Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

UNIVERSITEIT UTRECHT

Congo Gevormd
Een onderzoek naar effecten van de
vroege antropologie op de stichting van
een onafhankelijk Congo
Molenberg, B.C.

b.c.molenberg@students.uu.nl | De Verbeelding van Wereldrijken | Paper

Inleiding
De

dominante

Europese

aanwezigheid

in

Afrika

na

1885

heeft

verscheidene gevolgen gehad voor de indeling van de inheemse


samenlevingen op het continent. De verdeling van Afrika op de tekentafel
van de Berlijnse conferentie die duurde van 1884 tot 1885 resulteerde
in een lappendeken van nieuwe kolonin met allen een eigen vorm van
bestuur. De aanwezigheid van de Belgische vorst Leopold II was
opmerkelijk.

Daar

waar

de

meerderheid

van

de

hoogwaardigheidsbekleders aanwezig waren met het landsbelang achter


in het hoofd, handelde de Belgische vorst vooral op eigen initiatief. Hij
kreeg het gebied rondom de rivier de Congo in handen. De rivier was als
een slagader voor het omringende lang. Het voedde de mensen en dieren
om zich heen en maakte reizen een stuk gemakkelijker. De Congo bond
men aan elkaar en maakte uitwisseling mogelijk.
Na 1885 voerde de rivier steeds meer vreemde mensen aan die zich
verspreide over het gebied en zich daar zelfs begonnen te vestigen. De
stroming voerde ook ladingen antropologen aan die de etnische groepen in
de Congo in kaart kwamen brengen. In dit essay wordt onderzocht in
hoeverre de opbrengsten van de Belgische etnografen in de late
negentiende eeuw en de vroege twintigste eeuw hebben bijgedragen aan
de stichting van een colonial discours in Belgisch-Congo. Hierbij wordt ook
gekeken naar de gevolgen van het werk van de antropologen voor de
culturele vorming van de verscheidene etnische groepen in Congo. Met
name de periode rond de onafhankelijkheidsverklaring van Congo is
interessant, omdat in deze formatieve periode duidelijk naar voren kwam
welke elementen de Afrikaanse inwoners overnamen van de kolonisator.
Daarbij ligt de focus op het effect van deze culturele, mentale dimensie op
de politieke werkelijkheid.
De loop van de kolonisatiegeschiedenis van de Congo is bekend, met
name

de

sociaal-politieke

aspecten

zijn

uitvoerig

bestudeerd

en

beschreven. Op postkoloniaal gebied is de Congo echter nog maar weinig


aan bod gekomen. De vraag waar de legitimatie van het Belgisch
imperialisme vandaan kwam kan grondiger worden bestudeerd. Het
1

belang voor de wetenschap is groot, aangezien machtsstructuren naar


voren komen die ons veel over de loop van de geschiedenis van Congo
kunnen verhelderen.
Het essay is ingedeeld in twee delen. Het eerste deel is een analyse
van de antropologie uit de late negentiende en vroege twintigste eeuw.
Daarnaast wordt de koppeling gelegd naar de antropologen in BelgischCongo. Het tweede deel staat in teken van het effect dat de resultaten van
de antropologen op de volkeren van Congo hadden. De periode rondom de
onafhankelijkheid van 1960 maakt hier een belangrijk onderdeel uit.
I
De antropologie die werd beoefend aan het einde van de negentiende
eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw verscheelt aanzienlijk van
de

contemporaine

antropologie.

Het

was

met

name

de

fysieke

antropologie de voorloper van de biologische antropologie die door


wetenschappers werd beoefend. Kenmerkend voor deze specifieke vorm
van de sociale wetenschap is dat het primair was gericht op observatie en
classificatie van de subjecten. De onderzoekers zagen zichzelf niet als een
factor van invloed. Voor de classificering werd veelal gekeken naar
aspecten als gebruiken, uiterlijke kenmerken, taal en cultuur (zowel de
materialen die door de subjecten worden gemaakt als uitingen van kunst
of muziek).
Deze aspecten werden samen gebracht onder de noemer ras, een
term waarvan de betekenis nogal aan verandering onderhevig is geweest.
De sociale antropologe Audrey Smedley en politiek onderzoeker Brian D.
Smedley hebben een uitgebreide schets gemaakt van de genealogie van
de term ras. Daar kwam naar voren dat de term aan het eind van de
achttiende eeuw pas een nadrukkelijke racistische lading kreeg, toen
blanke Amerikanen de slavernij van Afrikanen probeerden te legitimeren in
een tijd die in teken stond van ideen over vrijheid, gelijkheid en
democratie. De discussie over de menselijkheid van Afrikanen werd
doorgetrokken in de negentiende eeuw, toen menigeen het idee bleef

aanhangen dat Afrikanen en blanken niet van dezelfde origine waren. 1 De


term ras was vanaf de achttiende eeuw tot in de late negentiende eeuw
dus in essentie racistisch. Inherent aan het antropologische discours lagen
duidelijke machtsstructuren.
Deze constatering is niet beladen met een morele veroordeling: de
feiten moeten immers beschouwd worden in hun respectievelijke context.
Rondom de kwestie van menselijke origine bestond nog geen algemene
consensus ten gunste van de monogenese, ofwel het idee dat de mens
van

elke

kleur,

taal

en

uiterlijk

dezelfde

voorvaders

heeft.

Het

tegenovergestelde idee, die van de polygenese wat inhoudt dat de mens


van meerdere oerstammen afstamt , was destijds nog algemeen
geaccepteerd. Het is onder deze omstandigheden dat er door de
antropologen

onderzoek

werd

gedaan.

Deze

beweeggrond

maakte

racistische onderzoeken tot een mogelijkheid omstandigheden die


racistische onderzoeken mogelijk maakten.2
De opkomst van de Belgische antropologie liep synchroon met een
wisseling van de wacht in Congo. Het grote project van de Belgische vorst
Leopold II om van de Congo het paradijs van de vrijhandel te maken was
uitgelopen op een fiasco. De exploitatie van de rubberbomen, waarvan het
toezicht was toebedeeld aan de inlanders zelf, leidde tot lugubere
situaties die in Europa zorgde voor grote ontwaarding. In 1908 besloot de
Belgische staat om het bestuur over de Congo over te nemen en het in
geheeld bij de staat te voegen als kolonie. Congos nieuwe status als
Belgisch-Congo betekende dat de kolonie intensiever werd bestuurd en
gereguleerd. Om te kunnen regeren was kennis van de subjecten
noodzakelijk. Zodoende werden er vanuit de metropool mensen gestuurd
1 A. Smedley en B.D. Smedley, Race as biology is fiction, racism as a social
problem is real. Anthropological and historical perspectives on the social
construction of race, American Psychologist 60 (2005) 19.
2 H.H. Odom, Generalizations on race in nineteenth-century physical
anthropology, Isis 58 (1967) 6.

Het afhakken van de handen van arbeiders door opzichters die niet tevreden
waren met de gedane arbeid.
3

die als missie hadden om de etnische groepen binnen de Congo te


bestuderen en te classificeren. Dat deze mensen weinig etnografische
kennis hadden werd voor liefgenomen, aangezien Belgi nog maar net
beschikte over een

bureau voor etnologische studies. 3 Zo ontstond

uiteindelijk een etnische taxonomie in de vorm van elf boeken, de


Collection des Monographies ethnographiques waarvan de informatie
werd gebruikt voor het opzetten van beleid. Het Belgische etnografische
bureau werd, zoals de Belgische cultuurhistoricus David van Reybrouck
schrijft een instelling met expertise die werd omgezet in invloed.4
In zijn boek Congo Tentoongesteld bespreekt de Vlaamse cultureel
antropoloog en historicus Maarten Couttenier hoe het contact met de
kolonie leidde tot een self-congratulating comparison.5 Het contact met
de kolonie werkte als een genverteerd spiegelbeeld voor de negentiendeeeuwse Europese elite die de beschaving situeerde binnen de eigen
westerse samenleving.6 De eigen Europese samenleving was dus een
belangrijke spil in het antropologische web dat in de late negentiende en
vroege twintigtigste eeuw werd geweven. De manier waarop de Afrikaanse
subjecten in de periferie werden gerepresenteerd, namelijk als wilden,
vertelt ons meer over de metropool dan bestudeerde mensen. Het eigen
gelijk, het idee de eigen samenleving ver vooruit was op de bestudeerde,
domineerde.

Dankzij

representatie

van

Afrikanen

als

wilden,

zo

geobserveerd door de fysieke antropologie, kon Belgisch imperialisme


worden gelegitimeerd.7 Dit had weer gevolgen voor het gemaakte
bestuurlijke beleid.
3 D. Van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis (Amsterdam 2012) 124-125.
4 Van Reybrouck, Congo (Amsterdam 2012) 125.
5 M. Couttenier, Congo tentoongesteld. Een geschiedenis van de Belgische
antropologie en het museum van Tervuren (Leuven 2005) 16.
6 Couttenier, Congo tentoongesteld (Leuven 2005) 16.
7 Ibidem, 17.
4

II
De consequenties van de classificatie voor de etnische groepen in Congo
was ingrijpend. Waar voor de komst van de Belgische etnografen de
scheidslijnen tussen etnische groepen nog flexibel en relatief waren
werden ze daarna juist onverzettelijk en absoluut. Deze realiteit bestond
aanvankelijk alleen vanuit het perspectief van de kolonisator, maar werd
uiteindelijk ook overgenomen door de Congolezen zelf.

Een belangrijk

aspect van de etnische classificaties was dat deze gefixeerd waren op de


stammenverdeling. De stam werd een primaire bron van identificatie.
Verzameling in stamverband was geen nieuwe ontwikkeling. Alvorens de
kolonisator de etnische groepen begon te bestuderen was er al sprake van
Bakongo of Balanga, maar dit was niet een homogeniserend en uitsluitend
feit. Onderlinge uitwisseling was mogelijk en vond ook plaats. Met de
komst van de antropologen was dus ook de geest van het tribalisme ()
uit de fles.8 Dit werd van bovenaf versterkt door het koloniale beleid,
maar ook van onderaf dankzij educatieve initiatieven van (voornamelijk)
katholieke missionarissen.
Op de missionarisscholen, die door de hele kolonie waren verspreid,
werden kinderen onderricht in de demografie van de samenleving. Het
werk van de antropologen werd zo ingebed in de samenleving. In de
schoolboeken die door de missionarisscholen werd gebruikt kwam dat als
volgt naar voren:
De inwoners van Congo zijn zwarten. Men heeft hun aantal nog niet geteld.
Het loopt op tot zestien miljoen. Ze vallen uiteen in verschillende stammen
() De Basorongo wonen bij de oceaan. De Bakongo stroomopwaarts, bij
Boma, Matadi, Kisantu, aan de linkeroever van de rivier. Het zijn dokwerkers
en stevige arbeiders.9

Bewuste generalisatie. Bedoeld hiermee wordt het geheel aan volkeren


woonachtig in Belgisch Congo.
8 Van Reybrouck, Congo (Amsterdam 2012) 126.
9 Ibidem, 128.
5

Opvallend daarbij is hoe de Bakongo wordt toebedeeld aan een


afgebakend gebied (op de linkeroever van de rivier) en hoe ze fysieke
aspecten krijgen toebedeeld (stevige arbeiders) alsook een beroep
(dokwerkers).

Het

is

een

indeling

met

een

sterk

essentialistisch

uitganspunt. Voortaan werd alsmaar vaker gesproken over de Bangala of


de Batikitiki als stammen waarvan duidelijk was waar ze woonden, wat
voor mensen het waren en waar ze gespecialiseerd in waren. De
antropoloog Nicholas Thomas definieert dit als een vorm van taal die
primitieve

gemeenschappen

homogeniseert

en

hun

kenschetsing

reduceert tot het idee van een original nature of essentie.10 Dit levert een
beperkend perspectief op dat grote gevolgen heeft gehad op de politieke
vorming van de volkeren, waar ik later in dit essay verder op in zal gaan.
Voor vele Congolezen was de missionarisschool de enige vorm van
onderwijs die genoten kon worden. Ten tijde van de onafhankelijkheid telde
Belgisch-Congo circa 13.000.000 Afrikaanse inwoners, waarvan er een
summiere achttien personen over een universitaire diploma beschikten. 11
De Belgische kolonie had dan ook niet veel universiteiten in het land.
Grote uitzondering vormde de Katholieke Universiteit van Leuven die een
afdeling opende in Leopoldville (het huidige Kinshasa). Naast het
Lovanium bestonden er weinig andere educatieve initiatieven voor hoger
onderwijs in de kolonie. Volgens de aan de Katholieke Leuvense
universiteit verbonden historicus Ruben Mantels is dit met name te danken
aan het onderwijssysteem van Belgisch-Congo dat een eigenaardigheid op
zich was. De kolonisator liet het onderwijs over aan het gesubsidieerde
priv-initiatief, en dat waren in de praktijk de missiecongregaties. 12 De
missionarisscholen vormden dus machtige sociale instituten en maakten
10 G. Schutte, Colonialism and eurocentrism. Anthropology: guilty as charged?,
Reviews in Anthropology 28 (1999) 125.
11 W.R. Bascom, Tribalism, nationalism, and pan-Africanism, Annals of the
American Academy of Political and Social Science 343 (1962) 24.
12 R. Mantels, De klacht van Nkunda. Over universiteiten, kolonisatie en
dekolonisatie in Belgisch-Congo, Studium 3 (2010) 64-65.
6

zodoende deel uit van het overheersende koloniale discours. Toen het
nieuws de kolonie bereikte dat er op een niet al te lange tijd verkiezingen
zouden worden gehouden die een nieuwe periode van onafhankelijkheid
zouden inluiden, was het intellectuele klimaat nog pril en onvolgroeid. Er
waren maar weinig hoogopgeleiden die de dominante krachten van het
Congoleze tribalisme konden relativeren en doorbreken.
Met de onafhankelijkheid in het verschiet ontstond ook de vraag naar
politieke organisatie. In de Congo voltrok dit proces zich niet met een
duidelijke ideologische insteek. In plaats van partijen die opkwamen voor
een

bepaalde

doelgroep,

zoals

arbeiders,

ontstonden

er

politieke

groeperingen die gefixeerd waren op het belang van de eigen stam.


Volgens de historicus D.J. Crowley voltrok dit proces zich zelfs in de
provincie Katanga, waar mensen uit verschillende stammen met elkaar
samenwerkte in mijnen, volgens de lijnen van de stam.13 De culturele
associaties van de stammen waren cruciaal voor de politieke werkelijkheid,
die werd geleid door de evolus (de Afrikaanse bourgeoisie in Congo).
Resultaat is dat rond het begin van de jaren 1960 er 113 politieke partijen
bestonden in Belgisch-Congo, waarvan alleen Lumumbas Mouvement
National Congolais nationale pretenties had.14 Het politieke landschap van
Congo dat ontstond in de aanloop naar onafhankelijkheid is dus sterk
benvloed geweest door het tribalisme, dat op zich weer bestaat bij de
gratie van de etnografische opbrengsten van de antropologen in de late
negentiende en vroege twintigste eeuw.
De hierboven geschetste situatie is echter niet alleen het resultaat van
tribalisme en de classificering en essentialisering van etnische groepen.
De politieke situatie is mede een uitkomst van de uitgestrektheid van het
land, die bijna de helft van Centraal-Afrika omvangt. Dit proces was lang
voor de komst van de antropologen al in werking gezet, toen Afrika op de
tekentafel werd verdeeld onder Europese staten. Daarnaast maakt de
13 D.J. Crowley, Politics and tribalism in the Katanga, The Western Political
Quarterly 16 (1963) 69-72.
14 D.J. Crowley, Politics and tribalism in the Katanga, 69-72.
7

invoering van nationale verkiezingen, volgens historicus Arif Dirlik, deel uit
van een colonial discourse. Van een grote samenleving wordt verwacht dat
de lokale identiteiten zich schikken naar een nationale identiteit. 15 Een
idee dat afkomstig is uit de metropool. De etnografische taxonomie heeft
echter op ditzelfde discours veel invloed gehad.
Conclusie
De fysieke antropologie in de late negentiende en vroege twintigste eeuw
was racistisch. Observaties en classificeringen werden gemaakt door een
lens die sterk benvloed werd door ideen en opvattingen uit Europa. Het
beeld dat werd opgedaan van de Ander was dus verstoord door een
constante reflectie met het Eigen. Geheel vernieuwend zijn deze
opvattingen niet. Vanuit het perspectief van de colonial discourse is het
echter belangrijke informatie, omdat het licht schijnt op de bron van het
koloniaal beleid in Belgisch-Congo. De antropologische opbrengsten
hadden een grote invloed op het gemaakte beleid en een wetenschap met
een,

in

essentie,

racistisch

uitgangspunt

werkt

een

bepaalde

machtsbalans in de hand. Deze balans werkte, al dan niet bewust, als een
legitimatie van Belgisch imperialisme. Daarnaast werd het mentale beeld
dat van de Congolezen was ontstaan omgezet in sociaal-politiek beleid. Dit
beleid had als gevolg dat de etnische groepen zich begonnen te voegen
naar dit perspectief. Op zijn beurt resulteerde dit in een versteviging van
het belang van de stam. Dit tribalisme bemoeilijkte de democratische
verkiezingen in de aanloop naar onafhankelijkheid. Vandaag de dag zorgt
de affectiviteit met de stam nog steeds voor

oproer, met name in de

oostelijke regios Noord- en Zuid-Kivu en de Ituri, waar het tribalisme


gepaard gaat met een strijd om natuurlijke grondstoffen. De etnografische
taxonomie van de volkeren in Belgisch-Congo is dus een belangrijke factor
van invloed geweest op de colonial discourse daarginds.

15 A. Dirlik, Rethinking Colonialism. Globalization, postcolonialism, and the


nation, Interventions: International Journal of Postcolonial Studies 4 (2002) 428,
435-438.
8

Ondanks de belangrijke spilfunctie van de Vrijstaat Congo en BelgischCongo voor zowel de Belgische, de Congoleze als de Afrikaanse
geschiedenis is de geschiedenis van het land relatief onderbelicht. Als
eerste Afrikaanse kolonie die onafhankelijkheid verkreeg heeft het een tijd
lang

een

belangrijke

voorbeeldfunctie

gehad

voor

andere

onafhankelijkheidsstrijden. Met name op het gebied van de discoursanalyse is nog maar weinig geschreven. Dat is jammer want de
onderzoeken hebben de potentie om licht te schijnen op onze huidige
samenleving. Onderzoeken zoals die van Maarten Couttenier naar het
effect van de periferie op de Belgische metropool zijn daarom meer dan
welkom.

Bibliografie
A. Dirlik, Rethinking colonialism. Globalization, postcolonialism, and the nation,
Interventions: International Journal of Postcolonial Studies 4 (2002) 428-448.
A. Pennycook, The Modern Mission. The language effects of Christianity, Journal of
Language, Identity & Education 4 (2005) 137-155.
A. Smedley en B.D. Smedley, Race as biology is fiction, racism as a social problem is real.
Anthropological and historical Perspectives on the social construction of race, American
Psychologist 60 (2005) 16-26.
B. Freund, The making of contemporary Africa. The development of African society since
1800 (Basingstoke 1984).
D. Van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis (Antwerpen 2012).
D.J. Crowley, Politics and tribalism in the Katanga, The Western Political Quarterly 16
(1963) 68-78.
E.W. Said, Orientalism (Londen 2003).
F. Fanon, Black skin, white mask (New York 2008).
G. Schutte, Colonialism and Eurocentrism. Anthropology: guilty as charged?, Reviews in
Anthropology 28 (1999) 123-136.
G.E. Marcus, Ethnography in/of the world system. The emergence of multi-sited
ethnography, Annual Review of Anthropology 24 (1995) 95-117.
H.H. Odom, Generalizations on race in nineteenth-century physical anthropology, Isis 58
(1967) 4-18.
J. Wenzel, Review: Imagining the Congo. The international relations of identity, The
International Journal of African Historical Studies 36 (2003) 485-487.
K.C. Dunn, Imagining the Congo. The international relations of identity (Londen 2003).
M. Couttenier, Congo tentoongesteld. Een geschiedenis van de Belgische antropologie en
het museum van Tervuren (Leuven 2005).
P. Goff en K.C. Dunn (ed.), Identity and global politics. Theoretical and empirical
elaborations (Londen 2004).
P. Pels, The anthropology of colonialism. Culture, history, and the emergence of western
governmentality, Annual Review of Anthropology 26 (1997) 163-183.
R. Mantels, De klacht van Nkunda. Over universiteiten, kolonisatie en dekolonisatie in
Belgisch-Congo, Studium 3 (2010) 61-73.
W.R. Bascom, Tribalism, Nationalism, and Pan-Africanism, Annals of the American
Academy of Political and Social Science 343 (1962) 21-29.

10

You might also like