Procesrecht 25

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 2

Ros | Ploeger

advocaten
Procesrecht: Hoge Raad 2 maart 2012 dient in de aanhangige Reparatiewet
griffierechten burgerlijke zaken te worden gecodificeerd: de rechtzoekende heeft
ambtshalve recht op uitlating (1) waarom griffierecht te laat is ontvangen en (2) over
de rechtsgevolgen daarvan.
12 maart 2012
Op 22 februari 2012 heeft de rechtbank Rotterdam in een verzetprocedure bepaald dat
gedaagde zich bij akte alsnog mag uitlaten over de te late betaling van het griffierecht en
de mogelijke rechtsgevolgen daarvan.1 De Hoge Raad heeft deze mogelijkheid recentelijk
in zijn arrest van 2 maart 2012 bevestigd.2 Codificatie in aanhangige reparatiewetgeving
ligt dus voor de hand, maar eerst de feiten in de Rotterdamse zaak.
Op 6 juli 2011 is gedaagde bij verstek op vordering van Cardif veroordeeld. Op 28
december 2011 wordt het exploot van verzetdagvaarding aangebracht. Deze geldt ex art.
147 lid 1 als conclusie van antwoord. Vervolgens is het aan gedaagde om er zorg voor te
dragen dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken bij de rechtbank is ontvangen.
Dat lukt niet helemaal, want de rechtbank registreert de betaling pas op 9 februari 2012.
Gedaagde heeft nu een probleem, omdat hem ex art. 147 lid 4 jo 127a lid 2 Rv ontslag
van instantie staat te wachten, tenzij hem een geslaagd beroep op de hardheidsclausule
ex art. 127a lid 3 Rv ten deel valt.3
Opmerkelijk is vervolgens dat de advocaat niet reageert. Ook niet als hij uit het
elektronisch roljournaal kan opmaken dat de rechtbank zijn zaak in beraad houdt vanwege
niet tijdige afdracht van het griffierecht. Volgens vaste rechtspraak zou onze gedaagde nu
toch echt moeten worden afgeserveerd met ontslag van instantie.4 Niets is minder waar.
Gedaagde krijgt alsnog de kans om zich bij (weliswaar beknopte) akte alsnog uit te laten
over de niet tijdige betaling, waarbij -zo nodig- nog een gemotiveerd beroep kan worden
gedaan op de hardheidsclausule.
Alle kans dus nog dat gedaagde wegkomt met een termijnoverschrijding van slechts een
week of twee. Tot dusverre blijkt, zoals gezegd, evenwel uit vaste rechtspraak een
bestendig tegendeel. Het is meer regel dan uitzondering dat wanbetalers bij te late
betaling van hun griffierecht, zelfs met overschrijding van n dag, het toegangskaartje tot
de rechter wordt onthouden. Dit zonder dat zij zich omtrent de oorzaak daarvan n (niet
onbelangrijk) de mogelijke verdergaande gevolgen voorshands kunnen uitlaten. Dit
tussenvonnis is dus winst. 5
Eerder concludeerde ik dat de enkele hardheidsclausule niet voldoet aan art. 6 EVRM.6 Uit
de huidige wetstekst van art. 127a Rv (en voor verzoekschriften art. 282a Rv), valt immers
af te leiden dat de rechter zonder meer na overschrijding van de betalingstermijn kan
overgaan tot ontslag van instantie, dus zonder dat de partij die het griffierecht te laat heeft
betaald de gelegenheid wordt geboden om zich daarover uit te laten.
In het aangehaalde vonnis loopt de rechtbank onbewust vooruit op Hoge Raad 2 maart
2012. Het verschuldigde griffierecht blijkt in cassatie slechts n dag te laat bij de Hoge

Raad te zijn ontvangen. De A-G ziet in haar tussenconclusie opnieuw aanleiding om de


praktische uitvoering van de hardheidsclausule in art. 282a lid 2 Rv aan de orde te stellen
(in deze zaak ging het om een verzoekschriftprocedure).7 De A-G concludeert terecht dat
de rechtzoekende zich (ook in hogere instanties), moet kunnen uitlaten over het wettelijke
gevolg van het niet (tijdig) betalen van het griffierecht. De rechter kan volgens de A-G niet
zonder nader onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende het
recht op toegang tot de rechter blokkeren, wegens het niet tijdig betalen van het
verschuldigde griffierecht.
De Hoge Raad neemt in het aangehaalde arrest deze conclusie integraal over en bepaalt
dat verzoekers in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich binnen veertien dagen
ter rolle schriftelijk mogen uitlaten over de vraag waarom het griffierecht niet binnen de
wettelijke betalingstermijn is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad en de
rechtsgevolgen daarvan. Mijns inziens vormt dit oordeel een voldoende aanknopingspunt
om dit alsnog in de thans aanhangige Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken te
codificeren.8 Daarin kan art. 127a lid 2/3 en art. 282a lid 2/3 Rv nog zodanig worden
aangepast, dat de rechtzoekende bij overschrijding van de betalingstermijn in alle gevallen
een termijn wordt geboden om zich daarover en over de rechtgevolgen ervan naar
behoren uit te laten.9
P.J.M. Ros.

Rb. Rotterdam 22 februari 2012, LJN BV7153.


Hoge Raad 2 maart 2012, LJN BU5607.
3 Het huidige art. 147 lid 3 Rv bevat overigens een omissie: voor de termijn waarbinnen het griffierecht moet
zijn betaald, wordt in het aangehaalde vonnis abusievelijk verwezen naar art. 3 lid 2 Wgbz, dit moet uiteraard
lid 3 zijn. In het thans aanhangige wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering
van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), wordt
deze fout hersteld, zie Kamerstukken II 2011/12, 33 108, nr. 2, p. 6 onder D (Voorstel van wet).
4 Hof Den Haag 18 juli 2011, Prg. 2011, 246 en de in de annotatie aangehaalde recente jurisprudentie.
5 De rechter verwijst in r.o. 2.6 abusievelijk naar art. 127 lid 3 Rv, wat uiteraard art. 127a lid 3 Rv moet zijn.
6 Zie noot 2.
7 Eerder in r.o. 2.12 t/m 2.14 van de A-G voor HR 8 juli 2011, LJN BQ3890, r.o. 16 in de conclusie voor HR 4
november 2011, LJN BQ4182 en r.o. 4 in de conclusie voor HR 4 november 2011, LJN BQ7045.
8 Zie noot 1.
9 Het wetgevingsproces in de Tweede Kamer is nog niet afgerond, zie laatstelijk het Verslag van de vaste
commissie voor Veiligheid en Justitie, Kamerstukken II 2011/12, 33 108, nr. 5.
2

Wilt u meer informatie, neem dan vrijblijvend contact op met ons kantoor voor een eerste
gratis adviesgesprek.

You might also like