Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 17

Nazis, islamieten en het ontstaan van het modern Midden oosten

Hoofdstuk 5 Al-Husainis opstand


Het belang Al-Husaini als zijnde vader van de moderne Arabische en islamitische politiek
is nooit goed begrepen om drie redenen. Ten eerste, omdat hij was aangetast door zijn
connectie met de nazi's, de vernederende Arabische nederlaag tegen Isral in 1948 en
zijn eigen daaropvolgende politieke verduistering, al-Husaini's historische rol en
regionale invloed leken slechts van beperkt belang.
Ten tweede, werd al-Husaini herinnerd als slechts een Palestijns-Arabische leider.
Echter was hij eigenlijk de belangrijkste leider van de internationale radicale Arabische
krachten, zowel de islamitische als nationalistische, tijdens de jaren 1930 en 1940. Het
latere conflict tussen deze twee groepen- toen nationalisten aan de macht kwamen en
Islamieten onderdrukten verborg het feit dat ze tot aan het conflict nauw hadden
samengewerkt. Al-Husaini was de man die dat front had samengesmolten en haar
strategie had ingesteld.
Ten derde, zelfs nadat hij als Palestijns-Arabische leider in diskrediet werd gebracht en
gemeden door de nationalisten, speelde al-Husaini een centrale rol in het voortbestaan
van de islamitische beweging tijdens de jaren 1950 en 1960. Dit succes maakte de
opleving van de beweging mogelijk in de jaren 1970 om de dominantie in Iran, Turkije te
krijgen en een groot deel van de Arabische wereld en Iran door het begin van de
eenentwintigste eeuw. Waarom was al-Husaini zo succesvol? Begin 1920, bouwde hij
zijn draagvlak onder de Palestijnse Arabieren. In de late jaren 1930, lanceerde hij een
revolutionaire opstand in Palestina en een internationale campagne om zichzelf in de
regio de Arabische en islamitische leider te maken. Tegen het einde van dat decennium,
werden de fascistisch Italiaanse en nazi-Duitse regeringen zijn beschermheren.
Gedurende deze jaren, leek al-Husaini overal ontmoetingen te hebben met iedereen.
Van Marokko in het westen tot India in het oosten, legde al-Husaini de basis voor een
wijdverbreide beweging. In Genve werkte hij samen met Arslan om een Europese basis
op te bouwen. Hij ging naar India om de islamitische leider Shaukat Ali te zien en
fondsen te werven door de Indiase Moslims. In 1924 en 1933 was al-Husaini in Iran,
waar hij de steun kreeg van zowel de islamitische activisten als de overheid. De heilige
stad Jeruzalem, zijn persoonlijke basis, was een mekka voor bezoeken aan moslims die
al-Husaini leiderschap erkenden en zich bondgenoot maakten. Onder hen waren de
toekomstige stichter van Pakistan, Muhammad Iqbal; de Egyptenaren prins Muhammad
Ali Aluba, een sponsor van de Moslimbroeders en al-Husaini' s oude leraar Rashid Rida.

Een van de belangrijkste contacten van al-Husaini was met de Egyptische Moslim
Broederschap, opgericht in 1928, met Mohammed Mustafa al-Maraghi, rector van de alAzhar Universiteit, als zijn voornaamste contact. Het jaar dat al-Husaini s ambities
doorbraken was 1931, toen hij het Algemeen Islamitisch Congres in Jeruzalem
organiseerde. Het islamitisch Wereld Congres, gevormd door de vergadering, verkozen
hem president) en creerde internationale vestigingen, waarvan per kwartaal het
inkomen naar het centrale kantoor in Jeruzalem ging, dat hij beheerde. Veel
sleutelfiguren in de nieuwe radicale netwerken van al-Husaini waren veteranen van von
Oppenheim s werkzaamheden, met inbegrip van de Europees gevestigde Jawish,
Shalabi, Arslan en Abbas Hilmi, die al-Husaini in contact zou brengen met de nazi's. Op
n punt echter was al-Husaini voorzichtig. Islamisten wilden het kalifaat herstellen,
maar persoonlijke en nationale rivaliteiten betekende dat niemand het eens kon worden
over wie kalief zou moeten zijn. Het gerucht dat al-Husaini die post ambieerde zou de
tegenstand voeden. Om dit te voorkomen, wees al-Husaini niet op de kwestie, noch
stelde hij zich openlijk kandidaat. Al-Husaini ideologie was een gemoderniseerde versie
van het islamisme. Toch gebruikte hij nu die ooit conservatieve doctrine, ontwikkeld om
het Ottomaanse Rijk en de sociale status quo te verdedigen, als een revolutionair
werktuigt. In de versie van al-Husaini, werd het islamisme uitgebreid incluis Arabische
klachten, zoals Rida hem had geleerd, om zo een manier te verkrijgen om het Westen te
bevechten door een sterk Verenigde Staat te bouwen dat gelijktijdig nationalistisch en
Isamistisch zou zijn. In het kort, zou al-Husaini uitgegroeid tot de verpersoonlijking van
Een 'Greenmantle' Figuur (https://en.wikipedia.org/wiki/Greenmantle) die eerder de
Duitse strategie zocht maar nooit vond. Terwijl al-Husaini sterke referenties voor
leiderschap had en zelfs uiteindelijk aanspraak maakte op het kalifaat- afstammeling van
Mohammed, een invloedrijke familie en superieur onderwijs- waren zijn persoonlijke
kwalificaties in eerste instantie zwak om zelfs een islamitische geestelijke te zijn, laat
staan 's werelds leidende moslim. Hij had geen planmatige kerkelijke opleidingen en was
een carrire aangegaan als militair en geheim agent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog,
had hij de kant van de rechtmatige kalief verlaten om te werken voor de Britse en Franse
ongelovigen. Hij had zijn benoeming als grootmoefti uit ongelovige Britse handen
verkregen en de post voor uitsluitend politieke doeleinden gebruikt. Toch was hij de juiste
man op de juiste plaats en op het juiste moment. Zijn innovatief gebruik van het
islamisme hielp hem massale steun van een passieve, religieus georinteerde publiek te
verkrijgen dat niet klaar was om seculier nationalisme te aanvaarden. Door zowel de
islamitische als de nationalistische kaart te spelen, kon al-Husaini macht claimen over
het hele Midden-Oosten en zelfs verder naar niet-Arabische, islamitische meerderheid
landen. Geen Arabier of moslim leider kon sindsdien tippen aan zon serieuze claim. AlHusaini had geen tekort aan titels om deze claims te ondersteunen. Aan de islamitische
kant was hij de grootmoefti van Jeruzalem, dat hij al snel veranderde in grootmoefti van
Palestina', en voorzitter van zowel de Hogere Islamitische Raad als het Islamitische

Wereld Congres, de laatste gaf hem een internationaal platform. Politieke gezien was hij
hoofd van het Arabisch Hoger Comit de onbetwiste leider van de Palestijnse Arabieren.
Al-Husaini haalde later al deze posities en indrukwekkende netwerken aan in brieven
aan Hitler en andere nazi-functionarissen, om zichzelf te portretteren als hoofd van 's
werelds moslims en Arabieren. Gezien deze geloofsbrieven, is het niet verwonderlijk dat
het Derde Rijk ermee instemden.
Een tweede tactiek die al-Husaini en de radicale partij ontwikkelden, die daarna de
Arabische en islamitische politiek domineerde, was om strijdbaarheid de test te zijn voor
legitimiteit. De meest extreme houding werd de legitieme mainstream; als iets
gematigder werd afgeschilderd werd dat als verraad gezien aan de islam en het
Arabische volk. Met behulp van deze norm, kon al-Husaini en zijn bondgenoten
Arabische regeringen chanteren en intimideren, dreigen in diskrediet te brengen of zelfs
iedereen vermoorden die een compromis wilden met het Westen of zich verzetten tegen
hun doelen.
Ten derde, al-Husaini maakte van de Palestijnse kwestie een troefkaart van de Arabische
en islamitische politiek. Doordat hij de man is die over de enige juiste koers van
Palestina beslist, dwong hij sterke partijen te buigen voor zijn eisen. Arabische leiders in
Egypte, Irak, Syri en Trans Jordani wilde een deel of geheel Palestina voor zichzelf.
Maar door via hemzelf van Palestina een dubbele heilige zaak te maken, legde alHusaini de rol bij hen, door vetorecht te verkrijgen over de richting van het Arabische en
islamitische beleid.
Een vierde innovatie van al-Husaini en zijn bondgenoten was massamobilisatie met
behulp van moskee preken, demagogische toespraken, intimiderend menigte en
demonstraties. Eerder werd de Arabische politiek gedomineerd door rijke families die de
voorkeur gaven om politiek als een privaangelegenheid te houden en die geen
interesse hadden in het aanwakkeren van de gewone bevolking. Echter inspireerde AlHusaini en collega-radicalen grote aantallen mensen het matige beleid van de
oligarchische elite te betwisten maar niet hun rijkdom.
Ten vijfde, al-Husaini demoniseerde de Britten, Joden en Amerikanen. De meeste
Arabische leiders waren geen strijdbare antiwesters of antisemitisch geweest. Zij waren
antizionistisch maar stonden vaak open voor een compromis-oplossing, ten minste een
deal met de Britten om de oprichting van een Joodse staat te voorkomen. Daar
tegenover drongen de nationalisten en islamisten erop aan dat een conflict onvermijdelijk
was met zowel de Britten als de zionisten omdat ze gezworen vijanden van de islam en
de Arabieren waren. Een ieder die geen voorstander was van dit beleid werd bestempeld
als een zionistische en imperialistische stroman. De houding van de radicalen 'in de jaren
1930 en 1940 maakten diplomatie of compromis dus onmogelijk, zelfs al zouden
Palestijnen of andere Arabieren kunnen profiteren van zon deal. Deze aanpak stond

radicalen toe gematigden te verslaan maar faalde jammerlijk als een internationale
strategie. Nadruk op haat en strijd zette de radicalen aan de verliezende kant in de
Tweede Wereldoorlog en versloeg de Arabieren in 1948 en elke daaropvolgende oorlog.
Die orintatie werkte niet beter voor de nationalistische Saddam Husain of de
islamitische Bin Laden. En toch is de ideologische dominantie nog nooit met succes en
uitdrukkelijk uitgedaagd sinds al-Husaini en zijn bondgenoten dit ontwikkelde in de jaren
1930.
Tot slot, de radicale nationalisten en islamisten geloofden dat ze Groot-Brittanni en de
Arabische gematigden konden trotseren juist omdat Nazi-Duitsland en het fascistische
Itali alternatieven aanboden. Ze zouden anderen kunnen overhalen dat de totale
overwinning onvermijdelijk was omdat Duitsland al snel de wereld zou domineren. En als
politici in andere landen aan de winnende kant wilden zijn, moesten ze de eisen van alHusaini accepteren. Terwijl de Palestijnse Arabieren, Syrische en Iraakse nationalisten,
Egyptische islamisten en anderen een alliantie met het nieuwe Duitse regime van Hitler
smeden op basis van vroegere Duits-Ottomaanse samenwerking, was de nieuwe
opstelling ook fundamenteel anders in inhoud. Het Duits-Ottomaanse verbond was
gebouwd op het verdedigen van de huidige status in het Ottomaanse Rijk toen zij de
kolonies van hun rivalen vernietigden. Echter, de nieuwe Nazi-Arabisch-nationalistische
en islamitische alliantie zocht revolutionaire politieke en sociale veranderingen overal in
het Midden-Oosten. In de jaren 1950, zouden de radicale Arabische nationalisten dit
patroon met de Sovjet-Unie te herhalen. Vanuit een Arabisch-nationalistisch standpunt,
waren zowel het communisme als het fascisme klaar om de revolutie te steunen, de
invloed van de westerse democratien te verdrijven en de Joodse staat te vernietigen.
Beide systemen hadden kenmerken gemeen die Arabisch-nationalistische regimes
wilden afstemmen: statische economien, gemobiliseerde samenlevingen, intolerant
heersende ideologien en regime monopolies over elk aspect van het leven. Islamieten
echter, konden athestische marxisten niet omarmen als partners en dat was n van de
factoren die de nationalistisch-islamitische partnerschap verdeelde.
In de jaren 1930 en 1940, verworpen gematigde Arabische politici uiteindelijk de ideen
van de radicalen omdat zij twijfelde of de compromisloze strategie zou kunnen slagen.
Ze voorzagen terecht rampspoed, niet alleen gebaseerd op hun niet-revolutionaire
wereldbeeld, maar ook over wat de ervaring hen geleerd had. Om maar n voorbeeld te
noemen; toen Faisal vocht tegen Frankrijk om koning te worden Syri te worden in 1920
werd hij helemaal verslagen; toen hij samenwerkte met Groot-Brittanni werd hij al snel
monarch van Irak. Dus zij bekeken de Britten terecht als te sterk om te verslaan en
hadden de voorkeur om zoveel mogelijk te winnen door een stap-voor-stap diplomatie,
compromissen en geleidelijke economische ontwikkeling, in plaats alles in te zetten op
een totale overwinning en het risico alles te verliezen. Zij begrepen ook hoe de

strategische situatie in de late jaren 1930 betekende dat Londen gereed was die grote
concessies te geven om hun hulp te winnen voor de komende oorlog. Belangrijker nog,
ze hadden een deal kunnen maken met Groot-Brittanni over Palestina wat de Arabieren
de overwinning zou geven als ze maar geduldig waren. De radicalen hadden een totaal
andere opvatting , zagen geweld en intolerantie als de effectieve politieke instrumenten.
Voor hen was tolerantie slechts verraderlijk en laf. In plaats daarvan gaven ze de
voorkeur om oorlog te voeren met Groot-Brittanni, Frankrijk de Sovjet-Unie, zelfs de
Verenigde Staten en verwachtte te winnen. Al-Husaini negeerde het 'behoedzame
realisme van de gematigden omdat zijn islamitische ideologie hem geleerd had dat Allah
aan de kant van de moslims stond; zijn radicale nationalisme vertelde hem dat Arabieren
verenigd nooit konden worden verslagen. Buiten dat, waren al-Husaini, de Moslim
Broederschap en de radicale nationalisten ervan overtuigd dat hun onoverwinnelijk
Europese beschermers, nazi-Duitsland en het fascistische Itali, zouden winnen en hen
overwinning zouden geven. De toekomst van het Midden-Oosten werd aldus gekozen
begin 1930 toen de radicalen hun richtlijnen stelden, en het was onvermijdelijk gemaakt
doordat zij de macht namen in de jaren 1950 en er aan vast hielden in n of andere
vorm tot op de dag van vandaag. De fundamentele aanpak van al-Husaini en zijn
kameraden zette voort via de carrires van leiders als Abd an-Nasir, Arafat, de familie alAsad, al-Qadddafi, Saddam Husain, en Bin Ladin, evenals t de Iraanse islamieten zoals
Ghomeini en Mahmud Ahmadinejad. De zienswijze van twee alternatieve archetypen als
leiders, Abdallah en al-Husaini, belichaamde op perfecte wijze het contrast tussen
gematigde en radicale Arabische kampen. Ten aanzien van de Palestijns Arabische
opstand laat 1930, concludeerde Abdallah: ' Er is een les te leren voor de mensen die
willen in hun nederlaag tegen Groot-Brittanni '. De Arabieren moesten deals maken,
omdat ze geen oorlogen konden winnen. Al-Husaini's zienswijze was precies het
tegenovergestelde, ten onrechte beweren dat de opstand had gezegevierd. De
Arabische 'terreur van 1936 had het mandaat begraven' en de voortzetting van de
opstand, zei hij op het moment, zou ervoor zorgen dat de Arabieren over heel Palestina
zouden heersen en de Zionisten vernietigd zouden worden. Deze aanpak geeft het
voorbeeld weer voor wat men zou kunnen omschrijven als de contra-pragmatische
neiging van de Arabische en islamitische politiek die heerste in de eenentwintigste eeuw.
Beleid dat herhaalde nederlagen produceerden werden geprezen omdat ze volgens de
norm van de radicale ideologie als juist, nobel en bestemd waren te slagen. Degene die
tot realisme, voorzichtigheid en compromissen aanspoorden werden paria's gemaakt of
zelfs - zoals gebeurde met een an-Nashashibi, Abdallah, as-Sulh en as-Sadat vermoord. In deze context, tijdens de jaren 1930 en de Tweede Wereldoorlog, maakte de
ambities en de ideologie van de nazi-Duitsland een bondgenootschap voor radicale
Arabieren aantrekkelijk. Al-Husaini en zijn collega's, net als Hitler en zijn volgelingen,
geloofden dat ze nu een magische formule hadden voor de overwinning ; het mobiliseren
van de massa's gedreven razernij; een beroep op de eenheid door middel van discipline,

repressie en een dwingende ideologie; met behulp van de Joden, de Britten, de


Amerikanen en de communisten als zondebokken; en het verstrekken van onfeilbaar
charismatisch leiderschap. Natuurlijk hadden de samenwerkende collaborateurs het
verkeerd en brachten verwoestende schade toe aan hun landen en volkeren als gevolg.
De Palestijnse kwestie is hiervan een goed voorbeeld, omdat de harde lijn en niet
flexibele anti-Britse politiek van al-Husaini en de radicalen een belangrijke rol speelden
bij de totstandkoming van de schepping van Isral. Tijdens de jaren 1930, hadden de
Palestijnse Arabieren vier keuzes:
Ze hadden een deal met de Britten kunnen maken Palestina af te scheidden, waarbij de
Arabieren het meest daarvan zouden krijgen - 80 procent volgens het Londense 1937
Peel-plan - en dit gebruiken t als een uitvalsbasis om het Joodse ministaatje later te
vernietigen.
Ze hadden het uit 1939 Britse bod kunnen aanvaarden wat hen heel Palestina gaf als
een binnen tien jaar zijnde Arabische staat dat gedurende die tien jaar geleidelijk aan de
gehele controle zou krijgen.
Ze hadden kunnen werken met Abdallah en de Britten om een Arabisch geregeerde
federale staat van Trans Jordani-Palestina te krijgen.
Of ze zouden de strategie van al-Husaini en zijn kamp om al deze mogelijkheden te
verwerpen kunnen aanvaarden, in de overtuiging dat een verenigde overwinning (en
later een Arabische militaire overwinning in 1947-1948) hen alles zou geven zonder
compromissen, omstandigheden of Joden.
De radicalen zegevierden over de meer gematigde krachten onder de Palestijnse
Arabieren-de an-Nashashibi, al-Kjalidi en Jar Allah clans - en Arabische regeringen - met
name Egypte en Trans Jordani, dat wilde profiteren voor een kans op een goede deal.
Al-Husain verwierp een voorgestelde overeenkomst tussen de Palestijns-Arabische
partijen geen geweld te gebruiken tegen elkaar, en zijn strijdkrachten vermoorde
honderden tegenstanders. Fakhr an-Nashashibi was de belangrijkste gematigde leider
en het slachtoffer van deze moorden. Als leider van een machtige clan, was hij bereid te
onderhandelen met de zionisten, organiseerde een bijeenkomst tegen al-Husainis
Islamitisch Wereld Congres van 1931, en werkte samen met Abdallah om een TransJordani en Palestina staatsverband te creren en eiste de verkiezingen voor een
nieuwe Hoger Islamitische Raad om de Grootmoefti als hoofd te verwijderen. Succes
voor al-Husaini hing af van zijn alliantie met nazi-Duitsland. Maar aan het begin van
Hitler s bewind was er een potentieel conflict tussen hen wat dit doel in gevaar zou
kunnen brengen. Hitler had in Mein Kampf geschreven dat hij alle Joden te wilden
vermoorden, maar in de eerste zes jaar van het Nazi regime leek het mogelijk dat hij hen

alleen maar zou verdrijven. De brutaliteit van genocide leek zelfs de nazis een rustpauze
te hebben gegeven, bezorgd over de internationale reactie. Dus maakte Hitler een deal
met de zionisten in 1933 om zestigduizend Joden te laten emigreren naar Palestina
gedurende zes jaar in ruil voor een derde van hun eigendom. Misschien zou er een heel
ander soort van de Uiteindelijke Oplossing voor Duitsland zijn geweest, met emigratie in
plaats van vuurpelotons en gaskamers. Maar al-Husaini wilde dit resultaat niet. Hij drong
er op aan alle joodse migratie naar Palestina te stoppen. En aangezien iedere Europese
jood die uit Europa gelaten zou worden later naar Palestina zou gaan, maakte al-Husaini
duidelijk dat als Hitler moslims en Arabieren als bondgenoten wilde hij de joodse uittocht
uit Europa moet stoppen. Op hetzelfde moment, vertelden al-Husaini en de Arabische
heersers Groot-Brittanni ook dat als ze niet wilden dat Arabieren en moslims vijanden
zouden worden, zij de toegang voor alle Joden tot Palestina moesten sluiten. Door te
slagen op beide fronten, had al-Husaini dubbel bijgedragen aan de Holocaust,
rechtstreeks en vanaf het begin.
1. In 1934 nauwkeurig voorspellen dat Hitler s 'oorlog van wraak' zou beginnen
in1939 en meer destructief zou zijn dan de Eerste Wereldoorlog, probeerde de
zionistische leider David Ben-Gurion om een deal te maken met de Palestijnse
Arabieren om op de een of andere manier de Joodse immigratie toe te staan,
ongeacht wat voor een andere concessies dat zou vereisen. De man waar BenGurion zich toe wendde voor dit doel was Musa al-Alami, een man die beschouwd
werd als voorbeeld van gematigdheid. Maar nogmaals blokkeerde de macht van
al-Husaini dit middel. De vrouw van Al-Husainis hoofdluitenant al-Alami, was
dochter van Ihsan al-Jabiri, die nauw samen had gewerkt met al-Husaini door het
bevorderen van pro-Duits islamisme in Berlijn. In plaats leider van een
alternatieve gematigde partij te worden, wierp de aan de Universiteit van
Cambridge opgeleide al-Alami zijn toekomst met al-Husaini en de radicalen. AlHusaini stuurde al-Alami in 1937 naar Duitsland om de hulp van het naziregime te
vragen om het Britse plan Palestina te verdelen in een groot Arabisch en een
kleine Joodse staat te krijgen. Vanaf eind 1938, stuurde al-Husaini, al-Alami
regelmatig naar Europa om nazi-geld in te zamelen, Duitse wapens te krijgen voor
de opstand en het netwerk van al-Husainis agenten te cordineren. Voor wat
betreft er moet worden gedaan met de Joden, was al-Husaini glashelder, openlijk
pleitend voor genocide, zelfs voordat de nazi-regering dat deed. Zijn 1937 'oproep
aan alle moslims van de wereld' spoorde hen aan hun land van de Joden te
reinigen en het werd vertaald in het Duits in 1938. Zich inzetten voor het gebruik
van geweld tegen alle Joden in het Midden-Oosten, gaf al-Husaini beide zijn
parallelle versie van Hitler's doctrine en werd de basis gelegd voor de
antisemitische argumenten gebruikt door radicale Arabische nationalisten en
islamisten tot op deze dag. Een halve eeuw later, weerklonk in elke speech en

preek van Hamas, Hezbollah, Irans regime, de Moslim Broederschap en al-Qaida


alle hoofdpunten van de grootmoefti in zijn verklaring. Al-Husaini analyse
combineerde traditionele islamitische Jodenhaat met argumenten omlijst door de
moderne politieke begrippen. Volgens al-Husaini, waren de Joden vervloekte en
slechte mensen. Ze hadden Egypte uitgebuit in de oudheid en dat was de reden
waarom de farao hen verdreven had; een vroege moslim historicus had hen
beschuldigd van het proberen om Mozes te doden; en God had herhaaldelijk
gestraft voor hun zonden. Maar de Joden, zo ging al-Husaini verder, waren nog
erger geworden. Ze hadden ziekten verspreid en Jezus vermoord. Zij hadden
Muhammad gehaat en probeerde hem te vergiftigen (28); Mohammed had
gereageerd door ze uit Arabi te verdrijven. Hoewel deze intrige was mislukt (hij
at alleen een beetje van het besmette lam dat de joden hem hadden aangeboden)
het gif had hem verzwakt en leidde tot zijn vroegtijdige dood. Daarom, besloot alHusaini, begrepen Arabieren waarom de Duitsers Joden haatte. Het is verkeerd
om al-Husaini en zijn collega-radicalen te zien als loutere importeurs van het
Europese antisemitisme of benvloed door de nazi's. De ideen van de twee
groepen ontwikkelden zich parallel vanuit hun eigen geschiedenis en politieke
cultuur. Al-Husaini en andere radicale Arabieren en islamieten waren niet alleen
op zoek om Hitler te behagen, maar geloofden zijn doctrines volledig. De twee
partijen kwamen samen op basis van zowel de gemeenschappelijke belangen als
ook hun gelijke wereldbeelden. In april 1936, beval al-Husaini een algemene
staking om de Britten te dwingen Joodse immigratie te beindigen en
onmiddellijke onafhankelijkheid te verlenen aan een Arabisch Palestina. Hij
geloofde dat een blijk van kracht, in combinatie met een Arabische staat
interventie en de naderende dreiging vanuit Duitsland en Itali, al snel de Britse
overgave zou brengen. Decennia later, zou Arafat twee verliezende opstanden
beginnen, de 'intifada' van 1987-1991 en 2000-2005 op gelijksoortige
uitgangspunten. Toen de slag niet de totale overwinning bracht, breidde de
grootmoefti de strijd uit naar een gewapende strijd in 1937. Arabische
guerrillastrijders barricadeerden de wegen en voorzag deze met mijnen,
ontspoorde treinen, voelen Joodse dorpen aan en verbrande gewassen en
bossen. De Britten reageerden met de avondklok, huiszoekingen en arrestaties.
Al-Husaini mobiliseerde Arabische heersers en radicale groepen, evenals Itali en
Duitslands sponsoring, voor zijn intifada. Vanaf maart 1937 leidde hij de
delegaties naar Saoedi-Arabi en andere Arabische landen voor dit doel. Syrische
en Trans Jordaanse grenswachten keken de andere kant op wanneer er wapens
werden gesmokkeld naar Palestina. Guerrillastrijders die zich terugtrokken in Irak
en Syri waren in staat om de grens over te steken voor meer aanslagen. De
grootmoefti boekte ook vooruitgang bij het versterken van relaties met Berlijn en
Rome. In 1935 financierde Mussolini hem. In 1936 stuurde al-Husaini gezanten

naar Grobba, de toenmalige Duitse ambassadeur naar Irak, om wapens en geld


te vragen. Een van hen was Fauzi ad-Din al-Qawuqji. geboren in Beiroet in 1890
en afgestudeerd aan de Ottomaans Istanbul Military Academy. In 1925 vocht hij in
de Koerdische opstand tegen de Fransen in Syri en in 1932 was hij een militair
instructeur in het leger van Irak. Tijdens de opstand leidde hij een tweehonderd
man Iraaks-Syrisch vrijwilliger eenheid die vochten voor al-Husaini. Hij vertelde
Grobba dat sinds Berlijn Joden naar Palestina stuurt, het ook wapens moet sturen
om tegen hen te vechten. Stap voor stap reageerden de Duitsers op het streven
van al-Husaini. Om deze potentiele bondgenoot te onderzoeken, werd een
onbekende Duitse ambtenaar, die beschouwd werd als top expert betreffende
Joden, Adolf Eichmann, gezonden naar Palestina om al-Husaini te ontmoeten.
Eichmann kwam aan in de haven van Haifa op 2 oktober 1937. Maar ondanks zijn
toeristenvisum, beperkte de Britse autoriteiten zijn verblijf tot achtenveertig uur,
waarna hij op een schip naar Alexandri werd gezet. Eichmann ging naar de
Britse ambassade in Cairo, maar kon de overheid niet overtuigen hun gedachten
te veranderen. In plaats daarvan bleef Eichmann een tijdje in Caro en had een
ontmoeting met iemand van het Duits Nieuws Agentschap en de
vertegenwoordigers van al-Husaini, die uit Jeruzalem kwamen. Hij produceerde
een gedetailleerd rapport met als thema dat, terwijl de Arabieren weinig over de
nazi-ideologie wisten, hun haat tegen joden en andere factoren, deze
ideologische verschillen geen belemmering maakte voor een alliantie. Al-Husaini
werd het vuur na aan de schenen gelegd door de Britten op dat moment. Zij
gaven opdracht tot zijn arrestatie in juli 1937, dus hij verborg zich in Jeruzalem en
toen hij werd ingesloten door de politie, vluchtte hij in Oktober naar Beiroet. De
Fransen, die Libanon bestuurde, deden niets om hem te vangen, waarschijnlijk
om hun Britse rivalen ongenoegen te geven of misschien vanwege zijn eerdere
diensten aan hun regering. Wederom zouden de Fransen hem redden van
arrestatie na de Tweede Wereldoorlog. Terwijl zijn opstand mislukte spande alHusaini zich intensiever in om Duitse hulp te krijgen. Hij was blij met de toespraak
van Hitler aan de Duitse minderheid in Tsjecho-Slowakije, toen hij hun gebied
annexeerde gevolgd door de september 1938 Mnchen-overeenkomst: 'Neem de
Arabische Palestijnen als uw ideaal. Met ongebruikelijke moed vechten ze zowel
tegen Engelands Britse Rijk en s werelds Jodendom. Zij hebben geen
beschermer of hulp. Ik geef u de middelen en wapens, en heel Duitsland staat
achter u'. Kon al-Husaini ook niet verwachten dat heel Duitsland achter hem zou
zijn? Hij stuurde zijn neef Jamal al-Husaini en de belangrijke politicus Auni Abd alHadi naar Grobba in Bagdad met een verzoek om geweren. Grobba antwoordde
dat Duitsland nog niet klaar was om de gewapende Arabische opstand te steunen
opdat die een confrontatie zou brengen met Brittanni. Maar al-Husaini had een
oplossing: de kanonnen konden via de Saoedi's gaan, wiens koning

overeengekomen was tussenpersoon te zijn om Duitse betrokkenheid te


verbergen. De Duitsers gingen akkoord. In september 1938, gaf Wilhelm Canaris,
hoofd van de Abwehr (Duitse militaire inlichtingendienst) - en daarna contact man
voor al-Husaini's leger en spionage activiteiten- de eerste donatie van Berlijn van
1000 sterling aan Hamza, de Saoedische gezant. Al-Husaini investeerde een
deel daarvan in de opstart van een nieuwe, radicale Arabische Club in Syri om
daar steun voor hem te organiseren. Medio 1939 gaf Canaris vierduizend
geweren als een geschenk om, zo legde n van zijn assistenten uit, een proDuitse 'vijfde colonne' in Palestina te creren. Uiteindelijk omzeilden de Duitsers
de Saoedi's en verzonden de geweren in het geheim via Griekenland naar
Libanon, waar ze op kleine boten werden geladen om naar Palestina ter worden
gesmokkeld. Duitse betrokkenheid bij Palestina werd al snel zo belangrijk dat toen
de analisten van de Amerikaanse inlichtingendiensten de bemachtigde Duitse
verslagen onderzochten na de Tweede Wereldoorlog, zij tot de conclusie kwamen
dat al-Husaini's opstand alleen kon continueren vanwege nazi financiering. Deze
wapens zouden later ook voor een groot deel de Palestijns-Arabische
wapenuitrusting zijn tijdens de 1947-1948 gevechten. Terwijl de Britten natuurlijk
boos waren over de groeiende banden van al-Husaini met Duitsland, gaf deze
strategie hen ook een extra stimulans om Palestijnse Arabieren en Arabieren in
het algemeen te kalmeren. De Britten wisten dat er oorlog zat aan te komen. Met
Duitsland en Itali die hun macht over de Middellandse Zee en het MiddenOosten uitdaagden, was Londen bereid om enorme concessies te doen zodat de
Arabieren zich niet zouden scharen achter hun vijanden. Maar dat betekende dat
er een manier gevonden moest worden om de radicalen te verzwakken door meer
macht te geven aan degenen die meer gematigden. Het probleem was dat de
radicalen dit punt begrepen en met succes deze strategie tegenwerkten. De
eerste poging was om Palestina zowel Arabisch-geregeerd te maken als ook
bestuurd door een gematigde vorst. Afreizend naar Londen in april 1937 voor de
kroning van koning George, drong Abdallah er bij de Britten op aan om hem
Palestina te geven. Een Britse officier legde het ideale scenario van Londen uit.
Abdallah zou koning zijn; Rajib an-Nashashibi zou zijn minister-president zijn; de
grootmoefti zou opzij geschoven worden zodat hij geen moeilijkheden meer zou
kunnen veroorzaken. Joodse leiders waren niet enthousiast, maar zeiden dat ze
konden werken met Abdallah. Toen Abdallah terugkeerde naar huis op 13 juni,
ontving hij een enthousiast onthaal van de mensen die dachten dat de Britten
hem tot koning zouden maken over Palestina. Zelfs de Berlijnse ministerie van
Buitenlandse Zaken dacht dat dit plan zou slagen en dat de gematigden een deal
met Groot-Brittanni zouden maken. De meeste Arabische leiders- afgezien van
al-Husaini en de Iraakse leiders- wilden geen ruzie met Brittanni, concludeerde
von Hentig. De Saoedi's en Egyptenaren zouden niets doen; Trans Jordani

zouden de Britten steunen. Het had dus geen zin om al-Husaini te ondersteunen
met wapens of geld in een verloren strijd. Von Hentig had een juiste beoordeling
over de Arabische standpunten, maar verkeerd over de Britse vastberadenheid
een oplossing op te leggen door middel van geweld. Het eerste Britse plan was
gebaseerd op het officile Peel Commissie voorstel voor een twee-statenoplossing, waarbij 80 procent van Palestina een Arabische staat zou worden
verenigd met Trans Jordani en geregeerd door Abdallah, terwijl de overige 20
procent een Joodse staat zou zijn. Maar de meeste Palestijnse Arabieren wilde
geen deel van het land opgeven, zelfs als ze de rest zouden krijgen. Al-Husaini
had niets te winnen bij een Arabisch Palestina geregeerd door zijn rivalen,
Abdallah en de Nashashibis, en dus was zijn Arabisch Hoger Comit tegen het
plan. Jaloers en wantrouwend over Abdallah verwierpen niet alleen Irak maar ook
Saoedi-Arabi verwierp het. Daarentegen waren Abdallah en zijn PalestijnsArabische bondgenoten blij met een plan dat ze het grootste deel van het land
zou geven, $ 10 miljoen van Groot-Brittanni, en een subsidie van de
voorgestelde Joodse staat. Voorstanders van de deal fluisterden dat de kleine
Joodse staat zou worden geannexeerd wanneer de kans zich voordeed.
Abdallah's onderdanen waren blij, terwijl in de Palestijnse stad Nablus, anNashashibi bolwerk, de Britse vlag werd gesloopt en vervangen door Trans
Jordaanse. Toen het plan op een vergadering van het Arabisch Hoger Comit
werd afgewezen, liepen de an-Nashashibi afgevaardigden weg. De gematigde
regering van Egypte weigerde om de betrekkingen met Londen in gevaar
brengen. Toen meerdere al-Husaini assistenten afreisden naar Cairo in oktober
1937 werden ze goed ontvangen, maar hun verzoek om een voorraadbasis voor
de opstand op Egyptische bodem werd verworpen. De radicalen vochten terug.
militante leiders van Irak hadden een ontmoeting met Grobba op 15 juli om
Duitsland te vragen om hulp om zo te ontsnappen aan de Britse invloed en de
strijd tegen het Peel Commissie plan. Vanaf dat moment scherpten de Irak-Duitse
banden aan. Berlijn bood handelskredieten aan, stuurde meer agenten, en zette
zich in voor pro-Arabische behandeling.
figuur 14

Een Duitse kaart van Arabi uit 1942 tonen spoorwegen, andere belangrijke land
routes en gebieden onder Britse en Franse bescherming, met inbegrip van Palestina
(1), Trans Jordani (2) en Irak (3). Maar in datzelfde jaar, Nazi ambities in de regio
werden afdoende gedwarsboomd. Reeds in 1941 hadden de Britten de Vichytroepen in Syri en Libanon verslagen en een pro-Duitse Regine in Irak
omvergeworpen; in 1943 dreven de geallieerden de Duitsers uit Noord-Afrika.

Uit angst voor de radicalen 'pro-Duitse standpunten en de strijdbaarheid van de


Arabische volk, trokken de Britten zich al snel op het politieke front terug, zelfs toen
ze de militaire druk op al-Husainis opstand verhoogde. Toen sommige strijdkrachten
van de grootmoefti de opstand probeerde te verspreiden naar Trans Jordani - en het
zelfs aandurfden om een bom te plaatsen in Abdallas paleis richtte het goed
gedisciplineerde Brits aangevoerde leger van de koning ze ten gronde. Zoals zo vaak
gebeurde in de Arabische politiek, zou de volgende generatie radicalen het patroon
herhalen. Dertig jaar later, zou de PLO Jordani gebruiken als een onvrijwillige
Palestijnse basis om zijn buurman aan te vallen, de monarchie omver te werpen en
werd opnieuw verslagen door het leger van Jordani. In 1938, met het voorstel Peel
verslagen, oorlog naderend en radicalisme groeiend, besloten de Britten dat ze een

meer pro-Arabisch initiatief nodig hadden in combinatie met de concessies op


Tsjechoslowakije - in feite het Europese equivalent van Palestina- om Hitler te
kalmeren. Dezelfde Britse regering was ook gereed om Palestina overt e dragen aan
Arabische heerschappij en de Joden achter te laten voor een sombere
lotsbestemming. Staatssecretaris voor de nederzettingen Malcolm MacDonald en
Minister van Buitenlandse Zaken Lord Halifax zochten contact met de Iraakse
Minister van Buitenlandse Zaken as-Suwaidi, gematigde premier Nuri as-Said en
Egyptische Minister-President Muhammad Mahmud. Als ze de harde lijn van de
grootmoefti konden matigen, was een Arabisch-geregeerd verenigd Palestina
mogelijk en zou er een grote conferentie worden gehouden in Londen om een
oplossing te bespreken. Echter op dit moment was de grootmoefti zelfs minder
genteresseerd in een deal. Wanneer het Britse beleid meer naar Duitsland boog,
was al-Husaini er nog meer van overtuigd dat de Duitsers zouden winnen. Hij
weigerde zelfs te praten zonder een voorafgaand Britse garantie dat geheel Palestina
een onafhankelijk Arabische staat zou worden en dat de an-Nashashibi partij niet zou
mogen deelnemen aan bijeenkomsten. De Britten weigerden. Gebeurtenissen in Irak
versterkte het vertrouwen van al-Husaini. Op 25 december 1938 grepen officieren
van het radicale leger de macht. Minister van Defensie Taha al-Hashimi werd
voorzitter van het radicale Palestijns Verdedigings Comit, waarvan de
fondswervings-campagnes een semiofficile status verkregen. Anti-Joods geweld
escaleerde. Al-Husaini zou volledig kunnen rekenen op Iraakse ondersteuning.
Arabische regeringen stelden delegaties op het hoogste niveau samen voor de
bijeenkomst van Londen, zich bewust van een laatste wanhopige poging om de
Palestijnse geschillen vreedzaam te regelen. Ibn Saoed koos zijn zoon en minister
van Buitenlandse Zaken, prins (later koning) Faisal en de onderminister van
Buitenlandse Zaken Fuad Hamza, zelf van Palestijnse origine. Trans Jordani werd
vertegenwoordigd door premier Taufiq Abdu al-Huda, ook een geboren Palestijn.
Egypte stuurde Ali Mahir samen met de Egyptische bondgenoot van al-Husaini, Abd
ar-Rahman Azzam als adviseur, terwijl Jemen Prins Saif al-Islam al-Husain zond. De
conferentie viel samen op het hoogtepunt van Joodse wanhoop over de fascistische
vervolgingen in Europa. Geen enkel land was bereid om joodse vluchtelingen op te
nemen op een moment dat nieuwe onderdrukte gebieden dreigden te ontstaan in
Itali en de Balkan. De zionisten wisten dat iedere jood die verhinderd werd Palestina
te bereiken, waarschijnlijk zijn dood tegemoet ging. Waarschuwende signalen van
een komende oorlog vermenigvuldigden zich dagelijks. De Conferentie van Londen
was gepland terwijl Groot-Brittanni met Hitler aan het verzoenen was. De Duitsers
bezette de rest van Tsjecho-Slowakije tijdens de zittingen. De opening dag, 7 februari
1939, werd gekenmerkt door de Italiaanse bedreigingen Egypte aan te vallen vanuit
de Libanees-Egyptische grens. In dit verband stond de enorme strategische
betekenis in het Midden-Oosten centraal bij de Britse beleidsmakers. Dit betekende

dat de Arabieren tevreden gehouden moesten worden. Britse troepen in het gebied,
ongeacht hun kracht, zouden onvoldoende zijn als de lokale bevolking in opstand
kwam. Maar ze redeneerden dat zodra Palestina vriendschappelijk zou worden
opgelost, ze niet te vrezen hadden voor een pro-Duits Arabische vijfde kolonne van
islamitische opstand. Toch maakte de Arabische houding iedere oplossing
onmogelijk. Tijdens overleg in de Arabische preconferentie in Cairo,kwamen de
Verenigde Staten overeen dat de Arabieren van Palestina de beslissende stem zou
hebben in de Londense besprekingen en dat de overheden hen zouden steunen wat
zij ook willen - dat wil zeggen wat al-Husaini wil -. Daardoor kon al-Husaini de
richtlijnen stellen om ervoor te zorgen dat de gesprekken zouden mislukken. Hij eiste
een totaal verbod op Joodse immigratie en grondaankopen plus snelle oprichting van
een onafhankelijk Arabisch Palestina onder zijn heerschappij. Voor al-Husaini, en dus
voor alle Arabische leiders, zou het alles of niets zijn. In Londen pendelde premier
Neville Chamberlain, minister van Buitenlandse Zaken Lord Halifax en MacDonald
tussen zionistische en Arabische delegaties, die met uitzondering van drie keer elkaar
afzonderlijk ontmoette. Geen geheim makend van zijn wanhoop voor verzoening,
verzekerde Chamberlain de Arabische delegaties dat het de Britse wens was om
vriendschap met hen te behouden en te versterken, terwijl MacDonald opmerkte dat
de problemen in Palestina zou echon in de hele regio. MacDonald presenteerde
eerlijk gezegd de redenen achter het Brits beleid. De kans op oorlog maakte het
noodzakelijk zich over te geven aan de Arabische eisen zolang deze concessies
Londen veiliger deed voelen. Halifax was rechtuit: 'Heren, er zijn momenten waarop
de meest ethische overweging moet wijken voor administratieve noodzaak.
MacDonald gaf de details. Egypte beheersten de Suezkanaal route naar Azi;
Alexandria was de enige marinebasis die geschikt zijn voor de verdediging van de
oostelijke Middellandse Zee. Irak beheerde land lucht en ruimte naar Azi en was de
belangrijkste bron van olie voor Groot-Brittanni. Een vijandig Saudi-Arabi zou een
bedreiging vormen voor de Britse strategische routes. In het geval van oorlog,
moeten al deze plaatsen aan de kant van Groot-Brittanni staan. Moshe Sharett, een
zionistische leider, probeerde deze argumenten tegen te spreken. Als de Palestijnse
kwestie geregeld was, zei hij, zouden Arabische regeringen alleen maar meer eisen.
In het geval van een oorlog met Duitsland, zou de Joodse steun betrouwbaarder zijn
dan Arabische toezeggingen. Ben-Gurion voegde eraan toe dat wat er ook gebeurde
in Palestina, Arabische regeringen hun eigen belangen zouden volgen. De Joodse
leiders verwierpen beloften die hen zouden beschermen in een Arabisch-geregeerd
Palestina, erop wijzend dat de regimes joden niet eens beschermen in hun eigen land
en hielden vol dat de gebeurtenissen in Europa het onmogelijk voor hen maakte om
afstand te doen van de verplichte Joodse immigratie. Het interesseerde de Britten
niet. In plaats daarvan accepteerden de Britse regering, in de overtuiging dat de
oorlog binnen enkele maanden zou beginnen, vrijwel alle eisen van de Arabische

regeringen. Het stelde een Palestijns grondwettelijke conferentie voor in zes


maanden, gevolgd door de oprichting van een Palestijns uitvoerende raad waarbij
Arabieren 60 procent van de zetels zou hebben. Daarnaast zou de raad alle joodse
immigratie kunnen stoppen in vijf jaar. Terwijl de zionisten overwogen weg te lopen,
vierden de Arabieren dit nieuws, maar dat duurde niet lang. De Palestijns Arabische
delegatie wezen dit plan snel af. In plaats daarvan eisten ze de onmiddellijke
oprichting van een Palestijnse regering en een verbod op alle Joodse immigratie of
grond aankopen, met volledige onafhankelijkheid te volgen binnen drie jaar. De
Arabische staten waren gefrustreerd, en zelfs sommige volgelingen van de
grootmoefti wilden het aanvaarden, maar al-Husaini wilde niet buigen. Gevangen
door hun eerdere beloften, volgden de Arabische regeringsdelegaties. As-Said niet te
vertrouwen ermee in te stemmen, riep de regering van Irak hem terug en zond in
plaats van hem de radicale minister van Buitenlandse Zaken Taufiq as-Suwaidi. In
reactie op de Arabische afwijzing startte MacDonald een nieuwe ronde van
concessies aan hen. Niet alleen zou de Joodse immigratie onder Arabische veto
blijven na vijf jaar, maar zou zelfs voor die tijd worden beperkt tot een totaal van
vijfenzeventig duizend mensen. Het aantal Arabieren in de uitvoerende raad zou
worden verhoogd van 60 naar 66 procent. Er kon geen twijfel over bestaan dat het
resultaat een Arabisch-geregeerd Palestina zou zijn. Op dit punt, fluisterde BenGurion naar een collega, 'Zij wilden deze bijeenkomst ... ..om ons te vertellen op te
geven' ? De Arabische kant stond op de rand van overwinning; er zou nooit een
joodse staat kunnen worden gecreerd. Wederom hielden de Arabieren vastberaden
koers op afwijzing. Op 15 maart vorderde Hitler de rest van Tsjecho-Slowakije, een
nieuwe stap markerend in de richting van de internationale confrontatie. Twee dagen
later eindigde de conferentie van Londen op een mislukking. De Britse Hoge
Commissaris schreef op 23 maart naar Egypte, Sir Miles Lampson; 'de Europese
crisis maakt het des te noodzakelijker dat er snel een einde gemaakt word aan de
verstoringen in Palestina'. De Arabische staten, met uitzondering van Irak, wilden ook
nog steeds een snelle deal. Dus ondanks de mislukking, kwamen de Arabische
delegaties opnieuw bijeen in Caro om een nieuwe basis voor een akkoord op te
stellen. Arabische leiders waren nog steeds optimistisch. Hoe kon zo'n gunstig
aanbod worden afgewezen? De Egyptische ambassadeur verzekerde Britse
Buitenlandse Zaken dat met de instemming van zijn land voor dit plan de grootmoefti
zich niet kon bemoeien. De Arabische staten stelden een aantal wijzigingen voor in
het Britse plan om ervoor te zorgen dat het resultaat zo spoedig mogelijk een
Arabisch-geregeerd Palestina zou zijn. Volgens dit tegenbod zou er binnen tien jaar
een Palestijnse staat worden gevestigd en mocht dit schema niet lukken er overleg
zou worden gehouden met Arabische regeringen. Joodse immigratie zou worden
verminderd en de Joodse bevolking van Palestina zou 33 procent blijven. Palestijnse
ministers zouden worden gekozen om zich voor te bereiden op onafhankelijkheid. De

Britten gaven in op bijna elk punt. Chamberlain legde uit; 'We zijn nu gedwongen om
de Palestijnse problemen vooral te bezien vanuit het oogpunt van het effect ervan op
de internationale situatie ... .Als we n kant moeten beledigen, laat ons dan de
Joden beledigen in plaats van de Arabieren'. Het leek erop alsof het radicale beleid
en de zet richting Duitsland al-Husaini voldoende macht genereerde zodat de Britten
overstag zouden gaan. Maar Londen wilde een lange overgangsperiode. Wat zou het
punt zijn om Palestina meteen over te dragen aan al-Husaini alleen om te zien dat hij
de Duitsers ondersteund? Dus wilden ze al-Husaini laten wachten totdat de Europese
crisis opgelost zou zijn. Op dat moment zou er, als hij het hoofd werd van een
onafhankelijk Arabisch Palestina, weinig schade zijn voor de Britse strategische
belangen. Op 28 april, na een gesprek met de Arabische onderhandelaars, meldde
Lampson dat de beurzen ' beter gingen dan verwacht'. Het belangrijkste punt wat nog
steeds de deal blokkeerden waren de eisen van de Arabische zijde, waarvan de
Britten wisten dat die van de grandmoefti kwamen- dat een Arabische regering
binnen drie jaar zou beginnen het land te regeren. C.W. Baxter, hoofd van het
departement Oost- van Buitenlandse Zaken, schreef dat de Arabische staten op de
meest moeilijke openstaande punten overeen gekomen waren. Lampson was het er
mee eens dat er een 'substantile overeenkomst ... .op alle belangrijke punten' was.
Maar, verklaarde beide mannen, de Arabische staten moeten de Palestijnse
Arabieren overtuigen om in te stemmen. De Egyptenaren waren overtuigd van
succes, met premier Mahmud die beweerde dat hij de grootmoefti gewoon zou
uitnodigen naar Cairo en hem in het gareel' zou houden. Op 17 mei 1939 ontmoette
Mahmud en Ali Mahir, binnenkort zijn opvolger, de Palestijns-Arabische delegatie om
het al pratend te sturen ermee in te stemmen. Mahir vertelde hen dat ze het Britse
plan moesten accepteren. De reden dat de Joden er zo tegen waren was dat het de
Arabische kant zoveel voordeel gaf. Dit was een enorme kans; de beste deal de
Arabieren ooit zouden kunnen krijgen. De samenwerking met Groot-Brittanni was
beter dan 'overgeleverd te zijn aan de genade van de Joden'. Zodra de Palestijnse
Arabieren een staat hadden, zouden gelijkgestemde Arabische regimes helpen voor
hun totale controle. Het winnen van een onafhankelijke staat, vervolgde Mahir,
vereiste opleiding van bestuurders, voorbereiding voor de verdediging en het tot
stand brengen van internationale 'legitimiteit'. Mahir stelde dat een overgangsperiode
een voordeel was en geen valstrik. De beste manier om te zegevieren was stap voor
stap vooruit, zoals in een oorlog waarin: 'Een leger enkele voorste loopgraven
ontruimt. Zou u zich bedwingen erin te springen en ze bezetten'? Maar de Palestijnse
Arabische leiders antwoordde: 'Als we het accepteren, zal de revolutie te beindigen'.
Dus Mahir probeerde opnieuw de werkelijkheid uit te leggen. 'Gelooft u', vroeg hij,
'dat Groot-Brittanni niet in staat is om uw revolutie te verpletteren, met al zijn
moderne satanische oorlog uitvindingen'? Mahmud en Mahir wisten dat de Arabische
opstand in Palestina waren verslagen door de Britten. 'Is het niet beter voor u', ging

Mahir verder, 'om dichter bij de Britse autoriteiten te staan om hen zover te krijgen de
Joden te verlaten'? Want dan zouden de Arabieren niet naar Londen hoeven om te
vragen de joodse immigratie te stoppen, dan zouden ze het zelf beheeren en zelfs
geen enkele Jood het land binnen laten. Vervolgens legde Mahmud gewicht in de
schaal met een profetische waarschuwing. Hij drong er op aan dat als de Palestijnse
Arabieren direct zouden overeenstemmen, zij hun eigen gang konden gaan. Maar er
zou al snel een oorlog komen die ze in een zwakkere positie zou zetten. GrootBrittanni zou geduld verliezen en een staat van beleg uit kunnen roepen. Arabische
landen zouden te druk zijn met hun eigen problemen om te helpen. Opnieuw
weigerden de Palestijnse Arabieren: 'Toen de opstand begon, hadden we nog te
bereiken doelen in zicht. We kunnen onze mensen nu niet vertellen; 'Stop de
revolutie, want we kregen een aantal hoge posten ....'. Mahir antwoordde; 'U kunt dan
uw volk vertellen dat u in staat bent om de regering van uw land te controleren; om
(Britse) vervolging te stoppen, deportatie en harde maatregelen. U zou de begroting
van Palestina vaststellen, de joodse bevolking beperken tot een derde, en de
aanvaarding van de deal rechtvaardigen op basis van het advies van de Arabische
regeringen. De Palestijnse Arabieren zouden niet eens hoeven ondertekenen, maar
alleen om mondeling overeenkomen samen te werken met een door de Britse
regering ingesteld Witboek van het nieuwe beleid. Geen van zijn argumenten
brachten vooruitgang.

You might also like