Professional Documents
Culture Documents
Geheim: Regenboog
Geheim: Regenboog
Maria-Christina Angelo
Voorwoord
Is het Woord van God een sprookje? Een verzonnen verhaal dat misschien
tot de verbeelding spreekt?
De schrijfster is van mening dat het Woord van God de zuivere Waarheid
weergeeft. Zij heeft getracht de Waarheid via een sprookje op bepaalde
punten helder te laten doorkomen.
Wat is waarheid?
Tijdens het verhoor van Jezus stelde Pilatus Hem de vraag: U bent dus toch
een koning? Jezus antwoordde: U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik
geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te
getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor. Pilatus
zei tegen Hem: Wat is waarheid?
Jezus gaf hem geen antwoord op deze vraag. Hij had immers al eerder het volk
van Isral gezegd wat, liever gezegd Wie, de waarheid is:
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan
door Mij.
Ik hoop dat je (verder) kennis mag maken met de Vader en zijn Zoon!
Marie-Christine
Hoofdstukken
1. Max en Trudie
2. Ben en oma
3. Terug in Grauw
4. De Engelse les
5. Vastgelopen!
6. Vrienden en vijanden
7. De brief
8. De onrust
9. Het proces
10. De reis
11. Chteau Les Trois Lunes
12. Madelon
Copyright 2003
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotocopie, geluidsband, electronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Geheel herziene druk: april 2016
gezicht. Het sneeuwt nu zo hard dat hij de pootafdrukken van Max niet
meer kan zien.
Max! roept hij. Maar Max is verdwenen. In alle eenzaamheid
loopt hij door de stille bossen. Zolang de beuken nog links en rechts
van hem staan, is hij in ieder geval nog op het pad. Zou hij niet
beter teruggaan? Maar Max dan? Hij besluit door te lopen.
Na enige tijd maakt het pad een scherpe bocht naar rechts. Het sneeuwt
gelukkig niet meer zo hard. Het pad is iets breder geworden en vanuit een hoge boom kijkt een merel nieuwsgierig naar
beneden. Doodse stilte alom.
Theo verlangt terug naar zijn zonnige plekje op de stoel bij het
muurtje. Hij kijkt wanhopig naar boven.
Dag merel! Weet jij waar ik ben? Heb jij Max gezien? De vogel vliegt
zwijgend weg.
Theo zucht diep en loopt verder. Na enige tijd komt hij uit op een
kruising. Hij weet absoluut niet welke kant hij op moet.
Op dat moment hoort hij iets. Was dat een stem?
Hij had zich niet vergist: de wind voerde een zwak kinderstemmetje met
zich mee. Ja, nu hoort hij het stemmetje duidelijk.
Max, kom terug! Maxje, laat me niet alleen!
Gekraak in de struiken en Max vliegt dol van vreugde tegen hem
aan.
Gekke hond, waar zat je nou? roept Theo opgelucht. Woef, woef!
Weg is hij weer, in de richting van het stemmetje. Theo rent achter hem
aan en glijdt een bocht in waar hij over een klein blauw wezentje
struikelt.
Hola, wat gebeurt er?
Au! roept het wezentje dat op de grond valt.
Sorry, ik rende achter Max aan en ik heb je niet gezien. Ik was bang
dat ik zou verdwalen, stamelt hij. Heb ik je pijn gedaan? Het meisje
staat op en terwijl ze de sneeuw van haar blauwe jasje klopt zegt ze:
Nee hoor! Ik wist dat je zou komen en oma vond het goed dat ik je
tegemoet zou lopen.
9
Ze zet haar muts af en steekt een handje uit. Theo geeft haar een hand
en bewondert haar prachtige blonde krulharen. Het lijkt alsof er
sterretjes in haar blauwe ogen schitteren.
Ik ben Trudie, zegt ze, Leuk dat je bij ons langs komt! Maar
Trudie, je kent mij toch niet?
Ze kijkt hem verbaasd aan.
Je bent toch geen onbekende voor ons, oom Theo! We kennen je al
heel lang.
Trudie, ik ken jou nog niet en Max ook niet!
Geeft allemaal niets, hoor, zegt ze geruststellend. Ga je mee een
kopje thee drinken bij oma?
Theo snapt er niets van maar zin in thee heeft hij wel.
Ze lopen over een smal pad met hoge bomen aan beide kanten, de
takken zwaar beladen met sneeuw. Hun schoenen kraken zacht in
de verse sneeuw. De witte bomen steken scherp af tegen de heldere
blauwe winterlucht.
Theo kijkt verbaasd om zich heen. Het kille winterlandschap gaat
langzaam over in een akkerlandschap waar het lente is.
Hij kijkt naar Trudie die zwijgend naast hem loopt.
Hoe oud zou ze zijn? Hij kan het moeilijk zeggen maar hij schat
haar rond de tien jaar. Alsof ze voelt dat hij aan haar denkt, zegt ze:
In de wereld waarin jij leeft, wordt alles in getallen gemeten, dus
ook je leeftijd. Bij jullie gaan getallen voor het leven. Hier gaat het
leven voor de getallen.
Terwijl ze dat zegt lijkt ze even van zichzelf te schrikken.
Ze pakt voorzichtig zijn hand vast en vraagt: Oom Theo, je bent toch
niet boos op me?
Nee, Trudie, ik begrijp alleen niet wat er gebeurt. Ik zou op jou nooit
boos kunnen worden.
Haar gezicht klaart direct op en er schitteren weer sterretjes in haar
ogen.
Max staat met een scheve kop naar hen te kijken. Trudie bukt zich
en zoent zijn natte neus, waarna hij van vreugde de gekste sprongen
maakt.
10
Oma weet veel meer van die dingen af, zegt Trudie. Zij zal je alles
uitleggen. Oma is zo lief! En ze maakt kersenthee met heerlijke chocoladekoekjes.
En zo wandelen ze met een blaffende en springende Max om hen heen
naar oma.
11
Maar ik zou het zo fijn vinden als je blijft, houdt Trudie vol. Dan
kun je gezellig bij ons in de buurt wonen.
Nou Trudie, we zien wel. Theo is er nog maar net, dus voorlopig blijft
hij bij ons logeren, zegt Ben.
Hoera! Dan ontmoet hij misschien onze prinses wel! jubelt
Trudie. En misschien mag hij wel met haar dansen op het
tuinfeest!
Ze maakte van blijdschap een komisch rondedansje met Max. Ben en
Theo moeten hartelijk lachen om dit fraaie stel.
Het is inmiddels al rond het middaguur en Theos maag knort. Ben
lacht en zegt:
Kom, we gaan naar oma. Misschien heeft ze nog wel wat soep in
de ketel.
Ze nemen afscheid van de dieren en gaan op weg. Theo loopt
peinzend naast Ben. Koning en prinses, Christiaan de boswachter,
een tuinfeest en oma! Theo vindt het best spannend. Hij luistert
maar half naar Ben die hem allerlei dingen over bomen vertelt. Hij
is in gedachten bij oma want zij moet wel een heel bijzondere
vrouw zijn.
Na een tijdje komen ze uit op een gezellige iepenlaan. De blaadjes van
de jonge bomen ritselen zacht in de wind. Max en Trudie zijn nergens
meer te zien.
Die zijn allang bij oma Willemijn. Trudie kletst oma nu de oren van
haar hoofd over jou, reken maar, zegt Ben. Ze lopen zwijgend verder
de laan in, waar Theo verderop een wit huis met torentjes ziet. Ze
stoppen bij een houten hekje, dat precies in een even hoge heg past.
Daarachter ligt een grindpad dat een keurig onderhouden grasveld in
twee gelijke stukken verdeelt. Het pad splitst zich rondom een vijver met een zacht klaterende fontein.
Ben opent het hekje en nodigt Theo uit voor te gaan. Theo is diep
onder de indruk van de schoonheid van deze zonovergoten tuin. Hij
heeft nog nooit zulke kleurige bloemen en afwisselende soorten
bomen en struiken gezien! Het in Zuid-Europese stijl gebouwde
huis is een klein paleis!
15
Openbaring 21
21:5 En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen
mij: Schrijf,
want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.
17
18
hij in een bed ligt. Een vertrouwde geur: zijn eigen bed. Hij voelt de
harde matras in zijn rug drukken. Hij voelt zich als verdoofd.
De maan werpt een koude zilveren streep door een kier in het
gordijn. Hij weet nu weer waar hij is: op zijn eigen zolderkamer.
Ineens dringt de werkelijkheid tot hem door: het was een droom!
Hij schiet recht overeind in zijn bed en weigert het te geloven. Wat
een afschuwelijke teleurstelling! Maar het was allemaal toch zo
echt, zo mooi geweest? De tuin bij oma, Trudie, Max en de goede
Ben. Dit kan toch niet zomaar als een luchtspiegeling verdwijnen?
Hij voelt zich intens verdrietig. Immers, wat betekent zijn leven in
deze grauwe wereld? Hij is leraar Engels op een middelbare school
in een armoedige wijk in Zuiderburg, een havenstad van vergane
glorie. Waar armoede, drugs en geweld heersen. Een arme leraar
die wordt gepest door kinderen, uitgebluste collegas en een arrogante schoolleiding. Hij woont in een vervallen pension langs een
kanaal in een buitenwijk. Geen familie meer, geen vrouw en kinderen. Geheel aan zijn lot overgelaten, zonder enig uitzicht zoals
zovelen in deze vervallen stad.
Zoals zijn buurman, een eeuwige student die rond deze tijd meestal
stomdronken in bed ligt. Of zijn benedenbuurman, die de generaal wordt genoemd. Een gepensioneerde militair die denkt dat hij nog
in een kazerne leeft. Je hoort hem regelmatig allerlei bevelen
schreeuwen die geen enkel nut hebben.
Naast de generaal woont Mieke met haar dochtertje Tina. Mieke
verdient de kost met mannen, die haar regelmatig bezoeken.
Dit tot grote ergernis van de generaal! Maar de eigenaresse van het
pension, mevrouw van Dussen, vindt het allemaal best zolang de
huur maar wordt betaald.
Tina is een gebrekkig klein meisje. Ze heeft een beugel om haar
manke linkerbeentje vanwege een verwaarloosde kinderverlam19
ming. Verder lijdt ze aan astma. Mieke loopt s nachts vaak met haar
op de gang heen en weer omdat ze het benauwd heeft. Theo gaat dan
wel eens kijken en probeert hen te helpen. Geld voor goede
medicijnen is er niet.
De enige die nergens last van heeft is Pieter, een kunstschilder die de
achterkamer beneden bewoont. Hij leeft zijn eigen leven en trekt vaak
de natuur in om te schilderen. In Zuiderburg heeft men echter geen
oog voor schone kunst, dus blijft Pieter arm.
Vreugdeloos en uitzichtloos is het leven dat ze met elkaar in dit
huis leiden. Het enige lichtpuntje is Tina. Een mager mank meisje
met zachte bruine ogen en gitzwarte haren. Ze sleept haar teddybeertje, dat Bruno heet, overal mee naartoe. Als haar moeder mannenvisite heeft, zit ze op de drempel van de achterdeur op de binnenplaats. Met haar hoofd een beetje naar beneden en Bruno dicht
tegen haar aangeklemd, kun je zien dat ze verdriet heeft. Het meisje
weet wat er boven gebeurt. Vaak krijgt ze tijdens zon herenvisite
last van astma. Theo gaat wel eens naast haar op de drempel zitten.
Dan let ze haar hoofdje op zijn schouder en valt in slaap. Ze heeft
dan tenminste enige rust.
Mieke houdt zielsveel van Tina. Ze is een knappe jonge vrouw
maar door haar beroep is de glans van haar schoonheid verbleekt:
teveel lipstick, make-up en ordinaire sexy kleren. Ze heeft een
vriend, Roel, die wekelijks geld bij haar ophaalt. Soms krijgt ze
klappen hoewel dat de laatste tijd minder schijnt voor te komen.
Waarschijnlijk komt dat door Pieter die onlangs woedend naar
boven was gerend en Roel de deur had uitgeschopt. Roel had
geschreeuwd dat hij die miezerige kladschilder nog wel zou
krijgen!
Tina houdt veel van haar moeder en ook van Theo en Pieter. Als
Tina een hoestaanval heeft zijn Pieter en Theo er meestal snel bij
om haar te troosten. Mieke noemt Theo en Pieter haar twee galante
ridders.
Ze kunnen het goed met elkaar vinden. Ze kaarten soms en gaan
regelmatig bij elkaar eten. Tina vindt deze etentjes een klein feestje.
De laatste keer had ze slingers opgehangen van kleurige rondjes en
20
de maffia had bedreigd. Toen Theo hem vroeg of hij dat meende had
hij gezwegen.
Dat was Tonio: geld, Bella Italia en mooie vrouwen. Maar ook Tina
en zijn leerlingen: dat was voor hem grande amore!
All right, let us proceed - Mooizo, laten we verder gaan!
zei Theo tegen de klas die min of meer tot rust was gekomen.
Fijne vakantie gehad, mijnheer van den Bosch? riep John, de
leider van deze groep. John was een ruwe kerel met tatoeages op
zijn armen.
Ging wel, John, zei Theo kortaf want hij wilde zo snel mogelijk
beginnen. Normaal gesproken praatte hij na iedere vakantie nog
even met de leerlingen, maar nu niet. De herinnering aan zijn
vrienden in het land der dromen deed teveel pijn. Vrienden ginder?
Kom nou Theo, niet meer dromen, dacht hij. Toch lukte het hem nog
steeds niet zich ervan los te maken.
De leerlingen mopperden een beetje omdat ze dat niet van hem
waren gewend.
We hebben gezien hoe Brokken tegen u tekeer ging, vervolgde
John. Daar hebt u zeker nog de balen van?
Dat is het niet, zei Theo peinzend.
Ik wil echter nu beginnen met de les, beste mensen! Wat zei je
daar Sjanien? vroeg hij aan een blond meisje dat vlak voor hem
zat.
Niets mijnheer! zei Sjanien blozend.
Jawel, ik wil weten wat je zojuist tegen je buurvrouw zei,
vervolgde Theo gerriteerd.
Dat wilt u vast niet horen, mijnheer.
Jawel, ik wil dat je het nu zegt!
En met vuurrood hoofd zei ze: Ik zei dat het voor u eindelijk eens
tijd wordt om met een goede vrouw te slapen. Daar wordt u rustiger
van.
Grote lol in de klas!
26
En meteen was Theo weer terug in het land van zijn droom! Hij
voelde weer de vriendelijkheid van oma en hoorde het vrolijke
lachen van Trudie. Hij voelde de milde warmte van de zon en zijn
liefde voor de omgeving. Wat was hij daar toch gelukkig geweest!
Hoe zou het met zijn vrienden ginds zijn? Wat zou hij graag weer
achter Max aanrennen en een praatje met Ben maken.
Wat deed het hem pijn dat hij ze niet kon zien, kon horen en voelen!
Mijnheer van den Bosch, gaat het weer een beetje? hoorde hij ver
weg een vriendelijke stem tegen hem zeggen.
Trudie, ben jij het? Mijn lieve Trudie!
Ik ben het mijnheer, Marion, u weet wel.
Vaag zag hij een gezicht voor zich. Langzaam werd hij wakker.
Marion, een aardige leerlinge, keek hem bezorgd aan.
Ja, Marion, het gaat nu wel weer. Dank je.
Hij keek de klas in vanaf zijn lessenaar. Ernstige en verbaasde
gezichten staarden hem zwijgend aan. Hij nam een slok water en
zei:
Wat zitten jullie me toch aan te staren? Whats up?
U las het gedicht voor en toen veranderde u helemaal. U keek zo
gelukkig, u leek ineens zo blij. En toen viel u langzaam met uw
hoofd op de lessenaar en leek te slapen. En u droomde ook want u
had het over Trudie of zo. We werden een beetje bang. John wilde de
concirge al halen maar toen werd u gelukkig wakker, zei Marion
met een bezorgde stem.
Wat is er vandaag toch met u aan de hand, mijnheer! U bent
anders dan anders! riep John.
Wie zou Trudie zijn? hoorde hij Sjanien fluisterend aan haar
buurvrouw vragen.
Luister jongens, dat klopt wel, ik ben momenteel inderdaad wat
anders dan anders maar dat heeft een oorzaak. Ik was getroffen door
het mooie gedicht van Wordsworth.
En verliefd op Trudie, mijnheertje! riep Sjanien enthousiast.
Geeft u het maar toe!
28
30
Hoofdstuk 5 Vastgelopen!
Het slot van de achterdeur knarste luidruchtig toen Theo de sleutel
ronddraaide. Hij was blij dat hij thuis was. De winter was vroeg dit jaar.
Hoewel hij maar een halfuur van school naar huis hoefde te fietsen,
was hij door en door verkleumd.
Door eindeloos gezeur in een vergadering was hij pas laat in de
namiddag thuis. Het was al donker. Brokken had voortdurend iets
op hem aan te merken. Het was duidelijk dat de man een steeds
grotere hekel aan hem kreeg. Dat was overigens geheel wederzijds.
Tonio had het snel in de gaten gekregen en had op zijn beurt
Brokken over van alles en nog wat aangevallen. Theo was hem
dankbaar want hij was niet in staat geweest zichzelf te verdedigen.
De vergadering was met veel ruzie en geschreeuw verlopen.
Na afloop was Tonio met Theo naar buiten gelopen.
H, kleine Theo, wat is er de laatste tijd toch met je aan de hand?
Ik hoor van leerlingen allerlei verhalen over je. Je bent zo afwezig,
zeggen ze. Voortdurend aan het dagdromen. Een beetje verliefd,
jongetje? Zeg het maar tegen ome Tonio! Schaam je maar niet, ome
Tonio weet daar alles van! riep hij vrolijk. Maar hij was niet
vrolijk want hij maakte zich zorgen over zijn vriend. Sinds de
herfstvakantie was Theo veranderd. Hij was stil geworden en zag er
slecht uit.
Brokken had Theo tijdens de vergadering voortdurend zitten
vervelen. Tonio had zich voorgenomen zijn vriend in bescherming
te nemen.
Hij vertrouwde Brokken voor geen cent. Hij had het gevoel dat hij
iets tegen Theo in het schild voerde en wilde dat uitzoeken. En een
slimme Italiaan zoals hij zou dat picobello voor elkaar krijgen!
Tonio had een stukje met Theo meegefietst. Ondanks de grappige
verhalen van zijn vriend was Theo blijven volharden in een somber
zwijgen. Zijn geest verbleef in de wondermooie tuin van oma
Willemijn waar hij zich gelukkig voelde. Hij had zijn lessen de
31
Hij maakte indruk als hij kwaad was. Ze werd wat rustiger. Maar hij
daar gaat betalen of hij vliegt eruit!
Ze wees dreigend naar Theo. Ik zal zijn baas bellen om te vragen hoe
het zit met het geld. Volgens mij wil die onderwijzer gewoon niet
betalen! Hij houdt me aan het lijntje!
Al goed, al goed, maar nu ophoepelen want ik moet met Theo
praten! zei Pieter en hij schoof haar gewoon de gang in.
Mopperend en grommend verdween ze naar haar kamer aan de
voorkant van het huis.
Die is weg! Laat maar kletsen! meende Pieter. Als ze nuchter is
praat ze weer anders. Theo, we moeten direct naar boven. Ik maak
me zorgen over Tina. Ze wordt met de dag zieker. Ga je even mee
kijken?
Natuurlijk, zei Theo.
Ze liepen snel de trap op.
Pieter klopte voorzichtig op de deur van de kamer van Mieke en Tina.
Het duurde even voordat Mieke opendeed.
Hallo jongens, zei ze met een zwak glimlachje.
Jullie komen naar Tina kijken? Ik heb haar zojuist nog wat
medicijn gegeven. Maar ze blijft erg ziek. Kom gauw binnen.
Theo zag dat ze tegen haar tranen vocht. Mager en wit stak het
gezichtje van Tina af tegen het grauwe kussen. Ze had haar duim in haar
mond en hield Bruno vast tegen zich aan. Ze ademde moeilijk. Theos
hart brak toen hij haar zo zag liggen.
Pieter pakte haar handje vast en maakte wat vrolijke opmerkingen,
waar ze zwakjes om lachte. Toen sloot ze haar ogen en viel in
slaap.
Dat is goed. Slaap is genezend, zei Theo.
Maar deze slaap niet, gromde Pieter. Dat is zon koortsslaap die niets
oplost.
Wat zal ik doen, jongens? vroeg Mieke op angstige toon. Je moet ,
en toen stopte Pieter zijn zin.
Laat me eens naar je kijken, Mieke, vervolgde hij grimmig terwijl hij
naar haar toe liep.
33
Mieke deinsde terug maar Pieter hield haar gezicht al naar hem
omhoog. Hij zag een paar blauwe plekken en wonden.
Wat is er gebeurd, Mieke? vroeg Pieter haastig.
O, een ongelukje, probeerde ze luchtig.
Geen ongelukje, maar een stuk ongeluk dat Roel heet! riep Pieter
woedend. Mieke begon te huilen. Theo liep snel naar haar toe en
hield haar troostend vast.
Ik vermoord die schurk! brieste Pieter.
Denk aan Tina, Pieter, fluisterde Theo.
Ben je erg gewond Mieke? vroeg hij vervolgens.
Ik heb wat pijn in mijn been. Roel heeft hard tegen mijn
rechterbeen geschopt, zei ze zwak.
Ik haal de dokter! hoorden ze Pieter zeggen die de trap afstormde.
Ik kan geen dokter betalen, snikte Mieke, Roel heeft mijn geld
meegenomen.
Dat zien we dan wel, antwoordde Theo geruststellend. Eerst
beter worden, jullie tweetjes!
Even later kwam Pieter terug, gevolgd door een kleine dikke man met
een zwarte tas. De man ging direct aan de slag en onderzocht Tina
uitvoerig. Vervolgens hield hij zich bezig met Mieke.
En dokter? vroeg Pieter ongeduldig.
De dokter gaf geen antwoord maar behandelde de blauwe plekken
van Mieke. Daarna zette hij zijn tas op de tafel en ging zuchtend in
een stoel zitten. Hij keek hen vriendelijk maar streng aan door zijn
gouden brilletje.
Tina moet direct andere medicijnen hebben want ze heeft een
beginnende longontsteking. Mieke, je bent er goed vanaf gekomen.
Je been is gelukkig niet gebroken, zei hij kort en zakelijk. Hij
dacht even na en vervolgde: Zou je geen aangifte doen van
mishandeling?
Nee! zei ze, ik vind mijzelf niet van belang, het gaat nu om
Tina!
Ik zorg wel dat Roel je voortaan met rust laat, dreigde Pieter. En nu
ga ik medicijnen voor Tina halen. Ik betaal alle kosten.
Maar Pieter, begon Mieke, ik ....
34
stuk beter met haar. Toch voelde hij zich bedreigd. Hij zette deze
gedachten van zich af en kroop weer in bed. Spoedig sliep hij weer.
Geschreeuw en zware voetstappen op het gangpad. Er werd hard op
zijn deur geklopt.
Van den Bosch, opent u direct de deur! Politie! Hij schrok wakker.
Open doen, anders breken wij de deur open!
Slaapdronken wankelde hij naar de deur en opende deze. Vier
mannen in blauwe pakken met pistolen op hem gericht drongen zijn
kamer binnen. Twee van hen grepen hem op pijnlijke manier vast en
gooiden hem hardhandig tegen de grond. Hij zag nog net dat Pieter
en Mieke achter hen binnenkwamen.
Wat gebeurt hier? hoorde hij Pieter roepen.
Hij zag dat Pieter een enorme klap met een gummistok kreeg en van
de trap viel. Hij hoorde Mieke gillen.
Een man draaide zijn armen ruw achter zijn rug en hij hoorde een
metalen gerinkel. Hij werd gehandboeid!
Van den Bosch, hierbij arresteer ik u op verdenking van handel in
verdovende middelen! Wilt u zo vriendelijk zijn rustig met ons mee te
gaan naar het hoofdbureau? hoorde hij de man zeggen.
Theo raakte in paniek en verzette zich. Hij kreeg een harde klap op
zijn kaak en een stomp in zijn zij.
Rustig, zei ik! riep de man in zijn oor.
Hij kromp ineen van pijn en probeerde stil te blijven liggen. Hij
hoorde een hoop herrie in de gang beneden. Twee agenten gooiden
zijn kamer overhoop en stopten spullen van hem in een tas.
Hij werd omhooggetrokken terwijl vlammende pijnstoten door zijn
lichaam trokken.
Je gaat nu kalm met ons mee naar beneden. Verzet je niet, dat heeft
geen zin!
Hij strompelde de trap af en zag Pieter bewegingloos op het
gangpad liggen. Hij hoorde Tina ver weg hard huilen. Hij rukte zich los
en knielde bij Pieter. Een harde trap in zijn rug deed hem met zijn
gezicht tegen de muur slaan. Alles werd zwart voor zijn ogen en hij
verloor het bewustzijn.
36
Opstaan verdachte! riep een agent grimmig en gaf hem een por.
De zwarte gestalten schreden waardig naar het podium en namen
plaats op deftige stoelen. De persoon die in het midden zat had een
streng uiterlijk. Een mager gezicht en een klein gouden leesbrilletje
op het puntje van zijn neus. Een wreed gezicht, dacht Theo. Links
van hem een dikke man met een hoofd dat op de kop van een
bulldog leek. Een ongenteresseerd gezicht, waarvan de vlezige
lippen en wallen onder de ogen direct opvielen. Een decadente man,
dacht Theo. Rechts van hem zat een kleine gestalte met een
vrouwelijk uiterlijk. Geen knap gezicht, maar een eerlijk gezicht.
Lichtblauwe ogen achter een donker brilmontuur. De ogen keken
hem onderzoekend aan.
De voorzitter nam het woord vroeg:
U bent de heer T. van den Bosch, onderwijzer van beroep en
wonend aan de Oude Kanaaldijk 35 Zuiderburg?
Jawel, probeerde Theo te zeggen maar dat lukte hem niet. Zijn kaken
weigerden dienst en veroorzaakten een stekende pijn terwijl hij
probeerde te praten. Zijn mond zat vol geronnen bloed.
Wat zei u? vroeg de voorzitter.
Inmiddels was ook de politiearts in de zaal gekomen die het woord
nam.
Edelachtbare, de heer van den Bosch is flink gewond geraakt bij zijn
arrestatie en kan nauwelijks spreken.
De rechter zette zijn brilletje recht op zijn neus en verdiepte zich in een
stapel papieren. Hij zat een tijdje zwijgend te lezen.
Verdachte schijnt zich samen met zijn vriend te hebben verzet bij zijn
arrestatie. Eigen schuld dus. Verdachte, wilt u ja of nee knikken als
antwoord op mijn vragen?
Theo knikte ja.
Heeft u zich verzet bij uw arrestatie?
Nee, schudde Theo met zijn hoofd.
Dat liegt u! Volgens n van de agenten heeft u hem aangevallen
terwijl zijn collegas zich moesten beschermen tegen uw agressieve
vriend, een of andere kunstschilder.
Theo schudde weer ontkennend met zijn hoofd.
39
41
42
44
was nog niet rijk genoeg om een goede advocaat te kunnen betalen.
Hij had nog gebedeld bij handelsrelaties in Itali, maar die
hielden de boot af. Ze wilden geen publiciteit, dat vonden ze slecht
voor de handel. En dan: welke winst zou er voor hen inzitten?
Niente!
Het zou dus min of meer een schertsproces worden, met tv-ploegen
en dergelijke. Een grote show. Het volk zou smullen!
Pieter had een hersenschudding opgelopen bij zijn gevecht met de
politie. Hij was inmiddels al weer aardig opgeknapt maar had enig
gehoorverlies aan zijn linkeroor opgelopen. Hij was nog altijd niet
tot bedaren gekomen.
Het hele corrupte zootje opblazen! had Pieter de laatste keer
tegen Tonio geroepen. Tonio wilde hem tot bedaren brengen want hij
wist dat Pieter ertoe in staat was. Het zou de zaak voor Theo alleen
maar erger maken.
Tonio liep de tuin van het kosthuis van Theo binnen. Toen hij
vlakbij de achterdeur was werd deze opengegooid en de snerpende
stem van mevrouw van Dussen klonk hem tegemoet:
Wat kom jij hier doen, Italiaan? Hebben we nog niet genoeg
maffia hier in dit huis? Hoepel op naar je eigen land!
Ook goedemiddag, tante Dus, zei Tonio vriendelijk. Hij wist dat ze
razend werd als hij haar zo noemde.
En nou gauw wegwezen of ik bel de politie! krijste ze.
Daar kom ik net vandaan en ik heb ze verteld dat jij met Brokken
onder n hoedje speelt. Ik weet dat Brokken je met gemeentegeld
heeft omgekocht om tegen Theo te getuigen. Hoeveel heeft hij je
betaald, ouwe heks? vervolgde Tonio rustig.
Waar heb jij het over? stamelde ze.
Tonio had namelijk via relaties op het gemeentehuis informatie
gekregen dat er sprake zou zijn van een complot tegen Theo. De
corrupte politici kregen steeds meer kritiek te verduren. Ze zouden
daarom proberen de aandacht af te leiden. Brokken zou daar handig
op hebben ingespeeld door Theo als een gevaarlijke tegenstander
voor te stellen. Hij zou geld hebben ontvangen om getuigen om te
kopen. Hier waren nog geen bewijzen voor, maar daar werd aan
46
gewerkt. Het kostte Tonio handen vol geld, maar dat maakte hem
niets uit.
Ik bedoel, tante Dus, dat er voor jou ook nog wel een cel vrij is! Ze
leek geweldig te schrikken en bond direct in. Ze mompelde iets
onverstaanbaars en verdween in de donkere gang.
Er is dus iets van waar. Wacht maar, lelijke heks, jouw beurt komt nog
wel, dacht Tonio.
Tina zat met Bruno dicht tegen haar aangedrukt op de trap. Hoi, ome
Tonio! riep het meisje toen ze hem zag.
Ze klemde zich meteen aan hem vast.
Hallo, bambino! riep Tonio blij
Hoe is het met mijn lieve Tina?
Ik ben niet meer zo ziek, oom Tonio. Ik moet nog wel iedere dag drie
keer dat vieze bruine drankje drinken. Bah!
Ja, kleintje, maar wel doen h. Pronto! Daar word je beter van! Hij
zoende haar magere gezichtje.
Waar is mama? vervolgde hij.
Mama is in haar kamer met een akelige man, zei ze met een
bedrukt gezicht.
Toch niet Roel zeker? vroeg hij haastig.
Nee oom Tonio, een andere akelige man. Je weet wel.
Ja, hij wist het wel! Mieke had weer zon smoezelige klant. Hij
begon zich daar met de dag meer aan te ergeren. Hij was een man
van de wereld en had al veel gezien en meegemaakt. Maar dat met
Mieke vond hij afschuwelijk. Hij was nog altijd verliefd op haar.
Hij verlangde vaak naar het gezelschap van deze jonge vrouw.
En dan dat kleine meisje! Hij beschouwde haar min of meer als zijn
eigen kind. Hij bracht altijd een cadeautje voor haar mee. Nu had
hij weer een doosje chocolaatjes meegenomen waar ze dol op was.
Waarom hield Mieke zich toch met dit vak bezig? Waarom had ze
hem indertijd afgewezen? Ze had huilend tegen hem gezegd dat ze
geen normale omgang met een man kon hebben.
Hij ging naast Tina op de trap zitten. Ze legde haar hoofdje tegen zijn
schouder.
47
49
50
Hoofdstuk 7 De brief
Theo wist niet hoelang hij al opgesloten zat in zijn koude cel. Het kon
hem ook niets meer schelen. Hij leed veel pijn en had honger. De
gemeente had de gevangenisdirecteur opdracht gegeven hem zo streng
mogelijk te behandelen. Dat betekende eenzame opsluiting op oud
brood, vieze pap en brak water in een cel zonder verwarming. Hij mocht ook geen bezoek meer ontvangen.
Hij was ziek. Hij had enorme hoestaanvallen die door zijn lichaam
golfden. Hij had moeite met eten omdat zijn kaak bijna niet meer
werkte. De arts mocht hem niet meer bezoeken. Hij begreep er niets
van. Ze hadden hem van zijn bed gelicht en mishandeld. Ze hadden
hem beschuldigd van verkoop van drugs aan leerlingen. Daarna
werd hij opgesloten. In het begin was hij verdoofd geweest. Nu
kwam, ondanks zijn ziekte, zijn geestelijke weerstand terug. Nee,
ze hadden hem nog niet gebroken! Ook al leek dat om een of
andere duistere reden de bedoeling te zijn. Wie wilde hem breken
en waarom? En dan drugshandel?
Misschien had hij voorzichtiger moeten zijn. Hij had moeten
beseffen dat er boosaardige mensen zijn. Maar zon beschuldiging?
Hij begreep er niets van. In hem groeide de kwaadheid over het
onrecht dat hem was aangedaan. Het was niet te geloven! Hij was
volkomen onschuldig! Bestond er dan geen rechtvaardigheid?
Tranen liepen hem over de wangen bij de gedachte aan zijn dierbare vrienden. Hij zou ze waarschijnlijk nooit meer zien. Lieve oma
en Trudie, als jullie eens zouden weten hoe ik ervoor stond! Alle
hoop is verloren! Hij verzonk in sombere gedachten.
Ineens schrok hij op. Hij hoorde de deur aan het einde van de
gang open en dicht gaan. Daar komt die bullebak van een cipier
weer, dacht hij angstig. Opgewonden stemmen kwamen zijn kant
op en stopten voor zijn cel. Wie konden dat zijn? De deur werd
geopend en de eerste die binnenkwam was de vrouwelijke rechter
die zo vriendelijk tegen hem was geweest in de rechtszaal. Ze werd
51
gevolgd door een man in een opzichtig uniform en een cipier. Het was
gelukkig niet de bullebak, stelde hij vast.
Dag, mijnheer van den Bosch, kent u mij nog? vroeg ze vriendelijk terwijl ze Theo de hand gaf. Ik ben Dorette de Koning van het
gemeentelijke gerechtshof
Jazeker, stamelde hij want door zijn kaakwond kon hij nauwelijks
praten.
Dorette draaide zich om en zei woedend tegen de man in het
uniform: Ik heb deze gevangene meer dan een maand geleden
gezien en toen was hij zodanig verwond aan zijn kaak dat hij niet
kon spreken. Ik zie dat er niets aan deze verwonding is gedaan. Hij
ziet er vreselijk uit!....en, en...
Ze moest stoppen, want toen ze Theo daar zo mager en zwak zag
zitten met een verminkt gezicht, barstte ze in tranen uit.
De man in uniform, de commandant van de gevangenis, keek
wanhopig naar de cipier. Het was even stil. Hij schraapte zijn keel
en zei:
Edelachtbare, u heeft volkomen gelijk maar ik kon er niets aan
doen. De burgemeester heeft onder druk van de politiek opdracht
gegeven tot de zwaarste behandeling. En dat betekent weinig
voedsel en medische zorg plus eenzame opsluiting.
De man wist verder niet wat hij moest zeggen.
Dorette had zich inmiddels weer hersteld. Ze kende de commandant
goed. Hij was weliswaar een strenge man maar hij was niet onmenselijk. Daardoor had ze het voor elkaar gekregen met Theo te
kunnen praten. De commandant kon de onmenselijke behandeling
van deze gevangene niet meer verdragen. Hij was immers officier
en geen beul! Hij kon echter geen kant op omdat de gemeente een
controleur had aangesteld die erop moest toezien dat Theo een
harde behandeling kreeg. In feite had hij als gevangenisdirecteur in
deze zaak niets meer te zeggen.
Het zat hem bovendien dwars dat hij door de gemeente als een
kleine jongen werd behandeld. Hij haatte die controleur die zich
steeds met zijn zaken bemoeide.
52
Notariskantoor
Mr. O. van der Weyden en Mr. P. Wittsteen
Het Nieuwe Centrum 4
Zuiderburg
Aan mevr. Mr. D. de Koning Geachte mevrouw,
Wij hebben belangrijke informatie ontvangen inzake de affaire Th. van
den Bosch. Wij verzoeken u vriendelijk morgen om 10.00u precies bij
ons langs te komen zodat wij u nadere mededelingen kunnen doen.
Met de meeste hoogachting,
Getekend,
Mr. O. van der Weyden.
Toen Dorette de brief had gelezen zette ze van verbazing haar bril
af en wreef in haar ogen. Wat een vreemde brief is dat, dacht ze.
Een grap? Nee, want het desbetreffende notariskantoor was het
meest bekende kantoor in het land. Wat wisten ze van Theo? Deze
zaak heeft toch niets te maken met notarissen? Ze vond het
raadselachtig en besloot in ieder geval op de uitnodiging in te gaan.
Het was een paar minuten voor tien toen Dorette het statige oude
notarispand binnenstapte. Ze werd door een aardig meisje binnengelaten in een naar boenwas ruikende antieke wachtkamer. In een
gemakkelijke stoel tegenover haar zat een jonge man ontspannen
een sigaar te roken. Hij had een donker uiterlijk met een gouden
brilletje en glimmende zwarte haren, die naar achteren waren
gekamd. Een haarlok hing over zijn voorhoofd. Hij was gekleed in
een sjiek streepjespak. Ze zag een glimp van het gouden horloge dat
hij om zijn pols had.
Hij stond direct op en begroette haar met een brede glimlach.
54
Hij had schitterende witte tanden. Een charmeur tot en met, dacht ze bij
zichzelf.
Bon giorno, bella signora! - Goedendag, mooie dame! sprak hij met
warme stem, terwijl hij haar de hand kuste.
Laat ik mij aan u voorstellen. Ik ben Antonio di Bianchi! Een aardige
jongeman, dacht ze.
Dorette de Koning, aangenaam! zei ze kortaf.
Zon mooie dame en zulke korte antwoorden! riep Tonio. Maar
hij had vandaag eigenlijk geen zin om de charmeur uit te hangen.
Dit deed hij eigenlijk uit gewoonte. Dorette was ook niet in de
stemming voor deze spelletjes. Daarom antwoordde ze kort:
Aardige complimenten, mijnheer di Bianchi! Zullen we het maar
zakelijk houden?
Prima, lieve signora, zei Antonio een beetje vermoeid en ging
weer zitten. Dorette nam plaats in een stoel aan de andere kant van
de kamer.
Tonio had zijn sigaar uit beleefdheid gedoofd. Hij zat in gedachten naar de peuk te staren. Hij begreep niet wat hij hier kwam doen.
Hij had gisteren een brief van het notariskantoor ontvangen waarin
hij dringend werd verzocht precies op dit tijdstip aanwezig te zijn.
Er zou belangrijke informatie over Theo zijn. Hij dacht eerst aan
een geintje maar dat geloofde hij bij nader inzien niet. Hij voelde
dat er meer achter zat.
Hij was nogal vermoeid geraakt van alle ontwikkelingen in de
laatste weken. Hij had geprobeerd meer informatie los te krijgen via
zijn relaties op het gemeentehuis. Maar ze zwegen in alle talen. Ze
vertelden onder grote druk van de gemeente te staan. Theo was
voor hen taboe geworden. Ook de advocaat die hij voor Theo had
ingehuurd was ermee opgehouden. Tonio had nog steeds geen
plaatsvervanger gevonden.
Verder hadden hij en Pieter hun uiterste best gedaan om Theo te
mogen bezoeken. Het werd voortdurend geweigerd. Ze kregen geen
enkele informatie over hem. Het was om gek van te worden!
De sfeer op school was broeierig. Leerlingen uit de hoogste klassen
hadden een tijdlang de lessen geboycot uit sympathie voor Theo.
55
Brokken had keihard ingegrepen en vijf leerlingen onvoorwaardelijk van school verwijderd. De boycot was onder druk van dit
geweld bezweken. Later werd Brokken bedreigd door leerlingen.
Ze hadden hem op de gang enkele rake klappen verkocht. De
gemeente reageerde daarop door de ploeg bewakers fors uit te
breiden. Brokken werd constant begeleid door twee
zwaarbewapende agenten met grimmige honden. De hetze tegen
Theo in de pers ging inmiddels met volle kracht verder. Hij werd
afgeschilderd als de meest zware crimineel sinds mensenheugenis
en hij zou er zwaar voor moeten boeten!
Tonio was vastgelopen. Volgende week was het proces en dat
betekende het einde van zijn goede vriend Theo. Zo was Tonio
overgeleverd aan donkere gedachten.
Ook Dorette staarde voor zich uit. Ze had inmiddels van de
gevangeniscommandant vernomen dat hij de situatie voor Theo iets
had kunnen verbeteren. Beter eten, een dikke deken en wat
pijnstillers. Maar meer was helaas niet mogelijk geweest. Dorette was
even somber gestemd als Antonio.
Goedemorgen, mevrouw de Koning en mijnheer Di Bianchi,
klonk een beschaafde stem door de deftige wachtkamer. Ze
schrokken op uit hun overpeinzingen.
In de deuropening aan de andere kant van de kamer stond een lange
man in een zwart pak. Hij had een oud vriendelijk gezicht en een
scherpe scheiding in zijn grijze haar. Over zijn geruite vest hing een
massief gouden kettinghorloge.
Mag ik mij aan u voorstellen? Mijn naam is Olivier van der
Weyden en ik ben degene die u beiden een brief heeft geschreven. Ze
gaven elkaar de hand.
Wilt u zo vriendelijk zijn mij te volgen naar mijn kantoor?
Ze volgden hem naar een grote kantoorruimte, gemeubileerd met
antieke meubelen.
Neemt u plaats, dan zal ik u meer bijzonderheden verstrekken over
mijn brief. U zult die wellicht als bevreemdend hebben ervaren.
56
58
59
Hoofdstuk 8 De onrust
De dag van het proces was aangebroken. Het was gaan dooien en
de mensen glibberden over smerige bruinwitte massas sneeuw naar
de rechtszaal. De parkeerplaats bij de rechtszaal stond vol verbindingswagens van televisiestations. Journalisten en cameraploegen
sjouwden rusteloos heen en weer. Onder een groot afdak was een
gigantisch videoscherm neergezet zodat de vele belangstellenden
niets zouden missen. De rest van het land had zich met bier, chips,
borrelnoten voor de tv in de huiskamer genesteld. De show kon
beginnen!
Tonio had voor een klein fortuin een advocaat bereid gevonden de
verdediging van Theo op zich te nemen. Het was een wat chagrijnige man die de zaak niet van harte zou dienen maar hij was wel
deskundig op zijn gebied.
Dorette had via omkoperijen kunnen bereiken dat Theos leefsituatie in de cel iets was verbeterd. Veel hielp het niet want Theo
was behoorlijk ziek geworden. Hij had een beginnende longontsteking en had veel pijn in zijn nierstreek. Dat laatste was nog het
gevolg van de harde trappen door de politieagenten. Ongeschoren,
onverzorgd en sterk vermagerd lag hij op zijn harde bed. Het kon
hem allemaal niets meer schelen.
Zijn celdeur werd opengesmeten en twee cipiers drongen zijn cel
binnen.
Eruit stuk schorem! brulden ze in zijn oor. Vandaag is de dag van de
gerechtigheid!
Ze trokken hem ruw van zijn bed en schopten hem de donkere gang in.
Hij kreunde.
Smerige aansteller! schreeuwde n van hen, en gaf hem een
harde trap. Hij werd omhooggetrokken en gehandboeid. Ook kreeg
hij een ketting aan zijn voeten. Zo sleepten ze hem door de gangen
naar de rechtszaal.
De deur ging open en hij stond ineens in een fel licht dat hem pijn
deed aan zijn ogen. Cameras zoemden. Er ging een deining door
61
Vrienden van de man vielen de politie aan. Het werd een grote
vechtpartij! Alles werd door de cameras geregistreerd. Ook buiten
de rechtszaal werd het onrustig. Men probeerde de zaal binnen te
dringen. De politiecommandant raakte in paniek en riep de
oproerpolitie op in te grijpen. Vanuit twee zijstraten zwermden
zwaarbewapende eenheden met pantserwagens het plein op en
begonnen de mensen uiteen te drijven. De rechtszaal werd
geleidelijk ontruimd en de rust keerde na enige tijd weer enigszins
terug. Op het plein vonden hier en daar nog wat schermutselingen
plaats.
De burgemeester en zijn vrienden hadden zich al eerder in paniek
teruggetrokken in de raadkamer. De burgemeester was buiten
zichzelf van woede.
Wie is verantwoordelijk voor deze rotzooi? brulde hij.
Scherpenhyuzen-Zeel, de aanklager, trad naar voren en zei rustig:
Niemand anders dan jijzelf, beste man!
Goedkeurend gemompel in de zaal.
Aha, vervolgde de burgemeester met een verwrongen stem van
ingehouden woede.
Gaan we op die toer, stelletje schijnheiligen! Nee nee, mijne
heren, zo zijn we niet getrouwd met elkaar. U probeert mij de
schuld in de schoenen te schuiven maar u zit er even diep in als ik. Als
ik val, zult u zeker ook vallen!
Niks daarvan! riep de aanklager. Ik wist hier niets van. De
informatie die ik steeds van u heb gekregen was dat de gevangene
streng maar menselijk werd behandeld.!
Dan had je zelf maar moeten gaan kijken hoe het met hem ging,
zei de burgemeester met een sluwe trek op zijn gezicht.
Je bent toch oud en wijs genoeg om poolshoogte te nemen. Dat
heb je niet gedaan.
Woedend geschreeuw heen en weer.
De burgemeester bulderde nu boven de herrie uit: Stilte, stilte
graag!
Het werd stil.
Mijne heren wethouders en leden van de raad. Laten wij elkaar
63
niet voor de gek houden. Wij wisten allemaal hoe het er met de
gevangene voorstond. We wilden hem kwijt. Hij moest een
afschrikwekkend voorbeeld zijn voor ieder die kritiek op ons zou
willen hebben. Bovendien moest hij de aandacht afleiden van onze
winstgevende handeltjes. Tenslotte hebben wij wel wat te
verbergen nietwaar, mijne heren? zo sprak hij sarcastisch.
Scherpenhuyzen-Zeel protesteerde: Ik weet van niets! Ik heb met
jullie vuile zaakjes niets te maken!
Ik ook niet! riep de voorzitter van het gerechtshof.
O nee, mijnheer de aanklager en mijnheer de voorzitter? siste de
burgemeester, terwijl hij dreigend naar hen toeliep.
Riepen jullie dat ook toen jullie dat gemeentegeld in je zak staken?
Het geld dat tot de veroordeling van de gevangene moest leiden?
Huichelaars die jullie daar zijn!
Enkele raadsleden liepen eveneens dreigend op de twee juristen af
die inmiddels bleek van schrik waren geworden.
Sorry, sorry! stamelde de geschrokken aanklager.
We meenden het niet zo, dat begrijpen jullie toch wel?
Goed, goed, mijnheer de jurist. Ik hoop dat jullie ons niet laten
vallen. Anders weten we je te vinden, begrepen?
Nee, we zullen u zeker niet laten vallen! zeiden ze angstig.
Goed! riep de burgemeester. Mijne heren, het zal u duidelijk zijn
dat we in het schip zitten en dat we zullen moeten varen. Wij
kunnen niet meer terug. Ik stel voor dat we alles doen om de rust
terug te brengen. We schuiven de schuld op de laagste ambtenaren.
We zullen de mensen laten geloven dat deze personen geheel op
eigen houtje hebben gehandeld. Dat wij niets van de
mensonwaardige toestanden in de gevangenis wisten. We zullen
natuurlijk wel zeggen dat wij verantwoordelijk zijn. We zullen onze
welgemeende excuses aanbieden. We beloven het volk een
uitgebreid onderzoek en we zullen enkele lage ambtenaren straffen.
Wellicht ook nog een hoge ambtenaar die lastig is en die we toch
kwijt moeten. Vervolgens zullen we de gevangene snel opknappen
zodat hij er weer toonbaar uitziet. En daarna volgen zo snel
mogelijk zijn proces en veroordeling. We hebben nog altijd het
64
voordeel dat hij wordt verdacht van drugshandel en het volk is dat
nog niet vergeten. Wat vindt u hiervan, mijne heren?
Het was even stil en toen volgde goedkeurend gemompel en een
bescheiden applaus.
Heel slim van u bedacht, heer burgemeester, zei de
gemeentesecretaris slijmerig.
Fijn! zei de burgemeester op besliste toon.
Dan nemen we nu met zn allen plaats rond deze tafel en gaan daar
niet eerder vandaan voordat we het hele draaiboek hebben vastgelegd! En laat broodjes en soep komen want het zal laat worden.
De rust was inmiddels weergekeerd in de straten. Er waren wat
gewonden maar gelukkig was het allemaal binnen de perken gebleven. De politie patrouilleerde nog volop.
Inmiddels stroomden de protesten het land binnen. De regering was
geheel overstuur maar kon weinig beginnen omdat zij niets had te
zeggen over gemeentelijke politiek.
De burgemeester had inmiddels zijn plannen voortvarend uitgevoerd. Hij had een interview op de televisie gegeven waar hij
handig had zitten praten. Hij had met een berouwvol gezicht alle
beschuldigingen aangehoord die vanaf de tribune tot hem werden
gericht. Hij had op emotionele wijze zijn spijt betuigd en had
toegezegd hij er persoonlijk op zou toezien dat Theo goed zou
worden behandeld. Alhoewel de mensen volgens hem niet mochten
vergeten waarvan de man werd verdacht. Hij had als burgemeester
tenslotte immers ook de taak om de kinderen van het land te
beschermen tegen criminelen. Hij was er vanuit gegaan dat alle
gevangenen steeds redelijk werden behandeld. Maar door de
overvolle gevangenissen was de werkdruk van het personeel te
groot geworden waardoor zulke fouten werden gemaakt. De
verantwoordelijke ambtenaren waren inmiddels ontslagen waaronder ook de gevangeniscommandant zelf. Verder beloofde hij dat
er een onderzoek zou komen naar de diepere oorzaken van deze
problemen. Er zou ook meer geld op tafel moeten komen voor
hervormingen bij justitie en politie.
65
Hij had het er goed van afgebracht. Na de uitzending bleek dat het
volk genoegen had genomen met zijn uitleg en spijtbetuiging. De
president was tevreden en feliciteerde hem met de goede afloop.
Al die onrust is niet goed voor onze zaken, had de president
veelbetekenend tegen hem gezegd. En daar kon de burgemeester
het van harte mee eens zijn! Deze crisis was voorlopig voorbij.
Theo mocht weer bezoek ontvangen van vrienden en familie. Hij
had inmiddels een aantal medische behandelingen ondergaan en lag
nog in het gevangenisziekenhuis. Zijn longontsteking werd met
krachtige medicijnen behandeld en de breuk in zijn kaak zou later
worden geopereerd. Hij lag naar de muur te kijken toen Pieter en
Mieke onder begeleiding van een cipier binnen kwamen. Mieke liep
snel naar hem toe en kuste zijn met verband omwikkeld gezicht.
Theo, arme Theo, wat hebben ze je toch aangedaan, lieve jongen? Hij
kon uiteraard niets zeggen maar legde zijn armen om haar heen. Het
deed hem goed om weer de warme nabijheid van zijn vriendin te
voelen! Ze hielden elkaar een tijdje stevig vast.
Mag ik ook nog even? hoorden ze de brommende stem van Pieter
achter zich.
Sorry, Pieter, zei Mieke en ze liet Theo los.
Pieter pakte Theos hand in zijn beide handen en zei ontroerd:
We dachten dat het afgelopen met je was, Theo! Maar ze hebben
je gelukkig niet klein gekregen! Ik ben blij dat ik je weer zie!
Als antwoord stak Theo de duim van zijn andere hand omhoog.
Pieter greep die duim vast en riep blij: wat ben je toch een
rakker!
Mieke legde een grote reep chocolade op het kastje naast zijn bed en
zei verdrietig: Daar heb je nu niets aan, Theo. Die kun je immers
nog niet opeten. Theo schudde even met zijn hoofd en zei met zijn
ogen dat het niet erg was.
Mieke rommelde in haar tas en vervolgde: Ik heb nog een
cadeautje van Tina voor je meegenomen.
Ze haalde een teddybeertje uit de tas. Een leuk beertje dat op Bruno
leek. Er zat een briefje bij:
66
Maar ja, dacht hij, de man heeft dan ook een zeer ondankbare
taak.
Hij zag er weer redelijk uit. Zijn gezicht was uit het verband.
Je kon de littekens nog goed zien. Zijn kaak functioneerde weer een
beetje maar was nog bijzonder pijnlijk. Hij was naar de kapper
geweest en was gelukkig niet meer zo mager. Hij voelde zich ook
een stuk beter.
Hij keek de zaal rond. Van alle kanten waren ogen op hem gericht.
De meeste ogen keken vriendelijk maar waren toch nog vol twijfel.
Andere ogen keken haatdragend zoals die van de burgemeester en
van Brokken. De gehele gemeenteraad was vertegenwoordigd.
Zijn aandacht ging even naar een opvallende knappe persoon die
naast Tonio zat. Een slanke man met lang blond krulhaar en eerlijke
blauwe ogen. Hij droeg zachtgroen jasje, met een lange rij glimmende gouden knopen. Op zijn knie lag een lichtgroen hoedje met
een veer. Hij zat ontspannen met Tonio te praten en soms keken ze
zijn richting in. Theo kon zijn blik niet van de man losmaken. Hij
kwam hem bekend voor maar hoe hij ook piekerde, hij wist het niet.
De man keek nu naar hem. Een heldere en bemoedigende blik! Het
deed hem goed!
Even verderop zat de rest van zijn vrienden: Pieter, Mieke en
Dorette. Er waren ook enkele leerlingen aanwezig, waaronder John
en Sjanien. Mieke zwaaide eventjes naar hem. Hij zwaaide terug.
De mensen in het land konden Theo nu goed zien. Ze zagen een
vriendelijk gezicht met eerlijke ogen. Het gezicht van de jongeman
was behoorlijk verminkt. Zijn onderkaak zat scheef en je zag dat hij
moeilijk kon slikken. Verder had hij een paar ontsierende littekens
op zijn gezicht. Hij zat scheef op zijn stoel alsof hij pijn had. Ze
zagen dat hij naar een vriendin op de tribune zwaaide. Een
innemende en welwillende persoon! De mensen kregen steeds meer
moeite met deze man. Ze konden het bijna niet meer geloven dat hij
van zon afschuwelijke daad werd verdacht. Hij was een nette
jongeman, het type van de ideale schoonzoon zoals sommige
vrouwen het noemden. Men verlangde met de minuut meer naar
openheid in deze zaak.
70
71
72
maakte. Hij stelde zich aan de rechters voor en sprak hen beschaafd toe
in hun eigen taal.
Ik beheers uw taal goed, sprak hij. Ik heb vaak zaken gedaan in
uw land.
Hij gaf nog meer papieren aan de voorzitter en zei: Deze informatie is van de VN afkomstig en u kunt deze later nog doornemen.
Ik wil nu zo snel mogelijk beginnen met de verdediging van mijn
clint, die ik uiteraard eerst moet vragen of hij mij als zodanig wil
accepteren.
Hij liep naar Theo en gaf hem een hand.
Mijnheer van den Bosch, ik ben blij kennis met u te maken. Mijn
naam is Chrtien. Ik heb veel over u gehoord.
Aangenaam, mompelde Theo triest. Het zal niet veel goeds zijn dat
u heeft vernomen.
Integendeel, sprak Chrtien, terwijl hij Theo indringend maar
vriendelijk aankeek.
U mag niet vergeten dat er meer mensen zijn die iets om u geven dan
u denkt. U mag deze mensen niet in de steek laten.
Hij wees naar de vrolijke snuit van Benno die uit de binnenzak
van Theos jasje naar buiten keek. Ze moesten even lachen.
U weet vast wel wie ik bedoel, zei de man zacht. Theo dacht aan Tina
en zei: Inderdaad, u heeft volkomen gelijk!
Ik heb toestemming gekregen u in deze kwestie te verdedigen en dat
zal ik met volle inzet doen. Gaat u daarmee akkoord?
Maar ik kan u niet betalen, Chrtien!
Maakt u zich daarover maar geen zorgen. Ik wil eerst graag uw
vertrouwen hebben zodat ik volledig mijn gang kan gaan.
Theo vertrouwde hem al vanaf het moment dat hij hem had gezien. Ik
vertrouw u volledig, Chrtien!
Fijn, uw vertrouwen is voor mij voldoende! Ik zal nu de eed
afleggen waarna ik kan beginnen!
De formaliteiten werden afgewerkt en inmiddels was iedereen
weer tot rust gekomen. Wat was dit toch voor een eigenaardig
proces? Men vroeg zich af wat er eigenlijk precies gebeurde.
Waarom nam een man van internationale befaamdheid zoals du
77
Een mager mannetje liep bibberend naar voren. Hij had volledig op de
directeur gesteund en had gezien dat deze er niet veel van had terecht
gebracht.
Hij ging zitten en keek schuw de zaal in. De cameras zoomden op
hem in. Hij zag ernaar uit alsof hij ieder moment kon flauwvallen.
Mijnheer de Zwart, ik wil het graag met u over de kluissleutels
hebben.
Ik weet van niks, helemaal niks, riep de man wanhopig.
De voorzitter was inmiddels opgestaan en hamerde op de tafel. Deze
man wordt niet verder als getuige gehoord! snauwde hij. Er ontstond
groot tumult in de zaal.
Chrtien liep naar de microfoon en verzocht op kalme toon om
stilte. Het werd weer stil.
Hij wendde zich tot de voorzitter.
Op grond van welk wetsartikel ontzegt u mij het recht op het horen
van deze getuige?
Ik, eh, ik ik moet dat nog even opzoeken, stamelde de man.
Hij zag tot zijn wanhoop dat de zaal weer onrustig werd.
Hij nam snel een besluit en sloeg met zijn houten hamer hard op de
tafel.
Ik schors deze zitting tot nader order!
Er brak een gigantisch tumult uit. De politie voerde Theo snel af en
de rechters wisten niet hoe vlug ze zich uit de voeten moesten
maken.
Mijne heren, zei de burgemeester met hese stem van ingehouden
woede, Dit loopt zo niet goed af voor ons. We moeten dit
probleem oplossen.
De rechters, de baron en de burgemeester zaten met verslagen
gezichten rond de tafel in de raadkamer.
De burgemeester leunde achteruit in zijn stoel en keek hen met een
valse blik aan.
Brokken is een dik uilskuiken en die concirge is een lafaard.
Wij rekenen later wel met deze stommelingen af. Maar nu zorgen
we eerst voor ons eigen hachje. We kunnen geen tweede keer herrie
82
onder het volk hebben. Die Chrtien is een grote schurk en ik weet niet
wie hem heeft ingehuurd. We hebben blijkbaar grote vijanden gemaakt,
mijne heren.
Hij pauzeerde even. Niemand zei iets.
Hij wees mijn zijn vinger in de richting van de rechtszaal en
vervolgde zijn betoog.
Die poppenkast in de rechtszaal moet nu stoppen. Hij keek de baron
aan.
Scherpenhuijzen, jij trekt de klacht tegen van de Bosch in wegens
gebrek aan bewijs.
De baron sprong van zijn stoel en schreeuwde: De klacht
intrekken? Hoor je me goed, nooit! Dat is het gedaan met mijn
loopbaan. Ik ga dan helemaal onderuit!
De burgemeester keek naar hem als een leeuw die een prooi wil
bespringen.
Ik wist wel dat jij een grote ijdeltuit bent. Ik wist ook dat jij zo zou
reageren. Jij kunt niet toegeven dat we een vergissing hebben
gemaakt. Maar je zult het anders gaan zien. Ik heb zojuist met
iemand gebeld die jou wil spreken.
Hij pakte zijn mobiele telefoon, toetste een nummer, en gaf het toestel
aan de baron.
De baron hield het aan zijn oor en luisterde een paar minuten
zwijgend. Dan gaf hij de telefoon terug aan de burgemeester.
Ik snap het. Onze opdrachtgevers zijn bezorgd over hun handel en
zullen later op hun eigen manier met van den Bosch afrekenen. Nu
willen ze rust en geven mij het bevel te stoppen.
Hij was lijkbleek van onderdrukte woede.
Maar ik pik dit niet! riep hij uit. Ik ga er gewoon vandoor! Aju!
Hij pakte zijn tas en voordat iemand iets kon zeggen stapte hij de
kamer uit.
We krijgen die brutale vlegel ook nog wel, zei de burgemeester
knarsetandend.
Hij wendde zich tot de voorzitter van de rechtbank.
Dan hamer jij deze zaak maar af, mijnheer de rechter. Vertel de
burgers maar een mooi verhaaltje. Daar ben jij goed in.
83
Ik begrijp niet dat we die zaak moeten afblazen! We gaan enorm af!
riep de jurist wanhopig.
Zwijg, lafaard! bulderde de burgemeester. Het is duidelijk dat
die Chrtien veel meer over ons weet dan ons lief is. Heb je dan
nog niet begrepen dat deze VN-kerel is ingehuurd om onze zaken in
het volle daglicht te krijgen. Dringt het dan niet tot je door dat het
helemaal niet meer om van den Bosch gaat maar om ons?
De rechter slikte een paar keer moeilijk. Hij begon het door te
krijgen.
Jij gaat nu met je kornuiten terug de zaal in en lost het op. Van de
Bosch gaat vrijuit en daarmee basta!
De burgemeester stond op en wachtte met zijn armen over elkaar tot
de rechters vertrokken waren. Dan pakte hij zijn telefoon en had een
lang gesprek. De zaken konden weer gewoon doorgaan!
Inmiddels waren de rechters weer terug in de zaal en kregen met
moeite de rust terug.
Chrtien stond op een maande iedereen tot kalmte. De voorzitter
schraapte zijn keel, zette zijn bril op, en keek de zaal in.
Geachte aanwezigen, ik moet u tot mijn spijt mededelen dat de
openbare aanklager ziek is geworden en naar huis is gegaan en . . .
Hij kon zijn zin niet afmaken want de zaal begon luid te joelen.
Het duurde een tijdje voordat de rust was weergekeerd.
Bovendien zijn er enige foutjes in procedure gemaakt waardoor de
zaak tegen Theo van den Bosch voorlopig wordt geschorst!
Het publiek begon woedend te roepen:
Vrijspraak, vrijspraak, vrijspraak!
Op dat moment zag de rechter dat de burgemeester de zaal inkwam
en hem woedend aankeek. De rechter slikte een paar keer en riep
wanhopig:
Van den Bosch is vrijgesproken!
Hij sloeg met zijn hamer op tafel en liep snel de zaal uit, gevolgd
door zijn mederechters.
Er brak een luid gejuich uit. Brokken en zijn vrienden maakten van
de gelegenheid gebruik om er stiekem vandoor te gaan.
84
85
86
Hoofdstuk 10 De reis
Theo had zijn spullen op zijn oude adres opgehaald en woonde nu
tijdelijk in hetzelfde hotel waarin Chrtien zijn intrek had genomen.
Hij, Pieter, Mieke en Tina hadden op ontroerende wijze afscheid
van elkaar genomen. Hij betaalde de achterstallige huur aan
mevrouw van Dussen en vertrok zonder nog iets tegen haar te
zeggen. Ze hadden die avond in het hotel een groot feest met elkaar
gevierd. Chrtien werd door iedereen uitbundig bedankt maar hij
wimpelde deze dank beleefd af. Ze hadden nog veel vragen die
echter voorlopig onbeantwoord zouden blijven. Hij moest namelijk
vroeg vertrekken wegens dringende VN-zaken. Maar hij beloofde
spoedig weer van zich te laten horen.
Enkele dagen later werd Theo opgebeld door notaris van der
Weyden, die hem verzocht in de loop van de middag bij hem langs
te komen. Zo kwam het dat hij om drie uur s middags in een
gemakkelijke stoel bij de notaris van een kop thee zat te genieten.
Hij voelde zich nog steeds opgelucht, hoewel zijn verwondingen
nog niet waren genezen. Hij had nog regelmatig pijn in zijn rug en
in zijn kaak. Binnenkort moest hij een operatie ondergaan die zijn
kaak zou rechtzetten. Hij sprak nog altijd moeizaam en eten vormde
een probleem. Trudie en oma waren soms nog in zijn gedachten,
maar hij begon er steeds meer van overtuigd te raken dat het slechts
een droom was geweest.
De notaris nam het woord.
Ik heb een brief gekregen van een Franse collega die u uitnodigt
hem een bezoekje te brengen, zodat hij u mededelingen kan doen
over een belangrijke kwestie. Ik vind dat hij nogal geheimzinnig
doet want hij geeft verder geen toelichting. Hij verzoekt u
overmorgen al te vertrekken. Uw reis is al geregeld en geheel
betaald. Voor uw verblijf aldaar is ook gezorgd. Nogmaals, ik vind
het nogal merkwaardig, moet ik u zeggen!
Theo dacht even na en zei moeizaam:
87
Ze reden het waanzinnig drukke Parijs uit. Hij zag tot zijn genoegen
dat de lente hier verder was gevorderd dan in het noorden. Hij nam
met een gevoel van vreugde het prilgroene landschap in zich op. Ze
gingen van de snelweg af en reden in zuidelijke richting. Na een
uur reden ze door een groot hek een park binnen. Het eindpunt was
een pleintje van grind, waarop de taxi knarsend een halve ronde
draaide en tenslotte stopte voor de massief houten deur van een
statig oud huis.
Nous sommes l - we zijn er! riep de jongen, zette zijn pet
achterin zijn nek en stapte uit. Theo nam het huis in zich op. Een
oud huis, waarvan de gevel geheel was bedekt met fraaie klimplanten. Naast de voordeur hing een koperen bord met de korte
inscriptie:
Matre Pierre Dujardin
Notaire
Cest combien - hoeveel kost het? vroeg Theo aan de chauffeur. Pas
de quoi - geen probleem! , antwoordde deze, terwijl hij de koffers
voor de deur zette. Er is al voor betaald!
Theo gaf hem een fooi.
Merci beaucoup, monsieur!
De man tikte beleefd tegen zijn pet en stapte in zijn auto.
Theo hoorde hem nog au revoir et bonnes vacances - tot ziens en
prettige vakantie! uit het open raampje van zijn auto roepen,
waarna de auto langzaam over het grind wegreed.
Toen het geluid van de auto was weggestorven viel hem de stilte in
het zonnige park op. Behalve het vrolijke gekwetter van vogels was
er niets te horen. Hij snoof diep de frisse voorjaarslucht op.
Hij liep de stenen trap naar de voordeur op en drukte op de koperen
cirkel van de bel. Het vrolijke geluid van een gong galmde door het
huis. Hij wachtte een tijdje maar er gebeurde niets. Nogmaals
bellen! Nog altijd geen reactie. Zou er niemand thuis zijn? Dan
stond hij er slecht voor want hij had geen idee waar hij was en waar
90
hij dan naartoe zou moeten. Maar hij werd toch verwacht rond deze
tijd?
Hij besloot maar eens achter het huis te gaan rondneuzen. Hij liep
rechts om het huis heen en kwam uit op een zonnig terras. De
achterdeuren stonden wijd open. Het eerste dat hem opviel was een
vijver die midden in een groot grasveld lag. Aan de uiterste rand
van het veld, tegen de bossen aan, zag hij een persoon die in de
grond stond te wroeten.
Hij liep naar hem toe en om hem niet te laten schrikken kuchte hij
alvast even. De man keek op en zag hem naderen. Het
was een man op leeftijd met een ruiten jasje en een ruiten pet.
Hij had een ribfluwelen tuinbroek aan en liep op korte laarzen. Hij
sloeg wat klei van zijn harkje af en keek Theo onderzoekend aan .
Bonjour, monsieur! groette Theo vriendelijk, terwijl hij zijn hand
uitstak.
Ik ben Theo van den Bosch en ik hoop dat ik u niet stoor in uw
tuinierswerk?
Mais non, pas du tout - welnee, niet in het minst! zei de man met
een brede glimlach terwijl hij Theo eveneens een hand gaf.
Excusez, maar ik ging zo op in mijn tuinarbeid dat ik even alles
was vergeten. Mijn naam is niet voor niets Dujardin, zal ik maar
zeggen! Ik ben blij dat u mijn uitnodiging heeft aanvaard. U bent
van harte welkom! Ik stel voor dat we eerst op het terras iets
drinken want u zult wel dorstig zijn na uw lange reis.
Tien minuten later zaten ze in het zonnetje van een glas wijn te
genieten. Ze hadden een heerlijk geurend sigaartje opgestoken.
Een verademing, nest-ce pas, na die lange winter, merkte de notaris op. Hij nam met een gelukzalig gezicht een trek aan
zijn sigaar.
Ik ben het geheel met u eens, mijnheer Dujardin. Het was een
afschuwelijke winter.
De notaris keek peinzend naar Theos scheefgetrokken kaak en zei:
Noem mij Pierre, sil vous plat. Ik weet alles af van hetgeen je is
overkomen. Chrtien is een goede vriend van mij, zie je.
91
Hij wachtte maar rustig op de dingen die zouden komen. En met dit
gelukkige gevoel viel hij in een droomloze slaap.
Hij werd gewekt door een streep zonlicht die door een kier in het
gordijn op zijn gezicht viel. Een heerlijk warm gevoel. Hij rekte
zich uit en zoog de frisse ochtendlucht diep in zijn longen. Hij
hoorde iemand de trap oplopen en er werd aan zachtjes op zijn deur
geklopt.
Monsieur, de notaris vraagt of u zo vriendelijk wilt zijn om te
komen ontbijten? klonk een meisjesstem door de deur.
Dat was Babette, n van de twee aardige meisjes die hen gisteren aan
tafel hadden bediend.
Ja, ik kom er aan! riep Theo vrolijk. Hij sprong uit zijn bed en deed
de gordijnen open. Hij zag en voelde het meteen: het zou een mooie
lentedag worden! Het was stralend weer!
Een kwartiertje later nam hij plaats aan tafel in de zonnige voorkamer waar Pierre in de ochtendkrant verdiept was. Toen hij Theo zag,
legde hij de krant opzij en zei met een brede grijns:
Bon matin, mon fils, vous avez bien dormi - goedemorgen, mijn zoon,
heb je goed geslapen?
Ook goedemorgen, Pierre! Ik heb inderdaad heerlijk geslapen.
Ze gebruikten een licht ontbijt met knapperige broodjes en een
glaasje sinaasappelsap. Terwijl ze gezellig zaten te eten en te
praten, hoorden ze een auto over het grindpad naderen. De auto stopte
en even later werd er gebeld.
Ah, le voil - daar is hij! zei Pierre.
Wij moeten helaas afscheid van elkaar nemen, mijn beste Theo.
De chauffeur, een jongeman in een grijs uniform, klopte bescheiden op
de openstaande deur.
Of monsieur van den Bosch zo vriendelijk wilde zijn de reis met
hem voort te zetten naar Chteau Les Trois Lunes in het zuiden
van het land? Daar zou hij worden verwelkomd door comtesse de la
Tour-Blanche.
Een halfuurtje later nam Theo afscheid van Pierre en bedankte
hem voor zijn gastvrijheid. Pierre wenste hem een goede reis en
hoopte dat hij in de toekomst nog eens glas wijn zou komen
93
Grard gaf hem een korte rondleiding door de boot. Alles was
gloednieuw en hypermodern hetgeen bleek uit de vele computers
die aan boord waren. Men had het interieur gezellig ingericht met
zachte vloerbedekking, smaakvolle meubelen en fraaie planten.
Hij had een luxe kamer tot zijn beschikking gekregen, met een
heerlijk bed, een tv en badkamer. Hij voelde zich direct op zijn
gemak aan boord van dit schip. Hij besloot eerst een douche te
nemen en dan een praatje te gaan maken in de salon.
De gezellig ingerichte salon kwam uit op het voordek waar
gemakkelijke ligstoelen rondom een laag tafeltje stonden opgesteld.
In de salon bevond zich een kleine bar, waarachter Grard druk
doende was met het schoonmaken van glazen. Het was inmiddels
avond geworden en gouden zonnestralen weerkaatsten in de bewegende glazen.
Ah, bonsoir mon ami - goedenavond, mijn vriend! riep Grard
enthousiast.
En wat vind je van het scheepje van de comtesse?
Wat je een scheepje noemt, Grard. Het is een machtige boot!
Oui, tu as raison Theo - ja, je hebt gelijk Theo. Het is een uiterst
modern en snel jacht. De gravin heeft zich persoonlijk met de
inrichting beziggehouden.
Nou, mijn complimenten! zei Theo.
Het zal de gravin goed doen dat te horen, glimlachte Grard die een
glas in de bar terugzette.
Zin in iets te eten met een glas wijn erbij? vroeg hij.
Theo die nogal hongerig was geworden van de reis, knikte
bevestigend.
Bon, dan eten we een hapje! Ik geef de kapitein meteen opdracht
het anker te lichten. We gaan op weg naar een eilandje in de
Middellandse zee, waar de gravin op je bezoek zit te wachten.
Daccord?
Theo was het daar zeer mee eens.
Na ongeveer tien minuten klonk het scherpe geratel van de ankerketting. Kort daarna werd een zware dieselmotor opgestart. Even
ging een lichte trilling door het schip en was het zware gebrom van
99
100
tuin uit met kort gras dat werd onderbroken door palmbomen,
struikjes en veelkleurige bloemenveldjes. Toen hij was uitgerust
liepen ze een smal tuinpad op. Aan het einde van het pad zag hij
een witte villa met de bekende Zuid-Europese oranje dakpannen.
Opvallend waren drie smalle torentjes met op ieder torentje een
blauwe halve maan. Zij gaven de villa het aanzien van een klein
paleis. De villa bestond uit twee verdiepingen waarvan de onderste
verdieping werd omlijst door een overdekte veranda.
Et voil! riep Grard enthousiast. Hij liep met grote passen naar
de voordeur en belde aan.
De deur werd even later geopend door een jonge vrouw die een
dunne gebloemde zomerjurk droeg. Ze had een vriendelijke uitdrukking in haar donkerbruine ogen. Halflang zwart haar, dat in een
eenvoudige paardenstaart was bevestigd, gaf haar gebruinde
gezicht een extra vriendelijk accent. Ze keek Theo belangstellend aan.
Hij gaf haar een hand en stelde zich voor.
Soyez bienvenu, cher Theo - Welkom beste Theo! sprak ze met een
warme sympathieke stem.
Mijn excuses voor het feit dat je zon lange reis met onbekende
bestemming moest maken, vervolgde ze. Maar ik ben blij dat je
mijn uitnodiging hebt aangenomen. Je zult er geen spijt van hebben.
Ik ben gravin Madelon de la Tour-Blanche. Welkom in ons chteau
Les Trois Lunes. Ons eilandje staat bekend onder de naam
Lunes sur mer.
Ze begroette ook Grard die liet weten dat hij terug naar de boot
moest. Theo kreeg een korte rondleiding door het fraai ingerichte
huis, waarbij hem vooral de ronde salon opviel. Deze ruimte was
zeer smaakvol ingericht. Veel gemakkelijke stoelen en aan n kant
een klein podium. De salon werd blijkbaar ook als danszaal
gebruikt, want aan het plafond boven het podium hing een soort
ballroom-lamp. De gravin hield blijkbaar veel van kunst want de
villa was rijkelijk voorzien van beeldhouwwerken en schilderijen.
Door de openstaande salondeuren kwamen ze uit op een zonovergoten terras, waar een gezellig zitje onder een parasol was
ingericht. Even verderop bevond zich een zwembad, waar twee
104
Theo zag uit zijn ooghoeken dat de gravin hem peinzend opnam.
Het leek alsof ze hem iets wilde zeggen. Op dat moment kwam een
bediende met de mededeling dat de kamer van mijnheer gereed
was. Of mijnheer een verfrissing wenste voordat straks het diner
werd opgediend?
Theo, kan ik je straks na het diner in mijn werkkamer spreken?
vroeg de gravin.
Zeker, antwoordde hij.
Ik zou graag het eiland verkennen, als je geen bezwaar hebt.
Natuurlijk, zal ik Grard vragen met je mee te lopen?
Niet nodig, hoor! Ik zal niet verdwalen, denk ik.
Natuurlijk niet, lachte de gravin. Ik houd mij intussen met het diner
bezig. Tot zo!
Gevolgd door de honden liep ze snel naar het huis. Het zonlicht
schitterde op de sierlijke torentjes waarop de lichtblauw-metalen
halve manen waren bevestigd. Les Trois Lunes!
Zeer origineel bedacht, vond Theo.
Hij draaide zich om en liep langs het zwembad naar de palmentuin.
Een koele zeebries kwam hem tegemoet toen hij aan het einde van
de tuin op een breed zandstrand uitkwam. Speelse golfjes kabbelden voorzichtig op het strand. De wind ruiste zacht door de palmen,
waaronder hij nu was gaan zitten. Hij genoot volop van het moment
en doezelde weg.
Na enige tijd schrok hij op en zag dat de zon reeds daalde. Hij liep op
zijn gemak terug naar de villa waar hij met Grard en de gravin
dineerde. Ze dronken daarna nog een glas wijn en praatten over
diverse interessante zaken. Theo zei na enige tijd niet veel meer
omdat hij pijn aan zijn kaak had gekregen.
De gravin nodigde hem uit voor een gesprek in haar werkkamer.
Grard ging in de tuin met de honden wandelen.
Toen ze plaats hadden genomen in gemakkelijke stoelen begon de
gravin het gesprek.
Theo, ik ben erg bezorgd over je kaak. Ik weet wat er allemaal is
gebeurd en je zou snel een operatie moeten ondergaan.
106
Ja, dat klopt, Madelon. Ik neem echter aan dat je hier op je mooie
eiland niet direct een losse chirurg hebt rondlopen.
De gravin lachte even en hij bewonderde haar witte tanden.
Nee, daar heb je natuurlijk gelijk in. Maar er zijn misschien andere
mogelijkheden dan een operatie.
Wat bedoel je, Madelon? Volgens mij kan dat niet op een andere
manier.
Madelon keek hem lang en nadenkend aan. Nou, er is wel een
andere manier maar....
Ze pauzeerde even. Je moet wel willen meewerken, anders lukt het
niet.
Het klonk hem nogal vreemd in de oren.
Kun je misschien wat duidelijker zijn? vroeg hij.
Kijk, de wetenschap zou het natuurgeneeskunde noemen. Het is een
totaal andere manier van genezen. Maar nogmaals, voorwaarde is wel
dat je meewerkt en vooral dat je je positief opstelt. Dat betekent dat
je me volledig moet vertrouwen.
Hij vond het steeds geheimzinniger worden en vroeg: Kun je me meer
vertellen? Ik kan je alleen vertrouwen als je eerlijk bent. We kennen
elkaar immers nog maar kort.
Tu as raison, cher Theo - je hebt gelijk, beste Theo. Je hebt daar recht
op. Ik zal je alles uitleggen. Maar wellicht kennen we elkaar beter dan je
denkt. Ik zal bij het begin beginnen.
Ze legde haar ene been over het andere en ging gemakkelijk zitten. Hij
bewonderde haar stevige blote benen en haar slanke figuur.
Je weet dat ik een goede vriendin van Chrtien ben, nietwaar?
Hij knikte bevestigend.
Chrtien heeft mij verteld over wat ze je in Zuiderburg hebben
aangedaan. Gelukkig is dat allemaal goed afgelopen, maar je hebt wel
die zware kaakverwonding opgelopen. Je kaak zit helemaal verkeerd
en is ontstoken.
Ze stopte even en dacht na.
Je zult je hebben afgevraagd wie Chrtien is en waarom hij jou heeft
geholpen. En waarom je nu hier bent.
Zo is het, antwoordde hij droogjes.
107
108
Het was een tijdje stil. Hij keek stomverbaasd naar Madelon die
zenuwachtig aan een gouden kettinkje frommelde dat om haar nek
hing.
Theo stamelde: Weet je wel wat dit betekent, Madelon? Ik geloof van
wel, antwoordde ze zachtjes.
Hij stond met een ruk op uit zijn stoel en pakte haar handen vast. Dit is
niet te geloven! riep hij.
Het is dus geen droom geweest! Trudie en oma bestaan cht, cht! Ze
bestaan net zoals jij en ik!
Hij omarmde Madelon en huilde van vreugde. Madelon hield hem
stevig vast en huilde eveneens. Het duurde een tijdje voordat hij haar
losliet en zich in zijn stoel liet terugvallen.
Ik heb de Grote Wet overtreden door jou deze brief te laten lezen, zei
Madelon zachtjes. Ik neem daarvan de gevolgen geheel voor mijn
rekening. Ik heb dat immers gedaan om jou te helpen. Dat was mijn
enige doel.
Je bent fantastisch! riep hij enthousiast, terwijl hij naar zijn
pijnlijke kaak greep. Hij kon nog niet hard roepen.
Maar dat betekent dat jij contact hebt met mijn vrienden in de
wereld ginds.
Ja, dat klopt, antwoordde ze.
Ik heb al heel lang contact met hen. Ik heb jammer genoeg nooit het
voorrecht gehad hen te ontmoeten. Ik heb contact via de geest en,
merkwaardig genoeg, ook gewoon via de posterijen.
Waar worden die brieven gepost?
Oh, ik heb dat natuurlijk laten natrekken maar het spoor loopt
dood in Parijs. De Posterij weet het verder ook niet.
Weet je dat die bloemetjes op het briefje zijn getekend door
Trudie, zei hij ontroerd. Ik weet dat gewoon. Is dat niet heerlijk?
Madelon legde haar hand op zijn schouder en keek hem diep in zijn
ogen.
109
-------------------------------------------------------------------------------------------------------2)
Hebreeen 11
11:1 Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs
van de zaken die
men niet ziet.
11:3 Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord
van God, en wel
dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat
zichtbaar is.
11:6 Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt,
moet geloven
dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.
110
111
112
Hoofdstuk 12 Madelon
Ze liepen vanuit de werkkamer van Madelon door een lange gang naar
de achterkant van het huis. Ze opende een deur en kwamen in een
cirkelvormige ruimte. De zon scheen ruim naar binnen door grote
ramen die uitzicht gaven op de palmentuin.
Het was een vrolijk stemmende ruimte die in zachte witte en gele
kleuren was geschilderd. In het midden van de kamer stonden twee
gemakkelijke stoelen tegenover elkaar op een gele cirkel. Op het
plafond was eveneens een gele cirkel aangebracht. Alles precies in
het midden van de ruimte. Het deed allemaal vlot en modern aan!
Rondom de gele cirkels in de vloer en op het plafond waren kleine
lampen ingebouwd.
Aan de muur hing een schilderij aan twee dunne zilveren kettingen. Het
schilderij gaf een prachtig landschap weer.
Theo herkende het direct! Hij was daar immers geweest! Hij had
hetzelfde uitzicht gehad toen hij op de stoel bij de muur zat. Het
weggetje, de bomen, de madeliefjes, het meertje waarin het zonlicht
werd weerkaatst.
Hij liep er met ingehouden adem naartoe. Ja, het was duidelijk!
Precies de plek waar hij op de stoel had gezeten bij zijn eerste
kennismaking. De schilder had het landschap vanaf die plaats
geschilderd. Het was niet te geloven! Hij kon van verbazing geen
woord uitbrengen en liet zich vermoeid in een van de stoelen
vallen.Madelon liep snel naar hem toe en ging in de stoel tegenover hem
zitten. Ze pakte zijn handen en voelde dat ze warm en zweterig
waren.
Alles in orde Theo? Wat is er met je?
Hij kon niets meer zeggen. Het draaide voor zijn ogen en hij voelde
felle steken in zijn kaak. Het werd hem teveel. Ineens sloeg de
twijfel toe. Wat gebeurt er toch allemaal, dacht hij. Dit is niet
normaal meer! Ik ben vast op weg om krankzinnig te worden! Hij
voelde de grond onder zijn voeten wegzakken en alles werd zwart
113
voor zijn ogen. Hij voelde nog dat Madelon hem vastpakte maar ze
kon niet verhinderen dat hij onderuit zakte.
Hij kwam langzaam bij bewustzijn en voelde een ontspannend
warm licht. Hij opende zijn ogen en keek in het bezorgde gezicht
van Madelon.
Hoi, Theo, ben je weer bij me terug?
Hij wilde iets zeggen maar zijn pijnlijke kaak weigerde dienst.
Theo, ik wil niet dat je spreekt maar dat je goed naar me luistert,
zei Madelon.
Je hebt de laatste tijd onder veel spanningen gestaan. Daardoor
ben je uit evenwicht geraakt. Bovendien heb je veel last van je
verwondingen. Je bent daardoor nog verder verzwakt. Ik wil
daarom nu graag met de genezing van je kaak beginnen. Ben je het
daarmee eens? Hij knikte bevestigend.
Ze legde haar hand op zijn hand en vroeg hem: Denk je dat je me
zult kunnen vertrouwen?
Weer knikte hij van ja.
Fijn, blijf even rustig zitten. Ik neem plaats in de stoel vlak
tegenover je en ik vraag je alles zo ontspannen mogelijk te
ondergaan. Het is niet eng of pijnlijk!
Ze ging in de stoel tegenover hem zitten met een soort schakelkastje op haar schoot.
Ze drukte op een knop en op dat moment schoven er lamellen voor
de ramen die de kamer verduisterden. Ze drukte op een andere knop
waardoor de cirkel witte lampen in het plafond en in de vloer
oplichtten. Hij hoorde een zwak gezoem en zag dat de cirkels op de
vloer en in het plafond een geelachtig licht verspreidden. Het witte
en het gele licht vormden sterke bundels die in het midden van de
kamer bij elkaar kwamen. Boven zijn hoofd vormde zich een
geelwitte lichtbol met een sterke uitstraling. Hij begon pijn aan zijn
ogen te krijgen en toen hoorde hij Madelon zeggen: Je moet maar
niet naar die bol kijken, Theo. Dat licht is erg scherp!
114
Voordat hij zijn hoofd draaide zag hij echter dat de bol uiteenspatte. De gehele ruimte werd nu gevuld met een vredig licht. Hij begon
zich langzaam te ontspannen. Hij voelde dat het aangename licht hem
koesterde en geheel omvatte.
Hij hoorde de zachte stem van Madelon: Ik wil het licht nu graag naar
de plek leiden waar jouw verwonding zit.
Ze strekte haar handen uit tot het punt waar ze zich precies naast zijn
kaak bevonden. Ze raakte zijn gezicht niet aan. Hij zag dat het licht
zich verdichtte rondom haar handen en zich begon te verbinden
met zijn gezicht.
Doe nu rustig je ogen dicht, Theo. Laat het maar gewoon
gebeuren, fluisterde ze in zijn oor. Hij voelde haar aanwezigheid heel
dichtbij en dat deed hem goed.
Enkele minuten gingen voorbij en in die tijd voelde hij warmte in
zijn hoofd. Het was een aangename warmte, zoals die van de
lentezon. Even later voelde hij dat de druk en de pijn in zijn kaak
minder werd.
Hij hoorde weer de fluisterstem van Madelon in zijn oor: Ik voel
dat de wond geneest. Maar we moeten nog even doorgaan. Ik denk dat
er meer kan gebeuren.
Ze was nog niet uitgesproken of er kwam beweging in zijn kaak.
Alsof onzichtbare handen eraan trokken. Dan werd er weer even
losgelaten om er vervolgens weer druk op uit te oefenen. Het was
niet pijnlijk maar de druk liep steeds verder op! Hij zette zich
schrap in zijn stoel. Dan plotseling een krakend geluid, een korte
pijnscheut ....en toen hield alles op. Hij was er zeker van dat hij
zijn kaak had gebroken!
Het licht verzwakte en hij voelde hoe de handen van Madelon zijn
gezicht voorzichtig onderzochten.
Toen keek ze hem met glanzende ogen aan.
Het is gelukt Theo! Je bent helemaal genezen! Voel zelf maar.
Hij voelde voorzichtig aan de pijnlijke plek. De zwelling was
verdwenen en hij voelde dat zijn kaak niet meer scheef zat! Alles
115
zat weer gewoon zoals het behoorde te zitten! Het wonder had zich
voltrokken!
Hij pakte haar handen vast en zoende haar teder op haar wangen en
haar mond. Hij schrok van zichzelf en wist zich even geen raad.
Pardon, Madelon, neem me niet kwalijk. Het was niet mijn
bedoeling om....
Stil maar, het is al goed, zei ze, terwijl ze hem liefkozend over
zijn haar streek.
Ik had gedacht dat de ontsteking zou genezen maar er is meer
gebeurd, zei ze enthousiast.
Je kaak is opnieuw gebroken en rechtgezet. En dat razendsnel,
zonder enige pijn of ook maar de geringste nawerking! Is het niet
fantastisch? Je praat weer gewoon zonder enige moeite en ... je kon
me zelfs kussen! zei ze blozend.
Alleen dat laatste was al de moeite waard! lachte hij. Ze bloosde
nog meer en vroeg verlegen:
Zin in een kopje thee op het terras, om bij te komen?
Ze drukte op een knop van de schakelaar en de lamellen schoven weg
waardoor het zonlicht weer naar binnen kon.
Ja, goed idee! Je moet me straks meer vertellen over het schilderij en
deze wonderlijke ruimte.
Afgesproken!
Ze stonden op en liepen door de lange gang naar de tuin. Hij voelde
zich nog wat licht in de benen, maar het ging verder prima.
Ondertussen betastte hij voorzichtig zijn kaak. Hij was ontzettend
blij dat hij van die druk en pijn verlost was. Verder deed het hem
goed zijn oog te laten rusten op het slanke figuurtje van Madelon
die voor hem liep. Hij had in korte tijd een speciale band met deze
jonge gravin gekregen. Hij nam zich voor meer over haar te weten
te komen.
Een lome zeewind ruiste door de palmen. Ze zaten op het zonnige
terras en genoten van het moment. De honden lagen languit naast de
stoel van Madelon te slapen.
Ik heb Grard niet meer gezien, merkte Theo op.
116
ware werd gestuurd. Dat er een totaal ander landschap op het doek
verscheen dan hij voor zich had. Hij begreep daar niets van en
verzette zich daartegen. Mijn moeder vond dit echter prachtig en
zei dat hij zijn verzet moest opgeven en het maar moest laten
gebeuren. Hij heeft dat gedaan en zo is het schilderij ontstaan.
Omdat ze het zo mooi vond schonk de kunstenaar haar het
schilderij.
Het is onbegrijpelijk, onderbrak hij haar. Hij heeft als het ware
zitten schilderen op die plaats bij de muur waar ik op de stoel heb
gezeten!
Dat is wel heel vreemd! zei ze fluisterend. Ze waren even in
gedachten verzonken. Vervolgens ging Madelon verder met haar
verhaal.
Er gaat een geweldige kracht van het schilderij uit. Een positieve
energie. Daarom heb ik het ook in de stilteruimte gehangen. Je
vroeg me trouwens ook iets over deze ruimte te vertellen.
Dat zal ik doen. Ik gebruik haar niet alleen voor stille momenten maar
ook voor genezingen. Dat gebeurt met individuele personen maar ook
met groepen mensen. Het licht waarin je zat is een genezende
energie, eigenlijk een simpele natuurkracht die wordt opgewekt door
een soort zonnecollectoren. Je moet bedenken dat in het gebied
van de Middellandse Zee bijzondere krachten schuilen.
Deze krachten worden in de collectoren opgevangen en door ons
gebruikt. Ook alle elektriciteit op ons eiland wordt daardoor
opgewekt. De technische details ken ik niet, die moet je aan Grard
vragen.
Ik vind het wonderlijk! vond Theo. Is Grard eigenlijk technicus dat
hij dat allemaal kan?
Dat wilde ik je juist gaan uitleggen, vervolgde Madelon. Grard
is best handig maar een technicus is hij niet. Wij hebben deze
technologie namelijk niet zelf uitgevonden. Zij is een geschenk.
Ik vertelde je dat mijn moeder het schilderij van de kunstenaar heeft
gekregen. Ze kende alleen zijn voornaam: Pierre. Deze naam staat
ook onder het schilderij. Ze heeft korte tijd later nog een afspraak
met hem gemaakt in een caf in Marseille maar hij is daar nooit
118
komen opdagen. Ze heeft stad en land afgezocht maar hij leek van
de aardbodem te zijn verdwenen. Navraag bij de politie leverde ook
niets op. Het leek alsof hij nooit had bestaan. Merkwaardig,
nietwaar?
Theo knikte zwijgend.
En het wordt nog vreemder. Een tijd later kregen wij een dikke
enveloppe uit Bastia, de hoofdstad van Corsica. Wij woonden toen
nog in Parijs, waar mijn vader in diplomatieke dienst was. In die
enveloppe zat een eigendomsakte van dit eiland die op onze naam
was gesteld. Een schenking van een zekere Pierre Dumoulin die in
Bastia woonde. Voorwaarde was dat op dat eiland een huis moest
worden gebouwd volgens het ontwerp van de heer Dumoulin.
Belangrijkste kenmerk waren de drie torentjes met de blauwe halve
manen. De bouwtekeningen waren bijgevoegd. De notaris moest
erop toezien dat alles precies volgens de tekening zou worden
gebouwd. Bij aanvaarding van de schenking zou een flinke som
geld op onze bankrekening worden gestort om alles te kunnen
betalen. Verder waren tekeningen bijgevoegd van technische
voorzieningen zoals de zonnecollectoren en andere installaties.
Deze zouden worden gebouwd door een gespecialiseerd bedrijf uit
Parijs. De heer Dumoulin schreef dat hij mij de aangewezen
persoon vond om alles te beheren. Het schilderij had ons volgens
hem uitgekozen. Dat alles was onlosmakelijk met elkaar verbonden,
zo schreef hij. Hij wenste ons veel succes toe en hoopte dat alles
zou worden gebruikt voor het welzijn van de mensheid.
Ze pauzeerde even en nam een koekje van de schaal. De honden
begonnen direct schaamteloos te schooien.
Ze vervolgde haar verhaal.
Mijn vader begreep er niets van en was woedend. Je moet
begrijpen dat mijn ouders geheel verschillende karakters hebben.
Mijn vader is zakelijk ingesteld, terwijl mijn moeder erg romantisch
is. Mijn vader dacht dat ze een verhouding had met de schilder en
er kwam een scheiding. Ik ben toen met mijn moeder naar dit eiland
gegaan en we hebben alles laten bouwen zoals de schilder het
119
Lief dagboek,
Ik heb eindelijk de jongeman ontmoet over wie oma Willemijn zoveel
goeds heeft verteld. Theo is een dromerige jongen die op zoek is naar
een betere, een mooiere wereld dan deze.
Het is mij toegestaan hem te genezen van een vrij ernstige verwonding
die hij in de wereld van het grauwe heeft opgelopen. Ik had niet
gedacht dat het zon succes zou worden!
Het lijkt of er veel draden op ons eilandje samenkomen. Ik voel dat het
goed is, zoals het loopt!
Ik ken Theo nog maar heel kort maar ik vind hem erg aardig.
Misschien vind ik hem wel iets te aardig als je begrijpt wat ik bedoel.
Hij gaf mij een zoentje op mijn mond en ik smolt bijna weg. Ik vond het
een heerlijk moment waar ik nog vaak aan zal terugdenken.
Maar ik moet zakelijk blijven want morgen komen er belangrijke
gasten en het zal een moeilijk weekeinde worden. Immers, het zijn
harde zelfzuchtige mensen die ongevoelig zijn voor de positieve energie
in deze omgeving. Het zal zeker niet vanzelf gaan en we zullen er hard
voor moeten werken.
Ik heb echter veel vertrouwen in de goede afloop!
Theo ging de volgende morgen vroeg wandelen en nam de honden
mee. Het was lekker warm en zonnig. Hij liep naar het strand en
genoot van het uitzicht over de zee. Julien kwam met een stok in
zijn bek aanrennen met Paultje vlak achter hem aan.
Ah, jongens, jullie willen vast dat ik die stok een eind weggooi.
Maar dan het water in!
Hij raapte de stok op die Julien voor zijn voeten had gelegd en
gooide deze met een reuzenzwaai de zee in. Julien rende plonzend
de golven in en zwom naar de stok die op de golven dobberde. Paul
durfde het water niet en gaf fel blaffend uiting aan zijn ongenoegen.
Het vrolijke spel van gooien, zwemmen en blaffen herhaalde zich
een aantal keren en toen hield het op. Theo ging in het witte zand
121
zitten en Paul vleide zich lui tegen hem aan. Julien vermaakte zich
door met de stok in zijn bek langs het water te rennen. Hij maakte
daarbij zeer merkwaardige sprongen. Een echte clown!
Theo had geen last meer van zijn kaak. Wat was zijn leven veranderd! Vroeger had hij een saai en grijs bestaan gehad als leraar op
een sombere school. Een leven zonder uitzicht. Toen was hij
terechtgekomen bij oma en Trudie, waarna zijn leven bijzonder
onrustig was geworden. Op dit prachtige eilandje kwam hij
langzaam weer in evenwicht. Er waren echter nog zoveel
onbeantwoorde vragen! Maar hij voelde aan dat de puzzel stukje bij
beetje zou worden opgelost.
Op zeker moment trok hij zijn zwembroek aan en gooide de stok
van Julien ver de zee in. Hij rende zo hard hij kon het water in en
zwom met krachtige slagen naar de stok. Julien was echter als
eerste bij het doel. Paul geloofde het wel en bekeek de sportlieden op afstand.
Theo bracht de rest van de ochtend wandelend en spelend met de
honden door. Tegen het middaguur gingen ze terug naar huis. Hij
nam een douche en trok een gemakkelijke spijkerbroek en een
luchtig shirt aan. Hij kwam nu pas echt in vakantiestemming.
Voordat hij de lunch gebruikte belde hij naar Zuiderburg. Hij had al
te lang gewacht en wilde weten hoe zijn vrienden het maakten.
De bekende pieptonen in de telefoon. Hij zat ongeduldig te
wachten. Een klik en een bekende stem:
Met Tonio!
Tonio, je spreekt met Theo! Eventjes stilte.
Theootje, mi amore! riep Tonio zo hard dat hij de hoorn van zijn
oor af moest houden. Ik dacht even dat je je vrienden was
vergeten, ouwe toerist die je daar bent! vervolgde Tonio.
Ik heb al een paar keer geprobeerd verbinding met jullie te krijgen
maar dat lukte niet. Nu dus gelukkig wel. Ik ben blij je stem te
horen, Tonio. Hoe is het met je?
Met mij is alles picobello. We zijn druk bezig met de reorganisatie
van de school en dat lukt aardig. Het wordt een heerlijk schooltje!
122
Maar waar zit je eigenlijk? Ben je zo gierig geworden dat er nog niet
eens een ansichtkaartje af kan?
Theo moest lachen. Hij was blij de stem van zijn goede vriend te horen.
Hij vertelde Tonio over zijn lange reis en over zijn genezing. Van de
wonderlijke dingen op het eiland vertelde hij nog niets. Dat zou hij later
doen als hij weer terug was in Zuiderburg.
Prima, prima, jongen, zei Tonio lachend.
En dan de manier waarop jij over Madelon spreekt. Dat wordt
amore, Theootje!
Theo nam een verdedigende houding aan.
Je blijft toch een echte Italiano, mijn beste vriend. Altijd de liefde! En
dan zo hevig mogelijk!
Si, si, maar jij bent op dat gebied toch een echte saaie piet! Maar ik
adviseer je: laat je maar lekker door je vriendin verwennen. En wees
aardig voor haar. Het zal jullie goed doen!
Theo veranderde snel van onderwerp en vroeg: Hoe is het met onze
vrienden? En met de kleine Tina?
Het gaat goed! Mieke heeft een administratief baantje gekregen bij
ons op school en ze heeft er veel plezier in. Ze is vastbesloten haar
oude leven achter zich te laten. Daarom gaat ze binnenkort
verhuizen. En Tina is alweer een stuk opgeknapt, hoewel ze blijft
kwakkelen. Dorette zit een commissie die een onderzoek doet naar
corruptie in het bestuur. Je kent haar: ze heeft zich vol energie op
deze taak geworpen. Tenslotte onze Pieter. We zien hem niet zoveel
meer want hij is druk bezig met het schilderen van landschappen.
Hij reist door het hele land om inspiratie op te doen. Ik moet zeggen
dat hij groeit in zijn vak. Zijn schilderijen worden steeds mooier.
Mooi Tonio, ik ben blij te horen dat alles goed gaat! Ik blijf dit
weekeinde nog hier en dan ga ik weer naar huis.
Een weekeinde? Daar komt niets van in. Jij blijft minstens nog een
week op het eiland bij Madelon! Ik wil je hier voorlopig nog niet zien.
Dat is een order! Capice?
Ja, kapitein! Tot uw orders en bedankt!
123
Theo vond het goed zo want hij wilde hier best nog een tijdje
blijven. Hij nam hartelijk afscheid van zijn vriend en beloofde
binnenkort nog eens te bellen.
Daarna liep hij naar de eetkamer om gezellig te lunchen met
Madelon.
124
Een mager meisje rende nu paniekerig met een paar koffers over de
loopplank. Ze struikelde en viel languit voor de voeten van Gertrud, die
een rood hoofd kreeg van woede.
Kun je nou nooit eens normaal doen! Ik vraag me af wat me toch
bezielt om je in dienst te houden. Dom wicht! snauwde ze het
arme kind toe.
Theo en Madelon liepen snel naar het meisje toe en hielpen haar
overeind.
Heb je je bezeerd, Lisa? vroeg Madelon bezorgd.
Ze stond op en klopte het stof van haar streepjesjurk.
Nee, een paar schrammetjes, dat is alles, zei ze dankbaar.
Ze was een aardig meisje met lichtblauwe ogen. Ze was opvallend
mager en erg nerveus.
Ze is een uitstekende secretaresse maar ik word soms gek van haar,
zei Gertrud.
Ik heb je nog zo gezegd dat je die truttige streepjesjurk niet aan moest
trekken! riep ze kwaad.
Lisa keek haar bang aan.
We zullen eerst wat jodium op je been doen, onderbrak Madelon
het gesnauw van Gertrud. Lisa had een lelijke schram opgelopen.
Ach, ze stelt zich maar wat aan, bitste Gertrud. Ze draaide zich
om en liep weg.
Ongevoelig kreng! bromde Theo kwaad voor zich uit.
Lisa keek hem angstig aan, zo bang als ze was dat Gertrud hem zou
hebben gehoord.
Madelon vroeg Grard, die inmiddels aan wal was gekomen, voor Lisa
te zorgen. Ze hinkte aan zijn arm weg.
Arm kind, zei Madelon terwijl ze naar Theo keek. Snap jij dat ze
in dienst van die ouwe tang blijft en zich als voetveeg laat
gebruiken?
Nee, antwoordde hij vlak, Ze zal er wel haar redenen voor
hebben. Maar daar komen alweer nieuwe gasten van boord!
Twee mannen met dikke boekentassen in de hand kwamen ruzind
aan land, gevolgd door twee, eveneens ruziemakende vrouwen.
127
Hoe is het met je verwonding, Lisa? informeerde hij. Dat gaat wel
weer, hoor.
Er viel een korte stilte.
Hoe lang ben je al bij Gertrud in dienst? vroeg Theo
belangstellend.
O, een paar jaartjes, zei ze kort en zweeg weer.
En vind je het leuk werk? vroeg hij hardnekkig verder. Best wel,
hoor, antwoordde ze nerveus.
Ze zagen dat Gertrud argwanend in hun richting keek. Je meent er
niets van, Lisa, dacht Theo.
Onder de bank klonk ineens gebrom en gesnuif. Lisa schrok en
sprong van het bankje tegen een tafeltje aan dat met koffie en al
omviel. Ze gleed uit en viel languit over de grond.
Aber das gibts doch nicht - maar dat is toch niet mogelijk!
schreeuwde Gertrud.
Theo hielp Lisa snel overeind en zei geruststellend: Maar Lisa, dat
was Julien die zo bromde. Hij lag te snurken, daar hoef je niet zo van
te schrikken hoor!
Julien was inmiddels bij Lisa komen staan en likte vriendelijk haar
hand. Daarna liep hij chagrijnig weg. Hij had een hekel aan al die
luidruchtige mensen.
Overigens had zijn trouwe kameraad Paultje zich helemaal niet
meer laten zien sinds het gezelschap was gearriveerd.
Altijd maakt ze ergens een scne en zet ze mij voor schut, dat
domme onhandige kind! Je bent een aanstelster! schreeuwde
Gertrud hard tegen Lisa, die begon te huilen.
Nou, het was maar een ongelukje, zei Theo rustig.
Gertrud keek hem met giftige blik aan, draaide zich om en liep naar de
bar waar ze zich een whisky liet inschenken.
Iedereen zweeg. Er hing een gespannen sfeer. Sinds deze mensen
voet op het eiland hebben gezet, is de sfeer verpest, dacht Theo. Hij
zag dat Madelon naar hem keek en hij wist dat zij hetzelfde dacht.
Het leek inderdaad of alle licht, vreugde en hoop van de afgelopen
dagen door deze mensen teniet werd gedaan. Madelon had met hem
gesproken over de wetten van de Zwaarte. Deze mensen hadden die
130
Kom hoogheid, zei hij tegen de prins. Ons gezelschap is hier niet
meer gewenst. We trekken ons terug en zullen zo snel mogelijk uit dit
huis der belediging vertrekken!
Voordat Madelon iets kon zeggen, liepen ze de salon uit, gevolgd door
hun vrouwen.
Opgeruimd staat netjes! riep Gertrud. Pauline keek haar dankbaar
aan.
De minister heeft gelijk. Fatsoenlijke mensen kunnen geen adem halen
als er zulke mensen in de buurt zijn! zei Cleste hatelijk, terwijl ze
met giftige blikken naar Pauline keek.
Ik vind het heel naar voor je, Madelon, maar wij stappen ook op!
Raoul en Cleste stonden op en liepen met opgeheven hoofd de
salon uit.
Well, it wont work, I guess - wel, daar komt niets van terecht, denk
ik zo, zei Bill. Zullen we dan allemaal maar naar bed gaan en
morgen vroeg vertrekken?
Gertrud, John en Pauline waren het daar helemaal mee eens lieten het
gezelschap eveneens in de steek.
Madelon, Grard en Theo keken elkaar verbluft aan. Ze zwegen een
tijdje.
Toen stond Grard met een zucht op en liep naar de bar. Een glaasje
port, mensen? vroeg hij.
Hij zette de glazen op tafel en vervolgde: Verbazen doet het me niet
echt, Madelon. Jou wel?
Kijk, zei ze, Ik wist dat het zwaar zou worden. Maar dat ze elkaar
direct aanvallen over zulke onbenullige dingen, dat vind ik schokkend.
Wat denk jij ervan, Theo?
Ik weet dat mensen vaak zo kinderachtig zijn. Ik heb dat zelf
meegemaakt, zoals je weet. En het was vanaf het eerste moment
duidelijk dat deze personen elkaar totaal niet mochten. Ik denk dat het
feestje dus voorbij is, Madelon. Ik vind het heel jammer voor jou want
je hebt er zo je best voor gedaan.
133
Het is vooral jammer voor het milieu want daar was het allemaal
om te doen, sprak ze verdrietig. Theo zag dat ze tranen in haar
ogen had.
Hij legde een arm om haar schouder en zei: Misschien dat ze
morgen afgekoeld zijn. Dan hebben ze er een nachtje over kunnen
slapen.
Dank je, Theo, zei ze, terwijl ze zijn hand vastpakte. Ze dacht
even na en zei toen vastbesloten: Ik geef het nog niet op. Morgen
proberen we het nog eens! Maar dan gooi ik zwaardere wapens in
de strijd.
Theo gaf haar een zoen op haar wang en zei opgewekt: Zo mag ik
het horen! We gaan er morgen weer tegenaan. Wat denk jij,
Grard?
Vraag mij niets, Theo, ik ga er helemaal voor!
Ze hieven hoopvol de glazen en praatten nog door tot in de kleine
uurtjes.
De andere dag had Madelon al vroeg in de morgen stappen
ondernomen om de conferentie te redden. Ze had met iedereen
apart gesproken en gevraagd om deze dag nog te blijven. Vanwege
haar vriendelijke karakter en vasthoudendheid had ze het voor
elkaar gekregen. Ook het stralende lenteweer werkte eraan mee dat
men nog een dag op het eilandje wilde blijven.
Theo was blij dat het haar gelukt was. Hij liep met de honden over het
zonnige strand. Het was een heldere dag met een strakblauwe hemel.
De dag van gisteren leek een boze droom die hij al weer ver achter
zich had gelaten.
Hij voelde dat dit een bijzondere dag zou worden. Er zat iets in de
lucht dat hij niet kon omschrijven.
H, Paultje, waar was jij gisteren de hele dag? vroeg hij aan Paul die
op zijn gemak naast hem kuierde.
Ja, dat zal wel aan het leuke gezelschap hebben gelegen,
vervolgde Theo. Paul keek hem strak aan met zijn slimme oogjes. Het
leek alsof hij Theo precies begreep.
134
Theo gooide een stok ver weg, waar Julien en Paul enthousiast
achteraan renden. Zo vermaakten ze zich een tijdje, terwijl Theos
humeur gaandeweg flink verbeterde. Hij had weer vertrouwen
gekregen in de goede afloop van Madelons plannetjes. Hij had
haar trouwens nog niet gesproken. Grard had hem verteld dat
Madelon in haar stilteruimte was om kracht op te doen.
Prima Madelon, dat is goed voor je, dacht Theo. Terwijl ze naar
huis liepen viel het Theo op dat het zonlicht scherp werd weerkaatst
door de drie blauwe maantjes op het huis. De dag verstreek in alle
rust.
Tegen tien uur in de avond kwamen de gasten de salon binnen. Het
was een warme avond zodat men de salondeuren had opengezet.
Theo stond achter in de tuin nog even van een sigaartje te genieten.
Het was volle maan en de hele omgeving baadde in een helder
zilveren licht. Hij doofde zijn sigaar, draaide zich om en wandelde op
zn gemak naar het huis. Plotseling hield hij stil en keek naar het dak
van het huis. Het leek alsof de drie blauwe halve manen op de torentjes
een blauwe gloed uitstraalden. Hij meende een zacht zoemend geluid
te horen.
Hij zou later op de avond aan Madelon vragen wat dat betekende.
Hij liep naar de salon, waar de gasten zich inmiddels hadden
verzameld.
Toen hij binnenkwam zag hij dat de ronde tafel er niet meer
stond. In plaats daarvan waren er gemakkelijke stoelen in een halve
cirkel rondom het kleine podium neergezet. Op het podium stonden
ook twee gemakkelijke stoelen. Het licht in het zaaltje was
gedempt. Rond het podium stonden een zestal merkwaardige
lampen. Het waren glazen bollen die op een hoge aluminium
standaard stonden. Hij had deze lampen nog nooit eerder gezien.
De gasten hadden plaatsgenomen en genoten van een drankje.
Madelon was nog niet aanwezig.
Theo ging zitten en wachtte op de dingen die zouden komen. Hij
had hetzelfde gespannen gevoel dat hij als kind had gekend
135
140
Hoofdstuk 14 Tina
De volgende morgen zat het gezelschap op het terras in de zon te
genieten van een overvloedig ontbijt. De sfeer was fantastisch, alsof
ieder was bevrijd van een loodzware last. Men praatte enthousiast met
elkaar over de dingen die waren gebeurd.
Lisa stond in het middelpunt van de aandacht. Ze was in n nacht
veranderd van een nerveus angstig meisje in een zelfbewuste aantrekkelijke jonge vrouw.
Het is onbegrijpelijk hoe je in zon korte tijd bent veranderd,
Lisa! riep Gertrud blij. Kun je ons vertellen hoe dat is gekomen?
Lisa keek haar vriendelijk aan en zei:
Ik ben ergens geweest waar mijn liefste wens is vervuld. Het was
in een land waarin alleen liefde en geluk heersen. Een land waar de
mensen van mij hielden en waar ik van hen hield. Ik zal dat nooit
meer vergeten!
En we hebben allemaal iets prachtigs meegemaakt hier op dit
lieflijke eilandje. Het was betoverend! reageerde John. Iedereen
wist wat hij bedoelde en ze konden er maar niet over uitgepraat
raken.
Na een tijdje nam Prins Muhammed het woord.
Beste vrienden en vriendinnen. We zijn tot diepere inzichten
gekomen. Laten we niet vergeten waarom we hier zijn: voor het
welzijn van onze zee en de volkeren die wij vertegenwoordigen.
We kunnen nooit gelukkig zijn als we zo slordig met de natuur
omgaan. Nu onze ogen zijn geopend moeten we dit nieuwe inzicht
vertalen in concrete maatregelen. Ik stel voor dat we daar nu met
zijn allen over gaan praten!
Ze waren het helemaal met hem eens en onder leiding van Madelon
begon de vergadering nu pas echt. Ze kwamen snel tot een akkoord en
aan het einde van de middag waren de aanbevelingen voor de
regeringen en ondernemingen klaar.
Na het diner s-avonds vroeg Madelon het woord:
141
anders zien. Ik voel me bevrijd van iets zwaars, iets donkers. Ik weet
dat dit gevoel blijvend is en ga mij daarom inzetten voor een
vreedzamere wereld!
Lisa liep naar haar toe en ze omarmden elkaar. Het applaus hield nu zeer
lang aan! Zelfs de honden blaften van vreugde. Julien rende van
blijdschap rondjes en probeerde in zijn eigen staart te happen. Ze
praatten, lachten en dansten nog tot diep in de nacht en zochten daarna
vermoeid maar gelukkig hun bedden op.
Die maandagochtend stond het gezelschap klaar op de kade om te
vertrekken. Ze omhelsden elkaar en namen ontroerd afscheid van
Madelon en Theo. Ook werden er afspraken gemaakt voor de nabije
toekomst.
Nog lang zwaaiden Theo en Madelon naar het jacht dat nu nog
maar een klein puntje op de uitgestrekte zee was. Ze hadden een
brok in hun keel want ze hadden afscheid genomen van goede
vrienden. Ze liepen zwijgend hand in hand terug naar de villa.
Nu zijn we helemaal alleen op ons eiland, Theo, zei Madelon een
tijdje later toen ze op het terras zaten. Ze keek hem verliefd aan.
Ja, lieve, antwoordde Theo. Het waren spannende, maar gelukkige dagen. Een beetje rust zal ons geen kwaad doen.
Hoelang heb je nog vakantie? vroeg ze.
Nou, Tonio heeft gezegd dat ik maar moet zien. In ieder geval deze
week nog.
Ze ging dicht naast hem zitten en ze hielden elkaar innig vast.
Ik wil je nooit meer laten gaan, zei ze, terwijl ze hem verliefd
aankeek.
Ik jou ook niet, lieve Madelon, fluisterde hij en hij kuste haar lang en
teder op haar zachte mond.
Het werd een week om nooit te vergeten. Heerlijke dagen van zee, zon
en warme avonden! Zo brachten ze samen met de twee honden
heerlijke dagen door. Er leek geen einde aan hun geluk te komen, totdat
Grard met verontrustend nieuws kwam.
143
144
Het was een druilerige dag toen hij met de taxi in Zuiderburg
aankwam. De lucht was grijs, het motregende en het was koud voor
de tijd van het jaar. Alsof de lente hier niet bestond!
Theos humeur was net zo grijs als het weer. Het afscheid van
Madelon en zijn geliefde eiland had hem veel pijn gedaan. Madelon
had geprobeerd zich groot te houden maar dat was niet gelukt. Ze
hadden elkaar getroost met de gedachte dat hun afscheid niet van
lange duur zou zijn. Over twee weken begon de voorjaarsvakantie
en dan zou hij terugkeren. In de tussentijd zou Tina toch wel
hersteld zijn met de nodige deskundige hulp?
Hij gaf de chauffeur een flinke fooi toen deze zijn koffers voor de deur
van Tonios huis had geparkeerd. Het was een oud en sfeervol huis in
het centrum van de stad. Hij trok aan de bel, die een vrolijk tinkelend
geluid maakte. Hij hoorde snelle stappen van de trap komen en de
deur werd wijd opengegooid.
Theo! Je bent zo bruin als een reep chocolade! En je bent dik
geworden! Het Italiaanse klimaat doet wonderen!
Ze omarmden elkaar hartelijk. Het deed Theo deugd zijn oude
makker weer te zien.
Ze liepen de trap op naar de bovenwoning van Tonio.
Toen hij boven was aangekomen wierp Mieke zich in zijn armen.
Theo, lieve Theo!
H, Mieke! Wat een verrassing! riep hij blij.
Tonio keek met een brede glimlach naar het tafereel.
Zie je, Theo, Mieke woont sinds kort bij mij en ik krijg haar het huis
niet meer uit! grapte hij plagend.
Kwajongen die je bent! zei Mieke ondeugend. Je wilt helemaal
niet dat ik wegga!
Nee, natuurlijk niet, kleintje! en hij nam haar liefdevol in zijn
armen.
Er gebeuren wonderlijke dingen, waar ik niets vanaf weet, zei Theo
grijnzend.Komt ervan jochie! Moet je maar niet zolang wegblijven.
Daar maken wij handig gebruik van!
146
liep de kinderarts bij wie Tina in behandeling was. Ze deden hun best
vrolijk te kijken maar dat lukte niet echt.
De oudere man stelde zich voor als Richard Goldman, de
Amerikaanse arts die zojuist Tina had onderzocht.
En wat denkt u ervan, heren? vroeg Tonio gespannen.
Well, it is a bit complicated - Wel, het is wat gecompliceerd,
antwoordde Richard. We weten het niet precies. Ze zou moeten
reageren op de medicijnen, maar dat gebeurt niet. De ontsteking in
haar longen is weliswaar minder, maar weet helaas nog niet van
wijken. Zullen we naar haar toe gaan?
Heel graag, antwoordde Mieke en ze liep meteen naar de zaal waar
Tina lag.
Ze schrokken toen ze haar zagen. Een mager gezichtje op een wit
kussen.
Dag liefje, oom Theo komt ook naar je kijken, zei Mieke terwijl ze
haar knuffelde. Tina deed even haar ogen open en sloot ze toen weer
snel. Ze was half bewusteloos van de koorts. Het was net of iemand
met een mes in Theos hart sneed. Het beertje Bruno stond er verlaten
bij op haar nachtkastje.
Toen richtte hij zich fluisterend tot de artsen.
Heren, het gaat inderdaad niet goed met haar. Hoe zal zal dat
verder gaan?
De artsen haalden hun schouders op.
Het is vervelend, maar we kunnen er niets van zeggen. We doen
ons best. Maar het lijkt wel of ze niet meer verder wil vechten.
Alsof haar geest niet wil, zei Richard met een bezorgde klank in
zijn stem.
Maar kan de ziekte zo erg worden, dat ze ....... dat ze...? vroeg
Tonio met haperende stem.
Nogmaals, we kunnen er nu niets van zeggen. We moeten helaas
afwachten, zei de kinderarts.
Theo en Tonio keken elkaar angstig aan. Ze voelden de wanhoop als
een onstuitbare vijand in zichzelf opkomen.
Ze knuffelden het meisje nog even en verlieten haar met gebogen
hoofden van verdriet.
150
Ik accepteer dat niet! Er moet veel meer gebeuren! riep Tonio kwaad
toen ze buiten het ziekenhuis waren.
Mieke hield hem stevig vast en zei met betraande ogen:
Niemand kan nu nog iets doen, Tonio. We moeten afwachten.
Theo had zijn eigen gedachten. Hij was ervan overtuigd dat het mis
zou gaan met het kleintje. Hij dacht aan de woorden van Richard
die had gezegd dat Tina geen wil meer had om verder te vechten..
Zo reden ze, in sombere gedachten verzonken, terug naar huis.
De volgende morgen lag er een brief in de bus die was gericht aan
Theo. Er stond geen afzender op. Er zat ook geen postzegel op en
de brief was ook niet afgestempeld. Theo opende de brief en las het
volgende:
Lieve Theo,
Jullie hebben gisteren gezien hoe ziek Tina is. Vertel het de anderen
niet, maar Tina is stervende. Geen enkele arts zal haar van de dood
kunnen redden. Ik werd daarvan onlangs in kennis gesteld. Dat is n
van de redenen waarom ik zo snel moest vertrekken. Ik heb in de Hogere
Wereld voor haar leven mogen pleiten. Echter, zonder resultaat. Ik heb
geen toestemming gekregen iets voor haar te mogen doen. Ik moet mij
daar bij neerleggen .
Jij hebt echter een streepje voor in de Hogere Wereld! Ik wil je daarom
vragen zo nel mogelijk met Tina, Tonio en Mieke naar ons eiland te
komen om te zien wat er nog mag gebeuren. Ik geef de hoop niet op!
Ik heb nog enkele dagen uitstel gekregen voor Tina. Daarna zal zij
onherroepelijk van jullie heengaan.
Mijn liefste, kom gauw! Grard heeft de auto al klaar staan op het
vliegveld van Bastia. Ik wacht op jullie!
xxx
Je Madelon
151
Hij sprong als een veer uit zijn stoel toen hij de brief had
gelezen. Er was geen minuut, geen seconde te verliezen!
Hij rende naar de voorkamer waar Tonio en Mieke triest naast
elkaar op de bank zaten.
Theo, het ziekenhuis heeft ons zojuist laten weten dat Tina zieker is
geworden, zei Tonio terwijl zijn stem brak.
Ze hebben ons gezegd dat we zo snel mogelijk moeten komen.
Huilend viel Mieke hem om de hals en ze lieten hun verdriet de vrije
loop. Theo vocht tegen zijn opkomende tranen. Hij liet het niet toe, er
moest gehandeld worden, en snel!
Hij liep naar hen toe, pakte hun handen vast en zei:
Luister goed! Ik heb zojuist een brief gekregen van Madelon. Ik
zal kort zijn. Ze vermeldt daarin dat Tina in het ziekenhuis geen kans
meer heeft en dat we zo snel mogelijk met haar naar Corsica moeten
komen. Daar zijn misschien nog mogelijkheden voor haar! Ze keken
hem vragend aan, maar hoorden aan zijn stem dat hij de waarheid
vertelde. Ze voelden dat hij gelijk had.
Ik boek nu een vliegtuig, we halen Tina op en we huren een verpleegster in om haar te verzorgen. Akkoord?
Tonio stond snel op.
Kom Mieke, we halen Tina en we vertrekken naar het zuiden!
Ze gingen direct aan de slag in de hoop het leven van het meisje
te kunnen redden.
152
Hoofdstuk 15 Terug!
Diezelfde middag was Tonio naar het ziekenhuis gegaan om Tina
op te halen. De artsen verzetten zich daar hevig tegen omdat ze dat
onverantwoord vonden. Tonio zette door en moest een verklaring
ondertekenen dat het ziekenhuis geen enkele verantwoordelijkheid
meer droeg.
Theo had inmiddels een goede verpleegster gevonden die bereid was
met hen mee te gaan. Margot heette ze. Een jonge, maar zeer bekwame
verpleegkundige.
Ze namen de nachtvlucht naar Bastia en landden daar in alle
vroegte. Grard wachtte al op hen in de aankomsthal. Nadat hij
kennis had gemaakt met Tonio en Mieke gingen ze meteen naar de
auto. Er was geen tijd te verliezen want het ging snel bergafwaarts met
Tina. Ze had rode kleuren van de koorts en haalde moeilijk adem. Ze
tilden haar voorzichtig in een rolstoel.
De rit verliep voorspoedig en ze arriveerden een paar uur later in
het zuidelijke havenstadje Bonifacio, waar ze overstapten op het
jacht.
Theo dacht met weemoed terug aan de ontspannen uren die hij op dit
prachtige jacht had doorgebracht. Wat kon het toch allemaal snel en
dramatisch veranderen in deze wereld!
In de vroege middag liep het jacht het haventje van het eiland
binnen, waar Madelon al op hen stond te wachten.
Theo sprong als eerste op de kade waar Madelon hem om de hals
vloog.
Ze kusten elkaar innig en even voelden ze zich weer gelukkig!
Daarna maakte Madelon kennis met Tonio en Mieke. Madelon liep naar
Grard die Tina in zijn sterke armen droeg. Ze schrok geweldig
toen ze het zieke kind zag.
Zoals jullie weten heb ik uitstel kunnen krijgen van de beslissing over
haar leven, zei ze emotioneel. Maar uitstel is niet genoeg! Ze moet
namelijk bij ons blijven!
153
Goedemorgen, lieve vrienden! Ik wil jullie zeggen dat het zover is.
Hoe is het met Tina?
Niet goed, Madelon! zei Tonio somber. Ik ben blij dat we
kunnen beginnen want ik houd het wachten geen minuut langer
uit!
Ze legde haar hand op Tonios schouder en vroeg:
Zou jij Tina naar de stilteruimte willen brengen? Met genoegen!
Hij liep meteen naar Tinas kamertje.
Zou het lang gaan duren, denk je? vroeg Mieke met angstige
stem.
Madelon liep naar haar toe en sloeg haar arm om Mieke heen.
Ik kan daar nu niets van zeggen, Mieke. Maar wees er zeker van dat
we ons uiterste best zullen doen.
Ze stond op, liep naar Theo en pakte zijn hand vast. Ga je mee, Theo?
En zo liepen ze hand in hand achter Tonio aan en lieten Mieke en
Grard in een bijna ondraaglijke spanning achter.
Tonio legde Tina voorzichtig in de gemakkelijke stoel. Madelon
stelde de stoel zo af dat Tina er ontspannen in kon liggen. Ze legde
tenslotte nog een dekentje over het zieke kind heen en vergat niet
het beertje Bruno naast haar te leggen. Theo nam plaats in de stoel
naast haar, terwijl Madelon tegenover hen ging zitten.
Tonio gaf Tina nog een zoen en wenste Madelon en Theo veel
succes toe. Daarna verliet hij de ruimte en sloot de deur voorzichtig
achter zich.
Nou, Theo, we gaan ervoor, jongen, zei Madelon zachtjes.
Ik weet niet wat er gaat gebeuren, maar ik voel dat zich enorme
krachten in deze ruimte verzamelen. We wachten het maar rustig
af.
Prima Madelon, laten we maar beginnen.
Madelon pakte de schakelaar en drukte op een knop met als gevolg
dat het licht begon te doven totdat het totaal donker was. Na korte
tijd klonk een licht gezoem en de lampen begonnen hun witte licht
156
Maar hij was niet te overtreffen en daar was hij best een beetje trots op.
Iedereen gunde hem die eer want Ben was een goed mens die altijd een
vriendelijk woord klaar had.
Hij hoorde Trudie al van ver roepen: Ben, Ben! Daar kwam Max
hijgend aanrennen.
Waar Max is, is Trudie en andersom, dacht hij. Die twee waren
onafscheidelijk!
Ben klom van zijn ladder af en legde zijn snoeimes voorzichtig in de
gereedschapskoffer. Maar eerst had hij een grote sinaasappel van de
boom geknipt.
Het was aangenaam warm in zijn boomgaard, waar de zon tussen
de groene bladeren doorscheen. Het was zijn lust en zijn leven om
hier te werken! Hij kende iedere boom en iedere boom kende hem.
Trudie was inmiddels buiten adem bij hem aangekomen.
Ben, Ben! hijgde ze, maar kon verder niets zeggen.
Max was inmiddels tegen Ben opgesprongen en likte hem over zijn
gezicht.
Max en Trudie, kalm aan! Wat is er aan de hand? Wat zijn jullie toch
opgewonden!
Ben, oom Theo is weer bij ons! riep het meisje, nog steeds buiten
adem.
Wat zeg je daar? Weet je dat zeker? Wij hebben toch te horen
gekregen dat hij nooit meer zou komen? riep hij verbaasd.
Ja, maar hij is er lekker toch! antwoordde ze vrolijk. Max blafte
luid van blijdschap.
Toen keek ze ineens ernstig.
Weet je Ben, dat hij een klein meisje heeft meegenomen dat heel erg
ziek is?
Een klein meisje dat ziek is? Iemand die ik ken? Uit het dorp? Nee,
een meisje uit zijn eigen wereld.
Uit zijn eigen wereld? Dat is toch niet mogelijk? Dat is tegen de
Wetten! Het is al heel bijzonder dat Theo hier mocht komen!
Oma hoopt dat ze hier genezing mag vinden. Wat zou dat fijn zijn
h Ben?
159
Ben was even in gedachten verzonken. Hij begreep het niet omdat
er Wetten waren waar iedereen zich aan moest houden.
Hij zou straks bij oma gaan informeren. Maar als het zieke kind
hier was, hoopte hij van ganser harte dat ze kon genezen.
Ja, Trudie, dat zou heel fijn zijn! Ik ga nu naar oma toe om de
gasten te begroeten. Die goeie oude Theo! Wat hebben we hem
toch gemist al die tijd. Hoera!
Hij gooide van vreugde zijn pet hoog in de lucht die door Max werd
opgevangen. De hond ging er meteen mee vandoor.
Max, kom hier, hoor je! Breng direct mijn pet terug! Max!
Trudie moest daar geweldig om lachen.
Jij kleine vlegel, moet je me nog uitlachen ook! Ik heb nog wel een
sappige sinaasappel voor je geplukt!
Ben deed net of hij kwaad werd. Het gevolg was dat Trudie alleen
nog maar harder moest lachen. Het werkte aanstekelijk en zo liepen ze
vrolijk lachend naar het huis. Trudie smulde intussen van de
sinaasappel die ze van Ben had gekregen.
Theo opende langzaam zijn ogen en zag dat hij nog steeds in de
zonnige stilteruimte was. Tina lag in de stoel naast hem te
slapen. Hij miste Madelon in de stoel tegenover hem.
Hij stond op en liep naar haar toe. Ze zag er zwak uit en het was
duidelijk dat ze nog altijd hoge koorts had. Ze ademde moeilijk.
Waar zou Madelon zijn? Met dit prachtige weer zou ze wel in de
tuin bij Mieke en Tonio zitten.
Hij besloot Tina even alleen te laten en de verpleegster te roepen.
Hij opende de deur en liep door de gang naar de salon.
Merkwaardig, de gang leek een stuk korter geworden! Gekleurde
raampjes die hoog in de muur zaten zorgden voor een sfeervol
gedempt licht. Raampjes? Die waren er toch nooit geweest?
Hij kwam uit bij de deur, waarop een sierlijk houtsnijwerk was
aangebracht. Houtsnijwerk? Dat kwam hem niet bekend voor.
Hij stond stil en dacht even na. Er klopte iets niet.
Hij opende de deur en stond in een kleine overloop. Hij zag een
gezellige keuken, waarin een vrouw zich zojuist bukte om iets uit
160
een oven te pakken. Maar .... hij kende deze keuken, hij kende deze
vrouw!
Hij wreef zich de ogen uit en keek nog eens goed. Ja, hij kende haar
zelfs zeer goed!
Oma! riep hij.
Ze schrok en liet een schaal koekjes uit haar handen vallen. Hij liep naar
haar toe.
Oma Willemijn, ben jij dat werkelijk? riep hij weer, stomverbaasd.
Ze keek hem aan en pakte zijn handen vast.
Ja, beste jongen, ik ben het werkelijk!
Dat kan niet, ik moet nog dromen!
Op dat moment ging de keukendeur open en renden twee gestalten
naar binnen. Max sprong blaffend tegen hem op en gooide hem
bijna omver.
Hij likte Theos gezicht en jankte van vreugde.
De tweede gestalte, Trudie, bleef stilletjes in de deuropening staan,
terwijl tranen over haar gezichtje rolden.
Max, nou is het mooi geweest! probeerde oma op strenge toon te
zeggen. Trudie wil Theo ook graag begroeten!
Max luisterde meteen. Hij begreep wat ze wilde. Kwispelstaartend
bleef hij in de buurt staan.
Trudie! Lieve Trudie! riep Theo.
Hij liep naar haar toe en sloot haar in zijn armen. Wat waren ze diep
gelukkig met elkaar!
Nadat hij hen allemaal uitbundig had begroet, stelde oma voor om op
het terras, onder de parasol iets te eten en te drinken. Arm in arm liepen
ze naar buiten, met Max blaffend achter hen aan.
Ze botsten tegen Ben aan die net naar binnen wilde.
Ben, goede Ben! Hoe is het met je!
O, prima, Theo. Wat vind ik het leuk dat je er weer bent! En ze
omhelsden elkaar uitbundig.
Even later zaten ze rond de tafel op het zonnige terras.
Ik weet niet waar ik moet beginnen, opende Theo het gesprek.
161
Theo nam een hapje en proefde een knapperend, nog warm, spritskoekje met een zoete laag melkchocolade. De smaak was onovertroffen. Dat gold ook voor de thee die een heerlijke pittige lucht
verspreidde.
Hij genoot van iedere seconde op dit zonovergoten terras! Hij
voelde zich helemaal thuis bij deze mensen die hij liefhad. Liefhad? Hij
voelde een stekende pijn door zich heengaan. Waar was Madelon?
Hoe ging het met Tina?
Oma raadde zijn gedachten en zei:
Ik ben zojuist bij Tina geweest. Ze is erg ziek maar we zullen goed voor
haar zorgen. We brengen haar straks naar n van de logeerkamers waar een fris bed voor haar klaarstaat.
Trudie keek bezorgd en vroeg: Wordt ze beter, oma?
Tja, kindje, dat is niet aan ons om te beslissen. Alleen de koning zelf
kan toestemming geven.
Ik vind dat hij dat maar moet doen!
Ze had een vastberaden blik in haar ogen.
Maar je weet toch Trudie, dat het zomaar niet kan. Tina komt uit
een andere wereld en daar gelden andere wetten dan hier.
Ja, dat weet ik, antwoordde ze bedroefd en zuchtte diep. Maar ze
bleef koppig kijken.
Ben, zullen we Tina naar haar kamertje brengen? Theo kan dan
intussen nog even van de tuin genieten. Of ga je liever mee, Theo?
vroeg oma.
Ja, ik ga met jullie mee. Ik wil graag in de buurt van mijn
vriendinnetje zijn!
Terwijl de anderen naar de stilteruimte gingen, liep Trudie de trap op
naar haar eigen kamertje. Ze deed de deur goed achter zich dicht en
ging achter haar bureau zitten. Ze pakte een pen en een velletje
lichtblauw briefpapier. Max ging onder het bureau liggen, terwijl
Trudie begon te schrijven.
163
164
Hoofdstuk 16 Inzicht 4)
Madelon deed langzaam haar ogen open en keek in het bezorgde
gezicht van Tonio.
Gaat het weer een beetje, Madelon? vroeg hij.
Ze lag op de bank in de salon en voelde zich zo slap als een vaatdoek.
Wat is er gebeurd, Tonio? Ik voel me nogal beroerd, weet je.
We vonden het allemaal erg lang duren en daarom besloten we
een kijkje te gaan nemen. We vonden je bewusteloos op de grond
liggen.
Hij aarzelde even en vervolgde met angst in zijn stem: Theo en Tina
zijn verdwenen!
Ze veerde omhoog. De werkelijkheid drong zich weer met volle
kracht aan haar op. Ja, ze waren verdwenen in dat vreemde lichtveld! Ze zat nu rechtop en wist niets te zeggen. Ze zag alleen maar de
angstige gezichten van Tonio en Mieke.
Weet je waar ze zijn gebleven? vroeg Mieke met trillende stem. Nee,
Mieke, ik zou het niet weten. Het laatste dat ik van ze heb gezien is dat
ze langzaam in een zee van licht verdwenen. Ik heb dat nooit eerder
meegemaakt en ik kon er verder niets aan doen. Het was vele malen
sterker dan ik.
Er heerste een pijnlijke stilte. Madelon voelde onuitgesproken verwijten. Het deed haar pijn. Tonio merkte dat en legde geruststellend zijn
hand op haar schouder.
Natuurlijk keken we jou daar even op aan, Madelon. Maar we
weten nu dat er dingen zijn gebeurd die jij niet had kunnen voorzien
en die boven jouw macht zijn gegaan. Wees dus niet bang dat we je
de schuld geven.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------4)
Spreuken 3
3:5 Vertrouw op de Heere met heel je hart
En steun op je eigen inzicht niet
3:6 Ken Hem in al je wegen
Dan zal Hij je paden rechtmaken
3:7 Wees niet wijs in je eigen ogen
Vrees de Heere en keer je af van het kwade
165
Mieke knikte ten teken dat ze het met Tonio eens was.
Madelon zuchtte diep van opluchting. Ze had het gevoel dat er een
steen van haar hart viel nu ze wist dat haar vrienden haar geen
verwijten maakten.
Ik ben zo blij dat jullie achter me staan. Maar wil ik proberen na te
gaan wat er precies is gebeurd. Daarvoor heb ik de hulp van onze
vriend Chrtien nodig. Misschien weet hij meer.
Chrtien? vroeg Tonio verbaasd.
Ja, hij heeft inzicht in deze zaken, antwoordde Madelon.
Ze voelden zich direct een stuk beter bij de gedachte dat hun
vriend misschien hulp kon bieden,
Het duurde lang voordat de telefoon werd opgenomen. Maar ineens
was daar de vriendelijke stem van Chrtien.
Hallo Chrtien, je spreekt met Madelon. Hoe gaat het bij de
Verenigde Naties?
Hallo, Madelon, leuk dat je even belt! Bij ons is het ontzettend
druk, want er zijn grote problemen op deze wereld, zoals je weet. Is
de rust op jullie eilandje weer teruggekeerd na de heftige milieuconferentie?
Gelukkig wel! Ik ben blij met het resultaat! Maar we hebben nu een
probleem dat we niet kunnen oplossen. Daarom bel ik je.
Madelon legde in het kort uit wat er aan de hand was. Chrtien
luisterde aandachtig. Toen ze was uitgesproken was het even stil.
Blijkbaar dacht hij diep na.
Madelon, ik denk dat je niet bang hoeft te zijn. Je weet dat Theo
zeer geliefd is in de wereld van oma en Trudie. Ze zijn daar op de
hoogte van zijn liefde en zorg voor Tina. Vanwege Theo is de
beslissing over Tina uitgesteld. Hoe die beslissing zal uitvallen is
nog onbekend. Ik heb echter een groot vertrouwen in Theo. Geef
dat maar door aan Tonio en Mieke. En vergeet ze niet de groeten
van me te doen.
Dat doe ik zeker. Weet jij wanneer een beslissing wordt
genomen?
166
167
koeren van een duif. Hij voelde een diepe liefde en een grote
helderheid in zichzelf. Zo stond hij daar een tijdje te genieten van
het stille, fraaie landschap.
Hij schrok toen zachtjes aan zijn deur werd geklopt.
Oom Theo, kom je ontbijten? Oma heeft alles al klaarstaan in de
tuin! klonk het stemmetje van Trudie.
Hij deed de deur open en werd enthousiast begroet door Max die hem
van vreugde bijna omver gooide.
Even stoeide hij met Max en toen zoende hij Trudie op haar wang.
Hallo, lieverds! Zeg maar tegen oma dat ik eerst een douche neem en
dat ik zo naar beneden kom.
Joepie! riep Trudie en ze stormde, op de voet gevolgd door Max, de
wenteltrap af.
Terwijl Theo van zijn verkwikkende douche genoot, dacht hij aan Tina.
Ik moet allereerst weten hoe het met haar gaat, dacht hij. Hij waste
zich snel en stormde vervolgens, net als Trudie
en Max, haastig de trap af. Hij rende in de hal bijna oma omver, die
zojuist uit een aangrenzende kamer kwam.
Neem me niet kwalijk, oma, maar ik wilde zo graag weten hoe het
met Tina gaat.
Geeft niet, jongen! Ik ben zojuist bij haar geweest. Als je wilt
kunnen we even naar haar toe.
Fijn, ik wil haar graag zien!
Zachtjes opende ze de deur en ze gingen de kamer binnen. Tina lag
rustig te slapen maar had nog altijd een ongezonde rode kleur van
de koorts.
Ik heb haar kruiden gegeven waardoor de ontstekingen wat
verminderen, fluisterde oma. Maar echte genezing kan ik
daarmee niet bereiken.
Theo streek Tina liefkozend over haar zwarte haar en legde het
beertje Bruno dichter tegen haar aan.
Gauw beter worden, kleintje, hoorde oma hem zeggen. Ze was
onder de indruk van zijn liefde voor het kind.
Kom, Theo, we laten haar nu maar rustig slapen. Dat is goed voor
haar. Met tegenzin verliet hij de kamer. Hij was veel liever bij
haar gebleven.
168
Het is nog lekkerder als je er wat van omas slagroom opdoet! riep
ze blij, terwijl ze weer de keuken in rende.
En zo genoten ze een tijdje van de heerlijkste aardbeien met slag-room,
die er volgens Theo bestonden.
Oma keek trots naar het meisje.
Trudie tuiniert graag. Ze vindt plantkunde op school n van de
leukste vakken.
Toen Theo dat hoorde, ging zijn onderwijzershart sneller kloppen.
Hij werd nieuwsgierig.
Wat leren jullie op school, Trudie?
Het meisje keek even vragend naar oma die haar bemoedigend
toeknikte.
Nou, antwoordde ze ernstig, Het belangrijkste en leukste vak is
levenskunde. En dan kunst, zoals schilderen, tekenen, muziek en
ballet. En plant- en tuinkunde en paardrijden. Wat ik ook erg leuk
vind is het maken van gedichtjes en die voordragen.
Ze was heel enthousiast geworden terwijl ze de vakken opnoemde.
Leren jullie ook lezen, schrijven en rekenen? vroeg hij met grote
belangstelling.
Ze keek hem verbaasd aan.
Dat hoeven we toch niet te leren, oom Theo! Dat weten we toch
al!
Nu was het zijn beurt om verbaasd te kijken. Oma mengde zich nu
in het gesprek.
Kijk, Theo, in jouw wereld moeten de kinderen vanaf het begin
alles leren. Hier is dat niet nodig en kunnen de kinderen zich
bezighouden met de hogere ontwikkeling. Ik zal je daar vanmiddag
meer over vertellen als je wilt. Er zijn nog meer dingen waar ik
graag met je over zou willen praten. Is dat goed?
Ja hoor, oma, dat zullen we doen. Ik wil graag meer over het
onderwijs hier leren.
Allemaal goed en wel, onderbrak Ben het gesprek, Maar ik
heb weer genoeg gezeten voor deze ochtend. Ga je mee naar de
boomgaard, Theo? Als oma het tenminste goedvindt.
Ja, natuurlijk vind ik dat goed, malle jongen. Dat hoef je toch niet
te vragen! Ik loop even met jullie mee en daarna ga ik een
appeltaart bakken.
172
Lekker, appeltaart! riep Trudie blij. Max kreeg een hongerige blik in
zijn ogen toen hij het woord appeltaart hoorde.
Maar ik heb Trudie beloofd naar de aardbeien te kijken, merkte Theo
op. Dat doen we dus eerst.
En zo liepen ze over een kronkelig paadje naar de groententuin. Aan
beide zijden van het paadje bevonden zich hoge
bamboestruiken waar de wind zachtjes doorheen ruiste.
Ze kwamen uit op een grote groententuin. Er zaten enkele vogels in het
veld die van de aardbeien snoepten.
Moet je die niet wegjagen, Trudie! Voordat je het weet eten ze alles
op! meende Theo.
Nee, hoor, ze eten soms een lekkere aardbei maar zullen nooit
teveel wegnemen. Er blijft echt genoeg over voor iedereen.
Waaruit maar weer blijkt dat iedereen hier met elkaar rekening
houdt, dacht Theo.
Ze liepen langs het veldje, waarbij Trudie uitlegde welke voeding de
planten moesten hebben, en hoeveel water. En hoe je ze moest
verzorgen. Ze zei dat je met ze moest praten, dan werden de
aardbeien nog lekkerder.
Doen jullie ook aan bestrijding van insecten en ziekten, Ben? vroeg
Theo.
Nee, hoor. Ieder insect en iedere schimmel draagt op zijn eigen
manier bij aan het welzijn van de planten. De planten geven daarvoor voedingsstoffen aan hen terug. De planten vernieuwen zich
voortdurend, waarbij de oude delen worden afgestoten en de grond
verrijken. Zo is de cirkel gesloten. Je kunt natuurlijk wel extra
bemesting geven en de grond luchtig houden. Ook kan het zijn dat
insecten of schimmels teveel op n plant gaan zitten. Niet dat de
plant dan schade ondervindt, maar de ontwikkeling wordt dan iets
vertraagd. Dan moet je aan verplaatsing gaan doen. Zo is er altijd
wel werk aan de winkel. Trudie is daar dol op!
Ja, ik vind dat heel leuk en Max helpt mij altijd met het aangeven van
emmertjes en harkjes.
173
burgemeester van het dorp, die druiven kweekt die hij graag met ons
ruilt voor groenten en fruit. Ik gebruik de kruiden voor mijn
maaltijden. Ik experimenteer altijd om het eten nog smakelijker te
maken. Een ander deel is bedoeld voor de geneeskunde.
Zijn er hier dan veel kwalen, oma? informeerde Theo.
Nee, niet eentje. Maar we gebruiken deze planten en bloemen om
langs geestelijke weg hun geneeskracht door te geven aan artsen in
jullie wereld, die daarvoor open staan. En gelukkig met succes!
Grandioos! Geen kwalen! Maar er valt misschien toch wel eens
iemand van een trapje? hield Theo nieuwsgierig vol. Dan kan een
zalfje toch geen kwaad?
Hij vond het eigenlijk een flauwe vraag van zichzelf. Oma was echter
onverstoorbaar.
Bij ons kunnen we op zon moment de zwaartekracht aanpassen.
We schakelen dan meteen ons energieveld om, waardoor de
zwaartekracht met vertraging werkt. Stel dat je van die toren zou
vallen. Ze wees naar de hoge toren waar zich Theos logeerkamer
bevond.
Dan zul je jezelf afremmen en kom je rustig op de grond terecht.
Theo kon van verbazing niets zeggen.
Laat jij Theo de boomgaard zien, Ben? Ik ga even naar Tina
kijken. Ik zie jullie straks weer! vervolgde ze. Ze liep met
krachtige pas in de richting van het huis.
Tina is in goede handen bij oma, zei Ben.
Wat zouden we toch zonder haar moeten beginnen, h Trudie?
Ja, oom Ben, ze is de allerliefste oma. En wat zal Tina veel van haar
houden als ze beter is!
Het kind had tranen in haar ogen bij de gedachte aan het zieke
meisje. Maar ineens begonnen haar blauwe ogen weer hoopvol te
schitteren. Het leek alsof sterretjes in verschenen.
174
Een beetje moe maar tevreden kwamen ze tegen het middaguur terug
bij oma. Ze zat op het terras een boek te lezen. Uit de keuken kwam
een heerlijke baklucht. Theo informeerde meteen naar Tina.
Nog niet veel veranderd, Theo. Maar ze is wat rustiger en de
koorts is iets gedaald. Maar echt goed gaat het nog niet. Daar moet wel
meer voor gebeuren.
Wat eten we vandaag, oma? informeerde Trudie nieuwsgierig.
Wat ben je toch een lekkerbekje! antwoordde ze met een
vriendelijke glimlach.
We eten n van jouw lievelingsgerechten: aardappelpuree met
erwten. En dan een lekker bordje yoghurt met perziken. En het
voorgerecht is een kruidig groentensoepje.
Lekker, oma! juichte ze.
Zorg jij ervoor dat Max eten krijgt, Trudie? Meteen, omie!
Trudie liep naar de keuken, voorafgegaan door een hongerige Max. Het
eten was inderdaad voortreffelijk. Ze besloten de maaltijd met een fris
vruchtendrankje en Theo voelde zich prima op het zonnige terras met
zijn dierbare vriend en vriendinnen.
Theo, kunnen wij straks even met elkaar praten, vroeg oma.
Ik denk dat jij veel vragen hebt, waar ik je graag antwoord op zou
willen geven.
Dat klopt, oma. Dat zullen we doen.
En daarmee werd de gezellige middagmaaltijd besloten.
Zo kwam het dat oma en Theo in het vroege middaguur onder een
vrolijk wit-blauw gestreept luifel aan de vijver zaten, die in het grote
grasveld achter het huis lag. Ze noemden het de vijver, maar eigenlijk
was het een klein meer.
De hemel was strakblauw. De wind blies soms speelse golfjes over het
water, waarin de zon in duizenden puntjes schitterde. De golfjes
kabbelden zacht tussen het riet aan de oevers.
Het kleine cirkelvormige terras werd aan de achterkant omsloten
door hoge bamboestruiken. Een paar jonge eenden scharrelden over
het gras en pikten aan broodkorsten die Trudie daar had neergelegd.
176
Theo zat genietend in zijn stoel bij het tafeltje, waarop oma zojuist een
kopje thee neerzette.
Tja, Theo, het werd eens tijd dat ik je vertel over onze wereld.
Weet je wat het vreemde is, oma? Alles is hier goed en ik voel me
gelukkig. Ik denk steeds minder aan mijn eigen wereld. Is dat wel
goed?
Oma glimlachte en vroeg of hij een spritskoekje lustte.
Kijk, Theo, we zijn hier gelukkig omdat dat gewoon zo is. Daarom
begin je je eigen ongelukkige wereld te vergeten. Ook je lichaam zal
zich aanpassen. Zij zal steeds fijner en mooier worden. Heb je daar
misschien al iets van gemerkt, Theo?
Hij dacht even na en antwoordde lachend: Ik hoef steeds minder naar de
wc!
Dat dacht ik al, zei oma. Voedsel, water en lucht zijn hier
volkomen zuiver. Je lichaam produceert daarom weinig of geen afval.
En wat er vrijkomt kan gemakkelijk worden gebruikt als voeding
voor planten.
Theo floot van verbazing tussen zijn tanden door. Waarom kan dat bij
ons niet, oma?
Het doel van alle leven is liefde. Niet alleen voor zichzelf maar voor
alle leven. Zo heeft onze wijze Koning het bedacht. De mensen kennen
teveel eigenliefde. Dat is op zich niet verkeerd, maar onvolmaakt.
Eigenliefde moet uitgroeien naar liefde. Het gaat ook om het geheel,
snap je?
Niet helemaal, oma.
Dat is eenvoudig, Theo. Voel jij je gelukkig nu Tina ziek is?
U weet dat ik me daardoor ongelukkig voel, oma.
Dus je geluk hangt ook af van het geluk van een ander?
Klopt, oma!
Je ziet dus dat eigenliefde een beperkte vorm van geluk geeft. Geluk
voel je als je een ander blij kunt maken. En geluk voel je ook als je de
schoonheid van de natuur kunt zien.
Theo keek om zich heen en genoot even van de prachtige tuin. Hij zag
wat ze bedoelde maar was nog niet tevreden.
Waarom moeten wij lijden en sterven, oma?
177
Ik denk dat je het antwoord al weet, Theo. Jij hebt het Woord
van de Koning gelezen. De Koning heeft de mensen moeten
verbannen uit zijn schitterende land omdat ze tegen hem in opstand
kwamen. Sindsdien kun je een mens vergelijken met een
vloedplas. Als deze geen voeding meer krijgt van de zee,
zal ze verdwijnen. Liefde is als de zee: zij voedt de mens voortdurend met leven. Omdat de mens geen contact meer heeft met
het Leven van de Koning, sterft hij.5)
Maar oma, onschuldige kinderen als Tina dan! Tina is ziek en zal
misschien sterven. Zon lief kind is toch niet te vergelijken met die
vloedplas!
Oma zuchtte diep, ze wist ook wel hoe erg het was.
Ik weet dat mijn uitleg koel overkomt, Theo. Maar je weet dat het
niet zo eenvoudig is. Je hebt in het Woord van de Koning gelezen hoe
erg hij het vindt dat hij het contact met de mensen heeft moeten
verbreken. Daarom heeft zijn zoon het op zich genomen om dit contact
te herstellen. En je weet ook hoe zijn zoon heeft moeten lijden . 6)
Ze waren een tijdje stil.
Maar je weet ook dat zijn zoon de dood heeft overwonnen en dat
degenen die in hem geloven, mogen terugkeren naar hun Hemelse
Vaderland. En je weet ook dat kinderen ook bij Hem terugkomen. 7)
Ja, ik weet het oma, zei Theo, maar het afsterven van je lichaam is
iets afschuwelijks. Zeker als dat bij een kind gebeurt.
Ik ben het helemaal met je eens, Theo. Maar je weet eveneens dat een
mens zijn aardse woning moet verlaten om zo zijn eeuwige Vaderland
te kunnen binnengaan. Tenminste, op voorwaarde dat hij op de Koning
en zijn zoon vertrouwt.8)
Theo dacht een tijdje na over deze woorden.
Mag ik nog iets vragen, oma?
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5)
Genesis 2
2: 16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten
2: 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten,
want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
178
6)
Hebreen 2
minder
de
2:9
Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die voor korte tijd
dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door
de
het
is,
kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het
Koninkrijk van God.
10:15 Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal
beslist niet binnengaan.
10:16 En Hij omarmde hen en terwijl Hij de handen op hen legde, zegende Hij hen.
8)
Johannes 3
3:36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam
zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------
Ga je gang, jongen.
Waarom mag ik hier bij jullie komen? Ik ben hier met mijn aardse
lichaam dat niet is gestorven.
Dat weet ik niet. Ik heb begrepen dat anderen dat graag aan jou willen
uitleggen. Je hebt in ieder geval de aandacht getrokken in Hogere
Kringen, zei ze glimlachend.
Theo liet zich in de kussens van zijn tuinstoel zakken en dacht een
moment na.
Sterven mensen hier niet, oma?
Nee, dat gebeurt niet. Er vindt veroudering plaats die overigens
heel lang duurt. Op zeker moment is het dan tijd naar een hogere
wereld te gaan. Je kunt daarna een keuze maken. Je kunt in die
Hogere Wereld gaan wonen of terugkeren naar je oude omgeving.
In het laatste geval kom je verfrist, met nieuwe kennis en ervaring
terug. Zo kun je je nog beter inzetten voor de vervolmaking van het
leven. Zo zijn de vader en moeder van Trudie destijds teruggekeerd
naar deze wereld. Dat heeft geleid tot de geboorte van Trudie en dat
is een heel goed besluit geweest. Dat zul je vast wel met me eens
zijn, denk ik.
Nou en of, antwoordde Theo. Zon lief en verstandig meisje.
179
180
Ook geen probleem. De natuur weet precies wat nodig is voor het
welzijn van ons allemaal.
Een wijze en redelijke natuur, dacht Theo bij zichzelf.
Een luide knal onderbrak zijn sombere gedachten.
Trudie genoot zichtbaar van het onweer. Ze stond met haar gezicht
tegen het raam gedrukt naar buiten te kijken. Max vond er niet zoveel
aan want hij lag te soezen onder de tafel.
Oma was nog even naar Tina gaan kijken omdat het meisje
misschien bang zou zijn voor het onweer. Maar ze lag rustig te
slapen.
Weet je wat het mooiste is? zei Trudie enthousiast, terwijl ze zich
omdraaide. Als straks de bui voorbij is, zien we misschien de
regenboog met al die mooie kleurtjes!
De regen en wind leken inmiddels wat aan kracht te verliezen. Ver weg
boven de bossen, waar de bui vandaan was gekomen, werd een
langzaam groeiende brede strook licht zichtbaar. Korte tijd later wierp
de zon een eerste schuchtere lichtstraal onder de donkere wolkenrand
door. Meer lichtstralen volgden die een zilverwitte glans aan de
regendruppels gaven. Alsof er ontelbare kleine zilverstukjes uit de
lucht vielen, tegen een ruime lichtgouden achtergrond. Het was een
prachtig tafereel!
Het klaarde steeds meer op en de hemel was nu in twee delen gesplitst. Het ene deel werd gevormd door het gouden licht en het
andere deel bestond uit de wegtrekkende wolken. De donkerte zou
het onherroepelijk gaan verliezen! De zon won steeds meer terrein en gaf de achterkant van de donkere wolken een vriendelijker
uiterlijk.
Kijk, oom Theo! jubelde Trudie. Daar komt de regenboog!
En inderdaad, tegen de grijsgrauwe achtergrond van de langzaam
wegtrekkende bui, vormde zich een schitterende regenboog. Hoger
en hoger klom zij, terwijl zij langzaam haar kleurenpracht
opbouwde.
Wat mooi! riep Trudie uit.
183
Het deed Theo denken aan een soort gedichtje dat hij in zijn
studententijd had gemaakt over de regenboog. Hij kende het nog van
buiten en onwillekeurig declameerde hij het zachtjes:
De regenboog
Gespannen door de hand van de Schepper,
omvat zij de wereld in de mooiste kleuren.
Zacht kust zij de aarde in haar milde licht.
In een wijde boog reikt zij tot in de hemel.
Wonderlijke schoonheid en Alles wordt nieuw.
Zilveren regendruppels tikken zacht
van het frisse groen op de grond.
Langzaam gaat de donkere bui heen.
Een merel zingt. Windstil.
Een gouden kleurenboog.
Vrede daalt neer in het mensenhart.
Dan spreekt de Schepper vol liefde:
Zie, dit is mijn teken van het verbond.
Er is vrede tussen hemel en aarde, er is
vrede tussen jou en Mij.
Laat ons wandelen naar de hoogte van
de boog waar ik woon en waar jij zult
wonen.
Het was even stil. Ze hadden ontroerd naar hem geluisterd.
Dat was prachtig, Theo! zei oma. Heb je dat zelf gemaakt?
Ja, oma, ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot dit mooie
natuurverschijnsel.
Wist jij dat de regenboog een geschenk is van de Koning, oom
Theo, vroeg Trudie.
Nou, weten niet, antwoordde Theo, maar ik heb het eigenlijk altijd
wel aangevoeld.
184
187
188
Hoofdstuk 18 De prinsessen
De volgende morgen waren ze vroeg opgestaan. Theo voelde zich
gespannen want dit was de dag dat de prinsessen kwamen.
Trudie zat aan de ontbijttafel druk te kwebbelen waaruit bleek dat
ze zenuwachtig was. Ben was al in alle vroegte in de boomgaard
gaan werken.
Hoe laat zouden ze komen, oma? vroeg Trudie.
Nou, dat zal niet lang meer duren. Het is bekend dat de prinses
altijd vroeg opstaat. Trudie, we moeten nodig beginnen met
pannenkoeken bakken, hoor! Heb jij al aardbeien geplukt?
Ojee, oma, helemaal vergeten! Ik ga dat meteen doen!
Ze rende naar de schuur om een mandje te pakken.
Je ziet wel, Theo, verzuchtte oma, dat de komst van de
prinsessen heel wat losmaakt! Maar ik ben wel blij dat ze komen,
want het gaat slecht met Tina.
Inderdaad, oma. De prinsessen zijn blijkbaar toch wel zeer
bijzondere personen.
Dat is zo. Je moet bedenken dat prinses Sandrine zeer dicht bij de
koning staat. Het is ook algemeen bekend dat de koning bijzonder
veel met haar op heeft. Dat geldt trouwens ook voor de andere
prinsessen.
Ze was even in gedachten en vervolgde toen op praktische toon:
Zullen we de tafel dan maar even afruimen, Theo?
En zo was iedereen druk in de weer. Ze merkten daarom niet dat
een sierlijke koets, die werd voortgetrokken door twee paarden,
langzaam de iepenlaan opreed. De wagen was in de kleuren wit en
geel geschilderd met een bescheiden gouden kroontje op ieder
portier. De koetsier leidde de paarden met gemak door het zonnige
laantje. Voor het huis van oma trok de koetsier zachtjes de teugels
aan, waarna het rijtuig stilhield. Even een korte stilte, waarbij alleen
het gesnuif van de paarden te horen was.
De eerste die het gezelschap zag was Max die vrolijk
kwispelstaartend naar het hek liep. Trudie liep net met een volle
189
hart leek te smelten. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij was
totaal van de wijs.
Hij stamelde: Ja, ik ben Theo. Leuk met u kennis te maken, prinses
Sandrine.
Inmiddels waren ook oma en Marie-Christine naar hen toegelopen.
Marie-Christine keek hem een beetje verlegen aan en stelde zich
eveneens aan hem voor.
De beide zusjes stonden nu vlak voor hem en hij moest lachen.
Sorry dat ik lach, maar ik vind het zo leuk u beiden te zien. U lijkt
precies op elkaar en doet ook precies hetzelfde. Ik vind dat reuze
grappig!
Beide meisjes lachten op dezelfde manier en lieten daarbij hun
mooie witte tanden zien.
Fijn dat je ons aardig vindt, Theo, zei Sandrine.
Maar je hoeft overigens geen u tegen ons te zeggen, hoor! Waar is
Charlotte overigens, onze kleine wildebras?
Ze had de vraag nog niet gesteld of Trudie, Charlotte en Max
renden achter elkaar de voortuin in.
Hallo Sandrine en Marie-Christine! riep Trudie hijgend en wierp
zich tegen Sandrine aan die haar omhelsde.
Hallo Trudie, wat ben ik blij je te zien! Ik ben ook zo blij,
Sandrine!
Toen omhelsde ze ook Marie-Christine.
Is Ben er niet, oma? vroeg Sandrine.
O, hij is in de boomgaard aan het werk en je weet dat hij dan alles
vergeet. Maar hij zal zo wel komen.
Sandrine keek ineens ernstig.
Oma, jullie hebben hier een ziek meisje uit de wereld van Theo. Hoe
is het met haar?
Heel slecht, prinses. We maken ons grote zorgen over haar, zoals
je weet.
Ik zou haar nu graag willen zien, oma.
Dat is prima, dan gaan we meteen naar haar toe. Ga je mee, Theo? En
Trudie, wil jij kersenlimonade voor de prinsessen inschenken? Ja
hoor, oma!
192
Theo liep met de prinsessen en oma naar de kamer van Tina. Ze deden
voorzichtig de deur open en zagen dat het kind onrustig in haar bed lag
te draaien.
Ik denk dat ze zelfs nog zieker is geworden, fluisterde oma.
Theo keek naar Sandrine en zag haar gezichtsuitdrukking veranderen. Eerst keek ze vol liefde naar het kind en toen keek ze bijzonder
ernstig.
Marie-Christine huilde zachtjes.
Wat is ziekte toch iets afschuwelijks! Tegennatuurlijk en zinloos.
Waarom luisteren de mensen niet naar onze goede Koning, Theo?
vroeg de prinses op droevige toon.
Theo voelde zich machteloos en haalde zuchtend zijn schouders op.
Sandrine keek vol medelijden naar Tina.
Wat een mooi en lief kind! Ik kan haar geen moment langer zien
lijden!
Ze ging naast haar op de rand van het bed zitten en streek het
kind liefdevol over haar verwarde zwarte haren. Theo voelde dat de
sfeer in de kamer langzaam veranderde. Alsof de kamer lichter en
vrolijker werd. Sandrine legde haar hand voorzichtig op het
voorhoofd van Tina. Theo zag tot zijn verbazing dat haar hand een
blauwachtig licht begon uit te stralen dat zich langzaam verspreidde
over het hoofdje van Tina. Theo kende dit verschijnsel inmiddels en
hij kon er ook nu weer de kracht van voelen. Maar dit licht was
anders. Het was persoonlijk, warm en vol liefde. Het werd niet door
een collector opgewekt maar door een liefhebbend mens. Hij kreeg
er een heerlijk koesterend en geborgen gevoel van. Zo ook Tina.
Het licht had zich inmiddels over haar hele lichaam verspreid en ze
werd langzaam rustiger.
Tina, uit naam van de Koning wil ik je vragen beter te worden.
Neem Zijn Licht in je op en en wil daardoor genezen zijn!
Theo wist het nu: in het oneindige, zuivere licht van de koning kon
geen duisternis bestaan! Al het onvolmaakte werd daarin weer
volmaakt. Het was een kracht die onweerstaanbaar was en alles kon
doordringen!
193
Het was iets ongelooflijks! Het was iets dat niet in woorden kon
worden uitgelegd! Hij kon niet begrijpen dat hij dit allemaal mocht
meemaken.
Tina deed haar ogen langzaam open sloot ze meteen weer. Ze
moest blijkbaar even aan het licht wennen. Ze haalde diep en rustig
adem. Sandrine nam haar hoofdje in haar handen en kuste het
meisje op haar voorhoofd.
Welkom, Tina, in ons land van vrede en schoonheid! Welkom
thuis!
Het meisje wreef in haar ogen en schonk Sandrine haar liefste lach. Ze
keek rond en zag Theo naast de prinses staan. Haar ogen
schitterden van vreugde en ze vroeg zwakjes:
Oom Theo, is mama er ook?
Mama komt zo, kleintje, antwoordde Theo terwijl hij haar
knuffelde. Maar hier zijn er die ook graag bij je willen zijn!
Hij legde het beertje Bruno links naast haar op het hoofdkussen en
Benno aan de andere kant.
Ze pakte de beertjes dankbaar vast, stak haar duim in haar mond en
viel met een glimlach in slaap.
Hij voelde zich onuitsprekelijk gelukkig en omhelsde eerst de
prinsessen en toen oma. Ze lieten hun tranen de vrije loop van
vreugde!
Even later vroeg Theo bezorgd aan Sandrine: Wordt ze echt
beter?
Ja hoor, wat jullie ziekte noemen is verdwenen. Tina heeft alleen nog
veel slaap nodig.
Buiten zat iedereen in stilte op het terras te wachten. Ben had
zich inmiddels ook bij het gezelschap gevoegd. Toen ze Sandrine
zagen stormden ze op haar af.
Hoe gaat het met Tina? vroeg Trudie met trillende stem. Sandrine
pakte haar handen vast en zei:
Ze is helemaal beter maar je mag nog niet naar haar toe, Trudie. Ze
moet nog een tijdje slapen om op krachten te komen.
We laten haar nog even in de bekwame handen van oma.
194
Maar ik denk, Theo, dat je hierover met Sandrine moet praten. Zij weet
er meer van dan ik.
Ja, dat zal ik doen. Bedankt voor uw uitleg, oma.
Hij liep naar buiten en ging naast Sandrine zitten.
Ik heb zojuist gezien wat je bedoelde, Sandrine. Oma heeft me
alles uitgelegd. Wat mij betreft: ik wil hier best blijven. Maar ja, ik
houd veel van mijn vrienden ginds. En de gedachte dat Mieke en
Tonio hun Tina moeten missen vind ik onverdraaglijk. Dat begrijp
je wel!
Ze keek hem ernstig maar hartverwarmend aan.
En of ik je begrijp, Theo! Maar ik ben niet degene die de beslissing neemt. Deze dingen behoren aan de koning toe, zoals je weet.
Het was een moment stil, waarin alleen de vrolijke stemmen van
Charlotte en Trudie achter uit de tuin te horen waren.
Marie-Christine had tot nu toe gezwegen en vond het blijkbaar tijd
om iets te zeggen.
Maar Sandrine, het heeft toch geen haast. Er is nog genoeg tijd
voordat er wordt beslist. En waarom zou Theo niet zelf met de
koning gaan praten?
Sandrine keek haar zusje verwonderd aan. Hoewel ze altijd
dezelfde gedachten hadden kwam dit toch als een verrassing.
Maar zusjelief, je weet toch dat Theo onmogelijk met de koning kan
gaan praten. Hij kent de weg niet en ook kent hij het geheim van de
regenboog niet. Dat weten zelfs de mensen in dit land niet. En je weet
toch ook waarom dat een geheim moet blijven.
Marie-Christine kreeg een ondeugende uitdrukking op haar gezicht.
Maar als ik dan met Theo mee zou gaan?
Sandrine schrok ervan. Was dit haar bescheiden jongere zusje? Dat was
ze niet van haar gewend. Ze kon haar oren bijna niet geloven. Zou ze
dan tegen de Grootste Wet van de koning durven ingaan? Ben zat met
open mond van verbazing naar Marie-Christine te kijken. Ook hij was
verrast.
Dat kun je toch niet ernstig menen, Marie-Christine?
O jawel hoor, ik geloof wel dat ik dat zou durven!
197
Maar zusje, ik laat je niet gaan hoor! Ik weet namelijk niet wat er
dan met je zal gebeuren.
Ik ben helemaal niet bang voor de koning!
Maar als hij dan kwaad op jullie wordt?
Waarom zou hij kwaad op Theo worden? Alleen maar omdat hij
van zijn vrienden houdt? Of op mij, omdat ik van Theo houd?
Terwijl ze dat zei, kreeg ze een vuurrood hoofd. Ze leek zich te
hebben versproken.
Ojeetje, stamelde ze, Zo had ik dat niet bedoeld hoor!
Sandrine en Ben moesten hartelijk om haar lachen. Ze was een
goudeerlijk kind. Ze zei altijd wat ze dacht.
Zusje van me, wat moet ik nu toch van je denken?
Ja, maar het is wel waar wat ik zei. De koning zegt altijd dat alles
dat uit echte liefde gebeurt goed is. Dan kan hij toch niet boos
worden.
En ... en, ze aarzelde even, en het is ook waar dat ik Theo lief
vind.
Ze keek verlegen naar de grond. Ze bloosde nog steeds hevig, maar
het meisje was zo zuiver en eerlijk dat ze alleen maar de waarheid
kon spreken. Sandrine streek haar zus liefkozend over haar
fluweelzachte haren.
Misschien heb je wel gelijk! Wie zuiver liefheeft kan nooit
verkeerd doen. Maar Theo en Tina komen uit een andere wereld,
waarin de mensen zich hebben afgekeerd van de koning. Het is al
heel bijzonder dat ze hier mogen zijn. En dan ook nog naar de
koning?
Nu mengde ook Ben zich in het gesprek.
Maar de koning weet toch dat ze hier zijn. Hij heeft dat toegestaan
en laat hij daarmee niet zien dat hij hen vertrouwt? Ik vind dat
prinses Marie-Christine gelijk heeft. Wie kan er nou toch kwaad op
onze prinses worden? Toch zeker onze goede koning niet?
Sandrine knikte.
Maar dan ga ik ook mee. Waar mijn zusje is, daar ben ik!
198
Theo was diep ontroerd. Hier werd echt alles eerlijk besproken. Hij
voelde zich steeds meer thuis in deze wereld.
Sandrine vervolgde: Maar eerst moeten we aan Theo vragen of hij met
ons naar de koning wil gaan.
Ze keek hem met vragende blik aan. Zou hij dit aandurven?
Nu ik eenmaal zover ben gekomen, wil ik die grote stap ook
zetten, antwoordde hij.
En voor Tina ga ik naar het uiterste puntje van het heelal als dat nodig
mocht zijn!
Ze keken hem blij aan.
Dat is dan afgesproken! We gaan naar de koning! Maar we blijven
eerst nog gezellig een tijdje bij oma. Dan kan Tina nog wat op kracht
komen. Is iedereen het daarmee eens?
Ze waren het roerend met haar eens.
Aan mijn dagboek
Het is middernacht en ik geniet volop van de stilte.
Ik heb de goede gewoonte van mijn lieve Madelon overgenomen om mijn
ervaringen in een boek op te schrijven.
Ik maak als gewoon sterfelijk mens dingen mee, waar niemand zelfs in
zijn stoutste dromen aan toekomt. Ach, de mensen zullen zeggen dat ik
een dagdromer ben met een op hol geslagen fantasie! Het zij dan zo!
Ik ben in een andere, zuivere wereld terechtgekomen. Ik zie nu hoe
respectloos en gewelddadig wij op onze planeet met onszelf en elkaar
leven. Oma heeft uitgelegd dat wij ons hebben afgekeerd van de Koning.
De mensheid dwaalt steeds verder af en dood, pijn en verdriet zijn het
trieste gevolg.
In de wereld waar ik nu ben, leeft iedereen in volledige harmonie met
elkaar en de natuur. In plaats van dood is er leven, in plaats van pijn en
verdriet is er vreugde en schoonheid!
199
Ik merk dat ik steeds meer deel ga uitmaken van deze zuivere wereld.
Mijn sterfelijke lichaam dat ik heb meegenomen, verandert steeds
meer. Het voelt lichter aan en het gaat veel beter, veel gezonder
functioneren.
Het eten is hier zuiver plantaardig en buitengewoon smakelijk. Oma is
een kunstenares op het gebied van koken. Groenten en fruit zijn hier
talloze malen lekkerder dan bij ons!
Je zult wel begrijpen dat ik hier gelukkig ben en heel graag wil blijven.
Het moment dat Tina door Sandrine werd genezen, zal ik nooit vergeten.
Ik voelde haar liefde voor Tina, en dat gevoel is met geen woorden te
beschrijven. Een geluk dat tot het diepst van mijn wezen ging!
Tina is nu helemaal beter! Maar het is de vraag of zij en ik mogen
terugkeren naar onze eigen wereld. Alleen de Koning kan hierover een
beslissing nemen. Op voorstel van Marie-Christine gaan we binnenkort
bij de Koning op visite.
Ik ben blij dat de prinsessen meereizen, want ik ben maar een gewoon
mens. Ik ben gelukkig en verheug mij in de liefde en goedheid van de
mensen hier, Mijn vreugde is echter niet compleet omdat ik Madelon
mis.
Mijn liefste, ik verlang toch zo naar je! Ik zou willen dat je bij ons was
en in ons geluk kon delen.
Madelon, mijn enige, mijn innige liefde!
Met een diepe zucht legde Theo zijn dagboek op het nachtkastje.
Ondanks alle vreugde voelde hij het gemis van zijn vriendin. Was
ze maar bij hem en kon hij haar maar even in zijn armen houden.
200
Het is middernacht en ik lig in mijn bed te luisteren naar het geruis van
de golven. Het is een warme avond en ik heb gezellig de hele avond met
Grard buiten zitten praten.
Maar mijn ziel is bedroefd, mijn hart doet pijn. Al lange tijd hebben wij
niets meer van Theo en Tina gehoord. Mieke en Tonio hebben de moed
opgegeven. Ze denken dat onze geliefden dood zijn, gewoon van de
aardbodem verdwenen! Ze zoeken troost bij elkaar met de gedachte dat
Theo en Tina bij elkaar zijn. Dat Tina niet bang hoeft te zijn met haar
grote vriend Theo in de buurt!
Eerlijk gezegd, begin ik ook te twijfelen. Waar zijn ze toch?
Ach, ik moet nu even stoppen want ik moet weer huilen.
Neem me niet kwalijk, lief dagboek ....
Daar ben ik weer; het huilen heeft me niet echt opgelucht. Theo, mijn
liefde, wat gebeurt er toch allemaal met jullie? Maken jullie het goed?
Hoe gaat het oma en Trudie?
O, Theo je moest eens voelen hoe ongelukkig ik ben! Wat zou ik graag
willen dat je naast me lag. Dat ik je kon zien, kon voelen; je stem horen.
Maar mijn bed is leeg en koud. Mijn verdriet is te groot om te dragen.
Waarom toch, mijn lieveling? Waarom?
Theo, mijn enige, mijn innige liefde .!
202
Het is ook wreed dat Chtien, onze grote vriend, verdwenen is. Het
laatste dat Madelon heeft gehoord is dat hij maanden geleden naar de
binnenlanden van Brazili is vertrokken met een opdracht voor de VN.
Sindsdien wordt hij vermist.
Weer bekroop haar dat gevoel van wanhoop. Inderdaad, ook hun grote
steun en toeverlaat, Chrtien, was spoorloos verdwenen. Om gek van te
worden!
Het lijkt me verstandig dat we morgen Madelon nog eens bellen,
meende Tonio.
Misschien weet ze inmiddels iets meer. Goed?
Ja, dat lijkt me een goed idee, antwoordde ze met een diepe
zucht.
Corsica werd gekoesterd door een warme ochtendzon. Madelon
werd die ochtend laat wakker. Ze had slecht geslapen want ze werd
gekweld door sombere gedachten over Theo en Tina. Ze voelde
zich verantwoordelijk voor hun verdwijning. Zij had immers
krachten opgeroepen die boven haar macht gingen en zich nu tegen
haar hadden gekeerd.
Ook haar vriend Chrtien was spoorloos verdwenen in de uitgestrekte oerwouden van Brazili.
Ze stond op, nam een douche en begaf zich naar het zonnige terras,
waar een gedekte ontbijttafel klaarstond. Ze at een beschuit met
suiker maar proefde er niets van. Ze was diep in gedachten
verzonken.
Wat moest ze doen? Nog maar een keertje naar de stilteruimte? Voor de
zoveelste keer. Ze wist dat het niet zou helpen. Ze kon al maanden geen
enkel contact meer krijgen. Het was om moedeloos van te worden!
Nee, het was duidelijk dat de hogere wereld zich voor haar had
afgesloten. Maar waarom dan toch? Wat had ze dan verkeerd gedaan?
Ze kon het niet begrijpen.
Ze werd in haar gepieker onderbroken door Grard die terugkwam van
zijn ochtendwandeling met de honden.
205
Ja, Lisa ken ik nog heel goed! En haar knorrige vriendin Gertrud ben ik
ook niet vergeten!
Terwijl ze dat zei, kwamen herinneringen bij haar terug van de
onvergetelijke dagen die ze met Theo op haar eilandje had
doorgebracht.
Gevolgd door de honden rende ze naar het huis.
Daar aangekomen belde ze direct het nummer dat Grard had genoteerd. Ongeduldig telde ze de pieptonen.
Bonjour, met Lisa! klonk de hartelijke stem van Lisa.
Hallo, Lisa, met Madelon! Ik hoorde zojuist van Grard dat je me hebt
gebeld. Hoe is het met je? En met Gertrud?
O, het gaat heel goed met ons. Sinds ons bezoek aan jullie
prachtige eilandje is er zoveel veranderd. Gertrud is mijn beste
vriendin geworden. Je zou haar niet meer herkennen, Madelon! Ik
moest je de hartelijke groeten van haar doen!
Fijn om dat te horen, Lisa. Doe haar mijn groeten terug, wil je? Zal ik
zeker doen. Hoe is het bij jullie?
Niet zo goed. Maar dat kan ik je niet allemaal per telefoon
uitleggen.
Dat geeft niet, onderbrak Lisa haar, Ik ben vlak bij jullie in de buurt,
zie je. Ik heb een opdracht van Gertrud gekregen in Sardini en ik zit
op een paar uurtjes varen van je af.
Ik zou het heel leuk vinden als je bij me op visite kwam, Lisa! Even
een korte stilte.
Daar belde ik je eigenlijk over op. Ik wil je graag iets vertellen. Ik
zou heel graag bij je langs komen, Madelon. Wanneer komt het je
gelegen?
Wat mij betreft kun je ieder moment komen als je zin hebt. Zal ik je
met het jacht laten ophalen?
Ja, heel graag. En ik kan nu al vertrekken.
Madelon vond het heerlijk om haar stem te horen. Ze wilde het aardige meisje graag op haar eiland ontvangen.
Ik zal Grard vragen direct te vertrekken. Waar moet hij
aanleggen?
207
Ik zit vlakbij de haven van Olbia. Hij kan daar het beste naartoe
varen. Ik wacht daar op hem.
Fijn, dat is afgesproken, Lisa! Hij is al zo goed als onderweg.
Prettige reis en ik verheug me erop je vanavond te zien. Tot dan! Ja,
ik vind het ook leuk je weer te zien, Madelon. Tot vanavond! Madelon
legde voorzichtig de telefoon op tafel. De prettige stem van Lisa klonk
nog even na in haar oren.
Ze liep snel naar buiten en vroeg Grard of hij meteen naar Olbia
wilde varen om Lisa op te halen.
Dat was volgens hem geen probleem. Ze zouden binnen een uur
kunnen vertrekken. Hij groette haar, draaide zich om en riep dat hij in
de vroege avond terug zou zijn.
Ze zwaaide naar hem en keek hem lang na. Die goeie Grard, wat
zou ze zonder hem moeten beginnen! Ze was hem erg dankbaar.
Wat was ze blij met het onverwachte bezoek! Ze zou een lekker
etentje klaarmaken. Ze zou het heel gezellig gaan maken, dat wist
ze zeker!
Terwijl ze naar de keuken liep, rinkelde de telefoon. Bonjour, met
Madelon.
Dag Madelon, met Tonio! Hoe is het daar in het zuiden, zo vlak bij
bella Sardinia?
Madelon wilde zeggen dat het goed ging, maar dat zou oneerlijk zijn.
Ze wist precies waarom hij belde.
Het weer is goed, Tonio, maar je weet hoe ik me voel.
Ja, Madelon, je voelt je net zoals wij: moe en radeloos!
Zo is het, Tonio. Er zijn momenten dat ik me geen raad weet. Dat
ken je ook wel, denk ik.
Ja, ik herken het. En met Mieke is het net zo. Ze heeft een slechte
nacht gehad. Veel piekeren en huilen, weet je!
Ja, ze kon het zich goed voorstellen. Het deed haar pijn te weten dat ze
zo moesten lijden. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze kreeg het
gevoel dat haar keel werd dichtgeknepen.
Ik vind het afschuwelijk voor jullie, Tonio! hoorde ze zichzelf met
een hese stem zeggen.
208
Een uurtje later zaten ze met elkaar te genieten van een Italiaanse
maaltijd.
Ik heb de laatste tijd veel spaghetti gegeten maar die kon toch niet
tippen aan dit heerlijke diner, Madelon! zei Lisa smullend.
Ik ben blij dat je het lekker vindt. Hoe is het op ons grote
buureiland Sardini, Lisa?
Nou, Gertrud en ik waren de afgelopen week op een congres over de
kustwatervervuiling in Itali. Men is van goede wil om de juiste
maatregelen te treffen. En Sardini is een prachtig eiland met
fantastische mensen, zoals je weet!
Ja inderdaad, bijna nergens vind je zulke aardige en gastvrije
mensen als daar. Hoe is het met Gertrud?
Gertrud is mijn beste vriendin geworden. Ze is sinds ons bezoek hier
enorm veranderd. Ze is soms wel eigenwijs, maar dan op een heel
leuke manier, vind ik.
Lisa nam een slokje wijn en keek Madelon ineens ernstig aan.
Ik heb jou en Theo nooit meer vergeten, Madelon. Ik ben zo
blij dat ik weer hier ben! Wat vind ik het jammer dat Theo er niet
is.
Madelon keek even op. Hoe wist Lisa dat?
Ja, ik weet dat Theo al heel lang weg is, vervolgde ze. Ik kan je er
meer over vertellen.
Madelon was volkomen verrast. Wat wist Lisa van Theos
verdwijning? Ze ging op het puntje van haar stoel zitten en keek Lisa
met vragende ogen aan.
Lisa legde haar hand op de arm van Madelon en begon te vertellen.
Weet je nog dat ik op die avond bij jullie met jou ben meegegaan in
het grote licht?
Madelon knikte zwijgend.
Jij bent toen een eindje met me meegegaan naar een schitterende
lichte wereld. Maar op een bepaald moment moest jij terug en
mocht ik verdergaan.
Ja, ik kan me dat nog heel goed herinneren, Lisa. Ik wilde zo graag
met je mee, maar ik werd niet uitgenodigd.
Lisa ging verder met haar verhaal.
210
kwam lopen. Hij kwam recht op me af. Het was een grappige
bruine hond met hier en daar een wit vlekje en een schrandere kop.
Hij liep kwispelstaartend op me af en likte mijn hand. Ik hield
meteen van het beestje en aaide hem over zijn vacht die heerlijk
zacht aanvoelde!
Madelon zat ademloos naar haar te luisteren. Ja, zon eerlijk en
zuiver meisje als Lisa hoorde precies in dat land thuis! Net zoals
haar eigen goedhartige Theo! Wat een bevoorrechte mensen!
Even later hoorde ik het stemmetje van een meisje. Ze riep:
Maxje, waar ben je nou? Waarom loop je toch altijd weg?
Toen kwamen twee kleine meisjes om de bocht van het weggetje
rennen. Ze leken helemaal niet verrast te zijn over mijn
aanwezigheid. Integendeel, ze kenden me blijkbaar goed! Het
voorste meisje kwam naar mij toe en gaf me een hand.
Hallo Lisa, ik ben Trudie en mijn hond heet Max!, zei ze vrolijk.
Ze was misschien een jaar of tien oud en had lieve lichtblauwe ogen
en lange blonde krullen. Het andere meisje, dat ongeveer net zo oud
was, stelde zich aan mij voor als Charlotte. Ze had zwarte ogen en
kort gitzwart krulhaar.
Je zult wel begrijpen dat ik van verbazing geen woord kon uitbrengen. Ik begreep er niets van en meende dat deze droom nu wel
erg vreemd werd! Trudie leek het te begrijpen want ze legde haar
handje in mijn hand en zei geruststellend dat ik niet bang hoefde te
zijn.
Ze vertelde dat oma Willemijn had gevraagd of zij en Charlotte naar
de buitenpoort wilden lopen om een belangrijke boodschap aan een
goede vriendin van Theo te geven.
Ze overhandigde mij een brief en vroeg of ik die aan jou wilde
geven. We hebben nog een tijdje gezellig zitten praten en toen werd het
voor mij helaas tijd om te vertrekken.
Ze vonden het jammer dat ik niet mocht blijven, want ze vonden me
erg aardig. Nadat ik afscheidskusjes van de beide meisjes had
gekregen, en een lik over mijn neus van Max, viel ik in slaap en
werd wakker op het strand van Sardini.
212
Het gaat goed met jullie geliefden! Tina is helemaal genezen van haar
ziekte, maar heeft nog veel rust nodig omdat ze erg verzwakt is.
Ze zal echter we spoedig helemaal de oude zijn.
Maar ons geluk kan niet compleet zijn bij de gedacht dat jullie in
kwellende onzekerheid verkeren. Het probleem is echter dat onzeker is of
Theo en Tina naar jullie wereld kunnen terugkeren. We hopen hierover
binnenkort een gesprek te hebben met de Koning. We zullen ons in ieder
geval bij zijn beslissing moeten neerleggen.
Maar je moet geloven dat we ons uiterste best zullen doen omdat we veel
van jullie houden!
We beloven dat we jullie op de hoogte zullen houden van het verdere
verloop.
Veel lieve groeten aan iedereen!
Oma Willemijn
Hoera! riep Madelon, terwijl ze uit haar stoel sprong. Tina is beter,
heb je dat gehoord Lisa! Hoera!
Ze pakte Lisa vast, omarmde haar en gaf haar een zoen. De
vreugdetranen rolden de beide meisjes over de wangen.
Ik ga even zitten, Lisa, want ik krijg het gevoel dat ik ga
flauwvallen.
Er is nog een briefje, Madelon, zei Lisa, terwijl ze naar de tafel
wees.
Madelon pakte met bevende handen de tweede brief, die ze
eveneens voorlas.
215
Liefste Madelon,
Dankzij prinses Sandrine en haar zusje Marie-Christine mag ik iets
van me laten horen.
Ik weet dat je ontzettend blij bent dat je hebt vernomen dat Tina beter
is. En wat een vreugde voor Mieke en Tonio!
Mijn lieveling, als je wist hoeveel ik van je houd! Hoe graag zou ik je
vasthouden, hoe graag zou ik je stem horen. Mis je mij zoals ik jou
mis?
Weet je, ook al ben ik hier gelukkig, zonder jou is het niet volmaakt.
Zoals oma je al heeft verteld, is het niet zeker of ik je zal terugzien.
Hoe langer ik en Tina hier zijn, hoe meer wij met deze prachtige
wereld verbonden raken en hoe moeilijker het is om terug te keren.
Ik wil niet denken aan het verdriet dat jullie dan zullen hebben. Wij
gaan echter binnenkort naar de Koning om zijn besluit te verne-men.
Wij weten dat hij de perfect juiste beslissing zal nemen!
Maar zoals je weet zijn er bepaalde Wetten, die onwrikbaar
vastliggen. Maar we doen wat we kunnen!
Lieve Madelon, ik kus je teder in mijn gedachten. Ik kan niet zonder
jou!
xxxx
Je Theo
Madelon vouwde Theos brief voorzichtig dicht en drukte er een kus
op. Daarna hield ze hem tegen haar hart.
Lisa ging naast haar zitten en legde haar hoofd op haar schouder.
Arme Madelon, ik wou dat ik iets voor je kon doen! Als ik terug zou
mogen gaan, zou ik Theo en Tina voor je meenemen!
En misschien zou ik jou dan ook nooit meer terugzien, Lisa! Nee, we
moeten vertrouwen op Theo.
216
217
218
Na gedane arbeid is het goed zitten, Theo! zei Ben en liet zich lui in
een tuinstoel vallen.
Dat ben ik helemaal met je eens, Ben, antwoordde Theo, die zijn
voorbeeld volgde.
Nauwelijks had hij plaatsgenomen of hij veerde direct weer uit zijn stoel
op. Hij kon van verrassing en vreugde geen woord uitbrengen. Ook Ben
was opgestaan.
In de deuropening van de keuken stonden oma ..... en Tina! Het
meisje wreef zich in de ogen vanwege het scherpe zonlicht. Ze was al
lang niet meer buiten geweest. Ze stond daar met een wit, mager
gezichtje en hield de beertjes vast tegen haar aan geklemd.
Trudie en de drie zusjes renden op haar af en begonnen haar te
knuffelen. Ze wist niet wat haar overkwam.
Vooruit, kinderen! zei oma vriendelijk, Jullie moeten Tina
eventjes tijd geven om te wennen.
Tina keek wat schichtig om zich heen. Ze wist niet waar ze was en ze
kende deze mensen niet. Totdat ze Theo zag.
Oom Theo! riep ze. Theo liep snel naar haar toe en sloot haar in zijn
armen.
Tina, mijn Tina!
Ze kroop dicht tegen hem aan en huilde.
De anderen trokken zich bescheiden terug in de keuken om beide
mensen alleen te laten met hun geluk.
Na een tijdje keken ze voorzichtig om een hoekje.
Tina zat naast Theo in de stoel en ze praatten zachtjes met elkaar.
Hallo, beste mensen! riep Theo, Komen jullie er ook bij! Dan is het
nog gezelliger!
Max was de eerste die bij hen was. Hij jankte zacht en gaf Tina een poot
die ze meteen vastpakte.
Wat ben jij een aardige hond!
Ze aaide hem over zijn kop.
Hoe heet jij?
Hij heet Max, antwoordde Trudie, En hij vindt je heel aardig!
Ik vind hem ook heel aardig!
Trudie gaf Tina een hand.
221
O, wat leuk! Mama samen met oom Tonio! Misschien gaan ze wel
trouwen, oom Theo!
Toen keek ze verdrietig.
Ik hoop dat ze vlug terugkomen. Dan kan ik zeggen hoeveel ik van
ze houd!
Theo zei trots:
Dit is nou mijn eigen Tina. Is ze niet fantastisch?
Weer een luid applaus! Ja, ze vonden haar fantastisch!
Oma, zal ik een lekker stukje kersentaart voor Tina halen? vroeg
Trudie.
Ja, doe dat als je wilt. Maar dan moet je iedereen wat geven.
Charlotte, wil jij me helpen met de koffie en de limonade?
Natuurlijk oma! en ze huppelde vrolijk achter oma aan de keuken
in.
Even later zaten ze te smullen van de taart.
Wat is dat lekker, oma! riep Tina enthousiast.
Ik kan wel tien van zulke taarten op, denk ik!
Oma was blij dat ze zon honger had. Ze zou nu spoedig helemaal
beter zijn.
Nou, eet eerst dit stukje maar op. Misschien is er straks nog wat
meer! zei ze vriendelijk.
Max had een nieuwe vriendin in Tina gevonden. Iedere keer als ze een
hapje taart nam, kreeg Max ook een stuk.
Tina nam de omgeving goed in haar op. Ze was verrukt over de dingen
die ze zag.
Wat vind ik het hier mooi, oma! Die tuin met al die bloemetjes. En
zoveel bijen en vlinders. En dan die bomen. Ik heb ze wel eens in een
boek gezien en ik weet hoe ze heten!
Hoe heten ze dan, Tina?
Palmbomen! zei ze. Ze was trots op zichzelf dat ze dat had
onthouden.
Dat weet je goed Tina! Als je de tuin zo mooi vindt, moesten we straks
maar eens naar de vijver wandelen, stelde Ben voor.
Maar Ben, je hebt gezien dat Tina nog niet goed kan lopen. Het zou te
vermoeiend voor haar zijn!
223
Die gekke Max! riep Trudie vrolijk. Hij rende achter een vlinder aan
en liep toen gewoon het water in!
Dat bracht haar ineens op een idee.
Oma, mogen wij ook zwemmen?
Oma keek op uit haar boek.
Zou je dat wel doen, Trudie? Breng je de vissen en de vogels dan niet
aan het schrikken? Max heeft al genoeg herrie gemaakt!
Nee hoor oma, volgens mij vinden ze het wel leuk als wij bij hen zijn.
We zullen heel voorzichtig zijn, hoor!
Oma keek de anderen vragend aan. Sandrine en haar zus knikten haar
bemoedigend toe. Ze hadden er ook wel zin in. De vijver zag er
uitnodigend uit.
Nou, vooruit. Haal je badpak maar. Misschien heeft Theo ook wel zin?
Hij had zeker zin. Het was lang geleden dat hij had gezwommen en het
heldere water zag er prima uit.
Dat voorstel sla ik niet af, oma! antwoordde hij beleefd.
In de kamer van Ben ligt vast wel een zwembroek die je past, Theo.
Je moet maar eens kijken. Tja, Tina, het is jammer voor je, maar je kunt
natuurlijk nog niet zwemmen. Maar misschien vind je het leuk om een
beetje te pootjebaden?
Tina keek haar aan en antwoordde tevreden:
Ik vind fijn om naar de anderen te kijken, oma!
Ze liepen naar huis om zich om te kleden. Even later kwamen ze weer
terug.
Wie het laatst in het water is moet straks aardbeien plukken! riep
Trudie.
Ze renden over een klein zandstrand dat tussen het riet verscholen was
en sprongen het water in.
Helaas was Theo de laatste. Hij dook en zwom naar de bodem. Het
was behoorlijk diep! Heerlijk koel en stil hier beneden. Een paar
vissen kwamen nieuwsgierig op hem af. Ze waren niet bang voor
hem. Integendeel, ze schenen er plezier in te hebben om met hem
mee te zwemmen. Hij kon ze bijna aaien, zo dichtbij waren ze.
227
Inmiddels was hij alweer een tijdje beneden. Tot zijn verrassing had
hij nog geen benauwd gevoel. Maar hij vond het niet nodig nog
langer beneden te blijven. Dag vissen! Het was gezellig! Tot de
volgende keer!
En met die gedachte zwom hij naar de oppervlakte. Hij bevond zich
ongeveer in het midden van het meertje en zag de anderen op het
strandje met een bal spelen. Hij besloot een tijdje op zijn rug te gaan
drijven. Dat was heerlijk! Hij had het gevoel dat hij zo licht als een
veertje was, gedragen door het water.
Hij hoorde slechts het geklots van de golfjes langs zijn oren en de
verre stemmen van de spelende kinderen. Hij zag alleen de blauwe
hemel met hoog boven hem een paar witte wolkjes.
Plotseling klonk de vrolijke stem van Marie-Christine naast hem.
Lekker aan het drijven, Theo? Mag ik je gezelschap houden? Ik
vond dat je zo alleen was.
Hij draaide zijn hoofd en zag haar lieve gezicht.
Hallo, Marie-Christine! Leuk dat je me opzoekt. Ik vind het hier
heerlijk, weet je! Ik kom zo weer bij jullie!
Ik wil je niet storen, hoor. Iedereen moet doen wat hij het leukst
vindt. Maar we vinden wel dat je straks aardbeien moet plukken
omdat je het laatst in het water was, zei ze lachend.
Ik vind het best hoor. Ik pluk straks wel aardbeien.
Dat is zielig voor je Theo. Zal ik je daarbij helpen?
Als je dat voor me wil doen?
Voor jou heel graag, Theo!
Voordat ze het wist had ze het gezegd. Ze voelde dat ze een rood
hoofd kreeg.
Ik ga nu maar terug, stamelde ze, en ze zwom snel naar de oever.
Theo keek haar glimlachend na. Hij had al vanaf hun eerste
kennismaking een goed gevoel bij haar gehad. Hij wist ook dat ze
hem heel aardig vond. Maar zoals alles in dit land, was dat allemaal
van onschuldige en zuivere aard. Ook zijn eigen gevoelens voor haar
waren zuiver.
Het kon eigenlijk niet anders of je moest haar wel aardig vinden. Ze
had een heel zacht karakter.
228
Marie-Christine kwam het water uit en ging direct naar haar zus
toe.
Ach, Sandrine, wat zal Theo toch van me denken!
En ze vertelde haar van hun korte gesprekje in het midden van het
meertje.
Sandrine keek haar liefdevol aan.
Ik weet dat Theo je best begrijpt! Ik heb gezien dat hij je ook
aardig vindt.
Maar je weet toch, Sandrine, dat ze in de wereld van Theo heel anders
omgaan met deze gevoelens. Misschien breng ik hem wel in de war. En
hij heeft al een goede vriendin!
Je kunt Theo vertrouwen, zusje. Hij weet goed en eerlijk met die
gevoelens om te gaan. Hij heeft een ruim hart, dat kan kloppen voor vele
vriendschappen. En met Madelon heeft hij natuurlijk een heel andere
vriendschap en dat is goed!
Marie-Christine dacht even na over haar woorden.
Je hebt gelijk. Ik voel niet dezelfde liefde voor hem zoals Madelon
dat doet. Maar mijn hart klopt soms snel als ik hem zie!
Ze moesten hartelijk lachen en gearmd liepen ze naar het strandje
om mee te doen met het vrolijke balspel van de anderen.
Even later kwamen Theo en Max ook terug. Theo ging in de zon
liggen drogen, terwijl Max zo grappig was om zich in de buurt
van oma uit te schudden.
Max! riep oma geschrokken, Kun je dat niet ergens anders
doen!
Hij keek haar aan met een domme uitdrukking op zijn snoet en liep
langzaam weg. Het leek wel of hij in zichzelf liep te mopperen.
Zo erg was dat nou toch ook weer niet, dacht hij blijkbaar.
Er werd die middag nog veel gezwommen, gespeeld en gelachen.
Langzaam kwam een einde aan deze heerlijke middag bij de vijver in
het lieflijke land van oma en Trudie.
Die avond zaten ze rond een klein tafeltje op het terras bij de vijver.
Ze hadden het zo naar hun zin gehad dat ze er ook de avond wilden
doorbrengen. Ben kwam er ook bij zitten. Hij had een paar gezellig
229
230
Ben gromde een beetje in zichzelf en stak het vuur in de pijp. Even was
hij verborgen achter een enorme rookwolk. De tabak verspreidde een aangename geur.
Ruikt niet slecht, Ben. Wat is dat voor tabak? vroeg Theo.
Eigen teelt, mijn jongen, eigen teelt. Een tabaksveldje achter de
boomgaard. Kom morgen maar eens kijken. Ik maak een nieuwe pijp
voor je, dan kun het ook eens proberen.
Theo hield van een sigaartje, maar hij had vroeger ook pijp gerookt. Hij
vond het een goed idee.
Ik ga ervan uit dat roken hier geen schade aan je gezondheid
oplevert, zoals bij ons?
Dat heb je goed gezien! In de tabak bevindt zich geen enkele
schadelijke stof. Integendeel, het werkt soms zeer stimulerend. Hij
dacht even na en vervolgde:
Jullie hebben de vreemde gewoonte de giftige rook van laagwaardige tabak in je longen te zuigen. Een soort zelfvergiftiging!
Hij schudde niet-begrijpend met zijn hoofd.
Ik weet ervan, zei Theo. Ik heb dat ook gedaan. Dat neemt niet
weg dat ik morgen je tabak graag eens wil proberen!
Na korte tijd hoorden ze oma en de tweeling over het pad naderen.
Ben doofde zijn pijp en stopte deze gauw in de binnenzak van zijn
jasje.Oma snoof de lucht op en wist precies wat er aan de hand was. Ze
besloot het spelletje mee te spelen.
Het is net of ik de geur van tabak ruik! zei ze met een streng
gezicht. Ze deden alsof ze van niets wisten.
Ruik jij dat ook, Trudie?
Trudie kwam daardoor in moeilijkheden. Ze wilde niet liegen, maar ook
wilde ze Ben niet verraden. Ze kreeg een rood hoofd dat ze gelukkig in
het halfdonker niet konden zien.
Ja, ik rook net wel iets, zei ze onzeker.
Wat rook je dan? hield oma vol.
Ik dacht dat ik een heel lekkere lucht rook!
231
Een lekkere lucht? Dat kan dan niet de lucht van tabak zijn
geweest, want dat ruikt niet lekker! Vind je ook niet, Trudie?
Trudie kreeg het er warm van. Ze vond die lucht namelijk wel
lekker.
Toen moest oma hartelijk lachen. Ze gaf Trudie een stukje cake.
Het spijt me jongens, dat ik wat moeilijk deed, maar je weet dat ik
niet zo dol ben op roken.
Ik weet het, oma, antwoordde Ben en hij moest ook lachen.
Ze begrepen oma wel want ze was altijd druk in de weer om goed
voor iedereen te zorgen.
Het werd een rustige en gezellige avond. De maan had de vijver in
een zilveren spiegel veranderd, waarover soms een lichte rimpeling
liep. Het was een betoverend gezicht!
Het deed Theo terugdenken aan het maaneilandje van Madelon, waar
hij met haar onvergetelijke avonden had doorgebracht.
Hoe zou het met haar zijn? Zou ze zijn brief al hebben gelezen? En
hoe ging het met Mieke en Tonio? Wat zouden ze gelukkig zijn
geweest als ze Tina vandaag hadden gezien!
Hij werd door Trudie uit zijn mijmeringen gehaald. Theo, doe je een
spelletje ganzenbord met ons? Ja hoor, daar heb ik best zin in!
Zo brachten ze de rest van de avond met veel plezier door aan de oever
van het stille meertje. Een heerlijke afsluiting van een onvergetelijke
dag!
232
Hoofdstuk 21 Levenskunde
Oom Theo, ga je mee naar school? vroeg Trudie. Naar school?
vroeg Theo verbaasd.
Ja, vanmiddag beginnen de lessen weer.
Hij dacht even na. Hij had eigenlijk niet veel zin om in een
klaslokaal te zitten.
Mag ik dan ook mee? vroeg Tina enthousiast.
Sinds hun onvergetelijke dagje bij de vijver was er een week
verstreken. Tina had zich snel hersteld en hielp hen vandaag met
het plukken van aardbeien. Ze was nog wat aan de magere kant,
maar voor verder was ze gezond en springlevend. Ze voelde zich
hier al helemaal thuis.
Soms viel het Theo op dat ze naar hem zat te kijken. Alsof ze hem iets
wilde vragen. Maar zover kwam het niet omdat haar aandacht werd
afgeleid door haar vriendinnen.
Theo wist dat ze slechts gasten waren in dit land. Maar binnenkort
zouden ze hier voorgoed moeten blijven.
Hij wist dat hij er nu ervoor kon kiezen hier te blijven. Dan was er
geen weg meer terug. Ook voor Tina niet.
Zo waren zijn gedachten op die vroege ochtend op het aardbeienveldje van Trudie.
De drie prinsessen waren met Ben naar het dorp gereden waar een
groenten- en fruitmarkt was.
Theo piekerde nog even verder. Naar school? En Tina wilde mee? Hoe
moest hij zich dat voorstellen?
Trudie onderbrak zijn overpeinzingen.
Tina mag gerust mee, hoor! Dat is leuk vinden want we doen eerst
levenskunde en dan gaan we paardrijden.
Maar levenskunde is misschien te moeilijk voor Tina, opperde
hij. En paardrijden? Is dat niet gevaarlijk? Ze is nog maar pas
beter!
Dat valt best mee, oom Theo. Levenskunde is niet moeilijk. En ze kan
alvast kennismaken met de paarden.
233
Ja, spannend, oom Theo! riep Tina blij. Ze had er zin in! En jij vindt
het ook leuk, oompje! zei Trudie.
Hij begon het interessant te vinden.
Tenslotte was hij onderwijsman en hij kon nu zien hoe hier les werd
gegeven.
Okay Trudie, ik wil graag met je naar school! En Tina mag ook
mee, wat mij betreft. Maar ik wil eerst weten wat oma ervan
denkt.
Hoera! riepen de meisjes. Ze dansten om hem heen, waarbij Max
ook van de partij was.
Oma vond het prima. En zo kwam het dat Theo een uurtje later in
gezelschap van de twee meisjes en Max naar school liep. Trudie
vertelde dat het schoolgebouw net buiten het dorp stond. Theo nam
zich voor later eens een kijkje in het dorp te nemen.
De school was een witgeschilderd houten gebouwtje met lichtblauwe raamkozijnen. Het lag in een goed onderhouden park met
palmbomen en fleurige bloemperken.
Op het schoolplein speelden kinderen met elkaar.
Hoi Trudie! riepen ze. Ze begroetten haar en Max hartelijk.
Een kleine jongen met zwart golvend haar en heldere bruine ogen liep
naar Theo en Tina en gaf hen een hand.
Ik ben Willem en ik vind het leuk dat Trudie nieuwe vrienden heeft
meegenomen!
Theo en Tina stelden zich aan hem en de andere kinderen voor.
Tinas ogen glinsterden van vreugde en ze zei:
Ik vind jullie allemaal heel leuk!
Wij jou ook, Tina! zei Willem.
Tina logeert al een tijdje bij ons. Ze is erg ziek geweest maar is nu
weer helemaal beter, legde Trudie kort uit.
Ziek geweest? vroeg Willem. Hoe kan dat nou?
Zie je, oom Theo en Tina komen uit een andere wereld, zei
Trudie.
De kinderen keken Theo en Tina met grote ogen aan. Willem leek het
te begrijpen.
Komen jullie van de ernstige wereld van beneden? vroeg hij.
234
Theo moest lachen. Hij vond dit wel een mooie uitdrukking. Ja,
Willem, daar komen wij inderdaad vandaan.
Dan is het goed dat jullie nu hier zijn want het is daar beneden niet in
orde! stelde hij vast.
Dat is juist, het is inderdaad niet in orde bij ons, zei Theo meer tegen
zichzelf dan tegen de anderen.
Wat is die ernstige wereld, Willem? vroeg een sproetig meisje met
knalrood haar.
Willem zette een gewichtig gezicht, schraapte zijn keel en
antwoordde:
Ik weet het niet precies, maar mijn vader heeft mij er wel eens over
verteld. De mensen doen daar heel akelig tegen elkaar. Ze plagen
elkaar en ze schoppen hun honden!
Het sproetige meisje keek hem met open mond van verbazing aan.
Zoiets had ze nog nooit gehoord! De anderen waren ook geschrokken.
Schoppen ze hun honden? vroeg een jongen met blonde krulharen verschrikt. Hij hield zijn hondje van angst dicht tegen zich
aan.
Willem was er trots op dat hij indruk kon maken op de anderen.
Ik weet nog meer over die wereld, fluisterde hij op geheimzinnige toon.
De mensen daar vernielen de bomen en de planten. En ze gooien hun
vuilnis in de zee!
Er viel nu een diepe stilte op het schoolplein. De kinderen keken met
ontzetting naar de palmbomen en de bloemen alsof deze ieder moment
konden verdwijnen.
En dat is nog niet alles, ging Willem op gewichtige toon verder. De
mensen maken elkaar daar vaak dood!
Hij keek de kring rond om te zien welke indruk zijn woorden
hadden gemaakt. Hij had ze geweldig laten schrikken! De kinderen
keken angstig naar Theo en Tina en gingen een stukje van hen
vandaan staan.
235
Theo wist zich geen raad. Tina keek hem wanhopig aan. Wat
moesten ze zeggen?
Het sproetige meisje stak haar vingertje omhoog.
Wat wil je vragen, Annelore? vroeg Willem op de toon van een
professor die zijn studenten les geeft.
Waarom maken ze elkaar dood?
Even was het stil. Willem krabde zich achter zijn rechteroor en wist
niet wat hij moest antwoorden. Hij keek vragend naar Theo, die zich
de vertegenwoordiger van een boevenbende voelde. Een zeer
onaangenaam gevoel!
Theo haalde wanhopig zijn schouders op en zei:
Kinderen, ik wil dat wel uitleggen, maar ik wil jullie niet bang
maken!
Je kunt het ze gerust uitleggen, Theo! Ze kunnen er wel tegen!
klonk een prettige stem achter hen. Hij keek om en zag een jonge
vrouw naderbij komen. Ze droeg een vlotte lichtgroene broek en
een witte blouse met een klavertjesmotief. Ze had donkerbruin haar
dat glansde in de zon. Ze gaf hem een hand en hem vriendelijk aan.
Ik ben Nathalie en ik ben de juf van dit gezellige clubje, zei ze
terwijl ze naar het groepje kinderen wees. Theo stelde zichzelf en
Tina aan haar voor.
Juf, Tina is heel ziek geweest! Maar ze is gelukkig weer helemaal
beter, zei Willem.
Annelore trok Nathalie aan haar mouw en zei: Juf, ze maken
elkaar in de ernstige wereld dood. En ze schoppen hun honden! Theo
wilde iets zeggen maar Nathalie was hem voor.
Misschien wil Theo jullie straks meer vertellen over zijn wereld? Ja
graag, antwoordde hij, Ook al gebeuren er lelijke dingen, er mogen
geen misverstanden ontstaan.
Goed, dat is dan afgesproken, zei Nathalie. Ze dacht even na en
vervolgde toen:
Het is vandaag fantastisch weer. Zullen we buiten les doen,
kinderen?
Wat een vraag! Ze stemden er juichend mee in.
236
Maar ze kunnen ook doodgaan als ze nog jong zijn. Ik ben erg ziek
geweest en ik hoorde van oom Theo dat ik bijna dood ben
geweest.
Tja, lief kind, dacht Theo, Misschien zijn we met zn tweetjes ook
wel doodgegaan in de wereld beneden. We zijn tenslotte niet voor
niets hier.
Dus leven de mensen net zoals planten die geen licht en water
krijgen. Die worden ziek en gaan dood! merkte Willem op.
Ja, dat heb je mooi gezegd Willem! We leven beneden net als
planten zonder zonlicht en water. In de koude donkere schaduw.
Vreugdeloos en uitzichtloos. Zo is het! Maar zoals ik al zei, er zijn
gelukkig ook mensen die wl volgens de regels van de Koning
leven. Zij hebben het niet gemakkelijk en worden vaak tegengewerkt en bespot. 9)
Het was even stil rond de houten tafel. Een paar citroengele
vlinders fladderden over hun hoofden en eentje ging op het puntje
van de neus van Max zitten. Hij leek het wel grappig te vinden en
bleef rustig zitten. Hij keek met rare schele ogen naar de vlinder.
Juffrouw Nathalie, ik wilde je wat vragen, zei Theo. Waarom
komt de Koning niet terug in de wereld om de vrede te herstellen?
Om de mensen inzicht te geven in zijn bedoelingen.
Nathalie dacht even na en antwoordde:
Dat is niet zo moeilijk te begrijpen, Theo. De mensen verlangen niet
naar hem. Schaduwplanten verlangen niet naar licht maar willen in
het donker leven10). De Koning, die Liefde is11), heeft destijds zijn Zoon
gestuurd om de vrede te herstellen, maar de mensen hebben verworpen,
bespot en gedood.12)
Maar veel onschuldige mensen moeten lijden, Nathalie!
Inderdaad, Theo. Deze mensen worden door ons lichtbrengers
genoemd. Zij leven in het licht, in de liefde van de koning.
Zij zijn een voorbeeld voor anderen. Als hun taak voorbij is gaan ze
weer terug naar hun thuis bij de Koning.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9)
Lucas 21
21:3 En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden.
240
10)
Johannes 3
3:17 Want god heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou
veroordelen,
maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
3:18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al
veroordeeld, omdat
hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
3:19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen
hebben de duisternis
liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht.
11)
I johannes 4
4:8 Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.
4:9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren
Zoon in de wereld
gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
4:10 Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons
liefhad en Zijn Zoon
zond als verzoening voor onze zonden.
4:11 Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten wij ook elkaar liefhebben.
12)
Lucas 9
9:22 Hij zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de
oudsten,
----------------------------------------------------------------------------------------------------
241
2:16 Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen
en de
hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld
2:17 En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet,
blijft tot in eeuwigheid.
14)
Mattheus 18
1:3 En Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u: Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen,
zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.
-----------
------------------------------------------------------------------------------------------------
was een beetje bezorgd over haar. Ze zou misschien in de war raken van
deze gesprekken. Maar ze zat met twee jonge vosjes te spelen. Willem en
de andere kinderen hadden aandachtig zitten luisteren.
Weet je, zei Willem, Het is niet echt gezellig in jullie wereld.
Ik denk dat jullie kinderen het hier best naar hun zin zouden hebben.
Kijk maar naar Tina, ze hoort er al helemaal bij!
Tina had een vosje op haar arm genomen en zette het op de tafel. Het
beestje liep meteen naar Theo toe en keek hem vrolijk aan.
Kijk, oom Theo, hij lacht naar jou! riep Tina blij. Ze zette het
andere vosje ook op tafel. Intussen was ook moeder vos naderbij
gekomen en maakte kennis met Max.
We mogen met haar kindertjes spelen, zien jullie dat? riep Tina
verbaasd. Ze straalde van vreugde. Ze had er nog nooit zo goed
uitgezien. Theo kreeg er een gelukkig gevoel van. Als Mieke en Tonio
haar zo eens konden zien!
Het leek alsof Tina zijn gedachten kon lezen, want ze zei:
Mama en Tonio zouden bij ons moeten zijn, oom Theo. Ze zouden het
hier zo leuk vinden!
De vosjes knaagden inmiddels aan een vers broodje. Ze vonden het
prettig dat ze alle aandacht kregen.
Nu scharrelden ook wat jonge eenden rond de tafel om broodkruimels
te pikken. Eentje pakte zelfs een stuk brood weg vr de neus van
moeder vos. Tina schrok en keek Theo angstig aan. Maar er gebeurde
niets. De vos liet de eendjes rustig hun gang gaan en ze liep op haar
gemak naar Tina toe. Tina was toch wel een beetje bang voor het dier
met haar slimme snoet en haar grote oren. Maar ze durfde haar te
aaien en de vos vond dat prima. Ze likte Tinas hand en keek haar
aan alsof ze wilde zeggen: Hallo, zet mijn kleintjes
242
243
244
Hoofdstuk 22
Even later zaten de prinsessen te smullen van de broodjes.
En hebben jullie het hier naar je zin? vroeg Marie-Christine
belangstellend.
Best wel! zei Willem. We hebben les in levenskunde gehad.
Oom Theo heeft ons verteld over zijn ernstige wereld.
Dus jullie weten nu hoe triest het daar is, stelde Sandrine vast.
Ze knikten zwijgend en dachten even na over de mensen met wie ze
medelijden hadden.
Willem sprong ineens op en liep naar de roeiboot. Zullen we naar het
eiland gaan? vroeg hij.
Ja! riep Annelore, Dat is leuk! Kamperen op het eiland!
Maar we kunnen toch niet allemaal in de boot, malle jongen! zei
Nathalie.
Nee, maar dan varen we toch gewoon een paar keer heen en weer! Zo
ver is het niet!
De kinderen jubelden van vreugde bij de gedachte dat ze naar het eiland
gingen. Wat spannend was dat!
Nou ja, waarom ook eigenlijk niet? zei Nathalie na lang aandringen van de kinderen.
Jippie! riepen de kinderen en ze renden naar de blokhut om hun
spullen te pakken.
Theo hoorde bij het groepje dat als laatste vertrok. In de boot zaten
Max, Trudie en Marie-Christine. Theo en Marie-Christine pakten
de roeispanen. Trudie duwde de boot van de oever en daar gingen
ze!
De middagzon koesterde hen in een warm licht. Er stond geen
zuchtje wind, zodat er geen rimpeltje op het water te zien was.
Er was niets te horen, behalve het geklater van honderden gouden
waterdruppeltjes als de roeispanen boven water kwamen.
Theo zag de oever met de blokhut steeds kleiner worden. Het deed
hem terugdenken aan het moment dat hij met het jacht van
Madelon de haven van het Zuidfranse stadje uitvoer.
245
Madelon, zijn geliefde! Wat verlangde hij naar haar. Hoe zou ze het
maken?
Marie-Christine wist aan wie hij dacht. Ergens deed het haar pijn want
ze hield van hem. Ze hoopte echter dat hij zijn vriendin weer gauw in
zijn armen mocht sluiten.
Theo voelde haar blik op zich rusten en keek in haar mooie ogen. Hij
wist dat ze zijn gedachten kende en voelde troost van haar uitgaan.
Het gaf hem een goed en rustig gevoel!
Het roeien was een ontspannen bezigheid. Na een tijdje naderden ze
een klein zandstrand, dat aan de zuidkant van het eilandje lag. Ze
remden langzaam af en lieten de boot voorzichtig op het zand
lopen.
Max sprong er meteen uit en begroette Sandrine en Tina die onder
een palmboom op hen zaten te wachten.
Hallo dames! zei Theo, hoe is het hier?
Wat een leuk eilandje, oom Theo! riep Tina blij.
Theo stond op een tamelijk breed zandstrand.
Het strand ging over in een strook palmbomen waaronder de
mooiste planten en bloemen groeiden. Rondom de bloemen fladderden tientallen vlinders. Theo zoog de frisse kruidige diep in zijn
longen. Een heerlijk gevoel was dat!
Bijen zoemden onvermoeibaar van de ene bloem naar de andere en uit
het bos klonk het opgewekte gezang van vogels. Theo werd duizelig
van blijdschap!
Ja, Tina, je hebt gelijk! Ik denk dat dit de mooiste plek is die ik
ooit heb gezien, fluisterde Theo alsof hij bang was deze sfeer te
verstoren.
Ja, oom Theo. Toen ik hier net aankwam, werd ik zo blij dat ik
bijna moest huilen, zei Tina met tranen in haar ogen. Het is hier
z mooi!
Nadat ze de boot op het droge hadden getrokken en hun bagage
hadden opgepakt, gingen ze op weg naar de anderen.
Weet je, Theo, we worden graag geliefd en willen liefde teruggeven, zei Sandrine die naast hem liep.
246
Mooie naam: het eiland van het eeuwige geluk! zei Sandrine.
Hebben jullie zin om te zwemmen? vroeg Annelore.
Het voorstel werd met gejuich ontvangen en de kinderen renden naar
de tenten om zich om te kleden. Ze vermaakten zich die middag
uitstekend in het heldere water. Daarna speelden ze nog een tijdje
badminton op het grasveld.
Een beetje moe maar voldaan lag Theo, kauwend op een grassprietje, in het koele gras te rusten. Hij staarde naar de kleine
wolkjes in de blauwe lucht en fantaseerde over de figuren die hij
daarin zag. Ver weg hoorde hij de stemmen van de kinderen. De wind
streek langs zijn gezicht. Hij voelde zich steeds meer thuis in dit
sprookjesland. Hij dacht bijna niet meer aan zijn vorige leven. Vorige
leven? Hij schrok van zijn eigen gedachten! Ja, hij begon het zo te
voelen. Er was geen ontkomen aan.
Hij hoorde het vrolijke stemmetje van Tina even boven de andere
kinderen uit. Ze raakte ook steeds losser van haar eigen wereld.
Het was toch goed zo! Weer schrok hij. Nee, hij mocht zo niet
denken. Hij mocht Madelon, Mieke en Tonio niet vergeten. Hij zou
naar de koning gaan voor advies. Zo was het afgesproken!
Hij stond op en liep naar de prinsessen die broodjes klaarmaakten.
Even later zaten ze aan een lange houten tafel en genoten van de
knapperige broodjes. Theo had een goed uitzicht over het meer. De
ondergaande zon had de hemel had veranderd in een adembenemend schouwspel van roze, blauwe en gouden strepen. Ze wierp
een zwak gouden licht op het gezicht van Marie-Christine die naast
hem zat. Ze er betoverend uit!
Ja, dacht Theo, zo moet een engel er uitzien! Wat een fantastisch
meisje!
Ze voelde dat Theo naar haar keek en sloeg haar ogen naar hem op. Ze
glimlachte vriendelijk en hij voelde grote liefde van haar
uitgaan.
De kinderen zaten druk te praten over de gezellige middag die ze
samen hadden doorgebracht.
Na het eten liep Theo naar de oever van het meer, waar hij een
sigaartje opstak. Even moest hij aan Ben denken, die stiekem een
248
pijp tabak rookte als oma het niet zag. Die goede oude Ben! Hij zal
vandaag wel in de boomgaard hebben gewerkt.
Het was bijna donker geworden en de maan legde voorzichtig brede
zilveren strepen over het stille meer.
In gedachten, Theo? hoorde hij de stem van Marie-Christine
achter zich klinken. Hij draaide zich om en keek in haar lachende
ogen.
Ja, ik dacht aan Ben en oma.
Lief van je, dat je aan hen denkt, Theo. Even was ze stil.
Dacht je misschien ook aan mij?
Waarom zou hij het ook verbergen, dacht hij.
Ja, ik dacht ook aan jou, Marie-Christine!
Ze glimlachte, legde haar hand tegen zijn wang en fluisterde zacht:
Ik hou van jou, lieve Theo. Maar ik wil niet dat Madelon verdriet
om ons zou krijgen.
Theo kuste haar hand.
Ik weet wat je bedoelt, Marie-Christine. Liefde mag niemand
verdriet geven.
Ze knikte en vroeg: zullen we teruggaan?
Even later zaten ze weer bij de anderen rond een klein kampvuur.
In jouw wereld worden ook mooie liedjes gemaakt, Theo. Zal ik er
eentje zingen? vroeg Sandrine terwijl ze haar gitaar pakte.
Theo knikte uitnodigend.
Ze stemde de gitaar en begon. Reeds bij de eerste akkoorden voelde
Theo zijn ogen vochtig worden, want hij had het direct herkend.
Het was een liedje dat hij tijdens zijn studententijd vaak had
gezongen. Een lied van diep geloof in betere tijden. Hij voelde zich
weer helemaal terug in die bewogen tijd van hoop op vrede en
rechtvaardigheid.
249
250
Langzaam ebden de zoete tonen van het lied weg in het oneindige
heelal, waar de sterren vreugdevol leken te twinkelen.
Ze droomden nog even weg in de vredige sfeer die het liedje had
opgeroepen.
Theo was de eerste die sprak.
Wat vond ik dat mooi, Sandrine. Dit was een van de liedjes die wij als
studenten zongen in de barre tijd van oorlog en rassenhaat. Wat wilden
we graag vrede en verandering! Wat verlangden we naar een wereld
zoals deze, zonder geweld en met oprechte liefde voor elkaar! We
hadden er alles voor over. Even leek toen een nieuwe lente in onze
wereld door te breken.
Hij was weer in gedachten terug in die tijd.
Dit was een van de mooiste liedjes van The Seekers. Hoe kende jij dit
liedje, Sandrine?
Wij hebben in die tijd alles gedaan om de jeugd te helpen. Wij
waren goed op de hoogte. Ik dacht je een plezier te doen met dit
liedje!
Dat is je uitstekend gelukt, Sandrine! Bedankt daarvoor!
De sfeer zat er nu goed in! Ze zongen nog vele andere liedjes op die
warme avond aan het stille maanverlichte meer.
Toen Theo later in zijn slaapzak lag, kon hij niet slapen van
vreugde. Hij voelde zich zo goed en zo vrij. Hij dacht terug aan die
mooie tijd, waarin de kinderen verlangden naar een nieuwe, een
betere wereld.
En met die gedachte zakte hij weg in een diepe gelukkige slaap.
251
Hoofdstuk 23 Stella
De volgende morgen waren ze al vroeg van het eilandje vertrokken. Hij
en Tina hadden met enige weemoed afscheid genomen van de kinderen
en Nathalie. Of ze vlug nog eens langskwamen? Natuurlijk! Heel graag zelfs! Tot gauw ziens!
Ze wandelden op hun gemak terug naar het huisje van oma. Trudie, Max
en de prinsessen liepen een stukje voor Theo en Tina uit. Tina was
opvallend stil. Hij wist wel hoe dat kwam.
Wat was dat een gezellig dagje gisteren, vond je ook niet Tina?
Ja, oom Theo, ik heb nog nooit zon plezier gehad. Wat een leuke
kinderen! En we hebben zoveel gespeeld en ik werd er bijna niet
moe van!
Haar ogen schitterden van vreugde bij de herinnering aan die
gouden dag van gisteren. Even was ze stil. Toen vroeg ze:
Oom Theo, gaan we weer gauw naar huis?
Zou je weer graag naar huis willen, Tina?
Ja en nee. Ik mis mama en oom Tonio en ik zou willen dat ze hier
bij ons konden zijn. Maar iedereen is hier zo aardig en alles is zo
mooi.
Ik weet wat je bedoelt, Tina.
Theo hield even stil, legde zijn handen op haar schouders en keek haar
diep in de ogen.
Luister goed naar wat ik je ga zeggen, Tina. We zijn hier in een land
dat hl ver van ons eigen land vandaan is. Je zou kunnen zeggen dat
we zelfs voorbij de sterren zijn!
Ze keek hem begrijpend en een beetje triest aan.
Ik heb wel eens gedacht dat we hier in de hemel zijn, oom Theo. Is
dat zo? Maar dan zijn we allebei doodgegaan en zien we mama en
oom Tonio nooit meer terug. Wat zullen ze om ons huilen!
Theo was trots op haar. Ze was een verstandig meisje en had goed
over alles nagedacht.
Kijk Tina, we zijn niet doodgegaan. We zijn in het land van goede
koning die ons voor een bezoekje heeft uitgenodigd. Hoe langer we
252
hier blijven hoe moeilijker het voor ons wordt terug te keren.
Bovendien weet ik niet of de koning ons terug laat gaan gaan.
Misschien vindt hij het wel erg leuk dat we hier zijn.
Ja, dat vind ik ook wel, zei Tina. Maar misschien is het nog
leuker om terug te gaan en later nog eens te gaan logeren. En dan
kunnen mama en oom Tonio met ons mee.
Wat is ze toch een lief kind dat ze met iedereen rekening wil
houden, dacht Theo.
Een goed idee, Tina. Ik zal het de koning vragen als ik bij hem op
bezoek ben.
Ga je naar de koning, oom Theo? Wanneer? Ik denk heel gauw!
Ze waren inmiddels aangekomen bij het huis van oma. De anderen
stonden bij het hekje van de voortuin op hen te wachten.
Hallo! riep Charlotte, Vonden jullie het gisteren ook zo leuk?
Gaaf! antwoordde Tina. Ik hoop dat we snel weer gaan
kamperen!
Dat zal moeilijk gaan, vrees ik! hoorden ze oma op vriendelijke
toon zeggen. Ze had het gezelschap aan zien komen en liep naar
hen toe.
Hallo, jongelui, Ik heb gehoord dat jullie gisteren een hele fijne
dag hebben gehad. Lusten jullie een kopje thee met chocoladecake?
Lekker, oma! riepen ze in koor.
Theo, wil jij me misschien even helpen in de keuken? vroeg oma.
Natuurlijk, oma!
Theo snoof met genoegen de vertrouwde baklucht in omas keukentje op.
Theo, vanmorgen kwam de bode met deze brief voor jou. Hij is
afkomstig van het paleis van de koning.
Ze gaf hem de enveloppe waarop zijn naam was geschreven. Hij
opende de enveloppe en las de brief voor.
253
Beste Theo,
Hierbij deel ik je mede dat de Koning van de
werelden je uitnodigt voor een bezoek. Hij wil
graag met jou over een aantal zaken praten. Omdat
in het recente verleden enige regels zijn overtreden, weliswaar met de beste bedoelingen, verzoekt
hij je aan twee voorwaarden te voldoen:
1. hij wil dat geen enkele persoon met je meereist.
2. je kunt niet rechtstreeks naar ons toe reizen,
maar je route loopt via het Schaduwdal naar de
Regenboog.
De Koning verzoekt je de reis zo spoedig mogelijk aan te vangen. De route wijst zich vanzelf.
Met vriendelijke groet,
De secretaris van de Onderkoning,
Michael
Theo werd steeds ongeruster. Wat was hier aan de hand? Wat
betekende dit? Sandrine legde haar hand op zijn hand.
Theo, volgens mij is de Koning boos op ons. Ik denk dat we teveel
van zijn regels zijn afgeweken.
Maar in de brief staat toch niets over boosheid, merkte Theo op.
Nee, maar je mag niemand meenemen en je moet door het
Schaduwdal reizen.
Ze pauzeerde even en haalde diep adem. Theo zag dat MarieChristine tranen in haar ogen had gekregen. Oma keek hem
ongerust aan en zei:
Zie je Theo, in het Schaduwdal is het niet pluis. Niemand weet
precies wat daar gebeurt en er is nog nooit iemand van
teruggekomen.
Marie-Christine barstte in snikken uit.
Hoe kan de koning dit doen? huilde ze.Ik ga met Theo mee,
zoals ik heb beloofd!
Nee zusje, dat kan echt niet. We moeten luisteren naar de koning, dat
weet jij ook wel!
Maar iemand moet hem beschermen in dat gevaarlijke land! We
kunnen hem toch niet alleen laten gaan?
Ze hadden niet gezien dat Trudie een tijdje in de deuropening had
meegeluisterd. Ze had snel nagedacht en kwam met een idee.
Max kan oom Theo beschermen, Marie-Christine! De koning zegt dat
er geen persoon mee mag. Maar Max is geen persoon! En hij is
verstandig en dapper, nietwaar Max?
Woef! klonk het vrolijk. Max keek hen vastberaden aan. Hij wist
precies waar het over ging en hij was bereid met Theo mee te gaan.
Wat een goed idee is dat, Trudie! Theo is dan niet alleen en Max kan
Theo beschermen! zei oma.
Wat is het schaduwdal, oma? vroeg Theo.
Het is een land waarvan weinig bekend is. In het dal staat een
kasteel dat wordt bewoond door een merkwaardige persoon die met
niemand iets te maken wil hebben. In het donkere dal wonen
allerlei lichtschuwe figuren die weinig goeds in de zin hebben.
255
Niemand van ons is er ooit geweest. Ik begrijp niet dat de Koning wil
dat jij door dat dal heen reist.
Theo dacht even na.
Ik weet niet hoe ik in het dal moet komen. En ik weet
ook niet hoe ik bij de koning moet komen. Maar ja, in de brief staat dat
de route zich vanzelf wijst.
Wij kennen de weg naar de toegang tot het schaduwdal. Tot zover
kunnen we met je meegaan, zei Sandrine.
Theo moet gewoon niet gaan! merkte Marie-Christine een beetje
opstandig op.
Wij moeten naar de Koning luisteren, zusje! Theo moet gaan!
besliste Sandrine.
Maar dan wil ik dat hij mijn kettinkje meeneemt!
Ze maakte haar halskettinkje met het gouden hartje los en gaf het
aan hem.
Het zal je beschermen, Theo, fluisterde ze, terwijl ze het voorzichtig om zijn nek hing.
Dank je, Marie-Christine! Ik zal veel aan je denken op mijn reis. Het is
dan net alsof je bij me bent.
Ik ben veel dichterbij dan je denkt, Theo, antwoordde ze met een
geheimzinnige glimlach.
Goed! zei oma op besliste toon. Zo is het afgesproken. De
prinsessen gaan met Theo mee tot aan de poort van het schaduwland. Max gaat met Theo mee naar de Koning.
Ze vervolgde op zachtere toon: We vinden het heel erg dat je weg
moet, Theo. We hopen dat je snel terug komt.
Ga je weg, oom Theo? klonk een verdrietig stemmetje bij de
keukendeur.
Ach, Tina!
Hij liep naar haar toe en omhelsde haar. Hij vertelde dat hij naar de
koning moest en dat hij weer gauw terug zou zijn. Diep van binnen was
hij bang. Dat liet hij echter niet merken. Hij keek naar Max en voelde
zich rustiger worden. Ja, de trouwe Max zou hem niet in de steek laten,
wat er ook zou gebeuren!
Tina liep naar Max en aaide het brave dier over zijn kop.
256
Maxje, zul je goed op oom Theo passen? Breng je hem weer bij ons
terug?
Max gaf haar een lik over haar hand. Het zou allemaal goed komen
wat hem betrof!
Theo was nu vastbesloten.
Oma, ik wil vanmiddag na het eten vertrekken als u het goed
vindt.
Goed, jongen. Ik zorg er voor dat jullie genoeg eten en drinken bij je
hebt voor de reis.
Dan ga ik nu nog even met Ben praten, zei Theo.
Ben was in de schuur druk bezig met het opstapelen van kartonnen
dozen. Hij vertelde Ben over de brief en de reis.
Ben vergat oma even en stak een pijp op. Hij keek Theo ernstig aan
en zei:
Theo, ik ben maar een eenvoudig mens, maar ik weet dat het niet
in orde is in dat schaduwdal. Ik ken iemand uit het dorp die uit
nieuwsgierigheid over de muur is geklommen. Hij wilde zien hoe
het schaduwdal eruit zag. Hij is teruggekomen maar wil er nooit
iets vertellen. Dan kijkt hij je angstig aan en loopt direct weg.
Dus moet het iets afschuwelijks zijn. Maar gelukkig gaat Max met
je mee. Ik vind het vreemd dat de koning dit van je verlangt.
Ik vind dat ook, zei Theo, maar ik ga. Tenslotte moet er eens een
besluit worden genomen over mij en Tina.
Daar heb je gelijk in, Theo. Ik weet zeker dat de koning een goed
besluit zal nemen.
De rest van de ochtend brachten ze op het terras door. De stemming
was bedrukt en Theo was in gedachten verzonken. Max liet merken
dat hij de beschermer van Theo zou zijn want hij lag waakzaam
onder zijn stoel.
Ik wandel nog even naar de vijver om na te denken, zei Theo.
Bij de vijver aangekomen ging hij in de stoel zitten waar oma vaak
zat te lezen. Hij keek rond en vocht tegen een opkomend verdriet.
Hoe goed hadden ze het hier gehad! Nu hij op het punt stond te
vertrekken, voelde hij pas echt hoeveel hij van deze mensen hield.
257
Hij zou deze prachtige omgeving misschien nooit meer zien. De vijver
waarin ze zo fijn hadden gezwommen. De vredige avonden die ze met
spelletjes hadden doorgebracht.
Arme Theo fluisterde Marie-Christine in zijn oor. Ze was hem
gevolgd want ze kende zijn verdriet en wilde hem troosten. Ze ging
naast hem zitten en legde haar arm om hem heen. Hij liet zijn hoofd
tegen haar schouder rusten en voelde zich geborgen bij haar. Zo zaten
ze een tijdje zwijgend in de stille natuur.
De ochtend verliep snel en het moment van vertrek was gekomen. Na
het middageten nam Theo afscheid van iedereen. Het was een zeer
emotioneel moment. De beide prinsessen begeleidden hem en Max
naar het herfstland. Daar ze kwamen ze uit bij een muur, waarin een
houten poort zat.
Het is zover, Theo. We gaan nu afscheid van elkaar nemen, zei
Sandrine.
Theo voelde zich beroerd. Het liefst zou hij weer met hen
teruggaan. Maar hij wist dat er geen weg terug was. Hij moest
verder!
Jullie weten hoe ik jullie zal missen, lieve vriendinnen.
Sandrine had tranen in haar ogen toen ze hem een afscheidskus gaf. Toen
draaide ze zich om en liep weg zonder nog om te zien.
Theo omarmde Marie-Christine en gaf haar een tedere zoen. Ze deed
haar ogen dicht en hield hem stevig vast. Ze wilde hem nooit meer
loslaten! Maar toch moest het!
Ze liet hem voorzichtig los en zei:
Mijn lieve Theo, je mag niet vergeten dat ik veel dichter bij je ben dan
je denkt. Zul je mijn kettinkje niet vergeten dat je bij je draagt? Het zal
je altijd aan mij herinneren.
Nog n keer legde ze haar hand liefkozend op zijn wang, draaide zich
om en liep weg. Aan het einde van het kronkelige pad keek ze om en
zwaaide. Toen verdween ze in de bocht.
Theo zuchtte diep en ging op een boomstronk zitten. Dat was dan
het einde van het geluk! Max ging naast hem zitten en keek hem
begrijpend aan. Hij aaide het dier over zijn kop.
258
Max, jij bent nog de enige van mijn vrienden en vriendinnen die over
is. Als ik jou zie, denk ik aan hen. Wat ben ik blij
dat je meegaat!
Max blafte kort en gaf hem een poot. Hij wist wat Theo bedoelde.
Vr hen bevond zich de sombere poort die dreigend op hen
neerzag. Daarachter bevond zich een vreemd en beangstigend land
met onbekende gevaren. Theo nam een besluit.
Hij liep naar de poort en drukte de roestige deurklink naar beneden.
Stroef en krakend draaide de poort open.
Vr hen lag een kronkelig modderig pad, waarlangs hoge
beukenbomen stonden. Een gure windstoot streek langs Theos
gezicht.
Enkele bruingele bladerden dwarrelden naar beneden en vielen voor
zijn voeten in een plas water. De ijskoude wind joeg sombere
wolkenpartijen voor zich uit. Hij huiverde en knoopte zijn jas dicht.
Dan was het bij oma toch een stuk vriendelijker, moet ik zeggen,
mompelde hij om zichzelf moed in te spreken.
Ze hadden een tijdje flink doorgelopen en kwamen terecht in een
heuvelachtig landschap, waar hoge dennenbomen dicht naast elkaar
groeiden. De wind was gaan liggen en koude nevelslierten kropen
langzaam over de grond. Al snel was het zo mistig en somber dat
hij het pad bijna niet meer kon zien. Hij vertrouwde op Max die
vlak voor hem liep. De trieste omgeving miste haar uitwerking op
Theos stemming niet. Hij begon zich met de minuut zwaarmoediger te voelen. Waar was hij toch aan begonnen? Hij had nooit
weg moeten gaan bij zijn vrienden. Dan had hij nu gezellig in de
avondzon op het terras gezeten. Wat wilde de koning toch van
hem? Hij mocht echter niet toegeven aan deze gevoelens. Hij moest
verder!
Het werd langzaam donker.
Max, we moeten stoppen, ouwe jongen! Ik zie bijna niets meer, jij
wel?
Hij zag Max niet meer, maar voelde tot zijn geruststelling even zijn
natte neus tegen zijn hand.
259
Ik denk dat ik mijn tent maar inkruip, want dit heeft geen nut
meer!
En met het laatste restje licht zette hij snel zijn tentje op naast het
pad. Grondzeil, deken en rugzak erin. Een lampje en het was voor
elkaar! De kleine afgesloten ruimte gaf hem een gevoel van
geborgenheid.
Hij was Ben dankbaar dat hij hem deze spullen had meegegeven. Hij en
Max konden gemakkelijk samen in de tent. Ze aten een paar van omas
boterhammen en rustten uit van de lange wandeling. Ze waren
doodmoe en vielen meteen in slaap.
Theo schrok wakker met een benauwd gevoel van paniek. Zijn hart
bonsde als een bezetene en het koude zweet stond op zijn
voorhoofd.
Waarom was hij wakker geschrokken? Hij wist het weer! Hij had een
afschuwelijke kreet gehoord, die diep uit het bos was gekomen. Een
vreselijke angstkreet! Daarna was een abnormaal diepe stilte over de
omgeving gevallen.
Hij voelde het! In dit akelige bos gebeurden dingen die met geen pen
konden worden beschreven!
Max, fluisterde hij, Heb je dat gehoord?
Hij tastte voorzichtig in het rond en voelde . . . niets!
Zijn adem stokte in zijn keel en hij kreeg het gevoel dat hij in een diepe
put wegzonk.
Max! riep hij beklemd, Max, waar ben je?.
Maar zijn trouwe begeleider was er niet meer. Door een opening in
de voorkant van de tent viel een straaltje koud maanlicht naar
binnen.
Zo te zien was Max naar buiten gegaan. Maar waarom?
Er kwam een gruwelijke gedachte in hem op: die kreet, die gil, zou
die van Max.....?
Met een duizelig gevoel liet hij zich terugvallen op zijn slaapzak.
Hij had even tijd nodig om na te denken.
Waarom was Max de tent uitgegaan? Zou hem werkelijk iets zijn
overkomen? Zou hij zijn aangevallen door een wild dier?
260
Max gromde naar een grijze kat die langs de vrouw de kamer was
binnengeslopen.
En hou die valse hond bij je, hoor je! riep ze kwaadaardig.
Theo moest direct denken aan de sprookjes die hij vroeger had
gelezen. Ja, dit moest de heks uit een sprookje zijn! Maar hij was
beslist niet bang voor haar.
Ik ben Theo van den Bosch en dit is Max, zei hij terwijl hij naar
Max wees.
Jaja, dat zal allemaal wel! Maar ik wil weten wat je hier komt
doen en waar je schaduw is.
De kat was inmiddels op het aanrecht gesprongen en siste
boosaardig naar Max.
Wat ik hier kom doen? Ik ben op reis naar de koning en ik moet
door dit vreemde land heenreizen. Hij heeft me voor een bezoek
uitgenodigd.
Ze keek hem met uitpuilende ogen aan en lachte geweldig.
Het was een geluid dat hem deed denken aan het gekras van een raaf.
Ze had zon onbedaarlijke lachbui dat ze op een stoel bij de tafel
moest gaan zitten. Na een tijdje hield het op.
Durf jij wel, Theo van den Bosch! Om midden in de nacht met deze
onzin bij een arme oude vrouw aan te komen! Naar de koning! Wat doe
jij dan in dit land? Wat een kletspraat! En ik vraag je voor de laatste
keer waar je je schaduw hebt verborgen. Een leugenaar als jij zal wel
een heel donkere schaduw hebben!
Beste mevrouw, ik weet echt niet waar u het over heeft.
Genoeg! krijste ze. Jij denkt dat ik een zwak oud vrouwtje ben,
maar dan vergis je je toch lelijk. Ik kan je vernietigen als ik dat wil,
kijk maar!
Ze prevelde wat vreemde woorden en strekte haar rechterarm uit.
Ze wees door de nog openstaande deur naar een grote boom aan de
overkant van het pad. Er ging een soort bliksemflits van haar hand
uit en met een enorme knal explodeerde de boom, waarvan niets
overbleef.
Ze keek hem woedend aan en vroeg: Ik vraag je voor de laatste
keer wat een bedrieger zoals jij hier komt doen en waar je schaduw
263
269
Hoofdstuk 24 De Schaduwjager
Theo zat de volgende morgen voor het huisje van Stella van een kopje
kruidige thee te genieten. Max lag naast hem en hield de omgeving
scherp in de gaten.
Het was de zon gelukt om de nevel te verdrijven. Het bos maakte
daardoor een vriendelijker indruk. Theo keek naar de plek waar de
boom had gestaan die door Stella was vernietigd. De rillingen
liepen hem over zijn rug. Gelukkig had Marie-Christine hem
beschermd, anders was het slecht met hem afgelopen.
Denk je na over je avonturen van gisteren, Theo? vroeg Stella. Ze
zette een schaaltje met braambessen op het tafeltje.
Jazeker, ik ben er goed afgekomen. Wat ben jij een driftkop,
Stella!
Ja, ik ben soms veel te opvliegend. Ik had je nooit zo mogen
aanpakken, Theo. Maar ik heb alleen maar mijzelf te pakken
gehad, zei ze op droevige toon. Ze wreef over een pijnlijke plek op
haar schouder.
Heb je nog veel pijn? vroeg hij bezorgd.
Nu nog wel, maar ik gebruik een zalf waardoor de wond snel zal
genezen.
Gelukkig maar, Stella. Laten we het vergeten. Alles is tenslotte goed
afgelopen! zei Theo vrolijk.
Gelijk heb je. Neem wat van die heerlijke braambessen, Theo. Wat zijn
je plannen? Wanneer ga je verder met je reis?
Ik had gedacht na het middaguur te vertrekken.
Prima, dan kun je nog een hapje eten en zal ik je wat meer over dit land
vertellen.
Uitstekend, Stella.
Luister goed, Theo! Het pad voert je vanzelf naar het hek dat
toegang geeft tot het schaduwland. Daar gaat je reis dwars door een
uitgestrekt en somber moeras. Voordat je het weet zet je een
verkeerde stap en verdwijn je in het drijfzand. Ik adviseer je niet
verder te lopen als het donker wordt. In het moeras wonen
270
Ik word weer donker! Ik val weer in het donkere diepe gat! Theo, help
me toch! Waar ben je?
Theo stond snel op, liep naar hem toe en pakte zijn hand. Deze
voelde ijskoud aan.
Rustig maar baron, ik ben bij je.
De baron greep Theos handen en hield deze stevig vast. Hij leek rustiger
te worden.
Het is goed om weer de nabijheid van een mens te voelen, sprak
hij zacht, terwijl de donkerte snel van zijn gezicht verdween.
Kom baron, we gaan rustig bij de tent zitten en dan vertelt u mij
alles. Als u honger heeft dan heb ik hier een boterham met jam voor
u.
Nee, Theo, ik heb geen honger meer. Mijn ziel hongert naar het
voedsel van het licht, hoewel ik daar tegelijkertijd doodsbang voor ben.
Maar voor het donker ben ik nog veel banger.
Hij keek huiverend om zich heen.
Ze loeren op me, Theo en jij bent mijn laatste bescherming! Ik zal je
alles vertellen.
Hij nam een korte pauze en leek diep in zijn ziel te kijken.
Toen ik indertijd de zaak tegen jou had verloren ging alles snel
bergafwaarts. Niets lukte meer en iedereen keerde zich van mij af.
Eerst mijn zogenaamde vrienden van de gemeente die mij hadden
ingehuurd om jou uit te schakelen. Zij wilden niets meer met me te
maken hebben. Ze weigerden me zelfs de beloning te betalen die ik
met ze had afgesproken. Ze wisten heel veel van mij en dreigden
alles openbaar te maken als ik niet meteen zou vertrekken. Ik heb
namelijk veel lelijke dingen gedaan in mijn leven, Theo.
Vervolgens ging mijn vrouw er met een jonge vent vandoor. Mijn enige
zoon stierf korte tijd later aan een overdosis drugs. Ik heb een
afschuwelijke tijd meegemaakt.
Hij stopte met zijn verhaal en keek Theo met wanhopige ogen aan.
Het ergste moest echter nog komen! Ik kreeg nachtmerries over de
akelige dingen die ik in mijn leven heb gedaan. Iedere nacht zag ik
de wanhopige gezichten van mijn slachtoffers als ze door de politie
naar hun cel werden geknuppeld. De rollen werden omgedraaid: zij
276
begonnen mij via mijn geweten aan te klagen! Ik deed geen oog
meer dicht en begon mijn verstand te verliezen. Ik begon te drinken
om mijn zorgen te vergeten maar het hielp me niets. En, Theo, jij
was n van mijn aanklagers. Ik kon niet meer vergeten hoe jij
onschuldig de rechtszaal werd ingedreven om te worden verscheurd
door een wild dier als ik. Gek genoeg voelde ik op dat moment iets
dat ik nog nooit eerder had gevoeld: een soort van medelijden. Ja,
ik had het werkelijk met je te doen!
Spreek je nu de waarheid, baron?
Zonder twijfel, Theo! Ik heb geen zin meer om te liegen. Maar
mijn medelijden was van korte duur, want ik moest met jou
afrekenen.
Dat heb ik gemerkt! zei Theo boos.
Wees maar gerust kwaad op me! Ik heb het verdiend! Maar ik zal
verder vertellen. Ik begon enorm veel spijt te krijgen van het leven
dat ik had geleid. Ik moest vaak terugdenken aan mijn moeder die
zoveel van mij heeft gehouden. Maar ik raakte al vroeg in mijn
jeugd op het verkeerde pad. Ik wilde carrire maken en geld
verdienen. Dat is op zich niet erg maar ik deed dat op een
genadeloze manier! Uiteindelijk wreekt zich dat en krijg je de
rekening gepresenteerd. Zoals ik je net vertelde ging het na de
rechtszaak tegen jou helemaal mis.
Ik was een dronkelap geworden die zijn dagen bij de zwervers
onder een kanaalbrug doorbracht. Tot ik op een kwade dag
stomdronken over de reling van de brug viel ......en verdronk! Dat was
dan het afschuwelijke einde van een hoogmoedig man!
Hij keek Theo met droevige ogen aan.
En nu ben ik dus dood, beste Theo! Ik dwaal al een tijdje rond in
deze schemerwereld. Er dolen hier meer van die eenzame
schaduwen rond. Een vreselijk lot! Je kunt je niet voorstellen hoe
blij ik was toen ik jou en je hond bij Stella zag! Ik kon mijn ogen
niet geloven! Ik heb mij honderden, nee, duizenden malen
afgevraagd wat zon goed mens als jij in dit dorre land te zoeken
hebt. Ik voelde dat jij niet dood was. Theo in levende lijve in dit
donkere land! Wat een lichtpunt! Je gaf me direct hoop, je was mijn
277
laatste verbinding met mijn eigen wereld! Ik heb ook gezien hoe
Stella je probeerde te vernietigen en hoe dat mislukte. Ik dacht
meteen: Theo heeft bijzondere krachten gekregen. Hij kan mij
misschien redden!
Maar ik wist ook dat ik niet veel van je te verwachten had, omdat ik
je zo onmenselijk behandeld heb. Daarom heb ik je op afstand
gevolgd en ben me een ongeluk geschrokken van die woeste hond
van je.
Hij keek angstig om zich heen en zei toen fluisterend:
Maar jouw hond is een lammetje in vergelijking met het monster
van de schaduwvanger. Ik heb die twee verderop bespied en het zijn
ontzettend angstwekkende figuren. Hij heeft me gelukkig niet
ontdekt omdat ik op dat moment geen schaduw was.
De baron zat te trillen van angst. Het zweet parelde op zijn
voorhoofd.
En zolang ik bij jou ben, hoef ik ook geen schaduw te zijn.
Een zeer indrukwekkend verhaal, baron, maar volgens mij ben je
niets veranderd. De enige reden dat je nu de waarheid vertelt is je
eigenbelang. Als ik je niet help ben je voor de schaduwvanger en
verdwijn je naar het spiegelkasteel, waar ze met je afrekenen. Dat
weet je donders goed! En als ik naar goed naar je luister, dan
komen mijn boosheid en verontwaardiging weer volop terug. Ik
herinner ik me dan weer die meedogenloosheid van je. Ik vond en
vind je een van de gemeenste schurken die ik ooit heb ontmoet! Ik
vraag me af hoeveel mensen de dupe zijn geworden van jouw
harteloosheid.
De baron zat met een gespannen uitdrukking op zijn gezicht naar Theo
te luisteren.
En mijn boosheid is zo groot dat ik niks jou te maken wil hebben!
Stella heeft me gewaarschuwd voor schaduwen. Je probeert me te
gebruiken om er zelf beter van te worden. Zojuist voelde ik nog enig
medelijden voor je. Maar nu niet meer!
Je bent n groot brok zelfbeklag, terwijl het allemaal je eigen
schuld is! Ik wil dat je verdwijnt! Ik wil niets meer met je te maken
hebben!
278
Theo stond op en draaide hem zijn rug toe. Hij kon daarom niet
zien dat de baron direct in een schaduw veranderde en er in paniek
vandoor ging.
Ver weg in het donkere moeras klonk het dreigende gehuil van een
hond. Dat was Donar, de hond van de schaduwvanger die de schaduw van de baron had geroken. Ze zouden spoedig op deze plek
zijn!
Theo pakte zijn wandelstok en ging met Max achter een struik
zitten. Hij had besloten de dingen af te wachten.
Na een tijdje hoorde hij geschreeuw en woest gegrom. Zou de
baron in handen van de jager zijn gevallen? Theo voelde geen
medelijden met de baron. Hij was immers niet voor niets in dit
akelige gebied terechtgekomen!
Theo hoorde in de bosjes een snuivend en snuffelend geluid. Was dat
de hond van de schaduwjager? Een grote donkere gestalte sloop naar
zijn tent toe.
Twee wrede lichtgevende ogen speurden de omgeving af. Dat was
dus Donar! Het beest stak zijn neus omhoog en gromde gemeen.
Hij had Theo en Max geroken! Hij maakte plotseling een grote
sprong naar de struiken waar ze zich schuilhielden. Hij wilde zich
op Theo storten maar kreeg daar geen kans voor. Midden in zijn
sprong werd hij met geweld tegen de grond gesmakt door Max die
zich met zijn volle gewicht tegen het ondier had geworpen. Het
dappere dier had de aanval voorzien en wilde Theo beschermen.
Het monster lag op de grond en was een moment verrast door deze
tegenaanval. Hij herstelde zich echter razendsnel en stortte zich op
Max. Max was niet opgewassen tegen dit monster dat het midden hield
tussen een wolf en een beer. Hij stond op het punt om Max te
verslinden. Theo kwam de dappere hond direct te hulp en sloeg het
ondier zo hard hij kon met zijn stok op zijn kop.
Even schudde het beest de grote kop heen een weer en nam Theo met
een valse blik op. Hij leek in de war te zijn en wist geen raad met dit
vreemde tweetal. Hij was immers afgericht op het vangen
van schaduwen die altijd voor hem wegvluchtten.
279
Maar man, zie je dan niet dat ik helemaal geen schaduw ben! Kijk
toch eens goed uit je doppen! Ik ben een gewoon mens van vlees en
bloed!
Dat zie ik ook wel, maar dan hoor je hier helemaal niet thuis!
Maak jij dan uit, wie hier wel of niet thuishoort? Ik dacht dat
alleen de koning het recht heeft over dit soort zaken te beslissen. De
koning? Wat weet jij als gewone sterveling van de koning? De man
begreep er werkelijk niets van en zijn nieuwsgierigheid won het nu
van zijn boosheid.
Waarom zou ik dat jou uitleggen? antwoordde Theo. Ik hoef
alleen maar aan de koning verantwoording af te leggen. Maar als je me
niet gelooft, wil dan deze brief maar lezen. Ik hoop dat je me daarna
redelijk zult behandelen!
Theo gaf hem de brief. Toen hij was uitgelezen bekeek hij Theo met
een verwonderde blik.
Mag ik mijn brief terug, alsjeblieft?
Jazeker heer! stamelde de man verlegen.
Je wordt al wat beleefder, merk ik. Je hebt je overigens nog niet eens
aan me voorgesteld. Ik weet alleen de naam van je hond.
De man maakte een buiging.
Heer Theo, ik hoop dat u mijn nederige excuses wilt aanvaarden.
Ik ben een eenvoudige knecht die slechts zijn plicht doet. U bent
een hoge gast in ons land want u draagt de uitnodiging van de
onderkoning bij u. Zeg wat uw wensen zijn en ik zal mijn best doen
ze te vervullen. Ik heb geen naam. Ik word de schaduwjager
genoemd.
En ik spreek mijn verontschuldigingen uiteraard ook uit namens
Donar, voegde hij er aan toe.
Ik aanvaard je excuses, beste schaduwjager. Ik begrijp dat je niet
gewend bent aan een gast als ik.
U zegt het juist, heer Theo, zei de schaduwjager. Mag ik u
misschien iets vragen?
Maar natuurlijk, beste man!
281
Ik zoek al een tijdje een listige schaduw die ik niet te pakken kan
krijgen. En ik moet hem hebben, want de tijd dringt. Als het me niet snel
lukt krijg ik ongenoegen met de kasteelheer.
Je bedoelt de baron? vroeg Theo.
Kent u deze schaduw, heer?
Ja, ik ken hem zeer goed. Hij was mijn grootste vijand en ik heb
hem eerder op de avond weggestuurd. Ik wil hem nooit meer zien!
Juist ja, hij is dus bij u geweest en heeft u gevraagd hem te helpen.
U heeft de juiste beslissing genomen door hem weg te sturen. Met
die schaduwen is namelijk van alles mis! Ze zijn absoluut niet te
vertrouwen!
Het vreemde is dat zijn schaduw wegvalt als hij bij in de buurt is,
merkte Theo op.
De jager keek hem peinzend aan.
Dat verklaart waarom hij moeilijk te vangen is. Hij is een soort
halfschaduw die het contact met zijn oude wereld nog niet helemaal
kwijt is. Dat contact is er als hij bij u is. Maar hij moet zich niet
vergissen. We krijgen hem te pakken en dan moet hij verantwoording afleggen bij heer Johan!
Over je hond gesproken: een vriendelijk dier is het niet! Hij zou ons
verscheurd hebben, zei Theo.
De jager keek trots naar zijn hond die wat verdrietig stond te kijken.
Het dier voelde dat hij iets verkeerds had gedaan en keek zijn baas
schuw aan. Maar de jager aaide hem over zijn kop en zei:
Het is een fel beest, maar hij is bijzonder trouw. Hij gaat voor zijn
vrienden absoluut door het vuur. Hij is getraind in het opsporen en
gevangen nemen van schaduwen. Omdat jullie geen schaduwen zijn
is hij in de war geraakt en viel jullie aan. Vooruit Donar, sluit eens
vriendschap met heer Theo en zijn hond..., hoe heet uw hond?
Hij heet Max.
Donar had zijn baas begrepen en liep naar Theo en Max. Hij ging
zitten en gaf Theo zijn poot. Theo nam zijn poot aarzelend aan en
aaide hem voorzichtig over zijn grote kop. Vervolgens liep Max
naar hem toe en besnuffelde hem voorzichtig. Al heel snel hadden
de dieren vriendschap gesloten en speelden vrolijk met elkaar.
282
Ziet u, heer Theo. Als Donar eenmaal met iemand vriendschap heeft
gesloten is alles goed.
Theo was bijzonder blij met de goede afloop van dit avontuur.
Inwendig trilde hij echter nog van de spanningen die hij had
doorstaan. Het was niet eenvoudig om door dit vreemde en woeste
land heen te trekken!
Hoe kom ik bij het kasteel, schaduwjager? vroeg Theo.
U kunt gemakkelijk de weg vinden, heer Theo. U volgt het pad,
waarbij u moet opletten voor het moeras. En u moet zich niets
aantrekken van dwaallichtjes die iedereen willen laten verdwalen.
Ik ga nu de schaduw zoeken, heer Theo. Ik hoop u later nog op het
kasteel te zien! Tot ziens!
Tot ziens, schaduwjager!
De jager floot zijn hond waarna ze verder het dal in liepen. Theo
genoot van de rust en stilte die waren weergekeerd.
Nou, Max, was dat spannend zeg! Ik ben blij dat het goed is
afgelopen. Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga slapen. Morgen is
het weer vroeg dag.
Hij was doodmoe en kroop in zijn tent, gevolgd door een eveneens
vermoeide Max. Al spoedig waren ze weggezonken in een diepe
slaap.
283
Hoofdstuk 25 De goudschat
Ze waren de volgende ochtend al vroeg op weg gegaan. Het
modderpad voerde hen verder het moerassige dal in. Het was een
nevelige troosteloze omgeving met weinig plantengroei. Hier en
daar groeide een armetierige boom, waarin raven hun nesten hadden gebouwd. Een paar vogels zaten vanaf de hoogste takken
kwaadaardig naar beneden te kijken. Ze lieten met hun onaangename gekras merken dat Theo en Max niet welkom waren.
Ze strompelden moeizaam voort en moesten op hun hoede zijn dat ze
niet in het moeras vielen. Gelukkig kon Theo daarbij vertrouwen op de
scherpe ogen van Max. Ze ploeterden al uren door de vieze drab heen
zonder dat ze veel opschoten.
Nou, Max, we zullen hier geen prijs krijgen voor een snelheidsrecord! zei Theo, terwijl hij op een droog stuk van het pad modder van
zijn schoenen veegde.
Ik stel voor dat we op dit droge eilandje maar eens een korte pauze
nemen, vind je ook niet?
Als antwoord op zijn vraag ging Max naast hem zitten.
Theo legde het zeil van de tent op de grond, zette zijn spullen erop
en ging languit op de grond liggen. Hij was doodmoe! Zijn ademhaling ging zwaar vanwege de bedompte, naar zwavel stinkende
lucht.
Waar zijn we toch terechtgekomen, Max? Hoe eerder we hier weg zijn,
hoe beter! verzuchtte hij.
Ze aten een paar boterhammen en dronken van de bramenlimonade
die Stella hen had meegegeven. Theo mijmerde verdrietig over de
betere tijden bij oma en Trudie. Hij raakte steeds verder verwijderd
van Madelon en zijn goede vrienden Tonio en Mieke.
Ze moesten eens weten dat hij hier was! Hij voelde onwillekeurig
aan het kettinkje van Marie-Christine. Hij nam het van zijn hals en
keek met een warm gevoel naar het gouden medaillon. Het had de
vorm van een hartje, met daarin de initialen MC.
284
Hier zat hij dan op een eilandje in dit eindeloze moeras! Onmetelijk
ver verwijderd van de warmte en de liefde van zijn vrienden!
Hij schrok enorm bij de gedachte dat hier vele schaduwen in
dezelfde toestand ronddwaalden. Het waren allemaal schaduwen
van levende mensen, uit hun eigen wereld weggerukt door de dood.
Opgejaagd door de schaduwjager met zijn hond. Met als eindpunt
het spiegelkasteel waar de angstaanjagende graaf Johan hen
opwachtte. Er was hier geen medelijden met deze schaduwen van
mensen.
Theo voelde zich ongemakkelijk bij de gedachte dat hij goed in
deze omgeving paste. Hij had immers ook geen enkel gevoel van
medelijden gehad met de baron. Goed, de baron had hem veel
aangedaan, maar alles was uiteindelijk toch weer goed gekomen.
Had hij niet teveel toegegeven aan zijn boosheid? Was hij niet een
bevoorrecht mens met zoveel goede vrienden om zich heen en
zoveel bescherming van Hogerhand? Tenslotte is niet iedereen zo
bevoorrecht. Stel dat je altijd hebt moeten ploeteren in je leven?
Stel dat niemand ooit van je heeft gehouden? Veel mensen hebben
een keihard leven gehad. Ze hebben geleefd in armoede en zonder
liefde.
Theo voelde zich onrustig worden.
Was hij niet een beetje een verwend jongetje voor wie iedereen
altijd klaar stond? Als je leven glad verloopt en je wordt geliefd door
veel mensen, heb je dan nog wel oog voor pijn en het verdriet van
anderen? Ga je dan niet in een droom leven?
Theo zag dat dit belangrijke vragen waren.
Is het niet zo dat je juist menselijker wordt als je zelf de noden en pijn
van het leven ervaart? Het is vergelijkbaar met het leven van iemand
die rijk is. Die kan zich met geen mogelijkheid de pijn en het gebrek
van armoede indenken.
Wat had de baron gisteren ook al weer tegen hem gezegd? O ja, dat
Theo het enige menselijke lichtpuntje vormde in deze ellendige
omgeving. Nou dat viel wel tegen, want Theo had zich laten
meeslepen door zijn wraakgevoelens. Daarom liet het lot van de
285
Waar is die koning van jou dan? Waarom komt hij ons niet helpen als
hij zo goed voor ons is? Bespottelijk gewoonweg, Theo! Daar heb je
geen antwoord op!
Theo was verrast. De baron had wel degelijk een bepaalde levensfilosofie, al was het er een die de problemen volgens Theo juist
veroorzaakte.
Ik hoor dat je over de dingen hebt nagedacht, baron. En er klinkt grote
teleurstelling uit je woorden. Het lijkt er op dat je diep in je hart anders
had willen leven, maar dat je dat niet is gelukt. En dat je uit verbittering
hebt besloten alleen aan jezelf te denken. Maar volgens mij draai je de
zaken dan juist om.
Waarom ligt die jonge soldaat te sterven? Omdat hebzuchtige
politici en eerzuchtige generaals hem de oorlog in hebben gestuurd.
Omdat zij slechts voor zichzelf opkomen zoals jij. Totaal niet
genteresseerd in de pijn en het verdriet van een ander.
En waarom heb je nooit iets van de koning gezien of gehoord?
Omdat je hem je rug hebt toegekeerd. Kijk naar jezelf, baron, en
wat zie je? Je bent verblind door je zucht naar goud en je honger
naar macht. Met die houding hoor je toch niet thuis in het Land van
het Licht?
De baron dacht even na.
Nee Theo, jij bent degene die de zaken omdraait! Je wordt geboren
in een wereld die niet deugt en je moet praktisch zijn. Hoe kom je
er het gemakkelijkst doorheen, dat is de vraag. En ik sta hier nu
weer voor dezelfde vraag: hoe maak ik mij het leven hier zo
gemakkelijk mogelijk. Daarom moet Johan het kasteel uit en ik
erin. Dan is alles opgelost. En als je slim bent doe je met me mee.
Ik kan je niet op andere gedachten brengen, baron. Ik doe niet met
je mee, want ik moet verder. Ik heb mijn standpunt duidelijk
gemaakt. Jouw houding veroorzaakt alleen maar problemen. Maar
n ding wil ik je zeggen: als je nooit in je leven de minste liefde
hebt gevoeld dan word je vanzelf koud en gevoelloos. Daarom is
liefde van het grootste belang voor een mens. Een mens is geboren
voor het licht en niet voor het donker.
290
291
Zuchtend ging Theo in zijn tent zitten en knabbelde aan een kaaskoekje dat oma voor hen had gemaakt. Uiteraard vergat hij daarbij
ook Max niet.
Het was gedaan met zijn rust. Het lot van de baron liet hem niet
onverschillig. Hij kon toch niet zomaar toezien dat de man ten onder
zou gaan.
Kom Max, we gaan deze eigenwijze persoon helpen!
Max kwispelde als teken dat hij het helemaal met Theo eens was.
Een kwartier later ploeterden ze weer door de modder in de richting waar
ze de baron hadden zien verdwijnen. De weg voerde nog altijd naar
beneden en het werd steeds mistiger. Maar na een tijdje merkte hij tot
zijn genoegen dat de grond droger werd. Even verderop zag hij tot zijn
verrassing een kleine groententuin waarin een eenzame figuur stond te
schoffelen. Aan zijn lengte te zien was dit de dwerg met wie de baron
eerder had gesproken.
Theo liep naar de kleine figuur toe, die inmiddels rustig op zijn
schoffel leunend op hem stond te wachten.
Goedemiddag, beste man, druk aan het werk? vroeg Theo joviaal.
Uiteraard, uiteraard, antwoordde de dwerg. Ik neem aan dat jij Theo
van den Bosch bent?
Theo keek verwonderd. Hoe kende de dwerg zijn naam? Dat is juist en
met wie heb ik de eer?
O, noem mij maar gewoon de knollenman. Iedereen hier noemt mij zo
omdat ik nogal veel in de knollenvelden werk.
De man diepte een oude pijp op uit zijn jas die hij met
donkere tabak begon te stoppen.
Ik stel voor dat we onze kennismaking voortzetten in mijn werkschuurtje. Dat lijkt me wat gezelliger, zei hij.
Hij wees naar een houten schuurtje dat in een hoek van het veld stond.
Hij maakte een beschaafde indruk op Theo. Hij had een open en
vriendelijk gezicht.
Ze liepen op hun gemak over het veld en Theo zag dat hij naast
knollen ook andere groenten kweekte.
De knollenman wees naar het veld en zei een trots:
292
Ik lever een deel van de groenten aan het kasteel, waar ze best
tevreden zijn over de kwaliteit.
Even later zaten ze op twee houten kratten in een gezellig schuurtje, waar allerlei tuingereedschappen aan de muur hingen.
Een kopje warme chocolademelk, Theo? En zou Max dat ook
lusten?
Dat zou lekker zijn, knollenman! En Max is dol op alles waar
chocolade inzit.
Die chocolade komt van de cacaoplantage van Franoise, die bij
het Land van de Regenboog woont. Ik ruil groenten met chocolade
en met tropische vruchten die daar volop aanwezig zijn.
De knollenman pakte een brandertje en zette daar voorzichtig een
ketel op. Hij haalde een fles melk uit zijn tas en goot de helft
daarvan in de ketel.
Zo, nu nog chocoladepoeder erbij en dan maar vuurtje stoken,
mompelde hij.
Je bent hier van alle gemakken voorzien, knollenman. Dat had ik
niet verwacht midden in het moeras! En je hebt nog koeien ook! zei
Theo die verrast was.
Och, het is hier nog zo slecht niet. Alleen de schaduwen hebben het
niet naar hun zin, maar je weet waarom dat zo is. En wat de koeien
betreft, die zouden het in dit moerasklimaat niet lang volhouden.
De melk komt van koeien die grazen op de uitgestrekte grasvelden bij
Franoise.
Theo knikte.
Mag ik je vragen hoe je mijn naam kent? vroeg Theo.
Dat is eenvoudig. Ik heb gisteren met de schaduwjager gesproken
die op zoek is naar een sluwe schaduw. Hij vertelde mij alles over
jou. Je bent hier op doortocht naar het Land van de Regenboog,
nietwaar? En het is blijkbaar de bedoeling dat je ook heer Johan een
bezoek brengt.
Zo is het!
Wel, het schijnt dat je een bijzondere persoon bent omdat
293
De baron had het gefluister achter zijn rug blijkbaar gehoord want
hij draaide zich snel om en keek hen met grote waanzinnige ogen
aan.
Theo, zie je dat? Het goud ligt hier voor het grijpen, maar het
loopt als modder door mijn vingers. Afschuwelijk!
Hij keek nu met woedende ogen naar de knollenman.
Dat is jouw schuld, smerige gifdwerg! Jij hebt me voor de gek
gehouden en daar zul je voor boeten!
Hij stond op en wilde zich op de dwerg werpen, maar zover kwam hij
niet. Hij werd op dat moment met grote kracht omver gesmeten door
Donar, de trouwe hond van de schaduwjager.
Zo, die hebben we dan eindelijk te pakken! zei de schaduwjager
die achter de bosjes vandaan kwam.
Ik vermoedde wel dat zon grijpgrage schaduw als hij naar het
goudeiland zou komen!
Hij gaf de knollenman en Theo een hand. Hij had een tevreden
uitdrukking op zijn gezicht.
Wat een opluchting dat ik hem te pakken heb gekregen. Het begon
mij en heer Johan flink te vervelen, moet ik zeggen! Kijk, hij begint
zijn ware gedaante aan te nemen!
Ze zagen dat de baron langzaam in een schaduw veranderde.
Door zijn weigering iets bij te leren is zijn schaduw zelfs nog
donkerder geworden dan eerst!
De schaduwjager had gelijk. De baron was een zeer duistere
persoon geworden die zachtjes lag te kermen onder het zware
gewicht van Donar.
Leuke baan heb jij, schaduwjager! Wat een lol om zon donkere
kermende gestalte te vangen, merkte Theo medelijdend op.
Zijn opmerking maakte geen indruk op de jager want hij nam het
vangnet van zijn schouder en gooide dat over de baron heen, nadat
Donar snel opzij was gesprongen. Het net vouwde zich vanzelf om de
baron heen, die nu geen kant meer op kon. Dat was het dan wat de
baron betrof!
Moet je luisteren, heer Theo! Die schaduwen hebben het er zelf
naar gemaakt. Ze zijn bar eigenwijs en willen nooit naar goede raad
297
298
Dat is niet zeker. Heer Johan lijdt de laatste tijd aan slapeloosheid. En
zijn humeur ........Niet om te harden! Ik weet niet wat er met hem aan de
hand is. Laatst heeft hij mij vreselijk uitgescholden vanwege een
kleinigheidje. Nee, het gaat niet goed met hem.
Nou, dan zullen we maar voorzichtig naar de binnenplaats rijden en
onze vracht uitladen. Mee eens?
Freek knikte en zei waarschuwend:
Maak alsjeblieft geen herrie want ik sta niet voor de gevolgen in!
Ze reden langzaam onder de lage boog van de poort door en
kwamen uit op een ruime, halfverlichte binnenplaats. Ze rammelden over de straatklinkers heen, waarbij Theo zijn hart vasthield.
Dat was niet zomaar wat lawaai, maar een enorme herrie!
De knollenman zat bedenkelijk te kijken en daar had hij alle reden
toe. In n van de hoge torens werd een luik werd opengesmeten
waardoor een donkere gestalte naar buiten keek.
Een bulderende stem klonk door de nacht:
Wie maakt hier zon rotherrie? Freek, Freek, waar zit je, lelijke
luiwammes!
Maar Freek had zich direct teruggetrokken toen hij de woedende stem
van zijn heer hoorde.
Het luik van het torenvenster werd met een harde klap
dichtgegooid.
De knollenman keek Theo beteuterd aan. Hij krabde achter zijn
rechteroor en zei bezorgd:
Nou krijgen we een hoop geduvel! Heer Johan is toch al niet zon
vrolijk heer en nu is het helemaal mis! We zullen eerst maar
naar binnen gaan om het uit te leggen.
Hij maakte Geertruida los en bracht haar naar de stal. Vervolgens
liepen ze een trapje op dat toegang gaf tot het kasteel. Ze liepen
door een smalle gang en kwamen uit in een grote zaal. De zaal werd
zwak verlicht door een smeulend vuurtje in een open haard. In het
midden van de zaal stond een lange houten tafel die al was gedekt
voor het ontbijt.
Aan de muur hingen wapenschilden en in iedere hoek van de zaal stond
een harnas.
301
Theo schrok toen de deur tegenover hen met kracht werd opengesmeten. Een lange gedaante in een zwarte mantel stormde de zaal
binnen.
Wat is hier aan de hand? schreeuwde de angstwekkende zwarte
figuur terwijl hij op hen af rende. Het leek er zelfs even op dat hij
hen omver zou lopen. Maar zover kwam het niet, want hij stopte
vlak voor hen.
Theo keek in een wit, van woede vertrokken gezicht met
koolzwarte fonkelende ogen. Hij moest omhoog kijken omdat de man
zeer lang van gestalte was. Hij was broodmager, bijna zo mager als
een skelet. Hij had een zwarte hoed op zijn hoofd met een opvallend
brede rand. Hij hield een knokige lange vinger voor Theos neus en
riep hijgend met holle stem:
De knollenman ken ik, maar jou niet! Wie ben je? Hoe durf je het
om mij, de heerser van dit land, in mijn slaap te storen?
Theo wilde antwoorden, maar de man gaf hem geen kans.
En dan ook nog een hond in mijn paleis! Ik haat honden! Ik heb de
schaduwjager ook verboden om met zijn rothond in huis te komen.
Eruit met dat beest!
Hij liep dreigend naar Max, maar die liet een vervaarlijk gebrom
horen.
Wat krijgen we nou? riep de man verbaasd. Zon nietig wezen
durft zich tegen de heer van het donker te verzetten? Dat is
ongehoord! Belachelijk!
Voordat de knollenman hem kon tegenhouden deed Theo een stap
naar voren en tikte de man op zijn magere schouder.
Luistert u eens, geachte graaf! Dat kwaad bent dat wij u uit uw
slaap hebben gehaald, vind ik redelijk. Daarvoor bieden wij u onze
excuses aan. Maar u hoeft Max geen rothond te noemen. Dat pik ik
niet, ook niet van u!
De man had zich omgedraaid en staarde Theo met grote ogen van
verbazing aan. Dit had hij nog nooit meegemaakt! Maar hij was een
man van daden en niet van woorden. Hij gooide zijn wijde zwarte
mantel over Theo heen. Theo schrok geweldig en kreeg het gevoel
dat hij stikte. De mantel trok zich vast om hem heen en Theo werd
302
309
Geldt dat voor iedereen, Johan? Zijn Freek en de knollenman hier ook
als schaduw binnengekomen?
Ja, zij zijn ook in dienst van de koning en hopen dat ze eens naar
het Land van het Licht mogen gaan. Wij zijn niet meer zo bang
voor het Licht, zie je! De jongeren mogen het gerust van ons
overnemen!
Op dat moment kwam Freek binnen met een schaal vol kersen
die hij op tafel zette. Hij zette ook een schoteltje kersen op de
grond voor Max, die er meteen van begon te smullen.
Neemt u mij niet kwalijk, edele heren, maar toen ik binnenkwam
hoorde ik dat er over mij werd gesproken.
Theo vond Freek een aardige oude man en vertelde hem over hun
gesprek. Freek knikte daarna vriendelijk en wees naar de schaal.
Heren, laat het u smaken! Heerlijke kersen uit het goede land van onze
vriendin Franoise. Als zij er toch eens niet was, dan zou het hier
allemaal veel minder zijn!
Hij liep vervolgens schuifelend de zaal uit.
Freek is een goede kerel geworden, Theo! Toen hij hier voor het eerst
kwam was hij een eigenwijze en vervelende schaduw. Maar hij heeft
snel bijgeleerd, moet ik zeggen.
Toch wel onaangenaam allemaal zei Theo peinzend. Eigenlijk
hebben we allemaal donkerte in ons, Johan. Dan zou iedereen bij jou
langs moeten komen.
Dat valt best mee, antwoordde Johan. Er zijn veel goede
mensen. Zij stralen licht uit, waaraan anderen zich kunnen warmen.
En wat denk je van kinderen? Nee, zij hoeven beslist niet bij mij te
komen buurten!
Theo begreep goed waar hij het over had.
Ik heb nog n vraag, Johan. Waarom wordt dit kasteel het
spiegelkasteel genoemd? Ik heb eerlijk gezegd nog niet n spiegel
gezien!
De graaf moest lachen.
311
Ja, daar zeg je iets, Theo! Er zijn hier meer spiegels dan je denkt.
Zeer bijzondere spiegels, mag ik wel zeggen! Maar eet eerst wat
van die lekkere kersen! Daarna zal ik je meenemen naar de
gewelven onder het kasteel. Daar zal het je duidelijker worden,
denk ik!
312
Hoofdstuk 27 In de gewelven
Theo dacht dat er geen einde zou komen aan de wenteltrap die naar
de kelders van het kasteel voerde. Hij werd er een beetje draaierig
van.
Freek liep voor de graaf en Theo uit en had een fakkel in zijn hand.
Theo keek aandachtig naar hun bewegende schaduwen op de muur.
Het waren spookachtige figuren die zich aftekenden. Soms leek de
graaf met zijn zwarte wapperende mantel op een reusachtige
vleermuis en dan leek hij weer op een dreigende vampier.
Nee, het was geen pretje om langs de smalle trap de onbekende
diepte tegemoet te gaan!
We zijn er bijna, Theo! riep de graaf met een holle stem.
Theo hoorde het geluid van rammelende sleutels en het geknars van een
deur die openging.
De graaf wachtte op hem en wees naar een openstaande deur. Welkom
Theo, in de gewelven van mijn kasteel!
Toen Theo door de deur liep kwam hem een ijskoude muffe
luchtstroom tegemoet die hem deed huiveren.
Freek stak een paar fakkels aan die aan de muur hingen.
Ze bevonden zich in een grote boogvormige ruimte. In de muren zaten
ijzeren deuren.
Ziedaar onze kamers, waarin zich een aantal gasten bevinden! zei de
graaf spottend.
Uit de cellen klonken regelmatig klaaglijke en kreunende geluiden. Zo
te horen is het hier niet echt gezellig, zei Theo bedrukt. Waar zit de
baron opgesloten?
Freek wees naar de laatste cel aan hun linkerkant.
Vind je het goed als ik hem een bezoekje breng, Johan?
Ga je gang, Theo. Maar ik hoef hem niet te zien. Freek en ik gaan
weer naar boven want wij hebben hier niets te zoeken. Je zult
vanzelf wel merken hoe het er hier aan toegaat. Laat je niet ompraten door de schaduwen want je weet wat hun beweegreden is: puur
eigenbelang! We sluiten de deur achter je want we houden er niet
313
van als ze door het kasteel gaan zwerven. Over een paar uurtjes
halen we je weer op! Akkoord?
Theo had weinig zin om hier te blijven, maar hij had zich nu
eenmaal voorgenomen met de baron te praten.
Ja, akkoord! Is de cel van de baron open?
Ja, de cellen kunnen gewoon open, maar de bewoners kiezen
vrijwillig voor hun gevangenschap. Ze kunnen trouwens niet
anders! Veel plezier, Theo en tot straks, zei de graaf cynisch.
Theo wachtte totdat hij hun voetstappen niet meer hoorde. Hij
bevond zich in een diepe spelonk waar alleen duisternis en
wanhoop regeerden. Een afschuwelijk oord!
Vooruit dan maar, Max, we gaan de baron een bezoekje brengen,
fluisterde hij, terwijl hij naar de laatste cel liep. Hij klopte
zachtjes op de deur.
Baron, ben je daar?
Er kwam geen antwoord. Hij opende voorzichtig de deur en ging naar
binnen. Het was er aardedonker.
Ik zie geen hand voor ogen, ik heb een fakkel nodig!
Even later ging hij weer de cel in met een kleine fakkel in zijn
hand. Het was er muf en vochtig. Er liep water langs de muren naar
beneden. Achter in de cel stond een bed met stro en een oude deken
erop. Onder de deken lag een gestalte.
De gestalte riep met een ijle stem:
Weg met het licht, weg met het licht!
Theo liep naar het bed en trok de deken weg waaronder een nietige
schaduw lag.
Baron! U bent toch de baron?
Theo! klonk het stemmetje uit het bed.
Theo zag dat Max met een scheve kop van verbazing naar de baron
stond te kijken. Hij begreep er niets van!
De magere schaduw kroop langzaam terug onder de deken.
Ik ben letterlijk een schaduw van de persoon die ik was, Theo!
piepte de baron klaaglijk.
Alleen maar zelfbeklag, baron! Je hebt het aan jezelf te danken! De
baron kwam een stukje onder de deken vandaan.
314
Ja, dat weet ik nu ook, maar het is te laat! Het is hier vreselijk, Theo!
Maar wat doe jij hier? Jij hoort hier helemaal niet thuis. Maar ik ben wel
ontzettend blij dat ik je zie!
Theo zag ineens lichtstrepen door de schaduw van de baron
heenlopen.
Zie je dat, Theo, als jij bij me bent word ik minder donker. Ik krijg het
gevoel dat mijn bloedsomloop weer op gang komt. Kijk, kijk, ik krijg
mijn normale gestalte weer terug! Wat een vreugde!
En inderdaad, de baron veranderde snel van schaduw tot mens.
Hij sprong van zijn bed en maakte een korte vreugdedans. Hij had
zelfs zijn oude kleren weer aan.
Ha, ik voel het warme leven weer in mij terugkeren, Theo! Die
kou, weet je, die afschuwelijke altijd aanwezige kou, dat is het
ergste!
Hij liep naar Theo toe en omarmde hem hartelijk. Theo voelde zon
enorme kilheid van hem uitgaan, dat hij terugdeinsde.
Ja, Theo, je voelt nu de kilte die uitgaat van mijn hart. Die heb ik zelf
nooit heb gevoeld. Ik voel nu pas wat ik anderen heb aangedaan
en ik kan het niet meer goedmaken.
Hij ging op zijn bed zitten met zijn hoofd in zijn handen en snikte
het uit. Hij wees naar de muur tegenover hem waar een oude
spiegel hing.
En aan die vervloekte spiegel kan ik niet ontsnappen! Een
schaduw is tot in lengte van dagen veroordeeld tot de spiegel.
Theo en Max liepen naar de spiegel, waarin ze zichzelf helder
konden zien.
Wat is daarmee, baron? Dat is toch een gewone spiegel? Niets
bijzonders mee aan de hand.
Voor jou niet, beste Theo, voor jou niet! Maar in de spiegel
schuilt een helder licht dat alles doordringt. Het is een spiegel van de
waarheid. Ik ben gedwongen er voortdurend in te kijken en dat is een
verschrikkelijke kwelling!
Ik denk dat ik het begrijp. Je ziet in de spiegel hoe je werkelijk
bent. Je kunt je niet meer verbergen. Het is de spiegel van je ziel!
315
316
317
319
En alsof hij zich schaamde voor zijn gevoelens, liep hij snel de zaal uit
terwijl zijn duistere mantel wijd om hem heen wapperde.
Hij is nog de kwaadste niet, zei de knollenman met een milde
glimlach. Maar hij is wel humeurig de laatste tijd! Misschien komt dat
door de eenzaamheid.
Toen Theo die avond in zijn bed lag, waren zijn gedachten bij de
baron. Hij zou de volgende morgen met de knollenman vertrekken en
de baron nooit meer zien. Hij had diep medelijden met hem.
Hij kon er niet van slapen. Hij besloot daarom naar beneden te gaan
voor een glas wijn. Hij liep de zaal in en zag tot zijn verrassing dat de
graaf in zijn luie stoel voor de open haard zat.
Hallo, graaf, wat zit je daar in het vuur te staren? vroeg hij
vriendelijk
Hallo, Theo! Ik kan niet in slaap komen. Is dat bij jou ook zo?
Inderdaad! Ik pieker over het trieste lot van de baron.
Pak een stoel, Theo, en kom naast me zitten. Als we dan toch niet
slapen, kunnen we net zo goed wat praten.
Theo schoof een stoel aan en nam plaats.
De baron? vervolgde de graaf. Maak jij je druk over die man? Hij
heeft je alleen maar ellende bezorgd.
Dat is waar, maar hij is in onze verziekte wereld opgegroeid. De ene
mens is nu eenmaal de andere niet.
Ja, maar je kunt weten dat je een ander geen pijn mag doen. Er zijn
mensen die een slechte jeugd hebben gehad en die toch het goede
pad zijn opgegaan. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen
daden.
Wat ben je streng, graaf! Maar je woorden klinken logisch.
Desondanks heb ik het met de baron te doen.
Niet ik ben streng, maar het eigen geweten van een mens is streng. Jij
kunt dat ook niet veranderen, beste Theo.
320
Dat is je volste recht! Alleen haalt het niets uit want de wetten
liggen nu eenmaal vast.
Kun jij dan niets doen? Ik had gedacht dat je aan de baron
misschien een goede medewerker zou hebben. Je wordt een dagje
ouder en dat geldt ook voor Freek en de knollenman.
De graaf veerde omhoog alsof hij door een wesp was gestoken.
Ben jij nou helemaal, Theo! Die kerel wilde me uit mijn kasteel
gooien en er zelf in gaan zitten. En dan zou ik hem in mijn dienst
nemen? Belachelijk gewoon! Nee, mijn beste, daar komt niets van
in!
Nou, ik zal verder niet bij je aandringen. Het was zomaar een
gedachte van me, zei Theo.
Ik heb je inmiddels goed leren kennen, Theo. Ik vind je een reuze
aardige kerel dat je je zo voor de baron inzet. Maar die hebzuchtige
houding van hem is toch werkelijk ongelooflijk!
De graaf staarde een tijdje nadenkend in het smeulende hout van de
open haard. Ineens stond hij op en zei:
Maar om jou een plezier te doen wil ik nog eens met hem praten. Je
hebt in n ding gelijk: we kunnen hier een jonge medewerker
gebruiken! Maar ik moet eerst zien of hij voor verbetering vatbaar is.
Kom, we gaan hem opzoeken in zijn cel!
Korte tijd later betraden ze het gewelf en liepen naar de cel van de
baron.
Enkele schaduwen schoten schichtig weg toen ze Johan en Theo zagen. De graaf gooide de celdeur ruw open en ging naar binnen.
De schaduw van de baron zat net voor de spiegel en schoot in
paniek onder de deken van het bed.
321
Ik kan dat niet precies zeggen. Het is een heel nieuw gevoel voor
mij.
Kijk eens aan! Je hebt het over gevoel, zei de graaf smalend.
Grote woorden voor zon nietige schaduw als jij! Zeker alleen
maar gevoel voor jezelf? Laat me toch niet lachen, man!
De baron keek Johan recht in zijn ogen.
U mag denken wat u wilt, maar dit is een ander gevoel! Ik denk
vaak aan mijn lieve moeder en ook aan wat de koning heeft
gezegd.
Johan pakte Theo bij zijn arm en liep met hem de cel uit. Hij
fluisterde zo zacht dat de baron het niet kon horen:
Merkwaardig is dat, Theo. Een schaduw die over de koning praat.
Dat gebeurt pas als een schaduw hier heel lang heeft gezeten. Heb jij
met hem over de koning gesproken?
Ja, dat heb ik. De baron was zeer kritisch maar had wel belangstelling voor mijn mening.
door! Als je akkoord gaat wordt je last draaglijker voor je. Maar zo
gauw ik merk dat je de zaak belazert, ga je naar het duistere dal. En
dan ben je verder van huis dan ooit!
De baron wist niet wat hij moest zeggen. Hij stond met zijn mond
open van verbazing naar hen te kijken. Toen zakte hij op zijn
knien en huilde een tijdlang als een klein kind.
De graaf en Theo lieten hem alleen met zijn gevoelens en wachtten
buiten de cel op zijn antwoord. Een minuut of vijf later tikte de
baron Theo zachtjes op zijn schouder.
Theo, ik weet niet hoe ik je moet bedanken. Wat moet ik voor je doen
om te laten zien dat ik spijt heb van alles?
Baron, je hoeft maar n ding voor me te doen! De betrekking bij
heer Johan aannemen, goed naar hem luisteren en je inzicht
vergroten. Eens zal ik je dan ontmoeten in het Land van de
Regenboog waar ik je als een vriend zal ontvangen!
323
Zelfs Johan was onder de indruk van deze woorden, want hij
draaide zich om en snoot luidruchtig zijn neus. De baron nam
Theos hand en hield deze lang vast. Hij keek hem aan met tranen
in zijn ogen en wist geen woord uit te brengen.
Nou, doe je het of doe je het niet? riep de graaf ineens
ongeduldig.
Ja, heer Johan, ik doe het. Ik beloof u dat ik mij volledig voor u
zal inzetten.
Goed, dat is dan afgesproken. Ik kan Theo altijd als getuige
oproepen! Je mag je cel verlaten en je kunt met ons mee naar
boven. Je mag je eigen menselijke gestalte vanaf nu behouden.
Freek zal je je kamer wijzen en je vertellen wat er allemaal voor
werk moet worden gedaan. Dat is mijn besluit! Ik heb gesproken!
Hij draaide zich om en liep snel naar de wenteltrap, waarbij zijn
wijde zwarte mantel om zijn schrale gestalte wapperde.
324
Hoofdstuk 23 Franoise
Hoewel Theo zich had voorgenomen de andere dag te vertrekken, was
daar niets van terechtgekomen. De graaf had hem overgehaald nog een
paar dagen te blijven. De baron, die inmiddels zijn donkere cel had
verruild voor een kamertje in het kasteel, sloofde zich uit om het
iedereen naar de zin te maken. Hij bleek een goede kok te zijn en
maakte de lekkerste hapjes klaar. De graaf was aangenaam verrast door
de kookkunst van de baron.
Smaakt buitengewoon goed! sprak hij smakkend, toen hij met Theo
zat te dineren.
Het is lang geleden dat ik zo lekker heb gegeten! vervolgde hij met
een verrukt gezicht.
De baron zette een pudding met slagroom op tafel.
Hoe komt het dat jij zon goede kok bent? vroeg hij aan de baron. De
baron glom van trots. Eindelijk werd hij dan toch een beetje
gewaardeerd in dit sombere bestaan!
Dat was en is een grote hobby van me. Ik vond het altijd leuk als
mensen zaten te genieten van mijn maaltijden. Dat ze eens een keer niet
bang voor me waren. En ik zie tot mijn grote vreugde dat ook u mijn
maaltijden kunt waarderen.
De graaf keek hem even scherp aan.
Je bent toch niet aan het vleien? Daar moet je niet mee aankomen,
zoals je weet!
Nee hoor, ik vlei niemand. Het is volkomen waar wat ik zeg! Theo
moest hartelijk lachen.
Waarom heb je zon plezier, Theo? vroeg de graaf.
Omdat je nog steeds geen vertrouwen in de baron hebt. Je zit
constant op hem te letten alsof je bevestiging zoekt voor je
wantrouwen. Zelfs bij de onschuldigste dingen kijk je of je hem
kunt betrappen op iets oneerlijks. Wie zoekt er nou toch iets achter
lekker koken? Je moet toegeven dat dat een beetje vergezocht is,
nietwaar!
325
Trek het je niet teveel aan, baron. Zoals ik al eerder zei ben ik
ervan overtuigd dat we elkaar op een goede dag weer zullen
ontmoeten. En dan onder veel betere omstandigheden.
De baron draaide zich om en keek Theo met roodomrande ogen
aan.
Al het goede dat me is overkomen, heb ik aan jou te danken, Theo.
Wat moet ik zonder jou beginnen? Ik heb het gevoel dat het licht
uitgaat als jij vertrekt!
Nee, baron, het licht zal niet uitgaan! Ik ben jouw licht niet, dat ben
je zelf! Doe je werk met hart en ziel en luister naar de graaf. Dan
komt alles goed!
De baron omhelsde Theo snikkend en liep toen snel bij hem weg.
In de poort draaide hij zich nog om en zwaaide naar hem. Theo
zwaaide terug en liep naar de kar van de knollenman. Hij had een groot
brok in zijn keel en nam zwijgend plaats op de wagen.
De knollenman zweeg ook want hij voelde het verdriet van Theo goed
aan. Hij klakte met zijn tong en zijn trouwe paardje Geertruida zette
zich in beweging, met Max naast hem.
Theo keek niet meer om.
Ze hadden er alweer een halve dag reizen opzitten. Ze hadden kort
gepauzeerd en reden nu langzaam heuvelopwaarts.
We gaan het schaduwland verlaten, Theo! We klimmen via deze
heuvel naar de hoogvlakte waar zich het Land van de Regenboog
bevindt.
Theo knikte en zag dat de omgeving een vriendelijker karakter
kreeg. Het was zonniger en langs de weg stonden hier en daar wat
bloemen. Voor het eerst zag hij weer merels en zwaluwen. Je kon hier
vrijer ademhalen!
Zijn humeur verbeterde met de minuut. Ook Max scheen zich beter te
voelen want hij sprong vrolijk achter een konijntje aan.
Het is hier een stuk gezelliger, vind je ook niet knollenman?
Dat voel ik ook altijd als ik uit het dal naar boven rijd!
antwoordde de knollenman.
330
Tenslotte is het maar een treurig bestaan daar beneden. Dat mogen we
niet vergeten. Grijs en somber.
Theo deed zijn jas uit want hoe hoger ze klommen, hoe warmer het
werd.
Ze bereikten de top van de heuvel en stopten even. Theo keek naar
beneden en zag ver weg het kasteel van graaf Johan liggen. Een nietig
eilandje in een ondoordringbare nevelzee.
Daar diep onder het kasteel leven die arme schaduwen! Zonder licht
en warmte. Ze zien niets van de blauwe lucht en de prachtige bloemen.
Het is triest, knollenman! Het enige lichtpuntje is dat de baron uit zijn
ellendige cel weg is.
Inderdaad, inderdaad, mompelde de knollenman terwijl hij een
pijp tabak stopte. Theo herinnerde zich dat hij ook nog een pijp in
zijn jas had.
Prima idee, knollenman! Mag ik wat tabak van je hebben?
Vanzelf! Neem me niet kwalijk, antwoordde de kleine man en
overhandigde hem de tabakszak.
Even later zaten ze in het gras te genieten van de geurige rook.
Iedere keer als ik een pijp rook, denk ik terug aan oma en Ben, zei
Theo. Oma die net doet of ze kwaad wordt als ze Ben betrapt op roken.
En Ben die zijn best doet om het voor oma te verbergen. Trudie vindt
dat altijd een grappig spelletje.
Toen hij de naam Trudie uitsprak, spitste Max zijn oren en liep naar
Theo toe. Hij ging naast Theo liggen en legde zuchtend zijn kop op
Theos knie.
Theo aaide hem en zei medelevend: Mis je je bazinnetje zo, Max? En
dat allemaal om mij te helpen!
Ja, het is een heel edel en verstandig dier. Hij heeft alles voor je over,
Theo, merkte de knollenman op.
Ze koesterden zich nog een halfuurtje in de warme zon en vervolgden daarna hun reis. Ze reden over een uitgestrekte grasvlakte met
hier en daar groepjes bomen en struiken. Het gras vormde een zacht
tapijt waartussen wilde bloemen groeiden. Een uitbundige kleurenpracht!
De knollenman wees naar een bos dat zich voor hen bevond.
331
Korte tijd later liep een oude vrouw het grasveld op. Ze was
enigszins mank en moest zich met een wandelstok ondersteunen. Ze
gaf hem een hand en zei:
Dag Theo, ik ben Franoise! Leuk kennis met je te maken! Ik heb al
veel over je gehoord want mijn nichtje Marleen kon niet
ophouden met babbelen!
De gelijkenis tussen tante en nicht was verbluffend. Dezelfde grijsgroene ogen in een rond vriendelijk gezicht.
Dag Franoise! Wat lijkt je nichtje veel op je!
Dat klopt, Theo. Maar het verschil is dat ik niet meer een van de
jongste ben. En dan zeg ik het nog maar heel voorzichtig! Ik ben
blij dat Marleen bij me mag logeren om me te helpen met het
werk.
Ze wees met haar stok naar een gemakkelijke tuinstoel. Maar ga toch
zitten, beste jongen!
Even later zaten ze gezellig met elkaar te praten. Marleen had een glas
citroenlimonade ingeschonken.
Knollenman, ik ben toch zo blij dat mijn weiland niet verder is
vermodderd! Sinds gisteren trekt het moeras zich langzaam terug op
haar oude grenzen. Arme graaf Johan, hij wordt een beetje
vergeetachtig, geloof ik, zei Franoise.
Ja, heer Johan wordt een dagje ouder. Maar ik heb hem voorzichtig herinnerd aan jouw probleem en hij is je niet vergeten, zei
de knollenman.
Ze kreeg een zachte uitdrukking op haar gezicht en zei:
Arme Johan en Stella. Ze hebben geen gemakkelijke taak in het
schaduwdal. Het is heel lang geleden dat ik mijn zus Stella heb
gezien, zei ze triest.
Oja, voordat ik het vergeet! zei Theo. Hij haalde de brief van
Stella uit zijn binnenzak en gaf deze aan Franoise.
Ik moest je de hartelijke groeten doen van Stella en jou deze brief
geven.
Wat fijn dat ze aan me heeft gedacht, zei ze en opende de brief
met bevende handen. Ze begon te lezen en na een poosje biggelden
334
En het beeld van het meisje dat een bloem aan die knappe dame
geeft? vroeg hij.
Dat is Stella! En die dame is Emilie, onze goede fee van het licht!
Theo was diep onder de indruk. Ze zwegen een tijdje, vervuld van hun
eigen gedachten.
En de beelden bij de fontein?
Voordat ze kon antwoorden werd ze echter afgeleid door de
knollenman die was teruggekomen.
Mag ik jullie even storen, vroeg hij.
Natuurlijk, beste knollenman! antwoordde Franoise.
Ik heb voorraden voor het kasteel op de kar geladen, Franoise. Ik mis
alleen de sinaasappels nog. Heb je die niet meer?
Jawel hoor! antwoordde ze. Ik heb ze in de andere schuur
opgeslagen. Als je even met me meeloopt?
Ze lieten Theo een tijdje alleen met zijn gedachten. Dat kwam hem
goed uit want dan kon hij de dingen rustig op een rijtje zetten.
Heb je hier altijd alleen gewoond, Franoise? vroeg Theo toen hij een
uurtje later met haar over het erf wandelde.
Wat is alleen, Theo? antwoordde ze. Ik heb volop gezelschap van
mijn dieren en planten. Ik ken hun gedachten en ik praat met ze. Ze
houden van me en ik van hen. En Marleen logeert een tijdje bij me. De
onderkoning wilde dat ik op mijn oude dag wat steun en gezelligheid
kreeg. Verder komt hier soms een gast die het Land van de Regenboog
mag bezoeken.
Ze glimlachte naar hem.
Maar ik heb nog nooit een gast zoals jij hier gehad, Theo. Jij bent
een gewoon mens van vlees en bloed, voor wie het onmogelijk is
om het Land te betreden. Maar als de koning toestemming geeft is
alles mogelijk!
Ze liepen de boerderij binnen. Ze liet hem de kaasmakerij en haar atelier
zien.
Verder ben ik dol op het kweken van groenten, zei ze.
338
339
Ze gaf hem een zoentje op zijn wang, streelde Max over zijn kop en
liep snel weg. Ze wilde het afscheid niet te lang laten duren. Ze
zwaaiden nog een paar maal naar elkaar totdat ze achter een groepje
bomen verdween.
Wie veel reist moet veel afscheid nemen, Max. Ik krijg daar steeds
meer moeite mee, moet ik je zeggen. Gelukkig lijkt ons einddoel nu
in zicht te komen, mompelde Theo ontstemd terwijl hij de brug
opliep. Toen hij ongeveer op het midden van de brug stond, leunde
hij over de reling en keek naar beneden. Pas nu zag hij dat het een
woeste rivier was, met snelle stromingen en verraderlijke kolken. Je
zou hier onmogelijk met een boot kunnen oversteken. Hij liep op
zijn gemak verder.
Op hetzelfde moment dat hij voet zette op de andere oever, trad een
verandering op.
Kijk nu eens! riep hij naar Max die liep rond te snuffelen tussen de
bloemen. De brug was plotseling in het niets verdwenen.
Er is dus geen weg terug, Max!
Hij keek naar het landschap dat zich voor hen uitstrekte. Het week niet
veel af van het grasland aan de andere kant van de rivier. Het viel hem
ineens op dat het weer snel veranderde. Een straffe frisse wind joeg
enorme partijen stapelwolken voor zich uit, die werden afgewisseld door
brede opklaringen.
We volgen de weg en zien wel waar we uitkomen, Max!
Hij zette er stevig de pas in, terwijl Max voor hem uitliep. Het was
uitstekend wandelweer zodat ze flink opschoten. Na een tijdje keek
Theo bezorgd naar de lucht. Ver voor hem begonnen donkere
wolken zich over een breed front samen te pakken. Hij hoopte dat
de bui langs hen heen zou drijven, want ze konden nergens schuilen. De wind dreef de dreigende wolkenmassa echter langzaam
maar zeker in hun richting. Hij hoorde reeds het verre gerommel
van onweer. De bui kwam sneller dichterbij dan hij had gedacht.
De lucht was inktzwart geworden! Verblindende bliksemflitsen
schoten loodrecht naar beneden, even later gevolgd door zware
knallen door zijn lichaam trilden. De flitsen en dreunen volgden
elkaar steeds sneller op. Theo begon zich steeds ongeruster te
342
343
Beste Theo,
Van harte welkom in het voorland van de Regenboog. Je hebt inmiddels
kennis gemaakt met de Koning, die in een onweersbui met
Theo vouwde het briefje dicht. Het geheim doorgronden? Raadselachtig! Maar hij zou wel zien. Hij schonk een glas wijn in en
genoot van de frisse tintelende smaak. Hij voelde al snel dat deze
wijn de geest tot rust bracht en niet tot dronkenschap kon leiden.
Hij keek naar Max die knorrend voor de open haard lag te slapen.
Hij voelde zich geheel ontspannen, sloot zijn ogen en viel spoedig
in een diepe droomloze slaap.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------19)
Exodus 33
33:18 Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid!
33:19 Maar Hij zei: k zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw
aanwezigheid zal Ik
de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik
genadig zal zijn, en Ik
zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal.
33:20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in
in leven blijven.
33:21 Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan.
33:22 En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof
van de rots neer
zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben.
33:23 En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn
aangezicht zal niet
gezien worden.
346
348
349
Dat was in strijd met alle natuurwetten! Hij keek naar boven en
werd duizelig toen hij een onmetelijke boog van licht zag waarin
350
351
Zijn vaart was nu niet meer te beschrijven. Toch was er slechts rust en vrede
in zijn hart. Het licht werd steeds intenser en fijner en was allesomvattend.
Hij voelde zijn vaart minderen en wist dat hij spoedig zou binnengaan in
het Koninkrijk van Licht en Zuiverheid. Plotseling stopte hij en arriveerde
aan de voet van een brede sierlijke trap die uitkwam bij een ronde poort.
De hemelpoort! dacht hij. Hij liep vederlicht de trap op. De poort was
gemaakt van een onbekend schitterend materiaal en was gesloten. Er
was geen deurklink te bekennen. Hoe moest hij naar binnen? Hij riep: Max,
ben je daar?
Hij kreeg geen antwoord maar zag dat de poort zich langzaam
opende.
Een zacht witgouden licht straalde door een kier naar buiten. Theo
hield zijn adem in. De poort van het Koninkrijk ging langzaam voor
hem open!25)
Voor hem, de gewone sterveling!
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------25)
Mattheus 25:34
Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van
Mijn Vader,
berf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
352
Hoofdstuk 30 Bruno
Grard, heb jij mijn bril gezien? Ik kan hem nergens vinden!
klonk de stem van Madelon wanhopig door het huis.
Geen antwoord.
Grard o es-tu donc? - Grard, waar ben je toch?
klonk het nog wanhopiger.
Grard was in de tuin bezig met het verbranden van dorre takken.
Boven het geknetter van de vlammen uit had hij haar angstige stem
gehoord. Hij schudde meewarig met zijn hoofd. Hij had medelijden
met de gravin. Hij had haar de afgelopen maanden steeds magerder
en zenuwachtiger zien worden. Ze had al een keer een zenuwinzinking gehad en hij had midden in de nacht de dokter met de
helikopter laten komen. Hij kon haar bijna geen minuut meer alleen
laten. Gelukkig waren de honden meestal bij haar in de buurt.
Verder had ze een zaktelefoon, maar die was ze meestal kwijt.
Zoals ze nu haar bril weer kwijt was.
Nee, het ging slecht met haar! Ze voelde zich schuldig aan de
verdwijning van Theo en Tina. Ze had laatst tegen hem gezegd dat
het misschien beter zou zijn geweest als haar geliefden dood waren
geweest. Want deze kwellende onzekerheid was slopend. Ze liep
maar onrustig rond en probeerde vaak in de stilteruimte contact
te krijgen met de wereld ginds. Ook belde ze Lisa regelmatig op om
te vragen of ze iets wist. Maar het arme kind wist net zoveel als zij.
Hij zette de hark tegen een boom en liep naar het huis. Toen hij de
kamer binnenkwam zag hij dat ze overal liep te zoeken.
Ah, mon ami, goed dat je er bent! Heb jij mijn bril gezien?
Hij keek haar medelijdend aan. Ze was een schim geworden van
zichzelf. Ze had zichzelf verwaarloosd en zag er onverzorgd uit.
Haar anders zo mooie zwarte haar hing nu lang en piekerig naar
beneden. Haar blouse hing half uit haar rafelige spijkerbroek. Ze
was zo mager geworden dat ze haar broeksriem een paar gaatjes
had moeten insnoeren. Het uiteinde van de riem hing daarom veel
te lang over haar broek. Ze had ingevallen wangen en een vaalbleke
353
Zij was diep getroffen door de trouw van deze goedhartige man. Ze
kon geen woord uitbrengen en liet haar tranen de vrije loop. Julien
en Paul blaften even kort. Ze lieten zo weten dat zij haar ook nooit
in de steek zouden laten. Wat er ook zou gebeuren, ze zouden
allemaal bij haar blijven!
Ze voelde zich enorm gesterkt door de oprechte vriendschap van haar
bediende en haar dieren!
Ze knuffelde de honden en gaf Grard een kus op zijn wang.
Weet je, Grard, als ik maar iets van Theo zou kunnen vernemen.
Ik zou met het allerminste al gelukkig zijn!
Dat begrijp ik, comtesse. Ik heb daar mijn gedachten over.
Ze keek hem verrast aan. Ze twijfelde even, maar vroeg het hem
toch.
Mag ik je vragen welke gedachten dat zijn, Grard?
Biensr! De brieven van Theo en oma Willemijn geven aan wat daar
gebeurt. Theo en Tina maken een reis door een wonderlijke wereld. Ik
ga ervan uit dat Tina bij oma logeert en de hele dag speelt met haar
nieuwe vriendinnetjes.
Zou Tina ons dan vergeten zijn? onderbrak ze hem met een
bezorgde klank in haar stem.
Mais non, je ne crois pas - Nee, dat geloof ik niet! Alhoewel het
een prachtige wereld is, vooral voor kinderen, is ze ons niet
vergeten. En Theo is geroepen tot een nog hogere wereld want hij is
uitgenodigd door de Koning. Moet u nagaan: door de Koning zelf!
Theo is iemand die dan ook altijd doorgaat. Hij verricht geen half
werk. Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom juist Theo bij de
Koning mag komen?
Ja, ik heb daar wel over nagedacht, antwoordde ze. Ik denk dat het
komt omdat Theo een eerlijk en goed mens is.
Dat klopt. Maar dat is niet het enige. Theo bezit iets dat anderen niet
bezitten.
Ze keek hem verwonderd aan.
Wat is dat dan, Grard?
Heel eenvoudig: hij bezit een grenzeloos vertrouwen in de Koning.
Hij heeft nog nooit aan de Koning getwijfeld. Hij heeft het
355
vertrouwen van een kind. En kinderen zijn van harte welkom in die
mooie wereld. Kijk maar naar Tina! En grote kinderen zijn ook
welkom.
Ze dacht een tijdje over zijn woorden na.
Ik denk dat je gelijk hebt, Grard. Een kinderlijk vertrouwen. Wie
bezit dat nog als je eenmaal volwassen bent.
Ja, zei Grard. Honderd procent vertrouwen, zoals alleen een kind
dat kan hebben. Onvoorwaardelijk vertrouwen! En Theo heeft dat. Dat
ziet de koning het liefste. Vertrouwen herstelt de breuk die tussen de
mensen en de Koning bestaat!
Ze sprong uit haar stoel en riep enthousiast:
Grard, je hebt me de ogen geopend! Ik begrijp nu waarom ik
niets meer heb gehoord. Ik heb mij niet opengesteld. Ik heb
misschien teveel aan mijzelf gedacht, maar wie weet wat Theo
daarginds allemaal meemaakt! Ik moet ook aan hem denken! En
aan Tina. Dat ze genezen is en zich gelukkig voelt!
U moet uzelf niets verwijten, comtesse! U moet alleen eerlijk zijn
tegenover uzelf. Had u geen vertrouwen, dan was dat zo. U bent
ook maar een gewoon mens!
Ze omhelsde hem en zei:
Je hebt me de ogen geopend, Grard! Dank je! Hij boog beleefd
en zei:
Pas de quoi, ma chre comtesse Madelon. Je vous aimerai toujours!
- Niets te danken, mijn lieve gravin Madelon. Ik zal altijd van u
houden!
En met uw welnemen ga ik weer in de tuin werken, en als u iets
wenst laat u het mij dan even weten?
Ja, dat doe ik! antwoordde ze. Ze was hem dankbaar voor dit
gesprek.
Hij draaide zich om en ging buiten zitten waar ze zich koesterde in
de herfstzon. Ze dacht na over zijn verstandige woord
Ver weg, in het hoge noorden, had de herfst genadeloos toegeslagen. De eerste novemberstorm brieste door de straten van Zuider356
burg en rammelde luidruchtig aan het venster waarachter Tonio aan een
ouderwets bureau zat te schrijven.
Hij keek naar buiten en zijn oog viel op een rimpelige plas water waarin
het licht van de lantaarn aan de overkant werd weerspiegeld. Het
dansende licht leek hem uit te nodigen tot nadenken. Hij legde zijn pen
neer, ging er gemakkelijk bijzitten en staarde naar de snel
veranderende lichtpatronen op het donkere water.
Gelukkig had hij even rust om zijn gedachten te ordenen. Hij was
doodmoe. Mieke was ziek geweest de afgelopen weken. Ze kwijnde
langzaam weg omdat ze Tina zo miste. Wat had het allemaal voor
zin gehad? Goed, Tina was beter, maar ze was niet meer teruggekomen. Nu was Mieke ziek en ook hij begon zich steeds beroerder
te voelen. Hij kon zich steeds moeilijker concentreren op zijn werk.
Ja, Tina was beter en ze was gelukkig. Ook Theo was gelukkig.
Toch voelde hij een zekere wrok tegen hen. Hij verzette zich tegen
dat gevoel, maar het ging hem steeds meer beheersen. Wat was dat
voor flauwekul om met Tina te vertrekken, haar beter te maken en
dan niet meer terug te komen? Dat was toch zinloos! En dan gaat
Theo ook nog een vreemde reis maken naar een koning! Dat was
niet meer te volgen. Soms had hij het gevoel dat ze allemaal krankzinnig waren geworden.
Zijn beste vriend had hem lelijk in de steek gelaten.
Theo, hoe kun je ons dit aandoen? Jij bent gelukkig en laat ons in de
ellende achter!
Terwijl hij dit dacht, luwde de storm en stonden de lichtpatronen in de
plas stil. Zijn gedachten veranderden.
Gelukkig? Zou hij wel gelukkig zijn? Waar was hij toch gebleven?
Wat voerde hij toch uit? Misschien liep hij wel gevaar!
Het was voor het eerst dat Tonio bedacht dat zijn vriend het wel
eens moeilijk kon hebben in die vreemde wereld. Hij werd zich
ineens bewust van de kosmische omvang van de reis die Theo
ondernam.
Tenslotte heeft hij het allemaal voor Tina en voor ons gedaan. Is dat
geen ware vriendschap?
357
Madelon dacht dat haar hart stilstond. Het duizelde haar en het was
maar goed dat ze zat omdat ze anders flauw zou zijn gevallen. Ze
kon geen woord uitbrengen. Ze wist dat het meisje de waarheid
sprak. Marie-Christine legde haar hand voorzichtig op die van
Madelon. Madelon voelde dat een tedere warmte uit haar hand in
haar eigen hand stroomde. Ze voelde zich meteen rustig en vredig
worden. Ze hoefde nergens bang voor te zijn. Dit meisje was naar
haar toegekomen om haar te helpen. Om hen allemaal te helpen!
Ik zal je wat meer vertellen, Madelon. Ik ben prinses MarieChristine en ik ben het tweelingzusje van Sandrine. Sandrine heeft Tina
genezen van haar ziekte. We logeren bij oma Willemijn en Ben, waar
Tina nog steeds is. Ze heeft het reuze naar haar zin en speelt de hele
dag met haar vriendinnetjes Trudie en Charlotte. Trudie is het
kleinkind van oma en Charlotte is mijn jongste zusje. Madelon hoorde
haar hart bonzen van vreugde.
Dus Tina maakt het goed? vroeg ze met trillende stem. MarieChristine knikte alleen maar vriendelijk.
Dat was voldoende. Madelon kon zich niet meer inhouden en
sprong omhoog. Ze pakte Julien bij de voorpoten en maakte
juichend een vreugdedansje.
Vertel gauw verder! vroeg Madelon, terwijl ze weer naast haar ging
zitten. Even leek het of het meisje somber keek.
Is er iets, Marie-Christine? vroeg ze bezorgd.
Ja, ik weet niet of ik hier mag komen, zie je. Misschien vindt de
Koning dat niet goed. Ik hoop maar dat Hij niet boos op mij zal zijn.
Het meisje keek verdrietig en er biggelde een traan over haar wang.
Madelon voelde zich radeloos. Ze voelde met haar mee.
Ze kuste het meisje op haar wang en veegde voorzichtig haar tranen
weg.
Arm kind! En dat doe je alleen maar om ons te helpen?
Tina kan jullie niet vergeten en wil jullie de groeten doen. Ik hoor haar
s-avonds soms in haar bed huilen.
Ze zuchtte diep.
Waarom zou de Koning dan boos op jou zijn? vroeg Madelon.
361
Dat weet ik niet. Misschien moet ik wel voor altijd hier blijven en
dan zie ik mijn zusjes niet meer terug!
Ze begon nu erg te huilen. Julien en Paul gingen bij haar liggen om
haar te troosten. Marie-Christine voelde wat het is om verdriet te
hebben. Alleen in deze wereld kun je echt verdriet voelen.
Theo is onderweg naar de Koning. De Koning moet beslissen of
hij en Tina naar jullie terug mogen gaan. We weten niet hoe het met
hem is. Hij moest van de Koning door het donkere dal van de
schaduwen reizen. Gelukkig heb ik hem daar soms kunnen helpen.
Ze zweeg een tijdje en dacht na. Het leek of ze iets wilde zeggen,
maar het niet durfde. Ze keek Madelon vragend aan.
Wilde je me nog iets zeggen, Marie-Christine? Iets belangrijks?
Ja, ik wil je zeggen dat ik ...
Ze twijfelde even.
Dat ik ... veel liefde voor Theo voel!
Madelon was onaangenaam verrast. Ze voelde jaloezie in zich
opkomen. Ze staarde over de zee en reageerde niet.
Marie-Christine zei met verstikte stem:
Wat zul je nu een hekel aan me hebben, Madelon!
Maar dat had Madelon niet. Ze hield teveel van dit zuivere en
eerlijke meisje. Haar jaloezie smolt als sneeuw voor de zon.
Hoe zou ik een hekel aan jou kunnen hebben, Marie-Christine? Ik
kan alleen maar zeggen dat ik ook veel van hem houd. Jij en ik
kunnen niet anders, snap je?
Ja, zo is het, zei Marie-Christine. Ze zweeg even en staarde
over de wijde zee. Ze pakte de hand van Madelon en vervolgde,
maar ik houd op een totaal andere manier van hem dan jij. Je
moet begrijpen dat ik vanaf de geboorte van Theo zijn
engelbewaarster ben16). Zo heeft de Koning het beschikt.
Zijn wat ? Zijn, zijn . engelbewaarster?, stamelde
Madelon.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------26)
Hebreen 1
1:13 En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik
Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?
1:14 Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de
zaligheid zullen berven?
362
Het was een tijdje stil. Madelon moest dit opmerkelijke nieuws
verwerken.
Ineens blafte Paultje heel hard. Hij had genoeg van de stilte en
wilde nog eens achter de stok aan rennen. Ze schrok op uit haar
overpeinzingen en keek naar Marie-Christine.
Ze wisten niet waarom, maar ze moesten ineens lachen.
Is Theo mij niet vergeten? vroeg Madelon.
Wees niet bezorgd, Madelon. Hij houdt zielsveel van je. Madelon
voelde zich volkomen gerustgesteld.
Als je weer bij oma bent, geef je dan onze liefde door aan Tina?
Mogen wij een briefje aan jou meegeven?
Ja, dat zal ik meenemen. Maar ik weet niet of ik nog terug mag
naar mijn wereld. Ik vind je heel aardig, Madelon! Mag ik nog even
bij je blijven? Ja, heel graag zelfs. Zullen we naar mijn huis gaan?
Dan zal ik Tonio en Mieke alles vertellen.
Dat was ik bijna vergeten! zei Marie-Christine. Ze haalde een
teddybeertje uit haar zak, dat een briefje om zijn nek had.
Madelon was buiten zichzelf van vreugde. Dit was het bewijs dat
alles goed was met Tina. Haar beertje Bruno! Ze pakte het vast en
maakte het briefje met bevende handen los. Ze vouwde het open en
las het handschrift van Tina:
Lieve Pappa en mamma,
Sandrine heeft mij helemaal beter gemaakt. Ik
Speel hier de hele dag met Trudie en Charlotte.
Het is hier zo mooi! En oma maakt de heerlijkste
appeltaarten. Komen jullie ook gauw? Dan is het
helemaal gezellig! Neem je dan Bruno ook mee?
Oom Theo was hier ook en is nu op reis.
Ik mis jullie wel erg veel!
xxx
Tina
363
Nu is het mijn beurt om te huilen. Maar dan van vreugde! Tina! Wat
zou ik haar graag weer knuffelen! zei Madelon snikkend. Ik ga nu
snel Tonio en Mieke bellen. Ga je mee?
Ja, natuurlijk!
En de beide meisjes liepen druk pratend naar het huis.
Mieke, neem jij de telefoon even op? Ik zit net in bad! riep
Tonio.
Ja hoor! Blijf jij maar lekker in de kuip zitten, riep Mieke.
Tonio zong een Napolitaans liedje, terwijl hij met een ruwe borstel
zijn rug poetste.
Hij hoorde ineens een gil uit de kamer en toen was het stil.
Mieke?
Geen antwoord.
Hij riep nog harder:
Mieke, wat is er aan de hand? Weer geen antwoord!
Druipend klom hij uit het bad en rende zo hard hij kon de kamer in.
Daar lag Mieke op de grond met de telefoon over haar heen. Uit de
telefoon klonk de ongeruste stem van Madelon.
Tonio zag tot zijn geruststelling dat Mieke slechts was flauwgevallen. Hij zette de telefoon aan zijn natte oor en riep:
Madelon, ben jij daar?
Ja, Tonio. Wat is er met Mieke?
Wees niet bang, Mieke is flauwgevallen. Ik zal haar even
bijbrengen. Wat zeg je? Stuur je een mailtje? En bel je me daarna
terug? Capice, tot straks!
Terwijl Tonio Mieke bijbracht kwam er een mailtje binnen. Mieke zat
nog wat te soezen op de bank en Tonio las de mail met spanning door.
Hij las nog een keer en schreeuwde:
Mieke, een mail van Tina! Tina stuurt ons een mailtje!
De stoere Italiaan knielde op de grond, vouwde zijn handen en bad.
Mieke las de brief en knielde vervolgens naast hem neer. Hun
gevoelens waren niet meer in woorden uit te drukken.
364
Een tijdje later ging de telefoon. Tonio nam met trillende handen de
hoorn van de haak.
Madelon?
Ja, Tonio! Hoe is het met Mieke?
Mieke is weer in orde. Ze kan alleen niets zeggen van geluk en
vreugde. Is die brief echt, Madelon? Ik zie het handschrift van Tina,
maar ik kan het niet geloven!
Ja, het is echt, Tonio, geloof me! Tina maakt het goed maar mist jullie.
En dan nog wat. Ik heb hier haar beertje Bruno in mijn hand. Is er een
beter bewijs?
Ze kreeg geen antwoord. Tonio kon niets meer zeggen.
Het is echt waar Tonio, ze leeft, ze is gezond en ze verlangt naar
jullie!
Tonio wist zich geen raad. Hij kon zijn oren niet geloven!
Maar hoe kom jij daar toch aan, Madelon? Hoe is dat allemaal
mogelijk? Is het werkelijk waar?
Ja, Tonio, het is werkelijk waar! Ik weet mij ook geen raad van
blijdschap! Ik heb alleen aan iemand beloofd dat ik verder niets zal
zeggen. Iemand die is gekomen om ons gelukkig te maken. Ik moet
deze belofte nakomen, begrijp je?
Dan vraag ik niets meer. Maar ik ben gelukkig, multo felice! O,
Madelon wat ben ik blij!
Er was even een plechtige stilte aan de telefoon. Ze genoten samen van
dit mooie moment.
Ik wil je nog n vraag stellen, Madelon. Hoe is het met Theo?
Dat is het enige onzekere, Tonio. Niemand weet hoe het met hem gaat.
Ik hoop dat hij samen met Tina gauw bij ons terug zal zijn. Dan geven
we een gigantisch feest!
Ja, een feest dat weken zal duren, Madelon. Met een orkest uit
Napoli en dan dansen we van de ochtend tot diep in de nacht. En dan
zal er alleen maar amore zijn!
Dat doen we Tonio! We zullen dansen en zingen en we nodigen
iedereen uit.
Ze moesten lachen bij deze gedachte. Een bevrijdend lachen na al die
maanden van onzekerheid en ellende.
Leuk dat je nog even bij me wilde blijven, Marie-Christine, zei
Madelon. Ze zaten die avond in de salon gezellig met elkaar te
365
366
Hoofdstuk 31 De onderkoning
Theo besloot niet langer te wachten en liep de brede trap op. De
deur stond nu helemaal open. Hij ging naar binnen en betrad het
Licht!27)
Hij stond op een berg vanwaar hij uitzicht had op een uitgestrekte
baai, waar een lichtblauwe zee in de zon lag te schitteren. Aan de
heuvelachtige kust beneden hem lag een klein dorp met witte huisjes.
Het dorp lag aan een breed strand en vanaf de boulevard stak een
pier een flink stuk de zee in. Aan het einde daarvan bevond zich een
cirkelvormig terras, waarop een koepelvormig paleisje was gebouwd.
Diep beneden hem cirkelden meeuwen rond en aan de horizon zag hij
een paar nietige witte zeiltjes.
Hij zoog de zilte zeelucht diep in zijn longen. Longen? Hij bekeek
zichzelf en zag dat zijn lichaam een zacht licht uitstraalde. Hij
droeg nog zijn oude kleren en zag dat ze nieuw waren.
Zijn lichaam was hetzelfde gebleven, maar was tegelijkertijd
helemaal anders. Zijn huid was gaaf en jong, een plezier om naar te
kijken en aan te raken. Zijn ademhaling was licht en gemakkelijk.
Hij voelde zich vol energie. Zijn hoofd voelde zo ruim als de zee en
zijn gedachten waren glashelder. Zijn hart was gevuld met liefde
voor alle leven.
Hij dacht aan Max. Zijn vriend moest ergens in de buurt zijn. In het
dorpje zouden ze misschien wel weten waar hij was. Hij liep op zijn
gemak over een pad langs de rotsen naar beneden. Lopen was een waar
plezier! Het was meer een zwevend lopen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------27)
2 Korinthe 12
12:2 Ik ken namelijk een mens in Christus, veertien jaar is het geleden of het in
het lichaam
gebeurde, weet ik niet; of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het
dat zo iemand
tot in de derde hemel werd opgenomen.
12:3 En ik weet van deze mens of het in het lichaam of buiten het lichaam
gebeurde, weet ik niet;
God weet het
12:4 dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden heeft
gehoord, die het
een mens niet is geoorloofd uit te spreken.
367
368
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------28)
Hebreen 1
1:1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de
profeten,
heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon,
1:2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.
1:3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle
dingen
draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf
tot stand
had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
369
Het pad kwam uit op een brede weg met kleine gele stenen. Ze
ontmoetten een ruiter die hen vriendelijk groette.
Autos kennen jullie hier niet, neem ik aan? vroeg Theo. Chrtien
lachte en antwoordde:
Nee, we zouden onze paarden en rijtuigen niet willen missen! En
autos zijn niet nodig want we kunnen ons moeiteloos verplaatsen.
Maar dat leg ik je later nog wel uit.
De mensen die ze ontmoetten zagen er jong en gezond uit. Ze
waren zeer smaakvol en fleurig gekleed en straalden een zacht licht
uit. Het viel Theo op dat iedere persoon een eigen lichtkleur had. Ook
het paard dat hij had gezien had een eigen licht. Hij keek naar Max,
die voor hen uit kuierde en riep lachend:
H Max, je staart geeft licht!
Max keek om en leek het allemaal maar heel gewoon te vinden.
Theo zag dat hij zelf ook licht uitstraalde. Hij voelde dat dit licht
eigenlijk liefde was. Zijn eigen lichtkleur verlangde naar de kleuren
van andere mensen en naar de kleuren van bloemen en dieren. Dit
verlangen was zuiver en goed.
Het licht van deze wereld doordrong hem diep en hij voelde liefde
van hem uitgaan voor de hele omgeving. De omgeving straalde op
haar beurt liefde naar hem uit. Opvallend was dat Chrtien daarvan het
middelpunt, de bron leek te zijn. Alle licht en alle kleuren leken in
hem samen te komen en weer terug te keren naar de omgeving. Het
was een onbeschrijfelijke ervaring!
Vind je het hier mooi, Theo? vroeg Chrtien.
Ik kan echt geen woorden vinden, Chrtien, antwoordde Theo.
Je ervaart nog maar een klein stukje van onze wereld, Theo. Je
mag nog niet verder zolang de Koning geen besluit heeft genomen.
Ze wandelden het dorp binnen en Theo was onder de indruk van de
rustige en ontspannen sfeer die daar heerste. De weg voerde langs
prachtige witte huizen, die niet hoekig maar rond gebouwd waren.
De huizen waren overwegend in Zuid-Europese en Arabische stijl
gebouwd. Ze lagen aan keurig verzorgde tuinen waarin de mooiste
planten en bomen groeiden. Het leek alsof lente en zomer hier
dwars door elkaar heen liepen. Bloesems en bloeiende planten,
waaraan vlinders en zoemende bijen zich tegoed deden, wisselden
elkaar af. Beekjes en riviertjes kwamen uit in kleine meren met
fonteinen. Tussen de huizen lagen kleine bossen van waaruit het
vrolijke gefluit van merels klonk.
370
Chrtien stopte even en wees naar een grote tuin waar precies in het
midden een paleisje stond. In de muren zaten op regelmatige
afstand van elkaar een aantal schitterende glas in lood ramen met
zeer fijnzinnige kleurenmotieven. Rondom het paleisje bevonden
zich een aantal fonteinen, die het water in een fijne nevel hoog in de
lucht spoten. De randen van de vijvers bestonden uit een soort
Op het gras zat een gezin te picknicken. Kinderen die met elkaar en
hun huisdieren speelden. Prachtige mensen die het uitstekend met
elkaar konden vinden! Ook hier schitterde het licht in vele kleuren.
De mensen wuifden. Ze wuifden vriendelijk terug. Theo voelde dat de
mensen zich uit beleefdheid niet aan hem opdrongen. Hij zou hen
graag leren kennen!
Ze liepen nu over een brede palmenboulevard naar de pier.
De pier was tamelijk breed en had aan beide kanten een aantal
cirkelvormige uitbouwtjes. In n daarvan was een schilder bezig
zijn indrukken van de baai op het doek te zetten. Theo moest aan
Pieter denken, die hier zijn hart zou kunnen ophalen.
Ze naderden het ronde terras aan het einde van de pier. In het
midden daarvan stond een wit rond gebouwtje met wapperende
vlaggetjes op het koepeldak. Er stonden fleurige bloembakken,
waartussen duiven rondscharrelden.
Chrtien wees naar een zitje met gemakkelijke stoelen onder een
parasol en zei:
Ga zitten, Theo. Ik ga iets voor ons halen. Wat vind je lekker?
Theo dacht terug aan oma en antwoordde meteen:
Een kopje thee en een stuk appeltaart graag, Chrtien!
Prima, zei Chrtien en liep naar het kleine paviljoen.
Max ging naast Theo in de zon liggen en keek nieuwsgierig om
zich heen.
De zilte zeebries, het kabbelen van de golven tegen de pier, de
warme zon op zijn gezicht! Theo voelde zich gelukkig! Hij sloot zijn
ogen en genoot van het moment.
Even later werd hij gewekt door een kinderstemmetje naast hem.
Hallo, lieve hond, ik ben Ingrid. Wie ben jij?
Het was even stil en toen ging het stemmetje verder: Max, wat een
leuke naam! Woon jij hier?
Theo deed net of hij sliep want hij vond het leuk om dit gesprek te
volgen.
Waar kom je vandaan, zei je? Uit het land beneden de regenboog?
Daar ben ik nog nooit geweest! En wie is die aardige mijnheer? Weer
even stilte.
O, dat is Theo. En komt die ook uit jouw land?
372
Het was nu wat langer stil. Toen klonk het stemmetje heel
voorzichtig:
Komt Theo van zover? Het lijkt me daar helemaal niet leuk, geloof ik.
Hij lijkt me zo aardig.
Theo opende zijn ogen en zag een klein blond meisje in een lichtblauw jurkje dat naast Max op de grond zat.
Hallo, kleintje, ik ben Theo, maar dat weet je al van Max. Ik sliep niet
echt hoor!
Ze stond op en gaf hem een hand.
Ik ben Ingrid en ik vind jou en Max leuk. Jullie hebben een mooi
licht.
Hallo, Ingrid, ik vind je ook heel aardig en Max vindt dat ook! Max
gaf haar een poot en ging naast haar zitten.
Theo, kom jij uit een akelig en donker land?
Ja, Ingrid, dat is heel erg! Maar jij kunt daar niets aan doen. Ik ben blij
dat ik hier bij jullie mag zijn!
Ze knikte en gaf hem een lieve glimlach. Inmiddels was Chrtien terug
en zette thee en appeltaart op het tafeltje.
Hij bukte zich, pakte Ingrid en zette haar op zijn schouders.
Hoera, mijn kleine Ingrid! riep hij blij. Hij liep een rondje met haar
om de tafel heen. Max vond dit zo prachtig dat hij er direct
kwispelstaartend achteraan draafde.
Chrtien zette haar in een stoel en gaf haar een stuk taart.
Straks haal ik een lekker bananenijsje voor je, Ingrid!
Ze fluisterde:
Ik mag niet zoveel snoepen van mama, weet je. Maar ik vind de
appeltjes in de taart zo lekker.
Ze smulden een tijdje van de appeltaart. Steeds als Ingrid een hap nam,
gaf ze Max ook een stukje.
Dat vind ik nou jammer, zei ze even later.
Wat vind je jammer, Ingrid? vroeg Chrtien
Ik moet weg want mama wil nog een bezoekje aan opa en oma
brengen.
Opa en oma zijn heel belangrijk. Ga maar gauw, kindje! zei
Chrtien.
Ze stond op en gaf hen een hand. Ze aaide Max en rende snel weg.
Ik zie jullie later nog! Doei!
373
375