MRB! Dossier Gekozen Burgemeester - D-Cluster

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 16

Dossier gekozen burgemeester

In het dossier Gekozen burgemeester is een selectie van teksten opgenomen en op de


website www.coutinho.nl/metrechtbepleit zijn twee filmpjes geplaatst met betrekking tot de
discussie over de gekozen burgemeester.
Bekijk de twee filmpjes Burgemeesters in Overijssel niet enthousiast over gekozen
burgemeesterschap en uw mening burgemeester en lees/bekijk de volgende teksten:
-

Gekozen burgemeester1

Deconstitutionalisering Kroonbenoeming2

Artikel 61 t/m 81 van de Gemeentewet

Opdrachten
1. Bepaal welke verschillende juridische en maatschappelijke standpunten over de gekozen
burgemeester uit de teksten blijken en bepaal bij ieder van de standpunten welk
argument/welke argumenten daarvoor gegeven wordt/worden.
Voor zover nodig heeft de eerste opdracht geholpen de verschillende opvattingen over de
gekozen burgemeester te doorzien. Dat kan van pas komen bij de volgende opdracht.
2. Raadpleeg andere bronnen voor verdere informatie over welke verdere standpunten en/of
argumenten over de gekozen burgemeester bestaan.
3. Stel aan de hand van de verzamelde gegevens een betoog op, waarin naar keuze
- een positief standpunt over de gekozen burgemeester wordt beargumenteerd;
- een kritisch standpunt over de gekozen burgemeester wordt beargumenteerd.
Aanvullende instructies:
- formuleer een pakkende inleiding van het betoog;
- maak gebruik van argumentversterkers;
- kom bij de afronding van het betoog terug op de pakkende inleiding.
4. Draag het betoog voor.

1
2

Gekozen burgemeester, www.Parlement.com.


Deconstitutionalisering Kroonbenoeming, www.Parlement.com.

Gekozen burgemeester
De burgemeester wordt in Nederland door de Kroon benoemd. Vanaf 2002 gebeurt
dat na een openbare aanbeveling van twee kandidaten door de gemeenteraad. Ook
kan de gemeenteraad sinds 2001 een aanbeveling tot ontslag indienen bij de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De minister kan de
aanbeveling voor benoeming of ontslag alleen om zwaarwegende redenen weigeren
en in de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit.
Op de Kroonbenoeming is zowel uit politieke als maatschappelijke kringen kritiek
gekomen en zijn er pleidooien voor een gekozen burgemeester. De belangrijkste
argumenten hiervoor waren de democratische legitimatie en een beoogde sterkere
positie voor de burgemeester. Tegenstanders vinden echter dat de burgemeester
boven de partijen moet staan en dat hij daar beter toe in staat is als hij benoemd is
door de Kroon. Ook zien zij problemen in het feit dat de gekozen burgemeester en de
gemeenteraad ieder een eigen kiezersmandaat hebben.
Vooral D66 was in het kabinet-Balkenende II (2003-2006) een warm pleitbezorger
voor de gekozen burgemeester. Voorwaarde voor een gekozen burgemeester is de
zogenaamde deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming. Dat betekent dat de
Grondwetbepaling dat de burgemeester en de commissaris van de koningin bij
koninklijk besluit (door de 'Kroon') worden benoemd, komt te vervallen. Vlak voor
Pasen 2005 verwierp de Eerste Kamer het wetsvoorstel. D66-minister Thom de
Graaf trad af en de gekozen burgemeester was terug bij af. De PvdA'er Jan
Boelhouwer kwam in 2005, ervan uitgaande dat het voorstel tot
deconstitutionalisering zou worden aangenomen, met een initiatiefvoorstel om de
raad de burgemeester te laten kiezen.
In het eerste decennium van de 21e eeuw is gexperimenteerd met een raadplegend
referendum. Daarbij kan de bevolking kiezen tussen twee vooraf door de raad
geselecteerde kandidaten. De ervaringen daarmee waren tamelijk negatief: lage
opkomst en soms ook twee kandidaten van dezelfde partij zoals in Utrecht. Het
raadplegend referendum werd dan ook in 2008 afgeschaft.
In april 2012 diende D66-Tweede Kamerlid Gerard Schouw opnieuw een
(initiatief)wetsvoorstel in over deconstitutionalisering van de benoeming van de
burgemeester (en de Commissaris van de Koningin).

Varianten van de gekozen burgemeester


Behalve de benoeming door de Kroon zijn er twee manieren om een burgemeester
aan te wijzen: de door de raad gekozen of de direct, door de bevolking, gekozen
burgemeester. In een brief aan de Tweede Kamer uit 2003 (Kamerstuk 28759) heeft
minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uiteengezet welke
varianten er daarbinnen mogelijk zijn en wat daarvan de voor- en nadelen zijn.
Voor de door de gemeenteraad gekozen burgemeester bestaan twee subvarianten:
de door en uit de raad gekozen burgemeester en de door de raad gekozen
2

burgemeester "van buiten". Ook bij de direct gekozen burgemeester is er


onderscheid mogelijk tussen twee modellen (model A en B) die hieronder
schematisch zijn weergegeven. Het verschil zit met name in de positie van de
burgemeester ten opzichte van de gemeenteraad.

Model A

Model B

Invoering is mogelijk na herziening


van artikel 131 van de Grondwet.

Invoering vergt een aanvullende herziening


van de Grondwet. Het betreft hierbij in ieder
geval de artikelen 125, eerste lid (hoofdschap),
125, tweede lid (collegiaal bestuur) en 125,
derde lid (raadsvoorzitterschap)

De burgemeester draagt de
wethouderskandidaten bij de raad
voor benoeming voor. Hij kan
wethouders voordragen voor
ontslag.

De burgemeester benoemt en ontslaat de


wethouders zonder formele medezeggenschap
van de raad.

De zeggenschap van de
burgemeester over de inhoud van
het collegeprogramma wordt
vergroot.

Het verkiezingsprogramma van de


burgemeester is bepalend voor het te voeren
bestuur.

De positie van de burgemeester ten


Het collegiaal bestuur wordt vervangen door
aanzien van het door het college te
een eenhoofdige executieve.
voeren bestuur wordt versterkt.
Het hoofdschap van de raad blijft in
stand.

Het hoofdschap van de raad wordt afgeschaft.

Voordelen gekozen burgemeester


Het belangrijkste voordeel van een rechtstreeks door de bevolking gekozen
burgemeester is de grotere democratische legitimatie: de kiezers krijgen de kans hun
eigen burgemeester te kiezen, die daardoor ook kan rekenen op draagvlak onder de
bevolking.
Verkiezing van de burgemeester zorgt er ook voor dat burgers de bestuurders beter
kunnen aanspreken op het te voeren en gevoerde beleid en de uitvoering daarvan.
Daarnaast moet de democratisering van de benoeming zorgen voor meer helderheid
en minder (partijpolitieke) willekeur.
De verkiezing van de burgemeester draagt bij aan de versterking van diens positie
en onafhankelijkheid. Door de recente aanpassingen in de Gemeentewet is het
inmiddels erg onduidelijk wat de positie van de burgemeester is: hij wordt benoemd
door de Kroon na uitgebreide gemeentelijke bemoeienis en soms een referendum
dat niet bindend is, terwijl zijn verhouding met de gemeenteraad steeds meer richting
vertrouwensregel gaat.
3

Nadelen gekozen burgemeester


Tegenstanders noemen als nadeel van een gekozen burgemeester dat de kiezers
wellicht incapabele of populistische mensen kiezen en/of mensen die toevallig al
grote bekendheid genieten, bijvoorbeeld als artiest of als sporter.
Andere nadelen zijn dat ofwel de gekozen burgemeester te weinig bevoegdheden
heeft om de verwachtingen waar te maken, ofwel de burgemeester
buitenproportioneel veel bevoegdheden krijgt. Daardoor zouden andere
gezagsdragers, zoals bijvoorbeeld wethouders, sterk aan macht inboeten.
Een risico is ook dat er gemeenten zullen zijn waar burgemeester en gemeenteraad
niet goed met elkaar kunnen samenwerken (bijvoorbeeld omdat de meerderheid van
de gemeenteraad uit een andere politieke stroming komt dan de burgemeester),
terwijl ze wel voor vier jaar aan elkaar vastzitten. Beide partijen kunnen in een
dergelijke situatie een beroep doen op hun eigen kiezersmandaat en dan ontstaat er
een bestuurlijke patstelling.
Andersom is er door de strijdige programma's en verschillende mandaten van
burgemeester en gemeenteraad juist veel samenwerking nodig tussen beiden. Dat
komt het dualisme, de transparantie en de slagvaardigheid in de gemeentepolitiek
ook niet ten goede.
Tot slot kan de rijksoverheid geen spreidingsbeleid meer voeren als de burgemeester
rechtstreeks gekozen wordt. Bij een benoemde burgemeester heeft de minister de
mogelijkheid om de burgemeestersposten op een evenwichtige manier te verdelen
over politieke partijen, over mannen en vrouwen en over autochtone en allochtone
Nederlanders. Dit kan nuttig zijn bij de emancipatie van vrouwen en allochtonen in de
politiek. Voorstanders van de gekozen burgemeester stellen daar echter tegenover
dat het ook een onderhandse verdeling van baantjes tussen politieke partijen in de
hand werkt.

Initiatieven
Paars II
In het regeerakkoord uit 1998 van het kabinet-Kok II kozen PvdA, VVD en D66 voor
een dualisering van het gemeentebestuur. De dualisering is na de
gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002 ingevoerd. Als gevolg hiervan mogen
wethouders niet tegelijkertijd gemeenteraadslid zijn en staat het wethouderschap ook
open voor niet-raadsleden. De gemeenteraad heeft een meer controlerende en
minder besturende taak gekregen.

In het regeerakkoord van Paars II werd ook afgesproken verder te gaan met een
voorstel om de benoeming van de burgemeester te deconstitutionaliseren. Voor een
verandering van de benoemingswijze, zoals de invoering van de gekozen
burgemeester, zou na de deconstitutionalisering niet meer de (zware)
Grondwetswijzigingsprocedure nodig zijn.
Om de burgers op korte termijn toch meer invloed op de benoeming van de
burgemeester te geven, werd afgesproken de mogelijkheid te creren om in
gemeenten een raadplegend referendum te houden over burgemeesterskandidaten.
De gemeenteraad zou met de uitslag daarvan rekening kunnen houden bij het
aanbevelen van burgemeesterskandidaten aan de Kroon. De formele bevoegdheden
van de gemeenteraad en de Kroon bij de burgemeestersbenoeming bleven
onaangetast.
Binnen Paars II was eigenlijk alleen D66 voor een direct door de bevolking gekozen
burgemeester. De VVD was helemaal tegen en de PvdA voelde meer voor een
grotere rol voor de gemeenteraad bij de benoeming. Uiteindelijk werd het voorstel tot
deconstitutionalisering op 22 januari 2002 aangenomen in de Eerste Kamer. Voor
een tweede lezing waren daarna eerst verkiezingen nodig.
Balkenende II
Het kabinet-Balkenende I kwam niet toe aan een tweede lezing van het voorstel tot
deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester door zijn vroegtijdige
val. In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II werd afgesproken de
tweede lezing van de deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming te steunen.
Ook werd afgesproken binnen 12 maanden na het aantreden van het kabinet een
wetsvoorstel over de rechtstreeks gekozen burgemeester naar de Raad van State te
sturen.
Uiteindelijk zond minister De Graaf op 5 november 2004 het wetsvoorstel over de
gekozen burgemeester naar de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel ging uit van een
gekozen burgemeester zoals dat hierboven in model A beschreven is. Hierin blijft de
burgemeester dus hoofd van de gemeenteraad, maar blijft er sprake van collegiaal
bestuur. De gemeenteraad benoemt in het wetsvoorstel nog wel de wethouders,
maar op voordracht van de burgemeester. Daarom zouden de verkiezingen voor
beiden samen moeten vallen.
Het kabinet wilde de gekozen burgemeester in maart 2006 invoeren. Op dat moment
zouden namelijk de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden.
Minister De Graaf stelde voor om dan gelijk alle burgemeesters opnieuw te laten
kiezen. De invoering van het wetsvoorstel zou mogelijk zijn als de
deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming een feit was.
Het voorstel tot deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming werd in
tweede lezing op 9 november 2004 met een twee derde meerderheid aangenomen in
de Tweede Kamer en had nu een tweederde meerderheid nodig in de Eerste Kamer.
Voorafgaand aan de behandeling in de Eerste Kamer liet Han Noten, fractievoorzitter
van de PvdA in de Senaat, weten dat zijn fractie alleen zou voorstemmen als minister
De Graaf concessies zou doen.

Dat betrof met name de bevoegdheden van de gekozen burgemeester over de politie
en de termijn van invoering. De bezwaren werden op 22 maart 2005 in het debat
herhaald door PvdA-woordvoerder Ed van Thijn. CDA en VVD waren tijdens het
debat welwillend, al vroeg het CDA zich af of het niet beter was de verkiezing van de
burgemeester in de Grondwet vast te leggen.
Op het punt van het beheer van de politie deed De Graaf belangrijke toezeggingen,
maar zijn bereidheid om invoering van de gekozen burgemeester te beperken tot de
grotere gemeenten, was voor de PvdA onvoldoende. In de late avond van 22 maart
2005 stemde de gehele PvdA-fractie, naast SP, GroenLinks, ChristenUnie en SGP,
tegen het voorstel, waardoor dat geen tweederde meerderheid kreeg en verworpen
was.
Daarmee was aan een van de belangrijkste voorwaarden voor de invoering van de
gekozen burgemeester niet voldaan. Minister De Graaf trad vervolgens af en de
Paascrisis was een feit. Uiteindelijk werd De Graaf opgevolgd door Alexander
Pechtold. Laurens Jan Brinkhorst werd namens D66 de nieuwe vicepremier.

Burgemeestersreferendum
Sinds een wijziging van de Gemeentewet in 2001 was het mogelijk om vr de
openbare aanbeveling eerst een gemeentelijk referendum te houden. De bevolking
van de gemeente kon kiezen tussen twee door de gemeenteraad geselecteerde
kandidaten.
Het 'burgemeestersreferendum' had een raadplegend (adviserend) karakter en was
dus officieel niet bindend voor de gemeenteraad. De gemeenteraad moest de uitslag
van het referendum echter bij de vaststelling van zijn aanbeveling betrekken indien
de opkomst ten minste dertig procent was.
Na de wijziging van de Gemeentewet waren er in de periode 2002-2004
burgemeestersreferenda in de gemeenten Best, Vlaardingen, Leiden, Boxmeer,
Zoetermeer en Delfzijl. In 2005 en 2006 vonden er geen burgemeestersreferenda
plaats, maar in 2007 besloten de gemeenteraden van Utrecht en Eindhoven wel tot
het houden van een burgemeestersreferendum.
Uit evaluaties van drie referenda is gebleken dat:

- de bevolking positief is over het burgemeestersreferendum;


- burgemeesterskandidaten niet goed campagne kunnen voeren, omdat de
burgemeester een onduidelijke positie in het huidige gemeentelijke bestel
heeft zonder werkelijke instrumenten om leiding te geven aan het college van
burgemeester en wethouders.

De referenda die in de periode 2002-2004 gehouden zijn, kenden geen hoge


opkomstpercentages. Alleen in Best bracht meer dan 50% van de kiesgerechtigden
een stem uit. Daar ging het burgemeestersreferendum echter, net als in Vlaardingen,
gepaard met de verkiezingen voor de gemeenteraad.
6

Wel werd meestal de benodigde dertig procent gehaald. In Zoetermeer, Utrecht en


Eindhoven werden de referenda met een opkomstpercentage van resp. 26,96%,
9,25% en 24,6% ongeldig verklaard. De winnaars van deze referenda zijn overigens
wel benoemd tot burgemeester. Datzelfde gold ook voor de winnaars van de andere
burgemeestersreferenda.
In november 2008 werd het raadplegend burgemeestersreferendum weer afgeschaft.

Gemeente

Datum

Opkomstpct.
(%)

Winnaar

Best

6 maart 2002

61,4

Lettie Demmers-Van der Geest (D66,


64% van de stemmen)

Vlaardinge
n

6 maart 2002

49,2

Tjerk Bruinsma (PvdA, 57% van de


stemmen)

Leiden

11 maart 2003 48,3

Henri Lenferink (PvdA, 77% van de


stemmen)

Boxmeer

21 mei 2003

38

Karel van Soest (VVD, 59% van de


stemmen)

Zoetermeer

3 december
2003

26,96

Jan Waaijer (CDA, 70% van de


stemmen)

Delfzijl

25 februari
2004

41

Marritje Appel (PvdA, 64% van de


stemmen)

Utrecht

10 oktober
2007

9,25

Aleid Wolfsen (PvdA, 61% van de


stemmen)

Eindhoven

23 januari
2008

24,6

Rob van Gijzel (PvdA, 68% van de


stemmen)

Aanbeveling tot ontslag


Sinds 2001 mag de gemeenteraad ook een aanbeveling tot ontslag van de
burgemeester doen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In zo'n geval moet er naar de mening van de gemeenteraad sprake zijn van een
verstoorde relatie tussen de burgemeester en de raad. Ook over deze aanbeveling
moet de commissaris van de Koningin advies uitbrengen en ook hier kan de minister
slechts om zwaarwegende redenen van afwijken.
Door het aanbevelingsrecht van de gemeenteraad op zowel het gebied van de
benoeming als het ontslag van de burgemeester is er steeds meer sprake van een
soort vertrouwensregel naar analogie van de verhouding tussen het kabinet en het
parlement.

Leuk om te weten

Invulling van burgemeestersposten


Het CDA is de partij met de meeste burgemeesters, maar de PvdA en de VVD
leveren meer burgemeesters in de grotere steden. Het komt regelmatig voor
dat landelijke oud-politici tot burgemeester worden benoemd. Van de
burgemeesters in de grootste steden was het overgrote deel eerder actief in
de landelijke politiek. Minder dan n op de vijf burgemeesters is vrouw.

De macht van de raad (column J.Th.J. van den Berg, 21 december 2007)

Deconstitutionalisering
Kroonbenoeming
Deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming houdt in dat de Grondwetsbepaling
dat de burgemeester en de commissaris van de Koning(in) bij koninklijk besluit (door
de 'Kroon') worden benoemd, komt te vervallen. De benoemingswijze wordt dan in
een gewone wet geregeld, zodat deze makkelijker kan worden veranderd. Dit maakt
de weg vrij voor invoering van de gekozen burgemeester.
In maart 2005 trad minister De Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties) af nadat de Eerste Kamer vlak voor pasen het wetsvoorstel tot
deconstitutionalisering verwierp. Dit had de Paascrisis tot gevolg.
In september 2013 loodste het D66-Tweede Kamerlid Gerard Schouw een
initiatiefwetsvoorstel door de Tweede Kamer waarbij opnieuw werd voorgesteld de
Kroonbenoeming van burgemeesters en commissarissen van de Koning te
deconstitutionaliseren. Het betrof een voorstel in eerste lezing. Tegen stemden alleen
de fracties van SGP en ChristenUnie. Het voorstel is nu in behandeling bij de Eerste
Kamer.

Artikel 131 Grondwet


Artikel 131 van de huidige Grondwet luidt nu: 'De commissaris van de Koning en de
burgemeester worden bij koninklijk besluit benoemd.' Er is dus een besluit van de
'Kroon' (de regering) nodig om burgemeesters en commissarissen van de koningin te
benoemen.
Overigens zegt de Grondwet niet hoe de selectie van kandidaten moet verlopen. Dit
maakte het zogenaamde 'burgemeestersreferendum' mogelijk. In 2008 werd echter
een wet aangenomen die de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum
schrapte.

Deconstitutionalisering
Deconstitutionalisering (van de Kroonbenoeming) houdt in dat het vereiste van de
Kroonbenoeming wordt geschrapt uit de Grondwet (de constitutie). De huidige tekst
van artikel 131 wordt daartoe veranderd in: 'De aanstelling van de commissaris van
de Koning en de burgemeester vindt plaats volgens regels bij de wet te stellen.'
Het gevolg is dat de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van
de koningin na deze deconstitutionalisering in een gewone wet kunnen worden
geregeld. Gewone wetten moeten n keer door een meerderheid van
achtereenvolgens de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd worden. Voor een
wijziging van de Grondwet geldt echter een veel zwaardere procedure.
Een wijziging van de Grondwet moet eerst door een meerderheid van de Tweede en
Eerste Kamer worden aangenomen. Vervolgens komt er, nadat er na verkiezingen
een nieuwe Tweede Kamer is gekozen, een tweede lezing in de Tweede en Eerste
Kamer. Hierbij is tweederde meerderheid vereist om een voorstel aan te nemen.
Deconstitutionalisering maakt het dus veel makkelijker om de benoemingswijze van
de burgemeester en de Commissaris van de Koningin te veranderen. Op die manier
kan bijvoorbeeld met een 'gewone' (geen tweeederde) meerderheid de gekozen
burgemeester worden ingevoerd.
Uiteraard zal het parlement zich bij de deconstitutionalisering, waarvoor wel de
grondwetswijzigingsprocedure geldt, realiseren dat dit gebeurt om de weg vrij te
maken voor de gekozen burgemeester.

(Tekst geldend op: 16-02-2014)

Wet van 14 februari 1992, houdende nieuwe bepalingen met


betrekking tot gemeenten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen met
betrekking tot de inrichting van gemeenten, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun
besturen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Titel I. Begripsbepalingen
Artikel 1 t/m 60
Hoofdstuk IV. De burgemeester
Artikel 61
1. De burgemeester wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd
van zes jaar.
2. De commissaris van de Koning overlegt met de raad over de eisen die aan de te benoemen
burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt.
3. Na het overleg met de commissaris stelt de raad uit zijn midden een vertrouwenscommissie in,
belast met de beoordeling van de kandidaten. De raad kan bepalen dat n of meer wethouders
als adviseur aan de vertrouwenscommissie worden toegevoegd. De commissaris verschaft de
vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben
gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor
benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit naast deze kandidaten ook andere kandidaten
die gesolliciteerd hebben, bij haar beoordeling te betrekken, doet zij daarvan onverwijld
mededeling aan de commissaris. Deze brengt zijn oordeel over laatstgenoemde kandidaten ter
kennis van de vertrouwenscommissie.
4. De vertrouwenscommissie verschaft zich door tussenkomst van de commissaris de door haar
nodig geachte informatie over de kandidaten. Bestuursorganen zijn verplicht de gevraagde
informatie te verstrekken. De vertrouwenscommissie brengt verslag uit van haar bevindingen aan
de raad en aan de commissaris.
5. De raad zendt Onze Minister binnen vier maanden nadat de gelegenheid tot sollicitatie voor de
functie is gegeven een aanbeveling inzake de benoeming. Deze aanbeveling omvat twee
personen.
6. In een bijzonder, door de raad te motiveren geval, kan worden volstaan met een aanbeveling
waarop n persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht op een enkelvoudige
aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder geval.
7. Onze Minister volgt in zijn voordracht in beginsel de aanbeveling, met inbegrip van de daarop
gehanteerde volgorde, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking geven. Een afwijking
wordt gemotiveerd.
Artikel 61a

10

1. De burgemeester kan bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister worden herbenoemd
voor de tijd van zes jaar.
2. De raad zendt een aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester tenminste vier
maanden voor de eerste dag van de maand waarin de herbenoeming dient in te gaan, aan Onze
Minister door tussenkomst van de commissaris van de Koning.
3. Voordat de raad een aanbeveling opstelt, overlegt hij met de commissaris over het functioneren
van de burgemeester.
4. De commissaris brengt advies uit aan Onze Minister over de aanbeveling van de raad.
5. Onze Minister wijkt in zijn voordracht slechts af van de aanbeveling op gronden ontleend aan het
advies van de commissaris dan wel op andere zwaarwegende gronden.
Artikel 61b
1. De burgemeester kan te allen tijde bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister worden
ontslagen.
2. Indien sprake is van een verstoorde verhouding tussen de burgemeester en de raad, kan de raad,
door tussenkomst van de commissaris van de Koning, een aanbeveling tot ontslag zenden aan
Onze Minister.
3. Voordat de raad verklaart dat van een verstoorde verhouding tussen de burgemeester en de raad
sprake is, overlegt hij met de commissaris over de aanleiding tot die verklaring.
4. Een aanbeveling vormt geen onderwerp van beraadslagingen en wordt niet vastgesteld dan nadat
de raad tenminste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat tussen
de burgemeester en de raad sprake is van een verstoorde verhouding.
5. De oproeping tot de vergadering waarin over de aanbeveling wordt beraadslaagd of besloten,
wordt tenminste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als de raad heeft bepaald, bij
de leden van de raad bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot de aanbeveling.
6. De commissaris brengt advies uit aan Onze Minister over de aanbeveling.
7. Onze Minister wijkt in zijn voordracht slechts af van de aanbeveling op gronden ontleend aan het
advies van de commissaris dan wel op andere zwaarwegende gronden.
Artikel 61c
1. De beraadslagingen, bedoeld in de artikelen 61, derde en vierde lid, 61a, derde lid, en 61b, derde
lid, vinden plaats met gesloten deuren. Van deze beraadslagingen wordt een afzonderlijk verslag
opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt.
2. Ten aanzien van de beraadslagingen en de stukken die aan de raad worden gezonden dan wel die
door de raad aan Onze Minister worden gezonden geldt een geheimhoudingsplicht.
3. De aanbevelingen van de raad, bedoeld in artikel 61, vijfde en zesde lid, 61a, tweede lid, en 61b,
tweede lid, zijn openbaar met dien verstande dat ten aanzien van de aanbeveling inzake de
benoeming, bedoeld in artikel 61, vijfde lid, de openbaarheid uitsluitend de als eerste aanbevolen
persoon geldt.
Artikel 61d
1. De commissaris verricht de werkzaamheden, genoemd in de artikelen 61, 61a en 61b, volgens
een door de regering gegeven ambtsinstructie.
2.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij

11

benoeming, herbenoeming en ontslag van de burgemeester te volgen procedure.61e [Vervallen per


19-12-2008]
Artikel 62
1. De burgemeester kan bij koninklijk besluit worden geschorst.
2.

Onze Minister kan, in afwachting van een besluit omtrent schorsing, bepalen dat de burgemeester
zijn functie niet uitoefent.

3.

Een besluit als bedoeld in het tweede lid vervalt, indien niet binnen een maand een besluit
omtrent de schorsing is genomen.

Artikel 63
Voor de benoembaarheid tot burgemeester is het Nederlanderschap vereist.
Artikel 64
Dezelfde persoon kan in meer dan een gemeente tot burgemeester worden benoemd, mits op het
tijdstip van benoeming het gezamenlijk aantal inwoners het getal van 10 000 niet te boven gaat.
Artikel 65
1. Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de burgemeester in handen van de commissaris van de
Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot burgemeester benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk,
onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch
middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik
mijn plichten als burgemeester naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
(Dat verklaar en beloof ik!")
2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta boargemaster beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik,
nder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jn of nthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en nthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik
hokker geskink of hokker nthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (nthjit) dat ik trou wze sil oan 'e Grnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn
plichten as boargemaster yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!
(Dat ferklearje en nthjit ik!).
Artikel 66
1. De burgemeester geniet ten laste van de gemeente een bezoldiging, die bij of krachtens algemene

12

maatregel van bestuur wordt geregeld.


2.

Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld betreffende tegemoetkoming in of vergoeding van
bijzondere kosten en betreffende andere financile voorzieningen die verband houden met de
vervulling van het burgemeestersambt.

3.

Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de burgemeester als zodanig
geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van de gemeente.

4.

De burgemeester geniet geen vergoedingen, in welke vorm ook, voor werkzaamheden, verricht in
nevenfuncties welke hij vervult uit hoofde van het burgemeestersambt, ongeacht of die
vergoedingen ten laste van de gemeente komen of niet. Indien deze vergoedingen worden
uitgekeerd, worden zij gestort in de gemeentekas.

5. Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten, onder welke benaming ook, uit
nevenfuncties die de burgemeester neerlegt bij beindiging van het ambt.
6. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vierde lid worden met de bezoldiging verrekend
overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de burgemeester
gegevens over de inkomsten, bedoeld in het zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet
verstrekken van deze gegevens.
Artikel 67
1. De burgemeester vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op
de goede vervulling van zijn burgemeestersambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en
onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
2.

De burgemeester meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit
hoofde van zijn burgemeestersambt, aan de raad.

3. De burgemeester maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, en de
inkomsten uit die functies openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het
gemeentehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.
4. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964,
verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.
Artikel 68
1. De burgemeester is niet tevens:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.

minister;
staatssecretaris;
lid van de Raad van State;
lid van de Algemene Rekenkamer;
Nationale ombudsman;
substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
commissaris van de Koning;
gedeputeerde;
secretaris van de provincie;
griffier van de provincie;
lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij burgemeester is, is
gelegen;
l. lid van een raad;
m. wethouder;
n. lid van de rekenkamer;
o. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

13

p.
q.
r.
s.
t.

lid van een deelraad;


lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;
ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het
verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;
functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het
gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de
burgerlijke stand zijn.
Artikel 69
1.

Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester met dien
verstande dat de ontheffing, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door de
commissaris van de Koning.

2. De raad stelt voor de burgemeester een gedragscode vast.


Artikel 70
Het ambt van burgemeester ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het
verrichten van persoonlijke diensten.
Artikel 71
1. De burgemeester heeft zijn werkelijke woonplaats in de gemeente of, indien hij burgemeester is
van meer dan een gemeente, in een van die gemeenten.
2. De raad kan voor ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van de verplichting om de werkelijke
woonplaats in de gemeente te hebben.
Artikel 72
1. Indien de burgemeester langer dan zes weken buiten de gemeente wenst te verblijven, behoeft hij
daartoe de toestemming van de commissaris. De toestemming mag alleen worden verleend,
indien het belang van de gemeente zich daartegen niet verzet.
2.

De Algemene Termijnenwet (Stb. 1964, 314) is niet van toepassing op de termijn genoemd in het
eerste lid.

Artikel 73
1. Voor zover dit niet bij de wet is geschied, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
ten aanzien van de burgemeester regels vastgesteld betreffende:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
2.

benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie en ontslag;


het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;
aanspraken in geval van ziekte;
bescherming bij de arbeid;
georganiseerd overleg over aangelegenheden zijn rechtspositie betreffende;
andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende, die regeling behoeven.

Bij de regels betreffende de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden kunnen financile
voorzieningen worden getroffen die ten laste van de gemeente komen.

Artikel 74
1. Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester
geopend.

14

2.
Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de
raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.
75 [Vervallen per 02-11-2005]
Artikel 76
Bij koninklijk besluit wordt bepaald, welke de onderscheidingstekenen van de burgemeester zijn en bij
welke gelegenheden hij deze zal dragen.
Artikel 77
1. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door
het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval
waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang
zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een
ander lid van de raad met de waarneming belasten.
2. Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het
langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de
waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad
met de waarneming belasten.
Artikel 78
1. Indien de commissaris van de Koning het in het belang van de gemeente nodig oordeelt, voorziet
hij in afwijking van artikel 77 in de waarneming. Alvorens daartoe over te gaan hoort hij de raad,
tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
2.

Hij die door de commissaris met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, legt in
handen van de commissaris een overeenkomstig artikel 65 luidende eed (verklaring en belofte) af.

Artikel 79
De toekenning van een vergoeding ten laste van de gemeente aan degene die met de waarneming
van het ambt van burgemeester is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.
Artikel 80
Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, zijn de
artikelen 68 en 69 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 81
1. De raad kan regelen van welke beslissingen van de burgemeester aan de leden van de raad
kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging
kan worden volstaan.
2.

De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is


met het openbaar belang.

Artikel 82 t/m 309


Artikel 310
Deze wet kan worden aangehaald als: Gemeentewet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten,
colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

15

Gegeven te Lech, 14 februari 1992


Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
D. IJ. W. de Graaff-Nauta
De Minister van Binnenlandse Zaken,
C. I. Dales
Uitgegeven de twaalfde maart 1992
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin

16

You might also like