Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Oesterzwam, Pleurotus ostreatus

Hoed vuilgrijs tot bruinzwart, later verblekend.


Schelpvormig. Lila plaatjes aflopend langs de steel.
Algemeen aan stammen van loofbomen, zelden op
naaldhout. Jong eetbaar. Groeit in het Najaar.

Braakrussula, Russula emetica


Paddestoel met bros vlees en witte plaatjes die ritselen
wanneer eroverheen gestreken wordt. Ring of manchet
ontbreekt. Rozerode hoed. Veroorzaakt braken. Andere
soorten uit het geslacht Russula hebben rode, gele of
zwarte hoeden. Algemeen in loof- en naaldbossen. Groeitijd
is van juli tot oktober.

Zwavelkop, Hypholoma
Algemene padestoel, gewoonlijk in bundels
opboomstronken. Geelachtige hoed, enigszins
kegelvormig in het midden, dat roestbruin van kleur is.
Plaatjes en sporen purperbruin. Op loof- en
naaldhoutstronken. Hoofdzakelijk in september-oktober,
overigens het gehele jaar door.

Oranjegroene Melkzwam, Lactaruis deliciosus


Behoort tot het geslacht melkzwammen, dat druppels
van een melkachtige vloeistof afscheidt. Hoed met
ringen in oranje- en steenrode tinten. Geen manchet.
Steel is hol. Eetbaar en smakelijk, maar kan tijdelijk de
urine rood kleuren. Vrij algemeen in dennebossen op
niet te zure grond. Groeit van juli tot oktober.

Groene knolamaniet (groene knolzwam), Amanita


phalloides
Dodelijk giftig, veroorzaakt 90% van allesterfgevallen
door paddestoel vergifting. Daarvoor zijn twee
alkalo・en verantwoordelijk: amanitine en phalloidine.
Lijkt op de champignon, maar is gelukkig op enkele
plaatsen minder algemeen. Behoort tot het geslacht
Amanita met een ring om de steel en een schede of
vulva aan de steelbasis. Witteplaatjes. Hoed licht
olijfgroen met fijne, donkere strepen. Alleenstaand of in
een kleine groep in een loofbos (eik); plaatselijk zeer
algemeen in duinbossen, op andere plaatsen minder
algemeen. Groeit van juli tot oktober.

Gele Stekelzwam, Hydnum repandum


Hoed roomkleurig tot dooiergeel, gewelfd, met aan de
onderzijde geelachterige stekels (geen plaatjes). Te
vinden in een loofbos, zelden onder naaldhout, vaak in
heksenkringen onder beuken. Eetbaar. Niet algemeen.
Groeit van oktober tot november.
Grote Parasolzwam, Lepiota procera
Mooie soort, tot 40 cm hoogte; breedte van de hoed 10-
25 cm. Hoed bedenkt met grijsbrijne schubben. Stengel
heeft een tekening van golvende, cirkelvormige banden.
Algemeen, vaak in kleine groepjes, in lichte bossen,
bosweiden, in parken en tuinen, op grazige plaatsen in
de duinen. Jong eetbaar, zoet en pittig van smaak.
Groeit in de nazomer en in de herfst.
Vliegenzwam, Amanita muscaria
Gemakkelijk herkenbaar. Paddestoel van het geslacht
Amanita met scharlakenrode hoed, wit gevlekt. Vlekken
onstaan door uiteen gescheurd wit vlies, dat hoed en steel
om gaf in jeugdige toestand. Witteplaatjes. Zeer giftig.
Zeer algemeen, vooral op zure grond onder of bij een berk
en den. Groeit in oktober.

WeidechampignonAgaricus campestris
Bekende paddestoel, als voedsel. Wit tot bruinachtige
hoed, eerst half bolvormig, later uitgespreid, droog, bij
ouderdom licht geschubd. Steel vrij kort en stevig, met
ring maar zonder volva. Plaatjes eerst wit, dan roze en
later puberbruin kleurend. Vrijalgemeen op al of niet
begraasd schraal grasland, op dijken en in duinen.
Groeit in de nazomer en in de herfst.

StraatchampignonAgaricus bitorquis
Deze paddestoel heeft een wat forsere hoed, lichtgrijs
tot geelbruin, met ingerolde rand. Vuilroze plaatjes,
later donkerder. Witte, holle steel. Meestal langs wegen,
in parken en op oude vuilnisbelten, groeit soms al in
mei. Eveneens eetbaar.

KwelderchampignonAgaricus Agaricus bernardii


Komt voor op strandweiden en andere ziltige, grazige
plaatsen langs de kust. Hij lijkt op de weide- en straat
champignon, maar veroozaakt ingewandstoornissen bij
het op eten. Het vlees kleurt door beschadiging
roodbruin.

Paarssteelschijnridder, Lepista saeva


Hoed grijsachtig tot bruin, regelmatig van vorm met
enigszins gewelfd centrum. Steel prachtig paars. Plaatjes
wit of lichtbruin, sporen dofrood, Korte steel onderaan
verdikt. Op grazige plaatsen, in weilanden, in gezons van
parken en tuinen, zelden in licht loofbos; vaak in kringen.
Niet algemeen. Eetbaar. Groeit in de periode oktober-
november.
Geschubde Inktzwam, Coprinus comatus
Knotsvormige hoed, bedekt met witte en bruinachtige
schubben. Bij rijpheid lossen de plaatjes op tot een
zwarte, inktachtige vloeistof, vanaf de rand naarboven;
elke druppel bevat sporen. Jong eetbaar. Algemeen op
grazige, voedselrijke plaatsen, opgebrachte of
opgespoten gronden en oude vuilnisbelten, vaak
massaal. Groeit vanaf mei.

Hanekam, Cantharel, Cantharellus cibarius


Trechtervormige hoed, dooiergeel, met gelobde rand. Geen
plaatjes aan de onderzijde, maar plooivormige, vertakte
aderen. Zeer algemeen in loof- en naaldbossen, vaak in
groepen en kringen. Eetbaar. Groeit van juin tot november

Eekhoorntjesbrood, Boletus edulis


Korte en dikke boleet, voorzien van pori・, met aan de
onderzijde van de hoed een sponzig netwerk, vol met
nauwe buisjes. Hoed eerst wit, later lever- of
donkerbruin kleurend, 6-25 cm breed, glad of
gekreukeld, in vochtige toestand iets kleverig, enigszins
afhangede rand. Bruinachtige steel met lichte, verticale
lijntjes. Zeer algemeen in loof- en naaldbossen, langs
wegen, in parken. Eetbaar. Groeit vaak al in de zomer.
Klik hier voor nog een aantal boleten.

Grote Stinkzwam, Phallus impudicus


Onmiskenbaar door vorm en reuk. Vruchtlichamen eerst
zacht, wit, eivormig ('heksen- of duivelsei'), bevat de
volledige steel, die binnen een paar uur te voorschijn
komt en langer wordt en een hoed draagt die bedekt is
met een donkergroene, slijmerige nog waarneembaar is.
Lokt vliegen aan die zich voeden met het slijm, zo de
sporen aan de poten meenemend. 1-25 cm hoog.
Algemeen op humusrijke bodem. Groeit van mei tot
november.

Stuifzwammen, Lycoperdon
Ei- of peervormige paddestoelen, witachtig, bij ouderdom
bruin kleurend. Bij rijpheid onstaat aan de top van een
dubbele laag een opening, waardoor sporen door de minste
aanraking, zelfs door een regendruppel, vrijkomen. Hij
komt voor op grazige, zanderige plaatsen, heide of in loof-
en naaldbossen, duinen afhankelijk van de soort. Groeit
van juli tot oktober.

Reuzenbovist, Langermannia gigantea


Deze paddestoel heeft de grootte van een voetbal. Komt
voor in lichte bossen, parken, tuinen en weilanden, bij
voorkeur op mestrijke grond. Sommige jaren niet, andere
jaren wel zeldzaam. Jong eetbaar. Groeit van julie tot
september.
Knots- en Koraalzwammen, Clavaria
Klein, eenvoudig, rechtopstaand vruchtlichaam, vertakt
of knotsvormig. Sporen aan de bovenzijde van de
takken. Kleur, afhankelijk van de soort, wit, geel, oranje
of bruin. Op vochtige grond of rottend hout,
boomstronken. Groeit vanaf augustus.

Bekerzwammen, Pezizales
Groep paddestoelen met bekervormige vruchtlichamen.
Vari・end geel, oranje, rood of zwart gekleurd. Sporen
worden aan de bovenzijde gevormd. Groeit de grond
tussen humus, mos en rottend hout.

Oranje bekerzwam, Aleuria aurantia


Het plaatje hiernaast is van deze zwam. Beker glanzend
roodachtig-oranje, van buiten bleker, met ingerolde rand,
dun en zacht. In groepjes op grazige, liefst wat lemige of
steenachtige bodem; plaatselijk vrij algemeen in het
oosten en zuiden van Nederland en in Belgi・ Groeit in het
najaar.
Honigzwam, Armellaria mellea
Parasiet, tast bomen vooral naaldbomen aan en laat ze
doodgaan. De aanwezige zwam maakt dikke, zwarte
strengen myceliumdraden, die onder de schors zitten, of
onder de grond de wortels van naburige bomen
binnendringen. De aantasting wordt zicht baar als de
vruchtlichamen in groepjes op de schors verschijnen.
Hoed is olijfgeel tot roodbruin, met behaard of geschubd
oppervlak, vooral in het midden, en een dunne,
golvende, gestreepte rand. Plaatjes aflopend langs de
steel, eerst witachtig, later donkerbruin. Grote kring.
Kan in het donker lichtgevend zijn. Zeer algemeen op of
om dood of levend naal- en loofhout. Groeit in het
najaar.
Berkezwam, Piptoporus betulinus
Behoort tot de groep buisjeszwammen, die op dood
of levend hout leven. Brengt schelpvormige
vruchtlichamen voort, 鳬n enkele of in rijen onder
elkaar, op boomstronken, takken en bewerkt hout.
De onderzijde is bekleed met kleine buistjes van
verschillende vorm - rond, ovaal, hoeking, bochtig.
Gewoonlijk leerachtig of houtig, soms met steel;
blijft vele maanden zitten. De berkezwam is in
jeugdige toestand witachtig, kleurt later bruin, vaak
gevlekt. Witte buisjes. Vlees is wit en zacht, later
kurkachtig. Algemeen op levende en dode
berkstammen. Groeit het gehele jaar.

You might also like