Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

Proeftoets Bachelor immunologie GZW 2011

1. Het lichaampje van Hassal is gelegen in


A. platen van Peyer
B. lymfeklieren
C. milt
D. thymus
2. De hoog endotheel venulen zijn verantwoordelijk voor migratie van
A. rode bloedcellen naar de rode pulpa van de milt
B. lymfocyten naar de witte pulpa van de milt
C. lymfocyten naar de lymfeklieren
D. T cel precursors naar de thymus.
3. Voorlopers van monocytaire immature dendritische cellen komen de weefsels in via
A. lymfestelsel
B. bloed
C. lymfeklier
D. beenmerg HLA
4. Welke van de volgende receptoren kan GEEN pathogenen herkennen:
A. Toll-like receptor
B. C-type lectine
C. B cel receptor
D. MHC klasse I
5. Welke van de volgende antwoorden beschrijft het beste de beweging van een T cel door een
lymfeklier?
A. komt binnen via afferente lymfevaten en gaat naar buiten via de bloedbaan
B. komt binnen via de bloedbaan en gaat naar buiten vai afferente lymfevaten
C. komt binnen via de bloedbaan en gaat naar buiten via de bloedbaan
D. komt binnen via de bloedbaan en gaat naar buiten via de efferente lymfevaten
6. Welke van de volgende paren past NIET bij elkaar?
A. lymfocyten: een aangeboren immuunrespons
B. NK-cel (Natural Killer cell): doodt cellen die door een virus genfecteerd zijn
C. macrofaag: fagocytose en het doden van micro-organismen
D. erytrocyten: zuurstoftransport
7. In welke van de volgende anatomische plaatsen komen effector immuuncellen vanuit de
lymfecirculatie in de bloedstroom terecht?
A. rechter aorta
B. linker arteria subclavia
C. linker arteria carotis
D. hoog endotheliale venule
8. Welke van de volgende complement componenten is een opsonine dat bindt aan een complement
receptor (CR 1) op macrofagen?
A. C3b
B. C3a
C. Ba
D. C3bBb
9. Welke van de volgende TLR3 adaptor protenen zijn onderdeel van de activatie route die resulteert
in de synthese van type 1 interferons?
A. C-reactief protene
B. MBL
C. G-proten gekoppelde signalering
D. NFB

VUmc, Moleculaire Celbiologie en Immunologie

10. Met welke van de volgende eigenschappen onderscheiden dendritische cellen zich van
macrofagen:
A. Ze kunnen fagocyteren
B. Het zijn leukocyten
C. Zij transporteren antigenen van de epitheliale weefsels naar de lymfeklieren
D. Zij breken pathogenen af
11. Het proces dat we _____________noemen leidt tot een verandering van de zware keten van de
antilichamen: hierdoor verandert de effector functie en de transport eigenschappen van de
antilichamen
A. complement fixatie
B. neutralisatie
C. isotype switching
D. somatische hypermutatie
12. De _______ dragen bij aan antigen specificiteit van immuunglobulinen en de_______ bepalen de
meer geconserveerde aangrenzende gebieden:
A.
hypervariable regionen; framework regionen
B.
constante gebieden; variabele gebieden
C.
zware ketens; lichte ketens
D.
antigene determinanten; complementarity determining regionen.
13. In tegenstelling tot antilichamen herkennen T cel receptoren epitopen die aanwezig zijn
op_____antigenen
A. carbohydraat
B. lipide
C. eiwit
D. carbobydraat, lipiden, en eiwit
14. Welke van de volgende kenmerken hebben T cel receptoren en immunoglobuline met elkaar
gemeen?
A. Somatische recombinatie van V, D en J segmenten is verantwoordelijk voor de diversiteit van
antigeenbindende plaatsen
B. Somatische hypermutatie verandert de affiniteit van antigeenbindende plaatsen en draagt bij aan
verdere diversificatie
C. Verandering van klasse maakt verandering mogelijk in effector functie
D. De antigeen receptor is samengesteld uit twee identieke zware-ketens en twee identieke lichteketens.
15. Welk van onderstaande opmerkingen is JUIST?
A. CD8 bindt aan MHC klasse II
B. CD4 bindt aan MHC klasse I
C. CD4 bindt aan MHC klasse II
D. CD8 bindt LFA-1
16. Which of the following cell-surface markers differentiates hematopoietic stem cells from other cell
constituents in the bone marrow?
A.
pre-B-cell receptor
B.
BAFF receptor
C.
CD34
D.
CD4

VUmc, Moleculaire Celbiologie en Immunologie

17. De menselijke thymus begint al vanaf het eerste levensjaar te degenereren. Dit proces heet ____
van de thymus en wordt gekenmerkt door de ophoping van ____ op de plaatsen waar ooit thymocyten
hebben gezeten.
A. Involutie; thymus stroma
B. Involutie; vet
C. Differentiatie; T cellen
D. Negatieve selectie; T cellen
18. T cellen die niet gestimuleerd worden verlaten de lymfeklier via de _____________
A. Kiemcentra
B. Bloedbaan
C. Afferente lymfe
D. Efferente lymfe
19. Vul aan: T helper 1 cellen
A. activeren macrofagen
B. activeren neutrofielen
C. activeren B cellen
D. induceren cytotoxie
20. Welk van onderstaande is JUIST:
A. NK cellen kunnen met hun inhiberende receptoren virus geinfecteerde cellen doden
B. NK cellen doden alleen cellen die weinig of geen MHC klasse I moleculen hebben
C. NK cellen doden alleen cellen die een hoge expressie van MHC klasse I moleculen hebben
D. NK cellen doden nooit andere cellen
21. Wat is NIET noodzakelijk voor ADCC (Antibody Dependent Cellular Cytotoxicity)
A. Antilichamen
B. Fc receptor binding
C. Fagocytose
D. Degranulerende cellen
22. In een lymfeklier vindt de primaire activatie van een B cel
A. plaats in het T cel gebied
B. plaats in de primaire follikel
C. in de mergstrengen plaats
D. nooit plaats
23. In het rijksvaccinatie programma zit nu (30-01-10) standaard vaccinatie tegen
A. hepatitus B
B. TBC
C. rotavirus
D. HPV voor meisjes van 12 jaar
24. Het HPV vaccin gebruikt in Nederland beschermt tegen
A. Type HPV 6 en 11
B. Type HPV 16 en 18
C. Type HPV 11 en 18
D. Type HPV 6, 11, 16 en 18

VUmc, Moleculaire Celbiologie en Immunologie

You might also like