Boeren Redden de Wereld - Een Aangename Waarheid: Hoe Familiale Landbouw de Wereld Kan Voeden

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

EEN AANGENAME WAARHEID

Familiale boeren kunnen de wereld voeden

Velen zijn ervan overtuigd dat de industriële landbouw nodig is om de wereld te voeden, dat het
niet anders kan. Maar ze geloven dat al te makkelijk. De werkelijkheid is dat de familiale
landbouw veel beter presteert en kan presteren dan de agro-industrie.

“Voortdoen zoals we bezig zijn, is geen optie”


De kritiek op de huidige moderne landbouw is intussen wijdverbreid en stevig onderbouwd. Nog
maar net, op 15 april 2008, is een studie voorgesteld over de werking van onze mondiale landbouw
(1). 400 wetenschappers hebben er, op vraag van Wereldbank en FAO, drie jaar lang aan gewerkt.
Hun conclusie: voortdoen zoals we bezig zijn, is geen optie. Wetenschap en technologie hebben de
productiviteit sterk verhoogd. Maar de opbrengsten zijn heel ongelijk verdeeld geraakt. Daarenboven
blijken de ecologische nadelen en de sociale kost ondraaglijk hoog. Daarom, aldus deze
wetenschappers, moet de landbouw het geweer van schouder veranderen en veel kritischer zijn voor
welke technologie wordt ingezet. We moeten ons natuurlijk kapitaal aan grond, water enzovoort
beschermen en werk maken van een agro-ecologische landbouw die natuurlijke mest en traditionele
zaden gebruikt, die meer de natuur haar werk laat doen en die de afstand tussen de
landbouwproductie en de consument verkleint.

Kan het zo echt? Zeker. In de wereld leven 2,5 miljard mensen van de landbouw, boeren, boerinnen
en hun kinderen. Overal waar deze boerenfamilies over voldoende en goede grond beschikt en over
de middelen om te investeren in een productieve landbouw, leveren zij ronduit schitterende
prestaties. Zij zijn perfect in staat om de wereld van voldoende voedsel te voorzien. Daarbij zijn de
opbrengsten van hun landbouw veel gelijker verdeeld en doen ze de natuur veel minder geweld aan.

Als het over produceren gaat, scoren de familiale boeren beter


Een korte rondreis van de wereld kan overtuigen. In vele regio’s produceren kleine en middelgrote
boerderijen voor de lokale en nationale markten. En ze bewijzen dat ze productiever en efficiënter
kunnen zijn dan de grote, industriële exportbedrijven.
Neem Brazilië, vooral bekend als agro-industrieel exportland van soja, vlees, suiker en zogenaamde
biobrandstof. Maar zeker in Zuid-Brazilië bloeit gelukkig ook nog de familiale landbouw. Waar het
landschap heuvelachtig is en dus onaantrekkelijk voor de monocultuur van soja, springt onmiddellijk
de grote diversiteit van gewassen in het oog. Maar laten we de cijfers spreken. (2) Van alle
landbouwbedrijven in dit uitgestrekte land zijn 85 procent familieboerderijen. Die beschikken slechts
over 42 procent van de grond. En, allerbelangrijkst, zij slagen erin om bijna veertig procent van de
landbouwproductie voort te brengen en ruim de helft van de basisvoedselproductie.
De criticus kan opmerken dat de familiale landbouwers dan wel evengoed maar toch niet beter dan
de industriële landbouw presteren. Bedenk dan wel dat veertig procent van die familiebedrijven aan
overlevingslandbouw doen, helemaal geen geldelijk inkomen opleveren en ze weinig of niet deel
uitmaken van de markt. Ze zijn gewoon te arm aan kapitaal om goed te kunnen werken.
Dan is het veel zinvoller en leerrijker om de agro-industrie te vergelijken met het één derde van de
familiale bedrijven dat wel beschikt over voldoende middelen. Kijk naar hen want zij nemen het gros
van de familiale productie voor hun rekening. Hun productiviteit is dus merkelijk hoger dan die van
de agro-industrie. Met andere woorden, wanneer er voldoende wordt geïnvesteerd in de familiale
landbouw doet die het duidelijk beter dan de agro-industrie.
En als het erop aankomt boeren te laten leven van hun werk, scoort de familiale landbouw ronduit
onvergelijkbaar beter. Op dit ogenblik maken sojabonen 42 procent van de Braziliaanse
landbouwproductie uit, ze pikken 45 procent in van alle graanvelden… en ze bezorgen werk aan
amper 5,5 procent van de boeren en landarbeiders. (3)
Alle reden dus om te kiezen voor de familiale landbouw. Daarom is het dat Vredeseilanden de
Braziliaanse familiale boerenbeweging Fetraf steunt met haar 750.000 boerenfamilies. Het verhaal
van de wisselwerking die deze beweging nastreeft met de politiek, de samenleving en de economie
is te boeiend om eraan voorbij te gaan. Fetraf – voluit de federatie van arbeiders in de familiale
landbouw – ziet zich allereerst als een syndicale organisatie om de belangen van haar leden te
verdedigen en is trouwens geïntegreerd in de grootste Braziliaanse vakbondscentrale CUT. Ze heeft
ook een economische visie op de lange termijn uitgewerkt die haar inspireert om zelf alternatieven
uit te werken voor de verwoestende agro-industrie en grootdistributie. Haar leden kiezen voor zo
veel mogelijk zelfvoorziening en productie voor de lokale en Braziliaanse markt. Ze willen
daarenboven niet alleen produceren maar ook zelf verkopen en daarvoor zoeken ze rechtstreeks
contact met de consumenten, hun klanten. En tussendoor willen ze hun landbouwproducten zo
mogelijk ook verwerken tot producten die meer waard zijn, zeg maar kaas en wijn in plaats van melk
en druiven.
Het is hun ambitie economisch onafhankelijk te zijn en de hele voedingsketen van boer tot
consument zelf in handen te nemen. Voor die economische activiteiten organiseren ze zich in
coöperaties, van kleine coöperaties die in de stad een boerenmarkt en -winkel uit de grond stampen
tot grote coöperaties die het platteland van elektriciteit voorzien of zelfs een failliete staatsmelkerij
overnemen, daarbij een multinational het nakijken geven en nu melk leveren aan supermarkten.
Alomtegenwoordig in Brazilië maar vooral sterk in de zuidelijke en noordoostelijke staten is ook hun
kredietcoöperatie, ontzettend belangrijk voor boeren die geld nodig hebben om te investeren. Maar
de visie en werking van Fetraf gaan nog verder. Zij wil een duurzaam alternatief, ook ecologisch. En
dus kiest ze voor de agro-ecologische landbouw, zonder pesticiden.
En ten derde wil Fetraf voluit wegen op de politieke vertegenwoordigers en een overheidsbeleid
afdwingen dat de belangen van de familiale landbouwers op het oog heeft en hun economische
alternatieven kansen geeft en steunt. Heel interessant is hoe ze erin geslaagd is de familiale boeren
te laten toeleveren aan het overheidsprogramma Fome Zero dat de honger in Brazilië wil uitroeien.
Zo winnen zowel hun boeren op het platteland als de armen in de stad. Fetraf wil niet alleen op het
vlak van de landbouw wegen, ze streeft ook een goede overheidspolitiek na op andere
maatschappelijke terreinen zoals onderwijs. (4)

We blijven nog even in Latijns-Amerika, in de tropische gebieden. Familiale boeren verbouwen er


dikwijls meer gewassen op één zelfde veld. Het is een veel voorkomende praktijk want het gaat om
veertig procent van de maniok, wel zestig procent van de maïs en maar liefst tachtig procent van de
bonen die in combinatie met andere gewassen worden geteeld. Met andere woorden, het gaat hier
om de belangrijkste voedingsgewassen. Onderzoek wijst uit dat deze boeren opbrengsten realiseren
die twintig tot zestig procent hoger zijn dan bij de monocultuur van de industriële landbouw.
Opnieuw blijkt ook dat ze bovenop meer werkgelegenheid creëren zodat veel meer mensen er een
goed inkomen aan overhouden. (5)

Zelfs in het gure berggebied van Cañar in Ecuador, bewijzen groepen boerinnen dat ze goed kunnen
verdienen aan de verkoop van gezonde groenten in hun streek en in de grootste stad van de buurt,
Cuenca. Bovendien kweken ze alles op een milieuvriendelijke manier, met respect voor de kwetsbare
bergbodem. De 170 boeren en boerinnen van Chuya Mikuna – zo heet de partnerorganisatie van
Vredeseilanden – staan model voor een economisch systeem dat vraag en aanbod probeert te
verenigen. De bevindingen uit dit pilootproject zullen in andere streken gebruikt worden.

Familiale landbouw, pijler onder welvarende samenlevingen


Laten we naar Azië reizen, het veruit meest bevolkte continent. Daar heeft zich de meest
indrukwekkende prestatie van de jongste decennia afgespeeld. China is er tussen 1981 en 2001 in
geslaagd om 500 miljoen mensen – een half miljard – uit de armoede te krijgen. Dat is in de eerste
plaats een verhaal van de landbouw en van het platteland waar de armoede in die periode daalde
van iets meer dan driekwart van de bevolking tot twaalf procent. Het geheim achter dit succes is
divers. De Chinese boeren - kleine familiale boeren – kregen meer gebruiksrechten op hun grond, de
overheid biedt betere prijzen voor hun producten en ze kunnen hun voordeel doen met een deels
vrijgemaakte interne markt. (6) Altijd draait het om respect voor de familiale landbouw. Het
resulteerde in een bijna ongelooflijke groei van de productie, veel sneller dan die van de bevolking,
en van de productiviteit.
Die revolutie die de rentabiliteit van de landbouw omhoog jaagt, biedt vervolgens de kansen – want
er komen mensen en middelen vrij– om te kunnen investeren in industrialisering. En voor de
opkomende industrie is een bloeiend platteland vervolgens de belangrijkste afzetmarkt. Net zo is het
tevoren verlopen voor Taiwan en Zuid-Korea die op basis van een beschermde en succesvolle
landbouw razendsnel uitgroeiden tot geïndustrialiseerde welvaartsstaten. (7)

Vietnam loopt min of meer in diezelfde sporen. Het mag dan ook niet verbazen dat dit land attent is
voor zijn eigen voedselzekerheid. Op termijn is die bedreigd door de snelle industrialisering en het
al even snelle uitdijen van de steden. Daarom is het dat men die expansie niet langer wil op de
beste landbouwgronden, wel in minder vruchtbaar en/of meer heuvelachtig gebeid. Daarom ook legt
de overheid beperkingen op aan de export van rijst, het basisvoedsel van de Vietnamezen. Zo is
beslist om in 2008 maximaal 3,5 miljoen ton rijst uit te voeren en niet 4 of zelfs 4,5 miljoen ton. Zo
wil men de druk op de prijs verminderen en de kom rijst betaalbaar houden voor alle Vietnamezen.

Duurzame rijstteelt geeft hogere opbrengst en beter inkomen

In Flores, in het Manggarai Barat District, hebben boerenfamilies via Vredeseilanden en een lokale
NGO Yakines kennis gemaakt met Farmer Field Schools (FFS). Van een vijftal geïnteresseerden in
2002 groeide de groep aan tot nagenoeg het ganse dorp. Op dit ogenblik hebben ze via die Farmer
Field Schools de opbrengsten en inkomsten van hun landbouwproductie stevig omhoog kunnen
brengen, en vooral, de basis gelegd voor duurzame toekomst.

Rofina Jenia, een boerin van het dorp vertelt dat ze via experimentjes op kleine schaal nieuwe
manieren gevonden hebben om rijst aan te planten. “We gebruikten lokale rijstzaden, we gebruikten
geen scheikundige inputs of pesticiden. We gebruikten koemest en groenbemesters. Om plagen te
weren besproeiden we met aftreksels van bladeren en wortels die we ook als natuurlijke medicijnen
gebruiken.”

Na enkele jaren waren niet alleen de productiekosten met 20 tot 30 % verminderd, vertelt ze, “maar
ook de oogst steeg van 4,5 ton per ha naar 5, 2 ton per ha”. Door de samenwerking om te leren van
mekaars experimenten begon de groep zich ook al snel te organiseren en werden er
gemeenschappelijke rijstopslagplaatsen gebouwd. “Vanaf dat moment konden we voorzien in ons
eigen voedsel van ons eigen land’ vertelt Rofina. “De volgende stap was het telen van biologische
rijst”, vertelt ze. “De biorijst heeft een goede prijs op de markt, 15 % hoger dan gewone rijst”.

De lokale NGO Yakines heeft met ondersteuning van Vredeseilanden de laatste 4 jaar meer dan 3.000
boerenfamilies rechtstreeks bereikt in het Manggarai District met hun trainingsmethodes rond
verduurzaming, opbrengstverhoging en kostprijsreductie van landbouw. Een landbouw op
mensenmaat gebaseerd op ecologische principes is wel degelijk in staat om voedselvoorziening en
inkomen van boeren en boerinnen met weinig financiële middelen te verzekeren.

Ook bepaalde dorpen in de streek rond Tambacounda, in Senegal, ontwikkelen zich door
investeringen in de landbouw. Een groep boeren zag begin de jaren ’80 mogelijkheden in de
bananenteelt. Ze richtten de boerenorganisatie Aprovag op. Geen plantages, maar groepen familiale
boeren bouwden de bananenteelt uit tot een winstgevende activiteit. Aprovag telt op dit moment
1050 leden, en de organisatie groeit nog steeds. Geleidelijk aan komt dit ook de streek ten goede.
Nieuwe dorpen vormen zich met immigranten die de oversteek naar Europa niet meer moeten wagen,
maar opnieuw mogelijkheden zien in landbouw. Zoals één van de migranten in het dorp Bady: “Een
van onze vrienden is naar Europa vertrokken en ze hebben hem na een maand uit Spanje
teruggestuurd. Nu werkt hij hier. Je hoeft hier je leven niet te wagen. Als ik nog naar Europa zou
gaan, dan is het om meer over bananen te leren”. Vredeseilanden ondersteunt de organisatie nu o.a.
om mee te zoeken naar verwerkingsmogelijkheden voor bananen en ander fruit in de streek.

Europees landbouwmodel

Het succes van de industrialiserende Aziatische economieën, o.a. gesteund op een beschermde en
performante vooral familiale landbouw, is niet uit de lucht komen vallen. Want wie even terugreist
in de tijd, ziet dat de Europese landen die weg zijn voorgegaan. Ook zij kenden eerst hun
landbouwrevolutie en zij bleven hun grotendeels familiale landbouw respecteren. Zo konden zij de
winsten uit die sector gebruiken voor hun industriële ontwikkeling waarbij ze het evenwicht met het
platteland en de plattelandseconomie voor ogen bleven houden.
Europa heeft er alle belang bij om zijn familiale landbouw in goede vorm te houden. Die is namelijk
in staat om de Europeanen te voeden, niet onbelangrijk wanneer de voedselonzekerheid toeneemt
en men maar moeilijk blind kan vertrouwen op de wereldmarkt om zich te bevoorraden. Het Europese
eten vooral kweken in Europa zelf is ook veel meer ecologisch verantwoord dan steunen op een
ecologisch meer belasten de agro-industriële landbouw elders. Daarenboven pakt men in dat geval
het voedsel af van de armen in het Zuiden. Want de meeste Europeanen kunnen goed betalen voor
dat eten, de armen in de slums van het Zuiden kunnen dat amper of zelfs niet.

Rijkgevulde groententuin in Oost-Congo

Ook in het onstabiele Oost-Congo blijkt dat investeren in familiale landbouw wel degelijk loont en
een groot verschil maakt voor een bevolking die helemaal aan de grond zit door de oorlog. De
coöperatieve Coocenki (7700 leden), boerenvakbond Sydip (14116 leden), en landbouworganisaties
Apav en Apader, werden de voorbije jaren ondersteund door Vredeseilanden. Zij maakten in de regio
rond Butembo het verschil. Zo legde Apader zich toe op de rijstteelt. De hoeveelheid die nu wordt
geproduceerd is ruim voldoende om de boerenfamilies te voeden en bovendien aan export te doen.
Overal in de omliggende dorpen, tot op de markten van de stad Butembo, spreekt men inderdaad
over ‘rijst van APADER’. De lemen hutjes van de boeren maken beetje bij beetje plaats voor stenen
huizen met een steviger metalen dak.
De landbouworganisatie Apav heeft een groentetuin met testvelden. Het aantal soorten groenten,
fruit en kruiden hier is indrukwekkend: broccoli, citroenbasilicum, prei, papaja’s, koriander, venkel,
tomaten, ananas. En dat midden in het arme Oost-Congo . De variatie is enorm. Het team van APAV
houdt nauwgezet bij welke soorten goed groeien, maar vooral ook welke variëteiten opnieuw zaad
opleveren. Het zijn die gewassen die het interessantste zijn om onder de bevolking te verspreiden.
Ze kunnen de vraag nauwelijks bijhouden.
De plaats is uitgegroeid tot een vorming- en studiecentrum waar de 15 medewerkers van APAV nu
voortdurend werken aan het verfijnen van de meest interessante en productieve gewassen. Die
kennis kan worden doorgegeven in vormingssessies van de organisatie Sydip.

Familiale boeren presteren over hele lijn beter dan de industriële


landbouw
De familiale landbouw produceert veel meer per hectare dan de industriële landbouw. Hij is dus
merkelijk productiever, zoveel weten we al. Maar daarmee stopt het lang niet.
Want terwijl de grootschalige agro-industrie de boeren laat uitsterven en de naburige steden laat
verkommeren, scoort een performante familiale landbouw onvergelijkbaar beter. Hij draagt in grotere
mate bij aan de economische ontwikkeling en de welvaart in de streken waar hij het voortouw mag
nemen omdat hij zijn inkomen vooral in eigen streek spendeert. Zo komt het dat waar vooral
familiale bedrijven bloeien, ook de omliggende steden floreren: er zijn meer lokale handelszaken,
meer aangelegde straten en trottoirs, meer scholen, parken, kerken, clubs, kranten, een betere
dienstverlening, een hogere werkgelegenheid en een grotere participatie van burgers aan het
gemeenschapsleven. Zo blijkt uit studies waarvan de oudste teruggaat tot het Californië van de jaren
veertig van vorige eeuw. Nog is het niet gedaan, want als zulke landbouw ecologisch tewerk gaat,
zorgt die ook beter voor het milieu. Een agro-ecologische landbouw minimaliseert namelijk de inputs
van buitenaf aan geïmporteerd veevoer, chemische meststoffen of pesticiden tot het uiterste. Zijn
energiebalans is veel positiever, hij springt zuiniger om met de schaarse watervoorraden en verhoogt
de vruchtbaarheid van gronden… en brengt toch meer op dan de moderne high tech landbouw die
volledig steunt op externe inbreng. (8)

En dus kunnen we best gelukkig zijn met deze aangename waarheid: de familiale landbouw kan de
wereldbevolking voeden, morgen en over vijftig jaar, en dat op een duurzame wijze. Dat is de kracht
van een boerenlandbouw.

Vredeseilanden

(1) International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD),
Report on the state of global agriculture, 15 april 2008
IAASTD is opgericht door Wereldbank en FAO n.a.v. de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in
2002 en krijgt ook steun van Unesco.
http://www.agroeco.org/doc/new_docs/Calif-altagr.pdf

(2) da Veiga J.E. (full Professor, Department of Economics, University of São Paulo, Brazil), Poverty
alleviation through access to land: the experience of the Brazilian agrarian reform process, 2003
www.fao.org/docrep/006/j0415t/j0415t07.htm

(3) ActionAid International, Hungry for solutions. Progress towards securing the Right to Food Ten
Years after the World Food Summit, 2006, zie o.a. p.74
http://www.actionaid.org/assets/pdf/HungryforSolutions_2112006_112539.pdf

(4) Barrez Dirk, Koe 80 heeft een probleem. Boer, consument, agro-industrie en grootdistributie, EPO
i.s.m. Vredeseilanden e.a., 2007, 254 p.
www.vredeseilanden.be www.pala.be

(5) Altieri Miguel en Nicholls Clara, Agroecology And The Search For A Truly Sustainable Agriculture,
University of California, Berkeley, 2005, 291 p., zie o.a. p.150-151
http://www.agroeco.org/doc/agroecology-engl-PNUMA.pdf

(6) World Bank, World Development Report 2008. Agriculture for Development, zie o.a. p.46

(7) Barrez Dirk, idem

(8) Rosset Peter M. , Food Is Different. Why We Must Get The WTO Out Of Agriculture, Zed Books,
Londen, 2006

Verdere lectuur m.b.t. hogere productiviteit familiale landbouw i.v.m. grootschalige industriële
landbouw

Rosset, Peter M., The Multiple Functions and Benefits of Small Farm Agriculture In the Context of
Global Trade Negotiations, 1999

Carter, Michael R., “ Identification of the Inverse Relationship between Farm Size and
Productivity: An Empirical Analysis of Peasant Agricultural Production,” Oxford
Economic Papers, no. 36 (1984): 131–145.

Barret, Christopher B. “ On Price Risk and the Inverse Farm Size–Productivity


Relationship,” University of Wisconsin–Madison, Department of Agricultural
Economics Staff Paper Series no. 369, 1993.

Cornia, Giovanni Andrea. 1985. "Farm Size, Land Yields and the Agricultural
Production Function: An Analysis for Fifteen Developing Countries." World
Development 13(4):513-534.

D'Souza, Gerard and John Ikerd. 1996. "Small Farms and Sustainable Development: Is
Small More Sustainable?" Journal of Agricultural and Applied Economics
28(1):73-83

Ellis, Frank. Peasant Economics: Farm Households and Agrarian Development, 2nd
edition (Cambridge: Cambridge University Press, 1993).

Pretty, J. 1995. Regenerating Agriculture. Washington: World Resources Institute.

Sobhan, Rehman. 1993. Agrarian Reform and Social Transformation: Preconditions for
Development. London: Zed.

United States Department of Agriculture. 1998. A Time to Act: A Report of the USDA
National Commission on Small Farms. USDA Miscellaneous Publication 1545.

You might also like