Samenvatting MG3

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 40

Hoofdstuk 17 De Eerste Wereldoorlog

Concurrerende Verbonden: Triple Alliantie en Triple Entente


Het sinds 1870 verenigde Duitsland werd, mede door een sterke industrialisatie, in hoog tempo een
zeer sterke macht, die bovendien een plek onder de zon ambieerde. Zowel Fransen (ElzasLotharingen verloren in 1870) als Britten (wereldwijde concurrentie van Duitse industrieproducten)
hadden weinig op met de Duitse aspiraties.
Zolang Bismarck aan de macht (in 1890 door de keizer naar huis gestuurd) was voerde
Duitsland een vredespolitiek, maar sloot het wel met Oostenrijk-Hongarije (1879) en Itali (1882)
een verbond tot wederzijdse steun in geval van oorlog, dat later de Triple Alliantie werd genoemd.
Omdat Oostenrijk en Rusland elkaars vijanden (Balkan) waren, sloot Bismarck tevens een
herverzekeringsverdrag met de Russen.
Na Bismarcks pensionering hield dit laatste verdrag geen stand. Nu sloot de radicale Franse
Derde Republiek een verbond met het aartsconservatieve en autocratische Russische keizerrijk.
Ideologie was ondergeschikt aan politiek en economie: Frans kapitaal stroomde naar Moskou en de
tsaar ontblootte zijn hoofd voor de Marseillaise.
Aldus was het continent in twee kampen verdeeld en was het de vraag of Groot Brittanni
een kant zou kiezen en zo ja, welke. Lange tijd hadden de Britten zich van niets en niemand
aangetrokken. Mede door de Fashoda-crisis, de Boeren Oorlog en de ontwikkelingen in Azi waren
de betrekkingen met Frankrijk en ook Rusland zeer slecht. Toen evenwel vanaf 1898 de Duitsers een
marine begonnen op te bouwen die op de duur een grote bedreiging van de Britse superioriteit ter
zee ging vormen, werden de Britten in de armen van de Fransen en Russen gedreven.
Groot Brittanni legde zijn geschillen met Frankrijk in 1904 en die met Rusland
(Afghanistan, Perzi) in 1907 bij. Gedrien vormden zij de Triple Entente, een verbond dat iets
losser was dan de Alliantie omdat de Engelsen weigerden formele militaire verplichtingen aan te
gaan.
De Crises in Marokko en de Balkan
Met twee uitgelokte incidenten in Marokko (steun van de Duitse keizer voor de onafhankelijkheid
van deze Franse kolonie in 1905 en een bezoek van een Duitse kanonneerboot aan Agadir ter
bescherming van de Duitse belangen in 1911) hebben de Duitsers de Entente getest, onverzettelijk
bevonden en in feite slechts meer solide gemaakt.
In dezelfde periode speelde zich een serie crises in de Balkan af. Kern hiervan wa ren in feite
steeds de Slaven in en om het sinds 1817 onafhankelijke Servi. Servirs, Bosnirs, Kroaten en
Slovenen spraken allen dezelfde taal, het Servo-Kroatisch, echter de (Orthodoxe) Servirs en
Bosnirs gebruikten het Cyrillische alfabet en de (Katholieke) Kroaten en Slovenen het Romeinse.
Bij veel mensen in deze landen was het gevoel ontstaan, dat zij eigenlijk n volk, de Zuid Slaven
of Joegoslaven, vormden. De radicale nationalisten onder hen waren al lang tot de conclusie
gekomen dat zij in de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie nooit een gelijkwaardige positie
zouden verwerven en dat de Zuid Slaven hun eigen onafhankelijke staat moesten vormen.
De omverwerping van het oude Ottomaanse regime door de Jonge Turken alsook de
hernieuwde Russische belangstelling (na de nederlaag tegen Japan in 1905) voor het Balkan gebied
stookten de verschillende vuurtjes extra op.
Toen in 1908 de Oostenrijkers Bosni annexeerden, reageerden de Servirs furieus. Echter
zonder steun van hun Russische broeders, die het op hun beloop lieten, konden zij weinig
uitrichten. In hetzelfde jaar wisten Kreta en Bulgarije zich te onttrekken aan de Ottomaanse
heerschappij. Kreta zocht en vond aansluiting bij Griekenland en Bulgarije werd onafhankelijk.
In 1911 verklaarde Itali Turkije de oorlog en veroverde de Dodekanesus en Libi. Bulgarije,
Servi en Griekenland, elk met aanspraken op bepaalde gebieden, gingen gezamenlijk eveneens de
oorlog met de Turken aan. Toen dit succesvol verliep kregen zij onderling onenigheid over
Macedoni en Albani. De Servirs bezetten Albani (toegang tot de zee!), maar moesten
uiteindelijk, tot hun frustratie en woede toestaan dat dit land een onafhankelijk koninkrijk werd.
De Sarajevo Crisis en het Uitbreken van de Oorlog
De moord op de Habsburgse kroonprins, Aartshertog Frans Ferdinand, op 28 juni 1914 in Sarajevo
door een jonge Bosnisch Servische revolutionair schokte de wereld. Voor de Oostenrijkse regering
was het aanleiding om voor eens en altijd af te rekenen met de kern van de Zuid Slavische agitatie,
het onafhankelijke Servi. In de rug gedekt door de befaamde blanco cheque van de Duitsers

stelden zij een voor Servi onacceptabel ultimatum waarna zij de oorlog verklaarden.
De Servirs riepen de hulp in van Rusland, dat overging tot algehele mobilisatie, k aan de
grens met Duitsland. De Russen op hun beurt wisten zich verzekerd van Franse steun. Duitsland
eiste van Rusland stopzetting van de mobilisatie aan haar oostgrens. Toen de Russen dit weigerden,
verklaarden de Duitsers op 1 resp. 3 augustus 1914 Rusland en Frankrijk de oorlog. In eerste
instantie was de Britse positie nog niet duidelijk. Toen echter Duitsland Belgi binnenviel (kortste
route naar Frankrijk) en daarmee het verdrag van 1839 met betrekking tot de Belgische neutraliteit
schond, verklaarde Groot Brittanni op 4 augustus Duitsland de oorlog.
Deze opsomming van gebeurtenissen verklaart nog niet waarom binnen enkele dagen alle
grote Europese naties in een oorlog verwikkeld waren. Europa was verdeeld in twee kampen,
waarbij iedere mogendheid zich verplicht had gevoeld zijn bondgenoten terzijde te staan ongeacht
de aard van de kwestie. En dit omdat allen leefden in angst voor oorlog, een mogelijke, onbekende
toekomstige oorlog waarin zij hun bondgenoten nodig zouden kunnen hebben.
De tragiek van de situatie in 1914 was dat twee relatief achterlijke keizerrijken die op hun
laatste benen liepen en derhalve weinig te verliezen hadden (Rusland met zijn endemische
revolutionaire dreiging en Oostenrijk geteisterd door voortdurende nationalistische agitatie) door
hun allianties de meer geavanceerde West Europese landen mee in het verderf stortten.
Maar ook in het Duitse keizerrijk woedde een interne crisis. De Sociaal Democraten, in 1912
de grootste partij in de Rijksdag, waren sterk antimilitaristisch en dus gekant tegen oorlog. De
keizerlijke regering legde echter nooit verantwoording af aan de meerderheid van het parlement en
had dus sinds 1870 ongehinderd kunnen doorgaan met de opbouw van een militair industrieel
complex dat aan de gewenste nieuwe status van wereldmacht recht deed. Dit is ongetwijfeld een
van de grondoorzaken van de oorlog geweest.
Daarnaast heeft een belangrijke rol gespeeld dat de wereld van 1914 wl een internationale
economie met allerhande interdependenties kende maar over geen enkele internationale
(staats)inrichting beschikte. Er was geen wereldstaat die toezicht hield op het wereldsysteem.
Iedere natie trachtte zo goed mogelijk zijn eigen belangen te verdedigen, hetgeen leidde tot het
systeem van imperialisme waarin iedere Grote Mogendheid een stuk van wereldsysteem voor
zichzelf trachtte te reserveren. Kortom, anarchie op wereldschaal.
86 De Gewapende Patstelling
De Strijd ter Land, 1914-1916
Aanvankelijk leek het Duitse oorlogsplan, dat gebaseerd was op een snelle overrompeling van
Frankrijk om vervolgens alle aandacht op het oostelijke front te richten, op rolletjes te lopen.
Echter, binnen vier weken zag het Duitse opperbevel zich genoodzaakt strijdkrachten terug te
trekken uit Frankrijk, omdat Rusland met twee legers Oost Pruisen was binnengevallen. Een Franse
tegenaanval leidde tot een overwinning in de slag bij de Marne, die het karakter van de oorlog
compleet veranderde. In het oosten behaalden de Duitsers weliswaar grote overwinningen, maar het
westelijke front kwam vrijwel volledig tot stilstand. Geen van beide partijen kon nog een doorbraak
forceren met als resultaat een patstelling in de loopgraven.
De Russen verloren in 1915 veel mensen en veel terrein, maar werden niet definitief
verslagen. Een Frans-Britse poging om via een aanval op Constantinopel de verbinding met de
Russen tot stand te brengen mislukte en in 1916 kwam de nadruk van de strijd weer op noord
Frankrijk te liggen. Eerst probeerden de Duitsers bij Verdun een doorbraak te forceren, waarna de
Geallieerden hetzelfde trachtten te doen met hun offensief bij de Somme. Behalve 1,5 miljoen
doden leverden deze acties in het geheel niets op. Ook het, voor het eerst in de krijgsgeschiedenis,
inzetten van (enkele) tanks door de Britten maakte geen indruk.
De Zeeoorlog
Alhoewel het internationale recht (volgens een in 1909 te Londen gehouden conferentie) erin.
voorzag dat landen zelfs in oorlogstijd niet militair gerelateerde goederen zoals voedsel en katoen
zouden kunnen importeren, hielden de Geallieerden zich hier in het geheel niet aan. Met Franse
hulp stelden de Britten een strikte zeeblokkade in met als doel de Duitse economie te runeren.
Neutrale landen (de V.S., Nederland en Scandinavi) werden hierdoor ook getroffen omdat
zij geen Duitse havens meer mochten aandoen. Met name de V.S. protesteerden met een beroep op
de vrijheid van de zeen heftig, maar toen zij later alsnog deelnamen aan de oorlog bekeerden zij
zich snel tot het geallieerde standpunt. Na de oorlog werd het internationale recht op dit punt
aangepast.
Duitsland antwoordde met een poging tot blokkade van Engelse havens met behulp van

voornamelijk onderzeeboten. Toen echter de lijnboot Lusitania getorpedeerd werd en daarbij


1.200
mensen, onder wie meer dan 100 Amerikaanse staatsburgers, verdronken waarschuwde de
Amerikaanse president Wilson de Duitsers dat herhaling zou worden uitgelegd als een opzettelijke
onvriendelijkheid. Ter voorkoming van problemen beperkten de Duitsers vervolgens gedurende
twee jaar het gebruik van het onderzeebootwapen. Een openlijke zeeslag tussen Groot Brittanni en
Duitsland bij Jutland eindigde weliswaar onbeslist, maar toonde wel de inmiddels formidabele
kracht van de Duitse marine. Het lukte echter niet de Britse suprematie ter zee te ondermijnen.
Diplomatieke Manoeuvres en Geheime Overeenkomsten
Toen de militaire strijd geen beslissing opleverde, begonnen partijen nieuwe bondgenoten te
zoeken. De Turken (1914) en Bulgaren (1915) hadden zich al bij de Centralen aangesloten, maar de
belangrijkste prijs was Itali. De Italianen onderhandelden langdurig en onverstoorbaar met beide
zijden. De mogelijkheid om de Italiaanse staat te voltooien met Zuid Tirol, Istri en enkele
Dalmatische eilanden deed hen uiteindelijk kiezen voor de Geallieerden, die ook nog uitbreiding van
de Italiaanse bezittingen in Libi en Somaliland beloofden. In 1915 opende Itali een front tegen
Oostenrijk-Hongarije.
Beide allianties probeerden ook intriges uit te lokken met minderheden en ontevreden
groepen binnen het gebied van de tegenpartij. Duitse opzetjes waren er in Polen (belofte van
onafhankelijkheid), Oekrane (aanwakkeren nationalisme), Vlaanderen (stichten pro-Duitse
beweging), Noord Afrika, Ierland en zelfs Mexico (alliantie in geval Duitsland en de V.S. in oorlog
met elkaar kwamen, waarbij Mexico de verloren gebieden zou terugkrijgen).
De Geallieerden beloofden eveneens onafhankelijkheid aan de Polen en daarnaast aan de
Tsjechen, de Slowaken en de Zuid Slaven. Tevens steunden zij, middels de Britse kolonel Lawrence,
een Arabische opstand tegen de Turken en ondersteunden zij het idee voor een Joods thuisland in
Palestina.
Met relatief gemak maakten de Fransen en Britten zich meester van de Duitse kolonin in
Afrika, de Duitse concessies in China en Duitse eilanden in de Stille Zuidzee. Japan, bondgenoot van
de Britten (sinds 1902), dwong in 1915 vergaande concessies van China af, waarbij het Mantsjoerije
en grote delen van Noord China als protectoraat verkreeg.
De Duitsers hadden echter ook sterk expansionistische oorlogsdoelen in Europa zelf. Toen de
oorlog zo voorspoedig leek te verlopen hadden zij plannen voor grootscheepse annexaties en de
vorming van satellietstaten ontwikkeld. Litouwen en de Baltische kust zouden afhankelijke staten
worden, evenals Belgi. Grote delen van Polen en het nog Franse gedeelte van Lotharingen zouden
worden geannexeerd.
Al deze ontwikkelingen zouden in 1919 nog tot grote problemen leiden aan de
vredesconferentietafel. Slechts door toedoen van de Amerikaanse president Wilson, in november
1916 herkozen op een programma gericht op het buiten de oorlog houden van de V.S., lieten de
Europeanen hun destabiliserende manier van (machts)politiek bedrijven uiteindelijk enigszins varen.
Eind 1916 was echter nog moeilijk in te zien hoe de Eerste Wereldoorlog zou eindigen.
87 De Ineenstorting van Rusland en de Interventie van de Verenigde Staten
De Terugtrekking van Rusland: Revolutie en het Verdrag van Brest-Litowsk
De klungelende, oneerlijke en geheimzinnige tsaristische regering van Rusland was het eerste
slachtoffer van de oorlog. Door miljoenen boeren zonder fatsoenlijke uitrusting de oorlog, en dus de
dood, in te jagen verloor het regime het laatste beetje loyaliteit onder het volk. Muiterij en
stakingen in St. Petersburg leidden in maart 1917 tot het aftreden van Nicolaas II, waarna een
Voorlopige Regering van voornamelijk uit de adel en de middenklasse stammende liberale
democraten aantrad.
De Voorlopige Regering meende de oorlog te moeten voortzetten, maar het leger was
dermate gedemoraliseerd dat het desintegreerde. Het Russische gewone volk was de oorlog meer
dan zat en had bovendien weinig op met de verwesterde intellectuelen en professionals in de
regering. De marxistische partij, verdeeld in meer gematigde mensjewieken en meer radicale
bolsjewieken, genoot een steeds grotere populariteit. In april keerde de bolsjewistische leider
Lenin, daartoe in staat gesteld door een vrijgeleide van de Duitsers (!), uit Zwitserse ballingschap
terug naar zijn vaderland.
De positie van de Voorlopige Regering werd in rap tempo onhoudbaar en in november
grepen Lenins bolsjewieken de macht. Onmiddellijk openden zij vredesbesprekingen met Duitsland.
Deze leidden in maart 1918 tot de vrede, onder voor de Russen zr ongunstige voorwaarden, van
Brest-Litowsk. De Russen werden verplicht de inmiddels overal (d.w.z. in Polen, Oekrane, Finland

en de Baltische staten) uitgeroepen onafhankelijkheid te erkennen.


Voor Duitsland betekende Brest-Litowsk een groot succes. In de nieuw gevormde staten
konden zij marionettenregeringen installeren en de oorlog was gereduceerd tot slechts een front,
waar zij nu alle aandacht op kon richten. Zo werd 1918 het jaar van het laatste grote Duitse
offensief in de hoop dat dit beindigd zou kunnen worden vrdat het Amerikaanse leger zich in zijn
volledige sterkte in Frankrijk had ontplooid. Gebruikmakend van gifgas en 6.000 stukken artillerie
waren de Duitsers eind mei 1918 Parijs tot op 60 kilometer genaderd.
De Verenigde Staten en de Oorlog
Het Amerikaanse volk, dat zijn wortels voor een groot deel in (de verschillende oorlogvoerende
landen van) Europa had liggen, was sterk verdeeld inzake de oorlog. President Wilson had zeer lange
tijd een neutralistische politiek gevoerd. De vervanging van het tsaristische regime, begin 1917,
door een meer democratische en vooruitstrevende regering deed de balans doorslaan ten gunste van
de Geallieerden. De roep om door middel van een Amerikaanse interventie de democratie te
beschermen werd steeds luider.
Tegelijkertijd lieten de Duitsers hun voorzichtigheid ten opzichte van de V.S. varen. In de
sterk door de legerleiding gevoede veronderstelling dat zij met een blokkade van de Engelse havens
Groot Brittanni binnen zes maanden op de knien zouden kunnen dwingen, hervatten zij op 1
februari 1917 de onbeperkte duikbootoorlog. Nadat in februari en maart verschillende Amerikaanse
schepen tot zinken waren gebracht, verklaarde op 6 april het Congres Duitsland de oorlog.
Aanvankelijk overtrof de duikbootoorlog alle Duitse verwachtingen. In de eerste drie
maanden werd bijna 2 miljoen aan scheepstonnage getorpedeerd. Geleidelijk aan wisten de
Geallieerden de bestrijding van duikboten te verbeteren, maar de bela ngrijkste tegenmaatregel
was
wel het konvooieren van vrachtschepen. De Amerikaanse marine, die wel al op sterkte was,
verleende daarbij essentile bescherming. Eind 1917 was het gevaar van de Duitse U-boten
grotendeels onder controle.
Te land wisten de Fransen en Britten met veel moeite stand te houden. Na enkele vergeefse
offensieven besloot de Franse opperbevelhebber Ptain te wachten op de Amerikanen en de tanks.
Aan het zuidelijke front wisten de met Duitsers versterkte Oostenrijks-Hongaarse troepen de
Italianen te verslaan en terug te dringen, maar ook hier wisten de Italianen uiteindelijk stand te
houden. De patstelling duurde voort.
In de V.S. kwam inmiddels een gigantische mobilisatie op gang. 3,5 Miljoen burgers werden
onder de wapenen geroepen. Daarnaast vloeide zon US$ 10 miljard aan steun naar de Geallieerden,
die dit geld voornamelijk besteedden aan voedsel en munitie in de V.S.. Voor het Amerikaanse
bedrijfsleven betekende n en ander een enorme hausse. De Amerikaanse bevolking haalde de
buikriem aan: o.a. vlees en suiker werd gerantsoeneerd. Bepaalde consumptie artikelen werden niet
meer geproduceerd teneinde metalen te sparen ten behoeve van de wapenproductie. Op deze
manier wisten de V.S. enorme voorraden goederen beschikbaar te stellen voor zowel de
Geallieerden als voor het eigen leger.
De Laatste Fase van de Oorlog
Zoals gezegd lanceerden de Duitsers voorjaar 1918 hun eindoffensief dat hen op 15 juli op 60
kilometer van Parijs bracht. Inmiddels landden maandelijks 250.000 Amerikaanse soldaten in
Frankrijk. Op 18 juli waren 9 Amerikaanse divisies beschikbaar als speerpunt van de Geallieerde
tegenaanval tegen het te ver opgerukte Duitse leger. De Geallieerden namen het initiatief over en
de Duitsers waren gedwongen de strijd te staken, waarna op 11 november een wapenstilstand werd
gearrangeerd.
De verschrikking, die deze bijna vier en een half haar oorlog met zich had gebracht, is niet
alleen weer te geven met de statistieken van 10 miljoen doden en 20 miljoen gewonden. De
patstelling kon slechts doorbroken worden door de Amerikanen, die slechts gedurende 4 maanden
aan de daadwerkelijke gevechtshandelingen hebben deelgenomen. Ten tijde van de wapenstilstand
waren er twee miljoen Amerikaanse soldaten in Frankrijk en nog eens een miljoen onderweg. Zij
hebben de balans doen doorslaan.

88 De Ineenstorting van de Oostenrijkse en Duitse Keizerrijken


Ook voor de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse keizerrijken bleek de oorlog fataal te zijn. De
onderworpen Habsburgse nationaliteiten verklaarden zich allen onafhankelijk. In zowel (klein)
Oostenrijk als Hongarije werd, nadat keizer Karel I was afgetreden, de republiek uitgeroepen,
terwijl zich tevens de nieuwe staten Tsjecho-Slowakije, Joegoslavi, en Roemeni vormden.
Het Duitse rijk, waar Generaal Ludendorff de laatste jaren een dictatoriale macht had
uitgeoefend, stond tot in de laatste weken fier overeind. Slechts Ludendorff en zijn naaste
medewerkers beseften in september 1918 dat het afgelopen was. Om het gezicht van het leger te
redden drong hij er dan ook op aan dat er een nieuwe democratische regering zou komen. Deze zou
dan de oneervolle vredesonderhandelingen met de Geallieerden kunnen voeren. President Wilson
speelde, door aan te dringen dat er een meer democratische Duitse regering kwam, de Duitse
legertop in de kaart.
Naarmate in Duitsland het militaire debacle duidelijker werd, werd keizer Wilhelm II meer
en meer gezien als een hinderpaal voor de vrede. De druk op hem nam van alle kanten (officieren
en soldaten, arbeiders, socialistische partij) toe en op 9 november deed hij afstand. Wilhelm zocht
en vond politiek asiel in Nederland, waar hij tot zijn dood in 1941 verbleef.
De val van de keizer en de daaropvolgende republiek (de Weimar Republiek) waren niet
zozeer het gevolg van een binnenlandse revolutionaire actie maar veeleer een uitkomst van de
eisen
van de Geallieerde overwinnaars, de vredeswens van de Duitse bevolking en de (tactische)
afwezigheid van de Duitse militaire klasse. Toen de oorlog eindigde, was het Duitse leger,
schijnbaar gedisciplineerd als altijd, nog steeds op Franse bodem aanwezig. Zo kon later door
sommigen, die daar politiek belang bij hadden, beweerd worden dat het Duitse leger niet verslagen
was maar in de rug gestoken door een afbrokkelend thuisfront.
89 De Economische, Sociale en Culturele Gevolgen van de Oorlog
Effecten op het Kapitalisme: Overheidsbemoeienis met de Economie
Het oude kapitalistische, of klassiek liberale, idee dat de overheid slechts bepaalde algemene
voorwaarden waaronder zaken konden worden gedaan diende te regelen en verder het bedrijfsleven
met rust moest laten, kreeg door de oorlog de nekslag. Al geruime tijd voor 1914 hadden overheden
het economische speelveld betreden door tarieven te heffen, nationale industrien te beschermen,
op imperialistische wijze in- en verkoopmarkten te veroveren en sociale wetgeving ten behoeve van
de loontrekkers. Maar van echte planeconomie was geen sprake.
Toen de oorlog veel langer duurde dan een ieder had verwacht zetten alle regeringen in de
loop van 1915 een systeem van instituties op ter cordinatie van haar oorlogsinspanning. Het doel
was alle arbeid en alle natuurlijke hulpbronnen, uit eigen land of gemporteerd, zo effectief
mogelijk in te zetten. Productie voor civiel gebruik werd tot een minimum beperkt. Het opstarten
van een nieuw bedrijf of het beindigen van een bedrijf(sactiviteit) vereiste toestemming van de
overheid.
Rationalisatie van de productie in het landsbelang was het devies. Arbeiders en vakbonden
werden ontmoedigd om te protesteren tegen lange uren of lage lonen of om te staken. Bij de
hogere en middenklassen werd gematigdheid in consumptie bon ton.
De verplichte militaire dienstplicht was de eerste stap in de allocatie van menskracht. De
onverzadigbare behoefte aan steeds weer nieuwe troepen, maakte dat mannen die aanvankelijk van
militaire dienst waren vrijgesteld op grond van hun rol in het arbeidsproces of vanwege fysieke
tekortkomingen, toch werden opgeroepen. Het waren de vrouwen die daarop veel van origine
mannenwerk overnamen. Deze veel grotere economische participatie heeft een ommekeer teweeg
gebracht in de maatschappelijke positie van de vrouw.
Door allerhande maatregelen ( o.a. hogere beloning, vrijstelling van militaire dienst en niet
te vergeten patriottische propaganda) hebben de overheden grote aantallen arbeiders naar de
oorlogsindustrie gelokt. Ook de buitenlandse handel en scheepvaart werden volledig door de
regeringen gecontroleerd. In feite was sprake van een staatsmonopolie, waarbij het bedrijfsleven
opereerde onder een stelsel van vergunningen en quota.
Topexporteur waren de V.S., waar de Europese Geallieerden met behulp van enorme
leningen van de Amerikaanse regering hun inkopen deden. Britse en Franse particuliere
investeerders verkochten, onder druk, hun Amerikaanse aandelen en obligaties en verkregen
daarvoor ponden en franken, terwijl hun regeringen zich over de dollars ontfermden. En de V.S.
veranderden in een tijdsbestek van vijf jaar van een debiteur in s werelds grootste crediteur (1919
US$ 10 miljard).
Duitsland, dat vrijwel volledig van de zee was afgesloten, moest nog striktere maatregelen

nemen. Roemeense olie en Oekraens graan, die laat in de oorlog beschikbaar kwamen, waren geen
substituut voor de wereldhandel waar het land voor de oorlog op dreef. Gekozen werd voor een
systeem van oorlogssocialisme, waarbij de productie georganiseerd in samenwerkingsverbanden
van particuliere ondernemingen onder scherp overheidstoezicht. Zo werd In alle oorlogvoerende
landen de vrije mededinging tussen individuele bedrijven vervangen door een systeem van
cordinatie.
Inflatie, Industrile Veranderingen, Beheersing van het Denken
Geen enkele regering kon de kosten van oorlogvoering opbrengen uit de belastingen alleen. Allen
namen hun toevlucht tot het drukken van bankbiljetten met een snelle prijsinflatie tot gevolg. Het
hardst getroffen werden diegenen die van een vast inkomen moesten rondkomen, zoals renteniers,
professionals, ambtenaren en anderen met vaste jaarsalarissen. Hun levensstandaard, en ook hun
status en prestige, werd ernstig bedreigd. Ook legden de oorlogvoerende landen aldus een zware
hypotheek op de toekomst. Ooit zouden de oorlogsschulden moeten worden afbetaald door
jarenlang meer te produceren dan te consumeren. De levensstandaard van Europa als geheel liep
ernstig gevaar.
Bovendien verloor Europa haar leidende positie op de wereldmarkten. Niet alleen aan de
Amerikanen, maar ook aan de Japanners die de Chinese markt veroverden en aan de Brazilianen,
Argentijnen en Indirs, die allemaal hun eigen industrien begonnen op te bouwen. Na de oorlog
zou Europa met een reeks nieuwe concurrenten worden geconfronteerd.
Naast beheersing van de economie streefden alle oorlogvoerende staten er ook naar het
denken van hun onderdanen onder controle te krijgen. Propaganda en censuur werden stringenter
en effectiever dan ooit tevoren. Vrijheid van meningsuiting, in de periode voor 1914 vrijwel
gemeengoed geworden, werd volledig afgedankt. De massapers en de film bleken ideale nieuwe
media om het denken van de mensen te benvloeden. In de Geallieerde landen was de Keizer een
duivel en In Duitsland leerde de bevolking dat Engeland met zijn blokkade een kindermoordenaar
was. Dit soort ingewortelde ideen en overtuigingen bleven lang na de oorlog voortleven.
Cultuurpessimisme
Werd in het begin van de oorlog door jonge schrijvers nog wel eens de loftrompet gestoken over
opofferingen voor de natie, vier jaren van dood en verderf later was deze vaderlandsliefde verkeerd
in cynisme, pessimisme en wanhoop. De zinloze oorlog werd gehekeld en men stak de draak met de
propaganda.
Naoorlogse werken van Freud, Spengler en anderen gaven uiting aan een wijdverbreid
cultuurpessimisme. Zij schilderden een treurig beeld van het verval van de Westerse beschaving en
de moeizame strijd die de mensheid in dit verband te wachten stond. Spenglers geschiedkundige
theorie bood een verklaring voor de gebeurtenissen die overigens simpelweg chaotisch en absurd
leken.
Het absurdisme verbreidde zich ook via kunststromingen als het Dadasme, dat overigens vrij
snel verdween om plaats te maken voor de veel invloedrijkere ideen van het Surrealisme. Ook
nuchterder kunstenaars als de beroemde Duitse schrijver Thomas Mann en de Ierse dichter W.B.
Yeats vonden hun inspiratie in het feit dat er in Europa iets vreselijk mis was gegaan.
90 De Vrede van Parijs, 1919
Zonder het bolsjewistische Rusland, maar met de zwoegende min of meer revolutionaire regimes
van de voormalige keizerrijken Duitsland en Oostenrijk en met de ineffectieve regeringen van een
serie nieuwe republieken (van Estland tot het Donau bassin) verzamelden zich de overwinnaars in
1919 in Parijs. Daar werden vijf afzonderlijke verdragen gesloten met de verliezers Oostenrijk,
Hongarije, Bulgarije, Turkije en uiteraard Duitsland.
De Veertien Punten en het Verdrag van Versailles
Vol ontzag en verwachting keek de gehele wereld naar de president van de V.S., wier interventie
daar waren vriend en vijand het over eens beslissend was geweest. President Wilsons visie was
algemeen bekend, sinds hij deze in januari 1918 had verwoord in zijn Veertien Punten. Samengevat
stonden deze voor de verwezenlijking van de democratische, liberale, vooruitstrevende en
nationalistische bewegingen van voorafgaande eeuw en voor de ideen van de Verlichting, de
Franse Revolutie en de revoluties van 1848.
n van de Punten behelsde de oprichting van een internationale politieke organisatie die
oorlogen moest zien te voorkomen . Tenslotte was Wilson op zoek naar een ander type verdrag, dat
niet, zoals in het verleden veelal het geval was, gebaseerd was op machtspolitiek en

opportunistische koehandel zonder acht te slaan op de belangen van de betrokken volken. Alhoewel
er op enkele punten voorbehouden werden gemaakt, verkreeg Wilson de acceptatie van de
Geallieerden van zijn Veertien Punten.
Zevenentwintig naties waren in Parijs vertegenwoordigd, maar alle belangrijke beslissingen
werden genomen door de Grote Vier, Wilson zelf, de Engelsman Lloyd George, Clemenceau voor
Frankrijk en de Italiaan Orlando. Alhoewel alle vier democratische gekozen regeringsleiders waren
en derhalve met autoriteit konden spreken en handelen, was het qua persoonlijkheden een
moeizaam functionerend kwartet.
In eerste aanleg maakte Wilson zich sterk voor een permanent internationaal lichaam, de
Volkenbond. Weinig Europeanen hadden fiducie in een dergelijk instituut, maar zij gaven toe.
Hiertegenover had Wilson wel concessies moeten doen ten aanzien van enkele van zijn Veertien
Punten. Zaken als zelfbeschikkingsrecht voor alle nationaliteiten en aanpassingen in de kolonin
zouden echter altijd wel discussie opgeleverd hebben en Wilson meende dat die op een later
tijdstip in de Volkenbond wel zouden kunnen geadresseerd.
D eis van de Fransen was zekerheid tegenover Duitsland. Na lange discussies moest
Frankrijk zich tevreden stellen met de controle over het Saar gebied (kolen!) gedurende 15 jaar, de
teruggave van Elzas-Lotharingen alsmede de belofte van Groot Brittanni en de V.S. dat zij de
Fransen onmiddellijk te hulp zouden komen in geval van een Duitse aanval.
In oost Europa wensten de Geallieerden sterke bufferstaten tegen Rusland te creren. Er
werd een nieuwe Poolse staat gevormd, waarin niet alleen alle volledige Poolse gebieden lagen
maar ook de gebieden met deels Poolse en deels Duitse bevolkingsgroepen. En Polen kreeg een
corridor naar de Oostzee, hetgeen tevens betekende dat Oost Pruisen van de rest van Duitsland was
afgesneden. Een vage Oostenrijkse poging tot aansluiting bij de Duitse republiek werd door de
geallieerden niet gehonoreerd. Oostenrijk werd een kleine staat. En de Duitsers in Bohemen werden
tot hun ongenoegen Tsjecho-Slowaakse burgers.
Duitsland verloor al zijn kolonin. De Volkenbond ontfermde zich over de gebieden, waarna
zij deze ter besturing als mandaat aan verschillende mogendheden overdroeg. Frankrijk en Groot
Brittanni verdeelden de beste gebieden onder elkaar en Zuid Afrika kreeg Duits Zuidwest Afrika
(Namibi).
De Geallieerden namen de Duitse vloot over, maar de Duitse bemanningen brachten de
schepen tot zinken bij de Orkney Eilanden. Het Duitse leger werd gelimiteerd tot 100.000 man en
mocht geen zware artillerie, luchtmacht en onderzeers hebben.
Voor de Fransen, op wier grondgebied vier jaar lang het westelijke front had gelegen, was
het door de Duitsers betalen van een oorlogsschadevergoeding een tweede keiharde eis. De geiste
bedragen waren dermate astronomisch, dat zelfs Clemenceau moest toegeven dat zij praktisch
onuitvoerbaar waren. Het was in feite vooral een emotionele kwestie. Uiteindelijk werd in het
verdrag van Versailles (d.w.z. dat met de Duitsers) geen exact bedrag genoemd. Een commissie zou
zich daar nader over buigen. Voor de Geallieerden was economische redelijkheid en haalbaarheid
geen issue: het was simpel een kwestie van boetedoening en de bedragen zouden hoog zijn.
Mede met het oog op de rechtvaardiging van deze herstelbetalingen werden de Duitsers
gedwongen de verantwoordelijkheid voor hun oorlogsmisdaden op zich te nemen. Zelf voelden zij
die verantwoordelijkheid geenszins en deze clausule met betrekking tot de oorlogsmisdaden was
zelfs voor gematigde Duitsers een gruwelijke aantasting van hun zelfrespect.
Het verdrag van Versailles werd in drie maanden in elkaar getimmerd en als dictaat
opgelegd aan Duitsland, dat dan ook prompt weigerde te tekenen. Nadat de Geallieerden met
hervatting van de oorlog hadden gedreigd, werden uiteindelijk twee vrijwel onbekende Duitse
vertegenwoordigers gevonden die bereid waren het vernederende stuk te ondertekenen.
Vier andere verdragen tekenden een nieuwe kaart van oost Europa. Zeven nieuwe staten
zagen het licht: Finland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavi.
Roemeni werd vergroot met voormalig Hongaarse en Russische gebieden, evenals Griekenland, dat
Turks gebied erbij kreeg. Oostenrijk en Hongarije waren voortaan kleine staten.
Het Ottomaanse Rijk hield op te bestaan. Het nieuwe Turkije bestond nog slechts uit
Constantinopel en Klein-Azi. Syri en Libanon werden Franse mandaten en Irak en Palestina Britse.
De gordel van staten van Finland tot Roemeni werd beschouwd als een cordon sanitaire tegen
infectie van Europa door het communistische virus.
De Betekenis van de Vredesregeling van Parijs
De erkenning van het recht op zelfbeschikking, inhoudende dat ieder volk of iedere natie
(gedefinieerd als entiteit waar dezelfde taal gesproken wordt) in beginsel zijn eigen soevereine en
onafhankelijke staat kreeg, was het leidende principe van de regeling van Parijs. Ht probleem was

echter, dat iedere nieuw gevormde staat hetzij vreemde minderheden binnen zijn grenzen had
hetzij kon beweren dat mensen van hun eigen soort in aangrenzende staten onder buitenlands
bestuur leefden.
Het verdrag van Versailles, dat bedoeld was om een eind te maken aan de Duitse dreiging,
was een mislukking. Het was te streng om een verzoening tot stand te brengen en het was te
clement om Duitsland te vernietigen. Onbewust hebben de overwinnaars Ludendorff en Duitse
reactionairen in de kaart gespeeld; de Duitse sociaal-democraten en liberalen hebben de schande
van Versailles gedragen. Van begin af hebben de Duitsers geen enkele intentie gehad zich aan de
bepalingen van het verdrag te houden, terwijl de Geallieerden al vrij snel inzagen dat die
bepalingen te streng waren en derhalve weinig trek hadden in rigoureuze handhaving ervan. Dit gaf
Duitse agitatoren, die herroeping van het verdrag eisten, weer meer ammunitie.
Veel betrokken partijen hadden reden om ontevreden te zijn. De Italianen omdat zij niets in
de koloniale sfeer gekregen hadden. De Russen omdat zij zich al snel realiseerden dat het cordon
sanitaire voor een groot deel bestond uit gebieden die vroeger tot het Russische rijk hadden
behoord. En de Fransen omdat de V.S., waar zich al spoedig een golf van isolationisme en walging
over Europa verspreidde, het verdrag van Versailles nooit hebben geratificeerd. Dit laatste
betekende dat Frankrijk geen Brits-Amerikaanse garantie in geval van een Duitse aanval had en
vervolgens heeft geprobeerd Duitsland meer onder duim te houden met alle complicaties van dien.
De Volkenbond, die gevestigd werd in Genve, betekende een grote stap voorwaarts ten
opzichte van de internationale anarchie van voor 1914. Wilsons ideaal is niet gestorven. Maar de
V.S. zijn nooit lid geworden en Duitsland en Rusland pas in 1926 resp. 1934. De Grote Mogendheden
had het er voor het zeggen en velen beschouwden de bond als een werktuig van de Fransen en
Britten ter handhaving van de status quo.
De Eerste Wereldoorlog heeft de oeroude instituties van de monarchie en het aristocratische
feodalisme de genadeslag gegeven. Maar de overwinning van de democratie was een bittere. Het
met de Franse en Amerikaanse revoluties ingezette proces liep weliswaar door, maar er was nog
geen afdoende oplossing voor de basale problemen van de moderne beschaving, de industrialisatie
het nationalisme, de economische zekerheid en de internationale stabiliteit. En de grote Europese
staten waren danig verzwakt in het licht van Amerikas economische macht, Ruslands
revolutionaire

Hoofdstuk 18 De Russische Revolutie en de Sovjet Unie


De Russische Revolutie van 1917 kan qua historisch gewicht vergeleken worden met de Franse van
1789. De overeenkomsten zijn velerlei: beide vonden hun oorsprong in diepgewortelde en verre
oorzaken en beide hadden in repercussies in veel landen en gedurende lange tijd. Beide revoluties
waren bevrijdingsbewegingen, de ene tegen feodalisme en despotisme en de ander tegen
kapitalisme en imperialisme, die een internationaal karakter hadden, met zowel fervente
volgelingen als aperte tegenstanders over vrijwel gehele wereld. En ook in de revolutionaire
praktische politiek waren de overeenkomsten frappant. Zodra het oude regime omvergeworpen was,
ontstond er tweedracht over de vorming van een nieuw bestuur, waarna de revolutionairen elkaar
van kant maakten totdat een kleine, goed georganiseerde minderheid alle oppositie wist te
onderdrukken.
Toch zijn er ook verschillen. Rusland was rond 1900 een achterlijk land, terwijl Frankrijk in
1780 in veel opzichten tot de avant-garde behoorde. De sterkste kracht achter de Franse Revolutie
was de bourgeoisie, achter de Russische de boeren en de arbeiders. In Frankrijk geschiedde de
revolutie min of meer, waarbij gewone mensen zich plotseling in een revolutionaire situatie
bevonden en dienden te improviseren. In Rusland waren professionele revolutionairen aan het werk,
die zich gedurende 20 jaar hadden voorbereid op hun moment. Hierbij zij wel aangetekend dat het
niet deze professionals, Lenin en zijn Bolsjewieken, waren, die de revolutie tot stand hebben
gebracht. Zij hebben haar halverwege overgenomen.
91 Achtergronden
Rusland na 1881: Reactie en Vooruitgang
Na de moord op zijn vader heeft Alexander III (1881-1894) geprobeerd de revolutionaire beweging te
vermorzelen. Revolutionairen en terroristen gingen op grote schaal in ballingschap. Daarnaast
startte het keizerrijk een programma van systematische Russificering, waarbij voor Polen,
Oekraners en alle andere overheerste volken een gedwongen assimilatie van de Russische cultuur
dreigde. De Jodenvervolgingen in die periode waren de ergste tot dan toe.
Alhoewel deze politiek een sterk Slavisch-nationaal karakter had, werd Rusland in die
periode toch meer dan ooit een onderdeel van de Europese beschaving. Deels lag dit aan de grote
werken van schrijvers als Tolstoj en Dostojevski en componisten als Tsjaikovski en Rimski-Korssakov,
die in West Europa grote populariteit genoten. Maar ook de bijdrage van Russen, die werden gezien
als bijzonder getalenteerd in diepzinnige intellectuele vraagstukken als die van de hogere wiskunde,
natuurkunde en schaken, aan de wetenschap speelde hierbij een rol.
Ook de Industrile Revolutie bond Rusland sterker aan het Westen, dat er in 1914 zon US $
4 miljard had genvesteerd in spoorwegen, mijnen en fabrieken. Alhoewel in vergelijking tot het
Westen onderontwikkeld industrialiseerde Rusland in hoog tempo, waarbij de export en import
tussen 1880 en 1913 vervier- resp. vervijfvoudigde.
Industrialisatie bracht ook een geleidelijke groei van de klassen van de bourgeoisie en de
loontrekkers. Hun aantal bleef relatief klein en hun invloed werd beperkt door het verbod op
vakbonden en stakingen, welke laatste echter in de 90-er jaren wel degelijk en op grote schaal
voorkwamen. Het organiseren van stakingen werd vergemakkelijkt door de concentratie van
industrie in grote bedrijven. De klasse van de kapitalisten was in Rusland betrekkelijk zwak als
gevolg van het feit dat veel bedrijven in handen waren van buitenlandse investeerders of van het
tsaristische regime zelf. Niettemin vormden zakenlieden, professionals en ondernemende
grootgrondbezitters een liberaal segment in de publieke opinie, van waaruit in 1905 de
Constitutionele Democratische partij (de Kadetten) ontstond.
Toch bleef Rusland eerst en vooral een landbouwgebied, waar 80% van de bevolking
werkzaam was. En de boerenklasse bleef een onderdrukte klasse, ook na de afschaffing van de
horigheid in 1861. Tot 1906 betaalden zij nog aflossingen aan de voormalige eigenaren en ook
daarna bleven zij opgezadeld met hoge lasten, niet in het minst de zwaar drukkende belastingen.
Onder deze pressie en ook ten gevolge van de nogal primitieve technieken zochten de boeren
voortdurend naar uitbreiding van hun areaal. Dit speelde zowel bij de individuele boeren als bij de
mirs, de dorpsgemeenschappen die een soort commune van een aantal boerengezinnen vormden.
Zeker de mirs waren tamelijk succesvol in het verwerven van land van eigenaren, die niet zelf
boerden. De mirs maakten een bloeiperiode door: meer dan de helft van alle boeren prefereerden
de gemeenschappelijke zekerheid boven de onzekere voordelen van het particuliere eigendom.
Uitzondering hierop was een minderheid van meer ondernemende en rijkere boeren, die later

koelakken werden genoemd.


De Opkomst van Revolutionaire Partijen
Van oudsher waren de boeren d bron van revolutionaire beroering in Rusland. In de laatste drie
decennia van de 19e eeuw waren zij echter opvallend rustig. Schijnbaar was hun opstandigheid
geluwd. Een andere traditioneel revolutionaire bevolkingsgroep waren de intelligentsia, die,
opgegroeid onder de condities van het tsaardom, zich dikwijls tot een gewelddadige aanpak
aangetrokken voelden. Reeds lang vormden zij geheime organisaties, gericht op het plegen van
aanslagen en het omverwerpen van het regime, dat op zijn beurt er vaak in slaagde spionnen te
laten infiltreren.
Omdat de revolutionaire intelligentsia in de praktijk toch niet zo veel konden uitrichten,
hielden zij zich voornamelijk bezig met heftige interne discussies over doctrine en het vormen van
een revolutionaire volksbeweging. Deze laatste meenden zij eerder te kunnen vinden in de
boerenstand dan in de fabrieksarbeiders. De meesten waren dan ook populisten, die een soort
mystiek geloof hadden in de nog te mobiliseren enorme macht van het Russische volk. Zij
bewonderden de mir als een commune naar socialistisch idee, die zij wilden versterken als
onderdeel van de strijd van de boeren tegen de landheren. Tegelijkertijd hoopten zij de
verschrikkingen van het kapitalisme en de bijbehorende klassenstrijd in Rusland te kunnen
overslaan. In 1901 richtten de populisten de Sociaal Revolutionaire partij op.
Uit teleurstelling over de berusting van de boeren, terwijl de fabrieksarbeiders juist van
zich lieten horen door middel van stakingen, bekeerden in de loop der tijd nogal wat populisten,
die zich vooral in Zwitserland in ballingschap hadden begeven, tot het Marxisme. Jonge leiders als
Lenin (1870-1924), Trotski (1879-1940), Stalin (1879-1953) en anderen maakten daarbij hun entree.
Van deze was Lenin ontegenzeggelijk de voorman. Afkomstig uit de betere middenklasse werd hem,
door betrokkenheid van zijn oudere broer bij een moordaanslag op Alexander III, het studeren in
Rusland onmogelijk gemaakt en bleef hem weinig anders over dan beroepsrevolutionair te worden.
Na een arrestatie werd hij voor drie jaar naar Siberi verbannen. Eenmaal vrij vertrok hij in
1900 naar West Europa, waar hij zijn intelligentie, zijn tactisch vernuft en zijn uitzonderlijke
gedrevenheid volledig in dienst van de revolutie stelde.
Al in 1898 hadden Marxisten in Rusland, daartoe aangespoord door ballingen, de Sociaal
Democratische Arbeiders partij opgericht. Deze partij was meer Europees georinteerd dan de
Sociaal Revolutionairen, met name omdat veel van hun zegslieden daar verbleven. De Marxistische
Sociaal Democraten zagen in het stadsproletariaat de ware revolutionaire klasse en bekeken de
boerenstand in de hun in hun ogen belachelijke mirs met wantrouwen. Ook keurden zij, net als Marx
had gedaan, sporadisch terrorisme en moord af.
Splitsing in de Sociaal Democraten: Bolsjewieken en Mensjewieken
Op een partijcongres in 1903 te Brussel en Londen, waar het de bedoeling was het Russische
Marxisme te verenigen, kwam het juist tot een scheiding der geesten tussen enerzijds de
Bolsjewieken (meerderheid) en Mensjewieken (minderheid). Het verschil tussen Bolsjewisme, of
Leninisme, en Mensjewisme was is eerste aanleg vooral een zaak van organisatie en tactiek. Lenin
geloofde heilig in een partij die uit een kleine revolutionaire elite bestond, terwijl zijn
tegenstanders voorstander waren van een meer open volkspartij. Voor Lenin moest er een strak
geleide, gecentraliseerde partij zijn, geleid door een centraal comit dat de leer vaststelde en
controle uitoefende over alle personen op alle niveaus binnen de partij. Samenwerking met
liberalen, progressieven en anderen, zoals de Mensjewieken voorstonden, zag Lenin uitsluitend als
een puur tijdelijke, tactische optie. De dictatuur van het proletariaat was te allen tijde het
einddoel.
De enige echte toevoeging die Lenin het Marxisme meegaf, was zijn visie dat het
imperialisme het exclusieve product van monopoliekapitalisme was en als zodanig de hoogste of
finale fase van het kapitalisme betekende. De imperiale wedijver zou leiden tot internationale
oorlogen over de verdeling van kolonin en de onafhankelijkheidsstrijd van gekoloniseerden
intensiveren. Dit zou het proletariaat van nieuwe mogelijkheden tot revolutie voorzien.
Alle andere toevoegingen aan het Marxisme deden volgens Lenin slechts af aan de
oorspronkelijke principes. In feite was Lenin, waar het de dogmas betreft, marxistischer dan Marx.
De bijdrage van het Leninisme is dan ook vooral gelegen in de vorming van een beweging. Lenin was
een activist, de ultieme agitator en de veldheer in de klassenoorlog, die even gemakkelijk een
partijcongres als een menigte arbeiders bespeelde.
Bovenal heeft Lenin Marx idee over de rol van de partij uitgewerkt. Gevoed door de rijke

ervaring van Russische revolutionairen, met hun samenzweerderige geheimzinnigheid, bouwde hij
voort op Marx. De partij was een organisatie waarin intellectuelen de leiding namen en dachten
voor de arbeiders, die zelf onvoldoende inzicht hadden. Zij hadden daarbij tot taak de
revisionistische vakbonden en de arbeiders klassenbewust en dus revolutionair te maken. Zij waren
daarbij gewapend met objectieve kennis, waardoor zij het niet nodig hadden naar de
subjectieve meningen van anderen te luisteren. Lenin sloot een huwelijk tussen Russische
revolutionaire tradities en de Westerse leer van Marx, waaruit als nageslacht het communisme
ontstond, dat in 1905 evenwel nog weinig in de melk te brokkelen had.
92 De Revolutie van 1905
Achtergrond en Revolutionaire Gebeurtenissen
Rond de eeuwwisseling was duidelijk sprake van een groeiende ontevredenheid. De drie nieuwe
partijen, Constitutionele Democraten, Sociaal Revolutionairen en Sociaal Democraten, waren
slechts propagandakantoren zonder aanhang en werden bovendien scherp in de gaten gehouden
door de politie. Zij hadden ook geen band met de boeren, die in opstand kwamen tegen landheren
en belastinginners, of met arbeiders, die af en toe stakingen uitriepen.
Van de zijde van de regering kwam geen enkele concessie. Nicolaas II (1894-1917) was een
man van bekrompen visie, voor wie de van God verkregen autocratie de enig mogelijk regeringsvorm
voor Rusland was. Met een succesvolle oorlog tegen Japan hoopten regeringskringen weer een
zekere aanhankelijkheid aan het regime te creren. Met de smadelijke nederlaag bereikten zij het
tegendeel. Voor iedereen werd de incompetentie overduidelijk. Deze regering geen oorlog winnen
en evenmin leiding geven aan de economische modernisering die in Rusland plaatsvond.
Toen in januari 1905 een ongewapende en vredelievende menigte van circa 200.000
armoedzaaiers (mannen, vrouwen en kinderen) bij het Winterpaleis van de (niet aanwezige) tsaar
aandacht voor verbetering van hun lot (8-urige werkdag, minimumloon van 1 roebel per dag, aanpak
van incompetente ambtenaren) vroegen, werden de autoriteiten zenuwachtig. Bloedige Zondag,
waarbij soldaten enige honderden in koelen bloede neerschoten, was het gevolg en er knapte iets in
de houding van het volk ten opzichte van de tsaar, die niet hun vriend bleek maar de man achter
hun onderdrukkers.
Een golf van politieke stakingen brak uit. Boeren namen bezit van het land van de landheren
en staken de landhuizen in brand. In St. Petersburg en Moskou werden sovjets, arbeidersraden,
opgericht. Sociaal Democraten, Sociaal Revolutionairen en Constitutionele Democraten trachtten
alle drie de leiding van de opstand in handen te krijgen. Op n punt waren zij het met elkaar eens,
nl. dat er een meer democratische vertegenwoordiging in de regering diende te komen. De tsaar gaf
slechts mondjesmaat en schoorvoetend toe. Pas na tien maanden van voortrazende revolutie
beloofde hij, middels het Oktober Manifest, een constitutie, burgerlijke vrijheden en een Doema.
De tsaar en zijn adviseurs beoogden hiermee een wig te drijven tussen de revolutionaire
partijen, hetgeen ook lukte. De Constitutionele Democraten (de bourgeoisie, de industrilen en de
landeigenaren) waren min of meer tevredengesteld en vroegen om herstel van de orde en
bescherming van hun bezit. De boeren, die meer land en minder belastingen wensten, en de
arbeiders, die een kortere en fatsoenlijk betaalde arbeidsdagen eisten, waren geenszins
tevredengesteld. De meer radicale revolutionairen, die (terecht) meenden dat het Manifest een
bedrieglijke list was, zetten het verzet voort.
De regering wist, met steun van de middenklassen en door de trouw van uit het Verre
Oosten teruggekeerde troepen, zich te handhaven. De leden van de sovjet van St. Petersburg
werden gearresteerd. Veel revolutionaire leiders vluchtten (weer) naar West Europa, gingen
ondergronds of werden gepakt en naar Siberi verbannen.
De Resultaten van 1905: de Doema
Voordat de eerste Doema in 1906 bijeenkwam, had Nicolaas al aangekondigd dat deze geen
zeggenschap zou krijgen over het buitenlands beleid, het budget of de bemensing van de regering.
De tsaar was niet van plan een echte participatie van het volk in de regering van het land toe te
staan, zo bleek.
De eerste Doema, waarin de Kadetten (Constitutionele Democraten) de overgrote
meerderheid hadden, werd na twee maanden lang knokken voor universeel manlijk kiesrecht en
ministerile verantwoordelijkheid door de tsaar naar huis gestuurd. Een tweede Doema bevatte 83
socialisten, van wie er binnen de kortste keren 50 werd gearresteerd door de regering. Door het
kiesstelsel te veranderen hadden in de 3e (1907) en de 4e (1912) Doema de regeringsgezinde
conservatieven de meerderheid. Zij vermeden zorgvuldig de kernvraag van waar de soevereiniteit
lag en hielden de illusie van parlementaire instituties in stand.

De Hervormingen van Stolypin


Sommige regeringsfunctionarissen meenden dat het beter was de revolutionairen de voet dwars te
zetten door de steun van de meer gematigde elementen te verwerven middels een programma van
hervormingen. Stolypin, Nicolaas eerste minister van 1906 tot 1911, stelde zich ten doel de
bezittende klassen tot vrienden van de staat te maken. Zijn hervormingsprogramma behelsde o.m.
de uitbreiding van de bevoegdheden van de provinciale zemstvos, waar de locale grotere
landeigenaren zeggenschap kregen en de mogelijkheid voor boeren om land aan de mir te verkopen
(en dus hun dorp te verlaten) of om juist land van de mir of de landadel aan te kopen.
Stolypins politiek was een succes. Alhoewel in 1916 nog altijd een grote meerderheid van
de plattelandsbevolking deel uitmaakte van het collectieve systeem, hadden inmiddels wel ruim 6
miljoen families geopteerd voor uittreding uit hun mir. Daar stond tegenover dat de landadel nog
altijd de meeste grond bezat. Stolypins succes bracht hem vijanden ter rechter- en ter linkerzijde.
Reactionairen vonden zijn Westerse, liberale orintatie onverteerbaar, terwijl de Sociaal
Revolutionairen moord en brand schreeuwden over de ontbinding van de communes. In 1911 werd
Stolypin vermoord door een Sociaal Revolutionaire terrorist, die wellicht een geheim agent van de
tsaristische politie is geweest.
Desondanks bewoog Rusland zich aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zich in
Westelijke richting. Er was een (soort) parlement, particulier eigendom en individueel kapitalisme
waren in opmars en er was een behoorlijke mate van persvrijheid. Deze vooruitgang werd, net als
Stolypins leven, door Links en Rechts bedreigd. Maar beide extremismen waren tussen 1906 en 1914
in zijn algemeenheid op hun retour.
93 De Revolutie van 1917
Einde van het Tsaardom: De Revolutie van Maart 1917
Opnieuw bleek het tsaristische regime, dat de steun en de welwillende medewerking van grote
delen van zijn bevolking ontbeerde, niet bestand tegen de test van een oorlog. De arbeiders en
boeren lieten zich naar het slagveld afmarcheren, maar gingen zonder enige overtuiging of
nationaal enthousiasme de strijd in. De middenklassen in de provinciale zemstvos en het
bedrijfsleven in St. Petersburg boden wl assistentie in de vorm van het mobiliseren van landbouw
en industrie, maar de overheid stond wantrouwend tegenover deze uitingen van particulier
initiatief, die het falen van tsaristische bureaucratie alleen maar accentueerden.
In het, zelfs naar Russische begrippen, bizarre hofleven van die tijd speelde de mysterieuze
monnik Raspoetin, die zeer grote invloed op met name tsarina Alexandra had, een uiterst
controversile rol. Hij slaagde erin de toegang van redelijk denkende mensen tot de tsaar sterk te
beperken, mede waardoor zijn regime vreesde voor de hulp van zijn eigen volk. Reactionairen, die
meenden na een succesvolle oorlog het liberalisme en het constitutionalisme de nek te kunnen
omdraaien, hadden het aan het hof voor het zeggen.
Zo deed de oorlog alle basale verschillen van politiek inzicht herleven. De zemstvos eisten
het weer bijeenroepen van de in september 1915 opgeschorte Doema. Toen deze uiteindelijk eind
1916 weer bijeenkwam, was inmiddels ook de tamelijk conservatieve meerderheid geradicaliseerd
in haar ontevredenheid over de totale incompetentie van de regering. Toen de tsaar na de moord op
Raspoetin (29 december 1916) de Doema wederom naar huis zond, stond zelfs voor gematigden en
liberalen geen andere weg meer open dan een staatsgreep om staat en volk te verlossen van de
reactionairen.
Op 8 maart 1917 braken onder de arbeiders van Petrograd (St. Petersburg) voedselrellen uit,
die al snel uitmondden in een politieke opstand. De troepen van de tsaar weigerden hun wapens op
te nemen tegen de opstandelingen en de muiterij greep om zich heen. In de stad ontstonden daarop
twee autoriteiten. De ene bestond uit een comit van de Doema en was tamelijk gematigd,
constitutionalistisch en redelijk wettig. De andere was de Sovjet van Petrograd, een revolutionaire
raad van arbeiders naar het model van 1905, die een rol vergelijkbaar aan die van de Commune van
Parijs van 1792 zou spelen. Sociaal Revolutionairen, Mensjewieken en Bolsjewieken trachtten allen
de controle over de Sovjet te bemachtigen.
Het comit van Doema installeerde een Voorlopige Regering onder leiding van Prins Lvov,
waarin ook de Sociaal Revolutionair Kerenski werd opgenomen. Nicolaas II, die aan het front
verbleef, trachtte naar Petrograd terug te keren. Toen dit mislukte, trad hij af en werd Rusland een
republiek.
De Bolsjewistische Revolutie: November 1917
De Voorlopige Regering schreef verkiezingen uit voor een Constituerende Vergadering, die eind 1917
bijeen moest komen. Ook trachtte zij de oorlog voort te zetten, maar het gedemoraliseerde leger

werd totaal verslagen en soldaten keerden terug naar de provincie, waar de boeren inmiddels aan
het plunderen waren geslagen. De Sovjet van Petrograd riep op tot onmiddellijke beindiging van de
oorlog.
Te midden van deze chaos keerden Lenin en zijn Bolsjewieken in april uit Zwitserland naar
Petrograd terug, waar zij zich met de Sovjet tegen de Voorlopige Regering verbonden. In een poging
meer steun van het volk te verwerven werd Prince Lvov in de zomer vervangen door Kerenski als
hoofd van de Voorlopige Regering. Dit lukte niet en Kerenski kreeg te maken met toenemende
kritiek van zowel radicalen als reactionairen. De steeds verder verslechterende voedselsituatie
maakte bovendien dat de fabrieksarbeiders in de steden zich meer en meer tot extremisme
aangetrokken voelden.
Lenin en de Bolsjewieken maakten daar dankbaar gebruik van. Lenin concentreerde zich
daarbij op vier programmapunten: 1) onmiddellijke vrede, 2) herverdeling van land onder de
boeren, 3) overdracht van fabrieken en mijnen aan arbeiderscomits en 4) erkenning van de
sovjets als hoogste macht i.p.v. de Voorlopige Regering. Om Kerenski en Constituerende
Vergadering vr te zijn riepen de Bolsjewieken een pan-Russisch Congres van Sovjets bijeen.
Voor Lenin was nu het moment gekomen om de macht te grijpen. Met steun van een
meerderheid van het Centrale Comit van de partij namen de Bolsjewieken in de nacht van 6 op 7
november de telefooncentrales, de stations en elektriciteitscentrales van Petrograd over. Het
Congres van Sovjets verklaarde de Voorlopige Regering ter ziele en benoemde in haar plaats een
Raad van Volkscommissarissen met Lenin aan het hoofd.
De eerste twee resoluties die het Congres aannam hadden betrekking op het onderhandelen
van een rechtvaardige democratische vrede en de onmiddellijke afschaffing van alle
grootgrondbezit zonder enige vorm van compensatie. De miljoenen hectares die werden onteigend
vormden de onmisbare basis van steun van de boeren voor het nieuwe regime.
Na deze eerste stappen ter consolidatie van de revolutie diende nog afgerekend te worden
met de lang verwachte Constituerende Vergadering, die in januari 1918 bijeen kwam. De
meerderheid van de afgevaardigden bestond uit Sociaal Revolutionairen, terwijl de Bolsjewieken
circa een kwart van de zetels bezetten. Reeds op de tweede dag van haar beraadslagingen werd de
Constituerende Vergadering omsingeld door gewapende matrozen, waarna ontbinding volgde. De
dictatuur van het proletariaat was een feit.
Het Nieuwe Regime: De Burgeroorlog, 1918-1922
Voorjaar 1918 sloten de Communisten, zoals de Bolsjewieken zich nu noemden, de vrede van BrestLitovsk met Duitsland. Maar van echte vrede was geen sprake. Rusland raakte onmiddellijk verstrikt
in een burgeroorlog. Tsaristische reactionairen, liberalen, leden van zemstvos, Constitutionele
Democraten, Mensjewieken en Sociaal Revolutionairen liepen, met steun van de Westelijke
Geallieerden, overal te hoop tegen het nieuwe regime van sovjets en volkscommissarissen.
De Communisten zaten echter niet stil. Zij riepen meteen twee instituties in het leven ,die
met zeer harde hand bescherming zouden bieden aan de revolutionaire verworvenheden. Als eerste
kwam er de politieke politie, de Cheka (in later decennia de KGB) en niet lang daarna begon
Trotski, als commissaris van oorlog, met de opbouw van het Rode Leger.
Het sociale beleid was in eerste aanleg een mengeling van ideologische principes en
opportuniteit, ook wel oorlogscommunisme genoemd. Grote industrile ondernemingen werden
genationaliseerd, de kleinere kregen arbeiderszelfbestuur. Ter oplossing van het voedselprobleem
werden boeren, vaak gewapenderhand, gedwongen tot leveranties. Dit dreef veel boeren, met
namen de grotere, in de armen van de anticommunisten. Verzet kwam echter niet alleen van de
boeren. In alle hoeken van het land ontstonden verzetshaarden, van voormalige legerofficieren en
grootgrondbezitters maar ook van 45.000 uit het Oostenrijks-Hongaarse leger overgelopen Tsjechen,
die nu aan de zijde van de Geallieerden tegen de Bolsjewieken stonden.
In kringen van de Geallieerden was de algemene opvatting dat het Bolsjewisme een zaak
van voorbijgaande aard zou zijn, die betrekkelijk eenvoudig zou kunne worden onderdrukt. Een
ambitieus plan voorzag in de landing van Amerikaanse en (vooral) Japanse troepen bij Vladivostok,
die dwars door Siberi zouden trekken om samen met de Tsjechen de Communisten te bestrijden.
De burgeroorlog duurde tot 1920 en hier en daar nog wat langer. Het was een verwarde
kluwen van gevechten tussen enerzijds het gemotiveerde, vastbesloten, en door Trotski zeer kundig
georganiseerde Rode Leger en anderzijds uiterst verdeelde antibolsjewistische krachten. Het Witte
Leger van de contrarevolutionairen wist op veel plekken successen te behalen, maar deze
overwinningen werd dikwijls gevolgd door een witte terreur, waarbij oude landheren in hun
rechten werden hersteld. Dit dreef de boeren in de armen van de Communisten.
Tegen 1922 zaten de Communisten stevig in het zadel in een gebied dat, met uitzondering

van het cordon sanitaire in het westen, ruwweg het oude tsaristische rijk omvatte. De vrede was
een feit en het regime stond.
Tijdens de burgeroorlog was echter wel de Rode Terreur in Rusland uitgebroken. Op een
wijze die de Jacobijnse terreur deed verbleken rekende de Rode Terreur af met iedereen, van wie
maar het geringste vermoeden van oppositie tegen het nieuwe regime bestond. Het ging hierbij om
letterlijke uitroeiing van alle tegenstanders. Duizenden werden simpelweg vermoord of in summiere
processen door tribunalen ter dood veroordeeld. Opstandige matrozen, die zich verzetten tegen de
dominantie van de bolsjewisten, werden als bourgeois gebrandmerkt en zonder pardon
neergeschoten. Zoals gebruikelijk at ook deze revolutie ook veel van haar eigen kinderen op.
De Terreur, die nog lang zou blijven bestaan, was wel succesvol in de zin dat zij het nieuwe
regime een sterke basis gaf. In West Europa reageerden socialisten met afschuw op de
communistische wreedheden en de perverse Russische variant van het Marxisme. Lenin en zijn
volgelingen konden echter nu gaan bouwen aan hun socialistische heilstaat.
94 De Unie van Socialistische Sovjet-Republieken
Bestuur: De Nationaliteiten en Federalisme
Na de burgeroorlog werd het in 1922 mogelijk de U.S.S.R. op te richten, in het begin met vier
republieken. Dit aantal zou na de Tweede Wereldoorlog uitgroeien tot vijftien. Er was daarbij een
enorme dominantie van de Slavische gebieden, t.w. de Russische Federatie, Oekrane en Belarus
(benamingen van 1991). Het basisidee van de Unie was een mix van het nationale en het
internationale: erkenning van nationaliteit door toekenning van autonomie aan nationale groepen,
die door een hogere unie bijeen worden gehouden. Uittreding (tot 1991 niet voorgekomen) en
toetreding (op vrijwillige basis nooit gebeurd) waren mogelijk.
Het federale principe in de U.S.S.R. was bedoeld als antwoord op het probleem van het
nationalisme. Het tsaardom had tevergeefs geprobeerd het op te lossen middels systematische
Russificering. De Communisten gooiden het over een geheel andere boeg. Binnen de grenzen van de
Sovjet Unie werden 50 verschillende nationaliteiten erkend, die elk culturele autonomie ontvingen:
eigen taal, eigen scholen, eigen klederdracht en volksgewoonten. Afhankelijk van hun omvang en
hun belang kregen de nationaliteiten hun eigen niveau van autonomie. Zo bestonden er binnen de
structuur van sovjet-republieken autonome republieken, autonome regios en culturele districten.
In de praktijk overheerste de Russische sovjet-republiek alle andere. En politieke en
economische rechten van de nationaliteiten waren sterk beperkt door de concentratie van
bevoegdheden in de handen van de centrale regering. De bewering dat iedere deelnemende
republiek soeverein was en zijn eigen buitenlands beleid kon voeren, hield dan ook geen stand.
Bestuur: Staat en Partij
Wat regeringsvorm betreft had de Sovjet Unie in theorie het principe van parallellisme
geadopteerd. Staat en partij opereerden naast elkaar, hetgeen echter door de zeer sterke
onderlinge verwevenheid een fictie was. Volgens de constitutie van 1924 vonden verkiezingen plaats
in de locale sovjets, die de basis van een piramide vormden. In 1936 werd de constitutie veranderd,
waardoor er we l directe, geheime verkiezingen voor de hogere sovjets kwamen. In de sfeer van de
staat bevatte de constitutie veel schijnbaar democratische karaktertrekken.
Echter, naast de staat fungeerde op alle niveaus en in alle uithoeken de als enige
toegestane Communistische partij, een zeer strak top-down geleide organisatie. Aan de top stond
het Centraal Comit, waarbinnen het Politbureau alle discussies over beleid en personele invulling
domineerde. Meest invloedrijke figuur was de secretaris generaal, een functie die Stalin heeft
gemodelleerd. De macht en het gezag van de partij was ongelimiteerd en stond niet bloot aan
enigerlei controle van buitenaf. De discipline werd streng gehandhaafd, waarbij de geheime politie
leden (en niet-leden) in het gareel hield.
Het aantal leden van de partij groeide in de loop van de decennia tot zon 19 miljoen in de
jaren 80. Om de eenheid te bewaren werd vanaf 1917 aan een strikte uniformiteit vastgehouden. De
basis van de partij werd gevormd door kleine kernen of cellen. In iedere fabriek, mijn, school, dorp
enz. was er zon cel van partijleden, die in de marxistische terminologie, de functie van de partij
uitdroegen door de dictatuur van het proletariaat ten uitvoer te brengen. Partijleden waren
derhalve aanwezig op alle niveaus van bestuur en in alle onderdelen van de samenleving. De partij
bepaalde derhalve wat de staat moest doen.
In de beginjaren van de U.S.S.R. functioneerde de partij als een hechte, sterk
gedisciplineerde leiderschapsgroep. Diegenen die toetraden waren bereid hard te werken, dacht en
nacht klaar te staan, de partijlijn uit te dragen en overal te heen gaan waarheen zij gezonden
werden. De leden dienden een voorbeeld voor hun omgeving te zijn, mensen tot wie anderen zich

graag wenden voor advies of hulp. Maar na verloop van tijd werd het lidmaatschap van de partij een
kwestie van sociale status. De Communisten vormden meer en meer een gevestigde belangengroep,
met aanzienlijke materile privileges, ook voor hun kinderen, en gebaat bij de status quo.
De monolithische partij vormde een gesloten front naar de, veel talrijkere, buitenwacht en
nam, alhoewel soms interne discussie wel werd toegestaan, altijd het besluit waar dan wel alle
leden zich aan hadden te conformeren. Over het algemeen was de partij geen voorstander, en zelfs
een onderdrukker, van originaliteit, stoutmoedigheid, risicos of vrijheid in denken en doen. De
kiem voor de latere stagnatie was al vroeg gelegd.
De Nieuwe Economische Politiek, 1921-1927
Acht jaar verwoesting, door de Eerste Wereldoorlog, de revolutie, de burgeroorlog en de Terreur,
hadden van het land een grote puinhoop gemaakt. Lenin concludeerde dat een rcksichtsloze
socialisatie van de economie te veel van het goede zou zijn en besloot tot een tactische
terugtrekking. Hij propageerde als een tijdelijk compromis met het kapitalisme de Nieuwe
Economische Politiek (NEP).
Onder NEP, die gold van 1921 tot 1927, behield de staat de controle over alle
basisindustrien, maar werd tegelijkertijd werd ook ruimte gegeven voor particulier
ondernemerschap als middel om de handel tussen stad en platteland weer op gang te brengen.
Boeren werd toegestaan hun producten vrijelijk te verkopen en tussenhandelaren mochten zowel
landbouw- als fabrieksproducten naar believen in- en verkopen. De NEP bevoordeelde aldus sterk de
koelak, de grotere boer. Andere boeren werden proletarirs, loontrekkende knechten. Ook
ontstond er een nieuwe rijke commercile klasse. De NEP repareerde weliswaar de ergste schade,
maar echte vooruitgang bracht hij niet: in 1928 was het bruto nationaal product ongeveer gelijk aan
dat van 1913.
Sociale en Culturele Veranderingen na de Revolutie
Voor de echte Communisten ging het om mr dan een reconstructie van staat en economie. Zij
waren uit op de vorming van een nieuwe klassenloze maatschappij en de vernietiging van alle
traditionele hirarchien zoals die gebaseerd op geslacht, klasse of rijkdom. Dit betekende een
grote verbetering van de positie van de vrouw, die onder de nieuwe wetgeving stemrecht kreeg,
mocht scheiden en toegang kreeg tot geboortebeperking en abortus (later weer verboden). Ook
steeg de participatie van meisjes (net als die van jongens uit arbeidersmilieus) in het onderwijs
sterk.
In de jaren twintig was er ook sprake van een vernieuwing in de kunsten. Revolutionaire
schrijvers en avant-gardistisch theater kwamen op. Ook de toen nog zeer nieuwe techniek van de
film maakte een sterke ontwikkeling door, waarbij vaak politieke themas het onderwerp waren.
Eisensteins Pantserkruiser Potemkin wordt nog altijd gezien als een van de meest innovatieve
films
uit de vroege filmgeschiedenis. Tegen het einde van de jaren 20 was het echter gedaan met de
experimentele kunst en werd de orthodoxie van het sociaal realisme de officile lijn.
Stalin en Trotski
Lenin overleed in 1924 op 54-jarige leeftijd. Na zijn dood brak er een strijd om het leiderschap van
de partij uit onder zijn getrouwen. Terwijl er hevige discussies over Lenins intenties losbarstten,
trok Stalin, tegen wie Lenin uitdrukkelijk gewaarschuwd had, achter de schermen langzaam maar
zeker alle macht aan zich.
Trotski daarentegen voerde luidkeels een discussie over de grondbeginselen en de aard en
toekomst van de beweging. Voor hem was de NEP met zijn tolerantie van de burgerij en de
koelakken een teken van de laksheid, die zich van het communisme had meester gemaakt. Hij
ontvouwde zijn leer van de permanente revolutie, een onophoudelijke jacht op de proletarische
doelen op alle fronten in alle delen van de wereld. Hij werd de kampioen van de wereldrevolutie.
Voorts pleitte hij voor een veel sterkere collectivisatie van de landbouw en voor een veel
planmatiger aanpak van de economie.
Trotski kreeg de partij niet mee. Op het partijcongres van 1927 stemde 95% van de
afgevaardigden voor de lijn van Stalin. Trotski werd uit de U.S.S.R. verbannen, waarna hij leefde in
achtereenvolgens Turkije, Frankrijk en Mexico. Hij bleef voortdurend publiceren en ageren tegen
het Stalinisme, voor hem een monsterlijk verraad van het Marxisme-Leninisme. In 1940 werd hij
onder mysterieuze omstandigheden in Mexico vermoord.
95 Stalin: De Vijf Jaren Plannen en de Zuiveringen
Economische Planning

Nauwelijks was Trotski verbannen of Stalin voerde in 1928 het Eerste Vijf Jaren Plan, gericht op
snelle industrialisatie en collectivisatie van de landbouw, in. Planning zou de onderscheidende
karakteristiek van de Sovjeteconomie worden. Dat de Communisten ruim tien jaar na hun aantreden
pas hun eerste plan introduceerden, heeft alles te maken met het feit, dat de theorie van Marx en
Engels weinig te bieden had op het terrein van het exploiteren van een modern industrieel systeem.
Er was slechts n uitgewerkt idee van de hand van Engels, wie het opgevallen was dat
binnen het particuliere bedrijf harmonie, orde en cordinatie door het management vigeerde
terwijl de concurrentie zich afspeelde tussen particuliere bedrijven. Van daaruit doorredenerend
kwam hij, via de kapitalistische fusies en kartels als middel om de concurrentie te verminderen, tot
de stap om de complete economie van een land te behandelen als n enkele fabriek.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog waren de oorlogvoerende landen overgegaan tot een
systeem van planmatig, gecentraliseerd beheer van de economie teneinde alle inspanningen te
concentreren op een doel, nl. de overwinning. Het was deels deze ervaring uit de oorlog en deels
Engels doctrine die Stalin en de partij brachten tot de ontwikkeling van het idee van de
planeconomie.
Het Eerste Vijf Jaren Plan had ten doel het land te versterken en verrijken en het militair
en industrieel zelfvoorzienend te maken. Het formuleerde de kwantitatief geformuleerde
doelstellingen, die door een overheidsbureau, Gosplan, uitgewerkt en gecontroleerd. Gosplan stelde
vast hoeveel er van welk artikel moest worden geproduceerd, hoeveel van het nationaal inkomen
bestemd was voor investeringen en hoeveel voor consumptie en welke lonen en prijzen gehanteerd
moesten worden. Het was in feite meer een commando-economie dan een planeconomie.
Het Plan vergde een enorme detaillering en cordinatie. Immers, alles wat in kapitalistische
economien werd gereguleerd door de simpele wet van vraag en aanbod moest in de U.S.S.R. van
bovenaf en op voorhand worden vastgesteld. Soms was er overproductie en soms onderproductie.
Het Plan werd vaak tijdens de looptijd geamendeerd. Ontelbare contoles en rapportages waren
noodzakelijk, evenals een gigantische informatie-uitwisseling. Een complete klasse van
bureaucraten werd in het leven geroepen om alle administratie af te handelen.
Zoals gezegd was het primaire doel van het Eerste Vijf Jaren Plan de opbouw van Ruslands
zware industrie, of kapitaalrijkdom, zonder gebruik te maken van buitenlands krediet (dat overigens
ook niet eenvoudig te verkrijgen zou zijn geweest). Dit was alleen maar mogelijk wanneer ook de
landbouw grondig zou worden gereorganiseerd (vergelijk de Britse Industrile Revolutie). Dus riep
het Plan tevens op tot een agrarische revolutie onder auspicin van de staat.
De Collectivisatie van de Landbouw
Het originele plan voorzag in de collectivisatie van circa een vijfde van de boerenbevolking, maar al
in 1929 besloot Stalin de overgrote meerderheid mee te nemen. Het idee was om grote bedrijven
van duizend of meer hectare te vormen, die het gemeenschappelijk eigendom van degenen die er
woonden zouden zijn. Bij de koelakken stuitte dit uiteraard op grote weerstand. Zij werden als
klasse letterlijk (honderdduizenden doden) geliquideerd. De collectivisatie betekende tevens de
omvorming van de boerenbevolking in een meer op een proletariaat gelijkende klasse.
De collectivisatie had desastreuze gevolgen. In de eerste plaats kwamen veel van de meest
capabele boeren om het leven. Ten tweede slachtten de particuliere eigenaren een zeer groot deel
van de levende have. Ten derde leidde de agrarische chaos in 1932 tot een hongersnood in de
landbouwgebieden (!) van zuidoost Rusland en Oekrane. Stalin liet hen liever verhongeren dan dat
hij de export van graan verminderde.
De collectivisatie maakte wel de introductie van kapitaal in de landbouw mogelijk.
Mechanisatie deed zijn intrede. Daarnaast mochten leden van een collectief datgene wat zij boven
de voor hen vastgestelde quota produceerden zelf op de vrije markt verkopen. In 1939 was vrijwel
al het boerenland gecollectiviseerd, maar het leverde geen productieverhoging op. De
gecollectiviseerde boeren mochten niet meer hun eigen economische beslissingen nemen en werden
in het geheel niet geprikkeld tot het verbeteren van de kwaliteit van het land dat ze bewerkten.
Wel kwamen er door de mechanisatie tussen 1926 en 1939 zon 20 miljoen mensen beschikbaar voor
tewerkstelling in de nieuwe industrien.
De Groei van de Industrie
De industrialisatie schreed snel voorwaarts. Aanvankelijk was er een grote afhankelijkheid van uit
kapitalistische landen gemporteerde machines. Maar door de wereldwijde depressie, die begin
jaren 30 een catastrofale daling van de landbouwprijzen met zich bracht, werden buitenlandse
machines zeer kostbaar. Het Tweede Vijf Jaren Plan toonde dan ook nog grotere vastbeslotenheid
de importen verder te verminderen en nationale autarkie met betrekking tot de voor de

wapenproductie cruciale zware industrie te realiseren.


De groeivoet van de zware industrie van de U.S.S.R. was zonder weerga. De kolen- en
staalproductie groeide in de periode van 1928 tot 1938 met een factor drie en een half resp. vier.
Grote nieuwe industrile steden verrezen ten oosten van de Oeral. Siberi, Turkestan, Oezbekistan,
Kazachstan en andere gebieden werden tot ontwikkeling gebracht, hetzij als mijngebied, hetzij als
industriegebied, hetzij als landbouwgebied. De ontsluiting ervan vereiste ook een revolutie op het
gebied van transport. Het vrachtvervoer per spoor was in 1938 vervijfvoudigd ten opzichte van
1913.
Alhoewel de ontwikkelingen verbazingwekkend waren moet worden beseft dat een groot
deel van de toegenomen industrile productie gebruikt werd ter uitrusting en modernisering van het
(niet productieve) Rode Leger. De groeivoet kon ook zo indrukwekkend zijn omdat het beginpunt zo
laag was. En tenslotte lag de U.S.S.R. nog een straatlengte op het Westen achter qua
productiekwaliteit en qua efficintie.
De Sociale Kosten en Effecten van de Plannen
De Russische industrialisatie vereiste een enorme en voortdurende opoffering van de kant van het
volk. Het ging daarbij niet alleen om de miljoenen, die als koelakken of andere vijanden van het
systeem, gedood werden of naar heropvoedingskampen werden gezonden. Jaarlijks werd ongeveer
een derde van het nationaal inkomen geherinvesteerd in de (zware) industrie. De broekriem bleef
dus permanent aangehaald: hard werken voor een karig loon. Het moreel werd hoog gehouden door
propaganda. Pas in 1935 werd de rantsoenering van voedsel opgeheven, maar op dat moment
begonnen de nieuwe oorlogsvoorbereidingen het zicht op het Beloofde Land al weer naar de
achtergrond te verdringen.
Het socialisme in de U.S.S.R. maakte wel een eind aan enkele kwalijke aspecten van het
ongebreidelde vrije ondernemerschap. Er was geen werkloosheid en er was geen cyclus van elkaar
opvolgende hausses en depressies. Ook de uitbuiting van vrouwen en kinderen, zoals in de begintijd
van de westerse industrialisatie, kwam niet voor. Anderzijds was er zeker ook geen economische
gelijkheid. Mensen met hoge inkomens (regeringsfunctionarissen, fabrieksmanagers en sommige
anderen) konden wel degelijk een aardig fortuin vergaren voor zichzelf en hun kinderen.
Ook concurrentie bleef bestaan. Omdat Sovjet arbeiders stukloon ontvingen, werden zij
sterk gemotiveerd om harder en efficinter ter werken. De regering propageerde dit sterk door het
bereiken van records en andere prestaties te publiceren en de betrokkenen te portretteren als
helden van de arbeid. Ook het management was niet vrij van concurrentiedruk. Slecht
presterende managers liepen gerede kans hun baan, hun status en zelfs hun leven te verliezen.
Buitenlandse waarnemers meenden vaak dat de kenmerkende karakteristiek van het
systeem gelegen was in deze competitie, waarbij in een soort solidariteit samengewerkt werd aan
steeds hogere resultaten. Maar de prijs van deze solidariteit was een totalitaire samenleving. De
regering zag op alles en iedereen toe. Er was geen ruimte voor scepsis, kritiek of gewoonweg
onafhankelijk denken. Zonder toestemming kon men het land niet verlaten. Er was geen
vakbondsvrijheid, geen persvrijheid en geen vrijheid van vereniging. Religie werd met tegenzin
getolereerd. En de prijs in termen van mensen die onder Stalins moloch bezweken zijn is lastig
exact vast te stellen. In ieder geval vele miljoenen.
De Zuiveringsprocessen van de 30-er Jaren
De U.S.S.R. kreeg in 1936 weliswaar een nieuwe constitutie, waarin naast de gebruikelijke
burgerlijke vrijheden van Westerse democratien ook het recht op werk, rust, vrije tijd,
economische zekerheid en een comfortabele oude dag waren vastgelegd, maar het was tevens
zonneklaar dat de Communistische partij de enige bestuurlijke groepering van het land bleef.
Daarnaast verscherpte Stalin zijn dictatuur op een moment dat de partij werd gekweld door
interne problemen. Omdat openlijke afkeuring van Stalins beleid te enen male onmogelijk was,
hebben zijn tegenstanders zich mogelijkerwijs met samenzweringen beziggehouden.
Samenzweringen of niet, Stalin ageerde op voorhand. Reeds in 1933 onderging de partij een
drastische zuivering, waarbij een derde van de leden werd geroyeerd, inclusief vrijwel alle
bondgenoten van het eerste uur. Daarnaast liet hij, vermeende en chte, tegenstanders botweg
vermoorden. Dit was de opmaat van een verschrikkelijke terreur en een buitengewone zuivering in
de jaren 1934 tot 1938.
Een serie van sensationele showprocessen vond plaats. Tot verbazing van de wereld
verklaarden alle aangeklaagden zich schuldig en legden zij een volledige bekentenis af. Allen
werden ter dood gebracht. Pas veel later werd duidelijk dat de wi l van de aangeklaagden gebroken
was door psychologische marteling en dat dreigementen tegen hun familieleden een rol hadden

gespeeld.
De zuiveringen beperkten zich niet tot de hogere echelons van de partij, de regering, het
leger en de wetenschap. Ook op lagere niveaus vielen veel slachtoffers. In later jaren maakte de
KGB zelf openbaar, dat in de periode 1930-1953 (het jaar dat Stalin stierf) bijna 3,8 miljoen mensen
veroordeeld werden wegens contrarevolutionaire activiteiten en misdaden tegen de staat. Van hen
werden bijna 800.000 gexecuteerd. Een onbekend aantal anderen stierf in gevangenenkampen.
Door middel van deze zuiveringen wist Stalin zijn dictatuur te verstevigen en zich van alle
rivalen te ontdoen. Nu alle oudere professionele revolutionairen uit de weg geruimd waren,
resteerde slechts een jongere groep volgelingen, die zich hadden neergelegd bij Stalins dictatuur
en gewillige raderen waren in een nu volledig gevestigd systeem.
96 De Internationale Invloed van het Communisme, 1919-1939
Socialisme en de Eerste Wereldoorlog
Voor Marx, met zijn internationale orintatie, waren staten slechts comits van de burgerij ter
onderdrukking van het proletariaat, die gedoemd waren te verdwijnen. Toen na Marx dood de
West-Europese staten democratischer werden, accepteerden veel Marxisten de staat als instrument
waarmee het lot van de arbeiders geleidelijk kon worden verbeterd. Deze revisionistische visie was
wat Marx vroeger opportunisme had genoemd. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
stemden socialistische partijen in alle parlementen zonder aarzelen voor het verstrekken van
oorlogskredieten.
Slechts een kleine minderheid van socialisten weigerde de oorlog te accepteren. Zij
beschouwden internationale oorlogen als kapitalistische en imperialistische ruzies. De enige oorlog
die de proletarir diende te vechten was de klassenstrijd. Deze antioorlog socialisten kwamen in
1915 bijeen in het Zwitserse plaatsje Zimmerwald, waar al gauw een splitsing der geesten
plaatshad. De meest radicalen, onder wie Lenin c.s., vormden een factie die niet de vrede maar de
revolutie als doel zag. Hun hoop was dat de oorlog uiteindelijk een sociale revolutie in de
oorlogvoerende landen zou veroorzaken.
Lenin heeft tot zijn dood in 1924 geloofd, dat de Russische Revolutie slechts een
plaatselijke fase in de Marxistische wereldrevolutie was. Hij was patriot noch chauvinist. De
stichting van de U.S.S.R. in 1922 zag hij als een kern waarmee andere en grotere sovjet-republieken
van onverschillig welke nationaliteit zich konden verenigen.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog waren er inderdaad revolutiepogingen, o.a. in
Duitsland en Oost Europa, maar de onderlinge verschillen tussen socialisten bleven voortbestaan. De
overgrote meerderheid bleek voorstander van geleidelijkheid, geweldloosheid en parlementaire
methoden. De kleine radicale Leninistische minderheden bleven ijveren voor de omverwerping van
het Europese kapitalisme en de Europese politieke instituties. Zij kregen daarbij steun (geld) van de
Bolsjewieken. Maar het belangrijkste instrument van de wereldrevolutie was de in 1919 opgerichte
Derde of Communistische Internationale.
De Stichting van de Derde Internationale
De Tweede Internationale, opgericht in 1889, kwam na de oorlog voor het eerst weer in 1919 bijeen
in Bern. De hierboven genoemde radicale minderheid eiste revolutie als in Rusland. Toen zij hun
zin niet kregen, vertrokken zij naar Moskou, waar zij samen met de Russische Communistische partij
een nieuwe Internationale stichtten.
Op het (tweede) congres in 1920 van deze Derde of Communistische Internationale (de
Comintern) waren 37 extreem linkse partijen vertegenwoordigd. Het congres werd gedomineerd
door de Russen, die verreweg het meeste personeel en geld fourneerden. De Comintern was
uiteraard een spontane steunbetuiging van Marxisten van alle landen aan de Bolsjewistische
Revolutie. Maar bovenal was het de creatie en het wapen van de Bolsjewieken zelf in hun streven
gematigde socialisten in diskrediet te brengen en de wereldrevolutie te bewerkstelligen.
De Comintern gaf grote bevoegdheden aan haar Uitvoerend Comit, welks orders de
aangesloten partijen in alle landen hadden te gehoorzamen. Nu was er een vrij sterke personele
unie tussen de leden van het Centraal Comit van de Russische Communistische partij en de leden
van het Uitvoerend Comit van de Communistische Internationale. De Comintern was derhalve een
apparaat in handen van de Russen, een wapen waarmee gelouterde revolutionairen hun
internationale doelstellingen konden nastreven.
Tot 1927 gebruikte de U.S.S.R. de Comintern ter verbreiding van de revolutie. Communisten
uit de gehele wereld werden in Rusland opgeleid. Communistische agenten begaven zich naar
China, Europa, Amerika en zelfs naar Nederlands Oost Indi. De Bolsjewistische dreiging, imaginair
of niet, leidde overal tot sterke reacties.

Na de val van Trotski sloeg Stalin een meer gematigde koers met de Comintern in. In 1935
instrueerde de Comintern, ter bestrijding van het opkomende fascisme, alle communistische
partijen coalities met socialisten en vooruitstrevende liberalen aan te gaan in zogenaamde
volksfronten. In 1943 ontbond de U.S.S.R., als gebaar van goodwill naar de Geallieerden, de
Comintern.
De invloed van de Sovjet Unie op de rest van de wereld was niet zozeer een uitvloeisel van
de Comintern, maar veel meer een gevolg van het naakte feit dat er een massieve staat met een
compleet nieuw economische systeem was ontstaan. Marxisme was niet langer louter theorie. Er
was een maatschappij die ongeveer een zesde van de aarde besloeg en zich Marxistisch noemde.
Met de opkomst van het communisme leek het socialisme een respectabele beweging van
het midden. Werden de methoden van de Sovjets dan vrij algemeen afgewezen, ideen over
planning van de economie en het bieden van zekerheid tegen de scherpe fluctuaties van het
kapitalisme kwamen overal en vogue. En de zogenaamde achterlijke volken, met name in Azi,
raakten onder de indruk van de prestaties van de U.S.S.R..
Lange tijd heeft de Russische Communistische partij zich gepresenteerd als de leider van de
wereldrevolutie en als zodanig getracht controle uit te oefenen over de communistische partijen in
andere landen. Echter, naarmate de U.S.S.R. zich steeds meer een agressieve, expansionistische
staat in de beste tsaristische traditie betoonde gingen met name de Europese communistische
partijen een steeds onafhankelijker koers varen. Niettemin moet worden vastgesteld dat alle
communistische partijen, de Chinese incluis, zijn voortgekomen uit het Marxisme en de Russische
Revolutie van 1917.
Het repressieve politieke systeem, het verstikkende culturele beleid en het economisch
falen van de Sovjet staat heeft uiteindelijk echter geleid tot een wijdverbreide vijandigheid jegens
het communisme, zelfs onder veel van zijn vroegere aanhangers.

Hoofdstuk 19 De Schijnbare Overwinning van de


Democratie
In de twintig jaar tussen 1919 en 1939 maakte de wereld een rit van vertrouwen naar ontgoocheling
en van hoop naar angst. De oppervlakkige voorspoed van de jaren 20 werd gevolgd door een
ongekende economische ramp. Waar aanvankelijk de democratie aan de winnende hand leek, begon
in de jaren 30 de dictatuur aan een enorme opmars.
97 De Verbreiding van de Democratie na 1919
De omschakeling van een oorlogseconomie maar een vredeseconomie ging gepaard met een recessie
die ruwweg tot 1922 duurde. De economien van alle oorlogvoerende landen hadden aanzienlijke
schade opgelopen.
Winst voor de Democratie en de Sociaal Democraten
De nieuwe staten die na de oorlog ontstonden, gingen allemaal over tot geschreven constituties en
algemeen kiesrecht. Ook in staten, die reeds lang tamelijk democratisch waren geweest, schreed de
democratie voort. De belangrijkste vernieuwing daarbij was de emancipatie van de vrouw. Vrouwen
kregen, op enkele uitzonderingen na, in de loop van de 20-er jaren overal dezelfde politieke
rechten als mannen.
Een tweede belangrijk verschijnsel in deze periode was de opkomst van de Sociaal
Democratie, die zich had afgekeerd van de zeer linkse Communisten, en de verwezenlijking van de
ideen van Marx middels democratische parlementaire weg nastreefde. Mede door de groeiende
invloed van de vakbonden slaagden de Sociaal Democraten erin veel sociale wetgeving tot stand te
brengen (o.a. de 8-urige werkdag en volksverzekeringen tegen ziekte, ongevallen en ouderdom).
Slechts in Itali liep de democratie averij op. In 1922 greep Mussolini, met zijn beweging die
hij Fascisme noemde, er de macht en werd hij de eerste naoorlogse dictator buiten de Sovjet Unie.
De Nieuwe Staten van Midden en Oost Europa
In Midden en Oost Europa hadden de nieuwe staten en hun regeringen de nodige moeite zich te
vestigen en te handhaven. Zij waren in veel gevallen dan ook min of meer als bij toeval na de
oorlog
tot stand gekomen. De republikeinen, gematigde socialisten, boeren of nationalisten die zich nu
tamelijk plotseling in het centrum van de macht bevonden, hadden weinig tijd gehad zich op de
regeringsverantwoordelijkheid voor te bereiden. Zij werden ter rechterzijde bestookt door
reactionairen, monarchisten en leden van de oude adel en ter linkerzijde door de revolutionairen,
die naar Lenins voorbeeld, de dictatuur van het proletariaat nastreefden.
De nieuwe staten belichaamden het principe van zelfbeschikking, dat inhield dat iedere
nationaliteit politieke soevereiniteit (n natie, n regering) genoot. Echter, alle staten bevatten
minderheden, die, zoals de Duitsers in Polen en Bohemen, zich veelal achtergesteld voelden.
Desalniettemin hebben alle staten van het begin af getracht zichzelf democratisch te maken. Tot in
de jaren 30 beschikten zij ook over de instituties, ook al functioneerden deze lang niet altijd even
perfect, die bij een democratie behoren, nl. een constitutie, een parlement, verkiezingen en een
diversiteit aan politieke partijen.
De Economische Problemen in Oost Europa; Landhervorming
Eeuwenlang had het overgrote deel van Oost Europa een situatie gekend, waarin een zeer rijke
klasse van adellijke grootgrondbezitters op haast feodale wijze zijn wil oplegde aan een zeer grote
massa verarmde landarbeiders. Behalve in Oostenrijk en Bohemen was de middenklasse van
handelaren en vrije beroepers altijd klein en weinig invloedrijk geweest. In zijn algemeenheid was
de gehele regio in alle opzichten achterlijk vergeleken bij West Europa.
De nieuwe staten adopteerden dan ook moderniseringsprogrammas, waarvan protectie van
de eigen landbouw en de zich ontwikkelende industrie een belangrijk onderdeel was. Mede door de
staatkundige fragmentering werkte dit averechts. De handel werd ernstig belemmerd en
inefficinte productiewijzen in zowel landbouw als industrie werden in stand gehouden.
De belangrijkste hervormingen betroffen de landbouw. De gehele traditionele agrarische
basisstructuur werd vernietigd. De Russische Revolutie had veel invloed op de ontevreden,
bezitsloze keuterboeren van Finland tot diep in de Balkan. De uiteindelijke uitkomst leek in veel

gevallen echter het meest op het Franse model van de kleine boer die eigenaar is van zijn land. De
uitwerking van de landhervorming verschilde nogal van land tot land. In de Baltische staten en in
grote delen van Tsjecho-Slowakije waren de grootgrondbezitters vooral Duitsers geweest en waren
onteigeningen relatief gemakkelijk door te voeren. In landen als Finland en Griekenland, waar
kleine landeigenaars veelal al regel waren, speelde de kwestie nauwelijks. En in Polen en Hongarije,
waar de grootgrondbezitters een zeer sterke positie innamen, had de landhervorming weinig succes.
Na de landhervormingen werden de partijen van boeren en kleine landeigenaren de
belangrijkste democratische kracht in de verschillende staten, Afkerig als zij waren van het
kapitalisme, dat zij met buitenstaanders en buitenlandse investeerders associeerden, neigden zij
naar het socialisme. De landhervormingen losten evenwel niets op. De boerderijen waren vaak te
klein en de eigenaren ontbrak het aan kapitaal, vaardigheden en marktkennis. De productiviteit van
de landbouw steeg dan ook niet en in plaats van de oude tegenstelling tussen grootgrondbezitters
en keuterboeren kwam er een nieuwe: die tussen relatief welvarende boeren/eigenaars en
proletarische knechten.
98 De Duitse Republiek en de Geest van Locarno
Ook in Duitsland vond eind 1918 een verandering plaats. De Keizer en het Opperbevel van het leger
vertokken met stille trom en lieten het aan met name de Sociaal Democraten, sinds 1912 de
grootste partij in de Rijksdag, over de kastanjes uit het vuur te halen. De Sociaal Democratische
partij was tamelijk behoudend en bevond zich, samen met katholieken, in de centrum van het
politieke spectrum. Het politieke midden in Duitsland maakte zich meer zorgen om Links dan om
Rechts. Deze angst werd gevoed door zowel de gruwelverhalen van Russische vluchtelingen als door
de revolutiepoging van de Communistische partij onder leiding van Karl Liebknecht en Rosa
Luxemburg.
Kort na deze gebeurtenissen vonden er verkiezingen plaats voor een Nationale
Constituerende Vergadering, waarbij een coalitie van sociaal democraten, de Centrum partij en
liberaal democraten de meerderheid verwierf. In juli 1919 werd te Weimar een nieuwe constitutie
aangenomen. Deze Weimar Republiek werd al spoedig geconfronteerd met een putsch, een
gewapende opstand van ontevreden legerofficieren. Mede door ingrijpen van de arbeiders te Berlijn
werd deze staatsgreep verijdeld, maar de Weimar Republiek is er nooit in geslaagd een eind te
maken aan het bestaan van gewapende priv-legertjes van reactionaire en antidemocratische
leiders.
De Weimar Republiek was in beginsel zeer democratisch en, hoewel er enkele sociale
wetten ingevoerd werden, bepaald niet socialistisch te noemen. In feite bleef zeer veel bij het
oude. Er vonden geen nationalisaties, onteigeningen of landhervormingen plaats. Zelfs confisquatie
van eigendommen van de Keizer en zijn entourage bleef grotendeels achterwege. En het leger, dat
door het Verdrag van Versailles was gereduceerd tot 100.000 man, bleef qua structuur volledig
intact, inclusief de oude aristocratische invloeden.
De veranderingen in Duitsland waren dermate redelijk en de tolerantie was zo groot, dat er
zeker geen sprake was van een revolutie, zoals die zich in veel andere landen wel had voorgedaan.
De Duitse Democratie en Versailles
Het Verdrag van Versailles en de Weimar Republiek waren beide een uitvloeisel van de Duitse
nederlaag. Echter, waar velen in Duitsland de democratie verwelkomden, accepteerde geen enkele
Duitser het diktat van Versailles. Wat de landsgrenzen betreft waren herstel van de verbinding
met Oost Pruisen (ten koste van de Poolse corridor) en een samengaan met Oostenrijk de
minimale wensen. En de herstelbetalingen werden gezien als een eeuwigdurende hypotheek op de
toekomst van het land.
In Frankrijk bleef intussen de angst voor de wederopstanding van Duitsland groot. Toen
zowel Groot Brittanni als de Verenigde Staten isolationistische neigingen begonnen te vertonen
gingen de Fransen allianties aan met Polen, Tsjecho-Slowakije en enkele andere Oost Europese
staten. Ook bleven zij hameren op de betaling van de herstelbetalingen.
De Duitse regering zocht, ondanks de grote ideologische verschillen, toenadering tot de
Sovjet Unie. Dit leidde in 1922 tot het verdrag van Rapallo, waar niet alleen handels - en industrile
relaties werden aangeknoopt maar ook afspraken werden gemaakt over de advisering en
ondersteuning van het Rode Leger door Duitse officieren en technici. Dit laatste stelde het Duitse
leger in staat een hoog niveau van opleiding, van planning en van technische- en wapenkennis te
handhaven.
Herstelbetalingen, de Duitse Hyperinflatie van 1923, Herstel
Toen in 1923 de Duitse herstelbetalingen stokten, bezette het Franse leger het Roergebied. Het

Duitse antwoord was lijdelijk verzet en een algemene staking. De Duitse regering betaalde de
uitkeringen aan de stakers door de bankbiljettenpersen te laten draaien. De toch al aanzienlijke
inflatie nam nu desastreuze proporties aan (eind 1923: 1 US$ = 4.000.000.000.000 Mark).
Deze inflatie bracht in het denken van de Duitsers een grotere revolutie teweeg dan de val
van de Hohenzollerns. Pensioenen, lijfrente-uitkeringen, spaartegoeden en obligaties waren in een
zeer kort tijdsbestek volslagen waardeloos geworden. De middenklasse was verarmd en
gedemoraliseerd en had alle vertrouwen in de maatschappij verloren.
De impasse werd uiteindelijk doorbroken door toedoen van de Amerikanen, die het Dawes
plan introduceerden. In het kort kwam dit neer op terugtrekking van de Franse troepen, een
geldhervorming en hervatting van de naar beneden bijgestelde herstelbetalingen. Deze betalingen
konden de Duitsers alleen doen dankzij investeringen van particulier Amerikaans kapitaal.
Geleidelijk aan leek Duitsland overeind te krabbelen en gedurende vijf jaar genoot de Weimar
Republiek een flinke bedrijvigheid en economische voorspoed. Dat deze evenwel op het zwakke
fundament van buitenlandse leningen waren gebouwd, bleek maar al te pijnlijk tijdens de Grote
Depressie.
De Geest van Locarno
Alhoewel geen van de fundamentele internationale problemen werd aangepakt laat staan opgelost,
waren de jaren 20 jaren van economische voorspoed en politieke rust. Deze rust werd na 1923 nog
versterkt door het optreden van gematigde en vredelievende staatslieden in Engeland, Frankrijk en
Duitsland. Ook de Volkenbond, alhoewel niemand verwachtte dat deze oorlog zou kunnen
voorkomen, droeg daar aan bij door te fungeren als ontmoetingsplaats waar alle partijen in ieder
geval met elkaar in gesprek bleven.
In 1925 kwamen de Europese mogendheden bijeen in Locarno. Er werd daar een aantal
verdragen gesloten. Zo garandeerde Duitsland de eerbiediging van de grenzen met Belgi en
Frankrijk en beloofde het Polen en Tsjecho-Slowakije oplossing van de grensgeschillen niet met
geweld maar slechts door middel van diplomatiek overleg en eventueel arbitrage na te streven.
Groot Brittanni garandeerde Belgische en Franse grenzen met Duitsland, maar niet die van Polen
en Tsjecho-Slowakije. Dit laatste deed wel Frankrijk, dat bovendien de Kleine Entente met
Tsjecho-Slowakije, Joegoslavi en Roemeni sloot.
Met enige opluchting werd in 1925 gesproken over de geest van Locarno. En in 1928 werd
de internationale eensgezindheid verder versterkt door het Pact van Parijs, waar 65 landen plechtig
bevestigden oorlog af te wijzen als instrument van nationale politiek. Al met al was het een periode
van hoop op een betere toekomst. Democratie leek te werken en schijnbaar was er alom
economisch voorspoed. De oorlog en haar naween leken nu definitief tot het verleden te behoren.
Maar de voldoening werd wreed verstoord door de Grote Depressie en het kwaadaardige
nationalisme in Duitsland.
99 Anti-imperialistische Bewegingen in Azi
Wrevel in Azi
Aziatische volken waren van oudsher ongelukkig met de positie waarin zij door de Europese
expansie gedrongen waren. In zowel de echte kolonin als de in de naam onafhankelijke landen
werden de monopolie, de privileges en speciale rechten van de Europeanen steeds vaker
veroordeeld als imperialisme. Imperialisme betekende voor de Aziaten:
- het exploiteren van hun hulpbronnen en hun arbeid door de Europese vreemdelingen;
- gedwongen worden een Europese taal te leren (vrees voor het voortbestaan van hun eigen
eeuwenoude culturen);
- ingeschakeld worden in oorlogen die de Europeanen waren begonnen;
- het superioriteitsgevoel en het rassenbewustzijn dat alle blanken etaleerden.
Steeds vaker kwamen zelfbewuste Aziaten in opstand teven het imperialistische systeem dat hen
vernederde en tot tweederangs burgers in hun eigen maatschappij maakte. Zij maakten daarbij
overigens graag gebruik van de Westerse wetenschap, technologie en organisatiekunde om hun
overheersers te attaqueren.
In de eerste decennia van de 20e eeuw vonden anti-imperialistische revoltes plaats in Perzi
(1906), Ottomaanse Rijk (de Jonge Turken, 1908) en in China (omverwerping Qing-dynastie, 1911).
In alle drie deze gevallen richtte de rebellie zich tegen de eigen oude monarch, wie
onderdanigheid aan de Westerse imperialisten werd verweten, met de bedoeling te komen tot een
modernisering van het land naar Europees democratisch model.
De Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie
De Eerste Wereldoorlog had op de een of andere wijze invloed op bijna alle volkeren van Azi. Het

Ottomaanse Rijk en China verbonden zich met de Duitsers resp. de Geallieerden. Perzi trachtte
weliswaar neutraal te blijven, maar werd juist een slagveld van de Britse, Turkse en Russische
troepen. Voor de Nederlandse-, Franse- en Britse kolonin betekende de oorlog een economische
stimulans. Zij wisten hun productie van voedsel, olie en andere grondstoffen sterk op te voeren.
India ontwikkelde bovendien zijn eigen staalindustrie.
Tegen deze achtergrond zagen de koloniale machten zich gedwongen concessies te doen in
de sfeer van zelfbestuur. Zowel in India, Nederlands Oost Indi als Frans Indo China ontstonden
raadgevende lichamen, deels gekozen, deels benoemd, bestaande uit zowel autochtonen als
Europeanen.
De Russische Revolutie droeg bij aan de onrust in Azi. In de Marxistisch-leninistische
ideologie was het imperialisme de laatste fase van de kapitalistische economien. Het nationalisme
in Azi, met daaraan gekoppeld de onafhankelijkheidsbeweging, kreeg dan ook dikwijls een
antikapitalistische signatuur. De Bolsjewieken roken in Azi hun kans om de wereldrevolutie te
verbreiden. Toch wisten zij weinig meer te bereiken dan dat een handjevol Aziatische radicalen
zich af en toe naar Moskou begaven. Nationalisme was in Azi een veel sterkere kracht dan
socialisme of welk ander isme ook.
De Turkse Revolutie: Kemal Atatrk
Met het einde van de oorlog waren de problemen voor Turkije nog niet voorbij. Een Griekse invasie
van het Anatolische schiereiland in 1921 werd door het Westen, waar de Turkse volk als barbaars en
incompetent werd beschouwd, ondersteund. Ook Italianen en Fransen zetten voet aan Turkse wal.
Zij werden evenwel binnen twee jaar, met Russische hulp, verdreven door de troepen van Mustapha
Kemal, die daardoor definitief de Turkse heerschappij over het Anatolisch schiereiland en het
gebied rondom Istanbul bevestigde.
Onder leiding van Kemal vond nu een vliegende revolutie plaats. De Nationalisten schaften
het sultanaat af, stichtten de Turkse Republiek (1923), riepen de soevereiniteit van het Turkse volk
uit en introduceerden de moderne staat met algemeen kiesrecht, een parlement en een sterke
president. Tevens pakten zij de etnische zuivering van het land rigoureus aan. Zon 1,4 miljoen
Grieken, die al sinds 3000 jaar in Klein Azi aanwezig waren geweest, werden geruild tegen
400.000 Turken die in Noord Griekenland leefden. Ten koste van veel leed en problemen voor
Griekenland verkreeg de Turkse Republiek een relatief homogene bevolking.
Een noviteit in de moslimwereld was de absolute scheiding van kerk en staat die werd
ingevoerd. De islamitische wetten werden vervangen door nieuwe wetgeving, gebaseerd op het
Zwitserse recht. Polygamie werd verboden en daarnaast riep Mustapha Kemal vrouwen op hun sluier
af te leggen, te stemmen en openbare functies te bekleden. Voorts werd het westerse alfabet
ingevoerd en dienden de Turken een erfelijke familienaam aan te nemen. Zo werd Kemal Kemal
Atatrk. In de sfeer van de economie werd in 1933 een vijfjarenplan geadopteerd dat voorzag in de
stichting van industrien, de ontwikkeling van mijnen en het aanleggen van infrastructurele werken.
Een modern Turkije van en voor de Turken was in de maak.
In Perzi geschiedde een soortgelijke, zij het minder drastische, revolutie. In 1921 pleegde
Reza Khan een staatsgreep. In 1925 werd hijzelf shah. Oude concessies en overeenkomsten (olie!)
werden ongedaan gemaakt en heronderhandeld, waardoor de Perzen grotere zeggenschap over hun
delfstoffen en de buitenlandse concessionarissen kregen. In 1935 werd het land omgedoopt tot Iran.
De Nationale Beweging in India: Gandhi en Nehru
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog leek een revolutie in India tegen de Britse overheersing
aanstaande. De leider, op wie veel Indirs hun hoop hadden gevestigd, was Gandhi. Na in Engeland
rechten te hebben gestudeerd en als advocaat in Zuid Afrika te hebben gewerkt, leidde hij vanaf
1919 een beweging die zich niet alleen richtte op Indiaas zelfbestuur maar ook op tolerantie tussen
Hindoes en Moslims. Zijn wapens waren geweldloosheid, lijdelijk verzet, burgerlijke
ongehoorzaamheid en de boycot. Met name met dit laatste trof hij de Britten, die voor de oorlog
ongeveer de helft van hun katoenproductie naar India exporteerden, op een gevoelige plek. Zijn
principile aanpak maakte Gandhi tot een bron van inspiratie voor velen.
India was echter een sterk verdeeld land. Zo waren er zeer geregeld gewelddadige
botsingen tussen Hindoes en Moslims. Er waren enorme verschillen tussen zeer rijke kapitalistische
industrilen en de sterk groeiende massa proletarirs evenals tussen de hogere en de lagere kasten.
En in de politiek waren er enerzijds diegenen die volledige onafhankelijkheid eisten zoals Gandhi en
zijn trouwe volgeling Nehru, en anderzijds de meer gematigden die samenwerking met de Britten
zochten. Nehru, meer praktisch ingesteld dan de spirituele Gandhi, voelde zich aangetrokken tot
het marxisme en zag in de aanpak van de Sovjet Unie, met zijn economische planning en

vijfjarenplannen, een beter model voor de ontwikkeling van een onderontwikkeld land dan dat van
de Westerse democratien.
De periode tussen de twee Wereldoorlogen werd gekenmerkt door veel onrust, oproer en
onderdrukking. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd India onafhankelijk, waarbij het subcontinent
werd opgedeeld in een overwegend hindoestisch India en een overwegend islamitisch Pakistan.
In Nederlands Oost Indi verliep het interbellum veel rustiger. De volkeren in de archipel
hadden weinig gemeen behalve hun oppositie tegen de Nederlanders. In 1949 was een door de
oorlog verzwakt Nederland niet in staat de Indonesische nationalisten nog langer te onderdrukken.
In 1949 werd Indonesi onafhankelijk.
De Chinese Revolutie: De Drie Volksbeginselen
Na de omverwerping van de Manchu (of Qing) dynastie in 1911 werd de Chinese Republiek
uitgeroepen. In het noorden was tot 1916 sprake van een militaire dictatuur van een van de
paladijnen van de Manchus. In het zuiden reorganiseerde de oude revolutionair Soen Jat-Sen de
Kwo-min-tang (Nationalistische partij), die jarenlang ondergronds had geopereerd. Overigens waren
de jaren 20 in China een zeer onduidelijke periode waarin locale krijgsheren het vaak voor het
zeggen hadden. Pas in 1928 was er een regering die enigermate recht had te claimen het
daadwerkelijke bestuur in handen te hebben.
Soen Jat-Sen, geboren in 1867 en door studie en reizen goed op de hoogte van de westerse
wereld, publiceerde kort voor zijn dood in 1925 De Drie Volksbeginselen. Deze beginselen waren
democratie, nationalisme en levensonderhoud. Met dit laatste bedoelde hij economische
hervorming met als doel een billijker verdeling van rijkdom en land en een geleidelijk eind aan de
armoede en uitbuiting. Nationalisme betekende voor Soen dat het Chinese volk, dat altijd in de clan
en de familie had geleefd, het belang van de natie en de staat moest leren kennen. Democratie
tenslotte was voor hem de soevereiniteit van het volk, waarbij hij overigens weinig belang hechtte
aan verkiezingen of parlementaire procedures. Het volk mocht dan soeverein zijn, het bestuur
diende in handen te zijn van experts.
Hiermee vervaagde Soens democratie in een theorie van welwillende en opbouwende
dictatuur. Marxisme, socialisme, levensonderhoud, de planeconomie, sociale verzorging en ook
antibuitenlandse en anti-imperialistische sentimenten verdwenen in een grote smeltkroes, waaruit
later ook de Chinese Communisten zouden putten.
Soens eerste doel was een eind te maken aan het verdragssysteem. Het Verdrag van Parijs
bracht echter niet de verlangde afschaffing van Westerse privileges en extraterritoriale rechten.
Wijdverspreide betogingen van studenten en arbeiders volgden hierop en verhevigden het
antibuitenlandse bewustzijn. Toen de Westerse mogendheden in hun houding volhardden, wendden
Soen en de Kwo-min-tang zich tot Rusland. De Kwo-min-tang en de Chinese Communistische Partij
gingen een alliantie aan en aanvaardden Russische militaire adviseurs en partijorganisatoren. De
politiek van toenadering tot de Sovjet Unie begon al spoedig te werken en met name de Britten
gaven concessies op.
China: Nationalisten en Communisten
Na Soen Yat-Sens dood in 1925 werd het leiderschap van de Kwo-min-tang overgenomen door
Tjiang Kai-sjek. Deze wist de macht van de krijgsheren te breken en in 1928 de nominale controle
over geheel China te verkrijgen. Hij verplaatste de regeringszetel naar Nanking en verwierf
diplomatieke erkenning van zijn regime in het buitenland.
Tjiang maakte ook een einde aan de samenwerking met de Communisten. Hij zuiverde zijn
eigen Kwo-min-tang van Russische adviseurs en onderdrukte een opstand van de Communisten, van
wie velen onder leiding van o.a. Mao Zedong hun toevlucht zochten in de bergen in het zuidoosten
van China. Van daaruit organiseerden zij een guerrillabeweging, die de basis van het Chinese Rode
Leger zou vormen. Tjiangs bewind was mede hierdoor gedwongen veel aandacht te besteden aan
de consolidatie van de eigen macht en verwerd tot een conservatieve dictatuur.
De Communisten in het zuidoosten sponnen intussen garen bij de ontevredenheid van de
plattelandsbevolking. Zij pasten een systematische politiek van onteigening en herverkaveling van
grote landgoederen toe en ondersteunden e.e.a. met een intensieve propagandacampagne. Toen
het Nationalistische leger van Tjiang toch de overhand kreeg, trok Mao met een kleine 100.000 man
naar het noorden. Ongeveer de helft van hen overleefde deze herosche Lange Mars. De Japanse
invasie in Noord China maakte een tijdelijk eind aan de burgeroorlog. De gezamenlijke alliantie van
Nationalisten en Communisten tegen de agressor was evenwel zeer ongemakkelijk, zoals na de
Tweede Wereldoorlog zou blijken.
Japan: Militarisme en Agressie

Gedurende de Eerste Wereldoorlog had Japan kans gezien een flink deel van de Aziatische
textielmarkten te veroveren op de oorlogvoerende Europeanen. Bovendien konden de Japanners
produceren tegen prijzen, die de arme massas van Azi zich konden veroorloven. Toen China
plannen ontwikkelde om achter hoge tariefmuren de eigen industrie op te bouwen, zou dit het
einde betekenen van de Japanse export naar dat land.
In de jaren 20 werd Japan in het Westen met enige sympathie bekeken als meest
progressieve niet-Europese natie. Achter de constitutionele en parlementaire faade verborg zich
echter een maatschappij waarin de politieke macht van het parlement klein was en de economische
macht vrijwel geheel in handen was van vier families. De belangen van de politieke leiders en van
het bedrijfsleven liepen parallel: expansie buiten het eigen land. Belangrijk element hierbij werd
gevormd door de oude clanleden en samoerai, die zich in de moderne verwesterde Japanse
samenleving onvoldoende konden ontplooien. Hun droom bestond uit een door Japan gedomineerd
Oost Azi.
Vanaf 1927 begon deze groep posten in de regering te verwerven. En met hen deden
militaristische attitudes en een agressieve politiek richting China hun intrede. In 1932 landden
70.000 Japanse troepen bij Sjanghai, die echter al snel werden verplaatst naar Mantsjoerije, waar
de Japanners een onafhankelijke staat uitriepen. China wendde zich tot de Volkenbond, die Japan
veroordeelde. Japan zegde daarop het lidmaatschap op. Maar omdat de Grote Mogendheden niets
voelden voor een gewapend ingrijpen, konden de Japanners hun bezetting van Mantsjoerije en
Noord Oost China ongestraft continueren.
100 De Grote Depressie: Ineenstorting van de Wereldeconomie
Het kapitalistische economische systeem met zijn delicate mechanisme van in elkaar grijpende
raderen was uitermate gevoelig voor verstoringen. Het systeem van vraag en aanbod op de
wereldmarkt en van regionale verdeling van arbeid werd grotendeels met krediet gefinancierd en
dreef derhalve op het onderlinge vertrouwen van investeerders en debiteuren in de capaciteit van
deze laatsten om een zodanig rendement te genereren dat zij aan hun verplichtingen konden
voldoen.
De Voorspoed van de Jaren 20 en haar Zwakheden
De jaren 1924-1929 waren een periode van voorspoed in de zin van een forse groei van de
internationale handel, een enorme bouwactiviteit en de ontwikkeling van nieuwe industrien. De
automobiel, de radio, huishoudelijke apparaten en de film werden massaconsumptieartikelen met
een grote afgeleide vraag naar o.a. olie, staal, rubber, elektrisch gereedschap, wegen en allerhande
diensten. Voorspoed kreeg een mythische klank en sommigen meenden dat deze eeuwig zou
duren.
Er lagen echter een aantal onevenwichtigheden ten grondslag aan deze voorspoed. Naast de
financiering met grotendeels geleend geld was er de situatie dat de lonen achterbleven bij de
winsten en dividenden. Deze scheve inkomensverhouding betekende dat de consumptieve vraag de
groei van de productie niet kon bijhouden. En er was, ten gevolge van uitbreiding van areaal,
mechanisatie en verbeterde agrarische technieken, sprake van een structurele overproductie in de
landbouw.
In de Westerse wereld was de vraag naar graan min of meer verzadigd, terwijl de
ondervoede massas in Azi zelfs de zeer lage prijzen niet konden opbrengen. Niet alleen de
graanboeren op alle continenten werden met de ondergang bedreigd. Ook onder de markten voor
katoen, mas, koffie en cacao viel de bodem weg. De overstap naar nog wel winstgevende
producten als fruit en eieren was voor de meeste boeren niet mogelijk ten gevolge van
klimatologische omstandigheden, gebrek aan kapitaal of onvoldoende vakkennis.
Toen in 1929 de Grote Depressie uitbrak, bezuinigden de inwoners van de steden ook nog
eens op hun voedselbudget en verslechterde de situatie van de boeren nog verder. Het was vooral
deze agrarische depressie die de beroering in Midden en Oost Europa en in de koloniale gebieden
voedde.
De Crash van 1919 en de Verspreiding van de Economische Crisis
Door het gemak waarmee professionele speculanten en ook gewone burgers aandelen met geleend
geld konden kopen, stegen de prijzen op beurs van New York in 1928/29 tot astronomische hoogten.
Toen echter de koersen begonnen te dalen, werden deze effectenbezitters gedwongen in
geforceerd tempo hun aandelen weer van de hand te doen. De financiers, die hun dekking zagen
verdwijnen, eisten de kredieten op. Velen gingen failliet, in hun val zon 5.000 Amerikaanse banken
meeslepend.

De crisis werd gexporteerd middels de internationale handel en de financile markten. De


Amerikaanse import daalde ten gevolge van de gekelderde inkomens. De Amerikaanse
kapitaalexport kwam volledig tot stilstand en toen zij ook nog eens hun buitenlandse investeringen
repatrieerden, volgde ook in Europa een golf aan bankfaillissementen. Overal ter wereld raakten nu
bedrijven in de problemen doordat hun afnemers niet meer aan hun financile verplichtingen
voldeden. Tussen 1929 en 1932 daalden de wereldproductie en de internationale handel met naar
schatting 38 resp. 67%.
Deze zeer sterke afname van de bedrijvigheid bracht een ongekende werkloosheid met zich
mee. Mensen in de kracht van hun leven waren jaren zonder werk en de jeugd kwam al helemaal
niet aan de slag. Demoralisatie, verbittering en frustratie onder grote delen van de volkeren was
het gevolg. Veel langdurig werklozen voelden zich aangetrokken tot nieuwe en verontrustende
politieke ideen.
Politieke en Economische Reacties op de Crisis
Optimisten beschouwden de crisis als een tijdelijke dip van waaruit een snel herstel zou volgen.
Anderen meenden dat er sprake was van de instorting van het systeem van kapitalisme en vrije
ondernemingsgewijze productie. In beide visies zat een kern van waarheid. Zo had de
staalproductie
zich in 1936, na een mr dan halvering in 1932, hersteld op het niveau van 1929. Anderzijds had de
Grote Depressie een eind gemaakt aan de acceptatie van enkele aspecten van het oude systeem,
zoals de verschrikkelijke persoonlijke onzekerheid en de levens verwoestende werkloosheid.
Alle overheden namen dan ook maatregelen om de werkgelegenheid en de inkomenssituatie
van hun burgers te verbeteren. Dit ging echter gepaard met een sterke beweging richting
economisch nationalisme en een streven naar door de overheid te beheersen zelfvoorziening.
Geleidelijk werd het internationale geldsysteem, gebaseerd op de gouden standaard en de vrije
inwisselbaarheid van valuta, volledig verlaten. In 1931 resp. 1934 verlieten Groot Brittanni en de
V.S. de gouden standaard, waardoor hun valutas deprecieerden en hun exportposities verbeterden.
Het leidde tot een toenemende internationale monetaire chaos. Iedere regering trachtte op
eigen wijze zijn munt te manipuleren ter ondersteuning van de export. Systemen van valutacontrole
en importquota deden hun intrede, terwijl ook vrijwel overal (zelfs in Groot Brittanni!)
beschermende invoertarieven van stal werden gehaald. Het gevolg was een continue neerwaartse
spiraal in het volume van de internationale handel. Handel kreeg in steeds sterkere mate een
bilateraal karakter en in sommige gevallen, zoals bij Duitsland en Oost Europa, verwerd het tot pure
ruilhandel.
Importeurs en exporteurs konden veelal slechts opereren onder een systeem van
vergunningen, waarmee de overheid de totale buitenlandse handel in zijn greep kreeg. De
wereldeconomie desintegreerde aldus in een felle competitie van nationale economische systemen,
waar het eigenbelang boven alles ging. Pogingen om de wereldhandel weer op gang te brengen en
de wisselkoersen te stabiliseren liepen op niets uit.
Cult urele Reacties op de Crisis
De economische crisis had ook gevolgen voor het culturele en intellectuele leven in de jaren 30. De
20-er jaren waren een periode geweest waarin modernistische kunstenaars en schrijvers vooral
uiting gaven aan hun, voor anderen vaak moeilijk te volgen, zuiver persoonlijke herinneringen en
ervaringen. Het was een tijd van experimenten en onderzoekingen naar de innerlijke complexiteit
van de menselijke geest.
De harde economische werkelijkheid van het volgende decennium deed een geheel ander
type kunstuitingen het licht zien. Realisme en politiek engagement wonnen zeer snel terrein.
Schrijvers als Steinbeck schonken aandacht aan deplorabele maatschappelijke situatie van veel
mensen in die tijd. De persoonlijke herinneringen van een zonderlinge intellectueel deden er ineens
niet meer zo toe.

Hoofdstuk 20 Democratie en Dictatuur


De nachtmerrie van de Grote Depressie leidde overal tot een vraag naar zekerheid. Iedere staat
voor zich probeerde zo goed mogelijk het eigen economisch systeem te plannen, te reguleren en
aldus te redden, daarmee de verzorgingsstaat en de sociaal democratie steeds verder doorvoerend.
Tegelijkertijd ontstonden in de landen waar de democratie nog niet al te vaste grond onder
de voeten had steeds vaker dictatoriale regimes. Werklozen verkozen dikwijls (beloften van)
economische ondersteuning boven de democratische principes en instituties. De roep om een
sterke man, die besluiten durfde te nemen en de nationale trots zou herstellen, werd op veel
plaatsen gehoord. Dit opende de weg voor dictators als Hitler, die een oplossing bood voor elk
probleem: oorlog.
101 De Verenigde Staten: Depressie en New Deal
De halvering van het nationaal inkomen in de periode 1929-1932 en het oplopen van de
werkloosheid naar ca. 14 miljoen betekende de val van de Republikeinse president Hoover, die met
voornamelijk monetaire maatregelen de depressie te lijf ging en uitgebreide directe federale steun
aan werklozen en andere getroffenen afwees.
De verkiezingen van 1932 werden gewonnen door de Democraat Franklin Delano Roosevelt,
die niet alleen een programma van herstel, steun en hervormingswetgeving, genaamd New Deal,
introduceerde maar bovendien een enthousiasmerende daadkracht aan de dag legde. De
belangrijkste punten uit Roosevelts programma waren:
- het uitvoeren van publieke werken (huizen, wegen, bruggen en scholen);
- strikter toezicht op het bankwezen;
- het loslaten van de gouden standaard;
- het subsidiren van de landbouw;
- het reguleren van productie en prijzen in de industrie middels de oprichting van de National
Recovery Administration (NRA).
Al deze maatregelen waren gericht op herstel van de koopkracht en het stimuleren van de
industrile activiteit. De echte innovatie school echter in de wijze waarop dit alles werd
gefinancierd, nl. door het laten oplopen van de overheidstekorten. Indirect weerspiegelde het New
Deal beleid de theorie van Keynes, wiens boek The General Theory of Employment, Interest
and
Money overigens pas in 1936 verscheen. Tekortfinanciering leek de enige snelle route uit de
recessie en tevens het behoud van het kapitalistische systeem. De Amerikaanse overheidsschuld
verdubbelde in de periode 1932-1940.
Andere hervormingen betroffen de financile markten. Zo werd de Securities and Exchange
Commission (SEC) opgericht ter regulering van aandelenemissies en beurs. En er kwam een federale
garantie voor spaargelden. In de zakenwereld ontstond weerstand tegen alle overheidsbemoeienis.
Het Hooggerechtshof verklaarde de NRA en andere New Deal maatregelen ongrondwettig.
In 1935 werd een pakket sociale wetgeving ingevoerd. Het ging hierbij om verzekeringen
tegen werkloosheid, ouderdom en invaliditeit en ook om de invoering van de 40-urige werkweek en
het minimumloon. Tevens kregen arbeiders het recht hun eigen vakbonden op te richten en middels
deze met de ondernemers te onderhandelen. Deze vakbonden werden, mede door de sterke groei
van hun ledenaantal, een machtige factor in het sociaal-economische leven. In de V.S. kwam het
niet tot de oprichting van een derde (socialistische) partij. De arbeiders ondersteunden in het
algemeen Roosevelts Democratische partij.
Toch was het herstel van de Amerikaanse economie niet flitsend en in 1937 was er zelfs
sprake van een recessie. De investeringsbereidheid had een flinke knauw gekregen ten gevolge van
het stijgende overheidstekort, de hogere vennootschaps- en inkomstenbelastingen en de vele
concessies aan vakbonden en arbeiders. Volledig herstel zou pas komen toen de oorlogsindustrie op
volle toeren ging draaien.
De door Roosevelt doorgevoerde veranderingen waren echter van blijvende aard. De grotere
rol van de federale regering, die het bedrijfsleven beperkingen oplegde, herverdeling van inkomen
bewerkstelligde een uitgebreid systeem van sociale zekerheid aanbood, werd later ook door de
Republikeinen, die overigens pas in 1948 weer aan de macht kwamen, niet meer ongedaan gemaakt.
Roosevelt werd herkozen in 1936, 1940 en 1944, maar dat betekende niet dat er geen
oppositie tegen zijn beleid was. Tegenstanders meenden dat de New Deal een enorme bureaucratie
had gecreerd en een bedreiging van de individuele vrijheden en het zelfvertrouwen van de burgerij

betekende. Anderen daarentegen zagen in de New Deal, met al zijn tekortkomingen, toch een
daadkrachtige en menselijke aanpak van de economische crisis, die het Amerikaanse vertrouwen in
de democratie schraagde.
102 Experimenten en Aanpassingen van de Democratie in Groot Brittanni en
Frankrijk
De Britse Politiek: De Jaren 20 en de Depressie
Meer afhankelijk van overzeese markten dan welk ander volk ook werden de Britten, met hun
verouderde economische structuur, extra zwaar getroffen door de Grote Depressie. Al voor 1914
was het proces van verlies van markten begonnen. En na de Eerste Wereldoorlog zat eigenlijk
niemand meer te wachten op Britse fabrieksproducten. De wet van de remmende voorsprong had
zijn tol geist.
Zelfs toen het in de jaren 20 in de rest van de wereld tamelijk goed ging, verkeerde
Engeland in een depressie. In 1921 telde het land al 2 miljoen werklozen. Een uitgebreid pakket aan
sociale maatregelen was nodig om een al te drastische daling van de levensstandaard van de Britse
arbeiders te voorkomen. De machtige vakbonden hielden krampachtig vast aan de tijdens de oorlog
verworven loonsverhogingen en andere concessies. In 1926 kwam het tot een uitbarsting, toen een
staking in de kolenmijnen leidde tot een algemene staking. Doordat de regering de noodtoestand
uitriep en met behulp van het leger en vrijwilligers essentile diensten in de lucht hield, kon de
staking worden gebroken. Prompt werd ook middels wetgeving de macht van de bonden aan banden
gelegd.
Bij de verkiezingen van 1922 wist de Labour partij de Liberale partij af te lossen als tweede
van de grote partijen in het land. Labour had na de oorlog zijn partijorganisatie verstevigd en
tevens gekozen voor de parlementaire weg naar het socialisme. In 1924 en 1929 regeerde Labour in
een coalitie met de Liberalen onder premierschap van MacDonald.
De gevolgen van de beurscrash in de V.S. en de daaropvolgende wereldwijde depressie
deden zich in Groot Brittanni bijzonder sterk voelen. De werkloosheid (in 1929: 1 miljoen) naderde
in zeer rap tempo de 3 miljoen. Ten gevolge van de werkloosheidsuitkeringen groeide het
overheidstekort sterk. MacDonald stelde strenge bezuinigingsmaatregelen voor, waaronder een
verlaging van de uitkeringen. Dit was onverteerbaar voor de meerderheid van zijn eigen partij, die
hem royeerde.
MacDonald vormde zijn eigen partij, die na de verkiezingen van 1931 samen met de
Conservatieven (die de meerderheid in het Lagerhuis behaalden) en de Liberalen een nationale
regering vormde. Naast het doorvoeren van bezuinigingen bestond vanaf 1931 het Britse beleid uit
begrotingsevenwicht en stimulering van de industrie met goedkope leningen ter rationalisatie en
reorganisatie van de productie. Het beleid leek nogal op dat van de V.S. en ook hier kwam volledig
herstel pas door de oorlogsvoorbereidingen.
Groot Brittanni en het Gemenebest: de Betrekkingen binnen het Rijk
Tijdens het interbellum strekte de Britse heerschappij (kolonin, protectoraten en
mandaatgebieden) zich uit over ongeveer een kwart van de wereldbevolking. Dat bracht op
meerdere plaatsen de nodige problemen met zich. In Palestina was er voortdurend strijd met en
tussen Joden en Arabieren. In India werd de onafhankelijkheidsbeweging steeds sterker. En in
Ierland werd in 1922 weliswaar te langen leste de onafhankelijke Ierse Vrijstaat erkend, maar dat
betekende geenszins een einde aan de Ierse Kwestie. De Protestanten in Ulster weigerden deel uit
te maken van de nieuwe republiek en bleven binnen het Verenigd Koninkrijk.
De status van de dominions werd in deze periode grondig herzien. In Canada, Australi,
Nieuw Zeeland en Zuid Afrika groeide het nationalisme en de behoefte hun onafhankelijkheid meer
gezicht naar buiten te geven. Het Statuut van Westminster werd de dominion status zodanig
gedefinieerd dat er de facto sprake was van volledige (d.w.z. k buitenlands) politieke en
economische onafhankelijkheid, al bleven de banden met het moederland sterk.
Frankrijk: De Jaren 20 en de Komst van de Depressie
Met uitzondering van de periode 1924-1926, toen de gematigde Radicaal Socialisten aan de macht
waren, werd Frankrijk in de jaren 20 geregeerd door coalities van conservatieve partijen, die vooral
de belangen van het zakenleven, het leger en de kerk dienden. Zij waren vooral uit op handhaving
van rust en orde in het land. De coalitie tussen Radicaal Socialisten, feitelijk een links liberale
partij, met de Socialistische partij bleek door diepgaande onenigheid over het te voeren
economische beleid niet stabiel. Een belangrijk gegeven in de Franse politieke verhoudingen was
voorts dat zowel Links (Communisten) als Rechts (royalisten en andere antirepublikeinen) tamelijk
invloedrijke antidemocratische groeperingen opereerden.

In de Franse financile huishouding vormden de Duitse herstelbetalingen een zeer


belangrijke factor. Toen deze stokten, werd begrotingsevenwicht onmogelijk, groeide de publieke
schuld zeer sterk en kelderde de franc. De problemen werden nog verergerd door het verlies van
grote investeringen in Rusland en een volstrekt verouderd systeem van heffing en inning van
belastingen.
Nadat de crisis in 1926 een hoogtepunt had bereikt, wist een regering van nationale
eenheid onder leiding van Poincar door een combinatie van nieuwe belastingmaatregelen en
drastische bezuinigingen het begrotingsevenwicht te herstellen. Ook de Franse franc stabiliseerde
zich, zij het op een niveau van n vijfde van zijn vooroorlogse waarde. De jaren 1926-1929 gaven
een aanzienlijk herstel van de Franse economie te zien.
Frankrijk werd later en minder hevig getroffen door de Grote Depressie dan de V.S. en
Duitsland. Het beleid van de regeringen, die elkaar in zeer hoog tempo opvolgden, was steeds
gericht op bezuinigen en het handhaven van de gouden standaard, die pas in 1936 werd
prijsgegeven.
Het Gistingsproces tijdens de Depressie en het Volksfront
Tijdens de depressie staken meerdere fascistode ligas de kop op, vaak gefinancierd door rijke
industrilen. Een politiek en financieel schandaal in februari 1934 in Bayonne gaf de
antirepublikeinse elementen de ammunitie het eind van niet alleen de verantwoordelijken maar van
de gehele republiek te eisen. Een menigte fascisten bedreigde het Parlement en leverde slag met
de politie. Liberalen, socialisten, de vakbeweging en zelfs communisten verenigden zich tegen deze
bedreiging van democratie en republiek.
Korte tijd later vonden de Radicaal Socialisten, de Socialisten en de Communisten elkaar in
een politieke coalitie, die bekend werd als het Volksfront. De coalitie won de verkiezingen van 1936
op een programma van bestrijding van het fascisme, maatregelen tegen de depressie en de
invoering van arbeidshervormingen. Lon Blum werd de eerste socialistische premier van Frankrijk.
De Communisten traden niet toe tot zijn regering, maar beloofden wel hun steun.
Het Volksfront en het Vervolg
Hoewel Blums kabinet slechts iets meer dan een jaar stand hield, heeft het wel kans gezien een
aanzienlijke hoeveelheid verstrekkende wetgeving door te voeren. Ingevoerd werden o.a. de 40urige werkweek, betaalde vakantie en een wet die het arbeiders mogelijk maakte collectieve
onderhandelingen met werkgevers aan te gaan. Het gevolg was een vloed aan collectieve
arbeidsovereenkomsten en een enorme groei in de het lidmaatschap van de vakbonden. Daarnaast
werden de wapen- en luchtvaartindustrie genationaliseerd en de nationale bank onder
regeringstoezicht geplaatst. Boeren kregen steun in de vorm van vaste prijzen en de aankoop van
graan door de regering. Terwijl Blum sprak van de Franse New Deal, liepen de conservatieven en
extreem rechts te hoop tegen deze voorloper van een Franse Lenin.
In feite kwamen de hervormingen van het Volksfront te laat. In het licht van de Duitse
herbewapening waren ook aan Franse zijde inspanningen op dit terrein nodig. Daarvoor ontbrak
evenwel het geld. En bovendien ondervond de regering overal weerstand. Werkgevers probeerden
de hogere kosten van de arbeidshervormingen te verdisconteren in de prijzen van hun producten,
waarop de vakbeweging ontevreden werd over het feit dat prijsstijgingen de loonstijgingen
ongedaan maakten. Het goud bleef het land uit stromen en de productie steeg nauwelijks.
In juli 1936 kreeg de regering Blum onenigheid met de Communistische partij over haar
weigering het Spaanse Volksfront te steunen in de burgeroorlog. En in 1937 werd ten val gebracht
door de Senaat, die weigerde financile noodbevoegdheden te verlenen. Het Volksfront
verbrokkelde vervolgens in hoog tempo en gaf zichzelf de genadeslag met een onsuccesvolle
algemene staking tegen het ongedaan maken van de 40-urige werkweek.
West Europa en de Depressie
Herstel na de Grote Depressie vond nergens in West Europa plaats voor aanvang van de Tweede
Wereldoorlog. Als iets duidelijk geworden was in deze periode was het wel, dat Europa in
economische zin afhankelijk was geworden van de V.S.. En terwijl de Sovjet Unie bezig was een
industrile gigant te worden, heerste er in de jaren 30 alom twijfel over Europas economische lot.
Ook op andere terreinen waren er tekenen van verval. Het geboortecijfer daalde tot een
nooit eerder vertoond niveau, waardoor de bevolking stagneerde en vergrijsde. En de politieke
leiders, zowel conservatieven als liberalen als socialisten, bleken niet in staat adequaat in te spelen
op de dilemmas van de depressie.
103 Het Italiaanse Fascisme

De vrij algemeen gedeelde opinie dat in de jaren 20 de democratie vooruitgang boekte, werd niet
echt verstoord door de mislukkingen in achterlijke landen als Rusland, Turkije en China. De eerste
gevoelige tik werd uitgedeeld in 1922 door Mussolinis staatsgreep in Itali, dat sinds 1861 een
liberale parlementaire staatsvorm had gekend.
Mussolini (1883), zoon van een smid, was in zijn jonge jaren een vechtlustige professionele
links-socialistische revolutionair, die zijn brood verdiende als radicale journalist. Tijdens de oorlog
bekeerde hij zich tot het nationalisme en werd hij een fervent strijder voor de verovering op
Oostenrijk van het Italia irredenta. In 1919 organiseerde hij zijn eerste gewapende bende of
fascio di combattimento (van fasces = roedenbundel, symbool van Romeinse staatsmacht).
Alhoewel de oorlog ruim 600.000 Italianen het leven had gekost, was het Italiaanse militaire
optreden weinig glorieus geweest. Tot hun teleurstelling werden de opofferingen door de
Geallieerden nauwelijks onderkend en was de beloning in Italiaanse ogen mager: wel Zuid Tirol en
gebieden aan de Dalmatische kust maar geen mandaten over voormalig Duits of Turks gebied.
Ook Itali leed na de Eerste Wereldoorlog onder de grote oorlogsschulden, een acute
depressie en werkloosheid. Zowel op het platteland als in de steden braken rellen en stakingen uit.
De Communisten wakkerden het vuur van ontevredenheid aan en raakten steeds vaker slaags met de
Fascisten of Zwarthemden. Regering en parlement deden weinig tot niets aan het geweld in de
straten van de steden. Het respect voor deze instituties was zo goed als verdwenen.
Bij de verkiezingen van 1921 wist Mussolinis Fascistische beweging slechts zon 7% van de
zetels in het Parlement te veroveren, maar de aanhang van de Fascisten bleef, op de golven van de
onrust, aangroeien. Opportunist Mussolini begon zich nu te profileren als handhaver van rust en orde
en beschermer van eigendommen. De bezittende klassen, die angstige tijden hadden doorgemaakt,
vonden bemoediging in de Fascistische beweging en begonnen deze financieel te steunen. Steeds
vaker deed zich de terreur van de Zwarthemden gelden in de vorm van afstraffingen van
tegenstanders, brandstichtingen en moorden. Mussolini, lang een fervent republikein en
antiklerikaal, verklaarde zich intussen loyaal aan koning en kerk.
In oktober 1922 vond de Mars op Rome plaats. Terwijl Mussolini veilig in Milaan bleef,
trokken zijn Zwarthemden van alle kanten op naar de hoofdstad. Toen de koning de regering niet
toestond de noodtoestand uit te roepen, trad het kabinet af en werd Mussolini tot premier
benoemd. Hij stond aanvankelijk aan het hoofd van een coalitieregering, die van het parlement
gedurende een jaar onbeperkte bevoegdheden kreeg om de orde te herstellen en hervormingen
door te voeren. Voordat het jaar om was had Mussolini zodanige wetgeving door het parlement
geloosd, dat hij de verkiezingen van 1924 niet meer kon verliezen.
Toen de prominente socialist Matteotti de Fascistische intimidatie en de fraude rondom de
verkiezingen aan de kaak stelde, werd hij vermoord. De roep om Mussolinis aftreden was luid, maar
het tegendeel geschiedde. Mussolini consolideerde zijn dictatuur en binnen korte tijd muilkorfde hij
de pers en de vakbonden. Alle politieke partijen behalve de Fascistische werden afgeschaft.
De rest van de wereld was nogal traag van begrip waar het de innovatie die fascisme heette,
betrof. Mussolini predikte de behoefte aan krachtdadige actie van een sterke leider (Il Duce)als
alternatief voor de democratie. In plaats van liberalisme, kapitalisme of Marxisme hamerde hij op
nationale solidariteit en sterke staatsinmenging in de economie. Zijn corporatieve systeem
verdeelde het economisch leven in 22 sectoren, voor elk waarvan een corporatie werd opgericht.
In iedere corporatie beslisten vertegenwoordigers van door de Fascisten georganiseerde
arbeidersgroeperingen, werkgevers en de overheid over arbeidsvoorwaarden, prijzen en industrieel
beleid.
De Fascisten noemden deze organisatie van het economisch leven een verbetering ten
opzichte van het democratische bestel, omdat er een eind gemaakt werd aan de anarchie en aan de
klassenstrijd. Het was echter niet het corporatieve systeem dat de sociale onrust deed verdwijnen
maar het totalitaire regime met zijn verbod op stakingen, de afschaffing van vakbonden en andere
repressieve maatregelen.
Toen de depressie kwam, bleek dat ook Mussolinis systeem van economische controle
weinig vermocht. Hij omarmde een programma van openbare werken, zelfvoorziening, uitbreiding
van het landbouwareaal (moerassen in het Noorden) en overschakeling op hydro-elektrische
energie. De bestaande maatschappelijke structuren, die in Itali extremen van rijkdom en armoede
betekenden, bleven echter onaangetast. Het Fascisme had ten koste van individuele vrijheden een
zeker mate van economische zekerheid en welvaart gebracht.
In andere landen werd het Fascisme gezien als een mogelijk alternatief voor de
democratische, parlementaire regeringsvorm. Communisten, socialisten en progressieve liberalen
verzetten zich er furieus tegen, maar de meer conservatieve groepen en rijke mensen stonden er
niet onwelwillend tegenover. Zeker in de vaak sterk nationalistische Oost Europese landen en ook

wel in Spanje, Portugal en Frankrijk waren er vele bewonderaars van het fascistische en
corporatieve model.
104 De Totalitaire Staat: Duitslands Derde Rijk
De Opkomst van Adolf Hitler
Hitler werd in 1889 in Oostenrijk geboren als zoon van een douanebeambte. Zijn ouders overleden
toen hij tiener was. Hij verliet de middelbare school zonder diploma, heeft tevergeefs geprobeerd
toegelaten te worden tot de kunstacademie in Wenen terwijl in zijn levensonderhoud voorzag met
allerhande laagbetaalde baantjes. Zijn periode te Wenen heeft zijn maatschappijvisie sterk
benvloed. Hij ontwikkelde er een sterke afkeer van zowel het Habsburgse hof met zijn
aristocratische entourage als van de kosmopolitische sfeer waarin het Marxisme zo gemakkelijk kon
opbloeien als van de volledig geassimileerde Joden die zeer succesvol in het bedrijfsleven en de
vrije beroepen waren.
In 1913 verhuisde hij, nog steeds zonder veel middelen van bestaan, naar Mnchen. Toen de
Eerste Wereldoorlog uitbrak, nam hij dienst in het leger, waar hij het weliswaar slechts tot
korporaal bracht maar wel belangrijke onderscheidingen ontving. Net als voor Mussolini ervoer
Hitler de oorlog als iets spannends, edel en bevrijdend.
Na de oorlog bleef hij nog enige tijd in militaire dienst te Mnchen. De communistische
dreiging in Beieren (er was zelfs gedurende drie weken een Beierse Sovjet Republiek) trok veel
antisocialistische, antirepublikeinse en antidemocratische elementen aan. Op instigatie van het
leger werd Hitler lid van een splinterpartij, waarvan hij al spoedig de leider werd en die in 1920 de
naam Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij aannam.
Terwijl gedurende de eerste vijf jaar van de Weimar Republiek de communistische agitatie
aanhield, was de dreiging van een rechtse coup veel groter. Extreem rechts mocht zich in de nodige
sympathie verheugen en beschikte bovendien over gewapende benden als de Nazistische SA
(Sturmabteilung), ook wel Bruinhemden genoemd.
Eind 1923, ten tijde van de Franse bezetting van het Roergebied, achtten Hitler en zijn
Bruinhemden de tijd rijp en ontketenden zij de bierhal putsch. De politie onderdrukte de
ordeverstoring en Hitler werd tot 5 jaar gevangenisstraf veroordeeld, waarvan hij er overigens maar
n uitzat. In de gevangenis schreef hij Mein Kampf, een troebele stroom van persoonlijke
herinneringen, racisme, nationalisme, geschiedtheorie en politiek commentaar. Mede door zijn
rechtszaak was Hitler een politiek figuur van landelijke importantie geworden en werd zijn boek
goed verkocht.
In de jaren 1924-1929, toen Duitsland een opmerkelijk economisch herstel doormaakte,
verloor het Nationaal Socialisme veel van zijn aantrekkingskracht. De Grote Depressie veranderde
dit radicaal. Duitsland had grote financieringsproblemen door het wegvallen van de Amerikaanse
kredieten en zag de wekloosheid stijgen tot 6 miljoen. De middenklasse, die zich nog altijd niet had
hersteld van de hyperinflatie van 1923, werd opnieuw zwaar getroffen en verloor alle vertrouwen
en hoop. De steun voor de Communisten groeide sterk. De depressie wakkerde bovendien de in
Duitsland algemene afkeer van het Verdrag van Versailles weer aan.
In dit klimaat, in een land dat weinig democratische traditie kende, was er een vruchtbare
voedingsbodem voor Hitler, die de Weimardemocratie afschilderde als on-Duits en een door de
overwinnaars opgelegd, kunstmatig systeem. Hij pleitte voor echte democratie, waarbij het Volk
zich verenigde achter een daadkrachtige Leider en stelde dat de Duitsers alleen op zichzelf moesten
vertrouwen. Hij verkondigde voorstander te zijn van het socialisme voor de kleine man, ofwel de
leer van de NDSAP, die met veel bombast oorlogswinsten, grondspeculatie, renteslavernij,
onredelijke belastingheffing en uiteraard bovenal het Jodendom veroordeelde.
Bij de verkiezingen van 1928, 1930 en 1932 groeide de aanhang van de Nazis fors en met
ongeveer een derde van de zetels vormden zij de grootste fractie in het parlement. Toen bij
verkiezingen in November 1932 de Nazis enig verlies leden en de Communisten flinke winst
boekten, leek Hitler over zijn hoogtepunt heen. Hij kreeg echter steun van conservatieve zijde, de
oude aristocratie, hoge legerofficieren en captains of industry, die meenden hem voor hun karretje
te kunnen spannen.
Na enkele politieke intriges benoemde president von Hindenburg Hitler, geheel legaal, tot
kanselier van de Duitse Republiek. Hij leidde een coalitiekabinet met de Nationalisten. Hitler
schreef echter nieuwe verkiezingen uit, die hij manipuleerde met de brand in de Rijksdag en
intimiderend optreden van zijn Bruinhemden. Desondanks wist hij slechts 44% te behalen en voor de
meerderheid had hij nog steeds de Nationalisten nodig. Het kostte hem evenwel weinig moeite, met
een beroep op de ernstige situatie in het land, de Rijksdag hem onbeperkte dictatoriale
bevoegdheden te laten toekennen. De Nazi revolutie was een feit.

De Nazi Staat
Hitler noemde zijn staat het Derde Rijk (na het Heilige Roomse Rijk en Bismarcks Tweede Rijk), dat
het proces van de ware Duitse geschiedenis zou voortzetten en duizend jaar zou blijven bestaan.
Zichzelf noemde hij Fhrer, de belichaming van de absolute soevereiniteit van het Duitse volk.
Vrijwel onmiddellijk introduceerde hij zijn rassenwetten met betrekking tot Joden, die verdreven
werden uit de politiek, het ambtenarenapparaat en andere beroepen.
Het antisemitisme nam steeds brutere vromen aan. De Kristallnacht van 9 november 1938,
waarin de SS overal in Duitsland Joodse winkels, bedrijven en synagogen vernielde, duizenden Joden
afranselde en 30.000 van hen bijeendreef en naar concentratiekampen zond, markeerde de start
van een ongekende genocide. Joden die deze Holocaust trachtten te ontvluchten, ontdekten dat
veel deuren in Europa en de V.S. voor hen gesloten bleven.
De nieuwe totalitaire staatsorde werd steeds duidelijker zichtbaar in monolithische
structuren. Het oude federale Duitsland maakte plaats voor de Duitse eenheidsstaat, waar nog
slechts de NSDAP als politieke partij toegestaan bleef. Binnen deze partij vond een zuivering plaats,
waarbij vele oude getrouwen uit weg werden geruimd. En een systeem van geheime politieke politie
(Gestapo), Volksrechtbanken en concentratiekampen, waar men zonder vorm van proces kon
worden gedetineerd, onderdrukte alle expressie van afwijkende ideen.
De Protestantse en Katholieke kerken werden gelijkgeschakeld met het regime, hetgeen
inhield dat kritiek verboden was en dat internationale contacten sterk werden ontmoedigd.
Getracht werd kinderen te weerhouden naar religieuze scholen te gaan. De Jeugdbeweging van de
Nazis, scholen en universiteiten werden gebruikt ter indoctrinatie van de jongste generatie met de
nieuwe concepten.
Vakbonden werden gelijkgeschakeld in een Nationaal Arbeiders Front. Stakingen werden
verboden. In de bedrijven werd het leiderschapsbeginsel gentroduceerd: bazen met
alleenheerschappij onder strakke supervisie van het regime. De economie werd opgepompt met
behulp van publieke werken, herbebossingsprogrammas, droogmaking van moerassen, de aanleg
van autobanen en bovenal een herbewapeningprogramma, dat binnen de kortste keren ook de
laatste werklozen aan een, vaak mager betaalde, baan hielp.
Terwijl de eigendom van bedrijven in priv-handen bleef, naam de staat de controle over de
economie volledig over. Het doel was autarkie en zelfvoorziening en absolute onafhankelijkheid van
buitenlandse handel. Ter substitutie van grondstoffen ontwikkelde de Duitse chemie kunstrubber,
plastics en kunstvezels. Een netwerk van bilaterale handel met vooral Oost Europese landen werd
opgezet, waarbij ook vaak sprake was van pure ruilhandel. Al met al was Duitsland vanaf 1933 in
enkele jaren omgevormd tot een reusachtige gedisciplineerde oorlogsmachine.
De Totalitaire Staat: Oorsprong en Gevolgen
De totalitaire staat is een veelkoppig monster. De eerste verschijningsvorm was het Sovjetregime,
dat een pseudo-democratische constitutie aannam en lippendienst bewees aan de individuele
rechten van de mens. Ook veroordeelde het officieel het racisme. Na verloop van tijd bleken deze
ficties niet te handhaven. Er ontstond een sterke persooncultus rondom Stalin. De troef van het
nationalisme werd meer en meer uitgespeeld en tegenstanders verdwenen bij bosjes in de
Siberische werkkampen, of erger.
Alhoewel de totalitaire staat, niet te verwarren met een dictatuur, vrij plotseling na de
Eerste Wereldoorlog ten tonele verscheen, was zij ontegenzeggelijk een uitvloeisel van een
langdurig historisch proces. Al sinds de Middeleeuwen had de staat, stap voor stap, voortdurend
meer macht aan zich getrokken in de vorm van jurisdictie, staande legers, belastingheffing, geleide
economische politiek, opleiding en opvoeding van de jeugd en welzijnsvoorzieningen. De 20 e eeuwse
totalitaire staat voerde deze ontwikkeling van de soevereiniteit van de staat tot in het extreme
door.
De 20e eeuwse dictators leunden daarbij zwaar op een levensfilosofie, die er kort gezegd op
neer kwam dat de maatschappij (of de natie/staat) een soort levend organisme was, waarin het
individu niet meer dan een cel was. Omdat cellen buiten het lichaam geen overlevingskans hadden,
had het derhalve weinig nut individuen toe te staan er eigen meningen op na te houden of om deze
meningen te bundelen in een numerieke meerderheid. Geldige ideen waren slechts die van de
staat als geheel. En zo ontstonden dus de Nazi-wetenschap en de Sowjet-wetenschap, waarin het
antwoord op de vraag of een idee waar was, slechts afhing van wiens idee het was. De ideen van
de Verlichting met betrekking tot de rede, de natuurwetten en de rechten van de mens verdwenen
in het niets.
De totalitaire regimes deden tevens hun uiterste best het denken van de mensen te

benvloeden. Propaganda werd een van de belangrijkste taken van de overheid, die een absoluut
monopolie op informatievoorziening kreeg. Op deze wijze kon het regime het denken vormgeven,
de publieke opinie manipuleren en de geschiedenis herschrijven. De waarheid werd gelijkgeschakeld
aan de ideen, wensen en het eigenbelang van de machthebbers. Eraan ontsnappen werd steeds
moeilijker. Mensen onder totalitaire regimes waren in de praktijk steeds minder goed in staat tot
het vormen van een zelfstandig oordeel.
Nazi Duitsland speelde bovendien de kwestie van het racisme, dat gezien kan worden als de
uiterste overdrijving, of degeneratie, van nationalisme en nationale solidariteit. Antisemitisme was
uiteraard geen nieuwe verschijnsel, maar de Nazis maakten gebruik van de situatie dat De Joden in
het 19e eeuwse Duitsland volledig gentegreerd waren en vele hoge posities in het bestuur en in het
bedrijfsleven hadden verworven. Zij waren derhalve vaak belangrijke concurrenten en derhalve niet
overal even populair; iets waarvan de propaganda gemakkelijk gebruik kon maken ter verdoezeling
van het gebrek aan resultaten bij de aanpak van de werkelijke problemen in de maatschappij.
Een belangrijke claim van totalitaire regimes was voorts, dat zij de klassenstrijd hadden
opgelost. Hierbij was het creren van een gezamenlijke vijand (communisme of fascisme) het
middel om alle klassen in de maatschappij schouder aan schouder achter de Leider het kwaad te lijf
te laten gaan. Dictaturen konden daarbij alle problemen altijd heel gemakkelijk aan de vijand
wijten en binnenlandse critici afdoen als samenzweerders, die met de vijand of ballingen heulden.
Populair ook onder dictaturen was oreren over de strijd tussen de rijke en arme landen, aldus
suggererend dat een oorlog om deze zogenaamde onrechtvaardigheden de wereld uit te helpen een
oplossing voor alle sociale problemen zou zijn.
En tenslotte was er de verheerlijking van het fysieke geweld en het menselijk lichaam.
Lenin had aangetoond dat je met een kleine, goed georganiseerde groep de macht kon grijpen.
Benden van geniformeerde woestelingen waren zeer instrumenteel in het proces van de greep naar
de macht door de angst die zij ongestraft onder orde- en vredelievende burgers wisten te
verspreiden. De nieuwe totalitaire regimes richtten jeugdbewegingen op waar jonge mannen de
waarde van hun lichaam werd bijgebracht en jonge vrouwen werd geleerd grote families voort te
brengen. Met deze bloeiende lichaamscultuur verrotte de geest. Mensen werden gedegradeerd tot
dieren; men fokte de gewenste soort en doodde de minderwaardige exemplaren.
De Verspreiding van de Dictatuur
In 1938 waren nog slechts 10 van de 27 Europese landen democratisch: Noord West Europa, TsjechoSlowakije, Finland en Zwitserland. Overal elders waren democratische instituties, die vaak niet op
een lange traditie konden bogen, ineengestort onder druk van reactionaire krachten, angst voor het
bolsjewisme, een lage ontwikkelingsgraad van de bevolking en ontevredenheid over de economische
situatie. De nieuwe dictatoriale en autoritaire regimes steunden vaak op een combinatie van een
sterke man en militaire macht en namen nogal eens wat fascistische ideen over. Portugal met
Salazar, Oostenrijk met Dollfuss en Spanje met Franco waren hier voorbeelden van.
Alle autoritaire regimes onderdrukten de individuele vrijheden, verboden oppositiepartijen
en ontdeden zich van het parlement. Velen, o.a. Hongarije, Roemeni en Polen, gingen ook over tot
antisemitische wetgeving.
De aanvaarding en verheerlijking van geweld maakte dat in nationaal-socialistische en
fascistische kring oorlog als een edele zaak werd gezien en vredelievendheid als een teken van
decadentie. Dit, gekoppeld aan de noodzaak de nationale solidariteit te handhaven en de gewoonte
om het buitenland de schuld te geven van de binnenlandse problemen, maakte de route van de
megalomane dictators, die inmiddels over een enorm militair apparaat beschikten, naar oorlog
onvermijdelijk. In 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit.

Hoofdstuk 21 De Tweede Wereldoorlog


De politieke situatie in de jaren 30 werd nog steeds in hoge mate bepaald door de uitkomsten van
de Parijse vredesconferentie. Duitsland, Itali, Japan noch de Sovjet Unie waren tevreden met die
situatie. De overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog hadden in 1919 een verdrag afgedwongen met
afspraken, die zij vijftien jaar later niet meer de moeite waard vonden om met kracht te
verdedigen. Hiermee was de kiem voor het meest vernietigende conflict in de geschiedenis van de
mensheid gelegd.
105 De Zwakte van de Democratien: Opnieuw Oorlog
Het Pacifisme en de Verdeeldheid van het Westen
In de Westerse democratien waaide in de jaren 30 een sterke pacifistische wind, waarbij een
streven naar vrede ongeacht de gevolgen centraal stond. Vooral in Frankrijk, waar een herhaling
van de holocaust (1,4 miljoen Franse doden) van de Eerste Wereldoorlog ondenkbaar was, speelde
dit. De Franse militaire strategie was sterk defensief (Maginot Linie) en gericht op het sparen van
mensenlevens. Daarnaast was een krachtige buitenlandse politiek onmogelijk ten gevolge van het
politieke extremisme dat een relatief grote aanhang had. Er was veel bewondering voor Mussolini en
ook wel Hitler bij Rechts en veel sympathie voor de Sovjet Unie bij Links.
Tot op zekere hoogte hadden ook Groot Brittanni en de V.S. te maken met deze gevoelens.
Ook daar was afschuw over het bloedvergieten en de verliezen van de oorlog. Ook daar maakte een
gebrek aan eenheid het voeren van een effectief buitenlands beleid lastig. Zeker in Engeland staken
sommige leden van de upper ten hun sympathie voor de fascistische dictators niet onder stoelen of
banken. De regering probeerde angstvallig geen partij te kiezen. Chamberlain, premier vanaf 1937,
werd de kampioen van een politiek van verzoening in combinatie met concessies aan de dictators.
De Amerikaanse regering van Roosevelt volgde een isolationistische politiek. Het Congres nam
neutraliteitswetgeving aan, die o.a. het leveren van wapens en het verstrekken van leningen aan
oorlogszuchtige landen verbood.
Het regime in de Sovjet Unie was uiterst ontevreden met het cordon sanitaire van kleine,
fel anticommunistische staatjes aan zijn westgrens. De buitenlandse politiek hinkte in feite op twee
gedachten, enerzijds de lange termijn revolutionaire doelen (verbreiding van het communisme) en
anderzijds de obsessieve angst voor wederom een (in dit geval Duitse) invasie. In 1934 werd de
U.S.S.R. lid van de Volkenbond, maar er was in het Westen te veel wantrouwen in de Russische
motieven om een gezamenlijke coalitie tegen de fascistische agressie mogelijk te maken.
De Opmars van de Nazistische en Fascistische Agressie
Hitler doorzag feilloos de mogelijkheden die het pacifisme en de verdeeldheid in de wereld om
Duitsland heen bood. Met een tactiek van zwaar verbaal geweld gevolgd door relatief beperkte
concrete eisen joeg hij het Westen de stuipen op het lijf om het dan weer allemaal niet zo erg te
doen lijken.
Vanaf 1933, het jaar dat Duitsland uit de Volkenbond stapte, creerde hij jaarlijks een of
ander probleem op een zodanige wijze dat de Fransen en Engelsen niet veel anders konden dan hem
zijn zin geven. In 1934 deden de Nazis een couppoging in Oostenrijk, waarbij kanselier Dollfuss
vermoord werd. Het waren niet de Fransen en Engelsen, maar Mussolini die met een mobilisatie van
zijn troepen aan de Oostenrijkse grens Hitler ervan weerhield zich met Oostenrijk te bemoeien.
Begin 1935 stemden de inwoners van Saarland, onder druk van sterke Nazi-agitatie, voor hereniging
met het Duitse Rijk en even later verwierp Hitler de clausules van Versailles die de opbouw van een
Duits leger verboden. Frankrijk, Engeland en Itali protesteerden maar deden niets.
In 1936 desavoueerde Hitler, als tegenmaatregel tegen het Frans-Russische pact, de
overeenkomst van Locarno m.b.t. de nationale grenzen en bezette hij het gedemilitariseerde
Rijnland met zijn leger. Opnieuw waren Britten en Fransen niet bereid in te grijpen. Nadat hij in
1937 onrust in de vrije stad Danzig had gestookt, forceerde hij in maart 1938 de Anschluss van
Oostenrijk en in september van dat jaar de crisis van Mnchen aangaande Tsjecho-Slowakije.
Op wat bescheidener schaal had ook Mussolini zijn ambities en 39 jaar na de smadelijke
nederlaag in Ethiopi (1896) viel Itali dat land opnieuw binnen. De Volkenbond kondigde sancties
af, waardoor de uitvoer van wapens en grondstoffen naar Itali verboden werd. Frankrijk en Groot
Brittanni waren evenwel niet bereid de handhaving van de sancties met militaire middelen af te
dwingen en wederom faalde de Volkenbond bij een disciplinaire actie tegen een weerspannige
Grote Mogendheid. Mussolini veroverde Ethiopi en verbond het met Somaliland en Eritrea tot een

Italiaans Oost Afrikaans rijk.


De Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939
Nadat in 1931 koning Alfons XIII verdreven was, zette de nieuwe democratische, republikeinse
regering een uitgebreid programma van hervormingen in gang. De belangrijkste maatregelen waren:
scheiding van kerk en staat, ruime locale autonomie voor Cataloni en (een begin van) herverdeling
van land van grootgrondbezitters. Ook in Spanje gingen de hervormingen de conservatieven
(bezittende klasse en de kerk) veel te ver en de linkse groeperingen niet ver genoeg.
In 1933 kwam de regering in handen van de conservatieven, die op weinig zachtzinnige
wijze met oppositiebewegingen omgingen en al spoedig bijzonder impopulair werden. Bij de
verkiezingen in 1936 verenigden de progressieve krachten zich in een Volksfront, dat een
meerderheid in het parlement wist te behalen. De hervormingen werden weer ter hand genomen. In
de zomer van dat jaar ontketende een groep militairen onder leiding van Franco een opstand, die
zou uitmonden in een bijna drie jaren voortslepende burgeroorlog. Na zijn overwinning vestigde
Franco in 1939 een autoritair bewind over het uitgeputte land.
Spanje betekende een voorproefje van wat de wereld te wachten stond. De legitieme
republikeinse regering slaagde er niet in wapens en voorraden te kopen in Groot Brittanni en
Frankrijk (dat zelf een Volksfrontregering had!) en de V.S. breidden hun neutraliteitswetgeving
zodanig uit dat ook burgeroorlogen eronder vielen. Deze politiek van non-interventie, die door vele
andere landen werd nagevolgd, liep uit op een compleet fiasco omdat Duitsland en Itali enerzijds
en de Sovjet Unie anderzijds wel degelijk steun gaven. De Duitsers en Italianen zonden troepen en
de Russen technici en politieke adviseurs. Ook trokken duizenden vrijwilligers uit linkse milieus naar
Spanje om de regering te helpen.
De Spaanse burgeroorlog had bovendien tot gevolg dat Hitler en Mussolini elkaar vonden in
de zogenaamde As Rome-Berlijn, rondom welke zij de wereld hoopten te laten draaien. Met Japen
sloot Duitsland het Anti Comintern Pact, waar later ook Itali bij aansloot. Japan had intussen in
1937 een brutale, grootschalige invasie van China uitgevoerd en grote delen van dat land onder
controle gekregen. Een en ander ging gepaard met bijzonder veel geweld, maar wederom greep de
Volkenbond niet in.
De Conferentie van Mnchen: Hoogtepunt van de Verzoeningspolitiek
Na de Anschluss van Oostenrijk, die 6 miljoen Duitsers aan het Rijk had toegevoegd, had Hitler
zijn oog laten vallen op de 3 miljoen ontevreden Duitsers in Sudetenland, dat deel uitmaakte van
Tsjecho-Slowakije. Het democratische Tsjecho-Slowakije was door de Anschluss in een strategisch
ongunstige positie te komen verkeren. Het land beschikte weliswaar over een goed getraind leger
en sterke fortificaties aan de grens met Duitsland (in het gebied van de Sudeten Duitsers), maar
werd min of meer omsloten door het Duitse rijk.
Terwijl de Nazis de Sudeten Duitsers opstookten, ging het gerucht dat Duitsland een invasie
voorbereidde. Tsjecho-Slowakije mobiliseerde. Onder druk van Frankrijk en Engeland deden de
Tsjechen vergaande concessies die de Sudeten Duitsers regionale autonomie gaven, maar dit was
voor Hitler alleen maar aanleiding zijn eisen verder te verhogen. Oorlog leek onvermijdelijk.
Plotseling nodigde Hitler Chamberlain en de Franse premier Daladier uit voor een conferentie in
Mnchen, waar ook Mussolini aanwezig was.
In Mnchen accepteerden Chamberlain en Daladier Hitlers voorwaarden om vervolgens de
Tsjechen onder enorme druk te zetten hun eigen doodvonnis te tekenen. Frankrijk verwierp daarbij,
overigens maar al te graag, haar verdrag met Tsjecho-Slowakije. De overeenkomst van Mnchen
hield in dat Duitsland het gehele gebied van Bohemen waar een Duitse meerderheid was, mocht
annexeren. Terwijl Chamberlain en Daladier thuis gehuldigd werden, bleven de Tsjechen volkomen
weerloos in hun verkleinde land achter.
De zwakke Westerse democratien hadden weer het onderspit gedolven en betaalden een
zeer hoge prijs voor (een tijdelijke verlenging van) de vrede. Zij werden daarbij door Hitler met hun
eigen argumenten om de oren geslagen. Wat Hitler immers deed was, zei hij, niet meer dan
opkomen voor het recht van het Duitse volk om zijn eigen soevereine staat te hebben. En vervolgens
stonden de Polen en de Hongaren bij de Tsjechen op de stoep met hun territoriale claims, die zij
ook prompt ten uitvoer brachten. Frankrijk en Engeland deden niet eens de moeite serieus te
protesteren.
Eind van de Verzoeningspolitiek
In maart 1939 kwam de ultieme desillusie. Hitler annexeerde Bohemen en Moravi en verklaarde
Slowakije onafhankelijk. Vervolgens ontdeed hij Litouwen van Memel en maakte hij aanspraak op
Danzig en de Poolse corridor. Intussen had Mussolini Albani bezet. Nu pas begonnen de Westelijke

mogendheden zich militair voor te bereiden. De Britten gaven garanties aan Polen, Roemeni en
Griekenland en probeerden nu wel tot een anti-Duitse alliantie met de U.S.S.R. te komen.
Dit laatste lukte niet, want in augustus sloten de Nazis en de Sovjets een non-agressie- en
vriendschapsverdrag. Een geheime afspraak hierbij was dat de Russen en de Duitsers Polen zouden
opdelen en dat Rusland niet zou interveniren in een oorlog tussen Duitsland en de Westerse
democratien. De wereld was verbluft door dit pact tussen twee ideologische tegenpolen, dat
evenwel heel goed als oorlogssignaal werd begrepen. Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen
binnen en twee dagen later verklaarden Groot Brittanni en Frankrijk Duitsland de oorlog. De
Tweede Wereldoorlog was een feit.
Nazi Europa:, 1939-1940: Polen en de Val van Frankrijk
Een stortvloed van ruim een miljoen soldaten, voorafgegaan door een speerpunt van pantserdivisies
en massaal gesteund door de Luftwaffe, liep de Polen binnen de kortste keren onder de voet. Het
was een Blitzkrieg in optima forma.
Twee weken na de Duitse bezetting van West Polen namen de Russen de oostelijke helft in
bezit. Bovendien vestigde de Sovjet Unie bases in de Baltische staten. Toen hetzelfde van Finland
werd geist, verzette dit land zich heftig. In November 1939 vielen de Russen Finland binnen. Na
heldhaftig verzet moesten de Finnen in maart 1940 een flink deel van hun grondgebied prijsgeven,
maar zij behielden hun onafhankelijkheid.
In het Westen leek alles intussen rustig. Er waren nauwelijks confrontaties. De Westerse
democratien wezen Hitlers toespelingen op vrede van de hand, maar bleven tegelijkertijd de hoop
houden een oorlog te kunnen voorkomen. Dit alles werd wreed verstoord door de plotselinge Duitse
overrompeling van Noorwegen en Denemarken in April 1940. Een maand later waren Nederland,
Belgi, Luxemburg en Frankrijk aan de beurt. Militair-strategisch werden de Geallieerden, die een
offensief in midden Belgi hadden verwacht, compleet verrast.
De hoofdmacht van de Duitsers, zeven divisies sterk, trok in razend tempo door Luxemburg
en de Ardennen naar het zuidwesten. De Maginot-linie lieten de Duitsers letterlijk links liggen.
Nederland, Belgi en een groot deel van de Franse troepen capituleerden. Wel wisten begin juni nog
330.000 Britse en Franse troepen naar Engeland te ontkomen. Nadat 13 juni Parijs gevallen was,
werd een week later een wapenstilstand overeengekomen.
Twee derde van Frankrijk was nu door de Duitsers bezet. In het restant fungeerde, met als
hoofdstad Vichy, nog de Derde Republiek, die door het parlement werd omgevormd tot een
autoritair regime onder maarschalk Ptain en Pierre Laval. Onder het mom Frankrijk meer ellende
te besparen, collaboreerden zij op grote schaal met de Nazis en integreerden zij Vichy Frankrijk in
de nieuwe orde van Europa. Toen de kust veilig was (in juni 1940) viel ook Mussolini Frankrijk aan.
Korte tijd later drong hij ook Griekenland binnen, daarmee voor eens en voor altijd zijn lot
verbindend met dat van Hitler.
De Duitsers beheersten nu ongeveer het zelfde geografische gebied als Napoleon. Zij
organiseerden tevens een nieuw continentaal stelsel ter cordinatie en exploitatie van alle
hulpbronnen, industrie en arbeidskracht in Europa. Miljoenen arbeiders werden tewerkgesteld in de
Duitse oorlogsindustrie. Zij creerden de Festung Europa door in alle bezette gebieden
garnizoenen te legeren en in elke land vonden zij sympathisanten en collaborateurs, die in het
bestuur meewerkten of zich als vrijwilliger in de Waffen SS aanmeldden.
De Slag om Engeland en Amerikaanse Hulp
Winston Churchill, die in mei 1940 het premierschap van Chamberlain had overgenomen, kon de
Britten weinig anders beloven dan bloed, zweet en tranen. Wel zwoer hij een onverzoenlijke oorlog
tegen het tirannieke Duitsland te zullen voeren. De V.S. begonnen tevens zijn roep om hulp te
beantwoorden. De Amerikaanse regering was alles behalve neutraal, maar het volk was aanvankelijk
sterk verdeeld tussen isolationisten, die meenden dat het hopeloze geval Europa niet door Amerika
kon worden gered, en interventionisten, die in Hitler een levensgrote bedreiging ook voor Amerika
zelf zagen.
Ook Roosevelt was deze laatste mening toegedaan. Hij beschouwde Groot Brittanni als
speerpunt in de strijd tegen de verovering van de wereld en de V.S. zelf als het arsenaal van de
democratie. In 1941 adopteerden de Amerikanen het Lend-Lease beleid, dat voorzag in de
levering op krediet van wapens, grondstoffen en voedsel aan allen die in oorlog met de As waren.
Tegelijkertijd voerde de V.S. de dienstplicht in en begon de opbouw van leger, luchtmacht en
marine.
Na de val van Frankrijk overwogen de Duitsers een invasie van Engeland. Zij waren echter
verrast door hun eigen snelle succes en daar nog niet klaar voor. Een invasie vergde superioriteit in

de lucht. De luchtaanval op Engeland bereikte zijn hoogtepunt in de herfst van 1940, maar de
Duitsers slaagden er niet in het luchtruim te veroveren en geleidelijk aan wist de Royal Air Force
het de Duitse bommenwerpers steeds moeilijker te maken. Ondanks het feit dat de
bombardementen op Engelse steden tienduizenden doden kostten en veel schade aanrichtten, bleef
de industrile productie redelijk op peil. En het moreel van de Engelse bevolking bleef ongebroken.
In de winter van 1940-1941 begonnen de Duitsers het zwaartepunt van hun operaties naar
het oosten te verleggen. Hitler zette zijn Engelse plannen voorlopig in de ijskast in de mening dat
hij eerst met de Sovjet Unie moest afrekenen.
De Duitse Invasie van Rusland: Het Russische Front, 1941-1942
Het pact tussen Nazis en Sovjets hield niet lang stand. Terwijl de Duitsers druk bezig waren met
hun oorlog in het Westen, brachten de Russen de Baltische staten volledig onder hun controle. In
juni 1940 werden Estland, Letland en Litouwen omgevormd tot Sovjet Republieken, waarbij de
Duitse grootgrondbezitters onteigend en weggejaagd werden. In het zuiden ontfermden de Sovjets
zich over Bessarabi.
De Duitsers was dit alles een doorn in het oog. Begin 1941 dwong Hitler Roemeni, Bulgarije
en Hongarije zich aan te sluiten bij de As-Mogendheden, waarna hij er troepen stationeerde. Ook
Joegoslavi en Griekenland, waar de Italianen weinig voortgang hadden geboekt, werden bezet. Op
deze wijze blokkeerde Hitler alle Russische ambities ten aanzien van de Balkan, waarna de weg
openlag voor de invasie, op 22 juni, van de U.S.S.R. zelf.
Bij de verovering van de Sovjet Unie had Hitler het vooral gemunt op de rijke Oekraense
graanoogsten en de olie in de Kaukasus. Over een ruim 3.000 kilometer breed front trokken zon 3
miljoen Duitse soldaten oostwaarts. Tegen het begin van de, ongewoon strenge, winter belegerden
de Duitsers Leningrad, stonden zij op 40 kilometer van Moskou en waren zij in het zuiden gevorderd
tot Rostov. Maar zij stuitten op steeds meer verbeten weerstand van de Russen.
Het lukte het Rode Leger de Duitsers bij Moskou terug te drijven, iets dat Hitler ertoe
bracht zelf het directe commando van de operaties op zich te nemen en zijn hoofdaanval op het
zuiden te richten. In de zomer van 1942 stonden zijn troepen bij Stalingrad. Inmiddels was hem ook
wel duidelijk geworden dat de oorlog niet van korte duur zou zijn. Hij benoemde de ingenieuze
Albert Speer als cordinator van alle oorlogsinspanningen. Deze wist in de jaren 1942-1944 de
wapenproductie te verdrievoudigen.
1942, het Rampjaar voor de Geallieerden: Rusland, Noord Afrika en de Stille Oceaan
In de zomer van 1942 bereikten de As-Mogendheden hun grootste territoriale uitbreiding. Maar de
Russen bleven doorvechten met een tactiek van verschroeide aarde en guerrilla-achtige
activiteiten. En de olieaanvoer uit de Kaukasus was niet zeker gesteld. Bovendien waren de
Sovjetregering en de Russische economie niet op vitale delen geraakt.
Noord Afrika was vanaf begin 1941 het toneel van strijd tussen de Engelsen, die de Italianen
uit Egypte hadden verdreven, en het Duitse Afrika Korps onder Rommel. De kansen wisselden er
voortdurend. In de loop van 1942, toen de Engelsen met de moed der wanhoop stand hielden op 100
kilometer van Alexandri, leek het er toch op dat de legers van de As-Mogendheden de gehele
Middellandse Zee konden gaan omsluiten en mogelijk zelfs in het oosten contact konden maken met
de Japanners in China.
Op 7 december 1941, terwijl Japanse vertegenwoordigers in Washington overlegden,
voerden Japanse bommenwerpers een verrassingsaanval uit op de Amerikaanse marinebasis Pearl
Harbour op Hawa. De volgende dag verklaarden de V.S. en Groot Brittanni Japan de oorlog,
waarna Duitsland en Itali op hun beurt de V.S. de oorlog verklaarden.
Nu de Amerikaanse vloot voorlopig uitgeschakeld was, hadden de Japanners vrij spel. In
korte tijd veroverden zij Maleisi, Singapore, de Filippijnen en Nederlands Oost Indi en bedreigden
zij Australi op Nieuw Guinea. Voorts bezetten zij Birma en schenen zij klaar te staan India binnen
te vallen. Zij verkregen daarbij in alle landen medewerking van tegenstanders van het Europese
imperialisme.
In de Atlantische Oceaan tenslotte wisten Duitse U-boten alarmerend veel Geallieerde
schepen tot zinken te brengen. De tegenstanders van de As-Mogendheden kropen in 1942 door het
oog van de naald. Zij hadden het geluk dat Duitsland en Japan geen plannen ontwikkelden ter
cordinatie van hun strategie en tactiek.
107 De Geallieerde Overwinning
Planning en Voorbereiding, 1942-1943
Naast de Grote Drie hadden in januari 1943 zich nog 23 landen verbonden met het pact tegen de As.

De V.S. en Groot Brittanni brachten hun strijdkrachten samen onder n opperbevel. Zij
benoemden Duitsland tot hun belangrijkste vijand, daarmee doelbewust de oorlog in de Stille
Oceaan naar het tweede plan brengend. Dat betekende dat Australi voorshands de belangrijkste
geallieerde basis voor operaties tegen Japan was. De Amerikanen zorgden er wel voor dat de
aanvoerlijnen naar Australi niet werden afgesneden.
Tot ontevredenheid van de Sovjet Unie, dat pleitte voor een tweede front, beperkten de
Geallieerden zich in Europa tot luchtaanvallen op Duitsland. De V.S. en Groot Brittanni waren daar
in 1942, en ook het jaar daarop, nog niet klaar voor. De V.S. waren in 1942 nog druk doende met de
mobilisatie, de opleiding van (uiteindelijk 12 miljoen!) militairen en de omschakeling naar een
oorlogseconomie. Bovendien verhinderden de Duitse U-boten lange tijd verscheping op grote schaal
van troepen naar Europa.
De Amerikaanse en Britse marines wisten pas in de eerste helft van 1943 het risico van de
Duitse onderzeers tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Tezelfdertijd begonnen ook de
massale en voortdurende bombardementen op Duitse (industrie)steden. Omdat precisie te moeilijk
bleek, kostten deze bommentapijten de levens van zeer veel Duitse burgers.
Het Keren van het Tij, 1942-1943: Stalingrad, Noord Afrika, Sicili
In november 1942 landde een Anglo-Amerikaanse strijdmacht onder leiding van Eisenhower bij
verrassing in Algerije en Marokko. Van daaruit vochten zij zich een weg naar Tunesi, terwijl vanuit
Egypte de Britten onder Montgomery hun derde tegenoffensief in westwaartse richting inzetten. De
Duitsers werden beslissend verslagen en in mei 1943 waren de As-Mogendheden uit Afrika verdreven
en was de Middellandse Zee open.
De winter van 1942-1943 bracht ook een dramatische ommekeer aan het Russische front.
Terwijl Stalin ten koste van alles Stalingrad wenste te behouden, was Hitler al even obstinaat in zijn
opdracht de stad te veroveren. Na weken van zeer hevige straatgevechten leken de Duitsers de stad
in handen te krijgen, totdat zij door het Rode Leger in de val werden gelokt. Het kostte de Duitsers
200.000 doden en 100.000 krijgsgevangenen. Na Stalingrad was de Sovjet Unie tot het eind van de
oorlog in het offensief.
In de loop van 1943 begonnen ook steeds meer Amerikaans materieel, zowel voertuigen als
onderdelen voor de wapenindustrie, voedsel, kleding en andere goederen de Sovjet Unie binnen te
stromen. Ook de Sovjets konden gebruik maken van het Lend-Lease programma. De Amerikaanse
hulp heeft de Russen ontegenzeggelijk geholpen, maar heeft niet kunnen verhinderen dat de oorlog
in de Sovjet Unie 6 miljoen militaire- en 15 20 miljoen burgerslachtoffers heeft veroorzaakt.
Een spectaculaire campagne van Britten, Amerikanen en Canadezen in de zomer van 1943
resulteerde in de verovering van Sicili en de val van Mussolini. Toen een nieuwe Italiaanse regering
vrede trachtte te sluiten, bezette de Wehrmacht het land. De Geallieerden rukten op vanuit het
zuiden, maar ondervonden bijzonder veel weerstand van de Duitsers, waardoor de Italiaanse
campagne in een langdurige patstelling kwam te verkeren.
Het Geallieerde Offensief, 1944-1945: Europa en de Stille Oceaan
De Festung Europa, en met name de Hollandse, Belgische en Franse kusten, was door de Duitsers
volgebouwd met alle denkbare fortificaties. En omdat bovendien het land achter de kust over een
uitstekende infrastructuur beschikte, waardoor de verdediger gemakkelijk troepen kon verplaatsen
naar bedreigde gebieden, moesten de Geallieerden zeer planmatig te werk gaan.
Aan de invasie op 6 juni 1944 namen 10.000 vliegtuigen, honderden oorlogsschepen en 4.000
landingsvaartuigen deel. De eerste dag werden 130.000 man aan land gezet en binnen een maand
waren er het er een miljoen. Geholpen door Verzetsbewegingen verliep de opmars zeer
voorspoedig. Parijs werd bevrijd in augustus en de volgende maand trokken de eerste Geallieerden
Duitsland zelf binnen. Het Geallieerde offensief werd in december tijdelijk tot staan gebracht door
een Duits tegenoffensief in de Ardennen. Maar, mede door de permanente druk van de
onophoudelijke bombardementen, konden de Britten en Amerikanen de draad weer oppakken. In
maart 1945 staken Amerikaanse troepen de Rijn over en lag de weg naar Berlijn open.
Aan het oostelijke front maakten de Russen al even grote vorderingen in 1944. De Duitsers
werden verdreven uit Oekrane, Wit Rusland en de Baltische staten. In augustus stonden de
Sovjettroepen voor de poorten van Warschau. In Polen bleek de Duitse tegenstand nog sterk en
daarom verlegden zij hun operaties naar Roemeni en Bulgarije. In de winter werd het offensief
hervat en in februari 1945 stonden de Russen aan de Oder op 65 kilometer van Berlijn.
In het westen bereikten de Amerikanen in april de Elbe, op zon 100 kilometer van Berlijn,
waarna zij de Russen de eer lieten de eindaanval op de Duitse hoofdstad in te zetten. De
Geallieerden eisten van Hitler onvoorwaardelijke overgave, waardoor de Duitsers de strijd tot in de

straten van Berlijn voortzetten. Op 30 april pleegde Hitler zelfmoord, waarna zijn opvolger
admiraal
Doenitz op 8 mei de definitieve capitulatie regelde.
Intussen begon ook de ware omvang van de Duitse misdaden tegen de menselijkheid aan het
licht te komen. De als represaille neergeschoten gijzelaars, het uitmoorden van gehele dorpen, het
zich letterlijk dood laten werken van gevangenen in concentratiekampen en bovenal de
systematische liquidatie van 6 miljoen Joden en honderdduizenden anderen in de gaskamers werden
eerst nu volledig zichtbaar voor de gehele wereld. De genocide was uiteraard de zwaarste van alle
misdaden van de Nazis. De welhaast wetenschappelijke aanpak en de schaal waarop deze had
plaatsgevonden, deden velen zich afvragen hoe het zo ver had kunnen komen. Het feit dat
Holocaust werd uitgevoerd door gewone mensen en bureaucraten riep veel vragen op over
individuele en collectieve verantwoordelijkheden, misbruik van moderne technologie en racistische
ideologien.
In de Stille Oceaan hadden de Amerikanen er in mei 1945 drie moeizame jaren opzitten,
waarin zij ten koste van veel mensenlevens eiland voor eiland op de Japanners hadden moeten
veroveren. Nadat zij in het voorjaar van 1945 het eiland Okinawa, op een kleine 500 kilometer van
Japan zelf hadden veroverd, startten zij een vernietigend luchtoffensief tegen de Japanse industrie
en de overblijfselen van de Japanse vloot. Een grote invasie van Japan leek op handen.
Echter, op 6 augustus liet een Amerikaans vliegtuig een atoombom vallen op Hiroshima. De
stad van 200.000 inwoners werd door deze ene explosie volledig verwoest, waarbij 78.000 doden
vielen. Twee dagen later verklaarde de Sovjet Unie Japan de oorlog en viel het Mantsjoerije binnen.
Een tweede atoombom op Nagasaki, op 9 augustus, deed de Japanners besluiten de strijd op te
geven, waarna op 2 september de formele overgave werd ondertekend. Japan kreeg daarbij een
Amerikaans bezettingsleger.
De Tweede Wereldoorlog, het grootste conflict in de geschiedenis van de mensheid, was tot
een eind gekomen. De kille statistieken gaven aan, dat de oorlog de levens van 15 miljoen
militairen, onder wie 6 miljoen Russen, en meer dan 30 miljoen burgers, onder wie tenminste 15
miljoen Russen, had geist. Daarnaast raakten ruim 25 miljoen militairen gewond. Al deze getallen
zijn schattingen, die bovendien geen recht doen aan de onbeschrijflijke ellende die de
overlevenden de rest van hun leven met zich hebben moeten dragen.
ontbreken blz 872/876
108 De Fundamenten van de Vrede
De vredesvoorwaarden ontwikkelden zich geleidelijk, in eerste instantie op een aantal conferenties
van de Geallieerden tijdens de oorlog. In de jaren na de oorlog werden zij in een serie akkoorden
met de overwonnenen vastgelegd.
Reeds in 1941, toen de V.S. nog niet in oorlog waren, ontmoetten Roosevelt en Churchill
elkaar bij Newfoundland en stelden zij het Atlantisch Handvest op. In 1943 troffen zij elkaar in
Casablanca, Cairo en tenslotte in Teheran (waar Stalin voor het eerst aanwezig was) en in februari
1945 was er de conferentie te Yalta. De serie eindigde in juli 1945 in Potsdam.
Het Atlantisch Handvest ademde de geest van Woodrow Wilsons Veertien Punten: herstel
van soevereiniteit en zelfbestuur, voor iedereen gelijke toegang tot de wereldhandel en s werelds
hulpbronnen, samenwerking tussen volkeren ter verhoging van de levensstandaard en economische
zekerheid, vrijwaring van angst en willekeur en het afzweren van geweld en agressie in de
internationale politiek.
Nadat in januari 1943, ter vermijding van dubbelzinnigheid zoals bij de wapenstilstand van
1918, reeds was afgesproken dat onvoorwaardelijke overgave van de As-Mogendheden de enig
acceptabele uitkomst van de oorlog zou zijn, bespraken de Grote Drie in december in Teheran,
naast militair strategische zaken, de naoorlogse internationale orde en de bezetting en
demilitarisering van Duitsland. Het was vooral Churchill, die bang was voor te grote invloed van de
Sovjet Unie in centraal en oost Europa, die over deze onderwerpen afspraken wilde maken.
Roosevelt echter wilde besluiten over gevoelige territoriale en politieke zaken uitstellen. Hij zag er
een herleving van de desastreuze, ouderwetse diplomatie van machtsevenwicht in.
Politieke beslissingen konden begin 1945 niet langer worden uitgesteld. Ondanks grote
verschillen van mening slaagden Roosevelt, Churchill en Stalin er in Yalta in om, althans formeel,
overeenstemming te bereiken over Polen en Oost Europa, de toekomst van Duitsland, de oorlog in
Azi en de Verenigde Naties.
Polen en Oost Europa vormden de heetste hangijzers. Stalin had reeds een bevriende
regering in Polen genstalleerd. Roosevelt en Churchill wrikten van Stalin de belofte los, dat in alle

door de Sovjets bevrijde landen democratische instituties zouden komen en vrije verkiezingen
zouden worden gehouden. De democratische instituties kwamen er alleen op papier en in door de
Sovjets beheerst gebied zouden nooit vrije verkiezingen worden gehouden.
Voorts werd afgesproken dat de oost- en westgrenzen van Polen zon 150 kilometer naar het
westen zouden opschuiven, dat Duitsland in vier (Frankrijk mocht hier ook aan meedoen)
Geallieerde bezettingszones zou worden opgedeeld en dat nog bekeken zou worden hoe groot de
Duitse herstelbetalingen (Stalin eiste 20 miljard, waarvan de helft voor Rusland) moesten zijn.
Groot was voorts de tevredenheid over de plannen met betrekking tot de Verenigde Naties ter
verzekering van vrede en zekerheid in de toekomst. In de organisatie zou ook een rol zijn weggelegd
voor de kleinere landen en in de Veiligheidsraad zouden de Grote Mogendheden vetorecht krijgen
aangaande belangrijke beslissingen.
Ten aanzien van de oorlog in Oost Azi beloofde Stalin, dat de Sovjet Unie twee tot drie
maanden na de Duitse capitulatie zou instappen. Ter compensatie eiste hij de gebieden, die het
tsaristische regime in de Russisch-Japanse oorlog in 1905 had verloren alsmede de eilandengroep de
Koerillen (die nooit Russisch waren geweest).
Bij de conferentie van Potsdam in juli 1945 was de personele bezetting van de Grote Drie
ingrijpend gewijzigd. Roosevelt was in april overleden en werd vervangen door Truman, terwijl
Churchill tijdens de conferentie werd vervangen door Atlee, die met zijn Labour partij de Britse
verkiezingen had gewonnen. Tegelijkertijd werd de onenigheid tussen de V.S. en Groot Brittanni
enerzijds en de Sovjet Unie anderzijds groter. Desalniettemin werd, mede door aanzienlijke
concessies van de Westelijke leiders, overeenstemming bereikt over de Duitse ontwapening,
denazificatie, demilitarisering en herstelbetalingen (die iedere mogendheid uit zijn
bezettingszone mocht zien te extraheren). Ook over de bestraffing van oorlogsmisdadigers werd
men het eens.
Hangende een definitieve vredesregeling werd de Duitse (Oder-Neisse) oostgrens
vastgesteld en werd Oost Pruisen opgedeeld tussen Polen en Rusland. Het door de Teutoonse
Ridders gestichte Knigsberg werd de Russische stad Kaliningrad en oude Duitse steden Stettin en
Breslau werden Pools: Szczecin en Wroclaw. Dit alles betekende dat miljoenen Duitsers uit hun
huizen werden verdreven en naar het westen moesten vluchten.
In 1947 werden vredesverdragen gesloten met de voormalige Duitse satellieten Itali,
Roemeni, Hongarije, Bulgarije en Finland, die allemaal herstelbetalingen deden en grenscorrecties
ondergingen. De Westelijke Geallieerden sloten in 1951 definitief vrede met Japan. De Sovjets
deden dat pas in 1956. Met Duitsland kwam, door de grote verdeeldheid tussen de Geallieerden,
geen verdrag tot stand. De daaruit resulterende Duitse deling was de voorbode van een nieuwe
crisisperiode.

You might also like