Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 16

Begrippen uit de informatica

Werken in informatica brengt met zich mee dat een aantal begrippen, afgeleid uit de Engelse
taal, ter ore komen van de gebruikers. Wat betekenen deze woorden nu allemaal?

Binnen informatica onderscheiden wij een aantal belangrijke groepen:

Hardware Het materiaal waarmee we werken zoals de computer, microprocessor,


scherm, toetsenbord, schijven.
Software De programma's die gebruik maken van deze hardware en zo de communicatie
verrichten tussen de verschillende onderdelen.

HARDWARE

Binnen hardware hebben we verschillende componenten met ieder een specifieke opdracht.

Wanneer we spreken over een computer, spreken we over een verwerkingseenheid met in- en
uitvoerapparaten. In de meest simpele vorm spreken we dus over een computerkast met
daaraan een toetsenbord en scherm.

IN DE COMPUTERKAST

In de computer treffen we volgende onderdelen aan:

Moederbord of Basisonderdeel van de computer waarop alle Verschillende merken


mainboard. interne en externe onderdelen verbonden zijn. produceren moederborden.
Bevat interne bussen en uitbreidingssleuven Bij aanschaf dient men
voor diverse apparaten, evenals de vooral te letten op het type
controleorganen voor de verschillende processor en werkgeheugen
uitwendige communicatiepoorten. dat ondersteund wordt.
De moduleerbaarheid van een computer hangt
af van de uitbreidingen die het moederbord
mogelijk maakt.
Microprocessor Het hart van de computer waarin alle Intel Pentium, AMD K6 en
berekeningen gebeuren. De processor wordt Athlon, IBM, Cyrix,,
gekoeld door koelvinnen met of zonder Motorola
ventilator.
Cachegeheugen Zeer snel geheugen dat door de processor 256 KB - 512 KB cache.
gebruikt wordt om tijdelijk informatie op te Intern (Level1) of
slaan extern(Level2) aan de
processor

Pagina 1
Werkgeheugen Het geheugen dat de computer gebruikt als 16 MB RAM tot 2 GB RAM.
tijdelijke opslagplaats van informatie tijdens
het werken van de computer. Hoe groter dit
geheugen is, hoe sneller de processor over
recente informatie kan beschikken.
Is trager dan cachegeheugen.
Opslagmedia Opslagmedia zijn dragers voor elektronische Capaciteit uitgedrukt in MB
informatie. De opslagcapaciteit is in de loop of GB.
der jaren steeds groter geworden. De
toegangstijden tot de opgeslagen informatie
steeds sneller.
Power-supply Dit is de stroomvoorziening van de computer,
meestal voorzien van een ventilator voor
koeling.

Opslagmedia kunnen zowel intern in de computerbehuizing ondergebracht worden als extern


aangekoppeld worden via de communicatiepoorten.

Hierna volgen enkele opslagmedia die in de handel verkrijgbaar zijn. Erachter staat de
standaard opslagcapaciteit zoals deze op het ogenblik van het schrijven van deze handleiding
bekend zijn.
Deze opsomming is niet limitatief. Er komen maandelijks nieuwe media op de markt.

Diskette Verplaatsbaar medium. De diskette kan 5,25 “DS: 360 KB


gebruikt worden om kleine tot middelgrote 5,25 “HD: 1,2 MB
files op te slaan. Zeer kwetsbaar medium met 3,5” DD: 720 KB
groot gevaar voor dataverlies. Enkel 3,5” 3,5” HD: 1,44 MB
diskettes zijn momenteel nog in gebruik.
Harde schijf Vast in de PC ingebouwd medium met een 20 MB – 200 GB
grote tot zeer grote opslagcapaciteit. Kan
met een standaard IDE of met een
SCSI-kabel verbonden worden aan een
respectievelijke controller. Kan eventueel ook
ondergebracht worden in een externe kast,
verbonden
met de computer via SCSI - , parallelle of
USB kabelverbinding.
Voordeel : snellere data-access dan andere
media en een vrij stabiele werking.
CD-ROM Read Only Memory op CD. 640MB of 700 MB
CD-R Het medium van de jaren '90. Een
CD-RW CD-ROM-lezer kan
enkel data en audio lezen die op een
CD-plaatje gebrand werd. Daarom spreken we
van een ROM.
Op een CD/R kan je data schrijven en deze

Pagina 2
daarna zo dikwijls aflezen als je zelf wilt. De
R staat voor recordable.
Een CD-RW kan je herbeschrijven. De RW
duidt op rewritable.

DVD Het medium waar de 21ste eeuw mee ingezet DVD : tot 17GB
DVD-R/+R wordt. Deze met laser gelezen plaatjes DVD ±R/RW :
DVD-RW/+RW bieden een veel grotere opslagcapaciteit dan Enkellagig : 4,7 GB
DVD-RAM de CD. In de DVD-wereld zijn echter Dubbellagig : 8,5 GB
verschillende spelers aanwezig waardoor DVD-RAM : 4,7 tot 9,4 GB
verschillende protocollen ontstaan zijn.
ZIP-Drive Verwisselbaar opslagmedium dat in 1998 een 100 MB, 250 MB en 1 GB.
verkoops-boom beleefde. In 1999 werd de
opslagcapacitelt vergroot. De 1 GB-versie
werkt enkel met een SCSI-interface.
Superdisk De concurrent van de ZIP-drive. De diskettes 120 MB
(LS-drive) van 120 MB worden gelezen in een toestel
dat ook de normale 1,44 MB diskettes kan
gelezen. Minder gekend bij het grote publiek.
Magneetband Magneetbanden bestaan in verschillende Meerdere GB
grootten en vormen. Het zijn media die een
grote capaciteit aan gegevens kunnen opslaan
maar als grote nadeel hebben dat de gegevens
sequentieel geschreven en gelezen moeten
worden. Je moet de band steeds spoelen tot
op de locatie waar de gegevens staan.
Magneetbanden worden dan ook hoofdzakelijk
gebruikt voor het opslaan van grote
hoeveelheden van gegevens die niet dikwijls
wijzigen.
Bvb : Back-up van gegevens op servers of
computers.
Flash De nieuwste trend in opslagmedia zijn de 512 MB – 16 GB
geheugen- toestellen/kaarten die gebruik maken van de
varianten flash-technologie. Vooral de opkomst van de
digitale fotografie ligt aan de grond van de
explosieve evolutie van dit soort opslagmedia.
De techniek is gebaseerd op deze van een
EEPROM (Electrically erasable programmable
read-only memory).
De kaarten zijn licht en snel uitwisselbaar. Er
zijn geen draaiende onderdelen waardoor de
slijtage minimaal is.
De invoering van USB-memorypennen en

Pagina 3
varianten geeft een goed en veilig alternatief
voor het gebruik van diskettes, ZIP- en LS
disks. Flash geheugens worden nu al
meegeleverd met computers in plaats van een
diskette drive.

De computer evolueerde op het einde van de 20ste eeuw naar een waar multimediatoestel
(toestel dat voor verschillende functies gelijktijdig gebruikt kan worden). Het was eigenlijk
IBM die de aanzet hiertoe gaf door de bustechnologie toe te passen die het mogelijk maakte
om in de computer uitbreidingssloten te voorzien. Deze uitbreidingssloten zorgden ervoor dat
de computer intern uitbreidbaar werd voor nieuwe bijkomende functionaliteiten. Ook
Interrupt requests (IRQ) doen hun intrede. Het zijn bitsignalen(1 of 0) die om aandacht
vragen van de processor. Een processor kan maximaal 16 interrupts verwerken (IRQ0 –
IRQ15). Een aantal interrupts zijn aan vaste functies toegewezen, andere kunnen door
uitbreidingskaarten gebruikt worden.

Zo kennen we de videokaarten, geluidskaarten, netwerkkaarten, modemkaarten, tv-


kaarten, kaarten voor video bewerking, ….

Pagina 4
Ook de uitbreidingsloten evolueerden mee met de snelheid van de computers en de interne
bussen(adres- en databussen). Alle bustechnologieën kregen hun eigen afkorting mee. Alles
begon met de ISA (Industry Standard Architecture) van IBM. Momenteel spreken we vooral
over de PCI uitbreidingssleuven en AGP grafische kaart-uitbreidingssloten. Hieronder volgt
een kort overzicht.

Bustype Omschrijving Gebruik


ISA Industry Standard Architecture. Wordt nog steeds gebruikt voor
Standaard van IBM die oorspronkelijk het aansturen van langzame
ontwikkeld werd voor de XT-computer hardware zoals modems en muis.
met een sturing van 8 bits. Wordt minder gebruikt als
In 1984, bij de opkomst van de AT- uitbreidingsslot.
computer ze omgevormd maar 16 bits.
EISA Extended Industry Standard Er zijn weinig kaarten gemaakt die
Architecture. deze structuur ondersteunen.
Met ISA compatibel bussysteem dat Werden vooral in servers gebruikt.
32 bits communicatie ondersteunde. Is nog uitzonderlijk in gebruik.
VLB Video Electronics Standards De opkomst van PCI en het gebrek
Association Local Bus (ook VESA LB aan plug & play mogelijkheden
genoemd) is naast de PCI-bus de meest heeft het gebruik van deze
gebruikte interne busstructuur. Het is kaarten doen uitdijen. Hoogtepunt
een basis ISA bus met een extentie van gebruik was tijdens het 486-
slot voor extra 16 bits. Hierdoor processor tijdperk.
pasten ISA-kaarten ook in de VLB-
sloten.
Nadeel : - hoog stroomverbruik
- geen plug and play
PCI Peripheral Component Interconnect Alom tegenwoordig in de moderne
local bus. computers. Het zijn conventioneel
De meest gebruikte bus in de huidige wit gekleurde uitbreidingssleuven.
systemen. Heeft als belangrijkste
troeven dat de uitbreidingskaarten
gemakkelijk via plug & play
geïnstalleerd kunnen worden. Het
bussysteem maakt gebruik van een
eigen adresseringssysteem waardoor
het mogelijk is meerdere kaarten aan
één toe te wijzen.
Momenteel is ook reeds een PCI-
Expressslot in ontwikkeling met een
doorvoersnelheid van 4 GB/Sec

AGP Accelerated Graphics Port Vooral nuttig bij 3D games(spellen)


Speciaal slot voor video- en wetenschappelijke toepassingen
uitbreidingskaarten. Dit slot ontlast waarbij de grafische voorstelling
de PCI-bus van het transport van belangrijk is.

Pagina 5
grote video-gegevens. Vooral bij In ieder modern moederbord is
gebruik van 3D-videotoepassingen een AGP-slot voorzien.
zorgt de AGP-kaart voor betere
prestaties omdat ze rechtstreeks
communiceert met de processor en het
systeemgeheugen. AGP is geen bus-
systeem maar één enkel insteekslot
voor één kaart met bijzondere
grafische eigenschappen.

In onderstaande tabel geven we een overzicht van de bitbreedte die de verschillende bussen
aankunnen, de snelheid waarmee ze werken en de bandbreedte die maximaal bereikt kan
worden. De bandbreedte is het aantal megabytes dat per seconde getransporteerd kan
worden door de bus.

Commerciële Werkelijke Bus


Breedte Bus Snelheid
Bus Bandbreedte Bandbreedte
(bits) (MHz)
(MB/sec) (MB/sec)

8-bit ISA 8 8,3 8 7,9

16-bit ISA 16 8,3 16 15,9

EISA 32 8,3 32 31,8

VLB 32 33 133 127,2

PCI 32 33 133 127,2

64-bit PCI 512


64 66 508,6
2.1

AGP 32 66 256 254,3

AGP (x2 mode) 32 66x2 512 508,6

AGP (x4 mode) 32 66x4 1024 1017,3

AGP (x8 mode) 32 66x8 2048 2034,6

Pagina 6
De Controller

De controller voor harde schijven en diskettestations is sinds de ATX-moederborden


uitgebracht werden(1997), ondergebracht op het moederbord zelf. De controller stuurt 3
connectoren. 1 connector voor diskettestations, 2 IDE-connectoren voor harde schijven
en/of CD/DVD-stations. Aan iedere connector kunnen maximaal 2 toestellen gekoppeld
worden. Dit maakt dat maximaal 2 diskettestations(floppydrives) aangesloten kunnen worden.
De schijfnamen A: en B: zijn hiervoor voorbehouden.

Beide IDE-connectoren kunnen ieder 2 stations aansturen en krijgen de namen Primary en


Secundary. Het eerst aan te spreken station op iedere connector noemen we de Master
drive, de tweede de Slave drive. Opdat de computer weet welke master en welke slave is,
worden op alle toestellen die op de controller aangesloten kunnen worden enkele contacten
aangebracht die kortgesloten moeten worden met behulp van een jumper(= kleine bus met
geleidende binnenzijde). Welke contacten dit zijn verschilt van merk tot merk en zelfs van
type tot type. Daarom wordt steeds in de handleiding van het toestel en meestal ook op het
toestel zelf aangegeven hoe de verbinding tussen de pinnen aangebracht moet worden. Lees
dit aandachtig vooraleer je het apparaat installeert!

Jumper achteraan harddisk verplaatsen achterzijde van CD-lezer

Pagina 7
COMMUNICATIE BUITEN DE KAST
Een computer kan niet werken zonder in- of uitvoerapparaten. Daar waar de eerste
computers met de gebruiker communiceerden door middel van lampjes en beeptoontjes,
kunnen we nu geen enkele computer meer voorstellen zonder scherm (monitor) en
toetsenbord.

Aan de buitenzijde van de computer worden steeds meer apparaten aangesloten. Deze maken
gebruik van de connectoren op de PC of de insteekkaarten. Zo kennen we volgende externe
apparaten of ook randapparaten genoemd:

- Muis - Camera/Webcamera - ….
- Joystick - Modem
- Printer - Scanner
- Plotter - Besturing voor machines

Het toetsenbord is het invoerapparaat bij uitstek en bevat een alfanumeriek en numeriek
klavier. Tussen beide klavieren in tref je ook nog een aantal navigatietoetsen aan die,
afhankelijk van het programma, het mogelijk maken te
bewegen op het scherm.

Boven het alfanumeriek toetsenbord vinden we de


functietoetsen. Dit zijn toetsen waaraan de
programmeurs vrij opdrachten kunnen toewijzen. (In
Windows is Fl bijvoorbeeld de Help-toets).

De laatste nieuwe toetsenborden bevatten steeds meer


programmatorisch gestuurde extra functietoetsen.
Meestal zijn deze toetsen gerelateerd aan
internetgebruik.

Om met deze en andere externe apparaten te communiceren moeten op de computer


connectoren voorzien worden die dit mogelijk maken. Op een ATX-moederbord zijn de meest
gangbare connectoren reeds voorzien. Hieronder een voorbeeld van opstelling.

Parallelle poort (LPT) Telefoon en


netwerkconnectoren
(RJ11 en/of RJ45)

PS/2 connectoren Audio-


voor muis en aansluitingen
toestenbord

Seriële poorten (COM) USB-poorten

Pagina 8
In onderstaande tabel vind je een lijst met de meest gebruikte communicatiepoorten :

PS/2 Connectie voor randapparaten zoals een toetsenbord en


de muis, ontwikkeld door IBM.

Parallelle Poort voor parallelle communicatie met de


poort randapparaten. Oorspronkelijk door IBM ontwikkeld
(LPT) voor communicatie met printers(afdrukapparaten). De
poort stuurt 8 bitsignalen gelijktijdig door naar de
printer. De andere van de 25 pinnen worden gebruikt
voor diverse stuursignalen. De snelheid kan tot 100
KBps (kilobytes per seconde) bedragen.
Seriële De seriële poort stuurt de bits achter elkaar naar de
poort randapparaten. Deze werkt aldus langzamer dan de
(COM) parallelle.
Er bestaan 2 types (9 en 25 pins). Aangezien deze
poorten meestal gebruikt werden voor communicatie
tussen de computer en andere apparaten. Noemt men
dit in computertaal de COM-poorten.
De meeste gangbare computers hebben er maximaal 2.
De snelheid is afhankelijk van het type: van 115 Kbps
(kilobits per second) tot 460 Kbps.
USB poort Universal Serial Bus USB-A:
Is de laatste nieuwe manier van communicatie die vooral Computerzijde
opgang vindt in de sector van
de homecomputers. Het betreft een snelle seriële
communicatiebus die zeer geschikt is voor de plug- and
play techniek. Een computer kan tot 127 USB-apparaten
beheren. De meeste computers hebben zelf 2 tot 4
USB-B: Toestelzijde
USB-aansluitingen. De rest wordt aangesloten via
zogenaamde HUB’s.
Versie 1.1 kan een communicatiesnelheid tot 12 Mbps
aan, terwijl de nieuwere versie 2.0 met een snelheid van
480 Mbps 40 maal sneller is. Deze laatste versie is dan
ook beter geschikt voor transport van beeld en audio.
SCSI Small Computer System Interface
poort Is een snellere parallelle verbinding, speciaal ontworpen
voor SCSI-apparaten.
Deze worden vooral in high-end systemen gebruikt. Er
bestaan 3 versies met verschillende aansluitingen en
snelheden. SCSI-1, SCSI-2 en SCSI-3 met een
maximale communicatie-snelheid van respectivelijk
5MBps (megabytes per seconde), 40MBps en 320 MBps.

Pagina 9
PCMCIA Personal Computer Memory Card International
-poort Association
Dit is een uitbreidingsslot dat hoofdzakelijk gebruikt
wordt bij draagbare computers. In dit slot worden
kredietkaartachtige uitbreidingskaarten ondergebracht
gaande van Flash-memorykaarten tot modems en
netwerkkaarten.
Infrarood- Via infrarood signalen communiceert de computer met
poort de
randapparaten. Ook dataoverdracht tussen de
computers is op dezemanier mogelijk.
Firewire Firewire is momenteel al redelijk standaard in de
videosector (DV camera's e.s.), maar wordt steeds
vaker ook voor andere doeleinden gebruikt, zoals
netwerken en mobiele opslag (externe harddisks). Op de
nieuwste moederborden is vaak al een firewire
(uitbreidings)poort aanwezig. Bij de Mac is deze
overdrachtsvorm al veel langer standaard. Er bestaan
6-pins en 4-pins aansluitingen.

SOFTWARE

Software is de code die geschreven wordt om de gegevens die in de computer gestopt worden
om te vormen tot informatie. Tevens zorgt de software ervoor dat de computer weet hoe hij
met de hardware moet omspringen.

We onderscheiden twee grote groepen software: besturingssoftware en


toepassingssoftware.

Besturingssoftware dient om de interne communicatie tussen de computeronderdelen en de


gebruikersinterface mogelijk te maken. We onderscheiden hierin
de BIOS (Basic Input Output System) en het OS (Operating
system). De BIOS bevat alle informatie over de apparaten die op
de computer zijn aangesloten. Deze informatie wordt opgeslagen
op een CMOS-chip (Complementary Oxyde Semiconductor). Dit is
een chip die herschrijfbare data bevat en gevoed wordt met een
batterij. Wanneer deze batterij geen spanning meer levert, zal de CMOS zijn gegevens
verliezen en weet de computer niet meer welke apparaten aangesloten zijn of in de PC
steken.

Het operating systeem verzorgt de communicatie tussen de gebruiker en de apparatuur. De


IBM-compatibele PC's werken meestal met een DOS-variant (Disk Operating System).
Windows 95, 98, NT, 2000 en XP zijn dergelijke varianten. Deze laatste operatingsystemen
zijn dusdanig uitgerust dat ze veel meer bieden dan alleen maar de communicatie verzorgen

Pagina 10
tussen de computer en de gebruiker. Ze worden meestal geleverd met een groot aantal
toepassingen.

Andere besturingsystemen zijn Unix en zijn vrij in de markt te verkrijgen en gebruiken


Linux-variant. Voor Apple-computers spreken we over Mac-OS (Mac Intosh Operating
System).
Toepassingssoftware is software die de gebruiker toelaat de functies die hij aan de
computer wil opdragen op een gebruiksvriendelijke manier uit te laten voeren. We spreken
hier dan over het hele gamma spelen, tekstverwerkers, spreadsheets,
presentatieprogramma's tekenprogramma's enz. .

ENKELE BEGRIPPEN

1 bit = pulssignaal dat positief of negatief kan zijn. 1 byte = 8 bits (01010101) 1 Word = 2
bytes = 16 bits

1 KB (Kilobyte) = 1024 Bytes


1 MB (Megabyte) = 1024 KB = 1048576 Bytes
1 GB (Gigabyte) = 1024 MB = 1073741824 Bytes

Het maximaal verwerkbare geheugen evenals de opslagcapaciteit van de media worden


uitgedrukt in Bytes (MB, GB).
De interne verwerkingssnelheid van een computer wordt uitgedrukt in Hz(Hertz). Zo spreken
we van een processor met een snelheid van 450 MegaHertz (MHz). Ook de snelheid van de
externe bus wordt in deze eenheid weergegeven. Meestal bedraagt deze 66 of 100 MHz.

Harde schijven en diskettes worden ingedeeld in een bepaald formaat, herkenbaar voor de
computer. Voor de IBM-compatibele PC's vinden we FAT (Fat Allocation Table) en FAT32
binnen de Windows 98 omgevingen. Windows NT kent ook nog het NTFS-systeem (NT-file
system). Voordat een disk bruikbaar is in de computer moet deze geformateerd worden
volgens de te gebruiken standaarden (FAT - FAT32 - NTFS ... ).

De Hard Disk:

Wat is een Hard Disk:


De harde schijf is een hardware waarop informatie magnetisch word opgeslagen, dankzij
de magnetische aard is het mogelijk om de informatie opgeslagen ook wanneer de
computer uitgeschakeld is. Harddisks bestaan uit een pakket van magnetische schijven en
lees-/schijfkoppen. Deze schijven hebben een indeling in concentrische sporen.

Pagina 11
Elk spoor is in een aantal sectoren ingedeeld. De eerste
sector is de bootsector, waarin de formatteringsgegevens
van de schijf zijn vastgelegd. Als bij personal computers
harde schijven verwisseld worden, dan worden de schijven
inclusief lees-/schrijfarmen, stappenmotor en overige
elektronica omgeruild. De harddisk zoals die in een
personal computer voorkomt, is dus een complex
mechanisch en elektronisch samengebouwd geheel. In de
huidige generatie is de harddisk het meest gebruikte
opslagmedium. Geen enkel ander opslagmedium biedt (nog)
een zo flitsende combinatie van snelheid, capaciteit en
gebruiksgemak voor zo’n lage prijs.

Werking van de harde schijf:


Een harde schijf bestaat uit verschillende schijven ‘platters’ waarop een dunne film van
magnetisch materiaal is aangebracht. De harde schijf werkt door middel van een
elektronische motor die de verschillende platters ronddraait. Deze worden beschreven door
middel van leeskoppen, die data schrijven door magnetische deeltjes te positioneren op de
platen. Deze koppen staan vast op een metalen arm, zodat de gehele platen bereikt worden
en niet slechts de buitenkant.De leeskop vliegt vliegensvlug over de platters om zo de
gevraagd data te verzamelen. De snelheid van de harde schijf wordt bepaald door ‘Seek
time’ en ‘date rate’. Seek time is de tijd die nodig is om de data te lokaliseren, ‘date time’ is
de informatie die de harde schijf per seconde verzend. Moderne harde schijven worden
ingedeeld in de volgende snelheidsindicaties: RPM, ofwel rotations per minute en de
hoeveelheid aan cachegeheugen. Vandaag de dag draaien de schijven aan 5400 of 7200
rondjes per minuut. Ook de grote van het cachegeheugen op de harde schijf speelt een
belangrijke rol bij het bepalen van de snelheid. Een doorsnee harde schijf heeft
tegenwoordig een 2Mb of 8Mb cachegeheugen.

Men kan de werking van een harde schijf dus eigenlijk een klein beetje gaan vergelijken
met een diskette.

Toch zijn er enkele grote verschillen aanwezig. Zo is de harde schijf in het bezit van
meerdere ‘schijven’, een diskette slechts één. De schijfjes van een hard disk zijn gemaakt
van onbuigzaam materiaal waar dus een magnetiseerbaar laagje overheen zit. Het schijfje
van een diskette is buigzaam en van plastic maar ook wel voorzien van een magnetiseerbaar
laagje. Bovenaan de diskette, kan je een beschermend klepje wegschuiven waardoor de
eigenlijke diskette vrij zichtbaar is. Bij een harde schijf is dit onmogelijke omdat deze in
een luchtdichte kast tegen stof en vuil zit verborgen.Een harde schijf kan veel meer data
bevatten dan een diskette. Een harde schijf gaat tegenwoordig al tot 6.4 gigabyte, terwijl de
gebruikelijke diskettes maximaal 2,88 megabyte aan capaciteit hebben. De zogenaamde
ZipDrives werken wel met diskettes van 100 megabyte, maar daarvoor is een aparte disc
drive nodig.

Pagina 12
Voor de duidelijkheid: 1 Byte bestaat uit 8 bits, 1024 byte is 1 kilobyte, 1024 kilobyte is 1
megabyte, 1024 megabyte is 1 gigabyte, 1024 gigabyte is 1 terabyte.

1024 komt voort uit 2 tot de macht 10. De '2' staat voor de twee tekens ('enen' en 'nullen')
waar een computer alleen mee kan werken. Bit staat voor Binary Digit, wat Engels is voor
Tweedelig Cijfer ('1' en '0').
Opbouw van een hard Disk:
Een harde schijf bestaat uit meerdere, onbuigzame, ronde platen met een dun
magnetiseerbaar laagje. Elke schijf heeft twee koppen: beide kanten van een schijf
worden benut. We kijken bij een harde schijf naar een aantal dingen, te weten:

- Het aantal cilinders (cylinders)

- Het aantal koppen (heads).

- Het aantal sporen (tracks).

- Het aantal sectoren (sectors).

Cilinders: Figuur 5: Opbouw uit cilinders en schijven


Een cilinder is een denkbeeldige buis die niet zichtbaar is. Er zijn net zoveel cilinders als
dat er verschillende sporen zijn. Een cilinder bevat alle sporen met hetzelfde nummer, dus
bijvoorbeeld alle sporen 0 van de verschillende schijven zitten in dezelfde cilinder.
Koppen:
Een kop is een klein spoeltje dat leest en schrijft van en naar de harde schijf door middel
van elektromagnetisme. Elke schijf bestaat uit twee koppen (aan de bovenkant een en aan de
onderkant een), die zowel lezen als schrijven. De koppen zitten aan armen die door een
stappenmotor heel snel en precies over de schijven geloodst worden naar de plaats waar de
informatie staat of moet staan.

Een harde schijf draait zeer snel: tussen de 4500 en 10.033 omwentelingen per minuut.
De koppen worden door de arm tegen de schijf gedrukt, maar raken 'm niet als de harde
schijf draait. Door die hoge snelheid van de schijf zorgt een dun, klevend luchtlaagje er
namelijk voor dat de koppen 0.5 micrometer boven het oppervlak zweven. Een beetje
vergelijkbaar met een hovercraft. Een halve micrometer is heel weinig. Daarom zijn harde
schijven ook luchtdicht afgesloten en iets luchtledig gemaakt. Een stofdeeltje of zelfs een
vingerafdruk tussen de kop en de schijf zouden voor grote beschadigingen van het
oppervlak van de schijf zorgen!

Als nu de harde schijf stil staat, zullen de koppen wel op het oppervlak gedrukt worden. Bij
het upspinnen (op toeren komen) van de schijf zouden de koppen eerst een stuk over het
oppervlak schuren als ze niet op een speciale plaats zouden staan. Die speciale plaats is er, en
wordt de 'landingsplaats' genoemd. Dat gebied ligt zo dicht mogelijk bij de as, en heeft het

Pagina 13
hoogste nummer van de sporen. Het landingsgebied is namelijk het binnenste spoor. Het
aantal sporen geeft daarom gelijk het nummer van het landingsgebied weer, omdat de sporen
vanaf 'spoor 0' geteld worden. Als er 1024 sporen zouden zijn, dan heb je 'spoor 0' tot en
met 'spoor 1023'. Dat zijn er namelijk 1024. 'Spoor 1024' is dan het landingsspoor. De
koppen op het landingsspoor zetten, heet 'het parkeren van de harde schijf'. Dat parkeren
gebeurt automatisch als de harde schijf stopt met draaien. Vroeger moesten de harde
schijven geparkeerd worden met behulp van een programmaatje dat de koppen op het
landingsspoor zette.

Harde schijven kunnen zonder gevaar getransporteerd worden, maar zodra ze draaien
zijn ze erg kwetsbaar door de kleine ruimte tussen de koppen en de schijf.

Sporen:
Een spoor is een niet-zichtbare cirkel op een harde schijf die bij het formateren
magnetisch aangebracht wordt, net zoals een cilinder. Een harde schijf heeft veel sporen,
waarvan het buitenste 'spoor 0' heet. Elke schijf uit een harde schijf begint opnieuw met

Pagina 14
het tellen van de sporen. Een harde schijf met meerdere schijven heeft dus op elke schijf
een spoor 0, en een spoor 1, en een spoor 2 enz.

Er wordt van buiten naar binnen geteld en gelezen, vergelijkbaar met een LP en in
tegenstelling tot de Compact Disc (een LP en CD bestaan echter uit een lange spiraal, terwijl
een schijf uit meerdere cirkels bestaat).
Sectoren:
De sporen zijn verdeeld in sectoren, die ook weer niet zichtbaar zijn. De deling van de
sporen gebeurt door lijnen die wijzen van de as naar de rand van de schijf. Gewoon de straal
dus. Een sector is doorgaans 512 bytes groot, oftewel 0.5 kilobyte, maar fysiek varieert de
grootte van de sectoren op de harde schijf. Er liggen op de rand van een schijf namelijk
evenveel clusters als dicht bij de as. De omtrek is aan de buitenkant echter groter dan meer
naar binnen toe, dus de sectoren hebben aan de buitenrand meer ruimte. De dichtheid van de
kleinere sectoren meer naar binnen, hebben een grotere dichtheid de grotere sectoren meer
naar buiten. Als we het over het aantal sectoren hebben, dan wordt het aantal sectoren per
cilinder bedoeld.

Pagina 15
Informatica
Naam: …………………………………………………………………
Nr.: ……

Klas: …………………… Datum: …………………………………………

OPDRACHT : Hardware

Breng 3 folders met computerartikelen mee. Stel met behulp


van deze folders 2 computers samen en maak hierbij een
prijsberekening met behulp van Excel.
Ontwerp nu voor deze computer nu zelf een reclameblaadje en
beschrijf alle kenmerken (Word).

Pagina 16

You might also like