Professional Documents
Culture Documents
Zeeuwse Armoedemonitor 2007
Zeeuwse Armoedemonitor 2007
Peildatum: 1-1-2006
Colofon
© Scoop 2008
Samenstelling
Wim van Gorsel
Balt Heesters
Peter van Kooten
in opdracht van de provincie Zeeland en Zeeuwse gemeenten
Scoop
Zeeuws instituut voor sociale
en culturele ontwikkeling
Achter de Houttuinen 8
Postbus 407
4330 AK Middelburg
Telefoon (0118) 682500
Telefax (0118) 635311
www.scoopzld.nl
Scoop@scoopzld.nl
Foto
Scoop
Lay-out
Scoop
Ontwerp
men@work
Scoop
Drukwerk
Scoop
Zeeuwse Armoedemonitor
Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................... 7 9. Categoriale bijstand .............................................. 61
1.1 Inleiding ............................................................... 7 9.1 Definitie ............................................................. 61
1.2 Beleid ................................................................... 7 9.2 Gebruik .............................................................. 61
1.3 Zeeland ................................................................ 8
1.4 Onderzoek ........................................................... 8 10. Cumulatief gebruik .............................................. 65
1.5 Opzet rapportage................................................. 8
11. Samenvatting en conclusies ............................... 69
2. Kenmerken Zeeuwse huishoudens ...................... 11 11.1 Algemeen ........................................................ 69
2.1 Totale bevolking ................................................. 11 11.2 Gebruik gemeentelijke regelingen .................... 69
2.2 Minima .............................................................. 17 11.3 Conclusies/discussiepunten ............................. 71
2.3 Langdurige minima ............................................ 22
2.4 Vergelijking totale bevolkingminima ................... 26 12. Aanbevelingen ..................................................... 73
12.1 Doelgroep ........................................................ 73
3. Bijzondere bijstand ................................................ 29 12.2 Inkomensondersteuning is maatwerk ............... 73
3.1 Definitie ............................................................. 29 12.3 Aanbevelingen ................................................. 74
3.2 Gebruik .............................................................. 29
Bijlagen
4. Langdurigheidstoeslag .......................................... 35 Bijlage 1: Verantwoording en definities ......................... 79
4.1. Definitie ............................................................ 35 Bijlage 2: Kaartje minima in Zeeland ............................. 82
4.2 Gebruik .............................................................. 35 Bijlage 3: Cijfers huursubsidie ....................................... 83
Bijlage 4: Cijfers Wmo .................................................. 84
5. Collectieve ziektekostenverzekering ................... 41 Bijlage 5: Cijfers voedselbanken Zeeland ....................... 85
5.1 Definitie ............................................................. 41 Bijlage 6: Cijfers schuldhulpverlening/kredietbank ......... 88
5.2 Gebruik .............................................................. 41 Bijlage 7: Lijst van afkortingen ...................................... 89
Bijlage 8: Literatuur....................................................... 90
6. Kwijtscheldingsregeling ........................................ 47 Bijlage 9: Begeleidingsgroep armoedemonitor .............. 91
6.1 Definitie ............................................................. 47
6.2 Gebruik .............................................................. 47
6
Zeeuwse Armoedemonitor
1. Inleiding
1.1 Inleiding 1.2 Beleid
Armoede is en blijft één van de belangrijkste sociale proble- De bestrijding van armoede is een (publiekrechtelijke) taak
men. Het ontbreken van de benodigde (inkomens)middelen van de gemeenten: zij hebben de zorgplicht om de leefsitu-
leidt er vaak toe dat mensen op allerlei manieren niet vol- atie en het toekomstperspectief van de kwetsbare burgers
waardig deel kunnen nemen aan de samenleving. Dit kan te verbeteren. Daarom vervullen zij zowel in de preventie
voor de ‘getroffen’ individuen en huishoudens veelal grote als in de bestrijding van armoede een belangrijke rol. Door
negatieve sociale en/of psychologische gevolgen hebben1. de korte afstand tot haar inwoners moeten zij in staat zijn
Voor de samenleving als geheel betekent het bovendien de armoedeproblematiek binnen hun grenzen in kaart te
een grote onderbenutting van de latente capaciteiten van brengen en hiervoor aangepast beleid te ontwikkelen. Zo
(een deel van) haar burgers. kunnen zij bijvoorbeeld bepaalde ‘arme’ huishoudens bij-
zondere bijstand leveren of een GSF (Gemeentelijk Sociaal
Het begrip armoede in een engere betekenis duidt op een Fonds) in het leven roepen, een vergoeding geven voor de
tekort aan financiële middelen om rond te komen. De dis- aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, etc. etc.
cussie over wat de inkomensgrens is wanneer iemand wel
of niet beneden de armoedegrens valt zal waarschijnlijk nog Ondanks de geringe afstand tot haar burgers ontbrak op de
wel even voortduren. Momenteel wordt in Nederland het peildatum bij veel gemeenten vaak het zicht op de omvang,
huidig wettelijk sociaal minimum dat voor hun huishoud- samenstelling en kenmerken van de arme huishoudens en
type en leeftijd geldt als uitgangspunt beschouwd. Voor individuen binnen haar gemeentegrenzen. Doordat veel
een huishouden onder de categorie ‘minima’ betekent dit relevante gegevens over armoede - bijv. belastinggege-
feitelijk dat huishoudens een inkomen hebben van 105% vens, gebruik van huurtoeslag, (bijzondere) bijstand, etc.
van de bijstandsnorm2. Vooral om deze reden wordt in deze - afkomstig zijn uit veel verschillende bronnen - bijv. lande-
rapportage consequent een ondergrens van 105% voor het lijke Belastingdienst, ministerie van Sociale Zaken, woning-
sociaal minimum gehanteerd. Deze definitie sluit bovendien bouwverenigingen, kwijtschelding OZB, etc. - ontbreekt
aan bij die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meestal het totaaloverzicht. Op deze wijze ontstaat een dif-
en Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), zoals deze wordt fuus beeld van de categorie arme huishoudens/individuen
gehanteerd in een jaarlijkse ‘armoedebericht’ en maakt het en is het moeilijk vast te stellen in hoeverre bestaand beleid
mogelijk te vergelijken met landelijke cijfers3. effectief/efficiënt is, c.q. in hoeverre specifiek (aanvullend)
beleid nodig is.
7
Zeeuwse Armoedemonitor
8
Zeeuwse Armoedemonitor
4 Exclusief Terneuzen.
5 Door het ontbreken van Terneuzen wordt het Zeeuws-Vlaamse cijfer bepaald door Sluis en Hulst.
6 Voor de samenstelling van deze begeleidingscommissie zie Bijlage 9.
9
Zeeuwse Armoedemonitor
10
Zeeuwse Armoedemonitor
%
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
7 Exclusief Terneuzen
8 In bijlage 1 zijn de definities van de verschillende typen huishoudens weergegeven.
11
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 1 blijkt dat het percentage alleenstaanden uiteen- Figuur 2: Leeftijdsverdelng totale bevolking per regio (%)
loopt van 25,3 in Kapelle tot 39,7 in Vlissingen. In laatstge- %
100
noemde gemeente is ook het aandeel meerpersoonshuis-
90
houdens het laagst (zowel met als zonder kinderen). Het
80
laagste percentage eenoudergezinnen is woonachtig in de
70
gemeente Reimerswaal (1,4%); in Vlissingen het hoogst
60
(3,8%). Noord-Beveland telt het hoogste aandeel meer-
50
persoonshuishoudens zonder kinderen (45,8%); Kapelle
40
het hoogste percentage meerpersoonshuishoudens met
30
kinderen (30,0%).
20
10
0
Leeftijd
al
io
en
st
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
12
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 2 komt naar voren dat Vlissingen verhoudingsge- Uit figuur 3 blijkt dat bijna 1 op de 3 Zeeuwse huishoudens
wijs de meeste jongeren t/m 24 jaar telt als oudste binnen uit eenpersoonshuishoudens bestaat. Een iets groter deel
een huishouden (6,1%). Veere telt relatief de minste jonge wordt gevormd door tweepersoonshuishoudens. Iets meer
huishoudoudsten (0,9%). De gemeente Reimerswaal huis- dan 1 op de 10 Zeeuwse huishoudens telt drie personen;
vest de meeste huishoudoudsten in de leeftijdscategorie 25 een iets groter aandeel bestaat uit 4 personen. Iets meer
t/m 39 jaar; Borsele in de categorie 40 t/m 64 jarigen. In dan één op de twintig Zeeuwse huishoudens telt minimaal
Sluis tenslotte wonen de meeste huishoudoudsten van 65 5 personen.
jaar en ouder; direct gevolgd door Schouwen-Duiveland
(33,1%). Als we de bovenstaande cijfers onderscheiden naar regio
valt op dat Walcheren duidelijk het hoogste aandeel een-
persoonshuishoudens telt. De Oosterschelderegio onder-
Aantal personen scheidt zich door een relatief hoog percentage huishoudens
Figuur 3 geeft een beeld van het aantal personen per huis- van 5 personen of meer.
houden in Zeeland.
Tabel 3 geeft weer hoe het aantal personen per huishouden
Figuur 3: Aantal personen per huishouden totale bevolking is verdeeld per gemeente.
per regio (%)
%
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
1 2 3 4 5 of meer
13
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 3 blijkt dat Vlissingen duidelijk het grootste aan- Uit figuur 4 blijkt dat ongeveer driekwart van de Zeeuwse
deel eenpersoonshuishoudens telt (39,7%); de gemeente huishoudens geen minderjarige kinderen telt. Eén op de
Kapelle relatief het minste (25,3%). De gemeente Sluis tien huishoudens telt 1 minderjarig kind; een vrijwel even
telt relatief de minste huishoudens van vijf personen of groot aandeel telt 2 minderjarigen. Ongeveer 1 op de 20
meer (3,7%). Deze is duidelijk het hoogst in Reimerswaal Zeeuwse huishoudens telt 3 of meer minderjarige kinde-
(11,5%). ren.
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
st
io
e n
ta
eg
ul
er
H
to
er
ch
s/
ld
d
al
ui
an
he
Sl
el
sc
Ze
r
te
os
O
0 1 2 3 of meer
14
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit de bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat de Uit figuur 5 blijkt dat bij ruim vier op de vijf huishoudens
gemeente Reimerswaal per huishouden gemiddeld de de oudste persoon van autochtone afkomst is. In ruim 3
meeste minderjarigen tellen. Sluis telt gemiddeld de min- op de twintig Zeeuwse huishoudens is de oudste persoon
ste. van allochtone afkomst. Ongeveer 12% is van Westers-
allochtone afkomst; ruim 4% heeft een niet-Westerse
achtergrond.
Etnische achtergrond
In figuur 5 wordt grafisch weergegeven hoe de verdeling Bij onderscheiding naar regio blijkt dat in de
van de Zeeuwse huishoudens is naar etniciteit (o.b.v. oud- Oosterschelderegio het percentage autochtonen duidelijk
ste persoon). hoger uitvalt dan in Walcheren9 en Sluis/Hulst. Walcheren
(cijfers Middelburg/Vlissingen) onderscheidt zich echter
Figuur 5: Etnische achtergrond totale bevolking per regio (%) door een duidelijk hoger aandeel niet-Westers allochtonen
%
(7,7%)
100
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
9 Voor Walcheren waren er geen gegevens beschikbaar over de etnische achtergrond van de huishoudens van Veere. Het Walcherse cijfer is daarom gebaseerd
op Middelburg en Vlissingen.
15
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 5 maakt duidelijk dat het percentage (Westerse en Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het percen-
niet-Westerse) allochtonen in Zeeland duidelijk het hoogst tage minimumhuishoudens het hoogst is op Walcheren
is in de gemeente Sluis. Dit betreft vooral mensen van (8,1%); het laagst in de Oosterschelderegio (4,4%).
Belgische afkomst. Vlissingen telt duidelijk het hoogste
aandeel niet-Westerse allochtonen (9,5%). Dit ligt het De verdeling van het huishoudinkomen voor de gemeen-
laagst in Borsele (1,3%). ten is weergegeven in tabel 6.
Figuur 6: Inkomensniveau totale bevolking per regio (%) Noord-Beveland 4,4 95,6 100,0 3.345
Borsele 3,1 96,9 100,0 9.041
%
100 Goes 5,5 94,5 100,0 16.667
90 Kapelle 1,7 98,3 100,0 4.709
80 Reimerswaal 5,1 94,9 100,0 8.290
70
20
Sluis 4,7 95,3 100,0 11.304
10
Hulst 5,1 94,9 100,0 12.258
0
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
al
ui
el
Sl
la
ch
e
te
os
minimuminkomen (1,7%).
O
16
Zeeuwse Armoedemonitor
2.2 Minima In de rest van deze paragraaf wordt met behulp van een
aantal achtergrondkenmerken een nader beeld geschetst
In de 12 gemeenten die aan de armoedemonitor meewerk- van de categorie minimumhuishoudens (tot 105% van het
ten ontvangen in totaal 8.318 huishoudens een inkomen sociaal minimum).
tot 105% van het sociaal minimum. Dit is ongeveer 5,9%
van het totaal aantal huishoudens. Dit cijfer ligt lager dan
het landelijk cijfer (9,3%), zoals dat door het CBS en het Type huishouden
SCP voor 2006 wordt geraamd10. Iets meer dan de helft van de minimumhuishoudens
betreft alleenstaanden. Bijna één op de vijf minima betreft
Het aantal personen dat deel uitmaakt van één van eenoudergezinnen. Een vrijwel even groot aandeel wordt
deze huishoudens bedraagt 15.930. (Walcheren: 8.036, gevormd door de meerpersoonshuishoudens zonder kinde-
Oosterschelderegio: 5.754, Sluis/Hulst: 2.140, zie tabel 7). ren. Ongeveer 11% betreft meerpersoonshuishoudens met
Ruim een kwart van hen is onder de 18 jaar; iets meer dan kinderen (figuur 7).
de helft behoort reeds 3 jaar of langer tot deze categorie.
Uit tabel 7 blijkt dat het aandeel personen met een mini-
muminkomen (4,9%) lager ligt dan het aandeel huis-
houdens (5,9%). Reden hiervoor is dat de gemiddelde
huishoudgrootte (aantal personen per huishouden) onder
minimumhuishoudens lager is dan de gemiddelde huis-
houdgrootte onder alle huishoudens. De bovenstaande
tabel maakt ook duidelijk dat ook als naar personen wordt
gekeken Vlissingen duidelijk het grootste aandeel minima
telt (9,7%). Kapelle is ook hier de gemeente met het laag-
ste aandeel (1,3%).
10 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007’; CBS en SCP, Den Haag, december 2007. Het laatst gemeten percentage minimumhuishoudens bedroeg 9,4% (2004).
17
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 7: Type huishouden minima per regio (%) Tabel 8 maakt duidelijk dat bij de beide Zeeuws-Vlaamse
%
gemeenten, evenals Kapelle, verhoudingsgewijs veel alleen-
100 staanden tellen onder de minima. Het aandeel eenouderge-
90
zinnen onder de minimumhuishoudens is het grootst in de
gemeente Middelburg. De gemeente Veere telt relatief de
80
meeste meerpersoonshuishoudens zonder kinderen onder
70
haar minima; direct gevolgd door Schouwen-Duiveland
60 (22,7%). Het aandeel meerpersoonshuishoudens met kin-
50 deren is het hoogst in Reimerswaal (16,2%); het laagst in
40
Kapelle (6,4%).
30
20
Leeftijd
10 Bijna de helft van de minimumhuishoudens betreft huis-
0 houdens waarvan de oudste personen in de leeftijdscatego-
rie 40 tot 65 jaar valt. Bijna een kwart valt in de categorie
al
io
en
st
ta
ul
er
re
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
rs
Ze
te
18
Zeeuwse Armoedemonitor
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
40
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
30
te
os
O
20
t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar
40 t/m 64 jaar 65 jaar eo
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
19
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 10 blijkt dat het aandeel niet-Westerse allochtonen meer uit gesubsidieerd werkenden, kleine zelfstandigen en
onder de minima duidelijk het hoogste is in de gemeente huishoudens met een WAO-inkomen.
Vlissingen. Het hoge percentage allochtone minima van
Westerse afkomst in Hulst heeft vooral betrekking op in Bij een onderscheiding naar regio blijkt dat de Walcherse
deze gemeente woonachtige Belgen. minima duidelijk vaker uit WWB-ontvangers bestaat en veel
minder uit AOW-ers. Laatstgenoemde categorie is vooral
Figuur 10: Bron inkomen minima per regio (%) groot in Sluis/Hulst.
%
100 Tabel 11 bevat een overzicht van de bovenstaande gege-
90 vens op gemeenteniveau.
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
20
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 11 blijkt dat het aandeel minima dat een bijstands- Figuur 11: Duur inkomenssituatie minima per regio (%)
uitkering ontvangt het hoogst is in Vlissingen (53,4%); %
het laagste in Kapelle (26,9%). De gemeente Kapelle telt 100
40
Duur inkomenssituatie 30
Ongeveer 7% van de Zeeuwse huishoudens met een inko-
20
men tot 105% van het wettelijk minimum ontvangt het
huidige inkomen korter dan 1 jaar. Bijna vier op de tien 10
minima heeft reeds 1-3 jaar een inkomen lager dan 105% 0
van het sociaal minimum. Iets meer dan de helft (53,5%)
al
io
en
st
ta
ul
er
re
behoort reeds meer dan drie jaar tot de minima. Zij vormen
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
rs
Ze
te
os
O
11 Het aantal/aandeel mensen in Kapelle in 2006 met een WWB-uitkering ligt waarschijnlijk hoger doordat een deel van de WWB-gegevens niet kon worden
gekoppeld door het ontbreken van burgerservicenummer-informatie (info KWIZ).
21
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het percentage lang- Figuur 12: Type huishouden langdurige minima per regio (%)
durige minima (veruit) het hoogste is in Goes (78,4%). %
100
Vlissingen telt relatief het laagste percentage langdurige
minima (42,6%). 90
80
70
2.3 Langdurige minima 60
50
Type huishouden
De twaalf gemeenten die meewerkten aan de eerste 40
io
en
st
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
(exclusief Terneuzen).
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
12 Niet alle ontvangen bestanden gingen tot drie jaar terug. Daardoor zal het feitelijk aandeel langdurige minima waarschijnlijk wat hoger liggen. Uitspraken over
langdurige minima moeten daarom met enige voorzichtigheid bekeken worden (bron: KWIZ).
22
Zeeuwse Armoedemonitor
Bij onderscheiding naar regio blijkt dat het aandeel alleen- Figuur 13: Leeftijd langdurige minima per regio (%)
staanden in Sluis/Hulst duidelijk hoger uitvalt dan in de %
twee andere regio’s. Het percentage eenoudergezinnen is 100
op gemeenteniveau. 50
40
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het aandeel alleen-
30
staanden onder de langdurige minima duidelijk het grootst
20
is in Kapelle (75,0%) en Hulst (74,9%). Vlissingen (22,9%)
- en in iets mindere mate Middelburg (17,7%) - kent een 10
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
rs
Ze
te
os
23
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 14 blijkt dat de jonge langdurige minima (t/m Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het aan-
39 jaar) het sterkst vertegenwoordigd zijn in de gemeente deel allochtonen onder de langdurige minimumhuishou-
Vlissingen. De categorie oudere (65 jaar e.o.) langdurige dens duidelijk het hoogst is op Walcheren (alleen cijfers
minima is duidelijk het grootst in de gemeente Kapelle. Middelburg/Vlissingen). Dit is vooral een gevolg van het
relatief grote percentage langdurige minima van niet-
Etnische achtergrond Westerse afkomst (26,3%). In Sluis/Hulst is het aandeel
Ongeveer tweederde van de langdurige minima heeft een Westerse allochtonen opvallend hoog. Dit betreft vooral in
autochtone achtergrond. Eén op de drie langdurige minima Hulst woonachtige Belgen.
is van allochtone afkomst. Daarvan zijn de mensen met
een niet-Westerse achtergrond in de meerderheid (18,6%) In tabel 15 is weergegeven wat de etnische achtergrond is
(figuur 14). van de langdurig minima op gemeenteniveau.
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
24
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het aandeel niet- Bij nadere onderscheiding naar regio wordt duidelijk dat
Westerse allochtonen onder de langdurig minima het de langdurige minima op Walcheren verhoudingsgewijs
grootste is in Vlissingen; het kleinste in Kapelle. vaak een WWB-uitkering ontvangen. Er zijn in deze regio
echter relatief weinig AOW-ers die tot de langdurige
minima behoren. Dit is wel het geval in Sluis/Hulst. In de
Inkomensbron Oosterschelderegio is het aandeel met een andersoortige
Iets meer dan de helft van de langdurige minima ont- uitkering opvallend hoog.
vangt een bijstandsuitkering, ongeveer 30% krijgt AOW.
Ongeveer 16% ontvangt een andersoortig inkomen (gesub- In tabel 16 zijn de bovenstaande cijfers weergegeven voor
sidieerd werkenden, kleine zelfstandigen, huishoudens met de 12 deelnemende gemeenten.
WAO-uitkering (figuur 15)).
%
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
25
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 16 blijkt dat het percentage WWB-ontvangers Figuur 16: Type huishouden totale bevolking, minima en
onder de langdurige minima duidelijk het hoogst is in de langdurige minima per regio (%)
gemeente Vlissingen (76,3%). De gemeente Hulst telt %
100
relatief het grootste percentage AOW-ers (53,2%) onder
hun langdurige minima. Het aandeel mensen met een 90
60
30
Als de totaalcijfers voor Zeeland vergeleken worden voor de
in de vorige paragrafen onderscheiden categorieën - resp. 20
26
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 17: Leeftijd totale bevolking, minima en langdurige Figuur 18: Etnische achtergrond totale bevolking, minima
minima per regio (%) en langdurige minima per regio (%)
% %
100
100
90 90
80 80
70 70
60 60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
totale bevolking minima langdurige minima 0
totale bevolking minima langdurige minima
t/m 24 25 t/m 39
40 t/m 64 65 eo
Autochtoon Westers all.
n.W.all.
27
Zeeuwse Armoedemonitor
28
Zeeuwse Armoedemonitor
3. Bijzondere bijstand
3.1 Definitie Figuur 19: Gebruik bijzondere bijstand minima per regio (%)
60
Bijzondere bijstand wordt verleend om mensen een op hun
bijzondere situatie afgestemd inkomen op minimumniveau 50
te garanderen. Daarbij wordt als het ware bepaald in hoe-
verre het feitelijke inkomen door bijzondere omstandighe- 40
den of kosten in de praktijk beneden het minimumniveau
terecht komt. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld 30
extra uitgaven voor gezondheid, door de komst van een
kind, hoge vervoerskosten, studie e.d. Bijzondere bijstand 20
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
kosten.
rs
Ze
te
os
O
3.2 Gebruik Uit de bovenstaande figuur blijkt dat het gebruik van
bijzondere bijstand op Walcheren wat achterblijft bij de
Van alle 12 aan het onderzoek deelnemende gemeenten andere twee regio’s.
zijn gegevens beschikbaar over het gebruik van bijzon-
dere bijstand. Ongeveer 1,8% van de huishoudens in deze Hoe de bovenstaande gegevens zich verhouden tot de
gemeenten maakt gebruik van bijzondere bijstand. Onder Zeeuwse gemeenten is weergegeven in tabel 17.
huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociaal
minimum (minima) is het gebruik 27,8%.
29
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 17 blijkt dat het gebruik van bijzondere bijstand Als wordt gekeken naar de drie onderscheiden regio’s
het hoogst is in de gemeente Tholen (37,5%). Minima in blijkt dat de verschillen in gebruik tussen de verschillende
de gemeente Noord-Beveland maken relatief het minst typen huishoudens op Walcheren veel geringer zijn dan in
gebruik van deze regeling (11,6%). de andere twee regio’s.
Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei- In tabel 18 is weergegeven wat het gebruik is van bij-
den naar huishoudtype blijkt dat meerpersoonshuishou- zondere bijstand van de minima naar huishoudtype per
dens met kinderen relatief het meest gebruik maken van gemeente.
bijzondere bijstand; alleenstaanden verhoudingsgewijs het
minste (figuur 20). Ook eenoudergezinnen maken verhou-
dingsgewijs vaak gebruik van de regeling.
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Alleenst. Eenouder
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
30
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 18: Gebruik bijzondere bijstand minima naar type huishouden per gemeente (%)
Alleenst. Eenouder Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 29 43 29 42 33 618
Tholen 34 44 35 47 38 477
Noord-Beveland 11 22 3 19 12 146
Borsele 24 41 33 43 31 280
Goes 24 34 23 34 27 909
Kapelle 14 36 30 0 19 78
Reimerswaal 27 51 28 52 35 425
Middelburg 18 27 23 31 22 1.782
Veere 28 50 17 48 31 253
Vlissingen 28 26 28 25 27 2.196
Sluis 25 51 25 36 28 527
Hulst 29 36 35 49 33 627
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het gebruik van bij- Als wordt gekeken naar de 3 onderscheiden regio’s valt
zondere bijstand door alleenstaanden het hoogst is in op dat op Walcheren ontvangers van een AOW-uitkering
Tholen (34%). Onder eenoudergezinnen ligt het gebruik relatief het meest gebruik maken van bijzondere bijstand.
het hoogst in Reimerswaal en Sluis (51%); onder meer-
persoonshuishoudens zonder kinderen in Tholen en Hulst Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
(beide 35%). De gemeente Reimerswaal onderscheidt zich lende gemeenten is in tabel 19 weergegeven.
verder door het hoogste gebruik onder meerpersoonshuis-
houdens met kinderen (52%)
60
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
31
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 19: Gebruik bijzondere bijstand minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 38 27 31 33 618
Tholen 47 29 35 38 477
Noord-Beveland 18 4 14 12 146
Borsele 30 30 36 31 280
Goes 34 18 20 27 909
Kapelle 33 8 25 19 78
Reimerswaal 49 17 32 35 425
Middelburg 32 13 13 22 1.782
Veere 49 10 31 31 253
Vlissingen 28 61 12 27 2.196
Sluis 36 14 40 28 527
Hulst 45 29 23 33 627
Tabel 19 maakt duidelijk dat er grote verschillen zijn tus- Uit figuur 22 wordt duidelijk dat naarmate mensen langer
sen de gemeenten wat betreft de gebruikers van bijzon- tot de minima behoren zij vaker gebruik maken van bijzon-
dere bijstand als wordt gekeken naar de inkomensbron. dere bijstand.
Het percentage WWB-ontvangers dat gebruik maakt van
de regeling loopt uiteen van 18 (Noord-Beveland) tot 49 Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het patroon
(Reimerswaal en Veere). Bij de AOW-ers varieert het zelfs in Sluis/Hulst iets afwijkt van dat van geheel Zeeland. In
van 4% (Noord-Beveland) tot 61% (Vlissingen). Onder deze regio neemt het gebruik van de regeling iets af nadat
ontvangers van een andersoortige uitkering is het gebruik mensen al 3 jaar tot de minima behoren.
het hoogst in de gemeente Sluis (40%) en het laagste in
Vlissingen (12%). In tabel 20 is het gebruik van bijzondere bijstand naar duur
van de inkomenssituatie weergegeven per gemeente.
Bij onderscheiding van de Zeeuwse minima naar duur van
de inkomenssituatie zijn er eveneens verschillen (figuur
22)
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
32
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 20: Gebruik bijzondere bijstand minima naar duur inkomen per gemeente (%)
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N
Schouwen-Duiveland 9 28 40 33 617
Tholen 40 32 41 38 475
Noord-Beveland 0 16 12 12 145
Borsele 0 29 35 31 279
Goes 0 15 30 27 908
Kapelle 25 28 14 19 77
Reimerswaal 7 38 38 35 424
Middelburg 19 17 27 22 1.769
Veere 39 23 34 31 252
Vlissingen 19 21 36 27 2.123
Sluis 0 43 26 29 511
Hulst 17 33 35 33 623
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat er grote verschillen zijn Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het verschil
tussen de gemeenten. Bij een groot aantal gemeenten is tussen autochtonen en allochtonen op Walcheren minimaal
er sprake van een positieve relatie tussen de duur van de is. In Sluis/Hulst valt op dat het gebruik door niet-Westers
inkomenssituatie en het gebruik van bijzondere bijstand. allochtonen relatief hoog is.
Bij een aantal gemeenten, bijv. Noord-Beveland, Kapelle en
Sluis, is die relatie echter niet zo eenduidig. Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
lende gemeenten is weergegeven in tabel 21.
Als wordt gekeken naar de etnische achtergrond van de
Zeeuwse minima blijkt dat allochtonen relatief iets meer
gebruik maken van bijzondere bijstand (figuur 23).
50
40
30
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
33
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 21: Gebruik bijzondere bijstand minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N
Schouwen-Duiveland 32 31 36 33 618
Tholen 32 58 56 38 477
Noord-Beveland 10 19 20 12 146
Borsele 28 43 43 31 280
Goes 25 32 29 27 897
Kapelle 12 25 71 19 78
Reimerswaal 31 41 44 35 425
Middelburg 20 21 29 22 1.778
Vlissingen 28 28 25 27 2.196
Sluis 24 32 55 28 527
Hulst 27 37 58 33 627
34
Zeeuwse Armoedemonitor
4. Langdurigheidstoeslag
4.1. Definitie Figuur 24: Gebruik langdurigheidstoeslag minima per regio
(%)
De langdurigheidstoeslag is een geldbedrag van de 25
gemeente. Aanvragers kunnen dat bedrag krijgen als men
langer van een kleine uitkering leeft en men slechts een
20
kleine kans heeft op terugkeer naar betaald werk. In 2006,
het jaar waarover wij het gebruik meten, werd vanuit de
overheid vastgelegd dat de aanvrager tussen de 23 en 65 15
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
een nieuwe koelkast of wasmachine, of om rekeningen te
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
te
os
Van alle 12 aan het onderzoek deelnemende gemeenten Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot de verschil-
zijn gegevens beschikbaar over het gebruik van de langdu- lende gemeenten is weergegeven in tabel 22.
righeidstoeslag. Exact 0,6% van alle huishoudens in deze
12 gemeenten maakt gebruik van de langdurigheidstoe-
slag. Van de huishoudens met een inkomen tot 105% van
het sociaal minimum is het gebruik 10,6%.
35
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 22: Gebruik langdurigheidstoeslag minima per de aanvrager (zie definitie) is het logisch dat er onder de
gemeente (%) jongste en oudste leeftijdscategorie in weinig huishoudens
Niet Wel Totaal Totaal gebruik wordt gemaakt van de langdurigheidstoeslag. In de
praktijk betreft dit medebewoners binnen een huishouden
die (nog) wel binnen de leeftijdsgrenzen vallen.
Schouwen-Duiveland 87,9 12,1 100,0 618
Tholen 92,0 8,0 100,0 477
Bij onderscheiding naar regio blijkt dat alle 3 regio’s vrijwel
Noord-Beveland 97,3 2,7 100,0 146 hetzelfde patroon vertonen als totaal Zeeland. Opvallend is
Borsele 94,6 5,4 100,0 280 wel dat de jongste leeftijdscategorie in Sluis/Hulst duidelijk
Goes 87,6 12,4 100,0 909 vaker van de regeling gebruik maakt dan in de andere
Kapelle 98,7 1,3 100,0 78 regio’s.
Reimerswaal 89,2 10,8 100,0 425
Hoe de bovenstaande cijfers zich verhouden tot verschil-
lende Zeeuwse gemeenten is weergegeven in tabel 23.
Middelburg 88,9 11,1 100,0 1.782
Veere 97,2 2,8 100,0 253
Uit tabel 23 blijkt dat het patroon van het gebruik van
Vlissingen 87,2 12,8 100,0 2.196 de langdurigheidstoeslag naar leeftijd in de verschillende
Zeeuwse gemeenten min of meer overeenkomt met het
Sluis 89,2 10,8 100,0 527 algemene beeld. Alleen in de gemeente Sluis is het
Hulst 92,5 7,5 100,0 627 hoge gebruik door de jongste leeftijdscategorie opvallend.
Opvallend is verder het lage gebruik in met name Noord-
Beveland, Kapelle en Veere.
De bovenstaande tabel maakt duidelijk dat de Vlissingse
minima relatief het vaakst gebruik maken van de regeling Als wordt gekeken naar het type huishouden (figuur 26)
(12,8%). Minimumhuishoudens uit Kapelle doen verhou- ontstaan eveneens verschillen, al zijn die minder groot dan
dingsgewijs het minst vaak een beroep op de langdurig- naar leeftijd. Alleenstaanden maken verhoudingsgewijs
heidstoeslag (1,3%). het meest gebruik van de langdurigheidstoeslag; meerper-
soonshuishoudens met kinderen relatief het minst.
Als de minima worden onderscheiden naar leeftijd (oudste
bewoner huishouden) is het duidelijk dat de leeftijdsca- Figuur 26: Gebruik langdurigheidstoeslag minimum naar
tegorie 40-64 jaar relatief het meest gebruik maakt van huishoudtype (%)
de regeling (figuur 25). Vanwege de leeftijdscriteria voor 25
25
15
20
10
15
10
0
5
io
st
al
en
ta
eg
ul
er
H
to
er
ch
s/
d
d
al
ui
el
an
Sl
ch
el
0
rs
Ze
te
os
o
st
al
en
O
i
eg
ta
ul
er
Alleenstaand Eenoudergezin
/H
to
er
ch
is
d
d
u
an
Sl
ch
el
rs
Ze
te
os
O
36
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 23: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N
Schouwen-Duiveland 0 5 20 3 12 618
Tholen 0 8 12 4 8 477
Noord-Beveland 0 0 6 0 3 146
Borsele 0 2 8 3 5 280
Goes 0 5 19 7 12 909
Kapelle 0 0 4 0 1 78
Reimerswaal 0 9 19 2 11 425
Middelburg 1 8 18 4 11 1782
Veere 0 5 4 0 3 253
Vlissingen 0 8 20 6 13 2196
Sluis 11 11 19 1 11 527
Hulst 0 12 12 2 7 627
De patronen van het gebruik van de regeling naar regio Het percentage alleenstaanden wat gebruik maakt van de
wijken niet zo veel af van dat van geheel Zeeland. Wel is langdurigheidstoeslag is het grootst in de gemeente Goes
het gebruik door meerpersoonshuishuidens met kinderen (15%), het laagst in Kapelle en Veere (0%). Onder een-
in Sluis/Hulst iets hoger. oudergezinnen is het gebruik het grootst in Sluis (13%).
De gemeenten Schouwen-Duiveland (14%) huisvest het
In tabel 24 zijn de bovenstaande cijfers weergegeven per hoogste percentage meerpersoonshuishoudens zonder kin
gemeente. deren; de gemeente Hulst (17%) relatief de meeste meer-
persoonshuishoudens met kinderen dat gebruik maakt van
de regeling.
Tabel 24: Gebruik langdurigheidstoeslag minimum naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 14 10 14 4 12 618
Tholen 8 11 6 8 8 477
Noord-Beveland 3 4 3 0 3 146
Borsele 5 4 5 10 5 280
Goes 15 9 12 6 12 909
Kapelle 0 7 0 0 1 78
Reimerswaal 10 10 13 13 11 425
Middelburg 12 9 13 8 11 1.782
Veere 0 5 5 7 3 253
Vlissingen 14 12 10 11 13 2.196
Sluis 12 13 10 3 11 527
Hulst 6 6 7 17 7 627
37
Zeeuwse Armoedemonitor
Grote verschillen in het gebruik van de langdurigheids- Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat het gebruik
toeslag zijn vast te stellen als de Zeeuwse minima wor- van de langdurigheidstoeslag naar inkomensbron in (met
den onderscheiden naar de inkomensbron (figuur 27). name) de Oosterschelderegio en Walcheren redelijk over-
Ontvangers van een WWB-uitkering maken duidelijk veel een komt met dat van geheel Zeeland. Sluis/Hulst valt
meer gebruik van de langdurigheidstoeslag dan de twee op door het relatief hoge gebruik door mensen met een
andere categorieën. andersoortig inkomen (gesubsidieerd werkenden, kleine
zelfstandigen, WAO-ers).
Figuur 27: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar
bron inkomen per regio (%) In tabel 25 is weergegeven hoe het gebruik van de lang-
25 durigheidstoeslag is op het niveau van de verschillende
Zeeuwse gemeenten.
20
Uit tabel 25 blijkt dat - in tegenstelling tot het provinci-
ale beeld - in enkele gemeenten slechts weinig WWB-
15 ontvangers gebruik maken van de regeling. Dit betreft de
gemeenten Noord-Beveland, Borsele, Kapelle13 en Veere.
10
Onder AOW-ers en mensen met een andersoortig inkomen
zijn de verschillen in gebruik tussen de gemeenten wat
minder groot.
5
io
en
st
ta
ul
er
re
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
rs
Ze
te
os
WWB AOW Ov. Inkomen als wordt onderscheiden naar regio blijft dit algemene
patroon zichtbaar.
Tabel 25: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 24 3 7 12 618
Tholen 15 4 3 8 477
Noord-Beveland 8 0 0 3 146
Borsele 7 3 4 5 280
Goes 21 7 3 12 909
Kapelle 0 0 5 1 78
Reimerswaal 21 2 4 11 425
Middelburg 19 4 5 11 1782
Veere 4 0 4 3 253
Vlissingen 20 6 3 13 2196
Sluis 21 1 10 11 527
Hulst 15 2 7 7 627
13 Het aantal/aandeel mensen in Kapelle in 2006 met een WWB uitkering ligt waarschijnlijk hoger doordat een deel van de WWB-gegevens niet kon worden
gekoppeld door het ontbreken van burgerservicenummer-informatie (info KWIZ) (zie ook voetnoot 11).
38
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 28: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar duur Als wordt onderscheiden naar etnische afkomst blijkt dat
inkomenssituatie per regio (%) op het niveau van geheel Zeeland Westerse allochtonen
25 verhoudingsgewijs het meest gebruik maken van de lang-
durigheidstoeslag (figuur 29).
20
Figuur 29: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar
etnische achtergrond per regio (%)
15 16
14
10
12
5 10
0
6
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
4
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
2
os
O
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
in de gemeenten is weergegeven in de onderstaande
os
tabel 26. O
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Sluis 2 7 15 11 511
Hulst 0 7 9 8 623
39
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 27: Gebruik langdurigheidstoeslag minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N
Schouwen-Duiveland 13 11 5 12 618
Tholen 8 10 9 8 477
Noord-Beveland 3 0 0 3 146
Borsele 5 5 10 5 280
Goes 12 21 8 12 897
Kapelle 0 8 0 1 78
Reimerswaal 9 20 10 11 425
Middelburg 11 12 10 11 1.778
Vlissingen 14 12 12 13 2.196
Sluis 11 13 2 11 527
Hulst 4 9 21 7 627
40
Zeeuwse Armoedemonitor
5. Collectieve ziektekostenverzekering
5.1 Definitie In figuur 30 is een grafisch overzicht weergegeven van het
gebruik van de collectieve ziektekostenverzekering van de
Gemeenten kunnen met minima een aanvullende collec- minima per regio.
tieve ziektekostenverzekering (CZV) afsluiten. Bij afsluiting
van een dergelijke verzekering wordt het premiedeel van de Uit figuur 30 blijkt dat het gebruik van de CZV in
minimum-bijstandshuishoudens rechtstreeks ingehouden de regio Walcheren duidelijk veel hoger is dan in de
en wordt vaak een hoge korting gegeven op de premie. Oosterschelderegio en (met name) Sluis.
Van 7 aan het onderzoek deelnemende gemeenten zijn Tabel 28: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering
gegevens beschikbaar over het gebruik van de CZV, te minima per gemeente (%)
weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Borsele14, Middelburg, Niet Wel Totaal N
Veere, Vlissingen en Hulst15. Ongeveer 3,0% van de huis-
houdens in deze gemeenten maakt gebruik van een via de
Schouwen-Duiveland 63,3 36,7 100,0 618
gemeente afgesloten collectieve ziektekostenverzekering.
Tholen 69,8 30,2 100,0 477
Van de huishoudens met een inkomen tot 105% van het
sociaal minimum is het gebruik 44,1%. Borsele 68,2 31,8 100,0 280
Figuur 30: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering Middelburg 54,7 45,3 100,0 1.782
Wel
50
Hulst 81,3 18,7 100,0 627
40
10
Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei-
den naar leeftijd (oudste) blijkt dat vooral de middelste
0 leeftijdscategorieën er gebruik van maken (figuur 31).
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
14 Borsele en Reimerswaal kennen geen CZV. Het betreft in deze gemeenten de (individuele) vergoedingen voor de premiekosten voor een aanvullende
ziektekostenverzekering. Voor Reimerswaal ontbraken hierover gedetailleerde cijfers. In 2006 maakten in deze gemeente 162 huishoudens met een WWB-
uitkering en 104 overige minima hiervan gebruik.
15 Goes en Noord-Beveland kennen wel een CZV (gedetailleerde cijfers ontbreken). In 2006 maakten er 670 (Goes), resp. 86 personen (N. Beveland) gebruik van.
41
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 31: Gebruik CZV minima naar leeftijd per regio (%) Als de minima worden onderscheiden naar het type huis-
80 houden blijken de verschillen in het gebruik wat minder
groot te zijn (figuur 32). Het zijn vooral de eenoudergezin-
70
nen en de meerpersoonshuishoudens met kinderen die in
60 Zeeland gebruik maken van de collectieve ziektekostenver-
zekering.
50
20
70
10
60
0
50
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
40
ch
de
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
30
te
os
O
20
18-24 25-39 40-64 65eo
10
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
jarigen het meest gebruik maken van de regeling. Het
nd
al
el
W
la
ch
e
te
os
Alleenstaand Eenoudergezin
tussen de 30 en 37%. Hulst blijft hier duidelijk bij achter. Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
Tabel 29: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N
Schouwen-Duiveland 18 39 49 14 37 618
Tholen 27 40 39 14 30 477
Borsele 0 32 39 23 32 280
``
Middelburg 23 54 58 17 45 1.782
Veere 67 49 65 16 46 253
Vlissingen 33 58 65 39 57 2.196
Hulst 0 7 21 22 19 626
Uit de bovenstaande cijfers blijkt dat globale, hierboven In Walcheren maken alle onderscheiden categorieën echter
beschreven patroon zich meestal ook voordoet op het meer gebruik van de regeling dan in de Oosterschelderegio.
niveau van de verschillende gemeenten. Opvallend is wel In Hulst, waar het gebruik van de regeling duidelijk lager
dat in Veere de jongste leeftijdscategorie relatief het meest is, is het opvallend dat de alleenstaanden de belangrijkste
gebruik maakt van de regeling. afnemers zijn.
42
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 30: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 32 47 37 42 37 618
Tholen 22 37 33 49 30 477
Borsele 30 39 28 33 32 280
Middelburg 38 54 51 58 45 1.782
Veere 33 76 43 74 46 253
Vlissingen 54 64 54 62 57 2.196
Hulst 21 7 20 15 19 627
Het gebruik van de CZV door minima naar huishoudtype Figuur 33 maakt ook duidelijk dat alle onderscheiden
per gemeente is weergegeven in tabel 30. inkomenscategorieën op Walcheren relatief meer gebruik
maken van de regeling dan dezelfde categorieën in de
Uit tabel 30 blijkt dat in alle gemeenten vooral eenouderge- Oosterschelderegio. Opvallend is dat in Hulst WWB-ontvan-
zinnen en meerpersoonshuishoudens met kinderen gebruik gers niet de belangrijkste afnemers zijn.
maken van de CZV. De situatie in Hulst wijkt hier duidelijk
vanaf. Per gemeente zijn er enige verschillen in de het gebruik
van de CZV naar inkomensbron. Dit is weergegeven in
Grotere verschillen in het gebruik van de CZV zijn er als tabel 31.
wordt onderscheiden naar de inkomensbron. Dit is gra-
fisch weergegeven in figuur 33. Vooral minima met een Uit tabel 31 blijkt dat alleen in Hulst en Borsele het gebruik
WWB-uitkering maken relatief zeer veel gebruik van de van de regeling door WWB-ontvangers relatief beperkt
regeling. blijft.
Figuur 33: Gebruik CZV minima maar bron inkomen per Niet alleen wat betreft de bron van het inkomen, ook bij
regio (%) onderscheiding naar de duur van de inkomenssituatie
80 zijn er grote verschillen in het relatieve gebruik van de rege-
ling (figuur 34). Vooral mensen die al drie jaar of langer tot
70
de minima behoren maken veel gebruik van de verzekering,
60 zo blijkt uit de onderstaande figuur.
50
Figuur 34: Gebruik CZV minima naar duur inkomenssituatie
40 (%)
80
30
70
20
60
10
50
0
40
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
nd
al
el
30
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
20
O
0
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
43
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 31: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 63 14 27 37 618
Tholen 52 14 20 30 477
Borsele 39 23 30 32 280
Middelburg 71 20 24 46 1.742
Veere 81 16 35 46 253
Vlissingen 78 39 29 57 2.196
Hulst 19 22 13 19 627
Bij onderscheiding naar regio (figuur 34) blijkt dat het Figuur 35: Gebruik CZV minima naar etnische achtergrond
patroon voor geheel Zeeland zich zowel manifesteert in de per regio (%)
Oosterschelderegio als op Walcheren als in Hulst. Het gebruik 80
van de onderscheiden categorieën ligt op Walcheren echter
duidelijk hoger dan in de Oosterschelderegio en Hulst. 70
60
Hoe het gebruik van de regeling uitvalt per gemeente
wordt weergegeven in tabel 32. 50
40
Tabel 32: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering
minima naar duur inkomen per gemeente (%) 30
10
Schouwen- 9 24 50 37 617
Duiveland 0
Tholen 9 21 39 30 475
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
Borsele 0 23 39 32 279
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
44
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 33: Gebruik collectieve ziektekostenverzekering minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N
Schouwen-Duiveland 34 43 47 37 618
Tholen 26 29 62 30 477
Borsele 30 36 43 32 280
Middelburg 37 52 64 45 1.778
Vlissingen 54 61 61 57 2.196
Hulst 19 19 18 19 627
45
Zeeuwse Armoedemonitor
46
Zeeuwse Armoedemonitor
6. Kwijtscheldingsregeling
6.1 Definitie
ling. Onder de Zeeuwse huishoudens met een inkomen tot
Onder de gemeentelijke belastingen vallen de Onroerend 105% van het sociaal minimum is het gebruik 58,8%.
Zaak Belasting (OZB), de afvalstoffenheffing, honden-
belasting en de rioolheffing. Voor de kwijtschelding zijn In figuur 36 is het gebruik van de kwijtscheldingsregeling
ten opzichte van de WWB andere vermogensgrenzen van de minima per regio weergegeven.
gedefinieerd. De kwijtschelding valt onder de doelstelling
lastenverlichting en is voor burgers op bijstandsniveau. Uit figuur 36 blijkt dat de minima in de Oosterschelderegio
De burgers kunnen kwijtschelding aanvragen voor alle het meest gebruik maken van de kwijtscheldingsregeling.
genoemde belastingsoorten. Huishoudens op Walcheren De verschillen zijn echter niet groot.
met een WWB-inkomen krijgen in principe automatisch
kwijtschelding. In tabel 34 wordt het gebruik van de kwijtscheldingsrege-
ling door de minima per gemeente weergegeven.
Figuur 36: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima per Noord-Beveland 52,1 47,9 100,0 146
regio (%) Borsele 43,6 56,4 100,0 280
90 Goes 25,5 74,5 100,0 909
80 Kapelle 61,5 38,5 100,0 78
70 Reimerswaal 44,0 56,0 100,0 425
60
Middelburg 38,1 61,9 100,0 1.782
50
Veere 49,0 51,0 100,0 253
40
Vlissingen 45,5 54,5 100,0 2.196
30
20
Sluis 52,4 47,6 100,0 527
10
Hulst 38,9 61,1 100,0 627
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
47
Zeeuwse Armoedemonitor
De minima in Goes maken verhoudingsgewijs het meest Bij onderscheiding naar regio valt op dat met name in de
gebruik van de kwijtscheldingsregeling (74,5%). In de Oosterschelderegio en (vooral) Sluis/Hulst het gebruik van
gemeente Kapelle wordt door de minimumhuishoudens de regeling door de jongste leeftijdscategorie wat achter
het minst gebruik gemaakt van de regeling (38,5%). blijft. Op Walcheren maken de 18-24 jarigen juist het meest
gebruik van de kwijtscheldingsregeling.
Als de Zeeuwse minimumhuishoudens worden onderschei-
den naar leeftijd (oudste) zijn de verschillen in gebruik Tabel 35 geeft weer hoe de bovenstaande cijfers zich ver-
tussen de minima tot 65 jaar betrekkelijk gering (figuur 37). houden tot de verschillende gemeenten.
Opvallend is wel dat de 65-plussers in Zeeland gemiddeld
het minst gebruik maken van de regeling. Als wordt onderscheiden naar leeftijd blijkt dat het percen-
tage dat gebruik maakt van de regeling bij de jongste leef-
Figuur 37: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar tijdscategorie sterk uiteenloopt, van 0% (Noord-Beveland
leeftijd per regio (%) en Kapelle) tot 100% (Veere). In laatstgenoemde gemeente
is dat een gevolg van het geringe aantal jonge minima.
80
Binnen de overige leeftijdscategorieën zijn de verschillen
70 tussen de gemeenten minder groot.
60
Niet alleen leeftijd, ook het type huishouden heeft relatief
50 weinig invloed op het gebruik van de kwijtscheldingsrege-
ling (figuur 38). Meerpersoonshuishoudens met kinderen
40
maken in Zeeland gemiddeld het meest gebruik van de
30 regeling.
20
10
0
al
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Tabel 35: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N
Schouwen-Duiveland 35 63 65 58 62 618
Tholen 47 66 68 39 57 477
Noord-Beveland 0 63 58 28 48 146
Borsele 80 74 55 48 56 280
Goes 63 68 73 89 74 909
Kapelle 0 47 70 19 38 78
Reimerswaal 47 57 65 42 56 425
Middelburg 68 64 68 42 62 1.782
Veere 100 59 58 34 51 253
Vlissingen 56 53 52 66 55 2.196
Sluis 22 51 58 36 48 527
Hulst 17 76 63 53 61 627
48
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 38: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar Meer verschil ontstaat indien de minimumhuishoudens
type huishoudens per regio (%) worden onderscheiden naar inkomensbron (figuur 39).
90
Vooral ontvangers van een andersoortig inkomen (gesub-
sidieerd werkenden, kleine zelfstandigen, WAO-ers) maken
80
verhoudingsgewijs vaak gebruik van de kwijtscheldingsre-
70 geling.
60
Figuur 39: Gebruik kwijtschelingsregeling minima naar bron
50
inkomens per regio (%)
40 90
30 80
20 70
10 60
0 50
al
io
en
st
ta
ul
er
40
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
ui
el
Sl
la
ch
e
30
rs
Ze
te
os
O
20
Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
10
0
al
io
en
st
Uit de bovenstaande figuur blijkt ook dat het patroon per
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
regio maar weinig afwijkt van dat van geheel Zeeland.
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Uit tabel 36 blijkt dat er ook in de meeste gemeenten over Ook bij onderscheiding naar regio blijft het patroon van
het algemeen een vrij evenwichtige verdeling is wat betreft geheel Zeeland (grotendeels) overeind. Alleen in Sluis/Hulst
het gebruik van de kwijtscheldingsregeling naar huishou- zien we een afwijkend beeld. Hier maken WWB-ontvangers
denstype. het meest gebruik van de regeling en blijven AOW-ers iets
achter.
Tabel 36: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 60 64 66 58 62 618
Tholen 45 70 62 76 57 477
Noord-Beveland 45 65 33 69 48 146
Borsele 49 71 60 60 56 280
Goes 75 61 78 81 74 909
Kapelle 33 29 60 80 38 78
Reimerswaal 52 44 72 61 56 425
Middelburg 60 62 62 71 62 1.782
Veere 48 71 43 56 51 253
Vlissingen 56 56 48 56 55 2.196
Sluis 45 64 47 51 48 527
Hulst 56 67 63 81 61 627
49
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 37: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 55 58 72 62 618
Tholen 56 39 80 57 477
Noord-Beveland 45 28 76 48 146
Borsele 50 48 79 56 280
Goes 57 89 93 74 909
Kapelle 14 19 100 39 78
Reimerswaal 54 42 75 56 425
Middelburg 63 42 73 62 1.782
Veere 51 34 69 51 253
Vlissingen 47 66 63 55 2.196
Sluis 59 36 47 48 527
Hulst 65 53 69 61 627
Hoe het gebruik van de kwijtscheldingsregeling is op Figuur 40: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar
gemeenteniveau is weergegeven in tabel 37. duur inkomenssituatie per regio (%)
90
50
Nog duidelijker verschillen in het gebruik van de kwijt-
40
scheldingsregeling ontstaan als de minimumhuishoudens
worden onderscheiden naar de duur van de inkomens- 30
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
al
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
minimuminkomen.
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
50
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 38: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar Figuur 41: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar
duur inkomen per gemeente (%) etnische achtergrond per regio (%)
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal 90
80
Schouwen- 0 63 74 62
70
Duiveland
60
Tholen 6 68 56 57
Noord-Beveland 0 43 61 48 50
Borsele 0 55 62 57 40
Goes 0 51 83 74 30
Kapelle 0 83 14 39
20
Reimerswaal 0 59 64 56
10
Middelburg 5 68 63 62 0
al
io
en
st
Veere 0 59 55 51
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
nd
al
Vlissingen 6 60 54 53
ui
el
Sl
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
Sluis 13 55 47 46 Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Hulst 0 76 55 61
Tabel 39: Gebruik kwijtscheldingsregeling minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal
Schouwen-Duiveland 61 66 62 62
Tholen 52 63 82 57
Noord-Beveland 45 50 80 48
Borsele 54 60 76 56
Goes 73 75 78 74
Kapelle 32 58 57 38
Reimerswaal 52 59 74 56
Middelburg 57 65 75 62
Vlissingen 55 57 52 55
Sluis 46 47 62 48
Hulst 56 64 84 61
51
Zeeuwse Armoedemonitor
52
Zeeuwse Armoedemonitor
Van 9 aan het onderzoek deelnemende gemeenten zijn Tabel 40: Gebruik GSF minima per gemeente (%)
gegevens beschikbaar over het gebruik van een (soort) Niet Wel Totaal N
GSF, te weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Noord-
Beveland, Borsele, Reimerswaal, Middelburg, Veere,
Schouwen-Duiveland 95,1 4,9 100,0 618
Wel
15
5
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in de gemeen-
0
te Reimerswaal door minima het meest gebruik wordt
al
st
e
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
d
al
el
an
rs
Ze
te
16 Ook Goes en Noord-Beveland kennen een maatschappelijk participatiefonds/declaratiefonds (gedetailleerde gegevens ontbreken). Hiervan maakten in 2006
1.160 (Goes) resp. 141 personen (Noord-Beveland) gebruik.
53
Zeeuwse Armoedemonitor
In figuur 43 is grafisch weergegeven hoe het gebruik van Als de minimumhuishoudens worden onderscheiden naar
een GSF zich verhoudt tot de leeftijd van de minima. het type huishouden blijken er grote verschillen in het
gebruik van een GSF. Vooral eenoudergezinnen en meer-
Figuur 43: Gebruik GSF minima naar leeftijd per regio (%) persoonshuishoudens met kinderen maken relatief veel
45 gebruik van een dergelijke regeling, zo blijkt uit de figuur
44.
40
30
regio (%)
45
25
40
20
35
15
30
10
25
5
20
0
15
al
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
10
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
te
5
os
O
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
nd
al
el
W
la
rs
Ze
te
de (middelbare) leeftijdscategorieën, van 25 t/m 64 jaar
os
O
gebruik maken van de regeling. In Hulst maken ook de 65- Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
plussers relatief veel gebruik van het GSF.
Hoe het gebruik van het GSF naar leeftijd zich manifesteert Het verhoudingsgewijs hoge gebruik door eenoudergezin-
op gemeentelijk niveau is weergegeven in de onder- nen en meerpersoonshuishoudens met kinderen is zowel in
staande tabel 41. de regio Oosterschelde als op Walcheren waar te nemen.
In Hulst is er minder verschil tussen de onderscheiden
Opvallend is dat in vrijwel alle gemeenten de 25 t/m 64 categorieën. Opvallend is hier wel het hoge gebruik door
jarigen de belangrijkste gebruikers zijn. meerpersoonshuishoudens met kinderen.
Tabel 41: Gebruik GSF minima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N
Schouwen-Duiveland 0 5 6 3 5 618
Tholen 0 2 5 5 4 477
Noord-Beveland 0 33 17 28 24 146
Borsele 0 32 40 24 33 280
Reimerswaal 7 38 45 22 35 425
Middelburg 1 9 13 6 9 1.782
Veere 33 12 17 4 12 253
Vlissingen 5 18 12 3 12 2.196
Hulst 0 29 32 23 27 627
54
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 42: Gebruik GSF minima naar type huishouden per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 2 13 4 6 5 618
Tholen 4 3 6 1 4 477
Noord-Beveland 16 35 21 50 24 146
Borsele 31 41 30 33 33 280
Reimerswaal 34 34 33 42 35 425
Middelburg 7 16 4 15 9 1.782
Veere 8 29 10 15 12 253
Vlissingen 0 38 2 35 12 2.196
Hulst 25 26 29 41 27 627
Hoe deze cijfers uitvallen op het niveau van alle gemeen- Figuur 45: Gebruik GSF minima naar bron inkomen per
ten is weergegeven in tabel 42. regio (%)
50
25
io
st
en
ta
ul
er
re
H
to
ch
het GSF.
de
nd
al
el
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
Tabel 43: Gebruik gemeentelijk sociaal fonds minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 8 3 3 5 618
Tholen 5 5 2 4 477
Noord-Beveland 22 28 21 24 146
Borsele 40 24 31 33 280
Reimerswaal 49 22 28 35 425
Middelburg 14 6 4 9 1.782
Veere 19 4 13 12 253
Vlissingen 16 3 9 12 2.196
Hulst 36 23 23 27 627
55
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 42 kan worden afgeleid dat in vrijwel alle gemeen- Tabel 44: Gebruik GSF minima naar duur inkomen per
ten WWB-ontvangers relatief het meest gebruik maken van gemeente (%)
de regeling. Alleen in de gemeente Noord-Beveland vormen < 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N
de AOW-ers de grootste categorie. Het aantal gebruikers
van de regeling onder huishoudens met overig inkomen is
opvallend hoger in Borsele (31%) en Reimerswaal (28%).
Schouwen- 3 3 6 5 617
Als wordt gekeken naar de duur van de inkomenssitu- Duiveland
atie dan blijkt een eenduidig verband. Naarmate huishou-
Tholen 3 1 6 4 475
dens langer tot de minima behoren maken zij meer gebruik
Noord- 12 27 23 23 145
van een GSF (figuur 46).
Beveland
45
Middelburg 1 4 15 9 1.769
40
Veere 0 12 14 12 252
35
Vlissingen 4 7 19 12 2.123
30
25 Hulst 8 27 30 27 623
20
15
Figuur 47: Gebruik GSF minima naar etnische achtergrond
per regio (%)
10
50
5
45
0
40
al
io
st
en
ta
ul
er
re
35
H
to
ch
de
nd
al
el
W
la
ch
e
30
rs
Ze
te
os
O
25
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
20
0
De toename van het gebruik van het GSF doet zich ook
al
io
st
en
ul
er
re
H
to
ch
de
nd
al
W
la
ch
e
rs
Ze
te
os
O
56
Zeeuwse Armoedemonitor
Schouwen-Duiveland 5 4 7 5 618
Tholen 3 12 2 4 477
Noord-Beveland 24 19 30 24 146
Borsele 31 36 48 33 280
Reimerswaal 32 44 44 35 425
Middelburg 8 11 12 9 1.778
Vlissingen 9 12 18 12 2.196
Hulst 23 28 49 27 627
Uit tabel 45 blijkt dat het gebruik van het GSF door autoch-
tonen uiteenloopt van 3% (Tholen) tot 32% (Reimerswaal).
Het gebruik door Westers allochtonen varieert van 4%
(Schouwen-Duiveland) tot 44% (Reimerswaal). Onder niet-
Westers allochtonen loopt het gebruik van het GSF het
sterkst uiteen: van 2% (Tholen) tot 49% (Hulst).
57
Zeeuwse Armoedemonitor
58
Zeeuwse Armoedemonitor
10
Gemeenten kunnen minima jaarlijks of eens in de twee
9
of drie jaar een gedeeltelijke of volledige vergoeding
8
geven voor de reparatie of aanschaf van als noodzakelijk
7
beschouwde duurzame gebruiksgoederen als een wasma-
6
chine, koelkast e.d.
5
8.2 Gebruik 3
2
Van de Zeeuwse gemeenten hebben we over het gebruik 1
van een vergoeding voor de aanschaf van duurzame 0
gebruiksgoederen alleen beschikking over cijfers van de Middelburg
59
Zeeuwse Armoedemonitor
In figuur 50 is grafisch weergegeven hoe het gebruik van Uit figuur 51 blijkt dat de langdurige minima relatief het
vergoedingen voor duurzame gebruiksgoederen in de vaakst gebruik maken van een dergelijke regeling. De ver-
gemeente Middelburg zich verhoudt tot de inkomensbron schillen met de andere categorieën zijn echter betrekkelijk
van de minima. Hieruit blijkt dat minima met een WWB- gering.
uitkering er verhoudingsgewijs duidelijk vaker gebruik van
maken dan de overige categorieën. Bij onderscheiding naar etnische achtergrond valt op dat
de Middelburgse minima met een niet-Westerse achter-
Figuur 50: Gebruik vergoeding DGG hh tot 105% minimum grond verhoudingsgewijs het meest gebruik maken van de
naar bron inkomen (%) vergoeding voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoe-
10 deren (figuur 52).
9
Figuur 52: Gebruik vergoeding DGG naar etnische
8
achtergrond (%)
7
10
6
9
5
8
4
7
3
2 6
1 5
0 4
Middelburg
3
WWB AOW Ov. Inkomen
2
1
In figuur 51 is het gebruik van de vergoedingen voor duur-
0
zame gebruiksgoederen weergegeven naar de duur van Middelburg
de inkomenssituatie van de (Middelburgse) minima. Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
10
0
Middelburg
60
Zeeuwse Armoedemonitor
9. Categoriale bijstand
9.1 Definitie In figuur 53 is weergegeven hoe het gebruik van de catego-
riale bijstand van de minima is per gemeente.
Categoriale bijstand kon tot voor kort in principe verleend
worden aan categorieën die in dezelfde bijzondere omstan- Figuur 53: Gebruik categoriale bijstand minima per
Wel
18 Ook Tholen en Borsele kennen een regeling voor categoriale bijstand (gedetailleerde cijfers ontbreken). Hiervan maakten in 2006 10 (Tholen) resp. 39
(Borsele) personen gebruik.
61
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 54: Gebruik categoriale bijstand minima naar leeftijd Figuur 55: Gebruik categoriale bijstand naar minima type
(%) huishoudens (%)
35
35
35 35
30 30
30 30
25 25
25 25
20 20
20 20
15 15
15 15
10 10
10 10
5 5
5
5
0
0
0 Zeeland totaal
0 Zeeland totaal
Zeeland totaal
Zeeland totaal Alleenstaand Eenoudergezin
18-24 25-39 40-64 65eo Alleenstaand Eenoudergezin
Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
18-24 25-39 40-64 65eo Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
In tabel 46 is weergegeven hoe de bovenstaande cijfers Figuur 55 maakt duidelijk dat vooral alleenstaanden en
uitvallen per gemeente. meerpersoonshuishoudens zonder kinderen gebruik maken
van categoriale bijstand.
Tabel 46: Gebruik categoriale bijstandminima naar leeftijd per gemeente (%)
18-24 25-39 40-64 65eo Totaal N
Schouwen-Duiveland 0 3 9 22 11 618
Middelburg 0 7 13 25 13 1.782
Veere 0 5 13 6 9 253
Vlissingen 1 3 12 33 11 2.196
De bovenstaande tabel maakt duidelijk dat in drie van de Hoe het gebruik van de categoriale bijstand naar type
vier gemeenten er sprake is van een sterk verband tussen huishouden is per gemeente is weergegeven in de onder-
leeftijd en het gebruik van categoriale bijstand. Alleen in staande tabel 47.
Veere is deze relatie beduidend minder sterk.
Tabel 47: Gebruik categoriale bijstand minima naar huishoudtype per gemeente (%)
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k. Totaal N
Schouwen-Duiveland 11 3 18 5 11 618
Middelburg 17 4 14 7 13 1.782
Veere 6 8 17 7 9 253
Vlissingen 15 4 13 6 11 2.196
62
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 47 maakt duidelijk dat in drie van de vier onder- Uit tabel 48 kan worden afgeleid dat alleen in Veere de
scheiden gemeenten alleenstaanden en meerpersoonshuis- AOW-ontvangers niet de grootste gebruikers zijn van cate-
houdens zonder kinderen het meest gebruik maken van goriale bijstand.
categoriale bijstand. Alleen in Veere blijft het gebruik door
alleenstaanden wat achter. Als de minimumhuishoudens worden onderscheiden naar
de duur van de inkomenssituatie blijkt een duidelijk ver-
Als voor deze 4 gemeenten de minima worden onder- band met het gebruik van categoriale bijstand. Naarmate
scheiden naar de inkomensbron blijkt dat de categoriale de duur van de huidige inkomenssituatie langer is wordt
bijstand (uiteraard) vooral terecht komt bij mensen met een vaker gebruik gemaakt van de regeling (figuur 57).
AOW-uitkering, de 65-plussers. Mensen met een WWB-uit-
kering of een andersoortige inkomensbron maken duidelijk Figuur 57: Gebruik categoriale bijstand naar duur
veel minder gebruik van de regeling (figuur 56). In de prak- inkomenssituatie (%)
35
tijk gaat het hier om de chronisch zieken/gehandicapten. 35
30
30
Figuur 56: Gebruik categoriale bijstand naar bron inkomen
25
(%)
30 25
30 20
20
25
15
25
15
20 10
20 10
5
15
15 5
0
10 0 Zeeland totaal
10 Zeeland totaal
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
5 < 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
5
Tabel 48: Gebruik categoriale bijstand minima naar bron inkomen per gemeente (%)
WWB AOW Ov. Inkomen Totaal N
Schouwen-Duiveland 7 22 6 11 618
Middelburg 10 25 9 13 1.782
Veere 10 6 11 9 253
Vlissingen 10 33 5 11 2.196
63
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 49: Gebruik categoriale bijstand minima naar duur Figuur 58: Gebruik categoriale bijstand minima naar
inkomen per gemeente (%) etnische achtergrond (%)
35
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar Totaal N 35
30
30
Schouwen- 9 9 12 11 617
25
Duiveland 25
20
20
Middelburg 6 11 14 12 1.769 15
15
Veere 4 10 10 9 252
10
Vlissingen 2 8 16 11 2.123 10
5
5
Uit tabel 49 blijkt dat de sterke relatie tussen het gebruik
0
van categoriale bijstand en duur van de inkomenssituatie 0 Zeeland totaal
zich vooral manifesteert in Middelburg en Vlissingen. Zeeland totaal
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Autochtoon W. allochtoon
n-W. allochtoon
Als de minima worden onderscheiden naar de etnische
achtergrond (niet beschikbaar voor Veere) blijkt dat onder
mensen met een niet-Westerse achtergrond verhoudings- Bij nadere onderscheiding naar gemeente blijkt dat het
gewijs wat minder van de regeling gebruik wordt gemaakt bovenstaande beeld zich met name in Middelburg als in
dan onder de overige categorieën (figuur 58). Vlissingen voordoet (tabel 50).
Tabel 50: Gebruik categoriale bijstand minima naar etniciteit per gemeente (%)
Autochtoon W. allochtoon n-W. allochtoon Totaal N
Schouwen-Duiveland 12 6 6 11 618
Middelburg 14 14 8 13 1.778
Vlissingen 12 13 8 11 2.196
64
Zeeuwse Armoedemonitor
In de voorgaande hoofdstukken is uitgebreid aandacht Uit tabel 51 blijkt dat van alle 12 aan het onderzoek
besteed aan het gebruik van een 7-tal inkomensondersteu- meewerkende gemeenten cijfers beschikbaar zijn over het
nende regelingen waarvan huishoudens gebruik kunnen gebruik van bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag
maken. In de onderstaande tabel is een overzicht gege- en de kwijtschelding van gemeentelijke belasting. Ook
ven van deze regelingen en is per gemeente aangegeven over het gebruik van het gemeentelijk sociaal fonds (GSF)
over welke regelingen in deze armoedemonitor cijfers zijn zijn cijfers beschikbaar van een groot aantal gemeenten
opgenomen. De huurtoeslag (landelijke regeling) en WMO (9). De overige regelingen scoren duidelijk lager. Sommige
(niet inkomensondersteunend) zijn in dit overzicht niet gemeenten kennen bepaalde regelingen niet, bij ande-
opgenomen19. ren konden geen cijfers worden opgeleverd. Van alle 12
deelnemende gemeenten zijn de meeste data beschikbaar
Tabel 51: Overzicht onderzoeksdata van de gemeente Middelburg (7). Ook van de gemeenten
1 2 3 4 5 6 7 DATA Schouwen-Duiveland, Veere en Vlissingen zijn veel cijfers
Schouwen- 1 1 1 1 1 1 6 gebruikt (6). Van de gemeenten Goes, Kapelle en Sluis heb-
Duiveland ben we de beschikking over de minste gegevens (3).
Tholen 1 1 1 1 1 5
Noord-Beveland 1 1 1 1 4
Gebruik
Borsele 1 1 1 1 1 5 Van alle minimumhuishoudens in Zeeland maakt 77,7%
Goes 1 1 1 3 gebruik van één of meer van de in de woongemeente gel-
Kapelle 1 1 1 3 dende bovengenoemde regelingen. 22,3% van de minima
Reimerswaal 1 1 1 1 4 maakt dus van geen enkele regeling gebruik. In figuur 59
is het niet-gebruik per regio grafisch weergegeven. Hieruit
blijkt dat er sterke verschillen zijn tussen de onderscheiden
Middelburg 1 1 1 1 1 1 1 7
regio’s.
Veere 1 1 1 1 1 1 6
Vlissingen 1 1 1 1 1 1 6
Sluis 1 1 1 3
Hulst 1 1 1 1 1 5
Zeeland totaal 12 12 6 12 9 1 5 57
1=data aanwezig
65
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 59: Geen gebruik regelingen minima per regio (%) Uit tabel 52 blijkt dat het niet-gebruik door minima van
de in de gemeente aanwezige inkomensondersteunende
40
regelingen het grootst is in Kapelle (53,8%); gevolgd door
35
Noord-Beveland (41,1%) en Sluis (38,5%). De minimum-
30 huishoudens in Vlissingen maken verhoudingsgewijs het
25
meest gebruik van één of meer inkomensondersteunende
regelingen. Het niet-gebruik ligt hier het laagst (14,0%).
20
Ook in Goes (18,5%), Schouwen-Duiveland (19,6%) en
15 Middelburg (20,8%) ligt het niet-gebruik onder het gemid-
10 delde van de 12 aan het onderzoek deelnemende gemeen-
ten (22,3%).
5
io
en
st
ta
ul
er
re
H
to
ch
de
s/
al
ui
el
Sl
la
ch
e
te
os
1,00
0,80
Schouwen- 19,6 80,4 100 618
0,60
Duiveland
0,40
Tholen 25,4 74,6 100 477
0,20
Noord- 41,1 58,9 100 146
0,00
Beveland
d
Bo d
l
ev n
st
e
e r le
si e
en
s
g
aa
oe
ui
an
el
an
er
le
ur
i m pe l
ul
ng
Sl
sw
rs
o
Ve
H
l
el
ve
rd Th
Re Ka
de
is
ui
id
-B
Vl
-D
oo
uw
N
ho
66
Zeeuwse Armoedemonitor
Tabel 53: Gemiddeld aantal afgenomen producten Uit tabel 54 blijkt dat in zes gemeenten meerpersoons-
minima naar leeftijd oudste per gemeente (%) huishoudens met kinderen gemiddeld het meest gebruik
18-24 25-39 40-64 65eo maken van de regelingen, gevolgd door eenoudergezinnen
(in 5 gemeenten).
Reimerswaal 1,00 1,52 1,68 0,83 minima naar bron inkomen per gemeente
WWB AOW Overig
Inkomen
Middelburg 1,07 1,69 2,01 1,06
Veere 2,00 1,63 1,96 0,70
Schouwen-Duiveland 1,93 1,16 1,45
Vlissingen 1,08 1,58 1,84 2,03
Tholen 1,75 0,88 1,38
Tabel 54: Gemiddeld aantal afgenomen producten minima naar huishoudtype per gemeente
Alleenstaand Eenoudergezin Meerpers. Z.k. Meerpers. M.k.
67
Zeeuwse Armoedemonitor
Uit tabel 55 blijkt verder dat de grootste categorie ‘afne- Bij negen gemeenten blijkt dat naarmate minima langer
mers’ van inkomensondersteunende regelingen sterk ver- tot de minima behoren zij gemiddeld van meer regelingen
schillen per gemeente. In zeven gemeenten maken mensen gebruik maken.
met een WWB-uitkering gemiddeld het meest gebruik van
de regelingen. Dit betreft Schouwen-Duiveland, Tholen, Als de minima worden onderscheiden naar etnische her-
Reimerswaal, Middelburg, Veere, Sluis en Hulst. In één komst (excl. cijfers Veere) blijkt dat in alle elf onderzochte
gemeente (Vlissingen) vormen AOW-ontvangers de belang- gemeenten allochtonen - met name van niet-Westerse
rijkste categorie. In de overige vier gemeenten zijn dat afkomst - gemiddeld het meest gebruik maken van de
mensen met een andersoortig inkomen. onderscheiden regelingen. Niet verwonderlijk gezien het
hoge percentage allochtonen met een laag inkomen (zie
Als de minima worden onderscheiden naar de duur van de hoofdstuk 2).
inkomenssituatie blijkt eveneens een duidelijk verband
(tabel 56). Tabel 57: Gemiddeld aantal afgenomen producten
minima naar etniciteit per gemeente
Tabel 56: Gemiddeld aantal afgenomen producten Autochtoon W. n-W.
minima naar duur inkomen per gemeente allochtoon allochtoon
< 1jaar 1-3 jaar >3 jaar
Schouwen- 1,54 1,59 1,58
Schouwen-Duiveland 0,27 1,27 1,97 Duiveland
Tholen 0,57 1,25 1,53 Tholen 1,20 1,69 2,04
Noord-Beveland 0,12 0,86 1,01 Noord- 0,83 0,88 1,30
Borsele 0,00 1,29 1,84 Beveland
Goes 0,00 0,68 1,28 Borsele 1,48 1,79 2,19
Kapelle 0,25 1,14 0,27 Goes 1,11 1,27 1,14
Reimerswaal 0,12 1,25 1,64 Kapelle 0,44 0,92 1,29
Reimerswaal 1,24 1,64 1,71
Middelburg 0,58 1,35 2,05
Veere 0,83 1,41 1,66 Middelburg 1,50 1,76 2,01
Vlissingen 0,51 1,33 2,41 Vlissingen 1,70 1,79 1,74
68
Zeeuwse Armoedemonitor
11.1 Algemeen minima (51,8%) behoort reeds 3 jaar of langer tot deze
categorie. Dit betekent dat (bij benadering) rond de 2.500
Per 1 januari 2006 telde Zeeland 163.682 zelfstandige Zeeuwse kinderen onder de 18 jaar deel uitmaken van de
huishoudens (bron: CBS). Van de 12 Zeeuwse gemeenten langdurige minimumhuishoudens.
die meewerkten aan deze eerste armoedemonitor - alleen
Terneuzen ontbrak - ontvangt ongeveer 5,9% van de huis- Bij een nadere analyse van de gegevens blijkt dat er onder
houdens (ruim 8.000 huishoudens) een inkomen onder de de minima een oververtegenwoordiging is van alleen-
105% van het sociaal minimum. Dit cijfer ligt duidelijk lager staanden en (met name) eenoudergezinnen. Tegelijkertijd
dan het landelijk gemiddelde (9,3%), zoals dat door het is sprake van een ondervertegenwoordiging van meerper-
CBS en het SCP voor 2006 is geraamd20. Vermoedelijk zou soonshuishoudens (met name zonder kinderen). Ook wat
het percentage iets hoger hebben gelegen als ook de cijfers leeftijd betreft is sprake van enige onevenwichtigheid. Er is
van de gemeente Terneuzen beschikbaar waren geweest. een lichte oververtegenwoordiging van de jongste leeftijds-
categorie en een kleine ondervertegenwoordiging van de
Als wordt onderscheiden naar regio blijkt dat Walcheren 65-plussers. Een schevere verdeling is er als wordt gekeken
de meeste minima telt (8,1%). Van de 12 deelnemende naar de etnische achtergrond. Onder alle minima is sprake
gemeenten telt Vlissingen het hoogste percentage mini- van een sterke oververtegenwoordiging van niet-Westers
mumhuishoudens: 10,1%, gevolgd door de gemeenten allochtonen.
Middelburg (8,3%) en Goes (5,5%). Het laagste aandeel
minima is woonachtig in de gemeente Kapelle: 1,7%.
11.2 Gebruik gemeentelijke
Ongeveer 7% van de Zeeuwse minima ontvangt het hui- regelingen
dige inkomen korter dan 1 jaar. Bijna vier op de tien minima
ontvangt een dergelijk minimuminkomen reeds 1-3 jaar. In het armoedeonderzoek is uitgebreid ingegaan op het
Ruim de helft (53,5%) behoort al meer dan drie jaar tot gebruik van een 7-tal inkomensondersteunende (gemeen-
de minima. Zij vormen daarmee de categorie langdurige telijke) regelingen. Uit de inventarisatie bleek dat van
minima. Voor geheel Zeeland (incl. Terneuzen) zou dat (bij de 7 regelingen waarover cijfers beschikbaar waren de
benadering) neerkomen op ruim 5.000 huishoudens. minima in Zeeland relatief het meest gebruik maken van
de kwijtscheldingsregeling voor gemeentelijke belastin-
Het aantal personen dat per 1-1-2006 in Zeeland woon- gen (58,8%), gevolgd door de CZV (44,1%). Van een
achtig was bedroeg 380.186 (bron: CBS). Van de inwoners gemeentelijke vergoeding voor de aanschaf voor duurzame
van de 12 gemeenten die aan het onderzoek meewerkten gebruiksgoederen (alleen gemeente Middelburg) wordt
maakt ongeveer 4,9% deel uit van een huishouden onder verhoudingsgewijs het minst gebruik gemaakt (4,6%). Dit
het sociaal minimum. Voor geheel Zeeland zou dat neerko- is grafisch weergegeven in figuur 61.
men op bijna 19.000 personen. Ruim een kwart daarvan
(26,6%) is onder de 18 jaar; iets meer dan de helft van de
20 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007’; SCP en CBS, Den Haag, december 2007
69
Zeeuwse Armoedemonitor
Figuur 61: Gebruik minima van inkomensondersteunende natuurlijk dat deze regeling bestemd is voor een specifieke
regelingen (%) categorie (ouderen en/of chronisch zieken).
60
0
Als we voor de 12 deelnemende gemeenten alle 7 onder-
nd
nd
.
sg
rz
in
ta
ta
Ve
es
ik
el
fo
js
js
ru
eg
to
c.
bi
bi
ek
So
ge
d
.
t.
t
ng
jz
ek
ng
Ca
Bi
e
di
em
Zi
La
am
G
ct
z
sc
ur
lle
ijt
du
Kw
.
rg
Ve
nb=niet bekend
70
Zeeuwse Armoedemonitor
Als wordt onderscheiden naar gemeente blijkt dat het - De gesignaleerde verschillen in het niet-gebruik maken
niet-gebruik het hoogst ligt in de gemeente Kapelle nog niet duidelijk wat de aard is van het niet-gebruik.
(53,8%), het laagst in de gemeente Vlissingen (14,0%) (zie Uit recent onderzoek van het Nibud21 in Borsele blijkt
ook hoofdstuk 10). bijvoorbeeld dat ongeveer een op de vier huishoudens
in deze gemeente bewust afzag een aanvraag te
De bovenstaande percentages manifesteren zich tegelijker- doen op een bepaalde inkomensondersteuning. Alleen
tijd in het gemiddeld aantal regelingen waarvan de minima nader onderzoek op het niveau van de afzonderlijke
gebruik maken. Die ligt duidelijk het hoogst in Vlissingen gemeenten kan hierover duidelijkheid verschaffen.
(1,73), het laagst in Kapelle (0,59). Uiteraard speelt in dit
alles ook mee dat de ene gemeente meer regelingen kent - Ongeveer 5,9% van de Zeeuwse huishoudens leefde
dan de andere, c.q. er over meer regelingen cijfers beschik- per 1-1-2006 onder het sociaal minimum. Hoewel dit
baar waren. cijfer onder het geraamde landelijk cijfer22 ligt (9,3%)
zijn er per gemeente grote verschillen. Zo ligt de
Over het algemeen maken in Zeeland mensen in de gemeente Vlissingen met ruim 10% duidelijk boven
leeftijdscategorie 40-64 jaar, eenoudergezinnen, meerper- dit Zeeuwse gemiddelde. Bovendien zijn er ook bin-
soonshuishoudens met kinderen, ontvangers van een bij- nen de grenzen van de gemeenten grote verschillen
standsuitkering, niet-Westers allochtonen en/of langdurige tussen ‘arme’ en ‘rijke’ buurten. Een nadere analyse op
minima het meest gebruik van de gemeentelijke onder- postcodeniveau biedt voor de deelnemende gemeen-
steuningsmaatregelen. Per gemeente en per regeling zijn ten meer inzicht. Per gemeente is een tabellenboek
er hier en daar echter duidelijke verschillen. Deze conclusie beschikbaar.
houdt ook in dat over het algemeen andere categorieën,
in het bijzonder de jongeren tot 25 jaar, de 65-plussers, - Van de inkomensondersteunende maatregelen wordt
alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens zonder kinde- door minima veruit het meest gebruik gemaakt van
ren, AOW-ontvangers, autochtone Zeeuwen en mensen de gemeentelijke kwijtschelding (58,8%). Dit komt
die korter dan een jaar op het huidige (minimum)-inko- ook uit landelijk onderzoek naar voren23. De relatieve
mensniveau zitten zich onderscheiden door een hoger dan populariteit van deze regeling hangt wellicht samen
gemiddeld niet-gebruik. met de grote (landelijke) bekendheid die aan deze
regeling wordt gegeven. De ‘pr’ die aan deze regeling
wordt gegeven zou een voorbeeld kunnen zijn voor het
11.3 Conclusies/discussiepunten onder de aandacht brengen van de overige gemeente-
lijke, inkomensondersteunende maatregelen.
- De interpretatie van gemeentelijke verschillen in
gebruik/niet-gebruik van regelingen is zeer lastig. - Ruim 22% van de minima (bijna 1 op de 4) maakt van
Door de verschillen in het gemeentelijk beleid op dit geen enkele regeling gebruik, blijkens de registratie
terrein is het lastig de regelingen onderling vergelijk- van de 7 inkomensondersteunende maatregelen. Toch
baar te maken. Bovendien zijn er grote verschillen in zijn er geen indicaties dat het niet-gebruik van som-
de bevolkingssamenstelling per gemeente, wat zich mige regelingen in Zeeland hoger ligt dan landelijk.
bijv. vertaalt in meer/minder informele hulp. Daarnaast Dit kan onder andere worden afgeleid uit tabel 59
kunnen (kleine) verschuivingen binnen een kleine (volgende bladzijde).
gemeente cijfermatig gezien tot relatief grote verschil-
len leiden (de “Wet van de kleine aantallen”). In deze - Een verklaring voor het hogere bereik in de gro-
armoedemonitor is er daarom voor gekozen de nadruk tere gemeenten als Amsterdam en Amstelveen heeft
te leggen op het signaleren van verschillen en niet te maken met bestandskoppelingen. Op basis van
op de verklaring. Dit betekent overigens niet dat we de bestandskoppelingen waarvan deze gemeenten
deze verschillen als positief of negatief waarderen. De gebruik maken, worden aanschrijvingen gedaan om
gemeentelijke autonomie in deze staat altijd voorop. de minima te attenderen op de gemeentelijke rege-
lingen of worden deze regelingen automatisch toege-
kend (bron: KWIZ).
21 Zie ook: ‘Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekendheid met en het gebruik van inko-
mensondersteunende regelingen; Nibud, Utrecht, maart 2007.
22 Zie ook: ‘Armoedemonitor 2007, SCP en CBS, Den Haag, december 2007.
23 Zie ook: ‘Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen’, SCP, mei 2007 en ‘Armoedemonitor Den Haag 2006’, KWIZ, 2006.
71
Zeeuwse Armoedemonitor
Kwijtschelding 59 29 40 45 72 58
Bijzondere bijstand 28 24 27 31 52 34
Ziektekostenverzekering 44 31 26 34 62 54
Bron: Benchmark gegevens 2007 KWIZ
- Laag gebruik van een regeling kan een gevolg zijn - Zoals aangegeven zal het gebruik van de inkomenson-
van ontoereikende informatie door de gemeenten. dersteunende regelingen onder andere samenhangen
Zo komt uit het eerder aangehaalde Nibud-onder- met de samenstelling van de bevolking per gemeente
zoek24 onder andere naar voren dat twee van de drie (zie boven). Daarnaast zou dit ook kunnen worden
huishoudens met een ‘beperkt inkomen’ uit zichzelf beïnvloed door de door desbetreffende gemeenten
niet één inkomensondersteunende maatregel weet opgestelde criteria (en/of de transparantie daarvan)
te noemen. Gerichte campagnes - bijv. huisbezoeken om in aanmerking te komen voor een regeling, c.q.
aan minima of gerichte informatie aan de betrokkenen de aanpak om minimumhuishoudens te bereiken. Het
- zouden het onterechte niet-gebruik kunnen terug- verdient aanbeveling dat gemeenten – voor zover dat
dringen. De uitkomsten van de analyses op postcode- nog niet het geval is - hierin zo veel mogelijk op zo
niveau zouden daarbij een belangrijke ondersteunende transparant mogelijke wijze opereren. De gemeenten
rol kunnen spelen. waarin het niet-gebruik laag is zouden daarbij als voor-
beeld beschouwd kunnen worden. Onderling contact
- Het niet-gebruik van inkomensondersteunende rege- van cliëntenraden sociale zaken en van beleidsmakers
lingen verschilt zeer sterk per gemeente, per regeling is hierin waarschijnlijk van groot belang.
en per bevolkingscategorie. Over het algemeen maken
de jongeren tot 25 jaar, de 65-plussers, alleenstaan-
den, meerpersoonshuishoudens zonder kinderen,
AOW-ontvangers, autochtone Zeeuwen en mensen
die korter dan een jaar op het huidige (minimum)-
inkomensniveau zitten minder dan gemiddeld gebruik
van de regelingen. Het verdient dan ook aanbeveling
de in de gemeenten geldende regelingen vooral onder
deze categorieën bewoners beter onder de aandacht
te brengen.
24 Zie ook: ‘Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekendheid met en het gebruik van inko-
mensondersteunende regelingen; Nibud, Utrecht, maart 2007.
72
Zeeuwse Armoedemonitor
12. Aanbevelingen
25 De aanbevelingen in dit hoofdstuk zijn in samenspraak tussen Scoop en KWIZ tot stand gekomen.
73
Zeeuwse Armoedemonitor
Het belangrijkste kenmerk dat al deze groepen verbindt is In een groot aantal Zeeuwse gemeenten wordt de kwijt-
dat ze ofwel vanwege het criterium leeftijd ofwel vanwege schelding door de Waterschappen Zeeuwse Eilanden en
de grote afstand tot de arbeidsmarkt weinig perspectief op Zeeuws Vlaanderen uitgevoerd. Omdat de klantinformatie
inkomensverbetering hebben. Om die reden zal de groep op dit moment niet standaard naar het gemeentelijke
langjarige minima in de provincie Zeeland in de komende domein terugkomt is het niet mogelijk om het recht op
jaren in absolute zin waarschijnlijk groter worden. meerdere voorzieningen vast te stellen. Voor zowel de
klanten als de uitvoeringsorganisaties heeft dit tot gevolg
dat onnodige dubbele aanvraag en toetsingsprocedures
12.3 Aanbevelingen moeten worden doorlopen.
Onderstaand formuleren we naar aanleiding van onze erva- Sluit een pact met de Zeeuwse corporaties
ringen bij dit onderzoek een aantal aanbevelingen. Voor dit onderzoek hebben ondermeer de woningbouw-
verengingen uit Middelburg, Hulst en Vlissingen gegevens
Spoor de 65 plus doelgroep actief op via over de huurtoeslagen die zij voor hun klanten ontvangen
de landelijke Belastingdienst verstrekt28. Op deze wijze is een grote groep huishoudens
Op dit moment is er een aantal gemeenten in Nederland in beeld te brengen die een inkomen hebben boven de 100
dat jaarlijks informatie over de stabiele (minimum) inko- procent van het sociaal minimum. In deze groep bevinden
mens van onvermogende AOW huishoudens26 van de zich ook de meeste huishoudens met een ‘overig inkomen’,
landelijke belastingdienst aanvraagt. Voor deze armoede- die tot de gemeentelijke doelgroep voor het armoedebe-
monitor hebben de Zeeuwse gemeenten deze gegevens leid behoren maar tot nu toe op andere manieren moeilijk
voor het eerst ook éénmalig opgevraagd. Met behulp van bereikbaar zijn.
deze informatie kan het recht op deelname aan meerdere
voorzieningen worden vastgesteld en direct worden toe- In navolging tot een aantal andere gemeenten in Nederland
gekend27. Uit de extra gegevens van de Belastingdienst is is in Zeeland een constructie denkbaar waarbij woning-
gebleken dat in Zeeland ruim 2.000 huishoudens alleen bouwcorporaties als intermediair bij het armoedebeleid
een AOW-inkomen hebben, zonder aanvullend pensioen. worden ingeschakeld. Zij kunnen namelijk op basis van
Een deel daarvan maakt op dit moment geen gebruik van hun huurtoeslaggegevens de groep huishoudens met lage
voorzieningen in het kader van het armoedebeleid. inkomens op verzoek van de gemeente rechtstreeks infor-
meren over bepaalde voorzieningen en burgers uitnodigen
In de diverse Zeeuwse gemeenten zou een overkoepelende om daar ook actief gebruik van te maken.
formulierenbrigade de op deze wijze verkregen informatie
kunnen gebruiken om bijvoorbeeld gericht huisbezoeken Gebruik de Zorgloketten WMO voor inko-
onder ouderen af te leggen. Tijdens deze bezoeken kunnen mensondersteuning
ook regelingen als de WMO en de bijzondere bijstand aan Met de invoering van de WMO beschikken de gemeen-
de orde worden gesteld. ten, naast gegevens van (voorheen) de WVG, ook over
inkomensgegevens van huishoudens die gebruik maken
Maak gebruik van de kwijtschelding OZB van huishoudelijke verzorging. Weliswaar wordt de admi-
om rechten vast te stellen nistratie verzorgd door het CAK, maar de gegevens zijn
De kwijtschelding van de OZB is een regeling waarvoor voorhanden. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 40 procent
zeer strakke inkomens- en vermogensgrenzen gelden. Dat van de huishoudens die gebruik maken van huishoudelijke
betekent dat op grond van deze informatie ambtshalve verzorging een inkomen heeft tot 120 procent van het
verstrekking van uiteenlopende regelingen, variërend van geldende minimum. Het gaat voornamelijk om ouderen: 80
de langdurigheidstoeslag tot categoriale bijstand28 mogelijk procent is ouder dan 70 jaar. Uit datzelfde onderzoek komt
is. naar voren dat er ongeveer 5 tot 10 procent30 overlap is tus-
sen de WMO -voorzieningen en de minimaregelingen.
26 De belastingdienst levert gegevens van personen met alléén een AOW-uitkering, geen aanvullend pensioen, geen eigen woning en geen vermogen boven
de in de belastingwet vastgelegde grens van € 19.698,- (per persoon). Deze personen kunnen worden aangemerkt als ‘onvermogend’.
27 Mits wordt afgezien van (het toetsen van) vermogensgrenzen bij minimaregelingen.
28 In formele zin is de categoriale Bijstand met de komst van de WWB voor mensen jonger dan 65 jaar afgeschaft. Sinds 2006 is het echter mogelijk om
individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken te verstrekken. Feitelijk gezien betekent dit dat er, mits de doelgroep goed omschreven wordt,
categoriale verstrekking mogelijk is. Een aantal gemeenten gebruiken de mogelijkheid met name om kinderen te faciliteren om maatschappelijk te kunnen
(blijven) participeren. Voor Zeeland zou bijvoorbeeld een reiskostenvoorziening voor middelbare scholieren een elegant participatiebevorderend instrument zijn.
29 Ondanks het feit dat de huurtoeslag tegenwoordig overwegend individueel wordt aangevraagd voeren de woningbouwcorporaties deze werkzaamheden
nog steeds voor gemiddeld rond de 50 procent van hun huurders uit.
30 Doelgroep voor de WMO Hoogeveen; KWIZ 2006
74
Zeeuwse Armoedemonitor
75
Zeeuwse Armoedemonitor
76
Zeeuwse Armoedemonitor
Bijlagen
77
Zeeuwse Armoedemonitor
78
Zeeuwse Armoedemonitor
Onderzoeksdoel
Het primaire doel van dit onderzoek is een nauwkeurige bepaling van het aantal huishoudens met inkomens tot 105 procent
van het voor hun huishoudtype geldende sociaal minimum in de Zeeuwse gemeentes. Op de tweede plaats moeten de uit-
komsten inzicht bieden in de mate van (niet-)gebruik van bestaande inkomensondersteunende en participatiebevorderende
voorzieningen.
Informatiebronnen
Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van (deels langjarige) registratiegegevens uit de volgende administratieve bronnen:
- bevolkingsgegevens vanuit de gemeentelijke basisadministraties met als peildatum 1 januari 2006;
- inkomensgegevens vanuit de registraties van Sociale Zaken, de kwijtschelding OZB, huurtoeslaggegevens en de lande-
lijke Belastingdienst.
Met behulp van de gecombineerde informatie is vervolgens in een aantal bewerkingsstappen een geanonimiseerd onder-
zoeksbestand gecreëerd dat de basis vormde voor deze rapportage.
Onderzoeksmethode
De informatie uit de genoemde registratiebronnen wordt in een eerste bewerkingsstap via het GBA bestand, op persoonsni-
veau bijeengebracht. Op deze wijze ontstaat in de tijd gezien een historisch (aanvraag en) gebruiksoverzicht van inkomens-
ondersteunende voorzieningen van iedere actuele inwoner. Dit geldt uiteraard voor de gehele periode waarover informatie
verzameld is.
Vervolgens wordt wederom met behulp van het GBA bestand bepaald tot welk soort en type huishouden een persoon
behoort. De operationele definities van deze begrippen treft u verderop in deze verantwoording aan. Nadat het huishoudtype
is bepaald wordt het feitelijke gebruik van voorzieningen (door alle partners die tot dezelfde economische eenheid behoren)
op huishoudniveau vastgesteld. Deze laatste stap is van belang omdat voorzieningen bijna altijd door verschillende personen
uit een huishouden worden aangevraagd.
Statistisch kader
In tegenstelling tot wat gangbaar is bij sociaal wetenschappelijk onderzoek is dit rapport gebaseerd op gegevens van de
totale bevolkingspopulatie. Dat betekent dat de vermelde aantallen en percentages niet getoetst hoeven te worden op hun
statistische betrouwbaarheid en altijd de feitelijke situatie wordt weergegeven.
79
Zeeuwse Armoedemonitor
Huishoudsoort
Naar soort huishouden maken we onderscheid tussen alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen
en eenoudergezinnen.
Zelfstandig huishouden
Een zelfstandig huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf
in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.
Institutioneel huishouden
Tot de institutionele huishoudens behoren personen die verblijven in opvangcentra, penitentiaire inrichtingen, verzorgingste-
huizen en verpleegtehuizen. In de bevolkingsoverzichten in deze rapportage zijn deze personen meegeteld. In de hoofdstuk-
ken waar de inkomensverdeling in termen van huishoudens wordt besproken blijven zij buiten beschouwing.
Inkomensbron
In dit onderzoek worden de termen Bijstand-, Ander- en AOW-inkomen gebruikt. Voor de bijstandsgerechtigden is de inko-
mensbron direct vast te stellen. De AOW inkomensgrondslag is bepaald op basis van de leeftijd van de huishoudoudste. De
65 plus huishoudens die tevens een aanvullende bijstanduitkering ontvangen rekenen we eveneens tot deze categorie. Alle
overige inkomens (dus bijvoorbeeld ook het inkomen van zelfstandigen en mensen in loondienst) zijn vervolgens onder de
noemer ‘ander inkomen’ gebracht.
Minimahuishouden
Huishoudens met een inkomen op het huidige wettelijk sociaal minimum dat voor hun huishoudtype (alleenstaand, eenou-
dergezin en meerpersoons met of zonder kinderen) en leeftijd (huishoudoudste jonger of ouder dan 65 jaar) geldt. Feitelijk
gezien hebben huishoudens die een AOW uitkering ontvangen een inkomen van 105% van de bijstandsnorm. Om die reden
wordt in deze rapportage consequent een ondergrens van 105% voor het sociaal minimum aangehouden.
Langjarige minima
Tot de langjarige minima rekenen we huishoudens die langer dan drie jaar zijn aangewezen op een minimuminkomen.
Omdat het kenmerk langer dan drie jaar behorend tot één inkomenscategorie uit combinaties van gegevens uit verschillende
bronnen afkomstig is, is een sluitende definiëring in termen van een volledig onafgebroken periode niet mogelijk. Om die
reden is de volgende operationele definitie gebruikt. Indien een huishouden gedurende de laatste drie jaar ten minste 30
maanden behoorde tot een bepaalde inkomenscategorie spreken we van een gezin dat langjarig tot deze groep behoort.
Vermogensgrenzen
Bij de vaststelling van het recht op een inkomensondersteunende voorzieningen of kwijtschelding van heffingen wordt naast
het inkomen vaak ook het vermogen getoetst. Voor de (bijzondere) bijstand, de kwijtschelding en de Huurtoeslag gelden
landelijke normen. Voor alle andere categoriale regelingen geldt dat zowel de inkomens als ook de vermogensgrenzen lokaal
kunnen worden vastgesteld.
Niet-westerse allochtoon
Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, Zuid-Amerika en Azië (excl. Indonesië
en Japan) of Turkije.
80
Zeeuwse Armoedemonitor
Westerse allochtoon
Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en
Oceanië of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit
Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië
zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.
Voor de bepaling voor de etnische achtergrond van het huishouden wordt de situatie van de oudste persoon in het huis-
houden als uitgangspunt genomen.
81
Zeeuwse Armoedemonitor
82
Zeeuwse Armoedemonitor
83
Zeeuwse Armoedemonitor
Definitie
Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking getreden. In de WMO zijn de Wet voorzie-
ningen gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en het onderdeel huishoudelijke verzorging uit de AWBZ samengebracht. Het
doel van de WMO is: ‘meedoen’. De regering wil ervoor zorgen dat burgers zo lang en zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven
deelnemen aan de samenleving. De WMO moet dus bijdragen aan het bevorderen en behouden van de zelfredzaamheid en
de maatschappelijke participatie van burgers.
De gemeente voert de WMO uit. Zij zorgt ervoor dat iedereen zo goed mogelijk mee kan doen in de maatschappij. Hoe de
gemeente dit doet, bepaalt zij voor een belangrijk deel zelf. Wel moet de gemeente haar inwoners betrekken bij het opstel-
len van de plannen.
Een belangrijk kenmerk van de WMO is het compensatiebeginsel. Dit beginsel geeft de gemeente de opdracht om voor-
zieningen te treffen die de beperkingen compenseren die burgers ondervinden in de zelfredzaamheid en de maatschap-
pelijke participatie. De voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning stellen burgers in staat om: een
huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel, medemensen
te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Een individuele voorziening kan u in natura, in de vorm
van een persoonsgebonden budget (PGB) of in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De gemeente
moet de keuze bieden tussen een voorziening in natura en een PGB.
Het kan zijn dat men een deel van de kosten van de voorziening zelf moet betalen. Dit wordt een eigen bijdrage genoemd.
De hoogte van het bedrag dat men zelf moet betalen is afhankelijk van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de
bijdrage. Naar het vermogen (eigen huis, spaargeld) wordt niet gekeken. Ook wordt rekening gehouden met de eigen bij-
drage die men moet betalen in het kader van de AWBZ, zoals voor persoonlijke verzorging of verpleging. (Bron: WMO.nl).
Hoewel uitgekeerde WMO-gelden niet primair behoren tot de inkomensondersteunende regelingen voor de minima, is het
gebruik door de minimumhuishoudens wel opgenomen in deze monitor. Via de compensatie van de eigen bijdrage vormen
ze in de praktijk een belangrijke financiële bijdrage.
Gebruik
Van de 12 gemeenten die meewerkten aan de armoedemonitor beschikken we over gegevens over de WMO van 5 gemeen-
ten, te weten: Schouwen-Duiveland, Tholen, Middelburg, Veere en Vlissingen. Van alle huishoudens in deze gemeenten
maakt ongeveer 12,0% gebruik van een of andere WMO-voorziening. Van alle minimumhuishoudens in deze gemeenten is
het WMO-gebruik iets groter: ongeveer 14,3%.
Wel
In figuur 62 wordt een beeld geschetst van het gebruik van WMO-voorzieningen van de minima per gemeente.
30
20
10
0
Schouwen- Tholen Middelburg Veere Vlissingen
Duiveland
84
Zeeuwse Armoedemonitor
Aantal %
Veere 2 16,7
Domburg 1 8,3
Westkapelle 1 8,3
Aagtekerke 1 8,3
Koudekerke 4 33,3
Biggekerke 1 8,3
Zoutelande 2 16,7
Totaal 12 100,0
Gemeente = Veere
Nb.: Om voor een voedselpakket van de voedselbank Walcheren in aanmerking te komen mag een éénpersoonshuishouden
- na aftrek van alle vaste lasten - slechts € 150,- overhouden aan het eind van de maand. Voor elke andere volwassene in het
gezin wordt € 50,- gerekend en voor elk kind € 25,- (man, vrouw, 2 kinderen dus: 150+50+25+25=250 per maand).
85
Zeeuwse Armoedemonitor
Aantal %
Aardenburg 4 15,4
Biervliet 2 7,7
Breskens 7 26,9
Eede 2 7,7
Groede 4 15,4
Hoofdplaat 1 3,8
Oostburg 3 11,5
Schoondijke 1 3,8
Sluis 1 3,8
Zuidzande 1 3,8
Totaal 26 100,0
Gemeente = Sluis
Biervliet 3 2,0
Clinge 1 0,7
Hoek 1 0,7
Overslag 1 0,7
Philippine 1 0,7
Sas van Gent 3 2,0
Sluiskil 2 1,4
Terneuzen 129 87,8
Westdorpe 2 1,4
Zaamslag 4 2,7
Totaal 147 100,0
Gemeente = Terneuzen
Hulst 13 50,0
Kloosterzande 3 11,5
St. Jansteen 3 11,5
Lamswaarde 1 3,8
Clinge 5 19,2
Terhole 1 3,8
Totaal 26 100,0
Gemeente = Hulst
Bron: Voedselbank Zeeuws-Vlaanderen (week 48, 2007)
86
Zeeuwse Armoedemonitor
Aantal %
Wissenkerke 1 25,0
Geersdijk 3 75,0
Totaal 4 100,0
Gemeente=Noord-Beveland
Krabbendijke 1 25,0
Kruiningen 1 25,0
Overig Reimerswaal 2 50,0
Totaal 4 100,0
Gemeente=Reimerswaal
Heinkenszand 2 66,7
Havengebied Sloe 1 33,3
Totaal 3 100,0
Gemeente=Borsele
Goes-West 13 54,2
Goes-Zuid 2 8,3
Goes-Noord-West 8 33,3
Wolphaartsdijk 1 4,2
Totaal 24 100,0
Gemeente=Goes
Aantal %
Brouwershaven 3 8,8
Bruinisse 2 5,9
Haamstede 2 5,9
Kerkwerve 1 2,9
Oosterland 2 5,9
Renesse 3 8,8
Scharendijke 1 2,9
Zierikzee-Malta 19 55,9
Zonnemaire 1 2,9
Totaal 34 100,0
Gemeente=Schouwen-Duiveland
Bron: Voedselbank Schouwen-Duiveland (week 5, 2008)
87
Zeeuwse Armoedemonitor
Voor een indruk van de opbouw van het dienstenbestand van een kredietbank geven we hier de situatie weer op
Walcheren.
Huishoudtype
Alleenstaand 29 52 56 58 25 13 233
Eenoudergezin 15 25 41 17 2 1 101
Meerpers. Z.k. 4 6 8 6 11 4 39
Meerpers. M.k. 9 18 21 11 1 2 62
Onbekend 0 2 3 0 1 0 6
Huishoudtype
Huishoudtype
88
Zeeuwse Armoedemonitor
WW Werkloosheids Wet
89
Zeeuwse Armoedemonitor
Bijlage 8: Literatuur
NIBUD (2007); Gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Borsele; een onderzoek naar de bekend-
heid met en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen; Utrecht, maart 2007.
SCP, Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen’, Den Haag, mei 2007.
90
Zeeuwse Armoedemonitor
Naam Organisatie
91