Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 89

Zeeuwse Armoedemonitor

Onderzoek naar de omvang, spreiding en kenmerken van de minima;


inventarisatie van het gebruik van inkomensondersteunende regelingen

Peildatum: 1-1-2006

Middelburg, mei 2008


Zeeuwse Armoedemonitor

Colofon
© Scoop 2008

Samenstelling
Wim van Gorsel
Balt Heesters
Peter van Kooten
in opdracht van de provincie Zeeland en Zeeuwse gemeenten

Scoop
Zeeuws instituut voor sociale
en culturele ontwikkeling
Achter de Houttuinen 8
Postbus 407
4330 AK Middelburg
Telefoon (0118) 682500
Telefax (0118) 635311
www.scoopzld.nl
Scoop@scoopzld.nl

Foto
Scoop

Lay-out
Scoop

Ontwerp
men@work
Scoop

Drukwerk
Scoop
Zeeuwse Armoedemonitor

Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................... 7 9. Categoriale bijstand .............................................. 61
1.1 Inleiding ............................................................... 7 9.1 Definitie ............................................................. 61
1.2 Beleid ................................................................... 7 9.2 Gebruik .............................................................. 61
1.3 Zeeland ................................................................ 8
1.4 Onderzoek ........................................................... 8 10. Cumulatief gebruik .............................................. 65
1.5 Opzet rapportage................................................. 8
11. Samenvatting en conclusies ............................... 69
2. Kenmerken Zeeuwse huishoudens ...................... 11 11.1 Algemeen ........................................................ 69
2.1 Totale bevolking ................................................. 11 11.2 Gebruik gemeentelijke regelingen .................... 69
2.2 Minima .............................................................. 17 11.3 Conclusies/discussiepunten ............................. 71
2.3 Langdurige minima ............................................ 22
2.4 Vergelijking totale bevolkingminima ................... 26 12. Aanbevelingen ..................................................... 73
12.1 Doelgroep ........................................................ 73
3. Bijzondere bijstand ................................................ 29 12.2 Inkomensondersteuning is maatwerk ............... 73
3.1 Definitie ............................................................. 29 12.3 Aanbevelingen ................................................. 74
3.2 Gebruik .............................................................. 29
Bijlagen
4. Langdurigheidstoeslag .......................................... 35 Bijlage 1: Verantwoording en definities ......................... 79
4.1. Definitie ............................................................ 35 Bijlage 2: Kaartje minima in Zeeland ............................. 82
4.2 Gebruik .............................................................. 35 Bijlage 3: Cijfers huursubsidie ....................................... 83
Bijlage 4: Cijfers Wmo .................................................. 84
5. Collectieve ziektekostenverzekering ................... 41 Bijlage 5: Cijfers voedselbanken Zeeland ....................... 85
5.1 Definitie ............................................................. 41 Bijlage 6: Cijfers schuldhulpverlening/kredietbank ......... 88
5.2 Gebruik .............................................................. 41 Bijlage 7: Lijst van afkortingen ...................................... 89
Bijlage 8: Literatuur....................................................... 90
6. Kwijtscheldingsregeling ........................................ 47 Bijlage 9: Begeleidingsgroep armoedemonitor .............. 91
6.1 Definitie ............................................................. 47
6.2 Gebruik .............................................................. 47

7. Gemeentelijk sociaal fonds ................................... 53


7.1 Definitie ............................................................. 53
7.2 Gebruik .............................................................. 53

8. Vergoeding duurzame gebruiksgoederen ........... 59


8.1 Definitie ............................................................. 59
8.2 Gebruik .............................................................. 59
Zeeuwse Armoedemonitor

6
Zeeuwse Armoedemonitor

1. Inleiding
1.1 Inleiding 1.2 Beleid
Armoede is en blijft één van de belangrijkste sociale proble- De bestrijding van armoede is een (publiekrechtelijke) taak
men. Het ontbreken van de benodigde (inkomens)middelen van de gemeenten: zij hebben de zorgplicht om de leefsitu-
leidt er vaak toe dat mensen op allerlei manieren niet vol- atie en het toekomstperspectief van de kwetsbare burgers
waardig deel kunnen nemen aan de samenleving. Dit kan te verbeteren. Daarom vervullen zij zowel in de preventie
voor de ‘getroffen’ individuen en huishoudens veelal grote als in de bestrijding van armoede een belangrijke rol. Door
negatieve sociale en/of psychologische gevolgen hebben1. de korte afstand tot haar inwoners moeten zij in staat zijn
Voor de samenleving als geheel betekent het bovendien de armoedeproblematiek binnen hun grenzen in kaart te
een grote onderbenutting van de latente capaciteiten van brengen en hiervoor aangepast beleid te ontwikkelen. Zo
(een deel van) haar burgers. kunnen zij bijvoorbeeld bepaalde ‘arme’ huishoudens bij-
zondere bijstand leveren of een GSF (Gemeentelijk Sociaal
Het begrip armoede in een engere betekenis duidt op een Fonds) in het leven roepen, een vergoeding geven voor de
tekort aan financiële middelen om rond te komen. De dis- aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, etc. etc.
cussie over wat de inkomensgrens is wanneer iemand wel
of niet beneden de armoedegrens valt zal waarschijnlijk nog Ondanks de geringe afstand tot haar burgers ontbrak op de
wel even voortduren. Momenteel wordt in Nederland het peildatum bij veel gemeenten vaak het zicht op de omvang,
huidig wettelijk sociaal minimum dat voor hun huishoud- samenstelling en kenmerken van de arme huishoudens en
type en leeftijd geldt als uitgangspunt beschouwd. Voor individuen binnen haar gemeentegrenzen. Doordat veel
een huishouden onder de categorie ‘minima’ betekent dit relevante gegevens over armoede - bijv. belastinggege-
feitelijk dat huishoudens een inkomen hebben van 105% vens, gebruik van huurtoeslag, (bijzondere) bijstand, etc.
van de bijstandsnorm2. Vooral om deze reden wordt in deze - afkomstig zijn uit veel verschillende bronnen - bijv. lande-
rapportage consequent een ondergrens van 105% voor het lijke Belastingdienst, ministerie van Sociale Zaken, woning-
sociaal minimum gehanteerd. Deze definitie sluit bovendien bouwverenigingen, kwijtschelding OZB, etc. - ontbreekt
aan bij die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meestal het totaaloverzicht. Op deze wijze ontstaat een dif-
en Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), zoals deze wordt fuus beeld van de categorie arme huishoudens/individuen
gehanteerd in een jaarlijkse ‘armoedebericht’ en maakt het en is het moeilijk vast te stellen in hoeverre bestaand beleid
mogelijk te vergelijken met landelijke cijfers3. effectief/efficiënt is, c.q. in hoeverre specifiek (aanvullend)
beleid nodig is.

1 Zie ook: ‘Ik worstel en kom niet boven’, Scoop 2005


2 Voor een gehuwd of ongehuwd samenwonend paar (tussen 21-65 jaar) bedroeg de WWB-uitkering per 1-1-2007 € 1176,25 (excl. vakantietoeslag). Voor
een alleenstaande ouder was dit € 823,38; voor een alleenstaande € 588,13.
3 Dit betreft de zgn. ‘lage-inkomensgrens’. Daarnaast onderscheiden CBS/SCP twee andere varianten: het basisbehoeftecriterium, dat betrekking heeft op
uitgaven voor (vrijwel) onvermijdbare gelden zoals voedsel en kleding, wonen en persoonlijke verzorging (2006: 3,4% Ned. bevolking) en het ‘niet-veel-maar-
toereikend-criterium, dat tevens bescheiden uitgaven omvat voor sociale participatie en recreatie (2006: 5,6% Ned. bevolking).

7
Zeeuwse Armoedemonitor

1.3 Zeeland Naast het ontbreken van de complete gegevensset van


de gemeente Terneuzen was het soms ook niet mogelijk
De werkgroep Zeeuws Armoedebeleid (Klaverblad, AMW, bepaalde data van de overige 12 gemeenten te achter-
Splinter) heeft geconstateerd dat er ook in Zeeland belang- halen. Sommige gemeenten kennen bepaalde regelingen
rijke gegevens ontbreken over armoede, en daarmee niet; in andere gevallen konden de cijfers niet (tijdig) uit de
belangrijke input voor gemeentelijk en provinciaal beleid. gemeentelijke bestanden worden gehaald.
Gezien het grote belang voor een evaluatie en eventuele
bijstelling of aanscherping van het bestaande beleid op
dit terrein heeft deze werkgroep – in samenspraak met de 1.5 Opzet rapportage
gedeputeerde en de portefeuillehouders Sociale Zaken van
de Vereniging Zeeuwse Gemeenten (VZG) - de noodzaak In deze rapportage wordt verslag gedaan van de uitkom-
onderschreven van het opzetten van een Zeeuwse armoe- sten van de eerste Zeeuwse armoedemonitor. De gepre-
demonitor. In deze armoedemonitor zouden er periodiek senteerde cijfers zijn de gegevens die op 1 februari 2008
– bijv. om de drie of vier jaar – gegevens in kaart moeten (deadline data-aanlevering) in het bezit van Scoop waren.
worden gezet over omvang, spreiding en samenstelling
van de categorie arme huishoudens in Zeeland. Scoop is Na deze inleiding wordt aan de hand van een groot aantal
gevraagd in de uitvoering van dit onderzoek het voortouw demografische tabellen in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in
te nemen. enige bevolkingskenmerken. Deze gegevens hebben zowel
betrekking op de totale Zeeuwse bevolking als op de cate-
gorie arme huishoudens/personen, zodat een vergelijking
1.4 Onderzoek mogelijk is. Vanaf hoofdstuk 3 volgt een presentatie over
het gebruik van de Zeeuwse minima van een groot aantal
Bij de opzet en uitvoering van de eerste Zeeuwse armoe- afzonderlijke instrumenten voor financiële ondersteuning.
demonitor is door Scoop gebruik gemaakt van de deskun- Dit betreft achtereenvolgens cijfers over de bijzondere
digheid van het Groningse onderzoeksbureau KWIZ. Met bijstand (hst. 3), de langdurigheidtoeslag (hst. 4), de col-
behulp van de ervaring die dit instituut heeft opgedaan bij lectieve ziektekostenverzekering (hst. 5), de gemeente-
het opzetten van armoedemonitors in Assen (2002) en Den lijke kwijtscheldingsregeling (hst. 6), het gebruik van het
Haag (2006) is voor alle Zeeuwse gemeenten in het voor- gemeentelijk sociaal fonds (hst. 7), van een vergoeding
jaar van 2007 een traject uitgezet om te komen tot de aan- voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (hst. 8)
levering van (gemiddeld) 10 bronbestanden, te weten: het en de categoriale bijstand (hst. 9). In hoofdstuk 10 wordt
GBA, Bijstandsregistratie, Bijzondere Bijstandsregistratie, ingegaan op het cumulatief gebruik van de in de voor-
kwijtschelding OZB, landelijke Belastingdienst, woning- gaande hoofdstukken beschreven afzonderlijk regelingen.
bouwcorporaties, schuldhulpverlening, WMO/WVG, gehan- Het rapport wordt afgesloten in hoofdstuk 11, waarin de
dicaptenparkeerkaart en (gemiddeld) 1 overig inkomensge- belangrijkste conclusies worden weergegeven. Hoofdstuk
relateerd bronbestand. Daarnaast is gebruik gemaakt van 12 bevat een aantal aanbevelingen voor het vervolg door
de gegevens van de Sociale Dienst Walcheren en van twee KWIZ.
schuldhulpverleningsorganisaties. Door de koppeling van
deze afzonderlijke bestanden was het (technisch) mogelijk In de bijlagen is onder andere informatie opgenomen
per gemeente steeds één totaalbestand te ontwikkelen. over het gebruik van huurtoeslag - een landelijk regeling
Deze totaalbestanden leveren een betrouwbaar inzicht in - en over de WMO. Tevens zijn cijfers weergegeven over
de omvang, spreiding en kenmerken van de categorie arme het gebruik van voedselbanken in Zeeland en over schuld-
huishoudens/individuen. Van de 13 Zeeuwse gemeenten hulpverlening. Daarnaast vindt de lezer hier een overzicht
werkten er 12 mee aan het onderzoek. Alleen de gemeente van gebruikte definities, een lijst van afkortingen, gebruikte
Terneuzen participeerde niet in deze eerste armoedemo- literatuur en de samenstelling van de begeleidingsgroep.
nitor. Deze gemeente kon te weinig capaciteit vrij maken
voor de aanlevering van de onderzoeksdata. De in de
onderhavige rapportage gepresenteerde Zeeuwse cijfers
zijn dan ook gebaseerd op alle Zeeuwse gemeenten, met
uitzondering van Terneuzen.

8
Zeeuwse Armoedemonitor

Er is met nadruk gewerkt aan een Zeeuwse monitor. Dit


betekent dat bij de analyse en rapportage van de onder-
zoeksgegevens de aandacht - voor zover mogelijk en de
gegevens beschikbaar - in de eerste plaats gericht is op
het beeld voor geheel Zeeland4. Daarna wordt - in zoverre
relevant - ingegaan op de grootste verschillen tussen de
afzonderlijke regio’s5 en gemeenten. Bij de presentatie van
deze gegevens wordt met name ingegaan op de verschil-
len in gebruik tussen relevante achtergrondkenmerken
zoals type huishouden, inkomensbron, duur van de inko-
menssituatie, etniciteit en leeftijd. Voorafgaand aan deze
presentatie wordt eerst steeds een definitie gegeven van de
desbetreffende regeling.

Bij de besprekingen van de begeleidingscommissie armoe-


demonitor6 is gevraagd aandacht te besteden aan de
specifieke situatie van de chronisch zieken. Helaas kun-
nen deze analyses niet worden gemaakt, omdat deze
(achtergrond)gegevens niet beschikbaar zijn. Wel bevatten
de gegevens over de categoriale bijstand cijfers over het
gebruik daarvan door chronisch zieken, omdat deze rege-
ling alleen nog is toegestaan voor mensen van 65 jaar en
ouder en/of chronisch zieken. Mensen die jonger zijn dan
65 en gebruik maken van de categoriale bijstand behoren
dus in principe tot de chronisch zieken.

De peildatum van deze monitor is 1 januari 2006; een


momentopname. Dit is de meest recente peildatum waar-
over gegevens beschikbaar zijn. Met nadruk dient vermeld
te worden dat de situatie in een gemeente - bijv. als gevolg
van aangescherpt beleid - intussen veranderd kan zijn en
regelingen inmiddels een veel groter bereik hebben. Deze
trend zal zich ongetwijfeld in een volgende armoedemoni-
tor manifesteren.

De grote waarde van een monitor ligt daarom vooral ook in


het zich herhalende karakter. Na deze eerste ‘nulmeting’
dient er over drie of vier jaar opnieuw een zelfde onderzoek
te worden uitgevoerd. De cijfers uit deze eerste monitor
krijgen dan meer ‘diepte’, omdat er dan ook ontwikkelin-
gen kunnen worden vastgesteld. Voor zover deze eerste
meting daar geen aanleiding toe geeft, is dit voor Zeeuwse
overheden wellicht een reden hun beleid op het terrein van
armoedebestrijding (verder) aan te scherpen.

4 Exclusief Terneuzen.
5 Door het ontbreken van Terneuzen wordt het Zeeuws-Vlaamse cijfer bepaald door Sluis en Hulst.
6 Voor de samenstelling van deze begeleidingscommissie zie Bijlage 9.

9
Zeeuwse Armoedemonitor

10
Zeeuwse Armoedemonitor

2. Kenmerken Zeeuwse huishoudens


In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van een Uit grafiek 1 blijkt dat bijna eenderde van de Zeeuwse huis-
groot aantal kenmerken van de Zeeuwse bevolking7. In houdens uit alleenstaanden bestaat. Een iets groter aandeel
paragraaf 2.1 wordt aan de hand van een aantal achter- (41%) wordt gevormd door meerpersoonshuishoudens
grondkenmerken een schets gegeven van de totale bevol- zonder kinderen. Bijna een kwart van de Zeeuwse huishou-
king; in paragraaf 2.2 volgt een beschrijving van de minima; dens betreft meerpersoonshuishoudens met kinderen. 3%
in paragraaf 2.3 van de langdurige minima. Het hoofdstuk van de Zeeuwse huishoudens is een eenoudergezin.
wordt afgesloten in paragraaf 2.4, waarin de belangrijkste
verschillen tussen de totale bevolking en de (langdurige) Als wordt onderscheiden naar regio (figuur 1) valt op
minima worden weergegeven. dat het aandeel alleenstaanden op Walcheren wat hoger
uitkomt dan in de overige regio’s. Dit geldt ook voor
het percentage eenoudergezinnen. Het aandeel meerper-
2.1 Totale bevolking soonshuishoudens (zowel met als zonder kinderen) is op
Walcheren daarentegen juist duidelijk lager dan in (met
Type huishouden name) de Oosterschelderegio en Sluis/Hulst. Het aandeel
Per 1 januari 2006 telde geheel Zeeland 163.682 huishou- meerpersoonshuishoudens met kinderen is het hoogste in
dens (bron: CBS). In figuur 1 is grafisch weergegeven hoe de Oosterscheldergio.
voor geheel Zeeland en de regio’s de verdeling is naar het
type huishouden8. In tabel 1 is weergegeven hoe de bovenstaande cijfers zich
verhouden tot de Zeeuwse gemeenten.
Figuur 1: Type Huishouden totale bevolking per regio (%)

%
100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

7 Exclusief Terneuzen
8 In bijlage 1 zijn de definities van de verschillende typen huishoudens weergegeven.
11
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 1: Type huishouden per gemeente (%)


Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 30,6 2,2 44,9 22,3 100,0 14.976


Tholen 26,5 2,0 42,5 29,1 100,0 9.814
Noord-Beveland 31,5 2,1 45,8 20,6 100,0 3.345
Borsele 26,9 2,8 42,1 28,2 100,0 9.041
Goes 36,7 2,7 38,9 21,7 100,0 16.667
Kapelle 25,3 2,2 42,6 30,0 100,0 4.709
Reimerswaal 28,5 1,4 40,2 29,9 100,0 8.290

Middelburg 36,9 3,7 37,7 21,7 100,0 21.381


Veere 27,5 1,8 45,7 25,0 100,0 9.040
Vlissingen 39,7 3,8 37,7 18,8 100,0 21.639

Sluis 33,6 2,2 44,5 19,7 100,0 11.304


Hulst 29,8 2,5 44,0 23,7 100,0 12.258

Uit tabel 1 blijkt dat het percentage alleenstaanden uiteen- Figuur 2: Leeftijdsverdelng totale bevolking per regio (%)
loopt van 25,3 in Kapelle tot 39,7 in Vlissingen. In laatstge- %
100
noemde gemeente is ook het aandeel meerpersoonshuis-
90
houdens het laagst (zowel met als zonder kinderen). Het
80
laagste percentage eenoudergezinnen is woonachtig in de
70
gemeente Reimerswaal (1,4%); in Vlissingen het hoogst
60
(3,8%). Noord-Beveland telt het hoogste aandeel meer-
50
persoonshuishoudens zonder kinderen (45,8%); Kapelle
40
het hoogste percentage meerpersoonshuishoudens met
30
kinderen (30,0%).
20

10

0
Leeftijd
al

io

en

st

Als voor geheel Zeeland wordt gekeken naar de leeftijd van


ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

de oudste persoon binnen een huishouden – figuur 2 – valt


W

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te

op dat bijna de helft daarvan tussen de 40 en 65 jaar oud is.


os
O

T/m 17 jaar 18 t/m 24 jaar


Ruim een kwart is boven de 65 jaar; ruim 1 op de 5 is tus- 25 t/m 39 jaar 40 t/m 64 jaar
65 jaar eo
sen de 25 en 40 jaar. Binnen een klein deel van de Zeeuwse
huishoudens is de oudste persoon beneden de 25 jaar.
Bij onderscheiding naar regio valt op dat Walcheren ver-
houdingsgewijs duidelijk meer jongeren t/m 24 telt dan de
twee overige regio’s. De regio Sluis/Hulst telt daarentegen
relatief minder 25 t/m 39 jarigen en wat meer 65-plussers
als oudste personen binnen een huishouden.

Tabel 2 bevat een overzicht van de bovenstaande cijfers op


gemeenteniveau.

12
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 2: Leeftijd oudste in huishouden per gemeente (%)


T/m 17 jaar 18 t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar 40 t/m 64 jaar 65 jaar eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 0,0 1,4 17,4 48,1 33,1 100,0 14.976


Tholen 0,1 2,4 22,6 48,1 26,9 100,0 9.813
Noord-Beveland 0,0 2,3 19,0 47,6 31,1 100,0 3.345
Borsele 0,2 2,3 21,4 50,1 26,1 100,0 9.041
Goes 0,2 3,0 20,9 45,8 30,2 100,0 16.667
Kapelle 0,0 1,4 21,4 50,0 27,2 100,0 4.709
Reimerswaal 0,0 2,7 24,6 44,3 28,3 100,0 8.290

Middelburg 0,5 4,8 21,5 46,0 27,2 100,0 21.381


Veere 0,0 0,9 16,8 49,9 32,4 100,0 9.040
Vlissingen 0,1 6,0 22,1 44,5 27,2 100,0 21.639

Sluis 0,0 1,2 16,1 47,0 35,7 100,0 11.304


Hulst 0,2 1,1 19,1 49,5 30,1 100,0 12.258

Uit tabel 2 komt naar voren dat Vlissingen verhoudingsge- Uit figuur 3 blijkt dat bijna 1 op de 3 Zeeuwse huishoudens
wijs de meeste jongeren t/m 24 jaar telt als oudste binnen uit eenpersoonshuishoudens bestaat. Een iets groter deel
een huishouden (6,1%). Veere telt relatief de minste jonge wordt gevormd door tweepersoonshuishoudens. Iets meer
huishoudoudsten (0,9%). De gemeente Reimerswaal huis- dan 1 op de 10 Zeeuwse huishoudens telt drie personen;
vest de meeste huishoudoudsten in de leeftijdscategorie 25 een iets groter aandeel bestaat uit 4 personen. Iets meer
t/m 39 jaar; Borsele in de categorie 40 t/m 64 jarigen. In dan één op de twintig Zeeuwse huishoudens telt minimaal
Sluis tenslotte wonen de meeste huishoudoudsten van 65 5 personen.
jaar en ouder; direct gevolgd door Schouwen-Duiveland
(33,1%). Als we de bovenstaande cijfers onderscheiden naar regio
valt op dat Walcheren duidelijk het hoogste aandeel een-
persoonshuishoudens telt. De Oosterschelderegio onder-
Aantal personen scheidt zich door een relatief hoog percentage huishoudens
Figuur 3 geeft een beeld van het aantal personen per huis- van 5 personen of meer.
houden in Zeeland.
Tabel 3 geeft weer hoe het aantal personen per huishouden
Figuur 3: Aantal personen per huishouden totale bevolking is verdeeld per gemeente.
per regio (%)
%
100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

1 2 3 4 5 of meer

13
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 3: Aantal personen per huishouden per gemeente (%)


1 2 3 4 5 of meer Totaal N

Schouwen-Duiveland 30,6 38,5 12,4 12,3 6,2 100,0 14.976


Tholen 26,5 35,3 13,2 15,2 9,9 100,0 9.814
Noord-Beveland 31,5 40,9 12,4 10,9 4,2 100,0 3.345
Borsele 26,9 36,7 12,9 15,1 8,5 100,0 9.041
Goes 36,7 34,4 11,2 12,2 5,5 100,0 16.667
Kapelle 25,3 36,0 13,4 16,6 8,7 100,0 4.709
Reimerswaal 28,5 33,5 12,6 13,8 11,5 100,0 8.290

Middelburg 36,9 33,8 11,6 11,9 5,9 100,0 21.380


Veere 27,5 38,1 11,9 14,0 8,5 100,0 9.040
Vlissingen 39,7 34,2 11,5 10,6 3,9 100,0 21.639

Sluis 33,6 38,3 12,7 11,7 3,7 100,0 11.304


Hulst 29,8 37,8 13,6 14,4 4,3 100,0 12.258

Uit tabel 3 blijkt dat Vlissingen duidelijk het grootste aan- Uit figuur 4 blijkt dat ongeveer driekwart van de Zeeuwse
deel eenpersoonshuishoudens telt (39,7%); de gemeente huishoudens geen minderjarige kinderen telt. Eén op de
Kapelle relatief het minste (25,3%). De gemeente Sluis tien huishoudens telt 1 minderjarig kind; een vrijwel even
telt relatief de minste huishoudens van vijf personen of groot aandeel telt 2 minderjarigen. Ongeveer 1 op de 20
meer (3,7%). Deze is duidelijk het hoogst in Reimerswaal Zeeuwse huishoudens telt 3 of meer minderjarige kinde-
(11,5%). ren.

Bij onderscheiding naar regio blijkt dat de huishoudens in


Aantal minderjarigen de Oosterschelderegio gemiddeld de meeste minderjarigen
In figuur 4 is grafisch weergeven hoe het aantal minderjari- per huishouden tellen
gen in Zeeland is verdeeld per huishouden.
Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
Figuur 4: Aantal minderjarigen per huishoudens totale lende gemeenten is weergegeven in tabel 4.
bevolking per regio (%)
%
100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

st
io

e n
ta

eg

ul
er

H
to

er

ch

s/
ld
d

al

ui
an

he

Sl
el

sc
Ze

r
te
os
O

0 1 2 3 of meer

14
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 4: Aantal minderjarigen in huishouden per gemeente (%)


0 1 2 3 of meer Totaal N

Schouwen-Duiveland 75,5 9,5 10,5 4,5 100,0 14.976


Tholen 68,9 10,6 13,1 7,4 100,0 9.814
Noord-Beveland 77,3 9,4 10,2 3,1 100,0 3.345
Borsele 68,8 11,5 13,1 6,5 100,0 9.041
Goes 75,5 9,4 10,9 4,2 100,0 16.667
Kapelle 67,8 11,2 14,3 6,6 100,0 4.709
Reimerswaal 68,7 10,8 11,9 8,6 100,0 8.290

Middelburg 74,1 10,4 11,0 4,5 100,0 21.380


Veere 73,3 9,0 11,8 6,0 100,0 9.040
Vlissingen 77,3 9,9 9,8 3,0 100,0 21.639

Sluis 78,1 9,6 9,6 2,8 100,0 11.304


Hulst 73,7 10,4 12,4 3,5 100,0 12.258

Uit de bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat de Uit figuur 5 blijkt dat bij ruim vier op de vijf huishoudens
gemeente Reimerswaal per huishouden gemiddeld de de oudste persoon van autochtone afkomst is. In ruim 3
meeste minderjarigen tellen. Sluis telt gemiddeld de min- op de twintig Zeeuwse huishoudens is de oudste persoon
ste. van allochtone afkomst. Ongeveer 12% is van Westers-
allochtone afkomst; ruim 4% heeft een niet-Westerse
achtergrond.
Etnische achtergrond
In figuur 5 wordt grafisch weergegeven hoe de verdeling Bij onderscheiding naar regio blijkt dat in de
van de Zeeuwse huishoudens is naar etniciteit (o.b.v. oud- Oosterschelderegio het percentage autochtonen duidelijk
ste persoon). hoger uitvalt dan in Walcheren9 en Sluis/Hulst. Walcheren
(cijfers Middelburg/Vlissingen) onderscheidt zich echter
Figuur 5: Etnische achtergrond totale bevolking per regio (%) door een duidelijk hoger aandeel niet-Westers allochtonen
%
(7,7%)
100

90 Hoe de verdeling van de bovenstaande cijfers is naar


80 gemeente wordt weergegeven in tabel 5.
70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Autochtoon Westers all.


n.W.all. Onbekend

9 Voor Walcheren waren er geen gegevens beschikbaar over de etnische achtergrond van de huishoudens van Veere. Het Walcherse cijfer is daarom gebaseerd
op Middelburg en Vlissingen.

15
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 5: Etnische achtergrond oudste huishouden per gemeente (%)


Autochtoon Westers all. n.W.all. Onbekend Totaal N

Schouwen-Duiveland 91,1 7,3 1,6 0,0 100,0 14.976


Tholen 92,2 5,6 2,2 0,0 100,0 9.814
Noord-Beveland 88,4 9,7 1,6 0,3 100,0 3.345
Borsele 91,4 7,3 1,3 0,0 100,0 9.041
Goes 85,0 9,2 5,0 0,9 100,0 16.667
Kapelle 90,6 6,8 2,0 0,7 100,0 4.709
Reimerswaal 89,2 8,0 2,8 0,0 100,0 8.290

Middelburg 82,5 11,6 5,8 0,1 100,0 21.381


Vlissingen 75,3 15,1 9,5 0,0 100,0 21.639

Sluis 82,2 16,1 1,7 0,0 100,0 11.304


Hulst 71,9 26,4 1,6 0,0 100,0 12.258

Tabel 5 maakt duidelijk dat het percentage (Westerse en Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het percen-
niet-Westerse) allochtonen in Zeeland duidelijk het hoogst tage minimumhuishoudens het hoogst is op Walcheren
is in de gemeente Sluis. Dit betreft vooral mensen van (8,1%); het laagst in de Oosterschelderegio (4,4%).
Belgische afkomst. Vlissingen telt duidelijk het hoogste
aandeel niet-Westerse allochtonen (9,5%). Dit ligt het De verdeling van het huishoudinkomen voor de gemeen-
laagst in Borsele (1,3%). ten is weergegeven in tabel 6.

Tabel 6: Huishoudinkomen per gemeente (%)


Inkomensniveau tot 105% >105% Totaal N
Figuur 6 geeft een beeld van de inkomensverdeling van
de huishoudens in Zeeland. Hieruit blijkt dat 5,9% van de
Schouwen- 4,3 95,7 100,0 14.358
Zeeuwse huishoudens een inkomen ontvangt onder de
Duiveland
105% van het sociaal minimum.
Tholen 4,9 95,1 100,0 9.814

Figuur 6: Inkomensniveau totale bevolking per regio (%) Noord-Beveland 4,4 95,6 100,0 3.345
Borsele 3,1 96,9 100,0 9.041
%
100 Goes 5,5 94,5 100,0 16.667
90 Kapelle 1,7 98,3 100,0 4.709
80 Reimerswaal 5,1 94,9 100,0 8.290
70

60 Middelburg 8,3 91,7 100,0 21.381


50
Veere 2,8 97,2 100,0 9.040
40
Vlissingen 10,1 89,9 100,0 21.639
30

20
Sluis 4,7 95,3 100,0 11.304
10
Hulst 5,1 94,9 100,0 12.258
0

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat Vlissingen relatief dui-


al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/

delijk het grootste percentage minima telt (10,1%). Kapelle


nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

telt verhoudingsgewijs de minste huishoudens met een


rs
Ze

te
os

minimuminkomen (1,7%).
O

tot 105% >105%

16
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 7: Persoonsinkomen alle inwoners per gemeente (%)


tot 105% >105% Totaal N

Schouwen-Duiveland 3,4 96,6 100,0 34.103


Tholen 3,8 96,2 100,0 25.062
Noord-Beveland 3,8 96,2 100,0 7.259
Borsele 2,3 97,7 100,0 22.417
Goes 5,1 94,9 100,0 36.440
Kapelle 1,3 98,7 100,0 11.959
Reimerswaal 4,0 96,0 100,0 21.211

Middelburg 6,9 93,1 100,0 47.344


Veere 2,3 97,7 100,0 21.997
Vlissingen 9,7 90,3 100,0 44.158

Sluis 3,5 96,5 100,0 24.300


Hulst 4,6 95,4 100,0 27.983

Oosterschelderegio 3,6 96,4 100,0 158.451


Walcheren 7,1 92,9 100,0 113.499
Sluis/Hulst 4,1 95,9 100,0 52.283

Zeeland totaal 4,9 95,1 100,0 324.233

2.2 Minima In de rest van deze paragraaf wordt met behulp van een
aantal achtergrondkenmerken een nader beeld geschetst
In de 12 gemeenten die aan de armoedemonitor meewerk- van de categorie minimumhuishoudens (tot 105% van het
ten ontvangen in totaal 8.318 huishoudens een inkomen sociaal minimum).
tot 105% van het sociaal minimum. Dit is ongeveer 5,9%
van het totaal aantal huishoudens. Dit cijfer ligt lager dan
het landelijk cijfer (9,3%), zoals dat door het CBS en het Type huishouden
SCP voor 2006 wordt geraamd10. Iets meer dan de helft van de minimumhuishoudens
betreft alleenstaanden. Bijna één op de vijf minima betreft
Het aantal personen dat deel uitmaakt van één van eenoudergezinnen. Een vrijwel even groot aandeel wordt
deze huishoudens bedraagt 15.930. (Walcheren: 8.036, gevormd door de meerpersoonshuishoudens zonder kinde-
Oosterschelderegio: 5.754, Sluis/Hulst: 2.140, zie tabel 7). ren. Ongeveer 11% betreft meerpersoonshuishoudens met
Ruim een kwart van hen is onder de 18 jaar; iets meer dan kinderen (figuur 7).
de helft behoort reeds 3 jaar of langer tot deze categorie.

Uit tabel 7 blijkt dat het aandeel personen met een mini-
muminkomen (4,9%) lager ligt dan het aandeel huis-
houdens (5,9%). Reden hiervoor is dat de gemiddelde
huishoudgrootte (aantal personen per huishouden) onder
minimumhuishoudens lager is dan de gemiddelde huis-
houdgrootte onder alle huishoudens. De bovenstaande
tabel maakt ook duidelijk dat ook als naar personen wordt
gekeken Vlissingen duidelijk het grootste aandeel minima
telt (9,7%). Kapelle is ook hier de gemeente met het laag-
ste aandeel (1,3%).

10 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007’; CBS en SCP, Den Haag, december 2007. Het laatst gemeten percentage minimumhuishoudens bedroeg 9,4% (2004).

17
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 7: Type huishouden minima per regio (%) Tabel 8 maakt duidelijk dat bij de beide Zeeuws-Vlaamse
%
gemeenten, evenals Kapelle, verhoudingsgewijs veel alleen-
100 staanden tellen onder de minima. Het aandeel eenouderge-
90
zinnen onder de minimumhuishoudens is het grootst in de
gemeente Middelburg. De gemeente Veere telt relatief de
80
meeste meerpersoonshuishoudens zonder kinderen onder
70
haar minima; direct gevolgd door Schouwen-Duiveland
60 (22,7%). Het aandeel meerpersoonshuishoudens met kin-
50 deren is het hoogst in Reimerswaal (16,2%); het laagst in
40
Kapelle (6,4%).

30

20
Leeftijd
10 Bijna de helft van de minimumhuishoudens betreft huis-
0 houdens waarvan de oudste personen in de leeftijdscatego-
rie 40 tot 65 jaar valt. Bijna een kwart valt in de categorie
al

io

en

st
ta

ul
er
re

25 t/m 39 jaar. Bij een bijna even groot aandeel van de


H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

minimumhuishoudens is de oudste persoon 65 jaar of


ch
e

rs
Ze

te

ouder. Bij ruim 1 op de 20 minima is de oudste jonger dan


os
O

Alleenstaand Eenoudergezin 25 jaar (figuur 8).


Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

Bij onderscheiding naar regio blijken er duidelijke ver-


schillen. Onder de minima op Walcheren is een duidelijk
Als wordt onderscheiden naar regio valt op dat de mini- groter deel jonger dan 39 jaar dan in de andere regio’s.
mumhuishoudens in Sluis/Hulst verhoudingsgewijs vaker Tegelijkertijd is het percentage 65-plussers onder de minima
uit alleenstaanden bestaan. Walcheren telt verhoudings- op Walcheren duidelijk lager dan in de Oosterschelderegio
gewijs veel eenoudergezinnen onder haar minima. In en (met name) Sluis/Hulst.
de Oosterschelderegio worden de minimumhuishoudens
verhoudingsgewijs vaak gevormd door meerpersoonshuis- In tabel 9 is weergegeven hoe de leeftijdsverdeling van de
houdens. minima er uitziet per gemeente.

In tabel 8 is weergegeven hoe de bovenstaande cijfers zich


verhouden tot de Zeeuwse gemeenten.

Tabel 8: Huishoudtype minima per gemeente (%)


Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 50,5 14,4 22,7 12,5 100,0 618


Tholen 50,9 13,2 20,8 15,1 100,0 477
Noord-Beveland 50,7 15,8 22,6 11,0 100,0 146
Borsele 50,7 18,2 20,4 10,7 100,0 280
Goes 54,9 14,9 17,8 12,4 100,0 909
Kapelle 62,8 17,9 12,8 6,4 100,0 78
Reimerswaal 51,5 13,9 18,4 16,2 100,0 425

Middelburg 54,1 21,0 15,3 9,6 100,0 1.782


Veere 50,6 15,0 23,7 10,7 100,0 253
Vlissingen 51,0 19,4 17,9 11,8 100,0 2.196

Sluis 62,6 10,4 19,5 7,4 100,0 527


Hulst 61,9 13,4 15,3 9,4 100,0 627

18
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 9: Leeftijd oudste in huishouden minima per gemeente (%)


t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar 40 t/m 64 jaar 65 jaar eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 2,8 22,2 50,0 25,1 100,0 618


Tholen 3,1 22,9 39,4 34,6 100,0 477
Noord-Beveland 0,7 18,5 44,5 36,3 100,0 146
Borsele 1,8 16,8 48,9 32,5 100,0 280
Goes 3,3 23,1 54,0 19,6 100,0 909
Kapelle 3,8 19,2 29,5 47,4 100,0 78
Reimerswaal 3,5 20,7 45,6 30,1 100,0 425

Middelburg 10,3 24,9 45,3 19,5 100,0 1.782


Veere 1,2 16,2 50,2 32,4 100,0 253
Vlissingen 8,7 28,6 49,8 12,9 100,0 2.196

Sluis 1,7 16,5 43,3 38,5 100,0 527


Hulst 1,0 17,9 39,7 41,5 100,0 627

Tabel 9 maakt duidelijk dat Middelburg en Vlissingen duide- Etnische achtergrond


lijk het hoogste percentage minima onder de 40 jaar tellen. In figuur 9 is grafisch weergegeven hoe de verdeling is van
De gemeente Kapelle huisvest relatief de meeste oudere de minimumhuishoudens naar etniciteit. Omdat de gege-
minima (65 jaar en ouder). vens van de gemeente Veere geen cijfers bevatten over de
etnische achtergrond zijn voor Walcheren alleen de cijfers
Figuur 8: Leeftijd minima per regio (%) van Middelburg en Vlissingen verwerkt.
%
100 Uit figuur 9 blijkt dat bijna tweederde van de minimum-
90
huishoudens uit autochtonen bestaat. Ruim eenderde
wordt gevormd door allochtonen. Ongeveer 18,4% van de
80
minima is van niet-Westerse afkomst.
70

60 Figuur 9: Etnische achtergrond minima per regio (%)


50 %
100
40
90
30
80
20
70
10
60
0
50
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/

40
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

30
te
os
O

20
t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar
40 t/m 64 jaar 65 jaar eo
10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Autochtoon Westers all.


n.W.all. Onbekend

19
Zeeuwse Armoedemonitor

Uit figuur 9 blijkt verder dat het aandeel allochtone Inkomensbron


minima op Walcheren duidelijk hoger ligt dan in de In figuur 10 is grafisch weergegeven wat de inkomensbron
Oosterschelderegio en in Sluis/Hulst. Dit geldt ook ten is van de Zeeuwse minimum-huishoudens.
aanzien van het percentage niet-Westerse allochtonen.
Het percentage autochtone minima ligt het hoogst in de Uit figuur 10 blijkt dat bijna de helft van de huishoudens in
Oosterschelderegio. Zeeland met een inkomen tot 105% van het sociaal mini-
mum een WWB-uitkering ontvangt. Iets meer dan 30%
Tabel 10 geeft weer hoe de etniciteit van de minima zich van de minimumhuishoudens betreft AOW-ontvangers.
manifesteert op gemeenteniveau (excl. Veere). Bijna een kwart van de minima zijn mensen met een ander-
soortige inkomensbron. Deze categorie bestaat onder-

Tabel 10: Etnische achtergrond oudste minima per gemeente (%)


Autochtoon Westers all. n.W.all. Onbekend Totaal N

Schouwen-Duiveland 75,9 15,2 8,9 0,0 100,0 618


Tholen 77,6 10,9 11,5 0,0 100,0 477
Noord-Beveland 82,2 11,0 6,8 0,0 100,0 146
Borsele 77,5 15,0 7,5 0,0 100,0 280
Goes 65,8 11,8 21,1 1,3 100,0 909
Kapelle 75,6 15,4 9,0 0,0 100,0 78
Reimerswaal 71,1 14,4 14,6 0,0 100,0 425

Middelburg 63,3 14,9 21,5 0,2 100,0 1.782


Vlissingen 54,6 18,1 27,2 0,0 100,0 2.196

Sluis 73,2 18,8 8,0 0,0 100,0 527


Hulst 58,7 32,2 9,1 0,0 100,0 627

Uit tabel 10 blijkt dat het aandeel niet-Westerse allochtonen meer uit gesubsidieerd werkenden, kleine zelfstandigen en
onder de minima duidelijk het hoogste is in de gemeente huishoudens met een WAO-inkomen.
Vlissingen. Het hoge percentage allochtone minima van
Westerse afkomst in Hulst heeft vooral betrekking op in Bij een onderscheiding naar regio blijkt dat de Walcherse
deze gemeente woonachtige Belgen. minima duidelijk vaker uit WWB-ontvangers bestaat en veel
minder uit AOW-ers. Laatstgenoemde categorie is vooral
Figuur 10: Bron inkomen minima per regio (%) groot in Sluis/Hulst.
%
100 Tabel 11 bevat een overzicht van de bovenstaande gege-
90 vens op gemeenteniveau.

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

WWB AOW Overig Onbekend

20
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 11: Bron inkomen minima per gemeente (%)


WWB AOW Overig Onbekend Totaal N

Schouwen-Duiveland 36,7 25,1 38,2 0,0 100,0 618


Tholen 38,6 34,6 26,8 0,0 100,0 477
Noord-Beveland 34,9 36,3 28,8 0,0 100,0 146
Borsele 43,6 32,5 23,9 0,0 100,0 280
Goes 49,7 19,6 30,7 0,0 100,0 909
Kapelle 26,9 47,4 25,6 0,0 100,0 78
Reimerswaal 43,1 30,1 26,8 0,0 100,0 425

Middelburg 48,0 19,5 32,5 0,0 100,0 1.782


Veere 37,9 32,4 29,6 0,0 100,0 253
Vlissingen 53,4 12,9 33,7 0,0 100,0 2.196

Sluis 40,0 38,5 21,4 0,0 100,0 527


Hulst 34,3 41,5 24,2 0,0 100,0 627

Uit tabel 11 blijkt dat het aandeel minima dat een bijstands- Figuur 11: Duur inkomenssituatie minima per regio (%)
uitkering ontvangt het hoogst is in Vlissingen (53,4%); %
het laagste in Kapelle (26,9%). De gemeente Kapelle telt 100

duidelijk het hoogste percentage AOW-ers onder de men- 90


sen met een minimuminkomen (47,4%)11. De categorie 80
‘overig’ (gesubsidieerd werkenden, kleine zelfstandigen
70
en huishoudens met een WAO-inkomen) is het hoogste in
60
Schouwen-Duiveland (38,2%).
50

40
Duur inkomenssituatie 30
Ongeveer 7% van de Zeeuwse huishoudens met een inko-
20
men tot 105% van het wettelijk minimum ontvangt het
huidige inkomen korter dan 1 jaar. Bijna vier op de tien 10

minima heeft reeds 1-3 jaar een inkomen lager dan 105% 0
van het sociaal minimum. Iets meer dan de helft (53,5%)
al

io

en

st
ta

ul
er
re

behoort reeds meer dan drie jaar tot de minima. Zij vormen
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch

daarmee de categorie langdurige minima.


e

rs
Ze

te
os
O

< 1 jaar 1-3 jaar


> 3 jaar Onbekend

Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het aandeel


langdurige minima het hoogst is in de Oosterschelderegio
(64,3%); het laagst op Walcheren (46,4%).

In tabel 12 is weergegeven wat de duur van de huidige


inkomenssituatie van de minima is op gemeenteniveau.

11 Het aantal/aandeel mensen in Kapelle in 2006 met een WWB-uitkering ligt waarschijnlijk hoger doordat een deel van de WWB-gegevens niet kon worden
gekoppeld door het ontbreken van burgerservicenummer-informatie (info KWIZ).

21
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 12: Duur minimuminkomen in minima per gemeente (%)


< 1 jaar 1-3 jaar > 3 jaar Onbekend Totaal N

Schouwen-Duiveland 10,8 33,0 56,0 0,2 100,0 618


Tholen 7,3 35,6 56,6 0,4 100,0 477
Noord-Beveland 11,6 34,9 52,7 0,7 100,0 146
Borsele 5,0 30,0 64,6 0,4 100,0 280
Goes 2,8 18,7 78,4 0,1 100,0 909
Kapelle 5,1 37,2 56,4 1,3 100,0 78
Reimerswaal 10,1 29,4 60,2 0,2 100,0 425

Middelburg 6,2 43,6 49,5 0,7 100,0 1.782


Veere 9,1 32,4 58,1 0,4 100,0 253
Vlissingen 7,4 46,7 42,6 3,3 100,0 2.196

Sluis 10,4 30,6 56,0 3,0 100,0 527


Hulst 5,7 45,9 47,7 0,6 100,0 627

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het percentage lang- Figuur 12: Type huishouden langdurige minima per regio (%)
durige minima (veruit) het hoogste is in Goes (78,4%). %
100
Vlissingen telt relatief het laagste percentage langdurige
minima (42,6%). 90

80

70
2.3 Langdurige minima 60

50
Type huishouden
De twaalf gemeenten die meewerkten aan de eerste 40

armoedemonitor tellen 4.446 huishoudens met een inko- 30


men dat reeds langer dan drie jaar minder bedraagt dan 20
105% van het sociaal minimum. Dit heeft betrekking op
10
7.961 personen (Walcheren: 3.663, Oosterschelderegio:
0
3.434, Sluis/Hulst: 864)12. Het aantal kinderen (<18 jaar) in
al

io

en

st

een dergelijke situatie bedraagt (bij benadering) ruim 2.000


ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/

(exclusief Terneuzen).
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

In figuur 12 is grafisch weergegeven hoe de verdeling van


Alleenstaand Eenoudergezin
deze langdurige minima is naar het type huishouden. Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

Uit de bovenstaande figuur blijkt dat iets meer dan de


helft van de langdurige minima bestaat uit alleenstaanden.
Ongeveer 15% van de langdurige minima betreft een-
oudergezinnen; een iets groter aandeel bestaat uit meer-
persoonshuishoudens zonder kinderen. Ongeveer één op
de 10 langdurige minimumhuishoudens in Zeeland wordt
gevormd door meerpersoonshuishoudens met kinderen.

12 Niet alle ontvangen bestanden gingen tot drie jaar terug. Daardoor zal het feitelijk aandeel langdurige minima waarschijnlijk wat hoger liggen. Uitspraken over
langdurige minima moeten daarom met enige voorzichtigheid bekeken worden (bron: KWIZ).

22
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 13: Huishoudtype langdurige minima per gemeente (%)


Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 51,4 13,9 24,9 9,8 100,0 346


Tholen 56,3 9,6 20,4 13,7 100,0 270
Noord-Beveland 54,5 11,7 19,5 14,3 100,0 77
Borsele 58,6 14,9 16,6 9,9 100,0 181
Goes 55,7 14,3 17,4 12,6 100,0 713
Kapelle 75,0 11,4 11,4 2,3 100,0 44
Reimerswaal 58,2 10,2 17,6 14,1 100,0 256

Middelburg 58,8 17,7 14,7 8,7 100,0 882


Veere 61,2 14,3 15,0 9,5 100,0 147
Vlissingen 48,2 22,9 16,6 12,4 100,0 936

Sluis 67,5 9,2 18,0 5,4 100,0 295


Hulst 74,9 9,4 10,4 5,4 100,0 299

Bij onderscheiding naar regio blijkt dat het aandeel alleen- Figuur 13: Leeftijd langdurige minima per regio (%)
staanden in Sluis/Hulst duidelijk hoger uitvalt dan in de %
twee andere regio’s. Het percentage eenoudergezinnen is 100

duidelijk het grootst op Walcheren. Opvallend is verder het 90


kleine aandeel meerpersoonshuishoudens met kinderen
80
onder de langdurige minima in Sluis/Hulst.
70

Tabel 13 geeft weer hoe de bovenstaande cijfers er uit zien 60

op gemeenteniveau. 50

40
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het aandeel alleen-
30
staanden onder de langdurige minima duidelijk het grootst
20
is in Kapelle (75,0%) en Hulst (74,9%). Vlissingen (22,9%)
- en in iets mindere mate Middelburg (17,7%) - kent een 10

opvallend hoog percentage eenoudergezinnen onder haar 0

langdurige minima. Het aandeel meerpersoonshuishoudens


al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

zonder kinderen is het hoogst in Schouwen-Duiveland


ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch

(24,9%). Noord-Beveland telt het hoogste percentage


e

rs
Ze

te
os

meerpersoonshuishoudens met kinderen onder haar lang-


O

durige minima (14,3%). t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar


40 t/m 64 jaar 65 jaar eo

Leeftijd Als nader wordt ingezoomd op de 3 regio’s blijkt dat


Bij iets meer dan de helft van de langdurige minima is de het aandeel jonge langdurige minima in Sluis/Hulst opval-
oudste persoon in het huishouden tussen de 40 en 65 lend laag is in vergelijking met de Oosterschelderegio en
jaar oud. Bij ongeveer 17% van de huishoudens met een Walcheren. Het percentage langdurige minima van 65 jaar
inkomen dat langdurig onder het sociaal minimum zit is de en ouder is in deze regio echter duidelijk hoger dan in de 2
oudste persoon tussen de 25 en 40 jaar. Bij ongeveer 30% andere regio’s. Op Walcheren is het aandeel ouderen duide-
is de oudste 65 jaar of ouder. Bij een zeer klein deel van de lijk minder dan in de Oosterschelderegio en Sluis/Hulst.
langdurig minima is de oudste persoon jonger dan 25 jaar
(figuur 13). Hoe de leeftijdsverdeling van de langdurig minima zich
manifesteert op gemeenteniveau wordt weergegeven in
tabel 14.

23
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 14: Leeftijd langdurige minima per gemeente (%)


t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar 40 t/m 64 jaar 65 jaar eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 1,4 14,5 55,5 28,6 100,0 346


Tholen 1,5 14,4 38,5 45,6 100,0 270
Noord-Beveland 0,0 13,0 42,9 44,2 100,0 77
Borsele 0,0 14,9 44,2 40,9 100,0 181
Goes 2,0 21,3 55,0 21,7 100,0 713
Kapelle 2,3 6,8 18,2 72,7 100,0 44
Reimerswaal 0,0 12,5 48,8 38,7 100,0 256

Middelburg 2,3 18,0 50,5 29,3 100,0 882


Veere 0,7 8,2 48,3 42,9 100,0 147
Vlissingen 2,4 24,6 61,0 12,1 100,0 936

Sluis 0,3 10,5 41,4 47,8 100,0 295


Hulst 0,3 9,0 37,5 53,2 100,0 299

Uit tabel 14 blijkt dat de jonge langdurige minima (t/m Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het aan-
39 jaar) het sterkst vertegenwoordigd zijn in de gemeente deel allochtonen onder de langdurige minimumhuishou-
Vlissingen. De categorie oudere (65 jaar e.o.) langdurige dens duidelijk het hoogst is op Walcheren (alleen cijfers
minima is duidelijk het grootst in de gemeente Kapelle. Middelburg/Vlissingen). Dit is vooral een gevolg van het
relatief grote percentage langdurige minima van niet-
Etnische achtergrond Westerse afkomst (26,3%). In Sluis/Hulst is het aandeel
Ongeveer tweederde van de langdurige minima heeft een Westerse allochtonen opvallend hoog. Dit betreft vooral in
autochtone achtergrond. Eén op de drie langdurige minima Hulst woonachtige Belgen.
is van allochtone afkomst. Daarvan zijn de mensen met
een niet-Westerse achtergrond in de meerderheid (18,6%) In tabel 15 is weergegeven wat de etnische achtergrond is
(figuur 14). van de langdurig minima op gemeenteniveau.

Figuur 14: Etnische achtergrond langdurige minima per


regio (%)
%
100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Autochtoon Westers all.


n.W.all. Onbekend

24
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 15: Etniciteit langdurige minima per gemeente (%)


Autochtoon Westers all. n.W.all. Onbekend Totaal N
0
Schouwen-Duiveland 76,6 15,3 8,1 0,0 100,0 346
Tholen 77,8 9,3 13,0 0,0 100,0 270
Noord-Beveland 80,5 13,0 6,5 0,0 100,0 77
Borsele 79,6 13,8 6,6 0,0 100,0 181
Goes 65,1 11,9 21,6 1,4 100,0 713
Kapelle 86,4 11,4 2,3 0,0 100,0 44
Reimerswaal 71,5 12,9 15,6 0,0 100,0 256

Middelburg 63,3 14,3 22,2 0,2 100,0 882


Vlissingen 50,9 19,0 30,1 0,0 100,0 936

Sluis 70,5 19,3 10,2 0,0 100,0 295


Hulst 63,5 31,1 5,4 0,0 100,0 299

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het aandeel niet- Bij nadere onderscheiding naar regio wordt duidelijk dat
Westerse allochtonen onder de langdurig minima het de langdurige minima op Walcheren verhoudingsgewijs
grootste is in Vlissingen; het kleinste in Kapelle. vaak een WWB-uitkering ontvangen. Er zijn in deze regio
echter relatief weinig AOW-ers die tot de langdurige
minima behoren. Dit is wel het geval in Sluis/Hulst. In de
Inkomensbron Oosterschelderegio is het aandeel met een andersoortige
Iets meer dan de helft van de langdurige minima ont- uitkering opvallend hoog.
vangt een bijstandsuitkering, ongeveer 30% krijgt AOW.
Ongeveer 16% ontvangt een andersoortig inkomen (gesub- In tabel 16 zijn de bovenstaande cijfers weergegeven voor
sidieerd werkenden, kleine zelfstandigen, huishoudens met de 12 deelnemende gemeenten.
WAO-uitkering (figuur 15)).

Figuur 15: Bron inkomen langdurige minima per regio (%)

%
100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

WWB AOW Overig Onbekend

25
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 16: Bron inkomen langdurige minima per gemeente (%)


WWB AOW Overig Onbekend Totaal N

Schouwen-Duiveland 39,6 28,6 31,8 0,0 100,0 346


Tholen 38,1 45,6 16,3 0,0 100,0 270
Noord-Beveland 29,9 44,2 26,0 0,0 100,0 77
Borsele 41,4 40,9 17,7 0,0 100,0 181
Goes 50,2 21,7 28,1 0,0 100,0 713
Kapelle 25,0 72,7 2,3 0,0 100,0 44
Reimerswaal 44,1 38,7 17,2 0,0 100,0 256

Middelburg 61,3 29,3 9,4 0,0 100,0 882


Veere 39,5 42,9 17,7 0,0 100,0 147
Vlissingen 76,3 12,1 11,6 0,0 100,0 936

Sluis 45,1 47,8 7,1 0,0 100,0 295


Hulst 40,5 53,2 6,4 0,0 100,0 299

Uit tabel 16 blijkt dat het percentage WWB-ontvangers Figuur 16: Type huishouden totale bevolking, minima en
onder de langdurige minima duidelijk het hoogst is in de langdurige minima per regio (%)
gemeente Vlissingen (76,3%). De gemeente Hulst telt %
100
relatief het grootste percentage AOW-ers (53,2%) onder
hun langdurige minima. Het aandeel mensen met een 90

andersoortige uitkering onder de langdurige minima is het 80


grootst in Schouwen-Duiveland (31,8%).
70

60

2.4 Vergelijking totale bevolking- 50


minima 40

30
Als de totaalcijfers voor Zeeland vergeleken worden voor de
in de vorige paragrafen onderscheiden categorieën - resp. 20

totale bevolking, minima en langdurige minima - valt op 10


dat wat betreft het type huishouden er onder de minima 0
en langdurige minima sprake is van een oververtegenwoor- totale bevolking minima langdurige minima
diging van alleenstaanden en (met name) eenoudergezin- Alleenstaand Eenoudergezin
nen en een ondervertegenwoordiging van meerpersoons- Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

huishoudens (met name zonder kinderen). Dit is grafisch


weergegeven in figuur 16.
Ook wat betreft leeftijd is er sprake van enige oneven-
wichtigheid, zij het veel minder. Dit is grafisch weergegeven
in figuur 17. Hier valt op dat onder de minima sprake is
van een oververtegenwoordiging van de jongste leeftijds-
categorie en een (lichte) ondervertegenwoordiging van de
65-plussers. Onder de langdurige minima is geen sprake
meer van een oververtegenwoordiging van de jongste huis-
houdens. Gezien de leeftijd een logisch gevolg.

26
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 17: Leeftijd totale bevolking, minima en langdurige Figuur 18: Etnische achtergrond totale bevolking, minima
minima per regio (%) en langdurige minima per regio (%)
% %
100
100

90 90

80 80

70 70

60 60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
totale bevolking minima langdurige minima 0
totale bevolking minima langdurige minima
t/m 24 25 t/m 39
40 t/m 64 65 eo
Autochtoon Westers all.
n.W.all.

Een schevere verdeling is er als wordt gekeken naar de


etnische achtergrond. Zowel onder minima als onder
langdurig minima is sprake van een sterke oververtegen-
woordiging van niet-Westers allochtonen. Ook onder
allochtonen van Westerse afkomst is sprake van een over-
vertegenwoordiging, zij het wat minder sterk (figuur 18).

27
Zeeuwse Armoedemonitor

28
Zeeuwse Armoedemonitor

3. Bijzondere bijstand
3.1 Definitie Figuur 19: Gebruik bijzondere bijstand minima per regio (%)
60
Bijzondere bijstand wordt verleend om mensen een op hun
bijzondere situatie afgestemd inkomen op minimumniveau 50
te garanderen. Daarbij wordt als het ware bepaald in hoe-
verre het feitelijke inkomen door bijzondere omstandighe- 40
den of kosten in de praktijk beneden het minimumniveau
terecht komt. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld 30
extra uitgaven voor gezondheid, door de komst van een
kind, hoge vervoerskosten, studie e.d. Bijzondere bijstand 20

kan als vergoeding, maar ook als lening worden verstrekt.


Bij de toekenning wordt in de praktijk rekening gehouden 10

met de draagkracht van de aanvrager.


0

De doelgroep voor de bijzondere bijstand zijn alle bur-


al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch

gers met een laag inkomen en relatief hoge noodzakelijke


de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

kosten.
rs
Ze

te
os
O

3.2 Gebruik Uit de bovenstaande figuur blijkt dat het gebruik van
bijzondere bijstand op Walcheren wat achterblijft bij de
Van alle 12 aan het onderzoek deelnemende gemeenten andere twee regio’s.
zijn gegevens beschikbaar over het gebruik van bijzon-
dere bijstand. Ongeveer 1,8% van de huishoudens in deze Hoe de bovenstaande gegevens zich verhouden tot de
gemeenten maakt gebruik van bijzondere bijstand. Onder Zeeuwse gemeenten is weergegeven in tabel 17.
huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociaal
minimum (minima) is het gebruik 27,8%.

In figuur 19 is een grafisch overzicht weergegeven van


het gebruik van de bijzondere bijstand van de minima per
regio.

29
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 17: Gebruik bijzondere bijstand minima per gemeente (%)


Niet Wel Totaal N

Schouwen-Duiveland 67,5 32,5 100,0 618


Tholen 62,5 37,5 100,0 477
Noord-Beveland 88,4 11,6 100,0 146
Borsele 68,9 31,1 100,0 280
Goes 73,4 26,6 100,0 909
Kapelle 80,8 19,2 100,0 78
Reimerswaal 65,4 34,6 100,0 425

Middelburg 77,9 22,1 100,0 1.782


Veere 69,2 30,8 100,0 253
Vlissingen 73,0 27,0 100,0 2.196

Sluis 71,7 28,3 100,0 527


Hulst 67,0 33,0 100,0 627

Uit tabel 17 blijkt dat het gebruik van bijzondere bijstand Als wordt gekeken naar de drie onderscheiden regio’s
het hoogst is in de gemeente Tholen (37,5%). Minima in blijkt dat de verschillen in gebruik tussen de verschillende
de gemeente Noord-Beveland maken relatief het minst typen huishoudens op Walcheren veel geringer zijn dan in
gebruik van deze regeling (11,6%). de andere twee regio’s.

Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei- In tabel 18 is weergegeven wat het gebruik is van bij-
den naar huishoudtype blijkt dat meerpersoonshuishou- zondere bijstand van de minima naar huishoudtype per
dens met kinderen relatief het meest gebruik maken van gemeente.
bijzondere bijstand; alleenstaanden verhoudingsgewijs het
minste (figuur 20). Ook eenoudergezinnen maken verhou-
dingsgewijs vaak gebruik van de regeling.

Figuur 20: Gebruik bijzondere bijstand minima naar type


huishouden per regio (%)
60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Alleenst. Eenouder
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

30
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 18: Gebruik bijzondere bijstand minima naar type huishouden per gemeente (%)
Alleenst. Eenouder Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 29 43 29 42 33 618
Tholen 34 44 35 47 38 477
Noord-Beveland 11 22 3 19 12 146
Borsele 24 41 33 43 31 280
Goes 24 34 23 34 27 909
Kapelle 14 36 30 0 19 78
Reimerswaal 27 51 28 52 35 425

Middelburg 18 27 23 31 22 1.782
Veere 28 50 17 48 31 253
Vlissingen 28 26 28 25 27 2.196

Sluis 25 51 25 36 28 527
Hulst 29 36 35 49 33 627

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het gebruik van bij- Als wordt gekeken naar de 3 onderscheiden regio’s valt
zondere bijstand door alleenstaanden het hoogst is in op dat op Walcheren ontvangers van een AOW-uitkering
Tholen (34%). Onder eenoudergezinnen ligt het gebruik relatief het meest gebruik maken van bijzondere bijstand.
het hoogst in Reimerswaal en Sluis (51%); onder meer-
persoonshuishoudens zonder kinderen in Tholen en Hulst Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
(beide 35%). De gemeente Reimerswaal onderscheidt zich lende gemeenten is in tabel 19 weergegeven.
verder door het hoogste gebruik onder meerpersoonshuis-
houdens met kinderen (52%)

Bij onderscheiding van de minimumhuishoudens naar de


bron van het inkomen wordt duidelijk dat ontvangers
van een WWB-uitkering in verhouding het meest gebruik
maken van bijzondere bijstand (figuur 21).

Figuur 21: Gebruik bijzondere bijstand minima naar bron


inkomen per regio (%)

60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

WWB AOW Ov. Inkomen

31
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 19: Gebruik bijzondere bijstand minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 38 27 31 33 618
Tholen 47 29 35 38 477
Noord-Beveland 18 4 14 12 146
Borsele 30 30 36 31 280
Goes 34 18 20 27 909
Kapelle 33 8 25 19 78
Reimerswaal 49 17 32 35 425

Middelburg 32 13 13 22 1.782
Veere 49 10 31 31 253
Vlissingen 28 61 12 27 2.196

Sluis 36 14 40 28 527
Hulst 45 29 23 33 627

Tabel 19 maakt duidelijk dat er grote verschillen zijn tus- Uit figuur 22 wordt duidelijk dat naarmate mensen langer
sen de gemeenten wat betreft de gebruikers van bijzon- tot de minima behoren zij vaker gebruik maken van bijzon-
dere bijstand als wordt gekeken naar de inkomensbron. dere bijstand.
Het percentage WWB-ontvangers dat gebruik maakt van
de regeling loopt uiteen van 18 (Noord-Beveland) tot 49 Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het patroon
(Reimerswaal en Veere). Bij de AOW-ers varieert het zelfs in Sluis/Hulst iets afwijkt van dat van geheel Zeeland. In
van 4% (Noord-Beveland) tot 61% (Vlissingen). Onder deze regio neemt het gebruik van de regeling iets af nadat
ontvangers van een andersoortige uitkering is het gebruik mensen al 3 jaar tot de minima behoren.
het hoogst in de gemeente Sluis (40%) en het laagste in
Vlissingen (12%). In tabel 20 is het gebruik van bijzondere bijstand naar duur
van de inkomenssituatie weergegeven per gemeente.
Bij onderscheiding van de Zeeuwse minima naar duur van
de inkomenssituatie zijn er eveneens verschillen (figuur
22)

Figuur 22: Gebruik bijzondere bijstand minima naar duur


inkomenssituatie per regio (%)
60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar

32
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 20: Gebruik bijzondere bijstand minima naar duur inkomen per gemeente (%)
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N

Schouwen-Duiveland 9 28 40 33 617
Tholen 40 32 41 38 475
Noord-Beveland 0 16 12 12 145
Borsele 0 29 35 31 279
Goes 0 15 30 27 908
Kapelle 25 28 14 19 77
Reimerswaal 7 38 38 35 424

Middelburg 19 17 27 22 1.769
Veere 39 23 34 31 252
Vlissingen 19 21 36 27 2.123

Sluis 0 43 26 29 511
Hulst 17 33 35 33 623

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat er grote verschillen zijn Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het verschil
tussen de gemeenten. Bij een groot aantal gemeenten is tussen autochtonen en allochtonen op Walcheren minimaal
er sprake van een positieve relatie tussen de duur van de is. In Sluis/Hulst valt op dat het gebruik door niet-Westers
inkomenssituatie en het gebruik van bijzondere bijstand. allochtonen relatief hoog is.
Bij een aantal gemeenten, bijv. Noord-Beveland, Kapelle en
Sluis, is die relatie echter niet zo eenduidig. Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
lende gemeenten is weergegeven in tabel 21.
Als wordt gekeken naar de etnische achtergrond van de
Zeeuwse minima blijkt dat allochtonen relatief iets meer
gebruik maken van bijzondere bijstand (figuur 23).

Figuur 23: Gebruik bijzondere bijstand minima naar


etnische achtergrond per regio (%)
60

50

40

30

20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon

33
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 21: Gebruik bijzondere bijstand minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N

Schouwen-Duiveland 32 31 36 33 618
Tholen 32 58 56 38 477
Noord-Beveland 10 19 20 12 146
Borsele 28 43 43 31 280
Goes 25 32 29 27 897
Kapelle 12 25 71 19 78
Reimerswaal 31 41 44 35 425

Middelburg 20 21 29 22 1.778
Vlissingen 28 28 25 27 2.196

Sluis 24 32 55 28 527
Hulst 27 37 58 33 627

Tabel 21 maakt duidelijk dat het hogere gebruik van de


regeling door allochtonen zich met name manifesteert in
de gemeenten Tholen, Borsele, Kapelle, Reimerswaal, Sluis
en Hulst.

34
Zeeuwse Armoedemonitor

4. Langdurigheidstoeslag
4.1. Definitie Figuur 24: Gebruik langdurigheidstoeslag minima per regio
(%)
De langdurigheidstoeslag is een geldbedrag van de 25
gemeente. Aanvragers kunnen dat bedrag krijgen als men
langer van een kleine uitkering leeft en men slechts een
20
kleine kans heeft op terugkeer naar betaald werk. In 2006,
het jaar waarover wij het gebruik meten, werd vanuit de
overheid vastgelegd dat de aanvrager tussen de 23 en 65 15

jaar oud moet zijn. Daarnaast mag er in een periode van


60 maanden niet meer dan het minimuminkomen zijn ont- 10
vangen, en moet de persoon voldoen aan de voorwaarden
van toepassing met betrekking tot het voldoende proberen
5
werk te krijgen of te houden en/of geen arbeidsmarktper-
spectief hebben.
0

De bedoeling is dat men het geld gebruikt voor bijvoorbeeld


al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
een nieuwe koelkast of wasmachine, of om rekeningen te
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

betalen. Een langdurigheidstoeslag krijgt men extra. Het


rs
Ze

te
os

geld wordt niet op de uitkering ingehouden. Als men aan


O

de voorwaarden voldoet en blijft voldoen, kunnen mensen


ieder jaar een langdurigheidstoeslag krijgen. Uit de bovenstaande figuur blijkt dat het gebruik van de
langdurigheidstoeslag het hoogst is in de regio Walcheren
(11,5%). Het gebruik in de Oosterschelderegio (10,0%) en
4.2 Gebruik Sluis/Hulst (9,0%) ligt wat lager.

Van alle 12 aan het onderzoek deelnemende gemeenten Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
zijn gegevens beschikbaar over het gebruik van de langdu- lende gemeenten is weergegeven in tabel 22.
righeidstoeslag. Exact 0,6% van alle huishoudens in deze
12 gemeenten maakt gebruik van de langdurigheidstoe-
slag. Van de huishoudens met een inkomen tot 105% van
het sociaal minimum is het gebruik 10,6%.

In figuur 24 is een grafisch overzicht weergegeven van het


gebruik van de langdurigheidstoeslag van de minima per
regio.

35
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 22: Gebruik langdurigheidstoeslag minima per de aanvrager (zie definitie) is het logisch dat er onder de
gemeente (%) jongste en oudste leeftijdscategorie in weinig huishoudens
Niet Wel Totaal Totaal gebruik wordt gemaakt van de langdurigheidstoeslag. In de
praktijk betreft dit medebewoners binnen een huishouden
die (nog) wel binnen de leeftijdsgrenzen vallen.
Schouwen-Duiveland 87,9 12,1 100,0 618
Tholen 92,0 8,0 100,0 477
Bij onderscheiding naar regio blijkt dat alle 3 regio’s vrijwel
Noord-Beveland 97,3 2,7 100,0 146 hetzelfde patroon vertonen als totaal Zeeland. Opvallend is
Borsele 94,6 5,4 100,0 280 wel dat de jongste leeftijdscategorie in Sluis/Hulst duidelijk
Goes 87,6 12,4 100,0 909 vaker van de regeling gebruik maakt dan in de andere
Kapelle 98,7 1,3 100,0 78 regio’s.
Reimerswaal 89,2 10,8 100,0 425
Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot verschil-
lende Zeeuwse gemeenten is weergegeven in tabel 23.
Middelburg 88,9 11,1 100,0 1.782
Veere 97,2 2,8 100,0 253
Uit tabel 23 blijkt dat het patroon van het gebruik van
Vlissingen 87,2 12,8 100,0 2.196 de langdurigheidstoeslag naar leeftijd in de verschillende
Zeeuwse gemeenten min of meer overeenkomt met het
Sluis 89,2 10,8 100,0 527 algemene beeld. Alleen in de gemeente Sluis is het
Hulst 92,5 7,5 100,0 627 hoge gebruik door de jongste leeftijdscategorie opvallend.
Opvallend is verder het lage gebruik in met name Noord-
Beveland, Kapelle en Veere.
De bovenstaande tabel maakt duidelijk dat de Vlissingse
minima relatief het vaakst gebruik maken van de regeling Als wordt gekeken naar het type huishouden (figuur 26)
(12,8%). Minimumhuishoudens uit Kapelle doen verhou- ontstaan eveneens verschillen, al zijn die minder groot dan
dingsgewijs het minst vaak een beroep op de langdurig- naar leeftijd. Alleenstaanden maken verhoudingsgewijs
heidstoeslag (1,3%). het meest gebruik van de langdurigheidstoeslag; meerper-
soonshuishoudens met kinderen relatief het minst.
Als de minima worden onderscheiden naar leeftijd (oudste
bewoner huishouden) is het duidelijk dat de leeftijdsca- Figuur 26: Gebruik langdurigheidstoeslag minimum naar
tegorie 40-64 jaar relatief het meest gebruik maakt van huishoudtype (%)
de regeling (figuur 25). Vanwege de leeftijdscriteria voor 25

Figuur 25: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar


20
leeftijd per regio (%)

25
15

20
10

15

10

0
5
io

st
al

en
ta

eg

ul
er

H
to

er

ch

s/
d
d

al

ui
el
an

Sl
ch
el

0
rs
Ze

te
os
o

st
al

en

O
i
eg
ta

ul
er

Alleenstaand Eenoudergezin
/H
to

er

ch

is
d
d

Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.


al
el

u
an

Sl
ch
el

rs
Ze

te
os
O

18-24 25-39 40-64 65eo

36
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 23: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 0 5 20 3 12 618
Tholen 0 8 12 4 8 477
Noord-Beveland 0 0 6 0 3 146
Borsele 0 2 8 3 5 280
Goes 0 5 19 7 12 909
Kapelle 0 0 4 0 1 78
Reimerswaal 0 9 19 2 11 425

Middelburg 1 8 18 4 11 1782
Veere 0 5 4 0 3 253
Vlissingen 0 8 20 6 13 2196

Sluis 11 11 19 1 11 527
Hulst 0 12 12 2 7 627

De patronen van het gebruik van de regeling naar regio Het percentage alleenstaanden wat gebruik maakt van de
wijken niet zo veel af van dat van geheel Zeeland. Wel is langdurigheidstoeslag is het grootst in de gemeente Goes
het gebruik door meerpersoonshuishuidens met kinderen (15%), het laagst in Kapelle en Veere (0%). Onder een-
in Sluis/Hulst iets hoger. oudergezinnen is het gebruik het grootst in Sluis (13%).
De gemeenten Schouwen-Duiveland (14%) huisvest het
In tabel 24 zijn de bovenstaande cijfers weergegeven per hoogste percentage meerpersoonshuishoudens zonder kin
gemeente. deren; de gemeente Hulst (17%) relatief de meeste meer-
persoonshuishoudens met kinderen dat gebruik maakt van
de regeling.

Tabel 24: Gebruik langdurigheidstoeslag minimum naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 14 10 14 4 12 618
Tholen 8 11 6 8 8 477
Noord-Beveland 3 4 3 0 3 146
Borsele 5 4 5 10 5 280
Goes 15 9 12 6 12 909
Kapelle 0 7 0 0 1 78
Reimerswaal 10 10 13 13 11 425

Middelburg 12 9 13 8 11 1.782
Veere 0 5 5 7 3 253
Vlissingen 14 12 10 11 13 2.196

Sluis 12 13 10 3 11 527
Hulst 6 6 7 17 7 627

37
Zeeuwse Armoedemonitor

Grote verschillen in het gebruik van de langdurigheids- Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het gebruik
toeslag zijn vast te stellen als de Zeeuwse minima wor- van de langdurigheidstoeslag naar inkomensbron in (met
den onderscheiden naar de inkomensbron (figuur 27). name) de Oosterschelderegio en Walcheren redelijk over-
Ontvangers van een WWB-uitkering maken duidelijk veel een komt met dat van geheel Zeeland. Sluis/Hulst valt
meer gebruik van de langdurigheidstoeslag dan de twee op door het relatief hoge gebruik door mensen met een
andere categorieën. andersoortig inkomen (gesubsidieerd werkenden, kleine
zelfstandigen, WAO-ers).
Figuur 27: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar
bron inkomen per regio (%) In tabel 25 is weergegeven hoe het gebruik van de lang-
25 durigheidstoeslag is op het niveau van de verschillende
Zeeuwse gemeenten.

20
Uit tabel 25 blijkt dat - in tegenstelling tot het provinci-
ale beeld - in enkele gemeenten slechts weinig WWB-
15 ontvangers gebruik maken van de regeling. Dit betreft de
gemeenten Noord-Beveland, Borsele, Kapelle13 en Veere.
10
Onder AOW-ers en mensen met een andersoortig inkomen
zijn de verschillen in gebruik tussen de gemeenten wat
minder groot.
5

Weinig verbazing wekt het dat de verschillen in het


0 gebruik van de langdurigheidstoeslag nog groter zijn als de
Zeeuwse minima wordt onderscheiden naar de duur van
al

io

en

st
ta

ul
er
re

de inkomenssituatie (figuur 28). Naarmate huishoudens


H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch

langer moeten rondkomen van een minimumuitkering


e

rs
Ze

te
os

wordt er vaker gebruik gemaakt van de regeling. Ook


O

WWB AOW Ov. Inkomen als wordt onderscheiden naar regio blijft dit algemene
patroon zichtbaar.

Tabel 25: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 24 3 7 12 618
Tholen 15 4 3 8 477
Noord-Beveland 8 0 0 3 146
Borsele 7 3 4 5 280
Goes 21 7 3 12 909
Kapelle 0 0 5 1 78
Reimerswaal 21 2 4 11 425

Middelburg 19 4 5 11 1782
Veere 4 0 4 3 253
Vlissingen 20 6 3 13 2196

Sluis 21 1 10 11 527
Hulst 15 2 7 7 627

13 Het aantal/aandeel mensen in Kapelle in 2006 met een WWB uitkering ligt waarschijnlijk hoger doordat een deel van de WWB-gegevens niet kon worden
gekoppeld door het ontbreken van burgerservicenummer-informatie (info KWIZ) (zie ook voetnoot 11).

38
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 28: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar duur Als wordt onderscheiden naar etnische afkomst blijkt dat
inkomenssituatie per regio (%) op het niveau van geheel Zeeland Westerse allochtonen
25 verhoudingsgewijs het meest gebruik maken van de lang-
durigheidstoeslag (figuur 29).

20
Figuur 29: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar
etnische achtergrond per regio (%)
15 16

14
10
12

5 10

0
6
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch

4
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te

2
os
O

< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar 0

al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

Het gebruik van de langdurigheidstoeslag van de minima

ch
e

rs
Ze

te
in de gemeenten is weergegeven in de onderstaande

os
tabel 26. O
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon

Tabel 26: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar duur


inkomen per gemeente (%) Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het gebruik
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N sterk uiteenloopt. In de Oosterschelderegio maken Westers
allochtonen het meest gebruik van de regeling; in Walcheren
(cijfers alleen van Middelburg/Vlissingen) is het gebruik het
Schouwen- 0 3 20 12 617
hoogst onder de autochtonen. In Sluis/Hulst wordt van de
Duiveland
langdurigheidstoeslag het meest gebruik gemaakt door
Tholen 0 3 12 8 475
niet-Westers allochtonen.
Noord- 0 0 5 3 145
Beveland Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden op gemeen-
Borsele 0 0 8 5 279 teniveau is weergegeven in tabel 27.
Goes 0 2 15 12 908
Kapelle 0 3 0 1 77 Uit tabel 27 blijkt dat het gebruik van de langdurigheids-
Reimerswaal 2 2 16 11 424 toeslag naar etnische afkomst per gemeente sterk uiteen
loopt. Onder autochtonen is het gebruik het hoogst in de
gemeente Vlissingen (14%). Onder Westers-allochtonen is
Middelburg 0 3 20 11 1.769
het gebruik het hoogst in Goes (21%). Het gebruik onder
Veere 0 2 3 3 252
niet-Westers allochtonen is het hoogst in Hulst (21%).
Vlissingen 0 2 28 13 2.123

Sluis 2 7 15 11 511
Hulst 0 7 9 8 623

Tabel 26 maakt duidelijk dat in vrijwel alle gemeenten


het gebruik van de langdurigheidstoeslag toeneemt naar-
mate huishoudens langer tot de minima behoren. Alleen in
Kapelle is dit patroon niet zichtbaar.

39
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 27: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N

Schouwen-Duiveland 13 11 5 12 618
Tholen 8 10 9 8 477
Noord-Beveland 3 0 0 3 146
Borsele 5 5 10 5 280
Goes 12 21 8 12 897
Kapelle 0 8 0 1 78
Reimerswaal 9 20 10 11 425

Middelburg 11 12 10 11 1.778
Vlissingen 14 12 12 13 2.196

Sluis 11 13 2 11 527
Hulst 4 9 21 7 627

40
Zeeuwse Armoedemonitor

5. Collectieve ziektekostenverzekering
5.1 Definitie In figuur 30 is een grafisch overzicht weergegeven van het
gebruik van de collectieve ziektekostenverzekering van de
Gemeenten kunnen met minima een aanvullende collec- minima per regio.
tieve ziektekostenverzekering (CZV) afsluiten. Bij afsluiting
van een dergelijke verzekering wordt het premiedeel van de Uit figuur 30 blijkt dat het gebruik van de CZV in
minimum-bijstandshuishoudens rechtstreeks ingehouden de regio Walcheren duidelijk veel hoger is dan in de
en wordt vaak een hoge korting gegeven op de premie. Oosterschelderegio en (met name) Sluis.

Hoe het gebruik van de CZV van de minima is per gemeen-


5.2 Gebruik te is weergegeven in tabel 28.

Van 7 aan het onderzoek deelnemende gemeenten zijn Tabel 28: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering
gegevens beschikbaar over het gebruik van de CZV, te minima per gemeente (%)
weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Borsele14, Middelburg, Niet Wel Totaal N
Veere, Vlissingen en Hulst15. Ongeveer 3,0% van de huis-
houdens in deze gemeenten maakt gebruik van een via de
Schouwen-Duiveland 63,3 36,7 100,0 618
gemeente afgesloten collectieve ziektekostenverzekering.
Tholen 69,8 30,2 100,0 477
Van de huishoudens met een inkomen tot 105% van het
sociaal minimum is het gebruik 44,1%. Borsele 68,2 31,8 100,0 280

Figuur 30: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering Middelburg 54,7 45,3 100,0 1.782
Wel

minima per regio (%) Veere 53,8 46,2 100,0 253


60 Vlissingen 43,1 56,9 100,0 2.196

50
Hulst 81,3 18,7 100,0 627
40

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het gebruik van de CZV


30
het hoogst uitkomt in de gemeente Vlissingen (56,9%). In
de gemeente Hulst is zij duidelijk het laagst (18,7%).
20

10
Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei-
den naar leeftijd (oudste) blijkt dat vooral de middelste
0 leeftijdscategorieën er gebruik van maken (figuur 31).
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

14 Borsele en Reimerswaal kennen geen CZV. Het betreft in deze gemeenten de (individuele) vergoedingen voor de premiekosten voor een aanvullende
ziektekostenverzekering. Voor Reimerswaal ontbraken hierover gedetailleerde cijfers. In 2006 maakten in deze gemeente 162 huishoudens met een WWB-
uitkering en 104 overige minima hiervan gebruik.
15 Goes en Noord-Beveland kennen wel een CZV (gedetailleerde cijfers ontbreken). In 2006 maakten er 670 (Goes), resp. 86 personen (N. Beveland) gebruik van.
41
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 31: Gebruik CZV minima naar leeftijd per regio (%) Als de minima worden onderscheiden naar het type huis-
80 houden blijken de verschillen in het gebruik wat minder
groot te zijn (figuur 32). Het zijn vooral de eenoudergezin-
70
nen en de meerpersoonshuishoudens met kinderen die in
60 Zeeland gebruik maken van de collectieve ziektekostenver-
zekering.
50

40 Figuur 32: Gebruik CZV minima naar huishoudtype per


regio (%)
30
80

20
70

10
60

0
50
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

40
ch
de
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

30
te
os
O

20
18-24 25-39 40-64 65eo

10

Uit figuur 31 blijkt verder dat vooral in de regio Oosterschelde 0

als op Walcheren de 25-39 jarigen en (m.n.) de 40-64


al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
jarigen het meest gebruik maken van de regeling. Het
nd

al
el

W
la

ch
e

algemeen gebruik van de regeling is in de regio Walcheren


rs
Ze

te
os

het hoogst (45 tot 57%); in de Oosterschelderegio ligt het


O

Alleenstaand Eenoudergezin
tussen de 30 en 37%. Hulst blijft hier duidelijk bij achter. Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

In tabel 29 is weergegeven hoe het gebruik van de CZV


naar leeftijd zich manifesteert op het niveau van de Uit tabel 29 blijkt ook dat bij onderscheiding naar regio
gemeenten. zowel in de Oosterschelderegio als op Walcheren de een-
oudergezinnen en meerpersoonshuishoudens met kinderen
het meest gebruik maken van de CZV.

Tabel 29: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 18 39 49 14 37 618
Tholen 27 40 39 14 30 477
Borsele 0 32 39 23 32 280
``
Middelburg 23 54 58 17 45 1.782
Veere 67 49 65 16 46 253
Vlissingen 33 58 65 39 57 2.196

Hulst 0 7 21 22 19 626

Uit de bovenstaande cijfers blijkt dat globale, hierboven In Walcheren maken alle onderscheiden categorieën echter
beschreven patroon zich meestal ook voordoet op het meer gebruik van de regeling dan in de Oosterschelderegio.
niveau van de verschillende gemeenten. Opvallend is wel In Hulst, waar het gebruik van de regeling duidelijk lager
dat in Veere de jongste leeftijdscategorie relatief het meest is, is het opvallend dat de alleenstaanden de belangrijkste
gebruik maakt van de regeling. afnemers zijn.

42
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 30: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 32 47 37 42 37 618
Tholen 22 37 33 49 30 477
Borsele 30 39 28 33 32 280

Middelburg 38 54 51 58 45 1.782
Veere 33 76 43 74 46 253
Vlissingen 54 64 54 62 57 2.196

Hulst 21 7 20 15 19 627

Het gebruik van de CZV door minima naar huishoudtype Figuur 33 maakt ook duidelijk dat alle onderscheiden
per gemeente is weergegeven in tabel 30. inkomenscategorieën op Walcheren relatief meer gebruik
maken van de regeling dan dezelfde categorieën in de
Uit tabel 30 blijkt dat in alle gemeenten vooral eenouderge- Oosterschelderegio. Opvallend is dat in Hulst WWB-ontvan-
zinnen en meerpersoonshuishoudens met kinderen gebruik gers niet de belangrijkste afnemers zijn.
maken van de CZV. De situatie in Hulst wijkt hier duidelijk
vanaf. Per gemeente zijn er enige verschillen in de het gebruik
van de CZV naar inkomensbron. Dit is weergegeven in
Grotere verschillen in het gebruik van de CZV zijn er als tabel 31.
wordt onderscheiden naar de inkomensbron. Dit is gra-
fisch weergegeven in figuur 33. Vooral minima met een Uit tabel 31 blijkt dat alleen in Hulst en Borsele het gebruik
WWB-uitkering maken relatief zeer veel gebruik van de van de regeling door WWB-ontvangers relatief beperkt
regeling. blijft.

Figuur 33: Gebruik CZV minima maar bron inkomen per Niet alleen wat betreft de bron van het inkomen, ook bij
regio (%) onderscheiding naar de duur van de inkomenssituatie
80 zijn er grote verschillen in het relatieve gebruik van de rege-
ling (figuur 34). Vooral mensen die al drie jaar of langer tot
70
de minima behoren maken veel gebruik van de verzekering,
60 zo blijkt uit de onderstaande figuur.

50
Figuur 34: Gebruik CZV minima naar duur inkomenssituatie
40 (%)
80
30

70
20

60
10

50
0

40
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
nd

al
el

30
W
la

ch
e

rs
Ze

te
os

20
O

WWB AOW Ov. Inkomen


10

0
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar

43
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 31: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 63 14 27 37 618
Tholen 52 14 20 30 477
Borsele 39 23 30 32 280

Middelburg 71 20 24 46 1.742
Veere 81 16 35 46 253
Vlissingen 78 39 29 57 2.196

Hulst 19 22 13 19 627

Bij onderscheiding naar regio (figuur 34) blijkt dat het Figuur 35: Gebruik CZV minima naar etnische achtergrond
patroon voor geheel Zeeland zich zowel manifesteert in de per regio (%)
Oosterschelderegio als op Walcheren als in Hulst. Het gebruik 80
van de onderscheiden categorieën ligt op Walcheren echter
duidelijk hoger dan in de Oosterschelderegio en Hulst. 70

60
Hoe het gebruik van de regeling uitvalt per gemeente
wordt weergegeven in tabel 32. 50

40
Tabel 32: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering
minima naar duur inkomen per gemeente (%) 30

< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N 20

10
Schouwen- 9 24 50 37 617
Duiveland 0

Tholen 9 21 39 30 475
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

Borsele 0 23 39 32 279
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Middelburg 25 29 63 46 1.769 Autochtoon W. allochtoon


n-W. allochtoon
Veere 43 39 51 46 252
Vlissingen 21 35 92 59 2.123
Bij onderscheiding naar regio blijkt dat het gebruik van de
CZV door alle drie onderscheiden categorieën op Walcheren
Hulst 6 17 22 19 623
(excl. Veere) iets hoger uitvalt dan in de Oosterschelderegio.
Opvallend is dat het gebruik van de CZV in Hulst zeer gelijk-
Uit tabel 32 blijkt dat het gebruik van de CZV door de matig is verdeeld over de onderscheiden categorieën.
minima in Veere enigszins afwijkt van dat van de andere
gemeenten. Het patroon manifesteert zich - in mindere of meerdere
mate - ook op gemeenteniveau. Dit is weergegeven in
Ook de etnische afkomst vertoont duidelijk samenhang tabel 33.
met het gebruik van de CZV. Dit blijkt uit figuur 35. Vooral
huishoudens van allochtone (m.n. niet-Westerse) afkomst
maken relatief vaak gebruik van de CZV (figuur 35).

44
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 33: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N

Schouwen-Duiveland 34 43 47 37 618
Tholen 26 29 62 30 477
Borsele 30 36 43 32 280

Middelburg 37 52 64 45 1.778
Vlissingen 54 61 61 57 2.196

Hulst 19 19 18 19 627

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in vijf gemeenten


waarover gegevens beschikbaar zijn het algemene patroon
- hoger gebruik door allochtonen, met name van niet-
Westerse afkomst - zich voordoet. Alleen in Hulst is sprake
van een gelijkmatige verdeling.

45
Zeeuwse Armoedemonitor

46
Zeeuwse Armoedemonitor

6. Kwijtscheldingsregeling
6.1 Definitie
ling. Onder de Zeeuwse huishoudens met een inkomen tot
Onder de gemeentelijke belastingen vallen de Onroerend 105% van het sociaal minimum is het gebruik 58,8%.
Zaak Belasting (OZB), de afvalstoffenheffing, honden-
belasting en de rioolheffing. Voor de kwijtschelding zijn In figuur 36 is het gebruik van de kwijtscheldingsregeling
ten opzichte van de WWB andere vermogensgrenzen van de minima per regio weergegeven.
gedefinieerd. De kwijtschelding valt onder de doelstelling
lastenverlichting en is voor burgers op bijstandsniveau. Uit figuur 36 blijkt dat de minima in de Oosterschelderegio
De burgers kunnen kwijtschelding aanvragen voor alle het meest gebruik maken van de kwijtscheldingsregeling.
genoemde belastingsoorten. Huishoudens op Walcheren De verschillen zijn echter niet groot.
met een WWB-inkomen krijgen in principe automatisch
kwijtschelding. In tabel 34 wordt het gebruik van de kwijtscheldingsrege-
ling door de minima per gemeente weergegeven.

6.2 Gebruik Tabel 34: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima per


gemeente (%)
Van alle 12 aan het onderzoek deelnemende gemeen- Niet Wel Totaal N
ten zijn gegevens beschikbaar over het gebruik van de
kwijtscheldingsregeling. Ongeveer 3,8% van de Zeeuwse
Schouwen-Duiveland 38,0 62,0 100,0 618
huishoudens maakt gebruik van de kwijtscheldingsrege-
Tholen 43,4 56,6 100,0 477
Wel

Figuur 36: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima per Noord-Beveland 52,1 47,9 100,0 146
regio (%) Borsele 43,6 56,4 100,0 280
90 Goes 25,5 74,5 100,0 909
80 Kapelle 61,5 38,5 100,0 78
70 Reimerswaal 44,0 56,0 100,0 425

60
Middelburg 38,1 61,9 100,0 1.782
50
Veere 49,0 51,0 100,0 253
40
Vlissingen 45,5 54,5 100,0 2.196
30

20
Sluis 52,4 47,6 100,0 527
10
Hulst 38,9 61,1 100,0 627
0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

47
Zeeuwse Armoedemonitor

De minima in Goes maken verhoudingsgewijs het meest Bij onderscheiding naar regio valt op dat met name in de
gebruik van de kwijtscheldingsregeling (74,5%). In de Oosterschelderegio en (vooral) Sluis/Hulst het gebruik van
gemeente Kapelle wordt door de minimumhuishoudens de regeling door de jongste leeftijdscategorie wat achter
het minst gebruik gemaakt van de regeling (38,5%). blijft. Op Walcheren maken de 18-24 jarigen juist het meest
gebruik van de kwijtscheldingsregeling.
Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei-
den naar leeftijd (oudste) zijn de verschillen in gebruik Tabel 35 geeft weer hoe de bovenstaande cijfers zich ver-
tussen de minima tot 65 jaar betrekkelijk gering (figuur 37). houden tot de verschillende gemeenten.
Opvallend is wel dat de 65-plussers in Zeeland gemiddeld
het minst gebruik maken van de regeling. Als wordt onderscheiden naar leeftijd blijkt dat het percen-
tage dat gebruik maakt van de regeling bij de jongste leef-
Figuur 37: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar tijdscategorie sterk uiteenloopt, van 0% (Noord-Beveland
leeftijd per regio (%) en Kapelle) tot 100% (Veere). In laatstgenoemde gemeente
is dat een gevolg van het geringe aantal jonge minima.
80
Binnen de overige leeftijdscategorieën zijn de verschillen
70 tussen de gemeenten minder groot.
60
Niet alleen leeftijd, ook het type huishouden heeft relatief
50 weinig invloed op het gebruik van de kwijtscheldingsrege-
ling (figuur 38). Meerpersoonshuishoudens met kinderen
40
maken in Zeeland gemiddeld het meest gebruik van de
30 regeling.
20

10

0
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

18-24 25-39 40-64 65eo

Tabel 35: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 35 63 65 58 62 618
Tholen 47 66 68 39 57 477
Noord-Beveland 0 63 58 28 48 146
Borsele 80 74 55 48 56 280
Goes 63 68 73 89 74 909
Kapelle 0 47 70 19 38 78
Reimerswaal 47 57 65 42 56 425

Middelburg 68 64 68 42 62 1.782
Veere 100 59 58 34 51 253
Vlissingen 56 53 52 66 55 2.196

Sluis 22 51 58 36 48 527
Hulst 17 76 63 53 61 627

48
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 38: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar Meer verschil ontstaat indien de minimumhuishoudens
type huishoudens per regio (%) worden onderscheiden naar inkomensbron (figuur 39).
90
Vooral ontvangers van een andersoortig inkomen (gesub-
sidieerd werkenden, kleine zelfstandigen, WAO-ers) maken
80
verhoudingsgewijs vaak gebruik van de kwijtscheldingsre-
70 geling.
60
Figuur 39: Gebruik kwijtschelingsregeling minima naar bron
50
inkomens per regio (%)
40 90

30 80

20 70

10 60

0 50
al

io

en

st
ta

ul
er

40
re

H
to

ch
de

s/
nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

30
rs
Ze

te
os
O

20
Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
10

0
al

io

en

st
Uit de bovenstaande figuur blijkt ook dat het patroon per
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al
regio maar weinig afwijkt van dat van geheel Zeeland.

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

In tabel 36 is het gebruik van de kwijtscheldingsregeling per


WWB AOW Ov. Inkomen
gemeente weergegeven.

Uit tabel 36 blijkt dat er ook in de meeste gemeenten over Ook bij onderscheiding naar regio blijft het patroon van
het algemeen een vrij evenwichtige verdeling is wat betreft geheel Zeeland (grotendeels) overeind. Alleen in Sluis/Hulst
het gebruik van de kwijtscheldingsregeling naar huishou- zien we een afwijkend beeld. Hier maken WWB-ontvangers
denstype. het meest gebruik van de regeling en blijven AOW-ers iets
achter.

Tabel 36: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 60 64 66 58 62 618
Tholen 45 70 62 76 57 477
Noord-Beveland 45 65 33 69 48 146
Borsele 49 71 60 60 56 280
Goes 75 61 78 81 74 909
Kapelle 33 29 60 80 38 78
Reimerswaal 52 44 72 61 56 425

Middelburg 60 62 62 71 62 1.782
Veere 48 71 43 56 51 253
Vlissingen 56 56 48 56 55 2.196

Sluis 45 64 47 51 48 527
Hulst 56 67 63 81 61 627

49
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 37: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 55 58 72 62 618
Tholen 56 39 80 57 477
Noord-Beveland 45 28 76 48 146
Borsele 50 48 79 56 280
Goes 57 89 93 74 909
Kapelle 14 19 100 39 78
Reimerswaal 54 42 75 56 425

Middelburg 63 42 73 62 1.782
Veere 51 34 69 51 253
Vlissingen 47 66 63 55 2.196

Sluis 59 36 47 48 527
Hulst 65 53 69 61 627

Hoe het gebruik van de kwijtscheldingsregeling is op Figuur 40: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar
gemeenteniveau is weergegeven in tabel 37. duur inkomenssituatie per regio (%)
90

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in vrijwel alle gemeen- 80


ten mensen met een ‘overig inkomen’ het meest gebruik
70
maken van de regeling. Alleen in Vlissingen maken AOW-
ontvangers er nog iets meer gebruik van. 60

50
Nog duidelijker verschillen in het gebruik van de kwijt-
40
scheldingsregeling ontstaan als de minimumhuishoudens
worden onderscheiden naar de duur van de inkomens- 30

situatie. Degenen die minder dan een jaar op het huidige 20


inkomensniveau zitten maken relatief weinig gebruik van
10
de regeling. Daarna neemt het gebruik zeer sterk toe
(figuur 40). Opvallend daarbij is wel dat de langdurige 0

minima in de regio’s Walcheren en Sluis/Hulst iets minder


al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/

gebruik maken van de kwijtscheldingsregeling dan de


nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

huishoudens die 1-3 jaar moeten rondkomen van een


te
os
O

minimuminkomen.
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar

Uit de bovenstaande afbeelding blijkt ook dat de situ-


atie in de regio Sluis/Hulst iets afwijkt van die in de
Oosterschelderegio en Walcheren. Met name in Sluis/Hulst
is sprake van een duidelijke afname van het percentage
gebruikers van de kwijtscheldingsregeling nadat men lan-
ger dan drie jaar tot de minima behoort.

Tabel 38 geeft weer hoe per gemeente gebruik wordt


gemaakt van de kwijtscheldingsregeling als wordt onder-
scheiden naar de duur van de inkomenssituatie.

50
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 38: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar Figuur 41: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar
duur inkomen per gemeente (%) etnische achtergrond per regio (%)
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal 90

80
Schouwen- 0 63 74 62
70
Duiveland
60
Tholen 6 68 56 57
Noord-Beveland 0 43 61 48 50

Borsele 0 55 62 57 40

Goes 0 51 83 74 30
Kapelle 0 83 14 39
20
Reimerswaal 0 59 64 56
10

Middelburg 5 68 63 62 0

al

io

en

st
Veere 0 59 55 51

ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/
nd

al
Vlissingen 6 60 54 53

ui
el

Sl
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O
Sluis 13 55 47 46 Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Hulst 0 76 55 61

Bovenstaand figuur maakt duidelijk dat het verschil in


De bovenstaande tabel maakt duidelijk dat er in een groot gebruik tussen allochtonen en autochtonen in de regio
aantal gemeenten sprake is van een lichte afname van het Walcheren (excl. cijfers Veere) het kleinst is.
gebruik van de kwijtscheldingsregeling nadat men reeds 3
jaar tot de minima behoort. Tabel 39 geeft het gebruik van de kwijtscheldingsregeling
naar etniciteit weer per gemeente.
Als de minima worden onderscheiden naar de etnische
achtergrond blijkt dat allochtonen (m.n. van niet-Westerse Uit tabel 39 kan worden afgeleid dat de verschillen tussen
afkomst) iets meer van de kwijtscheldingsregeling gebruik autochtonen en allochtonen het kleinst zijn in de gemeen-
maken dan autochtonen. ten Schouwen-Duiveland, Goes en Vlissingen.

Tabel 39: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal

Schouwen-Duiveland 61 66 62 62
Tholen 52 63 82 57
Noord-Beveland 45 50 80 48
Borsele 54 60 76 56
Goes 73 75 78 74
Kapelle 32 58 57 38
Reimerswaal 52 59 74 56

Middelburg 57 65 75 62
Vlissingen 55 57 52 55

Sluis 46 47 62 48
Hulst 56 64 84 61

51
Zeeuwse Armoedemonitor

52
Zeeuwse Armoedemonitor

7. Gemeentelijk sociaal fonds

7.1 Definitie Vlissingen en Hulst16. Ongeveer 0,9% van de huishoudens


in deze gemeenten maakt gebruik van een dergelijk fonds.
Het doel van de bijdrage is om het gebruik van maatschap- Onder huishoudens met een inkomen tot 105% van het
pelijke voorzieningen (zoals deelname aan verenigingen, sociaal minimum is het gebruik 14,0%.
sportclubs, krant, telefoon, scholing, ‘tafeltje-dekje’) door
de minst draagkrachtigen te stimuleren. Met de bijdrage Figuur 42 geeft een beeld van het gebruik van een GSF
wordt getracht te voorkomen dat mensen met een laag onder de minima per regio.
inkomen in een sociaal isolement terechtkomen. In de
praktijk zijn er diverse benamingen voor een Gemeentelijk Uit figuur blijkt dat de minima in Hulst duidelijk het vaakst
Sociaal Fonds (GSF) - bijv. ‘declaratiefonds’, ‘minimabij- gebruik maken van een GSF. In de Walcherse gemeenten
drage’ of ‘sociaal cultureel fonds’ - en kan de inhoud en wordt door minimumhuishoudens duidelijk het minst
concrete doelgroep nogal eens verschillen per gemeente. gebruik gemaakt van de regeling.

In tabel 40 is weergegeven hoe de bovenstaande cijfers zich


7.2 Gebruik verhouden tot de afzonderlijke gemeenten.

Van 9 aan het onderzoek deelnemende gemeenten zijn Tabel 40: Gebruik GSF minima per gemeente (%)
gegevens beschikbaar over het gebruik van een (soort) Niet Wel Totaal N
GSF, te weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Noord-
Beveland, Borsele, Reimerswaal, Middelburg, Veere,
Schouwen-Duiveland 95,1 4,9 100,0 618
Wel

Tholen 96,0 4,0 100,0 477


Figuur 42: Gebruik GSF minima per regio (%)
Noord-Beveland 76,0 24,0 100,0 146
45
Borsele 67,1 32,9 100,0 280
40
Reimerswaal 64,7 35,3 100,0 425
35

30 Middelburg 90,9 9,1 100,0 1.782


25 Veere 87,7 12,3 100,0 253
20 Vlissingen 88,0 12,0 100,0 2.196

15

Hulst 72,7 27,3 100,0 627


10

5
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in de gemeen-
0
te Reimerswaal door minima het meest gebruik wordt
al

st

gemaakt van een dergelijke regeling (35,3%). Opvallend is


gi

e
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
d

al
el
an

het lage gebruik van de regeling door minima in Schouwen-


W
ch
el

rs
Ze

te

Duiveland (4,9%) en Tholen (4,0%).


os
O

16 Ook Goes en Noord-Beveland kennen een maatschappelijk participatiefonds/declaratiefonds (gedetailleerde gegevens ontbreken). Hiervan maakten in 2006
1.160 (Goes) resp. 141 personen (Noord-Beveland) gebruik.
53
Zeeuwse Armoedemonitor

In figuur 43 is grafisch weergegeven hoe het gebruik van Als de minimumhuishoudens worden onderscheiden naar
een GSF zich verhoudt tot de leeftijd van de minima. het type huishouden blijken er grote verschillen in het
gebruik van een GSF. Vooral eenoudergezinnen en meer-
Figuur 43: Gebruik GSF minima naar leeftijd per regio (%) persoonshuishoudens met kinderen maken relatief veel
45 gebruik van een dergelijke regeling, zo blijkt uit de figuur
44.
40

35 Figuur 44: Gebruik GSF minima naar type huishoudens per

30
regio (%)
45
25
40
20
35
15
30
10
25
5
20
0
15
al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

10
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

te

5
os
O

18-24 25-39 40-64 65eo 0


al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch
de
nd

al
el

W
la

Uit de bovenstaande figuur blijkt dat vooral mensen in


ch
e

rs
Ze

te
de (middelbare) leeftijdscategorieën, van 25 t/m 64 jaar
os
O

gebruik maken van de regeling. In Hulst maken ook de 65- Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
plussers relatief veel gebruik van het GSF.

Hoe het gebruik van het GSF naar leeftijd zich manifesteert Het verhoudingsgewijs hoge gebruik door eenoudergezin-
op gemeentelijk niveau is weergegeven in de onder- nen en meerpersoonshuishoudens met kinderen is zowel in
staande tabel 41. de regio Oosterschelde als op Walcheren waar te nemen.
In Hulst is er minder verschil tussen de onderscheiden
Opvallend is dat in vrijwel alle gemeenten de 25 t/m 64 categorieën. Opvallend is hier wel het hoge gebruik door
jarigen de belangrijkste gebruikers zijn. meerpersoonshuishoudens met kinderen.

Tabel 41: Gebruik GSF minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 0 5 6 3 5 618
Tholen 0 2 5 5 4 477
Noord-Beveland 0 33 17 28 24 146
Borsele 0 32 40 24 33 280
Reimerswaal 7 38 45 22 35 425

Middelburg 1 9 13 6 9 1.782
Veere 33 12 17 4 12 253
Vlissingen 5 18 12 3 12 2.196

Hulst 0 29 32 23 27 627

54
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 42: Gebruik GSF minima naar type huishouden per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 2 13 4 6 5 618
Tholen 4 3 6 1 4 477
Noord-Beveland 16 35 21 50 24 146
Borsele 31 41 30 33 33 280
Reimerswaal 34 34 33 42 35 425

Middelburg 7 16 4 15 9 1.782
Veere 8 29 10 15 12 253
Vlissingen 0 38 2 35 12 2.196

Hulst 25 26 29 41 27 627

Hoe deze cijfers uitvallen op het niveau van alle gemeen- Figuur 45: Gebruik GSF minima naar bron inkomen per
ten is weergegeven in tabel 42. regio (%)
50

Uit tabel 42 blijkt dat niet in alle gemeenten vooral eenou- 45


dergezinnen en meerpersoonshuishoudens met kinderen
40
gebruik maken van de regeling. In Borsele, Reimerswaal en
35
Hulst maken ook alleenstaanden en meerpersoonshuishou-
dens zonder kinderen relatief veel gebruik van de regeling. 30

25

Als de minimumhuishoudens worden onderscheiden naar 20


de bron van het inkomen blijkt dat vooral mensen met
15
een WWB-uitkering gebruik maken van een GSF (figuur
10
45).
5

Afbeelding 45 maakt ook duidelijk dat in elke onderschei- 0

den regio WWB-ontvangers het meest gebruik maken van


al

io

st
en
ta

ul
er
re

H
to

ch

het GSF.
de
nd

al
el

W
la

ch
e

rs
Ze

te
os

In tabel 43 is weergegeven wat het gebruik van een GSF is


O

per gemeente. WWB AOW Ov. Inkomen

Tabel 43: Gebruik gemeentelijk sociaal fonds minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 8 3 3 5 618
Tholen 5 5 2 4 477
Noord-Beveland 22 28 21 24 146
Borsele 40 24 31 33 280
Reimerswaal 49 22 28 35 425

Middelburg 14 6 4 9 1.782
Veere 19 4 13 12 253
Vlissingen 16 3 9 12 2.196

Hulst 36 23 23 27 627

55
Zeeuwse Armoedemonitor

Uit tabel 42 kan worden afgeleid dat in vrijwel alle gemeen- Tabel 44: Gebruik GSF minima naar duur inkomen per
ten WWB-ontvangers relatief het meest gebruik maken van gemeente (%)
de regeling. Alleen in de gemeente Noord-Beveland vormen < 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N
de AOW-ers de grootste categorie. Het aantal gebruikers
van de regeling onder huishoudens met overig inkomen is
opvallend hoger in Borsele (31%) en Reimerswaal (28%).
Schouwen- 3 3 6 5 617
Als wordt gekeken naar de duur van de inkomenssitu- Duiveland
atie dan blijkt een eenduidig verband. Naarmate huishou-
Tholen 3 1 6 4 475
dens langer tot de minima behoren maken zij meer gebruik
Noord- 12 27 23 23 145
van een GSF (figuur 46).
Beveland

Figuur 46: Gebruik GSF minima naar duur inkomenssituatie


Borsele 0 23 40 33 279
per regio (%) Reimerswaal 2 25 46 35 424

45
Middelburg 1 4 15 9 1.769
40
Veere 0 12 14 12 252
35
Vlissingen 4 7 19 12 2.123
30

25 Hulst 8 27 30 27 623
20

15
Figuur 47: Gebruik GSF minima naar etnische achtergrond
per regio (%)
10
50
5
45
0
40
al

io

st
en
ta

ul
er
re

35
H
to

ch
de
nd

al
el

W
la

ch
e

30
rs
Ze

te
os
O

25
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
20

Figuur 46 maakt ook duidelijk dat de (eenduidige) relatie 15

tussen de duur van de inkomenssituatie en het gebruik van 10


het GSF zich in alle regio’s manifesteert. 5

0
De toename van het gebruik van het GSF doet zich ook
al

io

st
en

voor op het niveau van de afzonderlijke gemeenten (tabel


ta

ul
er
re

H
to

ch
de
nd

al

44). Alleen in Noord-Beveland is de relatie niet eenduidig.


el

W
la

ch
e

rs
Ze

te
os
O

Ook met betrekking tot de etnische achtergrond van


Autochtoon W. allochtoon
de minimumhuishoudens is er een duidelijke relatie. n-W. allochtoon

Huishoudens met een niet-Westerse achtergrond maken


het vaakst gebruik van een GSF; autochtone huishoudens
duidelijk het minste. Dit is grafisch weergegeven in figuur Bij onderscheiding naar regio blijkt dat de hierboven
47. beschreven relatie tussen etnische achtergrond en het
gebruik van GSF in alle drie onderscheiden regio’s bestaat.
Opvallend is het hoge gebruik van de regeling in Hulst; met
name door niet-Westers allochtonen.

Het gebruik van een GSF van de minima naar etniciteit op


gemeenteniveau is weergegeven in tabel 45.

56
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 45 Gebruik GSF minima naar etniciteit per gemeente (%)


Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N

Schouwen-Duiveland 5 4 7 5 618
Tholen 3 12 2 4 477
Noord-Beveland 24 19 30 24 146
Borsele 31 36 48 33 280
Reimerswaal 32 44 44 35 425

Middelburg 8 11 12 9 1.778
Vlissingen 9 12 18 12 2.196

Hulst 23 28 49 27 627

Uit tabel 45 blijkt dat het gebruik van het GSF door autoch-
tonen uiteenloopt van 3% (Tholen) tot 32% (Reimerswaal).
Het gebruik door Westers allochtonen varieert van 4%
(Schouwen-Duiveland) tot 44% (Reimerswaal). Onder niet-
Westers allochtonen loopt het gebruik van het GSF het
sterkst uiteen: van 2% (Tholen) tot 49% (Hulst).

57
Zeeuwse Armoedemonitor

58
Zeeuwse Armoedemonitor

8. Vergoeding duurzame gebruiksgoederen


8.1 Definitie Figuur 48: Gebruik vergoeding DGG naar leeftijd (%)

10
Gemeenten kunnen minima jaarlijks of eens in de twee
9
of drie jaar een gedeeltelijke of volledige vergoeding
8
geven voor de reparatie of aanschaf van als noodzakelijk
7
beschouwde duurzame gebruiksgoederen als een wasma-
6
chine, koelkast e.d.
5

8.2 Gebruik 3

2
Van de Zeeuwse gemeenten hebben we over het gebruik 1
van een vergoeding voor de aanschaf van duurzame 0
gebruiksgoederen alleen beschikking over cijfers van de Middelburg

gemeente Middelburg. De andere Walcherse gemeenten, 18-24 25-39 40-64 65eo


Veere en Vlissingen, kennen ook een vergelijkbare regeling
(verstrekking woninginrichting huisraad genoemd), maar is
vanwege een andere wijze van registreren onder de bijzon-
dere bijstand geboekt17. Figuur 49: Gebruik vergoeding DGG naar type huishouden (%)
10
Binnen de gemeente Middelburg maakt ongeveer 0,4%
9
van alle huishoudens gebruik van een dergelijke vergoe-
8
ding. Onder huishoudens met een inkomen tot 105% van
7
het sociaal minimum is het gebruik 4,6%.
6

Als de (Middelburgse) minimumhuishoudens worden 5


onderscheiden naar leeftijd kan worden vastgesteld dat 4
een vergoeding voor duurzame gebruiksgoederen vooral
3
terechtkomt bij de huishoudens van de middelbare leef-
2
tijdscategorieën (figuur 48).
1

Als de Middelburgse minima worden onderscheiden naar 0


Middelburg
het type huishouden dan wordt duidelijk dat vooral meer-
Alleenstaand Eenoudergezin
persoonshuishoudens met kinderen en (in iets mindere Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

mate) eenoudergezinnen gebruik maken van een gemeen-


telijke vergoeding voor duurzame gebruiksgoederen (figuur
49).

17 In Veere zijn hier 17 verstrekkingen op gedaan, in Vlissingen 69.

59
Zeeuwse Armoedemonitor

In figuur 50 is grafisch weergegeven hoe het gebruik van Uit figuur 51 blijkt dat de langdurige minima relatief het
vergoedingen voor duurzame gebruiksgoederen in de vaakst gebruik maken van een dergelijke regeling. De ver-
gemeente Middelburg zich verhoudt tot de inkomensbron schillen met de andere categorieën zijn echter betrekkelijk
van de minima. Hieruit blijkt dat minima met een WWB- gering.
uitkering er verhoudingsgewijs duidelijk vaker gebruik van
maken dan de overige categorieën. Bij onderscheiding naar etnische achtergrond valt op dat
de Middelburgse minima met een niet-Westerse achter-
Figuur 50: Gebruik vergoeding DGG hh tot 105% minimum grond verhoudingsgewijs het meest gebruik maken van de
naar bron inkomen (%) vergoeding voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoe-
10 deren (figuur 52).
9
Figuur 52: Gebruik vergoeding DGG naar etnische
8
achtergrond (%)
7
10
6
9
5
8
4

7
3

2 6

1 5

0 4
Middelburg
3
WWB AOW Ov. Inkomen
2

1
In figuur 51 is het gebruik van de vergoedingen voor duur-
0
zame gebruiksgoederen weergegeven naar de duur van Middelburg
de inkomenssituatie van de (Middelburgse) minima. Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon

Figuur 51: Gebruik vergoeding DGG naar duur


inkomenssituatie (%)

10

0
Middelburg

< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar

60
Zeeuwse Armoedemonitor

9. Categoriale bijstand
9.1 Definitie In figuur 53 is weergegeven hoe het gebruik van de catego-
riale bijstand van de minima is per gemeente.
Categoriale bijstand kon tot voor kort in principe verleend
worden aan categorieën die in dezelfde bijzondere omstan- Figuur 53: Gebruik categoriale bijstand minima per
Wel

digheden verkeren. Deze categoriale verstrekking diende gemeente (%)


daarbij te voldoen aan een aantal randvoorwaarden: 35
- er kon geen recht bestaan op een tegemoetkoming uit
een voorliggende voorziening; 30
- de voorziening moest bereikbaar zijn voor iedereen die
in dezelfde omstandigheden verkeert; 25

- de voorziening moest betrekking hebben op het


20
bestrijden van kosten die door iedereen die tot de
doelgroep behoort worden gemaakt;
15
- de noodzaak van deze kosten hoefde niet individueel
te worden aangetoond. 10

Op dit moment is categoriale bijstand alleen nog toege- 5

staan voor mensen van 65 jaar en ouder, voor chronisch


0
zieken en/of gehandicapten. In de praktijk vullen gemeen-
Schouwen- Middelburg Veere Vlissingen
ten dat op een eigen manier in. Duiveland

In tegenstelling tot de normale (bijzondere) bijstandsverle-


ning worden door het Rijk aan het verlenen van categoriale Uit figuur 53 blijkt dat het gebruik van categoriale bijstand
bijstand geen voorwaarden gesteld aan inkomens- en ver- onder de minima het hoogst is in de gemeente Middelburg
mogensgrenzen. Lokale overheden zijn dus grotendeels vrij (12,5%); het laagst in de gemeente Veere (9,1%).
in het te voeren beleid.
Als voor deze 4 gemeente te samen de minimumhuishou-
dens worden onderscheiden naar leeftijd blijkt een zeer
9.2 Gebruik sterk verband met het gebruik van categoriale bijstand.
Naarmate de leeftijd toeneemt stijgt het gebruik van de
Van de Zeeuwse gemeenten hebben we over het gebruik regeling. Dit is grafisch weergegeven in figuur 54. De
van categoriale bijstand de beschikking over cijfers van de afnemers van de regeling tot 65 jaar zullen in de praktijk
gemeenten Schouwen-Duiveland, Middelburg, Veere en bestaan uit chronisch zieken en gehandicapten.
Vlissingen18. Van alle huishoudens in deze 4 gemeenten
maakt ongeveer 1,0% gebruik van categoriale bijstand.
Onder huishoudens met een inkomen tot 105% van het
sociaal minimum is het gebruik 11,5%.

18 Ook Tholen en Borsele kennen een regeling voor categoriale bijstand (gedetailleerde cijfers ontbreken). Hiervan maakten in 2006 10 (Tholen) resp. 39
(Borsele) personen gebruik.

61
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 54: Gebruik categoriale bijstand minima naar leeftijd Figuur 55: Gebruik categoriale bijstand naar minima type
(%) huishoudens (%)
35
35
35 35

30 30
30 30

25 25
25 25

20 20
20 20

15 15
15 15

10 10
10 10

5 5
5
5
0
0
0 Zeeland totaal
0 Zeeland totaal
Zeeland totaal
Zeeland totaal Alleenstaand Eenoudergezin
18-24 25-39 40-64 65eo Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
18-24 25-39 40-64 65eo Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

In tabel 46 is weergegeven hoe de bovenstaande cijfers Figuur 55 maakt duidelijk dat vooral alleenstaanden en
uitvallen per gemeente. meerpersoonshuishoudens zonder kinderen gebruik maken
van categoriale bijstand.

Tabel 46: Gebruik categoriale bijstandminima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N

Schouwen-Duiveland 0 3 9 22 11 618

Middelburg 0 7 13 25 13 1.782
Veere 0 5 13 6 9 253
Vlissingen 1 3 12 33 11 2.196

De bovenstaande tabel maakt duidelijk dat in drie van de Hoe het gebruik van de categoriale bijstand naar type
vier gemeenten er sprake is van een sterk verband tussen huishouden is per gemeente is weergegeven in de onder-
leeftijd en het gebruik van categoriale bijstand. Alleen in staande tabel 47.
Veere is deze relatie beduidend minder sterk.

Onderscheiding naar type huishouden leidt eveneens tot


verschillen in het gebruik van categoriale bijstand. Dit is
grafisch weergegeven in figuur 55.

Tabel 47: Gebruik categoriale bijstand minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N

Schouwen-Duiveland 11 3 18 5 11 618

Middelburg 17 4 14 7 13 1.782
Veere 6 8 17 7 9 253
Vlissingen 15 4 13 6 11 2.196

62
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 47 maakt duidelijk dat in drie van de vier onder- Uit tabel 48 kan worden afgeleid dat alleen in Veere de
scheiden gemeenten alleenstaanden en meerpersoonshuis- AOW-ontvangers niet de grootste gebruikers zijn van cate-
houdens zonder kinderen het meest gebruik maken van goriale bijstand.
categoriale bijstand. Alleen in Veere blijft het gebruik door
alleenstaanden wat achter. Als de minimumhuishoudens worden onderscheiden naar
de duur van de inkomenssituatie blijkt een duidelijk ver-
Als voor deze 4 gemeenten de minima worden onder- band met het gebruik van categoriale bijstand. Naarmate
scheiden naar de inkomensbron blijkt dat de categoriale de duur van de huidige inkomenssituatie langer is wordt
bijstand (uiteraard) vooral terecht komt bij mensen met een vaker gebruik gemaakt van de regeling (figuur 57).
AOW-uitkering, de 65-plussers. Mensen met een WWB-uit-
kering of een andersoortige inkomensbron maken duidelijk Figuur 57: Gebruik categoriale bijstand naar duur
veel minder gebruik van de regeling (figuur 56). In de prak- inkomenssituatie (%)
35
tijk gaat het hier om de chronisch zieken/gehandicapten. 35
30
30
Figuur 56: Gebruik categoriale bijstand naar bron inkomen
25
(%)
30 25
30 20
20
25
15
25
15
20 10
20 10
5
15
15 5
0
10 0 Zeeland totaal
10 Zeeland totaal
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
5 < 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
5

0 Het gebruik van categoriale bijstand naar duur van de inko-


0 Zeeland totaal
Zeeland totaal menssituatie per gemeente is weergegeven in tabel 49.
WWB AOW Ov. Inkomen
WWB AOW Ov. Inkomen

In tabel 48 zijn bovenstaande cijfers weergegeven op het


niveau van de onderscheiden gemeenten.

Tabel 48: Gebruik categoriale bijstand minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N

Schouwen-Duiveland 7 22 6 11 618

Middelburg 10 25 9 13 1.782
Veere 10 6 11 9 253
Vlissingen 10 33 5 11 2.196

63
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 49: Gebruik categoriale bijstand minima naar duur Figuur 58: Gebruik categoriale bijstand minima naar
inkomen per gemeente (%) etnische achtergrond (%)
35
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N 35

30
30
Schouwen- 9 9 12 11 617
25
Duiveland 25

20
20
Middelburg 6 11 14 12 1.769 15
15
Veere 4 10 10 9 252
10
Vlissingen 2 8 16 11 2.123 10

5
5
Uit tabel 49 blijkt dat de sterke relatie tussen het gebruik
0
van categoriale bijstand en duur van de inkomenssituatie 0 Zeeland totaal
zich vooral manifesteert in Middelburg en Vlissingen. Zeeland totaal
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Als de minima worden onderscheiden naar de etnische
achtergrond (niet beschikbaar voor Veere) blijkt dat onder
mensen met een niet-Westerse achtergrond verhoudings- Bij nadere onderscheiding naar gemeente blijkt dat het
gewijs wat minder van de regeling gebruik wordt gemaakt bovenstaande beeld zich met name in Middelburg als in
dan onder de overige categorieën (figuur 58). Vlissingen voordoet (tabel 50).

Tabel 50: Gebruik categoriale bijstand minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N

Schouwen-Duiveland 12 6 6 11 618

Middelburg 14 14 8 13 1.778
Vlissingen 12 13 8 11 2.196

64
Zeeuwse Armoedemonitor

10. Cumulatief gebruik

In de voorgaande hoofdstukken is uitgebreid aandacht Uit tabel 51 blijkt dat van alle 12 aan het onderzoek
besteed aan het gebruik van een 7-tal inkomensondersteu- meewerkende gemeenten cijfers beschikbaar zijn over het
nende regelingen waarvan huishoudens gebruik kunnen gebruik van bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag
maken. In de onderstaande tabel is een overzicht gege- en de kwijtschelding van gemeentelijke belasting. Ook
ven van deze regelingen en is per gemeente aangegeven over het gebruik van het gemeentelijk sociaal fonds (GSF)
over welke regelingen in deze armoedemonitor cijfers zijn zijn cijfers beschikbaar van een groot aantal gemeenten
opgenomen. De huurtoeslag (landelijke regeling) en WMO (9). De overige regelingen scoren duidelijk lager. Sommige
(niet inkomensondersteunend) zijn in dit overzicht niet gemeenten kennen bepaalde regelingen niet, bij ande-
opgenomen19. ren konden geen cijfers worden opgeleverd. Van alle 12
deelnemende gemeenten zijn de meeste data beschikbaar
Tabel 51: Overzicht onderzoeksdata van de gemeente Middelburg (7). Ook van de gemeenten
1 2 3 4 5 6 7 DATA Schouwen-Duiveland, Veere en Vlissingen zijn veel cijfers
Schouwen- 1 1 1 1 1 1 6 gebruikt (6). Van de gemeenten Goes, Kapelle en Sluis heb-
Duiveland ben we de beschikking over de minste gegevens (3).

Tholen 1 1 1 1 1 5
Noord-Beveland 1 1 1 1 4
Gebruik
Borsele 1 1 1 1 1 5 Van alle minimumhuishoudens in Zeeland maakt 77,7%
Goes 1 1 1 3 gebruik van één of meer van de in de woongemeente gel-
Kapelle 1 1 1 3 dende bovengenoemde regelingen. 22,3% van de minima
Reimerswaal 1 1 1 1 4 maakt dus van geen enkele regeling gebruik. In figuur 59
is het niet-gebruik per regio grafisch weergegeven. Hieruit
blijkt dat er sterke verschillen zijn tussen de onderscheiden
Middelburg 1 1 1 1 1 1 1 7
regio’s.
Veere 1 1 1 1 1 1 6
Vlissingen 1 1 1 1 1 1 6

Sluis 1 1 1 3
Hulst 1 1 1 1 1 5

Zeeland totaal 12 12 6 12 9 1 5 57

1 Bijzondere bijstand 5 GSF


2 Langdurigheidstoeslag 6 Verg. Gebr. Goed.
3 CZV 7 Cat. Bijstand
4 Kwijtschelding

1=data aanwezig

19 Zie Bijlagen 3 (huursubsidie) en 4 (WMO).

65
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 59: Geen gebruik regelingen minima per regio (%) Uit tabel 52 blijkt dat het niet-gebruik door minima van
de in de gemeente aanwezige inkomensondersteunende
40
regelingen het grootst is in Kapelle (53,8%); gevolgd door
35
Noord-Beveland (41,1%) en Sluis (38,5%). De minimum-
30 huishoudens in Vlissingen maken verhoudingsgewijs het
25
meest gebruik van één of meer inkomensondersteunende
regelingen. Het niet-gebruik ligt hier het laagst (14,0%).
20
Ook in Goes (18,5%), Schouwen-Duiveland (19,6%) en
15 Middelburg (20,8%) ligt het niet-gebruik onder het gemid-
10 delde van de 12 aan het onderzoek deelnemende gemeen-
ten (22,3%).
5

0 De bovenstaande cijfers over het gebruik en niet-gebruik


van de gemeentelijke regelingen weerspiegelt zich ook
al

io

en

st
ta

ul
er
re

H
to

ch
de

s/

in het gemiddeld aantal regelingen waarvan minima per


nd

al

ui
el

Sl
la

ch
e

gemeente gebruik maken (figuur 60). Evenals bij tabel


rs
Ze

te
os

52 dient hierbij wel opgemerkt te worden dat de kans op


O

gebruik per gemeente natuurlijk hoger is naarmate er meer


In Sluis/Hulst ligt het niet-gebruik (35,2%) duidelijk veel regelingen bestaan, c.q. cijfers hierover beschikbaar zijn.
hoger dan in de Oosterschelderegio (24,3%) en Walcheren
(17,4%). Deze verschillen zijn ook terug te vinden op Figuur 60: Gemiddeld aantal afgenomen producten
gemeenteniveau. minima per gemeente
2,00
Tabel 52: Cumulatief gebruik minima naar aantal afgeno- 1,80
men producten per gemeente 1,60

geen wel Totaal N 1,40

gebruik gebruik 1,20

1,00

0,80
Schouwen- 19,6 80,4 100 618
0,60
Duiveland
0,40
Tholen 25,4 74,6 100 477
0,20
Noord- 41,1 58,9 100 146
0,00
Beveland
d

Bo d

l
ev n

st
e

e r le

si e
en

s
g
aa
oe

ui
an

el
an

er
le

ur
i m pe l

ul
ng

Sl
sw
rs
o

Ve

Borsele 28,6 71,4 100 280


lb
G

H
l

el
ve

rd Th

Re Ka

de

is
ui

id
-B

Vl
-D

Goes 18,5 81,5 100 909


en

oo
uw

N
ho

Kapelle 53,8 46,2 100 78


Sc

Reimerswaal 28,5 71,5 100 425


Figuur 60 maakt duidelijk dat het gemiddeld aantal afge-
nomen producten in Vlissingen het hoogst ligt (1,73). Ook
Middelburg 20,8 79,2 100 1.782
Middelburg (1,65), Borsele (1,58), Schouwen-Duiveland
Veere 23,7 76,3 100 253
(1,55) en Veere (1,50) hebben een relatief hoog gemid-
Vlissingen 14,0 86,0 100 2.196 deld aantal regelingen waarvan minima gebruik maken. Dit
geldt zeker niet voor Sluis (0,87), Noord-Beveland (0,86) en
Sluis 38,5 61,5 100 527 Kapelle (0,59).
Hulst 32,4 67,6 100 627
In tabel 53 is een overzicht weergegeven van het gemid-
deld gebruik van het aantal regelingen per gemeente als
wordt onderscheiden naar leeftijd.

66
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 53: Gemiddeld aantal afgenomen producten Uit tabel 54 blijkt dat in zes gemeenten meerpersoons-
minima naar leeftijd oudste per gemeente (%) huishoudens met kinderen gemiddeld het meest gebruik
18-24 25-39 40-64 65eo maken van de regelingen, gevolgd door eenoudergezinnen
(in 5 gemeenten).

Schouwen-Duiveland 0,88 1,53 1,80 1,16


Als de minima worden onderscheiden naar inkomensbron
Tholen 1,13 1,60 1,64 0,88
blijkt eveneens een duidelijk verband (tabel 55). Mensen
Noord-Beveland 0,00 1,26 0,92 0,60 met een WWB-uitkering maken gemiddeld het vaakst
Borsele 1,00 1,85 1,69 1,29 gebruik van inkomensondersteunende regelingen.
Goes 0,77 0,93 1,24 1,13
Kapelle 0,67 0,73 1,00 0,27 Tabel 55: Gemiddeld aantal afgenomen producten

Reimerswaal 1,00 1,52 1,68 0,83 minima naar bron inkomen per gemeente
WWB AOW Overig
Inkomen
Middelburg 1,07 1,69 2,01 1,06
Veere 2,00 1,63 1,96 0,70
Schouwen-Duiveland 1,93 1,16 1,45
Vlissingen 1,08 1,58 1,84 2,03
Tholen 1,75 0,88 1,38

Sluis 0,89 1,02 1,12 0,51 Noord-Beveland 0,92 0,60 1,12


Borsele 1,66 1,29 1,81
Hulst 0,50 1,60 1,62 1,28
Goes 1,12 1,13 1,15
Kapelle 0,48 0,27 1,30
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in vrijwel alle gemeen- Reimerswaal 1,73 0,83 1,39
ten het gemiddeld aantal afgenomen producten het hoogst
is onder de categorie 40-64 jarigen.
Middelburg 2,14 1,06 1,27
Veere 2,08 0,70 1,63
Hoe de relatie is tussen het gemiddeld gebruik en het type
huishouden is weergegeven in tabel 54. Vlissingen 1,98 2,03 1,21

Sluis 1,16 0,51 0,96


Hulst 1,78 1,28 1,34

Tabel 54: Gemiddeld aantal afgenomen producten minima naar huishoudtype per gemeente
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.

Schouwen-Duiveland 1,46 1,81 1,60 1,55


Tholen 1,13 1,65 1,40 1,78
Noord-Beveland 0,74 1,26 0,61 1,38
Borsele 1,39 1,96 1,56 1,80
Goes 1,14 1,04 1,14 1,20
Kapelle 0,47 0,71 0,90 0,80
Reimerswaal 1,23 1,39 1,46 1,68

Middelburg 1,55 1,78 1,64 1,94


Veere 1,23 2,39 1,35 1,85
Vlissingen 1,66 2,00 1,48 1,90

Sluis 0,81 1,27 0,82 0,90


Hulst 1,39 1,42 1,50 1,98

67
Zeeuwse Armoedemonitor

Uit tabel 55 blijkt verder dat de grootste categorie ‘afne- Bij negen gemeenten blijkt dat naarmate minima langer
mers’ van inkomensondersteunende regelingen sterk ver- tot de minima behoren zij gemiddeld van meer regelingen
schillen per gemeente. In zeven gemeenten maken mensen gebruik maken.
met een WWB-uitkering gemiddeld het meest gebruik van
de regelingen. Dit betreft Schouwen-Duiveland, Tholen, Als de minima worden onderscheiden naar etnische her-
Reimerswaal, Middelburg, Veere, Sluis en Hulst. In één komst (excl. cijfers Veere) blijkt dat in alle elf onderzochte
gemeente (Vlissingen) vormen AOW-ontvangers de belang- gemeenten allochtonen - met name van niet-Westerse
rijkste categorie. In de overige vier gemeenten zijn dat afkomst - gemiddeld het meest gebruik maken van de
mensen met een andersoortig inkomen. onderscheiden regelingen. Niet verwonderlijk gezien het
hoge percentage allochtonen met een laag inkomen (zie
Als de minima worden onderscheiden naar de duur van de hoofdstuk 2).
inkomenssituatie blijkt eveneens een duidelijk verband
(tabel 56). Tabel 57: Gemiddeld aantal afgenomen producten
minima naar etniciteit per gemeente
Tabel 56: Gemiddeld aantal afgenomen producten Autochtoon W. n-W.
minima naar duur inkomen per gemeente allochtoon allochtoon
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
Schouwen- 1,54 1,59 1,58
Schouwen-Duiveland 0,27 1,27 1,97 Duiveland
Tholen 0,57 1,25 1,53 Tholen 1,20 1,69 2,04
Noord-Beveland 0,12 0,86 1,01 Noord- 0,83 0,88 1,30
Borsele 0,00 1,29 1,84 Beveland
Goes 0,00 0,68 1,28 Borsele 1,48 1,79 2,19
Kapelle 0,25 1,14 0,27 Goes 1,11 1,27 1,14
Reimerswaal 0,12 1,25 1,64 Kapelle 0,44 0,92 1,29
Reimerswaal 1,24 1,64 1,71
Middelburg 0,58 1,35 2,05
Veere 0,83 1,41 1,66 Middelburg 1,50 1,76 2,01
Vlissingen 0,51 1,33 2,41 Vlissingen 1,70 1,79 1,74

Sluis 0,15 1,06 0,89 Sluis 0,82 0,93 1,19


Hulst 0,31 1,58 1,50 Hulst 1,29 1,56 2,26

68
Zeeuwse Armoedemonitor

11. Samenvatting en conclusies

11.1 Algemeen minima (51,8%) behoort reeds 3 jaar of langer tot deze
categorie. Dit betekent dat (bij benadering) rond de 2.500
Per 1 januari 2006 telde Zeeland 163.682 zelfstandige Zeeuwse kinderen onder de 18 jaar deel uitmaken van de
huishoudens (bron: CBS). Van de 12 Zeeuwse gemeenten langdurige minimumhuishoudens.
die meewerkten aan deze eerste armoedemonitor - alleen
Terneuzen ontbrak - ontvangt ongeveer 5,9% van de huis- Bij een nadere analyse van de gegevens blijkt dat er onder
houdens (ruim 8.000 huishoudens) een inkomen onder de de minima een oververtegenwoordiging is van alleen-
105% van het sociaal minimum. Dit cijfer ligt duidelijk lager staanden en (met name) eenoudergezinnen. Tegelijkertijd
dan het landelijk gemiddelde (9,3%), zoals dat door het is sprake van een ondervertegenwoordiging van meerper-
CBS en het SCP voor 2006 is geraamd20. Vermoedelijk zou soonshuishoudens (met name zonder kinderen). Ook wat
het percentage iets hoger hebben gelegen als ook de cijfers leeftijd betreft is sprake van enige onevenwichtigheid. Er is
van de gemeente Terneuzen beschikbaar waren geweest. een lichte oververtegenwoordiging van de jongste leeftijds-
categorie en een kleine ondervertegenwoordiging van de
Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat Walcheren 65-plussers. Een schevere verdeling is er als wordt gekeken
de meeste minima telt (8,1%). Van de 12 deelnemende naar de etnische achtergrond. Onder alle minima is sprake
gemeenten telt Vlissingen het hoogste percentage mini- van een sterke oververtegenwoordiging van niet-Westers
mumhuishoudens: 10,1%, gevolgd door de gemeenten allochtonen.
Middelburg (8,3%) en Goes (5,5%). Het laagste aandeel
minima is woonachtig in de gemeente Kapelle: 1,7%.
11.2 Gebruik gemeentelijke
Ongeveer 7% van de Zeeuwse minima ontvangt het hui- regelingen
dige inkomen korter dan 1 jaar. Bijna vier op de tien minima
ontvangt een dergelijk minimuminkomen reeds 1-3 jaar. In het armoedeonderzoek is uitgebreid ingegaan op het
Ruim de helft (53,5%) behoort al meer dan drie jaar tot gebruik van een 7-tal inkomensondersteunende (gemeen-
de minima. Zij vormen daarmee de categorie langdurige telijke) regelingen. Uit de inventarisatie bleek dat van
minima. Voor geheel Zeeland (incl. Terneuzen) zou dat (bij de 7 regelingen waarover cijfers beschikbaar waren de
benadering) neerkomen op ruim 5.000 huishoudens. minima in Zeeland relatief het meest gebruik maken van
de kwijtscheldingsregeling voor gemeentelijke belastin-
Het aantal personen dat per 1-1-2006 in Zeeland woon- gen (58,8%), gevolgd door de CZV (44,1%). Van een
achtig was bedroeg 380.186 (bron: CBS). Van de inwoners gemeentelijke vergoeding voor de aanschaf voor duurzame
van de 12 gemeenten die aan het onderzoek meewerkten gebruiksgoederen (alleen gemeente Middelburg) wordt
maakt ongeveer 4,9% deel uit van een huishouden onder verhoudingsgewijs het minst gebruik gemaakt (4,6%). Dit
het sociaal minimum. Voor geheel Zeeland zou dat neerko- is grafisch weergegeven in figuur 61.
men op bijna 19.000 personen. Ruim een kwart daarvan
(26,6%) is onder de 18 jaar; iets meer dan de helft van de

20 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007’; SCP en CBS, Den Haag, december 2007

69
Zeeuwse Armoedemonitor

Figuur 61: Gebruik minima van inkomensondersteunende natuurlijk dat deze regeling bestemd is voor een specifieke
regelingen (%) categorie (ouderen en/of chronisch zieken).
60

Figuur 61 maakt ook duidelijk dat het niet-gebruik van


50
inkomensondersteunende regelingen door minima aan-
40 zienlijk is en uiteenloopt van 41,2% (kwijtschelding) tot
95,4% (Vergoeding duurzame gebruiksgoederen).
30

Als de cijfers worden onderscheiden naar gemeente blijkt


20
dat het gebruik per regeling en per gemeente sterk uiteen-
10 loopt (tabel 58).

0
Als we voor de 12 deelnemende gemeenten alle 7 onder-
nd

nd
.

sg
rz

scheiden inkomensondersteunende regelingen samen


nd
la

in
ta

ta
Ve
es

ik
el

fo
js

js
ru
eg
to

c.
bi

bi
ek

nemen blijkt dat van alle minimumhuishoudens in deze


sr
.

So

ge
d
.

t.
t

ng
jz

ek
ng

Ca
Bi

e
di

em
Zi
La

am

gemeenten 77,7% gebruik maakt van één of meer rege-


l
he
.

G
ct

z
sc

ur
lle

ijt

du

lingen. Dit betekent tegelijkertijd dat 22,3% van de


Co

Kw

.
rg
Ve

minima dus van geen enkele regeling gebruik maakt.


Het niet-gebruik is het hoogst in de regio Sluis/Hulst
Uit de bovenstaande afbeelding blijkt verder dat van de (35,2%), het laagst in de regio Walcheren (17,4%). In de
overige regelingen alleen het gebruik van bijzondere bij- Oosterschelderegio ligt het niet-gebruik op 24,3%.
stand hoger is dan 20%. Voor de categoriale bijstand geldt

Tabel 58: Gebruik regelingen (%)


BB LT CZV KW GSF VDG CB

Schouwen-Duiveland 32,5 12,1 36,7 62,0 4,9 nb 7,9


Tholen 37,5 8,0 30,2 56,6 4,0 nb nb
Noord-Beveland 11,6 2,7 nb 47,9 24,0 nb nb
Borsele 31,1 5,4 31,8 56,4 32,9 nb nb
Goes 26,6 12,4 nb 74,5 nb nb nb
Kapelle 19,2 1,3 nb 38,5 nb nb nb
Reimerswaal 34,6 10,8 nb 56,0 35,3 nb nb

Middelburg 22,1 11,1 45,3 61,9 9,1 4,6 12,5


Veere 30,8 2,8 46,2 51,0 12,3 nb 9,1
Vlissingen 27,0 12,8 56,9 54,5 12,0 nb 11,2

Sluis 28,3 10,8 nb 47,6 nb nb nb


Hulst 33,0 7,5 18,7 61,1 27,3 nb nb

Zeeland totaal 27,8 10,6 44,1 58,8 14,0 4,6 11,5

Oosterschelderegio 30,3 10,0 33,5 62,3 16,8 nb 7,9


Walcheren 25,2 11,5 51,4 57,4 10,8 4,6 11,6
Sluis/Hulst 30,8 9,0 18,7 54,9 27,3 nb nb

BB=Bijzondere Bijstand GSF=Gemeentelijk Sociaal Fonds


LT=Langdurigheidstoeslag VDG=Vergoeding Duurzame Gebruiksgoederen
CZV=Collectieve Ziektekostenverzekering CB=Categoriale Bijstand
KW=Kwijtscheldingsregeling

nb=niet bekend

70
Zeeuwse Armoedemonitor

Als wordt onderscheiden naar gemeente blijkt dat het - De gesignaleerde verschillen in het niet-gebruik maken
niet-gebruik het hoogst ligt in de gemeente Kapelle nog niet duidelijk wat de aard is van het niet-gebruik.
(53,8%), het laagst in de gemeente Vlissingen (14,0%) (zie Uit recent onderzoek van het Nibud21 in Borsele blijkt
ook hoofdstuk 10). bijvoorbeeld dat ongeveer een op de vier huishoudens
in deze gemeente bewust afzag een aanvraag te
De bovenstaande percentages manifesteren zich tegelijker- doen op een bepaalde inkomensondersteuning. Alleen
tijd in het gemiddeld aantal regelingen waarvan de minima nader onderzoek op het niveau van de afzonderlijke
gebruik maken. Die ligt duidelijk het hoogst in Vlissingen gemeenten kan hierover duidelijkheid verschaffen.
(1,73), het laagst in Kapelle (0,59). Uiteraard speelt in dit
alles ook mee dat de ene gemeente meer regelingen kent - Ongeveer 5,9% van de Zeeuwse huishoudens leefde
dan de andere, c.q. er over meer regelingen cijfers beschik- per 1-1-2006 onder het sociaal minimum. Hoewel dit
baar waren. cijfer onder het geraamde landelijk cijfer22 ligt (9,3%)
zijn er per gemeente grote verschillen. Zo ligt de
Over het algemeen maken in Zeeland mensen in de gemeente Vlissingen met ruim 10% duidelijk boven
leeftijdscategorie 40-64 jaar, eenoudergezinnen, meerper- dit Zeeuwse gemiddelde. Bovendien zijn er ook bin-
soonshuishoudens met kinderen, ontvangers van een bij- nen de grenzen van de gemeenten grote verschillen
standsuitkering, niet-Westers allochtonen en/of langdurige tussen ‘arme’ en ‘rijke’ buurten. Een nadere analyse op
minima het meest gebruik van de gemeentelijke onder- postcodeniveau biedt voor de deelnemende gemeen-
steuningsmaatregelen. Per gemeente en per regeling zijn ten meer inzicht. Per gemeente is een tabellenboek
er hier en daar echter duidelijke verschillen. Deze conclusie beschikbaar.
houdt ook in dat over het algemeen andere categorieën,
in het bijzonder de jongeren tot 25 jaar, de 65-plussers, - Van de inkomensondersteunende maatregelen wordt
alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens zonder kinde- door minima veruit het meest gebruik gemaakt van
ren, AOW-ontvangers, autochtone Zeeuwen en mensen de gemeentelijke kwijtschelding (58,8%). Dit komt
die korter dan een jaar op het huidige (minimum)-inko- ook uit landelijk onderzoek naar voren23. De relatieve
mensniveau zitten zich onderscheiden door een hoger dan populariteit van deze regeling hangt wellicht samen
gemiddeld niet-gebruik. met de grote (landelijke) bekendheid die aan deze
regeling wordt gegeven. De ‘pr’ die aan deze regeling
wordt gegeven zou een voorbeeld kunnen zijn voor het
11.3 Conclusies/discussiepunten onder de aandacht brengen van de overige gemeente-
lijke, inkomensondersteunende maatregelen.
- De interpretatie van gemeentelijke verschillen in
gebruik/niet-gebruik van regelingen is zeer lastig. - Ruim 22% van de minima (bijna 1 op de 4) maakt van
Door de verschillen in het gemeentelijk beleid op dit geen enkele regeling gebruik, blijkens de registratie
terrein is het lastig de regelingen onderling vergelijk- van de 7 inkomensondersteunende maatregelen. Toch
baar te maken. Bovendien zijn er grote verschillen in zijn er geen indicaties dat het niet-gebruik van som-
de bevolkingssamenstelling per gemeente, wat zich mige regelingen in Zeeland hoger ligt dan landelijk.
bijv. vertaalt in meer/minder informele hulp. Daarnaast Dit kan onder andere worden afgeleid uit tabel 59
kunnen (kleine) verschuivingen binnen een kleine (volgende bladzijde).
gemeente cijfermatig gezien tot relatief grote verschil-
len leiden (de “Wet van de kleine aantallen”). In deze - Een verklaring voor het hogere bereik in de gro-
armoedemonitor is er daarom voor gekozen de nadruk tere gemeenten als Amsterdam en Amstelveen heeft
te leggen op het signaleren van verschillen en niet te maken met bestandskoppelingen. Op basis van
op de verklaring. Dit betekent overigens niet dat we de bestandskoppelingen waarvan deze gemeenten
deze verschillen als positief of negatief waarderen. De gebruik maken, worden aanschrijvingen gedaan om
gemeentelijke autonomie in deze staat altijd voorop. de minima te attenderen op de gemeentelijke rege-
lingen of worden deze regelingen automatisch toege-
kend (bron: KWIZ).

21 Zie ook: ‘Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekendheid met en het gebruik van inko-
mensondersteunende regelingen; Nibud, Utrecht, maart 2007.
22 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007, SCP en CBS, Den Haag, december 2007.
23 Zie ook: ‘Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen’, SCP, mei 2007 en ‘Armoedemonitor Den Haag 2006’, KWIZ, 2006.

71
Zeeuwse Armoedemonitor

Tabel 59: Bereik regelingen in Zeeland en andere gemeenten (%)


Zeeland Oostflakkee Oldebroek Veenendaal Amsterdam Amstelveen

Kwijtschelding 59 29 40 45 72 58
Bijzondere bijstand 28 24 27 31 52 34
Ziektekostenverzekering 44 31 26 34 62 54
Bron: Benchmark gegevens 2007 KWIZ

- Laag gebruik van een regeling kan een gevolg zijn - Zoals aangegeven zal het gebruik van de inkomenson-
van ontoereikende informatie door de gemeenten. dersteunende regelingen onder andere samenhangen
Zo komt uit het eerder aangehaalde Nibud-onder- met de samenstelling van de bevolking per gemeente
zoek24 onder andere naar voren dat twee van de drie (zie boven). Daarnaast zou dit ook kunnen worden
huishoudens met een ‘beperkt inkomen’ uit zichzelf beïnvloed door de door desbetreffende gemeenten
niet één inkomensondersteunende maatregel weet opgestelde criteria (en/of de transparantie daarvan)
te noemen. Gerichte campagnes - bijv. huisbezoeken om in aanmerking te komen voor een regeling, c.q.
aan minima of gerichte informatie aan de betrokkenen de aanpak om minimumhuishoudens te bereiken. Het
- zouden het onterechte niet-gebruik kunnen terug- verdient aanbeveling dat gemeenten – voor zover dat
dringen. De uitkomsten van de analyses op postcode- nog niet het geval is - hierin zo veel mogelijk op zo
niveau zouden daarbij een belangrijke ondersteunende transparant mogelijke wijze opereren. De gemeenten
rol kunnen spelen. waarin het niet-gebruik laag is zouden daarbij als voor-
beeld beschouwd kunnen worden. Onderling contact
- Het niet-gebruik van inkomensondersteunende rege- van cliëntenraden sociale zaken en van beleidsmakers
lingen verschilt zeer sterk per gemeente, per regeling is hierin waarschijnlijk van groot belang.
en per bevolkingscategorie. Over het algemeen maken
de jongeren tot 25 jaar, de 65-plussers, alleenstaan-
den, meerpersoonshuishoudens zonder kinderen,
AOW-ontvangers, autochtone Zeeuwen en mensen
die korter dan een jaar op het huidige (minimum)-
inkomensniveau zitten minder dan gemiddeld gebruik
van de regelingen. Het verdient dan ook aanbeveling
de in de gemeenten geldende regelingen vooral onder
deze categorieën bewoners beter onder de aandacht
te brengen.

24 Zie ook: ‘Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekendheid met en het gebruik van inko-
mensondersteunende regelingen; Nibud, Utrecht, maart 2007.

72
Zeeuwse Armoedemonitor

12. Aanbevelingen

In de voorgaande hoofdstukken is een beeld geschetst van 12.2 Inkomensondersteuning is


omvang en achtergrond kenmerken van de doelgroep voor maatwerk
het armoedebeleid in de provincie Zeeland. Ook is inzich-
telijk gemaakt hoe het gesteld is met het bereik van de Het hoofddoel van de WWB is: ‘Werk boven inkomen’: cen-
verschillende landelijke en lokale inkomensondersteunende traal uitgangspunt van het beleid in het kader van de WWB
voorzieningen. In dit afsluitende hoofdstuk formuleren is dat een zelfstandig inkomen door werk de beste manier
we een aantal conclusies en aanbevelingen voor zowel de is om armoedeproblemen te voorkomen. Door adequate
inrichting als de uitvoering van het inkomensondersteu- handhaving en reïntegratie wordt inhoud gegeven aan een
nend en participatiebevorderend beleid25. beleid waardoor inkomensafhankelijkheid beperkt blijft tot
situaties waarin dat niet is te voorkomen. Aan de andere
kant blijkt dat, in het bijzonder bij langdurige afhankelijk-
12.1 Doelgroep heid van een minimum inkomen, financiële problemen en
daarmee samenhangende maatschappelijke problemen
De totale doelgroep voor het minimabeleid in de provincie (zoals deelname schoolactiviteiten kinderen, gebruik van
Zeeland bestaat uit ongeveer 10.000 huishoudens (incl. zorg- en andere voorzieningen waar eigen kosten aan zijn
Terneuzen). Dit zijn economische eenheden met een inko- verbonden) vaak niet te vermijden zijn. Daarom is het van
men lager dan of gelijk aan 105 procent van het wettelijk belang om het armoedebeleid optimaal af te stemmen op
sociaal minimum. Met elkaar vormen zij bijna 6% procent de karakteristieken van de lokale doelgroep.
van de totale huishoudpopulatie in de provincie.
Als we kijken naar de groep huishoudens met een minimum
Naar inkomensbron heeft 45,6 procent van de minimahuis- inkomen ontwaren we vier doelgroepen voor het beleid.
houdens een WWB uitkering, 23,8 procent AOW en 30,6 1. huishoudens die al langer dan drie jaar op het wettelijk
procent een ander inkomen. Naar huishoudtype vinden we, minimum vertoeven. In Zeeland is dit iets meer dan
in overeenstemming met het landelijke beeld, relatief veel de helft van de totale minimapopulatie. Naast actieve
alleenstaanden en eenoudergezinnen onder de minima. inkomensondersteuning heeft de nog voor de arbeids-
markt beschikbare groep extra ondersteuning nodig
Het aandeel allochtonen onder de minima huishoudens om aan het werk te komen.
is hoog, 35,1 procent van de minima is van buitenlandse 2. gezinnen met kinderen. Van de eenoudergezinnen
afkomst. Van alle niet-westerse allochtone huishoudens heeft ruim eenderde deel een inkomen op het mini-
leeft meer dan een kwart van een minimuminkomen. mum. Verder blijkt uit inkomenseffectmetingen dat in
Onder de autochtone bevolking is dit nog geen 5 procent. het bijzonder meerpersoons huishoudens met kinde-
ren weinig te besteden hebben.
Het percentage kinderen dat opgroeit in een minimahuis- 3. 65-plus huishoudens die gezien hun leeftijd geen voor-
houden ligt rond de 5 procent. uitgang meer te verwachten hebben in hun financiële
situatie.
4. economische eenheden met een niet-Nederlandse
achtergrond. Van deze huishoudens is ruim een kwart
afhankelijk van het sociaal minimum.

25 De aanbevelingen in dit hoofdstuk zijn in samenspraak tussen Scoop en KWIZ tot stand gekomen.

73
Zeeuwse Armoedemonitor

Het belangrijkste kenmerk dat al deze groepen verbindt is In een groot aantal Zeeuwse gemeenten wordt de kwijt-
dat ze ofwel vanwege het criterium leeftijd ofwel vanwege schelding door de Waterschappen Zeeuwse Eilanden en
de grote afstand tot de arbeidsmarkt weinig perspectief op Zeeuws Vlaanderen uitgevoerd. Omdat de klantinformatie
inkomensverbetering hebben. Om die reden zal de groep op dit moment niet standaard naar het gemeentelijke
langjarige minima in de provincie Zeeland in de komende domein terugkomt is het niet mogelijk om het recht op
jaren in absolute zin waarschijnlijk groter worden. meerdere voorzieningen vast te stellen. Voor zowel de
klanten als de uitvoeringsorganisaties heeft dit tot gevolg
dat onnodige dubbele aanvraag en toetsingsprocedures
12.3 Aanbevelingen moeten worden doorlopen.

Onderstaand formuleren we naar aanleiding van onze erva- Sluit een pact met de Zeeuwse corporaties
ringen bij dit onderzoek een aantal aanbevelingen. Voor dit onderzoek hebben ondermeer de woningbouw-
verengingen uit Middelburg, Hulst en Vlissingen gegevens
Spoor de 65 plus doelgroep actief op via over de huurtoeslagen die zij voor hun klanten ontvangen
de landelijke Belastingdienst verstrekt28. Op deze wijze is een grote groep huishoudens
Op dit moment is er een aantal gemeenten in Nederland in beeld te brengen die een inkomen hebben boven de 100
dat jaarlijks informatie over de stabiele (minimum) inko- procent van het sociaal minimum. In deze groep bevinden
mens van onvermogende AOW huishoudens26 van de zich ook de meeste huishoudens met een ‘overig inkomen’,
landelijke belastingdienst aanvraagt. Voor deze armoede- die tot de gemeentelijke doelgroep voor het armoedebe-
monitor hebben de Zeeuwse gemeenten deze gegevens leid behoren maar tot nu toe op andere manieren moeilijk
voor het eerst ook éénmalig opgevraagd. Met behulp van bereikbaar zijn.
deze informatie kan het recht op deelname aan meerdere
voorzieningen worden vastgesteld en direct worden toe- In navolging tot een aantal andere gemeenten in Nederland
gekend27. Uit de extra gegevens van de Belastingdienst is is in Zeeland een constructie denkbaar waarbij woning-
gebleken dat in Zeeland ruim 2.000 huishoudens alleen bouwcorporaties als intermediair bij het armoedebeleid
een AOW-inkomen hebben, zonder aanvullend pensioen. worden ingeschakeld. Zij kunnen namelijk op basis van
Een deel daarvan maakt op dit moment geen gebruik van hun huurtoeslaggegevens de groep huishoudens met lage
voorzieningen in het kader van het armoedebeleid. inkomens op verzoek van de gemeente rechtstreeks infor-
meren over bepaalde voorzieningen en burgers uitnodigen
In de diverse Zeeuwse gemeenten zou een overkoepelende om daar ook actief gebruik van te maken.
formulierenbrigade de op deze wijze verkregen informatie
kunnen gebruiken om bijvoorbeeld gericht huisbezoeken Gebruik de Zorgloketten WMO voor inko-
onder ouderen af te leggen. Tijdens deze bezoeken kunnen mensondersteuning
ook regelingen als de WMO en de bijzondere bijstand aan Met de invoering van de WMO beschikken de gemeen-
de orde worden gesteld. ten, naast gegevens van (voorheen) de WVG, ook over
inkomensgegevens van huishoudens die gebruik maken
Maak gebruik van de kwijtschelding OZB van huishoudelijke verzorging. Weliswaar wordt de admi-
om rechten vast te stellen nistratie verzorgd door het CAK, maar de gegevens zijn
De kwijtschelding van de OZB is een regeling waarvoor voorhanden. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 40 procent
zeer strakke inkomens- en vermogensgrenzen gelden. Dat van de huishoudens die gebruik maken van huishoudelijke
betekent dat op grond van deze informatie ambtshalve verzorging een inkomen heeft tot 120 procent van het
verstrekking van uiteenlopende regelingen, variërend van geldende minimum. Het gaat voornamelijk om ouderen: 80
de langdurigheidstoeslag tot categoriale bijstand28 mogelijk procent is ouder dan 70 jaar. Uit datzelfde onderzoek komt
is. naar voren dat er ongeveer 5 tot 10 procent30 overlap is tus-
sen de WMO -voorzieningen en de minimaregelingen.

26 De belastingdienst levert gegevens van personen met alléén een AOW-uitkering, geen aanvullend pensioen, geen eigen woning en geen vermogen boven
de in de belastingwet vastgelegde grens van € 19.698,- (per persoon). Deze personen kunnen worden aangemerkt als ‘onvermogend’.
27 Mits wordt afgezien van (het toetsen van) vermogensgrenzen bij minimaregelingen.
28 In formele zin is de categoriale Bijstand met de komst van de WWB voor mensen jonger dan 65 jaar afgeschaft. Sinds 2006 is het echter mogelijk om
individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken te verstrekken. Feitelijk gezien betekent dit dat er, mits de doelgroep goed omschreven wordt,
categoriale verstrekking mogelijk is. Een aantal gemeenten gebruiken de mogelijkheid met name om kinderen te faciliteren om maatschappelijk te kunnen
(blijven) participeren. Voor Zeeland zou bijvoorbeeld een reiskostenvoorziening voor middelbare scholieren een elegant participatiebevorderend instrument zijn.
29 Ondanks het feit dat de huurtoeslag tegenwoordig overwegend individueel wordt aangevraagd voeren de woningbouwcorporaties deze werkzaamheden
nog steeds voor gemiddeld rond de 50 procent van hun huurders uit.
30 Doelgroep voor de WMO Hoogeveen; KWIZ 2006

74
Zeeuwse Armoedemonitor

Op dit moment is het nog niet mogelijk om de bestanden


van het CAK te koppelen aan gemeentelijke bestanden.
Dat betekent dat WMO klanten met een laag inkomen nog
niet persoonlijk op hun rechten op voorzieningen gewezen
kunnen worden. Anderzijds is het natuurlijk wel heel goed
mogelijk om alle aanvragers en gebruikers van WMO voor-
zieningen actief te wijzen op het voorzieningenpakket in
het kader van het armoedebeleid.

Voer vormen van pro-actieve dienstverle-


ning in
Pro-actief werken houdt in dat burgers die recht hebben
op bepaalde regelingen daarvoor gericht worden benaderd
op basis van bij de overheid bekende informatie. Door deze
actieve werkwijze van de gemeente richting de doelgroep,
neemt het bereik van regelingen ondubbelzinnig toe.
Overschakeling naar deze werkwijze betekent ook dat uit-
voeringskosten gedrukt worden, waardoor er meer budget
overblijft voor de programmakosten.

Door de komst van de Wet Eenmalige Gegevensuitvraag


zullen gemeenten gedwongen worden om klantinformatie
voor meerdere uitvoeringsdoeleinden in te zetten. Daarbij
gaat het op inkomensgebied zowel om het opleggen van
heffingen als ook het toekennen van voorzieningen. Het
ligt in de rede om in lijn met deze regelgeving dit dienstver-
leningsconcept waarbij de klant centraal staat voortvarend
in te voeren.

75
Zeeuwse Armoedemonitor

76
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlagen

77
Zeeuwse Armoedemonitor

78
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 1: Verantwoording en definities


Bron: KWIZ

Onderzoeksdoel
Het primaire doel van dit onderzoek is een nauwkeurige bepaling van het aantal huishoudens met inkomens tot 105 procent
van het voor hun huishoudtype geldende sociaal minimum in de Zeeuwse gemeentes. Op de tweede plaats moeten de uit-
komsten inzicht bieden in de mate van (niet-)gebruik van bestaande inkomensondersteunende en participatiebevorderende
voorzieningen.

Informatiebronnen
Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van (deels langjarige) registratiegegevens uit de volgende administratieve bronnen:
- bevolkingsgegevens vanuit de gemeentelijke basisadministraties met als peildatum 1 januari 2006;
- inkomensgegevens vanuit de registraties van Sociale Zaken, de kwijtschelding OZB, huurtoeslaggegevens en de lande-
lijke Belastingdienst.

Met behulp van de gecombineerde informatie is vervolgens in een aantal bewerkingsstappen een geanonimiseerd onder-
zoeksbestand gecreëerd dat de basis vormde voor deze rapportage.

Onderzoeksmethode
De informatie uit de genoemde registratiebronnen wordt in een eerste bewerkingsstap via het GBA bestand, op persoonsni-
veau bijeengebracht. Op deze wijze ontstaat in de tijd gezien een historisch (aanvraag en) gebruiksoverzicht van inkomens-
ondersteunende voorzieningen van iedere actuele inwoner. Dit geldt uiteraard voor de gehele periode waarover informatie
verzameld is.

Vervolgens wordt wederom met behulp van het GBA bestand bepaald tot welk soort en type huishouden een persoon
behoort. De operationele definities van deze begrippen treft u verderop in deze verantwoording aan. Nadat het huishoudtype
is bepaald wordt het feitelijke gebruik van voorzieningen (door alle partners die tot dezelfde economische eenheid behoren)
op huishoudniveau vastgesteld. Deze laatste stap is van belang omdat voorzieningen bijna altijd door verschillende personen
uit een huishouden worden aangevraagd.

Statistisch kader
In tegenstelling tot wat gangbaar is bij sociaal wetenschappelijk onderzoek is dit rapport gebaseerd op gegevens van de
totale bevolkingspopulatie. Dat betekent dat de vermelde aantallen en percentages niet getoetst hoeven te worden op hun
statistische betrouwbaarheid en altijd de feitelijke situatie wordt weergegeven.

Operationele definitie huishouden


Het bepalen van het soort en type huishouden gebeurt aan de hand van gegevens uit de bevolkingsadministratie en wel op
de volgende wijze:
- indien één persoon op een adres woont is duidelijk dat er sprake is van een alleenstaande;
- personen op één adres waartussen geregistreerde ouder-kind relaties of echtrelaties bestaan worden tot een gezamenlijk
huishouden gerekend;
- indien er één meerderjarige op een adres woont met een ouder-kindrelatie tellen we een eenoudergezin;
- als er vier of meer meerderjarigen op een adres wonen gaan we ervan uit dat er meerdere huishoudens op dit adres
gevestigd zijn;
- indien er drie meerderjarigen zonder echtrelatie op één adres wonen kijken we naar de gemiddelde leeftijd. Ligt die
onder de 27 jaar dan rekenen we iedere persoon als een afzonderlijk (studenten)huishouden. Ligt deze boven de 27 jaar
dan tellen we één meerpersoons-huishouden.
- als er minimaal 19 personen op een gezamenlijk adres wonen registreren we een institutioneel huishouden;
- verder nemen we aan dat personen in institutionele huishoudens, met uitzondering van de gehuwden, alleenstaand
zijn.

79
Zeeuwse Armoedemonitor

Huishoudsoort
Naar soort huishouden maken we onderscheid tussen alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen
en eenoudergezinnen.

Zelfstandig huishouden
Een zelfstandig huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf
in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.

Institutioneel huishouden
Tot de institutionele huishoudens behoren personen die verblijven in opvangcentra, penitentiaire inrichtingen, verzorgingste-
huizen en verpleegtehuizen. In de bevolkingsoverzichten in deze rapportage zijn deze personen meegeteld. In de hoofdstuk-
ken waar de inkomensverdeling in termen van huishoudens wordt besproken blijven zij buiten beschouwing.

Besteedbaar inkomen (CBS)


Het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor ex-
partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. Het bruto-inkomen omvat winst uit onderneming, bruto-inkomsten
uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals AOW, Bijstand en WAO). Tot het inkomen van
een huishouden wordt het inkomen gerekend van alle personen in het huishouden.

Inkomensbron
In dit onderzoek worden de termen Bijstand-, Ander- en AOW-inkomen gebruikt. Voor de bijstandsgerechtigden is de inko-
mensbron direct vast te stellen. De AOW inkomensgrondslag is bepaald op basis van de leeftijd van de huishoudoudste. De
65 plus huishoudens die tevens een aanvullende bijstanduitkering ontvangen rekenen we eveneens tot deze categorie. Alle
overige inkomens (dus bijvoorbeeld ook het inkomen van zelfstandigen en mensen in loondienst) zijn vervolgens onder de
noemer ‘ander inkomen’ gebracht.

Minimahuishouden
Huishoudens met een inkomen op het huidige wettelijk sociaal minimum dat voor hun huishoudtype (alleenstaand, eenou-
dergezin en meerpersoons met of zonder kinderen) en leeftijd (huishoudoudste jonger of ouder dan 65 jaar) geldt. Feitelijk
gezien hebben huishoudens die een AOW uitkering ontvangen een inkomen van 105% van de bijstandsnorm. Om die reden
wordt in deze rapportage consequent een ondergrens van 105% voor het sociaal minimum aangehouden.

Langjarige minima
Tot de langjarige minima rekenen we huishoudens die langer dan drie jaar zijn aangewezen op een minimuminkomen.
Omdat het kenmerk langer dan drie jaar behorend tot één inkomenscategorie uit combinaties van gegevens uit verschillende
bronnen afkomstig is, is een sluitende definiëring in termen van een volledig onafgebroken periode niet mogelijk. Om die
reden is de volgende operationele definitie gebruikt. Indien een huishouden gedurende de laatste drie jaar ten minste 30
maanden behoorde tot een bepaalde inkomenscategorie spreken we van een gezin dat langjarig tot deze groep behoort.

Vermogensgrenzen
Bij de vaststelling van het recht op een inkomensondersteunende voorzieningen of kwijtschelding van heffingen wordt naast
het inkomen vaak ook het vermogen getoetst. Voor de (bijzondere) bijstand, de kwijtschelding en de Huurtoeslag gelden
landelijke normen. Voor alle andere categoriale regelingen geldt dat zowel de inkomens als ook de vermogensgrenzen lokaal
kunnen worden vastgesteld.

Definiëring etnische achtergrond


Een persoon wordt tot een niet-Nederlandse groep gerekend als diegene een buitenlandse nationaliteit bezit of in het
buitenland is geboren of als (minstens) één van beide ouders in het buitenland is geboren. Bij de indeling is de volgende
categorisering gehanteerd:

Niet-westerse allochtoon
Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, Zuid-Amerika en Azië (excl. Indonesië
en Japan) of Turkije.

80
Zeeuwse Armoedemonitor

Westerse allochtoon
Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en
Oceanië of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit
Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië
zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.

Voor de bepaling voor de etnische achtergrond van het huishouden wordt de situatie van de oudste persoon in het huis-
houden als uitgangspunt genomen.

81
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 2: Kaartje minima in Zeeland

82
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 3: Cijfers huursubsidie

Toekenningen huursubsidie (aantal huishoudens)


Totaal, 2005/2006 (CR37) - Gemeenten

Alle huish. Minima Minima Minima Minima Minima


<23 jr. 23-64 jaar 65 jaar eo (euro/jaar)

Middelburg 3.125 2.029 232 1.275 521 1.910


Vlissingen 3.395 2.247 206 1.476 563 1.703
Veere 474 297 x 173 117 1.864
Kapelle 315 199 4 79 113 1.899
Tholen 866 605 21 277 303 1.521
Noord-Beveland 258 173 x 90 81 1.738
Schouwen-Duiveland 1.671 1.023 15 495 493 2.045
Borsele 733 435 13 217 193 1.810
Goes 2.152 1.380 70 752 554 1.796
Sluis 1.133 745 29 344 362 1.778
Reimerswaal 817 562 11 239 305 1.645
Hulst 1.193 768 17 327 423 1.979
Totaal 16.132 10.463 618 5.744 4.028 1.816

Bron: MVROM / DG Wonen - Huursubsidie

83
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 4: Cijfers Wmo

Definitie
Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking getreden. In de WMO zijn de Wet voorzie-
ningen gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en het onderdeel huishoudelijke verzorging uit de AWBZ samengebracht. Het
doel van de WMO is: ‘meedoen’. De regering wil ervoor zorgen dat burgers zo lang en zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven
deelnemen aan de samenleving. De WMO moet dus bijdragen aan het bevorderen en behouden van de zelfredzaamheid en
de maatschappelijke participatie van burgers.

De gemeente voert de WMO uit. Zij zorgt ervoor dat iedereen zo goed mogelijk mee kan doen in de maatschappij. Hoe de
gemeente dit doet, bepaalt zij voor een belangrijk deel zelf. Wel moet de gemeente haar inwoners betrekken bij het opstel-
len van de plannen.

Een belangrijk kenmerk van de WMO is het compensatiebeginsel. Dit beginsel geeft de gemeente de opdracht om voor-
zieningen te treffen die de beperkingen compenseren die burgers ondervinden in de zelfredzaamheid en de maatschap-
pelijke participatie. De voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning stellen burgers in staat om: een
huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel, medemensen
te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Een individuele voorziening kan u in natura, in de vorm
van een persoonsgebonden budget (PGB) of in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De gemeente
moet de keuze bieden tussen een voorziening in natura en een PGB.

Het kan zijn dat men een deel van de kosten van de voorziening zelf moet betalen. Dit wordt een eigen bijdrage genoemd.
De hoogte van het bedrag dat men zelf moet betalen is afhankelijk van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de
bijdrage. Naar het vermogen (eigen huis, spaargeld) wordt niet gekeken. Ook wordt rekening gehouden met de eigen bij-
drage die men moet betalen in het kader van de AWBZ, zoals voor persoonlijke verzorging of verpleging. (Bron: WMO.nl).

Hoewel uitgekeerde WMO-gelden niet primair behoren tot de inkomensondersteunende regelingen voor de minima, is het
gebruik door de minimumhuishoudens wel opgenomen in deze monitor. Via de compensatie van de eigen bijdrage vormen
ze in de praktijk een belangrijke financiële bijdrage.

Gebruik
Van de 12 gemeenten die meewerkten aan de armoedemonitor beschikken we over gegevens over de WMO van 5 gemeen-
ten, te weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Middelburg, Veere en Vlissingen. Van alle huishoudens in deze gemeenten
maakt ongeveer 12,0% gebruik van een of andere WMO-voorziening. Van alle minimumhuishoudens in deze gemeenten is
het WMO-gebruik iets groter: ongeveer 14,3%.
Wel

In figuur 62 wordt een beeld geschetst van het gebruik van WMO-voorzieningen van de minima per gemeente.

Figuur 62: Gebruik WVG/Wmo minima per gemeente (%)


40

30

20

10

0
Schouwen- Tholen Middelburg Veere Vlissingen
Duiveland

84
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 5: Cijfers voedselbanken Zeeland

Aantal %

Middelburg binnen de vesten 7 12,1


Middelburg-Noordoost 4 6,9
Klarebeek 1 1,7
Griffioen 1 1,7
Middelburg-Zuidwest 13 22,4
Magistraatwijk 8 13,8
Dauwendaele 19 32,8
Arnemuiden 5 8,6
Totaal 58 100,0
Gemeente = Middelburg

Veere 2 16,7
Domburg 1 8,3
Westkapelle 1 8,3
Aagtekerke 1 8,3
Koudekerke 4 33,3
Biggekerke 1 8,3
Zoutelande 2 16,7
Totaal 12 100,0
Gemeente = Veere

Oude stad en eiland 20 20,2


Koudekerkseweg eo 37 37,4
Bloemenlaan eo 12 12,1
Paauwenburgh 4 4,0
Bossenburgh 1 10 10,1
Bossenburgh 2 1 1,0
Oost-Souburg 15 15,2
Totaal 99 100,0
Gemeente = Vlissingen

Bron: Voedselbank Walcheren (klanten week 48, 2007)

Nb.: Om voor een voedselpakket van de voedselbank Walcheren in aanmerking te komen mag een éénpersoonshuishouden
- na aftrek van alle vaste lasten - slechts € 150,- overhouden aan het eind van de maand. Voor elke andere volwassene in het
gezin wordt € 50,- gerekend en voor elk kind € 25,- (man, vrouw, 2 kinderen dus: 150+50+25+25=250 per maand).

85
Zeeuwse Armoedemonitor

Aantal %

Aardenburg 4 15,4
Biervliet 2 7,7
Breskens 7 26,9
Eede 2 7,7
Groede 4 15,4
Hoofdplaat 1 3,8
Oostburg 3 11,5
Schoondijke 1 3,8
Sluis 1 3,8
Zuidzande 1 3,8
Totaal 26 100,0
Gemeente = Sluis

Biervliet 3 2,0
Clinge 1 0,7
Hoek 1 0,7
Overslag 1 0,7
Philippine 1 0,7
Sas van Gent 3 2,0
Sluiskil 2 1,4
Terneuzen 129 87,8
Westdorpe 2 1,4
Zaamslag 4 2,7
Totaal 147 100,0
Gemeente = Terneuzen

Hulst 13 50,0
Kloosterzande 3 11,5
St. Jansteen 3 11,5
Lamswaarde 1 3,8
Clinge 5 19,2
Terhole 1 3,8
Totaal 26 100,0
Gemeente = Hulst
Bron: Voedselbank Zeeuws-Vlaanderen (week 48, 2007)

86
Zeeuwse Armoedemonitor

Aantal %

Wissenkerke 1 25,0
Geersdijk 3 75,0
Totaal 4 100,0
Gemeente=Noord-Beveland

Krabbendijke 1 25,0
Kruiningen 1 25,0
Overig Reimerswaal 2 50,0
Totaal 4 100,0
Gemeente=Reimerswaal

Heinkenszand 2 66,7
Havengebied Sloe 1 33,3
Totaal 3 100,0
Gemeente=Borsele

Goes-West 13 54,2
Goes-Zuid 2 8,3
Goes-Noord-West 8 33,3
Wolphaartsdijk 1 4,2
Totaal 24 100,0
Gemeente=Goes

Bron: Voedselbank Bevelanden (week 5, 2008)

Aantal %

Brouwershaven 3 8,8
Bruinisse 2 5,9
Haamstede 2 5,9
Kerkwerve 1 2,9
Oosterland 2 5,9
Renesse 3 8,8
Scharendijke 1 2,9
Zierikzee-Malta 19 55,9
Zonnemaire 1 2,9
Totaal 34 100,0
Gemeente=Schouwen-Duiveland
Bron: Voedselbank Schouwen-Duiveland (week 5, 2008)

87
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 6: Cijfers schuldhulpverlening/kredietbank


530 WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) toepassingen voor Zeeuwse burgers in 2006 (dit is 3,5% van totaal
aantal WSNP toepassingen in Nederland). (Ter verg. % inwoners Zeeland/totaal Nederland=2,33%)

Bron: Zeeuws Kompas o.b.v. informatie: GGD/Scoop, 2008

Voor een indruk van de opbouw van het dienstenbestand van een kredietbank geven we hier de situatie weer op
Walcheren.

Kredietbank Walcheren (gegevens 2006)


Klanten naar leeftijd 0-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65 eo totaal

Huishoudtype

Alleenstaand 29 52 56 58 25 13 233
Eenoudergezin 15 25 41 17 2 1 101
Meerpers. Z.k. 4 6 8 6 11 4 39
Meerpers. M.k. 9 18 21 11 1 2 62
Onbekend 0 2 3 0 1 0 6

Totaal 57 103 129 92 40 20 441

Klanten naar geslacht man vrouw onbekend totaal

Huishoudtype

Alleenstaand 140 83 10 233


Eenoudergezin 21 73 7 101
Meerpers. Z.k. 33 5 1 39
Meerpers. M.k. 47 13 2 62
Onbekend 3 3 0 6

Totaal 244 177 20 441

Klanten naar herkomst autochtoon W. allochtoon N-W. allochtoon onbekend totaal

Huishoudtype

Alleenstaand 159 9 41 24 233


Eenoudergezin 67 3 22 9 101
Meerpers. Z.k. 26 3 4 6 39
Meerpers. M.k. 39 2 17 4 62
Onbekend 1 0 0 5 6

Totaal 292 17 84 48 441

Bron: Kredietbank Walcheren

88
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 7: Lijst van afkortingen

AOW Algemene Ouderdoms Wet

CZV Collectieve Ziektekosten Verzekering

DGG Duurzame Gebruiksgoederen

GSF Gemeentelijk Sociaal Fonds

IOAW De wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ Wet Inkomensvoorziening Oudere Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen

OZB Onroerend Zaak Belasting

WVG Wet Voorziening Gehandicapten

WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning

WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

WW Werkloosheids Wet

WWB Wet Werk en Bijstand

89
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 8: Literatuur

CBS en SCP (2006), Armoedebericht 2006; Voorburg/Heerlen, 2006.

CBS en SCP (2007); Armoedemonitor 2007; Den Haag, december 2007

KWIZ (2006), Armoedemonitor Den Haag 2006, Groningen, 2006

NIBUD (2007); Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekend-
heid met en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen; Utrecht, maart 2007.

SCP, Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen’, Den Haag, mei 2007.

Scoop, Ik worstel en kom niet boven, Middelburg, 2005

90
Zeeuwse Armoedemonitor

Bijlage 9: Begeleidingsgroep armoedemonitor


najaar 2007/voorjaar 2008

Naam Organisatie

Dhr. M. van de Bovenkamp Provincie Zeeland

Mw. R. de Bruyckere WMWO Goes

Dhr. W. van Gorsel Scoop

Dhr. B. Heesters Scoop

Dhr. H. van Klinken Gem. Middelburg

Mw. A. Kooiman Klaverblad

Dhr. P. van Kooten Scoop

Mw. C. Miermans Splinter

Dhr. R. Schriemer Gem. Sluis

91

You might also like