Herzien RV Initiatiefvoorstel Verkamering PvdA PDF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 15

RAADSVOORSTEL 15.

[]
Rv. nr.: 15.[]

Voorstel van het lid Holla van 30 december


2014

Naam programma +onderdeel:


Programma 6 Stedelijke Ontwikkeling
Onderwerp:
Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening
Aanleiding:
Uit diverse wijken komen steeds meer klachten over overlast door de omzetting van een zelfstandige
woningen naar onzelfstandige woningen. Op 20 maart 2014 uitte de Commissie voor de
Bezwaarschriften haar zorgen over het beleid ten aanzien van kamerbewoning. Op 8 juli berichtte het
College zo spoedig mogelijk na het zomerreces van 2014 met de Raad hierover in gesprek te gaan. In
september antwoordde het College op vragen van de PvdA dat het college nu onvoldoende
mogelijkheden heeft om preventief en repressief overlast door kamerbewoning tegen te gaan. In een
brief van de college aan de Raad d.d. 25 november 2014 over het omzetten zelfstandige woonruimte
naar kamerbewoning wordt dit beeld opnieuw bevestigd.
Doel:
Het terugdringen van de overlast die er op dit moment in de stad ontstaat door de omzetting van
zelfstandige woningen in onzelfstandige woningen en het in staat stellen van het College om
preventief en repressief overlast door kamerbewoning tegen te gaan. Dit doel kan worden bereikt door
aanpassing van de Huisvestingsverordening.
Kader:
RV 11.0015 Planologisch beleid ten aanzien van kamerbewoning in bestemmingsplannen.
RV 11.0070 Onttrekkingsvergunning Huisvestingsverordening en Project Kamerverhuur
Dereguleringsprogramma Minder en Beter
Burgerintiatief verkamering
Overwegingen:
In 2011 is door de Raad besloten (RV 11.0070) de regels rondom verkamering te vereenvoudigen.
Doel was om uitvoering te geven aan het dereguleringsprogramma Minder & Beter (product 26,
afschaffing onttrekkingsvergunning) en daarbij tegelijkertijd gehoor te geven aan een burgerinitiatief
dat de mogelijke negatieve effecten van verkamering wilde voorkomen. Nu kan vastgesteld worden,
zoals de Commissie voor de Bezwaarschriften en in navolging daarvan het College doet, dat het
huidige beleid te kort schiet. Daarmee is er onvoldoende uitwerking gegeven aan het burgerinitiatief
uit van 2011.
Uit onder andere de Tuinstadwijk, Zeeheldenbuurt, de Mors, de binnenstad en de Professoren- en
Burgemeesterswijk komen steeds meer klachten over verkamering van woningen. Uit klachten en
bezwaarschriften is gebleken dat overlast niet zozeer veroorzaakt wordt door overtreding van wet- en
regelgeving omtrent bouwen, maar dat kamerbewoning makkelijker tot overlast leidt, omdat bij
kamerbewoning een pand meestal ook door relatief veel meer mensen bewoond wordt en die mensen
een ander leefritme kunnen hebben.

Uit de brief van het college d.d. 25 november 2014 (omzetten zelfstandige woonruimte naar
kamerbewoning) wordt duidelijk dat het huidige door de Raad vastgestelde beleid (waaronder RV
11.0015 en RV 11.0070) het College onvoldoende mogelijkheden geeft om overlast door
kamerbewoning (als gevolg van verkamering) effectief tegen te gaan. Na vergunningverlening is er bij
gebleken overlast geen goed sanctiemiddel. De verleende onttrekkingsvergunning kan dan niet meer
worden ingetrokken.
Met dit Raadsvoorstel worden er twee onderdelen toegevoegd aan art. 20 van de
Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Leiden. Hiermee krijgt het College de mogelijkheid
om de onttrekkingsvergunning in te trekken wanneer de op grond van art.18 gestelde voorwaarden en
voorschriften niet nagekomen zijn. Daarnaast krijgt het College met sub d. een grond op basis
waarvan een uitgegeven
vergunning ingetrokken kan worden, wanneer de kamerbewoning
daadwerkelijk tot overlast geleid heeft.
In de gemeente Groningen wordt inmiddels met bovengenoemde regelgeving gewerkt: beide
onderdelen maken onderdeel uit van de Huisvestingsverordening 2011 van de gemeente Groningen;
een verordening die wat betreft regelgeving omtrent verkamering vergelijkbaar is met de Leidse
Huisvestingsverordening. Handhaving als gevolg van overlast door middel van intrekking van de
onttrekkingsvergunning op grond van deze bepalingen uit de Groningse Huisvestingsverordening is in
de praktijk effectief gebleken. De Raad van State heeft geoordeeld dat het College een ruime mate
van beoordelingsvrijheid heeft bij een beoordeling van de vraag of verlening van de
omzettingsvergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu in de omgeving
1
van de woning. Daarbij heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeente Groningen rechtmatig
een onttrekkingsvergunning ingetrokken heeft nadat verkamering op grond van die vergunning tot een
ernstige verstoring van het geordend woon- en leefmilieu had geleid.
Met de aanpassing van de Huisvestingsverordening en het vaststellen van het uitgangspunt dat het
omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte tot overlast kan leiden, wordt
het College een extra middel geboden om effectief op te treden door overlast wanneer deze te
verwachten is of daadwerkelijk optreedt.
In 2011 was het doel om de onttrekkingsvergunning in de Huisvestingsverordening te vereenvoudigen
en niet geheel af te schaffen. Daarmee is verkamering makkelijker geworden. Met de voorgestelde
wijziging van de Huisvestingsverordening wordt het beleid ten aanzien van verkamering strenger. Voor
de studentenhuisvesting in de stad, die voor een overgroot deel bestaat uit kamerbewoning, zijn
echter geen negatieve consequenties te verwachten, mede gelet op de constatering van het College
(B&W besluit 141151 d.d. 16-12-2014) dat in het tekort aan studentenkamers in 2020 (onder andere
door de nieuwe campus bij Lammenschans, het nieuwe complex aan de Langebrug en de
herontwikkeling van kantoorpanden) grotendeels voorzien zal zijn.
Financin:
Mogelijk handhavingskosten.
Evaluatie:
Een jaar na inwerkingtreding van de aanpaste huisvestingsverordening kan het voorstel gevalueerd
worden.
Bijgevoegde informatie:
1

ABRvS 5 december 2012, nr. 201200666/1/A3.

Integrale tekst Huisvestingsverordening (wijzigingen vet gedrukt).

RAADSBESLUIT
De Raad van de gemeente Leiden:
Gezien het initiatiefvoorstel van het lid Holla (raadsvoorstel [] van []), mede gezien het advies van
de commissie Stedelijke Ontwikkeling d.d.
BESLUIT:
1. vast te stellen de volgende wijzigingen van de Huisvestingsverordening 2007:
Artikel I Wijziging verordening
De Huisvestingsverordening 2007 wordt als volgt gewijzigd.
A. Aan art. 20 (intrekking van de vergunning) wordt toegevoegd:
c. de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen niet (volledig) zijn nagekomen.
d. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het in stand laten van de
vergunning zou leiden tot een ernstige verstoring van het geordend woon- en leefmilieu in
de directe omgeving van het gebouw/woning waarop de vergunning betrekking heeft.
Artikel II Overgangsrecht
Alle aanvragen om een onttrekkingsvergunning die zijn ingediend vr de inwerkingtreding van
de gewijzigde Huisvestingsverordening en waarop nog een (heroverwegings)besluit genomen
dient te worden na inwerkingtreding van de gewijzigde Huisvestingsverordening, worden getoetst
aan de gewijzigde Huisvestingsverordening.
Artikel III Inwerkingtreding
Het besluit tot wijziging van Huisvestingsverordening treedt in werking op de dag nadat deze op
wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt is.
2. Om als uitgangspunt vast te stellen:
a. dat het tot heden geldende uitgangspunt uit RV 11.0070 besluitpunt 3 onder b., namelijk
dat het gebruikten behoeve van onzelfstandige woonruimte als gebruiksvorm onder
normale omstandigheden geacht wordt niet te leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een
geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarin die onzelfstandige
woonruimten in gebruik zijn, geacht wordt niet langer te gelden.
b. dat dientengevolge geacht wordt dat de omzetting van een zelfstandige woonruimte in
onzelfstandige woonruimte (als bedoeld in artikel 15 lid 1 onder c van de
Huisvestingsverordening) kan leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend
woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarin die onzelfstandige
woonruimten in gebruik zijn.
c. dat andere toepasselijke relevante wet- en regelgeving weliswaar toezien op de
voorkoming van een inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu (zoals Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, Bouwverordening, Bouwbesluit en Algemene Plaatselijke
Verordening), maar het intrekken van de onttrekkingsvergunning als ultimum remedium
mogelijk dient te zijn om dergelijke inbreuken effectief te kunnen voorkomen en bestrijden.

d. dat de uitgangspunten onder a., c., en d., uit RV 11.0070 besluitpunt 3 onverkort blijven
gelden.
Gedaan in de openbare raadsvergadering van []
De Griffier,

De Voorzitter,

BIJLAGE
Integrale tekst van de Huisvestingsverordening 2007 na wijziging (met in vet de wijzigingen)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 BEGRIPSBEPALINGEN
De leden van dit artikel zijn in alfabetische volgorde geplaatst:
1. besluit: het Huisvestingsbesluit;
2. doorstromer: een woningzoekende die als legale hoofdbewoner over een zelfstandige woonruimte
in de huursector in de regio Leiden beschikt, welke op het moment van inschrijven als
woningzoekende een huurprijs heeft tot de huurprijsgrens, en deze leeg achterlaat voor verkoop of
verhuur;
3. economisch gebondene: een persoon met een binding aan de gemeente Alkemade of
Zoeterwoude, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een
redelijk belang heeft zich in de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude te vestigen, met dien
verstande dat een economische binding en elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen
die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen
of vanuit de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude;
4. eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte of een gebouw;
5. financile indicatie: indien men kan aantonen dat men door omstandigheden buiten eigen toedoen
niet meer in staat is de woonlasten te voldoen welke indicatie in ieder geval aanwezig wordt geacht
indien van gemeentewege een woonkostentoeslag met verhuisplicht wordt verstrekt;
6. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke
huishouding voeren of willen gaan voeren;
7. huisvestingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet;
8. huurprijs: de subsidiabele huurprijs per maand zoals bedoeld in de Huursubsidiewet;
9. huurprijsgrens: de subsidiabele huurprijs per maand zoals genoemd in artikel 13 sub 1, sub a, van
de Huursubsidiewet;
10. ingezetene: degene die in het persoonsregister van de gemeente Alkemade of Zoeterwoude is
opgenomen, en feitelijk in deze gemeente hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning
aangewezen woonruimte;
11. inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964 dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt
vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in art. 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op
vergelijkbare wijze bepaald bedrag. Voor de bepaling van het totale inkomen wordt uitgegaan van het
laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken
meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende
kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de
vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing;
12. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door
een ander huishouden in gebruik is genomen;
13. koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden
betaald;
14. koopprijsgrens: het grensbedrag als bedoeld in artikel 6 derde lid van de wet, waar beneden een
huisvestingsvergunning is vereist. Voor de gemeenten Alkemade en Zoeterwoude geldt het
grensbedrag als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de wet waar beneden een huisvestingsvergunning
is vereist en wel 113.445;
15. maatschappelijk gebondene: de persoon met een binding aan de gemeente Alkemade of
Zoeterwoude, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband
houdend belang heeft zich in de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude te vestigen, met

dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van
personen die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn
geweest van de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude of zich uit het persoonsregister van
de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude heeft laten uitschrijven om elders een dagstudie
te volgen en deze studie maximaal drie maanden voor de datum van de indiening van de aanvraag
heeft beindigd;
16. medische indicatie: een door de regionale urgentiecommissie geaccepteerde schriftelijke
verklaring van de GGD te Leiden of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen
instantie waaruit de medische noodzaak tot verhuizen blijkt;
17. onttrekken: het geheel of gedeeltelijk onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot
bewoning, het samenvoegen van woonruimten en het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige
woonruimte;
18. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;
19. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke
geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit
daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
20. ouderenwoning: een woonruimte die specifiek bestemd is voor bewoning door personen van 65
jaar en ouder;
21. (psycho)sociale indicatie: een door de regionale urgentiecommissie geaccepteerde schriftelijke
verklaring van de GGD te Leiden of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen
instantie waaruit de (psycho)sociale noodzaak tot verhuizen blijkt;
22. recreatiewoning: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens het ter plaatse
geldende bestemmingsplan slechts is bestemd voor recreatief verblijf en waar derhalve geen
permanente bewoning is toegestaan;
23. regio Leiden: het grondgebied van de gemeenten Alkemade, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest,
Voorschoten en Zoeterwoude;
24. regionale urgentiecommissie: een door de colleges van burgemeester en wethouders van de
betrokken gemeenten en het Regionaal Overleg Woningcorporaties ingestelde onafhankelijke
commissie, bestaande uit vertegenwoordigers namens de betrokken gemeenten en
woningcorporaties, die op basis van mandaat van de colleges van burgemeester en wethouders van
de deelnemende gemeenten, besluit over de urgentieaanvraag van woningzoekenden en de
toepassing van de hardheidsclausule;
25. seniorenwoning: een woonruimte bestemd voor bewoning door personen van 55 jaar en ouder;
25a. Sociaal Statuut: het stedelijk kader voor instrumenten bij sloop en collectieve ingrijpende
woningverbetering waarover corporaties, huurdersorganisaties en de gemeente Leiden
overeenstemming hebben bereikt. Het Sociaal Statuut is onverkort van toepassing op de in dit artikel
onder 29 genoemde personen;
26. splitsen: het verdelen van het eigendom van een woongebouw in meerdere afzonderlijke
appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk
Wetboek;
27. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;
28. spijtoptanten zijn huurders die gedwongen de woning hebben moeten ontruimen door sloop,
ingrijpende woningverbetering of samenvoeging, een woning buiten de wijk hebben betrokken en niet
kunnen aarden in hun nieuwe woonomgeving. Spijtoptanten kunnen een beroep doen op de
urgentieprocedure. Er zal dan getoetst worden of er omstandigheden zijn die terugkeer naar de oude
wijk nodig maken. Daarbij wordt onder andere gekeken naar sociale omstandigheden;
29. stadsvernieuwingsurgent: de persoon die in het bezit is van een namens burgemeester en
wethouders door de regionale urgentiecommissie afgegeven stadsvernieuwings-urgentieverklaring;
30. stadsvernieuwingsurgentie-verklaring: een door de urgentiecommissie namens burgemeester en
wethouders afgegeven verklaring waarbij woningzoekende vanaf de in het Sociaal Statuut genoemde

peildatum tot de datum van sloop/ ingrijpende woningverbetering onder de daarin gestelde
voorwaarden, voorrang krijgen bij de toewijzing van woonruimte:
31. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van
gemeenten kunnen worden aangesloten;
32. starter: de woningzoekende die niet voldoet aan de definitie van doorstromer;
33. urgente: de persoon die in het bezit is van een namens burgemeester en wethouders door de
regionale urgentiecommissie afgegeven urgentieverklaring;
34. urgentieverklaring: een door de urgentiecommissie namens burgemeester en wethouders
afgegeven verklaring waarbij de woningzoekende gedurende een in de verklaring genoemde periode
onder de daarin gestelde voorwaarden, voorrang verkrijgt bij de toewijzing van woonruimte;
35. wet: de Huisvestingswet (Stb, 1992, 548);
36. woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 10 is ingeschreven
respectievelijk ingeschreven wil worden;
37. woonduur: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige
woonruimte zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis
Administratie;
38. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst;
39. woonruimte: een besloten ruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden
kan worden bewoond zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die
woonruimte;
40. zoekprofiel: een omschrijving van de vereiste woonruimte, de huurklasse en de gemeente waarop
een urgent woningzoekende met voorrang mag reageren;
41. zoekprofiel stadsvernieuwingsurgenten: woningtype, woninggrootte en huurprijsniveau waarvoor
men met de stadsvernieuwingsurgentie in aanmerking komt zoals vermeld wordt in het Sociaal Statuut
onder de begripsomschrijving passende woning.
Artikel 2 Werkingsgebied
Het bepaalde in deze verordening (in de gemeente Leiden alleen de hoofdstukken II en III van deze
verordening) is uitsluitend van toepassing op woonruimten met een koopprijs beneden de
koopprijsgrens dan wel met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, met uitzondering van:
a. een woonruimte als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagen, woonschip,
bejaardenoord);
b. een onzelfstandige woonruimte;
c. woonruimte in beheer bij de Stichting Leidse Studentenhuisvesting;
d. een recreatiewoning;
e. een stacaravan op een recreatieterrein.
HOOFDSTUK II HUISVESTINGSVERGUNNING
Artikel 3 Vergunningvereiste
[vervallen]
Artikel 4 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
[vervallen1]
Artikel 5 Criteria voor vergunningverlening
[vervallen1]
Artikel 6 Nieuwbouw-koopwoningen
[vervallen]
Artikel 7 Intrekking
[vervallen1]

Artikel 8 Passendheid
[vervallen1]
HOOFDSTUK III LEEGMELDING
Artikel 9 Melding van leegstand
1. Zodra de leegstand van woonruimte langer duurt dan twee maanden is de eigenaar verplicht
daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.
2. Een woonruimte als bedoeld in het eerste lid wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen
wanneer:
a. degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;
b. de eigenaar aan degene die de woonruimte in gebruik heeft het gebruik daarvan heeft opgezegd en
vaststaat dat ontruiming rechtens mogelijk is;
c. de woonruimte is ontruimd, anders dan onder b;
d. de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts
voor korte tijd het geval is;
e. op enigerlei andere wijze is gebleken dat een woonruimte te huur of - vrij van huur - te koop is.
1. Burgemeester en wethouders noteren de ingevolge het eerste lid aangemelde woonruimten in het
leegstandregister.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor delen van de woningvoorraad de verplichting
van melding van leegstaande woningen, zoals vermeld in het eerste lid, ontheffing te verlenen.
HOOFDSTUK IV INSCHRIJVING EN UITSCHRIJVING ALS WONINGZOEKENDE
Artikel 10 Register van woningzoekenden
[vervallen1]
HOOFDSTUK V RANGORDE EN URGENTIE
Artikel 11 Rangordebepaling
[vervallen1]
Artikel 12 Urgentie: inschrijving en urgentiebepaling
[vervallen1]
HOOFDSTUK VI STANDPLAATS WOONWAGEN/LIGPLAATS WOONSCHIP
Artikel 13 Standplaatsen
[Vervalt in de Leidse Huisvestingsverordening.]
Artikel 14 Ligplaatsen
[Vervalt in de Leidse Huisvestingsverordening.]
HOOFDSTUK VII WIJZIGING SAMENSTELLING WONINGVOORRAAD
A. ONTTREKKINGSVERGUNNING
Artikel 15 Vergunningsvereiste
1. Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2:
a. geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken;

b. met andere woonruimte samen te voegen;


c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van toepassing
a. ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot
bewoning: op woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens dan wel met een huurprijs
beneden de huurprijsgrens;
b. ten aanzien van het samenvoegen van woonruimten: op woonruimten met een koopprijs beneden
de koopprijsgrens dan wel met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;
c. ten aanzien van het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte: op alle zelfstandige
woonruimten.
Artikel 16 Tijdelijke vergunningen op naam
1. Indien een beoogde onttrekking betrekking heeft op het gebruik van de woonruimte voor een
andere doel dan permanente bewoning door een huishouden en deze onttrekking voorziet in een
tijdelijke behoefte, kan slechts een tijdelijke vergunning worden verleend, met dien verstande dat de
vergunning wordt verleend voor een in de vergunning aan te geven maximale termijn, welke niet
langer kan zijn dan vijf jaar en ten hoogste eenmaal voor maximaal vijf jaar kan worden verlengd.
2. Een tijdelijke vergunning heeft slechts betrekking op de aanvrager (de vergunninghouder) en is niet
vatbaar voor overdracht aan derden.
Artikel 17 Criteria voor vergunningverlening
1. Onverminderd het bepaalde in lid 2, wordt een vergunning verleend, tenzij het belang van het
behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de
bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de
woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften, als bedoeld in artikel 18,
voldoende kan worden gediend.
2. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid, wordt een vergunning voor omzetting van
zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, als bedoeld in artikel 15 lid 1 onder c, indien
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat verlening van de vergunning zou leiden tot
een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw
waarop de aanvraag betrekking heeft en deze inbreuk niet voorkomen kan worden door het stellen
van voorwaarden en voorschriften als bedoeld in artikel 18 lid 3, geweigerd in het belang van het
behoud en de samenstelling van de woonruimtevoorraad als bedoeld in het voorgaande lid.
Artikel 18 Voorwaarden en voorschriften
1. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud of de samenstelling van de
woonruimtevoorraad voorwaarden of voorschriften verbinden aan een vergunning met inachtneming
van de volgende twee leden.
2. De in lid 1 genoemde voorwaarden en voorschriften kunnen uitsluitend, behoudens het bepaalde in
lid 3, betrekking hebben op rele compensatie (realisatie van vervangende woonruimte die aan de
bestaande voorraad woonruimten wordt toegevoegd) of financile voorwaarden ten behoeve van rele
compensatie.
3. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid kunnen burgemeester en wethouders, indien de
vergunning betrekking heeft op omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte, zoals
bedoeld in artikel 15 lid 1 onder c, in het belang van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving

van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, voorwaarden en voorschriften verbinden aan
de vergunning.
Artikel 18 A Onttrekking ten behoeve van huisartspraktijk
(Vervallen)
Artikel 19 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en
bevat in ieder geval het volgende:
a. naam, adres, geboortedatum en geboorteplaats van de aanvrager;
b. indien voor de behandeling van de aanvraag een gemachtigde is aangewezen: diens naam en
adres;
c. straat, huisnummer(s), kadastrale aanduiding(en) en huur- of koopprijs van betrokken
woonruimte(n);
d. omschrijving van activiteit waarvoor onttrekkingsvergunning aangevraagd wordt, waarbij ten minste
aangegeven wordt:
ten behoeve van welke (andere) bestemming een woonruimte aan de bestemming tot bewoning
wordt onttrokken en welk deel van de woonruimte dit betreft, of
welke woonruimten worden samengevoegd, of
het aantal onzelfstandige woonruimten waarin een zelfstandige woonruimte wordt omgezet;
e. de gewenste vergunningstermijn;
f. een omschrijving van de vergunning(en) die, indien van toepassing, eveneens noodzakelijk zijn voor
de onttrekking, samenvoeging of omzetting en separaat aangevraagd zullen worden, zoals
bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor verbouwactiviteiten.
Artikel 20 Intrekking van de vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:
a. niet binnen 1 jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking,
samenvoeging of omzetting;
b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan
deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
c. de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen niet (volledig) zijn nagekomen.
d. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het in stand laten van de
vergunning zou leiden tot een ernstige verstoring van het geordend woon- en leefmilieu in
de directe omgeving van het gebouw/woning waarop de vergunning betrekking heeft.

B. SPLITSINGSVERGUNNING
Artikel 21 Vergunningvereiste
1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, bevattende woonruimte
te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het

Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het
gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
2. Het bepaalde in het eerste lid is uitsluitend van toepassing op gebouwen welke op 1 januari van het
jaar waarin de vergunning wordt aangevraagd tenminste 25 jaar oud zijn en welke n of meer
woonruimten bevatten.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of
lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met
betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.
4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een gebouw, waarvan het aantal zelfstandige en/of
onzelfstandige wooneenheden en de indeling van deze wooneenheden, door splitsing ongewijzigd
blijft.
Artikel 22 Aanvragen van een splitsingsvergunning
1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en
gaat vergezeld van de volgende stukken:
a. personalia van de aanvrager: naam, adres, geboortedatum en geboorteplaats;
b. indien een gemachtigde is aangewezen diens naam en adres;
c. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het
Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in
appartementsrechten. Het splitsingsplan omvat een omschrijving van de gedeelten van de onroerende
zaken die bestemd zijn of worden als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, welke omschrijving mede
kan plaatsvinden door verwijzing naar de splitsingstekening, onder vermelding voor elk van die
gedeelten tot welk appartementsrecht de bevoegdheid tot het gebruik ervan behoort; indien de
splitsing betrekking zal hebben op de toestand van het gebouw zoals die zal zijn na uitvoering van een
voorgenomen verbouwing, een omschrijving van het bouwplan, welke inhoudt: een omschrijving van
de op het moment van de aanvraag bestaande toestand en van de te maken toestand, welke
omschrijving naar de op deze verbouwing betrekking hebbende bouwtekeningen; een opgave van de
kosten van de verbouwing op basis van een offerte van de aannemer; indien van toepassing: een
verwijzing naar de op de verbouwing betrekking hebbende bouwvergunning of de voor de verkrijging
daarvan ingediende aanvraag;
d. gegevens over het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft: kadastrale aanduiding van het
gebouw; straat, huisnummer van de woonruimten en eventuele andere ruimten in het gebouw;
gegevens over het gebruik van de woonruimte en de waarden ervan (bij huurwoningen naam van de
huurder en huurprijs en huurwaarde; bij zelfbewoning door de eigenaar: koopprijs of vrijwillige
onderhandse verkoopwaarde);
e. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot de afzonderlijke woonruimte bestemde
gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een bedigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede
een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw, alsmede voor elk
van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten, een beschrijving van de indeling, de
installaties en andere aanwezige voorzieningen.
f. indien het gebouw achterstallig onderhoud vertoont of de toestand ervan op enige andere wijze in
strijd is met de eisen van het Bouwbesluit: een opgave van de kosten die gemoeid zijn met de
opheffing van de desbetreffende gebreken, zulks op basis van een offerte van een aannemer;
g. voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij
een afschrift van de aanvraag om een splitsingsvergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de
hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overgelegde gegevens
totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist.
2. Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
a. de mededeling dat binnen 1 jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;
b. de gebouwde onroerende zaak waarop de splitsing betrekking heeft.

3. Door burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorwaarden worden gesteld:


a. voor zover hetgeen zich tegen splitsing verzet betrekking heeft op onderhoudsgebreken, kan de
voorwaarde worden gesteld dat deze gebreken binnen een in de vergunning te stellen termijn, welke
niet langer kan zijn dan zes maanden, worden opgeheven;
b. voor zover hetgeen zich tegen splitsing verzet kan worden opgeheven door een door de aanvrager
voorgenomen verbouwing en voor deze verbouwing, voor zover van toepassing, een bouwvergunning
is verleend, kan de voorwaarde gesteld worden dat: de aanvrager binnen een in de vergunning te
stellen termijn zorgt voor uitvoering van deze verbouwing en de splitsing in appartementsrechten
welke door de splitsingsakte tot stand zal komen betrekking heeft op het overeenkomstig deze
verbouwing verbouwde gebouw;
c. . ter verzekering van de naleving van aan een splitsingsvergunning te verbinden voorwaarden kan,
voordat de splitsingsvergunning wordt verleend, een principebeslissing worden genomen welke
inhoudt dat de vergunning zal worden verleend indien de aanvrager zich binnen een bij de beslissing
vast te stellen termijn contractueel tot naleving ervan zal hebben verbonden (splitsingscontract), deze
zekerheid aan te vullen door het deponeren van een geldbedrag op een geblokkeerde rekening
(bouwdepot);
d. het in het bouwdepot te storten bedrag wordt vastgesteld op het bedrag van de kosten van de
voorzieningen die ter naleving van de in de splitsingsvergunning te stellen voorwaarden getroffen
moeten worden. Ten laste van het bouwdepot kunnen geen betalingen geschieden dan na
goedkeuring door de gemeente van de desbetreffende voorzieningen, zulks op basis van het
splitsingscontract. Indien het bedrag van de kosten van de te treffen voorzieningen lager is dan 453
kan van het stellen van voorwaarden tot opening van een bouwdepot worden afgezien;
e. in bijzondere gevallen kan, in afwijking van het bepaalde in het derde lid worden bepaald dat de in
aanvulling op het splitsingscontract te bieden zekerheid ook of voor een deel in de vorm van een
bankgarantie gegeven kan worden. Hierbij zal het totale bedrag van de zekerheid ten minste gelijk
moeten zijn aan het bedrag van de in het vierde lid bedoelde kosten.
4. De beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning wordt aangehouden indien de stukken
als bedoeld in het eerste en derde lid door burgemeester en wethouders onvolledig of ongenoegzaam
worden geacht.
Artikel 23 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
1. Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:
a. het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of
meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest en de aanvrager
niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw
bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en
b. indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is
geweest voor bewoning, in strijd is met voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of
gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
c. de huurprijs van n of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de
huurprijsgrens van de goedkope voorraad zoals genoemd in het Huisvestingsbesluit artikel 8 lid 2 (de
aftoppingsgrens is per 1-7-2007 voor n- en tweepersoonshuishoudens 492 per maand en voor
drie- of meerpersoonshuishoudens 527 per maand),
d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het
behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede
de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het
gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
2. Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:

a. voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen,
een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of
leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor
zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
b. het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor die herziening daarvan ter inzage is
gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag
krachtens artikel 22, vierde lid, is aangehouden, voordat die aanhouding is geindigd;
c. de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelige gevolgen
heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en het belang
dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen
van belemmeringen van de stadsvernieuwing.
3. Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:
a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt
van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en
b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van
verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen
worden opgeheven.
4. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:
a. Burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een
aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
b. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, een of meer
woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn
verklaard.
Artikel 24 Intrekking
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
a. niet binnen n jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot
overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in
artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of
lidmaatschapsrechten;
b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan
deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
HOOFDSTUK VIII OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 25 Convenanten
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren convenanten sluiten over het in gebruik geven
van woonruimte. De convenanten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van
woonruimte te bevorderen. De convenanten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad
voorgelegd. De inhoud van de convenanten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners
van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Artikel 26 Mandatering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk
II, IV, V en artikel 27 te mandateren aan eigenaren van woonruimte of aan een door burgemeester en
wethouders aan te wijzen functionaris.
Artikel 27 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening,
naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze
verordening.
Artikel 28 Strafbepaling
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, hoofdstuk III of hoofdstuk VII wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde
strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 29 Handhaving
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de
daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
2. Met de opsporing van de bij artikel 28 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van
het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in
het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn
aangewezen.
Artikel 30 Restbepaling
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij
zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en
rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 31 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en
wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72,
eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar
hun oordeel in aanmerking komende organisaties, die binnen de gemeente op het gebied van de
woonruimteverdeling werkzaam zijn.
HOOFDSTUK IX OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 32 Overgangsbepaling
1. De vr de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden
worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in hoofdstuk IV van de verordening.
2. Aanvragen tot inschrijving dan wel verlenging van inschrijving als woningzoekende of om verlening
van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vr of op de
dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens het
voordien geldende recht, indien dit voor betrokkene gunstiger is.
3. De vr de inwerkingtreding van deze verordening afgegeven urgentieverklaringen worden geacht
urgentieverklaringen te zijn als bedoeld in hoofdstuk V van deze verordening.
4. De vr de inwerkingtreding van deze verordening verleende huisvestingsvergunningen,
onttrekkings- en splitsingsvergunningen worden geacht vergunningen te zijn als bedoeld in
respectievelijk Hoofdstuk II en VII van deze verordening.
Artikel 33 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente
Leiden.
Artikel 34 Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking.

2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening 1998.

You might also like