Professional Documents
Culture Documents
Definitief Bestemmingsplan Edisonpark Toelichting
Definitief Bestemmingsplan Edisonpark Toelichting
Definitief Bestemmingsplan Edisonpark Toelichting
Bedrijvent errein
Edisonpark
gemeente Vlissingen
26 juni 2003
projectnummer 59.55.04.02
I NH O U D
toelic hting
I
I inleiding 1
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
II beleidskader 3
1 inleiding 3
2 rijksbeleid 3
3 provinciaal beleid 4
4 regionaal en gemeentelijk beleid 5
IV het plangebied 10
V milieu-aspecten 11
1 inleiding 11
2 bedrijvigheid 11
3 akoestische aspecten 13
4 bodemonderzoek 14
5 watertoets 14
6 archeologische aspecten 16
7 flora en fauna 17
8 duurzaamheidsaspecten 17
9 externe veiligheid 18
IX inspraak en overleg 31
1 inspraak 31
2 vooroverleg ex art. 10 bro 32
bijlagen
Bijlage 1: Inspraakplan
Bijlage 2: Archeologie
Bijlage 3: Overzichtstekening en locatie boringen bodemonderzoek
II Bijlage 4: Inspraakschrift
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
I INLEIDING
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
van de gronden heeft, in overleg met de gemeente Vlissingen, de herontwikkelings-
mogelijkheden van de locatie onderzocht. Het onderzoek heeft geresulteerd in een
ambitieus plan om te komen tot herontwikkeling van het gebied middels een invulling
met kleinschalige kennisintensieve bedrijvigheid op een kwalitatief hoogwaardig bedrij-
venpark: het Edisonpark.
Ten behoeve van de herontwikkeling van het terrein is door het bureau Rothuizen van
Doorn ’t Hooft Architecten en Stedenbouwkundigen een ontwikkelingsplan opgesteld,
dat is vastgelegd in een beeldkwaliteitplan (laatste versie: 26-03-2001). De voorge-
stane ontwikkeling van het Edisonpark sluit aan bij het vigerend beleid. Daarnaast
wordt aangehaakt bij trends en ontwikkelingen, zoals deze zich voordoen in de markt.
Het beeldkwaliteitplan is zodanig opgezet, dat het als sturingsinstrument kan dienen
bij zowel de ontwikkeling van het gebied als geheel, als de toetsing van de individuele
bouwplannen.
3
1 inleiding
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Op verschillende niveaus wordt beleid geformuleerd dat een kader vormt voor de ont-
wikkeling van bedrijventerreinen. Hieronder zal per bestuursniveau ingegaan worden
op de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van bedrijventerreinen.
2 rijksbeleid
Het Rijksbeleid waarop dit bestemmingsplan zijn weerslag vindt, kan worden terugge-
vonden in de Vijfde Nota op de Ruimtelijke Ordening: ruimte maken, ruimte delen, deel
3, kabinetsstandpunt (januari 2002).
Groter verband
Hoofddoelstelling van het nationaal ruimtelijk beleid is, om op het beperkte oppervlak
van Nederland, doelmatig met ruimte om te gaan en alle ruimtevragende functies
zodanig te accommoderen dat er sprake is van ruimtelijke diversiteit, economische en
maatschappelijke functionaliteit, culturele diversiteit, sociale rechtvaardigheid, duur-
zaamheid, aantrekkelijkheid en menselijke maat. Het ruimtelijk beleid gaat daarnaast
uit van een lagenbenadering, om de kwaliteiten die een plek biedt als uitgangspunt
voor planvorming te laten gelden. Water is hierbij een belangrijk ordenend principe.
Ondanks het feit dat in een bundelingsgebied het accent op verstedelijking ligt, is het
zaak de aanwezige natuur ook hier de ruimte te bieden, teneinde de ruimtelijke kwali-
teit en leefbaarheid op niveau te houden. Er dienen dan ook ruimtelijke reserveringen
te worden gedaan ten behoeve van de groen-blauwe structuur. Onderlinge samen-
werking tussen gemeenten is ook voor deze belangenafweging een vereiste. Deze
heeft plaatsgevonden in samenwerking met Middelburg.
Om het stedelijk gebied van de stedelijke netwerken vitaal te houden, zal ruimtelijke
diversiteit in stads- en dorpsmilieus moeten worden nagestreefd dat elkaar aanvult en
versterkt. Hierbij is het zaak te intensiveren met behoud en versterking van ruimtelijke
kwaliteit door het benutten van kansen die vaak terug te vinden zijn in de ter plekke
aanwezige kwaliteiten.
De ruimtelijke kwaliteit is te definiëren aan de hand van de eerder genoemde zeven
criteria. In deze criteria valt op, dat zowel het bieden van de gelegenheid om verschil-
len te ontplooien, als de vereiste om samenhang te creëren en het groter verband te
4 bewaken, belangrijk zijn.
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Wat betreft de bereikbaarheid, is de locatie, zoals de Vijfde Nota graag wenst, voor
alle modaliteiten goed bereikbaar over bestaande infrastructuur. Hierbij worden te-
vens de veiligheids-, geluids- en gezondheidsrisico’s in acht genomen.
Het Rijksbeleid wenst dat de bedrijven met een omvangrijke goederenstroom, die niet
of nauwelijks te vinden zullen zijn op Edisonpark, worden geclusterd en dat veel aan-
dacht wordt besteed aan het parkeerbeleid. Bij het parkeren is het zaak dat dit zoveel
mogelijk inpandig of ondergronds gebeurd.
Wat betreft de bebouwingsintensiteit, zal voldaan moeten worden aan het percentage
van 5% tot 15% ruimtewinst ten opzichte van 1996. Daarbij moet tevens gezorgd
worden voor het vasthouden van water in het gebied. Dit mag dus niet elders worden
afgewenteld.
De intensivering draagt bij aan het streven van het Rijk dat 44% van het aandeel
arbeidsplaatsen in 2030 op bedrijventerreinen zit, tegen 39% in 2000.
3 provinciaal beleid
Het provinciaal beleid met betrekking tot de ontwikkeling en inrichting van be-
drijventerreinen is verwoord in het Streekplan Zeeland dat op 12 september 1997 is
vastgesteld. In het Streekplan wordt benadrukt, dat er voor vestiging en uitbreiding
van bedrijvigheid een voldoende aanbod van bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit
beschikbaar moet zijn. Om die reden zijn in het Streekplan verschillende typen be-
drijventerreinen en werklocaties onderscheiden. De bedrijvenlocatie Edisonpark wordt
aangemerkt als een stedelijk bedrijventerrein. De provincie Zeeland streeft er naar
om het niveau van de stedelijke bedrijventerreinen verder te versterken. Zo verdient
het de voorkeur om bovenlokale, ofwel regionale bedrijvigheid op een stedelijk bedrij-
venterrein binnen een ontwikkelingszone, zoals het stadsgewest Vlissingen-
Middelburg, te vestigen. In het provinciale vestigingsbeleid met betrekking tot stedelij-
ke bedrijventerreinen wordt het belang onderkend, voldoende voorraad bedrijventer-
rein van de juiste kwaliteit te hebben voor vestiging en uitbreiding van (regionale)
bedrijvigheid. Tenslotte wordt van gemeenten die in de stedelijke ontwikkelingszone 5
Vlissingen-Middelburg gelegen zijn, een gezamenlijke visie verwacht op het gebied van
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
ruimtelijke ontwikkelingen. In deze regionale visie dient onder meer aandacht te wor-
den besteed aan de ontwikkeling van nieuwe stedelijke bedrijventerreinen.
Het provinciaal beleid is gericht op een zorgvuldig en duurzaam gebruik van de be-
schikbare ruimte. Ten aanzien van bedrijventerreinen hebben herstructurering, revi-
talisering en inbreiding dan ook de voorkeur boven uitbreiding en ontwikkeling van
nieuwe bedrijventerreinen. De mogelijkheden voor duurzaam ruimtegebruik doen zich
met name voor op de verouderde en ondoelmatig ingerichte bedrijventerreinen. Mid-
dels revitalisering en herstructurering worden binnen de bestaande grenzen mogelijk-
heden gecreëerd voor nieuwe ontwikkelingen.
De ontwikkeling van het Edisonpark is een voorbeeld van herstructurering van een be-
drijventerrein. Het bestemmingsplan is erop gericht om herstructurering van het ge-
bied mogelijk te maken voor vestiging van nieuwe bedrijven.
In het “Ruimtelijk plan stedelijk gebied Walcheren 2010” is het Edisonpark aangeduid
als een modern bedrijventerrein. Dat wil zeggen: “Terrein waar het aandeel kantoren
niet lager is dan 20%; het kantoor is het beeldbepalende element; de overige be-
drijfsgebouwen zijn functioneel, maar wel representatief; de kavels zijn groter dan op
een hoogwaardig terrein en kleiner dan de kavels op een traditioneel terrein. Het
terrein is redelijk ruim van opzet (uitgiftepercentage 70%, verharding 12%, groen en
water 18%). Het prijsniveau is gemiddeld en zichtbaarheid is gewenst”. Voor de
periode tot 2010 wordt de verwachting uitgesproken, dat er binnen het stadsgewest
een behoefte bestaat van circa 50 hectare aan modern bedrijventerrein.
6
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
De locatie van het Edisonpark wordt beschouwd als een moderne zichtlocatie, waarin
middels de vormgeving en situering van de bedrijfsgebouwen een architectonisch
aantrekkelijke wand langs de Rijksweg, spoorlijn en het kanaal kan worden gecreëerd
die de stadsentree van Vlissingen versterkt.
Voor het bedrijventerrein Edisonpark is een profiel opgesteld. Dit profiel wordt be-
schreven in hoofdstuk VI. Naar aanleiding van dit profiel is een staat van bedrijfsacti-
viteiten opgesteld voor het bedrijventerrein. Kennisintensieve bedrijven en bedrijven
met een specifieke vorm van “ambachtelijkheid” bepalen in de toekomst het beeld. De
toegelaten bedrijfsactiviteiten lenen zich bij uitstek voor een combinatie met bedrijfs-
woningen. Tevens draagt het realiseren van bedrijfswoningen op het Edisonpark bij
aan het verhogen van de beeldkwaliteit ter plaatse.
De geplande ontwikkelingen in het omliggende gebied vormen geen belemmering voor
de realisatie van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Edisonpark. Het bestaande
onderwijscluster ten zuiden van het Edisonpark, zal verder worden uitgebreid met
onderwijsvoorzieningen. Het KSG-terrein ten zuidwesten van Edisonpark, zal in de
toekomst een functieverandering van “bedrijven” naar “wonen” en “recreatie” onder-
gaan. Daarnaast is de verwachting dat, gezien de afstand tussen de Buitenhaven en
het bedrijventerrein Edisonpark, er geen negatieve beïnvloeding plaatsvindt van de
bestaande bedrijvigheid in de wijdere omgeving.
I I I T R E ND S E N O NT W I KK E L I N G E N
7
1 trends in de markt
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Ten aanzien van bedrijvigheid wordt de laatste jaren een trend onderkend in de toe-
name van kleinschalige bedrijven en bedrijfseenheden. Deze trend wordt voornamelijk
ingegeven door technologische ontwikkelingen, verbeterde productiemethoden, ver-
beterde transport- en communicatiemogelijkheden, et cetera. Kleinschalige bedrijven
hebben een dynamisch, innovatief en flexibel karakter. Het is ook vaak de hoogwaardi-
ge, kennisintensieve bedrijvigheid die hoogopgeleid en gekwalificeerd personeel ver-
eist. Het kleinschalige karakter maakt deze bedrijven tot veelal arbeidsintensieve
vestigingen, waardoor meer werkgelegenheid gegenereerd wordt. De oorzaak in de
toename van dergelijke kleinschalige bedrijvigheid ligt in de ontwikkeling dat grote
bedrijven meer en meer bepaalde activiteiten uitbesteden aan kleine zelfstandige be-
drijven en zelf ook vaker bestaan uit een aantal kleine vestigingen. Het type bedrijven
dat binnen deze context genoemd kan worden, zijn innovatieve, moderne bedrijven
zoals:
ingenieurs- en architectenbureaus;
onderzoeksinstituten;
laboratoria;
consultancy;
opleidingscentra;
computerfirma’s;
groothandel in specialistische goederen met beperkt transport.
Het kleinschalige karakter heeft ook zo zijn weerslag op de vestigingsplaats van der-
gelijke bedrijven. De geografische ligging van de vestigingsplaats speelt in mindere
mate een rol dan bijvoorbeeld de kwaliteit van de woonomgeving, voorzieningen en
communicatiemogelijkheden. Het concentreren van dergelijke bedrijven leidt door
persoonlijke contacten tot een bron van inspiratie en creativiteit. Veel van dit type
bedrijven zijn jong en spelen in op nieuwe technologische ontwikkelingen.
In een groeiende moderne economie verschuift laagwaardige bedrijvigheid steeds
meer naar de lage lonenlanden. Bedrijven gaan zich daarom meer richten op ken-
nisintensieve producten en diensten. Als gevolg van deze ontwikkeling is er ook een
groeiende markt voor kleinschalige innovatieve bedrijven die een belangrijke rol ver-
vullen als toeleverancier aan de grote stuwende bedrijven, of eigen producten direct
in de markt zetten.
2 regionale ontwikkelingen
anderzijds ligt het goed ontsloten terrein tussen de stad en de grote industrieterrei-
nen.
Naast ontwikkelingen in de markt doen zich in de omgeving van het Edisonpark meer-
dere ontwikkelingen voor. Het merendeel van de bedrijventerreinen van Vlissingen is
gelegen aan de oostzijde van de stad. Een aantal van deze bedrijventerreinen is ver-
ouderd en zal op termijn voor herstructurering, revitalisering of functieverandering in
aanmerking komen. Het aan de westzijde van het kanaal door Walcheren gelegen
bedrijventerrein Baskensburg zal gerevitaliseerd worden. Het ten zuiden van het
Edisonpark gelegen onderwijscluster zou in de toekomst wellicht uitgebreid kunnen
worden naar het noorden, waardoor het ter plaatse aanwezige bedrijventerrein een
functieverandering zal ondergaan. De samenhang tussen het Edisonpark en het on-
derwijscluster zal in dat geval zowel in de vormgeving als in de functionele aansluiting
gestalte moeten krijgen. Voor het onderwijscluster geldt een campus-
idee. Ten oosten van het Edisonpark zal langs de autosnelweg A58 het bedrijventer-
rein Souburg worden ontwikkeld. Grenzend aan de binnenstad van Vlissingen is het
K.S.G.-terrein gelegen rond het dok. Dit terrein zal op de lange termijn een mogelijke
functieverandering doormaken.
3 het onderwijscluster
Met de aanwezigheid van de Hogeschool Zeeland en het ROC Zeeland kent Vlissingen
een unieke concentratie van technologisch en economisch onderwijs op MBO-, HBO-
en Mastersniveau. Naast de reguliere onderwijstaken, vervullen deze onderwijsinstitu-
ten ook een belangrijke rol in de directe kennisoverdracht naar het bedrijfsleven. Het
Edisonpark sluit direct aan op het genoemde cluster van onderwijsinstellingen. Bedrij-
ven die zich daar vestigen, zullen daarvan profiteren. Niet alleen door gebruik te ma-
ken van de directe voorzieningen en transfermogelijkheden, maar ook indirect door de
stimulerende invloedssfeer. Anderzijds zal de aanwezigheid van een dergelijk bedrij-
venterrein een stimulerende invloed hebben op de ontwikkeling van deze onderwijsin-
stituten.
Een andere vorm van spin-off die zich steeds meer ontwikkelt, is dat dragers van
moderne kennis, veelal jonge mensen met een goede opleiding, zelfstandig bedrijven
oprichten. Daarbij moet men denken aan bedrijven in de zakelijke dienstverlening,
maar ook aan bedrijven die zich richten op het produceren en assembleren van hoog-
waardige eigen producten of op toelevering van producten aan grotere bedrijven. Hoe
meer van deze bedrijven zich concentreren rond de onderwijscluster in Vlissingen,
hoe groter het synergetisch effect zal zijn.
In Nederland zijn verschillende voorbeelden van waar een dergelijke interactie tussen
onderwijs en bedrijfsleven een stimulans levert aan de ontwikkeling van de economi- 9
sche structuur van een regio (TU-Twente, TU-Eindhoven en Hogeschool Eindhoven).
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Figuur 3: De huidige ruimtelijke structuur
Het voormalige PZEM-terrein ligt in het zuidoostelijk deel van de stad Vlissingen in de
10 oksel van het Kanaal door Walcheren en de autosnelweg A58. De vaarweg scheidt
het terrein van de stad Vlissingen. Aan de overzijde van de A58 ligt Souburg. Aan de
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Van de gemeenten binnen het stadsgewest heeft de gemeente Vlissingen het groot-
ste oppervlak aan bedrijventerrein binnen haar grenzen verdeeld over een aantal
bedrijventerreinen. Ten oosten van de stad bevindt zich de Sloehaven met een groot
bedrijventerrein. Het Edisonpark kenmerkt zich door haar bijzondere ligging in de
ruimtelijke structuur van de stad. Het plangebied vormt een onderdeel van de entree
tot de stad en zal zodoende representativiteit dienen uit te stralen.
V M I L I E U - A S PE C T E N
11
1 inleiding
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Het voormalige PZEM-terrein blijft in de toekomst in principe in gebruik als zijnde
bedrijventerrein. De ligging en de kwaliteiten van het terrein nodigen echter uit voor
bijzondere vormen van bedrijvigheid. De kwaliteit van de ligging aan het water en de
goede ontsluiting maakt, dat het terrein aantrekkelijk is als vestigingsplaats voor hoog-
waardige, kennisintensieve bedrijvigheid in combinatie met bedrijfsgebonden woningen
met een representatieve uitstraling. De combinatie van kennisintensieve bedrijven
met bedrijfsgebonden woningen vereist een omgeving met een hoge ruimtelijke kwali-
teit.
2 bedrijvigheid
Op het Edisonpark zijn niet alle bedrijven toegestaan in verband met het gewenste
profiel van het bedrijventerrein. Aan de hand van de VNG-brochure “Bedrijven en
Milieuzonering” uit 1999 is een bedrijvenlijst opgesteld. Deze maakt onderdeel uit van
de voorschriften. In de brochure zijn alle bedrijfsactiviteiten ondergebracht in catego-
rieën die gebaseerd zijn op de in acht te nemen minimum afstand tussen een bedrijf
en een rustige woonwijk. Vanwege de ligging ten opzichte van Oost-Souburg zijn, uit
oogpunt van milieu, geen bedrijfsactiviteiten toelaatbaar uit de categorieën 4, 5 en 6
(verder dan 100 meter uit de grens van de bedrijfsbestemming; zie
figuur 6). Binnen de lijst van categorieën die wel toelaatbaar zijn, is een verbijzonde-
ring aangebracht, omdat voor Edisonpark is gekozen voor kleinschalige kennisinten-
sieve bedrijvigheid.
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
12
Figuur 5: Milieuzones
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Het nieuw op te stellen bestemmingsplan voorziet in het realiseren van een hoog-
waardig, kennisintensief bedrijventerrein.
Industrielawaai
Het plangebied maakt thans deel uit van het bedrijventerrein rond de Binnen-en Bui-
tenhavens. Door de aanwezigheid van twee bedrijven, te weten de scheepswerf KSG
en het zand- en grindsorteerbedrijf SBV is het gehele terrein gezoneerd in het kader
van de Wet geluidhinder. De scheepswerfactiviteiten van de KSG worden momenteel
alleen nog uitgevoerd nabij Het Eiland op 1.250 meter van het plangebied, het bedrijf
SBV is gelegen op 500 meter van het plangebied. Op basis van de VNG-brochure
“Bedrijven en Milieuzonering” wordt respectievelijk een afstand van 500 meter en
200 meter aangehouden tot aaneengesloten bebouwing. In het plangebied kunnen, bij
een maximale, indicatief aangegeven, verkaveling maximaal 25 bedrijfswoningen wor-
den gerealiseerd. Dit aantal zal lager zijn, omdat niet ieder bedrijf een bedrijfswoning
wenst en er ook grotere kavels worden uitgegeven. Geconcludeerd kan worden, dat
de bedrijfsvoering van voornoemde bedrijven geen negatieve gevolgen zal hebben ten
gevolge van de toelaatbaarheid van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Edison-
park. Evenmin zal het toelaten van bedrijfswoningen belemmeringen opleveren voor de
vestiging van bedrijven die zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de
bijlage bij de voorschriften van dit bestemmingsplan.
Naast de geluidsbelasting van het gehele bedrijfsterrein dient ook rekening gehouden
te worden met de geluidsproductie van individuele bedrijven die reeds aanwezig zijn.
Uitgangspunt hierbij is, dat de “geluidsruimte” die ingevolge de Wet milieubeheer aan
de bedrijven vergund is, niet door de bedrijfswoningen beperkt wordt. Bij nieuw te
vestigen bedrijven moet in de milieuvergunningen rekeninggehouden worden met de
aanwezigheid van de bedrijfswoningen.
Wegverkeerslawaai.
Het nieuw op te stellen bestemmingsplan voorziet in het realiseren van een hoog-
waardig, kennisintensief bedrijventerrein, waarbij in een gedeelte van de bebouwings-
strook langs het Kanaal door Walcheren, op maximaal 10 uit te geven percelen,
14 hetzelfde aantal bedrijfswoningen wordt toegelaten. Zoals uit de milieukaart blijkt, ligt
het deelgebied, waarbinnen bedrijfswoningen worden toegelaten, buiten de 50 dB(A)-
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Het noordelijk deel van het plangebied is wel gelegen binnen de 50 dB(A)-contour van
de Sloeweg. Voor een deel van deze bebouwingsstrook levert de aan de noordzijde
van het plangebied aanwezige 50 dB(A)-contour een ruimtelijke beperking op. Binnen
dit gedeelte worden echter alleen kantoren gerealiseerd.
Railverkeerslawaai.
Aan de oostzijde van het plangebied loopt de spoorlijn tussen Oost-Souburg en Vlis-
singen. Over dit spoor vindt geen goederentransport plaats. De snelheid van de trei-
nen is zeer laag, zodat, zoals uit de milieukaart blijkt, de 57 dB(A)-contour zich niet
over het deelgebied uitstrekt, waarbinnen de bedrijfswoningen worden toegelaten.
4 bodemonderzoek
De bodem ter plaatse van het voormalige PZEM-terrein is recentelijk gesaneerd. Een
klein deel van de locatie is echter nog niet gesaneerd en bevat nog bodemvervuiling.
In de bijlage 3 is een overzichtstekening met de locatie van de boringen opgenomen.
5 watertoets
14 februari 2001 wordt toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, die nog niet voor
inspraak ter inzage zijn gelegd of in het kader van het overleg ex artikel 10 van het
Besluit op de Ruimtelijke Ordening aan andere overheden zijn aangeboden. Het
Edisonpark is voorbereid in de zomer van 2000. Nadat daarvoor de benodigde ver-
gunningen zijn verleend, zijn de nodige werkzaamheden uitgevoerd in het vierde kwar-
taal van dat jaar. Het vooroverleg over dit bestemmingsplan is gestart na
14 februari 2001, zodat conform de startovereenkomst, de watertoets toegepast
zou moeten worden. Nu echter de civieltechnische werkzaamheden voor die datum
zijn voorbereid en uitgevoerd, behelst dit bestemmingsplan in feite de regeling van 15
een bestaande situatie. Uitgaande van die situatie zijn de mogelijkheden om naar
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
aanleiding van de watertoets nog aanpassingen aan te brengen gering. In de praktijk
blijkt de gevolgde gang van zaken, waarbij vroegtijdig overleg is gevoerd met het wa-
terschap over de wateraspecten in het Edisonpark, in de lijn te liggen van de
watertoets.
b. waterkwaliteit
De afwatering van het gebied van de PZEM-centrale is altijd op het Kanaal door Wal-
cheren geweest. Bij de aanleg van het Edisonpark is gekozen, in overleg met het
waterschap, voor de aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Deze keuze is
mede ingegeven vanwege het feit, dat op voorhand niet precies bekend is welk type
bedrijven zich zal vestigen. De overstort van het regenwaterriool loost op het kanaal,
dat op zich een redelijke goede waterkwaliteit heeft. Vanwege de tweede waterkering
is terugloop vanaf het kanaal naar het regenwaterriool door middel van een klep
onmogelijk gemaakt. Op het regenwaterriool worden de verhardingen en de daken van
de percelen aangesloten. Het regenwaterriool wordt via het rioolgemaal geperst naar
het droogweerafvoerriool Edisonweg (riool gebied Binnenhaven). Verder is er een
noodoverloop van het droogweerafvoerriool naar het bestaande droogweerafvoerriool
Edisonweg aangelegd. De koppelleiding tussen het regenwaterafvoerriool en het
droogweerafvoerriool is voorzien van een terugslagklep, hetgeen betekent dat er - ook
in extreme situaties - geen vervuild regenwater wordt afgevoerd naar het kanaal.
c. verdroging
In het gebied komt door de dichte grondstructuur geen verdroging voor.
6 archeologische aspecten
Het plangebied valt echter, op grond van de Indicatieve Kaart Archeologische Waar-
den (IKAW), in het gebied met een Middelhoge trefkans op archeologische waarden
in de bodem.
Op grond hiervan is in opdracht van de gemeente Vlissingen door SOB Research ten
behoeve van de realisatie van het Bestemmingsplan Edisonpark, een Aanvullende
Archeologische Inventarisatie (AAI) uitgevoerd met het doel de geologische opbouw,
de aardkundige waarden en de archeologische en cultuurhistorische waarden ter
plaatse vast te stellen.
Op basis van de gegevens van het booronderzoek in het plangebied kan worden ge-
steld dat hier van oorsprong Afzettingen van Duinkerke II (komafzettingen, klei) op
Hollandveen, Afzettingen van Calais voorkwamen. In bijna alle diep doorgezette borin-
gen werd echter geconstateerd dat het Hollandveen grotendeels is afgegraven. Dit
afgraven vond zeer waarschijnlijk plaats in de Late Middeleeuwen, ten behoeve van
brandstofwinning of zoutwinning. Het westelijk deel van het plangebied bleek in de
twintigste eeuw circa 3-4 meter te zijn opgehoogd.
Op basis van het uitgevoerde historische onderzoek kan worden gesteld dat zich in
ieder geval in de periode tussen circa 1650 en 1870 geen bebouwing binnen het
plangebied heeft bevonden. Vanaf circa 1870 tot circa 1950 bevond zich in het
westelijk deel van het plangebied een locomotievenloods. Deze loods is in 1950 afge-
broken. Hierbij zijn ook de funderingen uitgegraven en verwijderd. Vanaf 1950 bevond
zich in het plangebied een energiecentrale. Deze is onlangs afgebroken.
Tijdens de uitvoering van de AAI werden in geen van de boringen relevante archeolo-
gische indicatoren aangetroffen. Geconstateerd werd dat het Hollandveen en de
afdekkende Afzettingen van Duinkerke II niet meer intact aanwezig waren. Hierdoor is
de kans op de aanwezigheid van intacte bewoningssporen uit de Prehistorie, Romein-
se Tijd en Middeleeuwen nihil. Binnen het plangebied werden geen aanwijzingen voor
de aanwezigheid van kreekruggen aangetroffen, zodat ook op basis van dit gegeven de
kans op het aantreffen van bewoningssporen uit de Middeleeuwen nihil kan worden
geacht. Op basis van historisch onderzoek kan tevens worden gesteld dat de kans op
het aantreffen van bewoningssporen uit de Nieuwe Tijd (tot circa 1870) zeer klein is.
Samenvattend kan worden gesteld, dat tijdens de AAI geen belangrijke archeologische
waarden werden vastgesteld. Op basis van de onderzoeksgegevens wordt aanvullend 17
archeologisch onderzoek binnen het plangebied dan ook niet noodzakelijk geacht.
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
De resultaten van de AAI zijn in een schrijven van SOB Research aan de gemeente
Vlissingen verwoord in bijlage 2 aan deze toelichting gevoegd.
7 flora en fauna
Geconcludeerd kan worden, dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en Fauna
wet nodig is. Het onderzoek is separaat bij het plan bijgevoegd.
8 duurzaamheidsaspecten
Algemeen
Duurzaam bouwen houdt in dat het volledige bouwproces, van voorontwerp tot uitein-
delijk bouwplan, zodanig wordt ingericht, dat de directe en indirecte schadelijke gevol-
gen voor het milieu zo beperkt mogelijk zijn. Voorts dat de mogelijkheden voor milieu-
besparende activiteiten zo breed mogelijk blijven. Dit kan bijvoorbeeld betrekking heb-
ben op beperking van het energieverbruik (zonnepanelen, isolatie), efficiënt waterbe-
heer (door middel van zo weinig mogelijk verharding, infiltratiezones en een traditio-
18 neel gescheiden rioleringsstelsel), de relatie ten opzichte van flora en fauna en het
toepassen van milieuvriendelijke bouwmaterialen.
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Het gemeentebestuur van Vlissingen geeft duidelijk aan en draagt ook uit dat duur-
zaam bouwen onderdeel uitmaakt van de dagelijkse bouwpraktijk. In de praktijk wordt
hierbij gebruik gemaakt van simpele, eenduidige en niet onderhandelbare eisenpakket-
ten waaraan de diverse onderdelen van duurzaam bouwen worden getoetst.
9 externe veiligheid
Ter hoogte van het plangebied zijn geen voorzieningen aanwezig voor het afmeren van
schepen. Nader onderzoek naar de externe veiligheid in het plangebied kan derhalve
achterwege blijven.
V I B E SC H R I J V I N G V A N H E T P L A N
19
1 stedenbouwkundig plan
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Uitgangspunt voor het Edisonpark is het creëren van een hoogwaardig bedrijven-
terrein. De term hoogwaardig heeft niet alleen betrekking op de functie van het be-
drijventerrein, maar ook op de gewenste beeldkwaliteit. Ten behoeve hiervan is een
ruimtelijk concept voor de stedenbouwkundige structuur ontworpen, die vervolgens is
uitgewerkt in een verkavelingsopzet.
De keuze voor het creëren van een hoogwaardig bedrijventerrein resulteert in een
specifiek profiel voor Edisonpark. De aard van de geprojecteerde bedrijvigheid alsme-
de de nabijheid van het onderwijscluster geven een bijzonder karakter aan het
Edisonpark. Kennisintensieve bedrijven en bedrijven met een specifieke vorm van
‘ambachtelijkheid’ bepalen straks het beeld. Dienstwoningen maken daar nadrukkelijk
deel van uit; zij versterken dit beeld en zorgen bovendien voor multifunctionaliteit c.q.
een zekere ‘doorleving’ van het terrein.
Het ruimtelijk concept kent een sterke relatie met de directe omgeving. Het totale
plangebied wordt sterk beheerst door twee lineaire structuren, de spoorlijn en het
kanaal die in de langsrichting het plangebied begrenzen. Deze infrastructurele ele-
menten geven een sterke richting aan het terrein dat aan de noordzijde wordt afge-
sneden door de Sloeweg. Het stedenbouwkundig concept benadrukt de twee richtin-
gen. Terzijde van het kanaal zullen kantoorvilla’s in een luchtige verticaal ge-
structureerde architectuur het beeld bepalen. De strook langs het spoor zal invulling
krijgen met meer massieve horizontaal gestructureerde bedrijfsloodsen met kan-
toor/showroom. De twee hoofdrichtingen die de structuur van het plan bepalen, wor-
20 den op de kop bij de Sloeweg ingeleid door een hoogteaccent. Het tussengebied zal
fungeren als verbindende schakel tussen de verschillende elementen en zal een park-
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
van deelgebied 2 en de toekomstige ontsluiting van deelgebied 4 worden uitgevoerd
als tweerichtingswegen. Het terrein wordt verlaten via de Edisonweg. Zowel langs de
Energieweg als langs de Kennis Boulevard komt een fietspad voor tweerichtings-
verkeer, dat aansluit op de langzaamverkeersontsluiting van aangrenzende gebieden.
3 deelgebieden
Deelgebied 1
Deelgebied 1 vormt de inleiding van het plangebied. Zowel openbare ruimte als be-
bouwing zullen een representatieve functie hebben en zullen het achterliggende ruim-
telijke concept zichtbaar moeten maken: de twee hoofdrichtingen en de parkachtige
schakel tussen de twee richtingen. De bebouwingelementen langs het kanaal en
spoor presenteren zich nadrukkelijk frontaal naar de Sloeweg. Elk bebouwingselement
bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen die optisch van elkaar worden gescheiden
door middel van stijgpunten. Alle bebouwing heeft uitsluitend een kantoorfunctie.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden:
zichtlijnen in acht nemen zodat een doorkijk ontstaat door het deelgebied op de
achterliggende parkinvulling;
bouwhoogten: langs kanaal en spoor accent tot 6 bouwlagen of maximaal 25 me-
ter, tussengelegen bouwdelen tot 5 bouwlagen of maximaal 17,5 meter gemeten
22 vanuit de ontsluitingsweg, de Edisonweg;
representatieve gevels van de buitenste bouwdelen richting kanaal en spoor, in
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Het deelgebied wordt ingericht met vier bouwdelen die door middel van stijgpunten
paarsgewijs zijn gekoppeld. De bebouwing concentreert zich op de hoeken van het
deelgebied. De grond zal in maximaal 4 percelen worden uitgegeven met een ge-
meenschappelijke regeling voor gezamenlijk gebruik van de stijgpunten.
Deelgebied 2
Deelgebied 2 wordt gevormd door de strook die de richting van het spoor volgt. Voor
bedrijven die in dit gebied liggen, vormt de kant van het spoor de belangrijkste gevel-
zijde. Het zijn bedrijven met zowel kantoor en/of representatieve ruimte als een meer
bedrijfsmatig deel daarachter. Er gelden twee rooilijnen: de voorste voor het repre-
sentatieve deel, de achterste voor het bedrijfsmatige deel. Naar de achterzijde mag
deelgebied 2 een redelijk gesloten wand vormen. De achterzijden zullen een repre-
sentatieve uitstraling dienen te verkrijgen. De gebouwen zullen alle voorzien worden
van een platte afdekking.
Het groene tuinachtige karakter wordt primair bepaald door de gazonstrook met blok-
haag aan de weg. Daarachter ligt een tuin- en parkeerstrook. Het bebouwbaar opper- 23
vlak tussen de eerste en tweede rooilijn vormt de representatieve zone. Deze zone is
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
in belangrijke mate bepalend voor de representatieve uitstraling. Achter de tweede
rooilijn mogen de gronden die binnen de bebouwingsgrenzen liggen, voor 100% be-
bouwd worden. De uit te geven kavels hebben een diepte van 50 meter. De breedte
van de kavels varieert van 25 meter tot 60 meter.
Deelgebied 3
Deelgebied 3 wordt gevormd door de bebouwingsstrook aan de zijde van het kanaal.
In deze strook zullen vormen van bedrijvigheid worden gesitueerd die de nadruk leg-
gen op een representatieve uitstraling, kantoren en showroom eventueel met een
werkplaats of montageruimte. Architecten- en adviesbureaus en bedrijven met kan-
toor gekoppeld aan een meer ambachtelijke functie, bijvoorbeeld: reclamebureaus,
maquettebouw, maar ook in de IT-branche en het milieuonderzoek zijn er voorbeelden
te vinden.
Door de wijze van verkaveling zijn de bedrijfsgebouwen naar alle zijden georiënteerd,
waardoor representativiteit aan alle zijden van belang is.
Deelgebied 4 is gelegen aan de zuidzijde van het plangebied. Dit deel van het plange-
bied herbergt enkele van de nog bestaande gebouwen die op het voormalige PZEM-
terrein stonden. De aanwezige bebouwing is na gedeeltelijke sloop en renovatie ge-
schikt gemaakt als bedrijfsverzamelcomplex waarin diverse bedrijven ondergebracht
kunnen worden. Op deze wijze is de nog aanwezige bebouwing benut op een wijze die
past in de planfilosofie van het Edisonpark en levert als zodanig op geheel eigen wijze
een bijdrage aan het beeld en de uitstraling die door het stedenbouwkundig plan
wordt voorgestaan.
Deelgebied 5
Als vijfde deelgebied kan worden onderscheiden, het parkachtige middengebied dat
ook zal voorzien in uit te geven kavels ten behoeve van een bedrijfsfunctie. Bepalend
voor de plaatsing van de bebouwing in dit deel van het plangebied zijn de twee riole-
ringsstroken die grenzen aan de deelgebieden 2 en 3, de in te planten wigvormige
groenstructuur en mogelijk de resterende funderingspalen van de voormalige CZ-
centrale.
Het gebied tussen de bedrijven langs het kanaal en de spoorlijn wordt ingericht als
gazon met groepen parkbomen in een wigvormige structuur: onderling verbonden aan
de kanaalzijde en convergerend richting het spoor. Deze structuur bepaalt de op
termijn uit te geven percelen en begeleidt de overgang tussen de lage be-
bouwingsdichtheid aan de kanaalzijde en de hogere bebouwingsdichtheid aan de
spoorzijde.
4 beeldkwaliteit
Onder andere vanwege de ligging van het Edisonpark en de samenhang met de om-
liggende gebieden, zijn nadere eisen gesteld aan de beeldkwaliteit. Dit geldt voor de
aspecten openbare ruimte en bebouwing, maar met name ook voor de samenhang
tussen beiden. Zo zijn er eisen gesteld aan vormgeving van de openbare ruimte en
reclame-uitingen.
Gebouwen en overige beeldbepalende elementen dienen op een hoog peil te staan.
Een bedrijventerrein is een dynamisch geheel, vandaar dat de kwaliteit van het gebied
ook in de toekomst zal dienen te worden gehandhaafd.
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
aanvullende toetsingskader voor bouwplannen. Als een bouwplan niet past binnen de
beeldkwaliteitnota, kan door de gemeente geen bouwvergunning worden verleend.
V I I E C O N O M I SC H E U I T V O E R B A A R H E I D
digde gronden zijn inmiddels door de ontwikkelaar verworven. Uit de financiële opzet
blijkt, dat de ontwikkeling, met een bijdrage uit het zogenaamde Konver-programma en
cofinanciering van de gemeente en de provincie, kostendekkend kan plaatsvinden.
Inmiddels zijn alle civieltechnische werkzaamheden uitgevoerd en kan, na vaststelling
van het bestemmingsplan, overgegaan worden tot gronduitgifte.
V I I I J U R I D I SC H E V O R M G E V I N G
27
1 algemeen
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
De methodiek van het bestemmingsplan Edisonpark is ontworpen met als uitgangs-
punt de reeds ontwikkelde standaardvoorschriften van de gemeente Vlissingen. Deze
standaardvoorschriften zijn opgesteld, omdat de gemeente is gestart met het herzien
van een groot aantal bestemmingsplannen. Het doel van het opstellen van standaard-
voorschriften was het verkrijgen van uniforme voorschriften voor de hele gemeente.
Ook bij ontwikkelingslocaties wordt daarom gebruik gemaakt van deze standaardvoor-
schriften.
2 planmethodiek
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en
de planvoorschriften. De planvoorschriften zijn gerelateerd aan de plankaart, zodat
kaart en voorschriften te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien
en toegepast.
plankaart
Op de plankaart hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekre-
gen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze
aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze daaraan
in de voorschriften wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen
enkele betekenis en is deze uitsluitend op de plankaart aangegeven ten behoeve van
de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
planvoorschriften
De planvoorschriften zijn ondergebracht in een drietal hoofdstukken:
hoofdstuk I (algemene bepalingen), met daarin een aantal voorschriften die van
belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de voorschriften in de overige
hoofdstukken en een aantal andere algemene regelingen zoals vrijstellingsbe-
voegdheden, wijzigingsbevoegdheden en algemene bouwmogelijkheden en –
verboden;
hoofdstuk II (bestemmingsbepalingen) met daarin de (algemene) beschrijving in
hoofdlijnen en per bestemming onder meer een doeleindenomschrijving, (specifie-
ke) beschrijving in hoofdlijnen en bouwvoorschriften;
hoofdstuk III (slotbepalingen), waarin enkele algemeen geldende gebruiksvoorschrif-
ten en een aantal min of meer standaardvoorschriften zijn opgenomen.
bestemmingsbepalingen
De bestemmingsbepalingen kennen allen een zelfde opbouw met achtereenvolgens,
voor zover aanwezig, de volgende leden:
28 doeleindenomschrijving:
De doeleindenomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
inrichting:
De inrichting geeft aan welke bouwwerken en voorzieningen, voor zover passend in de
doeleindenomschrijving, zijn toegelaten.
bouwvoorschriften:
De bouwvoorschriften bepalen de maximale maten (oppervlakte, hoogte, goothoogte
e.d.) waaraan de bouwwerken moeten voldoen.
gebruiksvoorschriften:
De gebruiksvoorschriften geven nadere regels omtrent de verhouding tussen de
eventueel in de doeleindenomschrijving opgenomen verschillende functies.
vrijstellingen:
De vrijstellingsbevoegdheden zijn gebaseerd op artikel 15 WRO en geven burgemees-
ter en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden vrijstelling te verlenen van
een specifiek voorschrift.
strijdig gebruik:
Strijdig gebruik is een bepaling die aanvullend werkt ten opzichte van de algemene
gebruiksbepaling in hoofdstuk III en specifiek voor de betreffende bestemming bepaal-
de gebruiksverboden weergeeft.
wijzigingsbevoegdheid:
De wijzigingsbevoegdheden zijn gebaseerd op artikel 11 van de w.r.o. en geven bur-
gemeester en wethouders de bevoegdheid het plan te wijzigen binnen de aangegeven
grenzen.
3 bestemmingen
Het plangebied is groter dan het feitelijke bedrijventerrein Edisonpark. De gronden ten
oosten van Edisonpark zijn aan het plangebied toegevoegd, vanwege de gewenste
plaatsing van een reclamezuil nabij de kruising Nieuwe Veerhavenweg –
Sloeweg – A58.
Hierna volgt een toelichting op alle in dit plan opgenomen bestemmingen.
Bestemming “bedrijfsdoeleinden”
Een groot deel van het plangebied is bestemd als “bedrijfsdoeleinden”. Binnen deze
bestemming worden de bedrijfsactiviteiten toegestaan, die zijn opgenomen in de staat 29
van bedrijfsactiviteiten. Deze staat van bedrijfsactiviteiten is afgeleid van de VNG
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (1999) en opgenomen als bijlage bij de voor-
schriften. De VNG uitgave is een lijst met bedrijven en instellingen, ingedeeld op basis
van minimaal aan te houden afstanden tot een ‘rustige woonwijk’ uit oogpunt van
milieuhinder. Vanwege de ligging van het Edisonpark ten opzichte van Oost-Souburg,
alsmede de mogelijkheden voor de bouw van bedrijfswoningen langs het kanaal, zijn
bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 4, 5 en 6 uitgesloten. Bovendien passen de
activiteiten uit die categorieën niet in het profiel van het bedrijventerrein dat wordt
voorgestaan. Het profiel van Edisonpark is in de voorgaande hoofdstukken uitgebreid
beschreven. Op basis daarvan heeft nog een verdere selectie plaatsgevonden binnen
de categorieën 1 tot en met 3. Vormen van bedrijvigheid die niet in het profiel pas-
sen, zijn dan ook buiten de staat van bedrijfsactiviteiten gelaten. De toegelaten be-
drijfsactiviteiten zijn in principe overal in het plangebied toelaatbaar. De toegestane
bedrijfswoningen vormen uit oogpunt van ruimtelijke ordening geen belemmering voor
die activiteiten, omdat qua woonmilieu geen sprake is van een ‘rustige woonwijk’. De
VNG uitgave biedt mogelijkheden om correcties toe te passen, waardoor bij andere
woonmilieus ook bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie zijn toegestaan. De
strook langs het kanaal kan worden bestempeld als ‘lintbebouwing’ of ‘gemengd ge-
bied’.
Bestemming “spoorwegdoeleinden”
Deze bestemming is toegekend aan de gronden waarop de spoorlijn is gesitueerd. Op
de gronden mogen geen gebouwen worden gesitueerd. Slechts bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, die direct een functie voor de spoorlijn vervullen, zijn hier toege-
staan.
Bestemmingen “verkeersdoeleinden”
Deze bestemming is toegekend aan de openbare ruimte: verkeers- en verblijfsgebie-
den. Het betreft hier gebieden met een sterk openbaar karakter, die geen groen
bevatten met een structureel karakter, maar wel groenvoorzieningen zoals bomen,
struiken en groenstroken die dienen als ‘aankleding’ van het openbaar gebied.
Bestemmingen “groen”
Deze bestemming is toegekend aan het gebied ten westen van het Edisonpark, dat
groen bevat met een structureel karakter. Andere functies worden hier niet voorge-
staan, uitgezonderd de plaatsing van een reclamezuil met een hoogte van maximaal
30 meter. Deze zuil heeft uitdrukkelijk een relatie met het Edisonpark en is ook alleen
bedoeld voor reclame-uitingen voor bedrijven op dit bedrijventerrein.
4 handhaving
Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente over een actueel be-
leidsmatig en juridisch toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in
het gebied Edisonpark. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan betekent
echter ook zorgdragen voor de handhaving ervan.
De gemeente Vlissingen streeft ernaar haar handhavingsinspanningen op een zoda-
nig niveau te brengen, dat overtredingen van bestemmingsplannen en van daarmee
samenhangende andere wettelijke regels (m.n. de Woningwet) zoveel mogelijk worden
voorkomen. Daarvoor heeft de gemeente verschillende mogelijkheden en bevoegdhe-
den. 31
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
Om te beginnen kunnen goede voorlichting en informatievoorziening bijdragen aan een
verbetering van de naleving van bestemmingsplannen en van regels ten aanzien van
bouwvergunningen en meldingen. Indien zich toch overtredingen voordoen, bijvoor-
beeld in de vorm van bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning of in de
vorm van een gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, dan
zal zoveel mogelijk in overleg met betrokkenen gezocht worden naar een adequate
oplossing. In het uiterste geval kan de gemeente besluiten een overtreding gedwon-
gen te laten beëindigen en kan zij daartoe zonodig wettelijke dwangmiddelen gebrui-
ken, zoals toepassing van bestuursdwang of oplegging van een dwangsom. Het ge-
bruik van deze dwangmiddelen is met veel juridische waarborgen omkleed en zal dan
ook in alle gevallen met uiterste zorgvuldigheid moeten plaatsvinden.
Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmings-
plan. Bij het ontwikkelen van de standaardvoorschriften voor het stedelijk gebied van
Vlissingen is daarom getracht een heldere juridische methodiek te ontwikkelen en de
voorschriften op een zodanige wijze te redigeren dat deze in de toetsingspraktijk goed
hanteerbaar zijn. Minimale vereisten voor handhaafbare voorschriften zijn:
De voorschriften zijn actueel. Dat wil zeggen, aangepast aan de laatste stand van
de jurisprudentie, inzichten en het actuele beleid van hogere overheden. De stan-
daardvoorschriften zijn daarom ook geen vaststaand gegeven. Bij elk bestem-
mingsplan vindt opnieuw een nader onderzoek plaats naar de actuele stand van de
jurisprudentie et cetera.
De voorschriften (en plankaart) bevatten duidelijke normen. Dat wil zeggen, geen
normen die op verschillende wijzen kunnen worden uitgelegd. Om dit te bewerkstel-
ligen, is zoveel mogelijk aangesloten bij landelijk ontwikkelde standaardwerken zoals
“op dezelfde leest II” van het NIROV en de model-bouwverordening van de VNG.
De gestelde normen zijn controleerbaar. Normen die te gedetailleerd zijn, zijn
veelal moeilijk controleerbaar. Zo is bijvoorbeeld gekozen voor een onderscheid
tussen hoofd- en bijgebouwen, zonder een nadere uitwerking in aan- en uitbouwen
en wordt geen gebruik meer gemaakt van dakhelling.
1 inspraak
Antwoord:
Vanwege het beoogde profiel van het bedrijfsterrein is de aanwezigheid van bedrijfs-
woningen aanvaardbaar. Dit standpunt wordt gedeeld door de PCO (brief van 14
november 2002). Uit een oogpunt van geluidhinder bestaan er eveneens geen be-
zwaren (zie hoofdstuk V, paragraaf 3 plantoelichting). De gevreesde conflicterende
situatie onderschrijven wij om die reden dan ook niet.
Antwoord:
De, abusievelijk in de lijst gelaten, mogelijkheid van detailhandel is uit de lijst van be-
drijfsactiviteiten geschrapt.
Antwoord:
In overleg met het waterschap is de tekst van de watertoets aangepast. Het water-
schap kan zich hierin geheel vinden.
5 Provin c i a a l Planologische Co m m i s s i e
Per brief van 24 september 2002 heeft de commissie de volgende opmerkingen
gemaakt:
Antwoord:
Het historisch onderzoek en het resultaat van het uitgevoerde AAI zijn als bijlage
opgenomen. De conclusie dat er geen belangrijke archeologische waarden zijn vast-
gesteld en dat aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht, is
in de plantoelichting vermeld.
33
2 De bodem ter plaatse van het voormalige PZEM-terrein is recentelijk gesaneerd. Een
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |
klein deel van de locatie is echter nog niet gesaneerd en bevat nog bodemvervuiling.
Verzocht wordt aan te geven om welk deel van het plangebied het gaat en op welke
termijn de sanering wordt uitgevoerd.
Antwoord:
Door de ontwikkelaar wordt een saneringsplan opgesteld voor de nog aanwezige
bodemverontreiniging. De kosten hiervan komen, op basis van de gesloten overeen-
komst, gedeeltelijk voor rekening van de gemeente en de ontwikkelaar. In bijlage 3 bij
de toelichting is een kaartje opgenomen met daarop aangegeven op welk deel van het
terrein de sanering betrekking heeft.
Antwoord:
De bedrijfswoningen zijn gelegen op het industrieterrein en niet in de zone. Om die
reden is, op grond van de Wet geluidhinder, geen hogere grenswaarde voor de ge-
velbelasting vereist. De provincie ondersteunt dit standpunt.
Antwoord:
In de omgeving van en binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven c.q. zullen
geen bedrijven worden gevestigd, die op basis van de VNG-brochure “Bedrijven en
Milieuzonering” een zone hebben, die reikt over dit plangebied en daarom bedrijfswo-
ningen uitsluiten. De noodzaak van een inwaartse zonering ontbreekt derhalve.
5 Volgens het streekplan 4.2.6 perifere detailhandel wordt ter bescherming van het
bestaande winkelapparaat een terughoudend beleid inzake perifere detailhandelsvoor-
zieningen gevoerd. Dit betekent, dat uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen buiten
de kernen niet wordt toegestaan.
Antwoord:
De, abusievelijk in de lijst gelaten, mogelijkheid van detailhandel is uit de lijst van be-
drijfsactiviteiten geschrapt.
Antwoord:
De mogelijkheid van zelfstandige kantoren is uit de lijst van bedrijfsactiviteiten ge-
schrapt.
Antwoord:
Bij de ontwikkeling van concrete bouwplannen en bij de beoordeling van de aanvra-
gen/meldingen Wet milieubeheer zullen, in het kader van een duurzame ontwikkeling,
de onderlinge relaties op het gebied van energie, afval, water en dergelijke, tussen de
zich te vestigen bedrijven, nader worden bezien.
Antwoord:
Voor het afmeren van schepen zijn , ter hoogte van het plangebied, geen voorzienin-
gen aanwezig, nader onderzoek naar de externe veiligheid kan daarom achterwege
blijven.
Antwoord:
De bebouwingsvrije strook is verruimd van 5 naar 10 meter.
11 Beeldkwaliteit
De beeldkwaliteit wordt positief beoordeeld, wellicht is nog versterking mogelijk voor
wat betreft het beeld van het Edisonpark ten opzichte van haar omgeving.
Antwoord:
Verwezen wordt naar het gestelde in hoofdstuk VI, paragraaf 1, van de beeldkwali-
teitnota, waaraan aan dit aspect voldoende aandacht is besteed.
Antwoord:
De genoemde omissies zijn gecorrigeerd.
35
s a b • e i n d h o v e n | b e s t e m m i n g s p l a n b e d r ij v e n t e r r e i n e d is o n p a r k |