Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 22

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

Armoede op school, de beleving maakt het


verschil

Peter Dauwe
Socioloog
Coordinator vzw Steunpunt Welzijn en afgevaardigd bestuurder vzw SOS
Schulden op School

1. Inleiding
1.1. Armoede op school
1.2. Verdoken realiteiten
1.3. Confronterend
2. Signalen herkennen en betekenis geven
2.1. Armoede ontkennen of ontdekken
2.2. Passief en actief beleid
2.3. Extern en intern
2.4. Typering
3. Beleving van armoede op school
3.1. Uit het leven gegrepen
3.2. Factoren
3.3. Actoren
3.3.1. Leerkrachten
3.3.2. Directie en zorgpersoneel
3.3.3. Ouders
3.3.4. Kinderen
3.3.5. Kansarme ouders
3.3.6. Kansarme kinderen
4. Praktijkaanpak
4.1. Nuttige tips
4.2. Valkuilen
4.3. Extra tips
5. Besluit

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 75


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

Krachtlijnen
De manier waarop men armoede in scholen al dan niet op het spoor komt,
benadert, ondergaat, aanpakt, ... beleeft, is van cruciale betekenis voor het
welslagen van het kansenbeleid van de school.
Er zijn scholen die de aanwezigheid van armoede in hun schoolpopulatie
als bedreigend of verstorend ervaren. Vaak leidt onwetendheid tot onwennigheid, waardoor het fout loopt in de communicatie met ouders en kinderen.
Er zijn anderzijds scholen die zich wel degelijk rekenschap geven van de
armoederealiteit op hun school en actief stappen zetten. Scholen ontwikkelen soms bewonderenswaardige strategieen van armoedebestrijding. Hier
komt al eens ontgoocheling voor, omdat de goede bedoelingen om allerlei
redenen niet altijd gerealiseerd kunnen worden. Drempelvrees, communicatieproblemen, maar ook een gebrekkig inzicht in de armoederealiteit zijn
daar belangrijke oorzaken van.
De toegenomen aandacht en probleemdetectie dreigt tot verhoogde onmachtgevoelens te leiden. Het gevaar bestaat dat armoede op school afgewenteld wordt op de zorgspecialisten binnen de school en het CLB, terwijl de
algemene sfeer op school juist zo belangrijk is. Het is essentieel om zich
terdege rekenschap te geven van de verschillende beleving die er binnen
die school bestaat van het gegeven armoede op school.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 76 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

&

1. Inleiding

armoede is niet

Diversiteit is scholen niet vreemd. Omgaan met verschillen is even oud als

altijd zichtbaar

het onderwijs zelf. Leerlingen zijn niet gelijk qua intelligentie, vaardigheden, interesses, karakter, gezondheid, sociale achtergrond.
Scholen worden dus in mindere of meerdere mate geconfronteerd met armoede, in al zijn verschijningsvormen. Een eerste vaststelling is dat ze zich
hier niet altijd van bewust zijn. Het behoort tot het wezen van armoede, dat
het niet altijd zichtbaar is. Soms wel, maar zeker niet altijd. Armoede is
onthutsend voor scholen, waar de middengroepencultuur overheerst. Het
confronteert hen met andere waarden en normen, maar ook met de niet
altijd makkelijke consequenties van de eigen pedagogische visie. Armoede
op school : scholen vragen er niet om, maar hebben er wel mee te maken.
1.1. Armoede op school

verschillende

Het is misleidend om van armoede op school te spreken. Het gezin dat het

soorten armoede

moeilijk heeft om de schoolrekening te betalen, heeft naar alle waarschijnlijkheid nog rekeningen van de huiseigenaar, de telefoonmaatschappij, een
al dan niet dubieuze leningmaatschappij, ... Misschien is er zelfs een energiebegrenzer genstalleerd.
Het gaat om de aanwezigheid van armoede op school.
Armoede is een verzamelbegrip dat heel wat verschillende realiteiten dekt.
Er is bijvoorbeeld weinig gemeenschappelijks (tenzij dan de financieel
zwakke situatie op zich) :
n

tussen het generatiearme gezin en de gescheiden moeder met alimentatieproblemen;

tussen het gezin van een hoogopgeleide, maar hier op steun aangewezen
asielzoeker en dat van een langdurig werkzoekende kortgeschoolde;

tussen de kleine zelfstandige na een faling en een verslaafde met een


multiprobleemsituatie;

tussen iemand zonder inkomen, maar met een stevig sociaal netwerk en
iemand die bovenop zijn financiele zwakte ook nog vereenzaamd is;
tussen een gezin met een looninkomen, maar hoge schuldenlast gedurende een aantal jaren en een gezin zonder perspectief op werk.

Veralgemening is nochtans een veelvuldig voorkomende denkfout die scholen maken. Door alles wat anders is, over dezelfde kam te scheren, wordt de
realiteit niet gevat zoals zij werkelijk is.
Een voorbeeld : de communicatie met de ouders in kwestie. Die is veel meer
gediend met het onderkennen van de verschillende typologieen en enig
maatwerk. Sommige arme ouders zijn bijvoorbeeld zelf ongeletterd of beheersen onze taal niet (voldoende). Anderen begrijpen wel een standaard-

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 77


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

brief van de school, maar misschien hebben die het moeilijk met het uur
waarop het oudercontact doorgaat, omdat ze alleen staan en geen babysit
kunnen betalen ?
Zoals scholen terecht benadrukken dat elk kind een individu is en recht
heeft op persoonlijke ontwikkelingskansen, zo geldt dit ook in de benadering van de sociale diversiteit van de schoolpopulatie (leerlingen en hun
gezin). Zelfs binnen de groep van armen zijn er onderling sterke verschillen.
In dit verband zijn er twee belangrijke opmerkingen.
multiprobleem-

Ten eerste, wat we in elk geval moeten beseffen, is dat maar heel zelden de

situaties

financieel zwakke situatie op zich staat. Vaak is die oorzaak, gevolg of nevenomstandigheid van nog meer problemen. Een zwakke gezondheid kan
geleid hebben tot werkverlies. Het lage inkomen kan slechte woonomstandigheden veroorzaakt hebben (in welke omstandigheden moeten kinderen
soms hun huiswerk voor school maken ?). Alcoholverslaving en relatieproblemen zijn geen synoniem van armoede en teisteren ook andere bevolkingsgroepen. Toch kan het de armoede nog verscherpen.
In de hulpverlening spreekt men over multiprobleemsituaties en is er het
meest succes als je op verschillende terreinen tegelijk hulp kunt bieden. Dit
is niet de missie van scholen, al kunnen ze wel vanuit een vertrouwensrelatie bijdragen tot goede doorverwijzing naar bijvoorbeeld het OCMW of het
algemeen welzijnswerk. Waar het in elk geval wel op aankomt, is dat scholen, ter wille van het kind, de armoedethuissituatie realistisch benaderen,
zich hoeden voor veralgemeningen en vooroordelen en in hun schoolbeleid
rekening houden met de sociale achtergrond van een deel van hun populatie.

oog voor de

Ten tweede, vanuit een vrij oppervlakkige benadering van armoedethuissi-

thuissituatie

tuaties, stellen scholen nogal eens dat ouders in armoede maar weinig bekommerd zijn om hun kinderen. Dit moet tegengesproken worden. Niet
komen opdagen op georganiseerd oudercontact heeft andere redenen dan
een gebrek aan interesse. De ouders kunnen weliswaar met de school van
mening verschillen over bijvoorbeeld het belang van kleuteronderwijs of
voortgezet onderwijs, maar ze willen heel algemeen dat hun kinderen het
beter zullen hebben dan zijzelf. Ze ontzeggen zich heel wat om de schoolkosten te kunnen betalen, wat dan nog niet altijd lukt. Deze kant van armoede is bij scholen weinig gekend. Dat er gezinnen zijn die overdag in de
winter de verwarming afzetten om het na schooltijd voor de kinderen knus
te kunnen maken en om de schoolrekening te kunnen betalen, daar lopen
ouders ook niet mee te koop.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 78 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

1.2. Verdoken realiteiten


schijn kan bedriegen

Een fysieke handicap laat zich makkelijker opmerken dan armoede in het
gezin. Een kind van allochtone afkomst krijgt sneller het label doelgroep
gelijke onderwijskansen, omdat de familienaam, het kennisniveau Nederlands en zelfs het uitzicht al meteen in het oog springen. GOK-indicatoren,
zoals het diploma van de moeder, geven slechts een vage aanwijzing.
Scholen vragen zich af hoe ze de echte armen kunnen onderscheiden van
de profiteurs, wanneer er een beroep wordt gedaan op het sociaal schoolfonds. Andere scholen willen in een zo vroegtijdig mogelijk stadium met
ouders in armoede in gesprek gaan.
In de beide gevallen erkennen de scholen dat ze maar beperkt op de hoogte
zijn van de armoederealiteit in hun school. Ze hebben het over het topje van
een ijsberg. De eerste reeks scholen legt de nadruk op het beheersbaar houden van de extra middelen die voor armoede gebudgetteerd zijn. De tweede
groep scholen wil niet wachten tot de problemen op de school afkomen,
maar wil ze vooral vermijden. In hun woordenboek staat het woordje proactief met fluostift gemarkeerd.
Het is goed om een basishouding aan te nemen dat wat je ziet, niet noodzakelijk toont hoe iets is. Kinderen in armoede komen beslist niet altijd
slordig gekleed naar school. Ze vertonen niet noodzakelijk storend, onaangepast gedrag. Ze zijn niet altijd dommer. Ze vergeten niet per se meer dan
andere kinderen hun lestaken te maken. Kinderen in armoede kun je moeilijk in stereotypen vatten. Dat maakt het er een school niet makkelijker op.
Toch is het niet onmogelijk om armoede op het spoor te komen. Scholen die
erin slagen om een open, beluisterende houding aan te nemen t.o.v. ouders
in het algemeen kansarme ouders niet uitgezonderd raken hier ver.
1.3. Confronterend

praktisch
tegenargument

Als scholen niet altijd even geneigd zijn om de armoede in hun school in
kaart te brengen en om die kennis beleidsmatig te gebruiken, spelen zeker
praktische motieven mee. Armoedesituaties vergen extra tijd, overstijgen
per definitie de actieradius en opdracht van de school zelf en scholen hebben
al zoveel te doen.
Dit praktische tegenargument hoor je steeds minder naarmate de scholen
beter uitgerust zijn om hun gelijkekansenbeleid en zorgopdracht te realiseren. Fundamenteler als verklaring voor de weerstand, die er toch nog dikwijls bestaat, is dat armoede voor de school een pijnlijke confrontatie
inhoudt.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 79


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

Armen hebben niet altijd, wel vaak een andere cultuur dan de school, die

cultuurverschil

behoort tot de middenklassecultuur. Dat uit zich in de waarden waar men


achter staat, de manier van verwoording, de referentiekaders, ...
Een voorbeeld : als snel geld verdienen met een job heel waardevol geacht
wordt, vergt het enige overtuigingskracht om het belang van verder studeren (dat geld kost i.p.v. geld opbrengt, ten minste op korte termijn) te benadrukken.
praktische

De school heeft weliswaar een opdracht voor alle leerplichtige kinderen,

beperkingen

maar haar mogelijkheden zijn niet onbeperkt. Dit leidt ertoe dat in de didactische praktijk zowel als in het ruimer pedagogisch schoolbeleid toch vooral
met de gemiddelde leerling rekening gehouden wordt. Differentiatie, d.w.z.
rekening houden met diversiteit, botst op allerlei grenzen (de motivatie en
deskundigheid van de leerkracht, de mate van heterogeniteit in de klasgroep, ruimtegebrek, ...). Kortom, de school beseft de tegenstelling tussen
wat zou moeten en wat maar kan in de praktijk. Dat leidt er soms toe
dat men moeilijker themas zoals armoede op school uit de weg gaat of
althans een heel afwachtende houding aanneemt.
De confrontatie heeft impliciet ook een persoonlijke kant. Het is een lijfelijke
ervaring van de directeur, leerkracht, zorgcoordinator, ... met de duale sa-

persoonlijke
ervaring

menleving. Bij huisbezoeken merkt men in welke onwaardige omstandigheden kinderen en hun ouders moeten leven. De school kan maar marginaal
soelaas bieden, nl. waar het de schoolkosten, het welbevinden van de leerlingen en de participatie van ouders op school betreft. Of lijkt dit alleen maar
zo ? Er zijn voorbeelden van scholen die door hun attente nabijheid de vicieuze cirkel hebben helpen doorbreken.

&

2. Signalen herkennen en betekenis geven

armoede-

Met zogenaamde armoede-indicatoren moeten we voorzichtig omsprin-

indicatoren

gen. Hoger gaven we al aan dat uiterlijke kenmerken (zoals slordige kledij),
leerlingkenmerken (zoals onaangepast gedrag) niet noodzakelijk met armoede in verband staan. Het kan natuurlijk wel.
We kunnen het zo stellen dat er zich in het schoolleven heel wat mogelijke
aanwijzingen van armoede voordoen. Het is aangewezen om hier opmerkzaam voor te zijn.
Met armoede (of een eventuele andere bijzondere sociale situatie, zoals
scheiding van de ouders) kunnen in verband staan :
n

gedrag van de leerling : extreme passiviteit, storend gedrag, ...


absentesme : wegblijven wanneer kosten moeten worden betaald, bij
excursies, als de klasfotograaf komt, ...

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 80 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

leerresultaten : niet in overeenstemming met de capaciteiten van de


leerling, onafgewerkte huistaken, niet meebrengen van documentatie,
niet op het internet opzoekingen gedaan hebben, wegdromen in de
klas, ...

sociaal : geen verjaardagscadeautjes meebrengen, niet naar oudercontactmomenten komen, niet deelnemen aan schoolfeesten, ...

financieel : openstaande schoolrekeningen, geen steunkaarten kopen,


niet meedoen met tijdschriftabonnementen die via de school aangeboden worden, ...

eetzaal : geen eten mee hebben van thuis, achterstand betaling van
warme maaltijd, ...
administratieve gegevens : beroepssituatie, woonplaats, ...

Elk van deze signalen kan een heel onschuldige oorzaak hebben. Er is geen
een-op-een-relatie met armoede. Toch kunnen ze ons op het spoor brengen
van meer complexe problemen die met het blote, administratieve oog, vaak
niet zouden ontdekt zijn.
Correct inschatten van dit soort signalen is erg belangrijk.
Voor een kind dat vanuit zijn armoede regelmatig in de klas wegdroomt, heel
passief is, ... kan het een averechts effect hebben als de leerkracht hier sanctionerend optreedt. Ouders die door hun armoede niet naar oudercontactmomenten durven te komen, verander je niet van gedachten met een
dringende aanmaningsbrief.
2.1. Armoede ontkennen of ontdekken
armoede opsporen

Waarom zou een school willen ontdekken in welke mate men met armoede

loont

geconfronteerd wordt, of anders geformuleerd welke leerlingen met armoede te kampen hebben ?
Daar zijn toch wel goede redenen voor.
n

De inzet van de school op het gebied van leerlingbegeleiding, zorg, gelijke


onderwijskansen, ... kan effectiever ingezet worden.

Het van in een zo vroegtijdig mogelijk stadium realiseren van de communicatie en samenwerking met kansarme ouders, komt het welbevinden/de leerresultaten van de leerlingen ten goede.

De school kan een betere inschatting maken van het budget dat nodig is
voor het sociaal schoolfonds.

In de realisatie van een kostenbewust onderwijs (degelijk, maar met een


zo laag mogelijk prijskaartje voor de ouders) is het belangrijk om zich
rekenschap te geven van de draagkracht van alle ouders.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 81


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

De kernopdracht van de school, het realiseren van de eindtermen/ontwikkelingsdoelen bij alle leerlingen staat haaks op sociale uitsluiting
de ogen sluiten voor armoede onder de leerlingen benvloedt de slaagcijfers in negatieve zin.

armoede onbewust

Scholen ontkennen armoede meestal niet bewust. Onbewust wel. Dat is het

ontkennen

geval wanneer bijvoorbeeld aanhoudend spijbelgedrag enkel tot administratieve acties leidt, openstaande schoolrekeningen louter tot een aanmaning en zelfs juridische actie leiden, storend gedrag bestraft wordt, zonder te
peilen naar de mogelijke achtergrond, ... Niet onderkennen van signalen,
niet zoeken naar de juiste betekenis ervan, komt neer op een ontkenning
van een dieperliggende problematiek, waardoor de aanwezigheid van armoede op de school onderschat wordt.
2.2. Passief en actief beleid

afwachtende

Scholen die armoede niet ontkennen, maar er integendeel op passende wij-

houding versus

ze aandacht willen aan besteden, laten het nogal eens bij een nogal afwachtende houding.

actief sturen

Het inschrijvingsmoment is voor hen geen aanleiding om al met de ouders in


gesprek te gaan over andere dan louter administratieve gegevens. Terwijl er
scholen zijn die er, bijvoorbeeld na een persoonlijke rondleiding en bij een
kopje koffie in slagen dat ouders onbevangen laten weten hoe moeilijk het
wel is om met stempelgeld drie schoolgaande kinderen op te voeden, zullen
zij dit maar in de loop van het schooljaar te weten komen. Bij de tweede
aanmaning voor een openstaande rekening. En dan nog.
Er zijn scholen die het als een vaststaand, weliswaar te betreuren feit acteren
dat de ouders die het het meest nodig hebben, niet op oudercontact- of
informatiemomenten opdagen. De ouderraad en activiteiten die ouders organiseren, moeten het eveneens zonder hen stellen. Daartegenover zijn er
scholen die hier niet in berusten en zoeken naar aangepaste wegen om ook
deze ouders een goed gevoel te geven als ze naar school komen. Ze kunnen
zich de onwennigheid en zelfs de vrees inbeelden die ouders met een heel
laag zelfbeeld hebben.
Scholen hebben uit ervaring allerlei procedures geleerd. Wanneer leggen we
huisbezoeken af ? Hoe informeren we rechthebbenden over het sociaal
schoolfonds ? Wie ontvangt ouders met financiele vragen ? ... Daar is niets
mis mee. Wel is er soms een stroefheid die geen enkele ruimte meer laat tot
echt gesprek, tot zorg op maat van situaties die nu eenmaal sterk van elkaar
kunnen verschillen. Men houdt ook niet altijd rekening met de specifieke

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 82 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

situatie (bv. crisistoestand als de deurwaarder pas geweest is een school


heeft hier niet altijd weet van) en reageert achteraf verontwaardigd over het
gebrek aan spontane dankbaarheid voor geboden hulp.
Het contrast met andere scholen is groot, waar er eveneens regels en afspraken bestaan, maar waar men de essentie niet uit het oog verliest : de samenwerking, in het belang van het kind, tussen de school en de ouders. Deze
scholen wijzen erop dat het rendeert om echt eerlijk met ouders om te gaan
en dat het nergens toe leidt om hun minderwaardigheidsgevoelens nog te
versterken met betuttelende zijdelingse opmerkingen.
Gaat het hier om een tegenstelling tussen goede en minder goede scholen ?
Niet noodzakelijk. Waar het om gaat, is een principiele keuze :
n

ofwel een afwachtende, veeleer passieve houding aannemen : wachten


op aanmelding van armoede, amper stappen zetten die effect kunnen
hebben om ouders in armoede te bereiken en als er contact is, een heel

afstandelijke houding aannemen;


ofwel actief sturen op basis van de pedagogische visie en het schoolwerkplan, wat zich o.m. uit in het zo vroegtijdig mogelijk detecteren
van armoede, zelfs het opbouwen van een goede communicatie met
de betrokken ouders. De geboden ruimte tot gesprek wordt niet als zwakheid ervaren, maar integendeel als een kans om deze doelstelling te
bereiken.

Scholen die voor een actief beleid kiezen, lijken meer hooi op de vork te
nemen, maar hebben de zaak beter in kaart en in handen. Ze kennen de
werkelijke schoolsituatie beter en zijn beter georganiseerd om binnen de
marges van wat een school kan armoede aan te pakken. Er stellen zich hier
ook meer kansen om de kernpunten van armoede te bestrijden. Dat is niet in
de eerste plaats het gebrek aan geld (hoe schrijnend ook), maar wel de sociale uitsluiting met alle minderwaardigheidsgevoelens die dit met zich
meebrengt. Door ouders van in het begin als volwaardige gesprekspartner
te zien, zullen deze scholen beter in hun opdracht slagen dan scholen die
deze ouders fundamenteel als lastige klanten beschouwen.
2.3. Extern en intern
uitsluiting binnen de

Voor een groot deel komt armoede op de school af, gaat het om externe

school tegengaan

factoren die weliswaar voor de school belangrijk zijn, maar waar de school
in elk geval zelf geen verantwoordelijkheid voor draagt. Of het nu om individuele schuld of om ongeluk gaat, waardoor de betrokken gezinnen in armoede terechtkwamen, of om collectieve rampspoed (bv. een fabriekssluiting), ... de school heeft hier geen rol in vervuld.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 83


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

10

Vanuit verenigingen waar armen het woord nemen, schoolopbouwwerkorganisaties en ook vanuit wetenschappelijke hoek (o.m. het HIVA) wordt erop
gewezen dat dit slechts een onvolledig beeld is van armoede. Het plaatje
alsof de school zonder meer een nieuwe kans is om, ten minste voor de
volgende generatie, uit de armoede te raken, klopt niet. Men voert aan dat
ook op school sociale uitsluiting voorkomt, bestendigd wordt, nog vergroot
in plaats van juist te verminderen. De school kan wel degelijk een instrument zijn van een gelijkekansenbeleid, maar is helaas dikwijls het omgekeerde.
voorbeelden

Scholen die hun gelijkekansenbeleid/armoedebeleid focussen op individuele situaties van gezinnen, gaan voorbij aan de uitsluiting die binnen de
school zelf kan voorkomen. Er zijn daarom meer en meer scholen die verder
gaan. Bijvoorbeeld :
n

Naar aanleiding van bijvoorbeeld pestgedrag (dikwijls gelieerd aan armoede) werkt de klas of een hele school rond pesten en gepest worden.

Via bijvorming worden leerkrachten attent gemaakt op het belang van


nagenoeg onschuldige opmerkingen in de klassituatie, zoals Ga jij ook
de weg op van je vader ?, Waar is iedereen in de vakantie op reis geweest ? en krijgt men zicht op de uitsluitingsmechanismen die in de
klas en de onderwijssituatie kunnen voorkomen.

Onderkend wordt ook de rol van de ouders onderling, wat bijvoorbeeld


leidt tot bewustmakende initiatieven.

Dikwijls vanuit een MOS-actie (Milieu op School) wordt bij de leerlingen


en ouders gepleit voor hergebruik van schoolmaterieel, wat de sociale
druk helpt verminderen om altijd met nieuwe gereedschappen te komen
aandraven.

Vanuit deze bredere visie is het dan ook belangrijk om ook in de schoolwerking en didactische praktijk te zoeken naar signalen die er zouden kunnen
op wijzen dat in de school zelf aan sociale uitsluiting gedaan wordt. Natuurlijk moet men dit ook in positieve zin zien : opsommen welke hefbomen er
binnen de school- en klaspraktijk zijn en kunnen ontwikkeld worden om
sociale uitsluiting te verhelpen.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 84 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

11

2.4. Typering
Ruwweg zijn er dus vier houdingen die scholen, bewust of onbewust, kun-

vier houdingen

nen aannemen.
Tabel 1 : mogelijke houding van scholen
Armoede

Aanpak

Benadering

Struisvogelschool

Ontkenning

Balieschool

Onderkenning

Passief

Afschermende school

Onderkenning

Actief

Uitsluiting is enkel
extern gegeven

Realistisch-actieve
school

Onderkenning

Actief

Uitsluiting is zowel
extern als intern
gegeven

De struisvogelschool ontkent in zoverre de armoederealiteit, dat ze tal van

struisvogelschool

signalen verkeerd duidt en aanpakt. Van een armoedebeleid is sowieso geen


sprake.
De balieschool neemt een afwachtende houding aan. Men beseft dat ar-

balieschool

moede voorkomt, is bereid tot aangepaste maatregelen, maar het initiatief


wordt vooral van de ouders en intermediairen (zoals hulpverleners) verwacht.
afschermende

De afschermende school maakt werk van een armoedeaanpak, die verder

school

gaat dan ingaan op aangemelde behoeften. Wel denkt men maar amper na
over de uitsluitingsmechanismen binnen de school zelf. De afschermende
school is daarmee ook een toedekkende school; zij schuwt interne confrontaties op het vlak van pedagogische visie.

&

3. Beleving van armoede op school


3.1. Uit het leven gegrepen

voorbeeld

John schaamt zich diep. Andere ouders zetten hun kind met de auto zo dicht
mogelijk bij de schoolpoort af. Met zijn gammel karretje durft hij dat niet en
bovendien : benzine kost geld. De school, dat is de plaats waar zijn kinderen
naartoe moeten om er allerlei zaken te leren, waar hijzelf maar weinig van af
weet. Het huiswerk moeten ze zelf klaren; als ze al eens hulp vragen thuis,
moeten hij en zijn vrouw het antwoord schuldig blijven. Met schaamte voor
de kinderen. Naar school gaat hij zo weinig mogelijk. Enkel als het moet, voor de
kinderen. Zeker niet napraten met andere ouders. Niemand vroeg hem overi-

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 85


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

12

gens ooit wat. Mensen zoals hij worden niet opgemerkt. Het liefst zit hij thuis
voor de tv. Daar is hij thuis en wordt hij niet uitgesloten.
Jan is directeur van de school van de kinderen van John. Wie is toch die vader die
elke dag zijn kinderen te voet naar school brengt (de enige vader, heeft hij geen
werk ?) ? Een norse man die nooit eens lacht of een praatje slaat met andere
ouders. Hij was er niet op het oudercontact. Zou hij de brief niet gelezen hebben
die met de kinderen meegegeven werd ? Zou hij interesse hebben om leesvader te
worden ? Nee, beter maar niet vragen, hij ziet er zo armtierig uit, zo onbeholpen,
aan zo iemand kun je dat moeilijk vragen. Dag meneer..., hoe is de naam ook
alweer ?
Jo pinkt een traan weg als haar oogappel naar de kleuterleidster holt. Ze sluit
aan bij een groepje moeders die het een leuk idee vinden dat de klas binnenkort
op driedaagse vertrekt. We hebben wel een nieuwe slaapzak nodig, maar dat
kunnen ze nadien nog gebruiken als ze op kamp trekken met de jeugdbeweging,
zegt iemand. Iemand anders beaamt en spreekt er schande van dat er ouders
zijn die hun kinderen niet mee laten gaan. Een kind moet thuis toch ook eten;
wedden dat die ouders hun geld liever opdrinken ? Ze merkt niet hoe een vader
schrikt en zich wat gebogen verwijdert en omkeert. Huiswaarts.

John weet wat armoede is. Hij ondervindt het aan den lijve. Hij heeft minder.
Voelt zich minder. Ondergaat vernederingen. Wordt uitgesloten en sluit ook
zichzelf uit. Hij hoort er niet bij. Zijn grootste vrees en verdriet is dat zijn
kinderen hetzelfde te wachten staat. Hij zal zo lang mogelijk wachten om op
school steun te vragen, omdat hij zich dan nog meer bloot moet geven dat
gevoel heeft hij en hij wil aan zo weinig mogelijk mensen verplichtingen
hebben. Het is al erg genoeg dat hij van het OCMW afhangt.
Jan is een dynamische directeur die zijn school wil laten groeien. Er zijn
kinderen uit alle sociale lagen ingeschreven en daar is hij best tevreden
mee. Mijn school is een mix van de bevolking, verkondigt hij fier. Het gaat
hem tegen dat hij geen echt contact krijgt met de groep kansarme ouders. Ze
mijden hem, voelt hij. Dat is allicht omdat er zo vaak problemen zijn met hun
kinderen. Jammer om zeggen, maar met kansarme kinderen zijn er meer
moeilijkheden dan met gewone kinderen. Het is altijd wat. Ofwel vechten
ze, ofwel hebben ze slechte uitslagen. Ofwel hebben ze hun boterhammen
vergeten, ofwel zijn ze niet netjes gekleed. Of dat alles tegelijk. Arme leerlingen, natuurlijk zijn ze welkom, maar ze zijn een probleemgroep waarvan
er toch het liefst niet te veel zijn.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 86 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

13

Jo koos voor de dichtste school en vindt het onderwijsniveau, de schoolsfeer,


de leerkrachten heel oke. Het enige wat haar zorgen baart, is dat er steeds
meer sociale kinderen komen. Kinderen uit ontregelde gezinnen, kinderen
die nooit in orde zijn, waar de leerkrachten niets dan last mee hebben, die
een slechte invloed hebben op hun klasgenoten. Zolang de leerkrachten de
situatie nog aankunnen, is het voor haar ook goed, maar in het oudercomite
zet ze zich schrap tegen plannen voor een sociaal fonds. Dat zal immers nog
meer kansarme kinderen aantrekken, vreest ze.
verschillende

Armoede is niet alleen op school aanwezig. Er is niet alleen sprake van so-

werelden

ciale uitsluiting binnen de schoolmuren. Bovendien wordt armoede heel


uiteenlopend beleefd. Het is alsof men in een verschillende wereld leeft :
mensen in armoede zelf, de directie en leerkrachten, doorsnee-ouders, ...
Het is nodig om zich hier rekenschap van te geven, wil men echt armoede
op school aanpakken. Heel wat op zich goede maatregelen en projecten
geven dikwijls niet het verhoopte resultaat wegens gebrek aan inleving en
besef van wat armoede werkelijk is. Het is een noodzakelijke voorwaarde om
werkelijk te begrijpen, aan te voelen wat het betekent arm te zijn. Wie hier te
simplistisch over denkt, loopt het risico dat de mooie plannen als een kaartenhuisje ineenvallen.
3.2. Factoren

factoren voor

Armoede op school wordt op verschillende manieren ervaren, aangevoeld


en beleefd. De verschillen betreffen uiteenlopende factoren. We sommen er

armoede

hierna enkele op. Het maakt een school die aan armoede wil werken, sterker

uiteenlopende

om hier besef van te hebben. Het kan ertoe bijdragen dat scholen realistischer afspraken maken met ouders (bv. naar aanleiding van een afbetalingsplan) en de kwaliteit van de communicatie met de ouders verhogen.
1) De behoeftigheid
Wie zelf niet arm is, ervaart armoede in de eerste plaats, zo niet uitsluitend,
als het ontberen van voldoende financiele middelen voor een menswaardig
leven. Dit kan o.m. leiden tot weinig doordachte vormen van liefdadigheid,
die men meestal niet kan weigeren (want noodzakelijk), maar die als resultaat hebben dat mensen zich vernederd voelen en afhankelijk gemaakt worden.
In scholen zien we dat er vaak harde voorwaarden gesteld worden bij het
ontvangen van steun (bv. verbod op het abonnement op een schooltijdschrift, terwijl de meeste kinderen dit wel afnemen, geen middagmaal mogen nemen op school, ...) of dat er een gebrek aan discretie is.
Goedbedoelde maatregelen kunnen in die zin de sociale uitsluiting nog versterken, ook al wordt een materiele acute nood gelenigd.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 87


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

14

2) Het eigen schoolverleden van de ouders


Vaak hebben kansarme ouders zelf negatieve schoolervaringen, waardoor
ze vertwijfeld of zelfs negatief staan tegenover inspanningen van de school
tot contact en samenwerking. Hun vrees wordt, vanuit hun standpunt, bevestigd, wanneer ze enkel negatieve verslaggeving krijgen bij een oudercontact en wanneer ze aanvoelen dat ze niet aan het ideaalbeeld beantwoorden
dat scholen van ouders hebben.
Leerkrachten staan hier onvoldoende bij stil en zien vaak enkel dat ouders
wegblijven, heel gesloten blijven, niets negatiefs over hun kind kunnen aanhoren, niet willen (of kunnen ?) meewerken, ...
3) De sociale uitsluiting, het sociale isolement
Een wezenlijk aspect van armoede wordt vaak geminimaliseerd of over het
hoofd gezien : de knagende vereenzaming, het wegkwijnen, de uitsluiting,
het nergens bijhoren. Mensen die zichzelf als mislukkeling beschouwen,
zoeken niet zo makkelijk sociaal contact. Omgekeerd gaat er van hen weinig
aantrekkingskracht uit. Aan het culturele en ontspanningsleven participeren ze veel minder of zelfs niet, zowel om financiele redenen als vanwege
psychologische barrie`res.
Als gevolg hiervan is het sociale netwerk heel beperkt. Een babysit kunnen
ze bijvoorbeeld veel moeilijker vinden, wat een reden kan zijn om ofwel niet
naar het oudercontact te komen ofwel het kind mee te nemen. Daar wordt
dan (achter de rug) schande over gesproken.
4) De compensaties
Zelfs wie het van de budgetbegeleider met een uiterst krap leefgeld moet
stellen, wil zich al eens iets veroorloven of wil zijn kinderen eens iets gunnen. De uitgaven die op zich misschien luxueus lijken (zoals merkkledij, een
mooie sporttas, een uitstap naar een pretpark) gaan dan over de tongen.
Hoewel een gebrek aan financieel inzicht kan meespelen, zijn dergelijke
uitgaven toch meestal heel occasioneel en hebben ze vooral een psychologisch compensatiekarakter.
5) Uiterlijke kenmerken van welstand
Een zaktelefoon is allang geen statussymbool meer, maar er geen hebben is
voor vele mensen in armoede wel het symbool van er helemaal niet bij te
horen. Bedenk dat men vaak de vaste telefoonlijn opgezegd heeft. Daarnaast
staat men er niet meteen bij stil dat de kansen op werk stijgen als het uitzendbureau of de VDAB je telefonisch kan bereiken.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 88 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

15

6) De bredere armoedeproblematiek
Wie niet arm is, beseft vaak niet in welke omstandigheden mensen met een
heel lage levensstandaard moeten leven. Vaak is de huisvestingssituatie
heel penibel. De gezondheid en levensverwachting is statistisch merkelijk
lager dan gemiddeld. Dat mensen in armoede stress kunnen hebben en met
psychische problemen kunnen kampen, is voor hardwerkende tweeverdieners een verrassing. De armoedesituatie is ook niet meteen bevorderlijk voor
de relatie tussen partners en tussen ouders en kinderen.
Als een school zich enkel blindstaart op de schoolrekening (Daar kunnen
we met ons schoolfonds misschien wel een mouw aan passen, mijnheer en
mevrouw !), blijft er toch vaak nog een hele problematiek die direct of indirect gevolgen heeft voor het kind. Ook als de school daar niet meteen zelf
kan aan verhelpen, is het toch ten zeerste gewenst om te beseffen dat kinderen niet altijd in optimale omstandigheden hun huistaken kunnen uitvoeren, soms met honger naar school komen en hun hoofd vol zorgen
hebben.
3.3. Actoren
iedereen speelt
een rol

Wie is van belang bij de beleving van armoede op school ?


Iedereen, dus niet alleen de betrokkenen, de ouders en kinderen in armoede
zelf. Om ook onbewuste vormen van sociale uitsluiting te vermijden, is het
niet alleen belangrijk hoe de doelgroep zich voelt.
3.3.1.

respect en openheid

Leerkrachten _____________________________________________________

Het maakt bij leerkrachten een wereld van verschil uit of ze vanuit een
negatieve houding en met veel onbegrip tegenover armoede staan, dan
wel met respect en openheid. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval als een
leerkracht er attent voor is dat niet alle kinderen op de eerste schooldag met
verhalen over verre vakantiereizen kunnen komen aandraven. Of het blijkt
wanneer er in tekstmateriaal zorg voor gedragen wordt dat niet enkel het
modale, welstellende gezin aan bod komt. Of wanneer bij het maken van een
afspraak met de ouders rekening gehouden wordt met de uren van het openbaar vervoer. Als leerlingen al documentatie van thuis moeten meebrengen,
wordt daar de nodige tijd voor gegeven, want niet iedereen beschikt zelf over
een krant, enz.
Het zijn soms kleine aandachtspunten, die men voor een groot deel vanuit
de praktijk, vanuit een beluisterende houding, te weten komt.

coherent en

3.3.2. Directie en zorgpersoneel __________________________________________


De directeur, de zorgcoordinator, de leerlingenbegeleider, de CLB-medewer-

consequent

ker, ... hebben vaak contact met ouders met problemen.

schoolbeleid

Zon gesprek kan warm-menselijk verlopen, correct en met een bemoedi-

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 89


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

16

gende ondertoon. Het kan ook vanuit de hoogte gevoerd worden, beperkt
blijven tot de vastgestelde inbreuken en met een verwijtend opgestoken
vingertje.
Nog afgezien van de vraag welke houding het best tot resultaat leidt, bevestigt dit tweede soort gesprek de ouders in hun sociale uitsluiting. Hun eventuele negatieve beeld van de school zal er niet op verbeteren.
Hetzelfde geldt voor hun contacten met leerlingen. Probeert men hoogte te
krijgen van de thuissituatie om op die manier tot uitvoerbare afspraken te
komen, aangepaste steun te kunnen bieden, ... of wil men hier de tijd niet
voor nemen ?
Ten slotte is er een verantwoordelijkheid naar het hele korps toe. Er zijn vaak
grote verschillen tussen leerkrachten onderling, wat betreft hun bereidheid
tot inleving in de sociale achtergrond van de kinderen en benadering van
armoede op school. De mentaliteit my class is my castle is nog alomtegenwoordig. Meningen zoals tussen mijn vier muren doe ik wat ik wil staan
natuurlijk haaks op een schoolbeleid dat coherent en consequent tegen sociale uitsluiting wil ingaan. Het is niet altijd makkelijk om collegas te overtuigen, maar een meer ontspannen verhouding met kinderen/ouders in
armoede is in ieders belang.
3.3.3.

Ouders __________________________________________________________

ouders sensibi-

Ouders die niet persoonlijk met armoede geconfronteerd worden, zijn zich

liseren

er maar zelden van bewust dat hun gedrag niet neutraal is tegenover sociale
uitsluiting.
n

Als hun kind op het verjaardagsfeestje de kinderen uit de sociale wijk


niet uitnodigt, is dit op zich geen ramp, maar de kans is groot dat deze
kinderen nergens uitgenodigd worden. Als bij diezelfde verjaardag iedereen van de klas getrakteerd wordt met een duur cadeautje, verhoogt
dit de druk op ouders die financieel zwak staan om hieraan mee te doen
als hun kind jarig is.

De kans is groot dat op het oudercomite weinig of geen ouders in armoede aanwezig zijn. De ervaring is dat, als hier niet actief aan gewerkt
wordt, dit ook niet spontaan gebeurt. Toch komen er onderwerpen aan
bod die ook voor hen van belang zijn. Wordt er bij het inrichten van
activiteiten ook een beroep gedaan op hen om mee te werken ? Wordt
een sociaal schoolfonds overwogen ? Wordt de stem van ouders gehoord
die moeite hebben om dure uitstappen te bekostigen ? ...

Aan de schoolpoort worden contacten gelegd. Of niet. Hier liggen kansen


om andere ouders te laten voelen dat ze er ook bijhoren.

In een aantal scholen is de merkrage (kleding) nooit opgehouden, pochen de kinderen graag met de laatste nieuwe K3-ringmap, enz. In zon
sfeer is het voor minder gegoede ouders extra moeilijk. Men kan aan zijn
kind niet altijd neen zeggen. Bovendien wordt men er vanuit de omge-

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 90 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

17

ving op aangekeken als men zich ook iets duurs aanschaft. Ouders met
een gemiddeld inkomen kunnen hiertegen ingaan door in te gaan tegen
deze overconsumptie en door in hun opvoeding duurzaam (her)gebruik
aan bod te laten komen. Oudercomites kunnen nog meer, via bijvoorbeeld een sensibiliseringscampagne onder de ouders.
3.3.4.

Kinderen _________________________________________________________

armoede

Het gaat niet altijd om openlijk pestgedrag van kinderen onderling. Gelukkig

bespreekbaar

zijn scholen hier alerter op geworden en grijpen ze het liefst vroegtijdig in


met educatieve en niet enkel sanctionerende middelen. Kinderen kunnen

stellen in de klas

het zichtbaar of aanvoelbaar anders zijn van klasgenoten niet altijd goed
plaatsen. Zeker wanneer kinderen van huis uit een angst of vijandigheid
meekrijgen tegenover wie er vreemd uitziet, zich anders gedraagt, minder
is, ... Het contrast is groot met andere kinderen die hier soms merkwaardig
open voor staan, veel meer dan volwassenen.
Uitsluiting begint met links laten liggen. Niet mogen meespelen, tenzij op
bevel van de toezichthoudende leerkracht. Geen praatje slaan. Niet vragen
om een gom te mogen gebruiken. Uitsluiting verloopt niet altijd bewust te
kwader trouw. Dat maakt het er niet erger op. Men staat er te weinig bij stil
hoe vaak er aan sociale uitsluiting gedaan wordt, zonder dan men daartoe
bewust de intentie heeft.
Naargelang van de leeftijd van deze kinderen, leggen zij spontaan een verband met armoede, maar veelal is dit oppervlakkig. Ze staan er maar weinig
bij stil dat armoede niet enkel een kwestie is van te weinig geld hebben en
nog minder dat ook zijzelf in positieve of negatieve zin een invloed kunnen
hebben. Zelfs kinderen die het voor hun arme klasgenoten opnemen, die
hen niet willen uitsluiten, onderschatten wat armoede precies betekent. De
inleving schiet tekort. Dat is begrijpelijk, maar is een goede reden om er ook
via de lessen op in te gaan. Er bestaat prima lesmateriaal, dat op een serene,
maar toch duidelijke wijze armoede bespreekbaar stelt.
3.3.5.

Kansarme ouders _________________________________________________

de beleving door

De beleving van armoede verschilt natuurlijk sterk met wie er zelf midden in

kansarme ouders

zit. Zoals hoger al gesteld, zijn veralgemeningen uit den boze. Er zijn echt
sterke verschillen tussen deze ouders onderling, zowel op het gebied van
hun actuele situatie, perspectieven, waardebeleving als sociale binding.
Vaak voorkomend zijn toch gevoelens van onmacht, verlatenheid, falen,
een laag zelfbeeld, ... maar ook een overlevingsdrang, doorzetting, moed.
Ze ervaren hun situatie als onrechtvaardig. Dit laatste wordt maar zichtbaar
voor wie hen wat meer van nabij kent.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 91


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

18

Bij hen is de vraag vooral hoe ze de school beleven. Een school die hen
tegemoet treedt, hen niet hautain behandelt, hen in hun waardigheid laat
en hun kinderen kansen biedt, ... kan op hun waardering rekenen. Hun vaak
eigen negatief schoolverleden maakt hen evenwel hypergevoelig.
3.3.6.

Kansarme kinderen _______________________________________________

profiel kansarme

Vaak krijgen ze andere kwalificaties, op grond van voorkomende, meer op-

kinderen

vallende kenmerken, die evenwel bij nader toezien niet altijd zonder verband blijken te zijn met hun armoedesituatie. De kansarme leerling valt
vooral op als hij karaktergestoord is, leerachterstand heeft, zwakbegaafd
is, storend gedrag vertoont, een motorische handicap heeft, van allochtone
afkomst is, in de jeugddelinquentie terechtkomt, jongverslaafd is, ...
Soms blijkt het om foute omschrijvingen te gaan, waarbij men zich onvoldoende rekenschap geeft van de gevolgen die armoede voor een kind hebben. Zo worden nogal wat kansarme kinderen verondersteld maar matig
begaafd te zijn, terwijl hun zwakke schoolprestaties in werkelijkheid toe
te schrijven zijn aan o.m. de ongelijke start (bv. onregelmatige deelname
aan kleuteronderwijs, geringe taalkennis van huis uit, ...).
Met kansarmoede loopt een kind niet graag te koop. Wanneer het aangesproken wordt op storend of integendeel heel passief gedrag, zal het enkel in
een sfeer van vertrouwen over de thuissituatie beginnen. Nog liever zwijgt
het of doet men stoer achter het masker van vechtersbaas.
Het ene kind is ook hier het andere niet. Ze verwerken hun situatie op heel
uiteenlopende manieren, de ene al meer conform de waarden en normen
van de school dan de andere.
Belangrijk is te beseffen dat het ook bij kinderen niet enkel gaat om het
materiele gebrek (ten dele kan de school hieraan verhelpen, via enerzijds
een kostenbewust onderwijs en anderzijds een sociaal schoolfonds), maar
nog meer om de marginalisering, de uitsluiting. Zo beleven ze armoede
vooral.

&

4. Praktijkaanpak
4.1. Nuttige tips

schoolvisie op
armoede

Is er een visie op armoede, waar de hele school achterstaat ? Doelstellingen zoals geen sociale uitsluiting op school, ongeacht het inkomen
moet elk kind op school aan bod kunnen komen vergen concrete stap-

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 92 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

19

pen. Het is nuttig om een werkgroep van enkele teamleden, ouders (het
liefst ook ouders met ervaring in armoede) aan het werk te zetten, natuurlijk met de nodige terugkoppeling en verbreding naar de collegas en
de hele school toe.
n

Besteed de nodige aandacht aan de subjectieve aspecten van armoede.


De beleving vanuit de verschillende gezichtshoeken is essentieel. Het
verstand, maar ook het gevoel zijn belangrijk.

Een checklist om de didactische praktijk, de structuur van de school, de


procedures en het reglement, de schoolkalender, ... te toetsen op basis
van armoede/sociale uitsluiting, is aan te bevelen. Het helpt de visie van
de school op armoede concreet te maken. Het geeft richting en houvast,
ook voor individuele leerkrachten. Natuurlijk is zoiets een dynamisch
werkinstrument, dat je geregeld moet herbekijken.

Betrek ook de ouders en de kinderen in het proces. Laat ze mee nadenken


over de aanwezigheid en aanpak van armoede op school. Misschien ko-

men er ook vanuit hun gezichtspunt nuttige voorstellen en ideeen. Het is


evenwel niet alleen daarom te doen. Het proces is al even belangrijk.
Probeer in het bijzonder ook kansarme ouders meer bij het schoolleven
te betrekken, o.a. door ook op hen een beroep te doen bij de organisatie
van schoolactiviteiten.

Maak maximaal gebruik van het sociaal netwerk rond de school. Het
CLB, eventueel schoolopbouwwerk, de brede sociale dienstverlening
met o.m. OCMWs, CAWs en CGGs staan hiervoor ter beschikking.

Reflecteren over de eigen schoolpraktijk krijgt een nieuwe dimensie,


wanneer hierin ook in consultatie van ouders en leerlingen met ervaring
in armoede, voorzien wordt. Dit kunnen zowel ouders en leerlingen van
de school zelf zijn als externe ervaringsdeskundigen. Eventueel kan er
samengewerkt worden met een vereniging waar armen het woord nemen of een schoolopbouwwerkorganisatie.

4.2. Valkuilen
n

Te snelle actie leidt niet noodzakelijk tot beter resultaat. Het is niet zonder belang om voor de actie eerst voldoende tijd uit te trekken voor een
goede visie op armoede, die op een ruim draagvlak kan rekenen.

Verwacht geen dankbaarheid. Gelijke kansen geven is een kwestie van


rechtvaardigheid en niet van gunsten. Dat neemt niet weg dat armen wel
degelijk inspanningen die voor hen geleverd worden, weten te waarderen en dit soms ook uiten.

Er is altijd wel iemand die met een verhaal komt van iemand in armoede
die boven zijn levensstandaard leeft, die ondanks geboden steun toch
van school durft veranderen, die van kwade trouw gebleken is, ... In een
vergadering krijgt zon sensationeel gebracht geval dan alle aandacht,

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 93


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

20

&

wordt vergeten dat hiertegenover vele andere situaties staan en waar het
werkelijk om gaat : kinderen in armoede vooruithelpen, ondanks de situatie waar zij via hun ouders mee te maken hebben.
n

De aanwezigheid van arme kinderen komt een leerkracht soms niet goed
uit. Hij acht het misschien nodig om regelmatig culturele voorstellingen
bij te wonen en vreest de reactie van ouders die dit niet kunnen betalen.
Dit argument kun je beantwoorden door erop te wijzen dat het sowieso
noodzakelijk is om met extra kosten beheerst om te springen en dat er
een sociaal schoolfonds is of moet komen. Misschien is er ook in de
gemeente een kansenpasregeling mogelijk. Probleem is dat deze eigenlijke reden van weerstand vaak niet aan de oppervlakte komt. Dooddoeners zoals we hebben al zoveel werk of we mogen onze andere kinderen niet verliezen, kunnen de bespreking laten verzanden als men niet
beseft hiermee op een zijspoor te belanden.

Een school die zich als enige in de lokale context op het uitsluitingsgegeven profileert, loopt onbedoeld het risico een concentratieschool
te worden. Dit kun je vermijden door het thema armoede op school
ook actief bij andere scholen aan te kaarten. Hierbij kunnen de LOPstructuren heel nuttig zijn.

4.3. Extra tips


Meer praktijktips die tot een betere beleving van armoede op school leiden,
vind je in het artikel Van schulden op school naar goed(koop) onderwijs.
Zie ook de website 8 sos.welzijn.net, waar o.m. praktijkervaringen en -suggesties gebundeld worden.

&

5. Besluit
Zelfs in een school waar de leerlingen een uniform dragen, hebben de leerlingen hun eigen sociale achtergrond. Dat kan o.m. een situatie van armoede
zijn. De ogen hiervoor sluiten of, wat vrijwel op hetzelfde neerkomt, wachten tot wanneer er zich problemen voordoen (van financiele aard, bij slechte
leerprestaties of storend gedrag, ...) is niet meteen de beste houding.
Scholen die actief met armoede op school willen omgaan, houden het best
rekening met de verschillende benadering van armoede, ja, zelfs beleving,
door de verschillende betrokken groepen. Een groot deel van de sociale uitsluiting die op school voorkomt, heeft te maken met misverstanden, onvoldoende inzicht in wat armoede werkelijk is.

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 94 &


KANSENBELEID

SCHOOL EN SAMENLEVING

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

21

Het gevaar bestaat dat armoede op school afgewenteld wordt op de specialisten, waaronder het CLB en het zorgpersoneel op school zelf. Dat ware
een vergissing. Natuurlijk hebben de deskundigen een sterke inbreng in de
totstandkoming van het armoedebeleid van de school en hebben ze een
belangrijk aandeel in de uitvoering. Niettemin heeft de hele schoolgemeenschap haar verantwoordelijkheid.
Een kernpunt in het armoedebeleid van een school is het realiseren van een
goede communicatie met (ook) kansarme ouders. Dit is vrijwel overal een
werkpunt. Het helpt wanneer men zich probeert in te leven in hoe het is om
arm te zijn. Goed luisteren naar wat armen te vertellen hebben, helpt meer
dan een reeks statistieken.

SCHOOL EN SAMENLEVING & AFL. 14, FEBRUARI 2007, 95


KANSENBELEID

GELIJKEKANSENBELEID

&

SCHOOLPRAKTIJK 3

&

AFL. 14, FEBRUARI 2007, 96 &


KANSENBELEID

22

SCHOOL EN SAMENLEVING

You might also like