Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Beleid in Beweging (Bekkers)
Samenvatting Beleid in Beweging (Bekkers)
Samenvatting Beleid in Beweging (Bekkers)
Markt
Vraag en aanbod bepalen welke soorten goederen worden aangeboden.
Gemeenschap
Vroeger had elke zuil een eigen gemeenschap, nu slaat gemeenschap op
zelfregulering.
Institutioneel beleid
Het gaat om de inrichting van formele verhoudingen tussen organisaties in
een bepaalde beleidssector en de toebedeling van taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Doorgaans gaat het om
beleidsprogrammas die gericht zijn op het inrichten of herinrichten van
stelsels, de posities van organisaties en partijen in dit stelsel en de relaties
tussen hen.
Strategisch beleid
Gericht op het nemen van maatregelen die gericht zijn op het veiligstellen
van het voortbestaan van een organisatie ten opzichte van actoren in haar
omgeving die op korte termijn en rechtstreeks het voortbestaan van een
organisatie kunnen benvloeden.
Tactisch beleid
Gericht op het formuleren van criteria op grond waarvan bepaalde
organisatorische hulpbronnen over bepaalde organisaties of
organisatieonderdelen moeten worden verdeeld. Het gaat dan vooral om
de vraag wie deze hulpbronnen krijgt toebedeeld.
Operationeel beleid
Gericht op het geven van instructies en richtlijnen met betrekking tot de
concrete uitvoering van bepaalde beleidsprogrammas of wet- en
regelgeving. Het gaat vooral om de vraag hoe bepaalde
beleidsdoelstellingen gerealiseerd moeten worden.
Verdelend beleid
Gericht op verdeling van hulpbronnen over partijen.
Herverdelend beleid
Gericht op herschikken of corrigeren van de bestaande verdeling van
hulpbronnen over partijen, omdat de bestaande verdeling als
onrechtvaardig wordt beschouwd.
Regulerend beleid
gericht op het dwingend voorschrijven en controleren van bepaalde
activiteiten die moeten worden ondernomen om bepaalde doelstellingen te
realiseren.
Faciliterend beleid
Gericht op het ondersteunen van bepaalde als wenselijk geachte
doelstellingen zonder dat deze doelstellingen dwingend worden opgelegd.
Stimulerend beleid
Gericht op het prikkelen van mensen of organisaties om een bepaald, als
gewenst gedrag aan de dag te leggen, waardoor bepaalde waarden die de
politiek belangrijk acht te realiseren.
Constituerend beleid
Gericht op het oprichten van instituties en organisaties die bepaalde taken
voor hun rekening gaan nemen.
Structurele versplintering
De structuur van onze samenleving fragmenteert, waardoor de
complexiteit van de samenleving toeneemt, die wordt weerspiegeld door
een ongebreidelde groei van het aantal organisaties. Enerzijds betreft het
relatief zelfstandige organisaties, anderzijds zijn ze ook afhankelijk van
elkaar.
Volgens Luhmann is er sprake van een structureel rationaliteitstekort van
de samenleving als geheel. De cognitieve vermogens van mensen en
organisaties om deze complexiteit te kunnen bevatten, te kunnen
doorgronden en vervolgens gericht acties te kunnen ondernemen om
bepaalde doelen te realiseren, schieten per definitie fundamenteel tekort.
De hoeveelheid informatie waarmee politici, bestuurders, beleidsmakers
en burgers worden geconfronteerd is echter exponentieel gestegen
(informatie overload). Het rationaliteitstekort wordt versterkt door het feit
dat elke organisatie vanuit de eigen positie naar een probleem kijkt, en
eigen oplossingen heeft. Vandaar de roep om integraal beleid.
Politiek-culturele versplintering
Hierbij gaat het om botsende referentiekaders die samenhangen met de
diversiteit van organisatieculturen en de uiteenlopende waarden van de
politie, of een andere dienst. Ook hangt het samen met de betekenis die
waarden en normen in onze samenleving vervullen, de wijze waarop deze
waarden en normen worden gemobiliseerd en worden omgezet in politieke
strijdpunten, en worden gebruikt als besluitvormingscriteria.
Lange tijd speelden politieke partijen op basis van een op een bepaalde
ideologie gebaseerd politiek programma een centrale rol in de wijze
waarop een samenleving, of groepen in deze samenleving, bepaalde
waarden en afwegingen hiertussen wilde benadrukken. Deze praktijk is
echter steeds meer achterhaald, vanwege de ontzuiling, ontideologisering
(meer om de persoon) en toenemende individualisering. Deze
individualisering leidt tot steeds mondiger wordende burgers, die minder
passief staan ten opzichte van de overheid. Er komt hierdoor ook meer
nadruk op issues. Instituties zijn de belichaming van collectieve waarden
en normen, en dragen bij aan de stabiliteit en voorspelbaarheid van een
samenleving. Maar er ontstaat een kloof tussen de oorspronkelijke
waarden waarvoor zij stonden en hun feitelijke functioneren zoals burgers
dat in veel gevallen ervaren. Er is ook minder gezag voor deze instituties;
de relatie tussen de desbetreffende institutie en de burger is niet meer
over het appelleren aan bepaalde waarden, maar een zakelijke relatie
tussen consument en producent.
2.3 De netwerksamenleving
De netwerksamenleving is het product van een transformatieproces dat
betrekking heeft op de veranderende inzet van technologie in de
productieprocessen in onze moderne, westerse samenleving. Industrile
producten spelen daarin een minder centrale rol. (digitale) Informatie en kennis
zijn de belangrijkste grondstoffen geworden voor de productie van diensten en in
mindere mate van goederen. Daarin zit vooral de toegevoegde waarde. Het
resultaat is dat er een ingewikkeld en dynamisch geheel van informatiestromen
ontstaat met een wereldwijd karakter. De invloed van ICT in onze samenleving is
alomvattend geworden. ICT is zelfs ook doorgedrongen tot in de haarvaten van
het openbaar bestuur en beperkt zich niet alleen tot het ondersteunen van
allerlei bedrijfsvoeringprocessen. De informatisering van allerlei beleidsprocessen
en sturingsprocessen vindt op steeds grotere schaal plaats. Tevens wordt
technologie ingezet om de relaties die overheden onderhouden met allerlei
groepen in hun omgeving en de informatie-, transactie- en
communicatieprocessen die daarmee samenhangen, door middel van technologie
te herontwerpen dan wel te ondersteunen (e-government).
Er is wereldwijde concurrentie, die de spankracht van de verzorgingsstaat
uitdaagt. Onze samenleving bestaat uit allerlei stromen van economische, sociale
en culturele activiteiten die zich langer afspelen binnen een specifieke ruimte. Er
is een dusdanige organisatie van stromen in de vorm van een netwerk, waardoor
het mogelijk wordt om het sociale handelen tussen mensen in de tijd op elkaar af
te stemmen dat tijd en plaats geen enkele belemmering meer oproept om
effectief te kunnen handelen. Werkprocessen kunnen tegelijkertijd en parallel
plaatsvinden, zonder dat dit leidt tot cordinatieproblemen. Er is een intensief
wereldwijd ruilverkeer, en ook tot allerlei afhankelijkheden en daarop
gebaseerde, netwerkachtige samenwerkingsverbanden. De genoemde stromen
komen op bepaalde punten bij elkaar, vooral daar waar bepaalde hoogwaardige
kennis voorhanden is (bv. beurs New York en Tokio). De netwerksamenleving
versterkt het proces van urbanisatie, wat gevolgen heeft voor de verdere
leefbaarheid van bepaalde gebieden.
Er zijn winnaars en verliezers. De verliezers vormen de vierde wereld. Er is hier
sprake van een ingrijpend proces van sociale in- en uitsluiting, leidende tot een
steeds groter wordende kloof tussen haves and have nots. Dit alles betekent dat
de leefbaarheidproblematiek van met name wijken in stedelijke gebieden steeds
meer in het brandpunt van beleid en politiek komt te staan, omdat de
ongewenste effecten van de netwerksamenleving zich op deze plek met name
manifesteren.
Beelden worden steeds belangrijker in onze samenleving. Voor de huidige
samenleving is er meer ruimte voor een persoonlijke beleving van emoties (bv.
demonstraties). Het voordeel van beelden en in bredere zin van symboliek is dat
zij enerzijds ruimte bieden voor een eigen interpretatie, maar ook de interpretatie
in een bepaalde richting sturen. Zij kunnen ook de manifestatie zijn van ons
collectieve geheugen.
De rol van de staat is hierdoor steeds meer onder druk komen te staan. Het is
niet langer de centrale actor (supernationaal de VN & EU bv., en ook grote
ondernemingen). De productieverhoudingen in de netwerksamenleving trekken
zich niets aan van de jurisdictie van een staat, waardoor er in toenemende mate
sprake is van een staat zonder land. De staat is niet langer het
vanzelfsprekende object van identificatie, maar eerder regionale culturen etc. De
politiek richt zich tevens meer op beelden.
2.4 De risicosamenleving
De risicos die samenhangen met verregaande (hyper)modernisering van onze
samenleving kenmerken zich door het feit dat de gevolgen van crisis in tijd en
plaats beperkt zijn, er bestaat geen eenduidige relatie meer tussen oorzaak en
gevolg, en er zijn geen afdoende mogelijkheden meer om de geleden schade te
compenseren of te kunnen verzekeren. Deze is immers immens. Er is sprake van
een grote mate van wederzijdse vervlechting in de netwerksamenleving, wat
vitale kwetsbaarheden oproept (verstoring bij de n heeft gevolgen bij de
ander).
Risicos worden bij het nemen van beslissingen bewust genomen; het zijn
kostenposten die worden weggestreept tegen de verwachte baten van een
bepaalde beslissing. De risicos kunnen worden berekend met behulp van
modellen. Aan de ene ontbreekt echter een echte discussie over de risicos die
we als samenleving willen accepteren, en aan de andere kant is er
maatschappelijke en politiek gevoelde behoefte om risicos zo veel mogelijk uit te
sluiten en wordt zelfs een veiligheidsutopie nagestreefd.
Volgens Beck moet de reflexiteit van dit moderniseringsproces worden versterkt.
De kritiek op de risicosamenleving dient verregaand te worden
gedemocratiseerd, waardoor de politieke betekenis van risicos wordt onderkend
en onderwerp wordt van politiek en publiek debat. Volgens Beck moet de
politieke en economisch-technocratische macht in de samenleving worden
gescheiden, waardoor een eenzijdige definitie van risicos wordt voorkomen (1),
en dient het publiek debat te worden versterkt (2).
2.5 De ontstatelijkte samenleving
De afgelopen jaren is er sprake van een terugtocht van de staat als d plek waar
het probleemoplossend vermogen van de samenleving als geheel is
geconcentreerd:
- Een verticale opwaartse verschuiving ten gunste van supranationale,
internationale en inter-gouvermentele organisaties (EU & VN);
- Een verticale neerwaartse verschuiving ten gunste van de lokale en
regionale overheden;
- Een horizontale verschuiving ten gunste van de rechtsprekende macht;
- Een horizontale verschuiving ten gunste van bedrijven;
- Een horizontale verschuiving ten gunste van functionele
overheidsorganisaties (meestal met uitvoerende taken) in het kader van
verzelfstandiging, met enige vrijheid;
- Een horizontale verschuiving ten gunste van het maatschappelijk
middenveld;
- Een horizontale verschuiving ten gunste van de burger
De staat wordt dus steeds meer uitgehold. Er komen trouwens ook steeds meer
hybride organisaties. Er is dus sprake van een ontstatelijke samenleving, met
geen een-op-eenrelatie tussen staat en politiek. Dit wil niet zeggen dat er voor de
staat geen rol is weggelegd.
2.6 Conclusie
1. De georganiseerde complexiteit van de samenleving maakt het steeds
moeilijker om oorzakelijke samenhangen te doorgronden. De kenbaarheid
van de samenleving is dus per definitie beperkt;
2. De samenhang en maatschappelijke problemen vallen niet langer samen
met het grondgebied van de staat en ontrekken zich dus deels aan de
jurisdictie van allerlei nationale overheden;
3. Het proces van maatschappelijke fragmentatie wordt verder versterkt door
een proces van individualisering, dat ook gevolgen heeft voor de
waardenafweging die aan veel beleidsmaatregelen ten grondslag ligt;
4. De complexiteit en vervlechting in termen van netwerkvorming leveren per
definitie ook een kwetsbare samenleving op;
5. We kunnen constateren dat de plaats waar politieke afwegingen
plaatsvinden steeds vaker niet meer samenvalt met de formele plekken
van de staatsmacht
De roep om beleid gaat door, maar het vermogen van overheden om hierin
sturend op te treden is beperkt. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop beleid
kan worden ontwikkeld en uitgevoerd.
Dominant
verklaringsmechani
sme
Wereld- en
mensbeeld
Instrumentatie
Beoordeling
Beoordeling
3.7 Conclusie
Beleid krijgt vorm en inhoud in de interactie tussen partijen. Deze interactie
wordt bepaald door:
- Kennis en informatie kleuren ook de definitie van de werkelijkheid;
- Verschillende beelden over de werkelijkheid door partijen;
- Partijen hebben verschillende referentiekaders om problemen te
beoordelen en te selecteren;
- Er is geen onbegrensde interactie door allerlei formele en informele regels
Politiekideologische
legitimiteit
Sturend vermogen
van
de sturende
organisatie
Zelfsturend
vermogen
van organisaties en
maatschappelijke
actoren
Object en context
van sturing
Kennis en
informatie
Sturingsmodaliteite
n
en -instrumenten
Juridische overwegingen
Te veel regels, roep om deregulering en zelfregulering wordt steeds groter.
Bestuurskundige overwegingen
Overheid is niet het centrale punt, maar zit in een complexe samenleving.
De overheid bestaat niet, dus meer aandacht voor cordinatievraagstuk.
Ook meer aandacht voor beleid: de uitvoering van beleid geschiedt in een
complex en gefragmenteerd netwerk van partijen met te onderscheiden
belangen en perspectieven. Tenslotte de vraagtekens bij de effectiviteit
van beleid en sturing (zie Volendam en Enschede).
Door deze overwegingen was de roep om een nieuwe vorm van sturing nodig,
behalve in geval een crisis (centrale uitvoering is beter) en bij relatief getemde
problemen waarvoor een pasklaar en effectief antwoord is ontwikkeld.
4.5 Nieuwe vormen van sturing
Politiekideologische
legitimiteit
Sturend vermogen
van
de sturende
organisatie
Zelfsturend
vermogen
van organisaties en
maatschappelijke
actoren
Object en context
van sturing
Kennis en
informatie
Sturingsmodaliteite
n
en -instrumenten
Voor- en nadelen van sturing op in- en outputparameters (zoals onder meer NPM
voorstelt):
+ Een verbetering van de transparantie van en de verantwoording over de
bereikte resultaten door meetbare doelstellingen
+ Een versterking van het leer- en oordeelsvermogen
(want resultaten zijn duidelijk zichtbaar)
Hoog
Laag
Hoog
Getemde problemen
Laag
(on)tembare ethische
problemen
(on)tembare
wetenschappelijke problemen
Ongetemde politieke
problemen
1. Getemde problemen
We hebben een beleidstheorie, op grond daarvan ook oorzaak-gevolg- en
doel-middelrelaties. Hiervoor is de rationele benadering het meest
geschikt.
2. (on)tembare wetenschappelijke problemen
Nog te weinig kennis over het probleem. Ook kunnen voor- en
tegenstanders van bepaalde theorien met elkaar overhoop liggen.
Hiervoor is de politieke benadering het meest geschikt.
3. (on)tembare ethische problemen
Onenigheid over de waarden (maatstaven), bv. euthanasie. Hiervoor is de
politieke benadering het meest geschikt.
4. Ongetemde politieke problemen
Ook wel wicked problems genoemd. Geen overeenstemming over de
maatstaven en te weinig kennis. Dit leidt tot een strijd, en dus is de
politieke benadering wederom het meest geschikt.
De status van problemen kunnen overigens veranderen, bv. door meer kennis of
consensus over een bepaald probleem te bereiken, bv. de aidsproblematiek.
5.3 De sociale en politieke constructie van beleidsproblemen
Beleidsproblemen hebben sociale en politieke constructies (actoren strijden
namelijk om voorrang, met eigen kijken op het probleem). We geven een bepaald
beleidsprobleem een subjectieve inkleuring en daarmee ook aan de aanpak. Dit
wordt allemaal bepaald door de volgende factoren:
a. Macht en belang
Actoren proberen eigen belangen en positie voorop te stellen
b. Referentiekader
Op welke manier kijkt men naar het probleem
c. Mens- en wereldbeeld
Hoe reageert de samenleving?
=> individualistisch mens- en wereldbeeld (eigen belang, geven en
nemen);
=> egalitaristisch mens- en wereldbeeld (gelijkheid voorop);
=> hirarchisch mens- en wereldbeeld (van boven centraal naar
burgers,
duidelijke regels);
=> fatalistisch mens- en wereldbeeld (overheidsinterventies zijn
altijd gedoemd
te falen);
d. Regels
Regels en instituties waarboven actoren moeten functioneren, leveren ook
probleempercepties op
e. Taal
Woorden en verhalen, cijfers, oorzaken en verantwoordelijkheden om het
probleem te definiren
f.
Coalities
Zoals advocacy coalitions
g. Communicatie
Zo leren partijen van elkaar en worden werkelijkheidsdefinities op elkaar
aangepast
Politieke karakter van definiren van beleidsproblemen vooral bij classificeren,
dan is er sprake van in- en uitsluiting, zoals de herkeuring van
arbeidsongeschikten (wie is wel arbeidsongeschikt, en wie niet?). De wijze
waarop we de aard van een maatschappelijk probleem onder woorden brengen,
heeft ook gevolgen voor de wijze waarop overheden dit vertalen in beleid.
5.4 Benaderingen van agendavorming
Op welke wijze worden maatschappelijke problemen vertaald in vraagstukken
waarmee politici en beleidsmakers iets moeten doen?
1. Non-decision-making
Er is een grote mate van variatie van soorten goederen die om aandacht
vragen, terwijl voor elk probleem ook verschillende definities en
aanpakken bestaan. Er valt dus veel te kiezen. Aan de wijze waarop elites
bepaalde onderwerpen op de politieke agenda willen plaatsen, ligt de
mobilization of bias ten grondslag over de wenselijkheid van bepaalde
politieke conflicten en de bereidheid van een elite om hiervoor strijd aan te
binden.
Non-decision-making wil zeggen dat bepaalde onderwerpen of
interpretaties buiten beschouwing worden gelaten. Er vindt dus filtering
plaats, bv. hypotheekrenteaftrek (H-woord) en integratie in Rotterdam ten
druk;
De massamedia is geen doorgeefluik. Zo gebruiken politici en
bestuurders ook
andere informatiebronnen (1), hebben media belang bij aandacht en
eigen belang
(2), en dagen de nieuwe media zoals internet de traditionele media
uit, door
middel van micro-mobilisatie (3);
Sommige agendas drukken andere agendas weg. Hiervoor heeft dit
model geen
verklaring;
Op de maatschappelijke of politieke agendas kunnen ook
oplossingen staan die
zoeken naar een probleem. Hierdoor meer aandacht voor de
oplossing.
3. Stromenmodel
De professionele organisaties en overheidsbureaucratien worden gezien
als een georganiseerde anarchie. Het stromenmodel gaat uit van een
koppeling van drie stromen:
Probleemstroom
Bestaat uit percepties van problemen die door beleidsmakers als
politiek en
beleidsmatig relevant worden geacht. Drie mechanismen zorgen
voor deze
relevantie: indicatoren (1), gebeurtenissen (2) en feedback (3).
-
Beleidsstroom
De mate waarin een idee overleeft als een acceptabel idee, wordt
binnen een
beleidsgemeenschap onder meer bepaald door deze factoren: idee
moet
technisch inpasbaar zijn (1), idee moet verenigbaar zijn met
dominante waarden
binnen de beleidsgemeenschap (2), en idee moet
toekomstbestendig zijn (3). Met
deze drie criteria is een shortlist op te stellen van relevante
oplossingen en
beleidsvoornemens. Policy enterpreneurs zijn mensen die risicos
willen nemen
en bereid zijn hun reputatie daaraan te verbinden. Dit in de hoop dat
de
desbetreffende oplossing aanslaat.
-
Coproducerende perspectief
Ontwikkeling van een beleidsprogramma wordt gedefinieerd als het
ontwikkelen van een gezamenlijke beleidspraktijk waarin belanghebbende
partijen door middel van communicatie, overleg, onderhandeling en
(uit)ruil op grond van wederzijdse afhankelijkheid trachten een
gemeenschappelijk beeld te ontwikkelen over de aard en omvang van een
bepaald beleidsprobleem en mogelijke daarbij passende oplossingen. Dit
perspectief kent een inhoudelijke en procesmatige kant.
Participerende perspectief
Beleidsmakers kiezen ervoor om burgers en groepen burgers een actieve
rol te geven in het opstellen van allerlei plannen. Het voordeel van een
dergelijke methode is dat er meer kans bestaat op het verrijken van de
kwaliteit van het probleem en van mogelijke oplossingen en dat er meer
draagvlak bestaat voor een bepaalde oplossing.
Imitatieperspectief
Beleidsmaker zoekt naar oplossingen in de praktijk die elders zijn
ontwikkeld, en die hij wel onder bepaalde condities kan en wil overnemen.
Overheidsorganisaties zijn bereid en in staat tot het overnemen van
ideen, oplossingen die elders zijn ontwikkeld, als het een functionele en
instrumentele betekenis heeft (1), als het een politieke betekenis heeft (2),
als het een institutionele betekenis heeft (3), als het een diffusiestrategie
heeft, dat wil zeggen het concept verspreiden (4), en als het een
leerproces is (5).
In de keuze voor een ontwerpstrategie kunnen drie overwegingen een rol spelen:
1. Aard van het probleem (zie H3);
2. Beleidsproduct (beleidsanalytische betoog, politiek pleidooi, expertadvies,
essay);
3. Terug te denken, dat wil zeggen uitvoeringsgericht denken
6.3 Het ontwerpen van beleid: vier ontwerplogicas
Vier logicas om beleid te ontwerpen:
1. De rationele benadering: het uittekenen van beleid
Er bestaat niet altijd consensus over de aard van de oorzaak-gevolgrelaties
die aan het probleem ten grondslag liggen en de aangrijpingspunten die
deze kunnen bieden voor mogelijke interventies. Een hulpmiddel hiervoor
is de beleidstheorie (veronderstellingen omtrent oorzaak-gevolgrelaties,
doel-middelrelaties en normatieve relaties). Een ander hulpmiddel is het
eenvoudig
Complex
Zeker
Routinematig
ontwerpen
Intutief ontwerpen
Diagnostisch
ontwerpen
Lerend ontwerpen
Onzeker
1.
Relevantie interactiepatronen
type 1
Non-interactie
-> vermijding
-> fusie
type 2
Conflictueuze interactie
-> conflict of strijd
-> competitie
type 3
Gecordineerde interactie
-> competitiebeperking
-> coalitievorming
-> samenwerking
Het gaat overigens niet alleen om een strijd tussen specifieke belangen,
maar ook om een strijd tussen bepaalde rationaliteiten die bepaalde
waarden vertegenwoordigen die actoren gebruiken om hun posities en
belangen te rechtvaardigen. Er zijn vier soorten rationaliteiten en je kunt
een rationaliteitenanalyse opstellen:
Actor
A
Politieke rationaliteit
Actor
B
Actor
C
Actor
D
Juridische rationaliteit
Economische rationaliteit
Probleem vertalen naar een reel persoon, zoals Meisje van Nulde
5. Metaforisch taalgebruik
6. Symbolen
bv. nationale vlag, burgemeester als burgervader
7. Mythen
verkondigen
8. Visualiseren
9. Cijfers
Zijn zowel een metafoor als een symbool
Bij deze benadering gaat het vooral om een verhaal te ontwikkelen. Is het
een verhaal dat alle betrokken actoren omarmen, of niet, en is het het
resultaat van een politiek compromis tussen belangen? Deze vorm van
beleid wil beleid ontdoen van macht en belang, maar dat is onmogelijk, en
taal en beelden zijn niet neutraal.
4. De institutionele benadering: beleidsontwikkeling als waarderingspraktijk
Beleidsontwikkeling wordt vooral begrepen vanuit de sturende of
beperkende invloed die regels en spelregels hebben voor de wijze waarop
beleid tot stand komt. Er wordt vooral gelet op de structurerende invloed
die allerlei instituties hebben op de vrijheid van actoren om beslissingen te
nemen en de relaties tussen deze actoren dientengevolge bestaan. Zij
structureren daarmee de interacties tussen actoren en benvloeden
daarmee ook de waardering voor een bepaald beleidsontwerp. Bij deze
waardering spelen twee logicas of spelregels een rol. De eerste is de logic
of consequence (vooral de traditionele beleidsanalyse is hierop
gebaseerd), die aandacht wil vragen voor de te verwachten gevolgen van
een bepaald beleidsprogramma in relatie tot de beoogde doelstellingen
van het programma. De tweede is de logic of appropriateness, die zich
afvraagt of een programma wel past bij het heersende politieke en
maatschappelijke klimaat. Op grond van deze twee logicas wordt duidelijk
dat in het vooral beoordelen van een beleidsontwerp geen eenduidig
waarderingsoordeel kan worden uitgesproken. Daarom komen bij de
beleidsontwikkeling vier vragen aan de orde:
1. Werkt het? (is het beleid doelgericht?)
2. Past het? (is er maatschappelijke of politieke steun?)
3. Mag het? (Verwijst naar juridische rationaliteit met allerlei regels
etc.)
4. Hoort het? (is het voor burgers aanvaardbaar?)
Deze benadering laat ook zien dat padafhankelijkheid altijd een rol speelt
in het ontwerpen van beleid, waardoor alternatieve benadering niet of
nauwelijks in ogenschouw worden genomen. Dit vermindert het
leervermogen van actoren. Beleidsmakers dienen zich hiervan bewust te
zijn en het beleidsproces zo in te richten dat er sprake is van creatieve
concurrentie, waarin meervoudige probleemopvattingen alsmede
meervoudige oplossingen tot uitgangspunt worden genomen en tot
onderwerp van debat en dialoog worden gemaakt.
Samengevat zijn er 6 ontwerprichtlijnen:
1. Beleidsmakers streven ernaar een beredeneerd inzicht (kennis en
kwaliteit van argumentatie) op grond van voorhanden zijnde kennis
en hen ter beschikking staande empirische gegevens, zodat ze
(partieel) inzicht hebben in:
- De oorzaken van het probleem
- De effecten die dientengevolgde optreden
- De processen die hieraan ten grondslag liggen
staatsrecht
Vergunning
Wet
Gebod, verbod
Overeenkomst
werken
Heffing
Prijsregulering
Heffing
Subsidie
onderzoek
Advies
Massamedia
Propaganda
Voorlichting
Dit model geeft een heldere weergave van beleidsinstrumenten (+1), en het laat
zien hoe combinaties mogelijk zijn (+2). Maar er is wel enige overlap (met
onduidelijke verhouding) (-1), er wordt geen aandacht geschonden aan het
klassieke instrument voorzieningen (-2), het zegt weinig over de intensiteit van
de werking die optreedt (80% is meer dan 20%) (-3), er is weinig aandacht voor
het instrument planning (-4), en er is weinig aandacht voor de invloed van ICT als
beleidsinstrument (-5).
Er is sprake van een steeds inniger wordende relatie tussen ICT en de inzt van
beleidsinstrumenten in het openbaar bestuur. Hood heeft hiervoor een eigen
indeling gemaakt:
Type
Nodaliteit
Geld
Autoriteit
Organisatie
hulpbron/
soort
instrument
(overheid als
centraal
knooppunt in een
netwerk)
(beschikbaarheid
over financile
middelen)
(wettelijke macht
van overheid)
Effectors
Specifiek
Generiek
Mondelinge
boodschappen
Boodschappen
via
massamedia
Ongevraagde
informatie
Inwinnen van
informatie
Specifieke
subsidies
Open
subsidieregelinge
n
Ongevraagd
geven van een
beloning voor
informatie
Sluiten van een
overeenkomst
om informatie te
krijgen
Individuele
voorschriften
Algemene
voorschriften
Individuele
voorzieningen
Algemene
voorzieningen
Meldingsplicht
Uitvoeren van
periodieke
controles
Detectiesysteme
n
Plaatsen van
afluisterapparatu
ur, cameras
Detectors
Specifiek
Generiek
De rationele benadering zorgt ervoor dat een beperkte set van doelen en
middelen aan elkaar worden aangepast. Beslissers streven in deze benadering
naar de inzet van middelen die op een bevredigende manier bijdragen aan de
realisatie van het gestelde doel. Maar het verloop van de stappen is in de praktijk
vaak veel grilliger. Ook zijn de doelstellingen in de praktijk niet helder maar vaag,
met voortdurende aanpassing en debat. Tenslotte is er geen aandacht voor
pluriformiteit binnen de organisatie die een besluit neemt.
Het incrementalisme gaat uit van kleine stapjes, voortdurende voortmodderen.
Dit omdat beleidsvorming een proces een graduele aanpassing van het
bestaande beleid aan veranderende omstandigheden is (1), en omdat de
Rationele model
stromenmodel
Rondenmodel
Drie gelijktijdig
bestaande stromen
van actoren,
oplossingen en
stromen die hun
eigen ontwikkeling
doormaken
Reeks van toevallige
of georganiseerde
koppelingen tussen
deze stromen
Simultane reeksen
van beslissingn door
actoren die in
interactie tot
voortgang in
beleidsronden leiden
De stromen
ontwikkelen zichzelf;
Typering van
beleidsprocessen
Assumpties over
voortgang
Interactie tussen
beslissingen van
verschillende
actoren
Assumpties over de
inhoud van een
proces
beleid vastgesteld,
zodat
vervolgactiviteiten
kunnen
plaatsvinden
De beleidsvoerende
organisatie
adopteert een
maategevend
probleem als een
opdracht tot
beleidsontwikkeling
en ontwikkelt
vervolgens een
oplossing, waardoor
inhoud ontstaat
koppelingen
bepalen en wijzigen
het beleid
een ronde
entameren creren
vooruitgang
Dynamiek in en
koppeling tussen
stromen bepalen of
beleidswijzigingen
tot stand komen
Wederzijdse
afhankelijke actoren
nemen beslissingen
die in interactie
inhoud tot stand
brengen
Het institutionele model van beleid wijst op de standaard procedures die moeten
worden doorlopen. Het gedrag van partijen dat hierdoor gestalte krijgt in allerlei
spelronden, wordt ook bepaald door allerlei repertoires, die kunnen intern gelden
voor een actor, maar ook voor alle actoren.
Rondom een bepaald beleidsprobleem kunnen verschillende arenas worden
onderscheiden waarin aspecten van het probleem worden behandeld, terwijl de
deelnemende actoren van arena tot arena kunnen verschillen. Actoren gaan
tegenwoordig ook weleens over tot advocacy coalitions die over de grenzen van
organisaties heen gaan en daardoor een belangrijke verbindende rol vervullen in
het koppelen van actoren en daarmee ook van arenas.
worden geboekt, maar een langdurige coproductie kan leiden tot een
kortere uitvoering, als er namelijk geen weerstand meer voor is;
Aandacht schenken aan de afbakening van het probleem en daarmee ook
van de arena;
Bepaalde personen vervullen een belangrijke rol als verbinder en dus
verbindend leiderschap. Ze nemen een relatief onafhankelijke positie in
en worden beschouwd als vertrouwenwekkend. Een onafhankelijke en
gezaghebbende procesbegeleider moet zorgen voor de kwaliteit van het
proces van overleg en onderhandeling.
Rol van de politiek
Politiek heeft een inhoudelijk rol in het proces van coproductie, en moet
zorgen voor het inrichten en bewaken van het proces van coproductie.
Tenslotte is er voor de politieke een rol weggelegd in termen van het
codificeren en sanctioneren van de overeenstemming die binnen het
arrangement is ontstaan.
en prestaties meet
Organisatie is zelfreflecterend, kan kritisch naar zichzelf kijken en
zichzelf corrigeren
Een systeem van positieve en negatieve sancties ondersteunt dit
Er is een ontkoppeling van beleidsvorming met uitvoering.
Politieke benadering
De rationele benadering stond in de jaren 70 en 80 haaks op de werkelijkheid:
- Beleidsontwikkeling in het kader van beleidsuitvoering
de scheiding tussen beleidsuitvoering en vorming bestaat niet. De
uitvoering heeft hierdoor ook een veel politieker karakter, een nieuwe
ronde met nieuwe kansen voor partijen;
- Beleidsvrijheid
De street level bureaucrats hebben een zekere vorm van beleidsvrijheid,
door bv. vage normen. Door schaarste aan middelen moet hij ook
prioriteiten stellen. De beleidsvrijheid biedt ook ruimte voor nader overleg
en onderhandeling. Er zijn dus zowel voor- als nadelen verbonden aan
beleidsvrijheid;
- Tegenstrijdige deel- en normstellingen
Door tegenstrijdige doel- en normstellingen moet in de uitvoering keuzes
worden gemaakt, dat ook compromissen moeten worden gesloten. Dit
versterkt het politieke karakter van de uitvoering;
- Meerlagenproblematiek
De uitvoering speelt zich niet alleen af binnen n bestuurslaag, maar
verschillende bestuurslagen met uiteenlopende jurisdictie spelen een rol in
de uitvoering, waarbij ze vaak andere beleidsinstrumenten kunnen
inzetten. De uitvoering krijgt hierdoor een netwerkkarakter. Bij succesvolle
uitvoering is dan nodig dat de verschillende uitvoerders op verschillende
niveaus hetzelfde beeld hebben over nut en noodzaak van een bepaalde
maatregel, en dat ze bewust zijn van elkaars afhankelijkheid;
- Doelgroeporintatie
De reacties van de doelgroepen verschillen per beleid. Daarom is het
belangrijk om in de uitvoering veel rekening te houden met de kenmerken
van de doelgroepen.
Door deze kritiek is er een nieuw model ontstaan, het bottom-upmodel. Hier zijn
doelstellingen vaag en soms tegenstrijdig en de uitvoerende organisaties kunnen
andere belangen nastreven dan de beleidsuitvoering. Belangrijk is om conflicten
op te lossen, zodat er een werkbare situatie ontstaat. Er wordt in dit model
tevens rekening gehouden met de kenmerken van de doelgroep.
Maar de manier van beleidsuitvoering hangt samen met de aard van het
beleidsprobleem. In de uitvoering gaat het om zowel het opvolgen van instructies
als om onderhandeling en dialoog. De keuze voor een meer top-down of bottomupbenadering komt in een daglicht te staan, als we twee perspectieven in ons
achterhoofd houden:
- Beleidsuitvoering kan ook worden begrepen als het vermogen om in de
uitvoering te leren van de verrichte handelingen. Zo kunnen er advocacy
coalitions ontstaan, zie voor meer info H11;
Organistisch regime
Eigen taak wordt gezien in het kader
van de totale taakstelling van de
organisatie
Wederzijdse aanpassing en herziening
van individuele taken door onderlinge
interactie en communicatie
Grotere eigen verantwoordelijkheid
voor de uitoefening van taken en
daarbij behorende bevoegdheden
Onder elkaar verspreiden in plaats van
op elkaar afschuiven van
verantwoordelijkheden
Men ziet zichzelf als deelgenoot in de
organisatie (organisatie als werk- en
leefgemeenschap)
Zowel veel verticale als horizontale
interacties, waardoor een
netwerkachtige autoriteitsstructuur
ontstaat
Werkzaamheden worden mede bepaald
door informatie en advies van de chef
in plaats van door instructies
Nadruk op toewijding aan de algemene
taakstelling en aan een technologische
ethos, gericht op vooruitgang en
expansie als voorwaarden voor
lidmaatschap van de organisatie en
minder op loyaliteit
Dit is een ideaal, in de praktijk zijn organisaties een mengvorm. Ook is een
confrontatie met een dynamische omgeving ook mogelijk met een mechanistisch
regime. De veranderingen waarmee uitvoeringsorganisaties worden
geconfronteerd, wordt ook bepaald door hoeveelheid wet- en regelgeving die
moet worden uitgevoerd en de complexiteit ervan. Speciale aandacht dus voor
absorptievermogen van een organisatie, waarbij drie vragen centraal staan:
1. Weten de uitvoerders wat van hen wordt verwacht?
2. Kunnen ze het beleid ook daadwerkelijk uitvoeren?
3. Willen ze het beleid ook daadwerkelijk uitvoeren?
Een succesvolle uitvoering hangt samen met de mate waarin de desbetreffende
uitvoeringorganisatie(s) de mensen en middelen om het beleid daadwerkelijk uit
te voeren. Problemen ontstaan door verschillende programmas en te weinig
middelen en tijd. Beleidsuitvoering is ook afhankelijk van kwaliteit van de
organisatie, een manier om kwaliteit te verbeteren is meer transparantie.
8.4 Kenmerken en veranderingen binnen uitvoeringsbureaucratien
Er zijn vijf soorten uitvoeringsbureaucratien:
1. Selectiebureaucratie
Selecteren van mensen die in aanmerking komen voor bepaalde rechten
en plichten. Kernwaarden zijn rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Weinig
speelruimte voor individuele uitvoeringsambtenaren. Veel uitvoerende
organisaties zijn dit, bv. toekennen van huursubsidie of uitkering
2. Massadienstverleningsorganisatie
Verlening van massadienstverleningsproducten die ondanks een
persoonlijk aspect zijn gebaseerd op standaardprogrammas. kernwaarden
zijn doelmatigheid en maximalisatie van rendement, bv. ziekenhuis
3. Professionele dienstverleningsorganisatie
Gaat om hoogopgeleide professionals die veelal zelfsturend zijn.
Kernwaarden zijn professionele ethos en kwaliteit. Hoge mate van vrijheid,
bv. dokters
4. Zorgarrangementen
Verbonden met overheid en leveren semicollectieve goederen, zoals
bejaardentehuis. Kernwaarde is het bieden van continuteit en veiligheid.
5. Vrijwilligersorganisatie
Kernwaarde is vrijwilligheid en de wil van mensen om bij te dragen aan
bepaalde waarden, bv. sportvereniging
De verhouding tussen wetgeving, systeemontwikkeling en
organisatieontwikkeling is fundamenteel veranderd:
Soort
uitvoeringsorganisat
ie
Rol van ICT
Functie van ICT
Street
levelbureaucratie
Screen
levelbureaucratie
System levelbureaucratie
Ondersteunend
Registratie
gegevens
Beslissend
Uitvoering, controle,
externe communicatie
Menselijke
bemoeienis met
individuele gevallen
Volledig
Leidend
Beoordeling en een
virtuele lopende
band van
aanvragen
gedeeltelijk
afwezig
Sleutelfiguren
binnen de
organisatie
Organisatiegrenzen
uitvoeringsambten
aren
Productiemanagers
Systeemontwerpers
Strikt tussen
organisaties
Juridisch regime
Open, veel
beoordelingsvrijhei
d
Enkele artikelen in
de wet
Primaat van de
wetgeving
Strikt, zowel
binnen als tussen
organisaties
Gesloten, weinig
beoordelingsvrijhei
d
Uitgebreide wet
Juridisch bereik
Verhouding
wetgeving,
systeem- en
organisatieontwikkel
ing
Parallelle
ontwikkeling van
wetgeving en
systeemontwikkeli
ng
Gesloten, geen
beoordelingsvrijheid
Diverse wetten en
juridische domeinen
Primaat van de
systeemontwikkeling
3. Spinbenadering
Alle organisaties richten zich naar de wensen van een centrale partner in
de keten.
4. Notarisbenadering
Alle organisaties spreken een gezamenlijk stramien af voor hun
informatieverwerking en uitwisseling. Informatie wordt centraal beheerd
door een onafhankelijke, derde partij, die toeziet op de naleving van de
gemaakte afspraken en bemiddelt in de onderlinge uitwisseling van kennis
en informatie.
5. Netwerkbenadering
alle deelnemende organisaties staan open om hun kennis, kunde en
informatie met elkaar te delen.
Succesvolle ketensamenwerking veronderstelt dat op zijn minst de volgende
soorten regels en afspraken worden gemaakt:
- Politiek-bestuurlijke afspraken
Gericht op gemeenschappelijke politieke doel en hoe autonomie wordt
gewaarborgd;
- Juridische afspraken
Betrekking op de wijze van kennis- en informatiewisseling en in hoeverre
dit wellicht een aantasting van de privacy met zich meebrengt;
- Economische afspraken
Betrekking op de vraag hoe kosten en baten van de ketensamenwerking
worden verrekend;
- Professioneel-inhoudelijke afspraken
Betrekking op de wijze waarop taken tussen schakels worden verricht,
welke professionele kennis daarvoor noodzakelijk is en hoe centrale
concepten in de keten worden gedefinieerd;
- Informatiekundige en informatietechnologische afspraken
Betrekking op de standaardisatie van informatieverwerkings- en
uitwisselingsprocedures en datadefinities binnen de keten, en de wijze
waarop technologie ter ondersteuning wordt ingezet.
8.6 Dienstverlening als aspect van de uitvoering
Ketensamenwerking wordt vaak gezien als het verbeteren van de dienstverlening
aan burgers. De beleidsuitvoering is belangrijk voor de positie en waardering van
de overheid, want de organisatie en de kwaliteit van het uitvoeringsproces
dragen bij aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid (1), en de
kwaliteit van de uitvoering heeft ook gevolgen voor de legitimiteit van de
overheid (2). Lange tijd was dienstverlening vooral aanbodgericht, maar dit
kwam onder druk te staan door:
- Toegenomen individualisering van de samenleving en versplintering van
doelgroepen. Hierdoor is benadering op individuele basis noodzakelijk
- Toegenomen mondigheid van burgers (burgers als kritische consumenten)
- Afnemende opkomst bij verkiezingen (kloof tussen burger en politiek)
- Opkomst New Public Management en discussie over Reinventing
Government. Meer aandacht voor prestaties en doelmatigheid
- Mogelijkheden van ICT, kwaliteit van dienstverlening te verbeteren met ICT
Er zijn drie soorten diensten:
- Informatiediensten (informatie verstrekken)
- Contactdiensten (meer interactie, vraag & antwoord)
- Transactiediensten (toebedelen van individuele rechten en plichten aan
burgers)
Kanttekeningen:
Voordeel van meer belangstelling bij de beleidsuitvoering is dat overheden zich
steeds meer bewust zijn geworden van een andere rol ten opzichte van de
burger. Een eenzijdige benadering van burger als klant kan echter ook leiden tot
legitimiteitsproblemen.
Vraaggericht dienstverlening zorgt voor een meer externe, omgevingsgerichte
wijze van denken en werken, maar burger blijft vaak een onderdaan. Dus
klantvriendelijkheid mag nooit leiden tot ontduiken van wetten, en klanten
kunnen niet anders kiezen dan de overheid. Ook is niet duidelijk wie de klanten
daadwerkelijk zijn, en klanten kunnen niet altijd hun eigen behoeften en wensen
duidelijk verwoorden.
Integrale samenwerking binnen overheden leidt tot minder autonomie, wat kan
leiden tot weerstand en tot battle of the offices.
8.7 Beleidsvervreemding
In de uitvoering werken verschillende logicas op elkaar in die voor spanningen
zorgen, zowel intern (uitvoeringsambtenaar) als extern (burger). Deze
spanningen heten beleidsvervreemding en vier logicas staan op gespannen voet
met elkaar:
- Institutionele logica
Stelt eisen aan uitvoering, zoals deze bv. voorkomt uit de wet die of het
beleidsprogramma dat moet worden uitgevoerd;
-
Provisielogica
Gericht op de vereisten die vanuit een uitvoeringsorganisatie worden
gesteld. Er wordt bv. steeds meer gewerkt met doelen of targets die
moeten worden gehaald;
Professionele logica
Professionaliteit van de uitvoerende ambtenaar, die een professional is en
daarom bepaalde normen, waarden en gedragsvoorschriften in acht dient
te nemen, bv. artsen;
Vraaglogica
Vloeit voort uit de wensen, behoeften en belangen die een burger naar
voren wil brengen in zijn contacten met de overheid
Al deze logicas stellen andere eisen aan de uitvoering; eisen die niet altijd
verzoenbaar zijn en dus gevolgen kunnen hebben voor de mate waarin
uitvoerders en burgers zich kunnen identificeren met het beleid waarin zij een
bepaalde rol vervullen.
Polycentrisch toezicht. Hierbij gaat het erom dat men er vanuit gaat dat
meerdere groepen een rol spelen in het beleid en dat toezicht door
verschillende groepen gedaan moet worden. Hierbij wordt er gekeken hoe
elke actor afzonderlijk in het netwerk functioneert en hoe. De volgende
kenmerken spelen hier een rol:
o given enough eyeballs, all bugs are shallow: meerdere
perspectieven
o Checks and balances
o Naming en shaming
o Verbinder of makelaar
o Leren door verbinden
o Mulitple informatierelaties
o
o
De politieke benadering.
Hier draait het om het veiligstellen van de eigen positie en het eigen
belang. Het oordel wordt dan ook bepaald door de mate waarin het beleid
heeft geleid tot een verandering van de eigen positie en belang.
De culturele benadering.
Hier speelt de intersubjectieve overeenstemming tussen de betrokken
belanghebbende partijen een vitale rol.
De institutionele benadering.
Hierbij komen de drie vorige benaderingen samen, waar de
multirationaliteit samenkomen. Hierbij is het dus lastig om een finale
uitspraak te doen, omdat er verschillende oordelen spelen die op
gespannen voet met elkaar staan.
partijen goe worden gekozen. Er zijn vaak partijen die niet meteen duidelijk
zijn, maar wel een rol spelen.
Institutionele benadering. Hier spelen dezelfde regels als bij het ontwerp:
o Werkt het? Doelt op effectiviteit
o Past het? Doelt op draagvlak
o Mag het? Doelt op juridische moeilijkheden
o Hoort het? Richt zich op de vraag in hoeverre de uitvoering van
een beleids-programma in de perceptie van burgers tegemoet komt.
Onvoorzienb
aar
Onbeheersbaar
Tragische keuzes;
accumulatie van
gevolgen;
Tragedy of the commons
Onvoorspelbare
Natuurrampen
ontwikkelingen,
Onzichtbare hand
randvoorwaarden en gevolgen Force majeur
o
o
o