Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 10

Technieken

MONUMENTALE
WANDKUNST
Wandschilderingen vormen in
zekere zin het uitgangspunt
van de monumentale kunst.
Maar bijna alle monumentale
kunstenaars werkten en expe-
rimenteerden daarnaast ook
met diverse andere technieken,
zowel klassieke- als nieuwe
technieken.
Niet allemaal lenen ze zich voor
toepassingen aan het exterieur
en werden soms dus uitsluitend
toegepast in het interieur.
Vaak werd gebruik gemaakt van
een ontwerptekening op
schaal (een carton).

De meest gebruikte tech-


nieken worden hier beknopt
beschreven en geïllustreerd met
(detail-)foto’s.
Wandschildering
De wandschildering is een van de oudste vormen van beeldende kunst. Een
wandschildering is een schildering op de muur, het gewelf of het plafond.
Meestal werden wandschilderingen op een geprepareerde ondergrond (een
pleisterlaag) aangebracht, maar ook werden
de schilderingen wel direct op de muur
(beton of baksteen) geschilderd. Tijdens
de wederopbouwperiode werden behalve
olieverf en caseïnetempera ook vaak nieuwe
verfsoorten, zoals Keimverf gebruikt.

Natuursteenreliëf
Reliëf uitgehakt uit natuursteen, meestal ingemetseld in de muur.
Exotische steensoorten als marmer en travertin worden veel gebruikt, ook worden daarnaast
kalksteen en zandsteen vaak gebruikt. Natuursteenreliëfs worden veelal als accentuering van de
belangrijkste façade (fries) of van een ingangspartij toegepast. Deze techniek wordt zowel voor
het exterieur als het interieur gebruikt.

Deze techniek werd voor het eerst toegepast in prehistorische grotten. In de oudheid kwam
de techniek tot bloei en sierde tempels, paleizen en graftombes. In de middeleeuwen wordt de
techniek op de eerste plaats voor de decoratie van kerkgebouwen gebruikt, maar reliëfs zijn
ook te vinden in publieke gebouwen, kastelen en rijkere burgerwoningen uit deze periode. Na
de reformatie valt de kerk af als opdrachtgever, maar de techniek blijft toegepast worden voor
decoratie van niet-religieuze gebouwen. Na de Tweede wereldoorlog volgt de laatste bloeiperiode
van deze techniek, hierbij worden de duurdere steensoorten weer veel gebruikt.

Varianten:
• en creux; verzonken of hol reliëf
• laagreliëf of bas-reliëf; verheft zich nauwelijks boven het vlak
• hoogreliëf of haut-reliëf; verheft zich meer dan de helft boven het vlak


Metaalreliëf
Het metaalrelïef is een reliëf in metaal, dit kan in verschillende technieken
voorkomen namelijk, gegoten, gedreven, gesmeed of gelast.

Keramisch reliëf
Een keramisch reliëf wordt gemaakt uit klei, die vervolgens gebakken wordt
en eventueel geglazuurd. Grotere reliëfs bestaan meestal uit delen, die op
de uiteindelijke locatie samengevoegd worden. Keramische reliëfs worden
meestal in het metselwerk (bakstenen muur) gevoegd. Keramische reliëfs
kunnen zowel in het interieur als aan het exterieur gebruikt worden, hoewel
met name aardewerk vorstgevoelig is.

Baksteenreliëf
Deze techniek maakt gebruik van hét Nederlandse bouwmateriaal bij uitstek:
de baksteen. In een door de metselaar in de bakstenen muur uitgespaarde
opening wordt door middel van bakstenen een reliëf ingevoegd. Er zijn hierbij
twee basisvarianten: de eerste maakt gebruik van voorgevormde bakstenen,
de tweede van standaardbakstenen die door verschillende metselverbanden
te combineren tot een reliëf worden gevoegd. In een enkel geval worden de
stenen in de gewenste vorm gekapt. De techniek wordt zowel op binnen- als
buitenmuren toegepast.


A

Mozaïek C
Een mozaïekkunstwerk bestaat uit samengevoegde stukjes natuursteen, glas of
keramiek in specie.
In principe kent de techniek twee varianten: direct en indirect. Bij de directe
methode worden de steentjes direct uit de hand in de (natte) specie gezet; bij
de indirecte variant worden de steentjes eerst (ondersteboven en in spiegel-
beeld) op een vel papier (met daarop de schets) geplakt en vervolgens overge- B

bracht op de ondergrond, waarna eveneens gevoegd wordt. Vaak wordt bij de


tweede variant de voorstelling aangebracht op een aantal panelen die vervol-
gens op de uiteindelijke locatie worden samengevoegd. De mozaïektechniek
wordt zowel in het interieur als aan het exterieur toegepast.
Deze techniek dateert uit de oudheid en werd aanvankelijk vooral voor de
decoratie van vloeren gebruikt. Meestal werden daarvoor stukjes natuursteen
in verschillende kleuren gebruikt, soms ook wel gekleurd glas.
In de negentiende eeuw betekende de neostijlen een opleving voor de mozaïek-
techniek, vooral in het katholieke deel van het land. Na de tweede wereldoorlog
vervaagt de associatie met kerkelijke kunst en wordt de techniek steeds vaker D
in niet-religieuze gebouwen toegepast.

Varianten:
• natuursteenmozaïek (met gladde of met ruwe steentjes) (Afb. A)
• glasmozaïek (ook met scherven glas)
• keramisch mozaïek (met keramische ‘steentjes’ in diverse kleuren
geglazuurd) (Afb. B)
• schervenmozaïek (met scherven van tegels en/of glastegels)
(Afb. C)
• kiezelmozaïek (opgebouwd uit kiezelstenen) (Afb. D)
• tegelmozaïek (bestaat voornamelijk uit hele tegels, ook halve,
kwart of kleinere stukjes tegels kunnen gebruikt worden) (Afb. E)

F
Baksteenmozaïek
Baksteenmozaïek is een bijzondere mozaïekvorm. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van grotere of kleinere stukken baksteen in verschil-
lende tinten. In de betreffende gevel wordt door de metselaar in het
metselwerk een opening (in halve steensdiepte) uitgespaard, die met
baksteenmozaïek wordt opgevuld. Het beperkte kleurenpalet van
naturelbaksteen kan worden uitgebreid door geglazuurde bakstenen te
gebruiken. De techniek kan zowel in binnen- als in buitenmuren worden
E
toegepast. (Afb. F)


Glas-in-lood
Stukjes blank of gekleurd glas worden met behulp van loodstrips gevat tot panelen, die
in de sponning van een venster worden geplaatst. De afbeelding die gevormd wordt kan
abstract of realistisch zijn, het lood blijft altijd zichtbaar in de afbeelding.

De Romeinen pasten deze techniek als eersten toe. Vanaf de vroegchristelijke tijd vonden
de eerste experimenten plaats met brandschildering; het inbranden van een voorstelling
op het glas. Deze voorstelling wordt aangebracht met een ‘verf’ bestaande uit gemalen
glas met een metaaloxide. Deze wordt in de oven verhit en versmolten met de glazen
ondergrond. We spreken dan van gebrandschilderd glas, dat meestal gecombineerd wordt
met de glas-in-lood techniek. Tot aan de uitvinding van het vlakglas was dit de belang-
rijkste venstervorm.

Glas-in-lood en gebrandschilderd glas werden dan ook zowel toegepast in kerken als in
niet-religieuze gebouwen, onder andere in woningen. In kerken werden ook na de refor-
matie nog gebrandschilderde ramen gemaakt, zowel figuratief als non-figuratief. In de
twintigste eeuw bleef de techniek populair voor ‘bovenlichten’. De kunstenaars van de
stijl ontwierpen veel non-figuratieve glas-in-loodramen. Tijdens de wederopbouwperiode
volgde een volgende opleving van de techniek en werden figuratieve en non-figuratieve
monumentale ramen gemaakt.

Tegeltableau
Een tegeltableau is samengesteld uit tegels, waarbij de voorstelling in de vorm van een
glazuurschildering, over meerdere tegels doorloopt. De glazuurschildering kan uit één of
meerdere kleuren bestaan.

De oudste toepassingen zijn te vinden in islamitische landen. Vanaf de late middel-


eeuwen wordt de techniek in Europa toegepast, zowel in vloeren als in (delen van)
wanden. De Nederlandse Delftsblauwe tegels zijn wereldberoemd. De tegeltableaus
die in de wederopbouwperiode ontstaan zijn meestal in Delft (door de Porceleyne
fles) gemaakt. Toegepast aan het exterieur (maar gevoelig voor vorstschade) en in het
interieur.


Sgraffito
De term sgraffito (of ook wel graffito, meervoud graffiti) komt van het Italiaanse werk-
woord sgraffiare, wat ‘krabben’ betekent.
De techniek die hiermee word aangeduid, kent het volgende principe. Op een muur of
andere starre ondergrond worden twee of meer gekleurde pleisterlagen (doorgaans een
kalkmortel) aangebracht. Vervolgens worden in de nog zachte pleisterlagen lijnen en
vlakken weggekrabt, zodat een voorstelling ontstaat. Door dieper of minder diep in die
verschillende kleurlagen te ‘krabben’ ontstaan lijnen en vlakken in verschillende kleuren.
Er moet bij deze techniek snel gewerkt worden, omdat de kalkmortel na ongeveer 24 uur
te hard is om nog te kunnen bewerken.
De sgraffito-techniek is al eeuwenlang toegepast in Italië, Zwitserland en Oostenrijk,
voornamelijk voor decoratie van het exterieur van gebouwen. Daarbij werden doorgaans
slechts grijstinten en zwart gebruikt en is de voorstelling puur decoratief.
In Nederland wordt de techniek eigenlijk pas vanaf de wederopbouwperiode toegepast
en wordt dan veelal gebruikt voor zelfstandige kunstwerken, aanvankelijk zowel aan het
exterieur als het interieur van gebouwen. De techniek blijkt echter niet goed bestand
tegen het regenachtige Nederlandse klimaat, zodat latere toepassingen vooral aan de
binnenzijde van gebouwen te vinden zijn. Door kunstenaars als Lex Horn en Nico Wijnberg
worden de mogelijkheden van de techniek uitgebuit, waarbij meerdere lagen (vaak 3 of 4)
en ook meer kleuren worden gebruikt.

Wandtapijt
Deze kunstvorm is in feite een buitenbeentje binnen de monumentale wandkunst, want
deze is - in tegenstelling tot de andere gebruikte technieken - niet nagelvast gebonden
aan de architectuur. Toch werd het destijds als één van de monumentale kunstvormen
beschouwd en door een groot aantal kunstenaars werden ontwerpen voor wandtapijten
(en vloertapijten) gemaakt . Meestal worden de wandtapijten geweven, ook kunnen ze
geknoopt of geborduurd worden.
De weeftechniek dateert uit de prehistorie. Het wandtapijt als kunstvorm dateert uit de
middeleeuwen, toen de tapijten als ‘mobiele fresco’s’ populair waren bij rondtrekkende
vorstenhoven. Behalve een decoratieve functie dienden de wandtapijten ook om de kou
te weren. Ook na de middeleeuwen bleven wandtapijten populair. Tijdens de wederop-
bouwperiode ontstond de laatste bloeiperiode. De ontwerpen van de kunstenaars werden
uitgevoerd door weefateliers als Het Paapje en De Uil.

Varianten:
• geborduurde tapijten
• geknoopte tapijten

Glaskunst
Door de nieuwe ontwikkelingen van de bouwtechnieken in begin 20ste
eeuw in de architectuur, zijn veel nieuwe kunsttechnieken met glas
ontstaan.
Kenmerkend voor de glaskunst is het materiaalgebruik; de dikte, maat en
vorm van het glas bepaalt de lichtinval. De meeste glaskunstwerken zijn
toegepast als ramen zodat het buitenlicht voor wisselende lichteffecten
kan zorgen.

Glas in beton
Het principe lijkt dit op glas in lood, maar er wordt gebruik gemaakt
van dikkere, grotere stukken gekleurd glas (scherven van dalles de
verre, soms ook onregelmatig van dikte). Deze worden in cement/beton
gegoten. Door de grotere dikte is glas in beton sterker en in principe ook
duurzamer dan glas-in-lood. Met deze techniek kunnen hele glaswanden
gevormd worden. Zowel figuratieve als non-figuratieve ramen komen
voor
Glas in beton is een relatief nieuwe techniek die in Frankrijk werd
ontwikkeld in de jaren ’20 van de vorige eeuw. De techniek werd na de
Tweede wereldoorlog veel toegepast door Le Corbusier. Daan Wildschut
introduceerde de techniek in ons land. Glas in beton kan ook toegepast
worden in draagmuren.

Variant: mozaïekglas in beton (kleine stukjes glas).

Glas in metaal
Glas in metaal wordt gemaakt door stukken glas in een metalen plaat te
vatten. Eerst wordt de wand gevormd en vervolgens wordt het glas er in
gesmolten. Het glas is meestal dik en niet transparant.
Glas in metaal is een zeer nieuwe techniek die in 1957 is geïntrodu-
ceerd door kunstenaar Harry op de Laak. Feitelijk is de techniek glas in
metaal op te vatten als een variant van de oervorm van het venster: het
beglaasde monolitische scherm van steen of hout.


Glas appliqué
Glas appliqué is een vrij nieuwe techniek die in Nederland ontwikkeld
is. Hierbij worden stukken gekleurd glas op een ondergrond van blank
vensterglas gelijmd. Omdat het glas hierbij niet gebonden wordt door
een loodnet of door beton, heeft de kunstenaar bij deze techniek alle
vrijheid. Door de verschillende kleuren glas al dan niet te laten over-
lappen ontstaat een spel van kleur en licht. Sommige kunstenaars laten
het blanke vensterglas deels zichtbaar, anderen bedekken dit geheel
met lagen gekleurd glas. Sommige kunstenaars gebruiken dikkere
stukken gekleurd glas, waardoor een transparant reliëf van glas
ontstaat. Veel glas appliqué-kunstwerken werden uitgevoerd door de
firma Tetterode.

Geëetst of gezandstraald glas


Geëtst of gezandstraald glas werd vooral toegepast op vensterglas.
Daarop werden door het gebruik van zuren of zandstralen niet-afge-
plakte delen van het oppervlak mat gemaakt zijn, zodat een compositie
ontstaat. Soms werd gezandstraald of geëtst, transparant vlakglas
toegepast. Voorstellingen ontstaan onder meer met behulp van
sjablonen en andere afdektechnieken.

Geëtst glas is een grafische techniek die gecreëerd wordt door een
glasplaat aan twee zijden met een zuurbestendige deklaag, zoals
bijenwas, in te smeren en in de was een voorstelling ‘weg te krassen’.
Daarna wordt de glasplaat in een fluorzuurlaag gelegd, zodat de voor-
stelling in het glas uitgebeten wordt. Deze techniek is vaak kleurloos en
bestaat uit een heldere en een matte laag. Door het etsen van, uit twee
kleuren samengesteld glas (plaquéglas) kan de bovenste gekleurde
glaslaag weggebrand worden, waardoor er een tweekleurige voorstel-
ling ontstaat. De techniek lijkt uiterlijk op gezandstraald glas. Hierbij
worden de delen van de glasplaat, waarop geen voorstelling aanwezig
is, afgedekt met sjablonen, terwijl de tekening met een hogedrukspuit
met zand in het oppervlak wordt gespoten. Deze raamtypen laten veel
meer licht door dan de gekleurde ramen. De meeste geëtste en gezand-
straalde glasramen waren decoratief. Er is slechts een beperkt aantal
kunstwerken met deze techniek vervaardigd.


Intarsia
Intarsia is een inlegwerk van verschillende kleuren al dan niet in verschillende
materialen. De materialen worden zo dicht op elkaar gelijmd dat er een glad
oppervlakte ontstaat. Het ene materiaal - precies in de juiste vorm, dikte en maat
gemaakt - wordt in het andere materiaal vastgezet, nadat de juiste vorm, maat en
dikte is uitgesneden.

De techniek intarsia was al in de klassieke oudheid bekend maar werd vooral


populair in de zestiende en zeventiende eeuw. Deze techniek heeft zijn oorsprong
bij het inleggen van hout in hout en werd vooral toegepast in de meubelkunst.
Aanvankelijk was het een dure en luxe techniek die pas in de wederopbouwperiode
algemenere toepassing heeft gevonden.

Varianten:
• Linoleumintarsia
• Natuursteenintarsia

Linoleumintarsia
Linoleum ntarsia is een inlegwerk van aanéén gevoegde stukken linoleum in
verschillende kleuren, meestal in een vloer maar soms ook aan een wand.
Doordat er na de Tweede wereldoorlog meerdere effen linoleumsoorten opkwamen
die door hun mooie kleuren met succes samengevoegd konden worden, is
linoleumintarsia als nieuwe techniek ontwikkeld.

Natuursteenintarsia
Natuursteenintarsia is een inlegwerk van (meestal grote) stukken natuursteen.
Het natuursteenintarsia komt voort uit de mozaïek technieken.


Samenstelling en tekst: Rutger Morelissen, ICN
Foto’s: Rutger Morelissen, ICN
M.m.v. ...................... en ............, stagiaires Reinwardt Academie

Amsterdam, 2008

You might also like