Cement 2012 4 Betonsterkte Bestaande Constructies.3

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

1

thema

Methode voor bepaling betonsterkte voor beoordeling constructies

Betonsterkte
bestaande
constructies
36

Voor de bepaling van het dwarskrachtdraag

worden gemaakt van de feitelijk aanwezige sterkte.

vermogen van constructies is de betonsterkte n van

Hierdoor kunnen kunstwerken worden goedgekeurd

de bepalende parameters. Die neemt onder invloed

die in eerste instantie rekenkundig niet voldoen aan

van doorgaande hydratatie in de tijd sterk toe.

de gestelde veiligheidseisen met betrekking tot

Bij de beoordeling van kunstwerken kan gebruik

dwarskracht.

42 012

Betonsterkte bestaande constructies

1 Beproefde boorkernen
2 Frequentieverdeling van de gemeten standaardafwijking van
alle beproefde constructies

overschrijdingskans

dr.ir. Adri Vervuurt


dr.ir. Wim Courage
dr.ir. Raphal Steenbergen
TNO

0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%

20%

platen, dozen, tunnels,


kokers en tussenstorts
T-liggers
geprefabriceerde liggers
0

10

12

14

16

18

20

standaardafwijking scube [N/mm2]

In het kader van het onderzoeksprogramma van Rijkswaterstaat (RWS) naar het afschuifdraagvermogen van bestaande
kunstwerken is de afgelopen periode de sterkte van ruim 180
door RWS ontworpen en beheerde kunstwerken bepaald. De
resultaten van deze proeven zijn gebruikt voor het opzetten en
valideren van een methodiek voor de bepaling van de beton
sterkte voor de constructieve beoordeling van constructies [1].
Daarnaast zijn de resultaten gebruikt om een uitspraak te doen
over de sterkte van vergelijkbare kunstwerken van RWS waar
geen informatie over bekend is (waar geen onderzoeksresultaten van boorkernen van bestaan).

Bepaling van de sterkte


Het afschuifdraagvermogen van betonnen elementen wordt,
behalve door de druksterkte, vooral bepaald door de treksterkte
van beton. De diverse afschuifmodellen zijn echter alleen gevalideerd op basis van de betondruksterkte en een bekend veronderstelde relatie tussen de druksterkte en de treksterkte. In [2] is
aangetoond dat de relaties voor de bepaling van het afschuifdraagvermogen ook gelden voor bestaande constructies, vooropgesteld dat ook de relatie tussen de druk- en treksterkte niet is
veranderd. Om deze reden wordt aanbevolen voor de bepaling
van het afschuifdraagvermogen alleen uit te gaan van beschikbare drukproefresultaten en niet van de (splijt)treksterkte. Daarnaast wordt aanbevolen om na te gaan of de relatie tussen de
druksterkte en de treksterkte conform de verwachting is.
Uit onderzoek is gebleken dat voor een constructieve beoordeling een aantal van zes drukproeven op kernen voldoende is
voor een betrouwbare waarde van de druksterkte [1]. Om de
relatie tussen de gemiddelde druk- en treksterkte te controleren, kan worden volstaan met minder proeven. Uit praktische
overwegingen wordt in de in ontwikkeling zijnde Richtlijn
Bestaande Kunstwerken aanbevolen ook zes splijttrekproeven
uit te voeren. Het bepalen van de materiaalsterkte op basis van
nassige trekproeven wordt afgeraden, omdat deze proeven
uitermate gevoelig zijn voor de beproevingsomstandigheden en
andere factoren zoals lokale materiaaldefecten.
In de praktijk wordt voor de bepaling van de druksterkte ook
wel gebruikgemaakt van terugslaghamerproeven. Deze
methode heeft als grote voordeel dat deze is gebaseerd op een

Betonsterkte bestaande constructies

niet-destructief principe. Het nadeel is dat de relatie tussen de


terugslaghamerwaarde en de druksterkte niet eenduidig kan
worden vastgesteld zonder dat ook drukproeven worden uitgevoerd [3]. Het gebruik van de terugslaghamer voor de bepaling
van de materiaalsterkte van bestaande constructies biedt hierdoor dus weinig meerwaarde.

Bepaling van de karakteristieke waarde van de


druksterkte
Zoals uiteengezet in Cement 2011/8 [4] wordt in geval van een
constructieve beoordeling aanbevolen om voor de bepaling van
de karakteristieke waarde van de betondruksterkte (fck) niet uit
te gaan van EN 13791, maar deze te bepalen uit de kleinste
waarden van fck,A en fck,B volgens:

}
_____

1

fck,A = exp{ fcm(Y)} exp -tn-1(p 0,05) s(Y) 1 + __
n
en:

{ ( ( ) ) }
___________

s 2

_____

1
min

1 + ___

1 + __

fck,B = exp{ fcm(Y)} exp -1,64 ln
fcm

waarin:
fcm
= het gemiddelde van de gemeten betondruksterkten;
fcm(Y) = het gemiddelde van de natuurlijke logaritmen van de
gemeten betondruksterkten;
n
= het aantal op druksterkte beproefde kernen;
s(Y) = de standaardafwijking van de natuurlijke logaritmen
van de gemeten betondruksterkten;
tn-1 = de waarde van tn-1volgens de student-t verdeling bij
een overschrijdingskans van p = 0,05;
smin = de minimaal aan te houden standaardafwijking.
De minimaal al aan te houden waarde van de standaardafwijking smin is hierbij bepaald aan de hand van de resultaten van de
180 beproefde kunstwerken en de veronderstelling dat deze
groep representatief is voor de overige constructies (fig. 2).
Voor smin moet een overschrijdingskans van minder dan 50%
worden aangehouden. Ten behoeve van het dwarskrachtonderzoek is uitgegaan van een overschrijdingskans van 20%. Uit
onderzoek is gebleken dat de invloed van een enigszins afwijkende smin op de berekende waarde van fck beperkt is [6].

42 012

37

thema
3 Relatie tussen de gemiddelde (gemeten) splijttrek- en gemiddelde (gemeten)
druksterkte per kunstwerk. De getrokken lijnen zijn gebaseerd op de (bekende)
relaties volgens NEN 6720 en NEN-EN 1992-1-1. De gestippelde lijnen duiden
op 75% van deze waarde.
4 Samenvatting van de karakteristieke waarden van de betondruksterkte van de
beproefde kunstwerken en de minimaal aan te houden waarden (fck,5% en fck,10%)
Tabel 1 Totaaloverzicht van het aantal beproefde constructies per type (N) en de gemiddelde waarde
van fcm en fck van de beschouwde kunstwerken (druklagen vallen buiten de scope van het onderzoek)
constructietype

1
2

gemiddelde van fcm

gemiddelde van fck

fcm;m (N/mm2)

fck;m (N/mm2)

platen

70

79,5

(10,6)

61,2

(11,8)

onderdoorgangen

12

72,6

(11,1)

56,0

(11,1)

kokers (grindbeton)

18

76,4

(13,2)

59,7

(12,8)

kokers (lichtbeton)

55,0

(4,6)

40,1

(4,2)

tunnels

69,7

(0,8)

53,9

(0,7)

tussenstorts

20

78,2

(8,1)

60,4

(9,3)

T-liggers1)

27

87,9

(11,9)

66,7

(11,5)

prefab-liggers2)

21

104,4

(10,2)

90,2

(10,2)

gemeten splijttreksterkte is gegeven in figuur 3. Uit de figuur


blijkt dat de correlatie tussen de gemeten waarden niet enorm
sterk is. Wel is te zien dat in de meeste gevallen de gemeten
splijttreksterkte groter is dan de waarde berekend op basis van
de gemeten druksterkte. Door TNO en de TU Delft is geadviseerd om bij concrete gevallen, waarbij de gemiddelde
(gemeten) splijttreksterkte kleiner is dan 75% van de splijttreksterkte indien deze wordt bepaald op basis van de
(gemeten) druksterkte, de constructie nader te beschouwen
(inspecteren). Bij bijzonderheden kan dan per geval specifiek
worden gehandeld.

) in het werk geprefabriceerd


) in de fabriek geprefabriceerd

Uit de resultaten in [1] blijkt dat het kunstwerkenbestand kan


worden verdeeld in drie groepen die min of meer eenzelfde
verdelingsfunctie voor de standaardafwijking kennen (fig. 2).
Deze drie groepen zijn:
in het werk gestorte constructies zoals platen, tunnels, onderdoorgangen, kokers en tussenstorts, waarvoor geldt
smin = 10 N/mm2;
in het werk geprefabriceerde constructie-elementen zoals
T-liggers, waarvoor geldt smin = 12 N/mm2;
in de fabriek geprefabriceerde constructie-elementen zoals
prefab-betonliggers, waarvoor geldt smin = 8 N/mm2.

Betondruksterkte zonder drukproefresultaten


Aangenomen is dat de resultaten van de uitgevoerde materiaalproeven ook informatie bieden over de sterkte van vergelijkbare (niet beproefde) kunstwerken van RWS. Om voor deze
constructies na te gaan van welke karakteristieke waarde van de
betondruksterkte (fck) kan worden uitgegaan, is voor ieder
constructietype een Bayesiaans model opgesteld voor de voorspelling van de betondruksterkte (fc) en de daaraan gerelateerde
verdelingsfunctie voor fck [5].
Om verder na te gaan welke onderschrijdingskans voor fck tot
een voldoende veilige waarde leidt van de druksterkte, is nage-

Resultaten van de drukproeven


8
gemiddelde splijttreksterkte
per kunstwerk fctm,sp [N/mm2]

Ondanks dat niet van alle beproefde kunstwerken de oorspronkelijke ontwerpwaarde van de betondruksterkte bekend is, kan
worden geconcludeerd dat de sterkte in de loop der jaren
enorm is toegenomen. Dit blijkt onder andere uit de samen
vatting van de resultaten zoals gegeven in tabel 1. In de tabel is
de gemiddelde en de karakteristieke waarde van de betondruksterkte van de beschouwde groepen kunstwerken gegeven
(respectievelijk fcm;m en fck;m). Om een indruk te geven van de
spreiding binnen de verschillende groepen kunstwerken (elk
met een grootte N) is tussen haakjes tevens de standaardafwijking van fcm;m en fck;m gegeven.

38

5
75%

4
3
2
1

40

60

80

100

120

140

gemiddelde druksterkte per kunstwerk f'cm,cube [N/mm2]


dozen
tunnels
kokers grindbeton

NEN 6720
NEN-EN 1992-1-1
platen

fck,cube [N/mm2]

Zoals eerder aangegeven, is het van belang na te gaan dat de


relatie tussen de druk- en (splijt)treksterkte in de loop der jaren
niet is veranderd. De vergelijking tussen de berekende en

0
20

Uit tabel 1 blijkt dat de karakteristieke waarde van de betondruksterkte voor de T-liggers gemiddeld 67 N/mm2 is. De
prefab-liggers hebben een gemiddelde waarde (fcm;m) van zelfs
90 N/mm2 is. Bij de overige constructies ligt deze waarde rond
de 60 N/mm2. Dat de T-liggers en de prefab-liggers een hogere
waarde voor fck hebben, is in overeenstemming met de
verwachting, gezien het gecontroleerde productieproces.

Resultaten splijttrekproeven

120
110
100
90
80
70
60
50
40
30

kokers lichtbeton
tussenstorts
T-liggers
prefab liggers

platen
dozen
kokers grindbeton
kokers lichtbeton
tunnels
tussenstorts
T-liggers
prefab liggers

20

40

60

80

100

120

140

160

ID

42 012

Betonsterkte bestaande constructies

5 Laboratoriumopstelling voor het meten van betonsterkte

Ten slotte wordt opgemerkt dat een onderschrijdingsfractiel


van 5% betekent dat er grote kans is dat een hogere waarde
voor de sterkte wordt gevonden indien deze wordt bepaald op
basis van boorkernen. Het experimenteel vaststellen van materiaalsterkte van een constructie kan daarom alsnog zinvol zijn,
indien deze in eerste instantie wordt afgekeurd.

Conclusies en samenvatting
Aan de hand van de resultaten van ruim 180 kunstwerken, die
zijn ontworpen en worden beheerd door RWS, is nagegaan wat
de betondruksterkte is van deze kunstwerken. Op basis van een
methodiek die is gebaseerd op NEN-EN 1990 is geconcludeerd
dat de sterkte van de kunstwerken in de loop der jaren is
toegenomen en aanzienlijk hoger is dan waarvan in het
ontwerp is uitgegaan.
Daarnaast zijn de resultaten gebruikt om een uitspraak te doen
over de waarde van fck indien geen boorkernresultaten van een
kunstwerk beschikbaar zijn. Uit deze laatste analyses is
gebleken dat voor de onderzochte groepen van kunstwerken
van RWS op zijn minst kan worden uitgegaan van een ondergrens van de karakteristieke waarde van de kubusdruksterkte
van 45 N/mm2. Voor fabrieksmatig geproduceerde prefab
liggers is dit zelfs 65 N/mm2.
5

gaan welke ondergrenswaarde tot de vereiste betrouwbaarheid


() leidt. Dit op basis van de modellen voor de bepaling van het
afschuifdraagvermogen volgens NEN 6720 en EN 1992-1-1. Uit
deze analyses is gebleken dat bij een beoordeling volgens NEN
6720, een waarde van fck,10% (10% ondergrens) tot een
voldoende veilige waarde leidt. Voor NEN-EN 1992-1-1 moet
een waarde van fck,5% (5% ondergrens) worden gehanteerd
(fig. 4).

Literatuur

1 Vervuurt, A.H.J.M., Steenbergen, R.D.J.M., Analyse van de


materiaaleigenschappen voor de bepaling van het
afschuifdraagvermogen van bestaande betonnen kunstwerken.
TNO-rapport TNO-060-DTM-2011-01450-2, maart 2012
(eindrapportage).
2 Uijl, J.A. den, Yang, Y., Dieteren, G. & Boer, A. de,
Afschuifdraagvermogen plaatviaducten. Cement 2012/4.
3 Steenbergen, R.D.J.M., Vervuurt, A.H.J.M., Resultaten

Op basis van de resultaten wordt voor de beoordeling van


kunstwerken in en over het hoofdwegennet van RWS, waarvan
geen boorkernresultaten beschikbaar zijn, geadviseerd uit te
gaan van de volgende betonsterkteklassen (opgemerkt wordt
dat kokers uitgevoerd in lichtbeton en druklagen niet zijn
meegenomen in de beschouwing):
Bij een de beoordeling volgens NEN 6720:
C35/45 voor platen, onderdoorgangen, tunnels, kokers
(grindbeton), T-liggers en tussenstorts;
C53/65 voor fabrieksmatig geproduceerde prefab liggers;
Bij een beoordeling volgens NEN-EN 1992-1-1:
C35/45 voor platen, onderdoorgangen, tunnels, kokers
(grindbeton), T-liggers en tussenstorts;
C55/67 voor fabrieksmatig geproduceerde prefab liggers.

Betonsterkte bestaande constructies

terugslaghamerproeven (dwarskrachtnotitie 2008-DWARS-M047).


TNO-(brief )rapport TNO-060-DTM-2012-00832, 12 maart 2012.
4 Vervuurt, A.H.J.M., Steenbergen, R.D.J.M., EN 13791 ter discussie.
Cement 2011/8.
5 Courage, W.M.G., Vervuurt, A.H.J.M., Steenbergen, R.D.J.M. &
Vrouwenvelder, A.C.W.M., Bepaling van de betondruksterkte voor
kunstwerken waarvan geen boorkernresultaten beschikbaar zijn
(dwarskrachtnotitie 2011-DWARS-M008). TNO-rapport TNO-060DTM-2012-00654, 24 februari 2012.
6 Steenbergen, R.D.J.M., Vervuurt, A.H.J.M., Determining the in situ
concrete strength of existing structures for assessing their structural
safety. Structural Concrete 13 (2012), no. 1.

42 012

39

You might also like