Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 4

M&O

Samenvatting h13 + 12 (belastingdeel)


Hoofdstuk 13
§1
Leverancierskrediet = krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer
(leverancier levert goederen die pas later door de afnemer hoeven te
worden betaald).
- Consumptief leverancierskrediet =
Onverbrekelijk verbonden met de levering van goederen/diensten.
Krediettermijn die langer is dan de termijn tussen 2 loonbetalingen, kan
financiële problemen geven  consument loopt voor op besteding
inkomen + vorming daarvan.
Tot consumptief krediet behoren ook afbetalingskredieten. Leverancier
geeft dit want;
o hoeft niet zoals banken aan te verdienen
o voor banken zijn de kosten te hoog, voor leveranciers lager.
o Klantenbinding
- Postorderbedrijven =
Verlenen leverancierskrediet. Maar gaat over een lange tijd. Nadelen =
o Consument is er nooit zeker van dat dit inkomen in de toekomst
wordt gevormd.
o Er kunnen zich belangrijkere behoeften voor de consument
voordoen.
o Leverancier kan grote verliezen lijden, als de consument niet
betaald.

- Productief leverancierskrediet =
Verstrekt door de ene leverancier aan de andere. Meestal producent
aan detaillist. Behoort tot kort vermogen. Ondernemingen liever
leverancierskrediet dan bankkrediet:
o Kosten lager
o Risico leverancier lager  leverancier ka beter dan de bank
beoordelen hoe de afnemer ervoor staat.

Bij betaling binnen 7 dagen 1% korting. Rekening binnen 4 weken betaald


in ieder geval. Korting op jaarbasis:
1 x 52 x 100% = 17,5%
99 3
(100% – 1% = 99%) (3 = aantal weken = 4-1)

Soms leverancier het factuurbedrag verhoogt met toeslag voor


kredietbeperking  niet binnen een termijn betalen  afnemer met
kredietbeperkingstoeslag betalen  afnemer betaalt op tijd  geen
krediet betalen.

§2
Afnemerskrediet =
krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier. De afnemer betaalt
goederen die pas later door de leverancier worden geleverd. Komt vooral
voor bij dienstverlenende bedrijven, uitvoering van speciale orders,
opkopende handel.
o Diensverlenende bedrijven =
Verlenen diensten die bij wanbetalingen niet kunnen worden
teruggevorderd. Ze laten voor de dienst betalen.
o Speciale orders =
Voor de leverancier is het risico groot dat hij het product als de afnemer
hem met het vervaardigde laat zitten, niet kwijtraakt. Grote betalingen
vooraf. Bij speciale machines/auto’s.
o Opkopende handel =
Vinden we bijv. op het gebied van allerlei graangewassen. Voor de
financiering ontvangt de boer geld van de afnemer. Boer moet
producten tegen overeengekomen prijs leveren. Boer is gebonden aan
zijn afnemer  nadelig als hij ergens anders hogere prijzen kan krijgen.

Afnemerskrediet is dus ook te verdelen in consumptief en productief


afnemerskrediet.
Consumptief = de consument verstrekt krediet aan de leverancier.
Productief = kredietverlening tussen ondernemingen, met vooruitbetaling.

§3
Rekening-courant = van ondernemingen bij banken. Een rekening die
gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Bij een
rekening-courantkrediet krijgt de onderneming toestemming van de bank
om tot een bepaald maximumbedrag rood te staan: het kredietplafond.

Dispositieruimte/kredietruimte = kredietplafond is bijv. €50.000. De


onderneming staat €35.000 rood. Dispositieruimte is €15.000.

Onderneming mag zelf weten waarvoor ze het krediet willen gebruiken,


meer er wordt eerst onderzoek gedaan naar de kredietwaardigheid van de
onderneming + bank eist meestal een zekerheidstelling.
Rekening-courant mag elk moment worden opgezegd door de bank, maar
dit gebeurt zelden.
Rekening-courant is een dure kredietvorm. Bank moet een
interestvergoeding geven aan het publiek dat bij de bank spaart. Bank
heeft kosten die gedekt moeten worden + wil aan kredietverlening
verdienen + leen- en uitleentermijn stemmen niet overeen.

Rekening-courant duur  dus moet je weinig gebruiken. Maar wel zinvol


als =
- Kleinere bedrijven hebben weinig EV, dus weinig mogelijkheden voor
andere leningen.
- Bedrijven met seizoenpieken. Hebben gedurende een tijd meer
vermogen nodig dan de rest van het jaar.
- Met anticipatiekrediet = een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing
van aandelen/obligaties. Die ondernemingen willen groeien  hebben
geld nodig. Ze geven emissie uit, maar ondertussen zijn ze al
verplichtingen aangegaan. Totdat het geld van de emissie binnenkomt,
gebruiken ze anticipatiekrediet.

§4
Leasing = huren van duurzame productiemiddelen in plaats van deze te
kopen. Er is dan geen vermogen nodig om ze aan te schaffen.
Door leasing wordt het risico van economische veroudering (na een tijd is
een product door nieuwe technische ontwikkelingen minder waard)
overgedragen aan de verhuurder.

Ook in vliegtuigindustrie  voor meer vliegtuigen bouwen. Arme langen


zijn daardoor in staat in nieuwe vliegtuigen te vliegen, zonder ze te kopen.
De vliegtuigverhuurder heeft daar belang bij ivm groter marktaandeel
veroveren.

Belangrijke reden voor leasen  niet opeens een grote uitgave hoeven
doen.
Een onderneming die producten in lease geeft probeert haar
marktaandeel te vergroten en (financierings)winst te maken.

- operational leasing = de leaseovereenkomst is op korte termijn


opzegbaar. Risico van economische veroudering is voor de verhuurder.
Verhuurder draagt bij aan onderhoud en verzekering  zie je ook in de
huurprijs.
- Financial leasing = overeenkomst gesloten voor de geschatte
economische levensduur van het te leasen object. Niet tussentijds
opzegbaar. Risico van economische veroudering + onderhoud +
verzekering zijn voor de verhuurder. Huurder kan na afloop van het
termijn het object voor een lage prijs kopen.
- Sale-and-lease back = voorbeeld = onderneming heeft gebouw van
€3.000.000. bedrijf heeft geld nodig. Kan een hypothecaire lening
afsluiten of het gebouw verkopen aan een leasemaatschappij en direct
te leasen.

§5
Consumptief krediet = bestemd voor particulieren voor consumptieve
doeleinden  aankoop auto, verbouwing woning, etc.

Kredietvormen voor particulieren =


- Doorlopend krediet = bank en consument spreken af dat de consument
krediet mag opnemen tot bijv. €5.000, dat binnen 60 maanden moet
worden terugbetaald. Bij het afsluiten van de lening wordt provisie in
rekening gebracht. Consument moet interest betalen over het
uitstaande bedrag van de schuld.
Geleend bedrag hoeft niet in een keer worden opgenomen. Afgeloste
bedragen kunnen opnieuw worden opgenomen  hoeft niet opnieuw
provisie te betalen. Het vaste bedrag dat consument naar bank betaald
wordt automatisch betaald  kostenbesparend.
- Persoonlijke lening = de consument leent een bedrag bij de bank voor
een bepaald doel. Het maximale bedrag wordt in een keer opgenomen.
Afgeloste bedragen mogen niet opnieuw worden opgenomen. Nieuw
geld = nieuwe lening. Terugbetaling in termijnen, bestaande uit
aflossing en interest.
Minder vrijheid dan bij doorlopend krediet, maar mag wel voor
verscheidende zaken.
Kosten persoonlijke lening = afsluitprovisie + interest =
financieringskosten. Meestal in percentage per jaar.

Doorlopend krediet + persoonlijke lening zijn dure kredietvormen  bank


heeft maar weinig zekerheid. Het is moeilijk om terug te vorderen.
Banken verdienen behoorlijk aan deze kredieten. Bij bepaling kredietprijs
(het kredietpercentage)  rekening met dat niet iedereen schuld kan
terugbetalen + dat de bank kosten moet maken om aflossing + rente
alsnog te incasseren.

- Koop en verkoop op afbetaling = koper en verkoper komen overeen dat


de koopprijs van een roerende zaak wordt betaald in termijnen. De
koper doet een verplichte aanbetaling van minimaal 20%, krijgt artikel
mee naar huis en betaald restant + interestvergoeding in termijnen.
Het zijn duurzame consumptiegoederen = auto, tv, keuken.
Artikelen worden op krediet gekocht. Consument hoeft niet over
voldoende eigen vermogen te beschikken.

Verschil met gewone koopovereenkomst is de betaling in termijnen. Er


moeten minstens 2 termijnen volgen na overdracht van het artikel.

- Huurkoop = lijkt veel op afbetaling. Maar bij huurkoop blijft de verkoper


eigenaar totdat de laatste termijn is betaald (bij koop en verkoop wordt
de koper eigenaar op moment van levering).
Er is voor de geldverstrekkende instelling meer zekerheid aanwezig dan
bij de andere kredietmogelijkheden. Wanneer de consument niet
betaald heeft de verkoper het recht het artikel bij de klant terug te
halen, waarna hij kan proberen dit aan iemand anders te verkopen.
Door meer zekerheid = kredietprijs lager.
Koper die veel op huurkoop verkoopt is snel door zijn vermogen heen 
beroep op de bank om te financieren.

Ook op een betaalrekening mag je tot een bepaald maximum rood staan
 is dat toegestaan = vorm van consumptief krediet.

You might also like