Professional Documents
Culture Documents
Cursus Hardware
Cursus Hardware
Werken in informatica brengt met zich mee dat een aantal begrippen, afgeleid uit de Engelse
taal, ter ore komen van de gebruikers. Wat betekenen deze woorden nu allemaal?
HARDWARE
Binnen hardware hebben we verschillende componenten met ieder een specifieke opdracht.
Wanneer we spreken over een computer, spreken we over een verwerkingseenheid met in- en
uitvoerapparaten. In de meest simpele vorm spreken we dus over een computerkast met
daaraan een toetsenbord en scherm.
IN DE COMPUTERKAST
Pagina 1
Werkgeheugen Het geheugen dat de computer gebruikt als 16 MB RAM tot 2 GB RAM.
tijdelijke opslagplaats van informatie tijdens
het werken van de computer. Hoe groter dit
geheugen is, hoe sneller de processor over
recente informatie kan beschikken.
Is trager dan cachegeheugen.
Opslagmedia Opslagmedia zijn dragers voor elektronische Capaciteit uitgedrukt in MB
informatie. De opslagcapaciteit is in de loop of GB.
der jaren steeds groter geworden. De
toegangstijden tot de opgeslagen informatie
steeds sneller.
Power-supply Dit is de stroomvoorziening van de computer,
meestal voorzien van een ventilator voor
koeling.
Hierna volgen enkele opslagmedia die in de handel verkrijgbaar zijn. Erachter staat de
standaard opslagcapaciteit zoals deze op het ogenblik van het schrijven van deze handleiding
bekend zijn.
Deze opsomming is niet limitatief. Er komen maandelijks nieuwe media op de markt.
Pagina 2
daarna zo dikwijls aflezen als je zelf wilt. De
R staat voor recordable.
Een CD-RW kan je herbeschrijven. De RW
duidt op rewritable.
DVD Het medium waar de 21ste eeuw mee ingezet DVD : tot 17GB
DVD-R/+R wordt. Deze met laser gelezen plaatjes DVD ±R/RW :
DVD-RW/+RW bieden een veel grotere opslagcapaciteit dan Enkellagig : 4,7 GB
DVD-RAM de CD. In de DVD-wereld zijn echter Dubbellagig : 8,5 GB
verschillende spelers aanwezig waardoor DVD-RAM : 4,7 tot 9,4 GB
verschillende protocollen ontstaan zijn.
ZIP-Drive Verwisselbaar opslagmedium dat in 1998 een 100 MB, 250 MB en 1 GB.
verkoops-boom beleefde. In 1999 werd de
opslagcapacitelt vergroot. De 1 GB-versie
werkt enkel met een SCSI-interface.
Superdisk De concurrent van de ZIP-drive. De diskettes 120 MB
(LS-drive) van 120 MB worden gelezen in een toestel
dat ook de normale 1,44 MB diskettes kan
gelezen. Minder gekend bij het grote publiek.
Magneetband Magneetbanden bestaan in verschillende Meerdere GB
grootten en vormen. Het zijn media die een
grote capaciteit aan gegevens kunnen opslaan
maar als grote nadeel hebben dat de gegevens
sequentieel geschreven en gelezen moeten
worden. Je moet de band steeds spoelen tot
op de locatie waar de gegevens staan.
Magneetbanden worden dan ook hoofdzakelijk
gebruikt voor het opslaan van grote
hoeveelheden van gegevens die niet dikwijls
wijzigen.
Bvb : Back-up van gegevens op servers of
computers.
Flash De nieuwste trend in opslagmedia zijn de 512 MB – 16 GB
geheugen- toestellen/kaarten die gebruik maken van de
varianten flash-technologie. Vooral de opkomst van de
digitale fotografie ligt aan de grond van de
explosieve evolutie van dit soort opslagmedia.
De techniek is gebaseerd op deze van een
EEPROM (Electrically erasable programmable
read-only memory).
De kaarten zijn licht en snel uitwisselbaar. Er
zijn geen draaiende onderdelen waardoor de
slijtage minimaal is.
De invoering van USB-memorypennen en
Pagina 3
varianten geeft een goed en veilig alternatief
voor het gebruik van diskettes, ZIP- en LS
disks. Flash geheugens worden nu al
meegeleverd met computers in plaats van een
diskette drive.
De computer evolueerde op het einde van de 20ste eeuw naar een waar multimediatoestel
(toestel dat voor verschillende functies gelijktijdig gebruikt kan worden). Het was eigenlijk
IBM die de aanzet hiertoe gaf door de bustechnologie toe te passen die het mogelijk maakte
om in de computer uitbreidingssloten te voorzien. Deze uitbreidingssloten zorgden ervoor dat
de computer intern uitbreidbaar werd voor nieuwe bijkomende functionaliteiten. Ook
Interrupt requests (IRQ) doen hun intrede. Het zijn bitsignalen(1 of 0) die om aandacht
vragen van de processor. Een processor kan maximaal 16 interrupts verwerken (IRQ0 –
IRQ15). Een aantal interrupts zijn aan vaste functies toegewezen, andere kunnen door
uitbreidingskaarten gebruikt worden.
Pagina 4
Ook de uitbreidingsloten evolueerden mee met de snelheid van de computers en de interne
bussen(adres- en databussen). Alle bustechnologieën kregen hun eigen afkorting mee. Alles
begon met de ISA (Industry Standard Architecture) van IBM. Momenteel spreken we vooral
over de PCI uitbreidingssleuven en AGP grafische kaart-uitbreidingssloten. Hieronder volgt
een kort overzicht.
Pagina 5
grote video-gegevens. Vooral bij In ieder modern moederbord is
gebruik van 3D-videotoepassingen een AGP-slot voorzien.
zorgt de AGP-kaart voor betere
prestaties omdat ze rechtstreeks
communiceert met de processor en het
systeemgeheugen. AGP is geen bus-
systeem maar één enkel insteekslot
voor één kaart met bijzondere
grafische eigenschappen.
In onderstaande tabel geven we een overzicht van de bitbreedte die de verschillende bussen
aankunnen, de snelheid waarmee ze werken en de bandbreedte die maximaal bereikt kan
worden. De bandbreedte is het aantal megabytes dat per seconde getransporteerd kan
worden door de bus.
Pagina 6
De Controller
Pagina 7
COMMUNICATIE BUITEN DE KAST
Een computer kan niet werken zonder in- of uitvoerapparaten. Daar waar de eerste
computers met de gebruiker communiceerden door middel van lampjes en beeptoontjes,
kunnen we nu geen enkele computer meer voorstellen zonder scherm (monitor) en
toetsenbord.
Aan de buitenzijde van de computer worden steeds meer apparaten aangesloten. Deze maken
gebruik van de connectoren op de PC of de insteekkaarten. Zo kennen we volgende externe
apparaten of ook randapparaten genoemd:
- Muis - Camera/Webcamera - ….
- Joystick - Modem
- Printer - Scanner
- Plotter - Besturing voor machines
Het toetsenbord is het invoerapparaat bij uitstek en bevat een alfanumeriek en numeriek
klavier. Tussen beide klavieren in tref je ook nog een aantal navigatietoetsen aan die,
afhankelijk van het programma, het mogelijk maken te
bewegen op het scherm.
Pagina 8
In onderstaande tabel vind je een lijst met de meest gebruikte communicatiepoorten :
Pagina 9
PCMCIA Personal Computer Memory Card International
-poort Association
Dit is een uitbreidingsslot dat hoofdzakelijk gebruikt
wordt bij draagbare computers. In dit slot worden
kredietkaartachtige uitbreidingskaarten ondergebracht
gaande van Flash-memorykaarten tot modems en
netwerkkaarten.
Infrarood- Via infrarood signalen communiceert de computer met
poort de
randapparaten. Ook dataoverdracht tussen de
computers is op dezemanier mogelijk.
Firewire Firewire is momenteel al redelijk standaard in de
videosector (DV camera's e.s.), maar wordt steeds
vaker ook voor andere doeleinden gebruikt, zoals
netwerken en mobiele opslag (externe harddisks). Op de
nieuwste moederborden is vaak al een firewire
(uitbreidings)poort aanwezig. Bij de Mac is deze
overdrachtsvorm al veel langer standaard. Er bestaan
6-pins en 4-pins aansluitingen.
SOFTWARE
Software is de code die geschreven wordt om de gegevens die in de computer gestopt worden
om te vormen tot informatie. Tevens zorgt de software ervoor dat de computer weet hoe hij
met de hardware moet omspringen.
Pagina 10
tussen de computer en de gebruiker. Ze worden meestal geleverd met een groot aantal
toepassingen.
ENKELE BEGRIPPEN
1 bit = pulssignaal dat positief of negatief kan zijn. 1 byte = 8 bits (01010101) 1 Word = 2
bytes = 16 bits
Harde schijven en diskettes worden ingedeeld in een bepaald formaat, herkenbaar voor de
computer. Voor de IBM-compatibele PC's vinden we FAT (Fat Allocation Table) en FAT32
binnen de Windows 98 omgevingen. Windows NT kent ook nog het NTFS-systeem (NT-file
system). Voordat een disk bruikbaar is in de computer moet deze geformateerd worden
volgens de te gebruiken standaarden (FAT - FAT32 - NTFS ... ).
De Hard Disk:
Pagina 11
Elk spoor is in een aantal sectoren ingedeeld. De eerste
sector is de bootsector, waarin de formatteringsgegevens
van de schijf zijn vastgelegd. Als bij personal computers
harde schijven verwisseld worden, dan worden de schijven
inclusief lees-/schrijfarmen, stappenmotor en overige
elektronica omgeruild. De harddisk zoals die in een
personal computer voorkomt, is dus een complex
mechanisch en elektronisch samengebouwd geheel. In de
huidige generatie is de harddisk het meest gebruikte
opslagmedium. Geen enkel ander opslagmedium biedt (nog)
een zo flitsende combinatie van snelheid, capaciteit en
gebruiksgemak voor zo’n lage prijs.
Men kan de werking van een harde schijf dus eigenlijk een klein beetje gaan vergelijken
met een diskette.
Toch zijn er enkele grote verschillen aanwezig. Zo is de harde schijf in het bezit van
meerdere ‘schijven’, een diskette slechts één. De schijfjes van een hard disk zijn gemaakt
van onbuigzaam materiaal waar dus een magnetiseerbaar laagje overheen zit. Het schijfje
van een diskette is buigzaam en van plastic maar ook wel voorzien van een magnetiseerbaar
laagje. Bovenaan de diskette, kan je een beschermend klepje wegschuiven waardoor de
eigenlijke diskette vrij zichtbaar is. Bij een harde schijf is dit onmogelijke omdat deze in
een luchtdichte kast tegen stof en vuil zit verborgen.Een harde schijf kan veel meer data
bevatten dan een diskette. Een harde schijf gaat tegenwoordig al tot 6.4 gigabyte, terwijl de
gebruikelijke diskettes maximaal 2,88 megabyte aan capaciteit hebben. De zogenaamde
ZipDrives werken wel met diskettes van 100 megabyte, maar daarvoor is een aparte disc
drive nodig.
Pagina 12
Voor de duidelijkheid: 1 Byte bestaat uit 8 bits, 1024 byte is 1 kilobyte, 1024 kilobyte is 1
megabyte, 1024 megabyte is 1 gigabyte, 1024 gigabyte is 1 terabyte.
1024 komt voort uit 2 tot de macht 10. De '2' staat voor de twee tekens ('enen' en 'nullen')
waar een computer alleen mee kan werken. Bit staat voor Binary Digit, wat Engels is voor
Tweedelig Cijfer ('1' en '0').
Opbouw van een hard Disk:
Een harde schijf bestaat uit meerdere, onbuigzame, ronde platen met een dun
magnetiseerbaar laagje. Elke schijf heeft twee koppen: beide kanten van een schijf
worden benut. We kijken bij een harde schijf naar een aantal dingen, te weten:
Een harde schijf draait zeer snel: tussen de 4500 en 10.033 omwentelingen per minuut.
De koppen worden door de arm tegen de schijf gedrukt, maar raken 'm niet als de harde
schijf draait. Door die hoge snelheid van de schijf zorgt een dun, klevend luchtlaagje er
namelijk voor dat de koppen 0.5 micrometer boven het oppervlak zweven. Een beetje
vergelijkbaar met een hovercraft. Een halve micrometer is heel weinig. Daarom zijn harde
schijven ook luchtdicht afgesloten en iets luchtledig gemaakt. Een stofdeeltje of zelfs een
vingerafdruk tussen de kop en de schijf zouden voor grote beschadigingen van het
oppervlak van de schijf zorgen!
Als nu de harde schijf stil staat, zullen de koppen wel op het oppervlak gedrukt worden. Bij
het upspinnen (op toeren komen) van de schijf zouden de koppen eerst een stuk over het
oppervlak schuren als ze niet op een speciale plaats zouden staan. Die speciale plaats is er, en
wordt de 'landingsplaats' genoemd. Dat gebied ligt zo dicht mogelijk bij de as, en heeft het
Pagina 13
hoogste nummer van de sporen. Het landingsgebied is namelijk het binnenste spoor. Het
aantal sporen geeft daarom gelijk het nummer van het landingsgebied weer, omdat de sporen
vanaf 'spoor 0' geteld worden. Als er 1024 sporen zouden zijn, dan heb je 'spoor 0' tot en
met 'spoor 1023'. Dat zijn er namelijk 1024. 'Spoor 1024' is dan het landingsspoor. De
koppen op het landingsspoor zetten, heet 'het parkeren van de harde schijf'. Dat parkeren
gebeurt automatisch als de harde schijf stopt met draaien. Vroeger moesten de harde
schijven geparkeerd worden met behulp van een programmaatje dat de koppen op het
landingsspoor zette.
Harde schijven kunnen zonder gevaar getransporteerd worden, maar zodra ze draaien
zijn ze erg kwetsbaar door de kleine ruimte tussen de koppen en de schijf.
Sporen:
Een spoor is een niet-zichtbare cirkel op een harde schijf die bij het formateren
magnetisch aangebracht wordt, net zoals een cilinder. Een harde schijf heeft veel sporen,
waarvan het buitenste 'spoor 0' heet. Elke schijf uit een harde schijf begint opnieuw met
Pagina 14
het tellen van de sporen. Een harde schijf met meerdere schijven heeft dus op elke schijf
een spoor 0, en een spoor 1, en een spoor 2 enz.
Er wordt van buiten naar binnen geteld en gelezen, vergelijkbaar met een LP en in
tegenstelling tot de Compact Disc (een LP en CD bestaan echter uit een lange spiraal, terwijl
een schijf uit meerdere cirkels bestaat).
Sectoren:
De sporen zijn verdeeld in sectoren, die ook weer niet zichtbaar zijn. De deling van de
sporen gebeurt door lijnen die wijzen van de as naar de rand van de schijf. Gewoon de straal
dus. Een sector is doorgaans 512 bytes groot, oftewel 0.5 kilobyte, maar fysiek varieert de
grootte van de sectoren op de harde schijf. Er liggen op de rand van een schijf namelijk
evenveel clusters als dicht bij de as. De omtrek is aan de buitenkant echter groter dan meer
naar binnen toe, dus de sectoren hebben aan de buitenrand meer ruimte. De dichtheid van de
kleinere sectoren meer naar binnen, hebben een grotere dichtheid de grotere sectoren meer
naar buiten. Als we het over het aantal sectoren hebben, dan wordt het aantal sectoren per
cilinder bedoeld.
Pagina 15
Informatica
Naam: …………………………………………………………………
Nr.: ……
OPDRACHT : Hardware
Pagina 16