Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 21

See

discussions, stats, and author profiles for this publication at:


https://www.researchgate.net/publication/262257184

Ideological pluralism in Flemish


news media: the 2010-2011
government formation [Ideologisch
pluralisme in Vlaamse
nieuwsmedia: de Belgische
regeringsformatie 2010-2011]
Article in Tijdschrift voor Communicatiewetenschap January 2014
Impact Factor: 0.22

CITATIONS

READS

20

2 authors, including:
Pieter Maeseele
University of Antwerp
50 PUBLICATIONS 184 CITATIONS
SEE PROFILE

Available from: Pieter Maeseele


Retrieved on: 28 June 2016

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

| 145
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele*

Ideologisch pluralisme in Vlaamse


nieuwsmedia: de Belgische
regeringsformatie 2010-2011
Een kritische discoursanalyse van de editorialiserende berichtgeving uit vier Vlaamse
nieuwsmedia op vier crisismomenten van de Belgische regeringsformatie 2010-2011 wijst op
een minimale mate van ideologisch pluralisme binnen het krantenlandschap, maar een
sterke mate tussen kranten enerzijds en alternatief nieuwsmedium anderzijds. De analyse
legt verder twee ideologische culturen bloot die respectievelijk gekenmerkt worden door
depolitiserende en politiserende discursieve strategien.

Inleiding
Wanneer begin 2010 tijdens de regering-Leterme II de onderhandelingen over een
zesde Belgische staatshervorming spaak lopen, worden er vervroegde verkiezingen
uitgeschreven. Zo kan met de steun van de burger een nieuwe regering de onderhandelingen terug aanvatten. De verkiezingen op 13 juni 2010 zorgen echter niet
voor het heropleven van de Belgische politiek, integendeel, voor een verlamming.
Maar liefst 541 dagen duurt het voordat de nieuwe regering-Di Rupo I op 6 december 2011 de eed aflegt en de zesde staatshervorming een feit wordt. Een absoluut
wereldrecord.
In deze context van diepgaande politieke crisis is het meer dan ooit van belang dat
burgers in democratische samenlevingen genformeerd worden over de alternatieve
analyses en beleidsprogrammas die op het spel staan. Gedurende deze 541 dagen
wordt de regeringsformatie op de voet gevolgd door binnenlandse nieuwsmedia. Dit
artikel onderzoekt welke rol deze nieuwsmedia spelen in het licht van deze demo-

Danille Raeijmaekers is in 2012 afgestudeerd als master Mediacultuur aan de Universiteit van Antwerpen en in 2013 als master New media and society in Europe aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze
is als doctoraatsstudente verbonden aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Contactgegevens: Sint-Jacobstraat 2, 2000 Antwerpen (Belgi). E-mail: Danielle.
Raeijmaekers@uantwerpen.be.
Pieter Maeseele (PhD) is als ZAP-BOF verbonden aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Contactgegevens: Sint-Jacobstraat 2, 2000 Antwerpen (Belgi).
E-mail: Pieter.Maeseele@uantwerpen.be.

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

146 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

cratische uitdaging, door te evalueren in welke mate zij bijdragen aan een
ideologisch-pluralistisch debat. Op basis van een kritische discoursanalyse op vier
crisismomenten van de formatie wordt onderzocht welke ideologische voorkeuren
en assumpties enerzijds en (de)politiserende discursieve strategien anderzijds kunnen worden onderscheiden in de editorialiserende berichtgeving van vier Vlaamse
nieuwsmedia, met een focus op de communautaire en sociaaleconomische breuklijnen. De onderzoeksopzet laat niet alleen toe om uitspraken te doen over de mate
van ideologisch pluralisme tussen deze Vlaamse nieuwsmedia, maar ook om een
onderscheid tussen traditionele nieuwsmedia en een alternatief nieuwsmedium te
maken door de berichtgeving van drie kranten die deel uitmaken van commercile
mediagroepen (Het Laatste Nieuws, De Standaard en De Morgen) te vergelijken met
een nieuwswebsite die haar inkomsten vooral haalt uit het maatschappelijk middenveld (De Wereld Morgen).
In de volgende sectie wordt dieper ingegaan op de betekenis van verzuiling en ontzuiling in het Vlaamse medialandschap en de link met voorgaand onderzoek naar
pluralisme in nieuwsmedia en het depolitiseringsdebat in de politieke filosofie. In
de methodesectie komen achtereenvolgens kritische discoursanalyse als methode,
de case study en dataverzameling en -selectie aan bod. In de analysesectie worden
de vier geselecteerde nieuwsmedia vergeleken per geselecteerd crisismoment.
Daarna worden enkele conclusies uit het onderzoek getrokken en komen de beperkingen en mogelijk aansluitend toekomstig onderzoek aan bod.

Theoretisch kader
Tot de jaren zestig van de twintigste eeuw was Belgi een verzuilde samenleving. Die
kenmerkte zich door een vergaande organisatie van het dagelijks leven op grond van
drie verschillende politiek-filosofische ideologien het katholicisme, socialisme en
liberalisme waardoor aparte werelden of zuilen ontstonden met afzonderlijke verenigingen en netwerken, zo ook politieke partijen (Huyse, 1987). Een dergelijke verticale verdeling van de samenleving kwam ook voor in Nederland, zij het dat de verzuiling daar eveneens een horizontale (sociaaleconomische) dimensie kende, en de
Belgische een geografische (Vlaanderen-Walloni) (Wintle, 2000). Ook binnen het
Belgische medialandschap, en in het bijzonder de krantenmarkt, was een ideologische scheiding in termen van politiek-filosofische stromingen aanwezig: ingebed in
de sociale bewegingen en/of politieke partijen van een van de zuilen, functioneerden gepolitiseerde opiniekranten als woordvoerders voor een specifieke politieke
familie of politiek-filosofische stroming. In de algemene trend van ontzuiling maakt
deze ideologische identiteit tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw langzaam
maar zeker plaats voor een commercieel-strategisch profiel gebaseerd op marktcriteria, waarbij de verschillende kranten hun banden met sociale bewegingen en politieke partijen afwerpen (Kleinnijenhuis & Scholten, 1989). Vanuit de veronderstel-

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

ling dat ontzuilde media hun waakhondfunctie ten opzichte van maatschappelijke
machtsgroepen ten volle kunnen uitoefenen, wordt deze verschuiving algemeen verwelkomd (De Bens & Raeymaeckers, 2010; Deltour, 2006).
Gedreven door de ontzuilingsthese wordt internationaal en nationaal communicatiewetenschappelijk onderzoek naar pluralisme in de pers vooral gekenmerkt door
(kwantitatieve) inhoudsanalyses naar de mate van partisan media bias in ontzuil(en)de en/of commercile mediasystemen. Dit wordt geoperationaliseerd als de
verschillende niveaus van aandacht voor en de evaluatie van specifieke politici, politieke partijen of politieke programmas1 door specifieke media (bijv. Distelmans,
1999; DAlessio & Allen, 2000; Groseclose & Milyo, 2005; Junqu de Fortuny, De
Smedt, Martensa & Daelemans, 2012). Dit artikel wil deze specifieke invulling van
pluralisme met voornamelijk aandacht voor politiek gedreven kwesties, politici en
politieke partijen verruimen tot een breder scala van maatschappelijke vraagstukken en actoren. Een theoretische en empirische focus op de politiek wordt
daarom overstegen ten voordele van een focus op het politieke: de ideologische (i.e.,
axiologische,2 normatieve en beleidsmatige) assumpties en voorkeuren vis--vis een
gegeven politiek-maatschappelijke orde (Carvalho, 2007; Mouffe, 2005). Op die
manier wordt aangesloten bij een debat tussen politieke filosofen over de vraag of
ons tijdsgewricht kan worden beschouwd als een postideologisch tijdperk of daarentegen als een postpolitiek en postdemocratisch tijdperk. Eerstgenoemde gaan ervan uit
dat sinds de val van (het geloof in) het communisme het bestaan van fundamentele
politieke conflicten (gebaseerd op de categorien links en rechts en de gelieerde
sociale tegenstellingen) haar relevantie heeft verloren ten voordele van het geloof in
een universele rationele consensus, waarbij tegengestelde waarden en belangen
door experts kunnen verzoend worden via neutrale procedures en technische kennis
(Fukuyama, 1992; Giddens, 1994). De financile, economische en politieke crises
van de voorbije jaren lijken eerder de andere school gelijk te geven. Deze bekritiseert bovenstaande conceptualisering als niet zozeer postideologisch, maar als postpolitiek en postdemocratisch: de essentie van democratische politiek, namelijk de
confrontatie van tegengestelde hegemonische politieke projecten, wordt immers
verlaten voor een ge-de-politiseerd technocratisch beheer van sociale, economische en
ecologische vraagstukken binnen het kader van een onvermijdelijk hegemonisch neoliberaal project en globale marktkrachten (Mouffe, 2005; Rancire, 1998;
iek, 1999). Een postpolitiek of gedepolitiseerd begrip van democratische politiek vult
de wij/zij-tegenstelling niet langer aan de hand van (botsende) politieke categorien
in, maar neutraliseert die door aan de hand van rationele argumenten tussen rationele experts naar een consensus te streven. In dit proces van depolitisering wordt
het politieke omgevormd van een kwestie van ideologische strijd tot een kwestie van
goed bestuur: besluitvorming wordt niet langer gebaseerd op politieke uitgangspunten, maar op expertgedreven kennis. Dit heeft als gevolg dat technocratische
besluitvorming en marktoverwegingen het eigenlijke politieke debat vervangen. Een
democratische strijd tussen alternatieve (economische, ecologische, etc.) toekomsten voorbij de gegeven socio-politieke status-quo wordt op die manier onmogelijk

| 147

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

148 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

gemaakt. In het geval van politisering worden de tegengestelde assumpties, waarden en belangen die tegengestelde posities onderliggen onthuld in plaats van verhuld, door die te relateren aan onderliggende alternatieve maatschappijvisies, die zo
onderwerp van publiek debat worden gemaakt. Op die manier wordt niet alleen een
democratisch debat mogelijk gemaakt tussen politieke tegenstanders, maar ook een
democratische strijd tussen alternatieve toekomsten voorbij de gegeven sociopolitieke status-quo.
De vraag stelt zich vervolgens hoe, voorbij een focus op partijpolitieke voorkeur,
ideologische voorkeuren en assumpties enerzijds en (de)politiserende discursieve
strategien anderzijds, kunnen worden blootgelegd. In dit opzicht is er recent, in
aanvulling op verschillende spraakmakende onderzoeken naar de rol van ideologische factoren in de nieuwsrepresentatie van sociale, economische en politieke kwesties de voorbije decennia (Hall, Critcher, Jefferson, Clark & Roberts, 1978; Fairclough, 1995; van den Berg & van der Veer, 1989; Van Dijk, 1991), een hernieuwde
belangstelling in media studies ontstaan met kritische discoursanalyse als theoretische en empirische benadering. In het algemeen gaat dit onderzoek dieper in op
specifieke case studies, zoals een militaire interventie (Thetela, 2001), de privatisering van publieke goederen (Phelan, 2007b) of economische beleidsdiscours (Phelan, 2007a), klimaatverandering (Carvalho, 2007) of genetisch gewijzigd voedsel
(Maeseele, 2013). Hierop verder bouwend stelt het onderzoek in dit artikel zich tot
doel op basis van een kritische discoursanalyse zowel de ideologische voorkeuren en
assumpties als (de)politiserende discursieve strategien van vier Vlaamse nieuwsmedia te onderscheiden in hun berichtgeving over de Belgische regeringsformatie 2010-2011.

Onderzoeksopzet
Kritische discoursanalyse

Sociaalconstructivistische discoursanalyses starten in het algemeen vanuit de


assumptie dat taalgebruik geen neutrale reflectie vormt van onze wereld, identiteiten en sociale relaties, maar integendeel een actieve rol speelt in hun creatie en verandering (Jrgensen & Phillips, 2002). Kritische discoursanalyse (KDA) in het bijzonder begrijpt discoursen als sociale praktijken die een dialectische relatie hebben
met andere sociale dimensies: discoursen geven niet alleen vorm aan maatschappelijke structuren, maar worden er tegelijk ook door gevormd (Fairclough, 1995; Van
Dijk, 1991; Wodak, 1996). Door taalgebruik binnen zijn maatschappelijke context
empirisch te onderzoeken, wil KDA de rol van discursieve praktijken in de creatie
en reproductie van (ongelijke) machtsrelaties, begrepen als ideologische effecten,
blootleggen. Carvalho (2007, 2008) heeft recent een innovatief analytisch KDAkader uitgewerkt in de context van klimaatverandering dat een gepolitiseerde lezing
toelaat van wetenschapsberichtgeving in de pers door te focussen op haar ideologi-

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

sche voorkeuren en assumpties. Door ideologie te definiren als a system of values,


norms and political preferences, linked to a program of action vis--vis a given social and
political order (Carvalho 2007, p. 225), wordt een concept van ideologische culturen
gentroduceerd, wat toelaat om hun sociaalgeconstrueerde aard met een zeker
niveau van diversiteit te benadrukken. Ideologische culturen verwijzen dan naar
communities of ideas, values and preferences inside media organizations and in their particular audiences (Carvalho 2007, p. 239-40). Omwille van het sterk empirisch
karakter is de onderzoeksopzet van dit artikel gedeeltelijk hierop gebaseerd. Carvalhos onderzoekskader focust op twee niveaus. De tekstuele analyse bestaat uit zes
aandachtspunten: structuur en lay-out, themas, sociale actoren (over wie wordt op
welke manier gesproken), taal en retoriek (sleutelconcepten en metaforen), discursieve strategien (discursieve interventies ter verspreiding van assumpties en
voorkeuren, zoals framing, positionering, (de)politisering en (de)legitimering) en
ideologische standpunten (axiologische, normatieve en beleidsmatige assumpties en
voorkeuren). In deze paper ligt de nadruk omwille van plaatsbeperking en de specifieke focus van de onderzoeksvraag op de laatste twee, meer macroanalytische,
discoursaspecten. De contextuele analyse bekijkt enerzijds de gelijktijdige beeldvorming in verschillende media (comparatief-synchronisch) en de temporele evoluties
binnen eenzelfde medium (historisch-diachronisch). Wegens de focus op n case
study met een beperkt tijdsbereik, ligt de nadruk in dit artikel op de gelijktijdige
beeldvorming.
Dataselectie en -verzameling

Uit het Vlaamse krantenlandschap worden de twee zogenoemde kwaliteitskranten


De Morgen en De Standaard geselecteerd en de meest verkopende (populaire) krant
Het Laatste Nieuws. Elke geselecteerde krant kent een verschillende ideologische
achtergrond (in termen van politiek-filosofische stroming): De Standaard kent een
katholieke voorgeschiedenis, De Morgen een socialistische en Het Laatste Nieuws een
liberale (De Bens & Raeymaeckers, 2010). Hun oplagecijfers in 2011 bedragen respectievelijk 95.189, 54.698 en 288.535 betaalde exemplaren (CIM, 2013). Ook vandaag spreken ze een specifiek te onderscheiden publiek aan, voornamelijk op vlak
van maatschappelijke situering, inkomen en scholingsgraad (Huypens, 2008; De
Bens & Raeymaeckers, 2010; Pauli, 2006). Zo trekken De Standaard en De Morgen
de toplaag van de Vlaamse bevolking aan die zich kenmerkt door een hoger inkomen en hogere scholingsgraad. Het Laatste Nieuws heeft dan weer de meest volkse
lezers die veelal beschikken over een lager diploma. Daarnaast wordt ook de website
De Wereld Morgen meegenomen. In tegenstelling tot de drie kranten, maakt De
Wereld Morgen geen deel uit van een commercile mediagroep. Als alternatief
medium onderscheidt het zich expliciet van traditionele media op zowel operationeel
als inhoudelijk vlak, door zonder structurele reclameafhankelijkheid en winstoogmerk te werken, te steunen op sponsoring vanuit het middenveld (vakbonden, culturele verenigingen, en de milieu-, Noord-Zuid- en vredesbeweging), het nieuws
gratis aan te bieden, een redactionele mix van professionele en burgerjournalisten,

| 149

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

150 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

en een redactionele lijn samengevat als Onbewogen neutraliteit is niet aan ons
besteed. Objectiviteit en correctheid des te meer (De Wereld Morgen, 2012).
Daarnaast selecteren we enkel de editorialen van elke krant. Editorialen worden
algemeen beschouwd als de enige plaats waar expliciet standpunten door een krant
worden ingenomen en aspecten worden aangeklaagd (Fowler, 1991, p. 208), waardoor die als indicatief voor de ideologische cultuur en specifieke politiekideologische positionering doorgaan. De editorialen zijn verzameld door gebruik te
maken van de optie mediaclips van de digitale persdatabank Mediargus, die toelaat
om de kranten in pdf-vorm te bekijken. Aangezien De Wereld Morgen enkel op internetbasis bestaat en niet werkt volgens het principe van een dagelijks editoriaal, werden hun artikelen geselecteerd in overleg: de redacteurs van het medium schoven
die artikelen die zij als editorialen beschouwen naar voor (D. Barrez, e-mail,
1 maart 2013).
In de editorialen van bovenvermelde nieuwsmedia wordt specifiek de berichtgeving
rond de Belgische regeringsformatie van 2010-2011 onderzocht.3 Deze formatie
kende twee fundamentele luiken: een communautair en sociaaleconomisch luik.
Het communautaire luik, met als doel een akkoord over de zesde staatshervorming,
heeft als subthemas de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV),
de bevoegdheidsoverdracht naar de deelstaten, fiscale autonomie en responsabilisering. Het sociaaleconomische luik draait rond de overheidssanering. Bij de communautaire breuklijn staat de vraag centraal naar de verhouding tussen federale (Belgi) en regionale (Vlaanderen en Walloni) niveaus en bij de sociaaleconomische
breuklijn de verhouding tussen overheid en markt. Andere dossiers, zoals asiel en
migratie of justitie, komen tijdens de (berichtgeving over de) formatie relatief
beperkt aan bod en worden in de analyse niet meegenomen. Als case study biedt de
regeringsformatie een enorme omvang aan data. De analyse wordt daarom beperkt
tot kritische discoursmomenten: geselecteerde cases die gekenmerkt worden door
actuele (maatschappelijke, economische, politieke, etc.) gebeurtenissen waarbij in
het licht van potentile uitdagingen ideologische posities (her)bevestigd worden
(Carvalho, 2008).
De langste regeringsformatie uit de Belgische geschiedenis begint officieel op
14 juni 2010, de dag nadat de Vlaams-nationalist Bart De Wever (Nieuw-Vlaamse
Alliantie, N-VA) en de Waalse sociaaldemocraat Elio Di Rupo (Parti Socialiste, PS)
als grote overwinnaars uit de vervroegde verkiezingen komen. Op basis van een
chronologisch overzicht door het persagentschap Belga (Belga, 2011) worden vier
kantelmomenten met een significant sterkere persaandacht geselecteerd en geanalyseerd. Tussen 15 juni en 8 juli 2010 wordt stemmenkanon Bart De Wever als informateur aangesteld waarbij verkennende gesprekken worden gevoerd met belangrijke politieke, sociaaleconomische en andere maatschappelijke actoren (case 1). Op
8 juli 2010 wordt Elio Di Rupo aangeduid als preformateur en worden de onderhandelingen gestart. De zeven partijen die deelnemen aan de onderhandelingen, met

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

als eerste prioriteit de zesde staatshervorming, zijn de Vlaams-nationalistische


N-VA, de sociaaldemocratische PS en Sp.a (Socialistische Partij Anders), de christendemocratische CD&V (Christen-Democratisch en Vlaams) en cdH (Centre
Dmocrate Humaniste), en de ecologische partijen Groen! en Ecolo. Er wordt echter
niet tot een akkoord gekomen en Di Rupo biedt op 3 september 2010 zijn ontslag
aan bij de koning (case 2). Case 3 start wanneer bemiddelaar Johan Vande Lanotte
(Sp.a) op 3 januari 2011 een nota indient bij de onderhandelende partijen en eindigt
bij zijn ontslag aan de koning op 26 januari 2011. Case 4 omvat de onderhandelingen over het sociaaleconomische luik eind november 2011 geleid door formateur Di
Rupo. Ondertussen hebben zowel N-VA als Groen! en Ecolo plaatsgemaakt voor de
liberale partijen Open VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) en MR (Mouvement Rformateur). Op 6 december 2011 wordt de nieuwe regering officieel
benoemd.
In de analyse onderzoeken we op basis van een kritische discoursanalyse op deze
vier crisismomenten van de formatie zowel welke ideologische voorkeuren en
assumpties als (de)politiserende discursieve strategien kunnen worden onderscheiden in de editorialiserende berichtgeving van vier Vlaamse nieuwsmedia, met een
focus op de communautaire en sociaaleconomische breuklijnen.

Analyse
Case 1: Informateur De Wever (14/06-10/07/2010)

Aan het begin van de formatieperiode focussen de kranten voornamelijk op het


sociaaleconomische luik, terwijl op De Wereld Morgen voorlopig geen analyses verschijnen. Opvallend is hoe de kranten vanuit eenzelfde probleemdefinitie starten:
namelijk de onvermijdelijkheid van een grootschalige overheidssanering, in termen van:
we hebben geen andere keuze, willen we de (euro)crisis overleven als land (De Standaard, 19/06, 22/06, en 23/06; De Morgen, 14/06, 15/06, 17/06 en 10/07; Het Laatste Nieuws, 15/06). Daarbovenop is er slechts in beperkte mate debat over de verhouding tussen besparingen (uitgaven beperken) en belastingen (inkomsten verhogen)
als voornaamste middel om de overheidsfinancin op orde te krijgen. Wanneer de
gouverneur van de Nationale Bank (Guy Quaden) erop wijst dat aan beide moet
worden gewerkt, publiceert Het Laatste Nieuws een editoriaal van politiek analist Luc
Van Der Kelen met als titel Daar zijn de belastingen al (17/06). Door te verwijzen
naar de gouverneur als niet toevallig een PSer wordt zijn autoriteit niet alleen
ondermijnd door zijn onpartijdigheid in vraag te stellen, maar ook door een onvermijdelijke voorkeur voor belastingen aan hem toe te schijven. Wat volgt, is een discursieve constructie waarbij het inhoudelijke discours van Quaden in twee stappen
wordt gesloopt.

| 151

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

152 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

Zonder nieuwe inkomsten, lees hogere belastingen, zal het niet gaan, zei Quaden. De gouverneur ontziet de belastingen en sociale lasten op arbeid. Voor de
rest mogen de N-VA-stemmende burgers zich verwachten aan hogere milieutaksen, meer btw, meer accijns op tabak en alcohol, meer belasting op spaaropbrengsten, op vermogens en aan solidariteitsbijdragen voor de betere verdieners.
En zoals iedereen weet, is iedere Belg voor de fiscus heel snel een betere verdiener. Een land moet in iets het best zijn () Belgi is wel goed in belastingen ()
Het is een van de voornaamste redenen waarom we autofabrieken verliezen en
steeds minder investeerders aantrekken uit het buitenland () In zon land zou
het pure waanzin zijn om de globale belastingdruk nog te verhogen. Een verschuiving van de belastingen is het maximaal haalbare, op voorwaarde dat er
geen extra lasten komen op inkomens en ondernemingen () We zijn nog
ergens goed in: in het aantal ambtenaren en overheidsuitgaven. Unizo-chef
Karel Van Eetvelt heeft zijn studiedienst ons overheidsapparaat eens naast dat
van Nederland laten leggen. () De overheid kost bij ons veel meer () Men zou
verwachten dat de beleidsverantwoordelijken in zon land zouden beginnen met
de nadruk te leggen op het terugdringen van de uitgaven. Niet in Belgi (Het
Laatste Nieuws, 17/06, Van Der Kelen).
Van Der Kelen delegitimeert ten eerste het vooruitzicht op het verhogen van de
inkomsten via belastingen (reeds aangekondigd in de verzuchtende toon van de
titel) vanuit een optiek van internationale concurrentie, en rechtvaardigt ten tweede
voluit een afslanking van de overheid, gepresenteerd als de enige niet-waanzinnige,
dus rationele, keuze (zie ook: Het Laatste Nieuws, 15/06). De Standaard gaat nog een
stap verder door het enkel over besparingen te hebben en de inkomstenzijde volledig buiten beeld te houden:
Het is wachten op concrete plannen om de werking van al onze overheden
samen goedkoper te maken. De concurrentie tussen landen speelt op alle
niveaus, ook op dat van de werking van de staat. Om onze welvaart veilig te stellen moeten we op alle vlakken sterker worden. De loonkosten per eenheid product moeten sporen met die van onze concurrenten, zoals het VBO gisteren nog
eens liet voorrekenen () En daarnaast moeten we besparen op de kostprijs van
het beleid. Matigen, besparen, ontvetten, vereenvoudigen en vernieuwen. Het zal
allemaal tegelijk moeten. En niet halfhartig, maar met volle kracht (De Standaard, 23/06, Sturtewagen).
Het discours van hoofdredacteur Bart Sturtewagen sluit naadloos aan bij dat van
Van Der Kelen (Het Laatste Nieuws): een sterker Belgi is een Belgi dat zich in eerste instantie richt op lagere kosten, door lonen afhankelijk te maken van die van
buitenlandse concurrenten en door de rol van de overheid in de samenleving te
beperken. Opvallend is hoe telkens een studie van een werkgeversorganisatie aangehaald wordt om de argumenten slagkracht te geven (de Unie der Zelfstandige

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

Ondernemers bij Het Laatste Nieuws en het Verbond der Belgische Ondernemingen
bij De Standaard). De Morgen daarentegen lijkt in eerste instantie de oproep van
Quaden toe te juichen:
Nochtans was de vraag [welke nieuwe belastingen] meer dan terecht, want ook
gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank acht een belastingverhoging
onvermijdelijk () Quaden laat er geen misverstand over bestaan: besparingen
en wat extra strijd tegen de fiscale fraude zullen niet voldoende zijn om dat gat
dicht te rijden, de overheid heeft ook nieuwe inkomsten nodig. Vandaag worden
die inkomsten in hoofdzaak gehaald bij wedden en lonen, wat de Belgische
arbeid duur en onconcurrentieel maakt ten overstaan van de buurlanden, en de
Belgische loon- en weddetrekkende tot een van de meest belaste ter wereld. Daar
nog eens een tandje bijsteken is hetzelfde als het verder uitpersen van een al
leeggeperste citroen (De Morgen, 17/06, Desmet).
Verderop in het editoriaal wordt echter duidelijk dat De Morgen een verhoging van
inkomsten niet als alternatief voor bezuinigingen voorop stelt, maar als aanvulling
op bezuinigingen. Hogere belastingen worden niet als onderdeel van een specifieke
maatschappijvisie naar voor gebracht, maar als een noodzakelijk kwaad om dat gat
dicht te rijden, wat ondersteund wordt door in de uitspraken van Quaden n
woord in de verf te zetten: onvermijdelijk (zie ook: De Morgen, 15/06 en 16/06).
Uit deze analyse blijkt dat in het sociaaleconomisch discours van elke krant de
waarde marktconcurrentie centraal staat. Verder wordt in De Standaard en Het Laatste Nieuws een stevige concurrentiepositie duidelijk geassocieerd met een beperktere
(minder uitgaven) en goedkopere (minder belastingen) overheid. Telkens wordt ook
de mate van democratisch debat beperkt: terwijl voor Het Laatste Nieuws en De Standaard hogere belastingen geen onderwerp van debat (mogen) zijn, zijn die voor
De Morgen onvermijdelijk uit louter boekhoudkundige, dus geen politiekmaatschappelijke of -ideologische, overwegingen.
Case 2: Preformateur Di Rupo (19/08-06/09/2010)

Tussen 19 augustus en 6 september 2010 is er veel aandacht voor de regeringsonderhandelingen in de editorialen van de kranten en ook op De Wereld Morgen verschijnen drie analyses. De editorialen over de communautaire hervorming starten
bij de drie kranten opnieuw vanuit eenzelfde probleemdefinitie: er moet een staatshervorming komen en die kan enkel gelijkstaan aan meer regionale autonomie (De
Morgen, 19/08, 30/08 en 31/08; De Standaard, 19/08, 21/08, 23/08, 26/08 en
02/09; Het Laatste Nieuws, 31/08). Die onvermijdelijke groei van regionale autonomie
kan bereikt worden via twee instrumenten: een bevoegdheidsoverdracht en een
nieuwe financieringswet (die de verhouding tussen het federale en regionale niveau
op vlak van financile verantwoordelijkheid wijzigt ten voordele van deze laatste). In
het discours van Sturtewagen (De Standaard) komen deze elementen duidelijk
terug.

| 153

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

154 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

Tegenover Di Rupos nauwelijks ingehouden woede staan de gewichtige codewoorden van het Paleis. Zo is er sprake van het verder uitdiepen van de responsabilisering van de gefedereerde entiteiten n de duurzame financiering van
de federale staat. Het eerste betekent dat er wel degelijk moet worden gepraat
over mechanismen die de gewesten en gemeenschappen verantwoordelijk
maken voor het geld dat ze uitgeven. Daarover was de crisis precies ontstaan.
Het tweede geeft aan dat de armlastige federale schatkist zonder nieuwe financieringswet gewoon failliet is. Er is dus geen ontkomen aan (De Standaard,
19/08, Sturtewagen).
Sturtewagen benadrukt de onvermijdelijkheid van meer regionale autonomie in de
vorm van een nieuwe financieringswet: eerst stelt hij het voor als een herbevestigende eis vanwege het Paleis, een actor met autoriteit. Dan benadrukt hij de noodzaak via een dramatisering van de federale situatie. Ten slotte concludeert hij de
onvermijdelijkheid. Ook Yves Desmet (politiek hoofdredacteur van De Morgen) stelt
dat meer regionale autonomie via een nieuwe financieringswet noodzakelijk is om
de federale staat leefbaar te houden.
Belangrijkste punt dat nog getrancheerd moet worden is de financieringswet, de
bloedsomloop van de Belgische staatsfinancin. Dat is ook nodig, niet alleen om
de verschillende deelstaten meer financile verantwoordelijkheid te geven, maar
ook omdat je anders de staatsfinancin gewoon niet meer op orde krijgt (De
Morgen, 21/08, Desmet).
De financieringswet, en dan voornamelijk de reikwijdte van het instrument en de
verhouding responsabiliteit-solidariteit, blijkt een van de grote struikelblokken tijdens de preformatieperiode van Di Rupo. Guy Tegenbos, wetstraatredacteur en politiek commentator van De Standaard, wijdt hieraan ettelijke editorialen.
Twee geloofspunten botsen. Het diepe Vlaamse geloof in de responsabilisering,
en het Franstalige heilige punt van de solidariteit () Responsabilisering betekent: een overheid moet de gevolgen van goed en slecht beleid voelen in haar
portemonnee. Fiscale autonomie betekent federale volwassenheid: deelstaten
moeten minstens voor een deel zelf instaan voor het geld dat ze uitgeven; zo niet
gedragen ze zich onverantwoordelijk. De Franstalige delegatie trok meteen aan
de noodrem. Wij hebben al meer dan genoeg gegeven en toegegeven, zegden ze.
En responsabilisering leidt naar verarming voor ons; wij willen meer solidariteit
(De Standaard, 21/08, Tegenbos).
Via de discursieve strategie van universalisering wat particulier is algemeen
maken laat Tegenbos uitschijnen dat binnen de taalgroepen een consensus heerst
en hij reduceert daarmee de meningsverschillen rond de financieringswet tot een
discussie tussen twee homogene groepen: aan de ene kant staan de Vlamingen die zo

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

veel mogelijk financile responsabiliteit en autonomie willen, aan de andere kant


pleiten de Franstaligen voor het behoud van solidariteitsmechanismen ter correctie
van de verschillen tussen de regios. Opvallend is hoe de eisen van de Vlamingen
voor meer regionalisering en autonomie uitgedrukt worden in een boekhouderterminologie waarbij het verschil tussen goede en slechte acties moet af te meten zijn
in cijfers, in dit geval centen. Hoewel de bovenstaande quote slechts impliciet een
verschil lijkt te suggereren tussen een verantwoordelijke en onverantwoordelijke
visie, delegitimeert het verdere discours van Tegenbos op een expliciete manier de
solidariteitsvisie terwijl het streven naar meer responsabilisering wordt gerationaliseerd (De Standaard, 21/08 en 24/08):
De Vlaamse partijen zeggen dat ze best wel solidariteit tussen overheden aanvaarden maar ook responsabilisering eisen. Er zijn daar goede redenen voor. De
economische wetenschap heeft aangetoond dat overheden die niet zelf voor hun
inkomsten moeten instaan maar leven van geld dat ze krijgen van andere overheden, daarmee minder zuinig omspringen, en minder de economische groei
ondersteunen die spontaan hogere overheidsinkomsten oplevert. Een staatshervorming die wel solidariteit maar geen responsabilisering omvat, is daarom een
slechte staatshervorming. Dat belet niet dat kan gesproken worden over een
mate van responsabilisering, of een geleidelijke invoering ervan (De Standaard,
24/08, Tegenbos).
Het gaat hier om een discursieve constructie waarbij solidariteit en responsabiliteit
gevalueerd worden op hun verhouding tot een zuinige overheid en hogere economische groei, twee doelstellingen die niet alleen genaturaliseerd worden en dus als
vanzelfsprekend worden beschouwd maar ook responsabilisering legitimeren en
(een staatsstructuur met) solidariteit (als zwaartepunt) delegitimeren. Ook de
andere kranten reduceren in het algemeen de discussie over de financieringswet tot
een meningsverschil tussen de twee homogene bevolkingsgroepen (Het Laatste
Nieuws, 19/08 en 26/08; De Morgen, 19/08 en 25/08), en delegitimeren de claim
van de Franstaligen dat solidariteit een breekpunt is als onaangepast aan de huidige
omstandigheden (Het Laatste Nieuws, 31/08; De Morgen, 21/08). In tegenstelling tot
de kranten start De Wereld Morgen vanuit een probleemdefinitie waarbij de staatshervorming niet beperkt wordt tot meer regionale autonomie, door twee logicas te
onderscheiden:
Een verdelende logica () Er zou minstens aan de huisregels moeten worden
gesleuteld, en misschien zou het wel best zijn het huis meer op te delen zodat de
bewoners elkaar niet voortdurend voor de voeten liepen. Volgens sommigen was
de beste oplossing zelfs een volledige scheiding () Het is de logica van een
staatshervorming waarbij het staatshuishouden steeds verder wordt opgesplitst,
de logica van inmiddels al vijf andere staatshervormingen sinds 1970 () Maar
er is ook een andere logica mogelijk () Een echt integraal federalisme huldigt

| 155

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

156 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

net deze verbindende logica () net voor het Belgische bestuursniveau weigeren
onze Belgische politici al decennia een dergelijke logica te hanteren. Ze willen
niet uitzoeken wat ons werkelijk bindt als Vlamingen, Walen of Brusselaars, als
Nederlands-, Frans- of Duitstaligen. En zo maken ze een stuurloos land waarin
de echte problemen niet worden aangepakt. Het is een uiterst opvallende vaststelling. Totaal afwezig in de regeringsvorming is de versterking van het
publieke initiatief en van openbare diensten, op welk niveau dan ook. Alle grote
uitdagingen [werkloosheid, armoede, bankencrisis, etc.] schreeuwen om meer
dwingende regels, publiek initiatief en overheid (De Wereld Morgen, 17/08,
Barrez).
De discursieve constructie van vaste redacteur Dirk Barrez bestaat erin om allereerst
de verdelende of regionaliserende logica te benoemen als dominante logica. Vervolgens wil hij de gedepolitiseerde positie van die logica doorbreken door een
alternatief te presenteren: de verbindende of federaliserende logica. Met zijn discours
stimuleert Barrez het democratische debat over de richting van de staatshervorming. Barrez gaat echter verder. In zijn analyse delegitimeert hij de dominante
logica en promoot een alternatieve visie op het samenlevingsmodel. Dat doet hij
door de exclusieve roep naar meer regionale autonomie te presenteren als een
onvolledige en ondoordachte logica die het disfunctioneren van onze maatschappij
tot gevolg heeft, omdat datgene wat alle Belgische inwoners (los van taal en woonplaats) bindt van geen belang is in deze logica, en een versterking van de rol van de
federale overheid in de samenleving op vlak van openbare diensten of algemene
maatschappelijke problemen op die manier geen onderwerp van publiek debat
vormt. Een ruime week later roept ook Christophe Callewaert op om de depolitisering van de regionaliserende logica te doorbreken en verschillende logicas onderwerp van debat te maken. In tegenstelling tot Barrez spreekt hij zich niet uit over
hun (de)legitimiteit, maar kadert hij die beoordeling als een publieke zaak:
Vraag is ook of er [voor herfederalisering] vandaag nog een draagvlak voor is.
Wegens afwezigheid van maatschappelijk debat kunnen we dat niet inschatten
(De Wereld Morgen, 25/08, Callewaert).
Hieruit kunnen we besluiten dat de kranten de historische evolutie van een regionaliserende staatshervorming reproduceren en dus legitimeren, en slechts de invulling van de mechanismen onderwerp van publiek debat maken. Enkel het alternatieve nieuwsmedium De Wereld Morgen brengt een alternatief ter sprake, in termen
van een (her)federaliserende staatshervorming. Dit kadert in een discours waarin
niet marktconcurrentie, maar wel een sterke, actieve en regulerende overheid centraal staat. Deze koppeling van het sociaaleconomische met het communautaire luik
komt ook in de kranten voor: zowel De Standaard (31/08) als Het Laatste Nieuws
(31/08 en 04/09) stellen dat de twee dossiers niet los van elkaar bediscussieerd kun-

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

nen worden. De communautaire hervormingen worden geconstrueerd als ht middel om sociaaleconomische veranderingen door te voeren:
Een nieuwe financieringswet, in het licht van de budgettaire sanering over een
periode van vijf jaar, is de sleutel tot het geheel (Het Laatste Nieuws, 31-08-2010,
Van Der Kelen).
Op die manier draagt een communautaire evolutie naar minder federale overheid
bij aan een sociaaleconomische evolutie naar minder overheid in het algemeen.
Opvallend hierin is dat nationalistische motieven blijken te ontbreken. Dit vinden
we ook terug in N-VA heeft nog geen vette vis. Aan de hand van een citaat van De
Wever brengt Callewaert op de voorgrond dat aan de basis van de regionaliseringlogica van de grootste partij de doelstelling van een rechtser en meer ondernemingsgericht sociaaleconomisch beleid ligt (De Wereld Morgen, 06/09, Callewaert): door zowel een sociaaleconomisch interessante bevoegdheidsoverdracht als
fiscale autonomie na te streven, beoogt men een toestand te bereiken waarin de
federale staat zo armlastig wordt dat de nog steeds federaal georganiseerde sociale
zekerheid in het vizier van de regionaliseringlogica komt. Barrez doet hetzelfde in
Zijn onze nationale politici wel goed bezig? (De Wereld Morgen, 17/08) door niet
alleen de link te leggen tussen communautaire hervormingen en een sociaaleconomische agenda (de twee de vorm en de inhoud, het middel en het doel [zijn]
onlosmakelijk verbonden), maar ook de federaliseringclaim als een broodnodige
evolutie in verband met het sociaaleconomische beleid te construeren. Immers,
federalisering houdt in dat alle overheidsniveaus versterkt worden qua middelen.
Op die manier draagt de communautaire hervorming bij tot een sociaaleconomische noodzaak voor meer overheidsinterventie. Met andere woorden, net zoals bij
het regionaliseringdiscours, lijken bij het federaliseringdiscours nationalistische
motieven afwezig.
Case 3: Bemiddelaar Vande Lanotte (03/01-05/02/2011)

Op 3 januari 2011 maakt Vande Lanotte zijn nota over aan de zeven onderhandelende partijen en aan de pers. Van Der Kelen van Het Laatste Nieuws reageert alvast
positief:
Laten we duidelijk zijn: het is niet de ideale staatshervorming waarop een fervent Vlaams-nationalist al vijftien jaar zit te wachten. Maar de voorstellen bevatten te veel nieuwe elementen om ze zomaar opzij te schuiven () Het grootste
gewicht van het bestuur zal dan bij de regios liggen. Er zitten ook belangrijke
doorbraken in. Nummer n is de eigen fiscaliteit. In augustus, met preformateur Di Rupo, was daar in de verste verte geen sprake van. Nu is het principe van
een regionale personenbelasting voor bijna de helft van de inkomsten verworven, met eigen gewestelijke belastingtarieven, inbegrepen een beloning bij zuinig bestuur. Het zal Vlaanderen toelaten om zijn eigen fiscaliteit te bepalen en

| 157

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

158 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

de facto aan te tonen dat dit heilzaam kan (en moet) zijn voor alle regios. Doorbraak nummer twee zit in het arbeidsbeleid: de controle en sanctionering van
werklozen met opnieuw een beloning bij goed beleid (Het Laatste Nieuws, 05/01,
Van Der Kelen).
Van Der Kelen promoot het aanvaarden van de nota door drie elementen uit de nota
te selecteren en te belichten: het zwaartepunt verschuift van het federale niveau naar
de regios, samen met fiscale autonomie en arbeidsbeleid. Van der Kelen maakt ook
duidelijk welk soort sociaaleconomisch beleid hiermee mogelijk wordt: een beperktere overheid en een arbeidsbeleid dat dient om werklozen te disciplineren. Ook in
De Morgen worden de eerste twee elementen aangehaald om de nota te bestempelen
als een pakket waarvan niemand een jaar geleden had durven dromen (De Morgen,
07/01). Door de regionaliseringmaatregelen voor te stellen als doorbraken of gerealiseerde dromen, wordt impliciet verondersteld dat elke Vlaming een vergaande regionale autonomie nastreeft. Op die manier wordt de regionaliseringlogica verder
genormaliseerd en gegeneraliseerd. In Te weinig voor ja, te veel voor neen is
Tegenbos (De Standaard, 05/01) eerder sceptisch over de nota, die enkel kan aanvaard worden als meteen ook met de zevende staatshervorming wordt gestart. In
een context waarbij alle politieke commentatoren benieuwd de reacties van de verschillende partijen afwachten, waarschuwt Callewaert in De regeringsvorming die
iedereen beu is, is nog lang niet gedaan dat men door het hoge soap-gehalte van de
onderhandelingen niet mag vergeten wat op het spel staat:
Bart De Wever wil () een sociaaleconomische shocktherapie la Duitsland en
Groot-Brittanni (de loonkosten verlagen, de arbeidsmarkt flexibiliseren en
bedrijven zuurstof geven ()). Een radicale hervorming die nu dreigt te botsen
op de sterke federale vakbonden, de stevige federale sociaal overlegstructuren en
het overwicht van centrumlinkse partijen aan Franstalige kant. De nota-Vande
Lanotte lost dat probleem van Bart De Wever niet op. Als er ooit een akkoord
komt over de staatshervorming moet N-VA toch op het federale niveau een
streng economisch rechts programma proberen realiseren. Het einde van de
politieke instabiliteit lijkt nog niet in zicht (De Wereld Morgen, 05/01, Callewaert).
Daar waar de kranten de communautaire regionaliseringlogica universaliseren, politiseert Callewaert deze door die te identificeren als middel voor de sociaaleconomische agenda van slechts n, weliswaar de grootste, partij. Wanneer de dag nadien
blijkt dat de meeste partijen fundamentele bemerkingen hebben bij de nota en een
communautair akkoord op korte termijn niet haalbaar is, lezen we drie verschillende reacties. In De Wereld Morgen grijpt Callewaert de situatie aan om nogmaals
op te roepen het roer om te gooien:

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

Wat moeten we nu aan met dit land? De opeenvolgende staatshervormingen


hebben geleid tot deze chaos. Alles wat verbindt, werd uitgehold. Wie nog een
oplossing wil, moet dr iets aan doen. Er moet terug een federale, gemeenschappelijke dynamiek komen () Maar om dit land een toekomst te geven zal
er meer nodig zijn. In de nota van Vande Lanotte zat er zo goed als niets dat verbindt. Deze crisissituatie heeft het voordeel van de duidelijkheid. Wie geen zin
heeft om De Wever achterna te lopen richting onafhankelijkheid, moet nu de
mouwen opstropen. Schudt die dodelijke vermoeidheid over deze regeringsvorming van u af en doe iets. If not now, when? (De Wereld Morgen, 06/01, Callewaert).
De situatie wordt genterpreteerd als het zoveelste bewijs dat de regionaliseringlogica zelf verantwoordelijk is voor de patstelling en daarom wordt iedereen bevolking en politici opgeroepen om enerzijds kleur te bekennen en anderzijds voluit
voor een federale logica te gaan die verbindt in plaats van verdeelt. Daarnaast wordt
de regionaliseringlogica vereenzelvigd met het onafhankelijkheidsstreven van slechts
n partij en niet als streefdoel van alle Vlamingen. Op die manier wordt de geconstrueerde (universaliserende) consensus die we in de kranten vaak terugvinden, in
vraag gesteld en onderwerp van publiek debat gemaakt. Ten tweede pleiten Het
Laatste Nieuws en De Morgen om een communautair akkoord dat een grootse hervorming inhoudt, uit te stellen en te focussen op de hoogdringende sociaaleconomische problemen (De Morgen, 12/01 en 13/01; Het Laatste Nieuws, 08/01, 14/01, 18/01
en 21/01). De Standaard daarentegen delegitimeert deze optie door de link tussen
beide te benadrukken (zie ook: 07/01). Op 8 januari schrijft Tegenbos de economische zwakte van Belgi toe aan de onaangepaste staatsstructuur en op 11 januari
onderbouwt hij dit verder door net naar Duitsland te verwijzen als lichtend voorbeeld:
Duitsland is een normaal federaal land, met zestien deelstaten en een gerijpte
federale cultuur, waar ook conflictoplossende structuren aanwezig zijn. Belgi is
een tweelandenland waarvan het ene deel al in een confederale logica zit, terwijl
het andere de federale logica nauwelijks heeft aanvaard. Het heeft bovendien
geen conflictoplossingsmethodes, alleen blokkeringsmechanismen die altijd in
het voordeel spelen van degene die geen verandering wil () Duitsland wel en
dat land loopt nu voorop in Europa. Belgi loopt achterop en is daardoor bijzonder kwetsbaar, ook voor de rondcirkelende gieren van de internationale
financile markten (De Standaard, 11/01, Tegenbos)
Deze vergelijking haalt Tegenbos boven om zowel een communautaire als sociaaleconomische status-quo te delegitimeren: het te federale communautaire kader
wordt gekaderd als abnormaal, ongerijpt en onaangepast, waarbij de evolutie naar een
confederale logica daarentegen als een normale evolutie wordt voorgesteld die enkel
door onwil of onbegrip namelijk blokkeringsmechanismen of onterechte angst

| 159

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

160 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

wordt tegengehouden, met als rechtstreeks gevolg een verouderd sociaaleconomisch


beleid, tenminste, in vergelijking met Duitsland.
Case 4: Formateur Di Rupo: het sociaaleconomische luik (14/11-14/12/2011)

Tijdens de laatste maand van de onderhandelingen uiten de kranten geregeld hun


ongenoegen over de trage gang van zaken. Ze beschouwen het aanslepende politieke debat over de richting van het sociaaleconomisch beleid als contraproductief
voor een snelle regeringsvorming (De Morgen, 15/11, 16/11, 19/11, 21/11, 22/11 en
24/11; De Standaard, 22/11, 25/11 en 02/12; Het Laatste Nieuws, 26/11 en 28/11).
Wanneer de Europese Commissie (EC) in de aanloop naar een sociaaleconomisch
akkoord de zes beleidsaanbevelingen voor Belgi uit juni 2011 herhaalt, vallen de
kranten terug op dit contraproductiviteitdiscours (De Standaard, 14/11, 15/11 en
06/12; Het Laatste Nieuws, 14/11, 16/11, 19/11, 21/11 en 23/11; De Morgen, 23/11). De
aanbevelingen gaan allemaal in de richting van meer marktwerking in de samenleving en worden ofwel genterpreteerd als strikt te volgen eisen (De Standaard en
Het Laatste Nieuws), ofwel als richtlijnen die gezien moeten worden in de specifieke
Belgische context van het bestaan van een loonindexeringmechanisme (Het Laatste
Nieuws en De Morgen) en het debat tussen besparen en belasten (De Morgen) voorgesteld als normale elementen van een onvermijdelijke en noodzakelijke ontwikkeling.
Bovendien worden ze aangegrepen om te overwegen of om die reden een technocratisch bestuur van de EC niet valt te verkiezen boven de nationale democratische
besluitvorming (De Standaard, 14/11; De Morgen, 23/11; Het Laatste Nieuws, 14/11,
16/11 en 21/11). Elke krant gebruikt de aanbevelingen om druk te zetten op de
onderhandelaars om tot een akkoord te komen op maat van de aanbevelingen:
Europees commissaris Ollie Rehn zei het vrijdag nog. Belgi moet niet n,
maar zes aanbevelingen uitvoeren. De overheidsfinancin saneren, ja, maar
overwegend met besparingen. En ook: de concurrentiekracht herstellen, onder
meer door de perverse effecten van de automatische loonindexatie weg te werken; mensen langer laten werken en de pensioenleeftijd geleidelijk optrekken tot
boven 65 jaar; meer mensen laten werken, onder meer door de werkloosheidsregels aan te passen; de concurrentie in handel en energiesector versterken (De
Standaard, 14/11, Tegenbos).
Het gaat niet zomaar om aanbevelingen waarop we kunnen antwoorden als ons
dat zint. De werkelijkheid is dat we op alle punten moeten voldoen aan de
opmerkingen van die Finse meneer Olli Rehn. We moeten niet mr doen dan
hij vraagt, maar ook niet minder ( ) De positie van ons land is voldoende precair om op te houden met () politiek-ideologische spelletjes. Het is tijd voor een
consensus (Het Laatste Nieuws, 23/11, Van Der Kelen).
Stilaan begin je je af te vragen of die Europese voogdij niet de beste oplossing
zou zijn () Wel, wanneer niemand in dit land zich nog voor iets anders dan

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

voor het eigen partijbelang verantwoordelijk voelt, is het misschien een idee om
dit land gewoon onder curatele van de Europese Commissie te plaatsen (De
Morgen, 23/11, Desmet).
De Wereld Morgen spreekt zich pas uit over het sociaaleconomische akkoord nadat
de onderhandelingen zijn afgerond. Opmerkelijk is ten eerste de benoeming van
het soort economie waarnaar we volgens Barrez moeten evolueren: een sociaalecologische economie. Dit is opvallend, want de kranten hebben het meestal gewoon over
onze economie of de economie. Op die manier politiseert Barrez het debat rond de
richting waarin de economie dient te evolueren.
Daar ligt een immense uitdaging. De creatie van een economie die over enkele
tientallen jaren voor iedereen voldoende welvaart voortbrengt met tienmaal minder CO2-uitstoot en tienmaal minder materialenverbruik. Wat dat betreft, is er
nog niet in de verste verte enig echt beleid merkbaar () welk is het sturende en
stimulerende beleid dat letterlijk het nuttige werk creert waarmee we een ecologische economie bouwen? (De Wereld Morgen, 09/12, Barrez).
In tegenstelling tot de focus op de Europese beleidsaanbevelingen in de kranten vinden we een waslijst aan gebreken van het akkoord om het economisch beleid in een
andere richting te doen evolueren, naar een sterkere en actieve overheid waarin de
sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, bijvoorbeeld: strikte regulering van
het bankwezen en de oprichting van een overheidsbank, vermogensbelasting, aanpakken van de fiscale voordelen voor grote bedrijven, de verjaring van fiscale fraudedossiers, een offensieve rol voor oude en nieuwe overheidsbedrijven et cetera.

Conclusie
Bovenstaande analyse was erop gericht om zowel de ideologische voorkeuren en
assumpties als (de)politiserende disursieve strategien te onderscheiden in de editorialiserende berichtgeving van vier Vlaamse nieuwsmedia, met een focus op de
communautaire en sociaaleconomische breuklijnen, om tot uitspraken te komen
over de mate aan ideologisch pluralisme. Een eerste opvallende conclusie is dat de
twee luiken niet los van elkaar kunnen worden beschouwd: door het continue
gebruik van sociaaleconomische in plaats van communautaire argumenten lijkt de
staatshervorming in dienst te staan van sociaaleconomische doelstellingen. Ten
tweede vinden we een zekere mate van ideologisch pluralisme, echter niet tussen de
kranten onderling, maar tussen de kranten enerzijds en het alternatieve nieuwsmedium anderzijds: vooral De Standaard en Het Laatste Nieuws staan lijnrecht
tegenover De Wereld Morgen. Hun standpunten kunnen teruggebracht worden tot
twee verschillende ideologische culturen. Eerstgenoemde steunen op een neoliberale ideologische cultuur waarin waarden als marktliberalisme en -concurrentie cen-

| 161

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

162 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014

traal staan en waarin zowel meer regionale autonomie als sociaaleconomische hervormingen moeten leiden tot een afbouw van de overheid zodat de markt vrijer kan
spelen. De analyses in De Wereld Morgen, daarentegen, duiden op een ideologische
cultuur waarin sociale verantwoordelijkheid, solidariteit en een actieve en sturende
overheid een belangrijke rol spelen: via federalisering kunnen alle overheden versterkt worden. Het discours van de als progressief gepercipieerde krant De Morgen
leunt sterk aan bij de andere kranten, met die nuance dat in De Morgen ruimte gelaten wordt voor sociale correcties, voornamelijk op sociaaleconomisch vlak.
Beide ideologische culturen worden gekenmerkt door het gebruik van tegengestelde discursieve strategien. In het discours van de kranten dienen die een depolitiserend doel: de bepleite meer regionale autonomie en sociaaleconomische hervormingen worden steeds voorgesteld als normale elementen van een onvermijdelijke en
noodzakelijke ontwikkeling, waarbij beleidsmaatregelen niet alleen hoofdzakelijk
worden bepleit in boekhoudkundige termen, maar politiek-ideologisch debat in
bepaalde gevallen zelfs expliciet als contraproductief wordt beschouwd. In De Wereld
Morgen dienen de discursieve strategien een politiserend doel, waarbij niet alleen
alternatieven worden aangeboden, maar ook achterliggende maatschappijvisies worden benoemd en onderwerp van publiek debat gemaakt. Deze resultaten lijken die
school van politieke filosofen te bevestigen die ons tijdperk als postpolitiek en postdemocratisch beschrijven: het discours van de kranteneditorialen evalueert de regeringsformatie voornamelijk op basis van onvermijdelijke technocratische en marktoverwegingen, terwijl de lezer voor de confrontatie van fundamenteel tegengestelde
politieke projecten beroep moet doen op het geselecteerde alternatieve medium, dat
niet alleen een beperkt publiek bereikt, maar tevens een beperkte maatschappelijke
status heeft. Deze resultaten lijken er dus op te wijzen dat de ontzuiling van het
krantenlandschap slechts tot een beperkte mate van ideologisch pluralisme heeft
geleid, en de waakhondfunctie als zodanig aan sterke beperkingen onderhevig is.
Toekomstig onderzoek is zowel in de breedte als in de diepte nodig om de resultaten met betrekking tot de mate van zowel homogeniteit binnen traditionele media
als heterogeniteit tussen traditionele en alternatieve media in Vlaanderen te bevestigen. Ten eerste is het belangrijk om de selectie van media uit te breiden. Dit artikel
baseert zich op slechts drie kranten en n alternatief medium. Het is mogelijk dat
andere kranten en/of alternatieve media andere posities innemen. Hier spelen echter belangrijke beperkingen: Vlaanderens zeven kranten maken ondertussen deel
uit van twee commercile mediagroepen die steeds sterker door synergie worden
gekenmerkt, en de mogelijkheden qua alternatieve media zijn gelimiteerd. Daarbij
komt dat het niet vanzelfsprekend is om de output te vergelijken: in dit geval maakt
De Wereld Morgen geen gebruik van een vast editoriaal. Ten tweede is de analyse
beperkt tot n gegeven (de regeringsformatie 2010-2011) waarvan bij vier cases op
twee luiken wordt gefocust. Zowel binnen de luiken zelf, als binnen de algemene
onderhandelingen kwamen meer themas aan bod (bijvoorbeeld: asiel en migratie).
Deze specifieke focus was echter noodzakelijk om de ideologische voorkeuren en

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079
Danille Raeijmaekers & Pieter Maeseele

discursieve strategien optimaal te kunnen identificeren en vergelijken. Ten derde


is het belangrijk om analyses van media-inhoud te combineren met diepteinterviews met de betrokken journalisten en hoofdredacteuren. Zo kan getoetst
worden naar achterliggende al dan niet bewuste motivaties bij de keuze van
onderwerp, argumentatie, discursieve strategien et cetera. Ten vierde is een logische volgende stap om de resultaten uit dit onderzoek te vergelijken met de programmas van politieke partijen: dit zou toelaten om vast te stellen welke politiekfilosofische strekkingen en politieke partijen in het bijzonder de hoogste invloed
hebben op de discoursen van de respectievelijke kranten. Op het vlak van De Standaard en Het Laatste Nieuws blijkt alvast dat die partijen die voluit kiezen voor meer
regionale autonomie en een kleinere overheid dezelfde ideologische standpunten
delen.

Literatuur
Belga (2011, December 10). Regering-Di Rupo krijgt het vertrouwen van de Kamer (chronologie). Bekeken op 15 maart 2010 op www.belga.be.
Bens, E. de & Raeymaeckers, K. (2010). De pers in Belgi: het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren,
vandaag en morgen. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.
Berg, H. van den & Veer, C.G. van der (1989). Ideologies in the news: on the measurement of ideological
characteristics of news reports. Gazette, 14, 159-94.
Carvalho, A. (2007). Ideological cultures and media discourses on scientific knowledge: re-reading news
on climate change. Public Understanding of Science, 16(2), 223-243.
Carvalho, A. (2008). Media(ted) discourse and society. Journalism Studies, 9(2), 161-177.
CIM. (2013, September 13). Pers Echtverklaarde cijfers. Bekeken op 13 september 2013 op http://
www.cim.be/media/pers/de-echtverklaring/resultaten/openbare-resultaten.
DAlessio, D. & Allen, M. (2000). Media bias in presidential elections: A meta-analysis. Journal of Communication, 50(4), 133-156.
Deltour, P. (2006). De politiek van de journalistiek: Correct en kritisch informeren. Samenleving en politiek, 13(6), 25-29.
De Wereld Morgen. (2012, Oktober 3). Over DeWereldMorgen.be. Bekeken op 3 oktober 2012 op
www.dewereldmorgen.be.
Dijk, T.A. van (1991). Racism and the Press. London: Routledge.
Distelmans, B. (1999). De ontzuiling nabij? Een exploratief inhoudsanalytisch onderzoek naar verzuildheid en ontzuiling van de naoorlogse geschreven pers in Vlaanderen. Res Publica, 41(4), 451-480.
Fairclough, N. (1995). Critical Discourse Analysis. Boston: Addison Wesley.
Fowler, R. (1991). Language in the News: discourse and ideology in the Press. London: Routledge.
Fukuyama, F. (1992). The end of history and the last man. New York: Avon Books.
Giddens, A. (1994). Beyond left and right: The future of radical politics. Oxford: Polity.
Groseclose, T. & Milyo, J. (2005). A measure of media bias. The Quarterly Journal of Economics, 120(4),
1191-1237.
Hall, S., Critcher, C., Jefferson, T., Clarke, J.N. & Roberts, B. (1978). Policing the crisis: mugging, the state,
and law and order. New York: Holmes and Meier.
Huypens, J. (2008). Omgaan met de media is (geen) kinderspel: Een journalistieke verkenning. Brussel: Politeia.
Huyse, L. (1987). De verzuiling voorbij. Leuven: Kritak Uitgeverij.
Jrgensen, M. & Phillips, L. (2002). Discourse as Theory and Method. London: Sage.

| 163

Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit Antwerpen 53079

164 |

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 42 [2] 2014


Junqu de Fortuny, E., De Smedt, T., Martensa, D. & Daelemans, W. (2012). Media coverage in times of
political crisis: A text mining approach. Expert Systems with Applications, 39(14), 11616-11622.
Kleinnijenhuis, J. & Scholten, O. (1989). Veranderende verhoudingen tussen dagbladen en politieke partijen. Acta Politica, 24(4), 445-449.
Maeseele, P. (2013). Risk conflicts, critical discourse analysis, and media discourses on GM crops and
food. Journalism: Theory, Practice & Criticism. Published online before print @ http://jou.sagepub.com/content/early/2013/12/09/1464884913511568.abstract (01/12/2013).
Mouffe, C. (2005). On the Political. London: Routledge.
Pauli, W. (2006). De politiek uitgeperst? Samenleving en politiek, 13(6), 20-24.
Phelan, S. (2007a). The discourse of neoliberal hegemony: the case of the Irish Republic. Critical Discourse Studies, 4(1), 29-48.
Phelan, S. (2007b). The discursive dynamics of neo-liberal consensus: Irish broadsheet editorials and the
privatization of Eircom. Journal of Language and Politics, 6(1), 7-28.
Rancire, J. (1998). La chair des mots: Politiques de lcriture. Paris: Galile.
Sinardet, D. (2013). How linguistically divided media represent linguistically divisive issues. Belgian tvdebates on Brussels-Halle-Vilvoorde. Regional & Federal Studies, 23(3), 311-330.
Thetela, P. (2001). Critique discourses and ideology in newspaper reports: A discourse analysis of the
South African press reports on the 1998 SADCs military intervention in Lesotho. Discourse & Society,
12(3), 347-370.
Wintle, M. (2000). Pillarisation, consociation and vertical pluralism in the Netherlands revisited: A European view. West European Politics, 23(3), 139-152.
Wodak, R. (1996). Disorders of discourse. London: Longman.
iek, S. (1999). The Ticklish Subject: The Absent Centre of Political Ontology. London: Verso.

Noten
1 Zo heeft Sinardet (2013) recent aangetoond dat het conflict Brussel-Halle-Vilvoorde, als onderdeel
van het communautaire debat, de Belgische politici in twee grote groepen verdeelt en dat Vlaamse en
Franstalige media voornamelijk eigen politieke actoren en hun standpunten aan bod laten komen en
zelfs versterken.
2 Gebaseerd op waardeaanspraken.
3 De referentielijst kan via e-mail bij de auteurs worden opgevraagd.

You might also like