Professional Documents
Culture Documents
Mentale Training in Het Jeugdvoetbal
Mentale Training in Het Jeugdvoetbal
Mentale Training in Het Jeugdvoetbal
Mentale training in
het jeugdvoetbal
Hoe kunnen opleiders hun spelers mentaal sterker maken? Enkele stappen
op braakliggend terrein in de jeugdvoetballand
Matthias Ballieu
6WWIA
01
Dhr. Dejaegher
Voorwoord
De keuze voor het onderwerp mentale training in het jeugdvoetbal was grotendeels voor de hand
liggend. Al drie jaar ben ik actief als trainer in het jeugdvoetbal, grotendeels op provinciaal niveau bij
de onderbouw van KFC Poperinge. Daar had ik de U7 en de U9 onder mijn hoede. Tegelijkertijd
begeleidde ik ook jeugdspelers in het G voetbal, een werking voor jongeren met een verstandelijke
of fysische beperking.
Naast de activiteiten te KFC Poperinge ben ik ook actief als trainer bij de Balbalschool en in het
Evolution Center van KV Kortrijk. Bij deze twee werkingen gaat het vooral over voetbalstages tijdens
de vakantieperiodes en technieklessen.
Doorheen deze periode deed ik veel ervaring op en kwam ik in contact met heel veel jeugdspelertjes.
Iedereen heeft zijn eigen karakter, persoonlijkheid en dat maakt het toch allemaal uniek. Door mijn
ervaringen ben ik ervan overtuigd dat het mentale aspect met een niet te onderschatten invloed het
sportieve bepaalt. Dat mentaal gedoe wordt wat gezien als een blackbox en zo was het dus voor
mij een uitdaging om hiermee aan de slag te gaan.
Om aan mijn motivatie om mezelf te blijven ontwikkelen te weerstaan volgde ik verschillende
trainersopleidingen. In 2014 behaalde ik het Getuigschrift C diploma (Initiator voetbal). In juni
2015 hoop ik mijn Getuigschrift B diploma (Instructeur voetbal) te kunnen afronden. Naast de
bijscholingen ben ik geregeld aanwezig op een clinic of een infoavond over n welbepaald topic.
Onlangs volgde ik ook 20 uren opleiding voetbalpsychologie in Drongen. Deze sessies werden
verzorgd door Eva Maenhout en Kris Perquy, twee sportpsychologen o.a. actief bij AA Gent en Cercle
Brugge.
Dit werk werd mede mogelijk gemaakt door verscheidene mensen. Allereerst wil ik het Sint
Janscollege, vertegenwoordigd door mijn begeleider Dhr. Dejaegher bedanken voor zijn inzet en
bereikbaarheid naar mij toe. Ik kon telkens bij hem terecht met mijn vragen.
Mijn ervaring uit de praktijk die ik kon gebruiken in mijn werk heb ik te danken aan Kristof Mortier,
hoofdtrainer en oprichter van de Balbalschool. Eveneens volgde ik verschillende trainerscursussen en
clinics aan hem en was hij mijn jeugdcordinator bij KFC Poperinge. Hij bracht mij veel bij, door hem
kon ik mijzelf ontwikkelen sinds de start van al mijn trainersactiviteiten in het jeugdvoetbal.
Ook wil ik Jelle Schelstraete, jeugdmanager van KV Kortrijk, en mijn broer Pieter, hoofd van het KVK
Evolution Center bedanken voor mijn opgelopen ervaring tijdens de stage-werking. Jelle en Kristof
bezorgden me eveneens verschillende boeken en informatie die ik zeker heb kunnen gebruiken om
dit werk tot stand te brengen.
Ik wens de lezer veel genot en hoop dat dit werk bruikbaar kan zijn voor alle mensen die dicht staan
bij het opleiden van jeugdvoetbalspelers. De rol van een sportpsycholoog wordt in dit werk bewust
achterwege gelaten. Dit om de brug naar de praktijk zo klein mogelijk houden. Alle informatie zou
dus toegankelijk moeten zijn voor iedere trainer.
Voorwoord
Inhoudstafel
Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Inhoudstafel ............................................................................................................................................ 3
Inleiding ................................................................................................................................................... 6
1
Concentratie ............................................................................................................................ 8
1.1.1
Inleiding ........................................................................................................................... 8
1.1.2
Wat? ................................................................................................................................ 8
1.1.2.1
Selectieve aandacht..................................................................................................... 8
1.1.2.2
1.1.2.3
1.1.2.4
1.1.3
Afleiders ......................................................................................................................... 11
1.2
Motivatie ............................................................................................................................... 12
1.3
Zelfvertrouwen ...................................................................................................................... 12
1.4
Teamgeest ............................................................................................................................. 13
1.5
Weerbaarheid........................................................................................................................ 13
1.6
Winnaarsmentaliteit.............................................................................................................. 14
Wat? ...................................................................................................................................... 15
2.1.1
Brengt het handelen van de sporter samen met zijn persoon en behoeftes ................. 15
2.1.2
Verbindt de sporters met wie ze innerlijk zijn, met hun zingeving en identiteit ............ 15
2.1.3
Een totaalbenadering die het individueel cognitieve emotionele/mentale en motorische
verbindt. 16
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.3
2.2.3.1
2.2.3.2
De 16 profielen en 4 temperamenten................................................................................... 19
2.4
3
Inleiding ................................................................................................................................. 22
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.2.1
3.2.2.2
3.2.2.3
Gedentificeerde regulatie......................................................................................... 23
3.2.3
3.2.4
3.3
3.3.1
3.3.2
3.4
3.4.1
3.4.2
3.4.2.1
3.4.2.2
3.4.2.3
3.4.1
3.5
Besluit ............................................................................................................................ 27
Doelorintatie ....................................................................................................................... 28
3.5.1
Taakorintatie ............................................................................................................... 28
3.5.2
3.5.3
3.5.4
3.5.5
Feedback ....................................................................................................................................... 31
4.1
4.1.1
Fixed mindset................................................................................................................. 31
4.1.2
4.1.3
4.1.4
4.2
4.2.1
4.2.2
4.3
5
4.2.2.1
4.2.2.2
4.2.2.3
Neurologische verklaring....................................................................................................... 37
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.3
Besluit ............................................................................................................................................ 39
Bibliografie .................................................................................................................................... 40
7.1
Boeken ................................................................................................................................... 40
7.2
Internet.................................................................................................................................. 40
Inleiding
Uit onderzoek blijkt dat bij 2/3 van de jeugdvoetballers de zin weg is en men uit het voetbal stapt
voor zn 18de. Het zogenaamde drop out effect.
Een jeugdspeler kan zich niet aan de regels houden. Hij heeft moeite met iedere vorm van
autoriteit. Hij heeft zo een negatieve invloed op de groep.
Een keeper maakt een grote blunder, hij laat een terugspeelbal onder zn voet in het doel lopen. Bij
volgende gelijkaardige fases heeft hij een hele grote angst voor een gelijkaardige blunder.
Bovenstaande voorbeelden zijn slechts een greep uit verscheidene mentale problemen die
frequent voorkomen in het jeugdvoetbal. Het opleiden van jonge voetballers bestaat uit 4 facetten.
Men kan focussen op het technische, tactische, fysische en mentale aspect. Voorlopig is echter het
mentale gedeelte veelal braakliggend terrein. Vreemd, want de mentale sterkte is net de rode draad
voor het presteren op technisch, tactisch en fysisch vlak. Wanneer men mentaal sterker staat, haalt
men meer uit zichzelf.
Men moet als trainer verder durven te gaan dan enkel zich te beperken tot het fysieke, tactische en
technische. Opleiders moeten hun spelers en hun voorkeuren en behoeftes in kaart brengen. Zo
kunnen ze hen beter begrijpen. In dit werk worden mentale profielen en natuurlijke voorkeuren
besproken. Doordat een coach zich er bewust van zal zijn dat verschillende profielen bestaan en zo
zijn spelers meer probeert te begrijpen, kan hij meer streven naar maatwerk. Een trainer zal zo meer
zicht hebben op het gedrag van de speler in de toekomst en zal daarmee rekening kunnen houden in
zijn coaching in begeleiding. Met andere woorden, maatwerk op het niveau van het individu!
De beste coaches begrijpen dat hun echte rol niet primair het doceren van stof is maar het
aansluiten bij hoe het leren en presteren voor de sporter werkt.
Later in dit werk wordt ook nog aandacht besteed aan het motiveren van jeugdspelers. De
verschillende soorten motivatie worden besproken en hoe deze geprikkeld kunnen worden. Hier zal
de communicatie en feedback een belangrijke rol in spelen.
Ten slotte wordt er een stukje toegewijd aan hoe jeugdspelers nu het duurzaamst gaan leren. De
traditionele werking wordt vergeleken met de differentile.
In het braakliggend terrein heersen er nog veel misvattingen over het mentale gedeelte van een
voetballer. Enkele voorbeelden:
-
Inleiding
Ik hoop dat de lezer van dit werk achteraf kan terugblikken en deze bovenstaande stellingen kan
weerleggen.
Opmerking: In dit werk wordt er soms geschreven in de 3de persoon enkelvoud (hij), waarmee ik
absoluut geen meisjes in het jeugdvoetbal wil uitsluiten of discrimineren. Dit ontstond enkel uit
praktische overwegingen. Wanneer er een hij voorkomt, mag er ook een zij gelezen worden.
Inleiding
1.1
Concentratie
1.1.1
Inleiding
Voetbal
is
een
sport
die
veel
concentratievermogen vergt van spelers. Het
spelletje blijft geen seconde hetzelfde en
posities worden constant gewijzigd. Een speler
moet in elke nieuwe situatie informatie
verzamelen op dewelke hij zijn keuzes en
beslissingen kan baseren. Doorheen deze
transferwet (van waarnemen tot beslissen naar
uitvoeren) moet men ook nog bestand zijn tegen
de verschillende afleiders (scheidsrechterlijke
beslissingen,
roepende
supporters,
tegenstrevers,).
Toch valt Let toch eens op, jongen, wordt
wakker, vaak gehoord op het voetbalveld.
Spelers hebben dus moeite met concentratie.
Figuur 1
1.1.2
Wat?
Concentratie is een toestand die plaats vindt in het hier en nu. Een jeugdspeler kan in concentratie
komen door zn aandacht te richten, door zich te focussen. Hij kan kiezen op welk aspect hij zich gaat
focussen: op de bal, op zn tegenstander, op het publiek of op een ruzie met de coach tijdens de
afgelopen training.
De aandacht richten op n welbepaald aspect is dus niet eenvoudig. Hieronder volgen drie
kenmerken van aandacht en de moeilijkheden die ondervonden kunnen worden.
1.1.2.1 Selectieve aandacht
Een speler wordt doorheen de wedstrijd overladen met informatie. Op het moment zelf moet hij een
onderscheid maken in de informatie die voor hem op dat moment belangrijk of niet-belangrijk is.
Bijvoorbeeld bij het nemen van een vrije trap moet een speler zijn aandacht selectief richten op de
positie van het muurtje en keeper. Andere niet belangrijke zaken als gedachten, geroep, gevoelens,
moeten achterwege blijven.
Smal
-
Intern smal
Intern breed
Extern smal
Extern breed
In een wedstrijd moet een speler regelmatig switchen van aandachtsstijl. Hij kiest dan de
desbetreffende stijl die op dat moment het meest geschikt is. Weliswaar heeft iedere speler een
voorkeur voor een welbepaalde stijl (basisstijl). Wanneer er echter voortdurend en alleen gebruik
wordt gemaakt van een aandachtsstijl kan er mentale overbelasting ontstaan. Om die overbelasting
tegen te gaan kan men gebruik maken van een stijl tegenovergesteld aan de basisstijl. Wanneer het
spel stil ligt kan zon verdediger met een extern smalle basisaandachtsstijl zich ontspannen door
zijn aandacht te richten op zijn gedachten en gevoelens (intern breed).
Een trainer kan in de praktijk zorgen dat het gebruik van de aandachtsstijlen afgewisseld worden op
training. Zo moet er tijdens een positiespel vooral gebruik gemaakt worden van een intern breed te
richten, de speler moet overzicht hebben en het geheel zien en hij moet voortdurend keuzes maken.
Terwijl er bij een afwerkoefening vooral gefocust moet worden met een extern smalle
aandachtsstijl. Er moet vooral gelet worden op de bal en het gevoel in de wreeftrap.
1.1.2.4 Voorbeelden toegepast op aandachtsstijlen
Om de aandachtsstijlen nog wat te verduidelijken worden hieronder enkele voorbeelden besproken:
In klassieke pass en trapvormen waarbij er van potje naar potje gespeeld moet worden is vooral de
extern smalle aandachtsstijl van belang. Spelers moeten weinig nadenken. Wanneer we echter de
potjes wegnemen (zodoende moeten de spelers zelf hun positie aanpassen) en eventuele
keuzemogelijkheden gaan integreren in de vorm wordt deze al complexer. De spelers zullen meer
moeten nadenken en zullen zich moeten focussen met de extern brede aandachtsstijl. Spelers
zullen de posities van de medespelers moeten waarnemen, kijken waar de ruimte is en afhankelijk
daarvan keuzes maken.
Wanneer een speler constant slaapt in de duels, kan dit voor hem een actiepunt in zijn persoonlijk
ontwikkelingsplan zijn. De speler moet weerbaarder zijn, en gebrand zijn voor hij het duel ingaat om
het te winnen. Men kan bijvoorbeeld afspreken met de speler wanneer hij een duel ingaat, dat er
n specifiek woord STEVIG gecoacht wordt, zodat hij meteen wakker geschud wordt en zijn
aandachtsstijl intern smal gefocust kan worden. Enerzijds is duelling een technisch/fysiek gegeven,
waar de verantwoordelijkheid niet altijd 100% bij de speler ligt, maar anderzijds gaat het bij duelling
grotendeels ook over het mentale gegeven (het al dan niet in duel durven gaan).
Een laatste voorbeeld is wanneer er gespeeld wordt in de zwakke zone van de tegenpartij. De nieuwe
flankspeler bij de flankwissel moet in deze situatie kunnen omschakelen, kijken hoe hij zijn positie
moet aanpassen in functie van de bal, in functie van de positie van zn eigen asspelers en in functie
van de positie van zijn directe tegenstander. Hij moet zijn eigen positie aanpassen naar het
totaalbeeld: intern breed. De nieuwe flankspeler moet laag komen, aanspeelbaar zijn, maar vaak
zal men zien dat deze hoog blijft in zijn oorspronkelijke positie. Dit gegeven heeft weliswaar ook
deels met tactische vaardigheden en spelinzicht te maken, maar wanneer de nieuwe flankspeler
staat te slapen of niet goed in zn vel zit en de bal niet durft te vragen, heeft dit wel duidelijk met
mentale vaardigheden te maken!
10
1.1.3
Afleiders
Spelers worden afgeleid door verschillende factoren die zowel sportief als niet sportief kunnen zijn.
Afleiders hebben een negatieve invloed op de taak zelf. Afleiders binnen de sport worden hieronder
geschetst in cirkels. De middenste cirkel is de eigenlijke taak, de sportprestatie zelf. Hoe verder men
zich begeeft in de figuur, hoe verder men zich bevindt van de middenste cirkel, hoe minder
concentratie er is voor de eigenlijke taak en dus hoe groter de negatieve invloed op de prestatie.
1. Eigenlijke taak, sportprestatie
2. Directe afleidingen, de omgeving: Het zijn afleiders die het dichtst staan bij de sportprestatie
van de speler. Bijvoorbeeld: Teamgenoten, publiek, tegenstanders, scheidsrechter, weer,
vermoeidheid,
3. Dwingende gedachten: De speler is zijn eigen prestatie aan het beoordelen. Hij stelt voor
zichzelf hoge eisen, die bijna strevend zijn naar perfectie. Hierbij volgt misschien meteen ook
innerlijke negatieve zelfkritiek.
4. Denken aan het eindresultaat, slagen of falen: Spelers denken aan dreigend verlies of
nakende overwinning. De gedachten en gevoelens die ervaren worden, gaan ten koste aan
het eigen spel.
5. Gevolgen van het eindresultaat: Men vraagt zich misschien wat de meningen en commentaar
zullen zijn van de trainers, ouders,
6. Zingevingsvraag: Men is het verst verwijderd van de uit te voeren taak. De speler wordt hier
afgeleid door vragen als Wat doe ik hier? of Wil ik nog wel blijven voetballen?
Figuur 2
11
1.2
Motivatie
1.3
Zelfvertrouwen
We zien vaak een gebrek aan initiatief bij jeugdvoetballers. Een flankverdediger krijgt de bal
ingespeeld van de keeper maar durft niet door te draaien. Hij kaatst terug op de keeper, waarop er
veelal een doelloze lange bal volgt.
Spelers zonder zelfvertrouwen redeneren als volgt: Als ik geen risico in mijn spel leg, kan ik ook niet
missen. Misschien vreest de desbetreffende speler wel een preek van de trainer wanneer hij in de
fout zou gaan, terwijl hij net zijn eigen grenzen moet verleggen en durven initiatief te nemen. Als
iedereen zo zou redeneren, dan krijgen we een team met een echte laisser faire, laisser passer
gedachte. Een voetbalspel dat niemand wil aanschouwen, waar jeugdvoetballers geen geleerde
zaken willen uitproberen. Een voetbalspel dat voor de spelers geen plezier is, maar eerder een
gegeven van stress, faalangst en dergelijke.
Een gebrek aan zelfvertrouwen leidt veelal tot een gebrek aan creativiteit. Een timide persoon, die
aan zichzelf twijfelt, zal weinig creativiteit en aldus risico in zijn spel durven leggen.
Zelfvertrouwen kan men echter ook in een positieve houding van zich afstralen. Een aanvaller kan vol
overtuiging, assertiviteit en snelheid dribbelen naar zijn tegenstander in een 1vs1 situatie. De
gedachte Ik ga u hier passeren moet door zijn hoofd spoken.
12
1.4
Teamgeest
Voorbeeld: Een speler kiest bewust voor de soloactie terwijl er 3 medespelers vrij staan en een pass
veel effectiever zou zijn. Hij heeft geen voeling voor het collectief gebeuren.
Spelers kunnen individualistisch gericht zijn en binnen het teamgebeuren enkel aan hun eigen
individu denken. Bij de hele kleinste jeugdvoetballers (U5,U6,U7) is dit typerend vanuit hun nature.
Zij zijn nog niet rijp om te denken in functie van het collectief en zijn medespelers. Deze spelertjes
denken enkel aan ik en de bal. Individualistische spelers gaan ook minder andere medespelers gaan
coachen. Dit kan ook echter te maken hebben met het timide zijn al dan niet, introvert of extravert,
Figuur 3
1.5
Weerbaarheid
Een speler zit niet in de wedstrijd omdat hij daarnet zich een doelpunt te verwijten heeft. Hij denkt
nog teveel aan de vorige fase en heeft zo angst bij ieder balcontact. Een andere speler kreeg daarnet
enkele negatieve opmerkingen van de supporters en is hij onvoldoende weerbaar om dit te
weerleggen. Het zijn slechts enkele voorbeelden,
Jeugdvoetbalspelers komen veel in contact met situaties die emoties oproepen zoals winst of verlies,
individuele tegenslagen, een slechte pass, een onverwachte achterstand In dergelijke situaties
moet men mentaal sterk staan. Een grote mentale weerbaarheid stelt de speler in staat onder alle
omstandigheden optimaal gebruik te maken van al zijn vaardigheden, zonder daarbij te worden
afgeleid door negatieve gevoelens (faalangst, schrik,), storende gedachten en negatieve invloeden
uit de omgeving.
Waaruit bestaat een mentaal profiel?
13
1.6
Winnaarsmentaliteit
Figuur 4
Wanneer de drang om te winnen zo groot is en men uiteindelijk toch verliest, dan is dit soms moeilijk
te aanvaarden. De drang mag echter wel niet in het ziekelijke overgaan. Spelers moeten zichzelf
onder controle kunnen houden en rationeel blijven nadenken. Jeugdvoetballers gaan soms zo
excuses zoeken en de essentie uit het oog verliezen. Verliezers zoeken excuses, winnaars hebben
een plan.
14
Wat?
2.1.1
Talent betekent dat je in staat bent succes te halen in een specifieke beweging, actie, moment, Je
bent in staat om te slagen. De ingesteldheid, attitude bepaalt of je zult slagen. Van jongs af aan
moeten trainers de ingesteldheid, attitude kunnen benvloeden van de speler wanneer het misloopt.
Men verwacht dat spelers zo maximaal mogelijk informatie oppikken, leren, waarnemen, juiste
keuzes maken, En een trainer probeert zn spelers zo goed mogelijk te coachen, maar ieder individu
heeft een verschillende persoonlijkheid. Door het begrijpen van onze doelgroep en respecteren van
hun eigenheid proberen we een vertrouwensrelatie op te bouwen. Communicatie tussen speler en
coach is ontzettend belangrijk. Voor de coach kan het zo interessant zijn om een concreet beeld te
schetsen over de persoonlijkheden van zn spelers. Trainers kunnen dan gebruik maken van dat
beeld, profiel om zijn speler het best te gaan coachen of benaderen en om te weten hoe hij die
speler het best kan prikkelen. Een trainer probeert zo zijn stijl aan te passen aan het individu. Een
coachingsstijl kan men niet veralgemenen, want ieder persoon in het team is anders, verschillend,
geen one size fits all, eenzelfde benadering voor iedereen, maar werkelijk maatwerk op de unieke
eigenschappen van de speler zlf. De speler staat centraal. Zestien spelers zijn zestien verscheidene
persoonlijkheden die verschillende behoeftes hebben, verschillend reageren op wedstrijdsituaties
(stress, timide,), die een andere leeromgeving nodig hebben (fun elementen, competitiedrang. Zo
kan een trainer elke speler op die verschillende manier gaan benaderen.
2.1.2
Gericht coachen is een wisselwerking tussen enerzijds de coaching van de trainer aanpassen aan het
individu, volgens de ATB, en anderzijds de eigen waarden en normen en de eigen authenticiteit
bewaren. Een trainer moet zich voortdurend in vraag durven te stellen, kritisch zijn t.o.v. zichzelf.
Reflecteren, analyseren, reflecteren, Het zijn woorden die hoog in het vaandel gedragen moeten
worden.
ATB is absoluut geen heilige Bijbel of exacte wetenschap. Het biedt slechts inzicht ter ondersteuning
van de sporter en de coach om een allerbeste samenwerking te ontwikkelen en zo het maximale uit
de wisselwerking te halen. De sporter krijgt niet wat hij wil, maar wat hij nodig heeft om naar zijn
volgende niveau door te groeien.
ActionType Benadering
15
2.1.3
Een
totaalbenadering
die
het
individueel
emotionele/mentale en motorische verbindt.
cognitieve
ATB zet in op het ganse plaatje. Er wordt een verbinding tussen het cognitieve - emotionele
(=mentale) en het motorische gemaakt. Wanneer men in een bepaalde beweging niet slaagt, wordt
er ingezet op het mentale aspect. Lijdt de beweging onder externe omstandigheden? Stress, gebrek
aan zelfvertrouwen,? Daarnaast zijn er ook de motorische verklaringen, analyseren van de eigen
motoriek, fouten analyseren en eruit leren,
Doelstellingen van de ATB:
2.2
Voorkeuren en vaardigheden
ActionType Benadering
16
2.2.2
Om onze spelers te kunnen indelen volgens n welbepaald mentaal profiel probeert men ze te
schetsen op onderstaande vier schalen die hun levenshouding en gedragsstijl situeert:
Energie
Informatie
Beslissingen
Levensstijl
Voor iedere schaal hebben we telkens twee uitersten, ze worden beschreven in onderstaande tabel.
Het is de bedoeling dat de speler zlf zijn voorkeursdimensie voor iedere schaal zal bepalen. Zo
ontstaat er een combinatie van 4 opeenvolgende letters. Er zijn in totaal dus 16 mogelijkheden, 16
persoonlijkheden (profielen).
Energie - schaal
Extraverte speler (E)
Focus op de buitenwereld
Reageert zonder lang na te denken
Is spontaan en enthousiast
Heeft aandacht voor contact met anderen
Legt gemakkelijk contact met anderen
Staat graag op de voorgrond
Leert het beste door samen actief bezig te
zijn
Geeft de voorkeur aan de volgorde doen
denken - doen
-
Informatie - schaal
Sensing (S) Op het hier en nu gerichte speler
Intutief (N) Op de toekomst gerichte speler
- Ontvangt het liefst informatie die feitelijk
- Ontvangt het liefst informatie die
en praktisch is
gericht is op mogelijkheden
- Wil graag concrete opdrachten met details
- Is
genteresseerd
in
visie
en
- Is vooral gericht op successen in het heden
mogelijkheden
- Is praktisch ingesteld
- Is vooral gericht op uitdagingen in de
- Legt
de
nadruk
op
bestaande
toekomst
vaardigheden
- Is theoretisch ingesteld
- Wil weten waar hij aan toe is
- Legt de nadruk op nieuwe vaardigheden
- Geeft de voorkeur aan de volgorde feiten
- Houdt van originaliteit
overzicht feiten
- Geeft de voorkeur aan de volgorde
overzicht feiten overzicht
Beslissingen - schaal
ActionType Benadering
17
Feeling (F)
Is meevoelend en vriendelijk
Houdt van persoonlijke waarden
Neemt beslissingen die gebaseerd zijn
op persoonlijke waarden
Vindt sfeer belangrijk
Vindt tactvol zijn belangrijk
Wil graag de steun van anderen
Geeft en krijgt graag complimenten
Houdt niet van te veel logica
Heeft de voorkeur voor de volgorde
beleving objectiviteit - beleving
Perceiving (P) flexibele speler
Houdt van flexibele en spontane
levensstijl
Haalt energie uit het op zich af laten
komen
Wil zich aanpassen en houdt van
tijdelijkheid
Wil geen schemas en deadlines
Wil soepelheid en kan van de regels
afwijken
Heeft tijd nodig om tot een beslissing te
komen
Staat in de oefenstof open voor nieuwe
informatie
Kan zich gemakkelijk aanpassen aan
onverwachte veranderingen
Heeft de voorkeur voor de volgorde
verandering planning - verandering
Om het Action Type te benaderen laten we de speler zlf zijn voorkeuren benaderen. Toch volgt er
hier een woordje uitbreiding over hoe een trainer de voorkeuren van zn spelers in kaart kan
brengen.
In kaart (TECH, TACT, FYS, MENT) brengen van de capaciteiten van een speler is als coach het
moeilijkste. Trainers moeten vaker observeren. Men is meestal constant bezig met de
trainingsopbouw, coaching, omstandigheden creren om de doelstellingen halen, aanpassen, in het
trainingsmoment zelf, en zo wordt het observeren vaak verwaarloosd. Hoe goed slagen mijn
spelers nu in mijn doelstellingen? Begrijpen ze het voetbalverhaal op technisch/tactisch vlak? Hoe
reageren ze en gedragen ze zich op mentaal vlak? Een geslaagde inhoudelijke training geven volgens
een thema is n, informatie er uit halen voor de analyse en evaluatie is twee. Videoanalyse kan
hierin een heel groot hulpmiddel zijn.
ActionType Benadering
18
Een trainer kan verschillende manieren gebruiken om de capaciteiten van zn spelers in kaart te
brengen:
2.2.3.1 Op het veld: waarnemen
Hoe snel pikken spelers informatie op? Wat zijn hun reacties op aanwijzingen van de trainer? Gaan ze
elkaar onderling gaan coachen?
2.2.3.2 Naast het veld: praten
1. Speler zlf bevragen: Hoe voelt hij zich op het veld? Wat vindt hij van de trainingen (kan hij
de informatie goed oppikken?) Waar heeft hij moeite? Heeft hij schrik voor iets?
2. Polsen bij ouders hoe de thuissituatie is, hoe het kind zich gedraagt op school, Het
befaamde 5 minuten gesprek. Dit is een perfecte methode om de levensstijl van de speler
te achterhalen. Vaak heeft een trainer hier immers geen zicht op.
2.3
De 16 profielen en 4 temperamenten
SJ
ISFJ
Loyalist
ISTJ
Plichtvervuller
NF
INFJ
Raadgever
INFP
Heler
NT
INTJ
Mastermind
INTP
Architect
ESTP
Promotor
ESTJ
Supervisor
ENFP
Motivator
ENTP
Uitvinder
ESFP
Entertainer
ESFJ
Facilitator
ENFJ
Leraar
ENTJ
Veldheer
ActionType Benadering
19
Bewakers (SJ)
Sterktes
-
Vaklui (SP)
Valkuilen
Harde werkers,
- Houden niet zo van variatie
trainingsbeesten, grote inzet
- Vanuit perfectionisme:
Verkiezen duidelijke structuur
gevoelig voor faalangst
op training, weten graag
- Kunnen moeilijk om met
vooraf oefeningen en hun
verrassingen of onverwachte
taken
omstandigheden
Oefenen graag techniek tot ze
- Frustratie indien groepsbelang
het volledig onder de knie
en afspraken niet nageleefd
hebben
worden
Oog voor precisie, afwerkers
Controleren graag of men zijn
taak nakomt
Goed in organisatie, planning
en controle
Rationalisten (NT)
Sterktes
Houden niet van analyse en
systemen
Zijn goed in wedstrijdstrategie
Kalm, controleren emoties
Verlengstuk van coach
Koelbloedig, lef, doelbewust
Komen beredeneerd en
intelligent over, zijn constant
op zoek naar informatie
Wil invloed hebben
ActionType Benadering
Valkuilen
Gruwen van sterke emoties:
emoties horen niet thuis op
het veld
Kunnen hard en (te) sterk
overkomen naar medespelers
toe, zeer rationeel
Zeer kritisch, gaan snel in
discussie (met coach,)
Sterktes
-
Valkuilen
Idealisten (NF)
-
Sterktes
Intutieve sporters, voelen aan
wat moet gebeuren
Sterke empathie, voelen wat
leeft in de groep
Weten de juiste dingen te
zeggen
Zorgen ervoor dat anderen
zich goed voelen, zijn
motiverend
Willen zich hun leven lang
blijven ontwikkelen
Valkuilen
Grote moeite met spanning en
conflicten, presteren niet goed
als er een negatieve sfeer
hangt in de groep
Stemmingswisselingen,
afhankelijk van hun emoties:
kunnen ene keer
wereldwedstrijden spelen en
andere keer in een enorm dal
zitten
Dagdromers, verstrooid, snel
concentratieverlies
20
2.4
Achteraan dit werk worden alle 16 profielen uitvoerig beschreven. Dit helpt een opleider om het
individu beter te begrijpen en zijn coaching af te stemmen op maat van elk profiel.
In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de vier temperamenten gecoacht willen worden. De
coaching voor n temperament geldt dus voor de vier profielen die tot dat ene temperament
behoren.
Bewakers
Vaklui
- Afspraken nakomen
- Geef hen vrijheid om te handelen
- Haalbare doelstellingen stellen
- Persoonlijk, vanuit gelijkheidspositie
- Duidelijke structuur scheppen
- Korte termijn doelen met inspraak
- Praktische info, stap voor stap geven
- Al doende leren
- Aanmoedigen om te variren en te
- Uitdagende doelen stellen
experimenteren
Rationalisten
Idealisten
- Geef logische verklaringen (waarom?)
- Zorg voor wederzijds begrip
- Als expert behandelen
- Oprechte benadering (jezelf zijn)
- Verifieerbare doelen op lange termijn
- Doelen met hen persoonlijk bespreken
- Vraag naar hun inzichten
- Belang van persoonlijke relatie
- Geef het grote plaatje, het systeem
- Coachen op concentratie
Figuur 5
21
Inleiding
Een gans voetbalseizoen (2-3 trainingen en n wedstrijd per week) gemotiveerd en geconcentreerd
blijven is voor een jeugdspeler een heuse opgave. De lat ligt hoog en de trainers verwachten veel.
Spelers komen rechtstreeks en onrechtstreeks in contact met zowel interne druk van zichzelf: Ik wil,
(moet?) vandaag een goede prestatie op de mat leggen., als externe druk van trainers, bestuur,
supporters, ploegmaten, ouders,
Doorheen het seizoen staan spelers voor verschillende fysieke en emotionele, sportieve en extrasportieve uitdagingen. Omgaan met het trainingsregime, eventuele blessures, targets halen,
oppikken van informatie, Spelers moeten dus een grote drijfveer hebben om dit alles te kunnen
doorstaan.
Op die drijfveer hebben trainers sowieso een invloed. Ze bouwen de trainingen op en structureren
ze. Ze nemen beslissingen en geven feedback op de prestatie van de speler. Dit alles heeft een
invloed op het doen, denken en voelen van de atleet. Het kan de leereffecten, prestaties, volharding
en inzet zowel negatief als positief benvloeden. Vanuit dit verhaal rijst de vraag hoe we de motivatie
bij jonge voetballers kunnen vergroten.
3.2
Er zijn verschillende vormen van motivatie. De twee grootste vormen zijn extrinsieke en intrinsieke
motivatie. Elke speler beschikt over beide vormen, doch n van de twee is dominant. De ene vorm
voelt natuurlijker aan dan de andere, net zoals een speler zich dominanter voelt met het rechter of
linkerbeen.
3.2.1
Intrinsieke motivatie
Wanneer spelers zich inzetten vanwege het plezier en de innerlijke voldoening in het spelletje, zijn ze
intrinsiek gemotiveerd. Intrinsieke motivatie komt vanuit de speler zelf. Interne behoeften van de
speler zelf worden tevreden gesteld wanneer hij deelneemt aan het voetbalspelletje. Deze motivatie
is heel duurzaam op lange termijn. Men ervaart een inherente neiging om nieuwigheden en
uitdagingen op te zoeken, de eigen vaardigheden te verbeteren, zichzelf te ontplooien en de
omgeving te onderzoeken. Intrinsieke motivatie zit in iedereen, maar ze wordt niet altijd evenveel
getoond. Ze kan beloond worden door een bevrediging die de speler ervaart door het uitvoeren van
een taak tijdens wedstrijden of trainingen, bijvoorbeeld het gevoel iets bereikt te hebben, een gevoel
van zelfwaarde,
22
3.2.2
Extrinsieke motivatie
23
3.2.3
Intrinsieke motivatie en gedentificeerde regulatie zijn autonome vormen, want atleten liggen zelf
aan de basis van hun gedrag. Ze kunnen zichzelf verantwoorden voor hun eigen trainingsproces (=
willen, goesting)
Externe regulatie en gentrojecteerde regulatie zijn eerder controlerende vormen van motivatie.
Externe of interne druk ligt hier aan de basis van de sportprestatie (= moeten, moetivatie).
Amotivatie
Trainers kunnen zowel inspelen op de intrinsieke motivatie als op de externe motivatie om het
leerproces te verhogen. Hieronder volgt een volledig overzicht van alle motivatie vormen.
Lage beleving van autonomie, competentie en
verbondenheid
Extrinsieke motivatie
Externe regulatie
Gntrojecteerde
regulatie
Externe beloningen, Interne beloningen,
straffen en
straffen en
verwachtingen
verwachtingen
Gecontroleerde motivatie
Moeten
Moeten
Opvallende interesse Ego-betrokkenheid,
voor extrinsieke
focus op
beloning of straf
goedkeuring van zich
zelf of anderen
Extern
Enigszins extern
3.2.4 Toegepast voorbeeld
Drijfveer
Intrinsieke motivatie
Plezier, passie,
interesse
Gedentificeerde
regulatie
Persoonlijk relevant,
zinvol
Omdat ik mijn
comeback wil
voorbereiden
Gentrojecteerde
regulatie
Schaamte, schuld,
zelfwaarde
Omdat ik moet
bewijzen dat ik in de
ploeg kan staan
Externe regulatie
Straf, beloning,
verwachting
24
3.3
Voetballers die zich eerder optrekken aan gecontroleerde vormen van motivatie, komen eerder in
contact met mindere wenselijke uitkomsten. Ze ervaren negatieve gedachten, zwakkere
(beoordeelde?) prestaties en eventuele vormen van depressie. Gezonde druk is positief voor een
sportprestatie, maar hier bezwijken de sporters onder de druk.
3.4
25
Volgend schema geeft duidelijkheid over de invloed van het ABC klimaat op het individu.
Figuur 8
3.4.2
26
De groep prefereert informatieve positieve feedback (vb. Je hebt deze oefening goed uitgevoerd)
boven controlerende positieve feedback (Je hebt deze oefening uitgevoerd zoals ik het van jou
verwachtte). Informatieve positieve feedback draagt bij tot een gevoel van competentie.
Spelers willen begrijpen hoe bepaalde inspanningen een positieve invloed zullen hebben tot de
beheersing van de vaardigheden. Iedere intrinsiek gemotiveerde speler wil immers beter worden. Ze
zijn nieuwsgierig naar hun evolutie, werkpunten en actiepunten. Belangrijk is ook dat spelers het
gevoel moeten krijgen dat fouten maken deel uitmaakt van het leerproces. Uit fouten moet men
leren en er moet een trail and error klimaat gestimuleerd worden.
En op n gesprekken zijn een ideaal middel doorheen evaluaties en feedback naar het individu
toe.
3.4.1
Besluit
Betrokken
Kil en verwaarlozend
Structurerend
Chaotisch
Onderstaande figuur vat nog eens samen hoe een trainer het ABC klimaat kan stimuleren:
Figuur 9
27
3.5
Doelorintatie
Een ander aspect van motivatie is de doelorintatie van spelers. Iedere speler heeft zijn eigen doelen
of dromen. Men ziet zichzelf later al schitteren in een welbepaalde 1ste ploeg. Maar de wijze waarop
men die doelstelling wil halen, kan verschillen. Er worden twee orintaties onderscheiden.
3.5.1
Taakorintatie
Een speler die voor zichzelf taakdoelen opstelt zal het maximale uit iedere taak halen en is bereid
zich daar volledig voor in te zetten. Spelers met een hoge taakorintatie zijn meestal intrinsiek
gemotiveerd. Het individu ervaart succes als de som van hard te werken en samen te werken met
medespelers, ouders, trainers, Ondanks een verloren wedstrijd kan de motivatie hooggehouden
worden (intrinsieke motivatie is constant). Wanneer ze zich maximaal hebben ingezet, kunnen ze zich
niets verwijten. De wijze waarop een resultaat wordt gehaald in een wedstrijd is dus belangrijker dan
het resultaat zelf. De trainingstijd wordt gezien als een middel om zich maximaal te kunnen
ontwikkelen.
Taakorintatie en taakdoelen zijn dus gericht op de individuele verbetering en dat van het team als
uiteindelijk resultaat.
3.5.2
Een speler die voor zichzelf resultaatdoelen opstelt legt de nadruk op het streven naar superioriteit
over zijn tegenstanders en medespelers. Hij wil laten zien dat hij beter is dan de rest en wordt
hierdoor gemotiveerd. Spelers met een hoge competitie ego orintatie zijn meestal extrinsiek
gemotiveerd. Succes wordt gezien als een uitkomst van talent, dat een gave is. Talent heb je of je
hebt het niet. Terwijl trainingsmomenten in die context gezien worden als minder belangrijk, zijn
wedstrijden uitgelezen kansen om zijn talent te laten tonen en zich te onderscheiden van de rest.
Competitie ego orintatie en resultaatdoelen zijn dus meer gericht op beter willen zijn dan de
anderen en minder op de individuele ontwikkeling en dat van het team.
28
3.5.3
Taakorintatie
Taakdoelen
Leggen de nadruk op het beheersen van de
taakeisen.
Vb. Ik ben competent als ik een goed controle
uitvoer.
Een speler zal zich veel sneller
competent voelen. Hij voelt dat hij zelf
initiator is en verantwoordelijk voor zijn
eigen presatie. Hoog autonomiegevoel.
Taakklimaat
Nadruk leggen op leren (trainen) en instructies
geven (= beschermend klimaat).
3.5.5
Resultaatdoelen
Leggen de nadruk op winnen of niet verliezen.
Vb. Ik ben competent, geslaagd als ik de
tegenstander versla.
Een speler voelt zich niet zo snel
competent. Bovendien is het dan ook
nog niet volledig zijn verdienste. Weinig
autonomie gevoel.
Resultaatklimaat
Nadruk leggen op resultaatsdoelen en winst.
Meer druk en stress. (= voorspeller van
effectieve drop out).
Streef en vermijdorentatie
Onder de competitie ego en de taakorintatie kan er nog een verdere opsplitsing gemaakt
worden. Sommigen zijn streefgericht, anderen zullen vermijdgericht zijn.
Bij streeforintatie ligt de nadruk op het behalen van de positieve uitkomst en ambitie. Er wordt
gespeeld om te winnen. Dergelijke spelers gaan heel veel van zichzelf eisen. Bij strebers worden de
ontwikkeling en het optimaal presteren veel minder beperkt door angstige gedachten over de
toekomst.
29
Bij vermijdorentatie ligt de nadruk op het vermijden van een negatieve uitkomst, het vermijden van
een verliesresultaat. Er wordt gespeeld om niet te verliezen. Om de continuteit van de ontwikkelen
te garanderen is het echter belangrijk om niet voornamelijk bezig te zijn met het beperken van
fouten. Uit die fouten moet men net leren om beter te worden. Bij angsthazen worden de
ontwikkeling en het optimaal presteren beperkt door de gedachten en faalangst.
Wanneer we strebers en angsthazen combineren met competitie ego of taakorintatie bekomen
we 4 profielen die hieronder gesitueerd en beschreven worden.
Gericht op streven
Competitie
egogerichte streber
Taakgerichte streber
Competiteorintatie
Taakorintatie
Competitie
egogerichte angsthaas
Taakgerichte
angsthaas
Gericht op vermijden
Een taakgerichte streber is gericht op leren en persoonlijke groei. Hij wil het allerhoogste
bereiken door zichzelf continu te verbeteren.
Een competitie egogerichte streber wil zijn ego bevestigen of versterken door anderen te
verslaan. Hij wil elke wedstrijd aantonen dat hij beter is dan anderen.
Een taakgerichte angsthaas wil zijn terugval op de taak verbergen uit angst om te falen. Hij
wil er alles aan doen om niet slechter te worden.
Een competitie egogerichte angsthaas wil gezichtverlies voorkomen door zijn falen toe te
schrijven aan externe factoren.
30
4 Feedback
4.1
Verschillende mindsets
Niet alleen talent en vaardigheden zijn factoren voor succes. Ook onze denkstijl, onze mindset is
bepalend voor succes. De twee vormen van mindset worden hieronder besproken.
4.1.1
Fixed mindset
Fixed mindset wordt ook wel de gesloten of statistische mindset genoemd. Zon persoon gaat ervan
uit dat intelligentie vast staat. Succes ervaringen zijn voor hem heel belangrijk. Hij valt graag terug op
zijn intelligentie, persoonlijkheid of karakter. Uitdagingen worden vermeden, want dan heb je meer
kans op fouten maken of om nederlagen te leiden. Er is grote angst om te falen of dom over te
komen.
Deze personen negeren negatieve feedback, ze voelen dit aan als een bedreiging. Doordat ze
negatieve feedback negeren kunnen ze ook niet leren. Zon fixed mindset resulteert in slechte
leermethoden. Je ontwikkelt jezelf niet meer. De eigen prestaties worden beperkt. Er valt meer uit
het individu te halen dan datgene dat er reeds uitkomt.
Sporters met een statistische mindset zullen na een mindere prestatie net minder inspanning leveren
om een doel te behalen. Waarom zou je inspanning leveren als je het talent, de capaciteiten er niet
voor hebt?. Spelers leren niet van hun fouten, ze proberen echter wel hun eergevoel te herstellen.
Ze gaan kijken naar teamgenoten die nog slechter presteerden. Ze zoeken oorzaken los van zichzelf
(excuses?) voor de slechte prestatie.
4.1.2
Growth mindset
Growth mindset wordt ook wel de open of groei mindset genoemd. Hier gaat het over personen die
willen leren door ervaringen op te doen. Men gaat ervan uit dat talent en capaciteiten veranderd
kunnen worden door er voor te werken. Intelligentie is ontwikkelen.
Uitdagingen zijn voor deze personen net een middel op de route naar succes. Men geeft niet op bij
een tegenslag. Iemand met een groei mindset ziet kritiek als een stimul om verder te leren, en laat
zich inspireren door het succes van anderen.
Wat is er nou leuker dan jezelf verbeteren? Klaas Jan Huntelaar
Ik verdeel de wereld niet in zwak of sterk of in successen en fiascos, ik verdeel de wereld in mensen
die leren en mensen die niet leren - Benjamin Barber
Feedback
31
Figuur 10
Feedback
32
4.1.3
Mindsets zijn te veranderen. Het besef dat ze er zijn, kan al een aanleiding zijn om bewust te gaan
veranderen van mindset. Wanneer men merkt dat je kansen om te leren laat liggen, ontmoedigd
geraakt bij teveel inspanning,, kan men veranderen van een statistische naar een dynamische
mindset. De zelfspraak speelt hierin dan een heel belangrijke rol.
Wanneer je verandert van mindset zijn je oude gedachten niet opeens weg. De nieuwe overtuigingen
nemen plaats naast de oude. Wanneer de ene groep sterker is dan de andere, bieden ze dan die
bepaalde manier van denken.
Je mindset kan ook verschillend zijn per vaardigheid. Je kan bijvoorbeeld overtuigd zijn dat
intelligentie vast staat, maar sportprestaties ontwikkelbaar zijn.
4.1.4
Wanneer we de onderlinge verbanden leggen met de inhoud uit hoofdstuk 3, onderscheiden we dat
een speler met intrinsieke motivatie een growth mindset heeft en zich gaat orinteren op
taakdoelen. Ook voor het corresponderende geldt dit.
Intrinsiek motivatie
Extrensieke motivatie
4.2
Taakorintatie
Competitie ego orintatie
Growth mindset
Fixed mindset
Soorten feedback
4.2.1
Positieve coaching zorgt voor meer plezier, meer motivatie en betere prestaties van de
jeugdvoetballer. Maar de valkuil hier is dat er t positief gecoacht wordt. Spelers krijgen een
beschermend en afhankelijk gevoel, te weinig drive en geen optimale stimul voor de persoonlijke
ontwikkeling. Ze zullen in hun gemakzuchtige comfortzone vallen.
Spelers kunnen echter ook leren van negatieve feedback. Het moet zorgen voor een prikkel voor de
ontwikkeling van de zelfevaluatie en de weerbaarheid van de speler.
4.2.2
Er moet gestreefd worden tot dat soort feedback dat ook effectief resultaat op brengt. Spelers
moeten luisteren, informatie oppikken en geprikkeld worden door de feedback.
Feedback
33
Wow, dat was een goed resultaat voor die toets. Je moet echt wel slim zijn in dat vak.
Maxim, je was bijna altijd aanspeelbaar afgelopen wedstrijd, je liep je heel goed vrij.
Proficiat!
Het zorgt voor een fixed mindset (vaste motivatie). Het individu krijgt geen verdere stimul tot leren.
Het bewieroken van talent heeft dus een negatief effect.
Process feedback:
-
Wow, dat was een goed resultaat voor die toets. Je moet er echt wel hard voor gewerkt
hebben.
Maxim, je lette waarschijnlijk op de keuze voet diep afgelopen wedstrijd. Wanneer je de
bal niet kreeg in de voet, ging je de bal diep vragen. Goed gewerkt!
Het zorgt voor een growth mindset (groei motivatie). Het individu wordt gestimuleerd tot verder
leren, verdere ontwikkeling. Het bewieroken van de inzet en inspanning heeft een positief effect op
een verder leerverloop.
4.2.2.2 Provocatief coachen
Wanneer er een speler niks van bakt op training, zich futloos en zich volledig ongemotiveerd
gedraagt, kan een trainer gerust provocatief coachen. Op die manier gaat hij de desbetreffende
speler cynisch uitdagen. Wat een schitterende bal, Bart, je bent super scherp aan het trainen! De
jeugdvoetbalspeler zal het cynisme voelen in de reactie en bewust zijn dat de groep dit ook hoorde.
De speler krijgt een klap en wordt meteen uitgedaagd om zijn gedrag op korte termijn te veranderen.
Wanneer speler zich meteen herpakt, is het ontzettend belangrijk dat de coach de speler terug
opnieuw maakt door een vorm van positieve feedback (bij voorkeur process feedback). Provocatief
coachen wordt ook wel het kraken en maken principe genoemd.
De opleider moet echter wel goed bewust zijn hoe zijn band is met het individu en proberen in te
schatten hoe de speler zal reageren. Bij een totaal ongemotiveerde indruk op training kunnen er vaak
ook andere factoren meespelen: problemen op school, geen optimale thuissituatie, Daarom kan
een kort gesprekje na de training de cynische uitspraak kaderen, of kan er gepolst worden of er
effectief iets anders scheelde
Sowieso moet een opleider op de hoogte zijn bij permanente problemen zoals thuissituatie,
gescheiden ouders, en hoe het kind met zon zaken omgaat of in welke mate hij er onder lijdt. Het
5minuten gesprek in het begin van het seizoen is hiervoor een fantastisch hulpmiddel.
Feedback
34
Een rechterflankverdediger moet meer de oplossing zoeken in steun, bal terugspelen naar
zijn keeper. (getraind thema)
Bart moet zijn teamgenoten veel meer coachen op het veld. (persoonlijk actiepunt)
Doelstellingen (targets) moeten duidelijk geformuleerd worden. Ze kunnen net na de laatste training
meegegeven worden via een mondeling gesprek of via de digitale weg. Wanneer een speler meer de
1vs1 situatie moet durven aangaan kan er perfect een succesfilmpje van Cristiano Ronaldo
doorgestuurd worden. Dit zal de motivatie nog extra aanwakkeren bij de speler. Targets kunnen we
volgens het SMART principe formuleren:
Specifiek: De doelstelling moet goed afgebakend zijn, eventueel door middel van de wat, waar,
wanneer, wie en hoe vragen. Het verhaal moet goed opgebouwd zijn.
Bart moet zijn teamgenoten meer coachen wanneer hij op de 4 speelt, op die positie heeft hij het
spel voor zich en zodoende overzicht. Wanneer hij inspeelt op de 10 kan Bart coachen of deze al dan
niet kan doordraaien. Wanneer de 10 geen ruimte heeft coacht Bart KAATS, wanneer er zich geen
directe tegenstrever in de rug van de 10 bevindt coacht Bart, DRAAI DOOR.
Meetbaar: Hoe kunnen we achterhalen of de doelstelling al dan niet behaald werd?
Een afgevaardigde kan turven wanneer Bart coacht in de wedstrijd. Zelfs de ouders kunnen dit doen,
zo worden zij ook gentegreerd in het leerproces van hun zoon/dochter.
Acceptabel: Het doel moet aanvaardbaar zijn voor de jeugdspeler zelf en/of voor de groep. Het heeft
geen zin dat een speler een doel moet bereiken, dat hij zelf niet ziet zitten.
Realistisch: Valt het doel te bereiken op het niveau van het individu? Is het niet te moeilijk, of te
gemakkelijk? Doelstellingen moeten op maat geformuleerd worden.
Tijdsgebonden: De doelstelling moet gedefinieerd zijn volgens tijd. Ze moet altijd gevalueerd
worden. Wanneer er geen tijdslimiet op een doel geplakt wordt is het heel moeilijk om te bepalen of
het doel al dan niet bereikt is. Na de deadline moet het doel steeds gevalueerd worden! Wanneer
een target niet gevalueerd wordt stimuleert dit niet aan tot verder leren voor de jeugdspeler. Op
basis van de evaluaties kan zo het persoonlijk ontwikkelingsplan aangepast worden.
Feedback
35
4.3
Doe je best. Zie dat je wint. Het zijn citaten die veelvuldig te horen zijn langs de voetbalvelden
van ouders naar hun kind toe.
Ouders willen automatisch dat hun kind presteert, dat hun kind uitblinkt op de voetbalvelden.
Misschien wel omdat de papa de ultieme voetbaldroom nooit zelf heeft kunnen vervullen. Misschien
wel om te kunnen opscheppen naar vrienden of collegas over hoe goed zoonlief wel niet voetbalt bij
de A selectie.
Ze gaan hun meningen of feedback uiten voor, tijdens en na de wedstrijd. Een jeugdspeler kent
echter al voldoende invloeden (coach die aanwijzingen geeft, teamspelers die hem coachen,
supporters, scheidsrechter, tegenstander,) tijdens de wedstrijd. Een tierende vader of moeder kan
dan ook wel eens een negatief effect uitoefenen op het kind.
Maar ouders staan er vaak niet bij stil wat voor een invloed hun gedrag op het kind kan hebben.
Wanneer ze hun kind gaan belonen (Het waren 3 schitterende doelpunten die je maakte! Je hebt je
50 wel verdiend.) of gaan straffen (Als je volgende keer weer zo slecht speelt, kom ik niet meer
kijken) werken ze in op de extrinsieke mo(e?)tivatie van spelers. Het gegeven kunnen we vergelijken
met volgende stelling: Als we aan een groep mensen vragen wie er remt net voor een flitspaal,
steekt iedereen zijn hand op. Ze doen het om straf te ontlopen. Maar wanneer we aan diezelfde
groep vragen wie honderd meter verder opnieuw flink gas geeft, gaan wederom de meeste handen
in de lucht. Straffen en belonen blijken dus niet duurzaam en is op lange termijn heel schadelijk.
Doordat ouders veel verwachten van hun kind, het gaan straffen en belonen, zaken opofferen voor
hun sport/(hobby?), voor en na de wedstrijd hun ongenoegen uiten, tijdens de wedstrijd staan te
brullen, ervaren jonge voetballers veel druk. Het bedoelde effect van de ouders werkt dus helaas
veelal neffast. Het kan zelfs leiden tot drop out.
Feedback
36
Neurologische verklaring
De hersenen van een sporter gaan gegevens en informatie opslaan. Vervolgens worden er
verbindingen gemaakt tussen die gegevens. Wanneer men een beweging wil uitvoeren, vallen de
hersenen terug op die paadjes en roepen ze deze terug op. Hoe meer die verbindingen gebruikt
worden, hoe groter en breder ze worden. Het zorgt voor sterke associaties. Er ontstaat werkelijk een
wegennet van kennis in het hoofd.
In de praktijk laten trainers jeugdspelers bewegingen herhalen, tot dat deze bewegingen goed
geprint zijn op onze motorische harde schijf, tot dat die verbindingen en paadjes sterk genoeg zijn.
Een sporter moet een beweging ongeveer 30 000 keer uitvoeren vooraleer het een automatisme
wordt en hij deze beweging probleemloos kan oproepen.
5.2
Differentieel leren
5.2.1
Traditioneel leren
Er wordt heel vaak gedacht dat er n allesomvattende, perfecte manier van bewegen bestaat.
Trainers gaan streven naar de perfecte traptechniek of de perfecte loopstijl. Echter, hoe een sporter
beweegt, wordt bepaald door het lichaam en de persoonlijkheid. Een combinatie die voor iedereen
uniek is. Voetballers moeten dus hun eigen beweging ondervinden.
Er zijn natuurlijk wel wat hoofdlijnen. Bij beginnende spelers is de learning curve nog heel groot. Men
dient de basis aan te leren, van niets tot iets is al een grote stap genoeg. Maar bij een speler die de
basis reeds goed beheerst, daalt de stijging van de learning curve. Om zon speler verder te laten
ontwikkelen moet men inzetten op details en op de individuele ontwikkeling. Spelers beter maken is
moeilijk, sterke spelers beter maken is het moeilijkst.
5.2.2
Differentieel trainen
Iedere speler heeft reeds een eigen manier gevonden om optimaal te presteren en zn handelingen
uit te voeren. Trainers moeten variren, om spelers hun eigen bewegingen en inzichten te laten
ontwikkelen en ontdekken. Men kan aanpassen aan de externe factoren of andere situaties. Een
traptechniek kunnen jeugdspelers uitvoeren in wedstrijdsituaties uit een draai, na een bal in de voet
over de grond, halfhoge bal of lange bal; na een individuele actie, in een rebound, Hier kunnen
trainers nog extremer in gaan. Op trainingsniveau kan een trap bijvoorbeeld uitgeoefend worden na
een trampolinesprong, turnoefening, .
De spelers worden verrast en zo worden hun hersenen geprikkeld, zodat ze niet altijd terug moeten
vallen op dezelfde vaste paadjes, verbindingen, De hersenen worden gedwongen zich aan te passen
aan nieuwe omstandigheden, ze worden zo gedwongen om te leren. Zo ontstaan niet enkel de vaste
hoofverbindingen, maar er ontstaat een gans netwerk van verschillende paden rond verschillende
patronen en associaties, een veel gedetailleerder netwerk.
37
5.2.3
Ajax zet reeds sterk in op het differentieel leren. Zo gaat men spelers vaardigheden bijbrengen met
het gebruik van verschillende balmaten. Iedere baltoets voelt anders aan. De jeugdspeler dient zich
telkens aan te passen aan de bal.
Men zal ook trainen op verschillende ondergronden. Men traint zowel op de straatstenen, op
gewoon gras, kunstgras en in de zaal, Naar analogie waar een jonge Braziliaanse voetballer zichzelf
ontwikkelt door te voetballen op straat, gras, zand, aarde, Zo leert men een goed aanvoelen voor
verschillen.
Door te gaan differentiren op balmaat of ondergrond wordt men ook veel alerter. Het brengt bij tot
de concentratie. Oneffenheden zorgen ervoor dat een bal wat meer afstand nodig heeft voor hij
speelklaar is na een controle. Jeugdspelers krijgen de bal niet altijd in de ruimte waar men het zelf
wil. Controle, lichaamsbalans, motoriek,... spelen allemaal een rol. Een kleine bal zorgt dan weer dat
het raakvlak veel kleiner is, de handelingen moeten vervolgens veel preciezer zijn. Wanneer men
vaardigheden onder de knie heeft met een kleine bal, is het later gemakkelijker om deze aan te leren
met een grote bal. Onbewust zit die beweging dan eigenlijk deels al in het hoofd geprent.
Maar ook het variren en differentiren in ruimtes, speel - en doelgroottes is nog een gegeven dat te
weinig uitgevoerd wordt. Naargelang het trainingsthema kan het heel leerrijk zijn om hier in te
variren. Weliswaar moet men proberen zoveel mogelijk omstandigheden te creren om het
trainingsthema uit te lokken.
5.3
Stilstaan is achteruit gaan. Een leuze die iedereen bekend is. Spelers moeten blijven leren, zich
openstellen voor nieuwe zaken. De hoofdoelstelling voor iedere trainer is -hopelijk- de
leeromstandigheden van zijn spelers zo optimaal hoog houden. In die zin moet men innoverend
durven te zijn.
Hoe leren jeugdspelers het best? Door vaste patronen ontzettend veel te herhalen? Of moeten
trainers net patronen doorbreken en jeugdspelers opleiden om zo snel mogelijk problemen te zien
(waarnemen), oplossingen zoeken (beslissen) en deze snel te laten uitvoeren (handelen)? Kan men
niet creatiever (en ook effectiever?) werken dan een bepaald spelprobleem (passpatroon)
ontzettend veel te herhalen. Positiespelen i.p.v. pass-en trapvormen. Het is tenslotte net de speler
zlf die op het veld beslist. Jeugdspelers mogen nog een pass-en trapvorm ontzettend veel herhalen,
maar wat als in een wedstrijdsituatie er een tegenstander in de passlijn staat? Blokkeert de speler
dan? Want op training had men niets anders gezien. Zal de speler in staat zijn om creatief zlf een
oplossing te zoeken?
38
6 Besluit
Jeugdtrainers moeten hun spelers beter leren kennen. Vaak denken ze dat ze hun groep voldoende
kennen, maar dit werk leert hoe een trainer zijn spelers op nog een totaal andere manier kan leren
kennen. Het belang van de ActionType benadering werd hierin onderstreept. Een trainer zal zo voor
ieder individu zich kunnen aanpassen naar gelang de beschrijving. Doch kunnen trainers niet 100%
berusten op een half blaadje papier hoe ze die persoon moeten aanpakken. Mensen zijn immers
geen machines waarop een handleiding geplakt kan worden. De ActionType benadering dient slechts
als leidraad en als hulpmiddel voor de coach.
Iedere speler heeft zijn eigen voorkeur van motivatie. Spelers kunnen zowel intrinsiek als extrinsiek
gemotiveerd geraken. Ze hebben elk hun eigen drijfveren om zich op te laden voor verschillende
emotionele situaties doorheen het seizoen. Trainers kunnen inspelen op de motivatie van hun
spelers door in te zetten op het autonomie, verbondenheid en competentie.
In een motiverend klimaat is de rol van feedback ook heel belangrijk. Er zijn verschillende soorten
feedback, de ene vorm is al meer motiverend dan de andere. Personen met een growth mindset zijn
eerder intrinsiek gemotiveerd en richten zich op taakorentatie. Personen met een fixed mindset
geraken eerder extrensiek gemotiveerd en richten zich meer op competitie ego orintatie.
Tot slot wordt er besproken hoe jeugdvoetballers het best leren. Doorheen traditionele
leerprocessen kan een differentile invloed heel interessant en leerrijk zijn.
Mentale training en begeleiding is in het jeugdvoetbal vaak nog braakliggend terrein. Dit werk geeft
meer informatie over het onderwerp en ik hoop dat het een verrijking kan zijn voor de lezer.
Besluit
39
7 Bibliografie
7.1
Boeken
DAMEN, M.K e.a., 2010. Kopsterk. Mentale training en begeleiding in het voetbal. Nieuwegein: Arko
Sports Media.
MAENHOUT, E. en Perquy, K., 2013. Scoren met het hoofd. Tienen: F&G Partners.
MAENHOUT, E. en Perquy, K., 2015. Mental coach. Cursus mental coach jeugdtrainer KBVB. Drongen:
KVV Drongen.
MEURS, B., 2014. Voetbalpsychologie. Deventer: daM Uitgeverij.
MORTIER, K., 2012. Balbalschool mentale training deel 1. Roesbrugge: Balbalschool.
VAN RINSUM, E. en LIND, P., 2010. Sportcoachen: Prestaties zonder schreeuwen. Someren: Bureau
Berubah.
7.2
Internet
Bibliografie
40
VANSTEENKISTE, M., 2013. Moetivatie of motivatie? De motiverende rol van de trainer. Gent:
Universiteit Gent. Beschikbaar op
https://www.bloso.be/VlaamseTrainersschool/Documents/130701_UG18_Moetivatie%20of%20moti
vatie%20-%20De%20motiverende%20rol%20van%20de%20trainer.pdf [geraadpleegd op 7 maart
2015].
Bibliografie
41