Professional Documents
Culture Documents
Vervoer Van Bulkladingen 2014
Vervoer Van Bulkladingen 2014
M.C. Meerburg
De Ruyter Academy
6/23/2014
Inhoudsopgave
1.
1.1
Inleiding .................................................................................. 3
1.2
1.2.1
1.4
1.5
1.6
2.
2.1
Algemeen ............................................................................... 16
2.3
De graanladinggegevens .............................................................. 16
1.4
Laadklaar maken....................................................................... 17
1.5
De stabiliteitseisen .................................................................... 17
1.6
1.7
De stabiliteitskromme. ............................................................... 19
1.8
Beladingswijzen ........................................................................ 20
1.8.1
1.8.2
1.9
1.10
1.11
2.9
3.
3.1
Algemeen ............................................................................... 31
3.2
3.4
4.1
4.2
4.3
4.3.1
Contact-insecticiden ................................................................ 39
4.3.2
Gassen ................................................................................ 40
4.4
4.5
5.
5.1
5.1.1
5.1.2
5.1.3
5.1.4
5.2
5.2.1
5.2.2
5.3
Bijlage 1
Bijlage 2
Gegevens over een vervoerde gestorte lading anders dan graan. ...... 53
Bronnen: ........................................................................................ 55
1.
Droge bulkladingen
Bulkgoed, massagoed of stortgoed zijn goederen die niet per stuk worden verpakt
en geladen zoals containers, pallets of dozen maar los in het ruim van een schip,
worden gestort.
1.1
Inleiding
Voor de WO 2 was er geen vraag naar speciale bulk carriers. Bulkladingen werden
met gewone vrachtschepen vervoerd. Graan werd nog in zakken vervoerd. In de
50-er jaren nam het bulkvervoer toe. Door grotere vraag naar grondstoffen nam de
grootte van de bulk carrier ook toe.
Sinds de 60-er jaren was de standaard bulk carrier een schip met dubbele bodem,
hopper tanken en topzijtanken. In de 70-er jaren was de grootte toegenomen tot
zon 200.000 ton en behoorde tot de grootste schepen met de VLCCs.
Tevens werden in die tijd de combinatieschepen gebouwd, de OBOs. Door de
ingewikkelder bouw en hogere kosten zijn ze niet zo populair geworden.
Hieronder een introductie in de verschillende soorten bulkcarriers en hun grootte.
ULBC: Ultra Large Bulk Carriers
300.000 550.000 tonnes DW.
Used for carrying ore on long haul routes
from the Brazil to Europe,
America and the Far East, via the Cape
of Good Hope normally discharging at
custom built terminals.
Valemax ships are a fleet of very large ore
carriers (VLOC) owned or chartered by
the Brazilian mining company Vale S.A.
to carry iron orefrom Brazil to European
and Asian ports. With a capacity ranging
from 380,000 to 400,000 tons deadweight,
the Chinamax ships are the largestbulk
carriers ever built and among the longest
ships currently in service.
HANDYSIZE BULKERS:
Up to handymax bulkers:
Range from 25.000 to 50.000 tonnes DW
and max draft of 11 mtr. These smaller
Handysize (10.000-35.000)and Handymax
(35.00-50.000) vessels are the workhorses
of the dry bulk market, and they have the
highest rate of growth. This is because of
the new regulations coming into effect
which add greater constraints on the
building of larger vessels.
MINIBULKERS:
Less than 10.000 tonnes DW.
Mainly employed in the coastal and
short sea trade
olie
olie
Olie - erts
andere
bulklading
FO - WB
olie
olie
ert
s
olie
WB - FO
Oros zijn bestemd voor het vervoer van olie en erts. Erts komt alleen in het ruim.
Het is een zware lading maar het ruim is klein, dus zal de lading voldoende hoog in
het ruim komen met een goede zwaartepuntsligging. De olie komt in het ruim en in
de zijtanken.
Op 1 januari 2011 is de International Maritime Solid Bulk Cargoes code (IMSBC
code) op zeeschepen van kracht geworden. De IMSBC code is de opvolger van de
Bulk Cargoes (BC) code.
Het vervoer van graan is niet geregeld in de IMSBC code maar in de International
Grain Code.
IMSBC code is op Nederlandse schepen verplicht. De IMSBC code geeft praktische
richtlijnen over laden, trimmen, vervoer en lossen van vaste bulk lading op
zeeschepen. Daaronder vallen bijvoorbeeld kolen en erts, maar ook zout, zaagsel
en sojabonen. De code is bestemd voor de overheid, scheepseigenaren,
vervoerders en kapiteins.
De IMSBC code is opgenomen in SOLAS hoofdstuk 6 (vervoer van lading) en
hoofdstuk 7 (vervoer van gevaarlijke stoffen). De code is hierdoor ook van
toepassing op zeeschepen kleiner dan 500 (GT) gross tonnage
De IMSBC code deelt de stoffen in drie categorien in, te weten categorie A, B en
C. Dat is afhankelijk van de gevaareigenschappen.
Gedetailleerde eisen zijn per lading in een schema opgenomen in bijlage 1 van de
IMSBC code. Hierin zijn eisen opgenomen over laden/lossen, schoonmaken ruim,
ventilatie tijdens de reis, eventueel noodmaatregelen, etc.
In de code wordt bij enkele ladingen aangegeven dat er een certificaat moet zijn
van een persoon aangewezen door de bevoegde autoriteit waaruit de
ladingeigenschap(pen) blijkt. Dit komt bijvoorbeeld voor bij Seed Cake.
Voor deze situaties worden nog laboratoriums aangewezen die kunnen testen en
certificeren. Zij worden met een besluit bekendgemaakt.
1.2
Bij het vervoer van droge bulkladingen kan men drie soorten gevaren
onderscheiden:
Over het algemeen geldt voor stukgoedschepen een beladingsfactor van 1,39 - 1,67
m3/t. Worden bulkladingen geladen met een hoog soortelijk gewicht (SF < 0,56 m 3
/t) dan is de beladingstoestand afwijkend van de normale beladingstoestand.
Immers, door de grotere dichtheid van de lading komt het schip wel aan zijn merk
8
maar niet vol (niet Full & Down). De gewichtsverdeling over de ruimen kan dan te
grote spanningen in de romp veroorzaken.
Deze schepen moeten zijn voorzien van een goedgekeurd stabiliteitsprogramma of
gedetailleerde richtlijnen om het schip veilig te kunnen beladen. Bijvoorbeeld aan
de hand van beladingsvoorbeelden (loadingmanual).
Beschikt de gezagvoerder niet over de benodigde gegevens voor zware
bulkladingen dan kan gebruik worden gemaakt van de volgende regels:
Pmax = 0,9 x Lr x Br x Tz
Lr = Lengte van het ruim, Br = Breedte van het ruim, Tz = Zomer diepgang.
Wordt de lading wel vlakgetremd dan mag de maximum hoogte 20% meer
zijn.
Ladingen die uitsluitend in bulk gevaarlijk zijn worden vermeld in de IMSBC Code.
In plaats van de IMO-klasse aanduiding wordt vermeld "MHB"
Bij broei wordt altijd zuurstof verbruikt. Bovendien wordt door biologische
omzettingen CO2 gevormd. Door de zuurstofvermindering ontstaat tevens CO
(koolmonoxide).
Als veilige grens voor betreden rekent men tenminste 20 % zuurstof. Bij 16% zuurstof treden er problemen op en bij 12 % volgt al snel bewusteloosheid en hartstilstand. Bij CO2 rekent men een veilige grens van 0,5 %. Bij een concentratie van 10
% volgt bewusteloosheid.
De MAC-waarde van CO is 25 ppm. Bij 100 ppm krijgt men binnen een uur last van
hoofdpijn, duizeligheid en flauwvallen.
Landbouwprodukten worden wel gewassen met hexaan, om extra olie er aan te
onttrekken. Hexaan heeft een MAC-waarde van 100 ppm. Bij concentraties van
1000 ppm wordt men duizelig, bij 5000 ppm bestaat grote kans op hartstilstand.
Des te verser des te olierijker, vochtiger, warmer en fijner de lading is en des te
groter is het broeigevaar.
Niet-organische producten:
metaalafval
direct reduced iron
12
Voordat men een ruim betreedt doet men er verstandig aan de voorzorgsmaatregelen genoemd in de Beleidsregels Arbo betreden besloten ruimte door te
nemen (zie bijlage 1). Hierin wordt het gevaar voor verstikking, bedwelming,
vergiftiging, brand of explosie besproken. Verder wordt aanbevolen voldoende
persluchtflessen voor het persluchttoestel aan boord te hebben.
Zonder persluchtapparatuur mag geen besloten ruimte worden betreden tenzij het
zuurstofgehalte groter is dan 20% en er geen gevaar voor vergiftiging of verstikking
bestaat en de ruim atmosfeer tijdens het betreden niet kan verslechteren.
Het schip zal daartoe moeten zijn voorzien van gasmeetapparatuur en een
mechanisch ventilatie-systeem. Aanvullende regels bij het betreden van deze
ruimten:
Communicatie verplicht
Altijd een tweede persoon bij de ruimtoegang
Een verantwoordelijke toezichthouder moet beschikbaar zijn.
Perslucht en reddingslijn bij de toegang gereed houden.
Een ieder die de ruimte betreedt dient een veiligheidsgordel, reddingslijn
en zonodig beschermende kleding dragen.
1.3
1.4
Van te voren wordt met de wal afgesproken hoeveel ton lading per keer in het
ruim wordt geladen of gelost. Dit ter voorkoming van te grote buigende momenten
en dwarskrachten. Bij vaste laadinstallaties wordt tijdens het laden het schip
verhaald. Tevens wordt het schip ontballast. Denk aan de buigende momenten en
de dwars krachten bij verandering in laadsnelheid. Tijdens het lossen dienen de
daaronder gelegen tanken geballast te worden. De air-draught van het schip dient
goed in de gaten gehouden worden in verband met de losinstallaties die zich boven
13
het schip bevinden. Gedurende het laden wordt regelmatig de diepgang afgelezen
ter controle van de walcijfers over het geladen gewicht. Verder let men op het
veilig werken van de bootwerkers, noteert de laad en los tijden, het aantal
bulldozers enz. Bij regen direct de luiken sluiten.
1.5
Algemene veiligheidsmaatregelen
1.6
Daar bij het lossen meer kans bestaat op het voortgaan van de broei moet
de kapitein de loshaven over de broei informeren.
In de loshaven moet men de broeihaard lokaliseren. Vervolgens stikstof of
14
15
2.
2.1
Algemeen
Onder graan wordt verstaan: tarwe, mais, haver, rogge, gerst, rijst, peulvruchten
en zaden, alsmede de bewerkte vormen daarvan indien het gedrag gelijk is aan dat
van graan in onbewerkte staat.
Vervoer van graan dient te geschieden met in achtneming van de International
Code for the Safe Carriage of Grain in Bulk - Res. MSC.23(59)1.2
Verder geldt:
1. Het vervoer van gestorte ladingen, niet zijnde gevaarlijke stoffen als bedoeld in
hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag, geschiedt met inachtneming van de in
hoofdstuk VI, deel B, van dat verdrag gegeven voorschriften.
2. In afwijking van het eerste lid geschiedt het vervoer van gestort graan als
omschreven in voorschrift VI/8 van het SOLAS-verdrag met inachtneming van de in
hoofdstuk VI, deel C, van dat verdrag gegeven voorschriften.
3. Indien het vervoer geschiedt met een bulkschip als bedoeld in voorschrift IX/1
van het SOLAS-verdrag, worden tevens de voorschriften van hoofdstuk XII van dat
verdrag in acht genomen.
2.3
De graanladinggegevens
Laadklaar maken
Voordat men graan gaat laden moet het ruim "graanklaar" gemaakt worden. Naast
het gewone laadklaar maken moet bovendien de bilges graandicht worden gemaakt
ter voorkoming van het verstopt raken van lensleidingen en lenspompen.
Veelal wordt het ruim behandeld tegen insecten. Tevens worden maatregelen
genomen om overgaan van het graan te voorkomen. Bij geheel gevulde afdelingen
moet de ruimte tussen de dekbalken zo goed mogelijk worden gevuld. Bij
gedeeltelijk gevulde afdelingen moet het graanoppervlak worden vlakgetremd.
1.5
De stabiliteitseisen
Rekening houdende met de kenterende momenten ten gevolge van het overgaan
van graan, dienen de stabiliteitseigenschappen in onbeschadigde toestand van
ieder schip dat gestort graan vervoert, gedurende de reis tenminste voldoen aan de
onderstaande criteria:
de slagzij ten gevolge van het overgaan van graan mag niet groter worden
dan 12 graden, met dien verstande dat het Hoofd van Scheepvaartinspectie
een kleinere slagzij kan eisen indien hij van mening is dat dit noodzakelijk
is,
In het diagram van de statische stabiliteit mag het netto of overblijvend
oppervlak tussen de kromme van de armen van het kenterend moment en de
kromme van de armen van statische stabiliteit,
1) tot een helling van 40 graden,
2) tot aan de helling waarbij het verschil tussen de ordinaten van beide
krommen het grootst is,
3) dan wel tot de helling waarbij het schip vervuld raakt (f),
welke van deze drie hellingen de kleinste is, in elke beladingstoestand niet
minder zijn dan 0,075 meter-radialen. Zie figuur 1.
De aanvangs-metacenterhoogte mag na correctie voor de invloeden van vrije
vloeistofoppervlakken in tanks, niet minder zijn dan 0,30 meter,
Na het laden moet de kapitein ervoor zorgen dat het schip zonder slagzij
17
1.6
Uitgangspunten stabiliteitsberekening
Wordt een ruim met gestort graan geheel gevuld dan moet men voor de
stabiliteitsberekening aannemen dat er onderdeks toch nog lege ruimten aanwezig
zijn.
Dit geldt voor begrenzingen met een kleinere hoek dan 30. Bij een grotere hoek
neemt men aan dat het graan "aanligt".
Evenzo ontstaat er een lege ruimte onder het luik. Voor de stabiliteitsberekeningen
gaat men er van uit dat voor geheel gevulde ruimten het graan 15 overgaat.
Voor gedeeltelijk gevulde ruimten rekent men 25 mits het graanoppervlak is
vlakgetremd. Anders moet men een graanhelling van 30 aannemen.
Door dit overgaan van lading zal het
gewichtszwaartepunt G zich verplaatsen. De
verplaatsing is evenwijdig aan de lijn Z0Z1
volgens de zwaartepunt verschuivingswet.
Deze
verplaatsing
kunnen
we
ook
beschouwen
als
een
horizontale
verplaatsing G0G1 evenwijdig aan Z0Z1 en
een verticale verplaatsing G1G2 evenwijdig
aan Z1Z2. Zie figuur 2.
Er geldt:
G0G1 =
p x a=
18
v x Z0Z1
SF x
G0G1 =
VKM
SF x
De stabiliteitskromme.
Beladingswijzen
Voldoet men aan de eisen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie dan
kan men het graan zo meenemen. Voor de bepaling van het VKM wordt een
graan helling van 15 aangenomen,
Ter vermindering van het VKM kan men een graanschot aanbrengen. In het
tussendek loopt zo'n schot van dek tot dek. In het onderruim van 0,60 m
beneden de dekdrager tot het graanniveau tegen dit schot aan de lage kant.
1.9
Het lossen gebeurt over het algemeen met behulp van elevatoren. Wees te allen
tijde bedacht op het gevaar van zuurstof gebrek in de ruimen. Dus eerst ventileren.
Zie ook IMSBC Code regulation 4 The use of pesticides. (Appropriate precautions
shall be taken in the use of pesticides in ships, in particular for the purposes of
fumigation).
Tijdens het lossen kan men in "lopend" graan verdrinken. Voor het lossen van de
laatste resten maakt men gebruik van bulldozers om de lading bijeen te schuiven.
Zijn de verschillende partijen door een presenning gescheiden dan worden er voor
de laatste resten speciale mondstukken op de zuigeinden geplaatst. Bij het lossen
van meel bestaat de kans op "bresvorming". Hierbij kunnen ineens vele kubieke
20
meters lading gaan schuiven met het gevaar dat de bootwerkers bedolven of
verwond geraken.
1.10
Transportation of Wheat
21
1.1 Zijn de toe- en afvoerleidingen voor laden, lossen, ballasten en inertiseren doelmatig
afgesloten?
1.2 Is de ruimte langdurig en doelmatig geventileerd met de buitenlucht?
1.3 Is onderzocht of er voldoende zuurstof (ten minste 20%) in de ruimte aanwezig is?
1.4 Is de samenstelling van de atmosfeer in de ruimte onderzocht en veilig bevonden?
1.5 Kan de ruimte, indien nodig, ook tijdens de werkzaamheden voldoende worden
geventileerd?
1.6 Is ten minste n persoon voortdurend aanwezig nabij de toegang?
1.8 Is er voldoende toegang tot de ruimte en is voldoende en veilige verlichting aanwezig?
1.9 Draagt degene die de ruimte betreedt een veiligheidsgordel met reddingslijn en
zonodig een persluchtapparaat en beschermende kleding?
1.10 Zijn alle uitrustingsartikelen goedgekeurd voor gebruik in de eventueel nog voor de
gezondheid schadelijke atmosfeer van de ruimte?
1.11 Zijn de nodige hulpmiddelen voor de onderlinge communicatie aanwezig, en is
het gebruik hiervan voldoende bekend?
2. Te controleren door elke persoon die de ruimte binnengaat:
2.1 Heeft de gezagvoerder een daarvoor verantwoordelijk officier opdracht
gegeven tot het betreden van de ruimte?
2.2 Is het eerste gedeelte van de controlelijst juist ingevuld?
2.3 Is het voldoende bekend dat de ruimte onmiddellijk moet worden verlaten in
het geval dat er storing in het ventilatiesysteem optreedt?
2.4 Zijn de signalen dienend voor de onderlinge communicatie, die met de
reddingslijn kunnen worden gegeven, voldoende bekend?
3. Gezamenlijk te controleren door de verantwoordelijk officier en degene die
de ruimte betreedt bij gebruik van een persluchtappparaat:
3.1 Beschikt degene die de ruimte betreedt over voldoende ervaring om het
persluchtapparaat goed en veilig te kunnen gebruiken?
3.2 Is de goede werking van het toestel gecontroleerd?
(Voorraadmeter, hoorbaar alarm voor lage of wegvallende druk, dichtheid en lucht23
toevoer gelaatsmasker).
3.3 Is de in het toestel aanwezige hoeveelheid perslucht ruim voldoende?
3.4 Zijn de hulpmiddelen voor de onderlinge communicatie beproefd en bestaat er
overeenstemming over de noodsignalen?
24
voortvloeiende claims.
Relevant voor de oorzaak van het ongeval aan boord van de Athos is het
bovenstaande echter niet.
Loodkoperdross bestaat uit afvalprodructen uit de industrie en wordt niet specifiek
als gevaarlijke stof vermeld. Een aantal dross-producten is echter wel opgenomen
als gevaarlijke stof. Men moet er echter altijd vanuit gaan dat alle dross(schroot)producten gevaarlijk kunnen zijn en gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren.
De BC-Code (Code of safe practiceforsolid bulk cagoes) geeft zowel in Section 3,
onder 3.2 als in Appendix F, onder 9.4 aan, dat ladingen van metaal in bulk, door
oxidatie, zuurstof aan de omgeving kunnen onttrekken en of giftige gassen kunnen
afgeven.
In hetzelfde hoofdstuk worden kapiteins gewaarschuwd dat, bij het vervoeren van
zon lading, het betreden van de gesloten ruimtes alleen toegestaan mag worden
indien uit een test blijkt dat voldoende zuurstof in die ruimte aanwezig is en geen
giftige gassen worden geconstateerd. Dit kan gerealiseerd worden door adequate
ventilatie. Ondanks deze ventilatie moet men er nog immer op bedacht zijn dat in
bepaalde dooie hoeken de verarming van de zuurstof en de aanwezigheid van
giftige gassen nog kan voorkomen.
Volgens artikel 3.2.6 moet een schip, dat een lading vervoert waarbij de
mogelijkheid bestaat dat er een verarming van het zuurstofpercentage kan
optreden, voorzien worden van een zuurstofmeter.
Volgens artikel 54 van SOLAS is een zuurstofmeter alleen verplicht op schepen die
een gevaarlijke lading vervoeren of kunnen vervoeren.
De Athos was niet geschikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en had
dientengevolge geen zuurstofmeter aan boord.
De verplichte boekwerken, het Handboek Gestorte Ladingen en de BC-Code, waren
wel aan boord. De stuurman heeft echter deze boekwerken niet nageslagen op de
eventuele gevaarsaspecten van deze lading. Hij heeft zelfs de ladingpapieren niet
gezien omdat de kapitein de behandeling van de ladingpapieren altijd onder eigen
beheer hield.
De Raad moet concluderen dat de scheepsleiding van de Athos een lading
aanvaard heeft waarvan men niet op de hoogte was van de gevaarsaspecten. De
stuurman gaf dit ruiterlijk toe tijdens de zitting. Indien de kapitein wel volledig op
de hoogte was geweest van deze gevaarsaspecten, had hij de besloten ruimte (het
ruim in dit geval) niet betreden.
De ramp
Op 13 november 1997 werd de lading aan boord van de Athos geladen. De ramp
vond plaats op 18 november 1997. Bij vertrek Thessaloniki heeft men aan boord van
de Athos de ruimen gesloten. Geventileerd, mechanisch of natuurlijk, werd er
niet. Op 18 november 1997 liep de kapitein s morgens de wacht op de brug. Om
circa 10.00 uur komt de kok naar de brug om de kapitein zijn koffie en cake te
brengen. De kapitein eet zijn cake op en drinkt zijn kopje gedeeltelijk leeg.
Vervolgens verlaat hij tussen 10.00 uur en 10.25 uur de brug. Het schip stuurt op de
automaat en het wachtalarm staat af.
Vijf dagen na het sluiten van het ruim gaat de kapitein, de reden hiervoor is niet
duidelijk geworden, het ruim in. Hij opent de achterste deur die toegang tot het
ruim geeft en daalt de ruimladder af. Gezien de houding waarin de kapitein
gevonden is, de schaafwonden en het feit dat zijn klompschoenen niet meer aan
zijn voeten zaten, concludeert de Raad dat de kapitein, nog op de trap staande, in
27
dood snel in. Daar het in dit geval, volgens de arts, een persoon betreft die leed
aan een diffuse vernauwing van de drie coronaire vaten, is het waarschijnlijk dat
de hoge concentratie koolmonoxyde in het bloed en als gevolg daarvan het
zuurstoftekort in het myocard bepalend is geweest voor de stilstand van de
hartpomp, die al in een slechte conditie verkeerde.
Deskundige M.H. de Heer van B.V. Handelslaboratorium v/h Dr. A. Verwey geeft in
zijn onderzoeksrapport aan dat de lading zelf geen koolmonoxyde kan hebben
afgegeven en indien er geen andere bron van koolmonoxyde aan te wijzen is, de
uitslag van de bloedanalyse niet juist kan zijn. Noch de Raad, noch de deskundigen
kunnen een andere bron aanwijzen.
In dit kader geeft de Medisch Adviseur van de Scheepvaartinspectie, mevrouw M.
Biekart, te kennen dat indien de kok en de stuurman blootgesteld waren geweest
aan een zware vergiftiging door koolmonoxyde, zij hier veel langer last van zouden
hebben ondervonden en dit tevens in combinatie met hoofdpijn. Zowel de
stuurman als de kok verklaren dat dit niet het geval geweest is.
Volgens deskundige De Heer is, indien men de analyses van de lading als
uitgangspunt neemt, de meest aannemelijke oorzaak van het ongeval een zuurstoftekort in het ruim.
Dit zuurstoftekort kan ontstaan zijn als gevolg van oxidatie van de lading. Ook
volgens mevrouw Biekhart past de wijze van het onwel worden van de stuurman en
de kok beter bij het patroon van een acuut zuurstofgebrek dan bij een vergiftiging
door koolmonoxide.
Conclusies van de Raad
Gezien het feit dat er geen bron is aan te wijzen waardoor koolmonoxide in het
ruim terecht is gekomen, deelt de Raad de opinie van de deskundigen en gaat de
Raad er vanuit dat kapitein Maurer omgekomen is door een acuut tekort aan
zuurstof.
De kapitein had het ruim, dat dagenlang gesloten was geweest, nooit mogen
betreden zonder er zeker van te zijn dat de ruimte goed geventileerd was en de
atmosfeer in dat ruim voldeed aan de daarvoor gestelde normen.
Door het bestuderen van de boekwerken, het Handboek Gestorte Ladingen en de
BC-Code, had de scheepsleiding zich de gevaarsaspecten van de betreffende lading
eigen moeten maken. Ook het betreden van besloten ruimtes valt hieronder en in
de BC-Code wordt hier uitvoerig aandacht aan besteed.
Indien de wacht op de brug door n persoon gelopen wordt, dient het wachtalarm
aan te staan. De afwezigheid van die persoon wordt dan tijdig kenbaar
gemaakt. In het onderhavige geval is matroos Evero gedurende een uur alleen op
de brug geweest voordat de stuurman op de brug kwam. De Athos had
gedurende die tijd ook met een volledig onbemande brug gevaren kunnen hebben,
met nog grotere risicos.
De situatie waarin de stuurman de kapitein in het ruim aantrof, had voor de
stuurman duidelijk genoeg moeten zijn om het ruim niet onbeschermd te betreden.
Zijn ervaring van de voorgaande reis, waarbij ook een bemanningslid onwel werd
na het betreden van het ruim had hem hierin moeten sterken. Destijds bestond een
gedeelte van de lading ook uit loodkoperdross.
De stuurman had met behulp van perslucht de kapitein alsnog uit het ruim moeten
halen en Radio Medisch Advies aan moeten vragen. Men had dan in ieder geval alles
gedaan wat mogelijk was.
29
30
3.
Dit zijn ladingen die behoren tot de groep A uit de IMSBC-code. Voorbeelden
hiervan zijn de zgn. Mineral Concentrates en Metal Sulphide Concentrates.
3.1
Algemeen
Ladingen die kunnen verpappen zijn fijnkorrelige ladingen die zoveel vocht
bevatten dat ze door het trillen en bewegen tijdens de reis vloeibaar worden. Door
het slingeren van het schip zal de lading uiteindelijk naar n zijde overgaan
waardoor gevaar bestaat voor kenteren van het schip.
Voorbeelden van ladingen die kunnen verpappen zijn concentrates en slurry coal
(zie hoofdstuk 5 vervoer van kolen).
Een concentraat is een gezuiverd ruw erts, ontdaan van ganggesteente en
dergelijke, door het bijvoorbeeld fijn te malen en daarna te spoelen.
Slurry-coal wordt verkregen door het uitwassen van kolen in de kolenmijnen. Het
produkt wordt op een stuk grond verzameld zodat het waswater kan wegzakken.
Onder slurry wordt ook verstaan het oplossen van erts of kolen in zoveel water dat
het mengsel per pijpleiding kan worden verpompt. Kolen slurry bestaat dan uit
fijngemalen steenkool dat voor de helft met water gemengd is. De korrelgrootte is
kleiner dan 2 mm.
3.2
Het vochtgehalte
Vr het laden moet de afscheper aan het schip de juiste gegevens verstrekken.
Bijvoorbeeld het kritisch vochtgehalte, werkelijk vochtgehalte, stuwage factor,
storthoek, chemische gevaren en andere bijzonderheden.
31
3.3
Dit zijn schepen met verplaatsbare, dan wel vast aangebrachte schotten die het
overgaan van lading beperken.
Het schip moet zijn voorzien van een goedkeuring van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie om dergelijke ladingen met een vochtgehalte groter dan het
maximum toelaatbare te vervoeren. De schotten mogen niet van hout zijn.
3.4
Vr het laden moet de afscheper het schip een certificaat verstrekken met
vermelding van het werkelijke vochtgehalte en het maximum toelaatbare
vochtgehalte.
Tevens een verklaring dat naar zijn beste weten en overtuiging het vochtgehalte is
zoals op het moment dat het certificaat aan de gezagvoerder wordt overhandigd.
Het monster waaruit het vochtgehalte wordt bepaald moet zo kort mogelijk vr
het laden worden genomen. In ieder geval binnen 24 uur voor het laden.
Hierbij moet men rekening houden met vochttoename van de lading door regen of
sneeuw na het nemen van de monsters.
Het schip kan zelf een controle op het vochtgehalte uitvoeren door middel van een
weegschaal en een droogoven.
Is het vochtgehalte groter of vrijwel gelijk aan het maximum toelaatbare
vochtgehalte dan mag men de lading NIET accepteren voordat de juiste
laboratoriumproeven zijn beindigd.
3.4.1 Proef ter controle op gevaar voor verpappen
Om na te gaan of er gevaar voor verpappen bestaat kan men de volgende proef
doen:
Vul een blik met 0,5 tot 1 liter lading,
Sla met dit blik op een harde ondergrond, vanaf ca. 20 cm.
Dit herhaalt men 25 maal met tussenpozen van 1 2 seconden.
Als de massa hierdoor vloeibaar wordt dan bestaat er gevaar voor verpappen. Voordat de lading nu mag worden meegenomen moeten aanvullende laboratorium
proeven worden genomen. Wordt de massa hierdoor nog niet vloeibaar dan wil dit
niet zeggen dat er geen kans op verpappen is.
Een betere beoordeling krijgt men door het proefblik op een draaiende hulpmotor
of iets dergelijks te zetten.
32
3.5
On October 27th, 2010, the M/V Jian Fu Star sank while carrying nickel ore
from Indonesia to China. (13 fatalities)
Fourteen days later, on November 10th, the M/V Nasco Diamond sank while
carrying nickel ore from Indonesia to China. (21 fatalities)
Twenty-three days after that, on December 3rd, the M/V Hong Wei sank
while carrying nickel ore from Indonesia to China. (10 fatalities)
The next year, things went well until Christmas Day, when the M/V Vinalines
Queen went missing. All twenty-three of her crew were thought to have
been lost until six days later when the M/V London Courage happened
uponDau Ngoc Hung, a 31-year-old survivor, in a life raft. The Vinalines
Queen had sunk while carrying nickel ore from Indonesia to China. (22
fatalities)
In just under fourteen months, sixty-six mariners died in the Indonesia to China
nickel ore trade. By January of 2012, that trade made up only .06% of bulk cargo
shipments worldwide, but accounted for 80% of the fatalities in bulk shipping.
An unreasonable hazard.
Put another way, if all bulk trade in the world was as hazardous as the nickel ore
trade from Indonesia in those 14 months, there would have been over 100,000
fatalities during the same period. When the Harita Bauxite sank, those numbers
worsened. There clearly was a problem and it wasnt that nickel ore couldnt be
safely shipped, but that it wasnt being safely shipped.
What is happening
36
In all four sinkings, from October 2010 to December of 2011, it was determined
that the vessels had capsized due to liquefaction of their nickel ore cargo. Simply
put, the cargo was too wet. When agitated by the motion of the ship, the
otherwise sandy ore turned to a flowing mud that sloshed around in the beam-wide
holds, causing the giant ships to list and then roll over.
Nickel ore, and other dry-bulk products prone to liquefaction, are moved safely
around the world all the time. Shippers simply have to make sure the product is
dry enough to ship. Dry enough is known as the TML Transportable Moisture
Limit. Making sure nickel ore is dry enough to ship is a simple matter of testing the
moisture content prior to loading, and refusing the cargo if it is too wet. This
hasnt been happening consistently in Indonesia.
That reality caused maritime insurers and the IMO to
take note and issue warnings about the hazard. After the
Vinalines Queen tragedy, Intercargo The International
Association of Dry Cargo Shipowners released its Guide
for the Safe Loading of Nickel Ore which warns shippers
of the hazard, providing a sort of go/no go chart for the
loading of nickel ore that aligned with the IMOs latest
guidance.
The IMO is working on updating the rules again for drybulk cargo that may liquefy, but they likely wont be out
until 2015. Even so, rules alone wont solve the problem.
Rules were being broken in late 2010 and new rules were
broken and guidelines were ignored in February when
the Harita Bauxite loaded her cargo. While regulations
may provide more clarity and guidance for lawful bulk carriers, the only paper that
can fix the problem in Indonesia is money.
Why it is happening
Nickel pig iron production in China took off in 2006 and so did the demand for
nickel ore. The market for nickel ore from Indonesia and the Philippines went from
almost zero in 2005 to nearly $5 billion in 2011 according to a report by the
International Nickel Study Group. Given the sad state of the bulk cargo market and
the sudden realization that their dirt was worth money, the region was thrilled
with the new demand. Mining operations sprung up and shippers went to work
filling the orders. Some of those mines were legal, and others were, well less
than legal. Either way, business was good and money began flowing into places in
the world where there wasnt much before.
Again, this didnt automatically make the shipping of nickel ore dangerous, but it
may have motivated shippers to bend (or break) rules to ensure that the ore kept
moving, and orders got filled. For rules to be enforced (like those for moisture
limits), someone has to be enforcing them. In Indonesia, an archipelago of over
17,500 islands, the law doesnt come around too often to ports where much of the
ore is loaded. Given the money involved and the remoteness of the loading, it isnt
37
hard to imagine that looking the other way and hoping had replaced testing and
regulation where the ore was concerned.
These cargoes are stored primarily outdoors and just because the IMO code states
that loading is prohibited in the rain (or soon after), that doesnt actually stop
anyone from doing it. There are rumors of false test results, forged documents,
and just plain old financial pressure to get vessel captains to accept wet cargo.
Well-meaning crews under pressure to make delivery may end up relying on lessthan-scientific drop testing alone to determine how wet suspect cargo may be, a
possibly deadly mistake. While they could insist on an independent lab test (as
suggested by Intercargo), in all of Indonesia there is only one lab that sufficiently
tests for nickel ore moisture levels. One. In a country of 17,500+ islands covering
1.4 million square miles of ocean, one may not be enough.
[youtube] http://www.youtube.com/watch?v=z1e2KWAj3lw
An unnamed senior maritime insurance analyst told Singapores SeaTrade Asia
Week last year that, We have also heard of surveyors being assaulted or arrested
by the police and there seems to be little support from the authorities. That
makes sense. If the rules were properly applied, the shipping of nickel ore from
many operations in Indonesia would simply shut down for months due to moisture
levels during the rainy season.
How it might end
Keenly aware of its new export value (perhaps because of the attention to the
maritime tragedies it caused), the Indonesian government promulgated Regulation
Number 7 of 20121 on the 6th of February. The rule made it illegal to ship
unrefined ore from Indonesia, instead requiring it to be refined and purified first.
This had less to do with the danger of shipping the ore and more to do with raising
the value of the export, all part of Indonesias plans for growth. But the rule was
deferred until 2014 and the export of the precious dirt continues. Some worry that
the delay of the rule will make things much worse in fact, the Harita Bauxite may
have been the first casualty of that delay. Now working to beat the new deadline
for the unrefined ore trade, shippers and miners alike are moving all they can
before the party is shut down, and another rainy season is fast approaching. The
new rules wont begin until after the rain stops, so if we lose yet another bulk ship
and more lives this coming year, none of us are allowed to act surprised.
1 http://www.conventuslaw.com/indonesia-investment-in-mineral-refining-and-processing-sector-valueadded-regulations-and-industrial-policy/
38
Fumigation
Zie ook IMSBC Code regulation 4 The use of pesticides. (Appropriate precautions
shall be taken in the use of pesticides in ships, in particular for the purposes of
fumigation).
4.1
4.3
de kieren in de buikdenning;
tussendekschotten, feeders en bins;
de dekdragers;
de gesoleerde schotten in de nabijheid van de machinekamer;
tussen en in de isolatie, vooral als deze beschadigd is;
tussen de wegeringen en de haken;
in vullingen en lensputten;
in beschermkokers van elektrische leidingen, vooral als ze beschadigd zijn;
onder roestschilfers en oude verflagen.
Onderverdeling bestrijdingsmiddelen
dan
moeten
de
volgende
De TLV voor een stof in de lucht wordt gedefinieerd als de "Tijd Gewogen Gemiddelde" concentratie voor een normale 8-urige werkdag, waaraan bijna alle
personen herhaaldelijk dag na dag kunnen worden blootgesteld zonder schadelijke
gevolgen.
41
5.
De IMO heeft richtlijnen verstrekt met betrekking tot het vervoer van kolen. Deze
richtlijnen zijn te vinden in de IMSBC Code.
5.1
Afgifte van methaan. De explosiegrenzen zijn ca. 5% - 15%. Het gas is lichter
dan lucht, dus oppervlakte ventilatie toepassen.
Verstikking door zuurstofgebrek. Dit ontstaat door oxydatie of verbranding
van kolen.
Broei waardoor brand kan ontstaan. Tevens kan koolmonoxyde worden gevormd met explosiegrenzen van 12-50 %. Bovendien is koolmonoxyde giftig.
Corrosie van het scheepsstaal ten gevolge van een hoog zwavelgehalte en de
aanwezigheid van vocht.
42
Men onderscheidt:
Droog overgaan,
Verpappen, vloeibaar overgaan van de lading (thixotropie).
5.2.1 Droog overgaan
Algemeen geldt dat men ter voorkoming van overgaan van lading de volgende
maatregelen moet nemen:
Indien de storthoek groter is dan 35 dan kan men veelal volstaan met
vlaktremmen onder het luikhoofd. De tanktop moet geheel zijn bedekt en de
hoogte van de ladingkegel verkleind. Tevens moet men de lading zo verdelen dat
naast steile hellingen geen grote ruimte aanwezig is.
Wordt er ook in de tussendekken geladen dan zal de stabiliteit verminderen
vanwege een grotere KG-waarde. In dat geval moet het onderruim vlakker worden
getremd.
In het tussendek de lading vlaktremmen. Zonodig "bins" bouwen door middel van
langs- en dwarsscheepse schotten indien de lading niet van schot tot schot en van
huid tot huid reikt.
Bij bulkladingen met een storthoek kleiner dan 35 moet meer aandacht aan het
44
tremmen worden besteed. Komt het gedrag van bulkladingen overeen met dat van
graan dan moeten de graanvoorschriften worden gevolgd. Bij het vaststellen van
de afmetingen van de schotten dient men natuurlijk wel rekening te houden met
het soortelijk gewicht van de lading.
5.2.2 Verpappen van kolen
Fijn verdeelde kolensoorten zoals slurry, schlamm of kolenslik en mudcoal kunnen
ook aanleiding geven tot thixotropie.
Aangezien produktiemethode en korrelgrootte kunnen variren wordt het kritische
vochtgehalte vlak voor het laden bepaald.
Ook het momentele vochtgehalte in de lading kan nogal variren. De afscheper
dient de kapitein een certificaat te geven waarin de vochtgehalten zijn vermeld.
Het voorkomen van thixotropie:
De kapitein moet voor de belading de beschikking hebben over een door een
laboratorium afgegeven certificaat betreffende het kritisch vocht gehalte
van de aangeboden lading. Bij meerdere partijen van elke partij
afzonderlijk.
Tevens dient een laboratorium certificaat te zijn afgegeven betreffende het
werkelijke vochtgehalte van de lading op het moment van inladen. Het
percentage vocht dat in de genomen monsters wordt gevonden, mag niet
hoger zijn dan 90% van het kritische vochtgehalte.
Gedurende het inladen dient er continu een kritisch toezicht te worden
gehouden. Mocht de lading aanleiding geven tot enige twijfel, na
proefneming, dan dient de kapitein zich tot een officile lading surveyor te
wenden.
Wanneer er geen certificaten kunnen worden overhandigd, dan mag de
gezagvoerder niet eerder toestemming tot laden geven, nadat een officile
lading surveyor is ingeschakeld die door proefneming kan uitmaken of het
verantwoord is met de aangeboden lading zee te kiezen.
5.3
46
Bijlage 1
47
meting uitvoert zich er van bewust is dat bij afwijkende concentraties zuurstof de
opgegeven explosiegrenzen van betreffende stoffen niet meer juist zijn. Ook is het
mogelijk dat bij aanzienlijk afwijkende zuurstofconcentraties de meetapparatuur
niet functioneert en de onterechte indruk kan worden gewekt dat er geen
explosieve concentratie van gassen of dampen in de betreffenderuimte aanwezig
is. Derhalve is de volgorde van metingen zoals aangegeven in het tweede lid van de
onderhavige beleidsregel van essentieel belang.
Om het risico ten aanzien van vergiftiging of bedwelming te bepalen worden met
hiervoor geschikte meetapparatuur de concentraties bepaald van de stoffen
waarvan wordt verwacht dat ze deze gevaren kunnen veroorzaken.
Door meting met bijvoorbeeld gasindicatiebuisjes of andere geschikte apparatuur
kan worden vastgesteld dat de concentraties van eventuele verontreinigingen in de
lucht op de werkplekken de bestuurlijke of wettelijke grenswaarden voor die
stoffen in elk geval niet overschrijden.
Verder wordt in dit tweede lid voor alle gevaarsaspecten aangegeven dat indien uit
metingen of anderszins voor aanvang van de werkzaamheden bekend is dat tijdens
de werkzaamheden weer een gevaarlijke atmosfeer kan ontstaan, er regelmatig
tijdens de werkzaamheden metingen moeten worden uitgevoerd om de actuele
situatie te beoordelen. Vervolgens is in het vierde lid beschreven dat een persoon
die op de hoogte is van de gevaren, zowel van het werken in besloten ruimtes als
van het juiste gebruik van meetapparatuur om de situatie in de besloten ruimte
vast te stellen de onderzoeken op correcte wijze zal verrichten en de resultaten
op de juiste wijze zal interpreteren. In het vierde lid is tevens aangegeven dat de
resultaten van het onderzoek schriftelijk worden vastgelegd. Een dergelijke
schriftelijke weergave van het onderzoek (aard van de gevaren en stoffen,
resultaten en interpretatie van metingen en dergelijke) kan de vorm hebben van
een "veiligwerkvergunning" die in de praktijk zoals bijvoorbeeld in de
procesindustrie, voor het betreden van "besloten" ruimten door eigen personeel of
personeel van derden wordt afgegeven.
Beleidsregel 4.6 -2 Maatregelen in ruimten waar gevaar bestaat voor
verstikking,
bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie.
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.6, tweede en derde lid, juncto artikel 8.4*.
Maatregelen gericht op het veilig kunnen betreden en kunnen verlaten van een
ruimte als bedoeld in artikel 4.6, tweede en derde lid, van het
Arbeidsomstandighedenbesluit worden als doeltreffend aangemerkt indien daarbij
rekening is gehouden met de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.6,
eerste lid, en de volgende punten daarbij worden in achtgenomen.
1. Alvorens iemand de ruimte betreedt wordt ervoor gezorgd dat de
luchtverversing adequaat is, zodat het ontstaan van het gevaar, bedoeld in artikel
4.6, eerste lid, in de ruimte wordt voorkomen. Wanneer er kans is op een
explosieve atmosfeer wordt voor de luchtverversingexplosieveilige apparatuur
toegepast. Wanneer het gevaar, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, in de ruimte
niet kan worden voorkomen wordt bij betreding gebruik gemaakt van
onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen waarvan de luchttoevoer
onafhankelijk is van de atmosfeer in de ruimte.
2. Om te voorkomen dat een dergelijke ruimte door onbevoegden wordt betreden,
zijn de toegangen tot die ruimte voorzien van het waarschuwingsbord "Gevaar",
49
51
52
Bijlage 2
2.
Rederij
3.
4.
5.
6.
De benaderde storthoek
7.
8.
9.
11. Loshaven
ja
: ja / nee*
:
:
:
:
:
:
:
:
:
53
:
:
:
:
:
18. Lag bij aankomst van het schip de in te nemen lading reeds
geheel of gedeeltelijk op de laadplaats en gedurende hoeveel
dagen had de lading toen reeds gelegen
:
19. Was de lading tijdens de ligperiode op de laadplaats afdoende afgedekt
: ja / nee*
20. Weersomstandigheden tijdens de belading:
a. droog
b. regenachtig
21. Was de lading vlakgetrimd
:
:
: ja / nee*
: ja / nee*
De Gezagvoerder.
54
Bronnen:
IMSBC Code
Grain Code
SOLAS
55