Professional Documents
Culture Documents
Annie MG Schmidt PDF Lesproject
Annie MG Schmidt PDF Lesproject
lesmateriaal
groep 1 en 2
lesmateriaal 2012 - 2013
concertgebouw.nl/educatie
Inhoud
Voorwoord
....................................................................................................................................
2
Inleiding
.........................................................................................................................................
3
Zingen
met
kinderen
.....................................................................................................................
4
Cd
index
........................................................................................................................................
8
Les
1:
Ik
ben
lekker
stout
................................................................................................................
9
Les
2:
Het
beertje
Pippeloentje
.....................................................................................................
11
Les
3:
Stekelvarkentjes
wiegelied
.................................................................................................
13
Les
4:
Sebastiaan
..........................................................................................................................
15
Les
5:
Tante
en
oom
in
Laren
........................................................................................................
17
Les
6:
De
leeuw
is
los
....................................................................................................................
19
Les
7:
Dikkertje
Dap
......................................................................................................................
21
Les
8:
De
heks
van
Sier-kon-fleks
..................................................................................................
23
Les
9:
De
wim-wam
reus
...............................................................................................................
25
Les
10:
Het
lelijke
eendje
..............................................................................................................
27
Les
11:
De
geit
van
dokter
Sanders
..............................................................................................
29
Les
12:
Pippeloentje
gaat
naar
Engeland
.......................................................................................
31
Les
13:
Zomeravond
.....................................................................................................................
32
Les
14:
Mn
opa
.............................................................................................................................
34
Bronvermelding
............................................................................................................................
36
Inhoud
bijlagen
.............................................................................................................................
37
Voorwoord
Zing
met
ons
mee
is
een
project
voor
leerlingen
uit
groep
1
en
2
van
het
primair
onderwijs.Tijdens
het
concert
zullen
de
kinderen
samen
met
Cora
Burggraaf
en
verschillende
muzikanten
liedjes
zingen
van
Annie
M.G.
Schmidt,
echte
klassiekers!
In
dit
lesmateriaal
staan
veertien
voorbereidende
lessen
waarin
de
leerlingen
de
liedjes
en
bewegingen
leren
die
ze
tijdens
de
voorstelling
uitvoeren.
Thierry
Castel
maakte
eigentijdse
arrangementen
van
de
liedjes,
Bart
Oomen
maakte
er
als
regisseur
een
geheel
van.
Het
lesmateriaal
is
geschreven
door
Marloes
van
Ede.
Wij
wensen
u
en
de
kinderen
veel
plezier
tijdens
de
voorbereidende
lessen
en
het
concert.
Inleiding
Binnenkort
bezoekt
u
met
uw
klas
de
bijzondere
voorstelling
Zing
met
ons
mee
in
Het
Concertgebouw.
Zing
met
ons
mee
is
een
bijzondere
voorstelling
omdat
de
kinderen
samen
met
de
musici
de
veertien
liedjes
gaan
zingen.
Om
deze
voorstelling
straks
een
nog
mooiere
belevenis
te
laten
zijn,
ontdekt
u
via
deze
lesbrief
alles
over
de
muziek
die
de
leerlingen
gaan
horen
en
uitvoeren
en
worden
de
leerlingen
inhoudelijk
voorbereid
op
het
concert.
Over
het
lesmateriaal
Deze
lesbrief
is
een
belangrijk
onderdeel
van
het
project
Zing
met
ons
mee.
Het
is
de
bedoeling
dat
u
de
lessen
zelf
aan
uw
klas
geeft
voorafgaand
aan
de
voorstelling.
Het
is
voor
de
kinderen
nog
leuker
om
naar
de
voorstelling
te
gaan
als
ze
alle
liedjes
goed
kennen.
Bij
een
aantal
liedjes
zingen
de
kinderen
alleen
het
refrein,
maar
stimuleert
u
de
kinderen
vooral
om
alle
liedjes
helemaal
mee
te
zingen.
Bij
dit
project
hoort
een
liedboek
en
een
cd.
U
kunt
de
tekeningen
bij
elk
lied
met
de
kinderen
bespreken.
De
voorbereidende
lessen
Er
zijn
veertien
lessen
waarin
de
kinderen
de
liedjes
leren.
Elke
les
duurt
ongeveer
45
minuten.
De
lessen
bestaan
uit
een
inleiding,
een
gedeelte
waarin
het
lied
wordt
aangeleerd,
een
afsluiting
en
extra
opdrachten.
De
onderdelen
uit
de
lessen
kunnen
ook
los
van
elkaar
of
op
een
ander
moment
worden
ingezet.
Bij
een
aantal
lessen
staan
bewegingen.
Leer
de
kinderen
deze
bewegingen,
deze
komen
terug
tijdens
het
concert.
Sluit
elke
les
af
met
een
herhaling
van
het
net
geleerde
lied.
Achterin
de
lesbrief
vindt
u
de
liedteksten
en
bladmuziek
van
alle
liedjes.
Deze
kunt
u
gebruiken
bij
het
instuderen
van
de
liedjes.
De
cd
Op
de
cd
staan
alle
liedjes
die
tijdens
de
voorstelling
worden
gezongen
en
gespeeld.
De
liedjes
zijn
ingezongen
door
Cora
Burggraaf.
Na
de
gezongen
versie
volgen
op
de
cd
de
liedjes
instrumentaal.
Het
is
belangrijk
dat
u
de
instrumentale
versie
steeds
aan
het
einde
van
de
les
gebruikt
of
als
u
de
liedjes
herhaalt.
De
kinderen
leren
de
liedjes
zo
zelfstandig
te
zingen.
U
kunt
de
cd
opzetten
tijdens
de
andere
lessen
of
tijdens
het
spelen
en
werken.
De
inhoud
van
de
cd
is
weergegeven
op
bladzijde
8.
Zingen
m et
k inderen
Op
de
volgende
paginas
vindt
u
handreikingen
die
u
kunt
inzetten
om
zo
goed
en
mooi
mogelijk
met
uw
klas
te
zingen.
Kerndoelen
Door
met
de
kinderen
aan
dit
project
deel
te
nemen
wordt
er
onder
andere
gewerkt
aan
de
volgende
kerndoelen:
- Nederlands,
kerndoel
1,2,3
- Orintatie
op
jezelf
en
de
wereld,
kerndoel
35,
37,
38
- Kunstzinnige
orintatie,
kerndoel
54,
55,
56
- Bewegingsonderwijs,
kerndoel
57,
58
Wanneer
u
met
kinderen
gaat
zingen,
bijvoorbeeld
met
de
hele
klas,
een
schoolkoor
of
met
een
kleinere
groep
kinderen,
zijn
er
een
aantal
punten
waaraan
aandacht
besteed
moet
worden
om
een
goed
resultaat
te
bereiken.
Iedereen
heeft
zijn
eigen
stijl
van
lesgeven
en
een
voorkeur
voor
werkvormen
en
hoewel
het
soms
lastig
is
om
de
muziekles
of
het
zingen
in
een
drukke
schooldag
in
te
plannen,
hopen
we
dat
u
met
deze
basis
gouden
regels
elke
les,
hoe
kort
ook,
weer
voortbouwt
op
de
vorige
en
er
een
positief
resultaat
mee
zult
bereiken.
Met
e en
g roep
z ingen
is
e en
p roces
v an:
- Het
ontwikkelen
van
goede
gewoontes
- Hoge
verwachtingen
scheppen
en
daaraan
vasthouden
- Plezier
hebben!
Goede
g ewoontes
v oor
h et
z ingen
h ouden
o nder
m eer
in:
- Begin
elke
les
met
een
warming-up
(kijk
voor
tips
bij
het
kopje
warming-up).
- Maak
van
zingen
een
regelmatig
terugkerende
activiteit
en
ga
niet
alleen
zingen
als
extraatje
als
al
het
andere
werk
is
gedaan.
- Bevorder
het
bewust
zijn
van
een
goede
zanghouding
en
ademhaling
bij
de
kinderen.
Dit
komt
de
kwaliteit
van
het
zingen
ten
goede,
daarnaast
houden
kinderen
zingen
op
deze
manier
langer
vol.
- Stimuleer
de
kinderen
om
goed
naar
elkaar
te
luisteren.
Was
het
zuiver
en
zong
iedereen
gelijk?
- Stimuleer
stilte
van
de
kinderen
voor
en
na
het
zingen
van
elk
lied.
- Probeer
eens
verschillende
zangvormen
uit,
een
hees
geluid,
een
nasaal
geluid,
maar
weet
goed
wat
u
als
leider
van
de
groep
wilt
bereiken.
- Articuleer
duidelijk,
streef
naar
goed
verstaanbare
klinkers
en
medeklinkers.
- Herhaal
het
lied
of
stukjes
uit
een
lied
op
verschillende
manieren
tijdens
het
aanleren.
Zing
het
lied
eens
harder,
zachter,
met
een
ander
ritme,
een
toon
hoger,
woorden
fluisterend,
het
ritme
klappend,
enzovoorts.
- Zet
sterke
zangers
bij
elkaar,
vanuit
dit
sterke
groepje
zangers
krijgt
de
rest
van
de
groep
meer
zelfvertrouwen.
- Als
de
klas
gaat
optreden
zonder
begeleiding,
repeteer
dan
ook
een
keer
zonder
begeleiding,
luister
eens
als
leerkracht.
Kunnen
de
kinderen
het
lied
alleen
zingen?
- Houd
de
muzikale
begeleiding
minimaal.
Zo
kunnen
kinderen
zich
niet
verschuilen
achter
de
muziek.
Met
weinig
muzikale
begeleiding
werken
de
kinderen
aan
het
luisteren,
hun
zelfvertrouwen
en
worden
ze
niet
afhankelijk
van
de
begeleiding.
Ook
worden
ze
zich
meer
bewust
van
de
andere
kinderen
die
zingen.
- Probeer
ook
eens
om
meerstemmig
te
zingen.
Als
het
lukt
om
een
lied
tweestemmig
te
zingen,
lukt
het
misschien
ook
wel
driestemmig
of
in
canon.
- Voeg
bewegingen
toe,
bijvoorbeeld
een
klap
of
stamp.
- Werk
toe
naar
een
uitvoering,
laat
de
groep
meedenken
over
de
uitvoering
en
de
presentatie.
- Werk
bij
de
kinderen
aan
een
houding
waarbij
ze
steeds
beter
willen
worden
en
beter
willen
leren
zingen.
- Laat
zingen
vaker
terugkomen
in
de
school
en
niet
alleen
bij
de
kinderen.
Bijvoorbeeld
op
het
eindfeest
van
school
of
aan
het
einde
van
een
vergadering.
Cd
index
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
(instrumentaal)
Nodig:
- Cd-speler
- Cd
track
1
en
15
- Bijlage
1:
Informatie
over
Het
Concertgebouw
- Bijlage
2:
Cora
Burggraaf
- Bijlage
3:
Muzikanten
uit
het
ensemble
- Bijlage
4:
Kleurplaten
instrumenten
- Bijlage
5:
Afbeeldingen
instrumenten
Tijd:
Ongeveer
45
minuten
In
deze
les:
Maken
de
kinderen
kennis
met
Het
Concertgebouw,
de
muzikanten
en
hun
instrumenten.
Inleiding
Vraag
de
kinderen
wie
weet
wat
een
concert
is.
Wat
gebeurt
er
tijdens
een
concert?
Een
concert
houdt
in
dat
er
mensen
zingen
of
op
muziekinstrumenten
spelen
en
dat
er
andere
mensen
naar
luisteren.
Wie
van
de
kinderen
is
wel
eens
naar
een
concert
geweest?
Waar
was
dat
en
wie
speelden
er?
Op
welke
instrumenten
werd
er
gespeeld?
Een
plek
waar
veel
concerten
gegeven
worden
is
Het
Concertgebouw.
Kennen
de
kinderen
het
gebouw?
Laat
de
kinderen
de
afbeelding
zien
van
Het
Concertgebouw
en
vertel
over
het
gebouw.
Gebruik
hiervoor
bijlage
1.
Misschien
zijn
kinderen
er
wel
eens
langs
gefietst
of
langs
gereden
met
de
tram.
In
Het
Concertgebouw
wordt
een
bijzonder
concert
gegeven:
Zing
met
ons
mee.
Het
is
bijzonder
omdat
de
kinderen
niet
alleen
gaan
luisteren
maar
ook
meezingen
met
de
liedjes
die
de
muzikanten
op
het
podium
spelen.
Vertel
de
kinderen
dat
ze
de
komende
tijd
liedjes
zullen
leren
die
ze
tijdens
het
concert
zullen
meezingen.
Laat
de
kinderen
de
foto
zien
van
Cora
Burggraaf.
Vertel
dat
Cora
Burggraaf
de
zangeres
is
die
tijdens
het
concert
met
de
kinderen
zal
zingen.
Zij
wordt
begeleid
door
een
ensemble,
zo
heet
het
groepje
van
muzikanten
die
de
muziek
spelen
als
Cora
zingt.
Laat
de
kinderen
de
afbeeldingen
van
de
instrumenten
zien.
Herkennen
de
kinderen
misschien
al
instrumenten?
Leg
uit
wat
voor
instrumenten
het
zijn
en
vertel
wie
de
muzikanten
zijn
die
erop
spelen.
Joost
speelt
saxofoon
en
dwarsfluit,
Thomas
contrabas
en
Mark
drums.
Thierry
speelt
piano,
tijdens
het
concert
zal
hij
op
een
grote
vleugel
spelen.
Kern
Over
Annie
M.G.
Schmidt
Annie
M.G.
Schmidt
werd
geboren
in
1911.
Ze
werkte
als
bibliothecaresse
en
directrice
van
een
bibliotheek
voordat
ze
vanaf
1948
voor
Het
Parool
een
column
en
versjes
schreef.
Ze
schreef
al
eerder
boeken
met
gedichten
maar
na
de
oorlog
werd
haar
werk
pas
echt
populair.
Annie
M.G.
Schmidt
schreef
ook
musicals,
hoorspelen,
toneelstukken
en
cabaret.
Ze
heeft
voor
haar
boeken
en
versjes
nationale
en
internationale
prijzen
ontvangen.
In
1995
is
Annie
M.G.
Schmidt
overleden.
De
liedjes
die
de
kinderen
gaan
leren
zijn
door
Annie
M.G.
Schmidt
geschreven,
zij
schreef
ook
de
boeken
over
Jip
en
Janneke.
Annie
heeft
ook
opgetreden
in
Het
Concertgebouw.
In
de
Grote
Zaal
maar
ook
in
de
Kleine
Zaal,
waar
het
Zing
met
ons
mee
concert
plaatsvindt.
Zijn
de
kinderen
wel
eens
stout
geweest?
Wanneer
was
dat
en
wat
gebeurde
er
toen?
Als
ze
een
dag
lang
dingen
mochten
doen
die
ze
normaal
gesproken
niet
mogen
doen,
wat
zouden
ze
dan
gaan
doen?
Er
was
eens
een
kind
dat
geen
zin
had
in
allemaal
regels,
het
wilde
gewoon
lekker
stout
zijn.
Lees
de
liedtekst
van
het
lied
Ik
ben
lekker
stout
een
keer
voor
aan
de
kinderen.
Kunnen
de
kinderen
horen
wat
het
kind
niet
wil
en
wat
het
wel
wil?
Wanneer
ben
je
stout
en
wanneer
ben
je
lief?
Bespreek
de
moeilijke
woorden.
De
tweede
keer
dat
u
het
lied
voorleest
kunt
u
bewegingen
maken
bij
het
lied.
Bijna
elke
zin
nodigt
uit
voor
een
beweging.
Bijvoorbeeld
ik
wil
niet
meer
met
het
hoofd
schudden
en
ik
wil
geen
handjes
geven
een
handje
schudden,
enzovoorts.
Spreek
de
tekst
nog
een
keer
uit
en
doe
de
bewegingen
er
bij
en
laat
de
kinderen
de
bewegingen
meedoen
en
de
zinnen
aanvullen.
Wat
weten
ze
al?
Deze
bewegingen
worden
niet
uitgevoerd
tijdens
het
concert.
Laat
nu
het
lied
een
keer
horen
op
cd
track
1
en
leer
de
melodie
aan
door
middel
van
voor-
en
nazingen.
Bij
het
voor-
en
nazingen
is
het
belangrijk
dat
u
duidelijke
handgebaren
gebruikt
als
u
zelf
zingt
en
duidelijk
aangeeft
wanneer
de
kinderen
mogen
nazingen.
Zorg
ervoor
dat
de
kinderen
niet
mee
gaan
zingen
tijdens
het
voorzingen.
Het
is
belangrijk
dat
de
kinderen
goed
leren
luisteren
zodat
er
geen
fouten
worden
aangeleerd.
Afsluiting
Kunnen
de
kinderen
het
lied
ook
neurin?
Of
zoemen
als
een
bij?
Herhaal
het
lied
nog
een
keer
in
zijn
geheel.
Om
alle
kinderen
tegelijk
te
laten
inzetten
met
zingen,
zingt
u
eerst
een
klein
stukje
voor,
bijvoorbeeld
de
eerste
zin
van
het
lied.
De
kinderen
horen
het
ritme
en
de
toonhoogte
waarop
ze
moeten
zingen.
Geef
met
bijvoorbeeld
een
handbeweging
goed
aan
wanneer
iedereen
begint
met
zingen.
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
havermout,
roetsen,
schipbreuk,
teil,
met
twee
woorden
spreken,
kanapee,
melkboer.
Extra
- De
kinderen
kunnen
de
kleurplaten
inkleuren
van
de
instrumenten.
- De
kinderen
kunnen
instrumenten
knutselen
van
dozen
en
papier.
10
Nodig:
- Cd-speler
- Cd
track
2
en
16
- Knuffelbeer
Tijd:
Ongeveer
45
minuten
In
deze
les:
Maken
de
leerlingen
kennis
met
het
beertje
Pippeloentje
en
leren
ze
een
lied
over
hem.
Inleiding
Laat
het
intro
een
keer
horen
van
de
instrumentale
versie
op
de
cd
track
16.
Welke
instrumenten
horen
ze?
De
piano
en
saxofoon.
De
piano
speelt
in
het
intro
twee
keer
een
loopje
omhoog,
vraag
de
kinderen
hun
handen
op
te
steken
als
ze
de
piano
het
loopje
horen
spelen.
In
dit
lied
zitten
pauzes,
soms
op
onverwachte
momenten.
De
kinderen
mogen
vrij
bewegen
op
de
muziek.
Als
er
geen
muziek
klinkt
staan
ze
stil,
als
er
weer
muziek
klinkt
mogen
ze
bewegen
enzovoorts.
Wat
vonden
ze
van
de
muziek?
Klinkt
het
vrolijk
of
boos
en
gaat
het
langzaam
of
snel?
Het
klinkt
meer
een
beetje
lief
en
het
lied
gaat
langzaam.
Kern
Ga
dan
weer
in
de
kring
zitten.
Weten
de
kinderen
nog
waar
ze
naartoe
gaan
en
wie
ze
daar
gaan
zien?
Het
lied
dat
de
kinderen
nu
gaan
leren
gaat
over
het
beertje
Pippeloentje,
hebben
de
kinderen
daar
weleens
van
gehoord?
Laat
de
knuffelbeer
zien
en
vertel
dat
het
beertje
Pippeloentje
is.
Vraag
via
beertje
Pippeloentje
met
een
lage
stem;
hebben
jullie
ook
je
berenstem
mee?,
laat
de
kinderen
in
een
zin
antwoorden
ja
wij
hebben
onze
berenstem
mee.
Herhaal
dit
met
verschillende
soorten
stemmen,
hoge
stem,
fluisterstem
enzovoorts.
Eindig
met
een
zangstem.
Lees
het
eerste
couplet
voor
van
het
lied
Het
beertje
Pippeloentje.
Vraag
de
kinderen
te
luisteren
naar
wat
Pippeloentje
niet
heeft
en
wat
hij
wel
heeft.
Wat
hebben
de
kinderen
onthouden?
Lees
nu
het
tweede
couplet
voor,
wat
gaat
Pippeloentje
niet
doen
en
wat
wel?
Bespreek
ook
hier
de
moeilijke
woorden.
Pippeloentje
heeft
sommige
dingen
niet
en
doet
sommige
dingen
niet,
maar
is
dat
erg?
Pippeloentje
heeft
wel
een
mooie
pet
en
als
hij
morgen
wakker
wordt
kan
hij
weer
spelen.
Doen
of
hebben
de
kinderen
ook
wel
eens
iets
niet?
Vinden
ze
dat
vervelend?
Laat
de
kinderen
de
tekening
uit
het
cd-boek
zien.
Wie
is
beertje
Pippeloentje
op
de
tekening?
Wat
doet
beertje
Pippeloentje
op
de
tekening?
Leer
het
lied
nu
aan
door
steeds
de
eerste
regel
te
zingen
en
de
kinderen
het
te
laten
aanvullen.
Let
hierbij
op
dat
de
kinderen
de
melodie
goed
overnemen.
Begin
met
het
eerste
couplet
en
wijs
de
onderdelen
uit
het
lied
aan
bij
uzelf,
zoals
een
sok,
een
schoen
enzovoorts.
Als
dat
lukt
gaat
u
verder
met
het
tweede
couplet.
Laat
de
kinderen
de
bewegingen
meedoen.
Afsluiting
Herhaal
het
lied
nog
een
keer
met
track
2
en
16.
Wie
van
de
kinderen
kan
er
al
een
stukje
alleen
zingen?
Het
kind
dat
al
een
stukje
alleen
kan
zingen
mag
het
beertje
Pippeloentje
op
schoot
nemen
en
het
lied
laten
horen
aan
de
klas.
11
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
dasje,
boordje,
jakje,
wolletje,
parasolletje,
ponnetje,
plantsoentje,
tollen.
Extra
- De
kinderen
kunnen
de
berenpoppetjes
tekenen
uit
het
lied.
- De
kinderen
kunnen
een
aankleedbeer
knutselen
met
verschillende
kledingstukken
die
in
het
lied
genoemd
worden.
12
Nodig:
- Cd-speler
- Cd
track
3
en
17
- Bijlage
6:
Woordkaarten
Stekelvarkentjes
wiegelied
- Schoolinstrumentarium
Tijd:
Ongeveer
45
minuten
In
deze
les:
Praten
de
kinderen
over
anders
zijn
en
leren
ze
het
Stekelvarkentjes
wiegelied.
Inleiding
Begin
een
gesprek
over
verschillende
eigenschappen
van
dieren.
Hoe
zien
ze
eruit,
wat
voor
vacht
hebben
ze
en
wat
kunnen
ze
goed?
Alle
dieren
hebben
iets
bijzonders,
of
iets
waar
ze
heel
goed
in
zijn.
Alle
kinderen
hebben
iets
bijzonders,
kunnen
de
kinderen
van
zichzelf
en
van
andere
kinderen
aangeven
wat
zij
voor
bijzonders
hebben
of
wat
zij
goed
kunnen?
Kern
Laat
het
Stekelvarkentjes
wiegelied
een
keer
horen,
gebruik
hiervoor
track
3
van
de
cd.
Welke
dieren
komen
er
in
voor
en
wat
hebben
zij
voor
iets
bijzonders?
Bespreek
alle
dieren
uit
het
lied
en
hun
bijzondere
kenmerken.
Horen
de
kinderen
wat
voor
soort
liedje
het
is?
Het
is
een
slaapliedje.
Zingen
de
vaders
en
moeders
van
de
kinderen
ook
wel
eens
een
slaapliedje?
Een
slaapliedje
wordt
ook
wel
een
wiegelied
genoemd,
je
kunt
op
de
muziek
meewiegen.
Lees
of
zing
het
lied
een
keer
voor
en
laat
de
kinderen
de
zinnen
over
de
dieren
aanvullen.
U
leest
of
zingt
het
begin
van
de
zin
en
de
kinderen
zeggen
het
laatste
woord
van
de
zin.
Als
u
het
lied
herhaalt
laat
u
steeds
meer
weg
van
het
lied,
de
kinderen
vullen
steeds
meer
aan.
Herhaal
op
deze
manier
nog
een
keer
het
lied
helemaal
en
laat
alle
zinnen
door
de
kinderen
aanvullen,
welke
kennen
ze
al?
Als
dit
goed
gaat
kunt
u
de
kinderen
de
melodie
leren
door
middel
van
voor-
en
nazingen.
Afsluiting
Herhaal
het
lied
nog
een
keer
in
zijn
geheel
en
gebruik
hiervoor
de
instrumentale
versie
op
track
17.
Als
afsluiting
kunt
u
een
dierengeluidenspel
spelen
met
de
kinderen.
Welke
geluiden
maken
de
dieren
uit
het
lied?
Welke
dierengeluiden
kennen
de
kinderen
nog
meer?
De
kinderen
mogen
verspreid
in
de
klas
gaan
staan
en
u
wijst
n
kind
aan
dat
een
dierengeluid
mag
maken.
Een
ander
kind
heeft
met
zijn
ogen
dicht
geluisterd
en
vertelt
waar
het
geluid
vandaan
kwam
en
wat
voor
dierengeluid
het
was.
Dit
spel
kunt
u
ook
spelen
met
instrumenten.
U
wijst
steeds
n
kind
aan
dat
geluid
mag
maken
op
een
instrument,
een
ander
kind
mag
zeggen
waar
het
geluid
vandaan
kwam
en
welk
instrument
het
is
geweest.
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
suja,
manen,
snorren,
vinnen.
13
Extra
-
-
-
-
14
Les
4:
Sebastiaan
Nodig:
-
-
-
-
-
Cd-speler
Cd
track
4
en
18
Een
bol
wol
Bijlage
7:
Werkblad
Sebastiaan
Bijlage
8:
Werkblad
poten
van
Sebastiaan
Tijd:
Ongeveer
45
minuten
In
deze
les:
Praten
de
kinderen
over
spinnen
en
leren
de
kinderen
het
lied
over
de
spin
Sebastiaan.
Inleiding
Zoek
op
www.schooltv.nl/beeldbank
in
het
zoekveld
naar
spinnen.
Laat
het
filmpje
zien
van
Flip
de
Beer
over
spinnen.
Ze
gaan
op
zoek
naar
spinnen
in
de
tuin.
Praat
met
de
kinderen
over
het
filmpje,
hoe
zien
spinnen
eruit?
Hoeveel
poten
hebben
spinnen
en
wat
doen
ze
de
hele
dag?
Hebben
de
kinderen
wel
eens
spinnen
in
de
tuin
gezien?
Het
lied
waar
de
kinderen
nu
naar
gaan
luisteren
gaat
over
een
spin,
Sebastiaan.
Laat
het
lied
een
keer
horen
met
cd
track
4.
Welke
instrumenten
horen
ze
in
het
intro?
De
dwarsfluit
en
de
piano
zijn
in
het
begin
te
horen.
Hoe
klinkt
het
lied?
Klinkt
het
blij
of
vrolijk?
Of
juist
niet?
Het
lied
klinkt
soms
wat
spannend,
je
hoort
aan
de
muziek
dat
er
iets
gaat
gebeuren.
Aan
het
begin
van
elk
couplet
klinkt
de
muziek
vrolijker
en
opgewekter.
Zijn
de
spinnen
binnen
of
buiten?
Waar
zijn
ze
bang
voor?
Kern
Het
lied
is
een
gesprek
tussen
spin
Sebastiaan
en
de
andere
spinnen.
Cora
Burggraaf
zingt
de
tekst
van
spin
Sebastiaan,
de
kinderen
zingen
de
coupletten
van
de
andere
spinnen.
De
kinderen
zingen
dan
couplet
2,
4,
6
en
7.
Maar
stimuleert
u
de
kinderen
vooral
om
alles
mee
te
zingen.
Leer
het
lied
aan
door
middel
van
voor-
en
nazingen.
Hebben
de
kinderen
woorden
gehoord
die
rijmen?
Spinnen/beginnen,
nou/kou,
groot/dood,
bang/drang,
enzovoorts.
Kunnen
de
kinderen
het
ook
een
beetje
bang
zingen?
Of
alsof
ze
een
beetje
boos
zijn
op
de
spin
Sebastiaan?
Als
de
kinderen
het
lied
goed
kennen
kunt
u
het
lied
laten
uitspelen
door
de
kinderen.
En
van
de
kinderen
kan
de
spin
Sebastiaan
zijn
en
dit
uitspelen
in
de
kring.
Als
het
kind
het
durft
en
het
lied
al
kent
kan
het
het
lied
alleen
zingen,
anders
zingen
alle
kinderen
het
hele
lied
mee.
Afsluiting
Met
de
kinderen
kunt
u
een
web
weven.
Ga
hiervoor
eventueel
naar
de
speelzaal.
Neem
de
bol
wol
en
begin
bij
n
kind
en
wikkel
het
draad
om
het
middel
van
het
kind.
Het
kind
zegt
de
naam
van
het
kind
waar
hij/zij
het
bolletje
wol
naar
toe
gooit.
Het
andere
kind
vangt
de
wol
en
wikkelt
het
ook
weer
losjes
om
zich
heen
of
houdt
een
stukje
draad
vast
en
zo
verder
tot
er
een
spinnenweb
gemaakt
is.
Als
uitbreiding
kunt
u
er
een
plastic
bal
of
ballon
als
spin
over
laten
bewegen.
15
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
drang,
toom
je
in,
innig,
eigenzinnig.
Extra
- De
kinderen
kunnen
op
de
kralenplank
een
spin
of
spinnenweb
maken.
Op
internet
zijn
voorbeelden
te
vinden
voor
de
kralenplank.
- Maak
de
schrijfoefening
van
de
spin.
In
bijlage
7
vindt
u
een
schrijfoefening
voor
de
kinderen.
- De
kinderen
maken
het
werkblad
over
de
poten
van
spin
Sebastiaan.
In
bijlage
8
vindt
u
het
werkblad.
- De
kinderen
knutselen
een
spin.
Bijvoorbeeld
van
twee
stukjes
van
een
eierdoos
met
pootjes
van
muizentrappetjes
of
van
twee
pompons.
- Van
ijslollystokjes
en
draad
kunnen
de
kinderen
een
web
weven.
Of
gebruik
een
kastanje
met
prikkers.
- Ga
op
zoek
naar
spinnen
in
het
lokaal
en
buiten.
Wat
doen
spinnen
en
hoe
zien
ze
eruit?
Hoeveel
poten
hebben
spinnen
en
hoeveel
poten
hebben
andere
beestjes?
- Op
www.schooltv.nl/beeldbank
staan
ook
andere
filmpjes
over
spinnen,
deze
kunt
u
met
de
kinderen
bekijken.
16
17
Extra
-
-
-
18
19
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
briest,
klingelt,
pianostemmer,
klontje,
mak,
warempel.
Extra
- U
kunt
met
de
kinderen
het
spel
leeuwentemmertje
spelen.
En
van
de
kinderen
is
de
leeuwentemmer
en
verlaat
de
klas.
De
andere
kinderen
zijn
de
leeuwen
en
mogen
bewegen
door
de
klas.
Als
de
leeuwentemmer
de
klas
binnenkomt
mogen
de
leeuwen
niet
meer
bewegen.
De
leeuwen
die
nog
wel
bewegen
zijn
af.
- In
de
speelzaal
kunt
u
gymmen
zoals
in
het
circus,
over
het
koord
balanceren,
springen
als
een
acrobaat
enzovoorts.
- De
kinderen
kunnen
een
tikspel
spelen
waarbij
de
slapende
leeuw
wordt
wakker
gemaakt.
De
kinderen
roepen
leeuw
word
wakker
en
dan
probeert
de
leeuw
zoveel
mogelijk
kinderen
te
tikken.
- De
kinderen
kunnen
beroepen
of
personen
uitbeelden
uit
het
lied,
bijvoorbeeld
de
leeuw,
de
behanger,
de
tramconducteur
enzovoorts.
Kunnen
de
andere
kinderen
raden
wat
er
wordt
uitgebeeld?
- Het
programma
Koekeloere
heeft
een
uitzending
over
het
thema
van
een
Kinderboekenweek
De
leeuw
is
los.
Ze
gaan
op
zoek
naar
een
ontsnapte
leeuw.
Op
www.uitzendinggemist.nl
kunt
u
zoeken
naar
Koekeloere,
de
leeuw
is
los.
20
21
Afsluiting
U
kunt
net
als
in
het
lied
Tante
en
oom
in
Laren
bij
Dikkertje
Dap
de
xylofoon
of
klankstaven
gebruiken.
Dikkertje
Dap
roetsjt
van
de
nek
van
de
giraffe.
Hoe
klinkt
dat
op
een
xylofoon
of
op
de
klankstaven?
Kunnen
kinderen
dat
met
hun
stem
doen?
Hoe
klinkt
het
als
Dikkertje
Dap
op
de
grond
valt?
Hiervoor
kan
een
handtrom
of
woodblock
gebruikt
worden.
Als
Dikkertje
Dap
morgen
de
trap
meeneemt,
hoe
klinkt
het
dan
als
hij
naar
boven
loopt?
De
rusten
in
het
lied
kunnen
ook
met
de
xylofoon
gespeeld
worden.
Laat
een
aantal
kinderen
deze
rusten
spelen
op
de
klankstaven
of
xylofoon
en
herhaal
de
liedjes
uit
de
vorige
lessen
nog
eens.
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
paf,
spellen,
Artis,
griezelig.
Extra
- De
luisteropdracht
van
de
inleiding
kan
ook
gedaan
worden
met
eigen
schoolinstrumentarium.
Leg
een
aantal
instrumenten
in
het
midden
van
de
kring
en
laat
n
kind
een
instrument
uitkiezen
en
bespelen.
De
andere
kinderen
hebben
hun
ogen
dicht.
Welk
instrument
wordt
er
bespeeld?
Hoe
heet
het
instrument
en
hoe
ziet
het
er
uit?
- De
kinderen
knutselen
de
giraf
uit
Dikkertje
Dap.
Teken
op
A-4
papier
de
omtrek
van
een
giraf,
de
kinderen
kunnen
stukjes
scheuren
van
bruin
en
geel
papier
en
op
de
giraf
plakken.
- De
kinderen
kunnen
een
giraf
knutselen
van
lege
kartonnen
doosjes
en
wc-
rolletjes.
- In
het
lied
kan
Dikkertje
Dap
al
rekenen,
in
bijlage
9
vindt
u
een
werkblad
waarmee
de
kinderen
groepjes
maken
van
laarsjes.
- Dikkertje
Dap
kan
mooie
poppetjes
tekenen,
de
kinderen
kunnen
ook
de
poppetjes
uit
het
lied
tekenen
of
ze
kunnen
Dikkertje
Dap
en
de
giraf
schilderen.
22
Nodig:
- Cd-speler
- Cd
track
8
en
22
- Ritmestokjes
Tijd:
Ongeveer
45
minuten
In
deze
les:
Praten
de
kinderen
over
de
dagen
van
de
week
en
de
weekindeling
en
leren
het
lied
De
heks
van
Sier-kon-fleks.
Inleiding
Vraag
aan
de
kinderen
wat
voor
dag
het
vandaag
is
en
wat
ze
vandaag
allemaal
gaan
doen
op
school.
Wie
weet
wat
voor
dag
het
gisteren
was
en
wat
voor
dag
het
morgen
is?
Bespreek
de
dagen
en
wat
er
op
die
dagen
gedaan
wordt.
Wie
van
de
kinderen
kan
alle
dagen
van
de
week
benoemen
en
lukt
dit
ook
als
je
op
een
andere
dag
begint?
Op
school
is
afgesproken
wat
er
elke
dag
gedaan
wordt,
maar
bij
de
heks
van
Sier-kon-fleks
gaat
het
anders.
Laat
de
kinderen
het
lied
horen
met
track
8
op
de
cd.
Wat
tovert
de
heks
allemaal?
Bespreek
de
moeilijke
woorden
met
de
kinderen
en
laat
eventueel
afbeeldingen
zien
van
de
woorden
op
het
digibord.
Kern
Laat
de
kinderen
het
stuk
van
het
lied
nog
eens
horen
waarin
de
heks
aan
het
toveren
is,
gebruik
hiervoor
cd
track
8
vanaf
0.44
minuten.
Kunnen
ze
aan
de
muziek
horen
dat
het
lied
over
een
heks
gaat?
Het
klinkt
een
beetje
spannend.
Hoe
zou
je
daarop
bewegen?
Misschien
een
beetje
sluipend
of
heel
voorzichtig?
Laat
dan
nog
een
keer
het
begin
horen,
hoe
klinkt
deze
muziek?
Deze
muziek
klinkt
vrolijker.
Welke
manier
van
bewegen
past
hierbij?
Laat
de
kinderen
vrij
bewegen
door
het
lokaal
of
door
de
speelzaal
en
vraag
ze
goed
te
luisteren
wanneer
de
muziek
en
dus
hun
manier
van
bewegen
verandert.
Leer
dan
het
lied
aan
door
middel
van
voor-
en
nazingen.
Het
couplet
is
gezongen,
het
stukje
waarin
de
heks
tovert
wordt
gesproken.
Herhaal
het
lied
nog
eens
met
de
instrumentale
versie.
In
de
instrumentale
versie
is
geen
ruimte
voor
de
spreektekst,
oefen
deze
wel
met
de
kinderen.
Afsluiting
Deel
ritmestokjes
uit
aan
de
kinderen.
Als
u
niet
genoeg
ritmestokjes
heeft
voor
de
hele
klas
kunnen
de
andere
kinderen
in
hun
handen
klappen
en
wisselt
u
af,
zodat
elk
kind
een
keer
met
de
stokjes
gespeeld
heeft.
Vertel
dat
de
ritmestokjes
toverstokjes
zijn,
je
kunt
er
muziek
mee
maken.
U
kunt
op
de
maat
meespelen
met
het
lied.
Lukt
het
ook
om
het
ritme
mee
te
spelen?
De
kinderen
spelen
met
u
mee,
u
kunt
vertragen
of
versnellen
of
op
de
grond
tikken
of
op
de
stoel.
Een
andere
variant
is
voor-
en
naspelen,
een
kind
speelt
een
ritme
op
de
toverstokjes
dat
de
andere
kinderen
herhalen.
Bedenk
met
de
kinderen
een
aantal
moeilijke
en
grappige
heksenspreuken.
Wat
gebeurt
er
als
er
zon
heksenspreuk
wordt
uitgesproken?
Geef
bijvoorbeeld
een
opdracht
in
een
spreuk
die
de
kinderen
kunnen
uitvoeren.
Tenslotte
zegt
u
een
spreuk
waarbij
iedereen
weer
netjes
op
zijn/haar
stoel
gaat
zitten.
23
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
mokka-stel,
jakkert,
kolonel,
glazuur,
dameskoor,
griffier,
vloeipapier,
perplex.
Extra
- Verzin
met
de
kinderen
samen
een
nieuw
lied
over
de
heks
van
Sier-kon-
fleks.
Wat
toveren
jullie
op
zondag,
maandag,
enzovoorts?
- Speel
het
spel
heksentikkertje.
Twee
heksen
(afhankelijk
van
het
aantal
kinderen)
rennen
rond.
Als
ze
iemand
tikken
verzinnen
ze
ter
plekke
wat
diegene
'wordt'!
Het
kan
van
alles
zijn,
maar
als
je
getikt
bent
moet
je
het
uitvoeren.
Of
spreek
van
tevoren
af
dat
iedereen
die
getikt
wordt
als
een
kikker
gaat
rondspringen.
De
toverfee
kan
iedereen
met
een
aanraking
weer
verlossen
van
de
betovering.
- De
kinderen
kunnen
in
de
speelzaal
vliegen
op
bezemstelen.
- De
kinderen
kunnen
een
heksenhoed
of
heks
knutselen.
- De
kinderen
kunnen
een
tovertekening
maken.
De
kinderen
kleuren
met
verschillende
kleuren
wasco
een
vel
papier
vol.
Daarna
gaan
zij
er
met
zwarte
wasco
overheen.
De
kinderen
kunnen
nu
met
een
prikpen
een
tekening
maken
in
de
zwarte
wasco
en
er
komen
verschillende
kleuren
tevoorschijn.
- De
kinderen
kunnen
toverstafjes
op
lengte
leggen.
Laat
de
kinderen
van
zwart
papier
toverstafjes
knippen
en
laat
ze
deze
op
volgorde
van
klein
naar
groot
opplakken
op
een
vel
papier.
24
25
Extra
-
-
-
-
-
-
-
26
De
kinderen
kunnen
bewegingen
bij
het
lied
bedenken.
Deze
worden
niet
uitgevoerd
tijdens
het
concert.
De
kinderen
kunnen
het
werkblad
van
bijlage
10
maken.
Ze
geven
steeds
het
grootste
en
het
kleinste
plaatje
een
kleur.
Zoek
in
de
klas
naar
de
kleinste/grootste
voorwerpen,
bijvoorbeeld
een
schoen,
appel,
beker
enzovoorts.
De
kinderen
kunnen
een
tekening
maken
van
de
reus.
Als
de
reus
heel
groot
is,
hoe
klein
zijn
dan
de
huizen
en
de
mensen?
In
de
speelzaal
kunnen
de
kinderen
van
mat
naar
mat
springen
als
de
wim-
wam
reus
over
de
sloten.
De
kinderen
kunnen
in
galop
een
parcours
afleggen
in
de
speelzaal
net
als
het
paard
van
de
wim-wam
reus.
Ga
zigzaggend
langs
de
huisjes,
gebruik
hiervoor
kleine
pilonnen.
Speel
een
tikspel
waarbij
n
van
de
kinderen
de
reus
is.
De
andere
kinderen
bewegen
vrij
door
de
ruimte,
de
reus
probeert
ze
te
tikken.
Als
de
kinderen
op
de
mat,
het
bed
staan,
zijn
ze
vrij.
27
Afsluiting
Herhaal
het
lied
nog
een
keer
in
zijn
geheel
en
herhaal
de
liedjes
die
tot
nu
toe
geleerd
zijn.
Als
afsluiting
mag
er
gedanst
worden
op
de
muziek.
Print
of
teken
een
aantal
lichaamsdelen
zo
dat
ze
op
de
dobbelsteen
passen.
Bijvoorbeeld
een
hoofd,
heupen,
voet,
been,
arm
of
hand.
Plak
de
afbeeldingen
op
de
dobbelsteen.
De
kinderen
bewegen/dansen
alleen
met
het
lichaamsdeel
dat
net
gegooid
is
met
de
dobbelsteen.
Er
mag
veel
gegooid
worden
om
het
af
te
wisselen.
U
kunt
de
andere
liedjes
van
de
cd
hiervoor
gebruiken.
Sluit
af
met
de
instrumentale
versie
van
Stekelvarkentjes
wiegelied
om
alle
kinderen
rustig
te
laten
meewiegen.
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
nauw,
behuisd,
ijzel,
geschapen,
buitenbeentje,
vief,
poedel,
sjiek,
klimaat,
trekken,
hei,
generen.
Extra
- U
kunt
het
sprookje
voorlezen
van
Het
lelijke
eendje.
- De
kinderen
maken
een
tekening
van
hun
huisdier
of
lievelingsdier.
- De
kinderen
kunnen
een
eendje
vouwen
van
zestien
vierkantjes.
- De
kinderen
kunnen
een
lelijk
eendje
(de
auto)
knutselen
van
doosjes
en
karton.
28
29
Woordenschat
- De
volgende
woorden
hebben
eventueel
extra
uitleg
nodig:
onaangenaam,
droefenis,
wrokt,
bedisseld,
model.
Extra
- Alle
kinderen
zitten
in
de
kring.
En
van
de
kinderen
mag
even
op
de
gang
wachten.
In
de
kring
wordt
er
iets
veranderd,
bijvoorbeeld
de
kinderen
wisselen
van
plek,
of
van
schoenen,
of
misschien
een
bril
of
jasje.
Dan
komt
het
kind
van
de
gang
weer
terug
en
mag
het
raden
wat
er
veranderd
is.
Als
het
erg
moeilijk
is
kunnen
er
tips
gegeven
worden.
- Op
www.schooltv.nl
is
een
filmpje
te
vinden
over
geiten
voor
de
groepen
1
en
2.
- De
kinderen
knutselen
een
geit
van
bijvoorbeeld
een
wc-rolletje
met
een
sik
van
watten.
30
31
32
In
de
speelzaal
of
op
het
speelplein
kan
het
spel
Moeder,
moeder
hoe
laat
is
het?
gespeeld
worden.
De
kinderen
staan
aan
n
kant
van
de
speelzaal.
En
van
de
kinderen
is
de
moeder
en
loopt
vrij
rond.
De
kinderen
vragen
mama,
mama,
(of
papa)
hoe
laat
is
het?.
Het
kind
dat
de
moeder
of
vader
is
noemt
een
tijd.
Wanneer
hij/zij
zegt:
Het
is
bedtijd,
rennen
de
kinderen
zo
snel
mogelijk
naar
de
andere
kant
van
de
zaal.
Zodra
ze
achter
de
lijn
staan
mogen
ze
niet
meer
getikt
worden.
Na
elk
spel
mag
een
ander
kind
moeder
of
vader
zijn.
Leg
in
de
speelzaal
12
hoepels
als
een
klok
neer
met
cijferkaarten
van
1
t/m
12.
Vraag
alle
kinderen
met
bijvoorbeeld
blauwe
schoenen
om
naar
de
trom
te
luisteren
en
naar
de
goede
tijd
te
lopen.
Sla
een
tijd
op
de
trom
en
de
kinderen
lopen
naar
de
juiste
hoepel.
Als
het
een
uur
later
is,
weten
de
kinderen
dan
ook
naar
welke
hoepel
ze
moeten
lopen?
Of
een
uur
vroeger?
De
kinderen
kunnen
een
tekening
maken
van
hun
slaapkamer.
Hoe
ziet
hun
bed
er
uit?
Welk
behang
hebben
ze?
Enzovoorts.
33
34
35
Bronvermelding
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
36
www.schoolplaten.nl
www.annie-mg.com
www.wikipedia.nl
www.citron.nl
www.jufsanne.nl
www.digischool.nl
www.jufjanneke.nl
www.kleurplaat.nl
www.kleutergroep.nl
H.
Wiechers,
Muziekkriebels,
Amsterdam
2009
Inhoud
bijlagen
Bijlage
1:
Informatie
over
Het
Concertgebouw
Bijlage
2:
Cora
Burggraaf
Bijlage
3:
Muzikanten
uit
het
ensemble
Bijlage
4:
Kleurplaten
instrumenten
Bijlage
5:
Afbeeldingen
instrumenten
Bijlage
6:
Woordkaarten
Stekelvarkentjes
wiegelied
Bijlage
7:
Werkblad
Sebastiaan
Bijlage
8:
Werkblad
poten
van
Sebastiaan
Bijlage
9:
Werkblad
Dikkertje
Dap
Bijlage
10:
Werkblad
De
wim-wam
reus
Bijlage
11:
Het
lelijke
eendje
Bijlage
12:
Pippeloentje
gaat
naar
Engeland
Bijlage
13:
Woordkaarten
Zomeravond
Bijlage
14:
Werkblad
Mn
opa
Liedteksten
Bladmuziek
37
38
Herkennen
ze
het
gebouw?
Het
is
Het
Concertgebouw!
Vertel
dat
Het
Concertgebouw
heel
vroeger,
toen
het
net
gebouwd
was,
nog
middenin
de
weilanden
lag.
Dat
is
nu
wel
anders.
Er
zijn
huizen,
winkels
en
musea
omheen
gebouwd.
Er
rijdt
nu
een
tram
naar
het
gebouw
toe,
terwijl
je
vroeger
in
je
koets
naar
een
concert
werd
gereden.
39
Akoestiek
Het
Concertgebouw
is
een
wereldberoemd
gebouw.
Dat
komt
omdat
de
Grote
Zaal
een
heel
goede
akoestiek
heeft.
Dat
betekent
dat
de
muziek
die
er
gespeeld
wordt
heel
erg
mooi
klinkt.
Niet
alleen
omdat
de
muzikanten
zo
mooi
spelen,
maar
ook
omdat
de
zaal
ervoor
zorgt
dat
de
muziek
op
haar
allermooist
in
de
oren
van
het
publiek
terechtkomt.
Het
geluid
uit
de
instrumenten
botst
tegen
de
muren
en
het
plafond
van
de
zaal
en
komt
daarna
in
je
oren.
De
muren
en
het
plafond
van
Het
Concertgebouw
zitten
precies
op
de
goede
plek.
En
ze
zijn
van
het
juiste
materiaal
gemaakt.
Daarom
klinkt
de
muziek
er
zo
mooi.
En
daarom
is
Het
Concertgebouw
zo
ontzettend
beroemd.
Zalen
Het
Concertgebouw
heeft
verschillende
zalen.
Er
zijn
twee
concertzalen
(zalen
die
bedoeld
zijn
om
concerten
in
te
geven):
-
De
Grote
Zaal
-
De
Kleine
Zaal
Er
zijn
twee
zalen
die
even
groot
zijn
als
de
Kleine
Zaal,
waarin
ook
muziek
wordt
gemaakt,
maar
niet
zo
vaak
voor
publiek:
-
De
Spiegelzaal
-
De
Koorzaal
Verder
zijn
er
verschillende
foyers
(een
deftig
woord
voor
koffieruimtes),
waarin
bijvoorbeeld
tijdens
sommige
projecten
voor
kinderen
kleine
concertjes
worden
gegeven.
En
dan
zijn
er
nog
een
heleboel
ruimtes
die
je
normaal
gesproken
niet
ziet
als
je
naar
Het
Concertgebouw
gaat:
-
De
zolder,
die
net
zo
groot
is
als
de
Grote
Zaal.
-
De
artiestenfoyer,
een
ruimte
waarin
de
musici
kunnen
eten
en
drinken
als
ze
pauze
hebben.
-
De
kleedkamers,
waar
de
musici
zich
kunnen
omkleden
voor
en
na
het
concert.
-
Een
muziekbibliotheek,
waar
alle
muziek
wordt
bewaard
die
tijdens
de
concerten
wordt
gespeeld.
De
lier
Aan
n
ding
kun
je
Het
Concertgebouw
altijd
gemakkelijk
herkennen.
Dat
is
de
gouden
lier
(een
soort
harp)
die
op
het
dak
van
het
gebouw
staat.
Je
zou
niet
zeggen
dat
die
lier
veel
groter
is
dan
jij,
maar
hij
is
zelfs
veel
groter
dan
jij
bent
over
twintig
jaar!
Kijk
maar:
40
41
Cora
Burggraaf
(zang)
42
43
Thierry
Castel
(piano)
44
45
46
47
Saxofoon
48
49
Drums
50
51
52
53
Contrabas
54
55
Dwarsfluit
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
OOOO
67
Liedteksten
Ik
ben
lekker
stout
Ik
wil
niet
meer,
ik
wil
niet
meer!
Ik
wil
geen
handjes
geven!
Ik
wil
niet
zeggen
elke
keer:
Jawel
mevrouw,
jawel
meneer
nee,
nooit
meer
in
mn
leven!
Ik
hou
mn
handen
op
mn
rug
en
ik
zeg
lekker
niks
terug!
Ik
wil
geen
vieze
havermout,
ik
wil
geen
tandjes
poetsen!
k
Wil
lekker
knoeien
met
het
zout,
ik
wil
niet
aardig
zijn,
maar
stout
en
van
de
leuning
roetsen
en
schipbreuk
spelen
in
de
teil
en
ik
wil
spugen
op
het
zeil!
En
heel
hard
stampen
in
een
plas
en
dan
mn
tong
uitsteken
en
morsen
op
mn
nieuwe
jas
en
ik
wil
overmorgen
pas
weer
met
twee
woorden
spreken!
Ik
wil
alles
wat
niet
mag,
de
hele
dag,
de
hele
dag!
En
ik
wil
op
de
kanapee
met
hele
vuile
schoenen
en
ik
wil
aldoor
zeggen:
Nee!
En
ik
wil
met
de
melkboer
mee
en
dan
het
paardje
zoenen.
En
dat
is
alles
wat
ik
wil
en
als
ze
kwaad
zijn
zeg
ik:
Bil!
Stekelvarkentjes
wiegelied
Suja,
suja,
Prikkeltje,
daar
buiten
schijnt
de
maan,
je
bent
een
stekelvarkentje,
maar
trek
het
je
niet
aan.
Je
bent
een
stekelvarkentje,
dat
heb
je
al
begrepen,
de
leeuwen
hebben
manen
en
de
tijgers
hebben
strepen
en
onze
tante
eekhoorn
heeft
een
rode
wollen
staart,
maar
jij
hebt
allemaal
stekeltjes
en
dat
is
zo
veel
waard.
Slaap
mijn
kleine
Prikkeltje,
dan
word
je
groot
en
dik,
dan
word
je
net
zon
stekelvarken
als
je
pa
en
ik.
Het
olifantje
heeft
een
slurf,
de
beren
hebben
klauwen,
de
papegaai
heeft
veren,
van
die
groene,
van
die
blauwe
en
onze
oom
giraffe
heeft
een
hele
lange
nek,
maar
jij
hebt
allemaal
stekeltjes
en
dat
is
ook
niet
gek.
Suja,
suja,
Prikkeltje,
het
is
al
vreeslijk
laat.
Je
bent
het
mooiste
stekelvarken
dat
er
maar
bestaat.
De
poezen
hebben
snorren
en
daar
kunnen
ze
mee
spinnen,
de
koeien
hebben
horens
en
de
vissen
hebben
vinnen
en
onze
neef
de
otter
heeft
een
bruin
fluwelen
jas,
maar
jij
hebt
allemaal
stekeltjes,
die
komen
nog
te
pas.
Die
komen
nog
te
pas.
Sebastiaan
Dit
is
de
spin
Sebastiaan.
Het
is
niet
goed
met
hem
gegaan.
Luister!
Hij
zei
tot
alle
and're
spinnen:
Vreemd,
ik
weet
niet
wat
ik
heb,
maar
ik
krijg
zo'n
drang
van
binnen
tot
het
weven
van
een
web.
Zeiden
alle
and're
spinnen:
O,
Sebastiaan,
nee,
Sebastiaan,
kom,
Sebastiaan,
laat
dat
nou.
Wou
jij
aan
een
web
beginnen
in
die
vreselijke
kou?
Zei
Sebastiaan
tot
de
spinnen:
't
Web
hoeft
niet
zo
groot
te
zijn,
't
hoeft
niet
buiten,
't
kan
ook
binnen
ergens
achter
een
gordijn.
Zeiden
alle
and're
spinnen:
O,
Sebastiaan,
nee,
Sebastiaan,
toe,
Sebastiaan,
toom
je
in.
Het
is
zo
gevaarlijk
binnen,
zo
gevaarlijk
voor
een
spin.
Zei
Sebastiaan
eigenzinnig:
Nee,
de
drang
is
mij
te
groot.
Zeiden
alle
and'ren
innig:
Sebastiaan,
dit
wordt
je
dood.
O,
o,
o,
o,
Sebastiaan.
Het
is
niet
goed
met
hem
gegaan.
Door
het
raam
klom
hij
naar
binnen,
eigenzinnig
en
niet
bang.
Zeiden
alle
and're
spinnen:
Kijk,
daar
gaat
hij
met
zijn
DRANG
Na
een
poosje
werd
toen
even
dit
berichtje
doorgegeven:
Binnen
werd
een
moord
gepleegd,
Sebastiaan
is
opgeveegd.
De
leeuw
is
los
De
leeuw
is
los,
de
leeuw
is
los!
Hij
wandelt
door
de
straten.
Hij
wil
naar
't
Amsterdamse
bos,
dat
heb
ik
in
de
gaten.
Hij
bromt,
hij
briest,
hij
brult.
Zijn
staart
is
woest
gekruld.
Oh
kijk
eens
aan!
Oh
kijk
hem
gaan!
Daar
loopt
hij
al
over
het
Singel.
De
tram
blijft
staan,
de
tram
blijft
staan
en
belt
van
klingeldeklingeldeklingel.
T
verkeer
staat
heelmaal
stil.
De
conductrice
geeft
een
gil.
De
leeuw
is
los,
de
leeuw
is
los
oh
oh
oh
de
leeuw
is
los!
De
leeuw
is
los,
de
leeuw
is
los
oh
oh
oh
de
leeuw
is
los!
Nu
is
al
hij
op
dOvertoom!
De
mensen
worden
steeds
banger.
Oh
kijk,
die
man
klimt
in
een
boom,
die
man
is
onze
behanger.
Die
lange
verkeersagent
loopt
heel
hard
weg,
zon
bange
vent.
O
kijk,
daar
komt
een
jongen
aan!
O,
zou
z'n
moeder
dat
weten?
O
kijk
dat
jochie
daar
eens
staan!
Straks
wordt
hij
opgevreten!
Wie
is
die
jongen
dan?
O
zeg,
dat
is
mijn
broertje
Jan!
De
leeuw
is
los,
de
leeuw
is
los
oh
oh
oh
de
leeuw
is
los!
De
leeuw
is
los,
de
leeuw
is
los
oh
oh
oh
de
leeuw
is
los!
Hij
pakt
een
klontje
uit
zn
zak.
Wat
gaat
hij
nu
beginnen?
De
leeuw
kalmeert,
de
leeuw
wordt
mak!
Het
beest
begint
te
spinnen!
Jan
klopt
hem
op
zn
rug
en
brengt
hem
gauw
naar
Artis
terug.
Hoera!
Hoera!
Hoera!
Dikkertje
Dap
Dikkertje
Dap
klom
op
de
trap,
's
morgens
vroeg
om
kwart
over
zeven,
om
de
giraf
een
klontje
te
geven.
Dag
giraf!
Zei
Dikkertje
Dap,
weet
je
wat
ik
heb
gekregen?
Rode
laarsjes
voor
de
regen.
't
Is
toch
niet
waar?
Zei
de
giraf,
Dikkertje,
Dikkertje,
Dikkertje,
Dikkertje,
ik
sta
paf.
O,
giraf,
zei
Dikkertje
Dap,
'k
moet
je
nog
veel
meer
vertellen;
Ik
kan
al
drie
letters
spellen.
A,
B,
C,
is
dat
niet
knap?
Ik
kan
ook
al
bijna
rekenen,
ik
kan
mooie
poppetjes
tekenen.
Lieve
deugd,
zei
de
giraf,
kerel,
kerel,
kerel,
kerel,
ik
sta
paf.
Zeg,
giraf,
zei
Dikkertje
Dap,
mag
ik
niet
eens
even
bij
je
stiekem
van
je
nek
afglijden?
Zo,
maar
eventjes,
voor
de
grap?
Denk
je
dat
de
grond
van
Artis
als
ik
neerkom
heel
erg
hard
is?
Stap
maar
op,
zei
de
giraf,
stap
maar
op
en
glij
maar
af!
Dikkertje
Dap
klom
van
de
trap
met
een
griezelig
grote
stap
op
de
nek
van
de
giraf.
Zette
Dikkertje
Dap
zich
af
Roetsjj,
daar
gleed
hij
met
een
vaartje
tot
het
eindje
van
het
staartje.
Boem!
Au!
Dag,
giraf,
zei
Dikkertje
Dap,
morgen
kom
ik
toch
weer
hier
met
de
trap.
De
wim-wam
reus
In
de
wilde
zwarte
bossen
woont
de
wim-wam-reus
met
de
wim-wam
oren
en
de
wim-wam
neus.
's
Avonds
loopt
hij
daar
te
darren
in
de
maneschijn
en
als
hier
de
kleine
kindertjes
ondeugend
zijn,
kan
die
reus
dat
altijd
horen
met
zijn
wim-wam
wim-wam
oren,
en
als
jij
niet
naar
je
bedje
wil
't
is
heus,
heus,
heus,
kan
die
reus
dat
altijd
ruiken
met
zijn
wim-wam
neus.
En
dan
komt
ie
naar
beneden
op
zijn
wim-wam
paard
met
de
wim-wam
poten
en
de
wim-wam
staart,
dwars
door
alle
wilde
bossen
in
galop
lop
lop,
over
honderdduizend
heuveltjes
van
hop
hop
hop
springt
het
over
alle
sloten
met
zijn
wim-wam
wim-wam
poten,
springt
hij
over
alle
sloten
met
een
griezelige
vaart
en
maar
zwaaien
en
maar
zwaaien
met
zijn
wim-wam
staart!
Pas
maar
op
pas
maar
op
voor
de
wim-wam
reus
met
de
wim-wam
oren
en
de
wim-wam
neus,
want
als
jij
niet
naar
je
bedje
wil
en
jij
bent
stout
geeft
die
reus
je
op
je
bibs
met
een
lang
eind
hout!
En
geeneens
gewoon
hout
Nee
nee!
Wim-wam
hout!
Zomeravond
Ik
lig
al
in
bed,
maar
de
zon
is
nog
op
en
de
merel
zo
hard
aan
het
fluiten.
Ik
lig
al
in
bed
met
de
beer
en
de
pop
maar
verder
is
iedereen
buiten,
de
radio
speelt
in
de
kamer
benee
of
is
het
hiernaast
bij
de
bakker?
Nu
hoor
ik
een
kraan,
o
ze
zetten
weer
thee
en
ik
ben
nog
zo
vreselijk
wakker.
Ik
lig
al
in
bed
en
ik
mag
er
niet
uit
want
de
klok
heeft
al
zeven
geslagen.
Ik
wil
een
stuk
koek,
of
een
halve
beschuit,
maar
ik
durf
er
niet
om
te
vragen.
Ik
lig
maar
in
bed
en
ik
speel
met
mn
teen
en
de
zon
is
nog
altijd
aan
't
schijnen.
Ik
vind
het
gemeen
dat
juist
ik
nou
alleen
in
mijn
bed
lig
met
dichte
gordijnen.
Mn
opa
Elke
zondagmiddag
bracht
ie
toffies
voor
me
mee.
Ik
weet
nog
de
spelletjes
die
opa
met
me
dee:
restaurantje
spelen
en
mn
opa
was
de
kok,
bokkenwagen
spelen
en
mn
opa
was
de
bok.
refr:
M'n
opa,
m'n
opa,
mn
opa,
in
heel
Europa
was
er
niemand
zoals
hij.
M'n
opa,
m'n
opa,
mn
opa,
en
niemand
was
zo
aardig
voor
mij.
In
heel
Europa,
m'n
ouwe
opa,
nergens
zo
iemand
als
hij,
niemand
zo
aardig
voor
mij.
In
heel
Europa,
mn
ouwe
opa,
niemand
zo
aardig
voor
mij:
mn
ouwe
opa.
Als
ik
me
verveelde
ging
ik
altijd
naar
em
toe.
Hij
verzon
een
spelletje
en
nooit
was
ie
te
moe:
van
de
dijk
af
rollen
en
m'n
opa
was
de
dijk,
detectiefje
spelen
en
m'n
opa
was
het
lijk.
refr.
Samen
naar
de
apies
kijke,
samen
naar
het
strand
en
als
je
geluk
had
ging
je
samen
naar
de
brand.
Samen
op
het
ijs
en
met
een
sleetje
in
de
sneeuw,
leeuwentemmer
spelen
en
m'n
opa
was
de
leeuw.
Altijd
als
we
samen
waren
hadden
we
plezier,
stierenvechter
spelen
en
m'n
opa
was
de
stier.
M'n
opa,
m'n
opa,
mn
opa,
in
heel
Europa
was
er
niemand
zoals
hij.
M'n
opa,
m'n
opa,
mn
opa,
en
niemand
was
zo
aardig
voor
mij.
In
heel
Europa,
m'n
ouwe
opa,
nergens
zo
iemand
als
hij,
niemand
zo
aardig
voor
mij.
In
heel
Europa,
mn
ouwe
opa,
niemand
zo
aardig,
niemand
zo
aardig,
niemand
zo
aardig
als
hij:
mn
ouwe
opa.
A1
7
4
&4
Ik
&
wil
&
wel
niet
zeg - gen
el - ke
me - vrouw, ja - wel
wil geen hand - jes ge - ven. Ik
keer: Ja - wel
me - neer) nee
me - vrouw, ja - wel
nooit meer
me - neer (ja -
in
m'n
le
ven!
Ik
& b b
hou m'n han - den op m'n rug en
te - rug!
Ik
A2
&
&
&
wil
niet
aar - dig
ha - ver - mout, ik
met
het
zout,
ik
wil
niet
van
de
aar - dig
en
&
b b
het zeil!
j
En
& b b
bj b b bj j
&
mor - sen op m'n nieu - we jas
&
en
woor - den
en
spre - ken!
twee
j
>>
de he - le
solo
A3
8
j
>> >
& >
dag,
de he - le dag!
En
&
he - le
&
ik
wil
met
de
ik
wil
zij
wil
met
de
en
& b b
dan het paard -je zoe - nen. En
U
&
>
Bil!
dat is
>
ik:
intro
A
7
b4
&b 4
Kijk, het beer - tje Pip - pe - loen - tje heeft geen sok en heeft geen
b
&b
schoen - tje, heeft geen das - je
en geen
boord
je
en geen broek - je
b
& b
en
geen
jak - je en geen pak - je met een zak - je en geen hemd -je en geen wol - le - tje
3
3
b
b
&
en geen
maar Pip - pe -
b U
b
&
b
&b
Pip - pe
step
je
en niet
b
&b
tol - len en niet hard de straat op
b
&b
knik - 'ren
bere - pop - pe - tjes tek -'nen en niet roets - jen van de trap,
re
en
niet
J
- ke - nen en geen
j
maar Pip - pe -
b
&b
loen - tje
eet
b
&b
z'n
pap.
Geef
het
rus - ten
beer - tje
Wel - te
maar een
zoen - tje.
sax solo
rit.
b
&b
Geef het
beer - tje maar een zoen - tje.
a tempo
b
&b
Wel - te
rus - ten
Stekelvarkentjes wiegelied
mp
b 6
& b bb 8
j
j j j
j
j
b b j
j
b
&
J
J
maan,
dik,
laat.
b
& b bb
je bent een ste - kel - var - ken - tje, maar trek het je
niet aan.
dan word je net zo'n ste - kel - var - ken als je pa
en ik.
Je bent het mooi - ste ste - kel - var - ken dat er maar be staat.
Je
Het
De
j j
b
& b bb
de
de
de
j j
de
tij - gers heb - ben stre - pen
die groe - ne, van die blau - we
de vis - sen heb - ben vin - nen
en
en
en
b
& b bb
bb
&b b
jij
jij
en
en
dat
dat
j
is
is
staart,
nek,
jas,
maar
maar
maar
zo - veel waard.
ook - niet gek.
B
ff
. . . . . . .
b
b
b
b
& b
. . . . n
oee
. . .
oee
D.C. al Coda
b . . . .
& b bb b
-
. . . . n
mf
j
b
j
b
& b b J j J J
jij hebt al - le - maal ste - kel - tjes die ko - men nog te pas.
. . .
b
b
b. . . .
&b b
. n
. . .
oee
pp
rall.
. . .
U
b
.
.
.
.
b
.
&b b
. . .
n
oee
Sebastiaan
A1
mp
4
b3
& b b4
4 j
n n
4
b
&b b
gaan.
b2
& b b4
heb,
Luister!
4
4
j
b b 42
3
4
4
4
B1
mf
b4
& b b4
web.
J
Zei - den al - le an -'dre spin - nen: Oh, Se - bas - ti - aan, nee, Se - bas - ti - aan,
A2
b
3
4
& b b b J b n # n 4 n 4
kom, Se - bas - ti - aan, laat dat nou. Wou jij aan een web be - gin - nen
b4
& b b 4 b
kou?
b4
& b b4
j
b b 42 44
Zei Se - bas - tiaan tot de spin - nen: 'tWeb hoeft niet zo groot te
3
4
4
4
zijn,
B2
b
&b b
Zei - den
b
& b b b
nee,
al - le
an - 'dre
spin - nen:
j
n
Se - bas - ti - aan,
toe,
n n
J
Oh,
Se - bas - ti - aan,
b
J
Se - bas - ti - aan,
toom
je
in.
A3
p
b
3
4
& b b n # n 4 n 4 b
Het is
spin.
mf
b
&b b
Zei
Se - basti - aan
b2
& b b4
4
4
Nee,
Zei - den
al
mij
le
te
2
4
de drang is
groot.
j
b
an - 'dren
in - nig:
Se -
3
b
&b b
bas - ti - aan,
3
4
j
dit wordt je dood.
A4
4
b3
& b b4
4
4
j
n n
Oh,
b
&b b
aan.
j
b b 42
b
& b b
ei
bang.
oh,
oh,
oh,
n n
Se - bas - ti -
4
4
Zei - den al - le
3
b3
& b b4
4
4
DRANG...
C
f
bb
b
&
Na
een poos - je
b
& b b n
werd toen
e - ven
dit
>
be - richt - je
>
door - ge - ge - ven:
>
n
J
stamp)
Se -
rit.
b
& b b n
2
2
j 4
n
op - ge - veegd!
is
bas - ti - aan
4
4
Da
a
rs
l
a
p
e
nz
ed
a
ne
nd
a
a
re
t
e
nz
ed
a
n
.
tI
se
r
gg
e
z
e
l
l
i
gd
a
a
rn
i
e
tv
a
n
.
Zov
r
i
ja
a
na
l
l
ek
a
n
t
e
n
!
Zeh
e
b
b
e
ng
e
e
nb
u
r
e
nme
tr
a
d
i
o
,
ma
a
rt
a
n
t
ev
i
n
d
th
e
tma
a
rz
o
z
o
.
He
ti
sz
oh
o
o
g
,
z
e
g
tt
a
n
t
e
.
Vi
n
dj
i
jh
e
tn
e
te
e
nv
o
g
e
l
k
o
o
i
?
He
tu
i
t
z
i
c
h
ti
st
o
c
hp
r
a
c
h
t
i
gmo
o
i
!
J
i
jmo
e
to
o
ka
l
t
i
j
dv
i
t
t
e
n
.
Ent
a
n
t
ez
e
g
t
:No
uj
a
,
a
f
f
i
j
n
,
a
l
sj
i
jh
e
tz
e
g
t
,
z
a
l
twe
lz
oz
i
j
n
,
d
a
nb
l
i
j
v
e
nwi
jh
i
e
rma
a
rz
i
t
t
e
n
.
Zei
sn
o
o
i
te
c
h
to
ph
a
a
rg
e
ma
k
.
Dek
i
n
d
e
r
wa
g
e
nh
a
n
g
ta
a
ne
e
nt
a
k
e
nd
a
ti
swe
lb
e
z
wa
a
r
l
i
j
k
.
Zez
e
g
to
o
kt
e
l
k
e
n
st
e
g
e
no
o
m:
kWi
ll
i
e
v
e
ri
ne
e
nl
a
g
e
r
eb
o
o
m,
h
i
e
ri
s
tmet
eg
e
v
a
a
r
l
i
j
k
.
Du
swo
o
n
tmi
j
nt
a
n
t
eme
tmi
j
no
o
m
n
o
gs
t
e
e
d
sd
a
a
ri
nd
i
ee
i
k
e
n
b
o
o
m,
z
ez
i
j
ne
re
r
gt
e
v
r
e
d
e
n
.
Mi
j
no
o
mh
a
a
l
tb
r
o
o
de
nk
o
mtwe
e
rt
h
u
i
s
,
d
ek
i
n
d
e
r
e
nk
l
a
u
t
e
r
e
nr
o
n
d
o
mh
e
th
u
i
s
.
Enn
o
o
i
tv
a
l
te
r
nn
a
a
rb
e
n
e
d
e
n
.
I
n
t
e
r
l
u
d
e
Ma
a
rd
a
nz
e
g
to
o
m:o
c
hk
o
m,
o
c
hk
o
m!
Ee
nl
a
g
e
r
eb
o
o
m?We
l
n
e
ewa
a
r
o
m?
Weh
e
b
b
e
nh
i
e
ra
l
l
eg
e
ma
k
k
e
n
.
Dek
i
n
d
e
r
e
nwi
l
l
e
nt
o
c
ho
o
kn
i
e
twe
g
?
He
ti
sn
o
ga
ln
i
e
th
e
e
r
l
i
j
k
,
z
e
g
,
d
a
tk
l
a
u
t
e
r
e
ni
nd
i
et
a
k
k
e
n
!
De leeuw is los
6
4
&4
A1
j
j
De leeuw is
los,
de leeuw is los!
r
& j j #
stra - ten.
dat heb ik in de
ga - ten.
Hij
3
& r r
bromt, hij briest,
hij brult.
A2
j
j
&
&
Sin - gel.
j
De
j
#
tram
en
3
3
&
j r
j
staat heel
- maal
B1
j
&
stil.
r #
gil.
r
j
& R R R # r
oh
oh
oh
de leeuw is
los.
De
#
leeuw is
los,
de leeuw is
los,
#
& R R R
oh
oh
oh
de leeuw is
los!
Nu is
hij
A3
j
&
al
De men - sen
& j #
kijk,
& r
lan - ge
die
ver - keers
bang - er.
Oh
r
man is
on - ze be - han - ger.
a - gent
Die
A4
& j
vent.
Oh kijk, daar
&
we - ten?
&
wordt
&
dan?
komt
Oh
kijk
hij
op - ge
Oh
zeg,
j
#
staan!
vre - ten!
Wie
is
die jon
dat
Straks
j
>
gen
Jan!
De
B2
r # j r
R
R
R
& #
leeuw is
los,
de leeuw is
los,
oh
oh
oh
de leeuw is
los.
De
1.
2.
r
r
j
#
&
# r
R R R
R
R
R
oh oh oh de leeuw is los!
oh oh oh de leeuw is los!
A5
&
&
gin - nen?
&
beest be - gint te
klon - tje
De leeuw
nu be-
mak!
Het
j
r
r
spin - nen!
& n R
gauw naar Ar - tis te - rug.
Jan klopt
Hoe - raaa!
hem op
Hoe - raaa!
z'n rug,
en brengt hem
Hoe - raaa!
Dikkertje Dap
### 4
& 4
klom op de trap,
zei Dikker - tje Dap
###
j
n
&
vroeg om kwart o - ver ze - ven,
nog veel meer ver - tel - len;
3
### n j
&
n n
raf!
C,
Dag gi A, B,
Ro - de
ik kan
3
###
&
j j
laars - jes
moo - ie
voor de re - gen.
poppe - tjes teke - nen.
Zei de gi - raf,
zei de gi - raf,
7
3
### 3 3
42
&
sta
sta
44
paf!
paf!
3
###
j
&
Zeg, gi - raf,
###
&
dat
de grond van
stie -kem
n n n
###
&
Denk je
Ar - tis
Stap maar
###
&
3
j
j j
op,
###
&
zei de gi - raf,
stap maar op
en glij
maar af!
Dap
###
&
###
&
### >
&
vaar - tje
tot het
op de
ein - dje
Roetsj, daar
>
Dag, gi - raf,
mor - gen
12
###
&
kom
ik
Boem!
Au!
stap
met een
gliss. U
n n n
gleed hij
met
de
2
4
trap.
4
4
12
mf
#4
& 4
ze
woont in Ko - pen -
Ie - de - re dag doet
&
ha - gen.
en
al - le men - sen
#
&
# #
Oh, wat een heks, wat een
#
&
a - ke - li - ge heks,
du - ren?
kla - gen:
Wie wil de heks van Sier - kon - eks voor - goed het bos in
stu - ren?
A2
12
mf
#4
& 4
&
al
le men - sen
J
staan per - pleks,
zo - als
#
&
# #
Oh wat een heks, wat een grie - ze - li - ge heks.
#
&
Wie
wil
de heks
#
& w
ja
van
pla
gen.
voor - goed
het
bos
in
>
w
-
w
-
gen?
3
#
&
De
&
. .
.
De
. .
.
De
2
#
&
. .
.
>
De wim-wam reus
A1
10
b 4
& b bb 4
In de
bbb
b
& n
b
& b bb
wil - de zwar - te
dar - ren in de ma - ne - schijn en als hier de klei - ne kin - der - tjes on - deu - gend
b
& b bb
al - tijd
ho
wim - wam
2
b
& b bb w
o
n w
n n
-
ren, en als
jij
niet
naar je bed - je
3
bb
&b b
kan die reus dat al - tijd rui - ken met zijn wim - wam
neus.
A2
bb
&b b
En dan komt hij naar be - ne
bbb
b
&
po - ten en de wim - wam staart, dwars door al - le wil - de bos - sen in ga - lop
lop
bb
&b b
lop,
o - ver
hop
b
& b bb
o - ver
al
- le
slo - ten
wim - wam
po - ten,
2
b
& b bb
n w
n
springt hij
b
& b bb
o - ver al - le
en maar zwaa - ien en maar zwaa - ien met zijn wim - wam
staart!
B1
C
7
b
& b bb
Pas maar op
pas maar op
b
& b bb
reus
b
& b bb
bed - je wil en
jij
bent stout
met een
A tempo
bbb
b
&
n
lang
eind
U
hout!
En geen -eens
>
ge - woon hout
nw
nee,
nee
w
-
ee
>
Wim - wam
Wim
>
b
& b bb
b b >
b
& b
>
>
hout!
Wim - wam
>
hout!
>
>
wam
>
hout!
Wim
>
wam
>
hout!
4
3
b4
&b 4
4
4
j
Wij heb - ben geen
A1/A2
3
3
b
& b
hond
fraai
j
j
b
&b
huisd.
show.
Wij zijn er te nauw voor beWij heb - ben hem niet voor de
j
j
#
Soms zeg - gen de men - sen:
En som - mi - ge bu - ren
Dan
Ze
3
3
b
& b n
zeg
ik:
vin - den
dat is
het dier
j
#
3
3
3
b
&b
beest - je
haast voor
Het
Wij
3
3
b
&b
't
Is net of dat
Geen een an - der
dier
dier
kou.
aan.
tje
zit
J
voor ons is
zo goed in
ge zijn
3
j
j
#
3
b
b
& #
scha - pen.
ve - ren
Zo
en
vrien - de - lijk is
het en trouw.
kijk hem daar nou weer eens gaan.
Wij
B1,2
3
&
heb
ben
een
eend
je
dat
woont
3
3
&
bij
ons
lijk
klein eend
in.
Een
le
je
voor't
3
3
3
3
3
3
3
j
j
j
j
j
j
j
j
&
3
he - le ge zin.En
naar 't
bos en de hei en de
3
3
3
3
j
j j
j
J
3
#
&
zee.
Een
3
j
j
&
3
le
3
3
3
3
j
j
j
Een
3
3
j
j
&
eend - je voor't he - le
ge - zin.
bb
j
Hij is niet zo
Hij hoeft prak - tisch
A3
3
3
b
&b
3
3
j
j
j
nooit
Je kunt al - tijd
3
3
b
&b
op
hem
j
n
ver - trou - wen en
hoe.
Al
is
3
3
b
& b #
sjiek.
Ver
3
3
3
b
&b
3
3
3
j
#
j
Wij hou - den van vrij - heid, van rei - zen en trek - ken. Want
B3
3
3
b
&b
j # j
n
Wij
3
3
3
3
j
j
j
Een
3
3
3
j
j
j
3
&
le
ge - zin.
En
al - tijd
3
3
& j
j
naar het bos
en
en
de hei
de
zee.
Een
#
&
j
ons
4
3
j
j
&
3
le
3
3
3
3
j
j j
J
Een
C
sax solo
3
3
j
& j
Wij
3
3
#
&
3
3
j
j j
J
Een
eend - je voor't he - le
#
&
zin.
Een
>
eend - je voor't he - le
ge - zin!
ge -
???
b4
& b b 4
U
>
aaaaah stop!
De
A1
b
J
& b b J
is
an - ders,
is
an - ders,
bb
b
&
San - ders
is
dan de
1.
b
&b b
geit van dok - ter Snel - le - bel - le - bel,
2.
b
&b b
B1
b
& b b J
Snel - le - bel - le - bel - le - bel - le - bel - le - bel - le - bel. En dok - ter San - ders zit voor't raam en
b
& b b
vindt
b
& b b n
dok - ter Snel - le - bel z'n geit.
b
&b b
dat zijn geit zo
an - ders is. En
Met
zucht
en kijkt de
he - le
veel ver - driet en
tijd naar
droe - fe - nis om -
en
B2
b
>
& b b J
roepen: 'Kijk nou toch wat gek!'
b
& b b
ook
De
b
& b b n
knar - se - tandt en
wrokt en huilt: de
Snel - le - bel en
b
&b b
J
j n
dok - ter San - ders zegt 'ja - wel'. Toen heb - ben zij het snel be - dis - seld en bei - de gei - ten
b
&b b
om - ge - wis - seld.
b
&b b
heeft
Maar
het
niet.
Het
is
nu
nog
het
veel
ge - hol - pen
lied.
De
zelf - de
A3
langzaam beginnen, steeds sneller
b
J
& b b J b
is
an - ders,
is
an - ders,
de
b
&b b
San - ders
b
&b b
geit
b
&b b
is
dan de
van
dok - ter
>
mf
A1
2
## 4
& 4
#
&#
##
&
Klei - ne
gaat naar
pap - pa
Geeft z'n
pap - pa
En - ge - land.
want hij
want
hij
2
4
2
## 2
4
& 4 4
Pip - pe -
B1
& b
j n
&b
jek - ker
j
#
de
wek - ker
boot.
en een
##
#
En de
A2
##
&
wes - ten - wind - en waai - en
#
& # n
en
z'n
al - len: Zul
de
je
and' - re
niet in't
wa - ter
val - len
en
ze
en
ze
2
## n
2
4
&
n 4 4
roe - pen met z'n al - len: Zul je
val - len?
B2
#
& #
op
En niet
&b
slaan?
##
&
loen - tje!
##
j
#
Goe - ie reis
dan Pip - pe -
A3
p
6
#
&#
cresc.
##
&
Klei - ne
cresc.
pap - pa
want hij
mf
cresc.
##
&
gaat naar
En - ge - land.
Geeft z'n
pap - pa
want
hij
f
cresc.
ff
#
&#
n n
> > > > >
gaat naar En - ge - land. Geeft z'n pap - pa beer een hand, want hij gaat naar En - ge - land.
Zomeravond
INTRO
A1,2
3
b 6
& b bbb 8
Ik
b 9
& b bbb 8
n 98
lig al in bed,
lig al in bed
6
8
j
Ik
Ik
b
& b bbb n
lig al in bed
wil een stuk koek,
nj n
j n n
en de
want de
j9
8
de
Ik
bbb 9
6
b
& b 8 j 8
ra - di - o speelt
lig maar in bed...
in de ka - mer be - nee
en ik speel met mijn teen
b 6
9
& b bbb 8 j 8
bak - ker?
schij - nen.
en ik
in mijn
1.
b
6
8
& b bbb
j 68
ker.
Ik
2.
bb6
9
& b b b 8 8
bed lig met dich - te
gor
3
bb6
& b b b8
dij
nen.
2
9
8
6
8
M'n opa
A1
10
3
4
& b4
&b
j
b #
Ik weet nog de spel - le - tjes
die
o - pa met me dee:
en m'n
&b
o - pa was de kok,
M'n
B1
o - pa,
j
>
&b
ro
pa m'n ou - we
&b
nie - mand zo aar - dig voor mij.
&b
nie - mand zo aar - dig voor mij:
pa,
M'n
In heel Eu -
ner - gens zo ie - mand als
J
-
J w
m'n ou -we
hij,
In heel Eu - ro
w
-
pa.
pa,
A2
3
&b
j
Als ik me ver - veel - de, ging ik
j
b
en
& b #
nooit was ie te moe:
B2
3
& b . j >
>
>
de tec - tief - je spe - len
M'n
& b >
o - pa,
&b
>
j
>
&b
mij.
j
> >
o - pa,
&b
pa,
ner - gens zo ie - mand als
J
In heel Eu - ro
hij,
pa,
A3
&b
mij:
w
J
m'n ou -we
pa.
&b
sa - men naar het strand
& b n
Sa - men op het ijs en met een
slee - tje in de sneeuw, leeu - wen - tem - mer spe - len en m'n
3
FREELY
&b
o - pa was de leeuw.
B3
A tempo
3
& b j >
>
stie - ren - vech - ter spe - len
M'n
& b >
o - pa,
&b
>
j
>
o - pa,
&b
o
&b
mij.
In heel Eu - ro
&b
&b
hij:
zo
aar
pa,
mand
hij,
dig,
m'n ou - we
nie - mand zo aar - dig,
nie
pa,
j
> >
M'n o - pa, m'n o - pa, m'n
nie
mand
w
-
pa.
zo
aar
dig
als
maurice
amado
foundation