Professional Documents
Culture Documents
Wonen in Nederland
Wonen in Nederland
vwo
www.degeo-online.nl
vierde druk
Samenvatting
estuarium
stroomgebied
waterscheiding
lengteprofiel
verval
bovenloop
middenloop
benedenloop
verhang
stroomstelsel
Regel: hoe groter het
verhang, hoe hoger de
stroomsnelheid en hoe
sterker de erosie is.
Laaglandrivieren
Marsman verwijst naar brede rivieren in laagland, dus met een lage
stroomsnelheid. (Rijn, Maas en zijtak IJssel.) Veel wateren zijn gegraven
om scheepvaart en waterafvoer te verbeteren.
Eems en Westerschelde zijn estuaria.
Een klein deel van Noordoost-Nederland maakt deel uit van het
stroomgebied van de Ems.
Een deel van de Scheldedelta is onderdeel van het stroomgebied van de
Schelde.
De Rijn, slagader van West-Europa
Twee zijrivieren ontspringen in de Zwitserse Alpen om samen als
Alpenrhein verder te gaan.
Bij de oorsprong een gletsjerrivier, maar daarna wordt de Rijn al snel een
gemengde rivier.
Een waterscheiding is de grens tussen twee stroomgebieden.
De Rijn is een belangrijke transportader tussen een druk bevaren zee en
een groot en welvarend achterland.
Tweederde van de rivier en stroomgebied ligt in Duitsland.
Lengteprofiel verdeelt de Rijn in bovenloop, middenloop en
benedenloop.
Het verval in de bovenloop is groot hoge stroomsnelheid sterke
erosie.
- Gedeeltelijk gestuwd met sluizen in zijkanaal voor scheepvaart.
- Tussen Zwarte Woud en Vogezen door een slenk.
Middenloop tussen Bingen en Keulen.
- Diepe insnijding door het omhoog geduwde leisteenplateau.
- Hier en daar vulkanische afzettingen en versmallingen obstakels voor
scheepvaart.
Benedenloop (Niederrhein) met uiterst gering verhang.
- De Rijndelta begint vanaf de NL-D-grens afnemende stroomsnelheid
toename sedimentatie.
Het stroomstelsel omvat een groot aantal zijrivieren en zijtakken.
De Moezel is bevaarbaar tot Nancy.
De Rijn is bevaarbaar tot voorbij Basel.
Samenvatting
vertragingstijd
In de buitenbocht wordt de
hoogste stroomsnelheid
gemeten
Regel: een hoge
stroomsnelheid gaat
samen met erosie. Een
lage stroomsnelheid met
sedimentatie
Regel: in het dwarsprofiel
van de rivier is de
buitenbocht dieper en de
binnenbocht ondieper
Normalisering
vergemakkelijkt de
waterafvoer
krib
Kanalisatie verbetert de
bevaarbaarheid
stuwen
ruimtelijke inrichting
dijkverzwaring
Samenvatting
waterafvoer
debiet
regime / regiem
Samenvatting
Hoogwater in de Rijn
De Rijn vertakt zich na Spijk in Waal en Neder-Rijn.
Verdeling Rijnwater: 2/3 Waal, 1/3 Pannerdens Kanaal.
Dit wordt gereguleerd door Rijkswaterstaat met prioriteit aan de Waal.
Een gemiddelde afvoer zegt weinig over de overstromingsveiligheid.
Daarom letten op pieken in waterafvoer naar tijdsduur, waterhoogte en
frequentie.
In winter1994 en 1995 hoge piekafvoeren.
In 2003 extreem lage waterstand door droogte.
De dalende rivierbedding was mede oorzaak.
Zal de frequentie van verhoogde piekafvoeren toenemen?
Hoogwater ontstaat door lange periode met veel neerslag. Hierbij zijn
van invloed:
- bevroren bodem.
- sneeuwval.
- plotselinge temperatuurstijging.
- aanvoer vanuit zijrivieren die samenvallen met piekafvoer hoofdrivier.
Evacuatie van mensen en vee uit het rivierengebied in 1995.
Extreem hoogwater: liever niet
Negatieve gevolgen van de uitersten in de waterafvoer.
Extra hoog water veiligheid van het binnendijkse land in gevaar.
- De waterdruk op dijken neemt toe waterverzadiging / dijkbreuk.
- Vaarbeperkingen door schade die hoge golfslag meebrengt.
- Het overstromen van uiterwaarden: schade aan recreatie en oogst.
Extra laag water opdringen zout water vanuit zee / verzilting.
- Minder doorspoeling van wateren in Laag-Nederland.
- Door onvoldoende koelwater daling elektriciteitsproductie.
- Afname zuurstofgehalte, met gevolgen voor visstand en waterecosysteem.
Scheepvaart heeft minder manoeuvreerruimte en laadvermogen.
Daling van het grondwaterpeil en verdroging van binnendijkse landen.
maatgevende afvoer
verstening
intensivering agrarisch
bodemgebruik
sponswerking bodem
Samenvatting
zeespiegelstijging
relatieve zeespiegelstijging
oorzaken van bodemdaling
soorten zakking
Veengrond is extra
gevoelig voor zakking
De kwetsbaarste gebieden
dalen het sterkst
We pompen onszelf
omlaag
klimaatverandering
versterkte broeikaseffect
temperatuurstijging
neerslagregime
Dalend land
De zeespiegelstijging blijft stijgen. Gaat daling land ook door?
Onderscheid:
- absolute (eustatische) zeespiegelstijging.
- relatieve zeespiegelstijging.
- absolute bodemdaling (t.o.v. vast referentiepunt = NAP).
Oorzaken bodemdaling:
Isostasie leidt na het smelten van de ijskap in Scandinavi tot wip-wapeffect.
Sedimentatie van de geosynclinale / het Noordzeebekken: kanteling.
Delfstoffenwinning, met name gaswinning, leidt tot regionale
bodemdaling.
Het verschil tussen maaiveld en waterniveaus neemt toe door:
1 Zakking =
- inklinking
- krimp
- oxidatie
- zetting.
Met name veengrond is gevoelig voor zakkingsverschijnselen.
Inklinking, krimp en oxidatie zijn onomkeerbare processen.
2 Uitschuring (erosie) dalen zandige rivierbodems = diepte-erosie.
In Duitsland hierdoor verlaging van de waterstand. Gevolg: meer
problemen met de scheepvaart.
Er bestaan grote regionale verschillen m.b.t. de relatieve
zeespiegelstijging. De laagste en meest kwetsbare gebieden: meeste last
van bodemdaling.
Pompen is verzuipen
Tot omstreeks 1450 natuurlijke lozing van binnenwater.
Ontwatering leidt tot zakking kunstmatige lozing met windmolens.
Bemaling betekent zakking.
Versterking van deze vicieuze cirkel door krachtigere gemalen.
Tot voor kort: alle water zo snel mogelijk naar zee brengen.
Dijken beschermen het land tegen overstromingen maar maken
tegelijkertijd de sedimentatie onmogelijk.
Van koelkast tot broeikas
Klimaatverandering is niet iets nieuws. Op korte termijn zal de
temperatuur stijgen.
Wat is de invloed van de mens op het klimaat?
Versterkte broeikaseffect van grote invloed op kustgebieden, o.a.
Nederland.
Temperatuurstijging met grote onzekerheidsmarge IPCC.
De waterkringloop verandert: dit is van invloed op de bedekking met
sneeuw en ijs en de waterafvoer.
Gevolgen voor Nederland met name voor het waterbeheer. Het
neerslagregime zal veranderen, namelijk:
- meer neerslag in de winter
- ongelijker en heftiger
- winters wat warmer
- zomers wat warmer
- zomers iets droger.
Watertekorten en een ongelijkmatiger regime van de rivieren.
Samenvatting
meebewegen met de
natuur
ruimte geven aan water
drietrapsstrategie
rivierbedverruiming
verdieping
nevengeul
obstakels
retentiebekken
noodoverloopgebied
grote maatschappelijke
weerstand tegen
noodoverloopgebieden
Samenvatting
Samenvatting
watertoets
waterparagraaf in
ruimtelijke plannen vereist
Vasthouden voorkomt
afwenteling van
waterproblemen en
verdroging
bergen
afvoeren
De watertoets
Het behouden van de aanwezige oppervlakte en hoeveelheid water in
Nederland is noodzakelijk, want:
- functioneert als waterbergingsgebied.
- is van belang in de strijd tegen verdroging.
- is het behoud van natte natuurwaarden.
De watertoets moet dit behoud zeker stellen de waterparagraaf
besteedt aandacht aan
- veiligheid
- wateroverlast
- verdrogingseffecten
- waterkwaliteit.
De waterparagraaf is verplicht in een gemeentelijk bestemmingsplan en
wordt getoetst aan het Provinciaal streekplan.
De controle is streng:
- een bouwactiviteit mag de drietrapsstrategie niet in de weg staan.
- waterproblemen mogen niet worden afgewenteld op naburige gebieden.
- herstelmaatregelen aangeven.
Drietrapsstrategie
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw verplicht de drietrapsstrategie:
De eerste stap is het opvangen van water bij de bron. Dit voorkomt
afwenteling = verdrogingsmaatregel.
Vasthouden = opslaan van water infiltratie.
Scheiding rioolafvoer en regenwater.
Voorbeelden:
- Wadis in Vinexwijk Leidsche Rijn.
- Vledder Aa: herstel oude meanders.
Bergen = tijdelijk opslaan in open water.
Noodzaak om extra bergingsmogelijkheden te zoeken.
Combinatie zoeken van veiligheid, wonen en recreatie, zoals bouwen in
uiterwaarden: experimenten toegestaan.
Afvoeren = wegbrengen naar ander gebied pas als laatste
Samenvatting
Verlaging van de
grondwaterstand leidt tot
milieuschade
Doorspoeling beperkt de
verziltingsproblemen
Internationale afspraken
vinden plaats op fluviaal
schaalniveau
Rijnconferentie
Internationale afspraken
Fluviaal schaalniveau van belang bij de waterproblematiek.
Grensoverschrijding van waterlopen geeft het belang aan van
internationale samenwerking intergouvernementele samenwerking
nodig voor goede aanpak.
1950: internationale commissie ter bescherming van de Rijn tegen
verontreiniging Rijnconferentie (nu ICB Rijn).
Na de giframp bij Sandoz werd het Rijn Actie Programma opgericht.
Tegenwoordig is er aandacht voor waterkwaliteit n waterkwantiteit:
IRMA-programma: Rijn- en Maasstaten gericht op hoogwaterpreventie.
Sinds 2000: Europese Kaderrichtlijn voor water gezamenlijk opstellen
van actieprogrammas m.b.t. waterproblemen.
ICB Maas gebruikt Europese Kaderrichtlijn om Maas schoner te maken.
Ingrepen in de natuurlijke loop van de rivieren in Duitsland leiden tot
verkleining van de vertragingstijd waardoor de hoogwatergolf sneller in
Nederland aankomt en opstuwing plaatsvindt tussen Ruhrgebied en
Nederlandse grens.
Actieplan Hoogwater leidt tot zoeken naar meer ruimte voor water, o.a.
aanleg retentiebekkens langs de Duitse Niederrhein.
Voorbeeld: Bislicher Insel: samenwerking met Nederland in planning en
kosten.
Samenvatting
De Geo
vwo
www.degeo-online.nl
vierde druk
voortdurende
zeespiegelstijging
drie kusttypen
zachte kust
duinen
wadden
harde kust steeds
moeilijker te onderhouden
zandtransporten en
zeestromingen maken de
kust tot een systeem
kustprocessen
opbouw
afbraak
De Nederlandse kust
Al duizenden jaren sprake van zeespiegelstijging.
Tijdens transgressieperioden sloeg veel land weg, maar ontstonden ook
duinen, veenmoerassen en kleiafzettingen.
De Nederlandse kust is vooral een duinenkust.
Naar ontstaan en geomorfologie zijn er drie kusttypen:
- Waddenkust.
- Gesloten kust.
- Estuariumkust.
Zachte kusten en harde kusten
Zachte kust: een kust die op een natuurlijke manier wordt gevormd.
Estuaria kennen de grootste getijdeverschillen.
- Hoe nauwer, hoe groter het verschil tussen eb- en vloedstand.
- Sterke meandering vanwege uitschuring bij hoge stroomsnelheden.
gevaar van dijkval
ondiepten door sedimentatie
Duinen ontstaan door stroming en wind.
Jonge duinen doen dienst als zeewering. Oude duinen zijn meestal
afgegraven: wegen, nederzettingen en tuinbouw.
Wadden overstromen bij vloed: een sedimentatievlakte, beschermd
door eilanden.
Onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
Harde kust: aangelegd en onderhouden door de mens.
Ook zachte kusten hebben vaak harde elementen zoals golfbrekers.
Uitmondingen van kanalen in zee zijn voorzien van pieren.
De Hondsbosse Zeewering steekt steeds meer uit door kustafslag bij de
uiteinden.
Primaire zeeweringen beschermen tweederde van Nederland tegen het
buitenwater.
De Wet op de waterkering 1966 verdeelt Nederland in dijkringen.
Een stelsel van keringen, waaronder de Maeslantkering, beschermt het
gebied Rotterdam / Europoort.
Zandverplaatsingen en stromingen maken de kust tot een onderling
verbonden systeem.
Geven en nemen
Elementen in het kustproces zijn wind, golven, zeestromingen,
opstuwing, getijden, de mens. In een samenspel zorgen ze voor opbouw
en afbraak.
Samenvatting
Wind
En van de voornaamste krachten.
De gemiddeld hoogste windsnelheid en de overheersende windrichting
zijn vanuit het zuidwesten.
Zandverlies betekent kusterosie.
kustverplaatsing: vooral in
noordoostelijke richting
zeestroming
Golven
De golfsnelheid is in diep water hoger. Golven schuin op de kust
veroorzaken stranddrift gemiddeld in noordoostelijke richting.
Zeestromingen
Zoutwaterstromingen op grote ruimtelijke schaal.
De Reststroom stroomt van zuidwest naar noordoost langs de kust en
heeft weinig invloed op de kustprocessen.
Opstuwing
Een combinatie van wind en vloed:
- gevaarlijk, vooral in vernauwingen.
- kan de geomorfologie van de kust in korte tijd sterk veranderen.
vloed
eb
Getijden
In bijna 25 uur tweemaal vloed en tweemaal eb.
Resultaat van aantrekkingskracht van maan en zon: hoogtij en laagtij,
kentering, springtij en doodtij.
De getijdenbewegingen draaien vanuit zuidwestelijke richting langs de
kust en versterken daarmee het effect van de zeestroming en de
overheersende zuidwestelijke winden.
Wandelende eilanden door samenwerking wind, getij, zeestroom.
Vloedstroom loopt sneller bij afgaand water dus sedimentatie.
De kustvorm en de omvang van het Noordzeebekken benvloeden de
getijdenamplitude.
Een lagedrukgebied geeft iets hogere waterstanden dan een Hoog.
De mens
In het verre verdelen een defensieve houding:
eerst terpen / wierden, later dijkjes en ontwateringstechnieken.
sinds Middeleeuwen actieve landaanwinning, inpoldering,
droogmakerijen.
Er is sprake van een toenemende invloed van menselijke activiteiten op
de kust.
Samenvatting
Samenvatting
Luctor et submergo?
Natuurlijke kustprocessen werden altijd aan banden gelegd. Maar de
traditionele kustverdediging werkt onvoldoende of averechts.
Menselijk ingrijpen leidt ook tot verlies van belangrijke natuurwaarden.
dynamisch handhaven
zandsuppletie
slufter
gradintrijk milieu biedt
een waardevol ecosysteem
ecologische waarde
dynamiek
(bio)diversiteit
economische waarde
Dynamiek en diversiteit
Slufter: een landinwaartse getijdengeul.
Slufters zijn een voorbeeld van dynamisch kustbeheer: getij en wind
houden de kust in stand en vormen een gradintrijk milieu.
Onderhoud aan de slufter op Texel nodig door natuurlijke
verschuivingen.
Ecologische waarde blijkt uit
- grote natuurlijke dynamiek.
- grote biodiversiteit / soortenrijkdom van flora en fauna.
Ook elders langs de kust belangrijke ecologische waarden.
Grote soortenrijkdom in de duinen
Waddengebied als natuurreservaat: kraamkamer, foerageer- en
rustgebied onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (Natura 2000).
Westerschelde als getijde estuarium van groot ecologisch belang.
Conflict tussen de ecologische waarden en de economische waarden.
Voorbeelden: bollenteelt, glastuinbouw, stedenbouw, recreatie / toerisme,
schelpen- en zandwinning, infrastructuur en vervoer.
Oude kustplaatsen binnen de bandbreedte blijven beschermd.
Samenvatting
bolwerkvorming
bolwerk
De Geo
vwo
www.degeo-online.nl
vierde druk
Samenvatting
Samenvatting H1
grootstedelijk gebied en
functies
WGR
stedelijk netwerk
urban field
groeikern(enbeleid)
compacte stadbeleid
verdichting
Vinexbeleid
bedreiging leefbaarheid
Samenvatting H1
bevordert niet altijd het functioneren van bedrijvigheid en ook niet het
werken aan de leefbaarheid. De bereikbaarheid speelt daarbij een grote rol
(samenhangend openbaar vervoer).
De rijksoverheid dringt aan op bestuurlijke samenwerking op grond van
de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR). Een vraag is of je
gemeentelijk of provinciaal moet herindelen. Dit gebeurde overigens al;
deels verplicht, deels vrijwillig.
Een stedelijk netwerk is een van rijkswege opgelegd bestuurlijk
samenwerkingsverband tussen gemeenten in verstedelijkte gebieden.
De drie stedelijke netwerken in de Randstad moeten een visie op de
ruimtelijke inrichting en organisatie ontwikkelen over bijvoorbeeld openbaar
vervoer, de woningbouw of infrastructuur.
Het Groene Hart
Het Groene Hart is relatief dunner bevolkt en minder verstedelijkt.
Suburbanisatie zorgt voor (ongewenste) toenemende bebouwing en
versnippering door infrastructuur.
De samenhang tussen een stedelijk gebied (zoals de Randstad) en de
omgeving (zoals het Groene Hart) wordt aangeduid met de term urban
field. Bij een urban field gaat het niet alleen om economische, maar ook
om culturele banden.
Ruimtelijke knelpunten van Randstad en Groene Hart
In de Randstad en het Groene Hart komen allerlei vraagstukken over
ruimtelijke ordening voor.
Met het groeikernenbeleid probeerde de overheid sinds de Tweede Nota
Ruimtelijke Ordening het open karakter van het Groene Hart te behouden.
Een groeikern is een door de overheid aangewezen gemeente, niet ver
van een centrale stad, die de suburbanisatie moet opvangen. Groeikernen
liggen vooral aan de buitenkant van Randstad Holland. De bevolkingsgroei
In die kernen nam snel toe. Woningbouw in in het Groene Hart was zoveel
mogelijk voor de plaatselijke bevolking. Verstedelijking was niet helemaal
tegen te houden. Denk aan Zoetermeer. Dat kwam de leefbaarheid en het
milieu niet ten goede.
Met het compacte stadbeleid werd later de aandacht aan de
woonomgeving in de steden zelf geschonken. Daarmee zouden ook de
problemen met suburbanisatie kleiner kunnen worden. Ook zouden steden
dan aantrekkelijker zijn voor de vestiging van bedrijven.
Wonen en werken moesten zo compact mogelijk (verdichting)
geconcentreerd worden in de steden zelf. Het Vinexbeleid past eveneens
bij de aandacht voor de steden zelf. Het gaat om grootschalige
nieuwbouwwijken. De woningbouw op Vinexlocaties blijft achterlopen op
de planning. Vergrijzing en individualisering vereisen aangepaste
woningen voor eenpersoonshuishoudens.
Pendelzones van de Randstad strekken zich uit tot in het Groene Hart,
in de hand gewerkt door nieuwe infrastructuur en (transport-)
ondernemingen bij de uitvalswegen en langs de snelwegen. Bundeling van
infrastructuur moet voorkomen dat te veel groene ruimte verdwijnt, te veel
versnippering optreedt en landschappelijke en ecologische waarden
worden aantast. Dan komt de leefbaarheid in gevaar.
Bodemdaling door inklinking en oxidatie van veen bedreigt ook het
voortbestaan van veeteeltbedrijven.
Het Groene Hart is nu een Nationaal Landschap.
internationale beeldvorming
van de Randstad
bereikbaarheid en congestie
Randstad, halfwegzone en
achterland
Samenvatting H1
Samenvatting H1
grootstedelijke agglomeratie
volgens het CBS
adressendichtheid als
maatstaf voor stedelijkheid
samenhang centrale diensten,
reikwijdte, omvang
verzorgingsgebied en
draagvlak
indeling wijken:
1 stedelijke centra (met
cityvorming en gentrificatie)
3 vooroorlogse wijken
(tuindorpen)
4 naoorlogse wijken
- etage- en duplexwoningen
- flats
- eengezinswoningen in
kleinschaligere wijken
5 suburbane woonwijken
6 Vinexwijken
Samenvatting H1
samenwerking in stedelijke
netwerken en publiek-private
samenwerking (PPS)
Aanpak congestievraagstukken
In vrijwel alle steden staan congestievraagstukken centraal, zoals
schade aan het milieu, de leefbaarheid en economie door forensen-,
vracht- en recreatief verkeer.
Verontreinigingen dragen veel bij aan de milieubelasting. De
luchtkwaliteit (bijvoorbeeld fijnstof) in Nederland is een reden voor zorg
voor steden. Probleemgebieden zijn met name de Randstad en grote
delen van de provincie Noord-Brabant en Limburg.
Verkeersmaatregelen zijn een vast onderdeel bij stedelijke vernieuwing.
Voor wijken zijn openbaar vervoer, fiets- en looproutes en de
autotoegankelijkheid van invloed op de leefbaarheid. Op wijk- en
stadsniveau spelen vraagstukken rond verkeersveiligheid, parkeren en het
milieu.
Het instellen van 30 km-zones, eenrichtingsverkeer, drempels of
woonerven verbetert de positie van de zwakste verkeersdeelnemers.
Om het gebruik van de auto in de stad te ontmoedigen, bestaat er
parkeerbeleid. Het transferium is een van de mogelijke oplossingen om het
autoverkeer uit het centrum te houden.
congestievraagstukken
de bereikbaarheid van
stadsdelen kan op
verschillende manieren
aangepakt worden
Samenvatting H1
stadsvernieuwing: strijd om de
ruimte
sociale cohesie
sociale controle
segragatie en polarisatie
selectieve migratie
gentrificatie
Samenvatting H1
Buurtprofielen
In een buurtprofiel staan gegevens over de volgende drie kenmerken
van een wijk of buurt:
- woningkenmerken, zoals oudbouw, nieuwbouw, woningtype, laagbouw,
hoogbouw, koop, particuliere huur, corporatie, waarde en staat van
onderhoud, ligging.
- woonomgeving zoals afstand tot buurtvoorzieningen, openbare ruimtes,
stratenpatroon e.d.
- bewonerskenmerk zoals huishoudensgrootte, etniciteit, inkomen en
gezinsfase.
stadsvernieuwing door:
- renovatie en verbetering
leefomgeving
- bevordering bereikbaarheid
van voorzieningen
- verbetering sociale veiligheid
stadsvernieuwing veranderde
van sloop/nieuwbouw (jaren
60) naar verbetering woningen
(jaren 70)
kritiek blijft!
gebiedsgerichte of
persoonsgerichte aanpak van
wijkproblemen?
Stadsvernieuwing
Bij stadsvernieuwing probeert de overheid met investeringen in
woningen indirect de sociale cohesie te bevorderen.
Stadsvernieuwing gaat meestal gepaard met renovatie en verbetering
van de leefomgeving. Bij forsere ingrepen is sprake van herstructurering.
Leefbaarheid hangt sterk samen met bereikbaarheid van voorzieningen
en subjectieve en objectieve veiligheid. Herinrichting kan helpen om de
sociale veiligheid te verbeteren.
Stadsvernieuwing steeds weer anders
Stadsvernieuwing veranderde in de naoorlogse periode.
In de jaren 60 werd in oude wijken gesloopt om plaats te maken voor
grootschalige kantoorpanden, moderne winkelboulevards,
verkeersdoorbraken en parkeergarages. De cityvorming werd versterkt.
In de jaren 70 komt het verbeteren van woningen voorop te staan. Vooral
in de grote steden vind je veel sociale woningbouw. Er is veel aandacht
voor integratie en leefbaarheid.
Er was ook kritiek.
- Te weinig aandacht voor het vasthouden van hogere inkomensgroepen.
- Te weinig aandacht voor openbare ruimtes. Uitstraling en
belevingswaarde schieten regelmatig tekort.
- De effectiviteit van de ingrepen zou te gering zijn, aangezien criminaliteit,
vandalisme, werkloosheid, schoolverzuim en spanningen tussen
bevolkingsgroepen blijft bestaan.
- Beeldvorming via media speelt een grote rol bij de beoordeling van
stadsvernieuwingsprojecten.
In oude stadswijken is de kans gering op sociaaleconomische stijging.
Een vraag is of je problemen in wijken alleen maar kunt oplossen met een
Samenvatting H1
aandachtswijken
toenemende ruimteconsumptie
Aandachtswijken
De zogenaamde krachtwijken ontvangen overheidsgeld om problemen
van leefbaarheid op te lossen.
In de 40 wijken variren problemen van armoede en werkloosheid tot
geweld en kindersterfte. De samenhang tussen de problemen zorgt voor
de hardnekkigheid ervan.
Probleemwijken zijn vaak al gebouwd aan het eind van de 19e en het
begin van de 20e eeuw. Lange tijd was er (door oorlog, crisisjaren en
babyboom) weinig aandacht voor deze wijken. Selectief vertrek tijdens de
suburbanisatie deed het voorzieningenniveau dalen en de wijk
verloederen.
Uiteenlopende belangen in de stad
Herstructurering leidt volgens sommige deskundigen tot nieuwe
woningnood en verplaatsing van problemen naar andere stadswijken
doordat minder mensen in de oorspronkelijke wijken terecht kunnen.
De corporaties zijn zich als gevolg van privatisering steeds meer gaan
gedragen als ondernemers, gericht op winst. Ze bouwen soms
prestigieuze gebouwen in oude wijken dichtbij stations, waardoor grond
rendabeler wordt. Toch zijn dergelijke projecten niet altijd in het belang van
de bewoners.
Geografisch gezien is er sprake van toename van de ruimteconsumptie
per persoon. Oorzaken zijn: nieuwe woonwensen, verandering van de
samenstelling en omvang van de bevolking. Dat benvloedt de
woningdichtheid.