Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Typering van de groep

Ik heb deze analyse op de volgende manier opgebouwd:


- Inleiding
- Kern (1 t/m 8)
Inleiding (gesprekken mentor)
Mijn groep 1-2 bestaat uit 29 kinderen. Er zijn 12f jongens en 17 meisjes. De meisjes zijn dus in
de meerderheid. Al hebben de jongens dat nog niet helemaal in de gaten.
Zij gaan vaak de strijd aan met de meisjes in de gymzaal. De jongens roepen: Jongens groep!
Jongens groep!. En de meisjes, die met veel meer zijn, roepen: Meisjes groep! Meisjes
groep!. Je merkt hieraan dat de jongens toch competitief zijn ingesteld en zich willen bewijzen.
Mijn mentor kapt dit goed en snel af.
1. Leeftijd van de kinderen (leerlingvolgsysteem, Kijk)
De kinderen zijn tussen de 4 en 6 jaar oud. De reden voor dit grote verschil is het feit dat we
n doubleur hebben. Zij is al 6 jaar oud en daarmee de oudste van de klas. Aan de andere
kant hebben we kinderen van 4 jaar in de klas. Je merkt heel erg het verschil in de oudere
kinderen van groep 2 en de wenners / jonge kinderen van groep 1. Hier moet ik als leerkracht
rekening mee houden.
2. Hoelang is de klas een klas?
Sinds dit schooljaar is deze klas echt een klas. Omdat het een combinatie groep is, vormt er elk
jaar een nieuwe klas. De oudsten gaan naar groep 3, de kinderen van groep 1 gaan naar
groep 2 en er komen nieuwe kinderen in groep 1.
3. Groepsvorming (sociobord fotos maken)
Ik maak elke stage dag een foto van het socio-bord. Op dit bord geven de kinderen aan met wie
ze in de pauze hebben gespeeld, en of het leuk was, of het niet leuk was, en waarom. Omdat
kleuters geen vaste vrienden hebben, heb ik voor dit alternatief gekozen. Misschien hebben ze
dit onbewust wel? Dat lijkt mij in ieder geval leuk om te onderzoeken. Elk kind heeft een eigen
magneetje, met daarop het plaatje van hun naam.
4. Normen en waarden (Sociaal Sterke Groep, drs. Willem Mennen)
De drie omgangsregels die sterk gelden in de school sinds het sociaal sterke groep project zijn:
- Wij gaan correct met elkaar om.
- Wij gaan prettig met elkaar om.
- Ik verbeter de omgang.
Naast deze drie regels, heeft de school ook een stilte beleid op de gang. Als de kinderen naar
buiten of naar binnen gaan, staan er leerkrachten verspreid over de gang om te controleren of
iedereen daadwerkelijk stil is. Op de hoofdlocatie zijn ze hier al eerder mee gestart, daar verliep
het na een aantal weken vlekkeloos. Op de andere locatie zijn ze hier later mee gestart en heb
ik gemerkt dat er wel aangesproken wordt, maar er toch te veel geluid is op de gang. Dat
baseer ik op mijn eerste indruk.

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

Het sociaal sterke groep project zie ik tijdens het buitenspelen terug. Als er zich iets voordoet,
wordt er gehandeld naar het project. De correcte manier van oplossen:
Stap 1:
De kinderen proberen het eerst zelf op te lossen. Er wordt vanuit gegaan, dat als een kind hulp
in roept het zelf heeft geprobeerd op te lossen. Het kind wordt daarom niet terug gestuurd om
het nog eens te proberen. In de sociokring wordt hiermee geoefend. Als er dan toch een
leerkracht aan te pas moet komen, wordt er de praatdriehoek gestart. Mocht het kind zich niet
melden, wordt hij of zij gestraft met de time-out. Een uitzondering op het zelf oplossen, is als er
fysiek geweld heeft plaatsgevonden. Dit moet altijd gemeld worden.

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

Stap 2 & 3:

Stap 4:

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

Stap 5:
Het logboek voorkomt dat je blijft hangen in gebeurtenissen, waardoor het niet goed mogelijk is
beter inzicht te krijgen in de werkelijkheid. Patronen kun je hierin opsporen, maar dat vereist
afgestemd gedrag en discipline bij leerkrachten. Als dit consequent zal gebeuren, dan zijn de
socialiseringsopbrengsten heel hoog. Het logboek is hier dus een hulpmiddel. Na een ruzie
wordt er een notatie van gemaakt in het logboek.

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

5. Sfeer in de groep
Ik vind het lastig om de sfeer in de groep te beschrijven. Als ik naar mijn eigen ervaring kijk
(twee stage dagen) heb ik een heel positieve indruk hierover. De kinderen kunnen zich goed
gedragen, zijn open naar mij toe (omdat ik me ook heel open opstel naar hen toe, ik probeer me
zo genteresseerd mogelijk te gedragen naar elk individu toe) en ik merk dat de oudere kinderen
de jongsten helpen. Dat vind ik persoonlijk super mooi om te zien. De kinderen hebben het zelf
ook meegemaakt en weten dus hoe de ander zich voelt als nieuw kind op de grote school. Ik
vind dat mijn mentor ook een fijne omgang heeft met de kinderen, zo stel ik me ook op. Het is
niet dat ik haar gedrag overneem, maar het lijkt heel erg op mijn ideaal beeld. Ik kan daar dus
veel van leren, en heb daar al veel van geleerd. Ik weet hoe ik de klas stil kan krijgen op de
manier waarop de kinderen het gewend zijn, mijn mentor helpt mij met ideen voor lessen en
die bespreken we dan ook meteen. Ze laat mij van andere invalshoeken een les bekijken, en ik
haar. Ze is heel open en deelt allerlei informatie over de kinderen, waardoor ik een beter beeld
heb van de groep. Zo kan ik bijvoorbeeld de CITO-scores bekijken en heb ik de groepslijst met
relevante informatie van de kinderen. Ik merk dat ik afdwaal van het onderwerp, maar dit is ook
belangrijk voor de sfeer in de groep. Als er een gesloten persoon voor de klas staat, die geen
hulp aan mij verleent, zullen de kinderen dat ook zo ervaren naar mijn mening. Ik ben dus heel
positief over de sfeer in de groep. En ik ben ook super blij met mijn stage klas!

6. Verschillen tussen kinderen cognitief (ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten


basisonderwijs)
Volgens Piaget (Hooijmaaijers, T., Stokhof, T. & Verhulst, F.2012) bevinden kleuters zich in de
pre-operationele fase. Belangrijke kenmerken hiervan zijn het egocentrisch & fantasierijk
denken. Vygotsky benoemt de taak van de volwassenen om kinderen van de zone van actuele
ontwikkeling te begeleiden naar de zone van de naaste ontwikkeling. Dat betekent dus dat wij
als volwassenen de kinderen moeten begeleiden om ze zonder hulp iets te laten doen.
Het geheugen van kleuters wordt sterk ontwikkeld. Ze zijn echter niet goed in auditieve
informatie te onthouden, je moet het dus concreet maken, dat wordt visueel ruimtelijke
informatie genoemd. De kleuter bepaalt wat hij wel of niet onthoud, de intrinsieke motivatie is
dus het gene wat je als leerkracht moet triggeren bij kleuters. Ik merk in de klas dat de oudere
kinderen al beter kunnen leren, omdat ze niet 100% afhankelijk meer zijn van de intrinsieke
motivatie. Je kunt ze dus ook beter aanspreken als ze niet opletten.
7. Verschillen tussen kinderen sociaal-emotioneel (ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten
basisonderwijs)
Met de emotionele ontwikkeling bedoelen we de manier waarop kleuters omgaan met
gevoelens en emoties. Kleuters hebben hun emotionele leven al aardig onder controle. Freud
noemt dit het driftleven, ook wel Es. Dit zul je bij de morele ontwikkeling terug zien.

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

Kleuters zijn meestal nog te zeer op zichzelf gericht om zich in te kunnen leven in de ander. Ze
gaan ervan uit, dat de ander net zo denkt en zich voelt zoals zij. Langzamerhand beginnen ze
overeenkomsten en verschillen op te merken. Ze ontdekken het anders-zijn van de ander. Ze
herkennen al als beginnend kleuter basale emoties als boos zijn, blij zijn en verdriet hebben.
Vanaf dat moment kunnen ze zich aardig redden in een groep. Oudere kleuters kunnen al
complexe gevoelens als schaamte, trost en jaloezie benoemen en begrijpen.
Identiteitsontwikkeling
In deze periode bedoelen we met identiteit het besef van een eigen ik. Ze weten of ze een
jongen of een meisje zijn. Maar een zelf beschrijving geven gaat aan de hand van uiterlijke
kenmerken. Normaal ontwikkelde kleuters willen de dingen zelf doen, zelf ondernemen en
ontdekken. Ze willen autonoom zijn. Ze kunnen dit ook, omdat ze steeds betere motorische en
cognitieve vaardigheden beheersen. Volgens Erikson (volgeling van Freud) is het centrale
conflict in deze fase het nemen van initiatief tegen schuldgevoelens. Kleuters willen zelf de
wereld veroveren, maar komen daarmee regelmatig in botsing met de eisen die de buitenwereld
aan hen stelt. Ze nemen initiatieven, maar die kunnen dan conflicten opleveren met familie en
vriendjes. Dit kan tot schuldgevoelens leiden. Kleuters leren hun gretigheid om de wereld te
ontdekken en de eisen die de omgeving stelt op elkaar af te stemmen. Het voorbeeld van
anderen is daarbij heel belangrijk (Vygotsky?).
Morele ontwikkeling
Met de morele ontwikkeling wordt hier bedoelt de gewetens vorming. Dit is het weten wat goed
en fout is volgens de normen en waarden in de omgeving van het kind. Ook het naar problemen
handelen in deze omgeving hoort hierbij.
Kleuters laten zich over het algemeen erg gemakkelijk benvloeden. Dit is typerend voor deze
fase. Er vindt een verandering plaats in het geweten: eerst was er alleen eigenbelang, nu is er
ook een hoger belang. Freud noemt dit het berich (het Superego of geweten). Dit belang en
het eigenbelang komen nog regelmatig in botsing. Het kind weet bijvoorbeeld dat hij geen
snoepje mag pakken omdat hij niet lief straf heeft, maar doet het dan toch (visualiseren met een
plaatje ofzo). Dit noemt Freud Es. Het gevoelsleven van het kind zelf bepaald hoe het zich
gedraagt. In dit voorbeeld zie je dat het eigenbelang botst met het hoger belang. Kohlberg
spreekt van het preconvetionele niveau van de morele ontwikkeling. In het eerste stadium
(Kohlberg onderscheidt er drie) is wat goed of slecht is gebaseerd op de directe gevolgen ervan
(straffen of beloningen).
Sociale ontwikkeling
In dit onderdeel bedoelen we met sociale ontwikkeling de wijze waarop kleuters omgaan met
leeftijdsgenoten en hoe ze dat uiten in hun spelgedrag. We sluiten hiermee de ontwikkeling van
de kleuter af. Dat komt niet omdat de sociale ontwikkeling pas later begint dan de andere
ontwikkelingen. Juist het tegenover gestelde. We hebben hiervoor gekozen omdat je allereerst
kennis moet hebben van de emotionele, morele en identiteitsontwikkelingen. Die kennis gaan
we toepassen in de sociale ontwikkelingen van kleuters.
Contact met leeftijdsgenoten

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

Kleuters hebben graag anderen in hun omgeving. Dit hoeft niet te betekenen dat ze direct met
deze anderen activiteiten gaan ondernemen. Zoals eerder gezegd zijn jonge kleuters nog heel
erg op zichzelf (egocentrisch). Ze kunnen dus goed alleen bezig zijn, of naast elkaar werken
zonder dat ze echt contact hebben met elkaar. Dit wordt ook wel genoemd als parallel spel.
Kinderen ontwikkelen echter wel een voorkeur voor andere kinderen, maar echte
vriendschappen ontstaan er nog niet. Ze kunnen bijvoorbeeld bij elkaar gaan spelen na school,
niet per se omdat ze vrienden zijn, maar puur omdat de een nieuw speelgoed heeft gekregen.
Spel
De omgang van kleuters met hun leeftijdsgenoten kun je goed zien in hun spel. Je kunt hier
zoveel over vertellen, maar omdat wij het over sociaal-emotionele ontwikkeling hebben kiezen
wij ervoor om het daarbij te houden. Spel is niet alleen voor de sociale vaardigheden, maar
dient ook grotendeels als cognitieve ontwikkeling. De kleuter zit in de pre-operationele fase
volgens Piaget. Dit noemt hij de periode van symbolisch spel. Kinderen doen in dit spel alsof.
Ze gebruiken hun fantasie. Rollenspellen horen hierbij. Vader en moedertje of juf spelen zijn
hier voorbeelden van. Ze spelen rollen die ze in hun eigen omgeving tegenkomen of kennen uit
sprookjes, zoals prinsesje spelen of ridder spelen.
Stage
Ik merk dat er veel verschil zit tussen de jonge en de oude kleuter. Als ik kijk naar de theorie die
ik hierboven heb beschreven, zie ik veel terug komen in de praktijk. vb:
Een jonge kleuter in mijn groep zal vooral zelf spelen (egocentrisch), maar een oudere kleuter is
al meer met de andere kinderen bezig.
8. Rollen in de klas, Apenrots theorie (gesprek mentor)
Dit ga ik morgen (02-03-2015) bespreken met mijn mentor. Ik ken de groep hier nog niet goed
genoeg voor.
Ik zie in de klas dat de oudste meisjes een groepje vormen. Ze zoeken elkaar vaak op en doen
veel van elkaar na. In de klas over het algemeen zie ik apen gedrag terug komen. Als de een
denkt: Ik ga door de kring wandelen, denken meer kinderen dat ze door de kring mogen
wandelen. Als ik dat niet corrigeer voelen ze die vrijheid en wordt het een rommeltje. DS is een
van de alfa mannetjes van de klas, samen met JB. Zij zijn zeer opvallend in hun gedrag, ze zijn
gewoon erg aanwezig. DS is wel van het helpen van de jongere kinderen. Dat vindt hij
geweldig. JB heeft bij mij niet die indruk opgewekt, ik hoor vaak klachten over hem. Over het
algemeen kun je zeggen dat de oudere kinderen meer de baas zijn dan de jongere kinderen.
Die laten zich vaak leiden door de oudere moederfiguren.

Leandros Sidiropoulos

P14EHVD

10-02-2015

You might also like