Professional Documents
Culture Documents
ZSO4
ZSO4
ZSO4
pyschomotorische therapie
Hoofdstuk 1: Anders denken en doen (p 17 34)
1.1 Doelgroep
Twee aandachtsgebieden
o Het veranderen van gedragspatronen (sluit aan bij de
gedragstherapie)
Aanpakken van het activiteitenniveau
Stimuleren van plezierige activiteiten werkt depressogeen
Het brengt een interne bekrachtiger op gang, die de
depressieve gevoelens helpt bestrijden
o Het veranderen van denkprocessen (sluit aan cognitieve therapie)
1.3.2 Kernovertuigingen
Worden gevormd in de kinderjaren en is niet makkelijk om te veranderen.
vb ik ben waardeloos beeld wat je van jezelf denkt
Functie:
o Realiseren van het algemene doel van de behandeling
o Verminderen van depressie, door verandering van denkprocessen
o Herkennen van belemmerende leefregels
o Verbeteren van copingvaardigheden
o Resocialiseren
Stappen:
o De clint krijgt inzicht in de depressieve kenmerken en het eigen
cognitief model
o De clint spoort disfunctionele gedachten en disfunctioneel gedrag
op
o
o
o
Doelen:
o In bewegingen komen/actiever worden
o Positieve ervaringen opdoen, plezier beleven, (her)ontdekken van
kwaliteiten
o Leren ontspannen
o Leren om met aandacht in het hier en nu te zijn
o Opbouwen van een basisconditie
Experimenteel karakter emotionele ervaring speelt een belangrijke rol
1.5 De behandeling
1.6 Besluit
Apathie
Emotionele vervlakking
Sociale terugtrekking
Verminderde zelfzorg
Spraakarmoede
o Komen voor tijdens de psychotische episode, maar blijven vaak
aanwezig, ook wanneer positieve symptomen verbleken
Verschillende subtypes
o Paranode type
Preoccupatie met een of meer wanen of frequente
gehoorshallucinaties
Geen van de volgende zaken is opvallend aanwezig:
onsamenhangende spraak, chaotisch of catatoon gedrag of
vlak/inadequaat affect
o Gedesorganiseerde type
Onsamenhangende spraak
Chaotische gedrag
Vlak of inadequaat affect
Voldoet niet aan de criteria van catatone type
o Catatone type
Motorische onbeweeglijkheid, zich uitend in spierverstijving of
algehele remming
Overmatig motorische activiteit
Extreem negativisme of mutisme (bijna geen gesproken taal
uitend)
Vreemde, willekeurige bewegingen, inadequate of bizarre
houdingen aanhouden, stereotiepe bewegingen, opvallende
manirismen of opvallende grimassen
Dwangmatig herhalen van woorden/zinnen of onwillekeurig
nadoen of herhalen van bewegingen, die men bij een ander
ziet
o Ongedifferentieerde type
Vorm van schizofrenie, wel voldoet aan de criteria, zoals
gesteld in de DSM IV, maar waarbij niet voldaan wordt aan
de criteria van n van de subtypes
Qua behandeling en diagnostiek lijkt schizofrenie op de schizofreniforme
stoornis.
Schizofrenie:
o Symptomen houden minimaal 6 maanden aan
o Forse achteruitgang in sociaal en beroepsmatig functioneren
o Psychose wordt niet veroorzaakt door een stemmingstoornis
Onderdelen diagnostiek:
o Anamnese en hetero anamnese: Psychiater richt zich op het in
kaart brengen van klachten, aanloop, aan of afwezigheid van
stemmingsklachten, veranderingen in sociaal of beroepsmatig
functioneren en het gebruik van drugs
o Biografie
o Psychiatrisch en lichamelijk onderzoek
o Labo onderzoek
8.2 Behandeling
Spierkramp
Spierstijfheid
Tremoren
Rusteloosheid ( = Akathesie)
Libido en erectiestoornissen
Atypische antipsychotica
Bijv. olanzapine
Effectief in verminderen van positieve symptomen en in
voorkomen van terugval
Enig positief effect op negatieve symptomen en cognitieve
stoornissen
Bijwerkingen: Vooral metabole stoornissen
Idem klassieke antipsychotica, maar minder frequent
Gewichtstoename
Suikterziekte
Beenmergdepressie
Bloeddrukverlaging ( = hypotensie)
Droge mond of speekselvloed
Duizeligheid bij opstaan
Hartkloppingen
Slaperigheid
Extreme vermoeidheid
Structure
Support = Ondersteuning
Symptom management = Symptomen indijken
2e fase van behandeling:
o Handhaven van herwonnen belastbaarheid
3e fase van behandeling:
o Vergroten van de belastbaarheid
2 hoofddoelen van psychomotorische therapie
o Lichamelijke fitheid en gezondheid vergroten d.m.v.
bewegingsactivering
o Voorkomen van terugval
Derde fase
Gaat vooral gericht zijn op participatie
Clint moet een actievere rol aan nemen.
Therapeut blijft positief en ondersteunend.
Doelen 3e fase:
o Zelfvertrouwen
o Vermindering van spanningsklachten Vermindert de kans op een
recidief pyschose
o Rouw en acceptatie
Zelfvertrouwen
o Door psychotische episode wordt het zelfvertrouwen beschadigd
o Belevingen en waanachtige overtuigingen komen niet overeen met
de werkelijkheid
o Negatieve symptomen + cognitief functioneren blijft achter op het
premorbide niveau Taken kunnen niet vervuld worden
o Therapie:
Succeservaringen geven
Herhalen zodat patint vooruitgang boekt
Spanningsregulatie
o Via bewegingsgerichte en lichaamsgerichte werkvormen
Rouw en acceptatie
o Ontkenning = Beschermingsmechanisme
o Ruimte bieden om verlieservaringen te spreken
o Hoop op vooruitgang bieden
8.3.3
Stressmanagementtraining
2e en 3e fase: Modulair werken
Specifiek voor jongeren die lijden aan een psychotische stoornis
Doelen:
o Stressmanagementvaardigheden vergroten
o Opstellen en zelfstandig kunnen gebruiken van een persoonlijke
profielschets
o Leren omgaan met de eigen stresskwetsbaarheid en symptomen
Groepsgerichte training van 12 wekelijkse sessies
Spelvormen, interactieoefeningen, inspanningsoefening,
ontspanningstechnieken en huiswerkopdrachten
Profielschets
o Bovenste helft
Inventariseren van welke prodromussen een clint herkent als
waarschuwingssignalen, die vooraf gaan aan een psychose of
terugval
Beschrijven van symptomen tijdens een psychose en/of
manie/depressie
Interne en externe spanningsbronnen in kaart brengen
o Onderste helft
Omgang met stress
Beschermende vaardigheden, omgangfactoren en activiteiten
8.4.1 Overzichtsartikelen
Geen meta analyse over psychomotorische therapie bij schizofrenie
Meta analyse = Hoogste niveau van bewijs
8.4.2 Effecten van bewegingsactivering op mentale gezondheid
Effecten van arobe training op psychiatrische symptomen van
schizofrenie
o Afname van positieve en negatieve symptomen
o Verbetering van kwaliteit van leven
o Vermindering van depressie
o Stemmingsverbetering
o Stijging van het gevoel van talend/prestatie
MAAR: we mogen hier geen definitieve uitspraken over doen!
8.4.3
Inleiding
10.1 Methode
Verschillende behandelstrategien
o Kinderen met emotionele stoornissen
Gekenmerkt door angst en depressieve symptomen
Kinderen met internaliserende syndromen
Psychosomatische klachten
Hoge comorbiditeit van depressie en angst bij kinderen
o Kinderen met gedragsstoornissen
Gekenmerkt door problemen in de interactie met anderen
Externaliserende syndromen
Lastig voor de omgeving
ADHD, gedragsstoornis en oppositioneel opstandige
gedragsstoornis
o Kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Autismespectrumstoornissen
Vaak combinatie met emotionele en gedragsproblemen
Beperkingen in de communicatie en het sociale gedrag
Beperkte en repetitieve gedragspatronen
o Buikpijn
o Vermoeidheid
o Verminderde plezierbeleving
o Verminderde lichamelijke activiteit
o Psychomotorische agitatie of retardatie
Brightening response
o Bij jonge kinderen (onder 4 j)
o Pyschomotorische retardatie + het niet opleven bij plezierige
gebeurtenissen
o Kenmerkend voor het melancholische subtype
10.3 Gedragsstoornissen
o Cordinatieproblemen
o Soft neurological signs
50% ADHD + DCD (comorbide groep)
o Fijnmotorische problemen
Psychomotorische problemen
o (Hoge) spierspanning
o Psychomotorische onrust
o Verstoord lichaamsbewustzijn
Gedrags en emotionele stoornissen gaan vaak samen
10.5 Discussie
Klinische praktijk
De meeste kinderen met psychiatrische stoornissen hebben zwak
ontwikkelde grofmotorische vaardigheden
Problemen bij het spelen en omgaan met leeftijdsgenootjes, dit kan de
psychosociale ontwikkeling negatief benvloeden. Deze kinderen lopen een
extra risico om een inactieve levensstijl te ontwikkelen met de daarmee
gepaard gaan somatische gezondheidsproblemen.
Emotionele problematiek
o Alertheid voor balansproblemen en gevoelens van motorische
incompetentie vermijdingstendensen die psychosociale
ontwikkeling verstoren tegen gaan
Gedragsstoornissen
o Extra aandacht voor balvaardigheid (vanwege de sociale aspecten
van dit spel)
PDD
o Pyscho-educatieve benadering: kinderen moeten leren omgaan met
hun beperkingen en hulp krijgen bij het oefenen en uitbreiden van
hun vaardigheden.
Psychomotorische therapeuten: systemisch aandacht besteden aan de
feitelijke motorische vaardigheden van kinderen en niet alleen het
belevingsaspect ervan.
Zowel aeroob als anaeroob trainen bij deze mensen. Anaeroob omdat dit
minder vermoeiend is en mensen met een depressie zijn zo al snel
vermoeid.
Veel psychomotorische therapeuten gebruiken aerobe training, vb.
running, bij depressieve mensen. Maar hebben andere vormen van
inspanning, zoals krachttraining, ook een antidepressieve training?
Hierover is veel minder onderzoek verricht. Hoe vaak moet je dan trainen,
en hoe lang? En kun je dan beter in groep of individueel trainen? Deze
vragen worden beantwoord door middel van een systematische review.
Indien het werkelijk zo is dat dit soort van training ook effectief blijkt te
zijn, kunnen trainingsprogrammas meer op de individuele persoon worden
aangepast waardoor de kans op afhaken kleiner wordt.
11.1 Methode
Het is een systematische review die bekomen is door het zoeken van
bruikbare artikels dmv elektronische databases. Volgende criteria moesten
voldoen:
o De onderzoekspopulatie moest voldoen aan de criteria van milde of
zware depressie, of dysthyme stoornis.
o De studies moesten aan anaerobe training bevatten.
o Uitkomstmaten moesten betrekking hebben tot de depressieve
toestand
o Er moest gekeken worden of er een associatie wordt gemaakt tussen
een verbetering van anaerobe capaciteit en een vermindering van
depressieve symptomen.
o PEDro-schaal van 6 of hoger
11.2 Resultaten
Niet kennen
11.3 Discussie
Het duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van
persoonlijke en sociale situaties
o Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of
beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren of het
functioneren op andere belangrijke terreinen
o Het duurzame patroon is niet eerder toe te schrijven aan een uiting
of de consequentie van een andere psychische stoornis.
o Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische
effecten van een middel of een somatische aandoening.
Er zijn 10 verschillende persoonlijkheidsstoornissen in 3 clusters
o Cluster A: vreemd en exentriek cognitieve-perceptuele
vervormingen , psychotische symptomen of ongewone
overtuigingen en gedragingen
Paranode
Schizode
Schizotypische
o Cluster B: impulsief en/of dramatisch impulsieve gedragingen,
instabiel met emoties, identiteit en interpersoonlijke relaties
Borderline
Antisociaal
Theatraal
Narcisistisch
o Cluster C: Angst en kwetbaarheid
Ontwijkende
Afhankelijke
Obsessief-compulsief dwangmatig!
o
Relaxatie
Op basis van klinische ervaring leveren verschillende relaxatiemethoden
een bijdrage aan de spannings en emotieregulatie van clinten met een
persoonlijkheidsstoornis
12.4 Conclusie