Professional Documents
Culture Documents
Wetgeving Gehuurde Arbeidsmiddelen
Wetgeving Gehuurde Arbeidsmiddelen
GEHUURDE ARBEIDSMIDDELEN
2. Inleiding
De wetgeving betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen bestaat uit :
Voor verdere details betreffende de twee laatstgenoemde KBs raadpleeg eveneens het
artikel "Wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993".
De voorschriften van het artikel 8 van het KB van 12.8.1993 zijn van toepassing op alle
arbeidsmiddelen die ter beschikking worden gesteld van werknemers, ongeacht wie er de
eigenaar van is. Dit artikel 8 legt de procedure op die moet gevolgd worden bij de
bestelling van machines, installaties en gemechaniseerde werktuigen (procedure van "de
drie groene lichten"). Deze procedure wordt vrij correct toegepast wanneer de gebruiker
het arbeidsmiddel zelf aankoopt. Ze wordt veel minder of soms helemaal niet toegepast
wanneer het arbeidsmiddel aan de gebruiker wordt afgestaan.
Het als eigenaar afstand doen van arbeidsmiddelen, verder cessie genoemd, kan velerlei
vormen aannemen zoals: verhuur, leasing, huurkoop, bruikleen (al dan niet tegen
betaling), het permanent ter beschikking stellen van arbeidsmiddelen van een
patrimoniumvennootschap aan een exploitatievennootschap enz. Verder kan de duur van
de cessie variren van enkele uren tot permanent.
Het ter beschikking van de werknemers stellen van in cessie genomen arbeidsmiddelen
werpt een aantal moeilijkheden op met betrekking tot de correcte toepassing van het KB
van 12.8.1993.
Pagina 1 van 7
Zo wordt het arbeidsmiddel aangekocht door de cedent, die in alle gevallen van cessie
een ander persoon is dan de gebruiker. Maar deze laatste stelt het wel ter beschikking
van zijn werknemers. Daarenboven moet het arbeidsmiddel in de meeste gevallen zeer
snel, zoniet haast onmiddellijk ter beschikking zijn. Tenslotte zal de gebruiker veeleer
uitgaan van de resultaten die het arbeidsmiddel moet opleveren, dan van de vraag of het
arbeidsmiddel wel het meest geschikte is.
Wie legt in deze gevallen dan verantwoording af over de geschikte keuze van het
arbeidsmiddel? Wat indien het arbeidsmiddel beschadigd of in slechte staat is? Wie staat
in voor het onderhoud van het arbeidsmiddel, of voor de initile en periodieke controles
en keuringen? Wie verstrekt aan de werknemers de nodige opleiding en informatie
betreffende het gebruik? Kan de procedure uit het artikel 8 van het KB van 12.8.1993
wel gevolgd worden? Moet er een verslag voor indienststelling worden opgesteld, en zo
ja, wie moet dit doen?
Daarbij komt nog dat de gebruiker, ingevolge het voorkomingsbeleid verwoord in het
artikel 5 van de welzijnswet, verplicht is de "nodige maatregelen te treffen ter
bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk",
eveneens ongeacht wie de eigenaar is van het arbeidsmiddel, of hoe de keuze ervan
gemaakt werd.
In onderhavige, met opzet beperkt gehouden, nota worden enkele krachtlijnen
ontwikkeld die kunnen leiden tot een antwoord op de vele vragen. De analyse heeft niet
de pretentie volledig of in alle gevallen toepasbaar te zijn. Zo blijft ze beperkt tot het ter
beschikking van de werknemers stellen van arbeidsmiddelen waarbij er geen overdracht
van eigendom optreedt: hetzij leasing, verhuur en gemeenschappelijk gebruik.
Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat de aankoop van tweedehandse arbeidsmiddelen niet
het voorwerp uitmaakt van deze tekst.
3. Algemene benadering
Welke zijn nu de reglementaire bepalingen die voor de meeste moeilijkheden zorgen?
3.1. Het artikel 3
Het artikel 3 van het KB van 12.8.1993 laat alvast geen enkele interpretatie toe en het is
dus zonder meer volledig na te leven. De werkgever (= hier de gebruiker) dient altijd de
nodige maatregelen te nemen opdat de arbeidsmiddelen, die ter beschikking van de
werknemers worden gesteld, geschikt zijn voor het uit te voeren werk of dat ze daartoe
behoorlijk worden aangepast. Deze verplichting staat los van de oorzaak van het ter
beschikking stellen. Of het nu gaat om aankoop, leasing, huur, gratis afstand, erfenis, of
het uitzonderlijk ter beschikking stellen, of er overdracht van eigendom is of niet, de
verplichting blijft steeds dezelfde.
De gebruiker is dus volledig verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstelling
vervat in het artikel 3 van het KB van 12.8.1993, te weten het waarborgen van de
veiligheid en de gezondheid van de werknemers bij het gebruik van het arbeidsmiddel.
De middelen die nodig zijn voor het bereiken van dit objectief kunnen echter van geval
tot geval verschillen.
Anderzijds kan men zich de vraag stellen of ook de cedent op zijn minst geen deel van de
verantwoordelijkheid draagt, en zo ja, hoever die dan reikt? Vanuit het KB van 12.8.1993
kan hierop geen antwoord gegeven worden. Dit legt immers geen enkele verplichting op
Pagina 2 van 7
aan de cedent. Dit is ook logisch vermits het KB een omzetting is van een sociale
richtlijn. Dergelijke richtlijnen hebben geen rechtstreekse invloed op het marktgebeuren.
3.2. De artikelen 6, 7 en 10
De bepalingen van de artikelen 6 en 7 van het KB van 12.8.1993 leggen de gebruiker de
verplichting op te zorgen voor de opleiding van en het verstrekken van adequate
informatie aan de werknemers inzake het gebruik van het arbeidsmiddel.
Krachtens het artikel 10 dient hij er ook voor te zorgen dat het arbeidsmiddel zodanig
wordt onderhouden dat het zijn originele niveau van veiligheid blijft behouden. Dit
originele niveau komt overeen met het niveau gewaarborgd door de technische
veiligheidseisen vervat in artikel 9. Ook hier zullen de middelen om dat objectief te
bereiken van geval tot geval verschillen. Zo zal bijvoorbeeld voor het onderhoud veel
afhangen van de toestand waarin het arbeidsmiddel verkeert wanneer het in cessie wordt
gegeven, en van de terzake door de cedent gegeven informatie. Er zal dus meestal een
belangrijke rol zijn weggelegd voor de bestelprocedure. Desgevallend dienen bij de
bestelling ook afspraken gemaakt over de uit te voeren wettelijk opgelegde keuringen,
en de initile controles en inspecties.
3.3. De artikelen 8 en 9
In tegenstelling tot de eerder genoemde artikelen zijn de voorschriften van de artikelen 8
en 9 niet rechtstreeks tot de werkgever gericht. Wel wordt betreffende de procedure van
de drie groene lichten de preventieadviseur vermeld.
3.3.1. Het artikel 8
Het artikel 8 legt zoals reeds gezegd de procedure vast voor de bestelling en de
indienstneming voor een aantal soorten arbeidsmiddelen. Hierbij kan men zich volgende
vragen stellen:
Moet de procedure van de drie groene lichten steeds worden toegepast conform
het artikel 8 van het KB van 12.8.1993 ?
Moet de cedent beschouwd worden als de leverancier van het arbeidsmiddel ?
Moet de cedent bijgevolg aan de gebruiker het document, bedoeld in het artikel
8.2 overhandigen, waarin de naleving van de bij de bestelling geformuleerde
vereisten inzake veiligheid en hygine wordt verantwoord ?
Moet een dergelijk attest aangepast worden aan elke nieuwe situatie of mag het
omnivalent zijn ?
Moet de preventieadviseur een verslag voor indienststelling opstellen, zelfs als hij
over het algemeen niet over voldoende elementen zal beschikken om zulks te
doen ?
Op al deze vragen is geen universeel antwoord mogelijk. In elk geval dient er zoveel
mogelijk naar gestreefd een of ander contract af te sluiten, of indien dit bij bepaalde
vormen van cessie niet mogelijk zou zijn, op zijn minst schriftelijke afspraken te maken
betreffende het betrokken arbeidsmiddel. De clausules van het contract, of de gemaakte
afspraken, moeten dan een antwoord geven op de vragen waarop vanuit de wettelijke
bepalingen geen eenduidig antwoord mogelijk is.
3.3.2. Het artikel 9
Pagina 3 van 7
Pagina 4 van 7
Daarom dient het aangaan van een leasing over de gehele lijn gelijkgesteld met een
normale aankoop. Hieruit volgt dat de procedure voor leasing volgens exact dezelfde
regels moet verlopen als de aankoopprocedure : voorbereiding van de bestelling door de
interne preventieadviseur, en de procedure van de drie groene lichten afgesloten door
een verslag voor indienststelling opgesteld door de interne preventieadviseur van de
gebruiker (behoudens de uitzonderingen vermeld in het artikel 8.5.).
De natuurlijke of de rechtspersoon die het arbeidsmiddel in leasing geeft, houdt zich
overigens meestal niet meer bezig met de praktische opvolging van het arbeidsmiddel.
Onderhoud en initile nmalige en/of periodieke controles, alsook de wettelijk
opgelegde keuringen door een erkend organisme, zijn dus in principe ten laste van de
gebruiker, tenzij contractueel op ondubbelzinnige manier anders zou overeengekomen
zijn.
Indien de leasing echter een arbeidsmiddel betreft dat vroeger reeds elders werd
gebruikt, lijkt het aanvaardbaar dat de nieuwe gebruiker het arbeidsmiddel overneemt
"in de staat waarin het zich bevindt, wel gekend door de gebruiker". Deze laatste moet
dan wel alle noodzakelijke maatregelen nemen bij gebruik ervan door zijn eigen
werknemers.
Voor het geval dat, om commercile of financile redenen, een geleast arbeidsmiddel van
eigenaar zou veranderen zonder dat het van gebruiker wisselt, zal deze laatste verder de
opvolging en het onderhoud van het arbeidsmiddel blijven verzekeren. In dit geval kan
het nochtans nodig zijn de nieuwe eigenaar voor zijn verantwoordelijkheden te plaatsen
wat de vervanging van het arbeidsmiddel betreft, eens dit versleten is.
4.2. Verhuring
Onder verhuring wordt gewoonlijk verstaan een tegen betaling ter beschikking stellen
van het arbeidsmiddel voor een welbepaalde tijdsduur, door een verhuurder aan een
gebruiker. Meestal wordt het arbeidsmiddel geleverd met een garantie van goede staat
bij het begin van de huurperiode, en wordt het onderhoud door de verhuurder verzorgd
gedurende de huurtijd.
Bij dergelijke verhuring wordt normaal een contract opgemaakt zodat men kan stellen
dat de procedure gevolgd bij het inhuren van een arbeidsmiddel op zijn minst verwant is
met die van een gewone aankoop. De gebruiker heeft er in elk geval alle belang bij
erover te waken dat een contract wordt opgemaakt, dat de onderlinge
verantwoordelijkheden ondubbelzinnig aflijnt. Bij ontstentenis van een contract zal de
ganse verantwoordelijkheid voor de adequate keuze, voor het in goede staat houden en
voor het correcte onderhoud van het arbeidsmiddel immers bij de gebruiker komen te
liggen.
Om de verantwoordelijkheden van de verhuurder en van de gebruiker correct af te lijnen,
zou de bestelling voor het huren van een arbeidsmiddel, of het huurcontract zelf,
tenminste de volgende elementen moeten bevatten die op commercile basis de
hierboven aangehaalde kwesties regelen.
1. De gebruiker omschrijft zo precies mogelijk de aard van het werk dat hij met het
arbeidsmiddel zal uitvoeren, met inbegrip van alle uitwendige en voorzienbare
invloeden.
2. De verhuurder is verantwoordelijk voor:
Pagina 5 van 7
Pagina 6 van 7
Daarom is het ook hier een must het ter beschikking stellen van de arbeidsmiddelen bij
contract te bekrachtigen. De essentile inhoudelijke elementen voor een dergelijk
contract werden reeds in punt 4.2. aangehaald, waar zo nodig nog een aantal specifieke
clausules kunnen aan toegevoegd worden.
Het onderzoek van het arbeidsmiddel en het opstellen van het verslag vr
indienststelling, bedoeld in artikel 8.3. van het K.B. van 12.8.1993, zijn ook hier in ieder
geval aangewezen.
4.4. Ontlening en gemeenschappelijk gebruik zonder voorafgaandelijk akkoord
Zowel op bouwwerven als bij tussenkomst van werkgevers van buitenaf in een
onderneming worden onderling geregeld zonder enige formaliteit arbeidsmiddelen en
dergelijke uitgewisseld (stellingen, ladders, hefwerktuigen, elektrische schakelkasten,
draagbare machines,...). Deze informele manier van werken stelt zich quasi spontaan in
tussen werknemers van verschillende ondernemingen die terzelfdertijd actief zijn op
eenzelfde werkplaats. Dit komt de verstandhouding tussen de verschillende
ondernemingen ten goede.
De gebruikers die, stilzwijgend bij onderling akkoord, dergelijke praktijken toelaten
moeten zich evenwel rekenschap geven van het feit dat hun verantwoordelijkheid kan
ingeroepen worden,
wanneer zich een ongeval zou voordoen waarvan de oorzaak te wijten is aan een gebrek
of aan het niet conform zijn van het arbeidsmiddel dat gebruikt werd door hun
werknemers, zelfs wanneer het arbeidsmiddel hun niet toebehoorde en zelfs bij
ontstentenis van een contract dat in het gebruik ervan door hun werknemers voorziet.
Dit soort situaties moet, geval per geval, uitgeklaard worden door toepassing van de
voorschriften van de artikelen 9 en volgende van het koninklijk besluit van 27 maart
1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van
hun werk en door de hoofdstukken III, IV en V van de wet van 04.08.1996 betreffende
het welzijn van de werknemers bij de uitoefening van hun werk.
Een uitwisseling van informatie betreffende de voorwaarden voor gemeenschappelijk
gebruik van bepaalde arbeidsmiddelen is bijgevolg onontbeerlijk. Dit valt immers binnen
het kader van de cordinatieverplichting zoals voorzien in het artikel 7 van voornoemde
wet.
Pagina 7 van 7