Professional Documents
Culture Documents
Biologie - Paddestoelen
Biologie - Paddestoelen
Zwavelkop, Hypholoma
Algemene padestoel, gewoonlijk in bundels
opboomstronken. Geelachtige hoed, enigszins
kegelvormig in het midden, dat roestbruin van kleur is.
Plaatjes en sporen purperbruin. Op loof- en
naaldhoutstronken. Hoofdzakelijk in september-oktober,
overigens het gehele jaar door.
WeidechampignonAgaricus campestris
Bekende paddestoel, als voedsel. Wit tot bruinachtige
hoed, eerst half bolvormig, later uitgespreid, droog, bij
ouderdom licht geschubd. Steel vrij kort en stevig, met
ring maar zonder volva. Plaatjes eerst wit, dan roze en
later puberbruin kleurend. Vrijalgemeen op al of niet
begraasd schraal grasland, op dijken en in duinen.
Groeit in de nazomer en in de herfst.
StraatchampignonAgaricus bitorquis
Deze paddestoel heeft een wat forsere hoed, lichtgrijs
tot geelbruin, met ingerolde rand. Vuilroze plaatjes,
later donkerder. Witte, holle steel. Meestal langs wegen,
in parken en op oude vuilnisbelten, groeit soms al in
mei. Eveneens eetbaar.
Stuifzwammen, Lycoperdon
Ei- of peervormige paddestoelen, witachtig, bij ouderdom
bruin kleurend. Bij rijpheid onstaat aan de top van een
dubbele laag een opening, waardoor sporen door de minste
aanraking, zelfs door een regendruppel, vrijkomen. Hij
komt voor op grazige, zanderige plaatsen, heide of in loof-
en naaldbossen, duinen afhankelijk van de soort. Groeit
van juli tot oktober.
Bekerzwammen, Pezizales
Groep paddestoelen met bekervormige vruchtlichamen.
Vari・end geel, oranje, rood of zwart gekleurd. Sporen
worden aan de bovenzijde gevormd. Groeit de grond
tussen humus, mos en rottend hout.