Het Beperken Van Lichtschade Aan Museale Objecten (ICN Info #13)

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 12

ICN-Informatie Instituut Collectie Nederland Het beperken Inleiding ken stelde hij voor om lichtgevoelige

materialen met maximaal 50 lux en min-


van lichtschade aan Dit informatieblad
Dit informatieblad is geschreven voor
der gevoelige materialen met maximaal
150 lux te verlichten. Deze waarden
museale objecten: collectiebeheerders, ontwerpers en archi- waren gebaseerd op de toen gangbare
tecten die zich bezighouden met verlich- verlichting met gloeilampen en een
lichtlijnen ting in musea en historische ruimten. gemiddelde museumbelichting van
Het biedt de wetenschappelijke basis 3000 uur per jaar. Omdat men de scha-
voor het inzicht in de relatie tussen de bij deze verlichting acceptabel vond,
belichting en schade en de richtlijnen werd bovendien ook het UV-gehalte van
voor collectiebeherende instellingen om een gloeilamp (circa 75 µW.lm-1) in zijn
lichtschade tot een acceptabel niveau te richtlijnen opgenomen. Thomson was
beperken. De informatie en richtlijnen zich er terdege van bewust dat ook bij 50
kunnen ook worden gebruikt door bibli- lux lichtschade optreedt en dat de duur
otheken. Voor archieven kunnen zij wor- van de belichting daarom ook een
den gebruikt zolang ze in overeenstem- belangrijke rol speelt. In de loop van de
ming zijn met de in de archiefwet gefor- jaren zijn Thomson’s acceptabele boven-
muleerde normen (Rijksarchiefdienst, grenzen echter een eigen leven gaan lei-
2001). Dit informatieblad biedt geen den. Ze zijn uitgegroeid tot algemeen
praktische informatie over lampen, ver- geaccepteerde ‘veilige’ normen waarbij
lichtingssystemen en oplossingen voor het accent zo sterk op de verlichtings-
specifieke situaties. Daarvoor wordt ver- sterkte is komen te liggen dat de invloed
wezen naar publicaties zoals van CIBSE van de belichtingsduur vaak over het
(1994), IES (1996) en Cuttle (2004), hoofd wordt gezien.
naar adviserende instellingen en techni-
sche specialisten. Vernieuwde richtlijnen
Intussen hebben er allerlei technische
Doel van museumverlichting ontwikkelingen plaatsgevonden; er zijn
Om vorm en kleur te zien is licht nodig, nieuwe lampen en verlichtingssystemen
maar licht veroorzaakt schade. Het doel ontwikkeld en er is veel meer en gede-
van museumverlichting is daarom drie- tailleerdere kennis beschikbaar over de
ledig: (1) de bezoeker moet de voorwer- gevoeligheid van veel verschillende
pen kunnen zien, (2) in een uitnodigend materialen. Internationaal zijn er nu
verlichte ruimte, (3) waarbij echter de ontwikkelingen gaande waarbij wordt
schade als gevolg van licht tot een mini- teruggegaan naar de bron: de relatie tus-
mum beperkt blijft. sen belichting en schade. Daaraan
gekoppeld is de vraag welke schade
Schade als gevolg van licht acceptabel is. Op basis van die twee
Licht veroorzaakt schade, zelfs bij kleine gegevens kan een collectiebeherende
hoeveelheden, alleen duurt het dan lan- instelling bepalen welke belichting een
ger voordat de schade optreedt. voorwerp mag hebben. De vernieuwde
Lichtschade is cumulatief en onomkeer- richtlijnen die in dit informatieblad wor-
baar, iedere hoeveelheid licht die op een den gepresenteerd sluiten aan bij die
voorwerp valt, voegt een beetje schade internationale ontwikkelingen en bij de
toe die niet meer ongedaan gemaakt kan recente publicatie van de Commission
worden. Een onderbelicht voorwerp International de l’Eclairage (CIE, 2004).
loopt dus schade op zonder dat de kijker Ze vormen geen radicale verandering
er ten volste van geniet. Een overbelicht ten opzichte van de tot nu toe gehanteer-
voorwerp wordt extra beschadigd zonder de richtlijnen; het is meer een verande-
dat het extra waardering oplevert. Een ring in benadering. Voor lichtgevoelig
goede museumverlichting moet er dus materiaal geldt onverminderd dat dit
voor zorgen dat een voorwerp zo goed met een lage verlichtingssterkte en een
mogelijk tot zijn recht komt met zo min beperkte belichtingsduur moet worden
mogelijk schade. getoond. Maar wanneer de collectiebehe-
rende instelling een standpunt heeft
Richtlijnen in het verleden ingenomen over de acceptabele schade
Dat licht schade aan voorwerpen kan en wanneer men over harde gegevens
veroorzaken is al eeuwen bekend. De beschikt over welke belichting schade zal
eerste wetenschappelijke onderzoeken veroorzaken, dan kan men een veel
naar het effect van licht op museum- genuanceerdere beslissing nemen over
voorwerpen dateren van het eind van de de juiste verlichtingssterkte, belichtings-
19de eeuw, maar het was Thomson die duur en lichtbron. Daarmee bieden de
nr.13

Figuur 1. Bij vergelijking van voor- en achterkant van in 1961 de eerste richtlijnen voor muse- vernieuwde richtlijnen meer flexibiliteit
het tapijt (20ste eeuw, Turkije) valt op hoezeer de umverlichting opstelde voor de National in de omgang met belichting. Voor wie
oranje-rode strook (wol geverfd met de synthetische
kleurstof Fast Red AV) verbleekt is onder invloed van Gallery in Londen. Als compromis tus- niet al te zeer in detail wil treden, bieden
licht en ultraviolette straling. Foto ICN sen goed kunnen zien en schade beper- de algemene aanbevelingen nog altijd

1
hetzelfde houvast als tot nu toe. Hoewel UV-straling in een lichtbundel, het UV-
de vernieuwde richtlijnen een grotere gehalte, wordt uitgedrukt in microwatt
flexibiliteit in belichting lijken te bieden, per lumen (µW.lm-1). Veelal wordt een
mogen ze niet worden gezien als een vrij- UV-gehalte van 75 µW.lm-1 geaccepteerd.
brief voor onbeperkte en felle verlichting. Dit is het gemiddelde UV-gehalte van
gloeilampen, de kunstlichtbron die in de
Straling tijd dat Thomson zijn richtlijnen opstel-
de, het minst schadelijk was.
Straling is energie Tegenwoordig zijn er lampen en filters
Straling is een complex fenomeen dat verkrijgbaar die het UV-gehalte tot min-
kan worden voorgesteld als een stroom der dan 10 µW.lm-1 terug kunnen bren-
van energiepakketjes, zogenaamde foto- gen en is er geen reden meer om een
nen, die zich als golven voortbewegen. hoger UV-gehalte te hanteren.
Die golven kunnen worden beschreven
met een golflengte en een frequentie. Licht
Hoe korter de golflengte, hoe hoger de Licht is het gedeelte van het spectrum Figuur 2. Optische straling: het spectrum van golflengtes
frequentie en hoe meer energie de foto- dat ervoor zorgt dat wij ruimtes en voor- en frequenties
nen bezitten (zie figuur 2 en 4). Wanneer werpen kunnen zien. Wit licht is samen-
fotonen met voldoende energie met gesteld uit straling met verschillende
moleculen van een materiaal botsen, golflengtes. Als het door een prisma valt,
kan een zogenaamde fotochemische worden de samenstellende kleuren
reactie plaatsvinden. zichtbaar als het spectrum. Wij kunnen
objecten waarnemen omdat ze licht uits-
Spectrum tralen of opvallend licht terugkaatsen.
Bij verlichting hebben we te maken met Objecten krijgen kleur omdat ze bepaal-
optische straling waarvan de golflengtes de golflengtes uit het spectrum absorbe-
liggen tussen de 100 en 1.000.000 nm ren of doorlaten en andere golflengtes
(1 nanometer=10-9 m, een miljoenste reflecteren. Een object dat alle straling
millimeter). Het menselijke oog kan absorbeert, is zwart. Een object dat alles
alleen straling met een golflengte van terugkaatst, is wit. Een blauw object
380 nm (violet) tot 780 nm (rood) waar- absorbeert vooral straling in het groene
nemen, dit gebied is het zichtbare licht. en rode gebied, een rood object absor-
Van 100 tot 380 nm is het gebied van de beert juist veel blauwe straling. Licht
onzichtbare ultraviolette straling (UV). heeft weliswaar minder energie dan UV-
Omdat de gevoeligheid van het oog straling, maar is wel degelijk schadelijk.
voor 380-400 nm zeer laag is terwijl de Vooral processen als verkleuren en ver-
straling in dat gebied wel zeer schadelijk bleken zijn aan het zichtbare licht te wij-
is, wordt als grens tussen licht en UV- ten, waarbij de geabsorbeerde golfleng-
straling voor musea 400 nm genomen. tes belangrijk zijn. Licht heeft niet vol-
Van 780 nm tot 1.000.000 nm is het doende energie om diep in materialen
gebied van de eveneens onzichtbare door te dringen. De schade die door
infrarode straling (IR) (figuur 2). zichtbare straling wordt veroorzaakt,
is daarom vooral aan de oppervlakte te
Ultraviolette straling (UV) zien. In verflagen verbleken pigmenten
Daglicht en ongefilterd kunstlicht bevat- over het algemeen in de bovenste 40 µm
ten allebei ultraviolette straling. Omdat (Michalski, 1987) (zie ook figuur 3).
de fotonen van UV-straling een hoge
energie hebben, is het de meest schade- Infrarode straling (IR)
lijke component in het spectrum. Glas Infrarode straling kunnen wij niet zien,
houdt de hardste UV-C en UV-B straling maar wel als warmte ervaren. Deze
tegen, maar laat een deel van warmte is meestal niet voldoende om
de UV-A straling met een golflengte van chemische reacties op te starten, maar
meer dan 320 nm door. UV-straling is als een chemische reactie al op gang
vooral verantwoordelijk voor reacties is, zal warmte de reactie versnellen.
waarbij moleculen kapot gaan, zoals IR-straling veroorzaakt bovendien
ketenbreuk, en voor koppeling van opwarming van oppervlakken, wat kan
ketens, cross-linking. Hierbij treedt ook leiden tot uitdroging, krimp, vervorming
vaak een reactie met zuurstof op, de en scheurvorming. In voorwerpen waar-
zogenaamde foto-oxidatie. Schade door in materialen zijn verwerkt die verschil-
UV-straling valt meestal het eerst op als lend krimpen en uitzetten, kan opwar-
vergeling van materialen en verbleking ming tot spanningen leiden en kunnen
van kleuren. Daarna verliest het materi- barsten ontstaan. Vooral de cyclische
aal zijn sterkte, wordt bros en verkrui- belasting van dagelijks opwarmen en
melt. Een goed voorbeeld daarvan is de afkoelen als de lampen aan en weer Figuur 3. Afbraak van polyurethaanschuim die zicht-
baar wordt als vergeling. In de dwarsdoorsnede blijkt dat
inwerking van licht op krantenpapier of uitgaan, kan tot barsten en scheuren straling en zuurstof slechts in de bovenste 5 mm van het
polyurethaanschuim. De hoeveelheid leiden. open-cel schuim doordringen en tot schade leiden.

2
Grootheden en eenheden lingsenergie wordt veroorzaakt, geeft
Omdat licht een vorm van straling is, het meten van de hoeveelheid licht geen
zijn de maten waarin licht wordt uitge- compleet beeld. Vandaar dat het UV-
drukt analoog aan die van straling. Voor gehalte in de lichtbundel altijd apart
straling worden de ‘energetische’ groot- wordt opgegeven, uitgedrukt in micro-
heden en eenheden gebruikt. De hoeveel- watt per lumen (µW.lm-1).
heid energie die een stralingsbron per
tijdseenheid in alle richtingen uitstraalt, Zien
de stralingsstroomstroom, wordt uitge-
drukt in Watt (W). De bestralingssterkte Hoeveelheid licht
(irradiatie) is de hoeveelheid energie die We hebben licht nodig om onze omge-
per tijdseenheid op een bepaald opper- ving te kunnen zien, maar hoeveel licht
vlak valt, uitgedrukt in Watt per vierkan- we nodig hebben hangt af van verschil-
te meter (W.m-2). De bestralingsdosis is lende factoren. Voor museumbezoekers
de hoeveelheid energie die per tijdseen- is het belangrijk dat ze behalve vorm ook
heid op een bepaald oppervlak valt ver- detail kunnen zien en kleur kunnen
Figuur 4. Standaardooggevoeligheidskromme (linker as)
en de relatieve energie van straling met verschillende menigvuldigd met de duur van belich- onderscheiden. De mate waarin ze dat
golflengtes (rechter as). De niet-zichtbare straling in het ting, uitgedrukt in (W.m-2.s). Het is deze kunnen, hangt niet alleen af van de hoe-
UV-gebied (<400 nm) heeft de meeste energie en is het
totale energiedosis die schade bepaalt. veelheid licht die er op een object valt
schadelijkst.
Omdat licht alleen de zichtbare straling maar ook van de manier van belichting,
is, is er een aparte set maten om de hoe- het contrast met de omgeving, de
veelheid licht in uit te drukken. In deze afstand tot het object en de gevoeligheid
‘fotometrische’ grootheden en eenheden van de ogen.
is de gevoeligheid van het menselijke Voor iedereen geldt dat er tussen 0,01
oog verwerkt. Dat is het meest gevoelig en 3 lux een overgang is van nacht-zien
voor een golflengte van 555 nm (groen). (zwart/wit, alleen de staafjes op het net-
De gevoeligheid neemt naar het violet vlies vangen een lichtsignaal op) naar
aan de ene kant en het rood aan de kleur-zien (ook de kegeltjes vangen sig-
andere kant geleidelijk af. Buiten het naal op). Voor het kunnen onderschei-
zichtbare gebied is de gevoeligheid van den van kleuren heeft de mens minstens
het oog nul. De gevoeligheid is vastge- 30 lux nodig (Crawford, 1973). Voor het
legd in de standaardooggevoeligheids- onderscheiden van detail is meer licht
kromme (CIE, 1924) (figuur 4). nodig, bij heel kleine details kan dat
De hoeveelheid lichtenergie die een bron oplopen tot daglicht (>1000 lux). Voor
in alle richtingen uitstraalt, de licht- musea geldt dat boven de 200-400 lux
stroom, wordt uitgedrukt in lumen (lm). de kwaliteit van het zien van objecten
De verlichtingssterkte (illuminantie) is nauwelijks meer toeneemt (Loe et al.,
de hoeveelheid lichtenergie die per tijds- 1982). Die waarden gelden allemaal
eenheid op een bepaald oppervlak valt, voor de gemiddelde, jonge persoon. Bij
uitgedrukt in lumen per vierkante meter mensen boven de 50 is het oogvocht
(lm.m-2) wat hetzelfde is als lux (lx). troebeler en dringt er minder licht tot
De belichtingsdosis is de hoeveelheid het netvlies door. Zij hebben meer licht
lichtenergie die per tijdseenheid nodig om hetzelfde te kunnen zien als
op een bepaald oppervlak valt vermenig- jonge mensen (Boyce, 1987; Michalski,
vuldigd met de duur van belichting, 1990).
uitgedrukt in luxuur (lx.h) of bij grote
getallen in klx.h (kilo=1000) of Mlx.h Kwaliteit van het licht
(mega=1.000.000). De kwaliteit van het licht bepaalt in ster-
Omdat schade aan materialen niet alleen ke mate hoe de kijker zijn omgeving en
door licht maar door het totaal aan stra- de voorwerpen ervaart. De belangrijkste

Tabel 1. Lichtbron UV-gehaltec Kleurtemperatuur Kleurweergave Lamprendementd Levensduure


Verschillende lichtbronnen en hun karakteristieken (µW.lm-1) (K) index (lm.W-1) (h)
Daglicht 400-1500 5000-7000 100 - -
Gloeilamp 60-80 2800-3000 100 10-25 1000
Halogeena 40-200 3000-3500 100 20-40 2000-5000
Fluorescentie
Philips TL 900 serie 50-80 2700-6500 92-96 70 20.000
Fluorescentie
Philips TL 800 serie 65-90 2700-6500 80-85 100 20.000
Compacte
a. inclusief de ‘UV-STOP’ lampen fluorescentie >100 2700-6000 >80 70 10.000
b. Light Emitting Diode Metaalhalogenide 160-700 3000-5000 60-85 85 10.000
c. 300-400 nm
d.lichtopbrengst van de lamp per Watt Hoge druk natrium <50 2500 20-65 80-130 15.000
e. tijd tot vervanging van de lamp LED witb <5 2000-9000 90 20-50 >50.000

3
factoren die daarbij een rol spelen zijn Fotochemische afbraak
Schade door straling
de kleurtemperatuur en de kleurweerga- Chemische reacties hebben altijd een
ve index. bepaalde minimum hoeveelheid aan
De kleurtemperatuur (Tc) is een maat energie nodig om op gang te komen en Foto-
voor de kleur van het licht, uitgedrukt in te kunnen verlopen (de activeringsener- Opwarming chemische
afbraak
graden Kelvin (K). De waarde verwijst gie). Bij fotochemische reacties wordt
naar de spectrale energieverdeling (zie die energie geleverd door de straling.
verderop) van een zwarte straler bij een Hoe energierijker de straling is, hoe
Gevoeligheid Bestraling
bepaalde temperatuur. Een 60 Watt destructiever de reacties kunnen zijn. IR-straling
van het object Belichting
gloeilamp heeft een kleurtemperatuur Fotochemische reactieprocessen zijn
van 2800 K, er zit relatief veel geel en vaak complexe kettingreacties waar stra-
rood licht in het spectrum waardoor het ling vooral een rol speelt bij de eerste Omzetting Bestralings-
Spectrale strerkte
geabsorbeer-
licht als ‘warm’ wordt ervaren. stap (bandbreuk, radicaalvorming). de straling
absorptie- Belichtings-
verdeling sterkte
Fluorescentielampen hebben een kleur- De snelheid waarmee fotochemische in warmte (lux)
temperatuur die kan oplopen tot 5000 reacties plaatsvinden en de mate
K, er zit dan relatief veel blauw en violet waarin schade optreedt, hangt af van: Bestralings-
Andere duur
licht in het spectrum waardoor het licht - de gevoeligheid van het object; factoren
Belichtings-
duur
als ‘koel’ of ‘koud’ wordt ervaren. - de bestraling c.q. belichting; (uur)
Daglicht heeft een nog hogere kleurtem- - omgevingsfactoren.
peratuur en doet koeler aan. Spectrale
De kleurweergave-index (R) geeft de Gevoeligheid van het object Om een energie-
verdeling
mate van overeenkomst weer van de fotochemische reactie te kunnen onder-
kleur van een voorwerp dat met een gaan moet een materiaal de energie wel
bepaalde lichtsoort wordt verlicht met de kunnen opnemen. Het moet straling, of Figuur 5. Schematisch overzicht van schade door
straling
kleur van hetzelfde voorwerp als dit met bepaalde golflengtes, absorberen. Het
een referentieverlichting van dezelfde absorptiespectrum van een materiaal
kleurtemperatuur wordt verlicht. Een vertelt dus iets over de gevoeligheid.
kleurweergave-index van meer dan 90 is Daarnaast zijn er allerlei andere factoren
goed, lager dan 80 is niet geschikt voor die de gevoeligheid bepalen. Bij pigmen-
museale doeleinden. Daglicht en gloei- ten speelt de grootte van de pigmentkor-
lampen hebben allebei een kleurweerga- rels bijvoorbeeld een belangrijke rol.
ve-index van 100. Hoewel gloeilampen Kleine deeltjes verliezen sneller hun
iets meer accent leggen op oranje en kleur dan grote deeltjes. Hoe hoger de
rood, geven ze allebei een evenwichtig pigmentconcentratie in een verf, hoe
kleurbeeld. Andere lichtbronnen hebben sneller het kleurverlies (Johnston-Feller
vaak spectra waarin bepaalde golflengtes in Cuttle, 1996). Bij een recent schoon-
ontbreken of juist oververtegenwoordigd gemaakt schilderij houden het vuil en de
zijn; zij geven een vertekend kleurbeeld vergeelde vernis niet langer licht tegen,
en hebben een lagere index (denk bij- de pigmenten zijn daarom gevoeliger
voorbeeld aan de oranje hoge druk natri- voor lichtschade.
um straatverlichting). In tabel 1 staan Bij kleurstoffen op textiel maakt het ver-
voor de verschillende lichtbronnen schil welke beits er is gebruikt en op
karakteristieke waarden voor kleurtem- welke ondergrond ze zijn aangebracht.
peratuur en kleurweergave-index. Indigo op katoen is veel gevoeliger dan
indigo op wol.
Schade door straling Veel lichtgevoelige kleurstoffen verkleu-
ren in het begin het snelst, daarna Samenstelling en kwaliteit van
Straling kan schade veroorzaken door neemt de snelheid af. Dit betekent dat belichting
fysische processen als gevolg van opwar- voorwerpen waarvan de kleuren ‘als De samenstelling en de kwaliteit van
ming en door (foto)chemische reacties. nieuw’ zijn, hun grootste schade onder- de belichting spelen een belangrijke rol
vinden bij de eerste tentoonstellingen. bij het tonen van mineralen. In gewoon
Opwarming Dit betekent echter niet dat reeds vaak licht zien sommigen er saai uit, maar
De IR-straling in een stralenbundel leidt tentoongestelde voorwerpen daarom als er UV-straling op valt, fonkelen ze
direct tot opwarming, maar een deel van meer licht kunnen hebben. Andere soor- met prachtige kleuren (fluorescentie).
het licht en de UV-straling die door een ten van schade, bijvoorbeeld fotochemi- Gerestaureerde objecten kunnen er
object worden geabsorbeerd, wordt sche afbraak van het textiel of papier onder bepaalde belichting prima uitzien.
omgezet in warmte, wat ook tot opwar- waarop de kleur is aangebracht, gaan Onder een andere belichting kunnen
ming leidt. Donkere materialen absorbe- gewoon door en kunnen de overhand restauraties zoals lijmnaden en inge-
ren meer straling en warmen meer op nemen. kleurde lacunes, echter opeens storend
dan lichte materialen. Door deze opwar- zichtbaar worden (metamerie).
ming kunnen materialen uitzetten en Bestraling c.q. belichting De bestraling Soms wordt geprobeerd om met
vervormingen; ze kunnen ook uitdr- c.q. belichting hangt af van drie factoren: gekleurd licht het oorspronkelijke uiter-
ogen, krimpen en scheuren. Tevens kun- - de hoeveelheid energie die per tijds- lijk van een verbleekt object na te boot-
nen chemische reacties, die bij normale eenheid op het oppervlak valt; de sen. Dit kan juist meer schade veroorza-
temperaturen niet zouden verlopen, bij bestralingssterkte of in het geval van ken als de gekozen kleur veel energierij-
hogere temperaturen vaak wel verlopen. licht de verlichtingssterkte (lx); ke straling bevat.

4
- de bestralingsduur of belichtingsduur Richtlijnen voor museumverlichting
(h);
- de spectrale energieverdeling van de Vanuit conserveringsperspectief is het
opvallende straling. doel van een verlichtingsplan voor een
Voor de bestralingssterkte en de bestra- museum het effectief tonen van een
lingsduur, geldt het zogenaamde voorwerp zodat we het optimaal kunnen
‘Reciprociteitsprincipe’. Dit betekent zien, waarbij het echter zo min mogelijk
dat een zelfde uitkomst van de verme- aan schadelijke straling wordt blootge-
nigvuldiging van bestralingssterkte (E in steld.
W.m-2) met bestralingsduur (t in h),
dezelfde totale bestralingsdosis (H in Optimaal zien
W.m-2.h) geeft en daarmee dezelfde Voor het optimaal zien van voorwerpen
schade oplevert (H = E x t). kunnen de volgende vuistregels worden
Voor licht en de bijbehorende verlich- aangehouden (Michalski, 1997):
tingssterkte en belichtingsduur gaat dat - de gemiddelde mens heeft een verlich-
verhaal strikt gesproken niet op omdat tingssterkte van 50 lux nodig om kleur
die grootheden zijn gecorrigeerd voor de en details te onderscheiden;
gevoeligheid van het oog en geen reke- - om details in een donker voorwerp te
Figuur 6. Spectrale energieverdeling van verschillende
lichtbronnen (gegevens van Thomson, 1986) ning houden met de energie die in het zien is tot 3 x meer licht nodig;
UV- en het IR-gebied aanwezig is. Dat is - om details in een contrastarm voor-
echter alleen een probleem bij zeer hoge werp te zien is tot 3 x meer licht nodig;
verlichtingssterktes; bij de in de muse- - om details in een voorwerp op afstand
umpraktijk gangbare verlichtingssterktes te zien is tot 3 x meer licht nodig;
is het principe wel bruikbaar. Dit bete- - voor het uitvoeren van gedetailleerd
kent dat 100 uur belichting met 50 lux werk is tot 3 x meer licht nodig dan
dezelfde schade veroorzaakt als 50 uur voor gewoon kijken;
belichting met 100 lux of 25 uur met - oudere mensen hebben meer licht
200 lux, de belichtingsdosis is in alle nodig dan jonge mensen om hetzelfde
drie gevallen 5000 lx.h. te zien;
- de waardering van vorm en kleur
Spectrale energieverdeling Als we ons neemt bij verlichtingssterktes van meer
Belichtingsduur beperken een stralenbundel met UV-straling, dan 250 lux nauwelijks meer toe.
Mogelijkheden voor het beperken van de zichtbaar licht en IR-straling voorstellen Als voor optimaal zien meer dan 50 lux
belichtingsduur zijn o.a. gordijnen voor als een straal fotonen, dan bewegen nodig is, moet de belichtingsduur wor-
objecten, doeken over vitrines, objecten alle fotonen met de lichtsnelheid, maar den aangepast om de acceptabele belich-
in laden die worden opengeschoven ieder foton heeft zijn eigen energie die tingsdosis niet te overschrijden.
door de bezoeker, lichtschakelaars bij afhangt van zijn golflengte. Hoe korter
vitrines of objecten, contactsensoren of de golflengte (hoe blauwer het licht), Bestraling beperken
bewegingssensoren die de verlichting bij hoe meer energie een foton heeft en UV-straling beperken Uit figuur 4 blijkt
objecten of aan de ingang van een ruim- hoe groter de kans is dat die energie dat ons oog UV-straling (<400 nm) niet
te kunnen sturen, automatisch wisselen- voldoende is om een schadelijke foto- kan zien, terwijl de straling veel energie
de verlichtingssterktes tussen optimaal chemische reactie in een materiaal te bezit en potentieel erg schadelijk is.
en gedimd licht. Objecten in de tentoon- initiëren. Allereerst is het dus belangrijk de UV-
stelling kunnen rouleren met objecten Iedere lichtbron heeft zijn karakteris- straling uit de lichtbundel te verwijde-
uit het depot en bladzijden van tentoon- tieke spectrale energieverdeling die in ren. Reductie van het UV-gehalte in de
gestelde boeken kunnen met enige een grafiek kan worden weergegeven straling tot 75 µW.lm-1 (gloeilampniveau)
regelmaat worden omgeslagen. Voor (figuur 6). Daglicht heeft relatief veel is meestal geen probleem. Aangezien
oudere bezoekers kunnen een paar blauwe, violette en UV-A straling. het tegenwoordig mogelijk is alle stra-
‘lichtdagen’ per jaar worden georgani- Gloeilamplicht heeft relatief veel geel ling met een golflengte korter dan
seerd. Tijdens die dagen is de verlich- en rood licht en is daarom minder 400 nm met filters, folies en de juiste
tingssterkte hoger dan de rest van het schadelijk dan daglicht. lampen vrijwel volledig uit de licht-
jaar. bundel te verwijderen, wordt dit sterk
Omgevingsfactoren De temperatuur aangeraden. UV-gehaltes lager dan
CIELAB en ∆E speelt een rol bij de snelheid waarmee 10 µW.lm-1 zijn moeilijk te meten; daar-
De L*a*b* kleurenruimte, ook bekend chemische reacties verlopen. Een lage om wordt die waarde als streefwaarde
als CIELAB, is een in 1976 door de CIE temperatuur kan fotochemische afbraak- aangehouden.
gedefinieerde manier om kleur uit te processen vertragen. Hetzelfde geldt
drukken als een punt ergens in een uni- voor de relatieve luchtvochtigheid (RV). Verlichtingssterkte beperken In theorie
forme, bolvormige ruimte. De L* is de Bij een lage RV verlopen afbraakreacties is er niet meer licht nodig dan de voor
lichtheid die van wit naar zwart loopt. langzamer. Luchtverontreiniging kan de het optimaal zien noodzakelijke verlich-
De a* geeft de groen-rood waarde en de reacties versnellen. Voor oxidatiereacties tingssterkte. Dat is het principe achter
b* geeft de blauw-geel waarde. Iedere is de aanwezigheid van zuurstof cruci- tentoonstelling van aquarellen en
kleur heeft zijn eigen L*a*b*-coördina- aal. Veel fotochemische afbraakreacties gekleurde prenten in een donkere
ten. Het verschil tussen twee kleuren, kunnen daarom worden vertraagd door ruimte met minimale verlichting. Die
∆E, wordt uitgedrukt als de afstand tus- het voorwerp in een zuurstofarme omge- aanpak is uiteraard niet overal mogelijk
sen de twee coördinaten in de bol. ving, schoon, droog en koel te houden. of gewenst. In ruimtes met ramen geeft

5
invallend daglicht al een hoge omge- De lichtgevoeligheid van een materiaal
vingsverlichting die een nog hogere kan worden bepaald door het onder
accentverlichting vergt om objecten uit standaardcondities bloot te stellen aan
te lichten. Het beperken van invallend een standaardbelichting en de verkleu-
daglicht is daarom een zeer effectief ring te vergelijken met een tegelijkertijd
middel om de totale verlichtingssterkte blootgestelde set blauwe wol standaar-
terug te brengen en schade te beperken. den. Daartoe wordt de helft van het
materiaal afgeschermd tegen licht zodat
Belichtingsduur beperken Wanneer is verkleuring eenvoudig vast te stellen is
vastgesteld welke verlichtingssterkte door de twee helften van ieder stukje
voor optimaal zien nodig is en in een met elkaar te vergelijken. De gevoelig-
gegeven situatie realiseerbaar is, kan de heid van een materiaal wordt gedefi-
belichtingsdosis worden beperkt door de nieerd als de ISO-waarde van de blauwe
belichtingsduur te beperken. Dat kan wol standaard die bij dezelfde belich-
bijvoorbeeld door te zorgen dat er geen tingsdosis een zelfde kleurverandering
licht op het voorwerp valt als het niet toont.
wordt bekeken, of door beperkingen te
stellen aan de tentoonstellingsduur. Maat voor schade Voor het gemak wor-
den al de relaties tussen belichtingsdosis
IR-straling en opwarming beperken Op- en optredende schade, dus de gevoelig-
warming van de voorwerpen en hun heid van materialen, uitgedrukt in verge-
omgeving, bijvoorbeeld in een vitrine, lijkbare ISO-waarden. Hiervoor wordt
moet worden voorkomen. Als vuistregel gekozen omdat vergeling en ontkleuring
kan worden aangehouden dat wanneer eenvoudig waarneembaar zijn en tot
de eigen hand ter hoogte van het verlich- ieders verbeelding spreken. Bovendien is
te oppervlak opwarmt in de lichtbundel, verkleuring in de meeste gevallen de
er te veel warmte wordt geproduceerd. eerste indicatie van schade.
IR-straling kan uit de bundel worden Krantenpapier, een van de meest lichtge-
Figuur 7. ISO Blauwe wol standaard: acht stalen wol
verwijderd en opwarming door opval- voelige dragers, vertoont eerst een verge- blootgesteld aan 120 Mlx.h (UV-rijk). Het kleurverschil
lend licht kan met aanpassing van de ling voordat de vezels waarneembaar tussen de belichte linker- en onbelichte rechterkant loopt
van ISO 1 ∆E = 45 (boven, 30 jwv: totaal verbleekt)
afstand en de sterkte van de lichtbron aan sterkte inboeten. Verkleuring kan
via ISO 4 ∆E = 15 (10 jwv) tot ISO 8 ∆E = 1,5 (onder,
worden verminderd. Een groot deel van goed worden gemeten met een kleurme- 1 jwv).
de energie die naar de lamp gaat wordt ter of spectrofotometer.
niet omgezet in straling maar direct in Lichtgevoeligheid bepalen
warmte. De warmte van lichtbron en Juist waarneembare verandering Voor Voor het bepalen van de lichtgevoelig-
armatuur moet worden afgevoerd door de mate van verkleuring wordt de een- heid van dragermaterialen zoals papier
ventilatie of door te zorgen dat de warm- heid ‘juist waarneembare verandering’, en textiel, wordt uitgegaan van het onge-
teproductie buiten de vitrine optreedt. jwv, geïntroduceerd. Dit komt overeen kleurde materiaal waaraan de eerste
met de ‘just noticeable fade’ van de CIE tekenen van afbraak als een kleurveran-
Spectrale energie beperken Eventueel (2004) en de ‘perceptible change’ van dering te zien zijn. Materialen die niet
kan met speciale lichtbronnen de hoe- Ashley-Smith et al. (2002). Eén ‘juist verkleuren maar wel hun sterkte verlie-
veelheid energie in het opvallende licht waarneembare verandering’ is het kleur- zen, worden ingedeeld in de ISO-klasse
nog worden verminderd. Er wordt geëx- verschil dat nog net met het oog kan met de belichtingsdosis waarbij dat ver-
perimenteerd met het mengen van drie worden gezien. Het komt overeen met lies opvalt.
specifieke golflengtes tot wit licht, zodat een meetbaar kleurverschil van ∆E=1,5 Voorbeeld 1: In een donkergeverfde zijde
de totale energie van het spectrum kan volgens CIELAB. Denkend in termen is de zijde zelf mogelijk gevoeliger dan
worden verminderd (Cuttle, 2000). Tot van ‘juist waarneembare verandering’ de kleurstof. Vergeling is onder de don-
nu toe is de kleurweergave van dit soort kan als vuistregel worden gehanteerd dat kere kleur niet waarneembaar en schade
systemen nog niet goed genoeg om ze een verzadigde kleur na circa 30 jwv vol- valt pas op wanneer de zijde daadwerke-
commercieel beschikbaar te maken. ledig is ontkleurd (‘total loss’). Een voor- lijk sterkte verliest. Bij belichting met
werp dat zijn karakter geheel aan zijn UV-rijk licht heeft gewone zijde een
Gevoeligheid van het object kleur ontleent, heeft na circa 10 jwv zijn lichtechtheid van ISO 6, verzwaarde
Maat voor lichtechtheid De beste maat tentoonstellingswaarde eigenlijk verlo- zijde is echter ISO 1.
voor lichtechtheid en de snelheid van ren. Maar een jwv hoeft niet alleen een Voorbeeld 2: Polyetheenpapier waarop
ontkleuring is de ISO-classificatie, beter kleurverandering te zijn. Een material foto’s worden afgedrukt is gevoelig voor
bekend als de ‘blauwe wol standaard’ kan ook zijn sterkte verliezen: een textiel UV-straling. Het bevat echter zeer veel
(BWS) (ISO, 1995). De ‘blauwe wol stan- weefsel kan zoveel aan sterkte hebben titaandioxide om het wit te maken. Dit
daard’ bestaat uit een kaart met acht verloren, dat het niet meer kan hangen pigment is niet gevoelig voor licht of
stukjes wol die ieder met een andere maar moet worden ondersteund. UV-straling en heeft zo’n dekkingskracht
blauwe kleurstof zijn geverfd. ISO 1 is dat de afbraak van het polyetheen niet
het meest gevoelig voor licht, ISO 2 De belichtingsdosis die nodig is om in als kleurverandering opvalt. Bovendien
heeft de dubbele belichtingsdosis nodig ieder van de acht ISO blauwe wol stan- kataliseert titaandioxide fotochemische
om te verkleuren. ISO 3 heeft weer twee daarden een kleurverschil van ∆E=1,5 afbraak. Na verloop van tijd verliest een
keer zoveel belichting nodig als ISO 2, (1 jwv) te veroorzaken, is bepaald en op polyetheenpapier afgedrukte foto dan
enzovoort tot ISO 8 die het minst gevoe- gepubliceerd (CIE, 2004). In de CIE- ook zonder zichtbare waarschuwing zijn
lig is voor licht (figuur 7). publicatie worden belichtingsdoses voor sterkte.

6
Juist waarneembare verandering (jwv) twee soorten verlichting gegeven: voortdurend uitgebreid met nieuwe
en ‘total loss’ UV-arm licht een spectrum waar alle onderzoekgegevens. De meest actuele
Bij lichtgekleurde voorwerpen of lichte straling met een golflengte van minder lijst is te vinden op de ICN-website:
partijen waarin relatief weinig kleurstof dan 400 nm uit is gefilterd; dit spec- www.icn.nl.
of pigment aanwezig is, gaat de benade- trum is alleen gebruikt voor lichtecht-
ring van de 30 jwv tot ‘total loss’ niet op. heidstest van 400 kleurstoffen en de Als maximaal toelaatbare belichtingsdo-
Bij een pasteltint, een transparante kleur blauwe wol standaarden. Deze waarden sis voor een gevoeligheidsklasse wordt
of een glacis in een schilderij kan een kunnen daarom eigenlijk alleen voor de laagste ISO-waarde binnen de klasse
absolute kleurverandering van ∆E=1,5 organische kleurstoffen worden gehan- genomen. Nederland wijkt hiermee af
(1 jwv) al in één stap tot totaal kleurver- teerd. van de Noord-Amerikaanse benadering
lies leiden. Het aantal stappen kleurver- UV-rijk licht een spectrum waarin een waar met een gemiddelde gevoeligheid
lies dat tot ‘total loss’ leidt, moet dus bepaalde hoeveelheid UV-straling aanwe- binnen een klasse wordt gewerkt. Wij
altijd per geval worden bekeken. Zo is in zig is; dit is het spectrum van de Xeno- vinden het echter onverantwoord om bij
een kleurenfoto ook de plaats waar het test, de laboratoriumtest waarbij mate- voorbaat het meest gevoelige materiaal
kleurverlies optreedt bepalend voor de rialen aan en hoge dosis ‘daglicht achter op te offeren ten bate van het grotere
acceptatie. In een portret zijn de lichte glas’ worden blootgesteld. gemiddelde. De richtlijnen laten het wel
tonen de zwakste plek, die bepalen juist toe om met goede argumenten af te wij-
veelal het karakter van de geportretteer- In tabel 3 is de belichtingsdosis voor een ken van de gegeven maxima wanneer er
de. Daar kunnen een paar stappen ver- verkleuring van 1 jwv van de verschillen- geen materiaal van de gevoeligste ISO
andering de gezichtsuitdrukking al volle- de ISO-standaarden vermeld in de gele binnen een bepaalde klasse bij de ten-
dig vervagen en tot ‘total loss’ leiden. kolommen. Voor alle twijfelgevallen toon te stellen voorwerpen aanwezig is.
wordt aangeraden om met de getallen Leer valt bijvoorbeeld in de klasse
voor UV-rijk licht te werken. In de tabel ‘gevoelig’. Wanneer er niets bekend is
is tevens een kolom opgenomen met de over het leer, moet het als meest gevoeli-
hoeveelheid stralingsenergie die nodig is ge binnen de klasse, te weten ISO 4,
voor 1 jwv. Sommige lichtmeters hebben worden belicht. Wanneer echter vaststaat
tegenwoordig de mogelijkheid om naast dat het chroom gelooid leer is en dat er
lux ook deze waarde (W.m-2) te bepalen. geen kwetsbaarder leer in de omgeving
is, kan het iets minder streng als ISO 6
Acceptatie van schade Gevoeligheidsklassen worden belicht.
Schade is het verlies van waarde. Materialen kunnen op basis van hun
Behoud is in feite het voorkomen of lichtgevoeligheid en ISO-waarde in drie Acceptatie van schade door de collectie-
beperken van waardeverlies. Een object klassen worden ingedeeld: beherende instelling
zal altijd verschillende waarden hebben Hoog gevoelig (ISO 1-3) Als tentoonstellen per definitie het
die in de loop van de tijd kunnen veran- Gevoelig (ISO 4-6) accepteren van schade is, dan is de cru-
deren, bijvoorbeeld: cultureel, artistiek, Laag gevoelig (ISO 7-8). ciale vraag hoeveel schade acceptabel is
historisch, informatief, documentair, Hier komen nog twee klassen bij: en over welke periode die mag optreden.
authentiek, referentie, functioneel, pre- Als nieuw’ (<ISO 1) Dit is de verantwoordelijkheid van de
sentatie, educatief, emotioneel en poli- Dit zijn materialen en voorwerpen die collectiebeherende instelling die daar
tiek. Iedere instelling zal zich voor zijn nog in hun oorspronkelijke toestand ver- een standpunt over in zal moeten
collectiebeleid en zijn behoudsplan moe- keren en daar hun waarde aan ontlenen. nemen. Aan de basis van ieder belich-
ten bezinnen op de vraag wat een Voorbeelden zijn referentiecollecties. tingsregime ligt daarom de vraag: ‘In
bepaalde verandering betekent voor de Omdat het verband tussen belichtings- hoeveel tijd mag er 1 jwv optreden?’. Met
waarde van een object. Zowel de waarde dosis en verkleuring niet lineair is en er andere woorden: ‘Hoelang moet het
voor ons nu, als die voor volgende gene- in veel gevallen voor de eerste stappen voorwerp meegaan?’.
raties in de toekomst. ontkleuring een lagere belichtingsdosis Hierbij geven de volgende periodes enig
De roze bloesems in een schilderij uit nodig is dan voor latere stappen, leidt houvast:
eind 19de eeuw, zijn 100 jaar later wit belichting van dit soort ‘maagdelijke’ 1 jwv in 10 jaar betekent dat een voor-
omdat de rode kleurstof in de toplaag voorwerpen tot relatief grote schade. werp dat zijn waarde aan zijn kleur ont-
van de verf is afgebroken. Het schilderij Niet gevoelig (>ISO 8) leent, na ongeveer 100 jaar blootstelling
is niet meer zoals het origineel was, Dit zijn alle materialen en voorwerpen zijn tentoonstellingswaarde verliest (bij-
maar heeft voor het museum toch nog die geen schade ondervinden, zoals voorbeeld verbleking van bepalende
een hoge (tentoonstellings)waarde. Een steen, metaal, onbewerkt glas, onbe- kleurpartijen) en dat het in circa 300
brief die met rode inkt is geschreven en werkt aardewerk en keramiek. Let wel, jaar blootstelling al zijn kleur heeft ver-
nu is ontkleurd, is niet meer leesbaar en bewerkt glas en keramiek kunnen licht- loren. Een materiaal dat zijn sterkte ver-
heeft zijn belangrijkste waarden verlo- gevoelige componenten bevatten. Een liest zal na 100 jaar niet zonder onder-
ren. Dezelfde materiele verandering voorbeeld is mangaan ontkleurd glas dat steuning kunnen worden getoond en na
heeft voor het ene object dus andere op de lange duur paars wordt. circa 300 jaar bros zijn en verkruimelen.
consequenties dan voor het andere In tabel 3 zijn de klassen in de eerste Bij 1 jwv in 10 jaar ziet een mens gedu-
object. Het nadenken over veranderin- kolom opgenomen. rende zijn leven ongeveer 5 veranderin-
gen, hun consequenties en de acceptatie gen optreden, bijvoorbeeld een opval-
ervan is niet alleen van cruciaal belang Tabel 2 geeft een overzicht van de licht- lend kleurverlies of een opvallende ach-
in de besluitvorming bij museumver- gevoeligheid van verschillende materia- teruitgang in sterkte.
lichting, maar vormt de basis voor len. De meeste waarden komen uit tests 1 jwv in 50 jaar betekent dat een voor-
beheer en behoud, of het ruimere kader waarin is belicht met ‘daglicht achter werp in ongeveer 500 jaar blootstelling
van ‘collectie risico management’. glas’, dus UV-rijk licht. Deze lijst wordt zijn tentoonstellingswaarde heeft verlo-

7
ren en dat het in circa 1500 jaar bloot- Klasse 3: Laag gevoelig Voorwerpen die Permanente tentoonstelling
stelling zijn waarde totaal heeft verloren. een lichtgevoeligheid hebben vergelijk- Onder permanente tentoonstelling
Een mens ziet in dit geval gedurende baar met ISO 7-8 kunnen met een vrij wordt hier verstaan 8 uur belichting per
zijn leven 1 verandering optreden. Onze hoge verlichtingssterkte worden belicht, dag, 3000 uur per jaar.
kleinkinderen gaat de schade pas opval- maar omwille van een evenwichtige ver- NB. Hierbij is geen rekening gehouden
len als ze een vergelijking maken met lichting in een ruimte wordt een maxi- met verlichting buiten openingstijden
documentatie uit onze tijd. mum van 200 lux aanbevolen. Het UV- zoals noodverlichting, beveiligingsver-
gehalte moet worden gereduceerd tot lichting en schoonmaakverlichting of
Belichtingsregime maximaal 75 µW.lm-1. Bij schadeaccepta- verlichting tijdens recepties en andere
Wanneer de gevoeligheid van het materi- tie van 1 jwv in 50 jaar kan een voorwerp evenementen.
aal bekend is en een besluit is genomen onder die omstandigheden nog perma-
over welke periode 1 jwv wordt geaccep- nent worden tentoongesteld. Een sterke- Contrast
teerd, kan aan de hand van de toelaatba- re verlichting mag niet tot schade aan Bij het uitlichten van een object is het
re belichtingsdosis het belichtingsregi- gevoeligere voorwerpen in de directe contrast met zijn omgeving heel belang-
me worden opgesteld. In tabel 3 staan in omgeving leiden. rijk; zowel contrast in kleur als in hel-
de rechter helft een aantal voorbeelden derheid. Als vuistregel kan worden
van belichtingsregimes uitgewerkt. Klasse 4: Niet gevoelig Voorwerpen die gehanteerd dat bij een voorwerp dat met
ongevoelig zijn voor licht kunnen in 50 lux moet worden uitgelicht, het
Klasse 0: Als nieuw Voor de klasse principe zonder beperkingen worden omgevingslicht niet meer dan 40 lux
voorwerpen waarvan de toestand nog zo tentoongesteld. Hierbij is het alleen van mag bedragen. Bij een voorwerp dat met
goed als nieuw is en die daaraan zijn belang dat hun belichting die van gevoe- 150 lux wordt uitgelicht, mag het omge-
waarde ontleent, moet belichting tot een ligere voorwerpen niet stoort en dat de vingslicht niet meer dan 125 lux bedra-
absoluut minimum worden beperkt. evenwichtigheid van de verlichting door gen. Een achtergrond die minder reflec-
Belichting zal slechts bij uitzondering het gebouw heen niet in het geding teert dan het object zelf draagt bij aan de
kunnen plaatsvinden en dan slechts voor komt. vergroting van het contrast; een licht
zeer korte duur bij een zo laag mogelijke object heeft met een donkere achter-
verlichtingssterkte en met totale uitban- Flitslicht en kopiëren grond veel minder extra licht nodig om
ning van UV-straling. Normale flitsapparaten geven op een ertegen af te steken dan met een lichte
afstand van 1 m een belichting die verge- achtergrond.
Klasse 1: Hoog gevoelig Voor de klasse lijkbaar is met 12 sec tot 2 min gloei-
voorwerpen die een lichtgevoeligheid lamp belichting met 50 lux. In een
hebben vergelijkbaar met ISO 1-3 moet trouwzaal waar per week circa 700 foto’s
de verlichtingssterkte zo laag mogelijk worden genomen op 5 m afstand van
worden gehouden, 50 lux, met maximale voorwerpen, levert dat per week gemid-
reductie van het UV-gehalte. Bij schade- deld 1 uur gloeilamp belichting met 50
acceptatie van 1 jwv in 10 jaar kan een lux extra op (Neevel, 1995). De meeste
voorwerp onder deze omstandigheden flitsapparaten hebben tegenwoordig een
20% van de tijd worden tentoongesteld. UV-filter, dat is wel een vereiste voor
Bij een UV-gehalte van maximaal gebruik in musea. Digitale camera’s
75 µW.lm-1 wordt dat 15% van de tijd. Bij kunnen bij weinig licht zonder flits nog
een hogere verlichtingssterkte of bij een goede foto’s nemen, dat is het beste.
schadeacceptatie van 1 jwv in 50 jaar Datzelfde geldt voor video-opnames. In
wordt de belichtingsduur evenredig kor- het geval van filmopnames kan in het
ter. contract worden opgenomen dat de ver-
lichtingssterkte niet boven een bepaalde Lichtgevoeligheid van schilderijen
Klasse 2: Gevoelig Voorwerpen die een waarde mag komen. De filmploeg kan Schilderijen kunnen niet over een kam
lichtgevoeligheid hebben vergelijkbaar dan (digitale) camera’s met een hoge worden geschoren. De meeste 17de
met ISO 4-6 kunnen met een iets hoge- lichtgevoeligheid meenemen, bijvoor- eeuwse doeken en panelen zijn over het
re verlichtingssterkte worden belicht, tot beeld van 1-2 lux. algemeen met een duurzaam palet
150 lux, met maximale reductie van het Kopieerapparaten geven per kopie een geschilderd. Zeker wanneer ze zijn voor-
UV-gehalte. Bij schadeacceptatie van 1 UV-belasting die gemiddeld vergelijk- zien van een goede vernislaag, vallen ze
jwv in 10 jaar kan een voorwerp onder baar is met 3 min gloeilampbelichting in ISO 5-6. Wanneer de vernislaag ont-
die omstandigheden permanent worden bij 50 lux per kopie (Neevel, 1995). breekt, zijn ze echter gevoeliger. De 19de
tentoongesteld. Bij een UV-gehalte van Scanapparaten zijn over het algemeen eeuwse schilderijen zijn veelal gevoeli-
maximaal 75 µW.lm-1 wordt dat 80% van langzamer dan kopieerapparaten en ger, vooral de partijen met synthetische
de tijd. Bij een schadeacceptatie van 1 vergen per scan een langere belichtings- kleurstof bevattende verf, vallen in ISO
jwv in 50 jaar moet voor permanente duur. Zij geven een licht- en UV-belas- 1-3. Wanneer de werken bovendien niet
tentoonstelling de verlichtingssterkte ting die gemiddeld vergelijkbar is met zijn gevernist, zijn ze extra gevoelig.
worden teruggebracht naar 50 lux met 30 min gloeilampbelichting bij 50 lux Waar het uitgangspunt voor een
maximale reductie van het UV-gehalte. per scan. Rembrandt 150 lux is, is dat voor een
Wanneer er voor een hogere verlich- lichtgevoelige Van Gogh 50 lux. Bij
tingssterkte wordt gekozen moet de moderne schilderijen hangt de gevoelig-
belichtingsduur worden teruggebracht. heid sterk af van de gekozen materialen
Een sterkere verlichting mag niet tot en werkwijze, door de sterk individuele
schade aan gevoeligere voorwerpen in de benadering van de kunstenaar is daar
directe omgeving leiden. niet iets algemeens over te zeggen.

8
Procedure voor museumverlichting Rekenvoorbeelden belichtingsregime

Planning Prent, ingekleurd met waterverf, op lompenpapier, al vaker getoond, er zijn meerdere
1. Lichtgevoeligheid exemplaren
Bepaal de lichtgevoeligheidsklasse van 1. Gevoeligheid
het tentoon te stellen voorwerp op basis Meest gevoelig zijn de natuurlijke kleurstoffen: klasse 1 - Hoog gevoelig (ISO 1), des te
van het meest gevoelige materiaal dat meer omdat ze verdund zijn aangebracht. De instelling schat in dat de prent in 10
erin is verwerkt. Als de materialen niet jwv zijn kleur totaal heeft verloren. De drukinkt en het papier hebben een lagere
bekend zijn, ga dan uit van de voorwerp- gevoeligheid. De prent is al vaker getoond en is niet meer als nieuw.
voorbeelden en maak een conservatieve 2. Schadeacceptatie
inschatting (Tabel 2). Stel: de instelling maakt de keuze om deze prent te tonen om de zichtbaarheid van
2. Schadeacceptatie zijn collectie te vergroten en aanvaardt het kleurverlies in deze prent omdat er nog
Besluit over welke periode 1 jwv mag meerdere exemplaren van zijn, die niet zullen worden getoond. De instelling accep-
optreden. teert totaal kleurverlies in 100 jaar, dus 1 jwv in 10 jaar. De prent heeft na die periode
3. UV-reductie niet al zijn waarde verloren; de zwart-wit afbeelding is nog goed.
Reduceer het UV-gehalte in het licht 3. UV-reductie
(golflengte < 400 nm); als mogelijk <10 Stel: voor de instelling is reductie tot 75 µW.lm-1goed mogelijk (= UV-rijk licht).
µW.lm-1, in ieder geval <75 µW.lm-1. 4. Belichtingsdosis
Houd daarbij vooral ook rekening met Tabel 3 – Klasse 1 – UV-rijk licht: 1 jwv na 0,22 Mlx.h of 220 klx.h
binnenvallend daglicht, dat vaak de 5. Effectieve belichting
grootste bron is voor UV-straling. Zwarte contourlijnen zijn goed zichtbaar, jonge ogen kunnen zachte kleuren bij 50
4. Belichtingsdosis lux zien, bezoekers ouder dan 50 jaar zullen meer licht nodig hebben. Uitgangspunt
Bepaal de belichtingsdosis die bij het 50 lux.
haalbare UV-gehalte tot 1 jwv zal leiden 6. Belichtingsregime
(Tabel 3). Tabel 3 – Klasse 1 – UV-rijk licht: 1 jwv treedt op na 4400 uur bij 50 lux.
5. Effectieve belichting Tentoonstelling is mogelijk 55 dagen per jaar bij 50 lux, de prent kan 1,5 jaar tentoon-
Bepaal de minimale verlichtingssterkte gesteld bij 50 lux maar moet dan 8,5 jaar in het donker, of de prent kan ruim 1 uur
die het voorwerp nodig heeft om het per dag bij 50 lux worden getoond. Bij verhoging van verlichtingssterkte tot 100 lux
optimaal te kunnen zien. moeten de tijden tot de helft worden teruggebracht. Verdere reductie van het UV-
6. Belichtingsregime gehalte levert 20 extra dagen belichting bij 50 lux per jaar op.
Werk een aantal mogelijke belichtingsre-
gimes uit (belichtingsduur bij verschil- Schilderij 17de eeuw, olieverf op paneel, gevernist
lende verlichtingssterktes) en overleg 1. Lichtgevoeligheid
over de consequenties voor het tentoon- Bij gebrek aan informatie over specifiek materiaalgebruik, geldt algemeen voor schil-
stellingsontwerp. derijen op doek of paneel: klasse 2 - Gevoelig, met de toevoeging dat in dit geval ISO 5
7. Afstemmen effectieve belichting en belich- aangehouden mag worden omdat het schilderij van een goede vernislaag is voorzien.
tingsdosis 2. Schadeacceptatie
Stem in overleg de effectieve belichting Stel: de instelling wil het schilderij minstens 500 jaar in goede staat behouden, maar
af op de acceptabele belichting (aanpas- wil het wel zoveel mogelijk tentoonstellen, dus accepteert enige verandering geduren-
sing belichtingsduur, type verlichting, de die tijd: 1 jwv in 100 jaar.
opstelling). Houd rekening met binnen- 3. UV-reductie
vallend daglicht en temper dat zonodig Stel: de instelling heeft geïnvesteerd in reductie van het UV-gehalte tot 10 µW.lm-1
om een goede achtergrondsituatie voor 4. Belichtingsdosis
uitlichten te bereiken. Tabel 3 – Klasse 2 – UV-arm licht: algemeen 1 jwv na 10 Mlx.h, maar voor ISO 5 is dat
8. Opwarming 30 Mlx.h
Controleer of het voorwerp of de vitrine 5. Effectieve belichting
waarin het voorwerp zich bevindt, niet Kleuren en textuur zijn bij 150 lux van 2 meter afstand goed genoeg te zien als omge-
opwarmen als gevolg van opvallende vingslicht juist is afgesteld.
straling of warmteproductie door arma- 6. Belichtingsregime
turen. Warmte mag met de hand in de Tabel 3 – Klasse 2 – UV-arm licht: 1 jwv treedt voor ISO 5 bij 150 lux op na 201.000
bundel niet voelbaar zijn. uur. Bij acceptatie van 1 jwv in 100 jaar is tentoonstelling bij 150 lux UV-arm licht
gedurende 67% van de tijd mogelijk; bijvoorbeeld 250 dagen per jaar of 5,5 uur per
Tentoonstelling dag. Er moet wel rekening worden gehouden met het vergelen of degraderen van het
9. Monitoring vernis dat gedurende de behoudsperiode van 500 jaar mogelijk moet worden vervan-
Controleer regelmatig verlichtingssterk- gen.
te, UV-gehalte, belichtingsduur en
opwarming bij het voorwerp (handme-
ters, lichtloggers, dosimeters).
Controleer of maatregelen om belichting
te beperken, voldoen.
10. Lichtlog
Houd voor ieder voorwerp de belichting
bij in een logboek of in het collectieregi-
stratiesysteem.

9
Tabel 2. Indeling van materialen in lichtgevoeligheidsklassen (CL 1996; Michalski 1997, 1999; Ashley-Smith et al. 2002; CIE 157:2004, testresultaten ICN)

Gevoeligheids- Algemene omschrijving ISO Specifieke voorbeelden


klasse waarde
Voorwerpen Dragers Afwerkingen, kleurstoffen, pigmenten
0. Als nieuw gevoelig materiaal dat nooit of zelden <1
aan licht isblootgesteld, nog in (bijna)
originele toestand verkeert en daar zijn
waarde aan ontleent
1. Hoog gevoelig de meeste plantaardige kleurstoffen 1 gekleurd werk op papier (aquarel,pastel, krantenpapier Bismarck bruin
miniaturen, gekleurde prenten, meeste leer - gekleurd curcuma (geelwortel)
de meeste kleurstoffen uit insecten kleurstoffen uit inkttekeningen) leer - plantaardig gelooid eosine
behang - gekleurd papier en textiel papier van slechte kwaliteit (vergeeld) indigokarmijn
de meeste vroeg-sythetische kleur- foto - 19de-eeuwse en experimentele kunststoffen - gekleurd methylviolet op papier
stoffen technieken PUR-ether (verkleurt) rubberlijm
gekleurd textiel, tapijten zijde - verzwaard safflower
veel goedkope synthetische kleurstoffen meubels met gekleurde stoffering gekleurde was saffraan
in verschillende media vloeistofpreparaten polyamide - niet gestabiliseerd inkten op kleurstofbasis
herbaria (gedroogde planten) Victoriablauw op papier
de meeste viltstiften 2 kleurenfotoafdrukken mahonie fineer geelhout, fustic
vurenhout - onbehandeld guttegom (gamboge)
het meeste gekleurde papier van ivoor henna
<20ste eeuw natuurrubber karmijnrood (lak)
polystyreen cochenille op tinchloride in lijnolie
de meeste kleurenfoto’s met ‘colour’ meekrap op katoen en in lijnolie op aluin
in procesnaam quercitron (lak)
rodamine op papier
sommige mineralen 3 linnen - onbehandeld cochenille op wol en katoen
kopieerpapier balpeninkt blauw
epoxyhars indigo op papier, katoen en zijde
meekrap op zijde
woude met aluminium beits op wol
ijzergallusinkt
2. Gevoelig sommige historische plantaardige 4 Chinees lakwerk wol, flanel, gabardine lac-lac op wol
kleurstoffen bont, vacht zeewier op wol
zwart-wit werk op goede kwaliteit papier been, bot, hoorn woude met tinbeits op wol
het meeste bont, haar en vachten (grafiet, houtskool, zwart krijt, etsen, leer - chroomgelooid bistre inkt
gravures) veren, haar
de meeste kleurenfoto’s met ‘chrome’ PVC
in procesnaam
5 kleurenfoto’s volgens silver-dye bleach, perkament alizarine (synth) als lak en op wol
schilderijen op doek, paneel, etc. bv cibachrome ebbenhout sepia inkt
galappel met ijzerbeits
beschilderd hout, polychromie, zwart-wit foto’s op papier smack (sumac) met ijzerbeits
meubels meeste zwarte natuurlijke kleurstoffen
kleurpotloden - aantal moderne, pink,
oranje, geel, rood
6 zijde - onbehandeld cochenille op zijde
PUR-ether (verkruimelt) vermiljoen
3. Laag gevoelig kunstenaarspigmenten ‘permanent’, ‘AA’ 7 zilver-gelatine foto’s z/w (geen UV!) papier - goede kwaliteit lompen indigo op wol, meekrap op wol
polymethylmethacrylaat chroomgeel, koningspurper
moderne pigmenten voor buiten- Paraloid B72 wede
gebruik (autolak)

meeste moderne acrylverf - goede 8 parelmoer cadmium rood, oranje en geel


kwaliteit

structurele kleuren in insecten


4. Niet gevoelig de meeste anorganische materialen >8 emaille aardpigmenten, ijzeroxiden
glas witte pigmenten
keramiek, aardewerk echte frescopigmenten
tegels meeste minerale pigmenten
PVC film kobaltblauw, ultramarijn
metaal koolstof, houtskool, grafiet
steen zilverstift
Voor kunststoffen en rubbers moet de UV-straling uit het spectrum worden verwijderd.
Voor het meest actuele overzicht zie www.icn.nl
10
Tabel 3. Samenvatting richtlijnen voor museumverlichting

Gevoeligheids- ISO Belichtingsdosis (H)a Richtlijnen voor museumverlichting Belichtingsregime totaal aantal uur tot 1jwv Tentoonstelling
klasse tot 1 jwv E: aanbevolen verlichtingssterkte dag/jaar tot 1jwv in 10 jaarh mogelijkheden en
H: belichtingsdosis tot 1 jwv(Mlx.h) dag/jaar tot 1jwv in 50 jaarh beperkingen

UV-armb UV-rijkc UV-rijkd UV-arm (<10)f UV-rijkg UV-arm (<10)f UV-rijkg


(Mlx.h)e (Mlx.h)e (W.m-2.h)
0.Als nieuw <1 blootstelling aan licht blootstelling aan licht bij uitzondering
tot een absoluut tot een absoluut tijdelijk
minimum beperken minimum beperken

1.Hoog gevoelig 1 0,3 0,22 90 E:50 lx E:50 lx 1 jwv:6000 h @ 50 lx 1 jwv:4400 h @ 50 lx <20% van de tijd 50 lxi
2 1 0,6 240 H:0,3 Mlx.h H:0,22 Mlx.h 1 jwv in 10j:75 d/j @ 50 lx 1 jwv in 10j:55 d/j @ 50 lx mits UV-gehalte
3 3 1,5 600 1 jwv in 50j:15 d/j @ 50 lx 1 jwv in 50j:11 d/j @ 50 lx <10 µW.lm-1

2.Gevoelig 4 10 3,5 1400 E:150 lx E:150 lx 1 jwv:67.000 h @ 150 lx 1 jwv:23.000 h @ 150 lx permanent 50 lxk
5 30 8 3200 H:10 Mlx.h H:3,5 Mlx.h 1 jwv in 10j:365 d/j @ 150 lx 1 jwv in 10j:290 d/j @ 150 lx of permanent 150 lxi mits
6 100 20 8100 1 jwv in 50j:167 d/j @ 150 lx 1 jwv in 50j:57 d/j @ 150 lx UV-gehalte <10 µW.lm-1

3.Laag gevoelig 7 300 50 20.000 E:200 lx E:200 lx 1 jwv:1.500.000 h @ 200 lx 1 jwv:250.000 h @ 200 lx permanent 200 lx
8 1100 120 50.000 H:300 Mlx.h H:50 Mlx.h 1 jwv in 10j:365 d/j @ 200 lx 1 jwv in 10j:365 d/j @ 200 lx
1 jwv in 50j:365 d/j @ 200 lx 1 jwv in 50j:365 d/j @ 200 lx

4.Niet gevoelig >8 >1100 >12 >50.000 E: aangepast aan E: aangepast aan permanent
omgeving omgeving aangepast aan
H: geen eis H: geen eis omgeving
UV: geen eis UV: geen eis

a: H = E x t; dosis-effect relaties naar CIE 157:2004 d: berekend voor spectrum van Atlas Xenotest, UV- g: hanteer deze waarden voor gloeilamp niveau
table 3.3 energie in het gebied 300-400 nm (75 µW.lm-1)
b: geen straling met een golflengte <400 nm e: Mlx h = 1 miljoen lux uur h: 1 dag is 8 uur belichting
c: daglicht achter glas, deel van UV-A straling nog f: <10 µW.lm-1 i: gebaseerd op 1 jwv in 10 jaar
aanwezig k: gebaseerd op 1 jwv in 50 jaar

H=Ext Rekenvoorbeeld 1 Rekenvoorbeeld 2 Rekenvoorbeeld 3


Wanneer een belichtingsdosis van 0,3 Mlx.h tot Wanneer een voorwerp 1 jwv in 50 jaar mag onder- Wanneer een collectiebeherende instelling 1 jwv in 10
1 juist waarneembare verandering (jwv) leidt en er gaan, een belichtingsdosis van 3,5 Mlx.h tot 1 jwv jaar accepteert, een belichtingsdosis van 0,22 Mlx.h
50 lux nodig is om het voorwerp te kunnen zien, leidt en er 100 lux nodig is om het voorwerp te kun- tot 1 jwv leidt en het voorwerp 6 maanden tentoon-
bedraagt de belichtingsduur tot 1 jwv: nen zien, kan het in die 50 jaar worden tentoonge- gesteld gaat worden, mag het belicht worden met:
steld gedurende:
300.000 lx.h 3.500.000 lx.h 220.000 lx.h
t=H/E= = 6000 h t=H/E= = 35000 h E=H/t= = 147 lx
50 lx 100 lx 1500h

35000 h 6 maanden= 1500 h


= 4375 dag (maar dan is het lichtbudget voor de komende 10 jaar
8 h per dag wel verbruikt)

4375 dag
= 12 jaar
365 dag per jaar
(waarna 38 in het donker)

12 jaar
= 24% van de tijd
50 jaar
(bijvoorbeeld 2 uur per dag)

Voor rekenmodel zie www.icn.nl

11
Referenties Hilbert, G.S., Aydinly, S. und Krochman,
Ashley-Smith, J., Derbyshire, A. and J. (1991) ‘Zur Beleuchting musealer ICN-Informatie
Pretzel, B. (2002) ‘The continuing deve- Exponate’; Restauro, 5:313-321. Nummer 13, mei 2005
Verschijnt onregelmatig
lopment of a practical lighting policy for IES (1996) ‘Museum and Art Gallery
works of art on paper and other object Lighting: A Recommended practice’;
Redactiesecretariaat ICN
types at the Victoria and Albert Illuminating Engineering Society of Postbus 76709
Museum’; in Preprints of the 13th ICOM- North America, New York, 91 pp. 1070 KA Amsterdam
CC Triennial Meeting Rio de Janeiro, ISO (1995) ‘ISO 105-B08:1995: Textiles T 020 305 445 45

N E D E R L A N D
I N S T I T U U T
C O L L E C T I E
ICOM-CC, pp. 3-8. – Tests for colour fastness – Part B08
Boyce, P.R. (1987) ‘Visual acuity, colour Quality control of blue wool reference Druk Mart.Spruijt bv

N E D E R L A N D
N S T I T U U T
C O L L E C T I E
discrimination and light level’; in materials 1 to 7’; International
Lighting, pre-prints of a conference on ligh- Organisation for Standardization, Issn 1566-760x
ting in Museums, Galleries and Historic Geneva.
Houses, Bristol University; The Museums Krochmann, J. (1988) ‘Beleuchtung
Association/UKIC, London, pp. 50-57. von lichtempfindlichen Ausstellungs-
Centraal Laboratorium (CL) (1997) ‘Een stücken’; Restauro, 3:227-234.
kleurrijk verleden’; verslag van de 25ste Loe, D.L., Rowlands, E., and Watson,
CL-Themadag, Centraal Laboratorium N.F. (1982) ‘Preferred lighting
voor Onderzoek van Voorwerpen van conditions for the display of oil and
Kunst en Wetenschap, Amsterdam, watercolour paintings’; Lighting Research
92 pp. (richtlijnen pp. 84-87) and Technology, 14(4):173-192.
CIBSE (1994) ‘Lighting for museums Michalski, S. (1997) ‘Artifacts and
and art galleries’; The Chartered lighting: visibility vs. vulnerability’; Table
Institution of Building Services version 3.1, CCI, Ottawa.
Engineers, London, 56 pp. Michalski, S. (1990) ‘Towards specific
Commission Internationale de lighting guidelines’; in Preprints of the
l’Eclairage (CIE) (1924) ‘standaard- 9th ICOM-CC Triennial Meeting Dresden,
ooggevoeligheidskromme’ ICOM-CC, pp. 583-588.
Commission Internationale de Michalski, S. (1987) ‘Damage to muse-

I
l’Eclairage (CIE) (2004) ‘Control of um objects by visible radiation (light)
damage to museum objects by optical and ultraviolet radiation (UV)’; in
radiation’; Technical Report CIE Lighting, pre-prints of a conference on ligh-
157:2004, Commission Internationale ting in Museums, Galleries and Historic
Eerder verschenen nummers van ICN-
de l’Eclairage, Vienna, 29 pp. Houses, Bristol University; The Museums Informatie (*alleen digitaal op www.icn.nl):
Crawford, B.H. (1973) ‘Just perceptible Association/UKIC, London, pp. 3-16. 1. Inktvraat*
colour differences in relation to level of Neevel, J.G. (1995) ‘UV-Belastung durch 2. vervangen door ICN-Kwaliteitseisen voor
illumination’; Studies in Conservation, Elektronenblitze und Kopiergeräte’; archieven, bibliotheken en musea*
18:159-166. Restauro, 101(2):98-101. 3. Het nummeren met schrijfstiften van
Cuttle, C. (1996) ‘Damage to museum NSVV ‘Praktijkdocument museumver- museumvoorwerpen*
objects due to light exposure’; Lichting lichting’, NSVV, Arnhem, in voorberei- 4. De steekproef als hulpmidddel bij collectie-
Research and Technology, 28(1):1-9. ding. beheer
5. Faciliteitenrapport*
Cuttle, C. (2000) ‘A proposal to reduce Rijksarchiefdienst (2001) Regeling
6. Natuurrubber*
the exposure to light of museum objects ‘Bouw en inrichting van archiefruimtes
7. The solar tent*
without reducing illuminance or the en archiefbewaarplaatsen’; Nationaal
8. Omgaan met objecten in tuinen en parken*
level of visual satisfaction of museum Archief, Den Haag, 51 pp. 9. Het bewaren van fotografisch materiaal
visitors’; Journal of the American Institute Saunders, D. and Kirby, J. (1994) 10. Spreken is zilver...
of Conservation, 39:229-244. ‘Wavelength-dependent fading of artists’ 11. Zorg voor textiele objecten met glazen
Cuttle, C. (2003) Lighting by design; pigments’; in Preventive Conservation: kralen
Architectural Press, Oxford, 214 pp. Practice, Theory and Research, 12. De microklimaatdoos
Derbyshire, A. and Ashley-Smith, J. International Institute for Conservation
(1999) ‘A proposed practical lighting (IIC), London, pp. 190-194. Deze publicatie is tot stand gekomen in
policy for works of art on paper at the Thomson, G. (1961) ‘A new look at samenwerking met het Landelijk Contact
V&A’; in Preprints of the 12th ICOM-CC colour rendering, level of illumination, Museumconsulenten.
Triennial Meeting Lyon, ICOM-CC, and protection from ultraviolet radiation
pp. 38-41. in museum lighting’; Studies in © 2005 Instituut Collectie Nederland (ICN).
Feller, R.L. (1964) ‘The deteriorating Conservation, 6:49-70. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uit-
effects of light on museum objects’; Thomson, G. (1986) ‘The museum gave mag worden vermenigvuldigd, opgesla-
Museum, 17(2):57-98. environment’, 2nd edition; Butterworth, gen in een geautomatiseerd gegevensbestand,
Harrison, L.S. (1953) ‘Report on the London. of openbaar gemaakt, in enige vorm of op
deteriorating effects of modern light Visser, R. (1992) ‘Verlichting en enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
sources’; The Metropolitan Museum of interieur’, Dekker/v. d. Bos & Partners door fotokopieën, opnamen of enige andere
Art, New York, 20 pp. bv, Amersfoort, 215 pp. manier, zonder voorafgaande toestemming
Harrison, L.S. (1954) ‘An investigation van het ICN. Het ICN kan niet verantwoorde-
of the damage hazard in spectral lijk worden gesteld voor schade veroorzaakt
energy’; Illuminating Engineering, door het toepassen van de beschreven metho-
49:253-257. den en/of materialen.

12

You might also like