Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 26

De Geo

vwo

Aardrijkskunde voor de tweede fase


Wonen in Nederland
Samenvatting H1

www.degeo-online.nl
vierde druk

Arm en rijk havo

Samenvatting

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Samenvatting Wonen in Nederland


1 Grote rivieren in Lage Landen
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Wat zijn oorzaken en gevolgen van het toenemende overstromingsgevaar
van de grote rivieren en welke maatregelen kunnen dit gevaar beperken?

1.1 Brede rivieren door oneindig laagland


Deelvragen
1 Wat zijn de kenmerkende eigenschappen van de Rijn en de Maas en
hun stroomgebied met het oog op wateroverlast?
2 Welke ruimtelijke ingrepen aan de rivieren vonden in het verleden
plaats en waarom?

estuarium
stroomgebied

waterscheiding

lengteprofiel
verval
bovenloop

middenloop
benedenloop
verhang
stroomstelsel
Regel: hoe groter het
verhang, hoe hoger de
stroomsnelheid en hoe
sterker de erosie is.

Laaglandrivieren
Marsman verwijst naar brede rivieren in laagland, dus met een lage
stroomsnelheid. (Rijn, Maas en zijtak IJssel.) Veel wateren zijn gegraven
om scheepvaart en waterafvoer te verbeteren.
Eems en Westerschelde zijn estuaria.
Een klein deel van Noordoost-Nederland maakt deel uit van het
stroomgebied van de Ems.
Een deel van de Scheldedelta is onderdeel van het stroomgebied van de
Schelde.
De Rijn, slagader van West-Europa
Twee zijrivieren ontspringen in de Zwitserse Alpen om samen als
Alpenrhein verder te gaan.
Bij de oorsprong een gletsjerrivier, maar daarna wordt de Rijn al snel een
gemengde rivier.
Een waterscheiding is de grens tussen twee stroomgebieden.
De Rijn is een belangrijke transportader tussen een druk bevaren zee en
een groot en welvarend achterland.
Tweederde van de rivier en stroomgebied ligt in Duitsland.
Lengteprofiel verdeelt de Rijn in bovenloop, middenloop en
benedenloop.
Het verval in de bovenloop is groot hoge stroomsnelheid sterke
erosie.
- Gedeeltelijk gestuwd met sluizen in zijkanaal voor scheepvaart.
- Tussen Zwarte Woud en Vogezen door een slenk.
Middenloop tussen Bingen en Keulen.
- Diepe insnijding door het omhoog geduwde leisteenplateau.
- Hier en daar vulkanische afzettingen en versmallingen obstakels voor
scheepvaart.
Benedenloop (Niederrhein) met uiterst gering verhang.
- De Rijndelta begint vanaf de NL-D-grens afnemende stroomsnelheid
toename sedimentatie.
Het stroomstelsel omvat een groot aantal zijrivieren en zijtakken.
De Moezel is bevaarbaar tot Nancy.
De Rijn is bevaarbaar tot voorbij Basel.

Arm en rijk havo

Samenvatting

De Maas, een grillige rivier


Ca. 900 km met de bronnen in Noordoost-Frankrijk regenrivier.
Een kleiner stroomgebied dan dat van de Rijn.
Frans deel: bevaarbaar vanaf Sedan.
- Klein stroomgebied met weinig verhang.
- Veel water zakt daar weg in de poreuze bodem.
Belgisch deel: diep ingesneden in slecht doorlatende gesteenten
snelle afstroming van de neerslag en weinig indringing een korte
vertragingstijd.
- Veel relif en tal van kleine riviertjes.
- Een klein stroomgebied, dus veel kans op gelijke natte
weersomstandigheden.
Nederlands deel.
- De Grensmaas is bochtig en in de zomer onbevaarbaar Julianakanaal
parallel voor de grote scheepvaart.
- Rivierkleiafzettingen op doorlatende grindlagen.
- In Midden-Limburg zand- en grindpakketten: de Plassenmaas geschikt
voor delfstofwinning, recreatie, waterberging.
Ten zuiden van Mook is het Maasdal begrensd door terrassen, dus:
- geen polders en dijken.
- uiterwaarden vaak intensief gebruikt overstromingen kunnen grote
schade aanrichten.
De Maas stroomt nu naar Hollands Diep via Bergse Maas en Amer.
Een groot deel van de Maas is bevaarbaar stuwen en sluizen regelen
het waterpeil en de scheepvaart (anders dan de Waal en IJssel).

vertragingstijd

In de buitenbocht wordt de
hoogste stroomsnelheid
gemeten
Regel: een hoge
stroomsnelheid gaat
samen met erosie. Een
lage stroomsnelheid met
sedimentatie
Regel: in het dwarsprofiel
van de rivier is de
buitenbocht dieper en de
binnenbocht ondieper

Meanders, uiterwaarden en kribben


Meander = natuurlijke bocht in een rivier.
Het verschil in stroomsnelheid verklaart het meanderen sedimentatie in
binnenbocht, erosie in buitenbocht.
Erosie-oever ofwel stootoever = diep.
Sedimentatie-oever ofwel glij-oever = ondiep ontstaan van lussen, die
zich uiteindelijk zelf afsnijden:
- hoefijzervormige dode arm
- evenwijdige verlaten geulen: strangen.
Ze hebben een hoge ecologische waarde.
Het kenmerkende dwarsprofiel van een laaglandrivier:

Regel: versmalling van een


rivier leidt tot een hogere
stroomsnelheid op die
plaats
uiterwaard
zomerbed
winterbed

Normalisering
vergemakkelijkt de
waterafvoer

- Uiterwaarden overstromen geregeld: ophoging + veehouderij.


- Winterdijk belemmert sedimentatie in binnendijkse landen.
Winterdijken aangelegd sedert jaar 1000 door kloosters en adel.
De waterafvoer van een rivier is te versnellen door normalisering:
- bochtafsnijding
- aanleg van kribben

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

krib

Kanalisatie verbetert de
bevaarbaarheid
stuwen
ruimtelijke inrichting
dijkverzwaring

Samenvatting

- aanbrengen van steenbestorting.


Kribben versmallen het zomerbed toename stroomsnelheid diepteerosie.
Bochtafsnijdingen verhogen stroomsnelheid toename waterafvoer en
diepte-erosie. Gevolg: daling rivierbodem toename frequentie lage
waterstanden.
Kanalisatie = bouw van stuwen regulering van de waterstand.
- Door de bouw van schutsluizen blijft scheepvaart mogelijk.
- Door de Maas(verbeterings)werken werd de lengte bekort met 23 km.
Voorbeelden van ruimtelijke inrichting van de rivierbedding:
- delfstoffenwinning, normalisering, kanalisering.
- dijkverzwaring, infrastructuur.
- bouwland en bebouwing in uiterwaarden.
- aanleg van nieuwe natuur en scheppen van ruimte voor de rivier.
Watersnoodramp 1953 Deltawerken
- Ook rivierdijken versterken nationale normen voor veilige dijken.
- Verhogen en verbreden van dijken tast gebouwde omgeving aan
maatschappelijk verzet / NIMBY.
- Hoogwater 1995 leidt tot Deltawet Grote Rivieren en de latere Wet op de
waterkering grootscheepse dijkversterking.

1.2 Met de klompen in het water


Deelvragen
3 Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering voor de waterafvoer van
de grote rivieren?
4 Welk verband bestaat er tussen het dalen van de bodem, de
zeespiegelstijging en een toenemend gevaar voor overstromingen?
5 Hoe benvloeden de ruimtelijke activiteiten van de mens en de
waterafvoer van de grote rivieren elkaar?

waterafvoer
debiet
regime / regiem

Over waterafvoer en regime


De manier waarop overtollig water uit een gebied wordt verwijderd =
waterafvoer.
De Rijn is een van de grootste Europese rivieren.
Debiet = het aantal kubieke meters water dat per seconde een bepaald
punt in de rivier passeert.
Er is een grote variatie van debiet mogelijk per jaar en binnen een jaar.
Regime / regiem = de schommeling in de waterafvoer van een rivier of
beek in de loop van een jaar.
Grote verschillen tussen Rijn en Maas
- in debiet
- in regime
Het regime van een gemengde rivier is kleiner dan van een regenrivier.
De waterstand van de Rijn wordt benvloed door regenrivier de Moezel.
Door evapotranspiratie komt niet alle regenwater in de rivier terecht.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

De gemiddelde afvoer van


een rivier is geen werkbaar
gegeven met betrekking tot
de veiligheid

Het belang van de


weersomstandigheden en
de bodemgesteldheid

Hoogwater in de Rijn
De Rijn vertakt zich na Spijk in Waal en Neder-Rijn.
Verdeling Rijnwater: 2/3 Waal, 1/3 Pannerdens Kanaal.
Dit wordt gereguleerd door Rijkswaterstaat met prioriteit aan de Waal.
Een gemiddelde afvoer zegt weinig over de overstromingsveiligheid.
Daarom letten op pieken in waterafvoer naar tijdsduur, waterhoogte en
frequentie.
In winter1994 en 1995 hoge piekafvoeren.
In 2003 extreem lage waterstand door droogte.
De dalende rivierbedding was mede oorzaak.
Zal de frequentie van verhoogde piekafvoeren toenemen?
Hoogwater ontstaat door lange periode met veel neerslag. Hierbij zijn
van invloed:
- bevroren bodem.
- sneeuwval.
- plotselinge temperatuurstijging.
- aanvoer vanuit zijrivieren die samenvallen met piekafvoer hoofdrivier.
Evacuatie van mensen en vee uit het rivierengebied in 1995.
Extreem hoogwater: liever niet
Negatieve gevolgen van de uitersten in de waterafvoer.
Extra hoog water veiligheid van het binnendijkse land in gevaar.
- De waterdruk op dijken neemt toe waterverzadiging / dijkbreuk.
- Vaarbeperkingen door schade die hoge golfslag meebrengt.
- Het overstromen van uiterwaarden: schade aan recreatie en oogst.
Extra laag water opdringen zout water vanuit zee / verzilting.
- Minder doorspoeling van wateren in Laag-Nederland.
- Door onvoldoende koelwater daling elektriciteitsproductie.
- Afname zuurstofgehalte, met gevolgen voor visstand en waterecosysteem.
Scheepvaart heeft minder manoeuvreerruimte en laadvermogen.
Daling van het grondwaterpeil en verdroging van binnendijkse landen.

maatgevende afvoer
verstening
intensivering agrarisch
bodemgebruik
sponswerking bodem

Nog meer water


Deltawet Grote Rivieren: overstromingskans < 1/1.250 jaar.
Bijstellen van de maatgevende afvoer lijkt echter nodig:
- een snellere afstroming door intensivering grondgebruik.
- klimaatverandering kan leiden tot toename neerslag.
Hogere afvoer leidt tot bijstelling veiligheidseisen.
Stroomgebied van de Rijn is sterk verstedelijkt en versteend de
infiltratie neemt af, bovendien neemt de waterafvoer in kortere periode toe.
Intensivering landbouw eveneens van grote invloed op waterhuishouding:
het streven naar verlaging van het grondwaterpeil leidt tot snellere
waterafvoer en de afname van de sponswerking van de bodem.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

zeespiegelstijging

relatieve zeespiegelstijging
oorzaken van bodemdaling

soorten zakking
Veengrond is extra
gevoelig voor zakking

De kwetsbaarste gebieden
dalen het sterkst

We pompen onszelf
omlaag

klimaatverandering
versterkte broeikaseffect
temperatuurstijging

neerslagregime

Dalend land
De zeespiegelstijging blijft stijgen. Gaat daling land ook door?
Onderscheid:
- absolute (eustatische) zeespiegelstijging.
- relatieve zeespiegelstijging.
- absolute bodemdaling (t.o.v. vast referentiepunt = NAP).
Oorzaken bodemdaling:
Isostasie leidt na het smelten van de ijskap in Scandinavi tot wip-wapeffect.
Sedimentatie van de geosynclinale / het Noordzeebekken: kanteling.
Delfstoffenwinning, met name gaswinning, leidt tot regionale
bodemdaling.
Het verschil tussen maaiveld en waterniveaus neemt toe door:
1 Zakking =
- inklinking
- krimp
- oxidatie
- zetting.
Met name veengrond is gevoelig voor zakkingsverschijnselen.
Inklinking, krimp en oxidatie zijn onomkeerbare processen.
2 Uitschuring (erosie) dalen zandige rivierbodems = diepte-erosie.
In Duitsland hierdoor verlaging van de waterstand. Gevolg: meer
problemen met de scheepvaart.
Er bestaan grote regionale verschillen m.b.t. de relatieve
zeespiegelstijging. De laagste en meest kwetsbare gebieden: meeste last
van bodemdaling.
Pompen is verzuipen
Tot omstreeks 1450 natuurlijke lozing van binnenwater.
Ontwatering leidt tot zakking kunstmatige lozing met windmolens.
Bemaling betekent zakking.
Versterking van deze vicieuze cirkel door krachtigere gemalen.
Tot voor kort: alle water zo snel mogelijk naar zee brengen.
Dijken beschermen het land tegen overstromingen maar maken
tegelijkertijd de sedimentatie onmogelijk.
Van koelkast tot broeikas
Klimaatverandering is niet iets nieuws. Op korte termijn zal de
temperatuur stijgen.
Wat is de invloed van de mens op het klimaat?
Versterkte broeikaseffect van grote invloed op kustgebieden, o.a.
Nederland.
Temperatuurstijging met grote onzekerheidsmarge IPCC.
De waterkringloop verandert: dit is van invloed op de bedekking met
sneeuw en ijs en de waterafvoer.
Gevolgen voor Nederland met name voor het waterbeheer. Het
neerslagregime zal veranderen, namelijk:
- meer neerslag in de winter
- ongelijker en heftiger
- winters wat warmer
- zomers wat warmer
- zomers iets droger.
Watertekorten en een ongelijkmatiger regime van de rivieren.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

De mate van de verwachte


zeespiegelstijging is
onzeker

Amersfoort aan Zee


Met satellietmeting nu nauwkeurig beeld van de absolute
zeespiegelstijging.
Meting over lange periode nodig om storende invloeden uit te schakelen.
Klimaatmodellen werken met simulaties en toekomstscenarios.
IPCC: in 2100 zeespiegel hoger dan in 1990 door aantal factoren:
- uitzetten van zeewater door T-stijging = + effect
- smelten van landijs = + effect
- toenemende sneeuwval in Antarctica = - effect
Veel onzekere factoren, bijvoorbeeld:
- de mate van stijging van de luchttemperatuur.
- de toename van de hoeveelheid broeikasgassen.
In veel modellen verband tussen T-stijging en zeespiegelstijging.
Het stoppen van de broeikasemissie heeft een na-ijleffect.
Ernstige gevolgen
Gevolgen voor de waterhuishouding in Nederland:
Toenemende kans op overstromingen van de rivieren.
Meer uitersten in de rivierafvoeren.
Meer ruimte in het winterbed nodig: ruimtereserveringen noodzakelijk.
Meer hinder voor de scheepvaart.
Waterpeil IJsselmeer is moeilijker te handhaven.
Verzilting in de landbouw en natschade.
Toenemende kans op overstromingen door de zee.
Waterafvoer van de rivieren ondervindt meer tegenstand.
Verandering in zeestromen meer kusterosie.
Menselijk ingrijpen in rivierenland heeft meestal geleid tot:
- een onregelmatiger regime.
- een verkorting van de vertragingstijd.
Daarom is een andere aanpak nodig: ruimte voor de rivier.

1.3 Ruimte voor de rivier


Deelvragen
6 Welke aanpassingen in het stroomgebied zijn mogelijk om de
veranderingen in de waterafvoer van de grote rivieren te beheersen?
7 Hoe kunnen zowel de ruimtelijke kwaliteit als de veiligheid in het
rivierengebied worden verbeterd?

meebewegen met de
natuur
ruimte geven aan water
drietrapsstrategie

Een nieuw waterbeleid


Troonrede: Nederland beschermen tegen hoogwater = Waterbeleid
eenentwintigste eeuw.
Een voortdurende dijkverhoging is geen structurele oplossing. Daarom
zoeken naar oorzaakgerichte oplossingen.
Het meebewegen met de natuur in het gehele stroomgebied.
Geef water de ruimte = maak ruimte voor water.
Twee uitgangspunten van het nieuwe waterbeleid:
1 slim combineren van techniek en ruimte
2 werken volgens een drietrapsstrategie:
- vasthouden
- bergen
- afvoeren

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

rivierbedverruiming

verdieping
nevengeul
obstakels
retentiebekken

noodoverloopgebied

grote maatschappelijke
weerstand tegen
noodoverloopgebieden

voorbeeld Kampen a/d


IJssel
bypass

Samenvatting

Een slimme combinatie van techniek en ruimte


Hogere dijken zijn uiteindelijk geen goede oplossing:
- gevolgen overstromingen groter bij hogere dijken.
- hogere dijken zijn zwaarder in gewicht verzakkinggevaar neemt toe.
Ruimte voor de Rivier als Planologische Kern Beslissing (PKB).
Rivierbedverruiming:
- versmallen van het zomerbed meer diepte-erosie
- kribverlaging
- verdieping door baggeren (minder aantrekkelijk)
- graven van nevengeulen
- aanleggen hoogwatergeul
- verlagen van uiterwaarden
- verwijderen van obstakels
- verbreding van het winterbed
- aanleg van retentiebekkens
Een retentiebekken is multifunctioneel vooral bedoeld voor structurele
verwerking maatgevende afvoer.
Voordeel retentie = aftoppen van de hoogwatergolf / piekafvoer.
Uiterste vangnet is een noodoverloopgebied opvang van afvoer die
groter is dan de maatgevende afvoer. Vroegere noodoverloopgebieden zijn
nu vaak verdwenen.
Regeringsplannen voor meer noodoverloopgebieden teruggebracht:
- zeer hoge kosten.
- twijfels aan de effectiviteit.
- de grote maatschappelijke weerstand / NIMBY.
Hoogwaterplatform en andere organisaties pleiten voor alternatieven
Criteria voor het aanwijzen van noodoverloopgebieden zijn:
- veiligheid en risicos
- ruimtelijke gevolgen en internationale samenwerking
- maatschappelijk draagvlak
- technische en juridische uitvoerbaarheid
- kosten / baten en schaderegelingen.
Flessenhalzen
De uitbreiding van steden langs het water beperkt de ruimte voor de
rivier. Voorbeelden: Kampen-IJsselmuiden, Arnhem, Lent-Nijmegen.
Extra beschermende maatregelen nodig.
Voorbeeld stad Kampen: combinatie opstuwing Ketelmeer en
rivierafvoer. Bescherming door een systeem van vloedkeringen.
Graven van een bypass stroomopwaarts van Kampen: waterafvoer +
wonen + werken + recreatie + natuur.
Maatschappelijke tegenstand leidt tot aanpassing plannen.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

draagvlak nodig voor


waterprojecten

Maaswerken als voorbeeld


van een succesvolle
samenwerking

Een levende rivier


Voor waterstaatkundige plannen is nodig:
- voldoende draagvlak
- stevige financile onderbouwing.
Voorbeeld van succesvol plan is het project Grensmaas.
Na de hoogwaterjaren 1993 en 1995 volgde het Deltaplan Grote
Rivieren.
- Aanleg Maasdijken.
- De Maas meer ruimte geven.
De Maaswerken bestaan uit:
- verbreding van de stroomgeul
- verlaging van de uiterwaarden.
Daarmee worden vier doelstellingen gehaald:
- bestrijden wateroverlast
- verbeteren scheepvaartroute
- natuurontwikkeling in Maasdal
- grindwinning.

1.4 Een omgangsregeling met water


Deelvragen
8 Wat zijn de hoofdpunten in het tegenwoordige nationale rivierbeleid?
9 Wat is het effect van het huidige rivierbeleid op het beperken van
wateroverlast en het vermijden overstromingen?

watertoets

waterparagraaf in
ruimtelijke plannen vereist

Vasthouden voorkomt
afwenteling van
waterproblemen en
verdroging

bergen

afvoeren

De watertoets
Het behouden van de aanwezige oppervlakte en hoeveelheid water in
Nederland is noodzakelijk, want:
- functioneert als waterbergingsgebied.
- is van belang in de strijd tegen verdroging.
- is het behoud van natte natuurwaarden.
De watertoets moet dit behoud zeker stellen de waterparagraaf
besteedt aandacht aan
- veiligheid
- wateroverlast
- verdrogingseffecten
- waterkwaliteit.
De waterparagraaf is verplicht in een gemeentelijk bestemmingsplan en
wordt getoetst aan het Provinciaal streekplan.
De controle is streng:
- een bouwactiviteit mag de drietrapsstrategie niet in de weg staan.
- waterproblemen mogen niet worden afgewenteld op naburige gebieden.
- herstelmaatregelen aangeven.
Drietrapsstrategie
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw verplicht de drietrapsstrategie:
De eerste stap is het opvangen van water bij de bron. Dit voorkomt
afwenteling = verdrogingsmaatregel.
Vasthouden = opslaan van water infiltratie.
Scheiding rioolafvoer en regenwater.
Voorbeelden:
- Wadis in Vinexwijk Leidsche Rijn.
- Vledder Aa: herstel oude meanders.
Bergen = tijdelijk opslaan in open water.
Noodzaak om extra bergingsmogelijkheden te zoeken.
Combinatie zoeken van veiligheid, wonen en recreatie, zoals bouwen in
uiterwaarden: experimenten toegestaan.
Afvoeren = wegbrengen naar ander gebied pas als laatste

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

mogelijkheid en in uiterste noodzaak.


Verdroging en verzilting aangepakt
Verdroging is de belangrijke oorzaak van de afname van biodiversiteit.
Vooral gevolg van de aanpassing van het watersysteem aan het
grondgebruik in:
- landbouw
- waterwinning
- overige, zoals toename verhard oppervlak.
De gevolgen van de verlaagde grondwaterstand zijn ernstig:
- Toename van de kweldruk verzilting mogelijk.
- Aanvoer van gebiedsvreemd water afname diversiteit.
Verzilting wordt gemeten aan een verhoogd chloride-gehalte nadelig
voor land- en tuinbouw en natuurlijke ecosystemen.
Een oorzaak is de indringing vanuit zee in riviermondingen vooral in
zomerseizoen.
De zoutschade als gevolg van de droogteschade wordt beperkt door het
doorspoelen van het waterstelsel. Nadeel: in droge tijden levert dit
watertekorten op voor beregening elders.

Verlaging van de
grondwaterstand leidt tot
milieuschade

Doorspoeling beperkt de
verziltingsproblemen

Internationale afspraken
vinden plaats op fluviaal
schaalniveau
Rijnconferentie

Vertragingstijd nam af door


ingrepen in de Duitse Rijn
Actieplan Hoogwater

Internationale afspraken
Fluviaal schaalniveau van belang bij de waterproblematiek.
Grensoverschrijding van waterlopen geeft het belang aan van
internationale samenwerking intergouvernementele samenwerking
nodig voor goede aanpak.
1950: internationale commissie ter bescherming van de Rijn tegen
verontreiniging Rijnconferentie (nu ICB Rijn).
Na de giframp bij Sandoz werd het Rijn Actie Programma opgericht.
Tegenwoordig is er aandacht voor waterkwaliteit n waterkwantiteit:
IRMA-programma: Rijn- en Maasstaten gericht op hoogwaterpreventie.
Sinds 2000: Europese Kaderrichtlijn voor water gezamenlijk opstellen
van actieprogrammas m.b.t. waterproblemen.
ICB Maas gebruikt Europese Kaderrichtlijn om Maas schoner te maken.
Ingrepen in de natuurlijke loop van de rivieren in Duitsland leiden tot
verkleining van de vertragingstijd waardoor de hoogwatergolf sneller in
Nederland aankomt en opstuwing plaatsvindt tussen Ruhrgebied en
Nederlandse grens.
Actieplan Hoogwater leidt tot zoeken naar meer ruimte voor water, o.a.
aanleg retentiebekkens langs de Duitse Niederrhein.
Voorbeeld: Bislicher Insel: samenwerking met Nederland in planning en
kosten.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

De Geo
vwo

Aardrijkskunde voor de tweede fase


Wonen in Nederland
Samenvatting H2

www.degeo-online.nl
vierde druk

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Samenvatting Wonen in Nederland


2 De lage landen bij de zee
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Wat zijn de kenmerken en de voor- en nadelen van het Nederlandse
kustbeleid?

2.1 Kust in beweging


Deelvragen
1 Welke kusttypen vormen in Nederland de grens tussen land en zee?
2 Op welke manier dragen natuurlijke kustprocessen en de mens bij aan
de opbouw en de afbraak van het land?

voortdurende
zeespiegelstijging

drie kusttypen

zachte kust

duinen
wadden
harde kust steeds
moeilijker te onderhouden

zandtransporten en
zeestromingen maken de
kust tot een systeem

kustprocessen
opbouw
afbraak

De Nederlandse kust
Al duizenden jaren sprake van zeespiegelstijging.
Tijdens transgressieperioden sloeg veel land weg, maar ontstonden ook
duinen, veenmoerassen en kleiafzettingen.
De Nederlandse kust is vooral een duinenkust.
Naar ontstaan en geomorfologie zijn er drie kusttypen:
- Waddenkust.
- Gesloten kust.
- Estuariumkust.
Zachte kusten en harde kusten
Zachte kust: een kust die op een natuurlijke manier wordt gevormd.
Estuaria kennen de grootste getijdeverschillen.
- Hoe nauwer, hoe groter het verschil tussen eb- en vloedstand.
- Sterke meandering vanwege uitschuring bij hoge stroomsnelheden.
gevaar van dijkval
ondiepten door sedimentatie
Duinen ontstaan door stroming en wind.
Jonge duinen doen dienst als zeewering. Oude duinen zijn meestal
afgegraven: wegen, nederzettingen en tuinbouw.
Wadden overstromen bij vloed: een sedimentatievlakte, beschermd
door eilanden.
Onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
Harde kust: aangelegd en onderhouden door de mens.
Ook zachte kusten hebben vaak harde elementen zoals golfbrekers.
Uitmondingen van kanalen in zee zijn voorzien van pieren.
De Hondsbosse Zeewering steekt steeds meer uit door kustafslag bij de
uiteinden.
Primaire zeeweringen beschermen tweederde van Nederland tegen het
buitenwater.
De Wet op de waterkering 1966 verdeelt Nederland in dijkringen.
Een stelsel van keringen, waaronder de Maeslantkering, beschermt het
gebied Rotterdam / Europoort.
Zandverplaatsingen en stromingen maken de kust tot een onderling
verbonden systeem.
Geven en nemen
Elementen in het kustproces zijn wind, golven, zeestromingen,
opstuwing, getijden, de mens. In een samenspel zorgen ze voor opbouw
en afbraak.

Arm en rijk havo

Samenvatting

Wind
En van de voornaamste krachten.
De gemiddeld hoogste windsnelheid en de overheersende windrichting
zijn vanuit het zuidwesten.
Zandverlies betekent kusterosie.
kustverplaatsing: vooral in
noordoostelijke richting

zeestroming

Golven
De golfsnelheid is in diep water hoger. Golven schuin op de kust
veroorzaken stranddrift gemiddeld in noordoostelijke richting.
Zeestromingen
Zoutwaterstromingen op grote ruimtelijke schaal.
De Reststroom stroomt van zuidwest naar noordoost langs de kust en
heeft weinig invloed op de kustprocessen.
Opstuwing
Een combinatie van wind en vloed:
- gevaarlijk, vooral in vernauwingen.
- kan de geomorfologie van de kust in korte tijd sterk veranderen.

vloed
eb

van defensief naar actief

Getijden
In bijna 25 uur tweemaal vloed en tweemaal eb.
Resultaat van aantrekkingskracht van maan en zon: hoogtij en laagtij,
kentering, springtij en doodtij.
De getijdenbewegingen draaien vanuit zuidwestelijke richting langs de
kust en versterken daarmee het effect van de zeestroming en de
overheersende zuidwestelijke winden.
Wandelende eilanden door samenwerking wind, getij, zeestroom.
Vloedstroom loopt sneller bij afgaand water dus sedimentatie.
De kustvorm en de omvang van het Noordzeebekken benvloeden de
getijdenamplitude.
Een lagedrukgebied geeft iets hogere waterstanden dan een Hoog.
De mens
In het verre verdelen een defensieve houding:
eerst terpen / wierden, later dijkjes en ontwateringstechnieken.
sinds Middeleeuwen actieve landaanwinning, inpoldering,
droogmakerijen.
Er is sprake van een toenemende invloed van menselijke activiteiten op
de kust.

2.2 Koffers pakken...


Deelvragen
3 Hoe probeerde de mens tot voor kort het achterliggende land te
beveiligen tegen de zee?
4 Wat betekent de mondiale klimaatverandering voor de Nederlandse
kusten?

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

Een veilig gevoel


Bewoners weten weinig van de kustveiligheid, maar voelen zich toch
veilig en vertrouwen op bescherming van de overheid.
De kans op overstromingen door de zee is klein. De kustverdediging
wordt aangepast aan de overstromingskans die van een gebied wordt
vastgesteld.
De overheid past de overstromingskans aan door
veiligheidsmaatregelen. Elke vijf jaar wordt de overstromingskans getoetst.
De schade (het gevolg) hangt af van:
- de oppervlakte van het gebied
- de ligging t.o.v. zeeniveau
- het aantal inwoners
- de economische investeringen.
De schade kan toenemen als deze elementen veranderen.
Het risico is de vermenigvuldiging van de kans op een overstroming
maal de schade / de gevolgen.
De volle, laaggelegen Randstad loopt veel risico.
Rijzende zeespiegel en verdwijnend zand
De overstromingskans neemt toe door klimaatverandering en
zeespiegelstijging.
Klimaatverandering is van belang voor de kustverdediging, want:
- het zeewater stijgt
- meer wind
- hogere golven
- meer opgestuwd water
- meer extreem hoog water.
Een hogere waterstand tast de duinenrij aan. Door kusterosie verdwijnt
land in zee.
Voortbestaan van onze kust alleen mogelijk wanneer:
- de zeebodem flauw afloopt
- zeestromingen zand aanvoeren
- eb en vloed niet teveel verschillen
- niet te veel zware stormen voorkomen
- de zeespiegel niet te snel stijgt.
Tegenwoordig voortdurend kustafslag. De basiskustlijn laat zien hoeveel.
De Wadden kunnen een beperkte zeespiegelstijging bijhouden.
Op sommige plaatsen groeit de kust aan.
De zandbalans geeft aan hoeveel zand erbij komt of verdwijnt langs het
strand. Het zanddelend systeem vult aan (Waddenzee) of neemt weg
(Waddeneilanden, Zeeland).
Kustverdediging
Van belang is de veiligheid van de kust.
Vier kustproblemen:
- handhaven van de kustlijn
- veiligheid
- beheersen overstromingsrisico
- golfoverslag bij harde kustdelen.
RWS is verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van de kust en
houdt (voorlopig) de basiskustlijn van 1990 aan.
Het onderhoud is op basis van een veiligheidsnorm: een superstorm bij
een uitzonderlijk hoge waterstand eens in de zoveel jaar.
De schade moet beperkt worden tot het wegslaan van de voorste
duinenrij.
Golfoverslag kan bij een harde kust leiden tot een breuk van binnenuit.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

Luctor et submergo?
Natuurlijke kustprocessen werden altijd aan banden gelegd. Maar de
traditionele kustverdediging werkt onvoldoende of averechts.
Menselijk ingrijpen leidt ook tot verlies van belangrijke natuurwaarden.

2.3 Inspelen op de natuur


Deelvragen
5 Wat is dynamisch kustbeheer en hoe werkt het?
6 Wat zijn de gevolgen van het dynamische kustbeheer voor de
economische en de ecologische waarden en voor de veiligheid?
Meewerken met de natuur
Een nieuwe manier van kustverdediging: werk samen met de natuur en
laat de natuur het werk doen veerkrachtig kustsysteem: dynamisch
handhaven.
Geven en nemen binnen een bepaalde bandbreedte: de basiskustlijn
ingrijpen wanneer de kust te sterk wordt aangetast.
Negatieve overschrijding van de basiskustlijn wordt hersteld d.m.v.
zandtoevoegingen. Nadeel van deze zandsuppleties zijn de hoge kosten.
Twee vormen van suppletie: strandsuppletie en vooroeversuppletie.
Omdat het kustfundament ook wordt aangetast wordt steeds meer
onderwatersuppletie (vooroeversuppletie) toegepast.
Zandsuppletie is een afdoende maatregel.
Zachte kustverdediging waar het kan, harde kustverdediging waar het
moet. Nadeel is dat het zelfherstellend vermogen van het
kustverdedigingssysteem afneemt.
Soms blijvend succes van harde kustverdediging: voorbeeld dam Texel.

dynamisch handhaven

zandsuppletie

Harde kustverdediging als


zachte kustverdediging
onvoldoende blijkt

slufter
gradintrijk milieu biedt
een waardevol ecosysteem
ecologische waarde
dynamiek
(bio)diversiteit

economische waarde

Dynamiek en diversiteit
Slufter: een landinwaartse getijdengeul.
Slufters zijn een voorbeeld van dynamisch kustbeheer: getij en wind
houden de kust in stand en vormen een gradintrijk milieu.
Onderhoud aan de slufter op Texel nodig door natuurlijke
verschuivingen.
Ecologische waarde blijkt uit
- grote natuurlijke dynamiek.
- grote biodiversiteit / soortenrijkdom van flora en fauna.
Ook elders langs de kust belangrijke ecologische waarden.
Grote soortenrijkdom in de duinen
Waddengebied als natuurreservaat: kraamkamer, foerageer- en
rustgebied onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (Natura 2000).
Westerschelde als getijde estuarium van groot ecologisch belang.
Conflict tussen de ecologische waarden en de economische waarden.
Voorbeelden: bollenteelt, glastuinbouw, stedenbouw, recreatie / toerisme,
schelpen- en zandwinning, infrastructuur en vervoer.
Oude kustplaatsen binnen de bandbreedte blijven beschermd.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

Wonen aan de kust


Kustgebied vormt een aantrekkelijk leefgebied.
De grote druk op de ruimte botst met de kustbescherming.
Kustbebouwing belemmert de beweeglijkheid van de kust: bolwerken
staan dynamisch handhaven in de weg. Zandsuppletie is hier een
bodemloze put.
Bolwerkvorming verhoogt het overstromingsrisico Regelgeving en
vergunningenstelsel (4e Nota Waterhuishouding).
Bebouwingscontouren moeten de kuststrook veiligstellen.
Door de stijgende zeespiegel is op de lange duur een keuze nodig voor
de kwetsbare kustgedeelten: zwakke schakels:
versterking aan de landzijde, of
zandbuffers aan de zeezijde aanbrengen, zoals de Zandmotor.
De overheid reserveert ruimte langs de zwakke schakels door het
aangeven van zogenaamde zoekgebieden.

bolwerkvorming
bolwerk

De Geo
vwo

Aardrijkskunde voor de tweede fase


Wonen in Nederland
Samenvatting H3

www.degeo-online.nl
vierde druk

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Arm en rijk havo

Samenvatting

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

Samenvatting Wonen in Nederland


3 De Randstad en haar invloedssfeer
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Hoe benvloeden economische en sociaal-culturele ontwikkelingen en
bestuurlijke indelingen elkaar in de (omgeving van de) Randstad?

3.1 Vele steden maken (g)een Randstad


Deelvragen
1 Op welke manieren kun je de Randstad begrenzen en indelen?
2 Wat is de aard en de achtergrond van de ruimtelijke veranderingen in
de Randstad?
3 Welke bestuurlijke en ruimtelijke problemen heeft de Randstad, gelet
op de leefbaarheid en de economische ontwikkeling?
Randstad Holland
De 15 gemeenten van het grootstedelijke gebied van de Randstad is het
woon- en werkgebied van zeer veel Nederlanders en is het economische,
politieke, bestuurlijke en (sociaal-)culturele hart van Nederland.
Voorbeelden van grootstedelijke functies zijn het landsbestuur, de Hoge
Raad, het Rijksmuseum, het Concertgebouw, de Jaarbeurs in Utrecht, de
mainports.

grootstedelijk gebied en
functies

Ruimtelijke driedeling van de Randstad


De Nota Ruimte deelt de Randstad in drien:
De Noordvleugel met onder meer:
- Amsterdam met toeristische, culturele en educatieve functies,
(inter)nationale tentoonstellingen en congressen.
- mainport Schiphol met transport en logistiek, (inter-)nationale
hoofdkantoren, financile dienstverlening en ICT-bedrijven.
- Noordzeekanaalgebied en Zaanstad met industrie en havenactiviteiten.
- Aalsmeer en omgeving met de tuinbouw.
De regio Utrecht is een voornaam nationaal verkeersknooppunt en ligt
relatief zeer goed tussen twee Nederlandse mainports en het Europese
achterland. Utrecht is vooral een dienstenstad (gezondheidszorg,
onderzoek, advies, hoger onderwijs, creatieve sector, telecommunicatie,
amusement en reclamebureaus).
De Zuidvleugel:
- Den Haag met zijn politiek-bestuurlijke functie, het Internationaal
Gerechtshof en Strafhof, Europol.
- het Rijnmondgebied inclusief Rotterdam en de Drechtsteden met
mainport, (petro-)chemische industrie, transport- en logistieke bedrijven, de
creatieve sector, waaronder architectuur.
Over de driedeling verschillen de meningen: vaak blijft het bij een
tweedeling van de Randstad.

indeling Randstad in de Nota


Ruimte:
- Noordvleugel
- Regio Utrecht
- Zuidvleugel

regel: naarmate het


opleidingsniveau van mensen
hoger is, is de afstand tussen
woon- en werkplaats groter
stadsgewest als voorbeeld
van functionele regio

De Randstad, een eenheid?


Is de Randstad n samenhangend geheel? Je kunt daar vraagtekens
bij zetten vanuit twee dimensie.
Vanuit de economische invalshoek zie je bijvoorbeeld dat de
forensenstromen (woon-werkverkeer) zich sterk afspelen binnen
stadsgewesten (centrale steden met de eromheen gelegen (woon)kernen,
die sterk georinteerd zijn op die kernsteden) en niet tussen de drie
Randstaddelen. Dat laatste geldt vooral voor hoger opgeleiden.
Stadsgewesten zijn voorbeelden van een functionele regio.
Vanuit de politieke dimensie zie je dat de Randstad bestuurlijk is
opgedeeld in een groot aantal gemeenten en enkele provincies. Dat

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

WGR

stedelijk netwerk

bedreiging Groene Hart door


suburbanisatie

urban field

groeikern(enbeleid)

compacte stadbeleid

verdichting
Vinexbeleid

bedreiging leefbaarheid

Samenvatting H1

bevordert niet altijd het functioneren van bedrijvigheid en ook niet het
werken aan de leefbaarheid. De bereikbaarheid speelt daarbij een grote rol
(samenhangend openbaar vervoer).
De rijksoverheid dringt aan op bestuurlijke samenwerking op grond van
de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR). Een vraag is of je
gemeentelijk of provinciaal moet herindelen. Dit gebeurde overigens al;
deels verplicht, deels vrijwillig.
Een stedelijk netwerk is een van rijkswege opgelegd bestuurlijk
samenwerkingsverband tussen gemeenten in verstedelijkte gebieden.
De drie stedelijke netwerken in de Randstad moeten een visie op de
ruimtelijke inrichting en organisatie ontwikkelen over bijvoorbeeld openbaar
vervoer, de woningbouw of infrastructuur.
Het Groene Hart
Het Groene Hart is relatief dunner bevolkt en minder verstedelijkt.
Suburbanisatie zorgt voor (ongewenste) toenemende bebouwing en
versnippering door infrastructuur.
De samenhang tussen een stedelijk gebied (zoals de Randstad) en de
omgeving (zoals het Groene Hart) wordt aangeduid met de term urban
field. Bij een urban field gaat het niet alleen om economische, maar ook
om culturele banden.
Ruimtelijke knelpunten van Randstad en Groene Hart
In de Randstad en het Groene Hart komen allerlei vraagstukken over
ruimtelijke ordening voor.
Met het groeikernenbeleid probeerde de overheid sinds de Tweede Nota
Ruimtelijke Ordening het open karakter van het Groene Hart te behouden.
Een groeikern is een door de overheid aangewezen gemeente, niet ver
van een centrale stad, die de suburbanisatie moet opvangen. Groeikernen
liggen vooral aan de buitenkant van Randstad Holland. De bevolkingsgroei
In die kernen nam snel toe. Woningbouw in in het Groene Hart was zoveel
mogelijk voor de plaatselijke bevolking. Verstedelijking was niet helemaal
tegen te houden. Denk aan Zoetermeer. Dat kwam de leefbaarheid en het
milieu niet ten goede.
Met het compacte stadbeleid werd later de aandacht aan de
woonomgeving in de steden zelf geschonken. Daarmee zouden ook de
problemen met suburbanisatie kleiner kunnen worden. Ook zouden steden
dan aantrekkelijker zijn voor de vestiging van bedrijven.
Wonen en werken moesten zo compact mogelijk (verdichting)
geconcentreerd worden in de steden zelf. Het Vinexbeleid past eveneens
bij de aandacht voor de steden zelf. Het gaat om grootschalige
nieuwbouwwijken. De woningbouw op Vinexlocaties blijft achterlopen op
de planning. Vergrijzing en individualisering vereisen aangepaste
woningen voor eenpersoonshuishoudens.
Pendelzones van de Randstad strekken zich uit tot in het Groene Hart,
in de hand gewerkt door nieuwe infrastructuur en (transport-)
ondernemingen bij de uitvalswegen en langs de snelwegen. Bundeling van
infrastructuur moet voorkomen dat te veel groene ruimte verdwijnt, te veel
versnippering optreedt en landschappelijke en ecologische waarden
worden aantast. Dan komt de leefbaarheid in gevaar.
Bodemdaling door inklinking en oxidatie van veen bedreigt ook het
voortbestaan van veeteeltbedrijven.
Het Groene Hart is nu een Nationaal Landschap.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

internationale beeldvorming
van de Randstad

bereikbaarheid en congestie

Randstad, halfwegzone en
achterland

rol van kenniseconomie:


- brainports
- greenports

ruimtelijke ordening langs


twee wegen:
- regionaal beleid
- sectorbeleid

Samenvatting H1

Think global, act local


Een krachtig bestuur is nodig om de internationale positie van de
Randstad te bevorderen.
De term Randstadmetropool wordt gebruikt om eenheid naar buiten toe
uit te stralen. Metropool duidt op een belangrijke functie in een
geglobaliseerde wereld.
De samenhang in de Randstad hangt sterk af van de bereikbaarheid
van bedrijven, voorzieningen en instellingen. Congestie (grote
verkeersopstoppingen en concentraties van mensen en activiteiten) in of
bij stedelijke gebieden brengt bijvoorbeeld milieuproblemen, files en
stijging van de grondprijzen met zich mee.
De Randstad en steden elders in Nederland verloren concurrentiekracht
door slechte bereikbaarheid vanwege files. De oorzakenzijn o.a. een te
kleine capaciteit van het wegennet, stijgen van de mobiliteit, de
ontwikkeling van het openbaar vervoer en het weggedrag.
De vervoersstromen door de Randstad en de halfwegzone naar het
achterland namen sterk toe. Dat gold ook voor het forensen- en
recreatieve verkeer. Daarom is er hard gewerkt aan het bevorderen van
vervoer over spoor- en waterwegen (HSL, Betuwelijn) en de infrastructuur
rondom stadsgewesten (Eindhoven, Arnhem/Nijmegen). Lokale of
regionale verkeersstromen worden gescheiden van de doorgaande
stromen.
Hoofdtransportassen zijn belangrijk als deel van het distributie- en
verzamelnetwerk (bereikbaarheid mainport).
Het vestigingsklimaat van steden voor bedrijven en het woonmilieu van
de daar werkzame mensen is van grote betekenis.
Kennis en creativiteit zijn belangrijke productiefactoren. De overheid
bevordert de kenniseconomie in de Randstad en ook in de halfwegzone.
Het betreft dan bijvoorbeeld brainports of greenports. Steden zijn enorm
aantrekkelijk voor kennisclusters.
De bestuurlijke versnippering is en blijft een groot probleem wanneer je
ernaar streeft de economische positie van stedelijke gebieden binnen
Europa te versterken.
Regionaal beleid en sectorbeleid
Ruimtelijke ordening kan op op twee manieren:
Het regionale beleid waar de samenhang binnen regios centraal staat.
Het sectorale beleid stelt een onderdeel van het ruimtegebruik centraal,
bijvoorbeeld de energievoorziening of de de woningbouw. Het gevaar hier
is dat de samenhang met andere ruimtelijke knelpunten ontbreekt.
Twee mogelijkheden om de Randstadmetropool beter op de Europese
kaart te zetten zijn:
Ruimtelijke specialisatie, bijvoorbeeld thematische bedrijventerreinen
(scienceparken).
Integratie: de samenhang moet worden vergroot door de verbetering van
de interne bereikbaarheid.
Van grote betekenis blijft een krachtige bestuurlijke organisatie.

3.2 Gezicht van stedelijk Nederland


Deelvraag
4 Hoe ontwikkelen zich steden in een tijd, waarin kennis en creativiteit
een steeds belangrijkere economische rol vervullen?
Middelgrote steden en stedelijkheid
Nederland heeft relatief veel middelgrote steden.
Het aantal inwoners van de grote gemeenten is vergeleken met andere
landen niet erg hoog. 25 gemeenten hebben meer dan 100.000 inwoners
en vallen onder het grotestedenbeleid.
Soms sluit de bebouwing van gemeenten op elkaar aan. Dan spreek je

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

grootstedelijke agglomeratie
volgens het CBS
adressendichtheid als
maatstaf voor stedelijkheid
samenhang centrale diensten,
reikwijdte, omvang
verzorgingsgebied en
draagvlak

indeling wijken:
1 stedelijke centra (met
cityvorming en gentrificatie)

2 19e eeuwse buurt

3 vooroorlogse wijken
(tuindorpen)

4 naoorlogse wijken
- etage- en duplexwoningen
- flats
- eengezinswoningen in
kleinschaligere wijken

5 suburbane woonwijken

6 Vinexwijken

over een grootstedelijke agglomeratie.


De mate van verstedelijking per gemeente kun je meten met de
adressendichtheid; het aantal adressen per km 2.
Steden herken je ook aan het aantal en het soort centrale diensten. Het
gebied waar die klanten wonen, noem je het verzorgingsgebied. De
omvang daarvan hangt af van de reikwijdte.
Het aanbod aan centrale diensten varieert. Grotere steden hebben vaak
specialistische vormen van dienstverlening, die een groot draagvlak
(genoeg mensen met voldoende koopkracht) nodig hebben.
Wijken in de stad
Op basis van de ligging en fase van ontstaan kun je een aantal typen
wijken onderscheiden. De bevolking verschilt sterk van wijk tot wijk.
1. Stedelijke centra.
Door cityvorming zwakte in de 20e eeuw de woonfunctie af, vooral in de
binnenstad, het deel van de stad van voor de Industrile Revolutie.
Inmiddels is deels sprake van gentrificatie. Dit proces verhoogt het
draagvlak voor voorzieningen.
Voorbeelden: het Oostelijk Havengebied (Amsterdam) en de Kop van Zuid
(Rotterdam).
2. De negentiende-eeuwse buurt.
Deze wijken ontstonden vanaf 1870 in Nederland in of nabij de toenmalige
steden, bij vaar- en/of spoorwegen. Woningen en bedrijven stonden kort op
elkaar. Woningen waren kein, stonden dicht op elkaar en er waren smalle
straten met weinig groenvoorzieningen.
3. De vooroorlogse buurt (jaren 30).
Verder van het centrum gelegen wijken kenden lagere grondkosten en
werd ruimer en degelijker gebouwd. Vandaar de term tuindorp met meer
groen (tuinen, plantsoenen, parken, waterpartijen).
4. De naoorlogse buurt (jaren 50).
Na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van woningnood vanwege
vernieling en weinig nieuwbouw in de oorlog, alsmede het groeiend aantal
huwelijken. Systeembouw was de regel: de snelle bouw van (goedkope)
etage- of duplexwoningen: huizen met meerdere woonlagen voor gezinnen
met kinderen. De wijken zijn eenvoudig van opzet en de winkelfunctie is er
beperkt.
De flats uit de jaren 60 en 70 worden vooral door starters op de
woningmarkt bewoond. Vanaf de jaren 70 stonden eengezinswoningen
centraal in kleinschaligere wijken (woonerven) met een kronkelig
wegennet. Nog later werden bloemkoolwijken gebouwd.
5. De suburbane woonbuurt.
Ook in het suburbaan gebied werd gebouwd vanaf de jaren 70. Vooral in
het middengebied van de Randstad kwam veel duurdere nieuwbouw. In
het Groene Hart groeide de bevolking veel sterker dan het Rijk beoogde.
Groeikernen als Purmerend, Zoetermeer, Nieuwegein of Spijkenisse boden
de modale werknemer betaalbare woonruimte.
Suburbanisatie wordt niet door iedereen positief beoordeeld. De
suburbane bevolking ergert zich in de regel aan verstoring van het
woongenot door jeugdigen. Bij het woongenot zijn privacy, maar ook
wijkvoorzieningen van belang.
6.Vinexwijken.
Deze liggen aan de rand van stedelijke gebieden en op beschikbare
plekken in de stad en zijn gebouwd vanaf de jaren 90.
Vinexlocaties (Vinexwijken) zijn soms erg grootschalig en kennen een
gevarieerde bouwstijl. Kritiekpunten op de Vinexwijken zijn de massaliteit
en de geringe mogelijkheid voor particuliere bouw.
Bestuurlijk-ruimtelijke samenwerking
In stedelijke netwerken, zoals Brabantstad, maken de besturen
afspraken over de verdeling van voorzieningen en diensten.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

Een bijzondere vorm van samenwerking is die tussen de overheid en


het bedrijfsleven, de publiek-private samenwerking (PPS). Het gaat om het
delen van financin en kennis. Mogelijke nadelen zijn botsende belangen.
PPS vindt onder meer plaats bij sleutelprojecten (bijvoorbeeld de Zuidas
in Amsterdam). Sleutelprojecten richten zich op (inter-) nationale functies
en de kwaliteit van het woonmilieu en de bereikbaarheid. Enkele andere
voorbeelden zijn:
- De A2-passage in Maastricht.
- Het project Marinburg in het centrum van Nijmegen.

samenwerking in stedelijke
netwerken en publiek-private
samenwerking (PPS)

Aanpak congestievraagstukken
In vrijwel alle steden staan congestievraagstukken centraal, zoals
schade aan het milieu, de leefbaarheid en economie door forensen-,
vracht- en recreatief verkeer.
Verontreinigingen dragen veel bij aan de milieubelasting. De
luchtkwaliteit (bijvoorbeeld fijnstof) in Nederland is een reden voor zorg
voor steden. Probleemgebieden zijn met name de Randstad en grote
delen van de provincie Noord-Brabant en Limburg.
Verkeersmaatregelen zijn een vast onderdeel bij stedelijke vernieuwing.
Voor wijken zijn openbaar vervoer, fiets- en looproutes en de
autotoegankelijkheid van invloed op de leefbaarheid. Op wijk- en
stadsniveau spelen vraagstukken rond verkeersveiligheid, parkeren en het
milieu.
Het instellen van 30 km-zones, eenrichtingsverkeer, drempels of
woonerven verbetert de positie van de zwakste verkeersdeelnemers.
Om het gebruik van de auto in de stad te ontmoedigen, bestaat er
parkeerbeleid. Het transferium is een van de mogelijke oplossingen om het
autoverkeer uit het centrum te houden.

congestievraagstukken

Stedelijke distributie en mobiliteit


Bereikbaarheid of toegankelijkheid is belangrijk bij stedelijke distributie.
Regels bevorderen de veilige en schonere afhandeling van het transport.
Daarnaast kun je denken aan het bundelen van vervoersstromen naar een
winkelcentrum.
Oplossen van verkeersproblemen gaat gepaard met tegenstrijdigheden
zoals tussen individuele vrijheid, bereikbaarheid en leefbaarheid.
- In sommige stadsgewesten (bijvoorbeeld Eindhoven) wordt veel
aandacht besteed aan enerzijds de lokale of regionale stromen en
anderzijds de verkeersstromen naar en vanuit het achterland van Schiphol
en de Rotterdamse haven.

de bereikbaarheid van
stadsdelen kan op
verschillende manieren
aangepakt worden

innovatie en de creatieve stad

Amersfoort: overloop van


kantoren

zowel harde als zachte


vestigingsfactoren zijn cruciaal
voor stedelijke ontwikkeling

Stedelijke groei door innovatie en kantoren


Om steden vind je vaak Talent, Technologie en Tolerantie.
Innovaties zijn motoren van groei in de kenniseconomie. In de creatieve
stad worden nieuwe ontwikkelingen in gang gezet.
In steden zijn veel kantoren voor de zakelijke dienstverlening gebouwd.
Nogal wat kantoorruimte staat nu leeg.
- De concurrentie om de ruimte in de Randstad leidt tot een overloop.
Voorbeeld is Amersfoort.
Opkomst creatieve steden
De regionale economie wordt door zowel harde vestigingsfactoren
(huurprijzen, beschikbaarheid van bedrijfsruimtes en bereikbaarheid) als
zachte factoren (zoals een aantrekkelijk bewonersklimaat en tolerantie)
bepaald. De creatieve sector komt nogal eens terecht op heringerichte
grote terreinen of bedrijfsgebouwen die leeg stonden.Twee voorbeelden
daarvan zijn:
- het voormalige terrein van NDSM (Amsterdam-Noord).
- Strijp-S in Eindhoven.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

Stedelijke groei en technologische ontwikkeling


De hightech (elektronica, chemie, biomedische toepassingen) in
BrabantStad is belangrijk voor de nationale economie. De regio
Eindhoven/Zuidoost-Brabant neemt hier een voorname plaats in (brainport
Eindhoven).
Wageningen wordt als stad met veel voedingstechnologie en
gewasveredeling wel Food Valley genoemd. In dezelfde lijn is Nijmegen
dan Health Valley. Groningen heeft de naam Energy Valley. Enschede is
een Silicon Valley op Nederlandse schaal. Leiden is het bioscience park.
- In sommige moderne steden komt een duale arbeidsmarkt voor.

gebieden met kennisclusters


zijn:
- Brainport Eindhoven
- Food Valley Wageningen
- Health Valley Nijmegen
- Energy Valley Groningen
- Silicon Valley Enschede
- Bioscience Park Leiden

3.3 Sociale en culturele processen in de stad


Deelvragen
5 Hoe kan de overheid de problematiek van leefbaarheid in de
verschillende soorten stadswijken aanpakken?
6 Welke samenhang bestaat er tussen de bewoners- en de
woningkenmerken van een buurt?

stadsvernieuwing: strijd om de
ruimte
sociale cohesie

sociale controle
segragatie en polarisatie

selectieve migratie

gentrificatie

huurwoningen en vrije sector

De koude en warme stad


Bij stadsvernieuwingsprojecten is sprake van de strijd om de ruimte.
Steden schenken in de centra om economische en culturele redenen
veel aandacht aan vertier en vermaak. Soms spreekt men over fun-city.
- Soms is de sociale cohesie groter dan verwacht.
- Al geruime tijd neemt werkgelegenheid in winkels in binnensteden af. De
activiteiten die op vrijetijdsbesteding gericht zijn, nemen toe.
De keerzijde: de zorg rond de koude stad (de stad als een
probleemgebied). De sociale samenhang wordt ondermijnd of ontbreekt
door werkloosheid, criminaliteit of een veranderende samenstelling van de
bevolking.
De stedelijke bevolking in beweging
De culturele (religieuze en/of politieke) achtergronden van
stadsbewoners verschillen sterk. Dat is van invloed op de sociale controle.
In de Randstad en in oude industriesteden is het percentage allochtonen
hoog. Dit zijn multiculturele steden. Vaak komt in dit verband segregatie en
polarisatie ter sprake.
Stedelijke gebieden hebben meestal andere demografische kenmerken
dan niet-stedelijke gebieden: meer ouderen, kleinere huishoudens en
kortere duur van het huwelijk.
In de suburbane gemeenten zie je dat migranten die uit de grote stad
komen zich stedelijk blijven voelen, terwijl de migranten in de steden die uit
het landelijk gebied komen zich meer richten op de normen en waarden
van het herkomstgebied.
Meestal is er sprake van selectieve migratie uit steden, zoals vertrek van
autochtonen. Het aantal nieuwkomers is vaak beperkter. Het zijn vooral
twintigers. De doorstromers zijn economisch gezien al jarenlang het meest
succesvol.
Gentrificatie en polarisatie in het stadsgewest
Tussen bevolkingsgroepen komen grote verschillen voor op de
arbeidsmarkt en op de woningmarkt.
De werkloosheid onder allochtone jongeren in steden is hoog, vooral bij
slechte conjunctuur.
In de vrije sector hangen huizenprijzen samen met vraag en aanbod.
Huurwoningen vallen onder de sociale woningbouw (via
woningbouwcorporaties); de wet regelt hier wie in aanmerking komt voor
huurwoningen. Vooral starters op de woningmarkt hebben het moeilijk.
Kinderloze huishoudens in de leeftijd van 35 40 jaar vestigden zich de
laatste decennia steeds meer in chique of opgeknapte stadsdelen

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

(gentrificatie), onder meer vanwege de nabijheid van werk en stedelijke


voorzieningen. De oorspronkelijke bevolking verdwijnt nogal eens, wijken
worden opgeknapt en de grondprijzen stijgen.
Zwakke partijen op de woningmarkt zijn starters en etnische
minderheden. In de jaren 70 van de vorige eeuw woonden deze groepen in
oudere buurten rond de binnenstad, tegenwoordig steeds vaker in naoorlogse buurten met hoogbouw.
Wijken worden door deze processen homogener qua inkomen,
gezinssituatie, etniciteit en gevoeligheid voor de sfeer van een bepaalde
wijk.

wijken worden homogener

Buurtprofielen
In een buurtprofiel staan gegevens over de volgende drie kenmerken
van een wijk of buurt:
- woningkenmerken, zoals oudbouw, nieuwbouw, woningtype, laagbouw,
hoogbouw, koop, particuliere huur, corporatie, waarde en staat van
onderhoud, ligging.
- woonomgeving zoals afstand tot buurtvoorzieningen, openbare ruimtes,
stratenpatroon e.d.
- bewonerskenmerk zoals huishoudensgrootte, etniciteit, inkomen en
gezinsfase.

in buurtprofielen staan drie


soorten kenmerken, namelijk
over
- de woningen
- de woonomgeving
- de bewoners

Samenhang in steden en wijken


De samenhang binnen wijken en de spreidingspatronen van
bevolkingsgroepen zijn belangrijke kenmerken.
Gezin, school en verenigingen zorgen zeker niet meer alleen voor
sociale cohesie in wijken.
Het sociaal netwerk kan volgens de overheid verbeterd worden door de
samenstelling van de bevolking minder eenzijdig te maken, bijvoorbeeld
door het aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Ruimtelijke
segregatie moet vermeden worden.

samenhang verbeteren door:


- aandacht voor sociale
netwerken
- aan te sturen op
heterogenere
bevolkingsopbouw

stadsvernieuwing door:
- renovatie en verbetering
leefomgeving
- bevordering bereikbaarheid
van voorzieningen
- verbetering sociale veiligheid

stadsvernieuwing veranderde
van sloop/nieuwbouw (jaren
60) naar verbetering woningen
(jaren 70)

kritiek blijft!

gebiedsgerichte of
persoonsgerichte aanpak van
wijkproblemen?

Stadsvernieuwing
Bij stadsvernieuwing probeert de overheid met investeringen in
woningen indirect de sociale cohesie te bevorderen.
Stadsvernieuwing gaat meestal gepaard met renovatie en verbetering
van de leefomgeving. Bij forsere ingrepen is sprake van herstructurering.
Leefbaarheid hangt sterk samen met bereikbaarheid van voorzieningen
en subjectieve en objectieve veiligheid. Herinrichting kan helpen om de
sociale veiligheid te verbeteren.
Stadsvernieuwing steeds weer anders
Stadsvernieuwing veranderde in de naoorlogse periode.
In de jaren 60 werd in oude wijken gesloopt om plaats te maken voor
grootschalige kantoorpanden, moderne winkelboulevards,
verkeersdoorbraken en parkeergarages. De cityvorming werd versterkt.
In de jaren 70 komt het verbeteren van woningen voorop te staan. Vooral
in de grote steden vind je veel sociale woningbouw. Er is veel aandacht
voor integratie en leefbaarheid.
Er was ook kritiek.
- Te weinig aandacht voor het vasthouden van hogere inkomensgroepen.
- Te weinig aandacht voor openbare ruimtes. Uitstraling en
belevingswaarde schieten regelmatig tekort.
- De effectiviteit van de ingrepen zou te gering zijn, aangezien criminaliteit,
vandalisme, werkloosheid, schoolverzuim en spanningen tussen
bevolkingsgroepen blijft bestaan.
- Beeldvorming via media speelt een grote rol bij de beoordeling van
stadsvernieuwingsprojecten.
In oude stadswijken is de kans gering op sociaaleconomische stijging.
Een vraag is of je problemen in wijken alleen maar kunt oplossen met een

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Wonen in Nederland vwo

Samenvatting H1

gebiedsgerichte of een persoonsgerichte aanpak. Hoogstwaarschijnlijk


beide.

aandachtswijken

tegenstrijdige belangen bij


herstructurering

toenemende ruimteconsumptie

Aandachtswijken
De zogenaamde krachtwijken ontvangen overheidsgeld om problemen
van leefbaarheid op te lossen.
In de 40 wijken variren problemen van armoede en werkloosheid tot
geweld en kindersterfte. De samenhang tussen de problemen zorgt voor
de hardnekkigheid ervan.
Probleemwijken zijn vaak al gebouwd aan het eind van de 19e en het
begin van de 20e eeuw. Lange tijd was er (door oorlog, crisisjaren en
babyboom) weinig aandacht voor deze wijken. Selectief vertrek tijdens de
suburbanisatie deed het voorzieningenniveau dalen en de wijk
verloederen.
Uiteenlopende belangen in de stad
Herstructurering leidt volgens sommige deskundigen tot nieuwe
woningnood en verplaatsing van problemen naar andere stadswijken
doordat minder mensen in de oorspronkelijke wijken terecht kunnen.
De corporaties zijn zich als gevolg van privatisering steeds meer gaan
gedragen als ondernemers, gericht op winst. Ze bouwen soms
prestigieuze gebouwen in oude wijken dichtbij stations, waardoor grond
rendabeler wordt. Toch zijn dergelijke projecten niet altijd in het belang van
de bewoners.
Geografisch gezien is er sprake van toename van de ruimteconsumptie
per persoon. Oorzaken zijn: nieuwe woonwensen, verandering van de
samenstelling en omvang van de bevolking. Dat benvloedt de
woningdichtheid.

De Geo tweede fase 4e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

You might also like