Het Lijk in de Kast

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 101

Het Lijk In De Kast

Dossier Pinto

Het Lijk In De Kast

Escapades van een troetelallochtoon

door

Johan van Gelder

Gro enste Me di a

2010

Typografie: Peter Pilon, Stadswerkplaats, Groningen


Auteur: Johan van Gelder, Groningen
Drukwerk: Boekenmaker, Krommenie
2010 Johan van Gelder/Groenste Media, Groningen
Een uitgave van Groenste Media, Groningen
Reageren: info@johanvangelder.nl

ISBN

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen of enig andere
manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All right reserved. No part of this manuscript may be reproduced, stored in a
retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, by print, recording, or otherwise, without the publishers prior
permission in writing.

Inleiding
Je zit in de zomer in het vliegtuig uit Isral op weg naar Amsterdam. Je bent
hem gewoon voorbijgelopen of hebt hem niet in de gaten gehad.
De man staat op de corridor en kijkt op zijn gemak naar de film. Af en toe
kijkt hij rond of hij niet wordt herkend. Zijn gezicht was lange tijd uit beeld
en het duurt even voordat het weer vorm en betekenis krijgt. Hij drinkt een
kop koffie en het wordt steeds duidelijker dat hij David Pinto is, professor
en uitvinder van het anti-knuffelbeleid voor allochtonen door overheden en
het inburgeringscontract.

In de beleving van Pinto moesten allochtonen bij wijze van spreken een
schop onder kont hebben om aan de slag te gaan en niet in de watten
worden gelegd met subsidies door overheden. Hij neemt zich daarbij graag
zelf als voorbeeld van een succesverhaal.
Op zijn website www.davidpinto.nl klopt hij zichzelf op de borst dat hij
een kort geding tegen de Nieuwe Joodse Gazet in de jaren negentig heeft
gewonnen. Dat heeft zoveel indruk op hem gemaakt dat hij het heeft
opgenomen in zijn logboek op zijn website. Hij dweept daarop met zijn

contacten met hooggeplaatste personen, waaronder koningin Beatrix,


kroonprins Willem-Alexander, prinses Mxima, demissionair ministerpresident Jan Peter Balkenende, demissionair minister van Justitie, Hirsch
Ballin, en president van Isral, Shimon Peres.
Prinses Irene ontbreekt eveneens niet in de opsomming. Toen hij met zijn
ex-collega Han van Gelder bij haar op bezoek was, zou zij hebben gezegd
dat het geen toeval is dat David Pinto in Nederland is. Dat steekt schril af bij
de teleurstellende ervaringen van anderen die een boekje open doen over de
escapades van deze troetelallochtoon en president van de Wereld Federatie

van Marokkaanse Joden in Europa, die adviseur van de Marokkaanse


koning, Andr Azoulay, tot zijn relaties rekent. Han van Gelder weet echter
niets van een bezoek aan Irene. Hij was er in ieder geval niet bij, zo laat hij
weten. `Ik heb haar nooit ontmoet en nooit samen met David gesproken.
Pinto als ondernemer in welzijnsland stelt dat met betrekking tot de
Nieuwe Joodse Gazet geschiedenis is geschreven. Hij geeft echter wel een
eenzijdig beeld van die geschiedenis en omkleedt dat met ongefundeerde
beschuldigingen. Een goede reden om dat in naam van de Nieuwe Joodse
Gazet recht te trekken en de achtergronden van David Pinto en zijn InterCultureel Instituut, waarvoor hij de basis legde in Groningen, te onthullen.
Mede omdat IN NAAM VAN DE KONINGIN! voor Pinto een rectificatie is
geplaatst die in die zin gebaseerd was op dwaling dat hij nooit subsidiegelden
zou hebben gehad.

Johan van Gelder.

et was in mei/juni 1996 het gesprek van de dag: de juridische stappen


van het ondernemersechtpaar Pinto tegen de Nieuwe Joodse Gazet.
Het echtpaar voelde zich valselijk beschuldigd en schakelde de rechter in na
in de media te zijn uitgedaagd door de toenmalige hoofdredacteur, en auteur
van dit boek die wilde dat Pinto zijn aankondiging juridische stappen te
nemen tegen de Nieuwe Joodse Gazet hard zou maken. Een eerder verzoek
van de advocaat van Pinto om een rectificatie te plaatsen in de krant die n
keer per twee maanden verscheen, was niet gehonoreerd, omdat er geen
aanwijzingen waren dat er journalistiek gezien onjuist zou zijn gehandeld.
Het Nieuwsblad van het Noorden (30-05-1996) kopte Journalist wil Pinto
dwingen tot helderheid. Auteur was Menno Hoexum, die zijn naam er niet
bij had geplaatst.
Journalist Menno Hoexum van het vroegere Nieuwsblad van het Noorden
- tegenwoordig Dagblad van het Noorden - had de merkwaardige gangen
van zakenman David Pinto lange tijd gevolgd en speelde een cruciale rol in
het geheel. Hij had zijn bevindingen op papier gezet en doorgespeeld aan de
Nieuwe Joodse Gazet onder de voorwaarde dat zijn naam niet zou worden
genoemd. Delegeren, noemde hij dat.
David Pinto was en is geen onbekende in stad en land, maar werd en wordt
niet door iedereen gerespecteerd. Hij houdt zich vanaf 1982 bezig met
multiculturele communicatie, beweegt zich graag op het politieke toneel en
schermt graag met zijn bestuursfuncties en zijn contacten om zijn gewicht
aan te geven. Toen Rita Verdonk nog minister was van vreemdelingenbeleid
bood hij haar n van zijn boeken aan.
Volgens zijn website heeft hij een contract afgesloten met KPMG en is hij
lid van de Raad van Toezicht van de Haagse Hogeschool en Tech-nische
Hogeschool Rijswijk, van het Zaans Medisch Centrum en een beursgenoteerde multinational. Zijn oude situatie in Groningen lijkt hij te hebben
gekopierd in de Randstad.
Hij is erg verheugd dat hij tot de groep wetenschappers behoort, die een
nieuwe theorie heeft bedacht op hun vakgebied. Zijn theorie gaat over verschillen tussen mensen (autochtonen en alochtonen) die breed toepasbaar
is. Daarop aansluitend zegt hij een methode te hebben ontwikkeld hoe om
te gaan met sociale -, religieuze -, culturele - en individuele verschillen, met
behoud van ieders eigenheid. Hij ziet zichzelf als bedenker van het concept
dat migranten in Nederland worden doodgeknuffeld.

10

11

et was in mei/juni 1996 het gesprek van de dag: de juridische stappen


van het ondernemersechtpaar Pinto tegen de Nieuwe Joodse Gazet.
Het echtpaar voelde zich valselijk beschuldigd en schakelde de rechter in na
in de media te zijn uitgedaagd door de toenmalige hoofdredacteur, en auteur
van dit boek die wilde dat Pinto zijn aankondiging juridische stappen te
nemen tegen de Nieuwe Joodse Gazet hard zou maken. Een eerder verzoek
van de advocaat van Pinto om een rectificatie te plaatsen in de krant die n
keer per twee maanden verscheen, was niet gehonoreerd, omdat er geen
aanwijzingen waren dat er journalistiek gezien onjuist zou zijn gehandeld.
Het Nieuwsblad van het Noorden (30-05-1996) kopte Journalist wil Pinto
dwingen tot helderheid. Auteur was Menno Hoexum, die zijn naam er niet
bij had geplaatst.
Journalist Menno Hoexum van het vroegere Nieuwsblad van het Noorden
- tegenwoordig Dagblad van het Noorden - had de merkwaardige gangen
van zakenman David Pinto lange tijd gevolgd en speelde een cruciale rol in
het geheel. Hij had zijn bevindingen op papier gezet en doorgespeeld aan de
Nieuwe Joodse Gazet onder de voorwaarde dat zijn naam niet zou worden
genoemd. Delegeren, noemde hij dat.
David Pinto was en is geen onbekende in stad en land, maar werd en wordt
niet door iedereen gerespecteerd. Hij houdt zich vanaf 1982 bezig met
multiculturele communicatie, beweegt zich graag op het politieke toneel en
schermt graag met zijn bestuursfuncties en zijn contacten om zijn gewicht
aan te geven. Toen Rita Verdonk nog minister was van vreemdelingenbeleid
bood hij haar n van zijn boeken aan.
Volgens zijn website heeft hij een contract afgesloten met KPMG en is hij
lid van de Raad van Toezicht van de Haagse Hogeschool en Tech-nische
Hogeschool Rijswijk, van het Zaans Medisch Centrum en een beursgenoteerde multinational. Zijn oude situatie in Groningen lijkt hij te hebben
gekopierd in de Randstad.
Hij is erg verheugd dat hij tot de groep wetenschappers behoort, die een
nieuwe theorie heeft bedacht op hun vakgebied. Zijn theorie gaat over verschillen tussen mensen (autochtonen en alochtonen) die breed toepasbaar
is. Daarop aansluitend zegt hij een methode te hebben ontwikkeld hoe om
te gaan met sociale -, religieuze -, culturele - en individuele verschillen, met
behoud van ieders eigenheid. Hij ziet zichzelf als bedenker van het concept
dat migranten in Nederland worden doodgeknuffeld.

12

Al jarenlang gaat Pinto publiekelijk te keer tegen mensen die het niet met
hem eens zijn. Vele krantenartikelen moeten laten zien hoe geweldig hij
wel niet is. De grondlegger van zijn eigen politieke partij met zijn naam,
Politieke Partij Pinto, waarvoor hij de bekende opiniepeiler Maurice de
Hond raadpleegde, is echter zoals hij eerder in de voormalige politieke
partij Leefbaar Nederland werd getypeerd niet meer en minder dan een
lijk in de kast. Wat ging daaraan vooraf?
Het eerste contact tussen de Nieuwe Joodse Gazet met de Pintos ontstond
met Yael Pinto-Schrijver, die in het voormalige Academisch Ziekenhuis, nu
UMCG werkte. Zij had de Nieuwe Joodse Gazet uitgenodigd om verslag
te doen van haar activiteiten. Dat leidde tot argwaan toen het project waar
zij aan werkte met veel tamtam was aangekondigd, maar door allerlei
problemen niet op de aangekondigde datum van start zou gaan. De deksel
van de beerput kwam langzaam in beweging. Een paar stappen verder.
In de Nieuwe Joodse Gazet van 7 maart 1996, 16 Adar 5756, jrg. 2, verscheen
een artikel over het Inter-Cultureel Instituut (ICI) van het echtpaar David
en Yael Pinto. De basis van het artikel rustte op het onderzoek van journalist
Menno Hoexum, die zijn identiteit geheim wilde houden. In het artikel stond
dat de interculturele problemen als een rode draad door het maatschappelijke
leven van het echtpaar liep, en de cultuurverschillen in Nederland de kas
van het echtpaar spekten. Zo bleken beiden belangen te hebben in een
besloten vennootschap Point Labas Communicatie en Management Beheer,
die zich interesseerde voor financile deelname in vennootschappen. Het
Inter-Cultureel Instituut was daarin ondergebracht. Doelstelling van het
instituut was middels scholing, advisering en onderzoek cultuurverschillen
tussen allochtonen en autochtonen in Nederland op te lossen.
Gesteld werd dat David Pinto (1942, Midelt Marokko) als allochtoon en zijn
vrouw Yael Pinto (1939, Amsterdam) als autochtoon een financiel succes
hadden geboekt met hun instituut in Groningen, dat landelijk opereerde.
De besloten vennootschap beschikte in 1993 over een bedrag van 1,2 miljoen
gulden tegen 700.000 gulden het jaar daarvoor. Ook bezat het echtpaar een
woning annex kantoor aan de Vestdijklaan in Groningen, die te koop stond
en panden van het Inter-Cultureel Instituut aan de Hereweg 24d en Hereweg
26e en aan de Croeselaan 79bisA in Utrecht. Wie telefonisch contact zocht
met deze vestigingen kreeg een student aan de lijn, die het telefoonnummer
van Pinto in Amsterdam doorgaf of een boodschap op een antwoordapparaat

13

te horen. Pinto werd in het artikel als ondernemer aangemerkt, zijn vrouw
als projectmanager bij de Rijksuniversiteit in Groningen. Als hoofd
van de Audio Visuele Dienst (AVC) had zij haar kantoor voor toen nog
vijftigduizend gulden laten inrichten, wat op de werkvloer tot ongenoegen
leidde, omdat er juist bezuinigd diende te worden.
Volgens haar eigen zeggen werd zij door haar superieuren op een gegeven
moment op een zijspoor gezet, toen zij een felbegeerd project wist binnen
te halen. Als psycholoog wist zij dat arbeidstherapie een middel was om
teleurstellingen in haar leven te verwerken en dus bleef zij zich hardnekkig
vastbijten in haar werkzaamheden.
Zij werd, zoals eerder was bericht in de Nieuwe Joodse Gazet, directeur van
de Stichting Mens et Corpus, die verbonden was aan het Thoraxcentrum van
het Academisch Ziekenhuis in Groningen en die tegen betaling informatie
aan consumenten wilde verstrekken over gezondheidsvraagstukken.
De stichting heette daarvoor Stichting Medisch Expertise Centrum, die
gespecialiseerd was in het verzamelen en verspreiden van kennis op
medisch en paramedisch gebied inclusief de (sociale) gezondheidszorg. Het
doel ervan was de kwaliteit van het leven te bevorderen.
De bestuurders van de stichting waren de keel, - neus- en oorarts en voorzitter
prof. dr. Harm Kornelus Schutte, drs. Y. Pinto (secretaris), neuroloog
dr. Willem Jan Meyler, universitair docent Willem Arnold van Dijk en
universitair hoofddocent dr. Sake Kornelis Thomas Boersma. Met geldelijke
steun van de overheid en bedrijven was in het project honderdduizenden
guldens gepompt.
Daarnaast was Yael Pinto bestuurslid van de Stichtingen Radio Noord
en TV Noord. In die hoedanigheid had zij kritiek op de voorzitter en
ex-gedeputeerde Roel Vos van de provincie Groningen, die zij niet als
haar beste vriend omschreef vanwege zijn dubbelrol als adviseur van de
kabelexploitant EDON en voorzitter van de Stichtingen Radio Noord en
TV Noord. Maar het manipuleren was, zo stelde de Nieuwe Joodse Gazet,
ook mevrouw Pinto niet vreemd, want zij had laten weten de grote animator
van het Inter-Cultureel Instituut te zijn en niet haar man, die zij omschreef
als een begenadigd verteller en die het leuk vond als directeur te fungeren.
Van zichzelf vond mevrouw Pinto dat zij erg goed projecten kon schrijven en
ervoer zij het als dochter van een ondernemer uit het Groningse Veendam
als n van haar voornaamste taken om mensen aan het werk te helpen en

14

- Pinto richt zijn pijlen op het Nederlands Centrum Buitenlanders.

15

- Na dertig voelde Pinto zich nog geen Nederlander (Drents-Groningse Bladen, 21-02-1996

16

te houden. Geld van de gemeenschap was een middel om dat voor elkaar te
krijgen. Op zich is daar niks mee als het maar tot resultaat leidt maar daar
was een vraagteken achter te zetten.
Verder werd gesteld dat het instituut in Groningen zijn langste tijd leek
te hebben gehad, want Pinto had aangekondigd als docent interculturele
communicatie bij de Vrije Universiteit van Amsterdam te gaan werken. Zijn
instituut waar ooit twaalf mensen werkten, nam hij als nmanszaak mee.
In het Nieuwsblad van het Noorden liet hij weten de banden met Groningen
niet te verbreken, zolang zijn vrouw en kinderen er nog woonden en
werkten.
De basis voor het ICI hadden David en Yael Pinto gelegd in Isral, waar ze
elkaar hebben ontmoet. Daar zag David Pinto dat immigranten eerst de taal
dienden te leren en zich zo snel mogelijk een positie in de maatschappij
dienden te verwerven. Met deze ervaringen gingen beiden in 1967 naar
Nederland, waar David Pinto zich in 1974 liet naturaliseren.
Als een Koning Eenoog in het Land der Blinden verkondigde hij in Nederland
dat de etnische minderheden teveel werden vertroeteld door gesubsidieerde
welzijnsinstellingen, zoals het Nederlands Centrum voor Buitenlanders
(NCB), waardoor ze de aansluiting in de Nederlandse samenleving misten.
Zo meldde de Nieuwe Joodse Gazet. Volgens Pinto getuigde het van gezond
verstand als de gelden werden gebruikt om de minderheden te scholen en
aan het werk te helpen in plaats van ze dood te knuffelen. Zijn visie sloeg
landelijk aan. Hij verscheen in de krant, was te horen en te zien op radio en
televisie en de subsidie aan het NCB werd afgeschaft. Maar wat anderen niet
mochten, mocht deze profeet zelf wel: zichzelf doodknuffelen.
Hij drong door in het politieke circuit, maar dat liep niet geheel volgens
de verwachting. Zo stond hij op een niet-verkiesbare plaats tijdens de
Statenverkiezingen in Groningen. Volgens vice-voorzitter L. Hardenberg
was dat veroorzaakt door een verkeerde lobby binnen de VVD-afdeling
naar de andere districten toe, waardoor er onvoldoende steun was voor
Pinto, die zijn teleurstelling over zijn onverkiesbare plaatste niet onder stoelen
of banken had gestoken.
Voor de lobby bleek voorzitter prof. dr. A. Bosman verantwoordelijk te zijn
geweest. Hij had tevens zitting in de Raad van Toezicht van het Academisch
Ziekenhuis, waar Pintos echtgenote contacten mee had. Volgens Hardenberg
was Pinto een buitengewoon gedreven persoon, die goede adviezen

17

heeft voor allerlei voorkomende zaken. Als voorbeeld noemde hij het
vreemdelingenbeleid.
De Nieuwe Joodse Gazet was minder positief over Pinto. Aangevoerd werd,
dat hij weigerde zijn eigen culturele problemen op te lossen en zich bleef
afzetten tegen de Nederlanders. Een bevestiging daarvan had hij volgens het
periodiek gegeven in de vroegere Drents-Groningse Dagbladen, waarin hij
stelde zich ook na dertig jaar nog geen Nederlander te voelen en zichzelf als
een speciaal geval te beschouwen, en met zijn vrouw nog steeds op vakantie

18

- De Federatie van Buitenlandse Leerkrachten in Nederland roept op tot een boycot van Pinto.
De Marokkaanse samenleving ziet hem als een politiek onaanvaardbaar en onbetrouwbare
figuur, zo staat in de brief aan de besturenbonden.

19

- In een brief aan de staatssecretaris van onderwijs wordt de figuur Pinto voor de Marokkaanse
samenleving als onaanvaardbaar uitgesproken om een tekort aan Marokkaanse leerkrachten
weg te werken.

20

- Vastlegging telefonisch gesprek van Pinto op 21-2-1985. Daaruit zou volgens hem blijken dat
zijn Joodsde achtergrond een obstakel vormt.

21

te zijn in Nederland. De journalistieke aandacht ging verder.


Inter-Cultureel Instituut omstreden, David en Yael, hoe komen jullie aan 1,2
miljoen gulden? Pintos laten dramatisch spoor achter, zo kopte de Nieuwe
Joodse Gazet op de voorpagina van 6 mei 1996, 17 Ajar 5756, jrg. 2 - nr. 2.
Het blad kwam met een zes paginas tellend achtergrondartikel aanzetten
over de Pintos, die in beeld waren gekomen doordat ze zelf de publiciteit
hadden gezocht.
Het echtpaar werd verweten mensen gouden bergen te hebben beloofd en ze
in de maling te hebben genomen. Tevens werd hen belangenverstrengeling,
verkwisting van gelden, listigheden, malversaties, dreigementen, politieke
problemen en laster toegeschreven.
Een explosieve lading uit de wonderlijke wereld van de Pintos, zo luidde
de interpretatie van het tijdschrift. Gesteld werd, dat de twee experts als een
zwaan-kleef-aan met hun bluf en geestdriftige aanvalsgeest de subsidiekanalen
afstruinden om met nobel lijkende projecten gemeenschapsgeld binnen te
halen, met als enig doel er zelf beter van te worden en er riant van te leven.
David Pinto en zijn vrouw die volgens anonieme bron Menno Hoexum
ook bekend stond als Grietje, Francisca of Yael Tuininga, Yael Pinto, Yael
Schrijver of Yael Pinto-Schrijver, waren volgens het tijdschrift twee positief
en getalenteerde personen met een dubbele bodem, die al veel mensen
tegen de schenen hadden geschopt en een spoor van rottigheid hadden
achtergelaten.
De beroemdste allochtoon van Nederland, zoals zijn vrouw hem beschreef,
was volgens haar achter de schermen een Pasja, die haar post censureerde,
en hels werd als zij na een dag hard werken niet op tijd thuis was gekomen.
Maar ook buiten de echtelijke sfeer werd David Pinto ondanks zijn
sympathieke en humorvolle kanten als een grote boosdoener en als een
onbetrouwbaar persoon gezien.
Ingewijden kregen al een nare smaak bij het horen van zijn naam Pinto
en het Inter-Cultureel Instituut, omdat de mening heerste dat zij zich
verrijkten aan de ellende van allochtonen. Vele mensen uit de Marokkaanse
gemeenschap bleken al lang niet meer te geloven in de goede bedoelingen
van het tweetal. En en ander kwam terug in de Nieuwe Joodse Gazet met
als de kop Conflict op Rijksuniversiteit escaleert: Filmer krijgt f 300.000,smarte- en wachtgeld, Pintos maken goede sier met gemeenschapsgeld en
spreekverbod voor personeel. In het artikel werd verkondigd dat Yael Pinto

22

als hoofd van het Audio Visueel Centrum (AVC) van de Rijksuniversiteit
Groningen ruzie had gekregen met andere personeelsleden. Filmer Han
Gerretsen stond op voet van oorlog met haar. De gemoederen raakten
dermate verhit, dat Gerretsen werd ontslagen. Hij vocht zijn ontslag na een
carrire van dertig jaar aan en de rechter vond dat hij ten onrechte de laan
was uitgestuurd. Hij vonniste, dat de Rijksuniversiteit hem eervol diende
te ontslaan en f 300.000,- diende te betalen. Gerretsen legde de schuld van
zijn ontslag bij Yael Pinto en haar baas Bouke ter Borg neer. Ook andere
medewerkers twijfelden aan de capaciteiten van Yael Pinto op de afdeling.
Volgens Gerretsen lieten de Pintos zich niet van hun beste kant zien en waren
ze bezig geweest om een paar makkelijke pionnen (lees: personeelsleden)
te krijgen om het Audio Visueel Centrum dat broos was geworden door
bezuinigingen goedkoop in handen te krijgen en wilden ze er een privonderneming van maken. Volgens Han Gerretsen had Yael Pinto er een
handje van om veel te beloven en niets na te komen. Zo bleken de voorspelde
gouden toekomst en de topposities aan het adres van de medewerkers loze
kreten van haar te zijn. Ze werden er alleen zelf beter van, aldus Gerretsen.
Volgens hem waren de beloften een soort dekking zodat Yael Pinto haar
eigen winkeltje, het Inter-Cultureel instituut met haar man, op een niet
misverstane manier door zou kunnen zetten.
Daarbij was het volgens hem de bedoeling dat zij zo snel mogelijk directeur
werd van het Audio Visueel Centrum en ook haar man daar een poot in
kreeg, waardoor hij verder zou kunnen lobbyen via de universiteit om
nieuwe activiteiten te kunnen ontwikkelen. Gerretsen verklaarde helemaal
in de watten te zijn gelegd door de Pintos. Hij hoorde bij de familie, maar
de kusserigheid van Yael Pinto om snel ergens binnen te komen, de
overstelpende aandacht en verificaties van feiten leidden tot geheel andere
ontdekkingen, die hem argwanend maakten. Zijn wantrouwen groeide, toen
hij voor de gemeente Groningen een voorlichtingsfilm over Marokkanen
moest maken en voor het karretje van het Inter-Cultureel Instituut werd
gespannen om daar mensen voor te betrekken.
Hij kreeg het ene na het andere drama te horen over de Pintos, en dat ze
zoveel geld verdienden aan de ellende van de Marokkanen zelf.
Volgens Gerretsen had Yael Pinto goede ingangen bij onder meer de
prominenten van de PvdA, D66, CDA of VVD. Volgens hem kwam ze
snel binnen bij de huidige Commissaris van de Koningin van de provincie

23

24

25

Groningen, Max van den Berg, en oud-burgemeester van de gemeente


Groningen, Jacques Wallage, en stond ook de voormalige voorzitter van de
Tweede Kamer, Piet Bukman, in haar agenda. Via haar, zei Gerretsen, heeft
hij de makkelijkste gesprekken gevoerd met Bukman en oud-commissaris van
de koningin in Gelderland, Jan Kamminga. De gesprekken gingen over hoe
het CDA en hoe de VVD in elkaar zaten in relatie tot buitenlanders, en het
maken van een soort reclamefilmpje voor de Nederlanders met betrekking
tot de integratie van Marokkanen en Turken. Hij herinnerde zich ook dat
als hij Yael Pinto bekritiseerde hij werd ontboden in de woning aan de
Vestdijklaan en in een apart bidkamertje werd gezet, waar een kale tafel
en stoel stonden, en Yael Pinto begon te dreigen. Als het gesprek fel werd,
zo liet Gerretsen weten, kwam haar man om de hoek kijken, die zei dat
ze weg moesten. Toen Gerretsen buiten bleef kijken of het echtpaar ook
daadwerkelijk weg zou gaan, bleek het een smoes te zijn geweest.
Aan de ene kant haalden ze je binnen en aan de andere kant werd je
bedreigd met toestanden van: O wee ga niet te ver, dan gebeurt er dit en
dat met jou. Bedreiging tot zelfs ontslag aan toe en dat heb ik tientallen
keren over me heen gestrooid gekregen. Aldus de filmer. De Pintos hebben
volgens hem geprobeerd hem op een zijspoor te zetten, omdat hij teveel
wist van de gigantische verkwisting van universiteitsgelden, waardoor hij
een bedreiging begon te vormen. Zo zou hij het aanbod hebben gekregen
van Yael Pinto en haar baas Ter Borg om alle apparatuur ter waarde van
honderd duizend gulden mee te nemen, zodat hij een jaar lang op eigen
kosten freelance video-activiteiten kon ontplooien. Gerretsen ging daar niet
op in.
Ex-werknemer Albert Winkel, die elders een andere baan aanvaardde,
betichtte Yael Pinto van listigheden en dat zij het personeel tegen elkaar
uitspeelde. Ook meende hij dat zij totaal geen kennis van zaken had en hoog
van de toren blies. Volgens Winkel verkocht Yael Pinto wetenschappelijke
films die door de universiteit waren gemaakt door aan een televisieomroep
en liet ze op rekening van de vakgroep Andragogiek films maken over
allochtonen in de samenleving voor het Inter-Cultureel Instituut van
haar man. Volgens hem werden deze producties doorverkocht aan de
Evangelische Omroep.
Zij wist daar, zo zei hij, altijd wel een handeltje mee te bedrijven. En dat kun
je dus nooit zien, wat dat betreft werd er geen open kaart gespeeld, of dat geld

26

nou weer naar de universiteit terugkwam of dat het haar neveninkomsten


waren.
Over het aan de kant zetten van Yael Pinto liepen de meningen uiteen. Zij
voerde zelf aan dat dat was gebeurd door haar superieur, omdat die met de eer
van een felbegeerd project wilde strijken, die door haar was binnengehaald.
Haar baas, Bouke ter Borg, was het niet eens met die verklaring. Hij zei dat
Yael Pinto ten onrechte was geschorst, dat er personeelsproblemen waren,
haar excuus is aangeboden door het College van Bestuur en zij weer bij de
universiteit aan de slag kon gaan.
Han Gerretsen meende dat het lobbyen van Yael Pinto buiten de universiteit
om voor het Inter-Cultureel Instituut van haar man haar fataal was geworden
en zij via een omweg weer was binnengehaald. Albert Winkel stelde, dat
er vanuit de technische richting belastend materiaal tegen Yael Pinto was
verzameld.
Yael Pinto bouwde, zoals gememoreerd, na de perikelen bij het Audio Visuele
Centrum in het Academisch Ziekenhuis Groningen een nieuwe organisatie
om zich heen op in de vorm van de Stichting Mens et Corpus. Met ongeveer
zevenhonderd duizend gulden in de pot, waaronder overheidsgeld, wilde de
stichting een medische databank opzetten om aan consumenten informatie
over gezondheidsvraagstukken te verstrekken. De grote belangstelling voor
het project leek alleen op papier te bestaan. Haar opponent, Han Gerretsen,
begreep niet, dat Yael Pinto zonder werkelijke kennis van zaken en na de
nodige bonje en met een mooi verhaal kon doorgaan, terwijl er volgens
hem ook chirurgen zouden zijn die haar liever zagen gaan dan komen.
De Groningers hebben niets van het project meegekregen. Nadat de
aankondiging van Yael Pinto om op 2 april 1996 officieel met het project
in Groningen te beginnen een farce bleek te zijn, had de stichting zich
alweer gemeld voor andere gesubsidieerde projecten in het buitenland. Het
personeel van de stichting - zes in getal - had een spreekverbod opgelegd
gekregen en mocht niet met de pers praten.
In hetzelfde artikel werd David Pinto ook kritisch neergezet.Hij was betrokken
bij politieke verwikkelingen, een wirwar van besloten vennootschappen,
een lastercampagne en ruzie binnen de Joodse gemeente van Groningen.
Ook zou hij als lid van de Universiteitsraad vanwege gevoeligheden bij de
Rijksuniversiteit van Groningen zijn ontslagen. Maar later rezen er twijfels
over de juistheid van deze informatie, die verstrekt door een anonieme bron

27

- Het NCB wordt beticht van antisemitisme omdat het de dialoog met Pinto niet zou willen
aangaan vanwege zijn Joodse en Isralische achtergrond.

28

bij de Rijksuniversiteit werd tegengesproken door een medewerker van het


College van Bestuur van de Rijksuniversiteit. Onverlet blijft dat Pinto dat
zelf niet heeft willen corrigeren toen hem die bewering telefonisch werd
voorgelegd.
Pinto was kennelijk niet voor een kleintje vervaard. Zo voerde hij een
lastercampagne tegen de voormalige directeur van het gesubsidieerde
Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB), het voormalige TweedeKamerlid van Groen Links, Mohammed Rabbae. In zijn brief van 13 mei
1991 naar de media en politici, waaronder de toenmalige minister-president
Wim Kok, oud-voorzitter van de NOS, Andr van der Louw, oud-CRM
minister Van Doorn en alle ministers liet hij weten als directeur van
het Inter-Cultureel Instituut en als persoon pijnlijk getroffen te zijn, doordat
het NCB zich in de pers presenteerde als een groot voorstander van een
dialoog tussen moslims en Joden, zoals bijvoorbeeld in het artikel van de
Volkskrant van 25 februari van datzelfde jaar onder de kop Islamieten in
Nederland zien veel nut in gesprek met Joden naar voren was gekomen.
Pinto poneerde, dat het NCB de laatste instantie in Nederland was, die
gerechtigd was zich te presenteren als voorstander van een dergelijke
dialoog onder leiding van de toenmalige directeur Rabbae, die volgens
hem een fervent aanhanger van de PLO was en de moord op Isralische
burgers toejuicht. Volgens Pinto had Rabbae bij herhaling geweigerd met
hem in gesprek te komen, en had hij geen geheim van zijn afkeer gemaakt,
dat Pinto een Jood en een Israli was. Volgens Pinto werd Rabbae teveel
ruimte gegeven om zijn persoonlijke voorkeuren en antisemitisme bot te
vieren, en liet hij het niet na hiervan gewetenloos misbruik te maken, terwijl
de Nederlandse overheid hem de hand boven het hand hield. Zo stond in de
Nieuwe Joodse Gazet.
Het blad stelde dat waar Pinto ook opdook er vaak gelazer ontstond. En wie
hem of zijn vrouw te na kwam, discrimineerde of was een racist. Daarentegen
was hij in zijn element als hij omringd was door prominenten zoals tijdens
de viering van het 48-jarig bestaan van de staat Isral in de ambtswoning
van de Isralische ambassadeur Yossi Gal in Den Haag.
Dat Pinto aan hevige kritiek bloot staat, lijkt niet zo verwonderlijk, want in
Groningen zette hij een aantal merkwaardige en opvallende avonturen op zijn
naam, waarbij niet zo zeer het verbeteren van de leefomstandigheden van
de buitenlanders voorop stond, maar het verdienen van een goed belegde

29

30

31

- De aantekeningen van journalist Menno Hoexum, die hij in handen speelde van de Nieuwe
Joodse Gazet en niet in zijn eigen, het huidige Dagblad van het Noorden, af liet drukken.

32

33

34

35

boterham. Zo citeerde de Nieuwe Joodse Gazet journalist Menno Hoexum


van het Nieuwsblad van het Noorden.
Rond David Pinto hing een vreemde waas. Nadat hij een kledingatelier
voor buitenlandse meisjes had opgezet in Groningen waren er bij de
PvdA berichten over onderbetaling en illegale productie van kleding
binnengedruppeld. Ook ging het gerucht dat subsidiegeld oneigenlijk zou
zijn gebruikt. Er volgde een onderzoek van de gemeentelijke sociale dienst,
zo meldde het blad.
Toen Pinto telefonisch om een reactie werd gevraagd, weigerde hij zijn
medewerking en werd agressief. Hij stelde de bedoeling van het interview
niet te begrijpen, en zei dringend weg te moeten naar Brussel. Hij slaakte
dreigende en beledigende taal, en begon stereotype te zinspelen op een antiJoodse houding.
Ook wilde hij niet ingaan op de kritiek, dat hij zich zou verrijken aan
de ellende van allochtonen. Pinto verbrak de telefoonverbinding. Zijn
echtgenote weigerde ook verder commentaar. De waarheden zouden
volgens haar zijn verdraaid en de smerigheid zijn verzonnen.
Het echtpaar Pinto in Groningen liet het niet zitten bij de beschuldigingen
van fraude, malversaties en oneigenlijk subsidiegebruik, waar de Nieuwe
Joodse Gazet ze mee in verband had gebracht. Nadat onder meer de
Universiteitskrant, het Nieuwsblad van het Noorden en het Groninger Dagblad
waren ingehaakt op de berichtgeving in de Nieuwe Joodse Gazet spanden
de toen 53-jarige David Pinto en zijn echtgenote, de 57-jarige Yael PintoSchrijver, een kort geding tegen de uitgave aan. Die werd druk bezocht door
de media. Kort gedingrechter mr. J. H. Praktiek honoreerde in zijn vonnis
van 26 juni 1996 een deel van de eis en veroordeelde de Nieuwe Joodse
Gazet tot het plaatsen van een rectificatie, waarin de beschuldigingen
moesten worden teruggenomen.
Hij besliste dat de volgende rectificatie moest worden geplaatst:
In dit blad zijn op 6 mei 1996 twee artikelen gepubliceerd over Yael PintoSchrijver en David Pinto. In die artikelen is onder meer de indruk gewekt
dat voornoemde personen zich schuldig hebben gemaakt aan fraude,
malversaties en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden. In de artikelen is
onder meer vermeld dat:
- David Pinto wegens gevoeligheden uit de functie van Kroonlid van de
Unversiteitsraad van de Rijksuniversiteit Groningen is ontslagen;

36

- het Inter-Cultureel Instituut in het verleden subsidie heeft ontvangen;


- De heer en mevrouw Pinto met nobel lijkende projecten gemeenschapsgeled
trachten binnen te halen met als enig doel er zelf beter van te worden en er
riant van te leven;
- Yael Pinto in een interview met de Nieuwe Joodse Gazet zichzelf van
oplichting heeft beticht;
- Yael Pinto-Schrijver als hoofd van het Audio Visueel Centrum van de
Rijksuniversiteit Groningen niet meer aan subsidiegelden mocht komen.
De president van de arrondissementsrechtbank te Groningen heeft bij
vonnis van 26 juni 1996 beslist, dat de publikatie van voornoemde artikelen
onrechtmatig is, omdat de juistheid van voornoemde beschuldigingen en
uitlatingen niet aannemelijk is gemaakt.
2. veroordeelt Van Gelder tot betaling aan de Pintos van een dwangsom
groot f 1000,- (duizend gulden) voor iedere dag dat niet aan voornoemde
veroordeling wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal f 10.000,(tienduizend gulden) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden.
3. veroordeelt Van Gelder in de kosten van de procedure, tot op deze uit
spraak aan de zijde van de Pintos begroot op f 439,65 aan verschotten,
vermeerderd met de eventueel niet voor verrekening vatbare omzetbelasting
en op f 1500,- aan salaris van de procureur.
4. verklaart de uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Praktiek, vice-president en door deze uit
gesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 1996, in tegenwoordigheid
van de griffier.
Het meer of anders gevorderde wat hij van de Pintos afwees was:
- Van Gelder te bevelen zich te onthouden van iedere vorm van verdere
distributie van de Nieuwe Joodse Gazet d.d. 6 mei 1996;
- Van Gelder zich in de toekomst te onthouden van het doen van verdere
onder de rectificatie vallende gelijke of vergelijkbare onjuiste dan wel
onnodig grievende uitlatingen;
- het doen/laten opnemen van verdere gelijke of vergelijkbare onjuiste dan
wel onnodig grievende uitlatingen in de Nieuwe Joodse Gazet, of in enig
ander publicatiemiddel.
- Van Gelder te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het in
deze te wijzen vonnis een door de president bij vonnis in goede justitie

37

te omschrijven schriftelijke verklaring te verstrekken aan de redactie


van het Nieuwsblad van het Noorden met het verzoek tot plaatsing (en
met verzending van een afschrift aan dit verzoek aan de Pintos) welke
schriftelijke verklaring de strekking heeft dat door Van Gelder in de Nieuwe
Joodse Gazet van 6 mei 1996 jegens de Pintos onjuiste en onnodig grievende
beschuldigingen zijn gedaan, welke in de onderhavige procedure niet
aannemelijk gemaakt zijn en op grond waarvan deze mededelingen door
de president onrechtmatig zijn geoordeeld, n en ander met machtiging
van de Pintos bij in gebreke blijven van Van Gelder terzake, de betreffende
verklaring, op kosten van Van Gelder, zelf ter publicatie aan het Nieuwsblad
van het Noorden te presenteren;
- Van Gelder te veroordelen tot betaling van een dwangsom ad f 25.000,voor een geheel of gedeeltelijke overtreding van het gevorderde bevel tot
rectificatie;
- Van Gelder te veroordelen tot betaling van een dwangsom ad f 5000,- voor
iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van het bevel zich te onthouden
van iedere vorm van verdere distributie van de Nieuwe Joodse Gazet van 6
mei 1996 en van gelijke of vergelijkbare onjuiste dan wel onnodig grievende
uitlatingen, met een maximum van f 100.000,-;
- Van Gelder te bevelen de rectificatie te plaatsen zonder enig commentaar
in welke vorm dan ook in de eerst te verschijnen editie van de Nieuwe
Joodse Gazet op of omstreeks 7 juli 1996.
Het standpunt van de Pintos kwam erop neer dat:
Van Gelder door de onderhavige artikelen te publiceren en te verspreiden onrecht
matig jegens de Pintos heeft gehandeld. In de gepubliceerde artikelen heeft Van
Gelder ernstige beschuldigingen geuit die alle feitelijke grondslag missen. Met
name de suggestie als zouden de Pintos oneigenlijk gebruik hebben gemaakt van
subsidiegelden en zich daarmee hebben verrijkt is een ernstige en onjuiste be
schuldiging. De in de dagvaarding vermelde uitlatingen van Van Gelder zijn onjuist.
Van Gelder heeft geen zorgvuldig onderzoek gedaan naar de feiten. De artikelen zijn
voorts zeer beledigend en onnodig grievend jegens de Pintos. De manier waarop
Van Gelder getracht heeft om commentaar van de Pintos terzake te verkrijgen was
onbehoorlijk. (Er stond niet bij dat Pinto begon te dreigen en te schelden en de
verbinding verbrak, jvg). Van Gelder heeft kennelijk een brief van zijn toenmalige

38

raadsman aan het Nieuwsblad van het Noorden toegestuurd, waardoor nog meer
ruchtbaarheid aan deze voor de Pintos zeer schadelijke aangelegenheid is gegeven.

De verweren van Van Gelder komen kort gezegd erop neer:

Van Gelder heeft niet onrechtmatig jegens de Pintos gehandeld door voornoemde
artikelen te publiceren. Van Gelder heeft een misstand aan de kaak willen stellen.
De in de artikelen weergegeven feiten zijn juist en de artikelen niet onnodig grie
vend jegens de Pintos. Van Gelder wil de bronnen die informatie over de Pintos
hebben verschaft in principe niet onthullen. Voorzover de president van oordeel
is dat de bronnen wel onthuld moeten worden, is Van Gelder bereid de bronnen
met toestemming te verzoeken tot onthulling van hun identiteit. Van Gelder heeft
getracht omtrent zijn berichtgeving commentaar te verkrijgen van de Pintos. De
Pintos hebben echter geweigerd om een weerwoord te geven. Nu de gegevens in
de artikelen feitelijk juist zijn, is er op die grond voor een rectificatie geen plaats.
Wanneer de Pintos hun schriftelijk commentaar naar de Nieuwe Joodse Gazet
sturen, zal deze integraal worden gepubliceerd. Indien de vordering van de Pintos
toegewezen wordt, dienen de dwangsommen gematigd te worden.

Bij de beoordeling van het geschil stelde de president voorop dat voor
het verkrijgen van een antwoord op de vraag of gedane beschuldigingen
op waarheid berusten een nader onderzoek naar de feiten nodig is. Het
kort geding was volgens hem niet het forum voor dat onderzoek. Hij vol
stond daarom met het vaststellen of de juistheid van de beschuldigingen
aannemelijk was gemaakt en moeten nagaan of Van Gelder bij afweging
van alle betrokken belangen de artikelen had mogen publiceren in de vorm
waarin dat was gedaan.
Hij viel daarvoor terug op de volgende criteria:
- de aard van de gepubliceerde beschuldigingen en de ernst van de publikatie
te verwachten gevolgen voor de Pintos;
- de ernst bezien vanuit het algemeen belang van de misstand welke de
publikatie aan de kaak beoogt te stellen;
- de mate waarin ten tijde van de publikatie de beschuldigingen steun
vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal;
- de inkleding van de beschuldigingen gezien in verhouding tot de vorige
drie criteria;

39

40

- de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publikatie via


de pers, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de
Pintos minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes
bereikt had kunnen worden.
De president vond dat de beslissing de artikelen te publiceren de toetsing
aan de criteria niet kon doorstaan. Voor hem was er geen twijfel dat het
algemeen belang is gediend met het belichten van mogelijke misstanden
bij gebruik van subsidiegelden, maar was tegenover de ontkenning van
de Pintos niet aannemelijk gemaakt dat de Pintos zich schuldig hebben
gemaakt aan fraude, malversaties en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden
zoals uitvoerig in de gewraakte artikelen aangeduid. De in de dagvaarding
vermelde uitlatingen zijn uitsluitend gebaseerd op verklaringen van
niet nader bekend gemaakte personen. Aldus Praktiek. Het gebruik van
anonieme bronnen brengt met zich mee dat niet toetsbaar is of deze bronnen
werkelijk bestaan en of zij geloof verdienen. Het algemeen belang brengt in
casu, gelet op het belang van de bescherming van bronnen ten behoeve van
de persvrijheid, niet met zich mee, dat van Van Gelder geist zou kunnen
worden om zijn bronnen te onthullen. Door zijn bronnen in principe niet
te willen onthullen heeft Van Gelder echter welbewust het risico genomen
dat hij genoodzaakt zou kunnen worden tegenover de betwisting van de
Pintos de tegen hem ingebrachte beschuldigingen op een andere wijze
aannemelijk te maken. Van Gelder heeft dat ter zitting niet gedaan. (Het
voorstel om achter gesloten deuren de bronnen bekend te maken, werd
niet overgenomen. Een diplomatenkoffer vol opgenomen gesprekken bleef
gesloten, jvg). Ook wilde de rechter, wat niet ongebruikelijk is, de anonieme
bronnen zelf niet horen.
De president vervolgt: Dat had echter wel mogen worden verwacht nu Van
Gelder in de brief van zijn raadsman van 28 mei 1996 de Pintos als het ware
heeft uitgedaagd juridische stappen tegen hen te ondernemen. Tenslotte
is niet aannemelijk gemaakt dat Van Gelder de over de Pintos verkregen
informatie waarop hij zijn in de dagvaarding genoemde uitlatingen heeft
gebaseerd voldoende heeft geverifieerd. Weliswaar heeft Van Gelder de
Pintos de gelegenheid geboden op de door hem verkregen informatie
te reageren en hebben de Pintos daarvan nauwelijks gebruik gemaakt,
maar dat betekent nog niet dat daarmee de juistheid van de gegevens is

41

verkregen. De edelachtbare gaf aan de andere kant geen enkele verklaring


waarom het verhaal zou zijn verzonnen. Hij stelde verder dat gelet op het
vorenoverwogene moet de conclusie zijn dat niet tot publikatie van de ge
wraakte feiten had mogen worden overgaan en dat hij jegens de Pintos
onrechtmatig heeft gehandeld door dat toch te doen. De vordering tot
rectificatie zal worden toegewezen, met dien verstande dat de inhoud
daarvan zal luiden zoals in het dictum nader omschreven. De vordering tot
het opleggen van een dwangsom zal eveneens worden toegewezen, met dien
verstande dat de dwangsom zal worden bepaald op f 1000,- per overtreding
met een maximum van f 10.000,-.
De dreiging dat Van Gelder in de toekomst de Nieuwe Joodse Gazet d.d
6 mei 1996 verder zal distribueren is naar het oordeel van de president
niet aannemelijk geworden. Voorts acht de president de dreiging dat Van
Gelder in de toekomst gelijke of vergelijkbare onjuiste dan wel onnodig
grievende uitlatingen over de Pintos zal bekend maken niet aannemelijk.
Deze vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
Over het vonnis bracht de Nieuwe Joodse Gazet in het nummer van
22 augustus 1996, 7 Elloel 5756, jrg. 2 nr. 5/6, verslag uit. Onder de kop
President in vonnis: Anonieme bronnen ontoereikend meldde De Nieuwe
Joodse Gazet, dat een journalist geen anonieme bronnen mag gebruiken
als hij verslag deed van vermeende dubieuze praktijken. Aangevoerd werd,
dat volgens de rechter van een journalist de onthulling van zijn bronnen
niet kon worden geist, maar hij ze als hij ze wil beschermen met ander
bewijsmateriaal moest komen. En dat was volgens hem niet gebeurd.
Daardoor waren volgens hem de aantijgingen van fraude, malversaties en
oneigenlijk subsidiegebruik aan het adres van het echtpaar onvoldoende
aannemelijk gemaakt en dus onrechtmatig.
In zijn vonnis brak hij een lans voor verder feitenonderzoek, maar stelde
hij ook, dat de rechtbank daarvoor niet het aangewezen forum was. Hij
oordeelde dat als er subsidiegelden in het geding waren het geen twijfel
mocht leiden daar aandacht aan te besteden. De eis een rectificatie te
plaatsen in het vroegere Nieuwsblad van het Noorden, dat op het artikel in
de Nieuwe Joodse Gazet was ingehaakt, werd afgewezen evenals de eisen de
Nieuwe Joodse Gazet te verbieden in het vervolg over het echtpaar Pinto
te schrijven en het plaatsen van een commentaar bij het vonnis. In het

42

43

44

- Uit vakblad De Journalist 05-07-1996.

45

- Een artikel over persvrijheid in de Volkskrant op 11 mei 1996 naar aanleiding van een
uitspraak van Europees Hof was in zoverre onvolledig dat niet werd gesproken over het aanvoeren van ander bewijsmateriaal als gebruik werd gemaakt van anonieme bronnen. Behalve
als de rechtorde hevig is geschokt, levens in gevaar zijn of de staatsveiligheid ernstig wordt
bedreigd.
46

commentaar van de Nieuwe Joodse Gazet op het vonnis stond onder het
kopje waarheidsvinding het volgende:
De rechtbank in Groningen heeft voor een deel de eis tot rectificatie van het echtpaar
Pinto in deze uitgave gehonoreerd, omdat er gebruik was gemaakt van anonieme en
betrouwbare bronnen. Daarbij zijn drie indrukken gekoppeld aan vijf formuleringen,
die echter volgens het artikel zelfs niets met elkaar gemeen hebben. Als het gaat om
de vermeende fraude, malversaties en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden, zo
staat in het artikel, worden de PvdA en de gemeentelijke sociale dienst in Groningen
als bronnen opgevoerd.
De definitieve rectificatie is dan ook niet hierop gebaseerd, maar op de stellingen
die eraan zijn vastgeplakt. Zo is voor de punten 1 (David Pinto was al door het lint
gegaan toen hem hierover vragen werden gesteld), 2 en 5 informatie gebruikt van
anonieme bronnen. En is punt 3 een constatering en onder punt 4 een citaat van
mevrouw Pinto - n van de anonieme bronnen - opgetekend. De rechter meent
dat op grond van het geheel deze zinsnedes niet door de beugel kunnen. Als het om
aantijgingen c.q beschuldigingen in het artikel wordt melding gemaakt van een
explosieve lading - gaat, wil deze rechter bij het raadplegen van anonieme bronnen,
dat de journalist ondersteunend materiaal op tafel legt. En hij wordt daarin gesteund
door de bestaande rechtsspraak. De Volkskrant meldde op 11 mei 1996 dat anderzijds
de Hoge Raad en het Europees Hof het verschoningsrecht voor journalisten hebben
erkend en hoeven ze de identiteit van hun bronnen niet te onthullen. De Hoge Raad
vindt dat de onbelemmerde vrije nieuwsgaring de voorkeur moet hebben boven
de gerechtelijke waarheidsvinding en is het beschermen van bronnen n van de
essentile voorwaarden voor de in een democratische samenleving belangrijke
persvrijheid. Daarmee wil het hoogste rechtscollege ook de indruk wegnemen, dat
de journalist een verlengstuk is van de politie, omdat dit anders kan leiden tot een
vertrouwensbreuk en zijn bronnen kunnen opdrogen. Ondanks de erkenning van
het verschoningsrecht ziet het er niet naar uit, dat de bestaande rechtspraak zal
veranderen, en loopt de journalist risicos.
Als de rechtbank in Groningen stelt niet het forum te zijn voor verder feitenonderzoek,
wordt ook het risico genomen dat onwaarheden herroepen dienen te worden. Wat
het Inter-Cultureel Instituut van de Pintos betreft: in het verleden zijn er wel degelijk
subsidies toegekend. Deze onjuistheid past in het beeld van het echtpaar Pinto dat ook
beweerde dat het niet om een reactie was gevraagd, terwijl de stukken anders aantonen.

Het werd merkwaardig gevonden, dat de rechter de zinsnede waarin

47

mevrouw Pinto zichzelf had beticht van oplichting gerectificeerd diende


te worden, omdat tegenover haar ontkenning ook de rechter niet kon
beoordelen of zij zich wel zo of niet heeft uitgedrukt tegenover de schrijver
van het gewraakte artikel. De opmerking was gedaan tijdens een ontmoeting
in caf De Keijzer in Groningen, toen zij zich daar openhartig uitsprak.
Vond de Hoge Raad dat de onbelemmerde vrije nieuwsgaring de voorkeur
moet hebben boven de gerechtelijke waarheidsvinding, en was het beschermen van bronnen n van de essentile voorwaarden voor de in een democratische samenleving bijzonder belangrijke persvrijheid, en was een
journalist geen verlengstuk van de politie omdat dit anders kon leiden tot
een vertrouwensbreuk en zijn bronnen konden opdrogen, mr. Praktiek in
Groningen vond dat dit een journalist niet ontslaat van de verplichting in
geval van beschuldigingen buiten zijn anonieme bronnen om met ander
bewijsmateriaal te komen.
Zijn stelling dat de rechtbank niet het aangewezen forum was voor feitenonderzoek laakte de Nieuwe Joodse Gazet, omdat hij daardoor het risico
nam de leugens van de Pintos over te nemen. En n leugen hield hij in
ieder geval overeind, namelijk dat de Pintos geen subsidiegelden zouden
hebben ontvangen. Het vonnis van de rechtbank werd geaccepteerd.
Wat de rechtbank niet wilde doen, deed de Nieuwe Joodse Gazet wel:
verder feitenonderzoek plegen. De grote vraag was: Wat werd er toch
stilgehouden?
Om dat te ontdekken, dook de Nieuwe Joodse Gazet in allerlei dossiers
en werden vele betrokkenen aangesproken. Dit keer werden benaderde
personen - niet allemaal - met naam en toenaam genoemd om het risico
opnieuw door een rechter te worden gepakt op grond van anonieme
bronnen zo klein mogelijk te maken en werden de gesprekken opnieuw
opgenomen. De beschuldigingen over vermeende fraude, malversaties en
oneigenlijk subsidiegebruik werden in een vervolg artikel in direct verband
gebracht met een kledingproductieproject dat door de Pinto s was opgezet.
De indieners waren David Pinto van het Inter-Cultureel Instituut (ICI) en
functionaris Bin Van Trinh van de Stichting Zuid-Oost Azi.
De grootste problemen had het Gewestelijk Arbeidsbureau met de Pintos
gehad. De ruzie liep zo hoog op dat het Arbeidsbureau de subsidiekraan van
het project - een initiatief van het Inter-Cultureel Instituut ondergebracht in
McDavy B.V. had dichtgedraaid, nadat was gebleken dat Pinto zich niet aan

48

- Archief gemeente Groningen. Behandeling subsidieverzoek van f 45.000,- voor een buitenlandersproject van het Inter-Cultureel Instituut.

49

- Gemeente Groningen geeft f 132.955,- loonkostensubsies aan het Intercultureel Instituut


voor een kledingproductieproject. Het geld kwam uit de pot achterstandsgebieden en was bedoeld om zoveel mogelijk mensen aan werk te helpen.

50

51

zijn contract had gehouden om allochtonen op te leiden. Ondanks de grote


problemen die zich rond het project hadden voorgedaan, werd de kwestie
in de doofpot gestopt. Toen journalist Menno Hoexum van het Nieuwsblad
van het Noorden ruchtbaarheid aan het project wilde geven, werd hij met
een kluitje in het riet gestuurd.
Volgens het voormalig Tweede-Kamerlid van de PvdA, Henk de Hamer,
tevens personeelslid van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
de gemeente Groningen en n van de personen die Pinto heeft gehoord
over vermeende problemen bij zijn kledingproductieproject, stelde dat
de toenmalige wethouder L. J. Westerhoff geen stront over de zaak wilde
hebben. Bij navraag kon oud-wethouder Westerhoff zich hiervan niets
herinneren.
Dat Pinto niet makkelijk was in de omgang bleek in zijn relatie met een
oud-medewerker van het Arbeidsbureau, Hein Beernink. Die had evenals de
toenmalige directeur C. H. L. Kortes de wind van voren van Pinto gekregen.
Ook hadden de oud-directeur en Pinto bij de politie tegen elkaar aangifte
van belediging gedaan.
Hein Beernink vertelde op een gegeven moment bezoek te hebben gekregen
van een aantal deelnemers aan het werkleerproject van Pinto. Ze waren
ongelooflijk kwaad, omdat ze als werknemers werden behandeld en niet als
deelnemers aan een werkleerproject, terwijl de subsidies daar wel op waren
gericht. Volgens Beernink werden de subsidies oneigenlijk gebruikt door
Pinto. Nadat Kortes de deelnemers ook had gehoord, volgde er een gesprek
met het echtpaar Pinto, waarbij David Pinto zich uitermate grof gedroeg.
Toen Pinto in de gaten kreeg dat Beernink de informant was geweest, schoot
hij uit zijn slof.
Beernink: Ik werd ontzettend geraakt eigenlijk door zijn opmerking: Ons
Joden moet je altijd hebben. Dat vond ik zo laag. (...) Sjoemelen met
overheidsgelden en alles, dat is heel ernstig. Dat is gebeurd, maar die morele
chantage vind ik persoonlijk veel ernstiger. Dat maakt je machteloos. Mijn
achtergrond is juist zo, dat ik het Joodse volk een bijzonder warm hart
toedraag en dat wist Pinto niet. Daarom kwam het extra hard bij mij aan.
Vanaf dat moment heb ik ook geweigerd op wat voor manier nog contact
met hem te hebben, zo verklaarde Hein Beernink in de Nieuwe Joodse Gazet.
Hij bevestigde dat de subsidiekraan was dichtgedraaid door de directeur
van het Arbeidsbureau. Beernink en Henk de Hamer van de gemeentelijke

52

sociale dienst stelden, dat het werkleerproject volstrekt was geflopt.


Een andere betrokkene, Margriet van Wijk, verklaarde dat er veel klachten
waren over de werkomstandigheden, en de geplaatste personen nauwelijks
begeleid werden of aandacht kregen van het echtpaar Pinto. In plaats
daarvan werd er volgens haar zeer commercieel gedacht, waardoor de
achterstandssituatie van de allochtonen niet werd weggenomen.
Margriet van Wijk deelde mee, dat ze de stelling van Pinto in de media
wel kon onderschrijven, dat de allochtonen zich moesten ontdoen van
hun zielige imago. In de praktijk merkte ze echter, dat het stuk liep op een
vriendelijke benadering en het vergroten van het zelfvertrouwen om die
achterstand in te halen.
Dat er iets met het bedrijfje aan de hand was, ook in de geldsfeer, kreeg
ze bevestigd toen ze van hogerhand niet met een journalist over het
werkleerproject van Pinto mocht praten en de kwestie in de doofpot werd
gestopt. De felheid waarmee haar de mond werd gesnoerd, kwam niet
overeen met haar rechtvaardigheidsgevoel. Zij zei: Toen dacht ik van: Wat
hier aan de hand is, God mag het weten, maar het klopt gewoon van geen
meter.
Een andere deelnemer aan het project was de Stichting Vak Opleiding
Confectie (VOC) in Amsterdam. Consulent M. S. van Eijck deelde mee dat
de stichting zich had laten meeslepen in het project door het Arbeidsbureau
in Groningen. Als een andere overheidsinstelling vroeg daaraan mee
te werken, werd het voordeel van de twijfel gegeven, aldus de consulent.
De leerlingen die bij het werkleerproject van Pinto waren geplaatst, waren
naar zijn mening allemaal bekwaam. Dat ze na een poosje weer verdwenen,
kon hij niet verklaren, maar voegde hij daaraan toe naar ons gevoel was
het geldklopperij. Hij stelde dat van het hele scholingsplan niets was
terechtgekomen.
Meneer Pinto heeft geprobeerd op een voordelige manier aan mensen te
komen voor een ateliertje, verklaarde Van Eijck. Terugkijkend stelde hij
dat het zwaar gesubsidieerde project van Pinto volkomen was mislukt en
dat hij daarbij was geholpen door een aantal vriendjes bij de gemeente en
het arbeidsbureau. Het project dat volgens de prognose binnen twee jaar
uit de rode cijfers zou zijn, ging uiteindelijk failliet. Pinto had volgens de
jaarrekening de subsidies toen al binnen: een bedrag van zon vijfhonderd
duizend gulden.

53

54

55

Ook mevrouw Pinto-Schrijver bleek na verder onderzoek geen


onbeschreven blad. Als hoofd van het Audio Visuele Centrum (AVC) van
de Rijksuniversiteit Groningen werd op de werkvloer ernstig getwijfeld aan
haar deskundigheid.
Mevrouw Pinto, die van zichzelf vond dat ze goed projecten kon schrijven en
de geheime kracht achter het Inter-Cultureel Instituut was, raakte betrokken
bij het zogeheten Captive-project. Dat vormde een onderdeel van het Deltaprogramma van de Europese Commissie, die over een budget van veertig
miljoen gulden beschikte. En van de oogmerken was het opzetten van
satelliettelevisie. Het Audio Visueel Centrum in Groningen werd daarvoor
ingeschakeld en kreeg twee miljoen gulden. Het project werd beschouwd
als een geschenk uit de hemel. Vooral omdat de dienst in zijn voortbestaan
werd bedreigd. Het leek erop, dat het reorganisatieplan van de baan zou
zijn en een deel van de zestien nieuwe arbeidsplaatsen in Groningen terecht
zouden komen. Daar kwam in zoverre iets van terecht, dat buiten het eigen
personeel om mensen van de Filmacademie in dienst werden genomen door
mevrouw Pinto en het eigen personeel zich gepasseerd voelde. Kortom het
hele Delta-project dreigde in gevaar te komen door de ernstig verstoorde
verhoudingen. Stukken van de AbvaKabo wekten de indruk, dat mevrouw
Pinto bezig was om een coupe te plegen bij de dienst.
Cordinator planning, Henny Sanders, sprak in 1988 het vermoeden uit,
dat de leiding van het AVC opzettelijk slechte resultaten naar buiten bracht,
zodat mevrouw Pinto op voor haar gunstige voorwaarden het AVC zou
kunnen overnemen en in geprivatiseerde vorm zou kunnen voortzetten.
Tevens werd melding gemaakt van een slappe houding van de leiding in
de persoon van Bouke ter Borg. De situatie bij de dienst was dusdanig
ontregeld, dat direct ingrijpen noodzakelijk werd geacht.
De vertrouwensbreuk tussen mevrouw Pinto en de medewerkers vormde
volgens een persoonlijk en vertrouwelijk schrijven van directeur Hans
Maarten Bolle van de dienst personeel en organisatie van de RuG een
ernstige bedreiging voor de gezondheid en het welzijn van de betrokkenen
en voor de overlevingskansen van het AVC.
Ook de positie van het AVC was volgens hem niet rooskleurig en
gezaghebbend, terwijl de samenwerking met het AVC niet als positief
werden ervaren. Hoewel mevrouw Pinto werd geschorst en later weer
werd teruggehaald, heeft volgens ex-AVC medewerker Albert Winkel haar

56

57

58

59

60

61

betrokkenheid bij het Europese Captive-project ertoe geleid haar onder te


brengen bij de Medische Faculteit, afdeling Cardiologie. Merkwaardig was,
zo stelde de Nieuwe Joodse Gazet, dat in de fax van de cordinator van het
project in Londen, dr. D.G. Jameson van de University College, en in de
fax uit Brussel van Jacques Babot, dr. Y Pinto vermeld stond, terwijl zij als
psychologe de titel drs. voerde.
Hoofd Wim Janssen van de dienst In- en Externe Betrekkingen wilde
geen reactie geven op de onverkwikkelijkheden rond mevrouw Pinto en
de resultaten van de projecten onder haar leiding. Volgens hem waren de
vragen namens de Nieuwe Joodse Gazet van managementtechnische aard
en verdienden ze geen antwoord. Ook niet als er gemeenschapsgelden
mee waren gemoeid en de indruk werd gewekt dat de projecten niets
voorstelden.
De Pintos leken in de jaren dat ze in Groningen hadden gewoond niet
alleen vrienden te hebben gemaakt. In de kantlijn bij het achtergrondartikel
liepen reacties mee van personen, die zich min of meer onheus bejegend
hadden gevoeld door het echtpaar. Oud-medewerker V. Atanasov had twee
jaar bij het Inter-Cultureel van Pinto gewerkt. Hij zei dat door de mentaliteit
van de leiding veel mensen met ruzie waren vertrokken. Hij was n van de
slachtoffers.
Volgens hem waren er genoeg mensen op de hoogte van het n en ander,
maar had niet iedereen zin om zich daarmee te bemoeien. Ook niet, omdat
men dan zijn eigen fouten zou moeten erkennen. Het probleem was
volgens hem dat er Nederlanders bij betrokken waren die dat niet wilden
erkennen, waardoor het moeilijk was zaken hard te maken. De oorzaak van
de problematiek schreef hij toe aan de fout van de Nederlanders die in de
manier van waarop de Pintos zich verkochten, waren getrapt, en bleven
trappen. Dubieuze toestanden waarin de Pintos een rol speelden, verbaasden
hem niet. Maar om dat te kunnen aantonen, waren er naar zijn mening hele
harde bewijzen nodig, die alleen van binnenuit waren te verkrijgen. En dat
was volgens Atanasov het grootste probleem.
Garagehouder Semler in Assen was ook n van de personen die zich ook
bij de redactie van de Nieuwe Joodse Gazet om zijn verhaal te doen. Hij
beschuldigde het echtpaar van oplichting omdat het nog steeds bij hem in
het krijt stond. Hij was in contact gekomen met Pinto toen die een Saab bij
hem wilde kopen. Volgens Semler mocht hij van geluk spreken, dat hij niet

62

63

64

op het voorstel van Pinto is ingegaan om de auto zonder betaling mee te


geven. Volgens de ondernemer was Pinto een mooi prater, netjes in het pak,
maar een dikke deugniet. Semler stelde hem algauw te hebben geschoten.
Ik denk: Dit zit niet allemaal goedmet hem. Pranger was mijn deurwaarder
en die zegt: Hou er maar mee op, want het ene BVtje dekt het andere BVtje.
Je krijgt er geen poot tussen de deur. Ik zei: Nou dat verbaast me niks. Die
vrouw was zeker nog zo erg als hij. Die dekt hem op alle manieren.
Geldproblemen, scheldpartijen en een bezoek aan het politiebureau, viel
Anneke Oldenburger ten deel, toen ze eind jaren tachtig werkzaamheden
verrichtte voor David Pinto. Zij woonde boven het kledingatelier wat Pinto
met financile steun van de gemeente Groningen en het Arbeidsbureau
exploiteerde aan de Kostersgang 28-30 in Groningen. Volgens Oldenburger
heeft Pinto gevraagd haar administratief werk te doen. Zij wilde dat
wel omdat ze op dat moment geen werk had. Ook werd haar gevraagd
in de avonduren en op feestdagen te werken. Ze zegt dat ze ondanks de
toezeggingen van Pinto geen dubbeltje heeft gezien. Ze kreeg het aan de stok
met Pinto, toen ze iets zei van de werkneemsters die via het Arbeidsbureau
waren geplaatst, verplicht waren gesteld in de weekeinden te werken. Ze
zei: Er werkten Turkse meisjes bij hem. Hij had een kantoor om u tegen te
zeggen. En die meisjes zaten op houten bankjes. Toen heb ik gezegd: Dat
kan helemaal niet. Dat mag ook niet. Haar werd te verstaan gegeven zich
niet met zijn zaken te bemoeien. Volgens haar had de gemeente Groningen
en het Arbeidsbureau geen subsidies in het project mogen stoppen, omdat
het een farce was en was Pinto van de ene op de andere dag verdwenen.
Voor Anneke Oldenburger was Pinto een nachtmerrie en niet zuiver van
de graat.
C. Boejharat had eveneens werkzaamheden voor Pinto verricht. Hij
stond onder andere voor de klas bij de politie en vormingscentra. De
welzijnswerker gaf op verzoek van Pinto voorlichting over culturen. Hij
vroeg daarvoor geen geld, omdat zijn eigen instelling subsidie ontving.
Wel kreeg hij een cadeaubon van vijftien gulden, maar meldde dat aan zijn
directeur om de schijn van het aannemen van smeergelden te vermijden.
De zaken gingen goed., totdat het Boejharat opviel dat Pinto commerciel
bezig was en voor zijn meerdaagse activiteiten bedragen met vier nulletjes
kreeg. Zijn verontwaardiging werd nog groter toen hij ook merkte dat Pinto
andere medewerkers vergat te betalen of een cadeaubon van vijftien of

65

vijentwintig gulden gaf voor een halve dag werk. Hij zwengelde de kwestie
aan bij zijn directeur. Volgens Boejharat heeft Pinto hem daarop een kopje
kleiner willen maken bij de voorzitter van de stichting, waar hij (Boejharat,
jvg) voor werkte. Toen Boejharat samen met zijn directeur en een derde het
ongelijk van Pinto kon aantonen, stond die voor aap. De contacten zijn toen
verbroken. Boejharat: Ik las een keer een artikel dat die tegen subsidies was
met als kop Minderheden worden doodgeknuffeld met subsidies. Ik moest
erom lachen: Het is de poes die zegt hoe je melk moet bewaken.
Journalist G. D. Toffoletto zei middels het NOS-programma Paspoort in
contact te zijn gekomen met David Pinto. Hij had daabij weleens de gedachte
of het allemaal zuivere koffie was bij Pinto.
Ook leerde hij hem kennen als bestuurslid van de Omroep Organisatie
Groningen (OOG) en vroeg hij zich af wat Pinto daar te zoeken had. Op
een gegeven moment legde hij een link met de werkzaamheden van zijn
vrouw op het Audio Visueel Centrum (AVC) van de Rijksuniversiteit
Groningen. Daarnaast was zij bestuurslid van de Stichting Radio Noord en
later TV Noord. Toffoletto had niet de indruk dat Pinto de belangen van
de minderheden diende, maar vanuit eigen belang in het bestuur zat. Toen
hij zei bezig te zijn met een verhaal over Benneton in Itali, stond Pinto
op een gegeven moment voor de deur van zijn ouders (Heel vreemd, zegt
Toffoletto) en zei dat hij op reis was naar Itali om mensen te bezoeken en
ook even wilde kijken hoe het met Benneton was, omdat hij wist dat ze
daar nieuwe technologie hadden. Het bleek algauw dat Pinto niets te bieden
had. De manier van doen, vond Toffoletto verdacht. Normale mensen doen
zoiets niet, zei hij.
Hij vond het opvallend dat Pinto tegen het Nederlands Centrum voor
Buitenlanders ageerde en tegenstander was van de subsidies die aan deze
instelling werden verstrekt, maar nooit kritisch was over de priv onderneming die direct of indirect geld kreeg van de overheid. Ik dacht van: H
dat klopt niet. Als je consequent bent, doe je niet zo.
Het bevreemdde hem dat in samenwerking met het Arbeidsbureau projecten
werden opgestart en Pinto opeens geen mensen had. Bij `Paspoort was
de situatie onzeker en hij zei: Waarom kon je er ook niet bij mij? Nou,
dat was een teken dat hij bijvoorbeeld geen mensen voor een project had,
dat door het Arbeidsbureau was gestart. Hij voegde eraan toe dat Pinto
regelmatig opdrachten had van de krijgsmacht en stelde dat Pinto liet

66

doorschemeren contacten te hebben met het koninklijk huis. Hij begreep


niet dat Pinto zoveel geld had, terwijl minderhedenorganisaties altijd in
geldnood verkeerden.
Een stagiaire, die anoniem wilde blijven, vertelde dat Pinto heel veel meisjes
allemaal een dag voor niks liet zitten. Hij zei dan: Ja even kijken hoe je het
doet en dan kies ik de beste eruit. En had hij dus een week lang gratis iemand
daar zitten of langer. Volgens haar gebeurde er niet veel en waren er geen
contacten met andere personeelsleden, omdat die bijna geen Nederlands
spraken.
Hij maakte haar doodsbang, toen hij in het begin wat al te vriendelijk voor haar
was. Volgens Pinto was dat normaal in zijn cultuur, maar het meisje vertelde
dat hij nu in Nederland was en dat zijn gedrag hier niet als normaal werd
gevonden. Wat was er gebeurd? Op haar eerste dag was Pinto nogal onder
de indruk geraakt van haar kleding.
Hij meende dat zij aanleg had om model te worden. En dat kon bij hem.
Hij zat immers in de kleding. Maar dan moest ze eerst wel kleding gaan
passen. De stagiaire die toen een jaar of zeventien was, voelde daar wel voor,
ook omdat het haar eerste baan was. Voor zijn neus mocht ze zich gaan
omkleden en terwijl ze daar mee bezig was, kwam Pinto dicht bij haar staan
en probeerde haar onderbroek beet te pakken en er even in te kijken. De
stagiaire heeft zijn ongewenste intimiteiten weten af te houden, is naar huis
gegaan, maar heeft het voorval uit schaamte aan niemand verteld. Maar ook
niet om Pinto in bescherming te nemen, omdat ze bang was dat haar vader
de man anders in elkaar zou rammen. Ze is wel bij Pinto blijven werken,
omdat ze anders werkloos zou zijn geraakt. Het is volgens haar bij die ene
keer gebleven.
Het waren niet alleen vele individuen die hun ervaringen met Pinto aan
de Nieuwe Joodse Gazet kwijt wilden (de telefoon stond roodgloeiend),
ook de Stichting Forum in Utrecht, een instituut voor multiculturele
ontwikkeling, bestreed de methode van het Inter-Cultureel Instituut. Pinto
werd beschreven als een arrogante, opschepperige opportunist, die een
versimpeling van de feiten gaf en voorbij ging aan de maatschappelijke
posities en het racisme in de samenleving, waar minderheden de dupe
van werden. Volgens beleidsmedewerker Hans Bellaart van de afdeling
Jeugdzorg was de visie van Pinto schadelijk.

67

Volgens hem waren veel instellingen er inmiddels achter gekomen, dat ze


door de mooie praatjes van Pinto in de maling waren genomen. Volgens
Bellaart wisten met name de allochtonendeskundigen, dat Pinto niks anders
was dan een zakkenvuller. Bellaart verklaarde verder, dat Pinto heeft gezegd
dat het niet verkeerd was om rijk te worden aan de allochtonenproblematiek
als het maar deskundigheid opleverde. Maar die vermeende deskundigheid
boorde Bellaart volledig de grond in. Hij opperde dat Pinto heeft geprobeerd
met de staatssecretaris van Justitie te praten over het geven trainingen. Toen
ze zich over hem liet informeren, zo wist Bellaart, zag ze van het gesprek af.
Ook Arend Brink stuitte op problemen, toen hij in dienst van het Audio
Visueel Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen met collega Yael
Pinto zon vijf videofilms maakte, die te maken hadden met het InterCultureel Instituut van haar man. Het onderwerp ging over de integratie
van allochtonen binnen het onderwijs en hoe autochtonen allochtonen
dienden te worden. Nadat de videofilms gereed waren, reageerde mevrouw
Pinto volgens Brink laaiend enthousiast, maar werden de producties tot zijn
verbazing een week later ineens afgekeurd. Als reden gaf zij, volgens Brink,
op dat ze niet geschikt waren voor het onderwijs. Hij vervolgt: En toen heb
ik professor Gerrit Lang ingeschakeld en zijn rond de tafel gaan zitten en die
(professor Lang, jvg) was vreselijk kwaad erover. Die heeft toen wel besloten:
Dit wordt wel gebruikt in het onderwijs. Ik zou niet weten waarom niet.
En toen moest die productie ook betaald worden. Ze dacht er onderuit te
kunnen door te zeggen: Ik kan ze niet gebruiken, en wel gebruiken en dan
niet betalen. Dat was mijn idee erachter. Dat ging om duizenden gulden. (...)
Wat zij in die films wilden laten zien, vond ik ook vreselijk naar allemaal.
Brink kreeg de indruk dat de mevrouw Pinto meer voor haarzelf bezig was
en voor haar man, dan voor de universiteit, waar zij in dienst was.
Op de voorpagina van de Nieuwe Joodse Gazet verscheen tevens een
artikel over de laakbare houding van het Nieuwsblad van het Noorden,
dat zich slecht had laten informeren bij het maken van een interview met
directeur David Pinto van het Inter-Cultureel Instituut in Groningen. De
kritiek was afkomstig van oud-directeur Kortes van het Arbeidsbureau in
Groningen, die op stuitende wijze in aanraking was gekomen met Pinto.
In het Nieuwsblad van het Noorden zelf werd Pinto uitgebreid aan het
woord gelaten, nadat kort gedingrechter mr. Praktiek voor een deel de eis
tot rectificatie in de Nieuwe Joodse Gazet van hem en zijn echtgenote had

68

69

gehonoreerd. In het dagblad deelde Pinto mee, dat er geen bos was en geen
beren waren. Het artikel was geschreven door wijlen Wim Bisschop, die
terloops de problemen van Pinto met vrouwen had meegenomen.
Een andere journalist van toen nog het Nieuwsblad van het Noorden,
Gerard de Kleine, gaf tien maanden daarna door dat Bisschop een vriend
was van Pinto. Hij was daar via via achter gekomen. Nadat Bisschop zijn
verhaal had laten afdrukken in het Nieuwsblad van het Noorden, had hem
dat verbaasd omdat de krant eerst behoorlijk van leer was getrokken tegen
Pinto en erna een relatief poeslief artikel van de hand van Bisschop plaatste.
Daarop had hij op de krant genformeerd hoe dat zat. Toen bleek dat er wel
degelijk een lijntje bestond tussen Bisschop en Pinto. Hij wist daar niets
van. Dus ik vond het al vreemd om een dergelijk verhaal dan in de krant te
zien, aldus De Kleine.
Bisschop had het verhaal geschreven na de uitspraak van het kort geding om
de rook weg te nemen. En de uitspraak van de rechter bleek de kapstok te
zijn geweest voor Bisschops pennenvruchten, waarin Pinto alle kanten op
mocht. Pikant detail daarbij was, dat Bisschop nooit voor de stadsredactie
schreef, terwijl het toch een Groningse aangelegenheid betrof.
Hij is een politiek redacteur, een commentator, hij werkte op de redactie
binnen- en buitenland. Hoe ze elkaar kennen, weet ik niet. Vroeger liep
Bisschop natuurlijk alle grote congressen van de politieke partijen af.
Misschien dat daar de link zit, aldus De Kleine. Pinto was geen onbekende
in het politieke circuit. Hij had zon beetje alle politieke partijen gehad.
Het artikel leek een dictaat van Pinto met uitspraken als dat de berichtgeving
in de Nieuwe Joodse Gazet zou zijn gebaseerd op roddel en achterklep. Ook
liet Bisschop de rechter zeggen dat het om journalistiek prutswerk zou
gaan, een beoordeling die de rechter overigens niet heeft gebezigd.
Het spelletje achter de schermen van het Nieuwsblad van het Noorden, dat
van een opvallende houding getuigde, omdat Menno Hoexum zijn eigen
krant niet had gebruikt voor zijn journalisteke speurwerk naar Pinto maar
dit had gedelegeerd aan de Nieuwe Joodse Gazet, was ontrafeld. En daar
zat tevens het schandaal dat een journalist bij het Nieuwsblad van het
Noorden zich liet lenen voor een persoon als Pinto in opgesloten. Je kent
de wereld h, zegt De Kleine. Naar aanleiding van het tendentieuze artikel
van Bisschop stuurde de Nieuwe Joodse Gazet een brief naar de toenmalige
hoofdredacteur Ton Schuurmans van het Nieuwsblad van het Noorden. Die

70

bleek geen mening te hebben en zijn adjunct Dick Dalmolen gaf niet thuis.
Wim Bisschop werd eveneens om een reactie gevraagd. Wilde hij aanvankelijk geen commentaar geven, in tweede instantie komt uit dat hij Pinto
minstens twintig jaar kende en hem altijd een hele aardige man heeft
gevonden. Op zijn vakgebied vond hij Pinto een openbaring. Hij ontkende
Pinto in bescherming te hebben genomen. Als Bisschop journalistiek
onfatsoen wordt verweten, is hij op zijn teentjes getrapt. Een deel van het
gesprek ging over de uitspraak van de rechtbank. Volgens Bisschop waren er
geen klachten over Pinto bekend. Op de vraag of hij partijdig is, zegt hij:
Wie weet.
Bisschop was als een grote onbekende uit de lucht komen vallen en zijn
relatie met Pinto wat in zijn gekleurde berichtgeving terug kwam, omstreden.
Menno Hoexum, de toenmalige chef van de stadsredactie bleek zijn
informatie ook aan zijn collega Wim Bisschop te hebben doorgeschoven,
maar die heeft dat laten liggen. Bisschop wilde niet langer telefonisch
worden benaderd voor een vraaggesprek.
Hij zegt:
-Jij vindt dat je iedereen mag bellen, ook als ze er geen prijs op stellen -U vindt dat u mag schrijven wat u wilt. En dan maar proberen dat onderuit te
trekken - Ik sta voor wat ik schrijf -Nou ja als het om de Gazet gaat, dan heeft u daar geen dunk van -Nee daar heb ik ook geen dunk van en dat mag ik ook schrijven -Ja natuurlijk wel, het gaat erom wat er op de achtergrond meespeelt -Op de achtergrond speelt puur een beroep- Een beroep? - Mijn beroep is journalist -Ja ja en een relatie van twintig jaar? - En dan mag ik zo nu en dan ergens wat van zeggen -Een relatie van twintig jaar van iemand die u eigenlijk op een voetstuk zet -Dat is een interpretatie, dat heb ik dus niet gezegd -Maar u interpreteert ook, dus ik interpreteer ik ook maar, dat mag toch - Publiceren, publiceer het -Ja, nou dat laat u dat maar aan mij over -

Bisschop, een kloon van Pinto, die als journalist zijn objectiviteit verloren

71

leek te hebben. Hij werd in bescherming genomen door zijn chef op de


redactie binnen- en buitenland en als integer beoordeeld.
Resumerend hadden de Pintos tijdens de rechtszaak het niet zo nauw
genomen met de waarheid. Stelden de Pintos - toen alle gegevens als
gevolg van de complexiteit nog niet op tafel lagen dat het Inter-Cultureel
Instituut geen subsidies zou hebben ontvangen, documenten beweerden het
tegendeel.
In het hele verhaal waren vijf personen als belangrijke bronnen aan te
merken. Oud-directeur Kortes en Hein Beeernink van het Arbeidsbureau,
Henk de Hamer van de Sociale Dienst, onderzoeksjournalist Menno
Hoexum en Yael Pinto zelf.
Kortes hield zich aanvankelijk van de domme. Hij gaf toe de subsidiekraan
te hebben dichtgedraaid, omdat Pinto zijn contractuele verplichtingen niet
was nagekomen. Volgens Kortes had Pinto ook reeds flinke voorschotten
ontvangen, maar waren die niet teruggestort. Een andere spil was Henk de
Hamer van de gemeentelijke Sociale Dienst geweest. Beweerde Pinto tijdens
de rechtszaak niet te zijn gehoord door de Sociale Dienst, De Hamer stelde
dat er wel degelijk een onderzoek was geweest naar vermeende kwalijke
praktijken van Pinto.
Dat nam allemaal niet weg dat oud-directeur Kortes van het Arbeidsbureau
na verloop van tijd opnieuw zon driehonderd duizend gulden aan subsidie
beschikbaar stelde voor een nieuw project van het Inter-Cultureel Instituut
en de toenmalige Rijkshogeschool, die later opging in de Hanzehogeschool.
Maar ook hier ging het volledig mis. Een dik dossier was het resultaat van
het geharrewar tussen Pinto en de Rijkshogeschool.
Drs. K. Tempelman van de Hanzehogeschool liet weten onder geen beding
ooit nog zaken te willen doen met Pinto. Volgens Tempelman bleek het ICI
van Pinto teveel geld te hebben gehad, maar weigerde hij dat af te dragen.
De Rijkshogeschool meende nog enkele tienduizenden gulden van Pinto
tegoed te hebben voor verrichte werkzaamheden. Omdat de kosten van
de juridische invordering hoger uitkwamen dan het te incasseren bedrag,
legde de Rijkshogeschool het hoofd in de schoot. Tempelman stelde, dat
de afwikkeling van de kosten en de subsidie een vervelende geschiedenis
was geweest. Zowel het Arbeidsbureau als de Hanzehogeschool hadden het
hoofdstuk Pinto afgesloten.

72

- Pinto is blij met zijn drie ton gemeenschapsgeld, en wil de `angst rond zijn project de kop
indrukken.

73

- Het Inter-Cultureel Instituut van Pinto strijdt met de Rijkshogeschool om de macht.

74

75

- Het Inter-Cultureel Instituut eist de exclusiviteit van de leergang Intercultureel management


en het onderhouden van de externe contacten op bij de Rijkshogeschool.

76

77

- Het Arbeidsbureau verdeelt de subsidie tussen ICI en Rijkshogeschool.

78

Volgens de Nieuwe Joodse Gazet waren er achter de schermen van de


Rijksuniversiteit Groningen meer dingen gebeurd, waar het College van
Bestuur geen weet van had of wilde hebben. Dat werd afgeleid uit de reactie
van secretaris H. J. D. Bruins van het College van Bestuur, die geschrokken
zei te zijn van de artikelenstroom in de media over de Pintos en dat er over
en weer nogal met vuil en modder was gegooid. Volgens Bruins was er een
onderzoek ingesteld naar onrechtmatige handelingen van mevrouw PintoSchrijver, die eind jaren tachtig als projectmanager in dienst was van het
Audio Visueel Centrum van de Rijksuniversiteit. Het onderzoek had echter
niets opgeleverd. Dat wilde volgens Bruins niet zeggen, dat alle partijen
het met elkaar eens waren. Hij verklaarde dat de commercile capaciteiten
van mevrouw Pinto, die aangetrokken was om de inkrimping bij het Audio
Visueel Centrum tegen te gaan door opdrachten binnen te slepen, overschat
waren. Hij zei dat er een rapport was gemaakt over de personele problemen
bij de dienst onder leiding van mevrouw Pinto en zij tenslotte was geschorst.

79

- Het accountantskantoor van Pinto en het Arbeidsbureau lggen met elkaar overhoop over het
uitbetalen van gemeenschapsgeld. Het Arbeidsbureau gaat uiteindelijk door de knien.

80

81

- De Hanzehogeschool dreigt met juridische stappen om geld van Pinto te krijgen.

82

83

- De Hanzehogeschool laat de claim vallen omdat er onvoldoende bewijsmateriaal is na onderzoek van accountants Coopers & Lybrand.

84

Die schorsing was weer teruggedraaid, toen bleek dat er procedurefouten


waren gemaakt en het rapport enkele onjuistheden hadden bevat. Bruins
voegde daar aan toe, dat mevrouw Pinto er niet ongeschonden vanaf
kwam, maar er geen formele redenen waren geweest de schorsing door te
zetten. De universiteit wilde de relatie met mevrouw Pinto verbreken, maar
stelde haar nog in staat met haar eigen stichting die ondergebracht was in
het Academisch Ziekenhuis een eigen bron van inkomsten op te bouwen.
En daarmee werd de feuilleton over de Pintos beindigd. De Pintos zelf
reageerden in juridische zin niet meer op de nieuwe onthullingen.

85

Het leven ging verder. De Groene Amsterdammer schoot Pinto af in


een artikel. Niet werd begrepen waarom het management in Nederland
zoveel geld aan hem weggooide voor het volgen van een cursus over
allochtonenproblematiek. Pinto gaf niet op. Hij dook ook weer in het politieke
circuit op. Het hoofdbestuur van de VVD plaatste hem op de groslijst voor
de Tweede Kamer 1998. De groslijst bevatte 171 namen van personen, die
als voorlopige kandidaten door de afdelingen waren voorgedragen. Uit de
gegevens bleek dat hij in 1991 lid was geworden van de VVD. Gedurende
de laatste tien jaar, zo had hij opgegeven, was hij werkzaam geweest als
ondernemer, publicist en als docent aan de Universiteit van Amsterdam.
Binnen de VVD was hij trainer geweest aan de Haya van Somerenstichting,
had hij zich bemoeid met de persoonsregistratie en was hij voorzitter van
het VVD-beraad geweest. Tevens had hij topkadertrainingen gevolgd.
Verder was hij kroonlid geweest bij de Rijksuniversiteit Groningen, lid van
Governing Council van het internationale SIETAR/lid Beleidswerkplaats
Coperatieve Innovatie Rabobank Nederland met tussen haakjes denktank
van de organisatie, en lid van CKM Raad van de Kunst. De onderwerpen
die hem het beste lagen, waren: algemeen politiek, midden- en kleinbedrijf,
sociale zaken,ontwikkelingssamenwerking,buitenlandse zaken,emancipatie,
wetenschappelijk/beroepsonderwijs, voortgezet onderwijs, basisonderwijs,
binnenlandse zaken, justitie, defensie en minderhedenbeleid. De afdelingen,
die Pinto kandidaat hadden gesteld, waren Amsterdam/Hummelo en
Keppel. Pinto kwam tot blijdschap van velen niet op de kieslijst voor.
Vrij Nederland plaatste in de uitgave van 31 oktober 1998 een artikel over
David Pinto. Mustapha Oukbih en Elma Verhey waren de auteurs. Zij
brachten de wonderlijke carrire van David Pinto in kaart. Geschreven werd
dat de communicatievirtuoos die beroemd was geworden vanwege zijn
tot de verbeelding sprekende opvatting dat buitenlanders in Nederlanders
zouden worden doodgeknuffeld van zich had laten horen. Daarmee
werd gedoeld op zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar Interculturele
Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam. Via de media liet hij
weten dat hij zich behoorlijk had vergist en dat buitenlanders niet werden
doodgeknuffeld, maar doodgeknuppeld en had hij zijn lidmaatschap van
de VVD opgezegd. Het Tweede-Kamerlid Henk Kamp werd als verdediger
van de lekkende asielzoekerstenten in Ermelo uitgemaakt voor klojo en

86

- Vrij Nederland volgde het spoor van Pinto rond zijn benoeming tot professor.

87

- In Vrij Nederland kwam het kledingproject van Pinto in Groningen aan bod.

88

Frits Bolkenstein werd vergeleken met het monster van Frankenstein, wiens
geest spijtig genoeg door Pinto zelf uit de fles was gehaald. Zo schreef Vrij
Nederland. Dit werd aangevuld met citaten van Pinto: Bolkenstein misbruikt
mijn ideen. Ed van Thijn heeft me er nog zo voor gewaarschuwd.
Volgens de journalisten was Pinto ondankbaar geweest, omdat de VVD juist
hem de mogelijkheid had verschaft zijn jarenlange droom te verwezenlijken,
namelijk een leerstoel Interculturele Communicatie. Volgens Vrij Nederland
wilde Pinto nog wel eens van mening veranderen. Het opinieblad stelde
destijds dat Pinto zijn functie een dag in de week geheel onbaatzuchtig
uitoefende en werd hij niet tot wat hij in de Volkskrant kon zeggen door
de universiteit betaald. Als citaat werd toegevoegd, dat hij normaal een
tarief van nu omgerekend tussen de 1500 en ruim 2000 euro per dag
vroeg. Omdat het werk aan de universiteit een lange termijn klus zou zijn,
nam hij genoegen met een lagere schaal. Pinto zei tegen Vrij Nederland
dat de Volkskrant een foutje had gemaakt. Verder werd verklaard dat de
marktwaarde van Pintos Inter-Cultureel Instituut door zijn benoeming op
zijn minst moet zijn verdubbeld.
De meningen over de benoeming van Pinto tot hoogleraar liepen uiteen.
Juichten verschillende professoren deze promotie toe, andere die zijn werk
goed kenden, vonden het een belediging van het vak om deze handige
zakenman en nice guy tot hoogleraar te benoemen. Zijn nieuwe collegas
meenden dat zijn aardige cursusjes voor politieagenten, winkelpersoneel of
eerstejaars studenten met de wetenschap weinig van doen had. De reacties
werden volgens Pinto gevoed door afgunst en jaloezie.
Vrij Nederland wist te vertellen dat de hoogleraarpost van Pinto was
bedongen door de Stichting Intercultura, die in 1997 was opgericht door
fractievoorzitter F. Houterman van de VVD gemeenteraad in Amsterdam.
Pinto had in de afdeling een bestuursfunctie vervuld. De fractievoorzitter
meende dat communicatie met minderheden in de politiek breed moest
worden gedragen en niet alleen door de VVD. Het lukte Houterman
om heren/dames met hoge politieke en maatschappelijke functies aan
zijn stichting die het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de
interculturele communicatie wilde bevorderen te binden. Dat waren
onder meer oud-commissaris van de koningin in Friesland en oudonderwijsminister Loek Hermans, staatssecretaris van Justitie prof. dr. M.
J. Cohen (oud-burgemeester van Amsterdam, lijsttrekker PvdA, studeerde

89

rechten in Groningen en bevriend met oud-burgemeester Jacques Wallage


van Groningen), en lid van de Raad van State prof. dr. J. J. Vis en voormalig
CDA-Tweede Kamerlid en burgemeester van Hilversum, mevrouw J.
Kraaijeveld-Wouters. Vis zei daarover dat het meer een showtje was geweest omdat het bestuur nog nooit bij elkaar was geweest. Houterman
meende met zijn stichting in een leemte te kunnen voorzien, maar volgens
Vrij Nederland werd reeds op verschillende universiteiten in Nederland
interculturele communicatie gedoceerd.
Het weekblad vond uit dat Houterman niet het brandende verlangen
koesterde een leerstoel in het leven te roepen, maar dat Pinto, bestuurslid
van Intercultura, en n van zijn eigen ICI docenten, C. Curuz, van het
Amsterdamse Centrum Buitenlanders hem had benaderd. Vrij Nederland
meldde verder dat bestuurslid en onderwijsdeskundige van de VVD, J. van
den Broek, niet beter wist dan dat de stichting was opgericht om Pinto aan
de leerstoel te helpen. Vis zegt dat hij zich niet meer kan herinneren wie
hem heeft benaderd maar dat het idee uit Groningen was gekomen. En niet
een jaar eerder zoals de statuten stelden, maar al enkele jaren daarvoor.
Mevrouw Kraaijeveld-Wouters gooide de bal naar professor J. J. van
Cuilenborg van de Universiteit van Amsterdam, maar die ontkende volgens
Vrij Nederland ook maar iets met de oprichting van Intercultura te maken
te hebben gehad. Advies had hij evenwel wel gegeven. Pinto stelt dat hij met
Van Cuilenborg de tijd rijp achtte voor een wetenschappelijk kader van zijn
werk. Vis was hij tegengekomen op de receptie van de koningin en die had
enthousiast zijn steun uitgesproken. Dat het om een doorgestoken kaart zou
gaan, verwees hij naar het rijk der fabelen, omdat het om bestuursleden van
niveau ging en hij een moeilijk sollicitatiegesprek had gehad. Hoogleraar
Etnische Studies aan de Universiteit van Amsterdam, prof. dr. M. Pennix,
die deel uitmaakte van de driekoppige sollicitatiecommissie meende dat de
benoeming in alle openheid was verlopen en er ook was geadverteerd in
het allochtonenblad Contact. Daar waren weinig reacties op losgekomen en
van de tien potentile kandidaten die hij voor de leerstoel zelf had benaderd,
had niemand serieuze belangstelling. Pinto bleef als enige kandidaat over.
Vrij Nederland legde aan de hand van docent dr. R. Gowricharn van de
Universiteit van Amsterdam uit waarom er zo weinig interesse was voor
de toch aantrekkelijke baan als hoogleraar. Toen Gowricharn was gevraagd

90

door n van de commissieleden of hij de functie ambieerde, belde die de


twee andere commissieleden op.
Hij zegt niet wie dat waren geweest, maar naast Pennix zaten prominent
bestuurslid van Intercultura, prof. dr. Job Cohen (een goede vriend van
Pinto. Tijdens de verkiezingscampagne was Pinto echter minder goed te
spreken over Cohen, jvg) in de sollicitatiecommissie en Van Cuilenborg
die niet alleen Pintos baas was in de tijd dat Pinto gastdocent was aan de
Universiteit van Amsterdam, maar ook betrokken was bij de initiatieven
om tot de oprichting van de Stichting Intercultura te komen. Gowricharn
kreeg te horen dat hij twintig procent kans maakte en dat Pinto zeker zou
worden benoemd. De docent voelde zich beledigd en een figurant in het
Pinto-circus.
In Groningen benaderde Vrij Nederland het voormalig Tweede-Kamerlid
Henk de Hamer (PvdA) en ambtenaar op de afdeling Sociale Zaken. Hij
begreep niet dat die glibberaal, die kleine krabbelaar het opnieuw voor
elkaar had gekregen niet de geringste voor zijn karretje te spannen.
Ook voorzitter ing. L. Hardenberg van de plaatselijke VVD kon de
inspanningen van zijn partijgenoten in de Randstad niet plaatsen in het
upgraden van Pintos carrire. Hardenberg zei opgelucht te zijn toen Pinto
Groningen verruilde voor Amsterdam. Hij was verheugd dat Pinto niet tot
volksvertegenwoordiger was gekozen en hoopte dat het nooit zover zou
komen. Hij griezelde alleen al bij die gedachte.
Over de Nieuwe Joodse Gazet werd geschreven dat die in het voorjaar
van 1996 nogal wilde beschuldigingen over de financile praktijken
had geplaatst en daarom door de rechter op de vingers was getikt, maar
een paar weken later uitvoerig uit de doeken deed wat volgens Henk de
Hamer binnenskamer op het gemeentehuis al veel langer bekend was. De
tienduizenden guldens subsidies direct of indirect verleend aan n van zijn
vele bedrijven zoals het Inter-Cultureel instituut, Point Labas Communicatie
& Management Beheer B, C & M Communicatie & Management BV,
Damincy Mode International, McDavy BV, Europe Fashion Company
BV, of de Stichting Steunfonds IBN-Maimon ooit bedoeld om de positie
van de minderheden te verbeteren zijn niet in de laatste plaats ten goede
gekomen aan Pinto zelf.
De Hamer vertelde verder dat docenten werden afgescheept met
boekenbonnen, terwijl Pinto forse bedragen voor hun cursussen in rekening

91

- PSP en CPN stemden tegen de subsidie aan Pinto.

92

bracht. De meisjes van zijn naaiatelier (alleen al voor dat bedrijf ontving
Pinto in 1986 een bedrag van f 132.955,- aan loonkostensubsidie, PSP en
CPN stemden tegen) liet hij onbetaald overuren maken, in het weekeind
werken, en van hun zogenaamde scholing kwam geen steek terecht.
Ook de toenmalige directeur C. Kortes van het Groninger Arbeidsbureau
werd aan het woord gelaten. Volgens hem waren het vooral de klachten
van Pintos personeel reden om de loonkostensubsidies aan de naaiatelier
uiteindelijk stop te zetten. Kortes stelde dat hij al vanaf het begin zijn twijfels
had of Pintos plan om allochtonen en andere kansarmen aan een baan te
helpen in werkelijkheid niet was bedoeld om aan goedkope arbeidskrachten
te komen.
Ook Hein Beernink werd opgevoerd. De ambtenaar die onderzoek deed
naar de malversaties met de subsidiegelden kon zich de woede van Pinto
herinneren, toen hij met de uitkomst van het onderzoek werd geconfronteerd.
Beernink zei te zijn uitgemaakt voor een fascist en een antisemiet. Beernink
moest de Joden hebben, zo had Pinto geschreeuwd.
Pinto deed de reactie in Vrij Nederland af als lasterpraatjes, die waren
bedoeld om hem nu hij hoogleraar was geworden in een kwaad daglicht
te plaatsen. Hij hield zich vast aan het succes wat hij met zijn projecten zou
hebben gehad wat een reden is geweest om het bedrijf met grote winst te
verkopen.
Henk de Hamer die vanuit de gemeente Groningen bij het project was
betrokken, gaf een verklaring waarom de gemeente de kwestie die de Nieuwe
Joodse Gazet had aangekaart en had moeten bekopen met een rectificatie in
de doofpot heeft willen stoppen.
Pinto voor de rechter slepen, had naar zijn mening alleen maar meer
commotie opgeleverd. B en W waren namelijk tegen het negatieve advies
van de eigen ambtenaren in voor de plannen van Pinto gevallen. Na het
debacle had de gemeente Groningen zich wel voorgenomen om voorlopig
niet meer op Pinto en zijn mooie praatjes in te gaan.
Volgens Elma Verhey van Vrij Nederland heeft Pinto nog overwogen Vrij
Nederland voor de rechter te slepen, maar zag hij daar later vanaf. Henk de
Hamer betreurde de uitspraak van de rechter in Groningen, dat de Nieuwe
Joodse Gazet moest rectificeren.
De reacties waren volledig in tegenspraak met de omschrijving in Pyttersens
Nederlandse Almanak 1995-1996. Daarin stond dat het bedrijf van Pinto

93

zich bezighield met het aanreiken van kennis en inzicht aan (non) profitorganisaties om het complexe communicatieproces tussen mensen uit
verschillende culturen effectiever en positiever te laten verlopen.
De rectificatie die kort gedingrechter mr. Praktiek de Nieuwe Joodse Gazet
had opgelegd, zorgde ervoor dat Pinto tot spijt van zijn tegenstanders
door het oog van de naald was gekropen. Pinto dook na de commotie in
Groningen en een nieuw begin in Amsterdam voor de Nieuwe Joodse
Gazet, die inmiddels als digitale uitgave verscheen weer op toen hij naast
Pim Fortuyn in de schijnwerpers stond van Leefbaar Nederland. Fortuyn
zag een samenwerking met Pinto niet zitten. Pinto had zich aangeboden als
lijsttrekker. Pim Fortuyn had dat al voor hem gedaan.
De Groene Amsterdammer had (16-6-2001) onder de titel Het afvoerputje
van de politiek Pinto gesignaleerd op de oprichtingsvergadering van
Leefbaar Nederland in Hilversum. Te lezen was:
Veel bekende gezichten, afgelopen zondag bij de oprichting van Leefbaar
Nederland in Schouwburg Gooiland te Hilversum. Op het podium de oprichters
Nagel, Westbroek en Van Kooten, in de zaal veel lokale leefbaren en even zoveel
politiek daklozen die bij welhaast elk nieuw initiatief hun neus laten zien. David
Pinto bijvoorbeeld, hoogleraar interculturele communicatie. Eens was hij de
troetelallochtoon van de VVD, maar enkele jaren geleden verliet hij diezelfde
partij met slaande deuren. Werden asielzoekers door de Nederlandse samenleving
aanvankelijk doodgeknuffeld, aldus Pinto, door VVD-grensbewaker Henk Kamp
worden ze thans doodgeknuppeld. Exit Pinto bij de VVD. Sedertdien is nog weinig van
de Amsterdamse hoogleraar vernomen. Zijn politieke comeback maakt hij kennelijk
bij Leefbaar Nederland, een partij die zacht gezegd worstelt met de verscheidenheid
aan opvattingen die in de achterban leeft over het te voeren vreemdelingenbeleid.
Vooralsnog is Pinto vrijwel de enige van oorsprong niet-Nederlander die de moeite
heeft genomen het oprichtingscongres van de nieuwe partij bij te wonen.

Professor Pinto wilde eventueel het lijsttrekkerschap met Fortuyn wel delen,
maar Fortuyn had daar geen oren naar. Het negen koppen tellende bestuur
dat werd geconfronteerd met 21 kandidaten zag overigens meer in Fortuyn
dan in Pinto om lijsttrekker te worden voor de Tweede Kamerverkiezingen
in mei 2002. Het bestuur stelde verrast te zijn door de hoge kwaliteiten
van de kandidaten en gold dat vooral voor George de Haan, David Pinto

94

en Frans Schut. Het bestuur wilde graag, dat zij zich voor andere functies
(lidmaatschap van de Tweede Kamer) beschikbaar wilden stellen.
In de Haagsche Courant van 26 september 2001 sabelde George de Haan
Pim Fortuyn neer en kwalificeerde hem als een staatsgevaarlijke nationale
aanjager van een haatproces tegen moslims. Hij zag noch in Fortuyn noch
in David Pinto die rijk was geworden over de ruggen van de allochtonen in
Nederland de ideale lijsttrekker voor Leefbaar Nederland. Zo schreef Peter
Riemersma. Fortuyn wilde volgens hem door af te geven op allochtonen
minister-president worden. Met zijn koude oorlog tegen moslims was
Fortuyn volgens De Haan bezig allochtonen de stuipen op het lijf te jagen.
Hij zelf pronkte met zijn goede relaties met Islamitische groeperingen. De
Haan was neergezet als zelfstandig adviseur en consultant voor commercile
bedrijven en had goed geboerd. Hij had het predicaat miljonair binnen de
kring van de Socialistische Partij gekregen. Hij wilde niet stil zitten en had
zich daarom kandidaat gesteld voor het lijsttrekkerschap van Leefbaar
Nederland.
Op http://www.sylans.net/tekstarchief.htm was een heel ander verhaal te
lezen. Je moet er toch niet aan denken dat een licht gestoorde beweging als
Leefbaar Nederland het voor het zeggen zou gaan krijgen. Met als leiders
zeer onbekwame lieden als de liedjeszanger Henk Westbroek, of de populist
Pim Fortuyn. En wat te denken van de overal al uitgekakte professor David
Pinto. Deze man is werkelijk bij elke partij al verwijderd van de ledenlijst.
Het onbenul krijgt de overhand in ons land. Onbenul aangevuld met
christelijke moraal. Dat wordt dus moord en doodslag.
Pinto probeerde mee te liften op het succes van Pim Fortuyn. Hij zei in de
Telegraaf van 21 september 2001 dat hij en Fortuyn elkaar waardeerden
en hun combinatie zou zorgen voor een ongelooflijk electoraal succes. De
hoogleraar meende dat ze beiden zo ongeveer op n lijn zaten en allebei
wars waren van incestueuze politiek die in Nederland zou worden bedreven.
De praktijk was volgens hem dat een kleine groep burgers onderling alles
regelde en vooral voor zichzelf. Dat moest naar zijn mening afgelopen zijn.
De politiek moest weer sprankelend en spannend worden.
Pinto stelde dat hij net als Fortuyn riep, dat het minderhedenbeleid failliet
was en met Leefbaar Nederland hoopte dat de hele integratiefabriek zou
worden opgedoekt. Het kostte miljarden en het werkte niet. Zo vond hij.
In vergelijking met omringende landen waar geen minderhedenbeleid zou

95

bestaan, deden de allochtonen het in Nederland veel slechter op het gebied


van onderwijs en arbeidsmarkt en scoorden ze beter op het gebied van de
criminaliteitscijfers.
Pinto die als de Emile Ratelband van de allochtonen en als een politieke
zapper werd gezien, en bedenker van het inburgeringscontract, die
nieuwkomers verplicht stelde de Nederlandse taal en normen en waarden
te leren, die hijzelf leek te missen, was het er niet mee eens, dat Fortuyn een
hekel zou hebben aan buitenlanders.
Hij als Marokkaan, Jood en berber en Pim als homo vormden zon beetje
samen alle minderheden. Meende hij. En dat klonk wel wat arrogant. Maar
in de zucht van de macht was Pinto buigzaam als riet. Fortuyn zei niets tegen
de persoon Pinto te hebben, maar geen duoschap met hem te ambiren
omdat hij nooit iets goeds had zien komen uit samenwerkingsverbanden.
Het Algemeen Dagblad kwam op 1 november 2001 met het bericht dat drie
organisaties in Rotterdam aangifte hadden gedaan wegens discriminatie
tegen prof. dr. Pim Fortuyn. Zijn uitspraken over moslims en de Islam waren
als onnodig kwetsend en grievend gevoeld. Fortuyn had in het Rotterdams
Dagblad een oproep gedaan een koude oorlog tegen de Islam te beginnen.
Hij zag de Islam als een buitengewone bedreiging en als een vijandige samenleving in Nederland. Volgens de Rotterdamse Anti Discriminatie Actie
Raad (RADAR), de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond
(Spior) en de landelijke beweging Een ander Marokkaans geluid was
Fortuyn bezig een hetze te voeren tegen moslims en de Islam.
Ko Colijn, Elma Verhey en Tino Wallaart schetsten in Vrij Nederland van
3 november 2001 een beeld van Pim Fortuyn die in de jaren zeventig had
gewerkt aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het was zijn jongensdroom
geweest om professor te worden, maar overal waar hij kwam, vertrok hij ook
weer met slaande deuren. De andere droom was om politicus te worden. In
de academische wereld bereikte hij volgens Vrij Nederland zijn doel door
een grote mond en de juiste connecties en in dat opzicht stonden hij en
Pinto op eenzame hoogte. Fortuyn viel volgens de journalisten even hard
weer van zijn voetstuk en probeerde hij het in de politiek. Een mislukte
loopbaan van een wetenschappelijke hooligan, aldus Vrij Nederland.
Toen Pinto met Fortuyn verwikkeld was in de machtstrijd om het
lijsttrekkerschap van Leefbaar Nederland werd de Nieuwe Joodse Gazet
vanuit Isral op internet onderhouden. Het dossier Pinto was destijds aan

96

de website van de Nieuwe Joodse Gazet gelinkt, zodat iedereen er kennis


van kon nemen.
Cor Eberhard van Leefbaar Nederland nam contact op met de Nieuwe
Joodse Gazet, omdat hij onderzoek deed naar de achtergronden van de
kandidaat Tweede-Kamerleden en gemeenteraadsleden. Pinto was n
van hen. Hij had zich kandidaat gesteld voor de Tweede Kamer namens
Leefbaar Nederland. Een dag later werd op verzoek van Eberhard een lijst
gegeven van personen, die in Groningen slechte ervaringen hadden gehad
met David Pinto. Eberhard antwoordde contact te hebben gehad met een
aantal bronnen, die het verhaal in de Nieuwe Joodse Gazet vrijwel geheel
konden verifiren. De heer Pinto blijkt kennelijk niet zo aardig als hij graag
wil overkomen, schreef Eberhard.
Hij voegde eraan toe het bestuur van Leefbaar Nederland op de hoogte te
hebben gebracht van zijn bevindingen. Geantwoord werd dat Pinto een
spoor van rotzooi had achtergelaten in Groningen en de resultaten van
subsidiegelden zo goed als nihil zijn geweest.
Secretaris Hylke ten Cate van Leefbaar Nederland schreef dat 350 mensen
zichzelf geschikt vonden als Kamerlid te worden gekozen toen een
selectieprocedure aan de gang was. Nederland was ingedeeld in negentien
kieskringen en Leefbaar Nederland wilde negentien verschillende lijsten
indienen. Daarom waren er ook negentien sollicitatiecommissies. Henk
Jan Verboom leidde de sollicitatiecommissie in de kieskring Den Helder.
Verboom was voor Pinto en stuurde Eberhard een aantal artikelen om de
negatieve instelling ten aanzien van Pinto te keren.
Volgens Eberhard was Verboom n van de districtsbestuurders die David Pinto hoog had zitten en hem vanwege zijn bekendheid graag op de
verkiezingslijst wilde hebben voor Leefbaar Nederland om daarmee kiezers
te trekken. Daarmee voorbijgaand aan het feit dat de heer Pinto kennelijk
onbetrouwbaar is, maar dat past niet in hun straatje, vandaar ook dat ik en
anderen die aantonen dat Pinto niet deugt, worden beschuldigd van een
negatieve instelling. Hij schreef verder dat Richard Boekamp als medewerker
van het hoofdkantoor was belast met het antecedentenonderzoek van de
kandidaten. De kern daarvan was dat vervelende geschiedenissen mensen
konden achtervolgen en zeker als ze Kamerlid waren. Bij de selectie moesten
die lijken in de kast bekend zijn en met name bij de selecteurs. Pinto
was n van de lijken. Eberhard was n van Boekamps medewerkers. En

97

was gevraagd n en ander over Pinto te weten te komen. Dat heb ik dus
gedaan, maar dat komt bepaalde personen niet goed uit, aldus Eberhard.
Alle illusies van Pinto vielen tenslotte in duigen, toen Fortuyn drie maanden
voor de verkiezingen in 2002 door het partijbestuur buitenspel werd gezet.
Breekpunt was een interview geweest in de Volkskrant van 10 februari
2002, waarin hij aangaf dat eventueel artikel 1 van de Grondwet (het antidiscriminatiebeginsel) moest worden afgeschaft, als dat hem verhinderde
de Islamitische cultuur achterlijk te noemen, of omgekeerd een moslim
hem als homoseksueel of als minder dan een varken te kenschetsen.
Het vertrek van Fortuyn kostte Leefbaar Nederland uiteindelijk de kop.
Pinto besloot niet met Fortuyn mee te gaan naar de Lijst Pim Fortuyn.
Fortuyn maakte het zelf niet mee. Hij werd op 6 mei 2002 doodgeschoten
door milieuactivist Volkert van der G. op het Mediapark in Hilversum. De
Lijst Pim Fortuyn (LPF) boekte een megasucces bij de verkiezingen. De
partij pakte 26 zetels tijdens de verkiezingen op 15 mei 2002. 1,1 miljoen
kiezers brachten hun stem uit op de partij, die volgens de Kieswet niet meer
van naam kon veranderen en zo een condoleancestem kreeg.
Leefbaar Nederland opgericht door ex-PvdAer Jan Nagel, Broos Schnetz
die samen met radiopresentator en muzikant Henk Westbroek Leefbaar
Utrecht had opgericht en oud-dj en mediaondernemer Willem van Kooten
en journalist Ton Luiting was uitgerangeerd en moest in 2002 genoegen
nemen met twee zetels, die echter op 22 januari 2003 weer verloren gingen.
De LPF kreeg vier ministersposten en vijf staatssecretariaten. Pinto bleef
met lege handen achter. Hij probeerde het nog met zijn eigen lijst Pinto,
maar dat werd geen succes. Sinds 30 november 2006 is de LPF overigens
niet meer in de Tweede Kamer aanwezig.
Pinto liet opnieuw van zich horen in het Parool van 20 juni 2002. Hij had
het kennelijk weer eens te bont gemaakt. Onder de kop Interculturele
communicatie? Beat it was te lezen dat het Amsterdamse Racism Beat
It Festival geen subsidie meer kreeg, en was afgelast. De schuld werd aan
David Pinto toegeschreven.
Volgens financieel adviseur van organisator Mixt, Leonard Kooy, was Mixtvoorman Pinto een ware machtswellusteling. Hij is een onbeschofte
hork. Hij stuurde dreigbrieven naar de medewerkers en schold ze en plein
public verrot. Nee, deze bijzonder hoogleraar Interculturele Communicatie

98

heeft een merkwaardige handicap: hij kan niet communiceren. Pinto liet
weten dat hij als werkgever nu eenmaal maatregelen moet nemen die niet
altijd leuk zijn. Kooy vond dat Pinto de hele organisatie had misleid en
voorgelogen.
Het ministerie van OCW zat hem achter de broek, maar de medewerkers
van Mixt wisten daar niets van. Pinto zou volgens Kooy door het ministerie
bestookt zijn met brieven en telefoontjes. Kooy: Ze wilden hem spreken
omdat Pinto kandidaat-lijsttrekker was voor Leefbaar Nederland en bovendien op de lijst stond voor Amsterdam Leeft. En Stichting Mixt is een
politiek onafhankelijke organisatie. Vorige maand was de almachtige Pinto
dan eindelijk bereid met het ministerie te praten. Daarna werd de subsidie
ingetrokken en het Centraal Bureau Fondsenwerving trok zijn keurmerk
voor Mixt in, omdat het nog steeds geen deugdelijk bestuur heeft. Pinto
zou in februari 2000 het voltallige bestuur met zijn dictatoriale maniertjes
tot aftreden hebben gebracht. Daarna dreef Pinto zijn eenmanszaakje. Er
kwam nog wel een penningmeester bij, maar dat was het dan. Volgens de
statuten moet het bestuur van Mixt vijf leden tellen.
Die penningmeester was Hilde Lagas-Smit, die overigens ook geen fijne
herinneringen aan de samenwerking met Pinto heeft overgehouden. Ze
werd door hem in maart op non-actief gesteld. `Vervolgens heeft hij twee
andere relaties van hem in het bestuur aangesteld. Volgens Lagas viel de
eerste brief van het ministerie in november op de mat.
Met een uitnodiging tot gesprek. Daar is nooit op gereageerd. Begin februari
volgde een tweede brief. En weer volgde geen antwoord van de voorzitter.
Pinto was echter niet te beroerd dat voor AT5 uit te leggen. Als het ministerie
hem een brief schrijft, wil dat niet zeggen dat Pinto meteen reageert. Ik ben
niet iemand die zegt: O God, het ministerie nodigt me uit. Daar moet alles
voor aan de kant.
Het had, gelooft Lagas, niet zover hoeven komen. We hadden echt een
gezonde stichting. Het is allemaal zo typisch Pinto die zo graag normen en
waarden onder de aandacht van allochtonen wil brengen, maar daar zelf
weinig van terecht brengt. Alles bij elkaar opgeteld, lijkt de Groninger Pinto
niet veel anders te zijn dan de Amsterdamse Pinto. En moet zijn website zijn
blazoen redden.
Het leven gaat verder en Pinto probeert op zijn innemende wijze nieuwe
mensen voor zich te winnen. Het wachten is op zijn volgende zetten en

99

kunnen zijn `slachtoffers hun verbazing weer uitspreken als hij de vrijheid
heeft gekregen met succes zijn kunstje te vertonen.
In 2005 heeft de ondernemer belasterende en verachtelijke leugens over de
auteur van dit boek van zijn website moeten halen. Dat gebeurde na een
sommatie van advocaat mr. L. van Ree. Verficatie leerde dat Pinto er weer
eens naast zat.
In mei 2009 figureerde Pinto in het tv-programma van de AVRO Advocaat
van de Duivel. De bekende strafpleiter mr. Gerard Spong nam de verdediging op zich van Gretta Duisenberg die zich schuldig zou maken
aan antisemitisme. Volgens Spong was zij onschuldig. Twee opponenten
moesten het betoog van Sprong aan flarden schieten. Rabbijn Lody van
der Kamp en hoogleraar interculturele studies, David Pinto, die zich in
gebrekkig Nederlands uitdrukte.
Hij zei dat Duisenberg de wet van de omgekeerde inspanning overtrad.
Een uitdrukking die niet in de boeken van advocaat Spong voor kwam. Hij
bedoelde daarmee dat Duisenberg extreem en overdreven haar punt wil
maken en daarmee angst en haat voor de andere partij creert. Maar was
Duisenberg niet de spiegel van zijn eigen ziel. Heibel en leugens ontsieren
hem.

100

Vallen is noch een ramp noch een schande. Blijven liggen is beide.
(D. Pinto)

101

You might also like