkeling veel onzekerheid over de vraag, welke
invloed de overgang van een onderneming bij insolventie op de arbeidsmarkt heeft en
welke de juiste maatregelen zijn om de belangen van de werknemers zo veel mogelijk
veilig te stellen.
Interessant is voorts r.o. 23: Een ernstig risico van een tegen de sociale doelstellingen
van het Verdrag ingaande algemene verslechtering van de levens- en
arbeidsomstandigheden van de werknemers valt derhalve niet uit te sluiten. Men kan
dus niet concluderen dat richtlijn 77/187 de lidstaten verplicht haar voorschriften ook
toe te passen bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, die
plaatsvinden in het kader van een faillissement, dat gericht is op de vereffening van het
vermogen van de vervreemder onder toezicht van de bevoegde rechterlijke instantie.
42
5.32 Wat wijsheid is in een faillissementssituatie blijkt dus ook volgens het HvJ een lastige te
zijn en kan volgens het HvJ ook mede afhankelijk zijn van de stand van de economische
ontwikkeling. Het HvJ heeft het als te risicovol gezien om overgangen die plaatsvinden in
het kader van het faillissement ook te allen tijde onder de richtlijn te laten vallen. Uit r.o.
24 volgt dat het HvJ de lidstaten wel vrij heeft willen laten om de beginselen van deze
richtlijn naar eigen keuze en uitsluitend op grond van hun nationale wetgeving geheel of
gedeeltelijk toe te passen.
5.33
Betekent dit dat als lidstaten eenmaal in hun wetgeving hebben opgenomen dat de
beginselen van richtlijn 2001/23 EG niet van toepassing zijn wanneer sprake is van
overgang tijdens een faillissement, dit ook nimmer van toepassing kan zijn ?
5.34
Indien gekeken wordt naar deze overwegingen uit het Abels-arrest dan kan niet klip en
klaar worden geconcludeerd dat het HvJ te allen tijde toepassing van de beginselen van
deze richtlijn tijdens een faillissementsprocedure heeft willen uitsluiten. Dit volgt
simpelweg al uit het feit dat het aan lidstaten ook de vrijheid heeft gegeven om te
bepalen 'wat is wijsheid in faillissementssituaties'. Het HvJ zag het juist als risicovol om
een algehele toepassing van de beginselen van de richtlijn als standaardregel op te
nemen. Een lidstaat dient haar eigen arbeidsmarkt te kennen en heeft derhalve meer
zicht op hoe te handelen welke maatregelen daadwerkelijk het doel kunnen
verwezenlijken zoals neergelegd in artikel 117 EEG-verdrag en de richtlijn zelf.
5.35 Voorts volgt in het algemeen uit de jurisprudentie van het HvJ waaronder het Klarenberg
arrest, r.o. 37 e.v., dat voor de uitleg van een gemeenschappelijk rechtelijke bepaling
niet alleen de bewoordingen relevant zijn, maar ook de context en de doelstellingen.
Hieruit zou kunnen volgen dat, alhoewel de bewoordingen van artikel 5, eerste lid, van
de richtlijn helder zijn, algehele uitsluiting van de beginselen van de richtlijn in een
faillissementsprocedure ex artikel 5, eerste lid, van de richtlijn ook niet is beoogd en niet
wenselijk is c.q. strijdig kan zijn voor zover de formele doeltoepassing strijdig is met de
context en de doelstellingen van onderhavige richtlijn.
Het is derhalve zonder meer voorstelbaar dat er situaties te bedenken zijn waarin de
beginselen van de richtlijn toch van toepassing dienen te zijn ook als er sprake is van
een overgang van een onderneming bij faillissement, en ook al is de toepassing van
deze beginselen door een lidstaat bij nationale wetgeving uitgezonderd, zoals in
Nederland.
5.36 Doelstelling van onderhavige richtlijn is het bieden van bescherming van werknemers bij
overgang van onderneming. Zoals al in het Abels-arrest is gesteld, dient herstructurering
43
5.37
Wat nu in een situatie als onderhavige, waarin de doorstart door de failliet geheel vr
het daadwerkelijke faillissement is geregisseerd en waarbij liquidatie niet als doel maar
als middel is beoogd om succesvoller zonder de schuldenlast en met zelf gekozen
personeelsbestand te kunnen doorstarten met eenzelfde CEO en aandeelhouders met
als uiteindelijke doel in het verleden genvesteerd vermogen alsnog terug te verdienen ?
Is dat niet hetzelfde als herstructureren ten koste van de werknemer teneinde
economisch groei te bewerkstelligen voor de financiers en aandeelhouders ? En is dat nu
niet eenzelfde doel en eenzelfde soort context als richtlijn 2001/23 EG beoogd te
beschermen ?!
5.38 Uit onderhavige pre-pack volgt uit de feiten allereerst dat het zwaartepunt van de
doorstart vr het faillissement is gelegen. De doorstart is vanaf februari 2014
minutieus voorbereid. Vanaf die datum is Estro Groep in kaart gaan brengen welke
locaties groeipotentieel hadden en welke minder. Er is eenheid in werkwijze en
presentatie bij de locaties aangebracht. Vervolgens heeft Estro Groep na de interne
voorbereiding de externe voorbereiding uitgewerkt. Estro Groep heeft zich gewend tot
de Europese mededing autoriteit , heeft het hoofdkantoor verplaatst om toegang te
krijgen tot een rechtbank om een pre-pack te kunnen voorbereiden middels toewijzing
van een stille bewindvoerder.
5.39 Het doel dat Estro Groep met deze pre-pack voor ogen had, blijkt helder uit het eerste
verzoek van Estro Groep d.d. 5 juni 2014 aan de rechtbank Amsterdam om een stille
bewindvoerder aan te wijzen. Hierin staat letterlijk: dat de stille bewindvoerder zich
voorafgaande aan de op korte termijn op eigen verzoek te openen
insolventieprocedures van Estro Groep B.V. c.s. een oordeel zou kunnen vormen over de
door het management en de (belangrijkste) financiers van Estro Groep B.V. c.s.
voorgestane doorstart, dit met als doel dat een doorstart liefst per datum van het
openen van de insolventieprocedures zou kunnen worden gerealiseerd."
5.40 Dit eerste verzoek van Estro Groep, dat door de rechtbank Amsterdam is afgewezen,
laat weinig aan de verbeelding over wat betreft de motieven van de Estro Groep.
Oftewel, Estro Groep had met behulp van HIG gerelateerde financiers en
aandeelhouders een zelf geregisseerde doorstart voor ogen, waarbij het middel
faillissement werd ingezet, om lucratief te kunnen doorstarten ten koste van andere niet betrokken bij de doorstart - schuldeisers, werknemers en andere stakeholders.
44
Alhoewel rechtbank Amsterdam dit verzoek van Estro Groep afwijst om vervolgens een
stille bewindvoerder aan te wijzen ingeval er sprake is van een insolventieprocedure,
gaat Estro Groep gewoon op de ingeslagen route verder. Dit blijkt onder meer uit de
nauwelijks serieuze poging om derden bij de doorstart te betrekken. De rigide wijze
waarop de derde partij Partou is benaderd, is hiervan een sprekend voorbeeld. Partou
mag geen bod doen op locaties die voor Partou interessant zijn. Partou kan enkel kiezen
voor een package deal dat door Estro zelf is geselecteerd. Ook krijgt Partou weinig tijd
om een serieus bod te overwegen. Op de dag dat Partou uitsluitsel dient te geven, in
casu 20 juni 2014, wordt Smallsteps opgericht met daarbij als nieuwe CEO wederom
Jean Pierre Bienfait, die op dat moment ook nog CEO van Estro Groep is. Vervolgens
spelen de financiers KKR en HIG een 1,2-tje om te zien voor welk minimaal bedrag de
stille bewindvoerder overstag zal gaan.
5.41 Vorenstaande is wellicht eigen aan een pre-pack, in een faillissementssituatie dient op
grond van de wettelijke spelregels wel gestreefd te worden naar een zo groot mogelijk
opbrengst voor alle schuldeisers. De wijze waarop (een groot deel) van de
kinderopvanglocaties van Estro Groep is verkocht, strookt hier niet mee. Andere grote
spelers, naast Partou, zoals Humanitas en SWK zijn niet bij het biedingsproces betrokken
geweest. Hiermee is de meest gangbare en elementaire spelregel die in acht dient te
worden genomen om een zo hoog mogelijk opbrengst van het vermogen van de failliet
ten behoeve van de schuldeisers te genereren, geschonden.
5.42 Dit is ook bevestigd in het eerste faillissementsverslag d.d. 22 juli 2014 van de curator
mr. W.J.P. Jongepier. Zo staat onder 5.2. van dit verslag vermeld dat Onderdeel van het
verkoopproces dient te zijn dat er meerdere potentile gegadigden worden benaderd,
tenzij overwegingen van zwaarwegende aard zich daartegen zouden verzetten. Van
een dergelijk verkoop proces waarbij meerdere opties zijn onderzocht is bij Estro groep
geen sprake geweest. Wellicht is de centrale rol van HIG binnen Estro groep daar debet
aan staat vervolgens in dit verslag vermeld onder punt 5.3. Onder 5.4. staat: Wat hier
verder van zij, Estro groep heeft in het kader van Project Butterfly uitsluitend HIG
(aanvankelijk tezamen met KKR) als koper benaderd. Daarbij kan worden vastgesteld
dat zowel de bestuursvoorzitter van Estro groep als een van haar commissarissen
(verbonden aan Busy Bees) belang hadden bij het welslagen van het bod HIG omdat zij
zich zou verbinden aan de beoogde koper. Deze belangen zijn overigens tijdig en helder
aan de stille bewindvoerder kenbaar gemaakt. In 5.5. concludeert de curator: In
zekere zin onderhandelde HIG dus met zichzelf. In het Engelstalig jargon betekent dit
dat HIG en haar groepsvennootschappen als connected party moeten worden
beschouwd ten aanzien van de door de Estro groep beoogde transactie. Belangstelling
bij derden is niet (serieus) in kaart gebracht, is dan ook de conclusie van de curator
onder punt 5.6. Onder 5.7. spreekt de curator dan ook van een gemankeerd
biedingsproces.
45
5.43 In een situatie als onderhavige waarbij het doel van de invloedrijkste schuldeisers
voorop staat, namelijk een zo goedkoop mogelijke doorstart met een voorgeselecteerd
aantal locaties, n waarbij gedurende het voorbereidingsproces de stille bewindvoerder
geen wettelijke bevoegdheden heeft en sprake is van ondoorzichtige controle is op zijn
handelen, kan niet gesteld worden dat een dergelijke situatie vergelijkbaar is met een
klassieke faillissementssituatie en faillissementsprocedure waarop het eerste lid van
artikel 5 van richtlijn 2011/23 EG ziet en is gebaseerd. Dit geldt temeer nu zoals Gispen53
stelt het formele toezicht ( toezicht van een bevoegde overheidsinstantie) feitelijk
ontbreekt. In een context als hierboven geschetst levert het letterlijk toepassen van het
eerste lid van artikel 5 van de richtlijn en daarmee artikel 7:666 BW zelfs flagrante strijd
op met de doelstelling en context van richtlijn 2001/23 EG. Immers, herstructurering van
een onderneming mag, maar niet als dit onnodig ten koste gaat van de werknemer.
Onderhavige herstructurering had immers ook prima gekund met behoud van alle
medewerkers die werkzaam waren op de locaties die thans door Smallsteps zijn over
genomen. Dit zou voor Smallsteps minder aantrekkelijk zijn geweest maar zeker niet
onaantrekkelijk. Smallsteps heeft immers 2/3 van de goedlopende en
toekomstbestendige locaties van de onderneming van Estro Groep kunnen voortzetten
zonder de bijbehorende schuldenlast.
5.44 Op grond hiervan kan volgens FNV en eiseressen geconcludeerd worden dat een strikte
toepassing van artikel 7:666 BW en de daarop gebaseerde richtlijn 2001/23 EG in casu in
strijd is met de context alsmede met de doelstellingen van deze richtlijn. Daarbij is het
meest substantile deel van de onderneming van Estro Groep de facto niet bij het
faillissement betrokken geweest. FNV wenst in dit verband te benadrukken dat in casu
sprake is van misbruik van het (faillissements)recht, nu het in deze zaak evident is dat
liquidatie niet het doel van de hele exercitie was nu dezelfde aandeelhouder met
hetzelfde management (vide afbeelding onder 3.30) doorging met de exploitatie n alles
op voorhand geregeld was om dat doel, voortgang van de exploitatie, te behalen en
daarmee rendement van gedane investeringen voor de toekomst maximaal zeker te
stellen. Op grond hiervan is het in casu gerechtvaardigd dat conform een
richtlijnconforme interpretatie toepassing van de artikelen 7:662 e.v. dient plaats te
vinden en deze toepassing in casu niet buiten werking gesteld kan worden door artikel
7:666 BW.
5.45 Voor zover Smallsteps hieromtrent aanvoert dat indien deze doorstart niet zou zijn
gemaakt, dit onherroepelijk zou hebben geleid tot een faillissement en een meltdown,
dan bestrijdt FNV dit laatste.
53
G. Gispen, De pre-pack is ondeugdelijk en niet goed voor de gezamenlijke schuldeisers, Liber Amoricum
Mart Franken 2013. Zie in gelijke zin: advies van de Commissie Insolventierecht van de Nederlandse Orde van
Advocaten
46
5.46 De meltdown zou er in gelegen zijn dat er gn gebruik meer gemaakt had kunnen
worden van de lopende rekeningen, waardoor voortgang van de kinderdagverblijven
en derhalve van de opvang van de kinderen an sich - onder toezicht van de curator niet
meer gegarandeerd zou kunnen zijn. Dit zou volgens de curator tot veel
maatschappelijke onrust hebben kunnen leiden.
5.48 Ten eerste betreffen de locaties die zijn overgenomen door Smallsteps, groeilocaties.
Groeilocaties kunnen op voorhand voorspeld c.q. inzichtelijk gemaakt worden op grond
van geboorte-aantallen. Het is binnen de kinderopvangbranche een gegeven dat de
hoeveelheid geboren kinderen in een stad of regio een goede graadmeter is of er al dan
niet groei te verwachten valt. Voorts is het een gegeven dat ouders die zich eenmaal bij
een kinderopvang hebben aangemeld niet snel meer van kinderopvang wisselen. Dit
valt enerzijds te verklaren door de relatie kind / opvangleidster / ouder en anderzijds
doordat jonge gezinnen gebaat zijn bij enige mate van stabiliteit. Groeilocaties zijn
derhalve ook interessant voor overnemende partijen in de kinderopvangbranche, en
staan ook op het netvlies van de concurrenten van Smallsteps. Een relatief snelle
doorstart na faillissement door een derde partij had derhalve voor de hand gelegen bij
deze groeilocaties.
5.49 Ten tweede zit er geen lucht meer in de markt van de kinderopvang ook niet in juli
2014 -, hetgeen betekent dat er vrijwel geen wachtlijsten meer bestaan bij de
kinderopvangverblijven, op grond waarvan de kinderen met hoge mate van
waarschijnlijkheid ook geplaatst hadden kunnen worden bij kinderdagopvangverblijven
elders in de buurt voor zover een vestiging van Estro definitief gesloten had dienen te
worden. Volgens deskundigen uit de kinderopvangbranche zou het voor de
kinderopvangbranche gezonder zijn geweest als Estro Groep failliet zou zijn gegaan,
aangezien er geen lucht meer zit in de kinderopvangbranche. Nu is er volgens hen
sprake van oneerlijke concurrentie, indien Smallsteps niet valt onder de beschermende
werking van artikel 7:662-664 BW.
(II.I) subsidiair: tijdstip van de overgang
5.50 Subsidiair, voor zover U E.A. kantonrechter zou oordelen dat de Richtlijn 2001/23/EG
niet (zondermeer) van toepassing is bij pre-pack als onderhavige en/of dat de tekst van
artikel 7:666 BW een richtlijnconforme interpretatie uitsluit, stellen FNV en eiseressen
dat de artikelen 7:662 e.v. BW desalniettemin op de onderhavige pre-pack van
toepassing zijn, nu het zwaartepunt c.q. tijdstip van de verkoop c.q. de hoedanigheid
van ondernemer, die de betrokken entiteit exploiteert, van vervreemder op verkrijger
47
overgaat, van de 251 kinderopvanglocaties van Estro Groep bij deze pre-pack duidelijk
lag vr de faillissementen van Estro Groep, als gevolg waarvan de overgang van
onderneming plaatsvond vr het faillissement. De werknemers van Estro Groep
verbonden c.q. betrokken bij deze 251 kinderopvanglocaties zijn als gevolg hiervan vr
de
faillissementen
van
Estro
Groep
van
rechtswege,
met
behoud
van
hun
arbeidsvoorwaarden, in dienst gekomen bij Smallsteps B.V. Dit standpunt wordt als volgt
onderbouwd.
5.51 De wet geeft geen definitie van het tijdstip van de overgang en ook de richtlijn
2001/23/EG geeft geen duidelijkheid. Het tijdstip van de overgang zal aan de hand van
de feiten en omstandigheden van het individuele geval moeten worden bepaald. Het
tijdstip van de overgang valt samen met het tijdstip waarop de hoedanigheid van
ondernemer die de overgedragen entiteit exploiteert van de vervreemder op de
verkrijger overgaat. Hierbij gaat het om een precies tijdstip, dat niet naar goeddunken
van de vervreemder of verkrijger naar later kan worden verschoven. Bovendien heeft
HvJ meermaals geoordeeld dat de richtlijn van toepassing is op de overgang van
onderneming zodra er een wijziging optreedt in de natuurlijke of rechtspersoon die de
onderneming exploiteert, waarbij irrelevant is of het eigendom van de onderneming is
overgedragen.54 De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 30 oktober 1987 (NJ 1988/191)
voorts bepaald dat er dient te worden gekeken naar het zwaartepunt van de
overname, aldus de Hoge Raad. Uit dit arrest volgt dat het tijdstip van de overgang vr
de datum van contractsluiting kan liggen.
5.52 Het kenmerkende van een pre-pack is dat het zwaartepunt van de overgang vr het
faillissement ligt. Gipsen stelt:
De pre-pack speelt zich juist af buiten het regime van de Faillissementswet,
met
als
gevolg
overheidsinstantie)
dat
formeel
feitelijk
toezicht
ontbreekt.
(toezicht
De
van
een
overeenkomst
bevoegde
waarbij
de
54
HvJ EG 26 mei 2005, RAR 2005/75 (Celtec); Beltzer 2012, (T&C Arbeidsrecht), art. 7:662 BW, aant. 3.
48
geval is, de rechter tot de conclusie komt dat in dat geval de Richtlijn wel
degelijk van toepassing is.
55
5.53 Uit het Openbaar verslag van de stille bewindvoering inzake Estro Groep van 22 juli
2014 (productie 5) volgt (vide punt 7.8 en 7.9) dat de stille bewindvoerder op 26 juni
2014 een sterk verbeterd voorstel van de zijde van HIG kreeg. Onder punt 7.10 van dit
verslag staat vervolgens dat het herziene voorstel van HIG in de daarop volgende uren
op verschillende punten is verbeterd en dat dit voor de stille bewindvoerder aanleiding
was om de rechter-commissaris om aanpassing van zijn mandaat te verzoeken teneinde
nader met HIG over het voorstel te kunnen spreken.
5.54 Onduidelijk is wat de inhoud van het gewijzigde mandaat van de stille bewindvoerder is
geweest. Dit kan niet veel anders zijn geweest dan dat de stille bewindvoerder
gemachtigd werd te handelen alsof hij als curator is.
5.55 Vervolgens zouden ingevolge punt 7.10 van het verslag in de periode tussen 27 juni
2014 en datum faillissement nog vele moeizame en langdurige discussies hebben
plaatsgevonden. Echter, op datum faillissement kon de curator van Estro Groep de
overeenkomst sluiten. Onderwerp van veel discussie was nog de aanspraak van de
boedel op de winst die de onderneming van Estro Groep voortzet bij doorverkoop van
de onderneming van Estro Groep
5.56
FNV en eiseressen hebben contact gehad met de curator. Deze kon niet meer verklaren
dan hetgeen reeds in het eerste faillissementsverslag staat verwoord. Evenals uit het
verslag bleek, is het volstrekt niet aannemelijk dat er tussen 27 juni 2014 en datum
faillissement nog over de hoofdpunten onderhandeld diende te worden. Dit blijkt reeds
uit de vage en uiterst summiere toelichting zoals gedaan onder punt 7.11 van het
eerste faillissementsverslag. Het is derhalve onwaarschijnlijk dat pas op datum
faillissement overeenstemming bestond tussen partijen over de overeenkomst waarbij
de activa van Estro Groep zijn overgedragen aan Smallsteps.
5.57 Bovendien is deze geschetste gang van zaken niet alleen merkwaardig, doch bovenal
ongeloofwaardig. Uit een aantal feiten blijkt dat de datum van faillissement, in casu 5
juli 2014, nauwkeurig door partijen is bepaald. Op 3 juli 2014 (productie 13) hebben
alle medewerkers een email ontvangen waarin is aangegeven dat op 4 juli 2014 het
faillissement zou worden aangevraagd met daarbij de mededeling dat medewerkers
mogelijk voor een bijeenkomst voor zaterdag a.s. , in casu 5 juli a.s. de
faillissementsdatum zouden worden uitgenodigd. Uiteindelijk is op 4 juli 2014
55
G. Gispen, De pre-pack is ondeugdelijk en niet goed voor de gezamenlijke schuldeisers, Liber Amoricum
Mart Franken 2013. Zie in gelijke zin: advies van de Commissie Insolventierecht van de Nederlandse Orde van
Advocaten.
49
op 4 juli
2014 een
betaling hebben
ontvangen, waaronder
een
schoonmaakbedrijf en Albert Heijn. Een betaling gedaan door Estro Groep is niet alleen
als paulianeus aan te merken. Estro Groep zelf had hier ook geen belang meer bij. Een
dergelijke opdracht tot betaling kan in redelijkheid alleen in opdracht van danwel ten
behoeve van Smallsteps zijn geschied.
5.61 Nog duidelijker blijkt de wijziging van hoedanigheid uit het volgende. Op 4 juli 2014
heeft een ouder op 00:41 uur een email ontvangen waarin staat dat Uw contract,
50
organisatie.
In
dat
verband
bericht
ik
dat
de
door
afgegeven
6.
6.1
Uitgaande van een richtlijnconforme interpretatie van de artikelen 7:662 e.v. BW,
subsidiair van een overgang van onderneming vr datum faillissement zullen FNV en
eiseressen nu betogen dat er feitelijk sprake is geweest van een overgang van
onderneming op basis waarvan de werknemers verbonden aan de door Smallsteps b.v.
overgenomen kinderopvanglocaties van Estro Groep van rechtswege, met behoud van
hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij Smallsteps.
6.2
Op grond van artikel 7:662 lid 2 onder a BW is van overgang van onderneming sprake in
geval van:
a. een overgang ten gevolge van een overeenkomst, fusie of splitsing;
b. van een economische eenheid;
c. die haar identiteit behoudt.
6.3
FNV en eiseressen zullen deze drie elementen hierna bespreken en waar nodig
verwijzen naar de onder hoofdstuk 3 geschetste feiten
51
Dit begrip wordt in de rechtspraak ruim opgevat. 56/57 In casu is de overgang van
onderneming bewerkstelligd door middel van een activaovereenkomst. Immers, uit het
faillissementsverslag volgt dat op datum faillissement een overeenkomst is gesloten die
als volgt kan worden samengevat.
a. Smallsteps koopt de onderneming van circa 250 locaties en verbindt zich om circa
2.600 medewerkers een dienstverband aan te bieden per datum faillissement;
b. Alle operationele kosten voor alle locaties (ook degene niet door worden voortgezet
door Smallsteps) over de maand juli voor zijn rekening van Smallsteps. De
operationele kosten van de locaties die wel in juni openblijven maar niet door
Smallsteps worden voortgezet, worden beraamd op ca. 500.000,-;
c.
Een koopsom voor de roerende zaken op de circa 250 Smallsteps locaties gebaseerd
op een onderhandse verkoopwaarde minus 10% ( 4.000.000,-);
ontvangen
van
de
ondernemingswaarde
(enterprise
value)
van
Smallsteps bij (door) verkoop van de onderneming aan een derde. In de eerste twee
jaar is dit percentage 20% van de ondernemingswaarde boven 10.000.000,--.
Nadien betreft
de winstdeling
boven
10.000.000,--.
Er is dus sprake van een overgang ten gevolge van een overeenkomst.
B) Economische eenheid
6.5
Een economische eenheid is ingevolge artikel 7:662 lid 2 onder b BW een geheel van
georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet
hoofdzakelijk economische activiteit. Vaste jurisprudentie is dat een duurzaam
georganiseerd geheel van personen en elementen, waarmee een economische activiteit
met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend, als een economische eenheid
beschouwd kan worden, waarvan de activiteit niet tot de uitvoering van een bepaald
werk is beperkt.58 Het staat vast dat de 251 locaties van Estro Groep economische
eenheden waren, respectievelijk zijn.
56
57
HvJ EG 17 december 1987, NJ 1989/674 (Ny Molle Kro); HvJ EG 10 februari 1988, NJ 1990/423 (Daddys Dance
Hall).
58
HvJ EG 19 mei 1992, NJ 1992, 476 (Sophie Redmond Stichting); HvJ EG 19 september 1995, NJ 1996, 520
(Rygaard); HvJ EG 15 oktober 1995, JAR 1996/254 (Henke); HvJ EG 11 maart 1997, JAR 1997/91 (Szen); HvJ 10
december 1998, JAR 1999/16 (Hernanadez Vidal); HvJ EG 2 december 1999, JAR 2000/31 (Allen); HvJ EG 24
januari 2002, JAR 2002/47 (Temco); HvJ EU 12 februari 2009, JAR 2009/92 (Klarenberg/Ferrotron).
52
6.6
Een
overgegane
economische
entiteit
blijft
als
eenheid
bestaan
wanneer
de
overeenkomen;
7. en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten.
6.8
Deze aspecten zijn slechts deelaspecten die niet elk afzonderlijk mogen worden
beoordeeld. Tussen deze factoren bestaat volgens het HvJ geen rangorde, maar het is
wel zo dat indien de verkrijger noch materile activa van betekenis, noch een qua
aantal en deskundigheid wezenlijk deel van het personeel heeft overgenomen, er geen
sprake is van een overgang van onderneming. 61 Deze twee factoren, arbeid en kapitaal,
spelen derhalve een cruciale rol. Indien in een arbeidsintensieve onderneming zowel
een activiteit als een wezenlijk deel qua aantal en deskundigheid van het
59
60
61
53
Aan de hand van voornoemde opsomming van factoren, moet volgens FNV en
eiseressen geoordeeld worden dat er bij de overgang van de 251 kinderopvanglocaties
sprake is geweest van identiteitsbehoud. Onderstaand zullen FNV en eiseressen deze
criteria toepassen op locaties.
is
overgegaan
op
Smallsteps.
In
het
openbaar
faillissementsverslag d.d. 24 februari 2014 is gemeld dat (3) de waarde van deze activa
1.000.000,-- bedraagt, althans dat is de koopsom die er voor is betaald. Relevant is
daarnaast (4) of vrijwel al het personeel, althans een wezenlijk deel qua aantal en
deskundigheid, is overgegaan. Van de circa 3600 Nederlandse werknemers van de Estro
Groep in vaste dienst zijn er 1000 werknemers ontslagen. Zon 2600 werknemers zijn in
dienst getreden bij Smallsteps. Voorts moet worden geoordeeld dat (5) de klantenkring
volledig is overgedragen. Smallsteps bedient dezelfde klanten als vr de overgang Een
enkele ouder heeft de kinderopvangovereenkomst niet voortgezet met Smallsteps. Ook
de vraag of (6) de ondernemingsactiviteiten voor en na de overgang overeenkomen
moet positief worden beantwoord. De activiteiten van behorende en verbonden aan de
251 locaties zijn gelijk aan de activiteiten van vr de overgang. Tot slot (7) is het feit
dat de activiteiten geen seconde zijn onderbroken of hebben stilgelegen een belangrijke
indicatie dat sprake is van identiteitsbehoud.
6.11
FNV en eiseressen stellen vast dat de identiteit van onderneming van de overgedragen
kinderopvanglocaties behouden is gebleven.
6.12 Gelet op het bovenstaande concluderen FNV en eiseressen dat aan de drie voorwaarden
die voor overgang van onderneming gelden is voldaan en dat in onderhavige kwestie
overgang van onderneming moet worden aangenomen. Dit betekent dat de werknemers
die tot 5 juli 2014, c.q. 3 juli 2014 via Estro Groep hun werkzaamheden hebben verricht
verbonden aan de onderneming van de 251 kinderopvanglocaties, vanaf 5 juli 2014
c.q. 3 juli 2014 van rechtswege zijn overgegaan van Estro Groep naar Smallsteps met
behoud van alle rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst.
62
63
54
7.
7.1
Meer subsidiair stelt FNV dat Smallsteps voor de medewerkers die in dienst waren bij de
Estro Groep en die binnen drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst door de curator
van de Estro Groep in dienst zijn getreden in dezelfde functie en locatie bij Smallsteps,
in casu als opvolgend werkgever ex artikel 7:668a, tweede lid, BW dient te worden
aangemerkt. FNV voert hiertoe het navolgende aan.
7.2
Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat sprake is van opvolgend
werkgeverschap indien de werknemer dezelfde werkzaamheden op dezelfde werkplek
blijft verrichten. In de praktijk werken deze criteria niet altijd. In de literatuur wordt wel
verdedigd dat er sprake moet zijn van een zeker behoud van identiteit. Als regel zal
hebben te gelden dat de inhoud van het werk en de omstandigheden waaronder wordt
gewerkt in wezen hetzelfde moeten zijn.
7.3
7.4
Voor zover FNV bekend is vrijwel al het personeel dat is overgenomen van de Estro
Groep werkzaam in dezelfde functie en op dezelfde locatie. De omstandigheden in dat
geval waaronder het werk verricht werd bij de Estro Groep en vervolgens bij Smallsteps
kunnen derhalve gelijk worden gesteld.
7.5
Voorts is in het arrest van de HR van 11 mei 2012 (Van Tuinen-arrest) is door de Hoge
Raad met betrekking tot opvolgend werkgeverschap een extra criterium toegevoegd.
Dit extra criterium houdt in dat tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever
zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de
werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid
ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.
7.6
Verwijzende naar hetgeen reeds in deze dagvaarding is aangevoerd voert FNV aan dat
er tussen de Estro Groep en Smallsteps zodanige banden dat ook aan het tweede
criterium is voldaan.
7.7
Dit blijkt reeds uit het feit dat JP Bienfait zowel CEO was bij de Estro Groep alsmede
Smallsteps. Daarnaast is een belangrijk deel van het managementteam van de Estro
Groep ook in het managementteam opgenomen van Smallsteps, waaronder de directeur
55
Op grond van het vorenstaande kan derhalve niet anders worden geconcludeerd dan
dat Smallsteps als opvolgend werkgever dient te worden aangemerkt als bedoeld in
artikel 7:668a, 2de lid, BW ten aanzien van de medewerker die in dezelfde functie
werkzaam is bij Smallsteps op dezelfde locatie als deze medewerker voorheen bij de
Estro Groep werkzaam was en die binnen drie maanden na de opzegging door de
curator van de Estro Groep in dienst zijn getreden bij Smallsteps.
7.9
8.
8.1
8.2
Bij brief d.d. 24 juli 2014 (productie 20) is namens FNV en eiseressen Smallsteps
verzocht om bij voorbaat te handelen als verkrijger van de ondernemingen van de Estro
Groep als bedoeld in artikel 7:662 BW e.v.
8.3
Bij brief d.d. 6 augustus 2014 (productie 21) meldden advocaten mr. B.F.H. Rumora
Scheltema en mr C.H. Smit namens Smallsteps dat zij geen gronden zien om aan het
door FNV en eiseressen gevraagde verzoek zoals verzocht bij schrijven van 24 juli 2014
gehoor te geven.
8.4
Bij brief d.d. 20 januari 2014 (productie 22) aan de advocaten van Smallsteps is
namens FNV en eiseressen aangekondigd dat de conceptdagvaarding gereed is. Tevens
is verzocht of de dagvaarding aan het kantooradres van beide advocaten betekend kan
worden.
56
8.5
Bij brief d.d. 21 januari 2015 (productie 23) is door de advocaten van Smallsteps
aangegeven dat het zinvol is om de concept dagvaarding toe te sturen. Wellicht zou dit
volgens de advocaten aanleiding kunnen zijn om met elkaar om de tafel te zitten en te
kijken of een procedure voorkomen kan worden. Tevens is aangegeven dat te zijner tijd
zal worden aangegeven of betekening op het kantoor van de advocaten akkoord is.
8.6.
Bij email d.d. 22 januari 2015 (productie 24) is namens FNN en eiseressen is verzocht
om uiterlijk maandag 26 januari a.s. te 12.00 uur aan te geven of de dagvaarding op het
kantoor van de advocaten van Smallsteps betekend kan worden. Daarnaast is
aangegeven dat FNV en eiseressen open staan voor gesprek met Smallsteps doch dat
een dergelijk gesprek eerst zinvol is, indien Smallsteps bereid is de gang van zaken te
beschouwen als een overgang van onderneming en dat Smallsteps bereid is volledig
hiernaar te handelen. Benadrukt is dat dit voor FNV en de eiseressen deze kwestie als
principieel beschouwen.
8.7
Bij email d.d. 22 januari 2015 (productie 25) is door de advocaat van Smallsteps
aangegeven dat zij het betreurt dat er geen gesprek kan plaatsvinden. Tevens is
aangegeven dat betekening op het kantoor van de advocaat kan plaatsvinden.
8.8
Omdat Smallsteps weigert te erkennen dat de werknemers van Estro Groep op grond
van
overgang
van
onderneming
van
rechtswege
met
behoud
van
hun
arbeidsvoorwaarden bij hen in dienst zijn gekomen, hebben FNV en eiseressen recht en
belang bij de volgende rechtsmaatregelen.
DE VORDERINGEN
9.1
FNV en eiseressen verzoeken U E.A. Kantonrechter primair te verklaren voor recht dat op
de koop door Smallsteps van de onderneming van 251 kinderopvanglocaties - zoals
opgesomd in productie 2 - van Estro Groep de Richtlijn 2001/23/EG van toepassing is
en dat de werknemers behorende bij deze overdracht van onderneming op basis van
een richtlijnconforme interpretatie van de artikelen 7:662 e.v. BW per 5 juli 2014, dan
wel op een door U E.A. Kantonrechter in goede justitie te bepalen datum van
rechtswege, met behoud van hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij
Smallsteps.
9.2
Subsidiair, voor zover U E.A. Kantonrechter oordeelt dat de Richtlijn 2001/23/EG niet van
toepassing is op de verkoop van der onderneming van 251 kinderopvanglocaties van
Estro Groep en/of dat de tekst van artikel 7:666 BW een richtlijnconforme interpretatie
uitsluit, verzoeken FNV en eiseressen U E.A. Kantonrechter te verklaren voor recht dat
de artikelen 7:662 e.v. BW desalniettemin van toepassing zijn, nu de overgang van de
onderneming heeft plaatsgevonden vr de faillissementsdatum als gevolg waarvan de
57
om alle werknemers die op 5 juli 2014, subsidiair 3 juli 2014, meer subsidiair op
een door U E.A. Kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip in dienst waren
bij
Estro Groep schriftelijk te berichten dat zij op grond van overgang van
om aan alle werknemers die vanuit Estro Groep vanaf de doorstart bij Smallsteps
in
dienst
zijn
(d.i. dus de groep die is overgenomen), dan wel sindsdien in dienst zijn geweest
(degenen die inmiddels sinds de doorstart niet meer in dienst zijn) een correcte en
inzichtelijke berekening te verstrekken van het sedert 5 juli 2014, subsidiair 3 juli
2014, meer subsidiair wel op een door U .E.A. Kantonrechter in goede justitie te
bepalen datum, dan wel vanaf een door U E.A. Kantonrechter in goede justitie te
bepalen
datum,
achterstallige
loon
en
de
achterstallige
overige
58
tot tijdige en correcte betaling van het toekomstig verschuldigde loon, alsook de
overige arbeidsvoorwaarden aan alle werknemers die vanuit Estro Groep vanaf de
datum van overgang bij Smallsteps in dienst, en dit voor zo lang als zij in dienst
zijn, vanaf 2 maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder
verbeurte van een dwangsom van 250,-- per dag per werknemer, voor elke dag
dat Smallsteps nalaat om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling
te voldoen, waarbij het maximum te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op
50.000,-- per werknemer.
9.4.
b.
9.5.
Aan een veroordeling tot betaling van een geldsom aan (een) derde(n) kunnen
dwangsommen worden verbonden.64 Nu FNV en eiseressen betaling vorderen van loon
c.a. aan de betreffende werknemers, dienen deze werknemers ten opzichte van FNV en
eiseressen te worden aangemerkt als derden en kunnen aan de veroordeling tot
betaling van deze bedragen aan hen dwangsommen worden verbonden.
9.6.
Voor de goede orde merken FNV en eiseressen op dat zij prudent van dit dwangsmiddel
gebruik zullen maken. FNV en eiseressen wensen van Smallsteps geen dwangsommen
64
59
te ontvangen. Zij willen enkel (voldoende) zekerheid dat Smallsteps binnen een redelijke
termijn uitvoering zal geven aan een rechterlijke veroordeling. Wanneer Smallsteps
aantoont dat zij daartoe wegens overmacht niet in staat is, zullen FNV en eiseressen
geen aanspraak maken op dwangsommen.
9.7.
Voor zover Smallsteps zich op het standpunt stelt dat zij niet volledig aan het
gevorderde in punt 9.3 zouden kunnen voldoen vanwege gebrek aan wetenschap wie de
ontslagen werknemers betreffen, dan wijzen FNV en eiseressen erop dat Smallsteps die
informatie kan opvragen bij de curatoren. Smallsteps moet zodoende in staat worden
geacht om de ontslagen werknemers te kunnen aanschrijven om aan het punt 9.3 onder
sub A gevorderde te kunnen voldoen.
10.
BEWIJS(LAST)
FNV en eiseressen menen dat op hen geen bewijslast rust. Voor zover u kantonrechter
oordeelt dat op FNV en eiseressen nog enige bewijslast rust, zijn zij, zonder daarmee
onverplicht enige bewijslast op zich te nemen, bereid bewijs te bieden middels de
navolgende getuigen:
met betrekking tot de primaire vordering:
o
de heer J. P. Bienfait;
de ontvanger van de email d.d. 4 juli 2014 als bedoeld in productie 19 van deze
dagvaarding
alsmede middels het overleggen van schriftelijke stukken waaruit volgt dat sprake is van
misbruik van faillissementsrecht teneinde een succesvolle doorstart te kunnen
realiseren en voorts via alle middelen rechtens.
DE EIS
FNV en eiseressen verzoeken U E.A. Kantonrechter om bij vonnis:
A. te verklaren voor recht:
primair:
dat op de overgang van onderneming van de 251 kinderopvanglocaties van Estro
Groep naar Smallsteps de Richtlijn 2001/23/EG van toepassing is en dat de
60
justitie
te
bepalen
datum
van
rechtswege,
met
behoud
van
hun
de
werknemers
behorende
bij
de
onderneming
van
de
251
kinderopvanglocaties van Estro Groep per 3 juli 2014, dan wel op een door U .E.A.
Kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, van rechtswege met behoud van
hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij Smallsteps.
FNV en eiseressen verzoeken U E.A. Kantonrechter voorts om bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Smallsteps te veroordelen:
B.
om alle werknemers die op 5 juli 2014, subsidiair 3 juli 2014, meer subsidiair wel
op een door U .E.A. Kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, in dienst
waren bij Estro Groep schriftelijk te berichten dat zij op grond van overgang van
onderneming van rechtswege, met behoud van hun arbeidsvoorwaarden, in dienst
zijn gekomen bij Smallsteps waarbij de werknemers die zijn ontslagen schriftelijk
worden uitgenodigd om aan het begin van de eerstvolgende maand, dan wel
vanaf het eerste moment waarop zij daartoe in de gelegenheid zijn, hun oude
werkzaamheden te hervatten, dan wel, wanneer zij hun oude werkzaamheden niet
wensen te hervatten, in overleg te treden over een beindiging van hun
arbeidsovereenkomst, dit binnen 1 maand na betekening van het in deze zaak te
wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van 250,-- per dag per
werknemer, voor elke dag dat Smallsteps nalaat om ten aanzien van enige
werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum te verbeuren
dwangsommen wordt gesteld op 25.000,-- per werknemer;
C.
om aan alle werknemers die ten gevolge van de overgang van onderneming van
de 251 kinderopvanglocaties van Estro Groep bij Smallsteps dan wel sindsdien in
dienst zijn geweest (d.i. dus de groep werknemers die na het faillissement is
overgenomen) een correcte en inzichtelijke berekening te verstrekken van het
sedert 5 juli 2014, subsidiair 3 juli 2014, meer subsidiair, vanaf een door U E.A.
Kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, achterstallige loon en de
achterstallige overige arbeidsvoorwaarden, dit binnen 1 maand na betekening van
61
het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van
250,-- per dag per werknemer, voor elke dag dat Smallsteps nalaat om ten
aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het
maximum te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op 25.000,-- per
werknemer;
D.
van
een
bruto/netto-specificatie,
dit
binnen
maanden
na
betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een
dwangsom van 250,-- per dag per werknemer, voor elke dag dat Smallsteps
nalaat om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen,
waarbij het maximum te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op 25.000,-per werknemer;
E. tot tijdige en correcte betaling van het toekomstig verschuldigde loon, alsook de
overige arbeidsvoorwaarden aan alle werknemers
overgang van onderneming van de 251 kinderopvanglocaties van Estro Groep bij
Smallsteps in dienst zijn, en dit voor zolang als zij in dienst zijn, vanaf 2 maanden
na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een
dwangsom van 250,-- per dag per werknemer, voor elke dag dat Smallsteps
nalaat om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen,
waarbij het maximum te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op 50.000,-per werknemer;
F. Meer subsidiair verzoekt FNV U E.A. Kantonrechter:
a
worden aangemerkt als bedoeld in artikel 7:668a, 2de lid, BW ten aanzien van de
medewerker die in dezelfde functie en locatie werkzaam is bij Smallsteps als deze
medewerker voorheen bij de Estro Groep werkzaam was en deze medewerker
binnen drie maanden na de opzegging door de curator van de Estro Groep in dienst
is getreden bij Smallsteps.
b. te bepalen dat Smallsteps aan de betreffende werknemer, binnen veertien
dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, schriftelijk uitvoering
geeft aan de wettelijke gevolgen die verbonden zijn aan het zijn op opvolgend
werkgever ex artikel 7:668a BW voor de betreffende (ex) werknemer jegens wie
62
Deze zaak is in behandeling bij mr. A. Simsek en mr. J.H.M. Klerks, FNV, afdeling advocatuur,
Postbus 525, 2700 AM Zoetermeer, telefoon: 070 - 3536 200, faxnummer: 079 3536 132,
mail: asimsek@abvakabo.nl of jklerks@abvakabo.nl
63