Professional Documents
Culture Documents
Leervragen Week 3 Zelf
Leervragen Week 3 Zelf
Week 3
Weekdocent prof. dr. A.H.L.C. van Kaam: / dr L van Sonderen
Thema: Het kind met genetische, aangeboren of verworven
aandoeningen
A. Oude leervragen
Het antwoord op de onderstaande leervragen wordt als voorkennis
verondersteld; deze vragen zijn in eerder onderwijs besproken.
1. Beschrijf de embryonale ontwikkeling van de interne en externe
geslachtsorganen bij de man en de vrouw
Indifferent, nier: Van het mesoderm groeit het intermediair mesoderm uit
tot plica urogenitalis. Deze steekt uit in de coeloomholte. De plica
urogenitalis is verder onder te verdelen in de pronefros, de mesonefros en
de metanefros. De pronefros segmenteert vervolgens van craniaal naar
caudaal. Deze segmenten worden vervolgens hol. De nu ontstane
pronefros blaasjes draineren op een gezamenlijke afvoergang. Daarna
segmenteert ook de mesonefros. De pronefros gaat vervolgens in regressie
en de mesonefrossegmenten vormen blaasjes. Vervolgens gaan deze
mesonefrosblaasjes aansluiten op de pronefrosbuis, die vanaf dit moment
de ductus mesonefricus wordt genoemd, ofwel buis van Wolff. De blaasjes
van de mesonefros platten vervolgens af waarna ingroei van vaatjes
plaatsvindt. Deze vaatjes vormen kluwentjes. Ondertussen groeit de buis
van Wolff tot in het sinus urogenitalisdeel van de cloaca uit. Daarna groeit
de buis van Wolff ook nog opzij de metanefros in. Dit ingegroeide deel
wordt de ureterknop genoemd en groeit uit in de metanefros en vertakt
zich daar. De metanefros cellen groeperen zich rond het takje van de
ureterknop. Ze vormen vervolgens per groep cellen buisvormige
structuren. Daarna zoeken en vinden deze buisjes contact met de
ureterknopcellen. Vervolgens platten ze af en groeien ze uit, waarna
ingroei van bloedvatvormende cellen plaats vindt. Delen van het
mesonefros buisje groeien sterk uit, waardoor de tubulus contortus I, II en
de lis van Henle worden gevormd. Zo is dus de nier gevormd. Deze bestaat
dus uit metanefrogeen mesoderm en ureterknop.
Indifferent, bijnier: mesodermophoping ontstaan uit coeloom-epitheel
vormt samen met een ganglion ontstaan uit de neurale lijst de embryonale
bijnier.
Indifferent, blaas: Het distale deel van de buis van Wolff wordt opgenomen
en in de achterwand van de sinus urogenitalis. Ook de distale ureterknop
wordt daarin opgenomen. Langzaam stijgt het geheel op en wordt de blaas
gevormd. Het trigonum vesicae ontstaat uit de buis van Wolff en de
ureterknop.
Indifferent, gonaden: Langs de wand van de urachus en de achterdarm
migreren oer-geslachtscellen richting mesonefros. Vervolgens vindt een
verdikking van het coeloomepitheel aan de mediale zijde van de plica
urogenitalis plaats. Tegelijk ontstaat een instulping van het
coeloomepitheel aan de laterale zijde van de plica UG. Deze instulping
snoert af en vormt de buis van Mller. In het verdikt coeloomepitheel
vormen zich schotten, de primaire geslachtsstrengen. De buis van Mller
blijft aan de bovenkant in open verbinding met de coeloomholte en groeit
Apnoe-aanvallen
Pathofysiologie: onrijpheid van ademcentrum, stoornis van
het ademhalingscentrum of centrale zenuwstelsel, stoornis in
zuurstoftransport, reflectoir, obstructie van de bovenste
luchtwegen. Hartactie <100/min.
Klinische symptomen: het stoppen van de ademhaling
gedurende meer dan 15 seconden.
Behandeling: medicamenteuze stimulatie ademhaling,
coffene/theofylline/doxapram. Onvoldoende effect?->
positieve eind-expiratoire druk of beademing.
Prognose: ?
Hersenschade door onrijpheid van het centrale zenuwstelsel
Pathofysiologie: in de laatste periode van de zwangerschap
moeten nog veranderingen gebeuren in vascularisatie en
stofwisselingsactiviteit van delen van de hersenen. Bij
prematuren kan een bloeding ontstaan door schommelingen
in bloeddruk, vaatverwijding als gevolg van asfyxie en verlies
van auto-regulatie in het stroomgebied van de
hersenarterin. Deze bloeding noemt men een
periventriculaire intraventriculaire bloeding(PIVH) en wordt
ingedeeld op basis van gradering van Papile. Na het optreden
van zon bloeding kan een posthemorrhagische
hydrocephalus ontstaan. Ook kan door onvolledige
vascularisatie in bepaalde delen van de hersenen hypoxischischemische beschadigingen met secundaire infarceringen
optreden. Hierna volgt weefselverval(PVL: periventriculaire
leukomalacie).
Klinische symptomen ?
Behandeling: preventie; voornamelijk mogelijke risicofactoren
opsporen en verhelpen. Hiervoor intensieve bewaking van de
vitale functies.
Prognose : Bij graad 3 en 4 is de prognose somber, bij
ernstige PVL nog veel minder gunstig. Psychomore retardatie
en spasticiteit kunnen optreden bij PVL.
Hypothermie
Pathofysiologie: groot lichaamsoppervlak in relatie tot het
gewicht, weinig isolatie in de vorm van subcutaan vet, dunne
huid met minder uitgesproken vasoconstrictie en hoge
verdamping door zeer doorlaatbare huid verhogen het risico
op onderkoeling.
Klinische symptomen ?
Behandeling: preventie; verplegen bij hoge
omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid.
Prognose ?
Open blijven ductus arteriosus Botalli
Pathofysiologie: constrictie van spieren om vat heen blijft
vaak achterwege door verminderde gevoeligheid voor
zuurstof en geringe hoeveelheid spierweefsel. Leidt tot daling
van longvatweerstand, longvatovervulling en bemoeilijking
ontplooiing alveoli. Ademhalingsproblemen kunnen ontstaan.
Klinische symptomen: gewichtstoename door vochtretentie,
dyspnoe, tachypnoe, apnoe-aanvallen, respiratoire
insufficintie, crepitaties, heffende ictus cordis, celere perifere
Asfyxie
Pathofysiologie: intra-uteriene asfyxie kan leiden tot depressie
van het ademcentrium. Ook andere cerebrale complicaties
kunnen leiden tot ademhalingsproblemen. Ook bij
hersenoedeem ontstaat apnoe.
Klinische symptomen: Behandeling: Prognose: Persisterende pulmonale hypertensie
Pathofysiologie: pulmonale vaatweerstand daalt niet, als
gevolg van asfyxie, infecties, meconiumaspiratie,
longhypoplasie, hypoglykemie, hypothermie of
Voorbeeld casus
Robert wordt bij 37 weken zwangerschapsduur per keizersnede geboren
vanwege foetale nood. Zijn moeder is 28 jaar en para 3. Zij is bekend
met juveniele diabetes mellitus, waarvoor zij insuline gebruikt. In de
zwangerschap was het moeilijk de glucosespiegels bij moeder te
reguleren en u verwachtte een groot kind. Bij de geboorte heeft Robert
een matige start met Apgarscores van 5 en 7 na 1 en 5 minuten. Het
geboortegewicht bedraagt 4200 gram (dit is boven P97,7/ 2 SD bij deze
zwangerschapsduur). U laat hem ter observatie opnemen. Bij het
lichamelijk onderzoek ziet u een forse en macrosome zuigeling en
verder geen bijzonderheden. Omdat Roberts gewicht boven de 97,7de
percentiel is, spreekt u af om twee uur postpartum een glucosecontrole
uit te voeren. De glucoseconcentratie blijkt 1,2 mmol/l te zijn. Robert
krijgt direct een flesvoeding van 15 ml. en een glucose-infuus. In de
loop van twee dagen kan het glucose infuus geleidelijk worden
teruggebracht en blijven de glucosewaarden met orale voeding binnen
normale grenzen.
9. 2 Noem de symptomen, oorzaken (ingedeeld in hoofdgroepen met
voorbeelden) en behandeling van neonatale hypoglykemie. (van
den Brande).
- Klinische symptomen:
Functiestoornis van de hersenschors: overprikkelbaarheid,
tremoren of convulsies, abnormaal huilen
Functiestoornis van de hersenstam: apnoe-aanvallen,
cyanoseaanvallen zonder apnoe, tachpnoe
Andere functiestoornis: tachycardie, zweten
Asymptomatisch
- Oorzaken:
Geringe endogene glucoseproductie door onvoldoende
glycogenolyse en gluconeogenese (bij asfyxie, hypothermie,
ondervoeding, premature geboorte, sepsis)
Voorbeeld casus
Ismael is op maandagochtend om 02:00 uur poliklinisch geboren, na een
zwangerschap van 38 weken. U bent de huisarts en gaat
woensdagmiddag langs voor een kraamvisite. Op dat moment geven de
ouders aan dat zij zich zorgen maken omdat Ismael geel ziet. Verder zijn
er geen problemen. Hij drinkt goed en doet het ook verder goed. Zijn
geboortegewicht was 3200 g; vanochtend was het 2980 g. U bekijkt
Ismael en ziet dat hij een icterus heeft.
10.
2 Wat is het verschil tussen een fysiologische en
pathologische icterus neonatorum? Noem de oorzaken (ingedeeld
in hoofdgroepen met voorbeelden) van een pathologische icterus
neonatorum. Wat zijn de gevolgen en behandelingsmogelijkheden
van hyperbilirubinemie? (van den Brande)"
Fysiologische icterus neonatorum: ontstaat doordat lever na de geboorte
alle uitscheiding van bilirubine zelf moet doen. Ontstaat binnen 2-3 dagen,
duurt niet langer dan tot de 7e levensdag en de
serumbilirubineconcentratie is niet hoger dan 210 mmol/L.
Pathologische icterus neonatorum: wanneer de icterus binnen de eerste 24
uur zichtbaar is of na de 7e levensdag en de stijging van het
serumbilirubinegehalte meer dan 8,5 mmol/L per uur is of de
bilirubineconcentratie meer dan 210 mmol/L is.
- Oorzaken:
1. Verhoogd aanbod van bilirubine
Hemolytische ziekten
door rhesus en AB0-antagonisme
erfelijke aandoeningen: heoglobinopathie
overdosering vit. K
extravasculair bloed
petechiae
hematomen
ingeslikt bloed
polycythemie
chronische foetale hypoxie
foeto-foetale of materno-foetale transfusie
placentatransfusie
toegenomen enterohepatische circulatie
darmobstructie zoals atresie, stenosis
ziekte van Hirschsprung
meconiumileus
Dysmaturiteit
Voorbeeld casus
Timo wordt spontaan in schedelligging geboren bij een termijn van
39+4 weken. Zijn geboortegewicht is 2380 gram, even onder P2,3/-2 SD.
Hij is het eerste kind in zijn gezin. Zijn moeder had tijdens de
zwangerschap een hypertensie ontwikkeld met diastolische
bloeddrukken varirend van 95 tot 100 mmHg en werd daarvoor
behandeld met alfamethyldopa. Foetale bewaking met behulp van
cardiotocografie en echografie wees steeds op een goede conditie van
het kind. Timo heeft een goede start, met Apgarscores na 1, 5 en 10
minuten van 9, 10 en 10. Bij lichamelijk onderzoek worden geen
dysmorfien gevonden. De schedelomtrek is 35 cm (P50), de
lengte 49,5 cm (P25). Bij verder algemeen pediatrisch onderzoek zijn er
geen afwijkingen.
15.
2 Noem oorzaken en gevolgen van stoornissen in de intrauteriene groei. (van den Brande).
Gevolgen van stoornissen in de intra-uteriene groei zijn afhankelijk van de
fase in de zwangerschap waarop het probleem zich voor doet. Bij vroege
stoornissen kan de gehele groei verstoord zijn. Bj latere groeivertraging
wordt het meeste bloed naar de hersenen gestuurd om daar zo veel
mogelijk te redden. Andere organen kunnen dan wel in de problemen
komen.
- Moederlijke factoren
Slechte bloed- en zuurstoftoevoer naar de placenta(ernstig
hart- en longlijden, pre-existerende hypertensie, preeclampsie) -> verminderde groei
Diabetes mellitus -> excessieve stapeling van glycogeen en
vet of juist groeivertraging door vaatschade
Verslavende stoffen en overmatig alcoholgebruik en
verontreinigende stoffen -> laag geboortegewicht
Excessief roken -> laag geboortegewicht
Onvoldoende placentafunctie -> groeiachterstand
Kwaliteit van de uterus -> geboortegewicht lager bij lagere
kwaliteit(en 1e kind)
- Foetale factoren
Raciale (en genetische) verschillen -> verminderde intrauteriene groei
Chromosomale afwijkingen -> trisomie en deletie leiden tot
verminderde groei
Infecties -> stoornis in aanleg van een of meer organen, en
verminderde groei
16.
3 Wat zijn uiterlijke kenmerken van dysmaturiteit? Welke
specifieke problemen kunnen zich voordoen bij een dysmature
pasgeborene in de neonatale periode en op langere termijn?
Beschrijf van elk probleem de pathofysiologie, klinische
symptomen en behandeling. (van den Brande)
Voorbeeld casus
Sylvia is het eerste kind van consangune ouders van Siciliaanse
afkomst. Bij de geboorte was het de vroedvrouw opgevallen dat Sylvia's
clitoris opvallend fors was. De baby was hongerig en viel binnen drie
dagen ruim 10% in gewicht af. Enkele dagen later begon zij te braken.
Toen zij op dag 7 's nachts naar de Spoedeisende Eerste Hulp kwam zag
Sylvia er septisch uit, met ingevallen ogen en duidelijk verminderde
huidturgor. Zij had een vergrote clitoris met hyperpigmentatie. Het
laboratoriumonderzoek toonde ernstige hyponatrimie (124 mmol/l) en
hyperkalimie (7,5 mmol/l).
19.
1 Welke hormonen worden in overmaat geproduceerd bij het
adrenogenitaal syndroom, en welke hormonen zijn deficint bij dit
syndroom. Wat is de meestvoorkomende enzymdeficintie bij het
adrenogenitaal syndroom? (van den Brande, Heineman).
Te weinig cortisol en aldosteron. Te veel ACTH, DHEA en androgenen. Bij
embryologie differentiatie in mannelijke richting. In 90% van de gevallen
komt dit door een 21-hydroxylasedeficintie.
20.
1 Welke diagnostische onderzoeken zijn noodzakelijk bij de
evaluatie van een baby met een ambigue genitaal? (van den
Brande).
Anamnese: beloop van zwangerschap, geneesmiddelengebruik en genitale
ontwikkelingsstoornissen of bijnierstoornissen.
Lichamelijk onderzoek: palpabele gonaden(testes)
Aanvullend onderzoek: echografie (aanwezigheid van uterus, Mllerse
structuren. Aspect van de fallus, ontwikkeling corpora cavernosa, aan- of
afwezigheid chorda, plaats van de urethra-uitmonding, introitus en
pigmentatie van scrotum of labia. Ook wordt een karyogram gemaakt.
21.
1 Welke drie hoofdgroepen van oorzaken kunt u
onderscheiden bij stoornissen in de geslachtelijke ontwikkeling
(DSD disorders of sex development)? (van den Brande).
- DSD door afwijkende geslachtschromosomen gonadale
dysgenesie/echt hermafroditisme
22.
3 Beschrijf het pathofysiologische mechanisme van het
syndroom van Turner, syndroom van Swyer, syndroom van
Klinefelter en het androgeen-ongevoeligheidssyndroom.
(Heineman)
- Syndroom van Turner 45,X of 45,XO
Tot een amenorroeduur van ongeveer 16 weken verloopt de
gonadale ontwikkeling hetzelfde als bij kinderen zonder
Turner. Bij de 16e week gaan de primordiale follikels echter
snel te gronde. Bij de geboorte zijn alleen nog fibrotische
strengen terug te vinden, de streak-gonaden. De rest van de
foetale geslachtsontwikkeling vindt normaal plaats. Doordat
de dysgenetische gonade geen oestrogeen produceert zal
iemand met Turner nooit in de puberteit komen. Turner
patinten zijn klein doordat genen die coderen voor groei op
en ontbrekende X-chromosoom liggen.
- Syndroom van Swyer 46,XY
Er bestaat een defect in de TDF(Testis Determining Factor),
waardoor de gonaden zich niet ontwikkelen tot testes. In
aanleg worden gonaden ovaria, maar door het ontbreken van
een tweede X-chromosoom ontstaan ook hier streak-gonaden.
Doordat geen AMH wordt geproduceerd ontwikkelt zich verder
een geheel vrouwelijk geslachtsstelsel. De gonaden kunnen
zich maligne ontaarden en moeten dus verwijderd worden.
- Syndroom van Klinefelter 47,XXY
TDF is aanwezig, dus ontwikkelen testes, groeien de buizen
van Wolff uit en ontwikkelen de uitwendige mannelijke
genitalin zich. Pas in de puberteit ontstaan er verschillen
tussen XY-jongen en XXY-jongen. Er ontstaat snel verlies van
testisfunctie door atrofie van leydig-cellen, wat leidt tot
verlaagd testosteron. Hierdoor degenereren de tubuli
semeneferi en ontstaat azospermie.
- Androgeenongevoeligheidssyndroom 46,XY
Groeien op als vrouwen, doordat tijdens embryonale
ontwikkeling de androgeenreceptor niet werkt. De gonaden
ontwikkelen zich wel tot testes die zich in het abdomen, het
lieskanaal of de labia majora bevinden. Onder invloed van
AMH gaan de buizen van Mller in regressie, resulterend in de
afwezigheid van uterus, tubae en het bovenste deel van de
vagina. Door afwezigheid van androgeenreceptor ontwikkelen
de uiterlijke genitalia zich tot vrouwelijke genitalia, met een
korte, blind-eindigende vagina. Door afwezigheid van
androgeenreceptoren zal ook geen haargroei plaatsvinden.
Genetica
34.
2 Wat is het principe van Fluorescentie In Situ Hybridisatie
(FISH)? (Leerboek Medische Genetica).
FISH is een techniek die informatie kan geven over de aanwezigheid en
expressie van specifieke nuclenezuursequentie in microscopische
preparaten van zowel delende als niet-delende cellen. De gekloneerde
DNA-fragmenten die als probe worden gebruikt zijn voorzien van een
merkstof waardoor de plaats van de hybridisatie microscopisch zichtbaar
gemaakt kan worden.
35.
2 Welke twee groepen numerieke afwijkingen van de
chromosomen kent u? Welke oorzaken kent u voor numerieke
chromosoomafwijkingen? (Leerboek Medische Genetica).
Er zijn numerieke afwijkingen van geslachtschromosomen en numerieke
afwijkingen van andere chromosomen. Oorzaken hiervan zijn nondisjunctie(foutje bij meiose, chromosomen niet goed verdeeld over
dochtercellen), dubbele/tripele bevruchting(69/92 chromosomen) en
mozacisme(een deel van de cellen heeft een normaal aantal
chromosomen, een ander deel meer of minder).
36.
kent
-
37.
1 Wat is het verschil tussen mozacisme en kiemcelmozacisme? (Leerboek Medische Genetica).
Bij mozacisme treedt de non-disjunctie of anafase lagging op bij een deel
van de cellen tijdens de embryonale ontwikkeling. Dit zorgt ervoor dat
sommige organen of delen van het lichaam in de problemen komen en
anderen niet. Bij kiemcel-mozacisme treedt de afwijking op bij een deel
van de voorlopercellen van de gonaden, waardoor alle eicellen of
zaadcellen aangedaan zijn. De kans op herhaling van een afwijking bij een
kind is bij kiemcel-mozacisme dan ook hoger dan bij mozacisme.
38.
2 Noem 4 structurele chromosoomafwijkingen die zich tot
n chromosoom beperken. Welke van deze afwijkingen kan in
gebalanceerde vorm voorkomen? (Leerboek Medische Genetica).
- Puntmutatie = een enkele nucleotide is gemuteerd.
- Substitutie = vervangen van n nucleotide door een andere.
- Transitie: de ene mpyrimidine wordt vervangen door de andere of
een purine door een purine.
- Deletie = verlies van genetisch materiaal dat in lengte kan variren
van een enkele base tot een microscopisch zichtbaar
chromosoomgedeelte.
- Duplicatie = het in tweevoud aanwezig zijn van dezelfde genetische
informatie in een chromatide.
- Insertie = een toevoeging van genetische informatie aan het
chromosoom, dat niet pers ergens voor codeert, maar wel grote
gevolgen kan hebben.
- (Translocatie = structurele chromosoomafwijking, veroorzaakt door
het optreden van twee of meer breuken gevolgd door versmelting
van gedeelten van verschillende chromosomen. Bij een reciproke
translocatie vindt een uitwisseling van materiaal tussen twee niethomologe chromosomen plaats.)
- (Inversie = een structurele chromosoomafwijking veroorzaakt door
twee breuken in een chromosoom, gevolgd door omdraaiing en
inbouw van het tussen de breuken gelegen segment.)
De translocatie kan in gebalanceerd vorm voorkomen.
39.
1 Welke levensvatbare autosomale trisomien kent u? Wat is
het klinisch beeld en wat is de prognose? (Leerboek Medische
Genetica).
- Trisomie 13 (Patau syndroom) microcefalie, laagstaande oren,
korte nek, hoofdhuiddefecten, hemangiomen, gespleten lip en
gehemelte, microftalmie, anoftalmie en colobomen, arhinencefalie,
holoprosencefalie, evt. proboscis en cyclopie, postaxiale polydactylie
van de vingers en soms van de voeten, cardiocasculaire defecten,
polycystische nieren, malrotatie van de darm. 70% sterft in eerste
levensmaand.
- Trisomie 18 (Edwars syndroom) prenatale groeiretardatie met
polyhydramnion en kleine plactenta, spierhypertonie, kleine
oogspleten, kleine mond, micrognathie, dolichocefalie, kleine
laagstaande oren, korte thorax, smal bekken, vingers vormen een
vuist met de pink over de vierde vinger en de wijsvinger over de
middelvinger, hypoplastische nagels. Hartafwijkingen, longen,
maag-darm en nier problemen. Soms neurale buisdefecten. 50%
overlijdt binnen 2 maanden.
- Trisomie 21 groeiachterstand, vertraagde verstandelijke
ontwikkeling, afgevlakt achterhoofd, microcefalie, breed en vlak
aangezicht, licht schuinstaande ogen met huidplooi, vlekjes op de
iris, korte neus, smal en hoog gehemelte, tandafwijkingen, brede
diep gegroefde tong, dysplastische oren, korte en brede handen,
gekromde pink, congenitaal hartgebrek, duodenumatresie,
navelbreuk, spierhypertonie, grote eerste teen, veel ruimte tussen
eerste en tweede teen, viervingerlijn op de handpalmen. Hoge
leeftijd kan bereikt worden, vaak Alzheimer.