Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 5 Husaini's Opstand
Hoofdstuk 5 Husaini's Opstand
Een van de belangrijkste contacten van al-Husaini was met de Egyptische Moslim
Broederschap, opgericht in 1928, met Mohammed Mustafa al-Maraghi, rector van de alAzhar Universiteit, als zijn voornaamste contact. Het jaar dat al-Husaini s ambities
doorbraken was 1931, toen hij het Algemeen Islamitisch Congres in Jeruzalem
organiseerde. Het islamitisch Wereld Congres, gevormd door de vergadering, verkozen
hem president) en creerde internationale vestigingen, waarvan per kwartaal het
inkomen naar het centrale kantoor in Jeruzalem ging, dat hij beheerde. Veel
sleutelfiguren in de nieuwe radicale netwerken van al-Husaini waren veteranen van von
Oppenheim s werkzaamheden, met inbegrip van de Europees gevestigde Jawish,
Shalabi, Arslan en Abbas Hilmi, die al-Husaini in contact zou brengen met de nazi's. Op
n punt echter was al-Husaini voorzichtig. Islamisten wilden het kalifaat herstellen,
maar persoonlijke en nationale rivaliteiten betekende dat niemand het eens kon worden
over wie kalief zou moeten zijn. Het gerucht dat al-Husaini die post ambieerde zou de
tegenstand voeden. Om dit te voorkomen, wees al-Husaini niet op de kwestie, noch
stelde hij zich openlijk kandidaat. Al-Husaini ideologie was een gemoderniseerde versie
van het islamisme. Toch gebruikte hij nu die ooit conservatieve doctrine, ontwikkeld om
het Ottomaanse Rijk en de sociale status quo te verdedigen, als een revolutionair
werktuigt. In de versie van al-Husaini, werd het islamisme uitgebreid incluis Arabische
klachten, zoals Rida hem had geleerd, om zo een manier te verkrijgen om het Westen te
bevechten door een sterk Verenigde Staat te bouwen dat gelijktijdig nationalistisch en
Isamistisch zou zijn. In het kort, zou al-Husaini uitgegroeid tot de verpersoonlijking van
Een 'Greenmantle' Figuur (https://en.wikipedia.org/wiki/Greenmantle) die eerder de
Duitse strategie zocht maar nooit vond. Terwijl al-Husaini sterke referenties voor
leiderschap had en zelfs uiteindelijk aanspraak maakte op het kalifaat- afstammeling van
Mohammed, een invloedrijke familie en superieur onderwijs- waren zijn persoonlijke
kwalificaties in eerste instantie zwak om zelfs een islamitische geestelijke te zijn, laat
staan 's werelds leidende moslim. Hij had geen planmatige kerkelijke opleidingen en was
een carrire aangegaan als militair en geheim agent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog,
had hij de kant van de rechtmatige kalief verlaten om te werken voor de Britse en Franse
ongelovigen. Hij had zijn benoeming als grootmoefti uit ongelovige Britse handen
verkregen en de post voor uitsluitend politieke doeleinden gebruikt. Toch was hij de juiste
man op de juiste plaats en op het juiste moment. Zijn innovatief gebruik van het
islamisme hielp hem massale steun van een passieve, religieus georinteerde publiek te
verkrijgen dat niet klaar was om seculier nationalisme te aanvaarden. Door zowel de
islamitische als de nationalistische kaart te spelen, kon al-Husaini macht claimen over
het hele Midden-Oosten en zelfs verder naar niet-Arabische, islamitische meerderheid
landen. Geen Arabier of moslim leider kon sindsdien tippen aan zon serieuze claim. AlHusaini had geen tekort aan titels om deze claims te ondersteunen. Aan de islamitische
kant was hij de grootmoefti van Jeruzalem, dat hij al snel veranderde in grootmoefti van
Palestina', en voorzitter van zowel de Hogere Islamitische Raad als het Islamitische
Wereld Congres, de laatste gaf hem een internationaal platform. Politieke gezien was hij
hoofd van het Arabisch Hoger Comit de onbetwiste leider van de Palestijnse Arabieren.
Al-Husaini haalde later al deze posities en indrukwekkende netwerken aan in brieven
aan Hitler en andere nazi-functionarissen, om zichzelf te portretteren als hoofd van 's
werelds moslims en Arabieren. Gezien deze geloofsbrieven, is het niet verwonderlijk dat
het Derde Rijk ermee instemden.
Een tweede tactiek die al-Husaini en de radicale partij ontwikkelden, die daarna de
Arabische en islamitische politiek domineerde, was om strijdbaarheid de test te zijn voor
legitimiteit. De meest extreme houding werd de legitieme mainstream; als iets
gematigder werd afgeschilderd werd dat als verraad gezien aan de islam en het
Arabische volk. Met behulp van deze norm, kon al-Husaini en zijn bondgenoten
Arabische regeringen chanteren en intimideren, dreigen in diskrediet te brengen of zelfs
iedereen vermoorden die een compromis wilden met het Westen of zich verzetten tegen
hun doelen.
Ten derde, al-Husaini maakte van de Palestijnse kwestie een troefkaart van de Arabische
en islamitische politiek. Doordat hij de man is die over de enige juiste koers van
Palestina beslist, dwong hij sterke partijen te buigen voor zijn eisen. Arabische leiders in
Egypte, Irak, Syri en Trans Jordani wilde een deel of geheel Palestina voor zichzelf.
Maar door via hemzelf van Palestina een dubbele heilige zaak te maken, legde alHusaini de rol bij hen, door vetorecht te verkrijgen over de richting van het Arabische en
islamitische beleid.
Een vierde innovatie van al-Husaini en zijn bondgenoten was massamobilisatie met
behulp van moskee preken, demagogische toespraken, intimiderend menigte en
demonstraties. Eerder werd de Arabische politiek gedomineerd door rijke families die de
voorkeur gaven om politiek als een privaangelegenheid te houden en die geen
interesse hadden in het aanwakkeren van de gewone bevolking. Echter inspireerde AlHusaini en collega-radicalen grote aantallen mensen het matige beleid van de
oligarchische elite te betwisten maar niet hun rijkdom.
Ten vijfde, al-Husaini demoniseerde de Britten, Joden en Amerikanen. De meeste
Arabische leiders waren geen strijdbare antiwesters of antisemitisch geweest. Zij waren
antizionistisch maar stonden vaak open voor een compromis-oplossing, ten minste een
deal met de Britten om de oprichting van een Joodse staat te voorkomen. Daar
tegenover drongen de nationalisten en islamisten erop aan dat een conflict onvermijdelijk
was met zowel de Britten als de zionisten omdat ze gezworen vijanden van de islam en
de Arabieren waren. Een ieder die geen voorstander was van dit beleid werd bestempeld
als een zionistische en imperialistische stroman. De houding van de radicalen 'in de jaren
1930 en 1940 maakten diplomatie of compromis dus onmogelijk, zelfs al zouden
Palestijnen of andere Arabieren kunnen profiteren van zon deal. Deze aanpak stond
radicalen toe gematigden te verslaan maar faalde jammerlijk als een internationale
strategie. Nadruk op haat en strijd zette de radicalen aan de verliezende kant in de
Tweede Wereldoorlog en versloeg de Arabieren in 1948 en elke daaropvolgende oorlog.
Die orintatie werkte niet beter voor de nationalistische Saddam Husain of de
islamitische Bin Laden. En toch is de ideologische dominantie nog nooit met succes en
uitdrukkelijk uitgedaagd sinds al-Husaini en zijn bondgenoten dit ontwikkelde in de jaren
1930.
Tot slot, de radicale nationalisten en islamisten geloofden dat ze Groot-Brittanni en de
Arabische gematigden konden trotseren juist omdat Nazi-Duitsland en het fascistische
Itali alternatieven aanboden. Ze zouden anderen kunnen overhalen dat de totale
overwinning onvermijdelijk was omdat Duitsland al snel de wereld zou domineren. En als
politici in andere landen aan de winnende kant wilden zijn, moesten ze de eisen van alHusaini accepteren. Terwijl de Palestijnse Arabieren, Syrische en Iraakse nationalisten,
Egyptische islamisten en anderen een alliantie met het nieuwe Duitse regime van Hitler
smeden op basis van vroegere Duits-Ottomaanse samenwerking, was de nieuwe
opstelling ook fundamenteel anders in inhoud. Het Duits-Ottomaanse verbond was
gebouwd op het verdedigen van de huidige status in het Ottomaanse Rijk toen zij de
kolonies van hun rivalen vernietigden. Echter, de nieuwe Nazi-Arabisch-nationalistische
en islamitische alliantie zocht revolutionaire politieke en sociale veranderingen overal in
het Midden-Oosten. In de jaren 1950, zouden de radicale Arabische nationalisten dit
patroon met de Sovjet-Unie te herhalen. Vanuit een Arabisch-nationalistisch standpunt,
waren zowel het communisme als het fascisme klaar om de revolutie te steunen, de
invloed van de westerse democratien te verdrijven en de Joodse staat te vernietigen.
Beide systemen hadden kenmerken gemeen die Arabisch-nationalistische regimes
wilden afstemmen: statische economien, gemobiliseerde samenlevingen, intolerant
heersende ideologien en regime monopolies over elk aspect van het leven. Islamieten
echter, konden athestische marxisten niet omarmen als partners en dat was n van de
factoren die de nationalistisch-islamitische partnerschap verdeelde.
In de jaren 1930 en 1940, verworpen gematigde Arabische politici uiteindelijk de ideen
van de radicalen omdat zij twijfelde of de compromisloze strategie zou kunnen slagen.
Ze voorzagen terecht rampspoed, niet alleen gebaseerd op hun niet-revolutionaire
wereldbeeld, maar ook over wat de ervaring hen geleerd had. Om maar n voorbeeld te
noemen; toen Faisal vocht tegen Frankrijk om koning te worden Syri te worden in 1920
werd hij helemaal verslagen; toen hij samenwerkte met Groot-Brittanni werd hij al snel
monarch van Irak. Dus zij bekeken de Britten terecht als te sterk om te verslaan en
hadden de voorkeur om zoveel mogelijk te winnen door een stap-voor-stap diplomatie,
compromissen en geleidelijke economische ontwikkeling, in plaats alles in te zetten op
een totale overwinning en het risico alles te verliezen. Zij begrepen ook hoe de
strategische situatie in de late jaren 1930 betekende dat Londen gereed was die grote
concessies te geven om hun hulp te winnen voor de komende oorlog. Belangrijker nog,
ze hadden een deal kunnen maken met Groot-Brittanni over Palestina wat de Arabieren
de overwinning zou geven als ze maar geduldig waren. De radicalen hadden een totaal
andere opvatting , zagen geweld en intolerantie als de effectieve politieke instrumenten.
Voor hen was tolerantie slechts verraderlijk en laf. In plaats daarvan gaven ze de
voorkeur om oorlog te voeren met Groot-Brittanni, Frankrijk de Sovjet-Unie, zelfs de
Verenigde Staten en verwachtte te winnen. Al-Husaini negeerde het 'behoedzame
realisme van de gematigden omdat zijn islamitische ideologie hem geleerd had dat Allah
aan de kant van de moslims stond; zijn radicale nationalisme vertelde hem dat Arabieren
verenigd nooit konden worden verslagen. Buiten dat, waren al-Husaini, de Moslim
Broederschap en de radicale nationalisten ervan overtuigd dat hun onoverwinnelijk
Europese beschermers, nazi-Duitsland en het fascistische Itali, zouden winnen en hen
overwinning zouden geven. De toekomst van het Midden-Oosten werd aldus gekozen
begin 1930 toen de radicalen hun richtlijnen stelden, en het was onvermijdelijk gemaakt
doordat zij de macht namen in de jaren 1950 en er aan vast hielden in n of andere
vorm tot op de dag van vandaag. De fundamentele aanpak van al-Husaini en zijn
kameraden zette voort via de carrires van leiders als Abd an-Nasir, Arafat, de familie alAsad, al-Qadddafi, Saddam Husain, en Bin Ladin, evenals t de Iraanse islamieten zoals
Ghomeini en Mahmud Ahmadinejad. De zienswijze van twee alternatieve archetypen als
leiders, Abdallah en al-Husaini, belichaamde op perfecte wijze het contrast tussen
gematigde en radicale Arabische kampen. Ten aanzien van de Palestijns Arabische
opstand laat 1930, concludeerde Abdallah: ' Er is een les te leren voor de mensen die
willen in hun nederlaag tegen Groot-Brittanni '. De Arabieren moesten deals maken,
omdat ze geen oorlogen konden winnen. Al-Husaini's zienswijze was precies het
tegenovergestelde, ten onrechte beweren dat de opstand had gezegevierd. De
Arabische 'terreur van 1936 had het mandaat begraven' en de voortzetting van de
opstand, zei hij op het moment, zou ervoor zorgen dat de Arabieren over heel Palestina
zouden heersen en de Zionisten vernietigd zouden worden. Deze aanpak geeft het
voorbeeld weer voor wat men zou kunnen omschrijven als de contra-pragmatische
neiging van de Arabische en islamitische politiek die heerste in de eenentwintigste eeuw.
Beleid dat herhaalde nederlagen produceerden werden geprezen omdat ze volgens de
norm van de radicale ideologie als juist, nobel en bestemd waren te slagen. Degene die
tot realisme, voorzichtigheid en compromissen aanspoorden werden paria's gemaakt of
zelfs - zoals gebeurde met een an-Nashashibi, Abdallah, as-Sulh en as-Sadat vermoord. In deze context, tijdens de jaren 1930 en de Tweede Wereldoorlog, maakte de
ambities en de ideologie van de nazi-Duitsland een bondgenootschap voor radicale
Arabieren aantrekkelijk. Al-Husaini en zijn collega's, net als Hitler en zijn volgelingen,
geloofden dat ze nu een magische formule hadden voor de overwinning ; het mobiliseren
van de massa's gedreven razernij; een beroep op de eenheid door middel van discipline,
alleen maar zou verdrijven. De brutaliteit van genocide leek zelfs de nazis een rustpauze
te hebben gegeven, bezorgd over de internationale reactie. Dus maakte Hitler een deal
met de zionisten in 1933 om zestigduizend Joden te laten emigreren naar Palestina
gedurende zes jaar in ruil voor een derde van hun eigendom. Misschien zou er een heel
ander soort van de Uiteindelijke Oplossing voor Duitsland zijn geweest, met emigratie in
plaats van vuurpelotons en gaskamers. Maar al-Husaini wilde dit resultaat niet. Hij drong
er op aan alle joodse migratie naar Palestina te stoppen. En aangezien iedere Europese
jood die uit Europa gelaten zou worden later naar Palestina zou gaan, maakte al-Husaini
duidelijk dat als Hitler moslims en Arabieren als bondgenoten wilde hij de joodse uittocht
uit Europa moet stoppen. Op hetzelfde moment, vertelden al-Husaini en de Arabische
heersers Groot-Brittanni ook dat als ze niet wilden dat Arabieren en moslims vijanden
zouden worden, zij de toegang voor alle Joden tot Palestina moesten sluiten. Door te
slagen op beide fronten, had al-Husaini dubbel bijgedragen aan de Holocaust,
rechtstreeks en vanaf het begin.
1. In 1934 nauwkeurig voorspellen dat Hitler s 'oorlog van wraak' zou beginnen
in1939 en meer destructief zou zijn dan de Eerste Wereldoorlog, probeerde de
zionistische leider David Ben-Gurion om een deal te maken met de Palestijnse
Arabieren om op de een of andere manier de Joodse immigratie toe te staan,
ongeacht wat voor een andere concessies dat zou vereisen. De man waar BenGurion zich toe wendde voor dit doel was Musa al-Alami, een man die beschouwd
werd als voorbeeld van gematigdheid. Maar nogmaals blokkeerde de macht van
al-Husaini dit middel. De vrouw van Al-Husainis hoofdluitenant al-Alami, was
dochter van Ihsan al-Jabiri, die nauw samen had gewerkt met al-Husaini door het
bevorderen van pro-Duits islamisme in Berlijn. In plaats leider van een
alternatieve gematigde partij te worden, wierp de aan de Universiteit van
Cambridge opgeleide al-Alami zijn toekomst met al-Husaini en de radicalen. AlHusaini stuurde al-Alami in 1937 naar Duitsland om de hulp van het naziregime te
vragen om het Britse plan Palestina te verdelen in een groot Arabisch en een
kleine Joodse staat te krijgen. Vanaf eind 1938, stuurde al-Husaini, al-Alami
regelmatig naar Europa om nazi-geld in te zamelen, Duitse wapens te krijgen voor
de opstand en het netwerk van al-Husainis agenten te cordineren. Voor wat
betreft er moet worden gedaan met de Joden, was al-Husaini glashelder, openlijk
pleitend voor genocide, zelfs voordat de nazi-regering dat deed. Zijn 1937 'oproep
aan alle moslims van de wereld' spoorde hen aan hun land van de Joden te
reinigen en het werd vertaald in het Duits in 1938. Zich inzetten voor het gebruik
van geweld tegen alle Joden in het Midden-Oosten, gaf al-Husaini beide zijn
parallelle versie van Hitler's doctrine en werd de basis gelegd voor de
antisemitische argumenten gebruikt door radicale Arabische nationalisten en
islamisten tot op deze dag. Een halve eeuw later, weerklonk in elke speech en
zouden de Britten steunen. Het had dus geen zin om al-Husaini te ondersteunen
met wapens of geld in een verloren strijd. Von Hentig had een juiste beoordeling
over de Arabische standpunten, maar verkeerd over de Britse vastberadenheid
een oplossing op te leggen door middel van geweld. Het eerste Britse plan was
gebaseerd op het officile Peel Commissie voorstel voor een twee-statenoplossing, waarbij 80 procent van Palestina een Arabische staat zou worden
verenigd met Trans Jordani en geregeerd door Abdallah, terwijl de overige 20
procent een Joodse staat zou zijn. Maar de meeste Palestijnse Arabieren wilde
geen deel van het land opgeven, zelfs als ze de rest zouden krijgen. Al-Husaini
had niets te winnen bij een Arabisch Palestina geregeerd door zijn rivalen,
Abdallah en de Nashashibis, en dus was zijn Arabisch Hoger Comit tegen het
plan. Jaloers en wantrouwend over Abdallah verwierpen niet alleen Irak maar ook
Saoedi-Arabi verwierp het. Daarentegen waren Abdallah en zijn PalestijnsArabische bondgenoten blij met een plan dat ze het grootste deel van het land
zou geven, $ 10 miljoen van Groot-Brittanni, en een subsidie van de
voorgestelde Joodse staat. Voorstanders van de deal fluisterden dat de kleine
Joodse staat zou worden geannexeerd wanneer de kans zich voordeed.
Abdallah's onderdanen waren blij, terwijl in de Palestijnse stad Nablus, anNashashibi bolwerk, de Britse vlag werd gesloopt en vervangen door Trans
Jordaanse. Toen het plan op een vergadering van het Arabisch Hoger Comit
werd afgewezen, liepen de an-Nashashibi afgevaardigden weg. De gematigde
regering van Egypte weigerde om de betrekkingen met Londen in gevaar
brengen. Toen meerdere al-Husaini assistenten afreisden naar Cairo in oktober
1937 werden ze goed ontvangen, maar hun verzoek om een voorraadbasis voor
de opstand op Egyptische bodem werd verworpen. De radicalen vochten terug.
militante leiders van Irak hadden een ontmoeting met Grobba op 15 juli om
Duitsland te vragen om hulp om zo te ontsnappen aan de Britse invloed en de
strijd tegen het Peel Commissie plan. Vanaf dat moment scherpten de Irak-Duitse
banden aan. Berlijn bood handelskredieten aan, stuurde meer agenten, en zette
zich in voor pro-Arabische behandeling.
figuur 14
Een Duitse kaart van Arabi uit 1942 tonen spoorwegen, andere belangrijke land
routes en gebieden onder Britse en Franse bescherming, met inbegrip van Palestina
(1), Trans Jordani (2) en Irak (3). Maar in datzelfde jaar, Nazi ambities in de regio
werden afdoende gedwarsboomd. Reeds in 1941 hadden de Britten de Vichytroepen in Syri en Libanon verslagen en een pro-Duitse Regine in Irak
omvergeworpen; in 1943 dreven de geallieerden de Duitsers uit Noord-Afrika.
dat de Arabieren tevreden gehouden moesten worden. Britse troepen in het gebied,
ongeacht hun kracht, zouden onvoldoende zijn als de lokale bevolking in opstand
kwam. Maar ze redeneerden dat zodra Palestina vriendschappelijk zou worden
opgelost, ze niet te vrezen hadden voor een pro-Duits Arabische vijfde kolonne van
islamitische opstand. Toch maakte de Arabische houding iedere oplossing
onmogelijk. Tijdens overleg in de Arabische preconferentie in Cairo,kwamen de
Verenigde Staten overeen dat de Arabieren van Palestina de beslissende stem zou
hebben in de Londense besprekingen en dat de overheden hen zouden steunen wat
zij ook willen - dat wil zeggen wat al-Husaini wil -. Daardoor kon al-Husaini de
richtlijnen stellen om ervoor te zorgen dat de gesprekken zouden mislukken. Hij eiste
een totaal verbod op Joodse immigratie en grondaankopen plus snelle oprichting van
een onafhankelijk Arabisch Palestina onder zijn heerschappij. Voor al-Husaini, en dus
voor alle Arabische leiders, zou het alles of niets zijn. In Londen pendelde premier
Neville Chamberlain, minister van Buitenlandse Zaken Lord Halifax en MacDonald
tussen zionistische en Arabische delegaties, die met uitzondering van drie keer elkaar
afzonderlijk ontmoette. Geen geheim makend van zijn wanhoop voor verzoening,
verzekerde Chamberlain de Arabische delegaties dat het de Britse wens was om
vriendschap met hen te behouden en te versterken, terwijl MacDonald opmerkte dat
de problemen in Palestina zou echon in de hele regio. MacDonald presenteerde
eerlijk gezegd de redenen achter het Brits beleid. De kans op oorlog maakte het
noodzakelijk zich over te geven aan de Arabische eisen zolang deze concessies
Londen veiliger deed voelen. Halifax was rechtuit: 'Heren, er zijn momenten waarop
de meest ethische overweging moet wijken voor administratieve noodzaak.
MacDonald gaf de details. Egypte beheersten de Suezkanaal route naar Azi;
Alexandria was de enige marinebasis die geschikt zijn voor de verdediging van de
oostelijke Middellandse Zee. Irak beheerde land lucht en ruimte naar Azi en was de
belangrijkste bron van olie voor Groot-Brittanni. Een vijandig Saudi-Arabi zou een
bedreiging vormen voor de Britse strategische routes. In het geval van oorlog,
moeten al deze plaatsen aan de kant van Groot-Brittanni staan. Moshe Sharett, een
zionistische leider, probeerde deze argumenten tegen te spreken. Als de Palestijnse
kwestie geregeld was, zei hij, zouden Arabische regeringen alleen maar meer eisen.
In het geval van een oorlog met Duitsland, zou de Joodse steun betrouwbaarder zijn
dan Arabische toezeggingen. Ben-Gurion voegde eraan toe dat wat er ook gebeurde
in Palestina, Arabische regeringen hun eigen belangen zouden volgen. De Joodse
leiders verwierpen beloften die hen zouden beschermen in een Arabisch-geregeerd
Palestina, erop wijzend dat de regimes joden niet eens beschermen in hun eigen land
en hielden vol dat de gebeurtenissen in Europa het onmogelijk voor hen maakte om
afstand te doen van de verplichte Joodse immigratie. Het interesseerde de Britten
niet. In plaats daarvan accepteerden de Britse regering, in de overtuiging dat de
oorlog binnen enkele maanden zou beginnen, vrijwel alle eisen van de Arabische
Britten gaven in op bijna elk punt. Chamberlain legde uit; 'We zijn nu gedwongen om
de Palestijnse problemen vooral te bezien vanuit het oogpunt van het effect ervan op
de internationale situatie ... .Als we n kant moeten beledigen, laat ons dan de
Joden beledigen in plaats van de Arabieren'. Het leek erop alsof het radicale beleid
en de zet richting Duitsland al-Husaini voldoende macht genereerde zodat de Britten
overstag zouden gaan. Maar Londen wilde een lange overgangsperiode. Wat zou het
punt zijn om Palestina meteen over te dragen aan al-Husaini alleen om te zien dat hij
de Duitsers ondersteund? Dus wilden ze al-Husaini laten wachten totdat de Europese
crisis opgelost zou zijn. Op dat moment zou er, als hij het hoofd werd van een
onafhankelijk Arabisch Palestina, weinig schade zijn voor de Britse strategische
belangen. Op 28 april, na een gesprek met de Arabische onderhandelaars, meldde
Lampson dat de beurzen ' beter gingen dan verwacht'. Het belangrijkste punt wat nog
steeds de deal blokkeerden waren de eisen van de Arabische zijde, waarvan de
Britten wisten dat die van de grandmoefti kwamen- dat een Arabische regering
binnen drie jaar zou beginnen het land te regeren. C.W. Baxter, hoofd van het
departement Oost- van Buitenlandse Zaken, schreef dat de Arabische staten op de
meest moeilijke openstaande punten overeen gekomen waren. Lampson was het er
mee eens dat er een 'substantile overeenkomst ... .op alle belangrijke punten' was.
Maar, verklaarde beide mannen, de Arabische staten moeten de Palestijnse
Arabieren overtuigen om in te stemmen. De Egyptenaren waren overtuigd van
succes, met premier Mahmud die beweerde dat hij de grootmoefti gewoon zou
uitnodigen naar Cairo en hem in het gareel' zou houden. Op 17 mei 1939 ontmoette
Mahmud en Ali Mahir, binnenkort zijn opvolger, de Palestijns-Arabische delegatie om
het al pratend te sturen ermee in te stemmen. Mahir vertelde hen dat ze het Britse
plan moesten accepteren. De reden dat de Joden er zo tegen waren was dat het de
Arabische kant zoveel voordeel gaf. Dit was een enorme kans; de beste deal de
Arabieren ooit zouden kunnen krijgen. De samenwerking met Groot-Brittanni was
beter dan 'overgeleverd te zijn aan de genade van de Joden'. Zodra de Palestijnse
Arabieren een staat hadden, zouden gelijkgestemde Arabische regimes helpen voor
hun totale controle. Het winnen van een onafhankelijke staat, vervolgde Mahir,
vereiste opleiding van bestuurders, voorbereiding voor de verdediging en het tot
stand brengen van internationale 'legitimiteit'. Mahir stelde dat een overgangsperiode
een voordeel was en geen valstrik. De beste manier om te zegevieren was stap voor
stap vooruit, zoals in een oorlog waarin: 'Een leger enkele voorste loopgraven
ontruimt. Zou u zich bedwingen erin te springen en ze bezetten'? Maar de Palestijnse
Arabische leiders antwoordde: 'Als we het accepteren, zal de revolutie te beindigen'.
Dus Mahir probeerde opnieuw de werkelijkheid uit te leggen. 'Gelooft u', vroeg hij,
'dat Groot-Brittanni niet in staat is om uw revolutie te verpletteren, met al zijn
moderne satanische oorlog uitvindingen'? Mahmud en Mahir wisten dat de Arabische
opstand in Palestina waren verslagen door de Britten. 'Is het niet beter voor u', ging
Mahir verder, 'om dichter bij de Britse autoriteiten te staan om hen zover te krijgen de
Joden te verlaten'? Want dan zouden de Arabieren niet naar Londen hoeven om te
vragen de joodse immigratie te stoppen, dan zouden ze het zelf beheeren en zelfs
geen enkele Jood het land binnen laten. Vervolgens legde Mahmud gewicht in de
schaal met een profetische waarschuwing. Hij drong er op aan dat als de Palestijnse
Arabieren direct zouden overeenstemmen, zij hun eigen gang konden gaan. Maar er
zou al snel een oorlog komen die ze in een zwakkere positie zou zetten. GrootBrittanni zou geduld verliezen en een staat van beleg uit kunnen roepen. Arabische
landen zouden te druk zijn met hun eigen problemen om te helpen. Opnieuw
weigerden de Palestijnse Arabieren: 'Toen de opstand begon, hadden we nog te
bereiken doelen in zicht. We kunnen onze mensen nu niet vertellen; 'Stop de
revolutie, want we kregen een aantal hoge posten ....'. Mahir antwoordde; 'U kunt dan
uw volk vertellen dat u in staat bent om de regering van uw land te controleren; om
(Britse) vervolging te stoppen, deportatie en harde maatregelen. U zou de begroting
van Palestina vaststellen, de joodse bevolking beperken tot een derde, en de
aanvaarding van de deal rechtvaardigen op basis van het advies van de Arabische
regeringen. De Palestijnse Arabieren zouden niet eens hoeven ondertekenen, maar
alleen om mondeling overeenkomen samen te werken met een door de Britse
regering ingesteld Witboek van het nieuwe beleid. Geen van zijn argumenten
brachten vooruitgang.