Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 28

III-1

III. Overbrengingsmechanisme: de riemoverbrenging


1 Voorbeelden

III-2

2 Doel
Een riemoverbrenging wordt toegepast als men een draaiende beweging van een as wil
overbrengen op een andere as al dan niet met toerentalverlaging of toerentalverhoging.
Riemen kunnen maar toegepast worden als de assen evenwijdig liggen; de asafstand mag
daarbij relatief groot zijn (in tegenstelling met de tandwieloverbrenging).
Afhankelijk van de eisen die gesteld worden zijn er verschillende soorten riemen op de
markt. De meest gebruikte zijn de V-riemen maar indien slip niet toegelaten is moet men
tandriemen of kettingen toepassen.
Bij de V-riemoverbrenging ligt de riem met een bepaalde voorspanning om de schijven en
het vermogen wordt overgebracht door wrijving.

3 Algemeenheden
3.1

Overbrengingsverhouding

De as die het systeem aandrijft noemen we de drijvende as. De as die de beweging


ontvangt is de gedreven as.
De riemschijf op de drijvende as noemen we de drijver terwijl we de riemschijf die op de
gedreven as steekt, de volger noemen.
Overbrengingsverhouding of transmissiecijfer (i) is het toerental van de drijver
gedeeld door het toerental van de volger.
In formulevorm:

i=

nd
nv

(onbenoemd)

Als i 1

nd nv

(vertragende overbrenging; komt meest voor)

Als i 1

nd nv

( versnellende overbrenging)

Als i = 1

nd = n v

III-3

3.2

Enkelvoudige riemoverbrenging

Bij de enkelvoudige riemoverbrenging zijn er slechts 2 schijven, de drijver en de volger.

Het slappe part ligt bij voorkeur bovenaan terwijl het trekkende part zich onderaan bevindt.
Op die manier is het contact tussen de riem en de schijven groter en de kans op
doorslippen van de riem kleiner. Ligt het slappe part toch onderaan of is de kans op
doorslippen te groot dan kan men een spanwiel gebruiken. Spanwielen worden eveneens
toegepast als de asafstand A te groot wordt. Let wel: die verklaring geldt niet voor de
aandrijving met tandriemen.

Overbrengingsverhouding bij de enkelvoudige overbrenging (zie tabellenboek)

i=

nd dv
=
nv dd

III-4

3.3

De meervoudige overbrenging

Bij een meervoudige overbrenging worden meer dan 2 schijven gebruikt. De overbrenging
kunnen we beschouwen als 2 aan elkaar gekoppelde enkelvoudige overbrengingen.

We kunnen ons de vraag stellen wanneer gekozen wordt voor een meervoudige
overbrenging in plaats van een enkelvoudige overbrenging.

Hoe groter het diameterverschil tussen de drijver en de volger hoe kleiner de hoek
waarmee de riem de schijf omsluit meer kans op slip!!
Men heeft vastgesteld dat een enkelvoudige riemoverbrenging goed (=slipvrij) kan
functioneren zolang de overbrengingsverhouding ligt tussen 0,2 en 5.

1
i5
5
Indien niet aan deze voorwaarde voldaan wordt is het raadzaam om de meervoudige
overbrenging toe te passen. Met andere woorden: indien we bij de versnellende
1
overbrenging kleinere waarden dan
willen voor i dan kunnen we dat niet met een
5
enkelvoudige overbrenging. Hetzelfde geldt voor de vertragende overbrenging als i 5.

III-5
Overbrengingsverhouding bij de meervoudige overbrenging (zie tabellenboek)

n1 : toerental 1ste drijver


n3 : toerental 2de drijver
n2 : toerental 1ste volger
n4 : toerental 2de volger

i1 =
i2 =

i=

(eerste enkelvoudige overbrenging)


(tweede enkelvoudige overbrenging)

n1 d2.d4
=
= i .i
n4 d1.d3 1 2

3.4

Trapriemschijven en traploze overbrenging

Trapriemschijven
Bij werktuigmachines is het toerental van de aandrijvende motor meestal niet gelijk aan
het toerental van de hoofdas. Het is zelfs zo dat men het toerental moet kunnen wijzigen.
Bij draaibanken gebeurt dit door tandwielen, bij boormachines maakt men ook gebruik van
trapriemschijven.
Een trapriemschijf is eigenlijk een schijf die een samenstelling is van meerdere
riemschijven met verschillende diameter.

III-6
Men kan uitgaande van het toerental van de motor (drijvende as) vier verschillende
toerentallen verkrijgen voor de gedreven as dit door het verleggen van de riem.
Overbrenging 1 5
Overbrenging 2 6
Overbrenging 3 7
Overbrenging 4 8
Traploze overbrenging
Om niet beperkt te zijn in het aantal toerentallen voor de gedreven as kan men de traploze
overbrenging toepassen.

Bovenstaande foto is een traploze overbrenging waarbij men gebruik maakt van riemen.
Op de motor steken twee conische schijven waarvan de linkerschijf verschuifbaar is over
de as. Als de linkerschijf naar links wordt verschoven dan zal de riem dieper in de gleuf
zakken; de drijvende schijf wordt met andere woorden kleiner. Tezelfdertijd zal de
linkerschijf van het onderste stel naar rechts verschuiven en zal de riem naar buiten
worden gedreven; de volger wordt met andere woorden groter. Wat gebeurt er met het
toerental?

Met dit systeem kan men binnen bepaalde grenzen elk gewenst toerental instellen.
https://www.youtube.com/watch?v=zoh8i0jfpTo

3.5

Slip

Zoals hiervoor reeds vermeld, wordt het draaimoment overgebracht door de


wrijvingsweerstand tussen riem en schijf. Indien die weerstand te klein is, zal de riem t.o.v.
n of beide schijven slippen. In dit geval is de riemsnelheid niet gelijk aan de
omtreksnelheid van de schijf. Riemslip wordt bevorderd door een niet strak genoeg
gespannen riem en door het uitrekken van de riem. Riemslip wordt steeds uitgedrukt in
een bepaald percentage van de omtreksnelheid van de drijvende schijf. Een riemslip = 2%
wil dus zeggen vvolger = 0,98 vdrijver.
Als we het toerental van de volger willen berekenen en er is bijvoorbeeld 2% slip dan
berekenen we het toerental zonder slip en we vermenigvuldigen dit resultaat met 0,98.

III-7

3.6

Omtrekskracht Fom

In de figuur is de drijvende schijf door een eenparig bewegende eindloze riem


verbonden met de gedreven schijf. Voor de gedreven schijf treedt in het aflopende of
strakke part de spankracht F2 op. In de doorsneden a en b van dit strakke part a-b
heerst uiteraard dezelfde spankracht, zodat in het oplopende part van de drijvende
schijf de spankracht eveneens gelijk is aan F2. Hetzelfde geldt uiteraard voor het
slappe part c-d van de riem, zodat in het aflopende part van de drijvende en in het
oplopende part van de gedreven schijf, de spankracht gelijk is aan F 1. Voor een
drijvende (gedreven) schijf is de spankracht in het oplopende (aflopende) part groter
dan in het aflopende (oplopende ) part. Het verschil tussen die 2 spankrachten is de
omtrekskracht.
De omtrekskracht (Fom) is de som van de wrijvingskrachten die optreden tussen de
riem en de riemschijf. Het is die kracht die het vermogen overbrengt.

Fom = F2 - F1
Deze formule geldt zowel voor platte (vlakke) als voor V-riemen. We merken op dat in
het geval er geen wrijving is m.a.w. 100% slip F1 = F2. Daaruit leiden we dan af dat
Fom = 0 N. Er wordt geen vermogen overgebracht.
Indien door de riemoverbrenging een moment M moet overgebracht worden dan moet
de omtrekskracht volgende waarde hebben:
Fom =

M
r

In de formule is r de straal van de riemschijf.

III-8

3.7

Asbelasting

Door een riemoverbrenging worden de assen belast. Fas is zoals op de figuur te zien is
niet zomaar de som van de spankrachten in de riem. Voor het berekenen baseren we
ons op de goniometrische formules voor een willekeurige driehoek.
Regel:
Een zijde van een willekeurige driehoek is de vierkantswortel uit de som van de
kwadraten van de andere zijden verminderd met het dubbel produkt van de andere
zijden vermenigvuldigd met de hoek tussen die zijden (zie ook tabellenboek).
Fas = F12 + F22 - 2.F1.F2. cos(180 - )

Daarin is de ingesloten hoek tussen de krachten.


Op de figuur is de hoek 1 vermeld. Deze hoek noemen we de omspannen boog.
Welk verband bestaat er tussen en 1?

Bovenstaande formule kunnen we dan als volgt schrijven:


Fas = F12 + F22 - 2.F1.F2. cos 1

4 Voordeel van de V-riem t.o.v. de platte riem.


Het is algemeen geweten dat een platte of vlakke riem veel vlugger doorslipt dan een
V-riem. De dwarsdoorsnede van een V-riem en groef is een gelijkbenig trapezium. De
tophoek is genormaliseerd en bedraagt 38 (of 34). Het contact tussen riem en schijf
gebeurt langs de opstaande zijden. Er treedt een grotere wrijvingskracht (in
vergelijking met de vlakke riem) op tussen riem en schijf doordat de riem als een wig
in de groef wordt getrokken. We gaan nu aantonen dat bij eenzelfde aanspankracht
de wrijvingskracht bij de V-riem tot 3 maal hoger is dan bij de platte riem.

III-9

We nemen aan dat een V-riem met een even grote kracht in de groef wordt getrokken
als die waarmee een vlakke riem tegen de schijf drukt.
Op de flanken van de V-riem
worden door de zijkanten van de groef de krachten FN uitgeoefend. De resultante van

deze beide krachten is F .

We weten dat de wrijvingskracht gelijk is aan de normaalkracht vermenigvuldigd met


de wrijvingscofficint (Fw = FN . f)
Besluit:
Voor een vlakke riem
Voor een V-riem

5 Oefeningen
1. De drijver van een enkelvoudige riemoverbrenging heeft een diameter van 200 mm en
draait aan 240 min-1. Het aangedreven wiel heeft een diameter van 600 mm.
a) Bereken het toerental van de volger als er geen slip is.
b) Bereken de riemsnelheid als er geen slip is.
c) Bereken het toerental van de volger als er 4 % slip is.

III-10
2. Door een meervoudige riemoverbrenging wordt een as 3 aangedreven.
d1 = 212 mm
d2 = 400 mm
d3 = 200 mm
d4 = 560 mm
n1 = 1440 min-1
a) Bereken de overbrengingsverhouding van de aan elkaar gekoppelde enkelvoudige
overbrengingen (I en II).
b) Bereken het toerental van as 2 en as 3 in s-1
c) Kan deze overbrenging vervangen worden door een enkelvoudige overbrenging?
Verklaar.

III-11
3. De figuur stelt een trapriemaandrijving voor. Het toerental van de drijvende as is 300
min-1.

a) Bereken de overbrengingsverhouding van de 4 verschillende riemstanden.


b) Bereken het toerental van de gedreven as voor de riemstand weergegeven op de
figuur.

III-12
4. Door middel van een riem moet een vermogen van 20 kW worden overgebracht. De
riemschijf op de drijvende as heeft een middellijn van 300 mm en roteert met 250 min-1.
Bepaal de omtrekskracht.

5. Bij een riemoverbrenging zijn de spankrachten 10000 N en 5000 N. De omspannen


boog op de drijvende schijf is 140.
a) Maak een schets en duid daarop de verschillende krachten (3) aan.
b) Bereken de asbelasting.

III-13

6 De riemsoorten
6.1

De platte riem

Platte riemen hebben een rechthoekige doorsnede en lopen op vlakke schijven. Ze


worden nog zelden toegepast omdat ze gemakkelijk gaan slippen. De grotere
aanspankracht die nodig is om slip te vermijden zorgt voor een grotere lagerbelasting. Er
zijn momenteel riemen op de markt (zoals de V-riemen) die een groter vermogen kunnen
overbrengen en waar de aanspankracht lager ligt dan bij de platte riem.

6.2

De V-riem

Algemeen
V-riemen of V-snaren worden meest toegepast. Ze bestaan uit een aantal rubberlagen met
katoenweefsels en daarin zijn dan, om een grote sterkte te bekomen, trekkoorden uit nylon
of staal aangebracht. Meestal is de buitenkant (rondom) van een V-riem voorzien van een
slijtvaste laag. De dwarsdoorsnede is een gelijkbenig trapezium met een tophoek van 38
(of 34).

De voordelen:
Het belangrijkste voordeel van de V-riem is dat je een zo goed als slipvrije
overbrenging bekomt. Door de trapeziumvorm wordt de riem als het ware als een wig
in de gleuf getrokken.
Een tweede voordeel is dat de hartafstand betrekkelijk kort mag zijn. Bij veel
compacte machines is dit ook een vereiste.
De V-riemschijven worden gemaakt uit gietijzer, staal, aluminiumlegering of kunststof.
Afhankelijk van het over te brengen vermogen zijn er in de schijf een aantal V-groeven
(van 1 tot 15).

Opmerkingen!!

III-14
De flanken van een V-groef moeten zeer glad afgewerkt zijn. De riemen trekken zich
namelijk vrij vast in de gleuf en bij ruwe zijkanten zouden de riemen te vlug verslijten.
Bij slijtage (van de zijflanken) worden V-riemen smaller en zakken ze dieper in de
gleuf. Als de riem in die mate versleten is, dat ze begint te dragen op de onderkant,
moet men ingrijpen. Ze werkt dan als platte riem, ze zal het vermogen niet kunnen
overbrengen en ze zal doorslippen. Aanspannen van de riem is dan geen oplossing.
In dergelijke gevallen wordt de riem vervangen.
Bij een V-riemoverbrenging is er altijd een zekere maar beperkte slip. Het op spanning
houden van een riem is dus belangrijk en kan gebeuren met een spanrol.

Uitvoering: de klassieke V riem

De klassieke V-riem kwam als eerste op de markt en de maten zijn, zoals bij alle riemen
het geval is, genormaliseerd.We hebben volgende genormaliseerde profielen.

III-15

De klassieke V-riem zal op termijn verdwijnen omdat er nu betere uitvoeringen op de


markt zijn. De klassieke V-riem wordt voornamelijk nog gebruikt als wisselstuk.
Uitvoering: de V-smalprofielriem

De V-smalprofielriem is een verbeterde uitvoering van de klassieke V-riem. We hebben


volgende genormaliseerde riemen.

De riem wordt in nieuwe toepassingen en als wisselstuk gebruikt.


Voordelen (t.o.v. klassieke V-riemen):
overdracht van grotere vermogens
grotere omtreksnelheden mogelijk
stabieler (minder klapperen van de riem)
We merken ook op dat er verbeterde versies (qua materiaal en samenstelling) bestaan
van deze riemen.

III-16
Uitvoering: flanken open, vertande V-riem

De flanken open, vertande riemen zijn onderaan voorzien van tanden die weliswaar niet
ingrijpen met een vertande schijf. Ze komen voor als klassieke en als smalprofielriem.We
hebben volgende genormaliseerde riemen (smalprofiel).

Voordelen t.o.v. de niet -vertande riemen:


geschikt voor kleinere schijven (plooit beter) dus i kan groter zijn
nog grotere vermogens overbrengen
betere koeling van de riem en de schijf
Uitvoering: krachtbanden

Krachtbanden zijn V-riemen die met elkaar verbonden zijn tot n riem (bestaat voor
klassieke, smalprofiel en flanken open vertande V-riemen). We geven een voorbeeld van
de genormaliseerde krachtbanden met een smalprofiel.

III-17

Voordelen van de krachtbanden:


zeer stabiele riemoverbrenging
geschikt voor grote asafstand
kan goed stotende belasting opvangen
zeer geschikt voor het aandrijven van verticale assen zoals van ventilatoren
(afzonderlijke riemen kunnen met elkaar in aanraking komen en gaan klapperen

6.3

De getande riem

Algemeen
De getande riem wordt vooral toegepast in de automobielindustrie en in geautomatiseerde
productielijnen. De riem is, zoals de naam het zegt, voorzien van tanden. Ze is
vervaardigd uit flexibele kunststof zoals neopreen (zwarte kleur) of polyurethaan (bijv.
bruine kleur). Voor de sterkte zijn er trekkoorden (uit polyamide, glasvezel of staal)
voorzien. De tanden zijn bekleed met een zeer slijtvaste kunststof.

Tandriemen worden, naast het overbrengen van een vermogen van de ene as op een
andere as, veel toegepast om lineaire verplaatsingen te bekomen. Het te verplaatsen
onderdeel is daarbij vast bevestigd op de tandriem. Voorbeelden zijn terug te vinden bij
geautomatiseerde productieprocessen. Grijpers zijn bijvoorbeeld bevestigd op een wagen
die dan op zijn beurt bevestigd is aan twee tandriemen. Op volgende figuur zie je hoe de
aandrijving gebeurt. De kegeltandwielkast drijft 2 tandriemschijven aan. De aan te drijven
wagen is bevestigd op de 2 tandriemen. Door het aandrijven van de tandwielkast en door
omkeren van de draaizin bekomen we een heen- en weergaande beweging van de
wagen.

III-18

De voordelen van de tandriem aandrijving:


Geen slip (t.o.v. V-riem).
Men hoeft niet na te spannen, rekt niet (t.o.v. V-riem).
Wordt niet gesmeerd (t.o.v. kettingen).
Matig bestand tegen olie of vocht (t.o.v. V-riem).
Maakt minder lawaai dan kettingen.
Rendement is hoog (tot 98 %).
Men kan grotere overbrengingverhoudingen realiseren. Er kan een kleinere drijvende
schijf gekozen worden, slip is immers uitgesloten door de vertanding.
De riemschijven zijn uiteraard getand en soms zijn er opstaande randen voorzien om
aflopen te voorkomen.

III-19
Soorten
Tandprofiel
Niet alle tandriemen hebben hetzelfde tandprofiel. Het zou ons echter te ver leiden om alle
verschillende soorten, elk met zijn specifieke eigenschappen, te overlopen en nader te
verklaren We geven een overzicht van de mogelijke profielen.

Samenstelling
Ook qua samenstelling zijn er verschillende tandriemen op de markt. Enerzijds zijn er de
riemen op basis van neopreen en anderzijds zijn er de tandriemen op basis van
polyurethaan. Welke riem men best kiest voor een bepaalde toepassing wordt beslist in
samenspraak met de fabrikant

7 Berekeningsvoorbeeld voor V-smalprofielriemen


7.1

Algemeen

Er kan gevraagd worden de riemoverbrenging te bepalen voor een bepaalde aandrijving.


In dit geval zullen we vertrekken van de volgende gegevens:
het over te brengen vermogen
de soort machine
de bedrijfsduur per etmaal

III-20

Bij een riemberekening zullen we volgende parameters bepalen :


soort riem (riemprofiel)
de riemlengte
de hartafstand
het aantal riemen
de schijfdiameters

7.2

De berekening

De berekening gebeurt op de manier zoals hieronder beschreven wordt en we gebruiken


daarbij het tabellenboek.
Terwijl we de manier van werken uitleggen zullen we tegelijkertijd een oefening uitwerken.
Oefening:
Een draaibank wordt aangedreven door een 3- fasen draaistroommotor met een vermogen
van 22 kW. De as van de elektromotor draait 2800 min -1 en de ingaande as van de
draaibank 700 min-1. De draaibank werkt in meerdere ploegen en moet 16 uren per dag
presteren.
1.

We bepalen het werkelijk vermogen Pw


Pw = Pmotor . C2
C2 ( zie tabellenboek of bijlage 1) is een correctiefactor die rekening houdt met het
soort belasting en het aantal bedrijfsuren.
Lichte aandrijving: centrifugaalpompen en compressoren, transporteur voor licht
materiaal, ventilatoren en pompen tot 7,5 kW
Middelzware aandrijving: plaatscharen, ketting- en handtransporteurs, trilzeven,
generatoren, kneedmachines, werktuigmachines (draaibanken, slijpmachines),
wasmachines, drukkerijmachines, ventilatoren en pompen boven 7,5 kW
Zware aandrijving: maalinstallaties, zuigercompressoren, schroeftransporteurs,
platenbanden,
bekerelevatoren,
liften,
briketpersen,
textielmachines,
papiermachines, zuigerpompen, raamzagen
Zeer zware aandrijving: zwaar belaste maalinstallaties, steenbrekers, kalanders,
menginstallatie, lieren en kranen, baggermolens

III-21
2.

We kiezen het riemprofiel in functie van het toerental van de kleine schijf en het
werkelijk vermogen (zie grafiek: keuze van het riemprofiel).

3.

De werkdiameter van de schijven bepalen.


We kijken opnieuw in de grafiek waarmee we de keuze van het riemprofiel
bepaalden. We kunnen daaruit afleiden van welke grootorde de diameter van de
kleine schijf moet zijn.
In de bijlage 2 zien we welke schijven er bestaan. We kiezen de diameter zodanig
dat de maximale overbrengingsverhouding niet groter is dan 8.
i=

4.

n1
n2
dw 2
dw1

Bepalen van de voorlopige hartafstand la.


la ligt tussen 0,7 (dw1 + dw2) en 2 (dw1 + dw2)
We kiezen een afgeronde gemiddelde waarde.

Indien een hartafstand vooropgesteld wordt, dan nemen we deze opgelegde waarde
en maken we bovenstaande berekening niet!!

III-22
5.

Riemlengte bepalen.

(dw 2 - dw1 )2
Lb = 2.la + .( dw1 + dw 2 ) +
2
4.la

In het tabellenboek (of bijlage 1) vinden we een tabel met riemlengtes L w die in de
handel verkrijgbaar zijn. We nemen de waarde die de berekende waarde het dichtst
benadert.

6.

Werkelijke asafstand la berekenen.


la = s + s - q
s = 0,25 . lw - 0,393 . (dw1 + dw2)
q = 0,125 . (dw2 - dw1)

7.

Berekenen van de riemsnelheid.


De riemsnelheid blijft het best onder de 40 m/s.
v=

8.

.dw1..n1
60

Berekenen van de buigingsfrequentie.


De berekende waarde moet onder de 80 keer per seconde blijven.
fB =

2000.v
Lw

III-23
9.

De omspannen boog 1 .

1 = 180 - 60.

dw 2 - d w 1
la

Om de factor C1 te bepalen kunnen we eveneens de formule

dw 2 - dw 1
gebruiken
la

10. Vermogen per riem (P180).


Om het vermogen P180 te bepalen gebruiken we niet de tabel in het tabellenboek
(verkeerd) maar wel de tabel zie bijlage 2.

11. Berekenen van het aantal riemen.


De correctiefactor C3 lezen we af uit de tabel in het tabellenboek. Met de volgende
formule bepalen we het aantal riemen.
z=

Pw
P180 .C1.C3

III-24

8 Opspannen van riemen


Er bestaan verschillende methodes om een riem op een gepaste manier aan te spannen.
We bespreken kort het gebruik van de optikrik.

http://www.youtube.com/watch?v=75eIB0dgHgQ

III-25
Je plaatst de optikrik op de rug van de riem in het midden van de asafstand.
Je drukt in het midden van het toestel (rubber finger loop) tot je een "klik" hoort.
Je neemt het toestel van de riem en met behulp van de indicator arm lees je de
waarde af op de schaal (bijv. 200 N).
Je vergelijkt de afgelezen waarde met de waarde die opgegeven wordt door de
fabrikant (tabellen) en indien nodig vehoog of verlaag je de riemspanning.
Bij V riemen is het zo dat de producent 2 waarden opgeeft. Een voorbeeld is gegeven in
bijlage blz. III-27.
De riem is een SPZ-riem die op een kleine schijf met een diameter van 106 mm loopt. Bij
ingebruikname lezen we af dat de riemspanning dan 350 N bedraagt. Bij naspannen moet
de riemspanning 250 N bedragen.

III-26

III-27

III-28

Optikrik riemspanner
https://www.youtube.com/watch?v=75eIB0dgHgQ

You might also like