Professional Documents
Culture Documents
Wedstrijdvoorbereiding en Arousal in de Verplichte Oefenstof
Wedstrijdvoorbereiding en Arousal in de Verplichte Oefenstof
Wedstrijdvoorbereiding en Arousal in de Verplichte Oefenstof
verplichte oefenstof
Inleiding:
Wedstrijden kunnen veel stress geven voor turners, ouders en trainers. We willen dat elk kind geniet
maar anderzijds stellen we de kinderen wel bloot aan een heleboel stressfactoren zoals publiek,
juryleden, ouders en trainers die allemaal toekijken. De doelstelling van deze reader is om turners
optimaal voor te bereiden op deze wedstrijden.
Benjamin:
Doelstellingen:
De eerste wedstrijden zijn enkel een optie als de turner hieraan toe is. Let op dat de turners (en
ouders) zich niet vergelijken met de andere turners!
Cognitieve ontwikkeling: Het onthouden van oefeningen, opbouw in concentratievermogen.
Sociaal emotionele ontwikkeling: zelfvertrouwen om te proberen, zelfexpressie, sociale vaardigheden,
om leren gaan met tegenslagen, bewustwording van houden aan afspraken, open communicatie met
de coach, helpen van teamgenootjes en taakgericht werken.
Deelnemers leren de regels m.b.t. wedstrijden.
Instap:
Doelstellingen:
Het doel van de wedstrijd is om het proces te introduceren, en te zorgen dat kinderen genieten van
het uitvoeren van hun vaardigheden en routines (voor een publiek).
Cognitieve ontwikkeling: Terughalen van bewegingen, opbouw concentratievermogen, oplossen van
problemen, inzicht in eigen kunnen, kunnen benoemen wat goed gaat.
Sociaal emotionele ontwikkeling: Zin in wedstrijden, zelfvertrouwen, ontwikkelen van
betrouwbaarheid, om leren gaan met tegenslagen, bewustwording van houden aan afspraken, open
communicatie met de coach, helpen van teamgenootjes.
Introductie van wedstrijden en de vorm van andere turners. Richt jezelf hierbij op de prestatie van
de turner maar vergelijk niet met de prestaties van andere turners!
Sportethiek wordt benadrukt.
Pupil:
Doelstellingen:
Dit is een belangrijk moment voor de ontwikkeling en tonen van complexe vaardigheden.
Sociale interactie en activiteiten worden aangemoedigd.
Cognitieve ontwikkeling: Inzicht in eigen mogelijkheden en onmogelijkheden, wil om te trainen en om
zich te verbeteren, vermogen om negatieve zaken langs zich neer te leggen, durf om fouten te maken,
focus op eigen ontwikkeling, goede concentratie.
Sociaal emotionele ontwikkeling: Effectief omgaan met nieuwe/onbekende situaties, om leren gaan
met tegenslagen en negatieve feedback, doorzettingsvermogen, plezier in turnen en jezelf
ontwikkelen, houden aan gemaakte afspraken, stimulering zelfstandigheid, initiatief in communicatie,
tonen van empathie met teamgenootjes, rekening houden met anderen.
Turners leren strategien voor het omgaan met stress.
De turners leren strategien voor de wedstrijden met het oog op betere prestatie. (bijvoorbeeld:
planning, doelen stellen, concentratie, voorstellingsvermogen en ontspanningsvaardigheden)
Gedragsregels omtrent veiligheid en sociaal gedrag worden geaccepteerd en door de turner gedragen.
De turner leert ook de consequenties aanvaarden van hun eigen handelen.
Sportethiek wordt beschouwd als onderdeel van het opleidingsprogramma.
Elk kind geeft een waarde aan bovenstaande doelstellingen. Een kind dat bijvoorbeeld voornamelijk
sociaal gericht is, hecht vaak minder belang aan de eigen ontwikkeling en prestaties. Talentvolle
turners hechten meestal een grotere waarde aan goede resultaten en zichzelf verbeteren. Het
werken aan jezelf geeft meer zelfvertrouwen dan wanneer het resultaat de belangrijkste drijfveer is.
Het is belangrijk dat je als trainer weet dat elk kind goed voor de dag wil komen. Een kind dat goed
voorbereid wordt ervaart veel plezier aan een wedstrijd en het feit dat hij een succesvolle prestatie
heeft neergezet. Een kind met een slechte voorbereiding wordt onzeker waardoor de wedstrijden
niet als leuk ervaren worden.
Als trainer en als ouders heb je een belangrijke rol in de ontwikkeling van de turner en zijn beleving
op wedstrijden. Samen maak je een duidelijke rolverdeling in het belang van de turner. Een trainer
stuurt hierin de ouders actief.
Wedstrijden:
De turner is op tijd op de wedstrijd.
De turner heeft alle benodigdheden in zijn tas. (turnpak, korte broek, lange turnbroek,
trainingspak, polsbandjes/bandages, rek- en ringleertjes, wedstrijdpaspoort,
verzekeringspasje)
Gezonde snacks (Liga, Banaan) en het juiste drinken(water of Isotone sportdrank) is in
een plastic tas aanwezig.
De turner wordt veel plezier toegewenst!
De ouders richten zich volledig op het persoonlijke traject van hun eigen zoon en niet op
de punten.
Na de wedstrijd wordt het evenement nog even gevierd. (Of het nu goed of slecht ging!)
Let op, de volgende punten willen we nadrukkelijk vermijden:
Het bijhouden van de punten: Zowel de ouders als het kind mogen niet bezig zijn met
de punten. Het bijhouden van punten zorgt enkel voor vergelijking met anderen
(extern gericht). Voor de turner is het geen wedstrijd maar een meetmoment voor
eigen kunnen (intern gericht). Daarnaast is het voor hem een uitgelezen kans om met
plezier aan de ouders te laten zien wat hij kan! Het traject waarin de turner zit is op
deze leeftijd niet gericht op het behalen van het hoogste punt!
Evalueren van de wedstrijd (ook niet op Facebook): Het is belangrijk dat de ouders
luistert naar de verhalen van hun kind na een wedstrijd. Maar de ouder geeft geen
feedback over de prestatie of over technische aspecten. Laat dit aan de trainer over.
Na de wedstrijd wordt nooit de prestatie beloond (of gestraft). Die nieuwe
turnriempjes krijgt de turner niet omdat hij het zo goed gedaan heeft! Geef die maar
liever voor de wedstrijd of bestel ze maar gewoon thuis.
Rol/verwachtingen trainer:
Algemeen:
Is betrokken bij de persoonlijke ontwikkeling van de turner.
Kent de algemene doelstellingen en eindtermen voor de turner via het TOP evenals de
oefenstof van de wedstrijden.
Ontwikkelt op individuele basis een wedstrijdvoorbereiding op basis van de oefenstof,
evaluaties en persoonlijke doelstellingen. (Zowel leeftijd als kind afhankelijk.)
Draagt bij aan de voortdurende communicatie tussen ouders, coach en turner. De coach
neemt het initiatief in de communicatie van het opleidingsplan, bijbehorende
wedstrijdvoorbereiding en rol van de ouders.
Zorgt dat er een balans is in de omvang en intensiteit van de trainingen.
Is bereid om extra energie te steken in een goede voorbereiding.
Wedstrijden:
Is op tijd op de wedstrijd.
Heeft alle benodigdheden in zijn tas. (wedstrijdpaspoort, tape, programmaboekje,
reglement, eventuele D-scores van de turners)
Zorgt voor een juist arousal niveau bij de turner!
Richt zich volledig op het persoonlijke traject van de turner.
Houdt de scores bij en let op eventuele afwijkende scores door juryleden.
Na de wedstrijd wordt het evenement nog even gevierd. (Of het nu goed of slecht ging!)
Op de training worden de punten en eventuele beelden geanalyseerd, besproken met de
turners waaruit nieuwe doelstellingen gevormd worden.
Let op, de volgende punten willen we nadrukkelijk vermijden:
Het wedstrijdresultaat is niet lijdend voor het programma van een jonge turner. De
ontwikkeling naar de toekomst is het primaire belang.
Een slechte voorbereiding op de wedstrijd waardoor turners zich niet optimaal
kunnen presenteren (on dus onzeker worden).
Tijdens en na de wedstrijd wordt nooit de prestatie beloond (of gestraft). De
prestatie wordt enkel gebruikt voor evaluatie en als tool om de turner zich te laten
verbeteren naar de toekomst.
Arousal
Arousal is de gemoedstoestand van een turner. Om te kunnen presteren moet elke turner een
bepaalde spanning voelen. Een te lage spanning maakt een turner slordig en minder geconcentreerd,
een te hoge spanning zorgt voor nervositeit en stress waardoor een turner verkrampt.
Het verkrijgen van het juiste arousal niveau is afhankelijk van een aantal factoren:
Lange termijn:
Opleidingsbeleid:
Een kind wat voornamelijk intern gericht is ervaart minder stress dan een kind dat op resultaten
gericht is. Het sociaal gerichte kind neigt vaak naar een te lage arousal omdat prestaties intern of
extern niet als belangrijk ervaren wordt. Het is dus belangrijk dat het opleidingsplan de turners zich
laat richten op hun eigen ontwikkeling in plaats van prestaties t.o.v. andere turners. (Zie de
wedstrijddoelstellingen)
Rol ouders:
Ouders zijn de onvoorwaardelijk steun voor een turner. Zij leven mee maar vermengen zich niet met
de rol van de trainer. (Dus geen punten bijhouden, wedstrijden evalueren en belonen of straffen van
prestaties.) Als een ouder trainerstaken op zich neemt dan is de onvoorwaardelijke steun weg.
Hierdoor worden kinderen ook prestatie (extern) gericht en dus sneller onzeker.
Als ouder stimuleer je de wedstrijddoelstellingen zoals zelfstandigheid, betrokkenheid, sociale
interactie en plezier in turnen die allen te maken hebben met de interne feedback van een turner.
Korte termijn:
Wedstrijdvoorbereiding:
Een turner met zelfvertrouwen zal op de wedstrijd makkelijker presteren. Hiervoor is het volgende
belangrijk:
Inschrijving in de juiste oefenstof: Als een turner elke keer als laatste eindigt dan geeft dit
een slecht zelfbeeld. Als een turner alles uit de oefenstof kan, altijd wint en succes heeft dan
is de drive om zich verder te ontwikkelen te laag en leert hij niet of nauwelijks omgaan met
tegenslagen.
Het kiezen van de juiste moeilijkheidsgraad (plusjes, basis of minnetjes): Een onzekere turner
voert een basisoefening uit die hij goed kan. Dit zorgt voor meer vertrouwen. Met een grote
zelfvertrouwen kunnen ook risico elementen toegevoegd worden. Richtlijn is dat een turner
het element minimaal 4 op 5 keer kan uitvoeren in een trainingssituatie voordat deze
gemplementeerd wordt in de oefening.
Veel herhalen geeft vertrouwen: Een oefening die minimaal 8x in een trainingssituatie is
gelukt (minimaal 4 op 5 keer) geeft een zeker gevoel. Let op: oneindig veel oefenen zorgt
ervoor dat de kinderen geen zin meer hebben. Hierdoor wordt juist het arousal niveau te
laag!
Op de wedstrijd zelf:
Ondanks een goed opleidingsplan en een goede voorbereiding kan een kind op de wedstrijd meer of
minder spanning ervaren. Als trainer kun je meestal wel inschatten wat het arousal niveau is van een
turner. Afhankelijk van de het arousal niveau pas je als trainer je begeleiding aan:
De turner:
Verveeld zich op de wedstrijd
De praktische wedstrijdvoorbereiding:
De onderstaande wedstrijdvoorbereiding is een algemene indeling zoals deze toegepast wordt
binnen het RTC. Per club, per seizoen, per aantal deelnemers en per kind kan dit anders zijn!
1/8 Finale:
Finale:
Finale:
Finale:
Allround:
Optimale score voor een zo groot mogelijk resultaat: Afweging moeilijkheidsgraad en
foutloos kunnen turnen
Toestelfinales:
Nemen van risicos voor een zo hoog mogelijke score.
De voorbereiding:
In december wordt een inventarisatie gemaakt welke onderdelen nog gemist worden om een goede
wedstrijd te kunnen draaien. Daarnaast wordt een keuze gemaakt op welk turnniveau wordt ingezet.
Regiokampioenschappen voorbereiding:
Week -2:
Week voor de wedstrijd:
Elke les 2x de basisoefening
Elke les 3x de basisoefening
per toestel en verder oefenen
per toestel en verder oefenen
aan moeilijke elementen of
aan moeilijke elementen of
plusjes
plusjes
Bij jeugd is de conditie niet vaak het probleem. Is dit wel het
probleem dan kun je oefeningen ook in 2 delen laten uitvoeren.
De andere weken tussen de regiokampioenschappen en de 1/8 finale wordt flink gewerkt aan
basistechnieken, plusjes en onderdelen uit het TOP.
Finale voorbereiding:
Week -3:
Elke les 1x de basisoefening +
1x de risico oefening
Week -2:
Elke les 2x de risico oefening
met maximaal 2 inturn beurten
Finale voorbereiding:
Week -3:
Elke les 2x de risico oefening
Week -2:
Week voor de wedstrijd:
Bepaling van definitieve
3x per les de eindoefening met
oefening + 3x per les de
inwerken zoals op de
eindoefening met inwerken
wedstrijd. Extra aandacht op
zoals op de wedstrijd
netheid!
Het is verstandig om in week -2 een jury te regelen om te kijken of de oefening optimaal is en om
de turner extra te laten oefenen voor een jury.
Tussen de halve finale en finale is tijd om ook de onderdelen uit het TOP (of Expectation Skills) en
een aantal plusjes te oefenen. Het is ook verstandig om de basis van elementen die slordig zijn terug
te pakken. Dit komt ten goede van de stabiele en nette uitvoering van de oefening.
Finale voorbereiding:
Week -3:
Elke les 2x de allround
oefening en 1x de toestelfinale
oefening
Week -2:
Elke les 2x de allround
oefening en 2x de toestelfinale
oefening
Maarten Verkuijlen
Coach RTC Instroomprogramma Turnen Heren KNGU
RTC s-Hertogenbosch
verkuijlen@kngu.nl
06-42098526
Facebook: RTCTOC
Youtube kanaal: Maarten Verkuijlen